Het bericht 'Albanië wil ‘gouden paspoorten’ gaan verkopen, een doorn in het oog van de EU' |
|
Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Albanië wil «gouden paspoorten» gaan verkopen, een doorn in het oog van de EU»?1
Ja
Deelt u de mening van de Europese Commissie uit het voortgangsrapport over de toetreding van Albanië dat een dergelijke goudenpaspoortregeling een risico is voor de Albanese veiligheid, belastingontduiking, corruptie en criminaliteit?
De Europese Commissie heeft in de voortgangsrapportage voor Albanië in 2021 aangegeven dat dergelijke paspoortregelingen om buitenlandse investeringen aan te trekken verhoogde risico’s meebrengen op het gebied van veiligheid, witwaspraktijken, belastingontwijking, corruptie, terrorismefinanciering en ondermijnende georganiseerde misdaad en vermeden dienen te worden. Het kabinet deelt deze inschatting. De Europese Commissie staat hierover in het kader van het Stabilisatie en Associatie Akkoord (SAA) met Albanië in contact.2
Heeft u zicht op de mogelijke effecten van de goudenpaspoortregeling op de toetredingsonderhandelingen van Albanië, welke in juli 2022 zijn geopend?
De toetredingsonderhandelingen met Albanië zijn op 19 juli begonnen. De eerste fase betreft een grondige screening van de huidige wetgeving van de kandidaat-lidstaat. Deze screening wordt uitgevoerd door de Europese Commissie. Op basis van deze initiële screening beginnen de gefaseerde onderhandelingen met Albanië die zich richten op de invoering en implementatie van de essentie van het zogeheten acquis (het geheel van EU-wetgeving en -rechtspraak). Het is aannemelijk dat in de onderhandelingen over hoofdstuk 23 van het acquis, betreffende Justitie en Fundamentele Rechten, door de Commissie gekeken zal worden in hoeverre de Albanese wetgeving met betrekking tot paspoortregelingen in lijn is met Europese standaarden, maar het kabinet kan hier nog niet op vooruitlopen.
Heeft u zicht op hoeveel paspoorten er jaarlijks verstrekt worden via dergelijke regelingen binnen de Europese lidstaten?
Het kabinet heeft geen zicht op hoeveel paspoorten via dergelijke regelingen verstrekt worden binnen EU-lidstaten. De regelingen verschillen daarnaast tussen lidstaten onderling. Voor EU-lidstaten geldt dat zij gehouden zijn aan de Unierechtelijke afspraken. De Commissie is in 2020 inbreukprocedures gestart tegen Cyprus en Malta, omdat de Commissie het verlenen van het EU-burgerschap in ruil voor een vastgestelde investering (Burgerschapsregelingen voor investeerders) zonder aantoonbare link met het land niet in overeenstemming met het Verdrag betreffende de Europese Unie acht. De juridische procedures tegen Malta lopen nog. Ook tegen Cyprus lopen nog juridische procedures, maar het paspoortprogramma is intussen volledig beëindigd.
Beschikt u over informatie hoeveel van dit soort paspoorten bijvoorbeeld verstrekt worden aan Russische oligarchen die op deze manier sancties kunnen ontwijken?
Het kabinet is niet bekend met het aantal paspoorten dat aan Russische oligarchen wordt uitgereikt. Wel zet het kabinet zich sinds jaar en dag in EU-verband in om paal en perk te stellen aan dergelijke paspoortregelingen. Nederland en de EU roepen daarnaast kandidaat-lidstaten, potentiële kandidaat-lidstaten, EFTA-landen, en EEA-landen op om zich aan te sluiten bij de sanctiemaatregelen tegen Rusland. Nederland en de EU spreken derde landen er op aan om EU-sancties niet te ondermijnen en om sanctieontwijking door Rusland te voorkomen. EU-lidstaten nemen alle nodige maatregelen om de toegang tot of transit door hun grondgebied te ontzeggen aan gesanctioneerde personen.
Wat is het standpunt van het kabinet op dit moment, ook in het licht van de oproep van het Europees parlement om dergelijke paspoorten te verbieden en landen die uit eigen beweging gestopt zijn met dergelijke regelingen?
Het kabinet is het eens met de Europese Commissie dat wetgeving en regelingen die het mogelijk maken dit soort paspoorten uit te geven, vermeden dienen te worden. Dit draagt het kabinet waar opportuun ook bilateraal uit. Evenwel bepaalt elke staat zelf, op basis van zijn eigen wetgeving, wie zijn onderdanen zijn. Het is aan elke staat om vast te stellen of aan zijn nationale (wettelijke) voorwaarden voor verstrekking van een paspoort is voldaan. Deze nationale wetgeving wordt door andere staten geaccepteerd voor zover zij overeenstemt met internationaal recht. Voor EU-lidstaten geldt bovendien dat zij hierbij gehouden zijn aan de Unierechtelijke afspraken op dit gebied.
Deelt u de mening dat het stoppen met dergelijke goudenpaspoortregelingen voorwaarde zou moeten zijn voor de toetreding van Albanië?
Gedurende de toetredingsonderhandelingen met een kandidaat-lidstaat wordt het hele acquis behandeld en spitsen de onderhandelingen zich toe op de invoering en implementatie van alle wetgeving uit het acquis. Het is noodzakelijk dat een kandidaat-lidstaat aan alle voorwaarden uit het acquis voldoet voordat er sprake kan zijn van toetreding tot de EU. Daarnaast is met de aanname van de nieuwe uitbreidingsmethodologie grotere nadruk op hervormingen van de rechtsstaat, het openbaar bestuur en de economie komen te liggen3. Het kabinet blijft de voortgang in het toetredingsproces nauwlettend monitoren en zal hier bij geen of onvoldoende voortgang conclusies aan verbinden zoals deze in het toetredingskader voorhanden zijn, conform uw motie Kamminga/Amhaouch4.
Is het kabinet bereid deze goudenpaspoortregelingen te adresseren in de verschillende Europese raden?
Ik heb de kwestie geadresseerd tijdens mijn bezoek aan Albanië op 7 september 2022. Wanneer opportuun zal het kabinet daarnaast de gouden paspoortenregelingen ook in discussies in Brussel aan de orde stellen.
De actie van de Israëlische leger om de kantoren van zeven ngo’s te sluiten |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht op de website van de NOS «Israël valt kantoren Palestijnse organisaties binnen, VN kritisch?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht?
De Israëlische inval in de kantoren van verschillende Palestijnse ngo’s op 18 augustus is zeer zorgwekkend. Dit leidt tot een significante afname van ruimte voor het maatschappelijk middenveld in de bezette Palestijnse gebieden. Een vrij en sterk maatschappelijk middenveld is onontbeerlijk voor een gezonde democratie en een twee-statenoplossing.
Herinnert u zich het gezamenlijke statement van 12 juli j.l. op dit punt met een achttal Europese bondgenoten, waarin u concludeerde dat Israël nog geen steekhoudend bewijs heeft geleverd voor het aanmerken van deze ngo’s als terroristische organisaties?2
Ja.
Op basis van welke gronden heeft Israël deze maatschappelijke organisaties gesloten?
In oktober 2021 heeft de Israëlische Minister van Defensie, Benny Gantz, vijf van de zes ngo’s waarbij het Israëlische leger op 18 oktober jl. binnenviel, aangemerkt als terroristische organisaties, vanwege vermeende banden met het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina. Een andere ngo (UAWC) was al in 2019 door Israël als zodanig aangemerkt. Op 17 augustus jl. heeft Minister Gantz deze beslissing wettelijk vastgelegd in de anti-terreurwet, waarna het Israëlische leger in de ochtend van 18 augustus de kantoren van de ngo’s binnenviel.
Beschuldigingen van terrorisme of banden met terroristische organisaties dienen altijd uitermate serieus te worden genomen. Deze zijn daarom zorgvuldig en grondig onderzocht.
Zoals aangegeven in Kamervragen 736 (lid van Dijk, 27 oktober 2021) is de informatie die ten grondslag ligt aan deze listings niet openbaar. De zes organisaties komen niet voor op de VS-, EU- of VN-sanctielijsten voor terrorisme. Nederland heeft Israël destijds in bilaterale contacten en via de EU opgeroepen de informatie te delen, ook met de betrokken ngo’s. Na verschillende verzoeken heeft Israël informatie gedeeld via de geëigende kanalen. Voor Nederland en acht andere EU-lidstaten was de ontvangen informatie geen aanleiding om de positie ten aanzien van de ngo’s te herzien, zoals weergegeven in een gezamenlijke verklaring van 12 juli jl. Ook EU Hoge Vertegenwoordiger Josep Borrell heeft inmiddels aangegeven de informatie niet overtuigend te vinden.
Heeft Israel sinds het statement van 12 juli 2022 nieuw of additioneel bewijs geleverd, die deze actie rechtvaardigen? Zo ja, welk bewijs?
Nee.
Bent u het ermee eens dat Nederland deze actie in breder EU-verband moet weerspreken en veroordelen?
Ja. In reactie op de invallen heeft Nederland op 19 augustus met acht andere EU-landen een verklaring uitgebracht. Op 22 augustus heeft ook de EU Hoge Vertegenwoordiger Borrell een verklaring langs dezelfde lijnen uitgebracht.
Hoe gaat u, bilateraal en in EU-verband, ervoor zorgen dat deze ngo’s zonder belemmeringen hun mensenrechtenwerk kunnen voortzetten?
Nederland heeft samen met 17 landen op 22 augustus jl. in een demarche bij de Israëlische autoriteiten zijn zorgen geuit over de inval bij de ngo’s en het belang benadrukt van een sterk maatschappelijk middenveld.
Samen met gelijkgezinde landen wordt momenteel bezien wat de gevolgen zijn van de invallen voor het werk van de betrokken organisaties en hoe deze ngo’s hun mensenrechtenwerk zonder belemmeringen kunnen voortzetten. De Nederlandse vertegenwoordiging in de Palestijnse Gebieden is in nauw contact met de ngo’s in kwestie.
Bent u bereid daartoe het initiatief te nemen?
Ik heb dit onderwerp besproken met de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken tijdens mijn bezoek aan Jeruzalem en Ramallah in mei jl. (Kamerbrief 14 juni 2022). Nederland zal dit blijven doen wanneer daar aanleiding toe is, zoals recent middels eerdergenoemde statements en demarche. Daarbij blijft Nederland zo veel mogelijk in EU-verband en met gelijkgezinde landen optrekken.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Ecocide door Russische militaire agressie in Oekraïne |
|
Lammert van Raan (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de Russische militaire agressie in Oekraïne niet alleen onvoorstelbaar menselijk leed toebrengt, maar ook grote schade aanricht aan het milieu?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de autoriteiten in Oekraïne groot belang hechten aan het in kaart brengen van deze schade en aan het herstel wanneer de oorlogssituatie dit toelaat?1
Ja.
Bent u bekend met het onderzoek van de Oekraïense Procureur-Generaal naar het plegen van ecocide – zoals gedefinieerd in het Wetboek van Strafrecht aldaar – door het Russische leger?
Ja.
Klopt het dat het Bureau van de Algemene Aanklager in Oekraïne al reeds 17.000 berichten en 60.000 beelden heeft ontvangen van milieuschade in Oekraïne aangericht door Russische troepen?
De Nederlandse regering beschikt niet over deze informatie.
Bent u bekend met de milieuclausule in het lid 8(2)(b)(iv) van het Statuut van Rome, die ernstige, langdurige en wijdverspreide milieuaantasting als gevolg van disproportioneel militair optreden tot oorlogsmisdaad bestempelt?
Ja. Het gaat volgens de betreffende bepaling om de volgende handeling: «[het] opzettelijk een aanval inzetten in de wetenschap dat een dergelijke aanval bijkomstige verliezen aan levens of letsel onder burgers zal veroorzaken of schade aan burgerobjecten of omvangrijke, langdurige en ernstige schade aan het milieu zal aanrichten, die duidelijk buitensporig zou zijn in verhouding tot het te verwachten concrete en directe algehele militaire voordeel.»
Klopt het dat er geen aanwijzingen zijn dat de missie van het Internationaal Strafhof inzake het onderzoek naar oorlogsmisdaden in Oekraïne ook aandacht besteed aan de genoemde milieuclausule, terwijl in Oekraïne grote urgentie ter zake gevoeld wordt?
Op 2 maart heeft het Internationaal Strafhof een onderzoek geopend naar vermeende misdrijven gepleegd in de context van de situatie in Oekraïne sinds 21 november 2013. Het is aan de Aanklager van het Internationaal Strafhof om te bepalen hoe dit onderzoek wordt uitgevoerd. De Nederlandse regering mengt zich niet in het vervolgingsbeleid van het Strafhof.
Kunt u als partij bij het Statuut van Rome er bij het Strafhof op aandringen de milieuclausule wel mee te nemen in het onderzoek?
De Nederlandse regering respecteert de onafhankelijkheid van het Internationaal Strafhof en bemoeit zich derhalve niet inhoudelijk met strafrechtelijke onderzoeken van de Aanklager van het Internationaal Strafhof. Het kabinet heeft er vertrouwen in dat de Aanklager van het Internationaal Strafhof de situatie in Oekraïne zal beoordelen in het licht van alle relevante bepalingen in het Statuut van Rome.
Bent u bereid ondersteuning te bieden aan Oekraïne bij het verzamelen van bewijsmateriaal van milieuschade door Russische militaire agressie? Zo ja, op welke manier?
Nederland heeft nauw contact met het kantoor van de Procureur-Generaal van Oekraïne over technische ondersteuning en de behoefte van de Procureur-Generaal. Zo zet Nederland op verzoek van Oekraïne en onder de vlag van het Internationaal Strafhof forensisch- en opsporingsteams in voor onderzoek naar en het veiligstellen van bewijs aangaande mogelijk gepleegde oorlogsmisdrijven in Oekraïne. Tot op heden is geen ondersteuning gevraagd bij opsporingsonderzoek naar schade aan het milieu gerelateerd aan de oorlogsmisdrijven gepleegd in Oekraïne.
Waarom is in de Politieke Verklaring van de op 14 juli in Den Haag gehouden Ukraine Accountability Conference niets over de aangerichte milieuschade en de noodzaak Rusland hiervoor aansprakelijk te stellen, opgenomen?
De Politieke Verklaring aangenomen tijdens de Ukraine Accountability Conference is in zeer korte tijd uitonderhandeld tussen 45 landen, waaronder Oekraïne. Tijdens deze onderhandeling is er geen verzoek geweest om een verwijzing naar milieuschade op te nemen in de verklaring.
Is de conclusie gerechtvaardigd dat de blinde vlek op milieugebied in relatie tot Oekraïne van zowel Nederland als het Internationaal Strafhof voortvloeit uit het ontbreken van ecocide als een op zichzelf staand misdrijf in het Statuut van Rome, en de verwerping van de noodzaak hiervan door het kabinet in zijn brief van 26 april 2021?2
Nee. Het kabinet is van mening dat er geen sprake is van een blinde vlek op milieugebied die voortvloeit uit het ontbreken van ecocide als een op zichzelf staand misdrijf in het Statuut van Rome. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op de initiatiefnota van het lid van Raan over ecocide,3 ziet het kabinet verschillende manieren om bescherming van het milieu op internationaal niveau te adresseren.
Geldt de argumentatie uit die brief nog steeds, of is er sprake van voortschrijdend inzicht? Zo ja, waarop is dat inzicht dan gebaseerd?
De zienswijze zoals verwoord in de kabinetsreactie op de initiatiefnota van uw lid van Raan over ecocide is nog actueel en het kabinet ziet geen aanleiding daar nu van af te wijken. Inzetten op een wijziging van het Statuut van Rome acht het kabinet nu weinig kansrijk omdat het kabinet verwacht dat daarvoor onvoldoende draagvlak bestaat. Wel volgt het kabinet ontwikkelingen rondom de juridische benadering van het concept ecocide met interesse en zet Nederland zich in voor betere bescherming van het milieu tijdens gewapende conflicten.
Felicitaties aan Pakistan in een week vol doodsbedreigingen en een moordaanslag op het vrije woord |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u weet van de zoetsappige felicitatie die door de Nederlandse zaakgelastigde in Pakistan publiekelijk is uitgesproken naar aanleiding van Pakistan’s Onafhankelijkheidsdag?1
Ik heb kennis genomen van de korte online felicitatieboodschap van de Nederlandse Tijdelijk Zaakgelastigde in Pakistan in het kader van de 75e jarige onafhankelijkheidsdag.
Is deze gelukwens ook gericht aan de Christenen, Hindus en anderen die al 75 jaar lijden onder de Pakistaanse islamitische terreur?2
De felicitatie is gericht aan de gehele bevolking.
Waarom wordt de onafhankelijkheid gevierd van een islamo-fascistische staat, die de regio en wereld vooral islamextremisme en terreur heeft gebracht, zeker zo kort na de islamitische moordaanslag op de schrijver Salman Rushdie?
Pakistan viert al 75 jaar op 14 augustus zijn onafhankelijkheid. De vreselijke aanslag die op 12 augustus op de heer Rushdie werd gepleegd staat hier los van.
Hoe kan het dat namens Nederland zo’n felicitatie wordt publiek gemaakt, terwijl Pakistan vrijwel niet optreedt tegen de daders van fatwa’s en talloze doodsbedreigingen die vanuit Pakistan worden afgevuurd op een Nederlands parlementariër?
Het is gebruikelijk om landen waarmee Nederland diplomatieke betrekkingen onderhoudt te feliciteren met de viering van hun onafhankelijkheidsdag, zeker als het gaat om een jubileumjaar. Dit gebeurt ook als Nederland en het betreffende land het over bepaalde zaken niet eens zijn.
