De verkoop van nazi-boeken op Bol.com |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Amazon is om, maar Bol.com weigert kindernaziboek te verwijderen: «Ze moeten zich doodschamen»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een online boekhandel verantwoordelijk is voor welke boeken het al dan niet verkoopt? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. Het vergt immers een besluit om een product voor verkoop aan te bieden of dit juist niet te doen.
Deelt u de mening dat met de verkoop van boeken, zoals «Der Giftpilz» van Julius Streicher, «Blood and Honor» van Alfred Rosenberg of «die Schutzstaffel als Antibolschewistische Kampforganisation» van Heinrich Himmler, nazi-gedachtengoed wordt verkocht? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat dit zeer ongewenst is? Zo nee, waarom niet?
Ik doe geen uitlatingen over individuele situaties, maar in zijn algemeenheid stel ik voorop dat het nazi-gedachtegoed haaks staat op het uitgangspunt binnen onze samenleving dat iedere burger zich een volwaardig burger moet weten en voelen, en gevrijwaard moet blijven van discriminatoire uitlatingen en handelingen. Ik acht de verkoop van boeken met nazigedachtegoed om redenen anders dan educatie of cultureel-historische motieven dan ook zeer ongewenst en moreel verwerpelijk. In voorkomende gevallen zal het Openbaar Ministerie bij de verspreiding van dergelijk materiaal conform de Aanwijzing discriminatie optreden.
Kan het verkopen van boeken die het nazi-gedachtengoed dragen strafbaar zijn? Zo ja, op grond van welke wetsartikelen? Zo nee, waarom niet?
In artikel 137e Sr is onder meer en voor zover hier van belang strafbaar gesteld het anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving verspreiden of ter verspreiding in voorraad hebben van voorwerpen waarin een discriminerende uiting is vervat. Of het verkopen van de boeken die nazigedachtegoed uitdragen, daadwerkelijk strafbaar is, dient van geval tot geval te worden beoordeeld, met inachtneming van de vaste jurisprudentie.2
Is er reeds aangifte gedaan tegen Bol.com dan wel ambtshalve vervolging ingesteld?
Ja, er is aangifte gedaan tegen Bol.com B.V. Het is aan het OM om te beslissen of er tot vervolging wordt over gegaan.
Kunt u in contact treden met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap in Nederland, onder andere om hun gevoelens in deze te peilen?
Geregeld voer ik overleg met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap, waarin ook dit soort incidenten aan de orde komen. Specifiek over deze vragen is contact gezocht met het Centraal Joods Overleg (CJO). Het CJO heeft aangegeven verbolgen te zijn over het feit dat dit soort antisemitische lectuur te koop wordt aangeboden. Zoals ik al aangaf acht ik zelf ook de verkoop van boeken met nazigedachtegoed om redenen anders dan educatie of cultureel-historische motieven zeer ongewenst en moreel verwerpelijk.
Het bericht dat zwangere Afrikaanse vrouwen uit asielopvang verdwenen zijn |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Tientallen zwangere Afrikaanse vrouwen verdwenen uit asielopvang»?1
Ja.
Is het waar dat in november en december 2019 zeker 25 zwangere asielzoekers uit Afrika uit hun opvang in Nederland zijn verdwenen? Zo nee, hoeveel zijn er dan wel verdwenen?
Tijdens het vragenuur van 9 juni jl. heb ik de informatie van het COA met u gedeeld waaruit blijkt dat in totaal 961 personen van Nigeriaanse komaf met onbekende bestemming zijn vertrokken in 2019. Het gaat hier evenwel niet uitsluitend om zwangere vrouwen, maar ook om andere groepen. Het gaat in ieder geval om 754 mannen.
Wat betreft de specifieke vraag naar het aantal zwangere vrouwen uit Afrika dat met onbekende bestemming is vertrokken, verwijs ik naar het fenomeenonderzoek dat ik tijdens dat vragenuur heb toegezegd. Op dit moment onderzoek ik hoe hier het beste uitvoering aan gegeven kan worden. Dit onderzoek zal in ieder geval zien op de signalen van mensenhandel en -smokkel in relatie tot vertrek uit de asielopvang. Ik zal uw Kamer na het zomerreces informeren over de precieze invulling.
Wanneer kreeg u voor het eerst signalen dat zwangere asielzoekers uit de opvang verdwenen?
Vanuit de migratieketen zijn begin 2019 de eerste signalen van mogelijke mensenhandel en mensensmokkel bij de politie gemeld met betrekking tot Nigeriaanse asielzoekers. Het COA heeft in november 2019 signalen afgegeven over zwangere vrouwen van Afrikaanse komaf die met onbekende bestemming vertrekken.
Verdwijnen er nog steeds zwangere vrouwen uit de opvang? Zo ja, om hoeveel vrouwen gaat het? Zo nee, hoe weet u dat?
Inmiddels is duidelijk geworden dat er inderdaad nog steeds personen met onbekende bestemming vertrekken, waaronder zich ook zwangere vrouwen van Afrikaanse komaf bevinden. Dit is de reden dat ik een fenomeenonderzoek laat doen waarin ook de gevraagde informatie wordt meegenomen.
Schrikt ook u van de veronderstelling van het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) dat het niet ondenkbaar is «dat zowel de vrouwen als de pasgeboren kinderen slachtoffer zijn of worden van mensenhandelaren, illegale adoptie of voodoorituelen»? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Mensenhandel is een zeer ernstig delict met vaak traumatische gevolgen voor de slachtoffers. Het is daarom ook goed dat in het artikel aandacht gevraagd wordt voor verdwijningen van deze kwetsbare doelgroep, waarbij mogelijke misstanden zoals mensenhandel en illegale adoptie op de loer kunnen liggen. Het is juist vanwege de zorg over het lot van deze vrouwen en hun kinderen dat het COA signalen heeft afgegeven aan de politie en zij op haar beurt het EMM benaderd heeft. Dat er in deze situatie sprake zou zijn van de door u aangehaalde praktijken is nog niet aangetoond. Daarom wil ik enigszins terughoudend zijn in mijn uitspraken tot de uitkomsten van het door mij toegezegde fenomeenonderzoek.
Deelt u de conclusie van het EMM dat het onlogisch is dat de vrouwen uit zichzelf uit de opvanglocaties zouden zijn vertrokken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zwangere vrouwen in de opvang hebben inderdaad een verblijfplaats, recht op de benodigde medische zorg en kraamzorg. Vanwege het aanbod van voorzieningen en (medische) zorg lijkt er voor deze vrouwen dan ook geen aanleiding te zijn om met onbekende bestemming te vertrekken uit een COA-locatie. Daarentegen zijn de locaties open centra en kunnen mensen hun eigen keuzes maken. Met andere woorden, het staat hun vrij om te vertrekken. Hieraan kunnen meerdere argumenten ten grondslag liggen, die niet (altijd) gedeeld worden.
Deelt u de mening dat deze vrouwen bijzonder kwetsbaar zijn en ten prooi kunnen vallen aan mensenhandelaren? Zo ja, wat heeft u gedaan of gaat u doen om deze groep beter te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Asielzoekers zijn over het algemeen personen in een kwetsbare positie. Toen er signalen kwamen dat meerdere zwangere vrouwen van Afrikaanse komaf uit de opvang waren verdwenen, is bij de COA-medewerkers extra aandacht gevraagd voor deze doelgroep.
Het COA biedt aan alle medewerkers basistrainingen aan in het herkennen van signalen van mensenhandel en mensensmokkel. Op iedere COA-locatie is minstens één contactpersoon mensenhandel aanwezig die hierin extra is getraind. Bovendien vinden jaarlijks vakdagen plaats om de inhoudelijke expertise van de contactpersonen te vergroten. Ook is er een toolkit ontwikkeld door het Rode Kruis, in samenwerking met onder andere het COA en Comensha, om mensenhandel door professionals die in de migratieketen werkzaam zijn bespreekbaar te maken met asielzoekers.
De begeleiding van het COA valt of staat echter met het in beeld zijn en blijven van bewoners. Als bewoners besluiten om een opvanglocatie te verlaten, is dat hun eigen keuze en daarmee verantwoordelijkheid. Hierbij ben ik me bewust van de druk die mogelijk door derden opgelegd wordt om deze keuze te maken. Juist daarom zijn medewerkers van de migratieketen alert op signalen van mensenhandel en worden zorgwekkende signalen met de politie gedeeld. Dat er in deze situatie sprake zou zijn van mensenhandel is nog niet aangetoond. De signalen van het COA zullen worden betrokken bij het door mij toegezegde fenomeenonderzoek.
Het niet kunnen vervolgen van Syriëgangers |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Proces tegen Syriëganger voorbij als Nederland geen actie onderneemt»?1
Ja.
Betekent de uitspraak van de rechter dat in het geval de verdachte Syriëgangster niet binnen drie maanden naar Nederland komt, de kans dat zij vervolgd kan gaan worden gering is? Zo ja, betekent dat dan ook dat mogelijke ernstige misdaden onbestraft blijven? Zo nee, waarom niet en hoe duidt u die uitspraak dan?
De rechtbank heeft in haar tussenbeschikking aangegeven dat een strafzaak op grond van artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering geëindigd kan worden verklaard indien de vervolging niet wordt voortgezet. Hierbij heeft als maatstaf te gelden dat het, gelet op inactiviteit van het Openbaar Ministerie (OM) en/of de lange duur van het onderzoek, onredelijk is dat de vervolging nog doorgang vindt. De rechtbank constateert dat het OM voortdurend actief heeft getracht het kabinet te bewegen om de nodige stappen te ondernemen om het bevel tot gevangenneming van de rechtbank ten uitvoer te leggen. Gedurende de afgelopen twee jaar is echter gebleken noch gesteld dat concrete stappen zijn ondernomen om de verdachte naar Nederland overgebracht te krijgen, aldus de rechtbank. Onder de huidige omstandigheden acht de rechtbank het onredelijk dat de vervolging in Nederland van de verdachte nog langer doorgang vindt. De rechtbank heeft deze beslissing op verzoek van het OM echter uitgesteld tot 2 juni 2020, waardoor de officier van justitie in de gelegenheid wordt gesteld alsnog (duidelijkheid over de) voortgang in de zaak te (geven of te) krijgen.2
In het geval dat de strafzaak door de rechtbank geëindigd wordt verklaard, stopt de strafrechtelijke vervolging van de verdachte voor de in deze strafzaak tenlastegelegde feiten. De verdachte kan dan voor die feiten niet meer strafrechtelijk worden vervolgd, maar wel nog voor eventuele andere strafbare feiten, mochten die aan het licht komen.
Deelt u de mening dat de kans bestaat dat indien rechters vaker van mening zullen zijn dat er zonder de aanwezigheid van een verdachte er in gelijkaardige zaken geen vervolging kan plaatsvinden, dat dan ook die misdrijven mogelijk onbestraft zullen blijven? Zo nee, waarom niet?
De rechter maakt in elke strafzaak op basis van de omstandigheden van dat geval de afweging of, indien de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, tegen de verdachte verstek kan worden verleend. Indien in een strafzaak een verzoek tot beëindiging van die strafzaak is gedaan, zal de rechter ook dat verzoek beoordelen op grond van de specifieke omstandigheden van dat geval. Een algemeen antwoord valt dan ook niet te geven.
Verandert u naar aanleiding van deze uitspraak het beleid ten aanzien van het terughalen naar Nederland van verdachte Syriëgangers? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet en neemt u dan op de koop toe dat het belang van vervolging en berechting wordt geschaad en Syriëgangers hun straf door het beleid kunnen ontlopen?
Het Kabinet beoordeelt het vraagstuk van de repatriatiering van Nederlandse uitreizigers uit Syrië aan de hand van de volgende drie uitgangspunten: de veiligheidssituatie in de regio, de internationale betrekkingen en de veiligheid van de betrokkenen. Het belang van de nationale veiligheid en – in het verlengde daarvan – de veiligheid van andere Schengenlanden wordt altijd meegewogen. Hierbij worden continu en nauwlettend de steeds veranderende situatie en het geheel van bekende feiten en omstandigheden in ogenschouw genomen. In relatie tot de beschikkingen van de rechtbank onderzoekt het Kabinet momenteel de mogelijke effecten van de tussenbeschikking van de rechter. Indien verandering van het huidige beleid plaatsvindt, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.
De onveilige situatie voor homo’s en transgenders in Iran |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Nederland schat situatie homo's Iran verkeerd in»?1 Kent u de brief van 6Rang aan de Nederlandse regering met betrekking tot het asielbeleid voor Iran?2
Ja.
Deelt u de mening van 6Rang dat u bij het samenstellen van het ambtsbericht over de veiligheidssituatie in Iran niet alle relevante gegevens uit rapporten van 6Rang hebt gebruikt en dat de situatie van LHTBI’s helemaal niet verbeterd is? Zo ja, waarom is dat gebeurd? Zo nee, waarom deelt u die mening niet en waaruit blijkt dan dat u wel ten volle gebruik hebt gemaakt van de rapporten van 6Rang?
Een ambtsbericht geeft – voor zover mogelijk – op basis van een breed scala aan bronnen feitelijke informatie over de situatie in het betreffende land, in het bijzonder voor bepaalde groepen in de maatschappij. Voor Iran betreft dat onder meer de situatie van LHBTI’s. De informatie wordt zoveel mogelijk geverifieerd bij verschillende bronnen alvorens deze wordt opgenomen in het ambtsbericht. Informatie die uit één bron afkomstig is en/of onvoldoende geverifieerd kan worden, wordt doorgaans niet opgenomen in het ambtsbericht. Hierdoor kan het lijken dat selectief gebruik is gemaakt van bronnen, maar is feitelijk een gevolg van source assessment.
In verband met de motie Voordewind/Groothuizen van 19 december 20193 is nader onderzoek verricht naar de situatie van christenen en LHBTI’s. Dit is gedaan aan de hand van een analyse van bronnen die ter onderbouwing van de motie zijn aangedragen door de indieners van de motie. Bij deze analyse zijn daarnaast onder meer de rapporten en de brief van 6Rang betrokken. De conclusie van het onderzoek is dat de situatie zoals deze beschreven is in het ambtsbericht van maart 2019 bevestigd wordt. Tevens wordt geconcludeerd dat de situatie van deze twee groepen sinds het uitkomen van het ambtsbericht niet wezenlijk veranderd is. Er bestaat dan ook geen aanleiding om het huidige beleid te herzien. Voor de argumenten en de analyse die daaraan ten grondslag liggen verwijs ik u naar de brief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Buitenlandse Zaken die u gelijktijdig met deze Kamervragen ontvangt.
