Het bericht dat justitie door uitzetting een moeder van haar kinderen wil scheiden |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Dienst Terugkeer & Vertrek een Marokkaanse moeder uit wil zetten, terwijl haar minderjarige kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben?1
Zoals u bekend is, verstrek ik in antwoord op schriftelijke vragen geen informatie uit individuele dossiers. Wel wil ik graag een toelichting geven op het staand beleid.
Een vreemdeling die rechtmatig in Nederland wil verblijven, dient hiervoor te beschikken over een verblijfsvergunning die wordt afgegeven indien aan de voorwaarden die daarvoor gelden is voldaan. Het hebben van kinderen met de Nederlandse nationaliteit is op zichzelf onvoldoende reden om een vergunning te verlenen. Indien een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft niet zelfstandig uit Nederland vertrekt kan het vertrek door de DT&V ter hand worden genomen. Of dat scheiding van ouder(s) en kinderen betekent, is in belangrijkste mate terug te voeren op de door de ouder(s) gemaakte keuzes.
Acht u het in het belang van een kind om de moeder uit te zetten, terwijl de vader naar alle waarschijnlijkheid niet voor het kind zal kunnen zorgen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom gebeurt dit dan blijkbaar toch?
De in vraag 2 t/m 6 genoemde aspecten kunnen allen worden meegewogen bij een door een vreemdeling in te dienen toelatingsaanvraag, dan wel de vraag of om dringende redenen vrijstelling van het mvv-vereiste is aangewezen. Dit is mede afhankelijk van de aard van de toelatingsaanvraag en hetgeen door betrokkenen is ingebracht. Indien in de individuele zaak aan de orde, wordt in het kader van artikel 8 EVRM getoetst of het gezinsleven buiten Nederland kan worden voortgezet of dat het niet verlenen van een verblijfsvergunning een ongerechtvaardigde inbreuk op het gezinsleven zou maken.
Indien een vreemdeling meent dat de genoemde aspecten in zijn of haar geval dienen te leiden tot verblijfsaanvaarding kan een daartoe strekkende verblijfsaanvraag worden ingediend.
Indien na toetsing aan (onder meer) deze aspecten zou worden geoordeeld dat een toelatingsaanvraag dient te worden afgewezen, dan ligt in die afwijzing tevens besloten dat de vreemdeling Nederland dient te verlaten en als de vreemdeling daar zelfstandig geen gehoor aan geeft, eventueel gedwongen kan worden uitgezet. Daartoe is dus geen separaat besluit meer nodig. Dit zogeheten systeem van het meeromvattende besluit is neergelegd in de Vreemdelingenwet 2000 en vormt een belangrijke karakteristiek van de wet.
Erkent u dat het niet wenselijk is dat kinderen noodgedwongen door een ander dan hun biologische ouder moeten worden opgevoed? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom gebeurt dit dan blijkbaar toch?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre wordt bij de voorgenomen uitzetting van een ouder het belang van het kind meegewogen en zijn psychische en/of medische toestand? Hoe wordt deze afweging gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre wordt bekeken of de achterblijvende ouder in staat is te zorgen voor de achterblijvende kinderen? Hoe wordt deze afweging gemaakt en welke eisen worden aan deze zorg gesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt voorafgaand aan de voorgenomen uitzetting van een ouder gekeken naar de aanwezige opvang voor achterblijvende kinderen? Welke eisen worden hieraan gesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak komt het voor dat Nederlandse kinderen van ongedocumenteerde ouder(s) worden achtergelaten bij een ander dan de biologische ouder(s)? In welke gevallen acht u dit wenselijk en in het belang van het kind? Kunt u dit toelichten?
Er zijn geen gegevens bekend over het aantal kinderen van ongedocumenteerde ouder(s) dat wordt achtergelaten bij anderen dan de biologische ouders. Het is primair de verantwoordelijkheid en keuze van de ouder(s) of een kind met de Nederlandse nationaliteit meegaat naar het land van herkomst met een ouder/verzorger of achterblijft in Nederland bij een ouder/verzorger. Of opname van een Nederlands kind in een andere gezin dan dat van (een van) de biologische ouders in het belang van het kind is, kan niet in zijn algemeenheid worden beantwoord en zal afhankelijk van de individuele omstandigheden kunnen verschillen.
Op welke gronden kan worden besloten om een ouder uit te zetten, terwijl de kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben? Wordt hierbij onderzocht of het land van herkomst van de uit te zetten vreemdeling het hele gezin wel zal accepteren?
Zie antwoord vraag 2.
Het uitzetten van Noord-Koreaanse asielzoekers naar Zuid-Korea |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Waarom kunnen Noord-Koreaanse vreemdelingen sinds 1 januari 2013 teruggestuurd worden naar Zuid-Korea?1 Wat is de reden om dit beleid na zes jaar te wijzigen?
Ten aanzien van asielaanvragers uit Noord-Korea zijn geen beleidsregels opgenomen in de Vreemdelingencirculaire. Dat betekent dat alle aanvragen op hun individuele merites worden beoordeeld, met toepassing van het algemene asielbeleid.
Het algemene asielbeleid is er op gericht om bescherming te bieden aan personen die dat nodig hebben. Indien deze bescherming niet nodig is, omdat de aanvrager zich onder de bescherming kan stellen van een ander land waar hij zich op zijn staatsburgerschap kan beroepen, zal de aanvraag worden afgewezen. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 4, derde lid, onder e, van de Kwalificatierichtlijn en is geïmplementeerd in het Voorschrift Vreemdelingen 2000.
Naar aanleiding van de verhoogde instroom zijn de beslismedewerkers van de IND er in januari 2013 op gewezen dat personen afkomstig uit Noord-Korea ook voor het Zuid-Koreaans staatsburgerschap in aanmerking komen. Met het oog daarop wordt op individuele basis beoordeeld of bescherming in Nederland nodig is, waarbij ook wordt getoetst of in redelijkheid kan worden verwacht dat de vreemdeling zich onder de bescherming kan stellen van Zuid-Korea. Ook toekomstige zaken zullen op deze wijze worden beoordeeld.
Hoe groot acht u de kans dat de Noord-Koreaanse autoriteiten op de hoogte raken van de vestiging van in Nederland afgewezen Noord-Koreaanse vluchtelingen in Zuid-Korea? Wat is uw reactie op conclusies van onder andere de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, Amnesty International en de US State Department dat familieleden van Noord-Koreaanse vluchtelingen die zich in Zuid-Korea moeten vestigen het risico lopen hierdoor problemen te ondervinden?2 Hoe gaat u dit voorkomen?
Deze kans acht ik niet groot, aangezien noch de Nederlandse autoriteiten, noch de Zuid-Koreaanse autoriteiten, de Noord-Koreaanse autoriteiten hiervan op de hoogte zullen stellen. Indien de betrokken vreemdeling stelt dat zijn vestiging in Zuid-Korea een bijzonder risico oplevert voor in Noord-Korea achtergebleven familie, zal deze omstandigheid mee worden gewogen in de besluitvorming. De door u genoemde rapporten geven geen aanleiding om in iedere zaak op voorhand een risico voor achtergebleven familieleden bij vestiging in Zuid-Korea aan te nemen.
Hoe verhoudt deze beleidswijziging zich tot de passage in het regeerakkoord waarin wordt gesteld dat het toelatingsbeleid zich moet richten zich op bescherming van vreemdelingen die zelf, op grond van de internationale en Europese beschermingsnormen, vervolging of ernstige mensenrechtenschendingen te vrezen hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat vluchtelingen die in land van herkomst blootgesteld kunnen worden aan schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) op bescherming door Nederland moeten kunnen rekenen? Zo ja, hoe past dit uitgangspunt binnen de beleidswijziging d.d. 1 januari 2013 ten opzichte van Noord-Koreaanse vluchtelingen?
Zie antwoord vraag 1.
Welk beleid hanteren andere lidstaten jegens Noord-Koreaanse asielzoekers? Welke landen hebben eenzelfde beleid als Nederland vanaf 1 januari 2013? Hoe ziet u dit in het licht van het Gemeenschappelijk Europees Asielbeleid?
Ik heb enkele landen gevraagd mij te informeren over het door hen gevoerde beleid. Hieronder volgt een overzicht.
Denemarken, Finland, Ierland en Nieuw-Zeeland hebben geen bijzonder beleid voor Noord-Koreaanse asielzoekers. Zij behandelen iedere aanvraag op de individuele merites. Denemarken geeft daarbij aan dat aanvragen kunnen worden afgewezen als een Noord-Koreaanse asielzoeker in een veilig derde land, zoals Zuid-Korea, heeft verbleven en daar weer naar kan terugkeren.
België en de Verenigde Staten geven aan dat het feit dat Noord-Koreanen het Zuid-Koreaans burgerschap kunnen verkrijgen geen reden is voor afwijzing van de aanvraag. In de Verenigde Staten wordt op dit principe een uitzondering gemaakt als een Noord-Koreaan gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid het burgerschap van Zuid-Korea te verkrijgen.
Een tussenpositie wordt ingenomen door Australië, Canada en het Verenigd Koninkrijk. De Australische wetgeving voorziet erin dat personen die twee of meerdere nationaliteiten hebben niet in aanmerking komen voor internationale bescherming, maar dit op individuele basis wordt beoordeeld. In Canada hebben de onafhankelijke beslissers de mogelijkheid om op individuele basis mee te wegen dat een Noord-Koreaan het Zuid-Koreaans burgerschap kan verkrijgen en zich in Zuid-Korea kan vestigen. In het Verenigd Koninkrijk wordt op individuele basis meegenomen dat Noord-Koreanen normaal gesproken het Zuid-Koreaans burgerschap kunnen verkrijgen en dat de aanvraag om die reden kan worden afgewezen.
Duitsland, Noorwegen en Zweden wijzen asielaanvragen van Noord-Koreanen af omdat Zuid-Korea hen als Zuid-Koreaanse burgers beschouwt.
Kunt u aangeven hoeveel Noord-Koreaanse vluchtelingen jaarlijks asiel aanvragen in Nederland? Hoeveel van hen zijn tot nu toe succesvol teruggekeerd naar Zuid-Korea?
Het aantal eerste asielaanvragen in de laatste jaren:
2010:
10
2011:
10
2012:
60
2013 (t/m april):
50
(Bron: IND. Afgerond op tientallen.)
Sinds 1 januari 2008 zijn er ongeveer 5 vreemdelingen met de Noord-Koreaanse nationaliteit uitgezet. Deze vreemdelingen zijn allemaal overgedragen aan een andere lidstaat in het kader van de Dublinverordening.
(Bron: DT&V. Afgerond op vijftallen.)
Bent u bereid om het sinds 1 januari 2013 gevoerde beleid terug te draaien en het sinds 2007 gevoerde beleid weer in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De verslechtering van de veiligheidssituatie in bepaalde gebieden in Irak |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de recente berichten over de toename van ernstige geweldsincidenten in Centraal Irak, met name in de regio in en rondom Bagdad en het noorden daarvan?1
Ja.
Wat is uw meest recente informatie over de verslechterde veiligheidssituatie in deze gebieden in Irak?
Naast de informatie in de ambtsberichten over de algehele situatie in Irak die de minister van Buitenlandse Zaken uitbrengt, maak ik ook gebruik van andere objectieve bronnen, zoals onder meer de actuele informatie die United Nations Assistance Mission for Iraq2 of de International Crisis Group3 de beschikbaar stelt.
Bent u bereid zo snel mogelijk een nieuw, geactualiseerd ambtsbericht over Irak te laten opstellen, waarbij de huidige veiligheidssituatie in bepaalde specifieke delen van Irak nauwkeurig worden beschreven, inclusief de positie van bepaalde etnische en religieuze groepen daar?
Ik heb reeds aan de minister van Buitenlandse Zaken een geactualiseerd ambtsbericht gevraagd over algehele situatie in Irak. In dit ambtsbericht zal ook aandacht worden besteed aan de veiligheidssituatie in Irak per gebied, inclusief de positie van etnische en religieuze groepen in deze gebieden. Naar verwachting zal dit ambtsbericht in het najaar verschijnen.
Kunt u de Kamer zo snel mogelijk informeren over de uitkomsten hiervan en over de mogelijke gevolgen voor het asielbeleid ten aanzien van uit Irak afkomstige asielzoekers?
Zie antwoord vraag 3.
Acht u de veiligheidssituatie in bepaalde gebieden in Irak zodanig verslechterd dat het noodzakelijk is om een vertrekmoratorium in te stellen? Zo nee, op welk moment komt zo’n moratorium in beeld als de veiligheidssituatie verder zou verslechteren?
In het laatste ambtsbericht over Irak van november 2012 werd al melding gemaakt van een verslechterde veiligheidssituatie gedurende de periode van december 2011 tot en met oktober 2012. Tegelijk is het zo dat het geweldsniveau in die periode sterk fluctueerde en sterk varieerde per periode en per gebied.
