De balans tussen veiligheid en rechtsstaat |
|
Michiel van Nispen , Nine Kooiman , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Op welke manier is volgens u de balans tussen veiligheid en rechtsstaat de laatste tijd doorgeslagen naar veiligheid? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten, zeker ook vanwege de grote bezuinigingen op onder andere de politie en het openbaar Ministerie van de afgelopen en komende jaren?1
Wat bent u concreet van plan om deze balans weer in evenwicht te brengen, zoals u stelt in het interview?2
Is het mogelijk om deze balans terug te brengen gezien alle bezuinigingen op de begroting van uw ministerie? Zo ja, hoe?
Bent u bereid, om het evenwicht te herstellen, de politie weer onder te brengen bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties? Zo nee, waarom niet?
Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de politie te beleggen bij de Minister van Veiligheid en Justitie. Die keuze is door het huidige kabinet overgenomen. Of door een volgend kabinet andere keuzes worden gemaakt is thans niet aan de orde. Een discussie hierover kan plaatsvinden in het kader van een volgende kabinetsformatie. Het kabinet ziet geen aanleiding hierop vooruit te lopen.
De keuringen van perishables (zoals groente en fruit) die via Maastricht Aachen Airport (MAA) ons land binnen komen in Zuid Limburg |
|
Martijn van Helvert (CDA), Chantal Nijkerken-de Haan (VVD), Selçuk Öztürk (GrKÖ) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat sommige bederfelijke goederen («perishables», zoals groente en fruit) die via Maastricht Aachen Airport (MAA) ons land binnen komen gekeurd moeten worden op onder meer pesticiden alvorens deze producten worden vrijgegeven voor de consumentenmarkt?1
Ja.
Is het u bekend dat daar van Rijkswege speciale laboratoria voor aangewezen worden? Klopt het dat het dichtstbijzijnde laboratorium voor goederen die op MAA worden geïmporteerd in Wageningen is gelegen? Waarom zijn er niet meer laboratoria gecertificeerd om deze keuringen uit te voeren zoals bijvoorbeeld het Forensic Institute in Maastricht?
Het laboratorium van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in Wageningen is conform de General Food Law (Verordening EG/2002/178) het laboratorium waar de analyse van geïmporteerde hoogrisicoproducten, waaronder groenten en fruit, uit geheel Nederland plaatsvindt. Het gaat hier om groente en fruit uit niet-EU landen, die door de EU zijn aangewezen als hoogrisicoproduct (EU-Verordening 669/2009). Op basis van dit risico is een verhoogde controlefrequentie van toepassing. Er zijn geen andere laboratoria aangewezen voor de analyse van hoogrisicoproducten. Zoals aangegeven in de brief over de opvolging onderzoek naar de havenaanloop en doorvoerkosten in Noordwest-Europese zee- en luchthavens van 16 oktober jl. (Kamerstuk 29 862, nr. 29) wordt in het kader van het actieprogramma MAR-L (Maatwerkaanpak Regeldruk-Logistiek) momenteel onderzoek gedaan naar de werkwijze en tarieven van het laboratoriumonderzoek bij de import van hoogrisicolevensmiddelen uit landen met een verhoogd volksgezondheidsrisico. In het onderzoek wordt samen met betrokken partijen de problematiek in beeld gebracht, knelpunten benoemd en gekeken naar mogelijke oplossingsrichtingen. Naar verwachting zijn de resultaten van dit onderzoek eind dit jaar gereed. Over de uitkomst van het onderzoek wordt uw Kamer geïnformeerd.
Bent u bekend met het feit dat producten die voor 12.00 uur landen op de luchthaven nog diezelfde dag gekeurd kunnen worden waarbij de uitslag een dag later bekend is (doorlooptijd van 24 uur), dat producten die na 12.00 uur landen al een doorlooptijd kennen van 48 uur en dat vrachten die op zaterdag landen zelfs een doorlooptijd kennen van 72 uur? Vindt u dit een acceptabel service level?
Bent u bekend met het feit dat de gemiddelde doorlooptijd voor luchthavens in Duitsland en België gemiddeld 6 tot 12 uur bedraagt? Wat vindt u van dit verschil?
Deelt u de mening dat de lange doorlooptijd (door de keuringen) een concurrentie nadeel betreft voor de luchthaven MAA, maar ook voor de ondernemers in de branche? Zo nee, waarom niet?
Wat gaat u doen om op zo kort mogelijke termijn de dienstverlening te optimaliseren en/of het aantal laboratoria uit te breiden, zodat de luchthaven op gelijke voet kan concurreren?
De schokkende uitspraken op Twitter van een persoon die werkzaam is bij een onderwijsinstelling |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ), Selçuk Öztürk (GrKÖ) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Tweet van raadslid LEF Nissewaard zorgt voor ophef»?1
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak? Wat voor signaal gaat er naar uw mening uit naar de leerlingen van de school van de betrokkene, door haar uitspraken?
Ook gebruikers van internet en social media hebben, binnen de grenzen van de wet, recht op vrijheid van meningsuiting. Docenten hebben echter ook een voorbeeldfunctie voor hun leerlingen. Uitspraken waarin het omkomen van mensen lijkt te worden gezien als een soort verdiende straf («Karma is a bitch»), passen daar niet bij. De school heeft afstand genomen van deze kwetsende uitspraken en de betrokken docent ontheven van haar lessen. De school beraadt zich thans op de ontstane situatie.
Zijn de uitspraken van de betrokkene naar uw mening ook symptomatisch voor het feit dat discriminatie op internet een groot probleem en rijzende is?
We worden in ons land geconfronteerd met een beeld van toenemende onverdraagzaamheid. Dat uit zich niet alleen op internet, maar het internet is door de grote toegankelijkheid en laagdrempeligheid ervan wel een terrein waar discriminerende uitingen sterk naar voren komen. De cijfers die u noemt bevestigen dat beeld.
Wat vindt u ervan dat uit cijfers van het meldpunt voor internetdiscriminatie blijkt, dat het aantal meldingen van internetdiscriminatie vorig jaar met 22% is gestegen?2
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u ons van de meest recente cijfers voorzien met betrekking tot het voorkomen van internetdiscriminatie? Kunt u dit specificeren naar grond? Is er wederom sprake van een stijging?
Onderstaande tabellen bevatten de meest recente cijfers van het Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND), uitgesplitst naar gronden van discriminatie. Er is over de eerste negen maanden van 2015 wederom sprake van een stijging.
2015
2014
2013
t/m september
302
183
108
Totaal
n.n.b.
305
251
20151
2014
2013
Ras
144
159
129
Anders
38
34
42
Antisemitisme
21
31
14
Leeftijd
21
29
20
Godsdienst2
44
27
12
Persoonlijke discriminatie
27
16
15
Seksuele voorkeur
4
7
18
Handicap
3
2
1
tot en met 30 september 2015
43 van de 44 meldingen in 2015 waren islam gerelateerd
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg dat de regering, via de persoon van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met experts en vertegenwoordigers van Facebook en Twitter zal hebben over het voorkomen van discriminatie op internet?3
Zoals ik heb aangegeven in de tweede termijn van het Algemeen Overleg discriminatie op 9 september jl., zal ik uw Kamer voor de begrotingsbehandeling SZW informeren over de uitkomsten van het overleg dat op mijn Ministerie zal plaatsvinden.
Wat is de inzet van de regering in deze gesprekken? Wat zal de regering doen als Facebook en Twitter niet bereid zijn mee te werken?
Voor de expertmeeting worden diverse stakeholders uitgenodigd: internet- en social media bedrijven, organisaties waarbij internetdiscriminatie gemeld kan worden als ook organisaties die zich richten op verantwoord internetgebruik. De inzet van de expertmeeting is om informatie en ideeën uit te wisselen. De verschillende stakeholders zal daarbij gevraagd worden om aan te geven welke rol zij voor zichzelf zien in het tegengaan van discriminatie op internet, waar zij tegenaan lopen en welke mogelijkheden tot verbetering zij zien. Hierbij ligt de nadruk op het verkrijgen van nader inzicht in de knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen en de bijdrage die partijen daar zelf aan kunnen leveren.
Op basis van de uitkomsten hiervan zal het vervolg nader worden bepaald.
Met welke andere stakeholders overlegt de regering ten aanzien van internetdiscriminatie? Is de regering bereid een bredere conventie in te lassen met bijvoorbeeld providers, Google en Youtube om het punt van internetdiscriminatie onder de aandacht te brengen?
Zie antwoord vraag 7.
Wat voor maatregelen gaat de regering nemen om discriminatie op internet aan te pakken?
Voor discriminatie op internet bestaat de mogelijkheid aangifte van strafbare uitingen te doen bij de politie of de uiting voor te leggen aan het landelijk Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND). De inzet voor de expertmeeting is in eerste instantie om te bekijken wat de stakeholders zelf kunnen doen of verbeteren om discriminatie op internet aan te pakken.
Is de regering nu wel bereid om een racismeregister in te voeren, waarin de namen en uitspraken, zoals die van de betrokkene, worden geregistreerd en waarbij een registratie in het racismeregister een baan bij de overheid en het onderwijs onmogelijk maakt? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het doen van racistische uitingen verhoudt zich niet tot hetgeen van overheidspersoneel verwacht mag worden. In het verleden geplaatste racistische opmerkingen op internet zijn in zijn algemeenheid echter geen reden om iemand de toegang tot een baan bij de overheid of binnen het onderwijs te ontzeggen, tenzij een dergelijke opmerking heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling. Dan kan deze veroordeling een voor een bepaalde functie noodzakelijk goed gedrag in de weg staan. Binnen de overheid bestaat hiervoor de procedure om – indien de aard van de functie en het risico dat aan de werkzaamheden is verbonden hierom vragen – van de sollicitant een zogenaamde Verklaring omtrent gedrag (VOG) te vragen. Ik ben geen voorstander van een apart racismeregister zoals dat wordt voorgestaan door de leden Kuzu en Öztürk, naast de justitiële en politiegegevens die al geraadpleegd worden bij een VOG-procedure.
Is de regering nu wel bereid om een educatieve maatregel discriminatie in te voeren, vergelijkbaar met de educatieve maatregel alcohol, waarbij mensen die discrimineren corrigerend worden bijgeschoold en ervan doordrongen raken dat discriminatie echt niet kan? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het ontwerpen van een educatieve maatregel of leerstraf vergelijkbaar met de educatieve maatregel alcohol is een arbeidsintensief traject: er zal veel geïnvesteerd moeten worden in het inrichten van de maatregel/straf. Het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie van het Openbaar Ministerie geeft aan dat de recidive van personen die bestraft worden voor een discriminatiefeit vrijwel nihil is. Het invoeren van een maatregel met als doel speciale preventie lijkt dan ook niet nodig. Overigens bestaat voor de rechter bij vaststelling van strafbare discriminatie reeds de mogelijkheid tot het opleggen van een taakstraf. De taakstraf kan ook een leerstraf inhouden, welke kan worden ingevuld als een leertraject tegen discriminatie. Rechters maken hier in beperkte mate gebruik van.
Is de regering bereid om de bekendheid en de rol van het meldpunt internetdiscriminatie te vergroten? Zo ja, wat gaat de regering ondernemen en hoe gaat de regering de gang van social media naar het meldpunt internetdiscriminatie beter faciliteren? Zo nee, waarom niet?
MiND heeft een aantal communicatieactiviteiten die structureel terug komen. Dit omvat onder meer een succesvolle Facebook campagne in 2014 die in het najaar van 2015 wordt herhaald, het inzetten van jongerenambassadeurs, deelnemen aan de Gay Pride in Amsterdam en investeren in de vindbaarheid van MiND op internet. Daarnaast worden mensen in de landelijke campagne tegen discriminatie via de website discriminatie.nl doorverwezen naar MiND als er specifiek sprake is van internetdiscriminatie. De samenwerking van MiND met Facebook en Twitter zal in de expertmeeting aan de orde komen.
Is de regering bereid een betere gang van social media naar het meldpunt internetdiscriminatie mede inzet van de gesprekken met Facebook en Twitter te maken? Moet er bij een rapportage van ongewenste content op social media niet direct kunnen worden doorgelinkt naar het meldpunt internetdiscriminatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Welke aan een ministerie of aan de overheid gelieerde antidiscriminatie bureaus bestaan er op dit moment? Welke zijn er tijdens deze kabinetsperiode ontbonden?