Op basis van een volgend ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken zal ik bezien hoe deze situatie zich, onder meer voor LHBTI’s en christenen, zich verder ontwikkelt. In 2021 is een update van het ambtsbericht Iran voorzien.
Hebt u inmiddels een aanvullende inventarisatie gemaakt ter aanvulling op het genoemde ambtsbericht? Zo ja, wat is de uitkomst daarvan en heeft u de brief en rapporten van 6Rang daarbij betrokken? Zo nee, wanneer komt u wel met een nieuwe inschatting van de veiligheidssituatie voor LHBTI’s in Iran en wilt u daarbij de brief en rapporten van 6Rang betrekken?
Zie antwoord vraag 2.
De gevaarlijke glasplaten in ministerie Rijnstraat 8 |
|
Attje Kuiken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Onbetrouwbaar glas bij megaministerie: uiteindelijke breuk kan elk moment optreden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de ambtenaren die in het ministerie werken zeker moeten zijn van een veilige werkomgeving? Doet u al het mogelijke om de veiligheid van gebruikers en omstanders te garanderen?
Ik deel de mening dat gebruikers en omstanders van Rijnstraat 8 zeker moeten zijn van een veilige werkomgeving. Daarom span ik mij ook in om te komen tot een goede en duurzame oplossing voor alle problemen rondom het glas. Na de eerste breuken heb ik conform het contract een melding van een beschikbaarheidsgebrek ingediend bij het consortium PoortCentraal, dat contractueel verantwoordelijk is voor de veiligheid in en om het gebouw. Verder heb ik getracht in goed overleg met PoortCentraal en de gemeente Den Haag te komen tot een duurzame oplossing.
Zoals ik eind vorig jaar in antwoord op vragen van de leden Nijboer en Kuiken en het lid Van Eijs uiteen zette, is bekend dat in dit type glas onzuiverheden door nikkel-sulfide insluitingen kunnen zitten die onder invloed van omgevingsfactoren, zoals warmte, tot glasbreuk kunnen leiden.2 Bij hoge temperaturen zet die nikkel-sulfide insluiting uit, waardoor het glas kan barsten. Problematisch is echter dat er sinds vorig jaar nog geen sluitende verklaring voor de grote hoeveel gebarsten ruiten is gevonden. Het bureau Nieman-Kettlitz en TNO zijn gevraagd hier onderzoek naar te doen. Immers de oorzaak van de vele breuken geeft richting aan een passende en toekomstbestendige oplossing.
In afwachting van de verklaring is vorig jaar meteen een calamiteitenplan opgesteld om de veiligheid van gebruikers en passanten te waarborgen. Toen is het zekere voor het onzekere genomen, mede op grond van de notitie van Nieman-Kettlitz die de wind als een mogelijke oorzaak beoordeelde. Deze notitie, waar het AD over bericht, is u bij de beantwoording van de eerdergenoemde Kamervragen op 30 september 2019 aangeboden. De genomen beheersmaatregel in het calamiteitenplan was dat bij windstoten van windkracht 7 of hoger de onderdoorgang van Rijnstraat 8 zou worden afgesloten. Dat heeft helaas tot veel overlast geleid bij de gebruikers en passanten en bij de winkeliers in en nabij Rijnstraat 8.
Op 24 oktober 2019 was het TNO-rapport gereed. Daarin werd bevestigd dat
nikkel-sulfide insluitingen vrijwel zeker de enkele breuken hebben veroorzaakt. Verder heeft TNO de beschikbare documenten zoals testrapporten, certificaten, specificaties en montagetekeningen geanalyseerd en zo nodig berekeningen opnieuw laten uitvoeren. Dit leidde tot de conclusie dat het glas voldoet aan het contract en aan de veiligheidseisen volgens wet- en regelgeving, maar dat er geen afdoende verklaring is waarom er relatief zoveel ruiten gebarsten zijn. Om die reden werd geadviseerd maatregelen te treffen om de eventuele gevolgen van een ruitbreuk voldoende te beheersen. Dat er nog geen oorzaak was gevonden, was teleurstellend. Er is vervolgens een aantal bijeenkomsten met deskundigen georganiseerd. Op basis van hun kennis en de opgedane ervaringen is ter vervanging van het calamiteitenplan een tijdelijk beheersplan opgesteld. Daarin staat onder andere dat de wind geen trigger voor de ruitbreuk is.
Een andere conclusie van de deskundigen, was dat de hoge temperaturen de ruitbreuken veroorzaken. Vandaar dat er een strikt monitorings- en handelingsprotocol in het tijdelijk beheersplan werd opgenomen, waarbij de frequentie van de monitoring en de te nemen acties vooral afhangen van de temperatuur. Hiermee gaf het beheersplan voldoende garanties voor de veiligheid voor gebruikers en passanten. Vandaar dat het door alle betrokkenen (TNO, bureau Nieman-Kettlitz, PoortCentraal, gemeente Den Haag, Rijksvastgoedbedrijf) onderschreven werd.
Het tijdelijke beheersplan liep tot 1 april jl. Vanaf dat moment moest er een nieuw beheersplan zijn. Dat plan was vrijwel gereed toen op 16 maart een ruit brak bij een relatief lage temperatuur, maar wel op een dag met veel zon. Daarmee was er discussie over een van de belangrijkste uitgangspunten uit het nieuwe beheersplan; hoge temperatuur als trigger. Nog steeds wordt de temperatuur als trigger gezien, maar nu wordt ook bezien of in bepaalde omstandigheden directe zonnestraling op de gevel ook tot een breuk kan leiden. Uit voorzorg heb ik direct de frequentie van de monitoring laten verhogen. Daarmee blijft de veiligheid gewaarborgd. Nu blijkt dat na ruim een half jaar nog steeds de achterliggende oorzaak van de individuele ruitbreuk onder experts ter discussie staat, heeft PoortCentraal te kennen gegeven dat er uiterlijk 2 juni a.s. een rapport wordt verwacht waarin wel een sluitende verklaring wordt gevonden voor de relatief vele breuken. Als die wordt gevonden moet onverwijld de oorzaak worden aangepakt en worden gezorgd voor een duurzame oplossing.
Mocht er op 2 juni geen verklaring gevonden zijn, dan wordt direct doorgeschakeld naar een vergaande oplossing, bijvoorbeeld het plakken van constructief folie of het vervangen van alle ruiten. De periode tot juni wordt benut en is noodzakelijk om de voorbereidingen te treffen voor dergelijke permanente oplossingen, zodat die direct na 2 juni in uitvoering gegeven kunnen worden. Bij die voorbereidingen moet integraal gekeken worden naar consequenties voor constructie, onderhoud, veiligheid, investerings- en exploitatielasten, aansprakelijkheid, levertijd e.d. Daarnaast wordt door de betrokken deskundigen gewerkt aan een aangepast beheersplan dat door alle betrokkenen kan worden onderschreven, met scherper omschreven beheersmaatregelen en minimalisering van de overlast. Totdat dit er is blijft het tijdelijke beheersplan gelden, met de aanvullende beheersmaatregel van geïntensiveerde monitoring.
Kunt u reageren op de uitspraak dat «wind toch geen trigger lijkt te zijn»? En op de uitspraak dat «de uiteindelijke breuk ieder moment [kan] optreden»? Wat vindt u ervan dat de veiligheid van personen die langs de betreffende atriumgevels lopen in beduidende mate is afgenomen? Kan de veiligheid van mensen in de buurt van het gebouw wel worden gegarandeerd, omdat schade aan de ruiten ook kan optreden zonder storm of hoge temperaturen?
Na de notitie van het bureau Nieman-Kettlitz zijn verschillende aanvullende studies uitgevoerd door dit bureau en door TNO, waarbij ook gebruik is gemaakt van de kennis van andere adviesbureaus en het Kenniscentrum Glas. De nadere studies en de bijeenkomsten van deskundigen hebben geleid tot een consensus dat de wind geen trigger is. De breuk van 16 maart jl. laat, in tegenstelling tot de aanname tot dat moment, zien dat een breuk niet alleen afhankelijk hoeft te zijn van hoge temperaturen. Om nauwkeuriger te bepalen hoe temperatuur inwerkt op de ruiten worden temperatuurmeters en -loggers geplaatst. De gegevens die dit oplevert moeten leiden tot een nauwkeurigere set beheersmaatregelen en kunnen informatie opleveren voor de definitieve oplossing. De laatste breuk laat zien dat het beheersplan, dat de veiligheid van gebruikers en passanten moet waarborgen, goed werkt. De breuk is snel gedetecteerd, de ruimte direct onder de gebroken ruit is meteen afgezet en vervolgens is de ruit afgeplakt zodat geen glas naar beneden kon vallen. Enkele dagen later is de gebroken ruit verwijderd.
Onderschrijft u de conclusie van de notitie van ingenieursbureau Nieman-Kettlitz om «alle ruiten zo snel als mogelijk vervangen door beglazing die wel voldoet aan NEN 2608 en NEN-EN 14179-1 en dit in ieder geval voor de eerste herfststorm met een windkracht 7 of meer»? Zo ja, waarom is dit nog niet gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in de beantwoording van vraag 2 heb aangegeven was er ten tijde van de eerste notitie van het bureau Nieman-Kettlitz van augustus 2019, gebaseerd op verstrekte foto’s van de ontstane situatie en een visuele opname op afstand, nog veel onduidelijk en was er geen afdoende verklaring voor het relatief grote aantal gebarsten ruiten. Omdat die verklaring ontbrak, was er ook geen zicht op een betrouwbare definitieve oplossing. Bij een dergelijke mate van onzekerheid past het niet om een ingrijpende keuze te maken zoals het vervangen van alle ruiten die mogelijk niet de juiste is en daarmee het probleem niet oplost. Daarom is ingezet op een afdoende calamiteitenplan in afwachting van een definitieve oplossing.
Op welke termijn gaat u de veiligheid van de ambtenaren en omstanders wel waarborgen en uitvoering geven aan de aanbeveling om de ruiten zo snel als mogelijk te vervangen?
Ik betreur dat de onduidelijkheid rondom de oorzaak van de vele glasbreuken zolang duurt. De veiligheid van ambtenaren en omstanders is echter niet in het geding. Deze is gewaarborgd door de maatregelen in het beheersplan, zoals het handelen na de laatste breuk laat zien. Ik heb PoortCentraal aangesproken op haar contractuele verantwoordelijkheid voor een veilig en ongestoord te gebruiken gebouw, zonder aanvullende beheersmaatregelen. Het Rijksvastgoedbedrijf stuurt op de contractuele nakomingsacties. 2 juni is voor mij dan ook een bepalende datum. Op mijn verzoek heeft het Rijksvastgoedbedrijf de te nemen stappen afgestemd met de gemeente Den Haag. Dit laat onverlet de verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de gemeente als toezichthouder op handhaving van de Woningwet en de taak en verantwoordelijkheid van het Rijksvastgoedbedrijf en PoortCentraal voor de naleving daarvan.
Hebt u bij uw besluit om de ruiten niet zo snel als mogelijk te vervangen ook rekening gehouden met een verhoogd risico op letselschade door de valsnelheid van ruiten op grote hoogte, maar ook met psychologische schade of schade als gevolg van schrikreacties, bijvoorbeeld als iemand opzij springt en onder een tram komt? Zo ja, hoe heeft u deze elementen gewogen? Zo nee, waarom niet?
De genomen beheersmaatregelen, zowel uit het calamiteitenplan als het beheersplan, zijn gericht op het voorkomen van letsel- of andere schade. Daarbij is rekening gehouden met de door u genoemde aspecten. Hierbij is het een belangrijk gegeven dat geen van de betreffende ruiten na breuk geheel of deels is losgekomen en naar beneden is gevallen.
Waarom heeft u bij beantwoording van schriftelijke vragen over de gevaarlijke situatie na spontaan springen van ramen bij ministeries Rijnstraat 8 gerapporteerd over de laatste drie aanbevelingen, maar niet over de meest belangrijke aanbeveling om alle ruiten zo snel als mogelijk te vervangen?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de conclusie van de notitie «dat een gebarsten ruit kan blijven zitten totdat deze door wind zwaarder wordt belast» een feitelijke constatering betreft en een geen aanbeveling, en dat het evenzeer mogelijk is dat ruiten wel naar beneden vallen na optreden van insluiting?
Op basis van verstrekte foto’s en een visuele opname op afstand schreef Niemann-Kettlitz in augustus 2019 in hun advies dat «de conclusie getrokken kan worden dat een gebroken ruit kan blijven zitten totdat deze (door wind) zwaarder/zwaar wordt belast (hoge temperaturen zullen wel het barsten van ruiten in de hand werken maar niet het loskomen daarvan)». Zodra geconstateerd is dat een ruit is gebarsten, wordt deze voor de zekerheid meteen met folie afgeplakt totdat de gebarsten ruit veilig verwijderd kan worden om zo uit te sluiten dat glas naar beneden zou kunnen vallen. Als de ruit door omstandigheden niet meteen kan worden afgeplakt, wordt de ruimte onder de gebarsten ruit afgezet (niet de gehele onderdoorgang) tot het moment dat er wel kan worden afgeplakt.
Wat is de inhoud van het beheersplan dat door Nieman-Kettlitz is goedgekeurd? Hoe luiden de aanbevelingen en conclusies van het onderzoek dat TNO heeft gedaan? Kunt u deze documenten aan de Kamer doen toekomen?
Als bijlage treft u het TNO-rapport aan.3 De conclusies van TNO heb ik in antwoord 2 genoemd.
De inhoud van het bijgesloten beheersplan4 is een monitorings- en handelingsprotocol. Een aanvullende beheersmaatregel bij dit beheersplan is de geïntensiveerde monitoring.
Wanneer is de hinder voor bezoekers en winkeliers door het afzetten van de toegang tot Den Haag eindelijk afgelopen? Heeft u een einddatum gesteld?
In het tijdelijke beheersplan wordt de onderdoorgang van Rijnstraat 8 alleen afgesloten bij een windkracht KNMI code oranje of hoger (twee of drie keer per jaar op basis van historische gegevens). Bovendien is PoortCentraal zoals hierboven vermeld, aangesproken op haar contractuele verantwoordelijkheid om met een meer permanente duurzame oplossing te komen. Die oplossing moet ervoor zorgen dat het gebouw in zijn omgeving ongestoord kan worden gebruikt en zonder beheersmaatregelen voldoet aan het uitgevraagde veiligheidsniveau. Indien PoortCentraal hieraan onvoldoende invulling geeft, zal ik niet aarzelen gebruik te maken van de contractuele mogelijkheden om dit gewenste doel te effectueren, met doorberekening van de daarmee gemoeide kosten.