Een vertrekmoratorium instellen acht ik op dit moment niet nodig, maar ik blijf de ontwikkelingen in Irak met betrekking tot de veiligheidssituatie nauwlettend opvolgen om te bezien of, en in welke mate, de verslechtering in de veiligheidssituatie zich blijft doorzetten.
Uitzettingen van vreemdelingen naar Guinee |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Linda Voortman (GL), Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen?1
Ja.
Wat is uw reactie op het interview met de Guineese ambassadeur te Brussel waarin hij stelt dat hij geen laissez-passers heeft afgegeven?2
Volgens de weergave van het interview op de website GuineeNews.org heeft de ambassadeur gesteld dat hij geen reisdocumenten heeft ondertekend ten behoeve van de uitzetting van een Guineese vreemdeling. Ik constateer evenwel dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in 2013 van de Guineese autoriteiten circa 20 laissez-passers heeft verkregen, afgegeven door de Guineese diplomatieke vertegenwoordiging in Brussel. In 2013 zijn tot nu toe 2 Guineese vreemdelingen uitgezet naar Guinee. Deze uitzettingen vonden plaats op basis van een laissez-passer afgegeven door de Guineese ambassade.
Hoe komt het dan dat er in weerwil van de uitspraken van de betreffende ambassadeur dit jaar alsnog Guineese vreemdelingen zijn uitgezet naar Guinee op basis van door deze Guineese ambassade te Brussel verstrekte laissez-passers?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er een aantal vreemdelingen begin juni 2013 is uitgezet naar Guinee? Zo ja, wie heeft hun laissez-passers afgegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat laissez-passers in beginsel moeten worden ondertekend door de consul? Zo ja, hoe komt het dat er volgens meldingen van advocaten, vreemdelingen en de website van de rijksoverheid zelf geen consul (meer) werkzaam is op de ambassade?3
De procedure voor de afgifte van een (vervangend) reisdocument is een verantwoordelijkheid van de autoriteiten van het betreffende land. In het geval van Guinee zijn de in 2013 verkregen reisdocumenten ondertekend door de consul van de Republiek Guinee te Brussel.
Waarom is door de Guineese diplomatieke vertegenwoordiging te Brussel in 2012 niet deelgenomen aan de taskforce?
De Guineese diplomatieke vertegenwoordiging te Brussel is over elke taskforce die in 2012 heeft plaatsgevonden van tevoren geïnformeerd en is de mogelijkheid geboden deel te nemen aan de taskforce. Hiervan heeft de diplomatieke vertegenwoordiging in 2012 geen gebruik gemaakt. De reden is mij niet bekend.
Wat waren in mei 2013 de moverende redenen van de Guineese autoriteiten om de taskforce niet door te laten gaan?
Dit is mij niet bekend.
Hoe vaak zijn Guineese vreemdelingen in 2013 gepresenteerd aan ofwel de Guineese ambassade te Brussel ofwel de taskforce? Wanneer staan nieuwe presentaties gepland?
In 2013 zijn circa 15 vreemdelingen gepresenteerd aan de Guineese ambassade te Brussel. Er hebben geen presentaties aan een taskforce plaatsgevonden.
Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg vreemdelingen- en asielbeleid op19 juni 2013 te beantwoorden en tot die tijd geen vreemdelingen naar Guinee uit te zetten, totdat duidelijkheid is over de reisdocumenten voor Guinee?
Ik heb u deze beantwoording zo spoedig als mogelijk doen toekomen. Er is op dit moment voor mij geen aanleiding om uitzettingen naar Guinee op te schorten.
Uitzettingen van vreemdelingen naar Guinee |
|
Joël Voordewind (CU), Sharon Gesthuizen (GL), Linda Voortman (GL), Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
In hoeverre werkt de Guineese ambassade te Brussel samen met de Guineese taskforce in Nederland? Hoe vaak komt het voor dat een vreemdeling zowel aan de ambassade in Brussel als aan de taskforce wordt gepresenteerd? Hoe vindt samenwerking en/of onderlinge afstemming dan plaats?
De afspraken rondom de inzet van taskforces zijn gemaakt met zowel het Guineese ministerie van Veiligheid en Burgerbescherming als met het Guineese ministerie van Buitenlandse Zaken, waaronder de diplomatieke vertegenwoordiging ressorteert. De werkwijze met Guinee is dat een aanvraag tot afgifte van een (vervangend) reisdocument wordt ingediend bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Guinee in Brussel. Een groot deel van de vreemdelingen voor wie een aanvraag voor een (vervangend) reisdocument is ingediend, is in persoon gepresenteerd bij deze vertegenwoordiging. De vreemdelingen die nog niet gepresenteerd waren dan wel aan wie nog geen (vervangend) reisdocument was afgegeven, zijn gepresenteerd aan de taskforce. Voorts is de Guineese diplomatieke vertegenwoordiging te Brussel over elke taskforce die in 2012 heeft plaatsgevonden van tevoren geïnformeerd en is de mogelijkheid geboden deel te nemen aan de taskforce. Hiervan heeft de diplomatieke vertegenwoordiging in 2012 geen gebruik gemaakt. De Dienst Terugkeer en Vertrek coördineert, plant en begeleidt de presentaties van de vreemdelingen bij zowel de taskforces als bij de diplomatieke vertegenwoordiging te Brussel.
Waarom zijn de presentaties van Guineese vreemdelingen aan de taskforce uitgesteld?
Ervan uitgaande dat deze vraag betrekking heeft op de taskforce die voor mei 2013 gepland was, kan ik u enkel berichten dat de Guineese autoriteiten de Dienst Terugkeer en Vertrek hebben laten weten dat om voor de Guineese autoriteiten moverende redenen een taskforce op de geplande datum niet kon plaatsvinden.
Klopt het dat er onenigheid is tussen de Guineese taskforce en de Guineese overheid, ondanks dat zij allebei vertegenwoordiger zouden moeten zijn van de Guineese autoriteiten? Zo ja, kunt u aangeven wat er precies speelt en hoe de verhoudingen liggen?
Van onenigheid tussen de Guineese taskforce en de Guineese overheid is mij niets bekend. Over de achtergronden van de toegangsweigering van een gezin tot Guinee heb ik uw Kamer eind 2012 per brief geïnformeerd.
Zijn er op dit moment vreemdelingen die van de Guineese taskforce een «titre de voyage» hebben gekregen? Zo ja, hoeveel? Wanneer vindt hun uitzetting plaats?
In de administratie van de Dienst Terugkeer en Vertrek bevinden zich nog steeds vreemdelingen waaraan een «titre de voyage» is verstrekt. Door de taskforce zijn in 2012 circa 100 vervangende reisdocumenten afgegeven. Van deze 100 vreemdelingen is ongeveer een derde gedwongen teruggekeerd naar Guinee. Het moment van daadwerkelijke terugkeer is afhankelijk van verschillende factoren, bijvoorbeeld of de vreemdeling verwijderbaar is.
Bent u bereid om deze vragen binnen een week te beantwoorden en tot die tijd geen onomkeerbare stappen te zetten en de uitzettingen naar Guinee op te schorten?
Ik heb u deze beantwoording zo spoedig als mogelijk doen toekomen. Er is op dit moment voor mij geen aanleiding om uitzettingen naar Guinee op te schorten.
Twee Chinese tolken die door de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) op non-actief zijn gezet |
|
Harry van Bommel , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Worden de tolken waarover eerder schriftelijke vragen zijn gesteld die op 26 april 2013 zijn beantwoord, strafrechtelijk vervolgd voor het lekken van vertrouwelijke en gevoelige informatie aan de Chinese autoriteiten?1 Zo nee, waarom niet?
Er is door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aangifte gedaan tegen de betreffende tolken. De verdere beoordeling van de aangifte komt toe aan het Openbaar Ministerie.
Waren deze twee tolken beëdigd in de zin van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) of stonden zij op de uitwijklijst van het Bureau beëdigde tolken en vertalers (Bbtv)? Hoe komt het dat zij door de bijbehorende screening zijn gekomen?
De IND maakt sinds 2000 (man), respectievelijk 2004 (vrouw) gebruik van de tolkdiensten van de betreffende tolken. Bij de opname in het IND-tolkenbestand heeft de man een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) overgelegd. Ten aanzien van de vrouw werd met haar toestemming door de IND een uittreksel uit het strafregister opgevraagd, hetgeen in 2004 de gebruikelijke werkwijze was.
De Wet Beëdigde Tolken en Vertalers (Wbtv) is sinds 2009 van kracht en ten behoeve van inschrijving in het register of op de uitwijklijst dient een VOG overgelegd te worden. Beide tolken zijn in 2009 op de uitwijklijst geplaatst en hebben toen ten behoeve van de inschrijving op de uitwijklijst ook een VOG overgelegd. Het Bureau beëdigde tolken en vertalers (Bureau btv).
hanteert een geldigheidsduur van vijf jaar met betrekking tot de overgelegde VOG.
Plaatsing op de uitwijklijst van het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) is drie jaar geldig en vervalt nadien van rechtswege. In mei 2012 is de aanvraag tot verlenging afgewezen omdat niet voldaan werd aan de gestelde bijscholingseisen, waarna de inschrijving automatisch is komen te vervallen.
Beide tolken bleven wel ingeschreven staan in het IND-tolkenbestand, daar het Oeigoers een schaarse en minder gangbare taal betreft waarvoor weinig tolken beschikbaar zijn. De door het Bureau btv gehanteerde geldigheidsduur van de VOG van vijf jaar geldt ook voor het IND-tolkenbestand. Omdat de gestelde termijn van vijf jaar in 2012 nog niet verstreken was, had de IND op dat moment geen reden een nieuwe VOG te verzoeken. Indien gerede twijfel bestaat over de integriteit van een tolk, behoudt de IND zich het recht voor om de tolk tussentijds een nieuwe VOG te laten overleggen.
Vindt er naast het overleggen van een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) ook een diepgaandere screening plaats door bijvoorbeeld de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)? Zo nee, waarom niet?
Nee. In de Wbtv is opgenomen dat voor inschrijving in het register of op de uitwijklijst een VOG moet worden overgelegd. Voor de beoordeling van aanvragen van een VOG geldt een terugkijktermijn van tien jaar. Een tolk of vertaler die minder dan vijf jaar in Nederland woonachtig is, dient in aanvulling op de VOG tevens een integriteitverklaring van de bevoegde autoriteit in het land van herkomst te overleggen. Ook kan van de tolk of vertaler geëist worden tussentijds of voorafgaand aan een inzet een VOG te overleggen, indien gerede twijfel bestaat over de integriteit van de tolk.
Bij de behandeling van het wetsvoorstel beëdigde tolken en vertalers in 20072 is de vraag naar een screening door de AIVD aan de orde geweest. Door mijn ambtsvoorganger is toen aangegeven dat een VOG een veel zwaardere screening is dan wordt gedacht. Voor de screening wordt gekeken naar de gegevens die in de justitiële documentatie staan en naar de politiegegevens. Dit betekent dat er niet alleen gekeken wordt naar veroordelingen, sepots en transacties, maar ook naar de zogenaamde zachte gegevens in de politieregisters. Daarbij is van belang dat de weging van al deze informatie wordt gedaan met inachtneming van het feit dat de tolk of vertaler werkzaamheden kan verrichten voor het justitiedomein. Een standaard screening door de AIVD van tolken en vertalers is derhalve niet noodzakelijk.
Kunt u toelichten wat u bedoelt als u stelt dat betreffende tolken niet meer zullen worden ingezet bij asielprocedures? Betekent dit dat deze tolken nog wel kunnen worden ingezet bij reguliere procedures en/of voor andere tolkactiviteiten door de overheid? Zo ja, waarom?
Zoals ik u op 26 april jl. heb geschreven is het ambtsbericht van de AIVD voor de IND aanleiding geweest om de betrokken tolken niet langer in te zetten. Ook de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) zullen geen gebruik meer maken van de diensten van beide tolken. Daarnaast is het Openbaar Ministerie en de politie geïnformeerd en verzocht geen gebruik meer te maken van de diensten van beide tolken. Tevens zijn de Raad voor Rechtsbijstand en de bemiddelingsbureaus, die bemiddeling van tolk- en vertaaldiensten verzorgen, ingelicht over sterke aanwijzingen voor niet-integer handelen en is hen verzocht de tolken niet meer in te zetten. De Raad voor de Rechtspraak is telefonisch ingelicht over deze kwestie.
In de betreffende bewaringszaak is de tolk opgeroepen door de rechtbank. Gebleken is dat de betreffende rechtbank, ondanks de ondernomen acties, niet voldoende op de hoogte is geraakt van de gerezen twijfel aan de integriteit van betrokkenen. Naar aanleiding van dit incident is de Raad voor de Rechtspraak in navolging van voorgaande alsnog schriftelijk verzocht alle gerechten te informeren over betrokkenen. Tevens draagt het Parket-Generaal in aanvulling hierop zorg voor het informeren van alle parketten.