Op grond van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (Wga) dient elk gemeentebestuur burgers toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening (ADV). Deze voorzieningen dienen onafhankelijke bijstand te bieden bij klachten over discriminatie en deze klachten te registreren. Het is, binnen de wettelijke kaders, een lokale keuze en verantwoordelijkheid hoe een ADV wordt ingericht. Er zijn 23 onafhankelijk antidiscriminatiebureaus die voor een groot aantal gemeenten de taken uit de Wga uitvoeren. Er zijn daarnaast gemeenten die ervoor kiezen om de wettelijke taken op andere wijze vorm te geven, zoals bijvoorbeeld het onderbrengen van de taak bij een welzijnsorganisatie.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal onderzoeken hoe gemeenten de taken van de Wga uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek worden in de eerste helft van 2016 verwacht. Hoewel er in deze kabinetsperiode veranderingen in de gemeentelijke uitvoering van de Wga zullen zijn geweest, zijn er mij op dit moment geen gevallen bekend waarin een antidiscriminatiebureau is ontbonden. Ook dit zal in het bovengenoemde onderzoek nader in kaart worden gebracht.
Wat voor output hebben de aan een ministerie of aan de overheid gelieerde antidiscriminatie bureaus de afgelopen jaren geleverd?
Uit de wettelijke taakomschrijving van ADV’s vloeit voort dat zij de klachten en meldingen die jaarlijks binnenkomen, registreren en daarover rapporteren. Op deze manier leveren ze een belangrijke bijdrage bij het in kaart brengen van de discriminatieproblematiek op lokaal niveau. Naast het verzorgen van bijstand aan burgers, geven veel ADV’s ook voorlichting en advies. Een overzicht van alle output die antidiscriminatiebureaus en andere voorzieningen in de afgelopen jaren hebben geleverd is niet eenvoudig te geven. Uit het in vraag 14 genoemde onderzoek naar de uitvoering van de Wga zal wel een inzichtelijk beeld naar voren komen over de werkzaamheden en resultaten van de verschillende voorzieningen in alle Nederlandse gemeenten.
Het bericht dat Nederlandse banken een megakippenbedrijf in Oekraïne financieren |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Nederlandse banken een megakippenbedrijf in Oekraïne financieren?1
Ja.
Wat is uw mening over het gigabedrijf Myronivsky Hliboproduct (MHP) in Oekraïne, waar jaarlijks 322 miljoen kippen worden gefokt en geslacht, bijna net zoveel als in heel Nederland?
Het Nederlandse kabinet staat een integrale aanpak voor waar het gaat om de veehouderij. Onderdeel daarvan is een begrenzing of beperking aan de groei van de veehouderij waar dit uit een oogpunt van volksgezondheid, milieu, natuur, kwaliteit van de leefomgeving (waaronder geurhinder) of landschappelijke inpassing noodzakelijk is. Het is aan de regering van de Oekraïne of een dergelijke schaalomvang zoals van het genoemde bedrijf wenselijk is. Bedrijven dienen in ieder geval te voldoen aan de wettelijke voorschriften van het land en de richtlijnen van maatschappelijk verantwoord ondernemen van de OESO na te streven.
Wat zijn de dierenwelzijnsnormen bij MHP?
Momenteel zijn de dierenwelzijnsnormen in Oekraïne lager dan in Nederland. Voor de productie van zijn vleeskuikens heeft MHP specifiek beleid vastgelegd.
Op verzoek van IFC (onderdeel Wereldbankgroep) heeft enkele maanden geleden een onafhankelijke audit plaatsgevonden gericht op dierenwelzijn waarbij het bedrijf volgens de audit goed scoorde op het gebied van dierenwelzijn en bioveiligheid. MHP hanteert internationale normen als bedrijfstandaard zoals EU-richtlijnen en de normen van de World Organisation for Animal Health (OIE) – waar Oekraïne permanent lid van is.
Hoe verhouden de Nederlandse en Oekraïense dierenwelzijnsnormen zich tot elkaar?
Oekraïne heeft dierenwelzijnsvoorschriften met algemene doelvoorschriften, die niet precies aangeven hoe deze moeten worden bereikt. Een gedetailleerde vergelijking van de EU en Oekraïense normen is onderdeel van het EU-associatieverdrag met Oekraïne (zie verder antwoord onder vraag 7).
Wat is het gevolg voor de Nederlandse agrarische sector (met name pluimvee en varkens) van de opkomst van dergelijke megabedrijven in landen met lage milieu en dierenwelzijnsnormen?
Het EU-associatieverdrag met Oekraïne heeft onder andere als doel een geleidelijke economische integratie van Oekraïne met de EU te bewerkstelligen, via de oprichting van een Diepe en Brede Vrijhandelszone (Deep and Comprehensive Free Trade Area, DCFAT).
In het EU-associatieverdrag met Oekraïne is vastgelegd dat Oekraïne zich zal inspannen om zijn wetgeving op één lijn te brengen met die van de EU, ook op het terrein van dierenwelzijn. Oekraïne is thans bezig met een plan van aanpak voor de veehouderijsector en zal niet later dan drie maanden na het inwerkingtreding van het vrijhandelsakkoord EU-Oekraïne een strategieplan aan het SPS-comité (Sanitair en PhytoSanitair) voorleggen. Het stappenplan beoogt de geleidelijke aanpassing van de Oekraïense sanitaire en fytosanitaire wetgeving en praktijk voor levensmiddelen en diervoeders, gezondheid van planten en dieren en welzijn aan die van de Europese Unie. De EU ondersteunt Oekraïne onder andere om het corresponderende institutionele-hervormingsprogramma (IHP) ten uitvoer te brengen en zal regelmatig het implementatieproces monitoren. Vanuit de Nederlandse overheid wordt daarbij de nadruk gelegd op Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
In dit verdrag is afgesproken dat er voor pluimveevlees een heffingsvrije contingent komt (0% tarief) van 36.000 ton (16.000 ton vers en 20.000 ton bevroren). Op een totale EU-productie van 12,9 miljoen ton betreft dit een aandeel van 0,3%. Deze import zal weinig effect hebben op de prijsvorming van pluimveevlees in de EU. Import van pluimveevlees vindt plaats omdat men in Oekraïne voldoet aan de Europese voedselveiligheidseisen. Voor varkens voldoet Oekraïne hier nog niet aan, en er is geen export van varkensvlees naar de EU. Het is dus niet zo dat vleesproducten vrijelijk op de Europese markt kunnen worden gebracht.
Klopt het dat onder het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Oekraïne vleesproducten vrijelijk op de Europese markt kunnen worden gebracht? Worden dierenwelzijns-, milieu en volksgezondheidsnormen betrokken bij het vrijhandelsverdrag met Oekraïne?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke termijn dient Oekraïne stappen te zetten om de dierenwelzijns- en milieunormen op één lijn te brengen met die in de EU? Welke stappen zijn dit precies?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat de Rabobank en ING in het buitenland veehouderijen financieren die oneerlijk concurreren met Nederlandse veehouderijen?
In onderhavig geval gaat het om een Oekraïense partij die conform internationaal afgesproken richtlijnen opereert. Binnen deze afgesproken richtlijnen dragen buitenlandse partijen bij aan de duurzame ontwikkeling van de veehouderij in Oekraïne en kunnen op termijn de normen van de Oekraïense veehouderij naar boven worden opgetrokken. Het gaat hier dus om het opereren binnen een afgesproken raamwerk.
Worden er nog steeds exportkredietverzekeringen verstrekt, voor de export van stalsystemen en het vergroten van kennis, aan gigastallen in het buitenland?
De Nederlandse overheid ondersteunt exporterende bedrijven met een exportkredietverzekering wanneer de betalingsrisico’s van de betreffende export transactie niet door de private markt afgedekt kunnen worden. De exportkredietverzekeringfaciliteit ondersteunt deze bedrijven omdat ze de Nederlandse export stimuleren, de concurrentiekracht versterken en werkgelegenheid mogelijk maken. Bij deze ondersteuning wordt geen onderscheid gemaakt naar de sector waarin het bedrijf actief is maar gelden wel strikte regels en afspraken waaraan bedrijven zich moeten houden. Dit geldt dus ook voor de Nederlandse bedrijven die zaken doen met veehouderijsystemen in het buitenland.
Voorafgaand aan de verstrekking van een exportkredietverzekering wordt een maatwerkbeoordeling uitgevoerd op basis van internationale normen voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Dierenwelzijn maakt expliciet onderdeel uit van deze beoordeling. Goed dierenwelzijn is o.a. gerelateerd aan goede huisvesting waarbij de inrichting van de stal en het management van voeder en drinkwater en het hanteren van de dieren doorslaggevende factoren zijn en de stalomvang niet. Stalomvang is geen selectiecriterium bij de exportkredietverzekeringsaanvragen.
Wel ziet het kabinet in algemene zin grenzen aan de groei van de veehouderij. Deze moeten dan wel in regionaal dan wel lokaal perspectief worden bezien en binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders.
Het kabinetsstandpunt inzake de intensieve veehouderij is naar uw Kamer gezonden op 14 juni 2013 (Kamerstuk 28 973, nr. 134) en herhaald bij de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2014 (Kamerstuk 33 750-XVII).
Wordt er bij het verstrekken van exportkredietverzekeringen voor de export van stalsystemen en agrarische kennis rekening gehouden met de Nederlandse of de Oekraïense dierenwelzijnsnormen?
Voorafgaand aan het verstrekken van exportkredietverzekeringen wordt er een maatwerkbeoordeling uitgevoerd waarbij niet alleen wordt getoetst aan lokale wet- en regelgeving maar juist ook aan de internationaal overeengekomen normen, de zogeheten IFC Performance Standards, waarvan dierenwelzijn onderdeel is. Wanneer na een uitgebreide toetsing en beoordeling het eindoordeel is dat er per saldo geen onaanvaardbare milieu en sociale risico’s worden verwacht, kan een exportkredietverzekering worden verstrekt aan Nederlandse bedrijven en banken. Bij de exportkredietverzekering gaat het veelal om de levering van Nederlandse hoogtechnologische producten en diensten waaraan hoge dierenwelzijnsnormen zijn verbonden. Door de afname van deze producten en diensten kunnen de buitenlandse partners hun dierenwelzijn verbeteren en daarmee hun eigen dierenwelzijnsnormen opschroeven.
Deelt u de mening dat er door de overheid geen exportkredietverzekeringen mogen worden verstrekt voor de export van stalsystemen met een lagere dierenwelzijnsnorm dan in Nederland van toepassing is?
Nederland hanteert hoge dierenwelzijnsnormen en moedigt andere landen aan dezelfde normen na te volgen. Zoals hierboven is aangegeven, kunnen exporttransacties een positieve bijdrage leveren aan het opkrikken van de dierenwelzijnsnormen in landen waar de normen nu nog lager liggen. Bij internationaal ondernemen gelden de internationale normen voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, waaronder ook dierenwelzijnsnormen. Nederland houdt zich aan deze afspraken zodat ons bedrijfsleven kan concurreren op basis van een level playing field.
De berichtgeving dat de MIVD nog steeds advocaten afluistert |
|
Wassila Hachchi (D66), Alexander Pechtold (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «MIVD is door tapblunder ontmaskerd» en «Het mysterieuze telefoongesprek»?1
De MIVD verzoekt tot inzet van een tap indien dit noodzakelijk is om zijn wettelijke taken uit te voeren, zoals het verrichten van onderzoek naar terroristische dreiging, spionage of het beschermen van militairen op missie. Elk verzoek tot inzet van een tap moet worden gemotiveerd, waarbij wordt ingegaan op de noodzaak, de proportionaliteit en de subsidiariteit. Het verzoek wordt vervolgens inhoudelijk en juridisch getoetst. Indien ik de noodzaak onderschrijf en het verzoek tot inzet voldoet aan de waarborgen die de wet stelt, geef ik toestemming voor de inzet van de bevoegdheid. De CTIVD houdt nauwgezet toezicht op de rechtmatige uitvoering van de wet door de MIVD.
Zoals u weet kan ik in het openbaar niet ingaan op de vraag of iemand door de MIVD wordt afgeluisterd. De reden daarvoor is duidelijk: iemand met kwade motieven zou slechts de vraag hoeven stellen om te achterhalen of hij of zij onder de aandacht van de MIVD staat. Om precedentwerking te voorkomen moet ik bij de beantwoording van dergelijke vragen consequent zijn, hoe onwaarschijnlijk sommige claims ook klinken. Ik onderstreep dat het beeld als zou de MIVD te pas en te onpas advocaten afluisteren, niet strookt met de werkelijkheid. Ik verwijs u met betrekking tot dit onderwerp tevens naar mijn brief van 27 januari 2014 (Kamerstuk 29 521, nr. 227) waarin ik heb geschreven dat de militaire verdachte in de gelegenheid wordt gesteld vertrouwelijk overleg te voeren met een advocaat en dat in geen geval een opsporingsambtenaar het gesprek mag kunnen volgen.
Klopt het dat de MIVD (Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst) gesprekken afluistert die worden gevoerd tussen cliënt en advocaat?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat donderdag 3 september een gesprek is afgeluisterd tussen advocaat Olivier baron van Hardenbroek van Amstel en zijn cliënt Ibrahim A.?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u zich er van bewust dat de rechter heeft geoordeeld dat dit tappen onrechtmatig is?2
Voor een reactie op de uitspraak van de rechter inzake het afluisteren van advocaten verwijs ik u naar de brief van 27 juli jl. (Kamerstuk 29 279, nr. 268) van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mij. Het Gerechtshof heeft op 27 oktober jl. in hoger beroep het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. De implicaties van de uitspraak in hoger beroep worden thans bestudeerd, waarbij de mogelijkheden om uitvoering te geven aan een onafhankelijke toets in kaart worden gebracht. Het streven is om de Tweede Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren.