Het artikel ‘Burgemeesters roepen na gewelddadig weekeinde op tot messenverbod voor minderjarigen’. |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Burgemeesters roepen na gewelddadig weekeinde op tot messenverbod voor minderjarigen»?1
Ja.
In hoeverre is de toevoeging van het verbod op stiletto-, vlinder- en valmessen in de circulaire wet wapens en munitie effectief gebleken? Hoeveel individuele wapenverzamelaars hebben sinds 2012 de ontheffing op verbod gekregen en hoeveel aanvragen zijn er afgewezen?
Of de genoemde toevoeging van het verbod op stiletto-, vlinder- en valmessen effectief is gebleken is niet aan te geven, aangezien onbekend is hoe de situatie zonder die toevoeging zou zijn geweest.
Op grond van artikel 4 van de Wet wapens en munitie zijn er sinds 2012 zeven ontheffingen afgegeven in het kader van het verzamelen van messen (messenverzamelaars) en drie aanvragen daarvoor zijn afgewezen. Ik heb geen indicatie dat verzamelaars van wapens een aandeel hebben in de problematiek van illegaal wapenbezit.
Kunt u uiteenzetten op welke manier de preventie, waarover de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in uw naam heeft gesproken tijdens het vragenuur van 14 januari 2020, tot uiting zal komen, naast het preventief fouilleren dat u in uw brief van 3 februari 2020 toelichtte?
De Minister van Rechtsbescherming en ik zijn met onder andere burgemeesters en politie in gesprek over de mogelijkheden om het wapenprobleem aan te pakken. Zoals toegezegd tijdens het genoemde vragenuur en in de brief van 3 februari informeer ik uw Kamer over de uitkomsten in het voorjaar.
Kunt u delen hoe de eerste gesprekken met onder andere de politie omtrent meerdere steekincidenten de afgelopen tijd verlopen? Bent u tevens in gesprek met belangenorganisaties van wapen- en munitiebezitters, in- en externe deskundigen, vertegenwoordigers van de diverse ministeries en de burgemeesters van de betrokken gemeentes, zoals Nissewaard, Ridderkerk, Haarlemmermeer en Smallingerland?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de lijst met verboden wapens uit te breiden wanneer uit de analyses die de politie nu uitvoert blijkt dat er wapens tussen zaten die niet verboden waren?
Op basis van de Wet wapens en munitie is elk voorwerp verboden als gelet op de aard van het voorwerp en de omstandigheden waaronder het voorwerp wordt aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit is bestemd om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Onder deze omstandigheden kan dus ook het dragen van bijvoorbeeld schroevendraaiers en kleinere keukenmessen in de openbare ruimte verboden en dus strafbaar zijn. Zoals aangegeven in de eerdergenoemde brief acht ik dat vooralsnog een afdoende verbodsbepaling. Mocht uit de gesprekken anderszins blijken, dan ben ik uiteraard bereid dit standpunt in heroverweging te nemen.
Bent u bereid te bekijken hoe de regels ten aanzien van steekwapens kunnen worden aangescherpt? Hoe kijkt u aan tegen het voorstel van de burgemeesters Van Oosten uit Nissewaard en Attema uit Ridderkerk voor een wettelijk verbod voor minderjarigen om überhaupt een mes op zak te hebben?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om, in overleg met de politie, het Openbaar Ministerie, het genootschap van burgemeesters, belangenorganisaties van wapenbezitters en andere deskundigen, te bezien of de waarborgen voor het controleren of een aanvrager van een wapen nog steeds kan worden beschouwd als een «actief en serieus verzamelaar» nog voldoen en eventueel uit te breiden? Zo ja, bent u bereid een verslag van dit overleg met de Kamer te delen?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 3 en 4 zijn de Minister van Rechtsbescherming en ik met onder andere burgemeesters en politie in gesprek over de mogelijkheden om het wapenprobleem aan te pakken. Ik informeer uw Kamer in het voorjaar over de uitkomsten daarvan.
Het Ministerie van JenV, de politie en de Dienst JUSTIS staan doorlopend met elkaar in contact over de uitvoering van de zogenoemde «Korpscheftaken» uit de Wet wapens en munitie. Bij de aanvraag voor een ontheffing en wapenverlof vindt screening van de aanvrager plaats, onder meer met behulp van referenten. De screening is onlangs nog aangescherpt met de – fasegewijze – invoering van de e-screener. Een ontheffing en een verlof is een jaar geldig; bij verlenging wordt de screening opnieuw uitgevoerd. De politie voert gedurende het jaar ook controles uit, waaronder een huisbezoek. Ook voor wapenhandelaren geldt een erkennings- en controlesystematiek dat gericht is op het tegengaan van illegale handel in wapens.
De mogelijke doorstart van de Hoenderloo Groep |
|
Maarten Hijink , Attje Kuiken (PvdA), Lisa Westerveld (GL), Kees van der Staaij (SGP), Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Klopt het dat u naar aanleiding van de penibele situatie van de Hoenderloo Groep en het daaropvolgende debat in gesprek bent gegaan met enkele ouders van de ongeveer 200 kinderen die verblijven in de instelling?
Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke volg ik de situatie bij Pluryn en de Hoenderloo Groep nauwgezet en is het vooral mijn taak om te zorgen dat betrokken partijen, zoals Pluryn en de gemeenten, hun verantwoordelijkheid nemen. Ik laat mij regelmatig informeren over de situatie bij Pluryn en de Hoenderloo Groep. In eerste instantie door de IGJ, gemeenten, de Jeugdautoriteit en Pluryn zelf. Ik heb echter ook enkele gelegenheden aangegrepen om met betrokkenen zelf te spreken. Zo bracht ik op 9 januari 2020 een bezoek aan de Hoenderloo Groep, waar ik sprak met kinderen, ouders en zorgprofessionals. Ik heb met hen, in het bijzijn van een vertegenwoordigend wethouder namens de gemeenten en het bestuur van Pluryn, doorgepraat over de zorgen die zij hebben over de sluiting van de Hoenderloo Groep. Ik heb hen gezegd dat continuïteit van zorg die de jongeren op dit moment ontvangen bij de Hoenderloo Groep het belangrijkste is. Voor elk kind moet een passende vervolgplek komen en zij moeten zo snel mogelijk weten waar ze aan toe zijn.
In mijn brief van 20 februari heb ik aangegeven dat Pluryn inmiddels zicht zegt te hebben op duurzame passende zorg voor alle jongeren die nu nog bij de Hoenderloo Groep verblijven. Alle betreffende ouders hebben een brief gekregen met een voorstel voor een vervolgplek, en een uitnodiging om daarover in gesprek te gaan. Indien gewenst door de ouders worden hierbij ook de juiste mensen aan gemeentelijke zijde (wijkteam, zorgbemiddelingsteam) betrokken. De IGJ ziet erop toe dat het overplaatsingsproces zorgvuldig verloopt.
Wat heeft u besproken met de ouders van de jongeren in kwestie? Welke informatie is er gedeeld?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze heeft u de oproep van de Tweede Kamer om een doorstart van de Hoenderloo Groep mogelijk te maken tot uitwerking gebracht?
Over uw oproep om mij samen met gemeenten en instelling, maximaal in te
spannen om met de initiatiefnemers van «Klein Hoenderloo» te verkennen of een doorstart van de Hoenderloo Groep mogelijk is heb ik u in mijn brief van 20 februari j.l geïnformeerd. Op 27 januari j.l. heb ik de initiatiefnemers van «Klein Hoenderloo» samen met andere stakeholders bijeengeroepen voor een overleg over het plan «Klein Hoenderloo». Daarnaast heb ik Pluryn verzocht serieus na te denken over doorstartmogelijkheden en deze met spoed uit te werken. Ook sprak ik met Pluryn af dat ondertussen doorgewerkt zou worden aan de zorgvuldige zorgoverdracht van de Hoenderloo Groep zodat dit traject geen vertraging en aanvullende onzekerheid op zou leveren voor de jongeren van de Hoenderloo Groep. De continuïteit van zorg en onderwijs moet namelijk te allen tijde en in elk scenario geborgd blijven. Tegelijkertijd beloofde Pluryn, conform de motie Hijink- Westerveld, geen onomkeerbare stappen te nemen in de sluiting van de Hoenderloo Groep. Tot slot heb ik KPMG gevraagd alle plannen onafhankelijk te toetsen, waarbij de continuïteit van zorg van Pluryn voor totaal 7000 cliënten zou worden meegewogen.
Heeft u in gesprekken met ouders van de jongeren in kwestie aangegeven welke stappen u onderneemt om de Hoenderloo Groep een zo kansrijke poging tot doorstart te geven?
De opties voor een doorstart van de Hoenderloo Groep heb ik besproken met gemeenten, Pluryn, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van OCW en de Jeugdautoriteit. Sinds het AO «financiële problemen bij diverse jeugdzorginstellingen» op 22 januari 2020 heb ik geen gesprekken met jongeren en hun ouders gevoerd. Pluryn onderhoudt contact met alle betrokken jongeren en hun ouders/voogd en stuurt een tweewekelijkse update over het proces. De IGJ houdt toezicht op een zorgvuldig overplaatsingsproces. Hierbij wordt ook met jongeren, ouders en medewerkers gesproken. Ook heb ik het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) gevraagd mee te denken over het vinden van een geschikte vervolgplaats voor jongeren met een complexe zorgvraag.
Worden de medewerkers van de jeugdzorginstelling betrokken bij dit traject? Zo ja, op welke manier?
Pluryn zegt de afgelopen periode intensief -bijna wekelijks- overleg te hebben gehad met de lokale – en centrale ondernemingsraad. Hierin zijn de ontwikkelingen en de voortgang besproken rond de voorgenomen afbouw. Tevens zijn de scenario’s voor een doorstart besproken met de medezeggenschapsraden. Beide ondernemingsraden zijn eind december om advies gevraagd over het voorgenomen besluit om de Hoenderloo Groep te sluiten. Beide ondernemingsraden hebben hierover het contact met hun achterban onderhouden.
Bent u van mening dat de zorg en het onderwijs dat de Hoenderloo Groep biedt in de huidige setting niet meer van deze tijd is? Zo ja, was dit al uw standpunt ten tijde van het debat hierover in de Tweede Kamer?
Aanbieders, gemeenten en het Rijk hebben in het programma Zorg voor de Jeugd de ambitie uitgesproken om zich in te zetten op het voorkomen van uithuisplaatsingen en ook als jongeren uit huis geplaatst worden, hun (gesloten) verblijf zo thuis mogelijk te organiseren. Daarmee willen we voorkomen dat jongeren veel verschillende hulpverleners zien, meer ruimte bieden voor maatwerk, en de kans dat jongeren elkaar negatief beïnvloeden verminderen.
Daarom is het belangrijk dat gemeenten en aanbieders de alternatieven voor de zorg die nu door de Hoenderloo Groep geboden wordt, zoeken in nabije, kleinschalige en meer gezinsgerichte woonvormen. In zijn algemeenheid geldt dat de onderwijssector aan het kijken is hoe ze aan kan sluiten bij de beweging naar meer kleinschalige jeugdzorg.
Hoe ziet u erop toe dat activiteiten die mogelijke barrières vormen, zoals het verplaatsen van cliënten en het samenvoegen van groepen, worden gestaakt?
Zoals ik beschreef in mijn brief van 20 februari 2020 is de afgelopen weken gebleken dat een doorstart van de expertise en zorg van de Hoenderloo Groep op andere locaties van Pluryn het meest reëel is. Pluryn kan verder met de door haar geplande zorgvuldige zorgoverdracht. De continuïteit van zorg is hierbij leidend; waar mogelijk wordt hierbij geprobeerd de jongeren en begeleiders bij elkaar te houden.
Op welke manier geeft u uitvoering aan de motie van de leden Hijink c.s. die oproept tot maximale inzet om te verkennen of een doorstart van de Hoenderloo Groep mogelijk is? Welke middelen zet u hiervoor in?1
Zie antwoord 3.
Bent u van mening dat u deze dringende oproep van vrijwel de gehele Kamer serieus gehoor geeft en secuur uitvoert?
Ja. Ik heb uw Kamer, conform mijn toezegging in het AO «financiële problemen bij diverse jeugdzorginstellingen» en motie Hijink cs, hierover op 20 februari 2020 geïnformeerd.
De definitieve sluiting van Het Poortje |
|
Attje Kuiken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Jeugdinrichting «Het Poortje» gaat dicht, ook in Groningen»?1
Ja.
Bent u van mening dat de «andere inkoopmethodiek, een andere financierings-methode en een andere manier van sturing» die u beschreef in juni 2019 het gewenste effect hebben gehad nu blijkt dat de instelling een tekort van 3,5 miljoen euro heeft en mensen moet ontslaan?2
De jeugdhulpregio’s Groningen en Drenthe hebben aangegeven dat deze «andere inkoopmethodiek, een andere financieringsmethode en een andere manier van sturing» toe te gaan passen vanaf 1 januari 2021. De effecten hiervan zijn nog niet bekend. Dit kan dus geen gevolgen hebben gehad voor de huidige financiële positie van de instelling.
Wat betreft het ontslaan van medewerkers: Elker Jeugdhulp & onderwijs (dat tot 1 juli 2019 bekend stond als Elker Jeugd & opvoedhulp en Het Poortje Jeugdinrichtingen) heeft onder andere een Jeugdzorg Plus locatie in Groningen en een justitiële jeugdinrichting (JI) in Veenhuizen. Elker Jeugdhulp & onderwijs heeft mij desgevraagd gemeld dat zij de huidige locatie voor Jeugdzorg Plus gaat sluiten, maar dat zij in kleinschaliger woonvormen gesloten jeugdhulp blijft aanbieden, en dat dit niet gepaard gaat met gedwongen ontslagen.
Vindt u het ergens op slaan dat er mensen worden ontslagen in de jeugdzorg, terwijl er juist wachtlijsten zijn en de zorg nog te vaak onder de maat is? Wilt u ervoor zorgen dat de betreffende medewerkers in de sector werkzaam kunnen blijven?
In het algemeen, ja, ik vind het belangrijk dat medewerkers voor de sector behouden blijven. Want de arbeidsmarktproblematiek en het hoge personeelsverloop in de jeugdsector zijn hardnekkig. Daarnaast heeft Elker, Jeugdhulp & onderwijs mij desgevraagd gemeld dat zich maximaal inspannen om ontslagen te vermijden en zo de kennis en expertise te behouden. Dit wordt onderbouwd in het sociaal plan, wat geen gedwongen ontslagen toelaat.