Is tijdens een bewaringszaak d.d. 14 mei 2013 één van de twee door de IND geschorste Chinese tolken door de rechtbank opgeroepen om te tolken in een zitting?2 Waren de rechtbank in kwestie en de aanwezige procesvertegenwoordiger van de IND niet op de hoogte van de namen van de geschorste tolken? Zo ja, hoe komt dat en hoe vaak zijn deze tolken sinds hun schorsing in januari 2013 ingezet bij andere vreemdelingrechtelijke zaken? Zo nee, kunt u dan toelichten wat er precies is gebeurd tijdens de zitting van 14 mei 2013?
Zie antwoord vraag 4.
Betekent dit dat er nog steeds gebruik wordt gemaakt van deze twee tolken? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn de twee Chinese tolken ingezet in andere zaken dan asielzaken? Zo ja, op welke wijze is dan onderzocht of er in die zaken is gelekt en wat hiervan de consequenties zijn?
Het onderzoek door de IND naar de betrokkenheid van tolken bij toelatingsprocedures heeft uitgewezen dat het overgrote deel van de zaken waarin gebruik is gemaakt van de betrokken tolken, asielprocedures betreft. Met name in deze zaken is deze vaststelling relevant omdat in dit geval Oeigoerse vreemdelingen zich tot de Nederlandse overheid hebben gewend met een vraag tot bescherming.
Zoals ik uw Kamer op 26 april 2013 heb gemeld4, heb ik besloten om asielaanvragen van Oeigoeren te herbeoordelen in die gevallen waarbij tijdens de asielprocedure gebruik is gemaakt van één van beide tolken. Conform mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 19 juni jl. meld ik u dat alle zaken zijn herbeoordeeld. In nagenoeg alle zaken is een verblijfsvergunning asiel verleend. In een zeer klein aantal gevallen, minder dan tien, is sprake van een gevaar voor de openbare orde en is om die reden geen verblijfsvergunning verleend.
Worden de betrokkenen van de 75% van de zaken waarin de Chinese tolken een rol speelden ingelicht over het feit dat er mogelijk vertrouwelijke informatie over hen aan de Chinese overheid is doorgespeeld? Zo nee, waarom niet?
Nee. Nog afgezien van het gegeven dat niet zeker is of, en zo ja, welke informatie door de tolken in een individuele zaak mogelijk is doorgespeeld aan de Chinese autoriteiten, hebben betrokkenen rechtmatig verblijf in Nederland. Het beoordelen van de risico’s bij terugkeer naar China is dus niet langer aan de orde voor deze groep. Wel zal in hun dossier bij de IND een aantekening worden opgenomen als vaststaat dat er een contactmoment is geweest met één van beide tolken.
Hoeveel Chinezen, die tijdens hun asielprocedure te maken hebben gehad met betreffende tolken, zijn reeds uitgezet en/of overgedragen aan andere EU-landen in het kader van het Dublin-verdrag? Wat kunt u nog voor hen betekenen?
Er zijn geen Oeigoeren uitgezet naar China waarbij tijdens de asielprocedure gebruik is gemaakt van de betreffende tolken. Wel zijn er twee Oeigoeren overgedragen, waarbij de betreffende tolken zijn ingezet, aan een andere EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening. Uit navraag is gebleken dat in beide zaken na overdracht een asielvergunning is verstrekt.
Op welke wijze gaat u zoveel mogelijk voorkomen dat familieleden, vrienden en relaties in China van Oeigoeren in Nederland van wie informatie is gelekt, problemen of negatieve aandacht krijgen van de Chinese autoriteiten? Worden de Oeigoeren in Nederland die asielbescherming hebben gekregen ingelicht over deze risico's?
Zoals ik reeds in antwoord op vraag 8 heb gemeld is onzeker of, en zo ja, welke informatie de betrokken tolken hebben doorgespeeld aan de Chinese autoriteiten. Daarnaast blijkt uit de opeenvolgende ambtsberichten dat familieleden van Oeigoeren die in het buitenland verblijven, niet noodzakelijkerwijs te maken krijgen met negatieve aandacht van de autoriteiten. Ik blijf de situatie van Oeigoeren in China voor zover mogelijk nauwlettend te volgen.
Waarom heeft het feit dat Chinese autoriteiten zich vergaand inspannen om op de hoogte te blijven van asielaanvragen in het buitenland tot dusver niet geleid tot de conclusie dat elke Oeigoer bij terugkeer naar China het risico loopt op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, omwille van het enkele feit dat hij Oeigoer is?
Uit het jaarverslag van de AIVD van 2011 blijkt inderdaad dat de Chinese autoriteiten geïnteresseerd zijn in de Chinese minderheden in Nederland en deze nauwlettend in de gaten houden. Deze activiteiten geven echter geen aanleiding om te veronderstellen dat elke Oeigoer bij terugkeer het risico loopt op vervolging in zin van artikel 3 EVRM, maar deze informatie is vanzelfsprekend relevant bij de individuele beoordeling van de asielaanvragen van Oeigoerse asielzoekers.
Het bericht dat in vergelijking met andere Europese landen het mobiele dataverkeer in Nederland het duurst is |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «mobiele data het duurst in Nederland»1 waarin wordt belicht dat Nederlanders in vergelijking met andere Europeanen het meest moeten betalen voor mobiel internet?
Ik heb kennis genomen van het artikel. De vragen gaan over één van de conclusies in het rapport waar het artikel naar refereert, namelijk de prijs van mobiele data-only abonnementen. Dit betreft de gebruikers die alleen een mobiele databundel en geen andere diensten afnemen. Dit is slechts een klein gedeelte (minder dan 5%) van de markt. In het onderzoek valt op dat binnen dat segment alleen gekeken wordt naar de premium abonnementen van de Nederlandse providers en niet naar hun «second brands» die goedkoper zijn.
Het rapport spreekt de verwachting uit dat door toetreding van een nieuwe uitdager (Tele2) de prijzen voor de mobiele data-only abonnementen zullen dalen. Het merkt ook op dat waar het abonnementen voor bundels van mobiele data en bellen en sms-en betreft Nederland beter uit het onderzoek komt. Op grond van dit rapport deel ik niet de mening dat de markt onvoldoende functioneert.
Er verschijnen geregeld onderzoeken (onder andere ook de OESO) naar de tarieven van telecommunicatie met niet zelden wisselende en soms tegenstrijdige uitkomsten. Dat komt ten eerste omdat het moeilijk is uniforme vergelijkingsmaatstaven te definiëren. Zo verschillen de databundels per land. In het rapport wordt bijvoorbeeld een combinatie-bundel met 20 sms-jes gehanteerd en die komt niet in Nederland voor. Ten tweede wordt onvoldoende rekening gehouden met factoren die de prijs van telecommunicatie in een land bepalen. Het betreft factoren als de koopkracht per land, het gebruiksprofiel van consumenten en eventuele handsetsubsidies. Het maakt analyses over prijsverschillen buitengewoon lastig en vaak voor discussies vatbaar.
Ik ga onderzoeken hoe we tot een betekenisvollere internationale vergelijking kunnen komen van mobiele telecommunicatietarieven en zal u over de uitkomsten van zo’n vergelijking dit najaar informeren.
Deelt u de mening dat de kosten per gigabyte in Nederland (gemiddeld 9 euro) in vergelijking met andere Europese landen (gemiddeld 1 a 2 euro) dusdanig hoog zijn dat er zeer waarschijnlijk sprake zal zijn van een onvoldoende functionerende markt? Zo ja, op welke wijze gaat u dit probleem aanpakken?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er naast het gebrek aan concurrentie andere oorzaken voor de hoge kosten van mobiel dataverkeer in Nederland? Bent u bereid dit zo nodig nader te (laten) onderzoeken?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om deze vragen voor het verzamel algemeen overleg Telecommunicatie op 28 mei 2013 te beantwoorden?
Ja.
Een humaan asielbeleid |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de voorstellen van de PvdA voor een humaner asielbeleid?1
Ja.
Bent u van mening dat in het huidige asielbeleid voldoende ruimte is voor de menselijke maat en voor menswaardige behandeling van vreemdelingen?
Ja, ik ben ervan overtuigd dat de bestaande uitgangspunten van het beleid voldoende ruimte laten voor de menselijke maat en een menswaardige behandeling van vreemdelingen. Mijn positie inzake het beleid en het belang van de menselijke maat bij de uitvoering daarvan, laat zich goed illustreren met een citaat uit het debat dat ik op 18 april jl. met uw Kamer voerde over het onderzoek van de Inspectie Veiligheid & Justitie (IV&J) naar het overlijden van de heer Dolmatov.
Ik ben er oprecht van overtuigd dat een humaan beleid met oog voor de menselijke maat niet strijdig hoeft te zijn met een restrictief beleidsuitgangspunt. De menselijk maat die ik zo belangrijk vind, heeft geen betekenis voor de vraag of meer of minder vreemdelingen tot Nederland moeten worden toegelaten, maar betekent wel dat in alle stappen van het proces vreemdelingen met zorg en respect en als individuen moeten worden behandeld. Dat is een handelwijze die ik in de praktijk, bijvoorbeeld bij mijn werkbezoeken, ook terug zie, maar waarvan het rapport van de IV&J heeft duidelijk gemaakt dat verbeteringen mogelijk en noodzakelijk zijn.
Welke mogelijkheden ziet u om het buitenschuldcriterium op te rekken? Kunt u een toelichting geven op de verschillende mogelijke varianten? Welke mogelijkheden ziet u verder om het terugkeerbeleid rechtvaardiger te maken?
Met betrekking tot het buiten-schuldbeleid heb ik uw Kamer laten weten dat ik geen gronden zie om op voorhand te oordelen dat het buiten-schuldbeleid aanpassing behoeft, maar dat ik wel uitzie naar het advies daarover van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) dat naar verwachting in juni verschijnt. Eventuele aanbevelingen van de ACVZ zal ik na bestudering voorzien van een beleidsreactie, waarna ik deze graag met uw Kamer zal bespreken.
Bent u bereid de Vreemdelingenwet 2000 en het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de strafbaarstelling van illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland (Kamerstuk 33 512) zodanig aan te passen dat illegaliteit nimmer kan worden aangemerkt als een misdrijf? Waarom wel of waarom niet? Wanneer verwacht u de nota naar aanleiding van het verslag naar de Kamer te kunnen sturen?
Ik zie vooralsnog geen aanleiding het voorliggende wetsvoorstel aan te passen. Illegaliteit wordt in het wetsvoorstel strafbaar gesteld als overtreding. Slechts indien na herhaald constateren van illegaal verblijf een inreisverbod wordt uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, Vw2000 (hierna: zwaar inreisverbod), is bij overtreding daarvan sprake van een misdrijf. Met het opleggen van een zwaar inreisverbod wegens herhaald illegaal verblijf zal overigens terughoudend worden omgegaan.
De nota naar aanleiding van het verslag is thans in voorbereiding en zal zo spoedig mogelijk aan uw Kamer worden gezonden.
In hoeverre is hulpverlening aan illegalen al strafbaar? Op welke wijze gaat u uitvoering geven aan de passage uit het regeerakkoord dat particulieren en particuliere organisaties die individuele hulp bieden niet strafbaar zijn? Betekent dit dat hulpverlening aan illegalen nimmer strafbaar zal zijn?
In het wetsvoorstel wordt illegaliteit strafbaar gesteld als overtreding. Medeplichtigheid aan een overtreding is niet strafbaar.
Het reeds bestaande artikel 197 Sr stelt als misdrijf strafbaar het als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard of tegen hem een zwaar inreisverbod is uitgevaardigd. Het wetsvoorstel brengt hierin geen verandering. Wel nieuw is dat na herhaald constateren van illegaal verblijf volgens het wetsvoorstel een zwaar inreisverbod kan worden opgelegd, waar overigens terughoudend mee zal worden omgegaan.
Voor zover bekend, heeft nog nooit vervolging wegens medeplichtigheid aan het strafbare feit, bedoeld in artikel 197 Sr, plaatsgevonden. Vervolging wegens medeplichtigheid zal zelden of nooit opportuun zijn, mede omdat de hulp meestal uit humanitaire overwegingen plaatsvindt. Dit is uiteraard niet van toepassing indien uit winstbejag wordt gehandeld. Wie uit winstbejag een vreemdeling behulpzaam is bij onrechtmatig verblijf, maakt zich schuldig aan het misdrijf, bedoeld in artikel 197a, tweede lid, en kan worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Hoe beoordeelt u de wenselijkheid en de haalbaarheid van het illegalenquotum, het minimumaantal illegalen dat de politie jaarlijks moet aanhouden? Bent u bereid dit quotum af te schaffen?