Wanneer bent u van plan de door u aangekondigde beleidswijziging om te voorzien in een onafhankelijke toets bij het tappen van advocaten, in te voeren?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid deze onafhankelijke toetsing zodanig in te richten dat deze plaatsvindt voordat een advocaat ook daadwerkelijk wordt getapt, in plaats van toetsing achteraf? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid het «nader onderzoek» zoals dat dit wordt uitgevoerd door de CTIVD (Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten) naar aanleiding van de klacht van de MIVD aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
De CTIVD adviseert over klachten. Deze adviezen betreffen individuele gevallen en worden nooit aan de Kamer verstrekt.
Bent u bereid tot het moment dat er een onafhankelijke toetsing is, advocaten niet meer af te luisteren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u specificeren hoe vaak de MIVD advocaten afluistert, aangezien de MIVD zelf bestrijdt dat het «te pas en te onpas» advocaten afluistert? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u zich er van bewust dat indien u niet specificeert hoe vaak de MIVD advocaten afluistert, het beeld blijft bestaan dat de MIVD te pas en te onpas advocaten afluistert?
Zie antwoord vraag 1.
De advertentie van Zorgverzekeraars Nederland: “Je kunt niet iedere Nederlander toegang geven tot de allerbeste zorg zonder af en toe ‘nee’ te verkopen” |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de advertentie van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) over de uitgangspunten van het Nederlandse zorgstelsel en de rol van zorgverzekeraars hierin?1
Ja.
Wat vindt u van de voorliggende poging tot dialoog en zelfreflectie van ZN?
Ik waardeer het initiatief van ZN om de dialoog aan te gaan met verzekerden en zorgaanbieders. Deze dialoog geeft zorgverzekeraars inzicht in hoe gekeken wordt naar hun rol in het zorgstelsel. Dit biedt zorgverzekeraars de mogelijkheid om hiermee rekening te houden bij hun beleid, hetgeen het vertrouwen van verzekerden en zorgaanbieders kan vergroten. Verder kunnen zorgverzekeraars eventuele verkeerde verwachtingen over hun rol bijstellen. Uiteraard is het van belang dat alle betrokken partijen openstaan voor oplossingen en verschillende zienswijzen.
Deelt u de mening dat de mogelijkheid tot dialoog met ZN een sympathiek initiatief is, maar dat de tekst in deze advertentie hiertoe een gemiste kans betekent, aangezien in deze advertentie vooral sprake is van het zenden van een standpunt en zienswijze van ZN in plaats van een vraag aan het publiek tot meedenken, kritiek en advies?
Ik heb hierover geen mening. Het is een initiatief van ZN en het is dan ook aan hen om te bepalen hoe zij invulling geven aan dit initiatief.
Wat betreft mijn rol ten aanzien van de dialoog tussen verzekeraars en hun verzekerden, werk ik zoals u weet aan een wetvoorstel om de invloed van verzekerden te vergroten. Dit wetsvoorstel ontvangt u in het voorjaar van 2016.
Deelt u de mening dat een dialoog tussen verzekerden en zorgverzekeraars een waardevolle kans kan bieden tot het verhogen van het vertrouwen van de burger in zorgverzekeraars, dat op dit moment laag is? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u ook dat deze mogelijkheid tot verhogen van vertrouwen in zorgverzekeraars er alleen is wanneer alle betrokken partijen openstaan voor oplossingen en verschillende zienswijzen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke rol ziet u voor uzelf weggelegd bij de verdere stimulering van een dialoog tussen verzekerden, zorgverzekeraars en zorgaanbieders? Welke verbeterpunten ziet u nog met betrekking tot deze dialoog?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het jammer is dat ZN een open dialoog zegt na te streven, maar met deze advertentie met name lijkt te sturen op de financiële kant van de zorg, in plaats van een bredere selectie van onderwerpen, zoals onder andere preventie, zeggenschap en dienstverlening aan verzekerden?
Zie mijn antwoord op vraag 3 en 6.
Wat is uw mening over de twee gestelde uitgangspunten van het zorgstelsel in de advertentie, te weten «solidariteit» en «duidelijke regels»? Kent u de motivatie van ZN om van deze twee uitgangspunten uit te gaan? Komt dit overeen met de uitgangspunten die door u worden uitgedragen?
De doelstellingen van het Nederlandse zorgsysteem zijn het leveren van zorg van goede kwaliteit, betaalbaar (doelmatig) en toegankelijk. Uitgangspunten zoals zelfbeschikking, goede informatie en solidariteit zijn belangrijke uitingen daarvan en niet uitputtend. Duidelijke regels zijn een middel. Solidariteit en duidelijke regels zijn belangrijke uitgangspunten om deze doelstellingen te bereiken.
Deelt u de mening dat de uitgangspunten van het Nederlandse zorgsysteem veel verder reiken dan slechts solidariteit en duidelijke regels, en dat bijvoorbeeld kwaliteit van zorg, zeggenschap en transparantie minstens zo belangrijke waarden zijn binnen het systeem? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe ziet u de stelling van ZN met betrekking tot het «nee» moeten verkopen door zorgaanbieders en zorgverzekeraars, om zo iedere Nederlander toegang te kunnen geven tot de allerbeste zorg? Hoe verhoudt deze stelling zich tot de taak van zorgverzekeraars om de toegang tot zorg – waar iedereen recht op heeft – te waarborgen, zeker met betrekking tot de zorgplicht van zorgverzekeraars?
Zorgverzekeraars hebben de taak om een rechtmatig, doelmatig en gepast gebruik van zorg te waarborgen. Dit is nodig om betaalbare zorg te kunnen blijven bieden. In bepaalde gevallen kan dit tot een noodzakelijke «»nee»» leiden, bijvoorbeeld als een verzekerde een vergoeding vraagt voor zorg die geen onderdeel uitmaakt van het pakket. De randvoorwaarde hierbij is uiteraard de zorgplicht van zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars zijn verplicht om noodzakelijke zorg binnen een redelijke termijn en op redelijke afstand te bieden.
Bent u het eens met de gestelde algemene boodschap van de branchevereniging van zorgverzekeraars, en ziet u de boodschap van ZN zodanig als een verlengde van uw beleid? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoorden op vraag 8 en 9.
Hoe gaat u als stelselverantwoordelijke erop sturen dat de uitvoerende partijen binnen het stelsel, zoals zorgverzekeraars, het beleid uiteindelijk uitvoeren binnen dezelfde waarden en uitgangspunten, zoals deze in het beleid zijn vormgegeven? Wat is de concrete invulling van uw verantwoordelijkheid wanneer er tegenstrijdigheden spelen tussen deze waarden en uitgangspunten binnen het beleid, en bij de uitvoerende partijen hiervan?
Zorgverzekeraars dienen binnen het geldende wettelijke kader de Zorgverzekeringswet uit te voeren. De NZa ziet hierop toe en zal zo nodig handhavend optreden. Daarnaast apprecieer ik het als verschillende partijen met elkaar de dialoog zoeken. Ik beoordeel de inzet van de zorgverzekeraars in dat kader als positief.
Een nieuw systeem voor een veiliger patiëntendossier |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het initiatief van Amsterdamse huisartsen voor een veiliger patiëntendossier en uitwisseling van patiëntgegevens?1
Er bestaan verschillende systemen waarmee gegevens elektronisch worden uitgewisseld. Het landelijk schakelpunt (LSP) is er daar één van. In zijn algemeenheid ben ik een voorstander van elektronische gegevensuitwisseling in de zorg, mits bij het gebruik van elektronische uitwisselingssystemen wordt voldaan aan de wet- en regelgeving. Het is het niet aan mij over de individuele systemen te oordelen, maar aan de toezichthouder, het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Mijn verantwoordelijkheid richt zich op het stellen van de randvoorwaarden waaraan de verschillende systemen moeten voldoen, met name op het gebied van privacy en veiligheid. Overigens is schaalgrootte niet de bepalende factor voor de veiligheid of bescherming van de privacy.
Erkent u dat het uitwisselen van gegevens in veel gevallen inderdaad kan zonder schakelpunt, en dat met het nieuwe systeem de schaal van toegang kleiner is dan bij het Landelijk SchakelPunt (LSP), zodat er minder bedreigingen voor veiligheid/privacybescherming bestaan?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de aanblijvende zorgen die er zijn over het LSP, de vervanger van het Elektronisch Patiëntendossier (EPD), over de privacy voor patiënten?
Ik vind veilige en betrouwbare uitwisseling van medische gegevens erg belangrijk. Het is echter aan de toezichthouder (CBP) toe te zien op de privacy van burgers en te toetsen of elektronische uitwisselingsystemen voldoen aan de wet- en regelgeving. Uiteraard heeft dit ook mijn belangstelling met het oog op het stellen van randvoorwaarden.
Onder welke wettelijke voorwaarden valt het initiatief van de Amsterdamse huisartsen op dit moment? Is de vervangende EPD-wet nog wel nodig als gebruik wordt gemaakt van dit initiatief? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Bij het (al dan niet elektronisch) uitwisselen van gegevens gelden op dit moment de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO). In aanvulling daarop is er het wetsvoorstel Cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens dat op dit moment voor behandeling in de Eerste Kamer ligt. Dit wetsvoorstel stelt aanvullende regels en regelt de rechten van cliënten bij het gebruik van elektronische uitwisselingsystemen, dus ook voor dit Amsterdamse initiatief.
Kunt u garanderen dat de Amsterdamse huisartsen de mogelijkheid krijgen om met dit initiatief te werken en het te testen, en dat zij niet gehinderd zullen worden door de zorg-inkoopregels van zorgverzekeraars? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan dit niet garanderen. Het is aan de zorgaanbieders, en in dit geval de Amsterdamse huisartsen, om met de zorgverzekeraars afspraken te maken over de zorginkoopregels. De overheid treedt daar niet in.
Hoe reageert u op het feit dat drie zorginstellingen uit de ouderenzorg en geestelijke gezondheidszorg, bij wijze van proef, toegang krijgen tot het LSP? Op welke wijze is de toestemming van burgers voor het uitwisselen van de gegevens geregeld? 3
Het staat partijen in het zorgveld vrij te kiezen om gebruik te maken van het landelijk schakelpunt (LSP), mits daarbij wordt voldaan aan wet- en regelgeving.
Volgens informatie van de beheerder van het LSP, de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ), gaat het hier om een proef om alle praktische voorzieningen voor te bereiden en te testen. De proef in Waardenland van WeMove betreft drie zorginstellingen en een beperkt aantal daar werkzame medisch specialisten. Koepelorganisaties Actiz en GGZ Nederland hebben samen met VZVZ de inhoud en reikwijdte van de proef bepaald.
De VZVZ geeft aan dat juridisch is vastgesteld dat de bestaande toestemming van patiënten (op basis van Wbp en WGBO) voorziet in het beschikbaar mogen stellen van medicatieoverzichten aan de medisch specialisten in de drie zorginstellingen waartoe de proef beperkt is. Uiteraard alleen wanneer dit in het specifieke geval noodzakelijk zou zijn in het kader van de behandeling van een betrokkene.
Klopt het dat het uitwisselen van gegevens niet binnen de huidige toestemming valt?
Zie antwoord vraag 6.
Hoeveel meer zorgverleners krijgen toegang tot het LSP door de proef die wordt gedaan en in hoeveel patiëntgegevens krijgen zij inzage?
VZVZ meldt mij dat een beperkt aantal medisch specialisten twee verzorgingsinstellingen en een GGZ-instelling in de proef medicatiegegevens kunnen opvragen en inzien van in potentie resp. 200/250 en 100 patiënten, mits er sprake is van een behandelrelatie en de patiënten daarvoor toestemming hebben gegeven. Partijen hebben ingestemd met een proef van deze beperkte omvang. Voor alle duidelijkheid: de proef betreft alleen noodzakelijke medicatiegegevens.
Is het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) betrokken bij de proef met nieuwe zorgsectoren die toegang krijgen tot het LSP? Zo ja, wat was hun oordeel en advies? Zo nee, waarom niet en bent u bereid het CBP te verzoeken om deze proef vooraf te beoordelen en te volgen op de gevolgen voor de privacy van burgers?
Alle uitwisselingen van medische gegevens moeten voldoen aan de geldende wet en regelgeving. Het is aan het College Bescherming Persoonsgegevens daar toezicht op te houden en handhavend op te treden. Het College Bescherming Persoonsgegevens is onafhankelijk en bepaalt haar eigen agenda.