Waarom heeft u, en de Nederlandse ambassade in Pakistan, nog niets gezegd over de Pakistaan die 20 miljoen dollar zette op het hoofd van een Nederlands parlementariër?3
De ernstige zorgen en afkeuring van het kabinet over de dreigtweets aan de heer Wilders worden met grote regelmaat overgebracht aan de Pakistaanse autoriteiten. Dit is ook direct, zowel op hoogambtelijk niveau in Den Haag als in Islamabad, gebeurd naar aanleiding van de tweet van de persoon die een beloning van 20 miljoen euro uitloofde op het hoofd van de heer Wilders. Daarbij is benadrukt dat elke vorm van geweld of dreiging onacceptabel is. Hier is ook op politiek niveau aandacht voor gevraagd.
Wat gaat u de komende maanden doen om de aanzwellende stortvloed aan doodsbedreigingen uit Pakistan in te dammen, anders dan het achter de schermen en zonder resultaat aanspreken van Pakistan?4
Het kabinet keurt iedere vorm van bedreiging met geweld af. Zeker bedreigingen die gericht zijn aan democratisch gekozen politici zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse democratische rechtsorde. Zoals in de beantwoording van eerdere vragen gesteld door uw Kamer weergegeven5 6 doet het kabinet er alles aan wat in zijn macht ligt om een einde te maken aan deze bedreigingen en de risico’s ervan voor de heer Wilders te mitigeren. Het kabinet staat hierover in contact met de Pakistaanse autoriteiten, zowel in Islamabad als in Den Haag.
Bent u bereid om de ambassadeur uit Pakistan op het matje te roepen om hem duidelijk te maken wat vrijheid en onafhankelijkheid betekenen en kunt u hem vertellen dat hij zijn tent kan sluiten als Pakistan niet snel optreedt tegen de doodsbedreigingen?
Zoals in het antwoord op vraag 5 gesteld, is naar aanleiding van de recente tweets direct contact gelegd met de Pakistaanse autoriteiten, zowel in Den Haag als in Islamabad.
Bent u bereid om de vertrokken Nederlandse ambassadeur in Pakistan te vervangen door iemand die het verdedigen van het vrije woord, Nederland en de Nederlandse belangen topprioriteit maakt?
De Nederlandse ambassadeur in Pakistan behartigt de Nederlandse belangen en draagt de Nederlandse standpunten op professionele wijze uit, zoals alle andere Nederlandse diplomaten dat doen.
Taiwan en China |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «China zegt dat militaire oefeningen bij Taiwan toch verdergaan»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de reden of het doel was van het bezoek van de Amerikaanse politica Pelosi aan Taiwan?
In de persverklaring van 3 augustus gaf afgevaardigde Pelosi, Speaker of the House of Representativesvan het Congress, aan dat het bezoek van de parlementaire delegatie naar Taiwan tot doel had een krachtig signaal af te geven van steun aan Taiwan. Ik verwijs u verder naar het uitgebreidere persbericht2 en overige uitlatingen van haarzelf en andere leden van de parlementaire delegatie, o.a. op sociale media.
Hoe duidt u de Chinese reactie op dit bezoek, die bestaat uit druk, dreigementen en militaire oefeningen waarbij ook de territoriale integriteit van Taiwan wordt geschonden?
Van 4 tot 10 augustus heeft het Chinese Volksbevrijdingsleger (PLA) oefeningen uitgevoerd op meerdere locaties rond Taiwan. Daarbij hebben Chinese marineschepen en gevechtsvliegtuigen voor het eerst in het kader van dergelijke oefeningen de middellijn tussen Taiwan en het Chinese vasteland overschreden, de officieuze grens in de Straat van Taiwan. Ook heeft het PLA ballistische raketten over het Taiwanese hoofdeiland afgeschoten, die deels in wateren terecht zijn gekomen die Japan claimt als onderdeel van de eigen exclusieve economische zone. Het kabinet betreurt iedere escalatie die de veiligheid in de Straat van Taiwan en de regio in gevaar kan brengen, of die tot doel heeft de status quo eenzijdig te veranderen. Nederland en de EU roepen op tot terughoudendheid en de-escalatie. Grootschalige militaire oefeningen dragen hier niet aan bij.
Wat vindt u van de uitspraak van China dat Taiwan bij China hoort en er daarom sprake is van «normale militaire oefeningen in eigen wateren»?
De militaire oefeningen die China heeft ondernomen hebben geen precedent qua intensiteit en bovendien ondernam het PLA militaire oefeningen rondom het gehele eiland Taiwan. Het kabinet is bezorgd dat door dergelijke oefeningen het risico op mogelijke ongelukken en misrekeningen toeneemt.
Beaamt u dat Taiwan een legitieme aanspraak heeft op zelfbeschikking en onafhankelijkheid? Zo nee, waarom niet en wat is dan volgens u de status van Taiwan?
In het kader van het Nederlandse één-Chinabeleid, erkent Nederland de regering van de Chinese Volksrepubliek als enige wettige regering van China. Nederland onderhoudt géén diplomatieke betrekkingen met Taiwan. Wel onderhoudt Nederland goede economische, culturele en wetenschappelijke betrekkingen met Taiwan. Het kabinet is van mening dat geschillen tussen de Chinese regering en Taiwan, ook over de status van Taiwan, vreedzaam moeten worden opgelost, waarbij rekening gehouden moet worden met de wensen van de Taiwanese bevolking.
Hoe beoordeelt u de houding en het gedrag van China in de bredere regio, inclusief de Zuid-Chinese Zee? Beaamt u dat de Chinese territoriale claims een schending vormen van het internationaal recht, zoals ook het Internationaal Gerechtshof heeft geoordeeld?
De Nederlandse regering volgt ontwikkelingen in de Zuid-Chinese Zee nauwgezet en heeft zorgen over de groeiende spanningen. Deze kunnen gevolgen hebben voor de internationale scheepvaart en de regionale stabiliteit. Beide zijn voor Nederland van essentieel belang. Nederland keurt unilaterale acties in de Zuid-Chinese Zee die de regionale stabiliteit en de internationale rechtsorde bedreigen af.
Het kabinet is voorstander van vreedzame geschillenbeslechting via arbitrage. Het steunt derhalve onder meer de uitspraak van het arbitraal tribunaal onder auspiciën van het Permanent Hof van Arbitrage uit 2016 inzake de Zuid-Chinese Zee en roept China op deze uitspraak te respecteren. Het kabinet verwelkomt de onderhandelingen tussen China en ASEAN over een gedragscode in de Zuid-Chinese Zee en ondersteunt landen in de regio met kennisopbouw over internationaal (zee)recht, in het bijzonder de VN Conventie over het Internationaal Zeerecht (UNCLOS). Nederland dringt er bilateraal en in EU-verband bij alle betrokken partijen op aan een vreedzame oplossing te vinden inzake de overlappende territoriale claims in de Zuid-Chinese Zee, in overeenstemming met het internationaal recht.
Op welke wijze heeft Nederland, ook in EU- en/of internationaal verband, steun geuit richting de VS en Taiwan rondom het bezoek van Pelosi? Als dit nog niet gebeurd is, waarom niet, en bent u alsnog voornemens dit te doen?
In EU-kader (Hoge Vertegenwoordiger Borrell) en in gesprekken met de Chinese ambassadeur op hoogambtelijk niveau zijn de zorgen overgebracht over de oplopende spanningen rond Taiwan en hebben Nederland en de EU opgeroepen tot terughoudendheid en de-escalatie.
Op welke wijze wordt China opgeroepen haar «militaire oefeningen» rond Taiwan te beëindigen?
In lijn met de oproepen van de EU bij monde van HV Borrell, heeft Nederland China opgeroepen terughoudendheid te betrachten in de Straat van Taiwan. De Minister-President heeft op 23 augustus jl. in een gesprek met zijn Chinese ambtsgenoot Li Keqiang eveneens zijn zorgen over de recente ontwikkelingen overgebracht, opgeroepen geen unilaterale acties te ondernemen die de status quo mogelijk kunnen aantasten en af te zien van escalerende acties.
Welke consequenties kan een mogelijke escalatie van de vijandigheden van China richting Taiwan betekenen voor Taiwan zelf, maar ook voor de veiligheid en belangen van Nederland, de EU en de internationale gemeenschap? Bereidt Nederland zich, samen met gelijkgezinde landen, op een dergelijk scenario voor?
De Straat van Taiwan is een belangrijke vaarroute. Het veilig en open houden van deze zeeroute is een gedeeld belang van de internationale gemeenschap. Instabiliteit in de regio en blokkades van vaarroutes kunnen leiden tot ernstige belemmeringen voor de handel en voorzieningszekerheid. Afhankelijk van het niveau van escalatie, kan ook de waardeketen van halfgeleiders ontregeld raken, met grote gevolgen voor de wereldeconomie. Dergelijke verstoringen raken de vitale belangen van Nederland en Europa. Nederland wordt in het bijzonder geraakt door verstoringen gezien zijn open economie. Het kabinet volgt de ontwikkelingen derhalve op de voet, evenals relevante ontwikkelingen in de rest van de wereld.
Op welke wijze heeft Nederland, conform de aangenomen motie-Bisschop/Van Helvert (Kamerstuk 35 207, nr. 8, haar steun uitgesproken voor een betekenisvolle participatie van Taiwan binnen internationale organisaties en hoe en wanneer zal Nederland dit ook in de (nabije) toekomst blijven doen?
Nederland blijft, binnen ons één-Chinabeleid en samen met gelijkgestemde landen, voorstander van betekenisvolle deelname van Taiwan binnen internationale organisaties over zaken die van mondiaal belang zijn. Zo heeft Nederland in 2020, 2021 en 2022 erop ingezet om Taiwan op betekenisvolle wijze te laten deelnemen aan bijeenkomsten in WHO-verband, waaronder als waarnemer aan de WHA. Nederland heeft daartoe reeds driemaal een brief met gelijkgestemde landen aan DG WHO medeondertekend, waarvan de laatste in mei 2022. Waarnemersstatus van Taiwan bij de WHA is voor Nederland geen doel op zich. Het belangrijkste is dat Taiwan niet verstoken mag blijven van cruciale informatie voor de volksgezondheid, en dat de internationale gemeenschap niet verstoken mag blijven van Taiwanese ervaringen en inzichten – bijvoorbeeld waar het de bestrijding van COVID-19 betreft.
De situatie in Suriname |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Zijn de Ministers bekend met de situatie in Suriname met betrekking tot de grote wateroverlast en de schrijnende gezondheidszorg?
Ja.
Zijn de Ministers op de hoogte van de grote overstromingen, die het land teisteren, waardoor mensen huis en haard kwijtraken?
Ja. Nederland heeft steun aan Suriname geboden bij de aanpak van de wateroverlast. Vanuit het noodhulpbudget zijn er middelen vrijgemaakt waarmee UNICEF hulp heeft kunnen verlenen op het terrein van voedselvoorziening, schoon drinkwater en onderwijs. Daarnaast stelt Nederland vanuit het Dutch Risk Reduction (DRR) programma waterexperts ter beschikking om Suriname te helpen bij het in kaart brengen van de urgente waterproblemen, de structurele oorzaken daarvan en mogelijke oplossingen.
Zijn de Ministers op de hoogte van de precaire situatie van de gezondheidszorg, waardoor de afgelopen maanden baby’s zijn gestorven door een gebrek aan materieel, verpleegkundigen en plaats op de Neonatale Intensive Care Unit (NICU)?
De regering deelt de zorgen over de precaire situatie in de Surinaamse gezondheidszorg. De halvering van de capaciteit bij het NICU van het Academisch Ziekenhuis Paramaribo zou het gevolg kunnen zijn van een tekort aan gespecialiseerde IC verpleegkundigen.
Ook is bekend dat alleen het Academisch Ziekenhuis Paramaribo een NICU heeft. De neonatale intensive care zorg is echter dermate complex dat er goede redenen kunnen zijn om deze te concentreren binnen een academische setting.
Nederland levert een bijdrage aan de duurzame hervorming van de gezondheidszorg via de detachering van oud Directeur-Generaal van het RIVM, Dhr. Sprenger, die de Surinaamse autoriteiten adviseert op dit gebied. Tevens heeft Suriname recent besloten om een deel, ca. € 8 mln., van het restant Verdragsmiddelen te besteden aan een Zorg Transitie Fonds waarmee de duurzame hervorming van de gezondheidszorg ingezet kan worden.
Zijn de Ministers bekend met het feit dat er slechts een NICU is in Suriname en dat de capaciteit van tien bedden op deze afdeling op dit moment is gehalveerd?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn de Ministers op de hoogte van het enorme gebrek aan zorgpersoneel in Suriname en dat er door Nederlandse en Caraïbische ziekenhuizen, waar de arbeidsomstandigheden beter zijn, actief gespecialiseerde verpleegkundigen worden geworven in Suriname?
Er is inderdaad een tekort aan zorgpersoneel in Suriname. Volgens onbevestigde berichten worden er verpleegkundigen geworven in Suriname, door diverse partijen.
Zijn de Ministers bekend met het rapport «Een Belaste Relatie», een analyse van Dirk Kruijt en Marion Maks over 25 jaar ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname, waarin zij beschrijven dat de Verdragsmiddelen incidenteel zijn ingezet en eigenlijk een «Verkapte vormen van begrotingssteun» waren?
Ja.
Weten de Ministers dat ruim de helft van de Nederlandse Verdragsmiddelen ter beschikking kwam van het zogeheten RLA-project (Regeling Laagfrequente Aandoeningen) en dat met deze regeling Surinaamse patiënten die niet in Suriname behandeld konden worden doorverwezen werden naar Nederland, waardoor de verdragsmiddelen terugvloeiden naar Nederlandse ziekenhuizen?
Nederland heeft 3,5 miljard gulden aan Suriname toegekend na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975. Deze middelen staan bekend als de Verdragsmiddelen. Suriname heeft op basis van het Verdrag tussen Suriname en Nederland van 1975 en het Aanvullend Protocol op dit Verdrag uit 1989 het recht om zelf voorstellen in te dienen voor de besteding van de middelen. De Regeling Laagfrequente Aandoeningen was een programma voor patiënten met een ziekte met een lage incidentie die niet in Suriname behandeld konden worden. Op grond van deze regeling konden deze patiënten in Nederland geholpen worden en werden de medische kosten en de reiskosten vergoed. Hiervoor is ongeveer 68 miljoen gulden vanuit de Verdragsmiddelen ter beschikking gesteld.
Zijn de Ministers het met Kruijt en Maks eens dat er geen sprake was van duurzame projecten, maar de hulp bestond uit een grote verscheidenheid aan projecten zonder duidelijk samenhangend doel?
Graag verwijzen wij naar de Kamerbrief van 6 februari 2004 waarin u een reactie vindt op de bevindingen van Dhr. Kruijt en mevr. Maks.1
Zijn de Ministers voornemens om Suriname te helpen op het gebied van watermanagement en gezondheidszorg? Zo ja, zijn de Ministers van plan dat op duurzame wijze te doen in plaats van investeren in losse projecten?
Zowel op het gebied van watermanagement als gezondheidszorg is Nederland reeds betrokken. Via het Makandra-programma van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt technische assistentie gefinancierd. Hiermee draagt Nederland op duurzame wijze bij aan de kennisopbouw binnen de Surinaamse overheid. Gezondheidszorg is een van de prioritaire sectoren voor Makandra. Bv. via de eerder genoemde detachering van Dhr. Sprenger. Ook heeft Nederland tijdens de Covid-pandemie Suriname bijgestaan, door middel van het verstrekken van medicijnen, vaccins, beschermingsmateriaal en het faciliteren van de inzet van Nederlandse gezondheidsexperts. Tevens is binnen de Twinning Faciliteit, dat samenwerking tussen maatschappelijke actoren in Suriname en Nederland bevordert, zorg en welzijn een van de sectoren waarbinnen projecten worden gefinancierd.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft Nederland tevens expertise op het gebied van watermanagement beschikbaar gesteld. De teamleider van de Dutch Risk Reduction (DRR)-missie is begin juli jl. in Suriname geweest voor een zogenaamde «scoping mission». Op basis van diens bevindingen zal spoedig een voltallig team naar Suriname afreizen. De vervolginzet zal zich richten op adviezen voor het opzetten van een waterstrategie voor flood prevention in de binnenlanden. Middels het Makandra-programma zal Nederlandse expertise beschikbaar worden gesteld om Suriname bij te staan de adviezen te implementeren.
Verslag van staatskasfraude in Suriname |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het dossier van Drs. Biharie MA getiteld «Oppenheimer Leningen Deel 1», naar u allen verstuurd op 8 augustus 2022?
Ja.
Weten de bewindslieden dat Suriname sinds mei 2016 (eerste aanvraag om noodkredieten bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF)) feitelijk in een faillissement status verkeert? En dat sinds 2013 internationale banken hun zogenaamde «correspondent bank relatie» met Surinaamse banken hebben beëindigd?
In het internationaal recht bestaat er geen classificatie voor een «faillissement» van een soeverein land. Wel heeft het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in een recente Artikel IV consultatie (2021) de overheidsschuld van Suriname als «onhoudbaar» geclassificeerd. Het IMF heeft daarom als voorwaarde van het lopende programma t.w.v. $ 688 mln. opgenomen dat Suriname met crediteuren afspraken moeten maken over herstructurering van de schuld zodat deze wel houdbaar is. Nederland heeft zich binnen de Club van Parijs (CvP) ingezet voor een succesvolle schuldherstructurering. De CvP en Suriname hebben in juni 2022 een akkoord bereikt over de herstructurering van bilaterale schulden. Suriname is momenteel in gesprek met haar andere crediteuren (waaronder China en de private sector) over een schuldherstructurering op vergelijkbare voorwaarden als de herstructurering met de CvP. Vanuit de CvP is de eis dat er sprake is van zogenaamde «comparability of treatment».