Bent u nog steeds van mening dat «kwalitatief goede en betaalbare zorg voor de jeugdige» op de korte en lange termijn geleverd zal worden? Zo ja, komt de jeugdzorg in de gemeenten Groningen en Drenthe niet verder onder druk te staan door deze sluiting volgens u?3
Elker Jeugdhulp & onderwijs heeft mij gemeld dat zij de gesloten jeugdhulp anders gaan organiseren. De zorgaanbieder gaat de huidige locatie sluiten, maar blijft daarna in kleinschaliger woonvormen gesloten jeugdhulp aanbieden. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat Elker Jeugdhulp & onderwijs niet langer kwalitatief verantwoorde jeugdhulp zal blijven leveren.
Daarnaast hebben de gemeenten in de jeugdhulpregio Groningen en Drenthe en Elker Jeugdhulp & onderwijs in oktober 2019 afgesproken, naar aanleiding van een onafhankelijk onderzoek van EY, gezamenlijk te komen tot een meerjarenplan en -afspraak voor de gesloten jeugdhulp en daarmee een inhoudelijke transformatie te realiseren. Het realiseren van kwalitatief goede en betaalbare zorg voor jeugdigen is daarbij uitgangspunt.
Neemt u contact op met de instelling om te bespreken hoe het blijven leveren van «kwalitatief verantwoorde jeugdhulp» zoals zij berichtten aan u in juni 2019, niet gedaan wordt nu Het Poortje toch moet sluiten?
Zie antwoord vraag 4.
Voldoen de gemeenten Groningen en Drenthe aan een toereikend aantal plaatsen gesloten jeugdhulp zodat zij aan hun zorgplicht kunnen voldoen?
Ja. De gemeenten geven aan dat er momenteel meer plekken beschikbaar zijn dan er bezet zijn. Daarnaast geven de gemeenten aan dat, wegens corona, de uitstroom van cliënten vertraging oploopt in verband met de beperkte instroom in de open settingen.
Vindt u inmiddels wel dat een noodplan nodig is om voorbereid te zijn op verdere escalatie van de problematiek in de jeugdzorg en justitiële jeugdhulp, nu nog meer instellingen op omvallen staan en al daadwerkelijk zijn gesloten? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding voor een dergelijk noodplan. Elker Jeugdhulp & onderwijs blijft gesloten jeugdzorg aanbieden, in andere kleinschaligere vormen van huisvesting. Daarom is geen noodplan nodig voor Elker Jeugdhulp & onderwijs.
De erkenning van een Nederlands huwelijk in het buitenland |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Is het waar dat, zoals op veel gemeentesites te lezen valt, niet alle landen een huwelijk, dat door het omzetten van een geregistreerd partnerschap tot stand is gekomen, erkennen?1
Ja.
Is er in Nederland een juridisch verschil tussen een huwelijk dat niet eerst is voorafgegaan door een geregistreerd partnerschap en een huwelijk dat is voortgekomen uit een omgezet geregistreerd partnerschap? Zo ja, wat is dat verschil?
Nee, in beide gevallen gaat het om een volwaardig huwelijk. Wel is het zo dat bij een huwelijk dat is voortgekomen uit een omgezet geregistreerd partnerschap tussen de echtgenoten reeds een juridische relatie bestaat die met het huwelijk ongewijzigd wordt voorgezet. Indien bijvoorbeeld een geregistreerd partnerschap is gesloten in de wettelijke gemeenschap van goederen, dan geldt dit regime ook tijdens het huwelijk na de omzetting, tenzij de echtgenoten voor de omzetting huwelijkse voorwaarden hebben laten opmaken.
Hoe kan een buitenlandse overheid weten dat een huwelijk al dan niet vooraf is gegaan door een geregistreerd partnerschap?
Bij de omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van omzetting op. Deze akte van omzetting geldt als bewijs van het huwelijk. Op het afschrift of het uittreksel van de akte, om overlegging waarvan een buitenlandse autoriteit kan verzoeken, staat naast het woord «Nederland» en de letters (NL) de aktesoort. In het geval van een geregistreerd partnerschap dat is omgezet in een huwelijk is de aktesoort de omzetting van een registratie van een partnerschap. Daarnaast staat in het afschrift of uittreksel van de akte de dag van de omzetting van de registratie van het partnerschap in een huwelijk vermeld.
Wat moeten Nederlanders die in het buitenland wonen doen om er voor te zorgen dat hun geregistreerd partnerschap beëindigd wordt en een officieel en erkend huwelijk wordt aangegaan? Is het daarvoor nodig dat hun partnerschap eerst ontbonden wordt, hetgeen in het geval er kinderen zijn via de rechter moet lopen, en dat de dan ex-partners vervolgens met elkaar moeten trouwen? Zo ja, deelt u de mening dat dit veel te omslachtig is? Zo nee, hoe moet in deze situatie het aangaan van een huwelijk dan wel plaatsvinden?
Voor Nederlanders die in het buitenland wonen, bestaat de mogelijkheid om hun geregistreerd partnerschap bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag om te zetten in een huwelijk. Niet alle landen die het geregistreerd partnerschap (er)kennen, (er)kennen echter ook de mogelijkheid van omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk.
Als Nederlanders verhuizen naar of wonen in een land dat niet een huwelijk erkent dat is voortgekomen uit een omgezet geregistreerd partnerschap, kunnen zij het geregistreerd partnerschap laten ontbinden wegens duurzame ontwrichting (als de partners kinderen hebben, via de rechter) en daarna met elkaar in het huwelijk treden (Vgl. Rb. Midden-Nederland 15 mei 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:2079). Deze wijze van beëindiging van het geregistreerd partnerschap vind ik omslachtig. Om hun huwelijk in het buitenland voor erkenning vatbaar te maken, moeten mensen op een oneigenlijke manier een einde maken aan hun geregistreerd partnerschap en met inachtneming van alle formaliteiten in het huwelijk treden, terwijl de Nederlandse wet een »geruisloze» omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk kent.
Deelt u de mening dat er voor Nederlanders die in een buitenland wonen waar het omzetten van een partnerschap in een huwelijk niet erkend wordt, een eenvoudige procedure zou moeten komen waarbij het partnerschap eerst administratief wordt ontbonden en een huwelijk snel en goedkoop kan worden aangegaan? Zo ja, hoe gaat u dit regelen? Zo nee, waarom niet?
Zoals opgemerkt, kent de Nederlandse wet, ook voor Nederlanders in het buitenland, de mogelijkheid om een geregistreerd partnerschap geruisloos om te zetten in een huwelijk. Ik kan niet treden in de erkenningsregels van deze wijze van totstandkoming van het huwelijk in het buitenland, omdat deze binnen het internationaal privaatrecht van ieder afzonderlijk land liggen.
Een passende oplossing voor burgers die hun huwelijk in het buitenland moeten bewijzen, is de afgifte van een internationaal uittreksel van de huwelijksakte. Dit betreft een uittreksel uit de huwelijksakte waarop de datum van het huwelijk wordt vermeld zonder enige verwijzing naar het geregistreerd partnerschap waaruit het huwelijk is voortgekomen. Dit internationale huwelijksuittreksel wordt in veel landen doorgaans erkend. Bij de Nederlandse burgerlijke stand is het geen standaardpraktijk om burgers een internationaal uittreksel van de huwelijksakte te geven, mede omdat vaak niet duidelijk is dat burgers een afschrift of uittreksel nodig hebben om hun in een huwelijk omgezette geregistreerd partnerschap in het buitenland te bewijzen. Door middel van voorlichting op de website van de rijksoverheid en via de nieuwsbrief van de Nederlandse Vereniging van Burgerzaken (NVvB) breng ik bij burgers en ambtenaren van de burgerlijke stand onder de aandacht dat de afgifte van een internationaal uittreksel van de huwelijksakte kan worden afgegeven als het huwelijk is ontstaan door de omzetting van een geregistreerd partnerschap. Daarnaast heb ik naar aanleiding van deze Kamervragen de Commissie van Advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit gevraagd of zij hierin aanleiding ziet voor het uitbrengen van een Officiële Mededeling aan de ambtenaren van de burgerlijke stand.
Worden partners, die een geregistreerd partnerschap aangaan, er op gewezen dat dat niet in alle buitenlanden erkend wordt en dat dat ook geldt voor het omzetten van een partnerschap in een huwelijk? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, hoe gaat u er zorg voor dragen dat dit voortaan wel gaat gebeuren?
U vraagt terecht aandacht voor het belang van adequate voorlichting. Op de website van de rijksoverheid worden burgers geïnformeerd dat het geregistreerd partnerschap, anders dan een huwelijk tussen man en vrouw, niet overal ter wereld wordt erkend. De informatie over de erkenning van de omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk heb ik verduidelijkt. Daaraan is nu ook toegevoegd dat burgers bij de gemeente om een internationaal uittreksel van de huwelijksakte kunnen vragen als zij hun in een huwelijk omgezette geregistreerd partnerschap in het buitenland willen bewijzen.
Veel gemeenten verwijzen bij informatie over het huwelijk, het geregistreerd partnerschap en de omzetting naar de website van de rijksoverheid. Ik zal bij de NVvB vragen of alle gemeenten deze link op hun website willen plaatsen.
Gevaarlijke honden |
|
William Moorlag (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Marcouch mag bijtgrage Arnhemse hond Tinus niet laten inslapen»?1
Ja.
Welke mogelijkheden zijn er in wet- en regelgeving voor een burgemeester of andere publieke functionaris om de dreiging die er van een gevaarlijke hond uitgaat, ongedaan te maken?
Het krantenartikel dat aanleiding geeft tot deze vragen, gaat over een besluit van de burgemeester van Arnhem. Het gaat om een lopende zaak, waarin de rechter een voorlopig oordeel heeft gegeven en waarin nog verder kan worden geprocedeerd.2
In het algemeen is het voor een burgemeester in de eerste plaats mogelijk om bevelen te geven als de openbare orde in de gemeente op het spel staat of kan komen te staan. Ook als dit gebeurt door een gevaarlijke hond. Die mogelijkheid staat in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet en past bij de openbare orderol van burgemeesters. Binnen de grenzen van de wet bepaalt een burgemeester zelf hoe hij die bevoegdheid invult. In de tweede plaats kan een gemeenteraad in de algemene plaatselijke verordening (APV) specifieke bevoegdheden geven aan het college van burgemeester en wethouders of aan de burgemeester. In de model-APV van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gaat het dan om aanlijn- en muilkorfgeboden en om andere voorzieningen. Het hangt van de lokale APV af of die bevoegdheden er zijn en hoe zij eruitzien. Ten slotte kan een gemeentebestuur regels handhaven met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. Met een dergelijke last kan (herhaling van) een overtreding worden voorkomen. Dit staat in de artikelen 5:2 en 5:7 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met bestuursdwang kan een gevaarlijke hond eventueel ook in beslag worden genomen. Bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat de eigenaar een aanlijn- of muilkorfgebod niet (opnieuw) overtreedt.
In sommige gevallen kan sprake zijn van strafbare feiten gepleegd met een gevaarlijke hond. Op grond van onder meer artikel 94 Wetboek van Strafvordering en artikel 36c Wetboek van Strafrecht kunnen dan door politie en Openbaar Ministerie maatregelen genomen worden. Zo kan bijvoorbeeld een hond in beslag genomen worden als het vrije bezit van de hond in het algemeen gevaarlijk is.
Zijn er bevoegdheden op grond waarvan een burgemeester in dit soort situaties een hond definitief van de eigenaar mag afnemen dan wel laten inslapen? Zo ja, welke bevoegdheden zijn dat?
Een gemeentebestuur kan een hond laten inslapen, als het heeft besloten om die hond met bestuursdwang in beslag te nemen en als teruggave (na verloop van tijd), verkoop en gratis overdracht niet mogelijk zijn. Dit is dan op zich geen bestuursrechtelijk besluit, maar een feitelijke beslissing na beslag, die volgt uit de artikelen 5:29, derde lid, en 5:30 Awb. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wijst daar ook op.3 Uit de wetsgeschiedenis van deze bepalingen blijkt onder meer dat dit bij dieren in het uiterste geval gebeurt, met inachtneming van de normale beginselen van zorgvuldigheid, evenredigheid en subsidiariteit.4 Indien wordt overgegaan tot euthanasie, is van belang dat in artikel 1.10 Besluit houders van dieren de gevallen zijn aangewezen waarin (in aanvulling op het doden van dieren voor de bedrijfsmatige productie van dierlijke producten) het doden van een dier niet is verboden. Hierin staat onder meer dat honden mogen worden gedood ter beëindiging of voorkoming van onmiddellijk gevaar voor mens of dier of vanwege niet te corrigeren gevaarlijke gedragskenmerken.
Acht u de bestaande bevoegdheden van een burgemeester om de dreiging van een gevaarlijke hond weg te nemen afdoende? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, welke bevoegdheden zou een burgemeester er dan bij moeten krijgen en hoe gaat u hiervoor zorgen?
Ja, de burgemeester kan immers optreden om de openbare orde te handhaven en dat is zijn wettelijke taak. Bovendien heeft het gemeentebestuur (meestal: het college van burgemeester en wethouders) bevoegdheden op grond van de APV en om regels te handhaven als die (dreigen te) worden overtreden. Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Deelt u de mening dat als een hond meermalen onschuldige omstanders aangevallen of verwond heeft, er dan een wettelijke grond moet komen waarop verboden kan worden dat die eigenaar honden mag houden? Zo ja, wanneer komt er een wettelijk houdverbod voor dergelijke eigenaren? Zo nee, waarom niet?
Een houdverbod is op dit moment al mogelijk als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling. Wanneer het houdverbod in deze vorm wordt overtreden, moet de veroordeelde het voorwaardelijke deel van de straf alsnog ondergaan. In aanvulling hierop wordt in samenwerking met de Minister van Justitie en Veiligheid een wetsvoorstel voorbereid waarmee een houdverbod als zelfstandige maatregel wordt geïntroduceerd. Hierdoor kan een houdverbod niet alleen bij een voorwaardelijke, maar tevens bij een onvoorwaardelijke veroordeling worden opgelegd. Om de effectiviteit van de maatregel te vergroten kan de rechter daarnaast bevelen dat de maatregel direct uitvoerbaar is en wordt overtreding van de maatregel strafbaar gesteld.