Mijn verantwoordelijkheid is gericht op het stellen van de randvoorwaarden. Het is dan ook niet aan mij om specifieke uitwisselingen ter toetsing voor te leggen aan het College Bescherming Persoonsgegevens.
De ISLA-raffinaderij |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten over de stijgende uitstoot van de ISLA-raffinaderij op Curaçao? Zo ja, kloppen de berichten dat de door de ISLA-raffinaderij veroorzaakte vervuiling alsmaar toeneemt?1
De berichtgeving is mij bekend en uit recent gepubliceerde gevalideerde meetrapporten van de GGD Amsterdam over de jaren 2011 t/m 2014 blijkt dat de uitstoot van het gehele complex toeneemt.
Klopt het dat de ISLA-uitstoot van zwaveldioxide zowel het daggemiddelde als voor het jaargemiddelde over 2014 heeft overschreden? Zo ja, welke actie is hierop ondernomen?
Er geldt op grond van milieuvergunningvoorschriften als norm niet meer dan 80 microgram/m3 als jaargemiddelde bij te dragen aan de neerslag zwaveldioxide. In hoeverre Isla dit verbod overtreedt is aan de hand van de meetrapporten van de GGD Amsterdam moeilijk vast te stellen, aangezien meerdere inrichtingen op en rond het Isla-terrein bijdragen aan de vervuiling.
Klopt het dat deze uitstoot niet voldoet aan de voor de ISLA-raffinaderij gestelde vergunningvoorschriften of WHO-richtlijnen? Zo ja, welke actie is hierop ondernomen?
De WHO-normen liggen lager dan de voorschriften uit de geldende milieuvergunning, zie verder het antwoord bij vraag 2. De regering van Curaçao heeft aangegeven dat de milieugevolgen van de raffinaderij voor de bevolking aangepakt dienen te worden. Curaçao is druk doende met de uitwerking van de scenario’s voor een, ook milieutechnisch verantwoorde raffinaderij.
Deelt u de mening dat, zeker gezien de lange voorgeschiedenis van de door de ISLA-raffinaderij veroorzaakte vervuiling, ingrijpen op korte termijn strikt noodzakelijk is? Zo nee, waarom niet?
Uit het gesprek dat ik onlangs nog met Minister-President Whiteman had leid ik af dat de regering van Curaçao de zorgen over het milieu en de volksgezondheid deelt en oplossingen verkent. Nederland is verder bereid om Curaçao bij te staan met kennis en expertise, indien hier om wordt verzocht.
Waarom heeft de Rijksministerraad nog steeds geen actie ondernomen om de bevolking en het milieu van Curaçao te beschermen tegen de ISLA-raffinaderij? Bent u bereid om de Rijksministerraad ertoe te bewegen een adequaat beschermingsniveau te treffen voor de bewoners en de luchtkwaliteit van Curaçao? Zo nee, waarom niet? Bent u in ieder geval bereid er samen met uw ambtsgenoten van Curaçao voor te zorgen dat de ISLA-raffinaderij de geldende vergunningvoorschriften naleeft?
Het gaat hier om een autonome verantwoordelijkheid van land Curaçao.
Het bericht dat de bestuursvoorzitter van Vivat anderhalve maand na de overname door Anbang vertrekt |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Chinezen plegen een coup bij Vivat»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het vertrek van bestuursvoorzitter Gerard van Olphen? Waarom is de heer Van Olphen, nadat hij nog maar kort geleden de overstap heeft gemaakt naar Vivat, nu alweer vertrokken? In hoeverre is dit te wijten aan verschillen in bestuurscultuur?
Ik heb kennisgenomen van het vertrek van dhr. Van Olphen als voorzitter van de Raad van Bestuur van VIVAT. De aandelen in VIVAT Verzekeringen zijn op 26 juli jongstleden door SNS REAAL overgedragen aan ANBANG. Dat heeft tot gevolg dat ik geen betrokkenheid meer heb bij de interne gang van zaken bij VIVAT verzekeringen. Dit is immers een zaak van de vennootschap, de Raad van Comissarissen en de aandeelhouder.
Wat betekent het vertrek van de heer Van Olphen voor de bestuurscultuur bij Vivat? Hoe wordt gewaarborgd dat binnen Vivat, conform het Rijnlandse model, rekening wordt gehouden met de belangen van alle belanghebbenden, zoals de werknemers, polishouders en de maatschappij?
VIVAT is, gelijk elke Nederlandse financiële onderneming, gebonden aan de regels omtrent goed bestuur zoals die zijn vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht. Daaruit volgt dat bij het besturen van de onderneming rekening dient te worden gehouden met de belangen van verschillende stakeholders bij de onderneming waaronder ook de werknemers en in dit geval de polishouders. Voorts volgt hieruit dat VIVAT en haar dochterondernemingen moeten beschikken over een Raad van Commissarissen die onder meer tot taak heeft toezicht te houden op het beleid van het bestuur. De versterking door Dhr. Nooitgedagt van het bestuur van als gedelegeerd commissaris doet niet af aan de taken en verantwoordelijkheden van de Raad van Commissarissen en haar leden.
Wat betekent deze nieuwe periode van onzekerheid voor de zes miljoen polishouders?
De verzekeringsgroep VIVAT en de individuele verzekeraars moeten voldoen aan de eisen uit alle relevante nationale (waaronder de Wet op het financieel toezicht, de Pensioenwet) en Europese regelgeving. De Nederlandse toezichthouders, waaronder DNB en de AFM zullen daarop toezicht blijven houden. Het vertrek van dhr. Van Olphen verandert daar niets aan.
In hoeverre speelde bij het verlenen van een verklaring van geen bezwaar van De Nederlandsche Bank (DNB) voor de overname van Vivat door Anbang mee, dat de heer Van Olphen de bestuursvoorzitter van de verzekeraar zou worden? Zijn er door DNB eisen gesteld aan de samenstelling van het nieuwe bestuur van Vivat en zo ja welke?
DNB heeft op grond van artikel 1:89 van de Wet op het financieel toezicht een geheimhoudingsplicht. Informatie over de inhoud van een verklaring van geen bezwaar of de toetsing van bestuurders van een financiële onderneming is toezichtvertrouwelijk en daarmee niet publiek.
Wel kan in algemene zin worden opgemerkt dat op grond van de Wet op het financieel toezicht eisen worden gesteld aan (de samenstelling van) het bestuur. De geschiktheid en betrouwbaarheid van de beoogd bestuurders is ook een van de wettelijke criteria op basis waarvan DNB een aanvraag van een verklaring van geen bezwaar beoordeelt. Het gaat dan zowel om de geschiktheid en betrouwbaarheid van de individuele leden van het bestuur als om de samenstelling van het bestuur als collectief. DNB heeft op 3 juli jl. de benodigde verklaringen van geen bezwaar voor overname van de aandelen VIVAT door Anbang verleend.
Kunt u aangeven of het klopt dat de toetsingsprocedure van drie nieuwe bestuurders, waarvan een de financieel bestuurder is, nog steeds niet helemaal is afgerond? Zo ja, waarom is de toetsingsprocedure nog niet afgerond? Wanneer is de toetsingsprocedure naar verwachting wel afgerond?
Zie antwoord vraag 5.
Wat betekent de keuze om president-commissaris Jan Nooitgedagt voorlopig gedelegeerd commissaris te maken voor het toezicht op het bestuur van Vivat?
Zie antwoord vraag 3.
Een eis om de overname van Vivat door Anbang goed te keuren was het herkapitaliseren van de verzekeraar; is al aan deze eis voldaan?
Zoals ik in mijn brief van 26 juli heb opgemerkt moeten na de verkoop op 26 juli 2015 een aantal afrondende stappen worden gezet. Onderdeel daarvan is een kapitaalinjectie door Anbang in VIVAT van 1,35 miljard euro binnen 90 dagen na de overdracht van de aandelen. De termijn daarvoor verloopt aldus op 26 oktober 2015. VIVAT geeft desgevraagd aan dat de kapitaalinjectie nog niet heeft plaatsgevonden. Ik heb geen enkele aanleiding te veronderstellen dat ANBANG niet zal overgaan tot een kapitaalinjectie en wil ook niet hierover speculeren. In algemene zin geldt dat indien een instelling niet aan eisen van het toezicht voldoet, DNB haar handhavingsinstrumentarium kan toepassen.
Indien het antwoord op vraag 8 ontkennend is, wanneer zal er dan worden bijgestort? Welke mogelijkheden heeft DNB als Anbang onverhoopt niet aan deze eis voldoet, kan DNB dan de vergunning intrekken en wat zijn in dat geval de consequenties?
Zie antwoord vraag 8.
Dublin-overdrachten naar Hongarije |
|
Joël Voordewind (CU), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van de misstanden in Hongarije ten aanzien van de opvang zoals ook was te zien in de uitzending van Nieuwsuur van vrijdag 11 september jl.? Wat is daarop uw reactie?
Ja. Voor mijn reactie verwijs ik u naar mijn antwoorden van heden op de vragen van de leden Voortman (Groenlinks), Kuiken en Maij (PvdA).
Klopt het dat Nederland nog altijd mensen middels de Dublin-verordening terugstuurt naar Hongarije? Zo ja hoeveel mensen betreft het op de korte termijn?
Ja, Nederland past de Dublin-verordening toe ten opzichte van Hongarije. Van 1 januari 2015 t/m 19 augustus heeft de IND 230 claims gelegd op Hongarije. In deze periode heeft Hongarije 160 claims van Nederland geaccordeerd, waarvan een aantal al in 2014 ingediend waren. Circa 30 zaken zitten in de caseload van DT&V.
Hoeveel mensen zijn er recentelijk, in de afgelopen drie maanden, teruggestuurd naar Hongarije?
In de periode 15 juni t/m 15 september 2015 is 1 persoon teruggekeerd naar Hongarije op basis van een Dublin-claim. Oorzaak is het gehele proces dat moet worden doorlopen van afhandeling van een claim tot en met het daadwerkelijk realiseren van het vertrek.
Wat gaat u, zelfstandig en in EU-verband, doen teneinde helderheid te krijgen over de situatie in Hongarije?
Zoals geantwoord op de vragen van de leden Voortman, Kuiken en Maij ligt het primair bij de Europese Commissie om te beoordelen of het optreden van de regering van Hongarije in lijn is met de EU-verdragen en wetgeving. Hiernaast volgt Nederland de ontwikkelingen, onder andere via rapportages van de Nederlandse ambassade in Boedapest.
Bent u bereid uitzettingen naar Hongarije op te schorten totdat er helderheid is over deze situatie? Zo nee, bent u dan in ieder geval bereid de uitzettingen naar Hongarije van minderjarige asielzoekers op te schorten?
Zoals geantwoord op de vragen van de leden Voortman, Kuiken en Maij houd ik vast aan het interstatelijke vertrouwensbeginsel ten opzichte van Hongarije en zie ik onvoldoende aanleiding om Dublinoverdrachten op te schorten. De vraag naar de juridische toelaatbaarheid van een overdracht naar Hongarije, ligt nu ook voor bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Overigens worden alleenstaande minderjarige asielzoekers in het algemeen niet overgedragen aan een andere lidstaat, tenzij de overdracht juist in hun belang zou zijn.
Welke consequenties worden door het kabinet verbonden aan mogelijke schendingen van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens door Hongarije waar het teruggestuurde asielzoekers betreft?
In het kader van de Dublinverordening is belangrijk dat met de overdracht het EVRM en het EU-Handvest niet worden geschonden. Naar mijn mening, blijkt uit de beschikbare informatie niet dat met een overdracht naar Hongarije deze verdragen zouden worden geschonden. Zoals ook aangegeven ligt deze vraag nu ter beoordeling voor bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Hoe verhoudt de Nederlandse positie om Dublin-overdrachten naar Hongarije uit te blijven voeren zich, tot het Duitse en Oostenrijkse besluit om deze op te schorten?
Het is niet juist dat vanuit Oostenrijk en Duitsland geen Dublin-overdrachten (meer) zouden plaatsvinden naar Hongarije.
Bent u op de hoogte van het voornemen van Hongarije om asielzoekers terug te sturen naar Servië, een land buiten de EU? Wat is daarop uw reactie?
Ja. De EU-procedurerichtlijn biedt daartoe ook de ruimte, en biedt tegelijk de asielzoeker wel de mogelijkheid om aan te tonen dat in zijn individuele geval hij niet in Servië om bescherming kon vragen.
Onderwijs aan meerderjarige vreemdelingen |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Acht u het wenselijk dat Nederland jongeren van 18 jaar of ouder zonder verblijfsvergunning het actief recht op onderwijs onthoudt?1 2 3
Het is een misverstand dat aan alle jongeren van 18 jaar of ouder zonder verblijfsvergunning het actief recht op onderwijs wordt onthouden. Ook meerderjarige vreemdelingen kunnen onderwijs volgen in ons land, indien zij aan de wettelijke vereisten voor inschrijving voldoen, zoals gesteld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Volgens deze regels mag een vreemdeling van 18 jaar en ouder zich inschrijven aan een WEB- of WHW-opleiding indien hij hier rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Er is o.a. sprake van rechtmatig verblijf wanneer de vreemdeling een verblijfsvergunning heeft aangevraagd en in afwachting is van het besluit daarop. Meerderjarige vreemdelingen die hier arriveren en een verblijfsvergunning aanvragen, wordt dus niet het recht op onderwijs onthouden.