Ja, wij zijn bekend met de trend waarbij wereldwijd correspondent banking relaties afnemen, ook in Suriname. Correspondent banking betreft relaties tussen banken onderling waar de Nederlandse overheid geen toezicht op houdt of verantwoordelijkheid voor heeft.
Bent u op de hoogte van het feit dat in mei 2018 door de Nederlandse Douane een kapitaal van € 19,5 miljoen in beslag is genomen, waarvan het rechtsgeding bij het Gerechtshof te Amsterdam in behandeling is na verwijzing daartoe door de Hoge Raad?
Ja.
Wist u dat in Suriname sinds 2013 een hoge inflatie in de economie zich voordoet van gemiddeld 50% gedurende de afgelopen drie jaren? En dat de Surinaamse munteenheid sinds september 2020 een waardedaling van meer dan 200% heeft ondergaan?
Cijfers van het Internationaal Monetair Fonds laten zien dat de inflatie, zoals gemeten aan de hand van de consumentenprijsindex, sterk fluctueerde de laatste drie jaar. In 2021 lag deze stijging op 59,1%, in 2020 lag dit cijfer op 34,9% en in 2019 was dit 4,4%. Het terugdringen van inflatie is één van de doelstellingen van het IMF-programma.
Het is bekend dat de Surinaamse munteenheid sinds september 2020 een sterke waardedaling heeft ondergaan. Onderdeel hiervan was het besluit van de Centrale Bank van Suriname om de wisselkoers in september 2020 aan te passen. Dit was onderdeel van een breder pakket aan maatregelen van de regering Santokhi.
Heeft u meegekregen dat het volk van Suriname in een verergerde vorm van armoede moet leven?
Door het bovengenoemde in vraag 4 is de koopkracht van de Surinaamse bevolking afgenomen.
Bent u het met de heer Biharie eens dat de feiten uit het onderzoeksverslag aanleiding geven tot strafrechtelijke vervolging, (zowel volgens de wet in Suriname alsook volgens de Nederlandse strafwetgeving) en meer dan een «redelijk vermoeden» van een omvangrijke fraude blootlegt van één regering (de regering Bouterse van 2015–2020), maar waarschijnlijk ook van de huidige regering onder leiding van president C. Santokhi?
Het is niet aan Nederland om aan waarheidsvinding te doen ten aanzien van een zaak die in een ander, soeverein land speelt en hier een oordeel over te vellen. Het is aan het Surinaamse Openbaar Ministerie om te besluiten een strafrechtelijk onderzoek in te stellen en vervolgens te besluiten of het tot vervolging overgaat. Momenteel lopen in Suriname verschillende onderzoeken naar fraude gepleegd binnen de publieke sector.
In het kader van het voorgenomen staatsbezoek aan Suriname door de Minister-President in september 2022 acht ik het van belang te weten welk standpunt de Nederlandse regering zal innemen. Kunt u voor uw vertrek aan de Kamer laten weten wat het standpunt van het kabinet is?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u het met ons eens dat een expliciete standpuntbepaling wenselijk is?
Zie antwoord vraag 6.
Respecteert Nederland artikel 1 lid 2, tweede volzin, van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten van de Verenigde Naties, hetwelk bepaalt dat «In geen geval mag een volk zijn bestaansmiddelen worden ontnomen»? Zo ja, bent u bereid publiekelijk te verkondigen dat door de feiten zoals in het dossier vaststaan niet kan worden uitgesloten dat de regering van Suriname onder leiding van president C. Santokhi zich waarschijnlijk schuldig heeft gemaakt aan een ernstige vorm van staatskasfraude?
Zie antwoord vraag 6.
Acht de Minister-President het, als leider van de Nederlandse regering, opportuun om onder de thans bekend staande feiten en omstandigheden een staatsbezoek aan Suriname af te leggen?
Het aankomende bezoek betreft een werkbezoek waartoe de Minister-President is uitgenodigd door president Santokhi tijdens diens werkbezoek aan Nederland in september 2021. Deze bezoeken vinden plaats in het kader van de goede bilaterale betrekkingen, mede op basis van de bijzondere gedeelde geschiedenis.
Indien de Nederlandse regering volhardt in het afleggen van het staatsbezoek, kunt u aangegeven wat de argumenten zijn geweest in het afwegingsproces?
Zie antwoord vraag 10.
De rol van Frontex bij illegale pushbacks door de Griekse kustwacht |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het nieuwsbericht «Frontex keek weg bij deportaties van migranten door Griekse kustwacht»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de vernietigende conclusies van het rapport van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding, waaronder het feit dat Frontex al in een vroeg stadium wist van de pushbacks uit Griekenland en in plaats van deze te voorkomen, deze heeft toegedekt door patrouilles terug te trekken en pushbacks expres niet te melden?
In het algemeen neemt het kabinet stelling tegen alle vormen van het schenden van mensenrechten aan de EU-buitengrenzen. Uit eerdere onderzoeken naar het Agentschap is gebleken dat Frontex grote uitdagingen heeft in het verbeteren van de sturing, interne cultuur en het waarborgen van fundamentele rechten. Daarnaast is het aan de Europese Commissie om actie te ondernemen, als hoedster van de verdragen, wanneer een EU-lidstaat zich niet houdt aan Europees rechtelijke verplichtingen.
Het is van belang te benadrukken dat het mandaat van het onderzoek van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (hierna: OLAF) zich beperkt tot vermeende integriteitschendingen van drie leidinggevende medewerkers, waaronder de voormalige Uitvoerend Directeur en betreft het dus niet een onderzoek naar eventuele pushbacks als zodanig. Gezien de ernst van deze integriteitschendingen, mede in relatie tot het waarborgen van fundamentele rechten, heeft Nederland er in de Management Board voor gepleit een disciplinaire procedure te starten tegen de voormalig Uitvoerend Directeur. Hier was echter geen meerderheid voor in de Management Board. De voormalig Uitvoerend Directeur heeft na bespreking van de onderzoeksresultaten in de Management Board besloten op te stappen.
Het kabinet onderstreept de bevindingen en aanbevelingen vanuit verschillende onderzoeken. Adequate opvolging van al deze signalen en transparante communicatie is nu cruciaal. Hiervoor heeft Nederland meermaals gepleit, en zal dat blijven doen, in de Management Board.
Wat is uw reactie op het feit dat Frontex hierdoor mede schuldig is aan grove mensenrechtenschendingen gepleegd door Griekenland?
Zoals ook in het antwoord op vraag 2 wordt aangegeven, is het van belang te benadrukken dat het mandaat van het onderzoek van OLAF zich beperkt tot vermeende integriteitschendingen van drie leidinggevende medewerkers waaronder de voormalige Uitvoerend Directeur, en betreft het dus niet een onderzoek betreft naar vermeende pushbacks als zodanig. In die context kan ik geen antwoord geven op de vraag, behalve dan datgene wat ik in het antwoord op vraag 2 heb geantwoord. Het is aan de Europese Commissie om erop toe te zien dat de grensbewaking in lidstaten wordt uitgevoerd conform de geldende Europees rechtelijke verplichtingen.
Bent u bereid te onderzoeken waarom het rapport van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding geheim is gebleven? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
In een formele reactie laat het Agentschap weten in lijn met de OLAF-verordening de vertrouwelijkheid van de onderzoeksresultaten te respecteren en daarmee ook de bescherming van de persoonsgegevens van de betrokken medewerkers van Frontex. Vervolgens geeft het Agentschap aan niet in de positie te zijn mededelingen te kunnen doen over de onderzoeksresultaten van OLAF. OLAF heeft in vertrouwelijkheid een beperkte versie van het rapport gedeeld met de Raad van Bestuur van Frontex, de Management Board en enkele leden van het Europees Parlement. Nederland zal in het kader van transparantie blijven pleiten voor het openbaar maken van een samenvatting van het rapport.
De Europese Commissie laat in haar reactie weten dat zij in deze situatie geen bevoegdheid heeft om in de Management Board maatregelen voor te stellen. Dit is voorbehouden aan het voorzitterschap van de Management Board en de vertegenwoordigende leden namens de lidstaten. Wel geeft de Commissie aan dat er de afgelopen jaren – ook onder de voormalig Uitvoerend Directeur – belangrijke stappen zijn gezet in het verbeteren van de interne cultuur van het Agentschap. De Commissie wijst daarbij op de rapportage mechanismen en de Standard Operating Procedureten aanzien van artikel 46 van de Europese Grens- en Kustwacht-verordening (hierna: EGKW-verordening) inzake opschorting en beëindiging van Frontex-operaties. Voor het kabinet heeft de nieuwe Uitvoerend Directeur een belangrijke positie om deze goede weg voort te zetten. Het kabinet kijkt daarom met interesse uit naar de voordracht van de nieuwe Uitvoerend Directeur.
Bent u bereid te onderzoeken welke maatregelen de Europese Commissie precies heeft ondernomen sinds de uitkomst van het rapport? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid te achterhalen in hoeverre onderzoek plaatsvindt of heeft gevonden naar soortgelijke mensenrechtenschendingen door Frontex aan andere buitengrenzen van Europa? Zo ja, wanneer kunt u hier de Kamer over informeren? Zo nee, waarom niet?
Het Agentschap heeft conform de EGKW-verordening een speciale, onafhankelijke grondrechtenfunctionaris. De grondrechtenfunctionaris en zijn personeel onderzoeken of in de gezamenlijke operaties fundamentele rechten in voldoende mate worden gewaarborgd. Indien er vanuit de gezamenlijke operaties meldingen in het zogeheten Serious Incident Report Mechanism worden aangemaakt over vermeende mensenrechtenschendingen, belanden deze automatisch bij de grondrechtenfunctionaris. Ook zet Frontex zogeheten grondrechtentoezichthouders in die zijn aangewezen om een operationele activiteit te monitoren. Jaarlijks presenteert de grondrechtenfunctionaris een rapport over de mensenrechtensituatie aan de buitengrenzen. Dit rapport is openbaar en te vinden op de officiële website van Frontex.2 Tot slot kent Frontex ook een adviesforum dat het Agentschap bijstaat door het verstrekken van onafhankelijk advies op het gebied van grondrechten.
Zoals uw Kamer bekend zijn er recentelijk verschillende onderzoeken gedaan naar het functioneren van Frontex. Uw Kamer is daarover een aantal keer geïnformeerd.3 Het algemene beeld dat hieruit naar voren komt is dat de rapportage- en klachtenmechanismen binnen Frontex onvoldoende functioneren. Uit de verschillende onderzoeken komen ongeveer honderd aanbevelingen voort. Momenteel wordt door Frontex hard gewerkt aan de uitvoering daarvan. De voortgang wordt voortdurend besproken in de Frontex Management Board.
Bent u bereid te onderzoeken wat het Nederlandse aandeel is geweest in het bijdragen aan pushbacks door Frontex in Griekenland, onder andere door onze bijdragen middels marineschepen, kustwachtvliegtuigen of marechausseepersoneel? Zo ja, op welke wijze, met welke middelen en op welke termijn, en wanneer kunt u hier de Kamer over inlichten? Zo nee, waarom niet?
Het vertrouwen in het Nederlands personeel is groot. Het uitgeleende personeel is goed opgeleid, waarbij er uiteraard ook speciale aandacht is voor grondrechtenwaarborging. In de periode van 2020 tot heden zijn personeel en middelen vanuit Nederland ingezet in Griekenland. Over de algehele inzet van Nederland in Frontex operaties in 2020 is uw Kamer vorig jaar geïnformeerd en over de algehele inzet van dit jaar is uw Kamer voor de zomer geïnformeerd.4 In Griekenland werd in de periode van begin 2020 tot heden ongeveer 129 VTE ingezet vanuit de KMar, DV&O, IND en de Politie. Dit bevat ook de inzet van Nederland in de Rapid Border Intervention in Griekenland in 2020. Daarnaast werden vanaf begin 2020 twee Nederlandse patrouillevoertuigen aan de landgrens van Griekenland met Turkije ingezet. Vanaf 1 april 2020 tot en met heden worden er drie patrouillevoertuigen in dit gebied ingezet. Nederland heeft in genoemde periode geen varende en/of vliegende middelen in Griekenland ingezet en dit is in de nabije toekomst ook niet voorzien.
Bent u bereid om de Nederlandse bijdrage aan Frontex op te schorten zolang niet duidelijk is of Frontex nog steeds actief bijdraagt aan illegale pushbacks? Kunt u uw antwoord toelichten?
Conform de EGKW-verordening, is het een juridische verplichting om bij te dragen aan Frontex-operaties. Het kabinet hecht aan deze bijdrage in het kader van een robuust en effectief beheer van de buitengrenzen.
Ingevolge artikel 46 lid 4 van de EGKW-verordening kan een activiteit van Frontex door de Uitvoerend Directeur worden geschorst of beëindigd, na raadpleging van de grondrechtenfunctionaris, indien er in verband met de betrokken activiteit sprake is van schendingen van de grondrechten of de internationale verplichtingen op het gebied van internationale bescherming, die ernstig zijn of waarschijnlijk zullen voortduren. Krachtens Artikel 46 lid 6 worden deze beslissingen op naar behoren gemotiveerde gronden genomen en worden deze niet gebaseerd op een enkel incident. Bij het nemen van deze beslissingen houdt de uitvoerend directeur rekening met relevante informatie, zoals het aantal en de inhoud van de geregistreerde klachten die niet door een nationale bevoegde autoriteit zijn opgelost, rapporten over ernstige incidenten, verslagen van coördinerend functionarissen, relevante internationale organisaties, en instellingen, organen en instanties van de Unie op de onder deze verordening vallende gebieden. De bevoegdheid om activiteiten op te schorten of te beëindigen is daarmee voorbehouden aan de Uitvoerend Directeur. De Standard Operating Procedure ten aanzien van artikel 46 werkt de uitvoering van deze bevoegdheid van de Uitvoerend Directeur verder uit. Daarmee is beter inzichtelijk geworden en vastgelegd wanneer en hoe de bevoegdheden in artikel 46 kunnen worden ingezet.5
Welke andere drukmiddelen zet u in om mensenrechtenschendingen door Frontex binnen Europees verband aan het licht te brengen en te bestrijden?
In het antwoord op vraag 6 worden de verschillende maatregelen en grondrechtenmechanismes omschreven. Daarnaast staat het waarborgen van fundamentele rechten voor het kabinet bovenaan de Nederlandse inzet in bijvoorbeeld de Management Board. Het kabinet kijkt in dat kader ook uit naar de evaluatie van de Commissie die zij uiterlijk eind 2023 uitgevoerd heeft. Dit betreft de verplichte evaluatie op grond van artikel 121 van de EGKW-verordening. Het kabinet heeft ten aanzien daarvan een positief kritische houding en zal daarover uw Kamer te zijner tijd informeren.
Welke drukmiddelen en concrete acties zet u in om illegale pushbacks door Griekenland te beëindigen, naast het uitspreken van uw zorgen hierover?
De primaire verantwoordelijkheid van de bewaking van de buitengrenzen ligt bij de individuele lidstaten zelf. Het staat voorop dat grensbewaking door lidstaten, en met eventuele ondersteuning van Frontex, te allen tijde moet worden uitgevoerd conform de geldende bepalingen uit het Europees en internationaal recht. Naast het signaleren van bepaalde vraagstukken in bilaterale gesprekken en EU-gremia, worden er op dit moment geen drukmiddelen ingezet naar andere EU-lidstaten. Ook blijft het kabinet voorstander van onafhankelijke monitoringsmechanismen en zal het belang hiervan blijven benoemen.
Oliewinning in het Virunga Natuurpark in Congo en de dreiging daarvan voor het voortbestaan van berggorilla’s |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Kent u het artikel «Oliewinning in Virunga betekent het einde van de berggorilla’s»?1
Ja
Deelt u de analyse van lokale bewoners en natuurorganisaties dat oliewinning en natuurbescherming niet samengaan? Zo nee, waarom niet?
De ervaring leert dat oliewinning een breed scala aan negatieve effecten kan hebben op de natuur en de sociale leefomgeving. Bovendien kan oliewinning leiden tot andere economische en sociale activiteiten die indirect nog meer schade aan de natuur toebrengen (secundaire effecten). Een deel van de primaire negatieve effecten van oliewinning kan worden verminderd door zorgvuldig beheer en technologische innovaties. Het tegengaan van de negatieve secundaire effecten is vaak een grotere uitdaging.
Deelt u de analyse dat het mogelijke vrijkomen van tussen de 26 en 32 miljard ton CO2 strijdig is met de klimaatdoelen van Parijs?
Ja. De reeds aanwezige broeikasgassen in de atmosfeer van eerdere uitstoot samen met nieuwe uitstoot, zeker in deze grote hoeveelheden, brengen het beperken van de opwarming van de aarde tot maximaal 1,5 graden in gevaar.
Overigens zijn de minst ontwikkelde landen, waaronder die in Afrika, verantwoordelijk voor een miniem deel van de historische groei van broeikasgasemissies en hebben zij de laagste uitstoot per hoofd van de bevolking.
Bent u het met ons eens dat oliewinning en de bescherming in het beschermde oerbos van Virunga niet samengaan en dat de kans reëel is dat de laatste populatie berggorilla’s die in dit gebied leeft zal verdwijnen door de exploitatie van de olie in dit oerbos? Zo nee, waarom niet?