Antisemitische uitingen tijdens Ajax-PSV |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Attje Kuiken (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Bruno Bruins (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat tijdens de wedstrijd Ajax-PSV op 2 februari 2020 honderden mensen meermaals luidkeels een spreekkoor zongen met de tekst: «Wie niet springt, die is geen Jood en alle Joden moeten dood»?1
Ja, ik ben op de hoogte van de antisemitische spreekkoren van een deel van het publiek tijdens de wedstrijd.
Deelt u de mening dat dergelijke uitingen verwerpelijk zijn en zeker niet als «normaal» geaccepteerd moeten worden? Zo ja, waarom is er dan klaarblijkelijk niets tegen gedaan?
Ja, ik vind deze uitingen zeker verwerpelijk. Discriminatie en racisme horen niet thuis in onze samenleving en dus ook niet in het voetbal. Elke uiting hiervan is er één te veel. Ik heb hierover meermaals met de KNVB contact gehad.
Het kabinet heeft samen met de KNVB in het plan «Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie buitenspel» maatregelen aangekondigd om iedere vorm van racisme en discriminatie bij het voetbal uit te bannen. Uw Kamer is op 8 februari 2020 over deze aanpak geïnformeerd2. De KNVB is hierover in gesprek met belangengroeperingen zoals de Anne Frank Stichting, het CIDI en het Supporterscollectief. Deze gesprekken zijn bedoeld om kennis en ervaringen uit te wisselen en samen op te trekken in de strijd tegen discriminatie.
Van de KNVB heb ik begrepen dat meegereisde PSV-stewards direct hebben ingegrepen door de eigen aanhang op hun gedrag aan te spreken. Dit heeft ertoe geleid dat de spreekkoren zijn gestopt.
De veiligheidsorganisatie van Ajax heeft tijdens de uitstroom één persoon aangehouden en overgedragen aan de politie als verdachte van discriminatie/belediging als gevolg van uitlatingen die deze supporter deed na de wedstrijd.
Zijn dergelijke uitingen strafbaar? Zo ja, is het u bekend of er aangifte is gedaan dan wel strafrechtelijk onderzoek is ingesteld of mogelijk gaat worden? Zo nee, waarom niet?
Het Wetboek van Strafrecht (Sr) kent verschillende artikelen waarin uitingen strafbaar zijn gesteld. Denk aan: eenvoudige belediging (art. 266 Sr), groepsbelediging (137c Sr) aanzetten tot haat, geweld of discriminatie (art. 137d Sr), bedreiging (art. 285 Sr) en opruiing tot een strafbaar feit (art. 131 Sr).
Er is geen aangifte bekend bij het Openbaar Ministerie (OM). Zoals gebruikelijk doet het OM op voorhand geen uitspraken over de vraag of bepaalde uitlatingen strafbaar zijn onder andere omdat dit per geval afhankelijk is van de feiten en omstandigheden.
Waarom is deze wedstrijd niet stilgelegd vanwege deze antisemitische uitingen?
In het handboek competitiezaken betaald voetbal van de KNVB is vastgesteld dat bij discriminatoire, racistische en/of antisemitische spreekkoren direct wordt overgegaan tot het door de speaker oproepen tot stoppen met spreekkoren en dat bij herhaling de wedstrijd wordt stilgelegd. In dit geval grepen de stewards van PSV direct in waardoor de spreekkoren stopten.
Worden er naar aanleiding van deze uitingen stadionverboden opgelegd? Zo nee, waarom niet?
Indien betrokkenen zoals clubs, politie/OM dossiers aanleveren bij de KNVB waaruit blijkt welke personen zich schuldig hebben gemaakt aan deze spreekkoren, zal de KNVB overgaan tot het opleggen van landelijke stadionverboden.
Ook kan de KNVB aan clubs, waarbij supporters zich schuldig hebben gemaakt aan kwetsende spreekkoren, voorstellen om een alternatief traject – zoals deelname aan het Spreekkoren project van de Anne Frank stichting – te volgen in ruil voor strafvermindering. Deze vermindering geldt alleen voor de straf die vanuit de KNVB wordt opgelegd (civielrecht).
Ten aanzien van de persoon die aangehouden is, heeft de politie de zaak overgedragen aan het OM. Het OM beoordeelt op dit moment het dossier.
Als een persoon wordt veroordeeld vanwege het doen van een strafbare uitlating, dan kan de strafrechter ook een strafrechtelijke gedragsaanwijzing ex art 38v Sv geven, zoals een stadionverbod of meldplicht. De strafrechter kan daarbij verzocht worden om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zodat de veroordeelde persoon meteen aan de gedragsaanwijzing gehouden kan worden, ook al wordt beroep ingesteld.
Hebben de KNVB en PSV publiekelijk op deze uitingen gereageerd? Zo ja, in welke zin? Zo nee, waarom niet? En kunt u uw oordeel hierover geven?
Uit de informatie die ik van de KNVB heb ontvangen, is niet gebleken dat beide clubs publiekelijk op deze uitingen hebben gereageerd. De KNVB en PSV keuren echter iedere vorm van antisemitische uitingen af. In het verleden heeft de KNVB in de media al meerdere malen hun afschuw uitgesproken over dergelijke uitlatingen. Het is aan de KNVB en clubs om te bepalen of ze publiekelijk op uitingen willen reageren.
Wat is de stand van zaken van het aanvalsplan tegen racisme in het voetbal?2 Waarop is het nog wachten alvorens daadwerkelijk opgetreden gaat worden tegen dergelijke spreekkoren?
Op 8 februari 2020 heeft de voormalig Minister van Medische Zorg en Sport mede namens mij uw Kamer het plan «Ons Voetbal is van iedereen. Samen zetten wij racisme en discriminatie buitenspel» toegestuurd. In het plan, dat samen met de KNVB is opgesteld, staan diverse maatregelen genoemd die ingezet worden om racisme en discriminatie in het voetbal te voorkomen, signaleren en sanctioneren. De bijdrage vanuit JenV bestaat uit:
In overleg met de KNVB, politie, OM en gemeenten wordt de afstemming tussen de verschillende soorten maatregelen aangescherpt zodat de meeste effectieve maatregel kan worden genomen om discriminatie en racisme te voorkomen en te bestrijden. Zo werkt de KNVB aan een aanpassing van het Handboek Competitiezaken op het terrein van het doen van aangifte van strafbare feiten door de club (of speler).
Gebleken is inmiddels dat de bekendheid met de bestaande mogelijkheden van de verschillende sanctiemogelijkheden onvoldoende bij de verschillende partners bekend zijn. Voetbalprofessionals blijven uitgenodigd worden voor bijeenkomsten over de verschillende sanctiemogelijkheden en de samenhang hiertussen.
Zo is op 3 maart jl. een bijeenkomst in Utrecht georganiseerd waar meer dan 140 voetbalprofessionals uit het hele land aanwezig waren. Tijdens de bijeenkomst is het onderwerp racisme aan bod gekomen en is een workshop gegeven over de samenhang tussen civiel, bestuurs- en strafrechtelijke mogelijkheden.
Partijen constateren dat de inzet van de (digitale) meldplicht relatief klein is. Een meldplicht kan in het civiel- (vrijwillige basis), straf- en bestuursrecht worden opgelegd. Met onder andere het OM, de Nationale politie, gemeenten en de KNVB wordt besproken hoe de meldplicht bij het voorkomen en bestrijden van discriminatie en racisme beter in te zetten zijn.
De persoonsgerichte aanpak is bedoeld om met repressieve en preventieve interventies hardnekkige patronen van ordeverstoorders in het voetbal te doorbreken. Geprioriteerde personen worden naar een zorg- en/of justitieel traject geleid. Daarbij is aandacht voor de persoon zelf en voor zijn (gezins)systeem. Het bevoegd gezag (openbaar bestuur en/of openbaar ministerie) voert de regie over de persoonsgerichte aanpak. De werkgroep heeft als doel om voor eind 2020 de persoonsgerichte aanpak in alle bvo-gemeenten te realiseren.
Politie en OM zetten ook nu al stevig in om discriminatie en racisme in en rondom stadions aan te pakken. Het is en blijft een aandachtspunt. Ook is recherchecapaciteit beschikbaar voor dergelijke overtredingen.
Voor wat betreft de aanpak van daders; individuen die zich schuldig maken aan groepsbelediging en/of discriminatie worden gestraft met een stadionverbod van vijf jaar (dat wordt vanaf volgend seizoen 10 jaar) en kunnen hoge boetes krijgen. Ook kan de KNVB aan clubs, waarbij supporters zich schuldig hebben gemaakt aan kwetsende spreekkoren, voorstellen om een alternatief traject – zoals deelname aan het Spreekkoren project van de Anne Frank stichting – te volgen in ruil voor strafvermindering.
Daarnaast kunnen OM en politie een strafrechtelijk onderzoek starten.
In het plan «Ons voetbal is van iedereen» is aangekondigd om in stadions meer gebruik te maken van slimme technologieën. Slimme technologieën kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de strafrechtelijke vervolging van racisme en discriminatie. Clubs kunnen aangifte doen bij de politie en daarbij bijvoorbeeld beelden aan hen overdragen. Op dit moment doet een aantal clubs dat al. De beelden alleen zijn niet altijd voldoende voor een strafrechtelijke vervolging omdat geluid ontbreekt of de beelden niet scherp genoeg zijn. Juist bij de opsporing én vervolging van discriminatoire uitlatingen is het van belang om vast te stellen wat de precieze uitlating is en door wie deze gedaan wordt. Met de huidige middelen (oa. reguliere camera’s en inzet stewards) is voldoende strafrechtelijk bewijs vaak lastig rond te krijgen.
Rondom de slimme technologie wordt vanuit het plan een challenge georganiseerd waarbij het beste voorstel in de praktijk zal worden getest. De resultaten zullen inzicht geven in hoeverre speciale technologieën kunnen bijdragen aan de opsporing van daders. Op voornoemde wijze geef ik invulling aan de motie van Dijk en Yeşilgöz-Zegerius (Kamerstuk 35 300 XV, nr. 22).
De omvang en aanpak van seksuele intimidatie en geweld jegens meisjes en vrouwen in Amsterdam. |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met de maatregelen die de gemeente Amsterdam invoert om de veiligheid van meisjes en vrouwen op straat te verbeteren en circuits van seksuele intimidatie en misbruik tegen te gaan?1 2
Ja.
Wat is uw appreciatie van dit pakket aan maatregelen?
Seksuele intimidatie en misbruik van meisjes en vrouwen zijn onacceptabel. De persoonlijke gevolgen zijn van lange duur en de impact op het persoonlijk leven en de samenleving is enorm. Een krachtige aanpak tegen intimidatie en misbruik is dan ook noodzakelijk. Het probleem is deels onzichtbaar en ongrijpbaar en daarom heeft de gemeente Amsterdam onderzoek laten uitvoeren. Op basis van de opbrengsten van dit onderzoek, een ambtswoninggesprek met vertegenwoordigers van relevante partijen en het benutten van resultaten van andere onderzoeken, is de gemeente Amsterdam gekomen tot een pakket aan maatregelen. De maatregelen richten zich op verschillende oorzaken en oplossingen van de problematiek. Zo wordt gestart met een nieuwe persoonsgerichte aanpak voor jonge vrouwen die kampen met complexe problematiek en herhaald slachtofferschap. De maatregelen zijn ingestoken vanuit zowel zorg als veiligheid, worden gedragen door het gehele college en de inwoners van Amsterdam worden betrokken bij de aanpak. Als onderdeel van de campagne «Jij staat niet alleen» staat een netwerk van sterke Amsterdamse vrouwen meisjes in problemen bij. Ik heb waardering voor deze aanpak en ik hoop dat de maatregelen die de gemeente treft een verschil gaan maken voor meisjes en vrouwen die op dit moment te maken hebben met seksuele intimidatie en misbruik.
Wat is uw reactie op de onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat 81% van de meisjes en 51% van de vrouwen in Amsterdam last heeft van straatintimidatie? En dat veel meisjes in nood niet of te laat hulp zoeken?
De cijfers zijn schrijnend. Ze laten zien dat een krachtige aanpak van intimidatie en misbruik in Amsterdam noodzakelijk is. Het zou goed zijn als van deze aanpak ook het effect uitgaat dat meisjes in deze situatie hulp kunnen zoeken als dat nodig is. In het algemeen zien we dat de drempel om te praten over seksueel geweld en seksuele intimidatie hoog is omdat schaamte en angst een rol spelen.
Deelt u de opvatting dat de situatie in Amsterdam niet op zichzelf staat en dat omwille van de veiligheid van meisjes en vrouwen het noodzakelijk is deze problematiek ook in de rest van Nederland in kaart te brengen en de aanpak ervan te bevorderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe ziet u uw eigen rol hierin?
De situatie in Amsterdam staat inderdaad niet op zichzelf. Hier is inmiddels het nodige onderzoek naar gedaan. Landelijke cijfers laten zien dat 53% van de vrouwen in de leeftijd 18–80 jaar seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft meegemaakt3 en 48% van de minderjarige meisjes.4 Het is belangrijk dat ook in de rest van Nederland de veiligheid van meisjes en vrouwen op straat verbeterd wordt en circuits van seksuele intimidatie en misbruik tegen worden gegaan. De verschijningsvormen van intimidatie en misbruik kunnen per gemeente verschillen. En daarmee ook de oplossingen. De kracht van de aanpak zit in het vinden van aansluiting bij de lokale situatie. Het is primair aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en aan de gemeenten zelf om hierin een rol te spelen (zie het antwoord op vraag 6).
Kunt u inzichtelijk maken of, en zo ja hoe, op dit moment wordt gewerkt aan een nationale gedeelde gendersensitieve aanpak?
Nederland heeft het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het Verdrag van Istanbul) geratificeerd. Onlangs heeft Nederland een evaluatierapport ontvangen over de uitvoering van dit verdrag. Een van de aanbevelingen aan Nederland is het herzien van de door GREVIO5 beoordeelde Nederlandse genderneutrale aanpak. Samen met de andere betrokken departementen, NGO’s en experts ga ik de komende tijd in gesprek over aanbevelingen in het evaluatierapport, waaronder deze. Mede op basis van de uitkomsten van dit gesprek, maak ik keuzes voor het vervolg. In de reactie op het evaluatierapport die ik mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heb gestuurd aan de Raad van Europa, heb ik aangegeven er naar te streven hen dit najaar te informeren over het vervolg.
Bent u bereid om binnen de Vereniging Nederlandse Gemeenten de Amsterdamse onderzoeken en aanpak onder de aandacht te brengen en de Kamer te informeren over welke voornemens in de rest van Nederland hieruit voortvloeien?