Verder is geregeld dat ook een meerderjarige vreemdeling die hier niet langer rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8 Vw 2000, zijn opleiding kan voortzetten aan de instelling waar hij tijdens zijn rechtmatig verblijf volgens de geldende regels was ingeschreven. Overigens is het recht op het volgen van onderwijs geen beletsel voor uitzetting van onrechtmatig verblijvende vreemdelingen.
Wat is de reden dat de regering het onmogelijk maakt dat meerderjarige vreemdelingen een opleiding kunnen starten, kunnen wisselen van opleidingsrichting of kunnen wisselen van school na een gedwongen verhuizing uit een gezinslocatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers?4
Zoals uit het antwoord op vraag 1 blijkt, kan het grootste deel van de groep meerderjarige vreemdelingen zich hier wel inschrijven aan een opleiding. Ook is het voor het grootste deel van deze groep geen probleem om van onderwijsinstelling te wisselen na een verhuizing. Dit is alleen niet mogelijk voor meerderjarige vreemdelingen die niet meer rechtmatig in Nederland verblijven (bijvoorbeeld omdat hun aanvraag voor een verblijfsvergunning definitief is afgewezen of een rechterlijke beslissing tot uitzetting is genomen) en die willen beginnen aan een nieuwe opleiding of die zich bij een andere instelling willen inschrijven. Zij mogen dan dus nog wel de opleiding afmaken waaraan ze volgens de geldende regels waren ingeschreven.
Met de Koppelingswet die in 1998 in werking trad heeft de regering beoogd illegaal verblijf in Nederland te ontmoedigen door illegaal in Nederland verblijvende personen het recht op een aantal voorzieningen te ontzeggen. Er wordt geen aanleiding gezien om op de uitgangspunten van de Koppelingswet terug te komen.
Deelt u de mening dat ook meerderjarige vreemdelingen de mogelijkheid moeten hebben om onderwijs te volgen en zich verder te ontwikkelen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat ook meerderjarige vreemdelingen zich op dit recht kunnen beroepen?
Ja, ik deel de mening dat ook meerderjarige vreemdelingen onderwijs moeten kunnen volgen in ons land, maar uitsluitend indien zij aan de wettelijke vereisten voor inschrijving, zoals gesteld in de WHW en de WEB, voldoen. Volgens deze regels mag een vreemdeling van 18 jaar en ouder zich inschrijven aan een WEB- of WHW-opleiding indien hij hier rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8 van de Vw 2000. Zie ook het antwoord op vraag 1 en de eerdere antwoorden op de vragen van de leden Van der Ham en Koşer Kaya (ingezonden op 13 januari 2012).
Het kabinet ziet geen noodzaak om verdere maatregelen te nemen.
Bent u van mening dat het verbod op het volgen van een opleiding voor meerderjarige vreemdelingen ervoor zorgdraagt dat veel talent verloren gaat? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op de vorige vragen.
Wat is uw reactie op signalen dat vreemdelingen met grote moeite of zelfs helemaal niet aan een stageplek kunnen komen? Ontvangt u deze signalen ook? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om ook stageplekken beschikbaar te stellen voor deze leerlingen?
Van elke middelbare beroepsopleiding maakt onderricht in de praktijk van het beroep deel uit. Het examen van een beroepsopleiding is eerst dan met goed gevolg afgesloten wanneer zowel de beroepspraktijkvorming als het overige deel van de beroepsopleiding met goed gevolg is afgesloten. Binnen het mbo doet de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) er daarom alles aan om stagetekorten voor zowel Nederlandse ingezetenen als vreemdelingen, zo goed mogelijk op te pakken in de regio. Op dit moment hebben mij nog geen signalen bereikt dat vreemdelingen met grote moeite of zelfs helemaal niet aan een stageplek kunnen komen. Ook navraag bij SBB en de MBO-Raad levert deze signalen nog niet op. Ik zou het zorgelijk vinden als deze signalen blijken te kloppen. Om transparant te maken of en waar zich eventuele knelpunten bevinden, is het noodzakelijk dat er melding van gemaakt wordt. Ik roep instellingen dan ook op om bij knelpunten altijd contact op te nemen met de contactpersoon van SBB of een melding te maken via het meldpunt stagetekorten5, zodat er contact opgenomen kan worden met de betrokken partijen om een oplossing te zoeken.
Voldoet de Nederlandse onderwijs- en vreemdelingenwetgeving volgens u aan de normen van het Europese Verdrag voor de Rechten van Mens? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Zoals ook op 13 januari 2012 is geantwoord op vragen van de leden van der Ham en Koşer Kaya, geldt voor het recht op onderwijs, neergelegd in artikel 2 van het Eerste protocol bij het EVRM, dat dit recht niet absoluut is. Uit Europese en Nederlandse rechtspraak blijkt dat veel vormen van onderwijs op zichzelf binnen het toepassingsbereik van artikel 2, 1e Protocol EVRM kunnen vallen, maar dat dat niet met zich brengt dat steeds een onverkort en absoluut recht op onderwijs, met voorbijgaan aan andere regelgeving, zou bestaan.
Ziet u mogelijkheden om de wetgeving aan te passen nu blijkt dat de Staat de toegang tot onderwijs niet meer alleen voor een beperkte groep volwassen vreemdelingen uitsluit, maar de groep volwassen vreemdelingen groeit?5 6
Zie de antwoorden op de vragen 1 tot en met 3. Zoals gesteld betreft dit uitsluitend meerderjarigen die in Nederland verblijven zonder rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8 van de Vw 2000 en die niet vóór hun achttiende jaar of tijdens hun rechtmatige verblijf zijn gestart met een opleiding. Aanpassing van de wetgeving op dit punt acht het Kabinet niet wenselijk.
Het bericht “Miljardenverspilling om bruggen te ‘verbeteren’” |
|
Duco Hoogland (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Miljardenverspilling om bruggen te «verbeteren»»?1
Ja.
Is het waar dat de komende tien jaar ongeveer vijf miljard euro door gemeentelijke overheden wordt uitgegeven om bruggen en viaducten te vervangen? Zo nee, om welk bedrag gaat het dan wel?
Als Minister van Infrastructuur en Milieu ben ik niet verantwoordelijk voor de veiligheidsbeoordeling en vervanging van gemeentelijke bruggen en viaducten. Ik ben ook niet op de hoogte van de gemeentelijke vervangingsopgave van bruggen en viaducten en de financiële omvang daarvan.
Hoe beoordeelt u de algemene stelling van de auteurs dat bruggen en viaducten die de komende jaren vervangen gaan worden, eigenlijk nog prima in orde zijn en vaak nog tientallen jaren mee kunnen?
In navolging van antwoord 2 heb ik geen beeld van de situatie bij gemeentelijke bruggen en viaducten (verder aangeduid als kunstwerken). In algemene zin wil ik stellen dat het niet de bedoeling kan zijn dat kunstwerken voortijdig worden vervangen. In het artikel gaat het vooral om de bij de beoordeling van bestaande kunstwerken in rekening te brengen verkeersbelasting.
Dit speelt uiteraard ook bij de kunstwerken in beheer van Rijkswaterstaat.
Het beleid is daar uitdrukkelijk gericht op het tijdig en niet voortijdig versterken of vervangen van kunstwerken. Dit gebeurt onder andere door goed de staat van de objecten in kaart te brengen en te monitoren en door de verkeersbelasting op de rijkswegen te meten. De vervangingsbehoefte of versterkingsbehoefte is immers afhankelijk van de actuele status van de kunstwerken gecombineerd met het (toekomstig) gebruik daarvan. Daarbij staat veiligheid voorop.
Is het waar dat bij de implementatie van de Europese normen in Nederland de Moerdijkbrug model heeft gestaan voor hoe stevig een brug in Nederland moet zijn? Wat is de reden voor de keuze van slechts één norm (in plaats van een norm die rekening houdt met de hoeveelheid verkeer en het gewicht van vrachtwagens) bij de implementatie van de Europese normen?
Hoe stevig een brug moet zijn wordt bepaald door verschillende factoren zoals het veiligheidsniveau en combinaties van belastingen, waaronder de verkeersbelasting. Dit in samenhang met de resterende levensduur.
Het Bouwbesluit 2012 geeft hiervoor landelijke prestatievoorschriften en wijst daarbij de NEN 8700 aan als bepalingsmethode voor bestaande constructies zoals kunstwerken. De NEN 8700 kan voor bestaande constructies worden gezien als Nederlandse nationale bijlage bij de Eurocodes.
Het klopt dat de Moerdijkbrug, in de Nederlandse nationale bijlagen bij de Eurocodes, model heeft gestaan voor het bepalen van de basis verkeersbelasting voor bruggen. Aspecten daarin zijn de zwaarte en kans van voorkomen van individuele zware vrachtwagens en de intensiteit van het verkeer, die bepaalt hoe groot de kans is dat twee of meer zware vrachtwagens op een brug aanwezig zijn. Daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met factoren als lengte en breedte van de brug.
Zowel de Eurocodes als de nationale bijlagen, alsook de NEN 8700 geven echter de mogelijkheid om rekening te houden met een andere samenstelling van het verkeer en dus met een andere verkeersbelasting. Verder is het voor bestaande kunstwerken ook mogelijk om via verkeersbeperkende maatregelen (bebording) de maximale belasting op kunstwerken te beperken waardoor met een kleinere belasting rekening gehouden hoeft te worden.
Voor gemeentelijke kunstwerken zal de omvang en samenstelling van het vrachtverkeer anders zijn dan op het hoofdwegennet en meer locatieafhankelijk zijn, waardoor de diversiteit in de belasting dus groter zal zijn. Zoals aangegeven biedt de regelgeving de mogelijkheid om rekening te houden met een lagere belasting op basis van het werkelijk gebruik van de kunstwerken. Hiervoor zijn wel verkeersmetingen nodig. Mijn beeld is dat het verkrijgen van betrouwbare meetgegevens door de gemeenten als knelpunt wordt gezien. Daarover is al overleg georganiseerd tussen de betrokken partijen. Rijkswaterstaat participeert ook in dit overleg en brengt daarin zijn expertise in.
Is het waar dat de 10.000 gemeentelijke bruggen en viaducten in principe net zo sterk moeten zijn als de Moerdijkbrug? Is hier naar uw mening nog sprake van een redelijk vereiste?
Naar mijn mening ligt dit genuanceerder. Zoals aangegeven kan met de werkelijke verkeerbelasting worden gerekend die veelal lager is dan de belasting van de Moerdijkbrug.
Deelt u de mening dat het hier miljardenverspilling betreft? Zo ja, welke acties onderneemt u? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds bij vraag 2 aangegeven, ben ik niet op de hoogte van de gemeentelijke vervangingsopgave van bruggen en viaducten en de financiële omvang daarvan. Zoals in antwoorden 4 en 5 aangegeven ligt de situatie met betrekking tot de regelgeving genuanceerder. Er mag rekening worden gehouden met een andere samenstelling van het verkeer en dus met een andere verkeersbelasting. Er is reeds overleg gaande over hoe de werkelijke verkeersbelasting op kunstwerken nog beter kan worden bepaald.
Omdat de betreffende regelgeving (Bouwbesluit 2012) valt onder verantwoordelijkheid van de Minister voor Wonen en Rijksdienst heb ik de antwoorden met hem afgestemd.
De aanpassingen voor het woningwaarderingsstelsel |
|
Norbert Klein (Klein) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
|
Herinnert u zich uw circulaire met datum 14 juli 2015 over de aanpassingen voor het woningwaarderingsstelsel?
Ja.
Kunt u het verschil aangeven tussen de begrippen «zorgwoning» en «serviceflatwoning» en de betekenis daarvan?
Het verschil tussen de begrippen «zorgwoning» en «serviceflatwoning» is feitelijk beperkt en dient om beter aan te sluiten bij de huidige praktijk. De faciliteiten voor een huurder bij een «zorgwoning» zijn niet wezenlijk anders dan bij een «serviceflatwoning». Over de aanpassing bent u geïnformeerd bij brief van 13 september 2013 (Kamerstuk 32 847, nr. 86). Het ontwerpbesluit ter wijziging van het woningwaarderingsstelsel is bij brieven van 17 oktober 2014 (Kamerstuk 27 926, nr. 234 en Kamerstuk 27 926, D.) toegezonden aan beide Kamers der Staten-Generaal. Vragen van de Tweede Kamer over hetontwerpbesluit, waaronder vragen over de wijziging van het begrip serviceflatwoning, zijn beantwoord bij brief van 21 november 2014 (Kamerstuk 27 926, nr. 237).