Het Nationaal Park Virunga is een van Afrika’s meest biodiverse gebieden en van uitzonderlijke waarde voor de mensheid. Daarom staat het op de UNESCO werelderfgoedlijst, die ook is geratificeerd door de Democratische Republiek Congo (DRC). Ik zie het gevaar dat oliewinning in, of in de buurt van, het park de biodiversiteit in het park permanent kan beschadigen en een negatieve invloed kan hebben op lokale gemeenschappen die voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van het park. Ook de berggorilla’s lopen dan gevaar en ik deel uw zorgen daarover.
De daadwerkelijke impact van de oliewinning is afhankelijk van hoe de primaire en secundaire effecten worden geminimaliseerd. Als oliewinning in het Nationaal Park Virunga inderdaad gaat plaatsvinden, baart ons dat zorgen. De informatie over de exacte locaties is nog niet eenduidig, en exploitatie vergunningen zijn nog niet afgegeven. Ik houd de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.
Internationale partners (zie ook antwoord op vraag 6) zullen in dialoog gaan met de overheid en het maatschappelijk middenveld in de DRC, om te bekijken hoe we daarbij kunnen samen werken om Nationaal Park Virunga te behouden.
Is het juist dat Congo de komende jaren 500 miljoen dollar aan financiële steun ontvangt van onder meer de Europese Unie om zijn oerbossen te beschermen?
Ja. De DRC is met het Central African Forest Initiative (CAFI) in november 2021 een intentieverklaring overeengekomen met als doel de bossen te behouden in het belang van klimaat mitigatie en armoedebestrijding. Daarin staat onder andere dat de donoren bereid zijn om 500 miljoen dollar bij te dragen voor het behalen van de verschillende doelstellingen van deze intentieverklaring.
Gaat u binnen hetCentral African Forest Initiative (Cafi) druk uitoefenen op Congo om geen oliewinning in kwetsbare gebieden toe te staan? Zo nee, waarom niet?
Ja. De veiling van de olie-en gasconcessies is onderwerp van discussie onder donoren. De verschillende donoren van CAFI, waaronder Nederland, zijn niet bij voorbaat gerust op de combinatie oliewinning en beschermen van het Nationaal Park Virunga. CAFI zet in op een gezamenlijke positie waarbij de zorgen van donoren met de overheid van de DRC zullen worden gedeeld, alsook met eventuele bedrijven die besluiten mee te dingen. Ook is CAFI in gesprek met het maatschappelijk middenveld in de DRC om te bezien hoe zij ondersteund kunnen worden in hun advocacy. Verder voert Nederland, als voorzitter van de donorgroep Milieu en Klimaat (GIBEC), ook gesprekken met het maatschappelijk middenveld (o.a. Institut Congolais pour la conservation de la Nature en Greenpeace) en vond een eerste dialoog tussen de GIBEC en de vice premier/Minister van Milieu en Klimaat Bazaiba en de Minister van Olie en Gas Budimbu plaats.
Bent u bereid om desnoods de toegezegde gelden aan Congo te bevriezen of te schrappen, als de regering van Congo de afspraken over de bescherming van de oerbossen en de dwerggorilla’s niet nakomt en kiest voor oliewinning in het betreffende gebied? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse bijdrage, via United Nations Development Programme, aan CAFI bedraagt 15 miljoen euro. Het bevriezen van deze toegezegde gelden is nog niet aan de orde. Ons doel is helder: wereldwijde ontbossing stoppen en biodiversiteit behouden. Dat vereist echter in beginsel wel internationale samenwerking via initiatieven zoals CAFI. In een gesprek (of gesprekken) met de overheid zal CAFI aanbieden de DRC te ondersteunen om aan de nationale wetgeving en internationale afspraken op het gebied van klimaat en biodiversiteit te voldoen. Nu dreigen met weglopen van de overeenkomst heeft mijns inziens eerder een negatief dan een positief effect.
Welke rol hebben Nederlandse bedrijven (zoals Stichting Pensioenfonds DSM)2 gespeeld bij het onderzoek dat oliebedrijf Soco International (in 2019 omgekat tot Pharos Energy, nadat het onder vuur was komen te liggen vanwege illegale activiteiten in Virunga) heeft uitgevoerd naar de mogelijkheden voor oliewinning in Virunga National Park?3
Het is het kabinet niet bekend welke rol Nederlandse bedrijven hebben gespeeld bij het onderzoek van Soco International/Pharos Energy. Volgens de website van Virunga Movie had Stichting Pensioenfonds DSM in maart 2015 aandelen in Soco International. Virunga is niet besproken binnen het pensioenconvenant.
In algemene zin verwacht het kabinet van bedrijven, waaronder pensioenfondsen, dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Dit betekent dat zij de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart moeten brengen en deze risico’s moeten voorkomen en aanpakken. Het toepassen van gepaste zorgvuldigheid geldt ook voor alle financiële diensten en producten.
Heeft de Nederlandse staat geïnvesteerd of andere betrokkenheid (financieel, kennis, of enige andere steun) verleend aan dergelijke onderzoeken?
Nee.
Bent u bereid om Congo bij te staan in de strijd tegen armoede door het land te helpen investeren in duurzame ontwikkeling binnen de draagkracht van de aarde?
Ja. Onder andere via CAFI draagt Nederland reeds bij aan zowel het behoud van het tropische bos in de DRC, het mitigeren van klimaatverandering en het ontwikkelen van een duurzame bestaansbasis voor de lokale bevolking.
Daarnaast financiert Nederland verschillende projecten in Oost-DRC die werken aan rurale economische ontwikkeling. Dit gebeurt onder andere door het bevorderen van duurzame landbouwpraktijken, geïntegreerd waterbeheer en het herstellen van gedegradeerde gronden. Een voorbeeld hiervan is Transition for Inclusive Development.
Wat gaat u doen om de berggorilla’s in Virunga National Park te beschermen?
Nederland ondersteunt de Greater Virunga Transboundary Collaboration met 3,5 miljoen EUR (2020–2024). Dit is een samenwerkingsverband tussen de DRC, Uganda en Rwanda om gezamenlijk het Greater Virunga Landscape (waar het Nationaal Park Virunga onderdeel van uitmaakt) en diens flora en fauna, waaronder de berggorilla’s, te beschermen. Zo coördineert deze organisatie gezamenlijk landschapsbeheer, handhaving, ontwikkeling van toerisme en ondersteuning van gemeenschappen die nabij de beschermde gebieden wonen.
Het rapport Death in Slow Motion: Women and girls under Taliban rule van Amnesty International van 27 juli 2022 |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport «Death in Slow Motion: Women and girls under Taliban rule» van Amnesty International van 27 juli 20221?
Ja.
Bent u bereid om binnen afzienbare tijd, maar uiterlijk binnen twee weken, een schriftelijke reactie op het rapport en deze Kamervragen aan de Kamer toe te zenden?
Het rapport van Amnesty International schetst een aangrijpend beeld van de zeer moeilijke omstandigheden waarin vrouwen en meisjes in Afghanistan nu leven. Het is belangrijk om de mensenrechtensituatie in Afghanistan te blijven monitoren. Dit (soort) rapport(en) en aanbevelingen houden de vinger aan de pols en dragen bij aan de complexe afwegingen die het Kabinet moet maken in de huidige context, zoals beschreven in de Kamerbrief Langetermijnvisie voor de Nederlandse inzet in Afghanistan van 7 juli jl. (Kamerstuk 34 952, nr. 177).
De Nederlandse inzet zoals beschreven in de bovengenoemde Kamerbrief is in lijn met de aanbevelingen uit het rapport. De kern van de huidige Nederlandse inzet op het gebied van bevordering van mensenrechten in Afghanistan richt zich in het bijzonder op vrouwen- en meisjesrechten. Dit betreft zowel diplomatieke inzet als financiële ondersteuning van mensenrechteninitiatieven, steun aan het (vrouwelijk) maatschappelijk middenveld en door in te zetten op gelijke toegang voor vrouwen en meisjes bij de tijdelijke ondersteuning van basisnoden en livelihoods. Op diplomatiek vlak grijpt Nederland elke gelegenheid aan om de de facto autoriteiten aan te spreken op de zorgwekkende situatie van vrouwen en meisjes in Afghanistan.
Kunt u daarbij ten minste ingaan op iedere afzonderlijke aanbeveling gericht aan de internationale gemeenschap, die in het rapport wordt gedaan, waarbij u aangeeft hoe u over de aanbeveling oordeelt en of u daaraan acties gaat verbinden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven welke verantwoordelijkheid u voelt ten aanzien van de vrouwen en meisjes in Afghanistan en hoe dat zich tot nu toe heeft vertaald in concrete beleidsmaatregelen?
Het Kabinet heeft grote zorgen over de toenemende repressieve maatregelen tegen vrouwen en meisjes in Afghanistan. Als onderdeel van de internationale gemeenschap streeft Nederland naar het waarborgen van vrouwen- en meisjesrechten. In multilaterale fora spreekt Nederland zich daarom regelmatig stevig uit over de schrijnende situatie van vrouwen en meisjes in Afghanistan. Op 1 juli jl. heeft Nederland tijdens een spoedzitting van de 50e VN Mensenrechtenraad de de facto Afghaanse autoriteiten opgeroepen om vrouwen- en meisjesrechten te waarborgen en vrouwen en meisjes gelijke toegang te geven tot onderwijs, werk en volledige participatie in de Afghaanse samenleving. Ook in contacten die Nederland en gelijkgezinde landen met vertegenwoordigers van de de facto Afghaanse autoriteiten hebben wordt deze boodschap systematisch en nadrukkelijk overgebracht.
Daarnaast worden, zoals ook in de genoemde Kamerbrief Langetermijnvisie Afghanistan van 7 juli jl. en antwoorden van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op vragen van de leden Boswijk en Mulder van 11 juli jl. (Kamerstuk 2022Z12018) benoemd, in nauw overleg met maatschappelijke partners, Afghaanse lokale vrouwen(organisaties) en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers mogelijkheden onderzocht waarmee het Kabinet ondersteuning kan bieden aan initiatieven die vrouwenrechten en gendergelijkheid in Afghanistan kunnen bevorderen.
In hoeverre was u ten tijde van het verzenden van de laatste Kamerbrief t.a.v. het Landenbeleid Afghanistan van 29 juni 20222 bekend met de positie van meisjes en vrouwen onder (de facto) Taliban regime?
De Kamerbrief van 29 juni jl. is een reactie op het algemene ambtsbericht over Afghanistan dat is uitgebracht op 28 maart 2022. Ten tijde van het uitbrengen van het ambtsbericht had de Taliban nog geen duidelijke positie ingenomen ten aanzien van vrouwen en meisjes hoewel er ook toen al beperkingen waren opgelegd aan hen. Tussen het uitbrengen van het ambtsbericht en de brief van 29 juni jl. is deze positie meer en meer door de Taliban verhelderd. De Taliban hebben ten aanzien van vrouwen en meisjes verschillende maatregelen genomen. Middelbare scholen voor meisjes bleven gesloten ondanks eerdere aankondigingen dat deze weer zouden openen op 23 maart. Ook werd op 7 mei jl. een decreet aangekondigd inhoudende dat vrouwen hun gezicht volledig moeten bedekken met uitzondering van de ogen. Het decreet raadt vrouwen daarnaast aan het huis niet te verlaten indien dit niet noodzakelijk is.
Waarom heeft u besloten om het besluit- en vertrekmoratorium te beëindigen?
Het kabinet zag in het ambtsbericht over Afghanistan en de overige informatie voldoende aanleiding om de beslispraktijk te hervatten en daarmee het besluit- en vertrekmoratorium te beëindigen. Verschillende Kamerleden en maatschappelijke organisaties, waaronder Amnesty International, hebben hier ook op aangedrongen. Door de beslispraktijk weer te hervatten wordt, zoals door eerder genoemde partijen gevraagd, duidelijkheid gegeven aan een grote groep asielzoekers uit Afghanistan. Zij wachten, als gevolg van het besluit- en vertrekmoratorium, al langere tijd op de beoordeling van hun asielaanvraag. Daarnaast geldt dat het Kabinet het besluit- en vertrekmoratorium na augustus niet opnieuw had kunnen verlengen. De IND zal bij de beoordeling op de individuele asielaanvragen rekening houden met de zorgelijke veiligheids- en mensenrechtensituatie in Afghanistan en zal in een voorkomend geval ook eerder het voordeel van de twijfel geven.
Worden er vanaf 26 augustus 2022 zaken behandeld die kunnen leiden tot de uitzet van vrouwen en meisjes naar Afghanistan?
Door de IND worden alle asielaanvragen van asielzoekers uit Afghanistan weer opgepakt. Dit zullen ook zaken van vrouwen en meisjes betreffen. Zoals aangegeven in de brief van 29 juni jl. zal bij de individuele beoordeling van een vreemdeling die behoort tot de categorie van (toegedicht) verwesterde vrouwen eerder het voordeel van de twijfel worden gegeven en worden uitgegaan van de aannemelijkheid van de verklaringen en de gestelde vrees bij terugkeer naar Afghanistan. Dit vanwege de zeer zorgelijke situatie van vrouwen in Afghanistan en de onduidelijkheid die bestaat over de geldende normen en de feitelijke behandeling bij overschrijding van die normen.
De beoordeling van elke asielaanvraag zal plaatsvinden op basis van de individuele omstandigheden afgezet tegen de zorgelijke veiligheids- en mensenrechtensituatie in Afghanistan. Bij de beoordeling houdt het Kabinet tevens rekening met de omstandigheid dat het ambtsbericht geen compleet beeld heeft kunnen geven van de veiligheidssituatie in Afghanistan en de mate waarin de verklaringen van de vreemdeling passen in het beeld van de veiligheidssituatie in het algemeen en de positie van de groep waartoe de vreemdeling behoort in het bijzonder. In de praktijk betekent dit dat afhankelijk van het individuele geval de IND binnen de kaders van het beleid eerder aanleiding kan zien om het voordeel van de twijfel te geven en uit te gaan van de aannemelijkheid van de verklaringen en de gestelde vrees bij terugkeer naar Afghanistan.
Hoe bent u van plan om überhaupt mensen uit te zetten naar Afghanistan wiens asielaanvraag wordt afgewezen aangezien er niet met de Taliban wordt onderhandeld?
Naar verwachting zal een groot deel van de asielzoekers uit Afghanistan in aanmerking komen voor een asielvergunning waardoor terugkeer niet aan de orde is. De kans is niettemin aanwezig dat sommige asielzoekers niet voldoen aan de voorwaarden voor verblijf. In die gevallen zal de asielaanvraag worden afgewezen en is vertrek uit Nederland aan de orde. Hierbij zal met name zelfstandig vertrek aan de orde zijn. Gedwongen vertrek zal (nagenoeg) niet mogelijk zijn, gelet op het ontbreken van diplomatieke banden tussen Nederland en de de facto Afghaanse autoriteiten. Voor personen die meewerken aan hun terugkeer geldt dat zij onderdak kunnen krijgen in een vrijheidsbeperkende locatie. Voor kinderen met minderjarige gezinnen geldt dat zij onderdak kunnen krijgen in de gezinslocatie. Waar terugkeer ondanks de inspanning van de vreemdeling niet kan mogelijk is, kan de vreemdeling mogelijk ook voor een vergunning buitenschuld in aanmerking komen.
Hoe wilt u omgaan met de Afghanen die daardoor in limbo terechtkomen?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid, naar aanleiding van hetgeen in dit rapport omschreven is, om het landenbeleid te wijzigen en alle Afghaanse vrouwen en meisjes als systematisch vervolgde groep te bestempelen?
De situatie voor vrouwen en meisjes in Afghanistan is uitermate zorgelijk. Het Kabinet is van mening dat in het huidige landgebonden asielbeleid voor Afghanistan voldoende waarborgen zitten om hen bescherming te bieden waar nodig. Zeker ook in licht van de eerdere brief waarin het Kabinet heeft aangegeven dat bij de individuele beoordeling van een vreemdeling die behoort tot de categorie van (toegedicht) verwesterde vrouwen eerder het voordeel van de twijfel worden gegeven.
Bent u bekend met het artikel «Harde sancties tegen Taliban ondermijnen recht op voedsel» in de Clingendael Spectator van 18 mei 20223?
Ja.
Bent u het er mee eens dat het van groot belang is om ook sociaaleconomische kwesties vanuit een mensenrechtenperspectief te benaderen?
Ja, economische, sociale en culturele rechten maken evengoed deel uit van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het is daarbij wel van belang dat de universaliteit en ondeelbaarheid van mensenrechten niet in het geding komen. Sociaaleconomische kwesties geven geen reden om andere mensenrechten terzijde te schuiven.
Wat vindt u van de stelling uit het artikel in de Clingendael Spectator: «Het [nadrukkelijk verbinden van externe hulp aan meisjesonderwijs, of vrouwenrechten in het algemeen] versterkt juist de positie van de conservatieve hardliners en maakt het lastiger voor progressievere leden van de Taliban om zich intern hard te maken voor vrouwenrechten, omdat zij dan worden weggezet als zwakkelingen die zwichten voor westerse druk»?
Deze stelling moet worden bezien in het dilemma tussen pragmatisme en principes, zoals ook beschreven in de Kamerbrief Langetermijnvisie Afghanistan (Kamerstuk 34 952, nr. 177). De machtsstrijd binnen het Talibanregime, en de positie van de hardliners binnen het regime, is inderdaad van invloed op onze handelingsopties. Enerzijds willen we ten behoeve van stabiliteit inzet blijven plegen in Afghanistan, anderzijds willen we de de facto autoriteiten niet (direct of indirect) laten profiteren van die steun, en tevens de voor de internationale gemeenschap belangrijke principes zoals vrouwenrechten blijven benadrukken. Er wordt continu gezocht naar de beste manier om dit te doen, ook in contacten met vertegenwoordigers van de Taliban.