De Amsterdamse onderzoeken en aanpak zijn al onder de aandacht van de VNG. De VNG heeft een overlegstructuur ingericht die fungeert als platform voor onder meer het uitwisselen van informatie, zienswijzen en ervaringen en voor het komen tot afspraken over wat door de gemeenten gezamenlijk wordt aangepakt. Onderdeel
van dit platform is een werkgroep die zich specifiek richt op de aanpak van seksueel geweld.
Vanuit het programma «Geweld Hoort Nergens Thuis» (GHNT) geven we opvolging aan de aanbeveling van de Nationaal Rapporteur (NR) om de coördinatie van de aanpak van seksueel geweld te versterken. We starten hiermee bij één of twee regio’s om ervaringen op te doen. De resultaten hiervan worden gedeeld met andere gemeenten. In de voortgangsrapportage van GHNT zullen wij uw Kamer hierover eind 2020 nader informeren.
Op initiatief van het Ministerie van OCW zijn in 2018 in het kader van het programma «Veilige Steden» 11 gemeenten, waaronder de gemeente Amsterdam, gestart met initiatieven om de veiligheid van vrouwen en meisjes te verbeteren. Binnen dit programma ontvangen gemeenten financiële ondersteuning bij het ontwikkelen van beleid ter voorkoming van geweld tegen vrouwen. In 2019 is besloten dit programma te verlengen tot en met 2021 en uit te breiden naar meerdere gemeenten. Binnenkort verschijnt de «voortgangsrapportage Emancipatie 2020». Hierin wordt ook gerapporteerd over de voortgang van het programma «Veilige Steden».
Daarnaast is in de brief van 22 mei 20196 door de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, het voornemen aangekondigd tot introductie van nieuwe strafbaarstellingen van seks tegen de wil en seksuele intimidatie in het Wetboek van Strafrecht.
Zoals kenbaar gemaakt in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 12 november 20197 wordt geïnvesteerd in de uitbreiding van de zedenteams. Dit naar aanleiding van de motie van het lid Klaver c.s. waarbij structureel 15 miljoen extra beschikbaar wordt gesteld voor extra capaciteit voor de zedenpolitie, opleiding tot zedenrechercheurs en forensisch (medisch) onderzoek. Hiermee wordt de komende jaren een stevige impuls gegeven aan de kwaliteit en capaciteit in de behandeling van zedenzaken en daarmee ook aan de doorlooptijden bij zedenzaken. In totaal komen er gefaseerd circa 90 zedenrechercheurs bij.
Het bericht 'Lagere ticketprijzen tussen eilanden laten nog wel even op zich wachten' |
|
Attje Kuiken (PvdA), André Bosman (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Lagere ticketprijzen tussen eilanden laten nog wel even op zich wachten»?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom er tot op heden nog geen concrete maatregelen genomen zijn op basis van het uitgebrachte advies? Begrijpt u ons chagrijn dat het zo lang moet duren, voordat er daadwerkelijk actie wordt ondernomen?
In antwoord op uw vragen 2 en 3 kan ik u aangegeven dat ik hiermee bekend ben. De expertgroep connectiviteit heeft in vervolg op de uitkomsten van de SEO studie «Connectiviteit Caribische deel van het Koninkrijk» dat op 5 maart 2019 aan uw Kamer is verstuurd (kenmerk: IenW/BSK-2019/32811) aanbevolen om een bepaald aantal tickets voor de noodzakelijke reizen van de bewoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba gedeeltelijk te compenseren.
Daarnaast zijn er door Saba en Sint Eustatius specifiekere voorstellen gedaan om de connectiviteit binnen het Koninkrijk te verbeteren en de tarieven te verlagen.
Wij werken in samenspraak met Caribisch Nederland en de betrokken ministeries/collega’s van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken en Klimaat aan een voorstel om de connectiviteit binnen het Koninkrijk te verbeteren en de tarieven waar mogelijk te verlagen. Daarbij worden deze aanbevelingen en bevindingen meegewogen en worden de mogelijkheden die ferryverbindingen bieden om de connectiviteit binnen Caribisch Nederland te verbeteren ook nader uitgewerkt.
Bent u bekend met de (nadelige) economische en sociale gevolgen van het uitblijven van betaalbare tickets en andere zaken die de connectiviteit tussen de Nederlands Caribische eilanden zouden verbeteren voor de eilandbewoners? En zo ja, waarom blijven concrete maatregelen uit? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid op een andere wijze de eilandbewoners te compenseren voor de kosten die zij nu moeten maken als het gaat om onder meer familiebezoek, ziekenhuisbezoek, onderwijs of werk, dat het noodzakelijk maakt om tussen de eilanden te reizen? En zo nee, waarom niet? En zo ja, op welke termijn gaat u concrete maatregelen nemen?
Onder verwijzing naar mijn antwoord op uw vragen 2 en 3 werken wij aan een voorstel om de connectiviteit binnen het Koninkrijk te verbeteren en de tarieven voor het vervoer van de eilandbewoners waar mogelijk te verlagen. Daarbij wordt meegenomen om wat voor soort reizen van de eilandbewoners het specifiek gaat.
Op welke termijn gaat u daadwerkelijk maatregelen nemen om de huidige situatie te verbeteren?
In eerste instantie zal het voorstel om de huidige situatie te verbeteren in samenspraak met de landen van het Koninkrijk en de overige betrokken departementen nader vorm gegeven moeten worden en moeten worden getoetst op juridische, financiële en organisatorische haalbaarheid. Daarbij zal ook moeten worden onderzocht binnen welke termijn het voorstel geïmplementeerd kan worden. Er kan daarom in dit stadium nog niet aangegeven worden binnen welke termijn er maatregelen genomen kunnen worden. Zodra wij hierover meer duidelijkheid hebben, zullen wij u hier nader over informeren.
Kunt u deze vragen gelijktijdig beantwoorden met de vragen die door de commissie zijn opgesteld naar aanleiding van het laatste Interparlementair Koninkrijksoverleg (IPKO)?
In verband met de gevolgen van de uitbraak van het virus dat de ziekte COVID-19 veroorzaakt is dit om procedurele redenen niet gelukt.
Het vernieuwde communicatienetwerk C2000 |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u de berichten «Vernieuwd communicatienetwerk C2000 voor hulpverleners in werking getreden»1 en «Communicatiedienst voor hulpdiensten had korte tijd storing»?2
Ja.
Herkent u het beeld dat, na de migratie naar het nieuwe netwerk, met name de politie te maken had met portofoons die slecht bereikbaar waren?
In mijn brief van 28 januari 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat in de nacht van 27 op 28 januari 2020 de migratie naar het vernieuwde spraaknetwerk van C2000 heeft plaatsgevonden.3 In die nacht zijn ongeveer 600 zendmasten omgezet en is nieuwe radioapparatuur aangezet. Dit was een grootschalige operatie die minutieus is voorbereid en volgens plan is verlopen.
Zoals ik u ook in mijn brieven van 10 oktober 2019 en 28 januari 2020 meldde, heeft een nieuw netwerk dat zo omvangrijk is als het vernieuwde C2000-spraaknetwerk enige tijd nodig voordat het volledig ingeregeld is.4 Daarmee is rekening gehouden bij de huidige fase van het eerste gebruik die zorgvuldig is voorbereid in afstemming met politie, brandweer, veiligheidsregio’s, ambulancediensten en Defensie. Uw Kamer is hierover geïnformeerd tijdens een besloten technische briefing op 11 december 2019 aan de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid.
Inmiddels presteert het nieuwe netwerk goed maar zijn er wel, zoals ook was verwacht, enkele aanloopproblemen geconstateerd die alleen bij intensief dagelijks gebruik, en niet in een testomgeving, naar voren komen. Aangezien de veiligheid van burgers en hulpverleners voorop staat bij de uitrol van het nieuwe spraaknetwerk, is hierop geanticipeerd door een nazorgteam in te richten van specialisten van het meldkamerdienstencentrum, het programmateam Implementatie Vernieuwd C2000 en de leveranciers. Bovendien hebben de hulpdiensten van tevoren besproken maatregelen getroffen om continuïteit van de communicatie te waarborgen. Die maatregelen voor alternatieve communicatie hebben zich al in de migratienacht en de nazorgfase bewezen.
In de dagen na de migratie bleek bijvoorbeeld een aantal portofoons verbinding met het netwerk te verliezen bij het verplaatsen van de ene naar de andere mast (het zogeheten roaming). Bij het herstarten van het apparaat herstelde de verbinding zich weer. Dit verbindingsprobleem had voornamelijk invloed op de politie.
Dit aanloopprobleem is inmiddels grotendeels verholpen.
Herkent u signalen dat gebieden, die voor de migratie naar het nieuwe C2000 netwerk slecht bereikbaar waren, na de migratie nog slechter bereikbaar waren, onder andere omdat de meldkamer onverstaanbaar is, dat het bereik met portofoon en mobilofoon weg is en dat portofoons uitvallen en opnieuw gereset moeten worden?
Ja, ik herken deze signalen. Het resetten van de portofoon heeft betrekking op het verbindingsprobleem dat ik in het antwoord op vraag 2 heb toegelicht.
Ten aanzien van de dekking van het netwerk merk ik het volgende op. Ieder radiocommunicatienetwerk heeft in bepaalde gebieden minder dekking. Het analyseren en verbeteren van de dekking is onderdeel van nazorg en beheer van het nieuwe netwerk. Vanuit het perspectief van de gebruiker zijn verbindingsproblemen (zie mijn antwoord op vraag 2) en dekkingsissues niet van elkaar te onderscheiden. De verwachting is daarom dat een aantal gemelde dekkingsissues tegelijk met de verbindingsproblemen wordt opgelost. Elke melding van dekkingsproblemen wordt serieus genomen en er zijn extra teams ingericht om klachten met metingen te verifiëren en te analyseren.
Klopt het dat C2000 in Noord-Holland vanwege een storing enige tijd onbereikbaar was? Hebben dergelijke storingen zich in meer delen van het land voorgedaan?
Op 30 januari jl. is de radiobediening in de meldkamers door een menselijke fout ca. 10 minuten uitgevallen. Het C2000-spraaknetwerk was gewoon beschikbaar. Het betrof een korte landelijke storing. Er zijn maatregelen genomen om dit in de toekomst te voorkomen. Deze korte storing had niet te maken met de vernieuwing van het netwerk.
Hoe vaak zijn ’s nachts updates van het netwerk uitgevoerd en tot welk resultaat hebben deze updates geleid?
Tot nu toe zijn er drie keer updates uitgevoerd die erop gericht waren de kwaliteit van het spraaknetwerk te verbeteren. Deze updates hebben een positief effect gehad en hebben tot een significante afname van de aanloopproblemen geleid.
Klopt het dat bovengenoemde problemen zich bij de ambulance en brandweer minder voordoen door minder portofoongebruik, maar ook door het gebruik van een ander merk portofoon?
Het klopt dat de genoemde aanloopproblemen zich bij ambulance, brandweer en Defensie over het algemeen minder hebben voorgedaan. Naar het zich nu laat aanzien betrof het bij het antwoord op vraag 2 beschreven verbindingsprobleem voornamelijk een bepaald merk portofoons.
In hoeverre zijn de hierboven gesignaleerde problemen voorzien? Is hier qua veiligheid van hulpverleners voldoende rekening mee gehouden?
Zoals ik u in mijn brieven van 10 oktober 2019 en 28 januari 2020 meldde, heeft een nieuw netwerk dat zo omvangrijk is als het vernieuwde C2000-spraaknetwerk enige tijd nodig voordat het volledig ingeregeld is. Daarmee is in de huidige fase van het eerste gebruik rekening gehouden. Deze fase is zorgvuldig voorbereid in afstemming met politie, veiligheidsregio’s, brandweer, ambulancediensten en Defensie. Aangezien C2000 de communicatieve life line van de hulpdiensten is, is de veiligheid van burgers en hulpverleners hierbij leidend geweest.5
Er is een nazorgteam ingericht van specialisten van het meldkamerdienstencentrum, het programma Implementatie Vernieuwing C2000 en de leveranciers.
Bovendien hebben de hulpdiensten van tevoren besproken maatregelen getroffen om continuïteit van de communicatie te waarborgen. Die maatregelen voor alternatieve communicatie hebben zich al in de migratienacht en in de nazorgfase bewezen.
Klopt het dat het nog maanden kan duren voordat het C2000 netwerk helemaal ingeregeld is?
Het zal enige tijd duren voordat het netwerk ingeregeld is. Het zo snel mogelijk oplossen van de aanloopproblemen rondom het nieuwe spraaknetwerk van C2000, die van verschillende aard zijn, heeft voor mij, maar natuurlijk ook voor de hulpverleningsdiensten, de hoogste prioriteit. Naarmate de tijd vordert nemen de nog in te regelen knelpunten in aantal en qua impact af totdat een reguliere beheersituatie ontstaat. Daarbij is het goed om te realiseren dat ook bij een ingeregeld netwerk van de omvang van het huidige spraaknetwerk van C2000 geldt dat er zich regelmatige technische issues voordoen die vervolgens ook weer opgelost dienen te worden.
Het falend terugkeerbeleid |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Justitie raakte tientallen uitzetbare illegale Marokkanen «kwijt»»1, «Kabinet maakt eigen plannen terugsturen asielzoekers niet waar»2 en «Justitie subsidieert twijfelachtige terugkeerprojecten asielzoekers»?3
Ja.
Is het waar dat Marokko bereid is 52 uitgeprocedeerde asielzoekers terug te nemen, maar dat er slechts een persoon van die groep in Nederland gevonden kon worden? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit een blamage is en waarom? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Dit ligt genuanceerder. In de regel kan worden gesteld dat een land meewerkt aan gedwongen terugkeer als het bereid is een (vervangend) reisdocument te verstrekken voor vreemdelingen die niet in het bezit zijn van geldige reisdocumenten. Dit vergt doorgaans allereerst dat de nationaliteit van de vreemdeling wordt vastgesteld door de autoriteiten van het land. Als de nationaliteit bevestigd is, verzoekt de DT&V het herkomstland om afgifte van een (vervangend) reisdocument. Dat gebeurt doorgaans enkele dagen voor de geplande uitzettingsdatum. Een vastgestelde nationaliteit hoeft niet per definitie te betekenen dat het herkomstland ook een (vervangend) reisdocument afgeeft. Het is bekend dat de samenwerking met Marokko op het gebied van gedwongen vertrek onvoldoende is en daar samen met het Ministerie van Buitenlandse zaken hard aan wordt gewerkt.