De «serviceflatwoning» kon volgens het woningwaarderingsstelsel leiden tot extra punten indien de woonruimte voldeed aan een aantal voorwaarden. Een deel van deze voorwaarden bleek echter gedateerd daarom zijn deze komen te vervallen om meer aan te sluiten bij de huidige praktijk.
Zo was een voorwaarde de aanwezigheid van een logeerkamer terwijl deze in de praktijk niet of nauwelijks meer werd gebruik. Dit leidde ertoe dat een ruimte nodeloos wordt ingericht voor gebruik als logeerkamer. Ook was er de voorwaarde dat maaltijden vanwege de verhuurder worden verzorgd. Bewoners kunnen echter zelf beslissen van wie ze hun maaltijden willen betrekken en dit kan ook van een organisatie of restaurant buiten de serviceflat zijn. Deze voorwaarden zijn komen te vervallen.
De voorwaarden dat een noodoproepinstallatie aanwezig moet zijn en dat de verhuur mede betrekking heeft op het gebruik van gemeenschappelijke ruimten voor maaltijden of recreatie zijn gehandhaafd. Voorts is met de definitie voor het begrip zorgwoning benadrukt dat het moet gaan om complexen die geschikt zijn voor het huisvesten van mensen met een fysieke beperking en daar ook voor zijn bestemd. Dit moet minimaal tot uitdrukking komen in een drempelloze toegankelijkheid en doorgankelijkheid van de appartementen, algemene en verkeersruimten van het complex.
In hoeverre zijn de faciliteiten bij een zorgwoning anders dan de faciliteiten van een serviceflatwoning?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten op basis van welke praktijk de voorwaarden voor een serviceflat zijn aangepast, zoals u aangeeft op pagina 5 van uw circulaire?
De wijziging van het begrip serviceflatwoning door het begrip zorgwoning is meegenomen bij de wijziging van het woningwaarderingsstelsel. In dat kader is breed overleg gevoerd met Nederlandse Woonbond, Aedes, IVBN en Vastgoed Belang, evenals met Kences en Lsvb (huurders en verhuurders studentenhuisvesting), Actiz en VGZ (aanbieders zorg en geestelijke gezondheidszorg), en met steden uit de G4 en G32. Van de zijde van de belangenvertegenwoordigers van verhuurders van serviceflats, Aedes en Actiz, is er op gewezen dat de voorwaarden voor de serviceflat gedateerd waren en niet meer aansluiten bij de huidige praktijk.
In hoeverre verliezen mensen hun keuzevrijheid in de vorm van wonen nu de keuze voor een serviceflatwoning wegvalt?
Het vervangen van het begrip «serviceflatwoning» door het begrip «zorgwoning» beïnvloedt op geen enkele wijze de keuzevrijheid van mensen. De feitelijke beschikbaarheid van dit type woning staat namelijk los van het gebruik van een andere aanduiding.
Hoe wilt u vermijden dat een stigmatiserende signaal afgegeven wordt aan de bewoners van woningen die voorheen wél werden aangeduid als serviceflatwoningen en nu zorgwoningen heten, terwijl deze bewoners geen zorg behoeven?
Het begrip «zorgwoning» is een begrip in het woningwaarderingsstelsel en wordt daarin gebruikt om de maximale huurprijs te berekenen. Deze maximale huurprijs speelt slechts op een beperkt aantal momenten een rol: bij het aangaan van de huurovereenkomst en bij de jaarlijkse huurprijsverhoging. Gezien dit specifieke gebruik verwacht ik niet dat dit leidt tot een stigmatiserend signaal aan de bewoners van deze woningen.
Op welke manier heeft u rekening gehouden met de mogelijkheid dat huurprijzen verhoogd uitvallen voor bewoners nu de voormalig «serviceflatwoningen» worden aangeduid als «zorgwoningen»?
Het vervangen van het begrip «serviceflatwoning» door het begrip «zorgwoning» leidt niet tot de mogelijkheid van een huurverhoging.Voor zittende huurders van een woning, of dit nu een «serviceflatwoning» is of een «zorgwoning», kan de huur alleen worden verhoogd met de jaarlijkse huurverhoging, of in het geval van een woningverbetering. Net als voor huurders van andere woningen, gelden dan de wettelijke beperkingen in de vorm van een maximering van de huurprijsverhoging en de maximale huurprijs.
De herinvoering van grenscontroles door Duitsland |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Duitsland voert grenscontroles in»?1
Ja.
Voert Duitsland de (tijdelijke) grenscontroles weer in op grond van de Schengengrenscode of legt zij gemaakte afspraken (zeer begrijpelijk) naast zich neer?
Duitsland heeft tijdelijk de persoonscontroles aan de binnengrenzen weer ingevoerd, conform de mogelijkheden die de Schengengrenscode hier in uitzonderlijke situaties voor biedt.
Hoe lang is Duitsland voornemens de grenzen weer te controleren?
Deze informatie is niet beschikbaar. Op grond van de Europese regelgeving mag deze maatregel in beginsel voor tien dagen worden ingevoerd met verlenging tot een maximale periode van twee maanden.
Bent u bereid, zeker gezien de enorme toestroom van meer dan 3.000 asielzoekers per week, ook in Nederland zo snel mogelijk grenscontroles in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft ook extra maatregelen genomen en het toezicht in de binnengrenszone verscherpt.
Op basis van risicoanalyses worden de informatie gestuurde controles van de Koninklijke Marechaussee op bepaalde trajecten in de grenszone geïntensiveerd. Deze intensivering van de controles wordt in nauwe samenwerking met de politie en douane binnen het bestaande nationale juridisch kader uitgevoerd.
Wanneer de openbare orde of nationale veiligheid dat vereist, zijn er verschillende opschalingsmogelijkheden waaronder de tijdelijke herinvoering van de binnengrenscontrole.
In hoeverre bent u bereid in EU-verband het Duitse initiatief om de grenzen weer te controleren te steunen, en daarnaast te pleiten voor het volledig openbreken van Schengen?
Vooralsnog is er geen noodzaak de Schengenregelgeving aan te passen om de illegale migratiestromen binnen het Schengengebied tegen te gaan. Binnen de huidige Schengenregelgeving kan het toezicht in de binnengrenszone worden verscherpt en in het uiterste geval kunnen tijdelijke controles in de binnengrenszone worden ingevoerd.
De slechte bereikbaarheid en gebrekkige kennis van de politie te water |
|
Nine Kooiman , Farshad Bashir |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de slechte bereikbaarheid van de waterpolitie? Zo ja, heeft u al wat ondernomen om dit te verbeteren? Zo nee, bent u bereid hierover navraag te doen bij de gebruikers van de binnenvaarwegen, waaronder ASV, BLN-Schuttevaer?1
Ik heb kennis genomen van het artikel. Via het landelijke servicenummer 0900–8844 biedt de politie bellers een professionele, geprotocolleerde dienstverlening. Het nummer is 24/7 beschikbaar voor niet-spoedeisende meldingen, informatie en (telefonische) aangiften, waarbij direct wordt doorververbonden naar diverse instellingen. De Landelijke Eenheid van de politie heeft de schippersverenging ASV uitgenodigd voor een gesprek om meer duidelijkheid te krijgen over de door haar genoemde problemen die vaarweggebruikers ervaren, zodat gericht kan worden bezien op welke manier de dienstverlening kan worden verbeterd. Een goede dienstverlening is immers cruciaal voor het vertrouwen in de politie.
Wat is de reden dat vaarweggebruikers bij het bellen van het 0900-nummer niet adequaat te woord gestaan en/of doorverbonden worden? Wat gaat u voor stappen ondernemen om dit te verbeteren?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de reden dat er agenten vanuit de politiedienst infra ingezet worden op het water, die hun ervaring en expertise op een ander vlak hebben, bijvoorbeeld op het spoor?
Bij de vorming van de Nationale Politie zijn de lucht-, water-, spoor- en wegpolitie samengevoegd tot de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid. Op die manier kan gericht worden geïntervenieerd vanuit inzicht in het geheel van de verschillende verkeersstromen. Hierdoor is de politie in staat om zich met meer capaciteit, flexibiliteit en kennis op geprioriteerde onderwerpen te richten. Deze transitie gaat gepaard met een verandering van werken, waarbij medewerkers kunnen worden ingezet op meerdere taakvelden. Politiemedewerkers worden vanzelfsprekend pas volledig zelfstandig op een ander taakveld ingezet als ze daartoe voldoende zijn toegerust. Tot die tijd voeren ze hun werk uit onder begeleiding van zelfstandig werkende collega’s.
Kunt u zich voorstellen dat het tot irritatie en zelfs gevaarlijke situaties kan leiden bij zowel gebruikers op het water als de politieagenten, indien er agenten worden ingezet die onvoldoende kennis hebben van zaken rondom scheepvaart? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Is er een podium waarop de verschillende organisaties die betrokken zijn bij de binnenvaart informatie, suggesties en of meningen kunnen uitwisselen waarbij de politie ook een gesprekspartner is?
Ja, in verschillende samenstellingen ontmoeten de bij de binnenvaart betrokken partijen elkaar voor overleg. Allereerst is er overleg in het kader van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR). Op nationaal niveau worden in het Overleg Technisch Nautische zaken Binnenvaart (OTNB) de voorstellen van de CCR op het gebied van technische regelgeving, politiereglementen en bemanningszaken besproken. Alle relevante partijen in de binnenvaart zijn hierbij uitgenodigd, waaronder de politie. Ook AQUAPOL, een Europees samenwerkingsverband
voor politiewerk rondom het water, is permanent vertegenwoordigd in de werkgroep Politiereglementen van de CCR.
Daarnaast heeft het Ministerie van Infrastructuur & Milieu overleg met maatschappelijke organisaties, brancheverenigingen en bedrijven. Afhankelijk van de te bespreken onderwerpen kan de politie daarbij ook aanwezig zijn.
Tot slot is er een regulier overleg tussen de handhavende partijen op het water, zoals Rijkswaterstaat, Inspectie Leefomgeving en Transport, en uiteraard ook de politie. Bij dit overleg zijn echter geen vertegenwoordigers van de binnenvaartsector betrokken.
Heeft er ooit een inventarisatie plaatsgevonden over de effecten van het afschaffen van het Deelorgaan Binnenvaart? Zo ja, wat waren de uitkomsten van die inventarisatie? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te doen?
Het Deelorgaan Binnenvaart (DBV) was een onderdeel van het Overlegorgaan Goederenvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. In 2010 is in het kader van een rijksbrede stroomlijning van advies- en overlegorganen het DBV bij wet opgeheven. Door uw Kamer is deze wijziging behandeld en vervolgens opgenomen in de Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 2010 (TK, 2009–2010, 32 403). De functie van het DBV is overgenomen door het Overleg Infrastructuur en Milieu, dat is ondergebracht bij de directie Participatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Een expliciete inventarisatie van de effecten heeft niet plaatsgevonden, omdat van afschaffen van de functie geen sprake was. De memorie van toelichting van genoemde wet meldt hierover: «Binnen de nieuwe voorgestelde overlegstructuur, waarin het overlegorgaan ook kleinere onderwerpen met een specifieke groep betrokkenen kan behandelen, bestaat aan de mogelijkheid tot het instellen van een deelorgaan geen behoefte.»
Zou u bereid zijn om het Deelorgaan Binnenvaart weer opnieuw in te voeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
De functie van het voormalige Deelorgaan Binnenvaart is geborgd in de huidige wetgeving (zie ook antwoord op vraag 6). Er is dan ook geen aanleiding het Deelorgaan opnieuw in te voeren.
De invoering van de digitale meldplicht en vernieuwing van het Voetbal Volg Systeem |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de uitspraak van uw ambtsvoorganger dat hij «wildenthousiast» over de digitale meldplicht was?1
Ja.
Deelt u de mening dat de digitale meldplicht grote voordelen heeft, met name als het gaat om capaciteitsbesparing bij de politie in vergelijking met de fysieke meldplicht?
In principe wel. Dat is uiteraard wel afhankelijk van de vraag of de meldplicht überhaupt wordt toegepast en, indien hij in fysieke vorm wordt toegepast, hoe groot het beslag op de politiecapaciteit is.
Hoe rijmt u de ogenschijnlijk verschillende voornemens omtrent het zo snel mogelijk inzetten van de digitale meldplicht, gelet op de uitspraak van uw ambtsvoorganger dat hij de maatregel «zo snel mogelijk ingevoerd wil hebben»2 en uw eigen verwachting uitgesproken in de Eerste Kamer dat u denkt dat «het nog wel even zal duren voordat die digitale meldplicht heel actief zal worden ingezet»?3
De mogelijkheid om de digitale meldplicht in te zetten is zo snel mogelijk ingevoerd, te weten met de inwerkingtreding van de aanscherping van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wet mbveo) per 1 juli 2015. Vanaf dat moment is het voor gemeenten mogelijk om een meldplicht digitaal uit te voeren in plaats van fysiek. Zij kunnen zelf kiezen op welke wijze ze de meldplicht uitvoeren. Het is aan gemeenten om, desgewenst, de techniek in huis te halen voor uitvoering van de digitale meldplicht. Ik kan mij voorstellen dat de afweging op welke wijze de meldplicht zal worden uitgevoerd en het aanschaffen en implementeren van een dergelijke techniek enige tijd in beslag neemt.