De onvoorspelbare besluitvorming van de Taliban bemoeilijkt de ruimte voor de internationale gemeenschap om de bevolking te steunen. Op dit moment is de afweging van de internationale gemeenschap daarin dat steun aan bepaalde vormen van hulp zoals het ledigen van basisnoden wel gebonden blijft aan principes, waaronder gelijke toegang van vrouwen en meisjes, waarbij regionaal onderscheid kan worden gemaakt. Tegelijkertijd vindt humanitaire hulp altijd plaatst volgens het humanitair imperatief.
Bent u van plan om gehoor te geven aan decall for action van Amnesty International om de bestaande financiële beperkingen die aan Afghanistan zijn opgelegd te versoepelen, omdat deze beperkingen momenteel de levering van gezondheidszorg, voedsel en andere essentiële diensten blokkeren?
Onder het VN-Veiligheidsraad sanctieregime 1988 zijn diverse individuen en entiteiten gelieerd aan de Taliban op de sanctielijst geplaatst (dit betreft dus niet Afghanistan als land, of de de facto autoriteiten in het algemeen). Op 22 december 2021 zijn middels resolutie 2615 van de VN-Veiligheidsraad uitzonderingen opgenomen voor humanitaire hulp en activiteiten die het lenigen van basisnoden ondersteunen. Het sanctieregime beperkt dus niet de levering van gezondheidszorg, voedsel en diensten ten behoeve van basisnoden.
Welke afweging maakt u hierbij?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u van plan om gehoor te geven aan de call for action van Amnesty International om – in overleg met VN-agentschappen, NGO’s en humanitaire organisaties die actief zijn in Afghanistan, lokale vrouwenactivisten en organisaties die andere risicogroepen ondersteunen – de systemen voor de verdeling van dringende financiële steun en humanitaire hulp te versterken?
Het is van groot belang dat juist vrouwen en kinderen humanitaire hulp kunnen ontvangen én geven. Het Kabinet blijft zich er daarom, met gelijkgezinde landen en de Europese Unie, consequent en op alle niveaus voor inzetten dat noodhulp juist deze groepen bereikt en betrekt. De VN coördineert de onderhandelingen voor humanitaire toegang in het land en heeft daarbij veel aandacht voor de positie van vrouwen en meisjes. In contacten met door Nederland gefinancierde hulporganisaties (inclusief de VN) wordt dit onderwerp consequent benadrukt. Deze organisaties vinden dit overigens zelf ook een zeer belangrijk thema.
Conform de Kamerbrief van 23 mei jl. (Kamerstuk 34 952, nr. 159) heeft het Kabinet aan de tijdelijke steun voor het ledigen van basisnoden de eis verbonden dat vrouwen en meisjes gelijke toegang hebben tot geleverde diensten. Hierbij kan regionaal onderscheid gemaakt worden afhankelijk van de toegang van vrouwen en meisjes tot de ondersteunde basisdiensten.
Welke afweging maakt u hierbij?
Zie antwoord vraag 16.
De trage uitvoering van sancties |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Sancties tegen Russen bleven maand liggen»?1
Strekking van het bericht was dat er informatie (van de Kamer van Koophandel) is blijven liggen en dat er niet tijdig op is gehandeld. De Kamer van Koophandel had vanaf begin maart gegevens beschikbaar over mogelijke zakelijke belangen van op de sanctielijst geplaatste personen in Nederlandse niet-beursgenoteerde ondernemingen, maar was niet bevoegd om deze persoonsgegevens te delen met andere instanties. Bovendien was er op dat moment geen aangewezen toezichthouder op de naleving van het bevriezen van bezit en zeggenschap van geliste personen. Het delen van deze persoonsgegevens is met de wijziging van sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 in april deels ondervangen, maar duidelijk werd dat een meer structurele modernisering van het sanctiestelsel nodig zou zijn. De voorbereiding hiervoor is kort daarop, in lijn met de aanbevelingen van Stef Blok, in gang gezet2 alsmede de aanwijzing van een toezichthouder op de naleving van sancties ter zake het eigendom en zeggenschap in niet-beursgenoteerde ondernemingen (het Bureau Toetsing Investeringen).
Is het juist dat de regering «door een afwachtende houding en gebrekkige coördinatie» ruim een maand heeft gewacht met de uitvoering van belangrijke sancties?
Feitelijk gezien is het correct dat het een maand duurde dat deze gegevens met de juiste betrokkenen gedeeld konden worden. Na de inwerkingtreding van de gewijzigde sanctieregelgeving in reactie op de inval van Rusland in Oekraïne kreeg het kabinet diverse signalen van uitvoeringsinstanties over de uitvoering hiervan. Er was derhalve geen aanleiding voor twijfel over de nalevingsbereidheid. Om vervolgens de sanctienaleving volledig in beeld te krijgen was echter enige tijd nodig. Het kabinet heeft, zoals eerder aan uw Kamer gemeld, op basis van het huidige beeld dat zij heeft van de sanctienaleving geen aanleiding om te concluderen dat hierin zaken zijn gemist.3 Wel illustreerden deze ontwikkelingen de behoefte om de naleving van sancties te bevorderen en het toezicht hierop te verbeteren door middel van gedegen wet- en regelgeving. Het kabinet is naar aanleiding hiervan actief bezig met het zorgvuldig dichten van juridische leemten, bijvoorbeeld met betrekking tot het delen van gegevens. Dit gebeurt op zowel korte termijn, door aanpassingen in sanctieregelingen, als lange termijn zoals de modernisering van het nationale sanctiestelsel.
Waarom kwam de regering pas in april in actie, aangezien al op 1 maart een lijst met personen en bezittingen (banktegoeden, vastgoed, boten, aandelen) was samengesteld door de Kamer van Koophandel?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2 werd direct actie ondernomen na het instellen van de sancties. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de inventarisatie van de KvK enkel betrekking had op bedrijfsbezit, en niet op bijvoorbeeld banktegoeden, vastgoed en boten. Daarnaast was deze inventarisatie (veel) breder dan enkel (Wit-)Russische personen en entiteiten op de EU-sanctielijst.
Waarom heeft u op 25 februari geen actie ondernomen na ontvangst van de brief van burgemeester Halsema met de oproep om «voortvarend» aan de slag te gaan met het bevriezen van Russische bezittingen?
De brief van de vier grote steden onderstreept de urgentie die ook door de rijksoverheid werd en wordt gevoeld in de naleving van sancties. De informatie over aanwezigheid van Russische bezittingen, Russisch eigendom en Russisch vermogen in Nederland was bekend en uw Kamer is daarover in hoofdlijnen geïnformeerd4. Het hebben van bezittingen en vermogen is niet verboden. Pas wanneer hier met sancties beperkingen aan worden gesteld, is optreden mogelijk. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft het kabinet thans geen aanleiding om te concluderen dat er wat betreft de sanctienaleving zaken zijn gemist.
Waarom heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na de brief van Halsema geen formeel verzoek ingediend bij het Kadaster om aan de slag te gaan met de sancties?
Een formeel verzoek aan het Kadaster was niet nodig. Het Kadaster was al eerder betrokken. Wat ontbrak was een wettelijke grondslag voor het plaatsen van een aantekening bij registergoederen in bezit van personen en entiteiten op de sanctielijst. In dat laatste is op 1 april jl. voorzien door een ministeriele regeling. Direct na het van kracht worden van die regeling is het Kadaster begonnen met vergelijken van personen en entiteiten op de sanctielijst met personen en entiteiten opgenomen in de Basisregistratie Kadaster (BRK).
Begrijpt u de frustratie over uw trage optreden bij betrokken instanties zoals de Kamer van Koophandel en het Kadaster?
Het kabinet herkent zich niet in het beeld dat er traag is opgetreden. Zoals eerder aangegeven5 is na onderzoek gebleken dat er bij de naleving van de sancties in Nederland in het algemeen spoedig en naar behoren is gehandeld door zowel de private partijen, de toezichthouders als de uitvoeringsorganisaties, waaronder de Kamer van Koophandel en het Kadaster. Het kabinet geeft prioriteit aan het adequaat uitvoeren van de sancties en dit is tevens aanleiding voor nauwere samenwerking tussen overheidsinstanties betrokken bij de naleving van sancties en het toezicht daarop, onder coördinatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Erkent u dat u veel eerder in actie had moeten komen, in plaats van te zeggen dat het «in de eerste plaats aan marktpartijen zelf» is om te handelen?
Net als bij andere wetten en regels in Nederland dient iedereen zich aan sanctiewet- en regelgeving te houden.
Hoewel iedere (markt)partij in Nederland in eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor een onverwijlde naleving van de sancties, waaronder het bevriezen van tegoeden, het naleven van verboden op handelen in bepaalde goederen en het stopzetten van bepaalde dienstverlening, dient de overheid zorg te dragen voor een gedegen wet- en regelgeving.
Er zijn verschillende toezichthouders betrokken bij de naleving van sancties binnen hun verantwoordelijke sector. Zo ziet o.a. het Bureau Toetsing Investeringen (BTI) toe op de naleving van sancties op het gebied van eigendom en zeggenschap in niet-beursgenoteerde ondernemingen, kijken de financiële toezichthouders DNB en AFM naar de bedrijfsvoering bij financiële instellingen en voert de Douane het toezicht op sectorale sanctiemaatregelen aangaande de gesanctioneerde goederenstromen.
Een juridische grondslag voor gegevensuitwisseling tussen betrokken instanties is essentieel voor een goed werkend sanctiestelsel. Met bovengenoemde wijziging van de sanctieregeling is hier op korte termijn in voorzien. Sinds het aantreden van de nationaal coördinator sanctienaleving is uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de naleving van sancties.6
Wat is de stand van zaken rond de nodige wetswijzigingen, bijvoorbeeld inzake het uitwisselen van gegevens?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld werkt het kabinet aan de uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport van de nationaal coördinator.7 Onderdeel hiervan is de modernisering van het nationale sanctiestelsel, hiervan is gegevensuitwisseling een belangrijk onderdeel. De Kamer zal hier verder over geïnformeerd worden middels een hoofdlijnenbrief. Met betrekking tot gegevensuitwisseling specifiek zijn er daarnaast op voorspraak van Nederland artikelen aan de Europese sanctieverordeningen toegevoegd om het delen van gegevens tussen autoriteiten betrokken bij sanctienaleving onderling en tussen deze autoriteiten en de Europese Commissie te vergemakkelijken.
Hoe staat het met de uitvoering van sancties tegen personen, welke bedragen en welke bezittingen zijn tot op heden in beslag genomen dan wel bevroren?
De Kamer is hierover geïnformeerd in brief van 6 juli.8 Zoals in die brief aangegeven zal de Kamer met regelmaat geïnformeerd worden van nieuwe aantallen indien daar aanleiding toe is.
Het artikel ‘Sancties tegen Russen bleven maand liggen' |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Kent u het artikel «Sancties tegen Russen bleven maand liggen»?1
Ja.
Is de centrale conclusie uit dit artikel juist, dat al vanaf begin maart gegevens van de Kamer van Koophandel beschikbaar waren over mogelijke Russische zakelijke belangen in Nederland, maar dat daar pas begin april iets mee gedaan werd?
De Kamer van Koophandel had vanaf begin maart gegevens beschikbaar over mogelijke zakelijke belangen van op de sanctielijst geplaatste personen in Nederlandse niet-beursgenoteerde ondernemingen, maar was niet bevoegd om deze persoonsgegevens te delen met andere instanties. Er was op dat moment geen aangewezen toezichthouder op de naleving van het bevriezen van bezit en zeggenschap van geliste personen. Het delen van deze persoonsgegevens is met de wijziging van sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 in april deels ondervangen, maar duidelijk werd dat een meer structurele modernisering van het sanctiestelsel nodig zou zijn. De voorbereiding hiervoor is kort daarop, in lijn met de aanbevelingen van Stef Blok, in gang gezet2 alsmede de aanwijzing van een toezichthouder op de naleving van sancties ter zake het eigendom en zeggenschap in niet-beursgenoteerde ondernemingen (het Bureau Toetsing Investeringen).
Hoe heeft dat kunnen gebeuren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 was deze informatie bekend maar kon deze niet zonder meer worden gedeeld. Voorts is actie ondernomen ter verbetering van regelgeving voor het kunnen uitwisselen van informatie tussen overheids- en uitvoeringsinstanties. Ook is zowel juridisch als feitelijk een toezichthouder op de naleving van sancties op het terrein van eigendom en zeggenschap in ondernemingen aangewezen.
Waarom greep u niet in?
Vanaf het moment dat sancties door de Europese Unie worden aangenomen, hebben deze directe werking in Nederland. Om de sanctienaleving bij alle uitvoeringsinstanties volledig in beeld te krijgen was enige tijd nodig. Het kabinet heeft, zoals eerder aan uw Kamer gemeld, op basis van het huidige beeld dat zij heeft van de sanctienaleving geen aanleiding om te concluderen dat hierin zaken zijn gemist.3 Wel illustreerde deze ontwikkelingen de behoefte om de naleving van sancties te bevorderen en het toezicht hierop te verbeteren door middel van gedegen wet- en regelgeving. Het kabinet is naar aanleiding hiervan actief bezig met het zorgvuldig dichten van juridische leemten, bijvoorbeeld met betrekking tot het delen van gegevens. Dit gebeurt op zowel korte termijn, door aanpassingen in sanctieregelingen, als lange termijn zoals de modernisering van het nationale sanctiestelsel.
Bij wie lag de verantwoordelijkheid om als eerste in te grijpen?
Hoewel iedere (markt)partij in Nederland in eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor een onverwijlde naleving van de sancties, waaronder het bevriezen van tegoeden, het naleven van verboden op handelen in bepaalde goederen en het stopzetten van bepaalde dienstverlening, dient de overheid zorg te dragen voor een gedegen wet- en regelgeving.
Er zijn verschillende toezichthouders betrokken bij de naleving van sancties binnen hun verantwoordelijke sector. Zo ziet o.a. het Bureau Toetsing Investeringen (BTI) toe op de naleving van sancties op het gebied van eigendom en zeggenschap in niet-beursgenoteerde ondernemingen, kijken de financiële toezichthouders DNB en AFM naar de bedrijfsvoering bij financiële instellingen en voert de Douane het toezicht op sectorale sanctiemaatregelen aangaande de gesanctioneerde goederenstromen.
Een juridische grondslag voor gegevensuitwisseling tussen betrokken instanties is essentieel voor een goed werkend sanctiestelsel. Met bovengenoemde wijziging van de sanctieregeling is hier op korte termijn in voorzien.
Sinds het aantreden van de nationaal coördinator sanctienaleving is uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de naleving van sancties.4
Waarom gaf de brief van de vier grote steden, d.d. 25 februari 2022, niet al de doorslag om voortvarender te werk te gaan?
De brief van de vier grote steden onderstreept de urgentie die ook door de rijksoverheid werd en wordt gevoeld in de naleving van sancties. De informatie over aanwezigheid van Russische bezittingen, Russisch eigendom en Russisch vermogen in Nederland was bekend en uw Kamer is daarover in hoofdlijnen geïnformeerd5. Het hebben van bezittingen en vermogen is niet verboden. Pas wanneer hier met sancties beperkingen aan worden gesteld, is optreden mogelijk. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 heeft het kabinet thans geen aanleiding om te concluderen dat er wat betreft de sanctienaleving zaken zijn gemist.
Is het zo dat de vertraging is veroorzaakt omdat er juridische kwesties speelden? Zo ja, hoe kan het dat daar een zwaarder gewicht aan werd toegekend dan aan de urgentie om Rusland zo snel mogelijk te sanctioneren vanwege haar illegale en brute inval in Oekraïne?
In Nederland geldt privacywetgeving die voorwaarden stelt aan de uitwisseling van informatie en het delen van gegevens binnen de overheid en tussen overheids- en uitvoeringsinstanties. Het is vanuit rechtsstatelijk perspectief onwenselijk om bepaald beleid, hoe urgent ook, uit te voeren in strijd met bestaande regels. Zowel de sanctieregelgeving als privacywetgeving zijn gediend met een zorgvuldige uitvoering. Met het oog hierop werkt het kabinet momenteel aan de modernisering van het sanctiestelsel, met in achtneming van privacywetgeving.
Hoe zorgt u ervoor dat zoiets zich in de toekomst nooit meer zal herhalen?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld werkt het kabinet aan de uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport van de nationaal coördinator.6 Onderdeel hiervan zijn de versterkte coördinerende rol van het Ministerie van Buitenlandse zaken, de modernisering van het sanctiestelsel en de hechtere samenwerking tussen de verschillende toezichthouders. Daarnaast zijn er op voorspraak van Nederland artikelen aan de Europese sanctieverordeningen toegevoegd om het delen van gegevens tussen autoriteiten betrokken bij sanctienaleving onderling en tussen deze autoriteiten en de Europese Commissie te vergemakkelijken.
Bent u bereid om naast de versterking van een centraal sanctieteam, ook een permanente sanctiecoordinator met een stevig mandaat aan te stellen en bent u – indien nodig – ook bereid de eerstverantwoordelijke Minister van Buitenlandse Zaken meer bevoegdheden te geven?