Ik wil niet spreken over een illegalenquotum. De kwantitatieve resultaatafspraken die met de politie zijn gemaakt, zien op de uitvoering van de politiële vreemdelingentaak. Het betreft overigens ook een kwalitatieve invulling, omdat de politie zich hierbij in eerste instantie zal richten op de criminele- en overlast gevende vreemdeling. Zij krijgen immers meer aandacht van de politie vanwege hun gedragingen. Voorts zijn er kwantitatieve én kwalitatieve werkafspraken over de overdrachtsdossiers die de Dienst Terugkeer & Vertrek van de politie mag verwachten met bijzondere aandacht voor de aanpak van criminele vreemdelingen (VRIS) en het versterken van de vaststelling van de identiteit van deze doelgroep.
Hoe gaat u op de korte termijn en de lange termijn de vreemdelingendetentie verbeteren? Kunt u daarbij onder andere ook ingaan op de leefomstandigheden en de medische zorg?
Vreemdelingenbewaring is een instrument dat door de overheid als uiterst middel kan worden ingezet om daadwerkelijk vertrek van een vreemdeling te realiseren. Dit is verankerd in de vreemdelingenwet en de Europese Terugkeerrichtlijn. De betrokken vreemdeling kan zelf te allen tijde een eind maken aan zijn bewaring door mee te werken aan zijn vertrek.
Ik acht het van belang dat een vreemdeling die uit Nederland moet vertrekken eerst de mogelijkheid krijgt om zelfstandig aan zijn terugkeer te werken en daarbij maximaal wordt ondersteund. Maakt een vreemdeling daar geen gebruik van en bestaat er een risico op onttrekking, dan is uiteindelijk vreemdelingenbewaring mogelijk, mits er ook zicht is op daadwerkelijk vertrek. Voorafgaand aan de inbewaringstelling wordt gekeken of een lichter middel mogelijk is.
Ik ben bezig met het ontwikkelen van een visie voor de toekomst van alternatieve toezichtmiddelen en vreemdelingenbewaring, waarin ik ook de ervaringen met de thans lopende pilots alternatieven voor bewaring worden betrokken. Ik heb uw Kamer aangegeven dat ik vóór het zomerreces mijn brief over deze toekomstvisie aan uw Kamer zal zenden. In het Masterplan DJI 2013–2018 is reeds opgenomen dat de totale capaciteit die beschikbaar is voor vreemdelingenbewaring en uitzetcentra teruggebracht wordt van 2081 plaatsen in het jaar 2013 tot 933 plaatsen vanaf het jaar 2016. Daarnaast heb ik uw Kamer in het eerder genoemde debat van 18 april jl. over het IV&J-rapport toegezegd dit jaar te komen met een wetsvoorstel waarmee een nieuw wettelijk kader wordt gecreëerd voor vreemdelingenbewaring. Daarin zal het bestuursrechtelijke (en niet-strafrechtelijke) karakter van de vreemdelingenbewaring tot uitdrukking worden gebracht. Ik zal bij het opstellen van het wetsvoorstel tevens bezien of er nog meer manieren zijn om in het regime dit bestuursrechtelijke karakter verder te benadrukken.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het aantal vreemdelingen in vreemdelingendetentie, inclusief grensdetentie, wordt teruggedrongen? Welke mogelijkheden ziet u om dit te realiseren? Welke alternatieven overweegt u te gebruiken voor detentie? Is een halvering van het aantal vreemdelingen in vreemdelingendetentie naar uw mening realistisch? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Om welke andere redenen dan met het doel van uitzetting kan een vreemdeling in vreemdelingendetentie belanden? Bent u van mening dat vreemdelingen voor wie geen zicht op uitzetting bestaat, niet thuishoren in vreemdelingendetentie en moeten worden vrijgelaten?
Vreemdelingenbewaring kan uitsluitend plaatsvinden met het oog op de uitzetting (artikel 59 Vw 2000) en in het kader van de toegangsweigering (artikel 6 Vw 2000). Vreemdelingenbewaring met het oog op de uitzetting kan evident enkel plaatsvinden indien er zicht op uitzetting bestaat. Hoewel bewaring in het kader van de toegangsweigering er primair op is gericht te voorkomen dat de vreemdeling zich feitelijk toegang tot Nederland verschaft, kan ook in dat geval de bewaring enkel voortduren indien er zicht op uitzetting bestaat. In ben dus inderdaad van mening dat vreemdelingen voor wie geen zicht op uitzetting bestaat, niet thuishoren in vreemdelingendetentie.
Kunt u voor elk bovengenoemde punten aangeven welke wijzigingen in beleid en regelgeving nodig zijn? Kunt u tevens een onderbouwde inschatting geven hoeveel tijd nodig zou zijn om deze wijzigingen in beleid door te voeren?
Ik heb uw Kamer het wetsvoorstel inzake de strafbaarstelling illegaliteit reeds doen toekomen. Het moment waarop dit wetsvoorstel van kracht kan worden, is mede afhankelijk van de behandeling daarvan door uw Kamer nadat ik uw Kamer de nota naar aanleiding van het verslag heb doen toekomen. Met betrekking tot de andere punten uit deze set met vragen, heb ik hierboven reeds aangegeven wat de te verwachten stappen zijn.
Bent u bereid bovenstaande vragen voor het eerstvolgende debat over het vreemdelingenbeleid te beantwoorden?
Ik heb u deze beantwoording zo snel als mogelijk doen toekomen en heb de antwoorden daarom vandaag vóór de Regeling van Werkzaamheden naar uw Kamer gezonden.
Het bericht dat 20 procent van de illegalen medische zorg wordt geweigerd |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat in Nederland een op de vijf ongedocumenteerden in 2012 geen toegang had tot medische zorg?1
Tijdens de Regeling van werkzaamheden van 16 april 2013 heeft uw Kamer verzocht om een brief over de zorg aan illegalen. Aanleiding voor deze brief is een nieuwsbericht op Joop.nl waarin wordt gemeld dat in 2012 aan illegalen in Nederland zorg is geweigerd. De minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal deze brief – mede namens mij – op korte termijn aan uw Kamer sturen.
Heeft u inmiddels uitvoering gegeven aan de motie-Gesthuizen?2 Zo ja, kunt u toelichten welke maatregelen zijn genomen? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat u deze motie zo snel mogelijk uitvoeren?
Bij eerder genoemde brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt uw Kamer bericht over de uitvoering van voornoemde motie.
Op welke andere manieren gaat u bevorderen dat illegalen de medische zorg krijgen die ze nodig hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat PostNL mensen met een arbeidshandicap aan een baan gaat helpen als postbezorger |
|
Sadet Karabulut , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Hoe verklaart u dat PostNL in de afgelopen jaren keer op keer heeft gecommuniceerd steeds minder arbeidsplaatsen te hebben voor de toentertijd in dienst zijnde medewerkers met een beperking waardoor medewerkers geen arbeidsplaats meer in het bedrijf konden krijgen en uiteindelijk bij het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) moesten aankloppen, dit terwijl PostNL nu mooie sier maakt met het te werk stellen van mensen met een beperking?
PostNL heeft mij laten weten dat het niet het geval is dat het bedrijf in de afgelopen jaren heeft gecommuniceerd dat er specifiek voor mensen met een beperking minder arbeidsplaatsen beschikbaar zouden zijn. Het bedrijf heeft wel gecommuniceerd dat het aantal arbeidsplaatsen voor medewerkers (met fulltime contracten en grote deeltijdcontracten) gereduceerd wordt. Deze reductie heeft te maken met de grote marktveranderingen in de postsector. De postvolumes dalen sterk, waardoor de kosten per poststuk stijgen. Het bedrijf past zich op deze ontwikkelingen aan.
Volgens PostNL is het bedrijf erin geslaagd om het merendeel van de medewerkers met een medische beperking een nieuwe plaats in de organisatie te geven. Medewerkers die het risico liepen om hun baan te verliezen zijn hierover geïnformeerd en konden gebruik maken van specifieke begeleiding en een mobiliteitsbudget. Tot nu is er voor een beperkt aantal productiemedewerkers (enkele tientallen) naar aanleiding van de hervatte reorganisatie een ontslagaanvraag ingediend. Hieronder zijn enkele medewerkers met een medische beperking.
In antwoorden op eerdere Kamervragen over dit onderwerp, die ik u op 24 april 2013 heb aangeboden1, heb ik laten weten dat ik het recente initiatief van PostNL om ongeveer 500 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen in de briefpostbezorging als positief beoordeel. Het sluit aan bij de ambitie van het kabinet om zoveel mogelijk mensen, ook uit deze doelgroep, aan het werk te helpen.
Hoe kan het dat het tegen deze medewerkers werkte als zij een beperking hadden en PostNL er nu zelf mensen met een beperking aan een arbeidsplaats helpt? Deelt u het vermoeden dat PostNL de eigen medewerkers met een beperking te dure krachten vond en deze nu vervangt door goedkopere werknemers met een beperking?
PostNL heeft mij laten weten dat het medewerkers met een beperking niet benadeeld heeft ten opzichte van medewerkers zonder beperking. Medewerkers met een beperking krijgen bij gelijke geschiktheid voorrang bij de interne vacaturevoorziening en krijgen bemiddeling bij het zoeken naar passend werk.
Ik heb geen aanwijzingen dat PostNL de eigen medewerkers met een beperking te duur vond en deze nu vervangt door goedkopere werknemers met een beperking.
Het publiceren van 112-meldingen op internet |
|
Nine Kooiman , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat u, als aangekondigd in uw antwoord op eerdere vragen1, voornemens bent om per oktober 2014 P2000 te coderen?2
Ik ben voornemens de mogelijkheden tot encryptie te onderzoeken en, afhankelijk van de technische en financiële consequenties daar, na overleg met het veld, over te besluiten.
De besluitvorming over P2000 loopt parallel aan de besluitvorming over de aanbesteding van de nieuwe beheerovereenkomst voor C2000, welke door voortschrijdend inzicht gefaseerd wordt uitgevoerd. De huidige beheerovereenkomst wordt tot 2017 verlengd en daardoor kan niet eerder dan in 2017 sprake zijn van eventuele encryptie van P2000.
Deelt u de mening dat het probleem vooral is dat privacygevoelige gegevens op internet terecht komen en niet het feit dat journalisten toegang hebben tot communicatie tussen hulpdiensten?
Ik onderschrijf het probleem dat pagingberichten van de hulpdiensten langdurig zichtbaar zijn op het internet voor zover deze onnodig de privacy van burgers schenden. Dit geldt zowel voor de pagingberichten ten behoeve van de alarmering van de brandweereenheden en de ambulance-eenheden als voor de via paging verstuurde persalarmeringen.
In overleg met de Nationale Politie en het Veiligheidsberaad onderzoek ik in de komende maanden de mogelijkheden om de privacy van burgers op dit punt te verbeteren vooruitlopend op de mogelijke encryptie van P2000 in 2017.
Klopt het dat journalisten vanaf dat moment dus geen toegang meer hebben tot dit netwerk? Hoe worden journalisten vanaf dat moment op de hoogte gebracht van incidenten?
Indien encryptie op de pagingberichten wordt doorgevoerd dan zijn de berichten die tussen de meldkamer en de eenheden worden verzonden en de via paging verzonden persalarmeringen niet langer zichtbaar op het internet/de 112-sites.
Journalisten zullen door middel van zogenaamde persalarmeringen worden geïnformeerd over incidenten. Hiervoor zal in samenwerking tussen de Nationale Politie en het Veiligheidsberaad een landelijke richtlijn worden opgesteld.
Kent u de klachten die er waren toen de voorlichting enkel verliep via de persvoorlichters van de politie? Hoe gaat u voorkomen dat deze klachten opnieuw op gaan spelen?
Ja ik ken de klachten. Ik zal dan ook toezien dat de landelijke richtlijn voor het informeren van de media wordt afgestemd met Nederlandse Vereniging van Journalisten. Er zal in dit overleg ruimte zijn om over eventuele klachten over de voorlichting in het verleden te spreken en om afspraken te maken hoe dit in de toekomst te voorkomen.
Bent u bereid om in overleg met de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) ook te kijken op welke manier journalisten voldoende en op tijd toegang hebben tot voor hen relevante informatie, zodat zij hun werk goed kunnen blijven doen? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de uitkomst van dit overleg? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het medisch beroepsgeheim en vreemdelingen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de uitspraken van een internist dat artsen worden gedwongen de aanwezigheid van een bewaarder dan wel politieagent toe te staan bij een medisch consult met een vreemdeling?1 Klopt deze uitspraak en wat is uw reactie hierop?