Waarom dacht u bij de behandeling in de Eerste Kamer dat het nog wel even zou duren voordat de digitale meldplicht actief zou worden ingezet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe vaak is sinds 1 juli 2015 gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het opleggen van de digitale meldplicht? Waar ligt het volgens u aan dat dit nog niet van de grond is gekomen?
Bij mijn weten is de digitale meldplicht nog niet toegepast. De wetswijziging is echter ook nog niet zo lang van kracht. Uit een korte inventarisatie onder gemeenten blijkt dat twee gemeenten interesse hebben en nu aan het verkennen zijn of ze er een start mee willen maken. Omdat in deze gemeenten nog geen bestuurlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden, kan ik ze niet bij naam noemen.
De invoering van de digitale meldplicht komt niet voort uit een vraag van gemeenten. Reden dat deze mogelijkheid in de wet is opgenomen, is dat technologische ontwikkelingen soms snel gaan en ik deze niet in de weg wil staan. Ik acht het niet passend om te treden in de hiervoor genoemde afweging van de burgemeesters. Ik acht het wel mijn taak om te zorgen dat gemeenten op de hoogte worden gebracht van de nieuwe mogelijkheden die de wet biedt. Via het CCV zorg ik er dan ook voor dat hierover voorlichting wordt gegeven.
Kunt u een overzicht geven van de geïnventariseerde gemeenten die gebruik wensen te maken van de digitale meldplicht en kunt u daarbij aangeven wat de reactie per gemeente was?4
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u toelichten waarom gemeenten hiervoor slechts geringe belangstelling hebben?5 Komt de invoering van de digitale meldplicht niet mede voort uit wens van gemeenten?
Zie antwoord vraag 5.
Herinnert u zich de uitspraak van uw ambtsvoorganger dat hij «zijn invloed erop wil laten gelden» en «je nu moet investeren in de digitale meldplicht»?6 Kunt u uitleggen of de financiële lasten die met de inwerkingtreding van de digitale meldplicht gemoeid gaan, volledig ten laste zullen moeten komen van de gemeenten zelf?
De uitvoering van de meldplicht brengt met zich mee dat moet worden geregeld waar en hoe gemeld kan worden en dat het melden wordt geregistreerd. Gemeenten hebben de keuze op welke wijze zij de meldplicht uitvoeren. Dit kan fysiek, op diverse locaties, of digitaal. Alle mogelijkheden dienen hetzelfde doel: iemand weghouden uit een specifiek gebied. Zoals ik hiervoor al heb toegelicht is het aan een gemeente zelf om de keuze te maken op welke wijze zij dat bij voorkeur doet en dus ook om daar de bijbehorende financiële lasten voor te dragen.
Bent u bereid om, conform de breed geuite wens in de Tweede Kamer afgelopen jaar en daaropvolgende toezegging van uw ambtsvoorganger, gemeenten te stimuleren gebruik te maken van de nieuwe mogelijkheid van de digitale meldplicht?
Ik heb de inzet van de digitale meldplicht juridisch mogelijk gemaakt en gemeenten hier breed over geïnformeerd. Samen met het bij het CCV ingestelde netwerk waarin gemeenten, politie en openbaar ministerie zijn vertegenwoordigd, werk ik aan de implementatie van de nieuwe mogelijkheden die de aangescherpte Wet mbveo biedt. Daarnaast bevat de website van het CCV informatie over de nieuwe en aangescherpte bevoegdheden en is het digitale handboek «aanpak overlast» aangepast.
Is het waar dat de Nationale Politie pas in 2016 van start gaat met de verdere implementatie van het Voetbal Volg Systeem? Wanneer stond dit oorspronkelijk gepland en wat is de reden van deze vertraging?7
In mijn brief aan uw Kamer over de herijking van de reorganisatie van de politie heb ik uiteengezet dat op diverse onderdelen een aanpassing van de oorspronkelijke planning nodig is om deze tot een goed einde te brengen.8 Er wordt onder andere getemporiseerd op onderwerpen waar de laatste jaren reeds goede resultaten zijn behaald en waar de handhavingsinzet reeds is verminderd. Het Voetbal Volg Systeem behoort tot die categorie. In het herijkte realisatieplan is het streven neergelegd om in 2016 de verdere ontwikkeling van dit systeem te starten. Of deze streefdatum wordt gehaald, hangt af van het absorptievermogen van het korps. Het herijkte realisatieplan wordt, zoals aangekondigd, voor het einde van dit jaar uitgewerkt in een bijstelling van het Aanvalsprogramma Informatievoorziening en de IV-portfolio 2016 e.v.
Deelt u de mening dat het nuttig zou zijn als ook burgemeesters het Voetbal Volg Systeem kunnen raadplegen, gelet op hun taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot handhaving van de openbare orde? Waarom is dit nu niet mogelijk?
Ja, ik deel deze mening. Deze mogelijkheid zal aan het nieuwe Voetbal Volg Systeem worden toegevoegd. Technisch is het niet mogelijk om dit binnen de oude structuur te realiseren.
Bent u bereid verdere vernieuwing van het Voetbal Volg Systeem te stimuleren en te faciliteren? Zo ja, op welke wijze? Kunt u tevens garanderen dat vernieuwing van het systeem niet nog meer vertraging oploopt?
Zie antwoord vraag 10.
Het onderzoeken van signalen van mensensmokkel |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Argos, OneWorld, Radio Bremen op zaterdag 12 september inzake het overlijden van Kahsay Mekonen?
Ja.
De voorbereidingen voor de gezinshereninging van het gezin Mekonen waren al in gang gezet voor de dood van Kahsay Mekonen, zij lopen gevaar in Eritrea; hoe gaat het nu verder met het gezin en deze procedure?
Door het overlijden van de heer Mekonen is gezinshereniging niet langer mogelijk. Wel bestaat voor de gezinsleden de mogelijkheid om op grond van een aan te vragen visum voor een kort verblijf naar Nederland te komen in verband met het overlijden. In dat geval zijn de algemene voorwaarden, waaronder het beschikken over een geldig grensoverschrijdend document en bestaansmiddelen, alsmede de waarborg van een tijdige terugkeer, wel van toepassing. Een daartoe strekkende aanvraag kan, indien nodig, versneld worden behandeld.
Heeft de politie serieuze stappen genomen naar aanleiding van de bedreiging, op zijn laatst bij de aangifte van 2 januari? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie (OM) en de nationale politie hebben mij geïnformeerd dat bekenden van de heer Mekonen op 2 januari 2014 bij de politie melding hebben gedaan van diens vermissing. Daarbij hebben deze bekenden tevens gemeld dat de heer Mekonen eerder bedreigd zou zijn door een kamergenoot in het AZC te Leersum. De heer Mekonen had van deze bedreiging geen aangifte gedaan, waardoor de politie niet eerder dan 2 januari betrokken was bij deze zaak. Bij het COA was geen melding van een bedreiging bekend.
Vervolgens ontving de politie kort daarop bericht van de Duitse politie dat de heer Mekonen zelfmoord zou hebben gepleegd. De Nederlandse politie heeft op basis van dit bericht, in combinatie met de informatie die het COA had verstrekt, geen aanleiding gezien om de mogelijke bedreiging in het AZC nader te onderzoeken, noch om deze mogelijke bedreiging aan de Duitse politie te melden.
Naar aanleiding van twijfels van de familie van de heer Mekonen over zijn doodsoorzaak heeft de Nederlandse politie de Duitse collega's expliciet gevraagd of er indicaties waren om te twijfelen aan een zelfmoord. De Duitse politie herbevestigde dat zelfmoord door hen als de doodsoorzaak werd gezien. Ook hierna is in Nederland door de politie en het OM van verder onderzoek afgezien.
Zijn de kamergenoten van Kahsay Mekonen in het asielzoekerscentrum, waaronder de man met wie hij ruzie had, verhoord? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft de politie de informatie over de bedreiging doorgegeven aan de autoriteiten in Bremen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hebben politie en het Openbaar Ministerie de signalen die wijzen in de richting van mensenhandel doorgegeven aan de Duitse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Het overlijden van de heer Mekonen is door de Duitse autoriteiten beschouwd als een zelfmoord. Het OM en de politie hebben mij laten weten dat zij destijds rondom de vermissing en het overlijden van de heer Mekonen geen concrete signalen van mensenhandel of mensensmokkel hebben ontvangen in relatie tot de heer Mekonen dan wel in relatie tot zijn dood. Er was op dat moment dan ook geen aanleiding voor een onderzoek naar een mogelijk mensensmokkelnetwerk.
Hebben politie en het Openbaar Ministerie de mysterieuze dood van Kahsay Mekonen aangegrepen voor een onderzoek naar een mogelijk ook in Nederland actief crimineel mensensmokkelnetwerk? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe verhoudt zich de stellingname van de Nederlandse regering actief in te zetten op het tegengaan van criminele mensensmokkelnetwerken tot de conclusie van Argos, OneWorld en Radio Bremen dat signalen van mensensmokkel, zoals in de zaak van Mekonen, niet worden nagegaan?1
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat de politie in januari 2014 een telefoongesprek heeft getapt, waarin twee personen van Eritrese afkomst spreken over de dood van Kahsay Mekonen, waarbij het vermoeden wordt uitgesproken dat Mekonen vermoord is?
Het OM bevestigt dat de politie een dergelijk telefoongesprek heeft getapt waarin die woorden zijn uitgesproken. Het betrof een strafrechtelijk onderzoek naar de vermissing van een Eritrese vrouw, waarbij aanvankelijk een vermoeden bestond van vrijheidsberoving en mogelijk ook mensensmokkel. Dit bleek echter niet zo te zijn. Het opsporingsonderzoek is daarna gestaakt.
De politie heeft de getapte informatie die leek te verwijzen naar de dood van de heer Mekonen – een naam werd overigens niet genoemd – gedeeld met de Duitse autoriteiten om hen in staat te stellen de inhoud van het gesprek te koppelen aan het aantreffen van het lichaam van de heer Mekonen.
In Duitsland is men na ontvangst van de resultaten van de autopsie, inclusief het toxicologisch onderzoek, tot het oordeel gekomen dat het bij de heer Mekonen ging om een zelfdoding. De DuitseStaatsanwalt heeft het onderzoek in deze zaak gesloten.
Klopt het dat in dit door de politie getapt telefoongesprek ook de volgende woordwisseling plaatsvond: «Pas op voor jezelf. Breng hen niet naar je huis. Ze zijn te brutaal en gemeen geworden. Als hij zelfmoord had gepleegd, dan was hij in het opvangcentrum gevonden. Zij hebben hem vermoord, zonder twijfel. Zij hebben hem opgehangen.»?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft de politie deze personen gehoord over het vermoeden dat zij hebben over de mogelijke moordenaars? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid de politie te verzoeken het onderzoek te heropenen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de nabestaanden van Kahsay Mekonen bij het onderzoek te betrekken en minstens te informeren wat er in het dossier staat opdat zij meer weten over de toedracht van de dood van deze echtgenoot/vader?
Zoals bij het antwoord op vraag 6, 7 en 8 reeds is aangegeven, heeft de politie noch het OM destijds, in de periode rond de vermissing en het overlijden van de heer Mekonen, concrete signalen van mensenhandel of mensensmokkel ontvangen in relatie tot de heer Mekonen dan wel in relatie tot zijn overlijden.
Politie en OM hebben kennis genomen van de uitzending van het programma Argos waarin wordt gesteld dat er in relatie tot de heer Mekonen signalen van mensensmokkel dan wel -handel zouden zijn. De politie en het OM hebben Argos reeds benaderd met het verzoek om deze informatie te delen; op zeer korte termijn staat een afspraak met Argos gepland. Indien de programmamakers van Argos bereid zijn hun onderzoeksbevindingen te delen, dan zullen politie en OM deze nader bestuderen. Indien dit leidt tot nader inzicht in de gang van zaken rondom het overlijden van de heer Mekonen, zullen politie en OM de nabestaanden daarover op een daartoe geëigend moment informeren.
Zijn er aanwijzingen dat er in Nederland activiteiten plaatsvinden die te maken hebben met illegale orgaanhandel?