Zoals gemeld aan uw Kamer op 6 juli7, is als onderdeel van de versterkte coördinerende rol van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een permanent team aangesteld onder leiding van een projectdirecteur. Dit team zal in de eerste plaats werken aan de uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport van de nationaal coördinator.8 Er is geen sprake van een gebrek aan bevoegdheden van de Minister van Buitenlandse Zaken op dit vlak, wel wordt gewerkt aan versterkte samenwerking tussen de bevoegde instanties. Dit betreft een rijksbrede verantwoordelijkheid en vergt inzet, expertise en capaciteit van alle betrokken partijen om de in het antwoord op vraag 8 geschetste werkzaamheden tot een succes te maken.
Wilt u iedere vraag afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het geweld tegen Hindoes in Bangladesh en India |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de vreselijke gewelddadige aanvallen op Hindoes in Bangladesh? Wat is uw oordeel hierover?1
Ja. Het kabinet keurt dit ten zeerste af. Iedereen moet het recht hebben om zijn of haar religieuze of levensbeschouwelijke keuzes te maken. Helaas is er wereldwijd sprake van toenemende onverdraagzaamheid op basis van religie of levensovertuiging. Daarom is vrijheid van religie en levensovertuiging een belangrijke prioriteit van het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Bent u bekend met het feit, dat deze aanvallen worden uitgevoerd door moslims? Wat is uw oordeel hierover?
Voor zover bekend is de identiteit van de daders nog niet vastgesteld. Er zijn enkele verdachten gearresteerd maar het onderzoek van de autoriteiten in Bangladesh loopt nog. Ongeacht de achtergrond van de daders zijn deze aanvallen verschrikkelijk.
Bent u op de hoogte van het feit, dat woningen, gebedshuizen en winkels van Hindoes in brand worden gestoken in Bangladesh? Wat is uw oordeel hierover?
Ja. Het kabinet keurt dergelijke aanvallen ten zeerste af. Zoals aangeduid bij vraag 1, is het recht van iedereen om zijn of haar religieuze keuze te maken een belangrijk onderdeel van het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Bent u bekend met het feit, dat gewelddadige aanvallen op minderheden zoals Hindoes, in het in meerderheid islamitische Bangladesh, de afgelopen jaren zijn toegenomen? Wat is uw oordeel hierover?
Ja, deze toename is zorgwekkend. Het duidt op een verscherping van religieuze tegenstelingen, wat een negatief effect heeft op de mensenrechten in Bangladesh.
Bent u het ermee eens, dat deze wreedheden onacceptabel zijn en dat hier veel te weinig ruchtbaarheid aan wordt gegeven in de westerse wereld? Wat is de oorzaak hiervan naar uw oordeel? Bent u bereid te helpen daar verandering in te brengen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet keurt iedere vorm van geweld tegen religieuze minderheden nadrukkelijk af en monitort de wereldwijde ontwikkelingen hieromtrent, zo ook in Bangladesh. Over vrijheid van religie in Bangladesh wordt regelmatig bericht, bijvoorbeeld in het US State Department report on International Religious Freedom2 en het rapport van Open Doors van 2021.3
De mensenrechten in Bangladesh zijn onderwerp van zowel de bilaterale als de EU politieke consultaties en bezoeken van de mensenrechtenambassadeur (gepland voor 2023). In mei heeft de EU – Bangladesh joint commissionplaatsgevonden waar mensenrechten prominent op de agenda stonden.
Bent u het ermee eens, dat het opvallend is, dat geweldtegen moslims vaak breed wordt uitgemeten in de media, maar tegelijkertijd geweld door moslims vaak onder het tapijt wordt geschoven? Zo ja, heeft u hier een verklaring voor? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan het kabinet om een oordeel te vellen over de relatieve frequentie waarmee bepaald geweld in de media aandacht krijgt. Zoals aangegeven is het recht van iedereen om zijn of haar levensbeschouwelijke of religieuze keuzes te maken een belangrijk onderdeel van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. In dat kader monitort het kabinet religieus geweld wereldwijd, ongeacht de beweegredenen of achtergrond van de daders. Jaarlijks antwoordt het kabinet op Kamervragen naar aanleiding van rapporten van de organisatie Open Doors over geloofsvervolging in vele landen. In die antwoorden gaat het kabinet naar vermogen in op aantallen, frequentie, oorzaken en drijfveren. In 2021 kwam daarbij de situatie in India eveneens aan de orde.
Herinnert u zich de moedige Nupur Sharma en de feiten over Mohammed die zij daartoe uitgedaagd uitsprak tijdens een televisie debat afgelopen mei? Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat zij hierna met de dood is bedreigd, moest onderduiken en strafrechtelijk dreigt te worden vervolgd vanwege het spreken van de waarheid? Bent u bereid bij de Indiase regering uw steun voor Nupur Sharma te laten horen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is bekend met de uitspraken van mevrouw Nupur Sharma en keurt de doodsbedreigingen aan haar adres ten zeerste af. Het besluit om haar al of niet strafrechtelijk te vervolgen is aan de Indiase rechterlijke instanties. Op dit moment wordt Nupur Sharma niet strafrechtelijk vervolgd en heeft het Indiase Hooggerechtshof een tijdelijke maatregel uitgevaardigd die haar beschermt tegen arrestatie.4
Bent u op de hoogte van de onthoofding door twee moslimmannen van een hindoe-kleermaker, die Nupur Sharma op sociale media had gesteund? Wat is uw oordeel hierover?
Het kabinet is daarmee bekend en keurt dit gruwelijke geweld ten zeerste af. Deze moord is ook door partijen over de gehele breedte van het Indiase politieke spectrum veroordeeld. De daders zijn kort na de moord gearresteerd, en zullen volgens het Indiase strafrecht worden berecht.
Bent u bekend met het feit, dat ik vanwege mijn steun aan Nupur Sharma veelvuldig met de dood bedreigd word vanuit onder andere India, Bangladesh en Pakistan? Wat is uw oordeel daarover? Zullen de verdachten hierover worden opgespoord en vervolgd? Welke internationale stappen zult u hiertoe ondernemen?
Het kabinet is daarmee bekend en keurt iedere vorm van bedreiging ten zeerste af. Bedreigingen, zeker die aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse democratische rechtsorde. Ten aanzien van bedreigingen vanuit Pakistan wordt u verwezen naar de beantwoording van eerdere vragen gesteld door de Kamer van 21 april5 en 22 april 20226. De ernstige zorgen van het kabinet hierover worden regelmatig onder de aandacht van de Pakistaanse autoriteiten gebracht.
Bent u bereid openlijk uw steun uit te spreken voor de Hindoes in onder andere Bangladesh en India en daartoe contact op te nemen met de regeringen van Bangladesh en India? Zo niet, waarom niet?
Nederland vraagt rechtstreeks en via de EU, aandacht voor de rechten van alle personen ongeacht hun religie of identiteit en de verantwoordelijkheid van de regeringen hierin. Daarbij bestaat speciale aandacht voor het beschermen van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van religie en levensovertuiging.
De verbetering van de mensenrechten in Bangladesh is onderwerp van de zowel de bilaterale als de EU politieke consultaties als bezoeken van de mensenrechtenambassadeur (gepland voor 2023). In mei heeft de EU – Bangladesh joint commission plaatsgevonden waar mensenrechten prominent op de agenda stonden (zie ook: het antwoord op vraag 5).
In India draagt Nederland draagt bij aan de uitvoering van de EU-Human Rights and Democracy Country Strategy voor India en steunt de EU in de dialoog met de Indiase autoriteiten. De dialoog heeft recent nog in juni plaatsgevonden. Ook heeft in april dit jaar het bezoek van EU Speciaal Gezant voor Mensenrechten Eamon Gilmore plaatsgevonden. Via het lokale mensenrechtenfonds worden projecten uitgevoerd op het gebeid van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, effectieve rechtsbescherming, bestrijding van haatzaaien en desinformatie en het ondersteunen van interreligieuze dialoog, ook op scholen en universiteiten.
Bent u tevens bereid het geweld van moslims tegen Hindoes openlijk te veroordelen? Zo niet, waarom niet?
Het kabinet keurt elke vorm van geweld ten zeerste af, ongeacht de beweegredenen of achtergrond van de daders.
Bent u bereid bij de regeringen van zowel India als van Bangladesh te pleiten voor betere bescherming van de Hindoes in hun land? Zo niet, waarom niet?
Nederland pleit voor een inclusieve samenleving waarin de rechten van minderheidsgroepen, gelijkheid en vrijheid van meningsuiting en vrijheid van religie en levensovertuiging gewaarborgd zijn. De antwoorden op vraag 5 en 10 gaan in op de inzet van Nederland op dit terrein in Bangladesh en India. Hieraan kan nog toegevoegd worden dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in september aanstaande een bijzondere «High Level Meeting» organiseert ter ere van het dertigjarig jubileum van de Declaration on the Rights of Persons Belonging to National or Ethnic, Religious and Linguistic Minorities. Dit biedt een goede gelegenheid voor een wereldwijde evaluatie.
Wilt u deze vragen per vraag afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De komst van het energiebedrijf Gunvor naar Nederland met mogelijke betrokkenheid van Vladimir Poetin |
|
Jasper van Dijk , Renske Leijten |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Wat is uw oordeel over de uitzending van BNR over mogelijke betrokkenheid van Poetin bij het energieconcern Gunvor?1
Bij de uitzending wordt een hypothese gepresenteerd dat Poetin financieel betrokken zou zijn bij Gunvor, een bedrijf dat een waterstofterminal in Rotterdam wil bouwen. Ik deel de uitspraak van het lid Van Dijk tijdens de uitzending dat het onaanvaardbaar is als er sprake zou zijn van enige betrokkenheid van Poetin bij een investering in deze waterstofterminal. Daarom is er onderzoek verricht naar de mogelijke betrokkenheid van president Poetin bij Gunvor. Op basis van de thans beschikbare informatie zijn er geen aanwijzingen dat hiervan sprake is (zie ook het antwoord op vraag 5).
Klopt het dat Gunvor een groene waterstofterminal in Rotterdam wil bouwen? Vindt u het aanvaardbaar dat een buitenlands bedrijf het beheer krijgt over onze energievoorziening?
Het klopt dat Gunvor voornemens is een groene waterstofterminal in Rotterdam te bouwen. Gunvor Petroleum Rotterdam, dochteronderneming van Gunvor Group, heeft een ontwikkelingsovereenkomst met Air Products ondertekend voor de ontwikkeling van een importterminal in Europort Rotterdam. Er is voor zover bekend nog geen investeringsbeslissing genomen door deze bedrijven.
De energievoorziening in Nederland is een complex geheel van activiteiten die door publieke en commerciële partijen wordt uitgevoerd en is onderdeel van een geliberaliseerde Europese energiemarkt. Met de marktordening wordt bepaald welke partijen zich onder welke voorwaarden met de verschillende activiteiten bezig mogen houden: productie, transport, opslag-, en importfaciliteiten. Ik heb uw Kamer over de toekomstige waterstofmarktordening in juni jl. geïnformeerd met de Kamerbrief «Voortgang ordening en ontwikkeling waterstofmarkt» (Kamerstuk 32 813, nr. 1060). Daar ga ik ook in op de ruimte voor private investeringen in importterminals.
Het uitgangspunt voor de gewenste marktordening verschilt per activiteit. De publieke belangen zijn richtinggevend voor de ordening. Daarbij wordt onder meer gekeken welke mate van verwachte concurrentie en marktwerking mogelijk en wenselijk is en in welke mate sprake is van vitale belangen. Zo heb ik gekozen om de ontwikkeling van elektrolyse in vrije concurrentie te laten plaatsvinden en de aanleg van een integraal landelijk transportnet (zie Kamerstuk 32 813, nr. 958) in publieke handen te houden, vanwege het vitale belang van deze infrastructuur en het monopoloïde karakter. Het huidige tijdsbeeld, mede gevormd door geopolitieke spanningen en de complexiteit en urgentie van de energietransitie, vraagt om meer betrokkenheid vanuit de overheid en meer wendbaarheid om de publieke belangen te kunnen borgen.
Voor importterminals acht ik het van belang dat er voldoende ruimte is voor private commerciële partijen om actief te zijn op deze markt. Ik verwacht dat er op termijn voldoende concurrentie kan ontstaan bij de ontwikkeling van importterminals, zoals ook gedeeld door de meerderheid van de respondenten op de consultatie (zie bijlage bij Kamerstuk 32 813, nr. 1060). Dat kunnen dus ook buitenlandse partijen zijn, zoals nu ook al het geval is bij de gas- en elektriciteitssector en past bij het internationale karakter van de Europese energiemarkt.
Daarnaast heb ik besloten voorlopig ook publieke bedrijven, zoals netwerkbedrijven, de ruimte te geven om deel te nemen aan projecten voor de ontwikkeling van importterminals voor waterstof. Met de marktordening worden ook de regels vastgelegd voor toekomstige toegang tot importterminals. Zo wordt geborgd dat er sprake is van non-discriminatoire toegang voor derden tot de terminals. Deze regels zijn op Europees niveau al in ontwikkeling als onderdeel van het EU-Decarbonisatiepakket.
Komt de waterstofterminal in aanmerking voor subsidie? Zo ja, welke?
Het consortium waar Gunvor deel van uitmaakt heeft in 2020 aangegeven interesse te hebben in ondersteuning via het IPCEI-staatssteunkader van de Europese Unie (IPCEI: Important Projects of Common European Interest). De vierde golf van IPCEI-waterstof, waar dit project beoogt aan deel te nemen, wordt binnenkort opgestart. Naar verwachting vangt de pre-notificatie van projecten bij de Europese Commissie eind september aan. Projecten die zich in 2020 voor de interessepeiling hebben aangemeld kunnen hieraan deelnemen. Op dit moment is nog niet duidelijk welke projecten in aanmerking komen voor subsidie in de vierde golf van IPCEI-waterstof. De selectie van projecten vindt plaats op basis van een nationale subsidieregeling die nog niet is opengesteld. De openstelling van de subsidieregeling volgt naar verwachting in 2023 en zal worden uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). RVO screent proactief de sanctielijsten en bij vermeende betrokkenheid van gesanctioneerde personen wordt met de beleidsverantwoordelijke- en juridische directies besproken of het wenselijk is om subsidie te verstrekken en wordt onderzocht wat de juridische mogelijkheden zijn om de subsidie eventueel niet te verstrekken.
Kunt u bevestigen dat het hoofdkantoor van Gunvor is gevestigd in Genève en dat het bedrijf jarenlang Russische olie heeft geëxporteerd?
Gunvor Group Ltd is geregistreerd op Cyprus en heeft kantoren wereldwijd, waaronder een hoofdkantoor gevestigd in Genève. Volgens de eigen website handelt Gunvor in olie afkomstig uit 35 verschillende landen. Op hun website is ook informatie te vinden over de handel met Rusland.2
Klopt het dat de Russische president Poetin een aandeel heeft in het bedrijf Gunvor? Zo nee, waarop baseert u dat? Kunt u gedetailleerd uiteenzetten hoe de eigendomsstructuur van Gunvor eruit ziet?
Op mijn verzoek is dit uitgezocht en op basis van de thans beschikbare informatie zijn er geen aanwijzingen dat president Poetin een aandeel heeft in het bedrijf Gunvor. Gunvor zelf weerlegt ook de berichten dat president Poetin een aandeel bezit in het bedrijf en bracht eerder in 2015 informatie naar buiten over de aandeelhoudersstructuur3. In maart 2014, vlak voordat er sancties werden opgelegd aan medeoprichter Gennady Timchenko door de VS, verkreeg andere medeoprichter Torbjorn Törnqvist ook zijn aandelen. Deze laatste kreeg hiermee 87,18% van de aandelen en 100% van de stemrechten in bezit.
Informatie uit recente commerciële databronnen4 suggereert een vergelijkbare aandeelhoudersstructuur, met enkele kleine verschillen in percentages: 86,94% van de aandelen in Gunvor zou (in)direct in handen zijn van Torbjorn Törnqvist en 13,06% van een «Gunvor Employee Share Plan». Informatie over de achterliggende eigenaars van dit aandelenplan voor medewerkers is niet beschikbaar, maar de bekende feiten spreken de communicatie door Gunvor niet tegen. Het is onbekend waar de (kleine) percentageverschillen t.o.v. de communicatie van Gunvor in 2015 vandaan komen. Gunvor heeft op 4 maart 2022 opnieuw informatie naar buiten gebracht over haar eigendomsstructuur. Ze hebben gecommuniceerd dat Torbjon Törnqvist 88,4% van de aandelen bezit en dat de rest in handen is van Gunvor-werknemers.5
Energieconcern Gunvor heeft ook een Nederlandse dochteronderneming, namelijk Gunvor Petroleum Rotterdam. Bij de Kamer van Koophandel is Torbjorn Törnqvist ingeschreven als uiteindelijk belanghebbende eigenaar van dit bedrijf met 75% tot 100% van de aandelen. Aangezien Gennady Timchenko op 28 februari 2022 ook op de EU-sanctielijst is geplaatst, is mijn ministerie in het kader van toezicht op naleving van EU-sancties nagegaan of hij aandelen bezit in Gunvor Petroleum Rotterdam, maar uit deze check is gebleken dat dit niet het geval is.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar zou zijn wanneer in Nederland een waterstofterminal wordt gevestigd met betrokkenheid van Poetin? Op welke manier gaat u controleren of de komst van Gunvor in lijn is met de sancties tegen het Kremlin?