Ik ben op de hoogte van de uitspraken van deze internist. Ingeslotenen krijgen de noodzakelijke zorg aangeboden. Als een bezoek aan een ziekenhuis geïndiceerd is, zal dit uiteraard plaatsvinden. In het algemeen geldt dat een gesprek tussen de arts en patiënt in vertrouwen moet kunnen plaatsvinden. Bij een ziekenhuisbezoek van een ingesloten vreemdeling is dit uitgangspunt ook van toepassing, maar moet dit tevens worden afgewogen tegen het belang toezicht te houden op ingeslotenen die zich buiten de inrichting bevinden. Dit toezicht is niet alleen noodzakelijk om onttrekking te voorkomen, maar ook met het oog op de veiligheid van de ingeslotene en het ziekenhuispersoneel. De medewerkers van DV&O hebben de instructie om rechtstreeks toezicht te houden. Het toezicht kan echter afhankelijk van het veiligheidsrisico en de privacy gevoeligheid van het consult, ook worden uitgevoerd op een manier die meer privacy voor de ingeslotene meebrengt. In die gevallen is de DV&O medewerker niet in de behandelkamer aanwezig, maar doet deze dienst bij de deur buiten op de gang. Hierover vindt in de regel overleg plaats tussen de DV&O-medewerker en de betreffende arts. Dit leidt eigenlijk altijd tot een oplossing. Voor zover mij bekend is het zelden tot nooit voorgekomen dat een ziekenhuisbezoek van een bestuursrechtelijk ingesloten vreemdeling moest worden afgebroken vanwege het veiligheidsrisico.
Al met al ben ik van mening dat het uit oogpunt van veiligheid gerechtvaardigd kan zijn om – na zorgvuldige weging het te respecteren beroepsgeheim van de arts – een inbreuk te maken op de arts-patiënt vertrouwelijkheid. Deze inbreuk moet wel proportioneel zijn in het licht van de urgentie van de behandeling, het veiligheidsrisico en de privacy gevoeligheid van het consult.
Klopt de ervaring van deze internist dat zieke vreemdelingen mee terug worden genomen als een arts aangeeft alleen met de patiënt te willen spreken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, erkent u dat een dergelijk beleid in strijd is met het medisch beroepsgeheim, ook omdat een politieagent de medische informatie wel mag gebruiken? Hoe rijmt u deze gang van zaken met het uitgangspunt van het Nederlandse beleid dat elke vreemdeling recht heeft op de noodzakelijk medische zorg?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat voor elke betrokkene duidelijk moet zijn dat aanwezigheid van een derde, zoals een politieagent dan wel een bewaarder, bij een medisch consult in principe in strijd is met het medisch beroepsgeheim als voor die aanwezigheid geen enkele aanleiding is en dat de beoordeling van de arts hierin leidend dient te zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn de opmerkingen van deze internist door het Openbaar Ministerie, dat ter plekke bij monde van een Officier van Justitie verbonden aan het expertisecentrum Medische Zaken aangaf de zaak serieus te nemen, reeds aan u doorgegeven? Zo ja, is er inmiddels tot actie overgegaan? Zo nee, gaat u deze klachten alsnog onderzoeken?
Van de opmerkingen van de internist is melding gemaakt in een brief die het College van Procureurs-Generaal aan de Minister van Veiligheid en Justitie heeft gestuurd. Gelet op mijn eerdere antwoorden vind ik het op dit moment niet nodig om het beleid rondom het vervoer van gedetineerde vreemdelingen naar het ziekenhuis te herzien. Indien er klachten bestaan over het optreden van DV&O tijdens medische consulten, dan kan daarover volgens de gebruikelijke weg worden geklaagd.
Het Nederlandse visitatiebeleid in vreemdelingendetentie |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Visitatie in vreemdelingenbewaring»?1
Vreemdelingen die op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet (hierna Vw) in een huis van bewaring verblijven, kunnen op grond van artikel 29 van de Penitentiaire beginselwet (hierna Pbw) worden onderzocht aan het lichaam. De directeur van de inrichting is hiertoe bevoegd in het geval van binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid van de inrichting. De directeur kan medewerkers aanwijzen die het onderzoek mogen uitvoeren. Indien een vreemdeling zich in bewaring bevindt op grond van artikel 6 Vw is het zogeheten Reglement Regime Grenslogies van toepassing. Op grond van dit Reglement kunnen vreemdelingen alleen worden onderzocht aan de kleding en vindt geen onderzoek aan het lichaam plaats.
De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft in beleidsregels neergelegd in welke gevallen zij het onderzoek aan het lichaam noodzakelijk acht in het kader van de veiligheid en orde binnen de inrichting en in welke gevallen kan worden volstaan met het minder ingrijpende middel van onderzoek aan de kleding. Onderzoek aan het lichaam vindt plaats bij binnenkomst vanuit een inrichting anders dan een justitiële inrichting, bij gerede twijfel dat contrabande in de cel wordt gehouden en bij plaatsing in een afzonderingscel ter observatie. De praktijk wijst uit dat bij binnenkomst in de detentiecentra nog steeds contrabande wordt gevonden, waaronder verdovende middelen en wapens. Met een minder ingrijpend middel kan daarom niet worden volstaan. Zoals gezegd wordt bij binnenkomst vanuit een andere justitiële inrichting volstaan met een onderzoek aan de kleding. Ook na ontvangst van bezoek worden ingeslotenen in principe alleen onderzocht aan de kleding. Alleen indien er indicaties zijn dat contrabande worden ingevoerd kan op operationeel niveau worden besloten dat er onderzoek aan het lichaam moet worden uitgevoerd.
Overigens kunnen medewerkers altijd afwijken van deze beleidsregels indien zij onderzoek aan het lichaam niet wenselijk, of niet noodzakelijk achten.
In het artikel «Visitatie in vreemdelingenbewaring» worden vraagtekens geplaatst bij de huidige toepassing van onderzoek aan het lichaam in vreemdelingenbewaring vanuit de mensenrechtelijke optiek en het beginsel van minimale beperkingen. Gegeven de hiervoor geschetste context, ga ik ervan uit dat het onderzoek aan lichaam zich verhoudt tot de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 3 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Of het onderzoek aan het lichaam in individuele gevallen rechtmatig is toegepast kan door de rechter worden getoetst aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
Overigens wordt op dit moment aan een wetsvoorstel gewerkt om de vreemdelingenbewaring een bestuursrechtelijke grondslag te geven en een daarbij passend regime van bewaring. Vanzelfsprekend zal ik bij het ontwerp rekening houden met grondrechten zoals vervat in de artikelen 3 en 8 van het EVRM en de uitleg hiervan door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Wordt er standaard gevisiteerd of wordt altijd gekeken naar minder drastische maatregelen? Wanneer wordt er wel en wanneer wordt er niet tot visitatie overgegaan? Wie bepaalt dat?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de harde eisen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), dat de lichaamsonderzoeken naast een behoorlijke, menswaardige uitvoering ook een legitiem doel moeten dienen?2 Voldoet het Nederlandse visitatiebeleid hieraan? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, gaat u het visitatiebeleid aanpassen en alleen inzetten in uiterste gevallen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met het bericht dat een verkrachte vrouw bij aankomst in detentiecentrum Zeist op grove wijze is gedwongen mee te werken aan visitatie? Wat is uw reactie op deze zaak?3
Ik ben bekend met dit bericht. De betreffende ingeslotene heeft zich over haar behandeling beklaagd bij de beklagcommissie. Deze heeft het beklag ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep is gegaan bij de Raad voor de Sanctietoepassing en Jeugdbeleid (RSJ). Ook de RSJ heeft de klacht ongegrond verklaard. Daarbij is onder meer overwogen dat het personeel van DJI zorgvuldig heeft gehandeld en dat het onderzoek aan lichaam volgens de geldende wettelijke procedure heeft plaatsgevonden.
Gelet op het ingrijpende karakter van het middel wordt in de praktijk zo veel als mogelijk rekening gehouden met de persoonlijke situatie van de ingeslotene bij de afweging om al of niet over te gaan tot onderzoek aan het lichaam.
Kunt u toelichten hoe in het Nederlandse visitatiebeleid rekening wordt gehouden met het Valasinas-arrest van het EHRM, waarin is bepaald dat visitatie in aanwezigheid van iemand van het andere geslacht een onmenselijke of vernederende handeling in de zin van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is?
Op grond van artikel 29 lid 3 Pbw wordt een onderzoek aan het lichaam uitgevoerd op een besloten plaats en voor zover mogelijk door een persoon van hetzelfde geslacht. De uitvoering van het onderzoek aan het lichaam staat beschreven in het protocol dat geldt bij binnenkomst. Ook in dit protocol is opgenomen dat het onderzoek aan lichaam en/of kleding wordt uitgevoerd door een medewerker van hetzelfde geslacht als de ingeslotene. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan het onderzoek aan lichaam en/of kleding plaatsvinden in aanwezigheid van een medewerker van een ander geslacht dan de ingeslotene. Het gaat dan om gevallen waarin dit uit oogpunt van veiligheid noodzakelijk is. Het feitelijk onderzoek wordt echter altijd uitgevoerd door een medewerker van hetzelfde geslacht als de ingeslotene.
Deelt u de mening dat artikel 29 van de Penitentiaire Beginselenwet niet meer van toepassing is op vreemdelingenbewaring wanneer het regime wordt losgekoppeld van deze wet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om in aanloop naar het nog aan de Kamer te sturen wetsvoorstel dit visitatiebeleid reeds te herzien?4
Met het wetsvoorstel krijgt de vreemdelingenbewaring een eigen bestuursrechtelijk regime. Op de invulling van dat regime kan ik nog niet ingaan. Ik zie op dit moment geen aanleiding om, vooruitlopend op het wetvoorstel, het beleid rondom het onderzoek aan het lichaam te herzien.
Het bericht dat een Syrische familie wordt uitgezet naar Polen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending over de voorgenomen uitzetting van een Syrische familie naar Polen?1
Zoals uw Kamer bekend is, vind ik het niet wenselijk om in de beantwoording van Kamervragen in te gaan op individuele aspecten van een zaak. Dit geldt ook voor een deel van de hier gestelde vragen die een individueel karakter hebben. Wel licht ik graag het relevante beleid toe en beantwoord ik de gestelde beleidsmatige vragen.
Wat is de status van de Nederlandse asielaanvraag van deze Syrische familie?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de klachten die er zijn over het opvangregime in Polen en de onmenselijke en vernederende manier waarop vreemdelingen daar worden behandeld?2 Wat is uw reactie op deze uitspraken en bevindingen? Wordt deze informatie betrokken bij het besluit of een Dublinclaim zal worden ingediend bij Polen? Zo nee, waarom niet?
Graag verwijs ik u naar mijn antwoorden van heden op de schriftelijke vragen van het lid Maij (PvdA), waarin ik inga op het rapport en de wijze waarop de Dublin Verordening wordt toegepast.
Deelt u de mening dat de inbewaringstelling van een gezin met minderjarige kinderen dat een asielaanvraag heeft ingediend in strijd is met in ieder geval de artikelen 15 tot en met 17 van de Terugkeerrichtlijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt dit meegenomen in het oordeel of deze familie wordt teruggestuurd naar Polen? Gaat u hierover in gesprek met Polen?
Het is niet aan de Nederlandse regering om te controleren of een stelsel in een andere lidstaat strijdig is met het EU-recht. Ieder EU-land is verantwoordelijk voor de uitvoering van de EU-wetgeving in zijn interne rechtsorde (tijdige omzetting, overeenstemming en correcte toepassing). De Europese Verdragen bepalen dat de Europese Commissie over de correcte toepassing van het EU-recht waakt. Als een EU-land het EU-recht niet eerbiedigt, kan de Europese Commissie op grond van artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie tegen die inbreuk optreden en zo nodig een zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie.
Meer in het algemeen kan ik u wel antwoorden dat sec een verblijf in bewaring tijdens de behandeling van het asielverzoek niet in strijd is met het EU-asielrecht.