De DT&V ontving in juni 2018 een lijst vanuit Marokko met circa 60 nationaliteitsvaststellingen. Let wel, dit zijn geen reisdocumenten. Zoals hiervoor aangegeven: de reisdocumenten worden doorgaans pas enkele dagen voor een geplande vlucht door het land van herkomst verstrekt. De betreffende nationaliteitsvaststellingen hadden voornamelijk betrekking op zaken die al langer geleden aan Marokko waren aangeboden. Vanaf het moment dat de DT&V gevraagd had om vaststelling van de nationaliteit tot het moment dat deze door Marokko bevestigd werd, zat gemiddeld ruim 500 dagen. Gedurende deze 500 dagen zijn de meeste van deze personen uit het zicht verdwenen. Ook ik had liever gezien dat ze nog beschikbaar waren geweest voor terugkeer naar Marokko, maar zoals u bekend, zitten er de nodige beperkingen aan de mogelijkheden om iemand in bewaring te stellen. Een bewaringstermijn van 500 dagen is in de regel niet toegestaan. Het versnellen van de nationaliteitsvaststelling door een derde land is ook onderdeel van onze inzet om te komen tot betere terugkeersamenwerking waar nodig. Naast tekortschietende afgifte van reisdocumenten is dit een indicator van hoe goed de terugkeersamenwerking met een land is.
Deelt u de mening dat drukmiddelen die in het regeerakkoord staan om herkomstlanden aan te zetten tot het terugnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers, waaronder het onthouden van ontwikkelingsgeld, het verstrekken of weigeren van landingsrechten of visa, nogal kolderiek en gebakken lucht zijn zolang het probleem ligt bij het feit dat Nederland de uit te zetten asielzoekers niet meer kan vinden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De situatie vraagt om meer mogelijkheden om vreemdelingen in het oog te houden. Het kabinet zet zich er dan ook voor in om in de Europese regelgeving meer ruimte voor het opleggen en laten voortduren van vreemdelingenbewaring op te nemen. Tegelijk zet ik uiteraard in op een snellere doorlooptijd van de identificatieprocedure in de landen van herkomst. Dat soms meer dan anderhalf jaar op een antwoord moet worden gewacht, is natuurlijk niet iets dat alleen door langere bewaringsduur kan worden ondervangen, maar vergt ook een andere inzet door de landen van herkomst. Het kabinet zet zich dan ook eveneens in voor meer medewerking van landen van herkomst om zo meer terugkeer gerealiseerd te krijgen. Dat is met een aantal landen van herkomst noodzakelijk.
In hoeveel gevallen per jaar gebeurt het dat het herkomstland wil meewerken aan de terugkeer van een uitgeprocedeerde asielzoeker maar dat die asielzoeker niet meer gevonden kan worden?
In de regel kan worden gesteld dat een land meewerkt aan gedwongen terugkeer als het bereid is een (vervangend) reisdocument te verstrekken voor vreemdelingen die niet in het bezit zijn van geldige reisdocumenten. Dit vergt doorgaans allereerst dat de nationaliteit van de vreemdeling wordt vastgesteld door de autoriteiten van het land. Als de nationaliteit bevestigd is, verzoekt de DT&V het herkomstland om afgifte van een (vervangend) reisdocument. Dat gebeurt doorgaans enkele dagen voor de geplande uitzettingsdatum. Hoewel de meeste landen in het algemeen bereid zijn een reisdocument te verstrekken voor gedwongen terugkeer als de nationaliteit is vastgesteld, is dit niet altijd het geval.
In 2019 zijn ca. 40 nationaliteitsbevestigingen afgegeven voor vreemdelingen die op het moment van de bevestiging reeds buiten beeld waren.
Ook na het ontvangen van een nationaliteitsbevestiging kunnen vreemdelingen uit beeld verdwijnen of anderszins niet meer beschikbaar zijn voor gecontroleerde terugkeer, bijvoorbeeld omdat ze een toelatingsprocedure zijn gestart die in Nederland mag worden afgewacht of zelfstandig vertrekken zonder afmelding en toezicht. Voor laatstgenoemde categorie geldt dat in 2019 ca. 420 vreemdelingen na ontvangst van de nationaliteitsbevestiging uit beeld zijn verdwenen. In deze zaken is het om uiteenlopende redenen niet gelukt om gedurende de periode dat de vreemdeling nog beschikbaar was voor zijn vertrek een (vervangend) reisdocument te ontvangen vanuit het herkomstland.
Hoeveel uitgeprocedeerde asielzoekers verblijven er op dit moment in Nederland? Hoeveel verblijven er naar schatting in de illegaliteit of elders in de EU?
Het WODC is momenteel bezig met een nieuw onderzoek naar hoeveel mensen mogelijk in Nederland verblijven die geen rechtmatig verblijf hebben. Zodra de uitkomsten daarvan bekend zijn, zal ik u berichten.
Deelt u de mening dat, omdat er nauwelijks greep is op een grote groep uitgeprocedeerde asielzoekers in de illegaliteit en niet uitgezet kan worden, het asielbeleid wordt ondergraven? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo nee, waarom niet en waar blijkt dan uit dat het terugkeerbeleid wel succesvol is?
Ja, daarom zet het kabinet zich in voor meer bewaring. Dat is ook de Nederlandse inzet in de Europese Unie en in het bijzonder bij de herziening van de terugkeerrichtlijn. De toepassing van bewaring is één ding: daarnaast zet het kabinet zich ook in voor meer medewerking van landen van herkomst om zo meer terugkeer gerealiseerd te krijgen.
Deelt u de mening dat uit de uitzending van Nieuwsuur4 blijkt dat het op zijn best onduidelijk is of de speciale trainingen voor uitgeprocedeerde asielzoekers effectief zijn en op zijn slechts er op duiden dat de subsidies voor dat doel weggegooid geld zijn? Zo ja, wat gaat u doen om deze subsidies wel effectief voor het doel van terugkeer in te zetten? Zo nee, waarom niet?
De voorbeelden die in de Nieuwsuur uitzending werden aangehaald betroffen een lokaal project van de gemeente Amsterdam voor de LVV en een experimenteel deelproject in de gemeente Rotterdam voor bed, bad en brood (inmiddels overgegaan in de LVV). Het eerste project valt niet onder de subsidieregeling Ondersteuning Zelfstandig Vertrek die de DT&V uitvoert. Het andere project richt zich specifiek op de activering van een doelgroep die moeilijk uit te zetten valt.
Omdat ik het echter wel belangrijk vind inzage te geven in de besteding van de subsidiegelden die onder deze regeling vallen, heb ik opdracht gegeven de regeling te evalueren. Daarbij zal vanzelfsprekend ook het effect op terugkeer worden meegenomen.
Het onderzoekverloop naar de dood van Dascha Graafsma |
|
Jan de Graaf (CDA), Niels van den Berge (GL), Attje Kuiken (PvdA), Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u, in algemene zin, een beeld schetsen hoe de second opinion naar de doodsoorzaak van Dascha Graafsma is vormgegeven?
Het College van procureurs-generaal heeft mij het volgende bericht. Naar aanleiding van aanhoudende twijfels van de nabestaanden over de doodsoorzaak van Dascha Graafsma heeft het Openbaar Ministerie (OM) besloten een second opinion uit te laten voeren. De second opinion wordt verricht door de forensische opsporing van een andere politieeenheid. De desbetreffende forensisch experts van de eenheid Amsterdam zijn niet eerder bij het onderzoek betrokken geweest en zijn gevraagd met een frisse blik te kijken naar de conclusies van het verrichte forensische onderzoek. Bij de forensische second opinion worden door hen zowel de bevindingen van de politie MiddenNederland, de schouwarts en de toxicoloog van het NFI betrokken als ook de bevindingen van de door de nabestaanden ingeschakelde forensisch deskundigen.
Hoe wordt in de praktijk voorkomen dat de stelling dat de eerdere vaststellingen rond de dood van Dascha onvolkomenheden bevatte, maar geen aanleiding geeft te twijfelen aan de eindconclusies het huidige onderzoek beïnvloedt?1
De resultaten van de forensische second opinion zullen door de zaaksofficier of rechercheofficier van het arrondissementsparket Midden-Nederland worden voorgelegd aan ervaren officieren van justitie van verschillende OM-onderdelen, die niet eerder bij het onderzoek betrokken waren. In een zogenoemde reflectiebijeenkomst zullen deze resultaten kritisch worden beschouwd.
De vraag die in deze reflectiebijeenkomst centraal zal staan is of de uitkomsten van de forensische second opinion, in combinatie met het opsporingsonderzoek van de politie en het rapport van de onderzoekers van de nabestaanden aanwijzingen opleveren voor een misdrijf en daarom een voortzetting of heropening van het onderzoek rechtvaardigen.
Geven de ervaringen in de onderzoeken die tot nu toe zijn gedaan en de bevindingen van de kring rond Dascha aanleiding voor maatregelen ten aanzien van de wet- en regelgeving, de toepassing van de onderzoekskaders en/of de wijze waarop nabestaanden worden betrokken in het onderzoek?
Nee.
Zijn u de klachten en wensen van de nabestaanden van Dascha bekend? Zo ja, herkent u zich in hun gevoel dat de structuur van het proces en de organisatie(cultuur) de werkwijze in de communicatie bemoeilijkt en hindernissen opwerpt om nieuwe feiten en omstandigheden in het onderzoek met elkaar te delen? Zo ja, bent u bereid maatregelen te nemen om de waarheidsvinding in dit soort onderzoeken verder te versterken en welke maatregelen neemt u zich precies voor?
De klachten en wensen van de nabestaanden zijn bij het OM bekend. Het OM en ik vinden het van groot belang dat zo open mogelijk gecommuniceerd wordt met de nabestaanden. De politie en het OM hebben veelvuldig contact met de nabestaanden en/of team TDO en de nabestaanden zijn in de gelegenheid gesteld om het dossier in te zien en daarover vragen te stellen. De politie en het OM hebben daarnaast geprobeerd zo goed mogelijk antwoord te geven op de vragen die bij de nabestaanden/team TDO leven. De kanttekeningen van de nabestaanden/team TDO bij het onderzoek zijn serieus bekeken. Het OM en politie hebben excuses gemaakt voor eerdere communicatie waarin te stellig werd geconcludeerd dat in deze zaak sprake was van zelfdoding. Ook ik betreur deze gang van zaken. Door de nabestaanden zo goed mogelijk te blijven informeren en hun vragen te beantwoorden zet het OM in op een open en duidelijke communicatie richting nabestaanden.
Het bericht dat de veiligheid in de gevangenis van Lelystad in gevaar is |
|
Michiel van Nispen , Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten over de toename van het aantal incidenten in gevangenissen? Hoe verklaart u deze toename?1 2 3
Ja, ik heb hier kennis van genomen.
Als het gaat over het totaal aantal incidenten waarover de inrichtingen het hoofdkantoor van de Dienst Justitiële Inrichtingen informeren, dan is er in de afgelopen jaren juist sprake van een daling.
Incidenten binnen de inrichtingen van DJI verschillen in vorm, omvang en ernst. Voorbeelden van incidenten die regelmatig voorkomen zijn brand, geweld, de vondst van contrabande, of een poging tot het binnensmokkelen ervan. Andere incidenten zijn (poging tot) suïcide, integriteitskwesties, ordeverstoringen, uitval van systemen etc. Inrichtingen handelen incidenten in principe zelf af, al dan niet samen met hulpdiensten.
Ondanks de daling heb ik geconstateerd dat DJI mij in de afgelopen periode regelmatig heeft geïnformeerd over ernstige geweldsincidenten tegen personeel. Dat beeld baart mij zorgen; personeel van DJI moet zijn werk veilig kunnen doen. Ik heb DJI gevraagd hier nader onderzoek naar te doen. Meer in het bijzonder naar de exacte aantallen, de omstandigheden waaronder deze incidenten hebben plaatsgevonden en de meerjarige ontwikkeling hiervan. Ik verwacht de uitkomst hiervan nog voor de zomer.
Voorop staat, dat bij geweld tegen medewerkers en geweld tussen gedetineerden onderling alleen de meest krachtige reactie past: strafcelplaatsing, maatregel van de directeur, aangifte, vervolgen en straffen. Daarnaast vind ik het van groot belang, dat de getroffen medewerkers de nazorg en aandacht krijgen die ze verdienen. In een gesprek met een aantal slachtoffers heb ik onlangs gezien dat het hoofdkantoor van DJI en de inrichtingen hier alles voor in het werk stellen.
Denkt u ook, net als de vakbonden, dat het aantal meldingen van incidenten tot nu toe slechts het topje van de ijsberg is? Zo nee, waar denkt u dat dit verschil in inzicht vandaan komt? Hoe weet u zo zeker dat alle incidenten geregistreerd worden?
Ernstige incidenten worden door de DJI aan het departement gemeld. Een samenvatting van deze meldingen wordt iedere maand op de website van DJI geplaatst. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 1 wordt een nadere analyse naar het totaal van de incidenten uitgevoerd.
Over de vraag of alle geweldsincidenten goed en volledig worden geregistreerd en er dus een compleet beeld is heeft de RSJ zich ook gebogen. De RSJ beveelt aan zorg te dragen voor een adequate registratie van geweld in PI’s ten aanzien van zowel gedetineerden als personeel. Deze aanbeveling heb ik overgenomen. Overigens is de registratie van incidenten in het afgelopen jaar al verbeterd.
Staat u nog steeds achter de beslissing om steeds meer gevangenissen te sluiten en in plaats daarvan mega-bajesen te openen? Maken deze mega-bajesen per definitie het werk voor het gevangenispersoneel niet onveiliger, omdat er zeer diverse doelgroepen in deze grote inrichtingen geplaatst worden? Kunt u uitgebreid op deze vragen ingaan?
De sluiting van gevangenissen was nodig om de leegstand tegen te gaan. De kwalificatie megabajes deel ik niet. Bovendien zijn er ook geen plannen om nieuwe gevangenissen te openen. Er is wel sprake van een aantal grote inrichtingen, waarin verschillende regimes worden aangeboden.
Bij de totstandkoming van deze PI’s en bij het bepalen van de benodigde formatie staat de veiligheid van medewerkers en personeel altijd voorop.
Dat leidt er onder meer toe dat het aantal personeelsleden in lijn wordt gebracht met het aantal gedetineerden en de regimes die gehanteerd worden. Binnen reguliere regimes wordt bijvoorbeeld uitgegaan van 2 personeelsleden op 24 uitgesloten gedetineerden. Bij bijzondere regimes als de EZV, ISD of PPC is die inzet hoger. De doelgroep, niet de grootte van de inrichting, is hierbij bepalend.