Het kabinet deelt deze mening. In aanvulling op mijn eerdere antwoorden is het goed te noemen dat wettelijke, sectorspecifieke investeringstoetsen bestaan in de elektriciteits-, gas- en telecommunicatiesector. Er zijn meerdere toezichthouders betrokken die zicht houden op de naleving van EU-sancties binnen hun sector. Zo ziet het Bureau Toetsing Investeringen (BTI) toe op naleving van sancties op het gebied van eigendom en zeggenschap in niet-beursgenoteerde ondernemingen, kijken de financiële toezichthouders DNB en AFM naar de financiële sector en kijkt de Douane naar in- en uitvoer van goederen. Bij verdenking van overtreding zullen de daarvoor bevoegde instanties (FIOD, OM) op handhaving toezien.
O.g.v. artikel 1 van Verordening (EU) 269/2014 moeten alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van gesanctioneerde personen of entiteiten, of met hen verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, worden bevroren. De lijst met gesanctioneerde personen en entiteiten is in de bijlage bij die verordening bijgevoegd en wordt regelmatig geactualiseerd. Daarnaast geldt dat o.g.v. artikel 5 bis bis van Verordening (EU) 833/2014, het verboden is om direct of indirect transacties aan te gaan met bepaalde Russische staatsbedrijven die in de bijlage bij de verordening staan genoemd.
Deze verordeningen werken rechtstreeks door en moeten door de relevante autoriteiten en instellingen van de lidstaten die tegoeden of economische middelen verstrekken, worden toegepast. In de praktijk betekent dat dat alle banken/instellingen, maar ook overheidsinstanties die subsidies verstrekken (zoals RVO) zelf de EU-sanctielijsten grondig moeten onderzoeken. RVO heeft hiervoor een sanctieteam, ondersteund door een datateam, dat hen hiermee helpt. RVO heeft naar aanleiding van de sancties eind maart een structuur opgezet rond de interne sanctienaleving bestaand uit data-analyse, een intern meldpunt en communicatieactiviteiten. RVO is verder betrokken bij het Datateam (gecoördineerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken) dat gericht is op het sneller en efficiënter uitwisselen van gegevens over gesanctioneerde partijen tussen de verschillende overheidsorganisaties.
Bent u het ermee eens dat onze energievoorziening een publieke taak dient te zijn en dus niet in buitenlandse handen moet vallen? Zo ja, wat onderneemt u tegen het plan van Gunvor om in Rotterdam een waterstofterminal te plaatsen?
Ten aanzien van de vraag over publiek en privaat eigendom van activiteiten in de energievoorziening verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 2. Ik zie op dit moment geen reden om maatregelen te nemen tegen het plan van Gunvor en Air Products om een waterstofterminal in Rotterdam te bouwen.
Het bezoek van de Europese Commissie aan Azerbeidzjan. |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «European Commission’s Von Der Leyen Visits Azerbaijan To Seek Deal On Natural Gas»?1
Ja.
Wat is het doel van het bezoek van de Europese Commissie aan Azerbeidzjan?
De voorzitter van de Europese Commissie was op 18 juli jl. in Azerbeidzjan om de samenwerking tussen de EU en Azerbeidzjan te versterken. Tijdens dit bezoek werd een Memorandum of Understanding (MoU) getekend op het gebied van energiesamenwerking. Zoals staat in een verklaring afgegeven door Commissievoorzitter Von der Leyen zijn drie punten in het MoU vooral van belang: verdubbeling van de gastoevoer van Azerbeidzjan naar de Europese Unie, samenwerking op het gebeid van hernieuwbare energie en klimaatsamenwerking inclusief het verminderen van methaanemissies.2
Kunt u ervoor pleiten dat mensenrechten, waaronder die van politieke gevangenen, aangekaart worden tijdens het bezoek?
Aandacht voor de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan is een integraal onderdeel van de EU-Azerbeidzjan relatie. De zorgen over de mensenrechten worden mede op instigatie van Nederland in de dialogen van de EU met Azerbeidzjan besproken, zo ook tijdens de EU Associatieraad met Azerbeidzjan op 19 juli jl. in Brussel. Ook tijdens het bezoek van Commissievoorzitter Von der Leyen op 18 juli jl. in Azerbeidzjan is over mensenrechten gesproken. Het kabinet zal de zorgen over mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan, waaronder die van politieke gevangenen, blijven aankaarten.
Bent u bereid de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie Josep Borrell, te vragen om in Azerbeidzjan te pleiten voor het vrijlaten van gevangengenomen politieke oppositie, waaronder de heer Elvin Isayev?
De zorgen over de mensenrechten worden mede op instigatie van Nederland in de dialogen van de EU met Azerbeidzjan besproken, zo ook tijdens de EU Associatieraad met Azerbeidzjan op 19 juli jl. waar de Hoge Vertegenwoordiger Josep Borrell de delegatie van de Europese Unie leidde. Het kabinet zal zich ervoor inspannen de zorgen over de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan, waaronder die van politieke gevangenen, ook in EU-verband te blijven aankaarten.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Chinese bedrijven de Russische oorlogsmachine steunen. |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht in deWall Street Journal:«Chinese Firms Are Selling Russia Goods Its Military Needs to Keep Fighting in Ukraine»?1
Ja.
Bent u bekend met de oproep van de Interparlementaire Alliantie voor China over het tegengaan van de steun van Chinese bedrijven aan het Russisch militair-industrieel complex?2
Ja.
Hoe oordeelt u over deze berichten?
Het kabinet heeft als doelstelling om de Russische militair-industriële productiecapaciteit in te perken. Dit is in lijn met de aangenomen EU-sanctiepakketten, die zich onder meer richten tegen de versterking van de militaire en technologische capaciteiten en de ontwikkeling van de defensie- en veiligheidssector van Rusland. Het kabinet en de EU roepen derde landen zoals China op om EU-sancties niet te ondermijnen en om sanctie-ontwijking door Rusland niet te vergemakkelijken. Ook onderzoekt het kabinet de mogelijkheden om maatregelen te nemen om sanctie-ontwijking tegen te gaan, binnen de mogelijkheden van het internationaal recht. Hierover staat het in nauw contact met Europese partners en andere belangrijke partners als de VS.
De handhaving van EU-sancties, bijvoorbeeld door boetes op te leggen in het geval van overtreding van de sancties, is buiten het grondgebied van de EU alleen mogelijk indien er een wezenlijk verband bestaat tussen de EU en de persoon of de entiteit in kwestie. Een dergelijk verband kan bestaan uit het feit dat een persoon onderdaan is van een EU-lidstaat of rechtspersonen of entiteiten volgens het recht van een lidstaat zijn erkend of opgericht. Bij gebrek aan een dergelijk verband is handhaving van de EU-sancties niet alleen mogelijk in strijd met het internationaal recht maar zijn de mogelijkheden tot dergelijke handhaving in de regel bovendien uiterst beperkt.
De uitvoer uit Nederland van militaire en dual-use goederen naar derde landen wordt zorgvuldig getoetst op het risico dat sancties worden omzeild. Daar waar een substantieel omleidingsrisico wordt vastgesteld zal geen uitvoervergunning worden verleend. De vaststelling van een dergelijk risico kan onder meer voortvloeien uit informatie over eerdere omleidingsincidenten en/of leveranties van de ontvanger aan Rusland.
Hoe oordeelt u specifiek over de rol die het bedrijf Poly Technologies speelt in het voorzien van technologie aan de Russische militaire industrie?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe oordeelt u over de rol die Chinese (staats)media spelen in het vergroten van de Russische propaganda over de oorlog en wat wordt hiertegen gedaan?
Internationaal probeert China draagvlak te creëren voor een «neutrale» positie die balans beoogt tussen soevereiniteit en territoriale integriteit enerzijds, en «legitieme veiligheidsbelangen» (bijvoorbeeld die van Rusland of China) anderzijds. Hoewel China niet expliciet een kant kiest, propageert het een positie die eenzijdig kritisch is op de NAVO en de VS in het bijzonder en die begrip beoogt te kweken voor Rusland. De Chinese media, zowel binnenlands als internationaal, grijpen de situatie aan om de NAVO in diskrediet te brengen en beschuldigen vooral de VS van een Koude-Oorlogsmentaliteit.
De Nederlandse ambassade in Peking communiceert actief over het conflict op lokale sociale media, in een poging de standpunten van Nederland en de EU ook door te laten dringen tot de Chinese burgers. Ook like-minded ambassades, EU-partners en de Oekraïense ambassade maken intensief gebruik van Weibo (de Chinese variant op Twitter) om de Chinese volgers te informeren over hun standpunten. In het beheerste informatielandschap van China vindt dit gretig aftrek. De Weibo-accounts van ambassades hebben er sinds eind februari tienduizenden volgers bijgekregen. De Nederlandse ambassade in Peking heeft ook uitspraken en tweets van kabinetsleden vertaald naar het Chinees en online gezet. Deze worden gemiddeld meer dan 100.000 keer bekeken. Daarnaast worden verklaringen en opiniestukken van Voorzitter van de Europese Commissie Von der Leyen, Voorzitter van de Europese Raad Michel en Hoge Vertegenwoordiger Borrell die door de EU-delegatie in China worden geplaatst ook door de Nederlandse ambassade in Peking gedeeld. Hetzelfde geldt voor berichten van de EU-delegatie waarin Russische desinformatie wordt ontkracht. Deze berichten zijn tot nu toe niet gecensureerd, staan allemaal nog online en zijn volledig zichtbaar voor volgers. Deze ambassade-accounts zijn voor Chinese burgers zonder VPN een belangrijke bron om de visie van buitenlandse overheden op het conflict mee te krijgen. Op deze wijze hoopt Nederland een bijdrage te leveren aan tegengaan van des- en misinformatie over het conflict.
In hoeverre deinzen Chinese bedrijven terug voor handel met Rusland door de angst voor potentiële secundaire sancties vanuit de Europese Unie of de Verenigde Staten bijvoorbeeld?
Ondanks uitlatingen die de Chinese overheid doet over het vasthouden aan normale economische relaties met Rusland, zijn er geen aanwijzingen van significante of georganiseerde Chinese steun voor Rusland bij het ontwijken of schenden van sancties. Chinese bedrijven lijken voorzichtig geworden om zaken te doen met Russische bedrijven en te investeren in Rusland zelf. Dit geldt in het bijzonder voor grotere bedrijven en financiële instellingen die zaken doen met landen die sancties hebben ingesteld. Mogelijk uit angst voor het verliezen van toegang tot cruciale technologie, markten, goederen en valuta lijken deze Chinese bedrijven de sancties te volgen. Een andere factor in de impliciete naleving door Chinese bedrijven van de sancties, is dat buitenlandse multinationals verantwoordelijk zijn voor de helft van de Chinese export.
De Chinese exportcijfers lijken hogergenoemd beeld te bevestigen. Uit onderzoek van het Peterson Institute for International Economics blijkt dat in 2021 China nog goed voor een kwart van de Russische import was. Echter, Chinese export naar Rusland is sinds de invasie met 38% afgenomen ten opzichte van de tweede helft van 2021.3 Op basis van douanegegevens blijkt dat zendingen vanuit China naar Rusland in juni voor de vierde maand op rij daalden (met 17% ten opzichte van juni 2021). Daarentegen is de export vanuit Rusland naar China wel gegroeid tot een recordhoogte, waarvan bijna 80% uit olie en gas bestaat. Wat betreft deze sector is er dus geen impliciete naleving van sancties door Chinese partijen waar te nemen.
Bent u het ermee eens dat met name de handel met Rusland in chips endual-use goederen zo snel als mogelijk een halt moet worden toegeroepen?
De huidige EU-sanctiewetgeving voorziet in een verbod op de uitvoer van dual-use goederen naar Rusland, alsmede een verbod op de uitvoer van apparatuur die benodigd is voor het vervaardigen van diverse elektronische componenten waaronder semiconductors. Deze sanctiewetgeving is afgestemd met een grote groep van gelijkgestemde partners zoals de VS, het VK, Japan en Zuid-Korea, die deze maatregelen ook hebben overgenomen. De overheid herkent de noodzaak om semiconductoren toe te voegen aan de EU-sanctiewetgeving. Nederland is dan ook voorstander van het toevoegen van dergelijke elektronische componenten aan de EU-sanctiemaatregelen.
Bent u bereid samen met partners zo snel mogelijk tot een volledige boycot van chips endual-use goederen te komen en hierbij zoveel mogelijk derde landen aan te laten sluiten?
Er vindt regelmatig overleg plaats tussen de EU en gelijkgestemde partners om implementatie van de sanctiewetgeving zo veel mogelijk af te stemmen en gelijk te trekken. Zoals gezegd geldt er reeds een algeheel verbod op de export van dual-use goederen naar Rusland. Nederland zet zich tevens actief in voor opname van aanvullende goederen en technologie in de EU sanctiewetgeving, waaronder het verder aanvullen van goederencodes behorend bij algemene verbodsbepalingen op uitvoer van technologie. Daarnaast kijken we naar aanvullende mogelijkheden waar nodig en ter versterking van de handhaving.
Bent u bereid samen met Europese partners maatregelen te treffen tegen Chinese bedrijven die het Russische militair-industrieel complex steunen, zoals het aansluiten bij de Amerikaanse zwarte lijst voor bedrijven die gesanctioneerde goederen naar Rusland exporteren, het opleggen van sancties aan bedrijven die Rusland helpen de sancties te omzeilen en het tegengaan van bedrijven die de Russische desinformatie verspreiden?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3 en 4 zoekt het kabinet, onder andere in samenwerking met partners als de VS, naar mogelijkheden om sanctie-ontwijking tegen te gaan. Voor wat betreft Russische desinformatie behelzen de aangenomen sanctiepakketten onder andere uitzendverboden voor staatsmedia die desinformatie verspreiden en maatregelen tegen propagandisten. Het kabinet is op doorlopende basis in gesprek met partners binnen en buiten de EU over verdere maatregelen, inclusief om desinformatie en pro-Kremlin propaganda tegen te gaan.
Bent u bereid om bovengenoemde maatregelen te bepleiten in het zevende sanctiepakket?
Nederland blijft zich inzetten voor het uitbreiden van controles op elektronische componenten die semiconductoren bevatten.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Vraag 3 en 4 zijn samengevoegd. De rest van de vragen is afzonderlijk beantwoord.
De spendeerdrift en baantjescaroussel van het Europees Parlement |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Woede over spendeerdrift en baantjescaroussel Europees Parlement»?1
Ja
Klopt het dat het Europees Parlement nog eens tientallen miljoenen euro’s extra wil spenderen aan zichzelf? Zo ja, om hoeveel geld gaat het exact?
Het Europees Parlement heeft in het Commissievoorstel voor de begroting van 2023 een budget voorgesteld van 2.268 miljoen euro. Dit is een stijging van 156 miljoen euro (7,4%) ten opzichte van het budget in 2022. Ten dele worden hogere administratieve uitgaven van de Europese instellingen veroorzaakt door aanhoudende hoge inflatie en de gestegen energieprijzen. Daarnaast heeft het Europees Parlement 52 nieuwe permanente posten voor 2023 toegevoegd. Daarvan zijn 40 posten op het terrein van cybersecurity. Het Europees Parlement heeft aangegeven dat dit noodzakelijk is, omdat de huidige capaciteit op het terrein van cybersecurity niet voldoet aan de standaarden. Verder heeft het Europees Parlement verzocht om 116 extra parlementaire assistenten.2
Hoeveel bedroeg de jaarlijkse begroting van het Europees Parlement de afgelopen tien jaar? En hoe vaak is men daarmee uitgekomen?
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de budgetten voor het Europees Parlement uit de aangenomen EU-begrotingen en de realisatie van deze budgetten, inclusief eventuele bijstellingen via aanvullende begrotingen. In alle jaren zijn de gerealiseerde budgetten enigszins lager uitgevallen dan de begroting.
Budgetten EP aangenomen begrotingen en realisaties (bedragen in mln. euro)
Jaar
Aangenomen begroting
Realisatie
2013
1.750
1.736
2014
1.756
1.738
2015
1.795
1.778
2016
1.839
1.824
2017
1.910
1.890
2018
1.950
1.934
2019
1.997
1.973
2020
2.038
1.951
2021
2.063
2.033
2022
2.113
–
2023 (voorstel)
2.269
–
Hoeveel ambtenaren (assistenten, personeelsleden etc) werken er in totaal voor het Europees Parlement? Hoe hebben deze aantallen zich de afgelopen 10 jaar ontwikkeld? Wat is de hoogste salarisschaal en hoeveel personen ontvangen die?
Volgens het jaarbudget van het Europees Parlement is het aantal ambtenaren relatief stabiel over de afgelopen 10 jaar met een bestand tussen de 6633 en 6825 personeelsleden. Dit betreft de vaste ambtenaren en tijdelijke functionarissen (exclusief zgn. arbeidscontractanten.) Wel is er in 2021, 2022 en ook in het voorgestelde budget van 2023 sprake van een toename van het aantal posten t.a.v. de jaren ervoor.3
2013
6.743
2014
6.786
2015
6.739
2016
6.762
2017
6.743
2018
6.683
2019
6.633
2020
6.633
2021
6.720
2022
6.773
2023 (voorstel)
6.825
De hoogste salarisschaal is AD16 en 21 personen binnen het Europees Parlement zitten in deze schaal, waarvan 7 in dienst zijn van de politieke groepen (1 AD16 per politieke groep). Het aan deze functieschaal gekoppelde maandsalaris is rond de 20.000 EUR. Alle salarisbedragen zijn te terug te vinden in het statuut van de ambtenaren.4
Zoals hiervoor aangegeven maakt het Europees Parlement naast vaste en tijdelijke ambtenaren ook gebruik van zgn. arbeidscontractanten, waarvan het aantal fluctueert. Navraag bij het Europees Parlement wijst uit dat er op peildatum 1 augustus 2022 2172 arbeidscontractanten werkzaam zijn bij de ambtelijke staf van het Secretariaat van het Europees Parlement of bij de ambtelijke staf van de politieke groepen binnen het Europees Parlement. Op peildatum 1 augustus 2012 was dit aantal 799.