Bent u bekend met de uitspraak van het Hof van Justitie dat overdrachten op grond van Verordening Dublin II niet mogen plaatsvinden wanneer (in dit geval) Nederland niet onkundig is van het feit dat door fundamentele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen asielzoekers in (in dit geval) Polen een reëel risico lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen? Hoe wordt dit uitgangspunt meegenomen in het Nederlandse asielbeleid en dan vooral bij de beoordeling of sprake is van Dublin II-situatie?3
Ja, ik ben bekend met dit arrest. Het vertrouwensbeginsel tussen de EU-lidstaten vormt de kern van het Dublinsysteem. Dit betekent dat de Nederlandse regering er, behoudens tegenbewijs, op mag vertrouwen dat de andere lidstaat, in dit concrete geval Polen, zijn internationale verplichtingen jegens asielzoekers nakomt. Door zowel het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (M.S.S. tegen België en Griekenland, no. 30696/09) als het Hof van Justitie (N.S. tegen VK, no. C- 411/10) zijn in 2011 arresten gewezen over de grenzen waarbinnen uitvoering kan worden gegeven aan het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Zoals ik in mijn antwoorden op de vragen van het lid Maij heb aangegeven, mag een overdracht naar een lidstaat niet plaatsvinden indien de vreemdeling in die lidstaat onmenselijk of vernederend wordt behandeld in de zin van artikel 3 EVRM of artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de EU. Voorafgaande aan de overdracht van een asielzoeker wordt door de IND, en indien beroep is ingesteld door de rechtbank, getoetst of de overdracht niet in strijd is met deze bepalingen. De verklaringen van de betrokken vreemdeling en de rapporten van ngo’s worden hierbij betrokken. Zoals ik in mijn antwoorden aan het lid Maij ook heb aangegeven betekent een niet-naleving van een afzonderlijke bepaling uit (bijvoorbeeld) de EU-Opvangrichtlijn niet per definitie dat de asielzoeker in die lidstaat daarmee ook onmenselijk of vernederend wordt behandeld in de zin van artikel 3 EVRM of artikel 4 van het Handvest. Daarbij geldt dat indien de vreemdeling van mening is dat een lidstaat bijvoorbeeld de bepalingen uit de Opvangrichtlijn niet ten volle naleeft, dit in beginsel door hem moet worden opgebracht in de desbetreffende lidstaat.
Op welke wijze is onderzocht of de familie een zorgvuldige asielprocedure heeft kunnen starten in Polen? In hoeverre worden klachten van asielzoekers over mensenrechtenschendingen en slechte medische zorg in het eerste land van binnenkomst meegenomen in de afweging om hen daarnaar terug te sturen?
Zoals ik heb aangegeven acht ik het in beginsel onwenselijk inhoudelijke informatie te verstrekken over individuele gevallen. Meer in het algemeen kan ik antwoorden dat de verklaringen van een asielzoeker worden betrokken bij de toets of hij bij terugkeer in het eerste land van binnenkomst een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van de meergenoemde bepalingen. Zoals ik ook heb aangegeven in mijn antwoorden op de vragen van het lid Maij kan uit de mij bekende rapporten niet worden opgemaakt dat asielzoekers in Polen structureel toegang tot de asielprocedure, opvang of medische zorg wordt onthouden.
Erkent u dat de verschillen tussen landen en hun asielprocedures en opvangvoorzieningen nu niet opgelost kunnen worden door het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel? Erkent u dat hierdoor vluchtelingen de kans lopen de dupe te worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat zij nog steeds het risico lopen om alsnog blootgesteld te worden aan onmenselijke of vernederende behandelingen? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Door de beide EU-wetgevers, Raad en Europees Parlement, is recent een politiek akkoord bereikt over de herschikte asielverordeningen en richtlijnen die de wettelijke grondslag vormen van de tweede fase van het GEAS. Medio 2013 wordt deze wetgeving formeel aangenomen. Met de herschikte verordeningen en richtlijnen, waaronder de Opvangrichtlijn, worden de asielstelsels in de lidstaten in verdergaande mate geharmoniseerd. Echter ook in deze tweede fase van het GEAS zullen er verschillen blijven bestaan in asielprocedures en medische- en opvangvoorzieningen. Zoals uiteengezet in mijn antwoord op vraag 5 zijn aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel grenzen gesteld en mag een overdracht in kader van de Dublin Verordening niet plaatsvinden indien deze in strijd is met artikel 3 EVRM of artikel 4 van het Handvest. Deze toets zal ook centraal staan bij de toepassing van de Dublin Verordening in de tweede fase van het GEAS.
Bent u tot slot bereid de zaak van deze Syrische familie te herzien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De vrijheid van telecombedrijven bij het aanbieden en in rekening brengen van mobiel dataverkeer |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van het VARA-programma Kanniewaarzijn waarin wordt bericht dat door het ontbreken van wetgeving telecomaanbieders van mobiel dataverkeer consumenten op onevenredig hoge kosten kunnen jagen?1
Ik vind het erg vervelend als een consument wordt geconfronteerd met zulke onverwachte, hoge rekeningen, ondanks dat maatregelen zijn en worden getroffen door aanbieders.
Bent u van mening dat het zeer onwenselijk is dat consumenten geen enkele bescherming genieten tegen ongemerkt internetgebruik met torenhoge rekeningen tot gevolg?
Ja, het zou onwenselijk zijn als de consument geen enkele bescherming geniet tegen ongemerkt internetgebruik met torenhoge rekeningen tot gevolg, maar dat is niet het geval. Er zijn beschermingsmaatregelen die vooral gericht zijn op het voorkomen van zulke hoge rekeningen door de consument goed te informeren over de aangeboden diensten en de kosten daarvan en door de consument meer inzicht in en grip te geven op zijn verbruik.
Zo dient de consument op grond van grond van de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen (Rude)2 geïnformeerd te worden over de tarieven, zoals het buitenbundeltarief. Daarnaast hebben aanbieders medio 2012 de gedragscode «Transparantie Mobiel Datagebruik» afgesloten. De gedragscode heeft betrekking op transparantie en voorlichting zodat de consument een abonnement kan kiezen die het beste aansluit op zijn datagebruik. Zo is in de gedragscode opgenomen dat aanbieders aan de consument de mogelijkheid bieden om tussentijds de kosten te monitoren, bijvoorbeeld om via een «mijn klantomgeving» of via een door de aanbieder aangeboden applicatie na te gaan hoeveel data is verbruikt of hoeveel tegoed er nog over is. Ook worden consumenten actief door de aanbieder geïnformeerd bij het bereiken van een bepaald verbruik (bijvoorbeeld wanneer 80% van de databundel is verbruikt) via een waarschuwings-sms.
Daarnaast kan de consument kiezen voor uiteenlopende abonnementen die extra waarborgen bieden:
Mochten zich onverhoopt toch hoge rekeningen voordoen, zoals het tv-programma «Kanniewaarzijn» heeft laten zien, dan zal in het concrete geval moeten worden bekeken waar het fout is gegaan. Aanbieders hebben vaak een coulancebeleid bij hele hoge rekeningen. Indien de aanbieder en de consument er samen niet uitkomen, kan de consument bij een meningsverschil over de factuur naar de Geschillencommissie (Elektronische Communicatiediensten) stappen die dan daar een uitspraak over doet. De betrokken partijen moeten zich dan houden aan die uitspraak.
Vindt u het fatsoenlijk en gewenst dat telecombedrijven het mobiel dataverkeer, dat buiten de bundel van het abonnement valt, 8600% duurder in rekening brengt bij de consument, zoals het voorbeeld in de televisie-uitzending laat zien?
Ik heb hier geen oordeel over. Bij veel abonnementen is het buitenbundeltarief hoger dan het binnenbundeltarief en het verschil kan inderdaad een veelvoud zijn. Er zijn ook abonnementen verkrijgbaar waarbij het verschil tussen binnen- en buitenbundeltarieven kleiner is of geen enkel verschil kent. Ik heb echter geen oordeel over wat het maximale verschil tussen binnen- en buitenbundeltarieven zou mogen zijn. Indien er sprake is van een hoog tarief per MB kan bij een excessief dataverbruik de rekening snel oplopen.
Daar moet de consument voor gewaarschuwd worden en dat vereist transparantie richting de consument, waarvoor het nodige is geregeld en afgesproken. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2.
Hoe kan het dat mensen die de provider hebben gevraagd data te blokkeren toch geconfronteerd worden met kosten?
Dat zal per concreet geval bekeken moeten worden. In algemene zin kan ik hierover niets zeggen.
Wat vindt u ervan dat klanten zelfs in dit soort uitzonderlijke gevallen, vanwege het door hun providers opgevoerde «recht op privacy», geen inzage kunnen krijgen in hun dataverkeer?
Aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken – of diensten mogen op grond van de Telecommunicatiewet (en Europese privacyrichtlijnen) verkeersgegevens in beginsel uitsluitend verwerken voor zover dat nodig is om communicatie over te brengen. Daarnaast mogen zij deze gegevens slechts verwerken voor zover dat nodig is voor een aantal in de wet omschreven doelen, zoals facturering. Voor de facturering van consumenten is slechts noodzakelijk dat het volume van het datagebruik wordt bijgehouden. Het is voor de facturering niet nodig dat er bijvoorbeeld is bijgehouden welke website of applicatie een consument gebruikt op welk tijdstip en hoe lang. Aanbieders mogen dergelijke gegevens dan ook niet verwerken en moeten die gegevens vernietigen of anonimiseren zodra de betrokken communicatie stopt. Ik vind het belangrijk dat de persoonsgegevens en privacy van consumenten goed worden beschermd.
Als een consument op een gedetailleerder niveau een beeld wil krijgen van het dataverbruik van de door hem gebruikte internettoepassingen, zou hij een datateller op zijn mobiele telefoon kunnen installeren. Daarop kan worden bijgehouden hoeveel data diverse toepassingen hebben verbruikt, zoals e-mail of geïnstalleerde applicaties.
Bent u bekend met de reactie van uw voorganger, de toenmalige minister Verhagen, op de uitzending van Tros Radar2 waarin hij verklaart dat de verantwoordelijkheid bij de aanbieders ligt en dat deze aanbieders bezig zijn met verschillende initiatieven om consumenten beter te informeren? Deelt u deze mening en vindt u dat de initiatieven van de aanbieders geleid hebben tot het gewenste resultaat?
Ja, ik ben bekend met de reactie van mijn voorganger. Ik vind het allereerst de verantwoordelijkheid van de aanbieders om consumenten goed te informeren over hun producten en diensten. Dat vinden de aanbieders ook en zij hebben hiertoe medio 2012 de gedragscode «Transparantie Mobiel Datagebruik» gesloten. Daarin zijn afspraken gemaakt om de consument beter te informeren over kosten mobiel datagebruik bij het afsluiten van een abonnement en om de consument meer grip te laten krijgen op het verbruik, zoals het sturen van een waarschuwings-sms bij het bereiken van een bepaald verbruik. Hierover is de Kamer bij brief4 van 16 juli 2012 over geïnformeerd. In de tegelijkertijd met deze beantwoording meegestuurde kamerbrief over consumentenonderwerpen in de telecommarkt heb ik gemeld dat de aanbieders nog met aanvullende maatregelen zullen komen. Tevens heb ik hierbij aangegeven dat de aanbieders en mijn Ministerie de gedragscode deze zomer zullen evalueren. Dan zullen we opnieuw bekijken hoe het gaat met het voorkomen van deze zogeheten «bill shocks».
Deelt u de mening dat er behoefte is aan ten eerste een verplichting voor telecombedrijven om klanten te waarschuwen als er teveel dataverbruik is en ten tweede aan een optie voor consumenten om bij het afsluiten van contracten de mogelijkheid te hebben om bij overschrijding van de bundel het dataverbruik te laten blokkeren zoals de Europese regelgeving omtrent roaming? Zo ja, op welke wijze gaat u deze oplossingen in wet- en regelgeving verwerken?
Nee, de aanbieders hebben afgesproken de consument in een vroegtijdig stadium actief te waarschuwen per sms, bijvoorbeeld wanneer de consument 75% of 90% van zijn bundel heeft verbruikt. Daarnaast zijn er allerlei toepassingen voor consumenten beschikbaar om hun verbruik continue bij te houden. Als de consument het laten blokkeren van de mobiele internetdienst bij het overschrijden van de databundel, een bepaald bedrag of datavolume erg belangrijk vindt, dan kan hij een abonnement kiezen waarbij deze dienst wordt aangeboden. Als een consument een abonnement wil zonder buitenbundelkosten, dan zijn hiervoor ook alternatieven beschikbaar. Consumenten hebben niet dezelfde behoeften. Niet alle consumenten willen van mobiel internet worden afgesloten zodra zij hun bundel hebben overschreden.
De uitzetting van een ernstig zieke vreemdeling |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Gerard Schouw (D66), Linda Voortman (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzetting van de ernstig zieke vreemdeling uit Togo, die al ruim elf jaar geleden als alleenstaande minderjarige asielzoeker naar Nederland kwam?1
Zoals uw Kamer bekend is, vind ik het niet wenselijk om in de beantwoording van kamervragen in te gaan op individuele aspecten van een zaak. Dit geldt ook voor een deel van de hier gestelde vragen die een individueel karakter hebben. Wel licht ik graag het relevante beleid toe en beantwoord ik graag de gestelde beleidsmatige vragen.