Het OM heeft mij laten weten dat er op dit moment geen aanwijzingen of signalen zijn dat in Nederland sprake is van (gedwongen) orgaanhandel. In dit verband wil ik u graag wijzen op een groot Europees onderzoek naar de aard en omvang van orgaanhandel, het HOTT-project. De Landelijke Eenheid participeert in dit door de EU gesubsidieerde onderzoeksproject van de Erasmus Universiteit. De eerste resultaten van dit drie jaar durende onderzoek worden eind dit jaar verwacht. Expertise op het gebied van orgaanhandel is wel bij de Landelijke Eenheid aanwezig. Aangezien er op dit moment geen aanwijzingen of signalen zijn van (gedwongen) orgaanhandel, is dit geen prioriteit.
Zijn er aanwijzingen dat vluchtelingen, die in Nederland opgevangen worden, onder druk worden of zijn gezet om te «betalen' met een nier?
Zie antwoord vraag 13.
Is er bij de politie expertise op het gebied van orgaanhandel aanwezig? Is dit een prioriteit van de politie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Klopt het dat de asieladvocate van de overleden Kahsay Mekonen, gemachtigd door een broer van hem, het COA (Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers) heeft verzocht om inzage in alle informatie die bij het COA aanwezig is over de heer Mekonen, onder meer in het IBIS-systeem?
Ja, dat klopt. In reactie op dat verzoek heeft het COA de asieladvocate van de overleden heer Mekonen verzocht om een door de broer van de heer Mekonen ondertekende schriftelijke machtiging waaruit blijkt dat hij haar heeft gemachtigd om namens hem alle informatie, die bij het COA aanwezig is, in te zien. Zodra het COA bedoelde machtiging heeft ontvangen, zal het COA in het licht van de Wet bescherming persoonsgegevens beoordelen of en onder welke voorwaarden inzage kan worden verstrekt.
Klopt het dat de COA-leiding medewerkers van het Asielzoekerscentrum in Leersum verboden heeft om met de journalisten Sanne Terlingen (OneWorld) en/of Huub Jaspers (Argos) en/of Hanna Moellers (Radio Bremen) te spreken?
Nee. Bij het COA geldt voor mediacontacten een aantal werkafspraken, zeker als het gaat om individuele dossiers. Van een spreekverbod is echter geen sprake.
Indien het politieonderzoek niet heropend wordt, bent u bereid alsnog inzage en openheid te geven inzake documenten in onder meer het IBIS-systeem rondom Mekonen?
Nee. Gelet op de uitgebreide aandacht die de zaak reeds heeft gehad van politie en OM zie ik daar geen aanleiding toe.
De 70e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Ten behoeve van de voorbereiding van de AVVN nodigt uw ministerie «vertegenwoordigers van het maatschappelijk veld» te weten jongeren-, vrouwen-, werkgevers- en werknemersorganisaties uit1 waarom nodigt het ministerie geen ouderenorganisaties uit?
Het is goed gebruik dat de Minister van Buitenlandse Zaken elk jaar leden van het parlement en vertegenwoordigers van het maatschappelijke veld uitnodigt om als onderdeel van een politiek-maatschappelijke delegatie een bezoek te brengen aan de Verenigde Naties in New York. Tijdens het bezoek wordt de delegatie onder andere in de gelegenheid gesteld om bijeenkomsten bij te wonen van de AVVN, die elk jaar vergadert van september tot ongeveer het einde van het kalenderjaar. Dit jaar vond de opening van de zogenaamde ministeriële week plaats op 28 september. Het bezoek van de politiek-maatschappelijke delegatie zal plaatsvinden van 19 t/m 23 oktober.
Het parlement en de deelnemende organisaties, met uitzondering van de jongerenorganisatie, trekken zelf geen leeftijdsgrenzen als het gaat om het afvaardigen van een delegatielid en vertegenwoordigen zodoende de gehele Nederlandse samenleving. Zo neemt dhr. Krol dit jaar deel aan de politiek-maatschappelijke delegatie namens zijn partij 50PLUS, die opkomt voor de belangen van ouderen. De verschillende deelnemende organisaties kunnen zelf kiezen wie ze afvaardigen.
Bent u bereid ouderenorganisaties alsnog uit te nodigen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke mogelijkheden ziet u om de demografische ontwikkelingen in verschillende landen en de gevolgen (en mogelijke oplossingen) daarvan aan te kaarten tijdens de AVVN?
Demografische ontwikkelingen hebben grote impact op welvaart en welzijn van samenlevingen. Omdat het aantal kinderen dat wordt geboren grote invloed heeft op deze ontwikkelingen zet Nederland vooral in op de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), inclusief gendergelijkheid, family planning en anti-conceptie. SRGR en gendergelijkheid zijn Nederlandse speerpunten. In de 70ste zitting van de AVVN zal Nederland daarom aandringen op uitvoering van de Actieprogramma’s van de Conferentie over bevolking en ontwikkeling (ICPD, Cairo, 1994), de vierde Wereldvrouwenconferentie (Beijing, 1995) en de uitkomsten van hun reviews. Verder zet Nederland zich in voor de uitvoering van Nederlandse beleidsprioriteiten in de Tweede en Derde Commissie, de Commission on the Status of Women, de Commission on Population and Development en in de fondsen en programma’s, waaronder het Bevolkingsfonds van de VN (UNFPA). Deze organisatie houdt zich bezig met SRGR, gendergelijkheid en demografische ontwikkelingen. UNFPA is leidend in het uitvoeren van volkstellingen, vooral in zuidelijke landen, ongeveer elke tien jaar. De uitkomsten van deze volkstellingen vormen weer de basis voor bevolkingsprognoses, waardoor bevolkingsgroei, krimp, bevolkingssamenstelling en vergrijzing in kaart gebracht worden. UNFPA ondersteunt overheden om deze bevolkingsontwikkelingen te analyseren en te gebruiken voor planningsdoeleinden.
Tijdens de jaarlijkse sessie van de VN Commissie over Bevolking en Ontwikkeling worden demografische ontwikkelingen besproken en de gevolgen daarvan voor algemene ontwikkelingen van landen. Daarnaast komen demografische ontwikkelingen ter sprake in de AVVN. De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft zich tijdens de ministeriële week van de AVVN, eind september, ingezet voor de wereldwijde verbetering van de positie van vrouwen en meisjes en vooruitgang op SRGR. Zij heeft tijdens de top aan een aantal evenementen deelgenomen over dit onderwerp. Voorafgaand aan de ministeriële week zijn de «Sustainable Development Goals» aangenomen. Nederland heeft zich sterk ingezet voor de doelen over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en gendergelijkheid en zal aan de verwezenlijking daarvan blijven werken.
Welke mogelijkheden ziet u om de wereldwijde demografische ontwikkelingen en de verschillen tussen continenten aan te kaarten tijdens de AVVN?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze vragen op zeer korte termijn te beantwoorden?
Ja, op zo kort mogelijke termijn.
Het bericht 'Verkeer rond scholen onveilig voor kinderen' |
|
Duco Hoogland (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Verkeer rond scholen onveilig voor kinderen»?1 Kent u het rapport dat Veilig Verkeer Nederland (VVN) door TNS NIPO heeft laten opstellen over verkeersbrigades bij basisscholen?2
Ja.
Deelt u de mening dat verkeersveiligheid nabij basisscholen van een extra groot belang is? Welk beleid voeren de gezamenlijke overheden om de verkeersveiligheid in deze gebieden zo groot mogelijk te laten zijn?
Ik deel uw mening dat de veiligheid rond basisscholen van groot belang is. Kinderen zijn kwetsbare verkeersdeelnemers.
Beleid op dit gebied is niet zozeer iets van gezamenlijke overheden, maar van gemeenten in samenspraak met de scholen. Het gaat om lokaal maatwerk waarbij vooral lokale partijen betrokken zijn (school en ouders, gemeente, politie).
Herkent u zich in de in het rapport genoemde oorzaken van de verkeersonveiligheid nabij basisscholen (drukte door brengen/halen kinderen, parkeerproblemen, gevaarlijke oversteekplaatsen, hard rijdend verkeer, drukke weg, gevaarlijk rijgedrag, werkverkeer dichtbij school, weinig oversteekvoorzieningen, tijdelijke wegwerkzaamheden, verkeerd gestalde fietsen)?3
Er worden in het rapport een aantal zeer herkenbare oorzaken genoemd. De mate waarin die zich voordoen verschilt per school. Drukte door het halen en brengen van kinderen blijft een breed voorkomend probleem, en daarbij gaat het om gedrag van ouders of het treffen van voorzieningen in de omgeving van de school.
Heeft u inzicht in welke maatregelen effectief zijn om de verkeersveiligheid rond basisscholen te verbeteren? Zo ja, kunt u dit inzicht met de Kamer delen? Zo nee, bent u bereid in beeld te brengen welke maatregelen effectief en minder effectief zijn?
Welke maatregelen het meest effectief zijn hangt af van de oorzaken die zich voordoen bij een specifieke school.
Het is goed dat hiervoor opnieuw aandacht wordt gevraagd door de VVN, die op dit gebied veel ondersteuning biedt, onder andere door campagnes en verkeerskundige adviezen. Op grond van een melding kan VVN hulp bieden bij het in gang zetten van maatregelen in samenspraak met gemeenten en bv. politie.
VVN stimuleert ook de inzet van verkeersouders en verkeersbrigadiers, die samen met het vrijwilligersnetwerk van de VVN en buurtactiegroepen maatwerk leveren voor een specifieke schoolomgeving.
Ik ondersteun deze werkwijze. Het heeft geen toegevoegde waarde om nationaal in kaart te gaan brengen wat de meest effectieve maatregelen zijn. Het gaat hier vooral om betrokkenheid op het lokale niveau, zeker ook van de ouders.
Welke rol, taak en verantwoordelijkheid hebben de lokale, de regionale en de rijksoverheid waar het gaat om verkeersveiligheid nabij basisscholen?
Verkeersveiligheid rond scholen is primair een verantwoordelijkheid van de lokale overheid. De Regionale Organen Verkeersveiligheid (ROV’s) kunnen hierbij een ondersteunende rol vervullen.
Op welke wijze kan het Rijk verder bijdragen aan verkeersveiligheid rondom scholen ter reductie van het aantal kinderen dat gewond raakt op weg van en naar school? Bent u bereid deze verdere bijdrage te leveren? Zo nee, waarom niet?
Het Rijk kan waar nodig stimuleren en faciliteren. De concrete acties moeten door anderen worden uitgevoerd.
Een stimulerende rol vervul ik bijvoorbeeld bij de uitvoering «Lokale aanpak veilig fietsen», één van de acties uit de Beleidsimpuls verkeerveiligheid. Gemeenten stellen in dit kader plannen op ter verbetering van gedrag en/of infrastructurele maatregelen. Ik heb gestimuleerd dat gemeenten aandacht besteden aan de schoolomgeving en het fietsexamen voor basisscholieren opnemen in hun basispakket fietsveiligheid.
Bent u bereid zelf een rol te spelen in de promotie van het gebruik van de fiets naar school? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik zie hier geen rol weggelegd voor de rijksoverheid. Zoals hiervoor aangegeven is dit primair een taak van gemeenten, scholen en ouders. Ouders kunnen er voor zorgen dat het teveel aan auto’s rond de school wordt teruggedrongen en er meer wordt gefietst.
Een reis van de top van het ministerie naar Curaçao |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Wat zijn de precieze kosten van de reis van de top van uw directie Koninkrijksrelaties naar Curaçao, gespecificeerd naar kostensoort en gemiddeld per deelnemer?1
De kosten van deze reis voor 54 deelnemers zijn:
– reiskosten
€ 21.992,31
– verblijfskosten (logies en voeding)
€ 27.810,53
– programmakosten
€ 6.593,91
Totale kosten
€ 56.326,75
De kosten per deelnemer (28 vanuit Europees Nederland en 26 vanuit de eilanden) zijn gemiddeld € 1.043,09. Als bijlage is een uitsplitsing van de diverse kostenposten opgenomen.
Tickets KR
19.517,41
Tickets VNO
947,66
Tickets VNP
934,62
Tickets Bonaire
375,62
Assistentie luchthaven
147,00
Acoya
22.220,31
Dynasty (lopend buffet 8/9)
3.555,30
Klein Santa Martha (lunch 8/9)
1.080,21
Pops place (lunch 7/9)
954,71
Lady M (vervoer op eiland)
518,18
Bon Aparte (aankleding 7+8/9)
361,33
Old City Tour (excursie 7/9)
147,00
Tourguids Bussen (excursie 8/9)
pm
Bijl Woodworks (Verriet inst. 9/9)
122,50
rondleiding Pietermaai (8/9)
132,50
Toegang Kura Hulanda (excursie 8/9)
160,23
Declaratie presentatie (7/9)
527,06
Kosten busvervoer
3.920,00
Uitgaven kleine kas (Verriet inst. 9/9)
460,11
Declaratie presentatie (7/9)
pm
Declaratie chauffeurs VNW
245,00
Totaal
Jaarlijkse netwerkbijeenkomst Vertegenwoordiging voor 200 gasten (7/9)
8.413,09
Totaal