Daarnaast kan elk van de 705 Europarlementariërs maximaal 3 geaccrediteerde medewerkers (ook wel parlementaire assistenten) aantrekken.5
Klopt het dat er een «decennia oud pact is gesloten om elkaars uitgavenposten niet te blokkeren»? Zo ja, door wie?
Met de verwijzing in het artikel het «decennia oud pact om elkaars uitgavenposten niet te blokkeren» wordt verwezen naar een afspraak tussen de Raad en het Europees Parlement dat zij zich ervan weerhouden om elkaars administratieve budget te bevragen in de jaarlijkse begrotingsonderhandelingen.6 Dit houdt verband met het respecteren van de institutionele balans tussen deze instellingen. Dat neemt niet weg dat de totale administratieve uitgaven van de Unie en haar instellingen onderdeel zijn van de onderhandelingen over de EU-jaarbegroting en het Meerjarig Financieel Kader. Tegelijkertijd laat deze casus zien dat de Raad zich kritisch uitlaat richting het Europees Parlement, zie hiervoor ook het antwoord op de vragen 6 en 7.
Wat heeft Nederland tot nu toe ondernomen om de spendeerdrift van het Europees Parlement een halt toe te roepen?
Na de publicatie van de ontwerpbegroting voor 2023 heeft de Raad een Raadspositie opgesteld voor de onderhandelingen met het Europees Parlement. Nederland heeft zich samen met een grote groep lidstaten kritisch opgesteld over het begrotingsverzoek van het Europees Parlement. Dit heeft geresulteerd in een verklaring waarin de Raad zijn afkeuring uitspreekt en het Europees Parlement oproept terughoudendheid te betrachten. Deze verklaring is daarmee een stevig politiek signaal van de Raad aan het Europees Parlement voorafgaand aan de aankomende onderhandelingen.
Bent u voornemens om deze onzalige plannen te blokkeren? Zo ja, wanneer bent u van plan om het Europees Parlement mede te delen dat er geen cent extra bijkomt en dat het een goed idee is dat het Europees Parlement eens flink op zichzelf gaat bezuinigen? Zo nee, hoe legt u dit uit aan alle Nederlanders die elke maand weer moeite hebben om rond te komen?
Zoals bekend zet Nederland in op een prudente, realistische en moderne Europese begroting, waarin de afspraken uit het MFK-akkoord gerespecteerd worden. Met betrekking tot de administratieve uitgaven van de Europese instellingen vindt het kabinet dat de conclusies van de Europese Raad uit juli 2020 moeten worden nagekomen. In die ER-conclusies worden de instellingen opgeroepen om zich aan te passen aan de nieuwe manier van (digitaal) werken en zich in te zetten voor een stabiel personeelsbestand en het vergroten van de efficiëntie van niet-salarisgerelateerde uitgaven.
In lijn met de Nederlandse inzet heeft de Raad in een verklaring bij de Raadspositie onderstreept dat alle instellingen terughoudendheid moeten betrachten als het gaat om de administratieve uitgaven en doet de Raad expliciet een oproep aan het Europees Parlement om de aanpak van de Raad te volgen en ervoor te zorgen dat het uitgavenplafond in acht wordt genomen.7 Deze Raadspositie vormt de inzet voor de aankomende onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement.
Het rapport van Nils Melzer |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kan de Kamer alle schriftelijke communicatie (e-mails, brieven, tekstberichten et cetera) toegestuurd krijgen tussen én binnen de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken met betrekking tot het rapport van Nils Melzer?1
Bovenstaande vraag relateer ik aan uw eerdere schriftelijke vragen van 27 juni jl.2 Hierin vraagt u waarom ik de brief van VN-rapporteur Melzer van 29 maart niet binnen de gestelde termijn heb beantwoord. Op basis van die Kamervragen heb ik een selectie gemaakt van de schriftelijke communicatie tussen mijn ministerie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waarvan ik verwacht dat zij relevant zijn voor uw informatiebehoefte. Dit in aanvulling op mijn schriftelijke beantwoording van 12 juli. De communicatie is opgenomen in de bijlage.
Ten slotte merk ik op dat de brief van VN-rapporteur Melzer inmiddels is beantwoord. Een afschrift van deze kabinetsreactie stuur ik separaat naar uw Kamer.
Het PAX rapport betreffende foute investeringen van de ING en andere grote banken in de wapenindustrie |
|
Jasper van Dijk , Mahir Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport High risk arms trade and the financial sector van PAX?1
Ja, het kabinet heeft kennisgenomen van het rapport van PAX.
Hoe oordeelt u over de conclusie in het rapport dat de vijftien grootste banken in Europa, waaronder ING Group, ter waarde van bijna 90 miljard euro financiële diensten hebben verleend aan producenten die wapens leveren aan landen waar een groot risico bestaat dat deze tegen burgers worden ingezet?
Het kabinet verwacht van Nederlandse banken zoals ING dat zij, conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) en UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s), voor hun investeringen in de defensie-industrie de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart brengen, hun invloed aanwenden om deze risico’s te voorkomen of aan te pakken, en hierover verantwoording afleggen. Als transacties van een bedrijf waarin wordt belegd of waaraan een lening wordt verstrekt, niet aansluiten bij het beleid van de bank, dan behoort de bank haar invloed aan te wenden om de handelwijze van het betreffende bedrijf te veranderen. Als het bedrijf deze niet aanpast, is de beëindiging van de zakelijke relatie een uiterste middel voor de bank.
Voor de export van militaire goederen dienen bedrijven zoals Airbus en General Electric in het bezit te zijn van een geldige vergunning die verstrekt wordt door de daartoe bevoegde exportcontrole-autoriteiten. Indien een bedrijf in het bezit is van een geldige vergunning voor de export van militaire goederen, opereert het bedrijf binnen de wettelijke kaders. Datzelfde geldt dan voor investeringen van Nederlandse banken in de genoemde bedrijven voor activiteiten waarvoor een vergunning is verstrekt.
Het kabinet zet zich ervoor in dat er geen wapens worden geleverd die worden ingezet voor schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht in Jemen of elders in de wereld. Hierover zijn internationale afspraken gemaakt, bijvoorbeeld in het kader van het Wapenhandelverdrag (ATT) en het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Zowel het ATT als het Gemeenschappelijk Standpunt schrijven voor dat overheden vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen moeten weigeren wanneer er een duidelijk risico bestaat dat de goederen gebruikt worden voor onwenselijke doeleinden zoals schendingen van mensenrechten en/of het humanitair oorlogsrecht, of een negatieve uitwerking hebben op conflicten. Het kabinet spreekt andere landen regelmatig aan op de noodzaak van een strikte naleving van deze afspraken. Nederland heeft dat ook gedaan naar aanleiding van het conflict in Jemen.
Deelt u de mening dat dit op gespannen voet staat met internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Banken maken hun eigen afweging of zij financiering verlenen aan de defensie-industrie, met inachtneming van het verbod om te investeren in ondernemingen die clustermunitie of cruciale onderdelen daarvan produceren, verkopen of distribueren. Zij behoren hierbij conform OESO-richtlijnen en UNGP’s gepaste zorgvuldigheid toe te passen. De overheid houdt momenteel geen toezicht op de naleving van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven. Partijen betrokken bij een vermeende schending van de OESO-richtlijnen door een Nederlands bedrijf kunnen een melding hiervan maken bij het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen.
Hoe kijkt u aan tegen de investeringen van ING Group in de wapenproducenten Airbus en General Electric, die beide bijvoorbeeld wapensystemen hebben geleverd aan Saudi-Arabië, dat verantwoordelijk is voor allerlei oorlogsmisdaden in Jemen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft het gesprek met de Nederlandse Vereniging van Banken, dat aan de Kamer is toegezegd, inmiddels plaatsgevonden?2 Is in dit gesprek ook uw oordeel aan bod gekomen over investeringen in genoemde producenten en de verhouding tot internationale standaarden rond maatschappelijk verantwoord ondernemen?
In de brief aan uw Kamer van 7 april 2022 (Kamerstuk 26 485, nr. 395) heb ik aangegeven dat op 1 april 2020 Minister Kaag heeft gesproken met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en vertegenwoordigers van enkele banken. In dit gesprek heeft zij onder andere gewezen op het belang van gepaste zorgvuldigheid bij zakendoen met de defensiesector. De NVB heeft toegelicht hoe de banken dit aanpakken.
Vindt u het zelf voldoende dat ING en soortgelijke banken niet investeren in specifieke wapenleveranties, maar wel in de wapenproductie in algemene zin?3
Banken bepalen zelf hun ondernemingsstrategie, het gewenste risicoprofiel en met welke klanten zij een (zakelijke) relatie aangaan of voortzetten. Dit geldt ook voor de afweging om niet te investeren in specifieke transacties of projecten van de defensie-industrie, maar wel zakelijke leningen te verstrekken aan bedrijven in de defensie-industrie. Het kabinet ziet ook het belang van een sterke defensie-industrie, bijvoorbeeld om staten in staat te stellen zich te verdedigen op basis van het VN handvest of andere legitieme veiligheidsbehoeften na te streven. Daarnaast produceren meerdere van de in het onderzoek van PAX genoemde bedrijven niet alleen voor de defensiemarkt, maar ook voor civiele doeleinden. Toegang tot financiering – binnen de kaders van IMVO – is noodzakelijk voor de levensvatbaarheid van deze industrie.
Bent u het met de onderzoekers van PAX eens dat bedrijven zelf verantwoordelijk moeten worden gehouden om goed te screenen wanneer er in risicovolle sectoren wordt geïnvesteerd en dit niet op het bordje van de overheid moet worden geschoven?
Ja, onder de OESO-richtlijnen hebben bedrijven (waaronder financiële instellingen) een eigen verantwoordelijkheid om gepaste zorgvuldigheid toe te passen en daarmee een eigen verantwoordelijkheid om risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen en bij hun klanten in kaart te brengen.
Nederland onderschrijft de OESO-richtlijnen en stimuleert om deze normen na te leven. Het nieuwe IMVO is vastgelegd in de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten» van 16 oktober 2020 (Kamerstuk 26 485, nr. 337). Kernelement van dit beleid is wetgeving waarmee gepaste zorgvuldigheid voor een afgebakende groep bedrijven verplicht wordt gesteld.
Bent u bereid met ING Group in gesprek te gaan om, als genoemde bedrijven wapens blijven exporteren naar risicolanden, erop aan te dringen dat financiële dienstverlening aan deze bedrijven aan banden wordt gelegd? Zo nee, waarom niet?
ING maakt een eigen afweging aan welke bedrijven de bank financiële diensten verleent, met inachtneming van wet- en regelgeving en met toepassing van gepaste zorgvuldigheid. Het kabinet verwacht daarbij dat Nederlandse banken zoals ING voor hun investeringen de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart brengen en hun invloed aanwenden om deze risico’s te voorkomen of aan te pakken door bijvoorbeeld in gesprek te gaan met hun klanten. Om die reden zie ik geen aanleiding om in gesprek te gaan met ING Group.
Bent u van plan de nieuwe nationale wetgeving omtrent internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen zo in te richten, dat dit niet meer mogelijk zal zijn? Zo nee waarom niet?
De nieuwe nationale wetgeving zal gebaseerd worden op het wetgevende voorstel van de Europese Commissie inzake de corporate sustainability due diligence directive. Daarmee wordt het toepassen van gepaste zorgvuldigheid voor bepaalde ondernemingen een wettelijke verplichting en wordt er ook toezicht gehouden op de naleving hiervan. In algemene zin kan het verplicht stellen van gepaste zorgvuldigheid echter niet garanderen dat de betreffende bedrijven in het geheel niet meer betrokken zullen zijn bij mensenrechtenschendingen of milieuschade. Wel worden bedrijven, in lijn met de OESO-richtlijnen, geacht bij te dragen aan herstel wanneer is vastgesteld dat zij daadwerkelijk negatieve effecten in hun waardeketens hebben veroorzaakt of daaraan hebben bijgedragen.
Belemmering van de Russische wapenindustrie |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat vindt u van het artikel «Dozens of Russian weapons tycoons have faced no Western sanctions in the wake of the Ukraine invasion»?1
Het artikel signaleert dat niet alle Russische defensiebedrijven en leiders daarvan momenteel op de sanctielijst staan en wijst op inconsistenties in de toepassing van sancties op dit vlak tussen de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de EU. Het artikel geeft correct weer dat grote Russische defensiebedrijven op de sanctielijst staan, zoals de firma’s Almaz-Antey en Kalashnikov, terwijl er ook personen en entiteiten zijn die niet op de sanctielijst staan. Het kabinet wijst erop dat de EU zowel sectorale als individuele beperkende maatregelen heeft ingesteld tegen de Russische wapen- en defensie-industrie. Zo zijn er listings van bedrijven en daaraan gelieerde personen in en rond de defensie-industrie. Tevens gelden er exportverboden voor militaire goederen, dual-use technologie en andere technologieën die zouden kunnen bijdragen tot de militaire en technologische versterking van Rusland of tot de ontwikkeling van de defensie- en veiligheidssector. Het kabinet is voorstander van aanvullende sanctiemaatregelen, maar doet geen uitlatingen over specifieke voorstellen voor nieuwe sancties. Dit ondermijnt immers mogelijk de effectiviteit van dergelijke maatregelen gelet op onder andere het verrassingseffect. Het kabinet zet zich in voor een zo goed mogelijke coördinatie op het gebied van sancties met derde landen, zoals de VS, Canada en het VK.
Klopt de stelling in het artikel dat tientallen directeuren van wapenbedrijven en minstens 14 «defensiebedrijven» uit Rusland, waarvan een aantal met naam en toenaam worden genoemd, niet onder de EU-sancties vallen? Zo ja, hoe kan dit? Bent u in dat geval bereid dit in Brussel aan de orde te stellen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van het rapport «Operation Z: The Death Throes of an Imperial Delusion» van het Royal United Services Institute2, en dan met name de stelling dat veel moderne Russische wapens afhankelijk zijn van hoogwaardige elektronica geïmporteerd uit de VS, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Japan, Israël, China, Nederland en enkele andere landen?
Het kabinet is ermee bekend dat de invoer van hoogwaardige elektronica van aanzienlijk belang is voor de Russische wapenindustrie. De inzet van het kabinet is om maximale druk op Rusland uit te oefenen om de Russische agressie tegen Oekraïne te beëindigen. Om die reden gelden onder Verordening 833/2014 exportverboden voor militaire goederen, dual-use technologie en andere technologieën die zouden kunnen bijdragen tot de militaire en technologische versterking van Rusland of tot de ontwikkeling van de defensie- en veiligheidssector.
Kunt u bevestigen dat export van wapenonderdelen dan wel dual use goods naar Rusland vanuit, dan wel via Nederland sinds de invasie volledig aan banden is gelegd? Zo nee, waarom niet?
Voor Rusland is sinds 2014 een wapenembargo van kracht. Nederland handhaaft dit strikt. Er zijn sinds 2014 geen vergunningen afgegeven voor de uitvoer van militaire goederen naar Rusland, noch heeft er uitvoer vanuit Nederland plaatsgevonden.3
Omdat dual-use goederen zowel een civiele als militaire toepassing kennen, zijn sinds 2014 wel exportvergunningen verleend voor dual-use goederen met een civiel eindgebruik van niet-gesanctioneerde eindgebruikers in Rusland. Het merendeel hiervan bestond uit apparatuur en programmatuur voorzien van encryptie, noodzakelijk voor het realiseren van een beveiligde ICT-infrastructuur, waarvan het risico op ongewenst gebruik beperkt is. Sinds de gewijzigde Verordening 833/2014 van kracht is d.d. 23 februari 2022 is geen enkele vergunning verleend voor de export van dual-use goederen naar Rusland.
Is dit besproken binnen EU-gremia voor wapenexport? Zo nee, bent u bereid dit aan de orde te stellen teneinde dergelijke export naar Rusland per direct te verbieden?
In de Raadswerkgroep over conventionele wapens (COARM) is dit jaar verschillende keren gesproken over wapenexport naar Rusland. Alle EU-lidstaten hebben zich gecommitteerd tot een strikte en zorgvuldige handhaving van het bestaande wapenembargo. Daarnaast is het embargo in april 2022 verder aangescherpt, waarbij de uitzondering voor levering op basis van oude contracten voor 2014 is verwijderd.
Ook in de Raadswerkgroep over dual-use goederen (DUWP) wordt regelmatig gesproken over de implementatie en handhaving van Verordening 833/2014. Nederland staat een restrictieve lijn voor betreffende het beperkte aantal uitzondering- en afwijkingsgronden voor de export van goederen naar Rusland die zijn opgenomen in de Verordening en communiceert hier als zodanig over in de DUWP.
Wat kunt u nog meer doen om te voorkomen dat het Kremlin wapens verkrijgt?
Veel andere landen hebben niet een vergelijkbaar wapenembargo zoals dat in de EU en partnerlanden van kracht is, noch vergelijkbare criteria voor de export van wapens en/of dual use-goederen. Nederland zal in bilateraal en multilateraal verband oproepen om wel vergelijkbare maatregelen te nemen. Gezien het vetorecht van Rusland in de VN Veiligheidsraad is een universeel (VN)exportverbod op wapens naar Rusland helaas onwaarschijnlijk.