Wanneer een vreemdeling zich gemotiveerd beroept op medische gronden die terugkeer in de weg staan, zal de IND aan Bureau Medische Advisering (BMA) onder meer vragen of de vreemdeling in staat is om te reizen en of er bij terugkeer van betrokkene een medische noodsituatie dreigt bij uitblijven van een benodigde behandeling. Indien laatstgenoemde situatie zich voordoet, wordt BMA tevens verzocht de vraag te beantwoorden of er behandelmogelijkheden zijn in het land waarnaar terugkeer dient plaats te vinden. Indien de vreemdeling niet in staat is om te reizen, of indien er bij terugkeer geen of onvoldoende behandelmogelijkheden beschikbaar zijn, wordt door de IND op grond van artikel 64 Vw 2000 aan de betreffende vreemdeling rechtmatig verblijf gegeven.
Wanneer lokale bestuurders aandacht vragen voor een individuele zaak en mij verzoeken gebruik te maken van mijn discretionaire bevoegdheid, is dat voor de IND aanleiding het dossier van de betreffende vreemdeling te lichten, de aangedragen informatie te wegen en met advies voor te leggen. Op deze wijze is geborgd dat het (lokale) maatschappelijk belang kan worden meegewogen in het geheel van alle relevante factoren. Ik wil erop wijzen dat dit belang op zichzelf nooit tot verblijfsrecht kan leiden; het nemen van een beslissing plaats vindt tegen de achtergrond van het geldende beleid en het volledige dossier.
Ik heb in het debat over de regeling langdurig verblijvende kinderen aangegeven dat «worteling» niet het perspectief is van waaruit de regeling is vorm gegeven. «Worteling» is een begrip dat nauwelijks in objectieve criteria is te vatten en vormt als zodanig dan ook geen onderdeel van de beoordeling van een zaak. Daarnaast is in algemene zin de verblijfsduur nooit een zelfstandig criterium in de beoordeling van een aanvraag.
Hoe komt het dat de totale duur van de verblijfsprocedures van deze man ruim elf jaar lang kan duren? Waarom is de overheid in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank dat deze man mocht blijven?
Zie antwoord vraag 1.
Is onderzocht of in Togo de benodigde medische zorg aanwezig is voor getraumatiseerde jongeren met angsten en depressies? Is deze toegankelijk voor elke zorgbehoevende?
Zie antwoord vraag 1.
Welke waarde hecht u aan het standpunt van het College van Burgemeester & Wethouders en de meerderheid van de Zwolse gemeenteraad dat deze man goed is geïntegreerd, als kind geworteld is geraakt in deze maatschappij, wegens zijn gezondheidstoestand altijd uitstel heeft gekregen van vertrek en uitzetting wegens zijn posttraumatische stressstoornis deze gezondheidstoestand zal doen verslechteren? Waarom heeft u aan hun oproep geen gehoor gegeven?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat asielkinderen die vanaf hun 15e in Nederland wonen na ruim elf jaar verblijf net zo geworteld en geïntegreerd zijn als de kinderen die onder de regeling langdurig verblijf kinderen vallen en dat uitzetting van deze adolescenten, vooral als zij ernstig ziek zijn, ook ernstige schade kan opleveren? Zo ja, is hier in deze zaak rekening mee gehouden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om deze zaak nog eenmaal goed te herzien en gebruik te maken van uw discretionaire bevoegdheid?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat PostNL mensen met een arbeidshandicap aan een baan gaat helpen als postbezorger |
|
Sadet Karabulut , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Hoe sociaal is PostNL» waarin wordt belicht dat PostNL voornemens is om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen als postbezorger?1
Ik heb kennis genomen van het voornemen van PostNL om ongeveer 500 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen in de (brief)postbezorging. PostNL werkt hierbij nauw samen met de netwerkorganisatie Locus en de brancheorganisatie Cedris. Het gaat om medewerkers die vanuit een Sw-bedrijf of vanuit de bijstand gaan werken als parttime postbezorger. Medewerkers worden duurzaam gedetacheerd bij PostNL. Het Sw-bedrijf is verantwoordelijk voor de werving, opleiding en dagelijkse inzet en begeleiding op de werkvloer. Het voornemen van PostNL sluit aan op een eerdere inzet van PostNL Pakketten om werk te bieden aan 1.200 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in de nieuwe pakketsorteercentra. Tijdens een werkbezoek op 26 maart 2013 aan een locatie van PostNL in Waddinxveen heb ik kennisgemaakt met een mensen die als postbezorger en als pakketsorteerder aan de slag zijn.
Ik beoordeel dit initiatief van PostNL als positief. Het sluit aan bij de ambitie van het kabinet om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen.
Deelt u de mening dat mensen met een arbeidsbeperking niet zomaar ingezet mogen worden als goedkoop personeel, zonder uitzicht op een vaste baan? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om dit te voorkomen?
De inzet van het kabinet is dat zoveel mogelijk mensen participeren. Bij voorkeur via een reguliere baan, maar als dat nog niet kan door op een andere manier te participeren in de samenleving. Ik vind het positief als mensen aan de slag gaan, ook als dit deeltijdwerk en/of tijdelijk werk betreft.
Deelt u de angst dat deze constructie van PostNL zal leiden tot verdringing van reguliere postbezorgers, mede gezien het feit dat uit onderzoek van de Erasmus Universiteit blijkt dat voor bedrijven, die arbeidsgehandicapten inzetten, de economische belangen zwaarder wegen dan de sociale motieven?
De inzet van PostNL is om de functies van postbezorgers in te vullen met mensen die een parttime arbeidsovereenkomst krijgen. PostNL blijft in heel Nederland werven en selecteren voor de functie van postbezorger. Volgens PostNL is er daarom geen sprake van verdringing.
Het is aan CNV Publieke Zaak en PostNL om eventuele zorgen over arbeidkosten te bespreken. Het is aan bedrijven om, binnen het wettelijk kader, te bepalen welke productiemiddelen worden ingezet. Het beleid van de overheid is erop gericht om, in aansluiting op de bedrijfseconomische afwegingen die bedrijven maken bij het inzetten van kapitaal en arbeid, werkgevers te compenseren voor de verminderde productiviteit van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt die ze aannemen. De sociale motieven om mensen met afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen zijn erg belangrijk, maar er moet tevens aan bedrijfseconomische voorwaarden worden voldaan.
Wat is uw reactie op de kritiek van de vakbond CNV Publieke Zaak die van mening is dat dit plan van PostNL vooral gericht is op het verlagen van de arbeidskosten?2
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel bijstandsgerechtigden worden met behoud van uitkering tewerkgesteld en voor hoe lang? Hoeveel van deze werkzoekenden hebben of krijgen een dienstverband bij PostNL?
PostNL schat in dat indicatief 10 procent van de 500 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt afkomstig zal zijn uit de doelgroep van bijstandsgerechtigden. Hierbij is sprake van een re-integratieplek om werknemersvaardigheden op te doen. Doel is om duurzame uitstroom naar betaald werk te realiseren. PostNL geeft aan dat deze mensen kunnen reageren op vacatures voor postbezorging en dat zij bij gebleken geschiktheid in dienst kunnen komen bij PostNL. Overigens zoeken bijstandsgerechtigden vaak fulltime werk, terwijl PostNL alleen parttime functies biedt.
Erkent u, nu PostNL keihard zegt dat mensen met een beperking wel goed genoeg zijn om via detachering of met behoud van uitkering werk te doen voor het bedrijf, maar niet goed genoeg zijn om hen in dienst te nemen, de aangekondigde bezuinigingen op de sociale werkplaatsen van tafel moeten?
Nee. De inzet van PostNL om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen sluit aan bij de doelstelling van de Participatiewet om zo veel mogelijk mensen te laten participeren.
Gaat u, nu met PostNL nogmaals duidelijk is geworden dat bijstandsgerechtigden onder het wettelijk minimumloon als nog goedkopere arbeidskrachten tewerkgesteld worden, een einde maken aan de verdringing en uitbuiting die dit als gevolg heeft?
Ik heb thans geen aanwijzingen dat er sprake is van verdringing en uitbuiting.
De zelfmoordpogingen in grensdetentie |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de zelfmoordpogingen in grensdetentie van twee asielzoekers op vrijdag 1 maart en donderdag 14 maart 2013?
Ik ben bekend met een poging tot suïcide op 1 maart 2013 in Justitieel Complex Schiphol. Een poging tot suïcide in grensdetentie op 14 maart 2013 is mij niet bekend.
Klopt het dat bij beiden vanaf begin af aan duidelijk was dat er sprake was van ernstige psychische problemen? Zo ja, waarom wordt bij gevallen als deze toch besloten grensdetentie niet op te heffen en ze op te vangen in bijvoorbeeld een GGZ-instelling?
Alle ingeslotenen worden na binnenkomst gezien door een verpleegkundige van de medische dienst. Indien daartoe aanleiding bestaat, zoals bijvoorbeeld in geval van suïcidale uitlatingen of andere aanwijzingen die duiden op ernstige psychische problematiek, vindt overleg plaats tussen de verpleegkundige en de dienstdoende huisarts. Aangezien er bij binnenkomst geen aanleiding was om ingeslotene door te verwijzen of anderszins actie te ondernemen op basis van de medische en/of psychische situatie, is in dit geval gehandeld conform deze standaard procedure.
Op 25 januari 2013 is de betreffende ingeslotene door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) telefonisch bericht dat zijn asielverzoek was afgewezen. Kort na dit gesprek heeft de ingeslotene suïcidale uitlatingen gedaan. Dientengevolge heeft een gesprek plaatsgevonden met de huisarts. Met de ingeslotene is de afspraak gemaakt om – indien nodig – tijdig hulp te vragen. De ingeslotene is later nog op 3 en 19 februari jl. gezien door de medische dienst in verband met medische klachten.
Ofschoon in het onderhavige geval niet aan de orde, kunnen zich situaties voordoen waarin plaatsing in detentie niet verantwoord is. Dit kan zijn ingegeven door dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, waarbij binnen de inrichting de middelen ontbreken om de benodigde zorg voor deze gedetineerde op verantwoorde wijze te leveren. Bij een vermoeden van een dergelijke situatie kan een onderzoek worden verricht naar de detentiegeschiktheid. Dit onderzoek kan door de advocaat worden aangevraagd of op initiatief van de directeur van het detentiecentrum worden opgestart. Een onafhankelijke deskundige voert het onderzoek uit.
Hoe is de psychische en medische zorg ingericht in grensdetentie?
Uitgangspunt is dat de zorg die wordt geboden in de detentiecentra gelijkwaardig is aan de basiszorg die beschikbaar is buiten de detentiecentra. Zoals ik reeds heb vermeld in het antwoord op vraag 2 wordt bij binnenkomst zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen 24 uur, een medische intake uitgevoerd door een verpleegkundige van de medische dienst. Deze intake is bedoeld om een algemeen gezondheidsbeeld vast te stellen en – indien nodig – de ingeslotene op het spreekuur van de huisarts in te plannen. Psychische problematiek vormt een onderdeel van de intake. Bij signalen van suïcidaliteit vindt volgens het protocol overleg plaats met de dienstdoende huisarts.
De medische dienst van het Justitieel Centrum Schiphol is vierentwintig uur per dag op de locatie aanwezig. Op werkdagen is er van 08:00 uur tot 17:00 uur een huisarts aanwezig. Ook buiten deze tijden is de huisarts bereik- en beschikbaar voor consulten. Voor wat betreft de geestelijke zorg geldt dat dagelijks psychologen aanwezig zijn voor consulten en crisisinterventies. Anderhalve dag per week is er een psychiater aanwezig die ook bereikbaar is buiten deze dagen om. Tenslotte vindt wekelijks psycho-medisch overleg plaats. Iedere ingeslotene kan zich aanmelden voor het spreekuur van de zorgverleners. Ook de verschillende zorgverleners kunnen ingeslotenen aanmelden voor het psycho-medisch overleg. Indien noodzakelijk kan worden doorverwezen naar tweedelijns zorg.
Wat is de standaardprocedure in grens- en vreemdelingendetentie in het algemeen na een zelfmoordpoging? Welke instanties worden geïnformeerd? Klopt het dat na deze twee zelfmoordpogingen de advocaten niet op de hoogte zijn gesteld door Justitieel Complex Schiphol? Zo ja, waarom niet en betekent dit dat advocaten nooit op de hoogte worden gesteld van zelfmoord(poging)en?
Na een poging tot suïcide staat de zorg en nazorg aan de betreffende ingeslotene voorop. Indien sprake is van lichamelijk letsel wordt eerst medische zorg geboden. Daarnaast vindt direct een gesprek plaats met een arts, psycholoog of psychiater. De invulling van de (na)zorg vergt maatwerk. Er moet zorgvuldig worden gekeken naar het gevaar dat de ingeslotene op dat moment en mogelijk op een later moment, nog voor zichzelf vormt.
Van een poging tot suïcide wordt altijd melding gemaakt. De verantwoordelijke directeur op het hoofdkantoor van DJI bepaalt, op basis van de specifieke omstandigheden van het geval, of deze melding moet worden doorgezet naar mij.
Advocaten staan ingeslotenen bij in juridische procedures. In dit verband bestaat tussen de advocaat en de ingeslotene een vertrouwelijke band waarbinnen de ingeslotene voor de rechtsgang relevante (medische en psychische) informatie kan delen. Dit is dus aan de ingeslotene zelf. Indien hiertoe aanleiding bestaat kan de advocaat – met toestemming van de ingeslotene – inzage krijgen in het medisch dossier van de ingeslotene.
Is er in deze twee gevallen besloten om over te gaan tot afzondering of isolatie? Zo ja, waarom en voor hoe lang? Deelt u de mening dat bij zelfmoordpogingen niet tot isolatie over moet worden gegaan en dat medische behandeling voorop staat?
In het geval van de ingeslotene die een poging tot suïcide heeft gedaan op 1 maart jl., is in eerste instantie niet overgegaan tot afzondering ter observatie, maar is de ingeslotene na een oproep van de medische dienst door een ambulance naar een regulier ziekenhuis gebracht. Bij terugkomst op 3 maart jl. is de ingeslotene, omdat hij nog steeds suïcidaal was, overgebracht naar een observatiecel met cameratoezicht ter bescherming van zichzelf. De ingeslotene is vanaf dat moment dagelijks gezien door de medische dienst en is voorts begeleid door de psycholoog. Vanaf 5 maart jl. tot zijn overplaatsing naar detentiecentrum Rotterdam op 25 maart jl., heeft de ingeslotene overdag op de (leef)afdeling, dus samen met de andere ingeslotenen, gerecreëerd en ’s nachts ter observatie onder cameratoezicht geplaatst.
Zoals ik reeds in het antwoord op vraag 4 heb vermeld, wordt bij de (na)zorg maatwerk geleverd. Indien er een indicatie is dat risico bestaat op herhaling, kan het noodzakelijk zijn over te gaan tot plaatsing ter observatie in een afzonderingscel. Zolang de ingeslotene in een afzonderingscel verblijft, wordt hij of zij dagelijks gezien door een gedragsdeskundige. De aard en frequentie van de contactmomenten worden op de situatie van de ingeslotene afgestemd.
Tot plaatsing in een afzonderingscel wordt alleen overgegaan als de ingeslotene een direct gevaar vormt voor zichzelf.
Klopt het dat het hier gaat om vreemdelingen die wachten op terugkeer in het kader van de Dublin-Verordening? Klopt het dat bij één van hen het claimverzoek is geweigerd, maar dat door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een herhaald verzoek is ingediend? Zo ja, waarom? Welke gronden leiden ertoe dat een dergelijk herhaald verzoek wordt ingediend in plaats van dat in een asielzoekerscentrum (AZC) de beslissing op de asielaanvraag mag worden afgewacht?
In de zaak van de ingeslotene die op 1 maart jl. een poging tot suïcide deed, ging het inderdaad om een zaak waarin Nederland een verzoek had ingediend bij een ander land om de vreemdeling over te nemen. Met een zaak waarin het claimverzoek zou zijn geweigerd en door de IND een herhaald verzoek zou zijn ingediend, ben ik niet bekend. In algemene zin geldt dat wanneer blijkt dat a) een vreemdeling een asielverzoek in een ander land heeft ingediend, b) de vreemdeling bekend is in een ander land in verband met een illegale inreis, of c) een ander land verantwoordelijk is op basis van mondelinge verklaringen en/of schriftelijk bewijs, de IND zo snel mogelijk een terugnameverzoek zendt aan de betreffende Lidstaat. Het betreffende land dient hierop binnen 2 weken te reageren. Het kan voorkomen dat een claim in eerste instantie wordt afgewezen, bijvoorbeeld omdat deze niet volledig is. Verder kan op een later moment informatie bekend worden op grond waarvan een herhaald verzoek opportuun is.
Zitten deze twee vreemdelingen nog steeds in grensdetentie? Zo ja, waarom? Deelt u de mening dat mensen met psychische problematiek niet geschikt zijn voor grensdetentie en dat zij gebruik moet kunnen maken van beschikbare alternatieven? Zo nee, waarom niet?
De ingeslotene die op 1 maart jl. een poging tot suïcide deed, verblijft niet meer in grensdetentie. Bij de plaatsing in grensdetentie wordt op individueel niveau altijd een afweging gemaakt tussen het grensbelang en het persoonlijk belang van de vreemdeling. Europeesrechtelijk is de Nederlandse regering verplicht om vreemdelingen die niet aan de toegangsvoorwaarden voldoen de toegang te weigeren tot het Schengengrondgebied. Dit geldt ook voor vreemdelingen met psychische problemen. Zoals ik eerder al op de vragen van het Lid Arib heb geantwoord1, onderzoek ik de mogelijkheden om verantwoorde alternatieven toe te passen voor grensdetentie in geval van specifieke categorieën asielzoekers. Het gaat dan bijvoorbeeld om asielzoekers die in afwachting zijn van de overdracht in het kader van de Dublin-verordening. Ik zal in dit kader ook kijken naar de groep asielzoekers met psychische problemen.
Ik zal de bevindingen in mijn toekomstvisie over vreemdelingenbewaring en alternatieve toezichtmiddelen bij terugkeer meenemen. Deze toekomstvisie zal ik voor het zomerreces aan uw Kamer sturen.
Bent u bereid om voor het zomerreces te onderzoeken of er verantwoorde alternatieven beschikbaar zijn voor Dublinclaimanten en voor asielzoekers met psychische problemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat de Amerikaanse autoriteiten onderzoek doen naar de mogelijke corruptie bij Microsoft |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Onderzoek corruptie bij Microsoft»1, waarin wordt belicht dat de Amerikaanse autoriteiten onderzoek doen naar mogelijke corruptie bij Microsoft?
Het is een goede zaak dat de Amerikaanse autoriteiten een vermoeden van fraude onderzoeken.
Sluit u uit dat Microsoft ook in Nederland overheidsfunctionarissen heeft omgekocht of benaderd om software-contracten binnen te slepen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Van omkoping is mij niets bekend. Overigens is contact tussen overheidsfunctionarissen en bedrijven een normale zaak.
Heeft u reeds contact gehad met buitenlandse collega-ministers en/of de Amerikaanse overheid om informatie in te winnen over dit mogelijke corruptieschandaal?
Nee. Lopende het Amerikaanse onderzoek is er geen aanleiding om informatie in te winnen.
Kunt u aangeven welke invloed Microsoft heeft gespeeld bij Nederland Open In Verbinding (NOiV)? Is er contact geweest en zo ja, welk?
Het programmabureau NOiV heeft contact gehad met zeer veel bedrijven over het NOiV-beleid, waaronder ook Microsoft. In overleg met leveranciers is het Leveranciers Manifest Open Standaarden opgesteld. Dit is door bijna 40 leveranciers ondertekent, Microsoft behoort daar niet toe.
Herinnert u zich eerdere vragen over de uitlevering van de Nederlander D. S. vanuit Roemenië aan de Verenigde Staten?1 Blijft u er bij dat in Nederland geen opsporingshandelingen zijn verricht en dat Nederland niet op de hoogte was van de voorgenomen aanhouding van betrokkene in Roemenië?
Ja.
Kloppen de feiten in de berichtgeving over deze zaak in Vrij Nederland?2 Zo nee, welke onderdelen uit deze reconstructie kloppen niet?
Ik kan slechts reageren op de weergave van gebeurtenissen waarvan ik kennis draag. Nederland was niet betrokken bij contacten tussen de Amerikaanse autoriteiten en David S. voorafgaand aan zijn aanhouding in Roemenië. Of de reconstructie van de zaak in Vrij Nederland volledig klopt is mij dan ook niet bekend. Ik verwijs naar het antwoord op de (eerdere) Kamervragen waarin ik heb uiteengezet welke rol Nederland in deze zaak heeft gehad.
Wat is uw reactie op de brief van de advocaat van betrokkene?3
Mijn reactie deel ik per brief mee aan de advocaat van David S. Ten aanzien van brieven van en aan advocaten geldt dat deze naar hun aard vertrouwelijk zijn. Openbaarmaking van mijn brief aan de advocaat van David S. is daarom niet aan de orde. Dat de raadsman van David S. ervoor heeft gekozen zijn brief openbaar te maken brengt niet met zich dat ik dat ook doe.
Wat is in deze zaak nu precies de rol van Nederland geweest? Is Nederland op de hoogte gesteld van het feit dat tegen D. S. in de Verenigde Staten een formele aanklacht is ingediend op 16 maart, al dan niet toevallig enkele dagen voor zijn vertrek naar Roemenië? Zo ja, wat is er in die tussenliggende dagen aan formeel of informeel overleg geweest met de Amerikaanse autoriteiten over deze zaak? Zo nee, wat zegt dat over de strafrechtelijke samenwerking tussen Nederland en de Verenigde Staten als dergelijke informatie over de aanstaande aanhouding van een onderdaan niet wordt gedeeld?
De Nederlandse politie droeg er kennis van dat tegen David S. een Amerikaans onderzoek liep. Dat zijn aanhouding was bevolen, was Nederland niet bekend. Daarover heeft evenmin overleg met de Amerikaanse autoriteiten plaatsgevonden. Dat heeft geen betekenis voor de strafrechtelijke samenwerking tussen Nederland en de Verenigde Staten. Geen land is gehouden informatie te delen over een op handen zijnde aanhouding van een verdachte met diens land van herkomst.
Zijn er in deze zaak door de Amerikaanse autoriteiten zonder toestemming van Nederland opsporingshandelingen verricht? Welke consequenties verbindt u hieraan?
Nee. Tussen de VS en Nederland geldt een rechtshulpverdrag. Dat verdrag schrijft voor dat voor onderzoekshandelingen op elkaars grondgebied een rechtshulpverzoek nodig is. In deze zaak zijn er op Nederlands grondgebied geen opsporingshandelingen verricht en was Nederlandse toestemming niet vereist.
Bent u bereid de door deze advocaat gevraagde transparantie over de opsporing in deze zaak te verschaffen? Zo nee, waarom niet?
Voor zover Nederland een rol heeft gehad in de opsporing heb ik daarover duidelijkheid verschaft.
Deelt u de zorg over de detentieomstandigheden van betrokkene, gelet op het langdurige verblijf in de isoleercel?4 Bent u bereid bij uw Amerikaanse ambtgenoot aan te dringen op een voortvarende afhandeling en goedkeuring van een in te dienen verzoek op grond van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS), zodat hij zo snel mogelijk naar Nederland terug kan keren? Zo nee, waarom niet?
Er geldt tussen Nederland en Amerika een verdrag op grond waarvan straffen in het eigen land kunnen worden uitgezeten. Zodra het Amerikaanse vonnis onherroepelijk is geworden, kan betrokkene een verzoek doen op basis van dit verdrag. Als de Amerikaanse autoriteiten hieraan willen meewerken, zal dat met welwillendheid en zo nodig met voorrang in behandeling worden genomen. Ik ben bereid in deze zaak met de Amerikaanse autoriteiten contact op te nemen om zo mogelijk de procedure te bespoedigen.
Is het waar dat sprake is van een «embedded»-programma5 waarin «veel intensiever (...) dan gebruikelijk» wordt samengewerkt met buitenlandse politiediensten? Zijn inderdaad Amerikaanse cyberagenten fulltime aanwezig bij de High Tech Crime Unit? Zo ja, op welke rechtsbasis is sprake van een dergelijke samenwerking? Is een dergelijke samenwerking omgekeerd ook denkbaar? Kunnen Nederlands medewerkers van inlichtingendiensten op een dergelijke manier meedraaien bij Amerikaanse opsporingsinstanties?
Nederland en de VS werken veelvuldig samen bij de opsporing van strafbare feiten en het is om die reden dat over en weer verbindingsambtenaren op elkaars grondgebied zijn gestationeerd. Deze verbindingsofficieren zijn verbonden aan de Ambassade overeenkomstig artikel 41, eerste lid, van het op 18 april 1961 tot stand gekomen Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (Trb. 1962, 101). Een buitenlandse verbindingsofficier vervult zijn taken binnen het raam van zijn bevoegdheden met inachtneming van de bepalingen van de Nederlandse wet- en regelgeving. Een van de Amerikaanse FBI-verbindingsofficieren heeft als voornaamste taak de bestrijding van «cybercrime». Dit betekent in de praktijk dat hij frequent contact heeft met de Nederlandse politie. Voor een nadere toelichting op de rol van Amerikaanse politieambtenaren verwijs ik naar mijn eerdere mededelingen aan uw Kamer op vragen over de rol van de Amerikaanse DEA in Nederland (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 24 077, nr. 258, pagina6. Ik stel mij onverkort op het standpunt dat de VS zich aan de regels houden.