De grotere inrichtingen betreffen daarnaast deels nieuwe gebouwen met betere voorzieningen en een slimmere indeling van het gebouw. Dan kan het voorkomen dat de afdelingsgrootte in deze inrichtingen kleiner is dan in een aantal oudere inrichtingen.
In de praktijk komt het er op neer dat in grote en in kleine inrichtingen steeds goed gekeken moet worden naar het regime, het gebouw en de lokale omstandigheden die de veiligheid en benodigde personele inzet bepalen.
Wanneer denkt u de personeelscapaciteit binnen de gevangenissen op orde te hebben? Zou hier geen taskforce voor moeten komen?
In 2019 was de personele bezetting in lijn met de voor 2019 vastgestelde formatie. Met dien verstande dat dit mede komt door een inzet van externe inhuur van zo’n 5%. Per inrichting en per functiegroep verschilt het beeld.
Zoals eerder gemeld aan uw Kamer is DJI bezig met grootschalige werving om te voorzien in de vacatures die onder andere ontstaan door de natuurlijke uitstroom.4 Dit verloopt goed. Al met al zien we een toename van het vaste eigen personeel. Voor 2020 is meer personeel nodig als gevolg van het operationaliseren van extra capaciteit vanwege de stijgende gedetineerdenbezetting, waarover ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd.5 De werving wordt dan ook volop doorgezet. Het daadwerkelijk in gebruik nemen van extra capaciteit gebeurt pas als de personele bezetting beschikbaar is.
Met deze aanpak is de personele inzet in balans. Aangezien DJI gegeven de krappe arbeidsmarkt succesvol is in het grootschalig werven van personeel, zie ik geen aanleiding om hier een aparte taskforce voor in te richten.
Bent u bereid om in het kader van lastenverlichting voor het personeel minder gedetineerden op een meerpersoonscel te plaatsen, in ieder geval tot de personeelscapaciteit op orde is? Zo nee, waarom niet?
Nee. Hoewel ze niet voor elke gedetineerde geschikt zijn, zijn meerpersoonscellen een volwaardige vorm van detentie. Het gebruik van deze cellen stelt DJI in staat flexibel in te spelen op schommelingen in de bezetting.
Bij het bepalen van de benodigde personele inzet wordt gekeken naar het aantal gedetineerden en niet naar het aantal cellen. In geval van meerpersoonscelgebruik groeit het aantal personeelsleden dus mee met het aantal gedetineerden in de inrichting.
Is het nog wel mogelijk om gevangenen die geweld gebruiken als straf altijd afzonderlijk te plaatsen? Zo ja, kunt u dit uitgebreid onderbouwen? Zo nee, zou dit wellicht te maken kunnen hebben met de recente sluitingen van gevangenissen en dus de afgenomen celcapaciteit?
Bij het gebruik van geweld is het opleggen van een strafcelplaatsing gebruikelijk. Dat gebeurt door het plaatsen van de gedetineerde in een strafcel op de isoleerafdeling. Ik heb geen signalen dat er onvoldoende isolatiecellen in de inrichtingen zijn.
Alleen bij bijzondere incidenten als een grootschalige opstand kan het voorkomen dat er niet genoeg van dergelijke cellen zijn om alle straffen in één keer ten uitvoer te leggen. Deze strafcellen tellen niet mee in de operationele capaciteit en worden dan ook niet gebruikt om gedetineerden standaard te huisvesten. Ik zie dan ook geen relatie met de recente sluiting van een aantal gevangenissen.
Daarnaast kan een gedetineerde bestraft worden met een straf op eigen cel. Dit betekent dat hij of zij de TV en andere faciliteiten moet inleveren en een individueel regime volgt. Bij plaatsing in een meerpersoonscel betekent dit dat de straf niet (volledig) in afzondering plaatsvindt. De vestigingsdirecteur houdt daar bij het opleggen van de straf rekening mee.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg gevangeniswezen?
Ja.
De paspoorthandel van Malta en de betrokkenheid van een professor van de Rijksuniversiteit Groningen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Renske Leijten , Attje Kuiken (PvdA), Kees Verhoeven (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de recent openbaar gemaakte lijst van personen die de Maltese nationaliteit hebben gekregen tussen 2014 en 2018?1
Maltese regelgeving vereist de jaarlijkse publicatie in de «Government Gazette» van de namen van álle personen die de Maltese nationaliteit hebben verkregen, inclusief buitenlandse investeerders.
Hoe verhoudt deze lijst met meer dan 10.000 mensen zich, tot het door u genoemde rapport van de «Office of the regulator on the Individual Investor Programme» waaruit zou blijken dat tot november 2018, 961 mensen een paspoort hebben gekocht op Malta?2
Zoals in de beantwoording van vraag3 staat vermeld, zijn de gegevens in de recentelijk openbaar gemaakte lijst gebaseerd op de jaarlijkse publicatie in de «Government Gazette» van alle personen die de Maltese nationaliteit hebben gekregen. Dit kan bijvoorbeeld ook gaan om burgers die zijn genaturaliseerd na een huwelijk. Volgens het nieuwe jaarverslag van genoemd Office hebben tot 1 juli 2019 1.198 vreemdelingen de Maltese nationaliteit gekregen op basis van de investeerdersregeling4.
Bent u bekend met het feit dat in de afgelopen jaren o.a. de volgende personen een paspoort in Malta gekocht hebben:
De hierboven genoemde namen komen voor op de lijst waarnaar in vraag 1 wordt verwezen. Het kabinet acht de verkoop van paspoorten aan niet-EU burgers, die onder verdenking staan van misdrijven, ongewenst. Deze regeling heeft momenteel de aandacht van de Maltese politiek. Het Kabinet volgt de ontwikkelingen nauwgezet.
Bent u bekend met het feit dat Daphne Caruana Galizia, de journaliste die in oktober 2017 met een autobom om het leven gebracht is, gewaarschuwd had voor Hurgin8 en Ziu9?
Ja, op haar website, www.daphnecaruanagalizia.com, heeft zij op 20 mei 2016 eerst over Zhongtian Liu (ervan uitgaande dat met Ziu in vraag 4 Liu Zhongtian in vraag 3 wordt bedoeld) bericht en vervolgens op 21 augustus 2016 over Anatoly Hurgin.
Herinnert u zich dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) waarschuwde voor deze paspoorthandel? Welke concrete acties heeft u ondernomen na die waarschuwing van de AIVD en welke resultaten heeft dat tot nu toe opgeleverd?
Ik verwijs naar de brief aan uw Kamer van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 5 november 2019 (ref. kamerstuk 30 573, nr. 177). Daarin is vermeld dat het zorgelijk is indien de Maltese regeling risico’s oplevert voor de (nationale) veiligheid en openbare orde in andere EU lidstaten. Belangrijk is daarom dat bij regelingen van lidstaten waarbij nieuwe ingezetenen het recht krijgen om vrij binnen de EU te reizen (zoals de paspoortregeling van Malta) een toets op gevaar voor (nationale) veiligheid en openbare orde wordt uitgevoerd.
De Europese Commissie heeft naar aanleiding van haar rapport over Investor Citizenship and Residence Schemes van 23 januari 2019 aangegeven dat zij de hierboven genoemde investeerdersregelingen zal monitoren. Bovendien heeft zij een expertgroep in het leven geroepen, waaraan Nederland deelneemt, die de risico’s van deze regelingen nader onderzoekt. Naar aanleiding daarvan bereidt de Commissie een gezamenlijke, juridisch niet bindende, set van veiligheidschecks voor om risico’s op het gebied van veiligheid, witwassen en corruptie tegen te gaan. Op basis van de uitkomst van dit initiatief van de Commissie wil het Kabinet de dialoog – bij voorkeur op EU-niveau – over genoemde regelingen aangaan.
Herinnert u zich dat u aangaf dat Malta zelf heeft aangegeven dat de due dilligence bij de uitgifte van de paspoorten gewaarborgd is? Deelt u de mening dat dat niet het geval is en kunt u uw antwoord onderbouwen?10
Zoals in het desbetreffende antwoord ook is aangegeven, is dit geen garantie dat er geen paspoort wordt afgegeven aan personen die elders worden verdacht van of zijn veroordeeld voor ernstige strafbare feiten.
Op welke wijze voert u de aangenomen motie-Verhoeven/Omtzigt11 uit die de regering verzoekt «de deplorabele staat van de rechtsstaat in Malta bij de Europese top aan de orde te brengen en met gelijkgezinde lidstaten een publieke verklaring uit te vaardigen die Malta oproept om de aanbevelingen van de Venetië-Commissie – waarom Malta zelf gevraagd heeft – GRECO en MONEYVAL spoedig uit te voeren, en de Kamer hierover en over de reactie van Malta te informeren»? Wat heeft u gedaan om deze verklaring opgesteld te krijgen?
Zoals reeds gemeld in het verslag van de Europese Raad van 12 en 13 december jl. heeft de Minister-President, in lijn met de motie Verhoeven/Omtzigt over de rechtsstaat in Malta (motie nr. 1497 d.d. 10 december 2019), zijn Maltese evenknie aangesproken over de situatie omtrent de rechtsstaat in Malta. De Minister-President heeft de zorgen van het kabinet en het parlement daarbij overgebracht. De Maltese premier gaf aan dat stappen zijn gezet in het moordonderzoek en dat Malta is begonnen met het uitvoeren van de aanbevelingen van de Raad van Europa. Hij verzekerde verder dat er een strikte scheiding is tussen zijn kantoor en het strafproces. In reactie op het idee een publieke verklaring uit te brengen over de rechtsstaat in Malta, gaven de gelijkgezinde landen aan nu eerst de in gang gezette processen van de Commissie en de Raad van Europa hun werk te willen laten doen.
Wat heeft de Minister-President besproken met Minister-President Joseph Muscat van Malta tijdens hun uitgebreide onderhoud op de Europese top? Zijn er daar toezeggingen gedaan?12
Zie antwoord vraag 7.
Bent u ervan op de hoogte dat de internationale organisatie voor onderzoeksjournalisten Joseph Muscat hebben aangewezen als de meest corrupte persoon van 2019?13
Ja.
Heeft het feit dat Muscat aangewezen is als meest corrupte persoon van 2019 en het feit dat het Europees parlement om zijn aftreden gevraagd heeft, nog enig gevolg voor de andere 26/27 regeringsleiders van de EU? Zo ja, welke en zo nee, waarom niet?14
Bovenstaande heeft betrekking op Malta. Hoewel er geen directe gevolgen zijn voor de andere regeringsleiders in de EU onderstrepen de ontwikkelingen in Malta wel dat de rechtsstaat ook binnen de EU onze voortdurende aandacht behoeft.
Klopt het dat professor Kochenov nog in november op een gala van de paspoortenfirma Henley&Partners is geweest? Hoe ziet u dit in het kader van het lopende onderzoek naar de belangenverstrengeling van deze professor?15
Van de RUG is begrepen dat de heer Kochenov op 11-13 november 2019 aanwezig is geweest en een bijdrage heeft geleverd aan de door Henley&Partners georganiseerde «Global Citizenship Conference». De eventuele aanwezigheid van de heer Kochenov op het gala wordt meegenomen in het onderzoek. Het is aan medewerkers van instellingen om zelf een afweging te maken of, en zo ja in welke hoedanigheid, zij deelnemen aan activiteiten. Dat naar een specifieke medewerker een onderzoek wordt verricht doet aan dit uitgangspunt niet af. Van de RUG heb ik echter begrepen dat de universiteit de heer Kochenov te verstaan heeft gegeven zijn activiteiten met betrekking tot Malta op te schorten gedurende het onderzoek. Dit laat onverlet dat het kabinet weinig begrip heeft voor de eerdere keuze die de medewerker in onderhavig geval heeft gemaakt.
Was hij hier aanwezig als professor van de universiteit Groningen of in een andere capaciteit? Wie heeft deze reis betaald? Acht u het gepast dat hij hier aanwezig was en wilt u die vraag ook doorgeven aan de Rijksuniversiteit Groningen?
De Minister van OCW heeft aan de RUG gevraagd deze vragen mee te nemen in het onderzoek naar nevenwerkzaamheden en nevenbelangen van de heer Kochenov. Over de vraagstelling van dit onderzoek is uw Kamer geïnformeerd in de antwoorden op Kamervragen van de leden Omtzigt en Van der Molen (kenmerk: 2019Z26165).
Kunt u aangeven welke informatie u mist om eerdere Kamervragen binnen de gestelde tijd te beantwoorden?16
Refererend aan de vragen van de leden Groothuizen, Den Boer en Verhoeven (allen D66) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid, Financiën, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over paspoorthandel op Malta, met kenmerk 2019Z18606, die werden ingezonden op 8 oktober 2019, wil ik u meedelen dat die vragen niet binnen de gestelde termijn konden worden beantwoord. De reden hiervoor is dat beantwoording van de set van 30 vragen een grondig onderzoek en daarna ook interdepartementale afstemming vereiste.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
In verband met de brede interdepartementale afstemming vindt de beantwoording enkele dagen later plaats dan verzocht.
De aanleg van wegen op Sint-Eustatius |
|
André Bosman (VVD), Jan de Graaf (CDA), Tunahan Kuzu (DENK), Ronald van Raak , Chris van Dam (CDA), Attje Kuiken (PvdA), Roelof Bisschop (SGP), Antje Diertens (D66), Henk Krol (50PLUS) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Herinnert u zich de voortgangsrapportage Sint Eustatius zoals die op 5 december 2019 door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer is gezonden?1 Bent u met name bekend met de passage in die brief (pagina2 dat de regeringscommissaris ten aanzien van het aanleggen van wegen het contract met de aannemer beëindigd heeft en dat thans naar «een oplossing» gezocht wordt?
Ja.
Deelt u de opvatting dat het buitengemeen teleurstellend is dat ondanks alle beloftes en inspanningen tot op de dag van vandaag de situatie van de wegen op Sint Eustatius nauwelijks verbeterd is ten opzichte van de situatie bij aanvang 2018? Bent u het eens met de constatering dat juist dit thema voor burgers van Sint Eustatius een tastbaar bewijs had kunnen zijn dat de kwaliteit en de daadkracht van het bestuur zich ten goede heeft ontwikkeld?
Dat bij uitstek Cherry Tree, dat als startproject gekozen werd omdat het een snelle en grote verbetering van de leefomgeving zou opleveren, nog steeds niet van de grond is gekomen, is zonder meer teleurstellend. Dit geldt met name voor de bewoners van de betreffende wijk, die al te lang op verbetering wachten. Overigens zijn inmiddels wel twee andere wegenprojecten op Sint Eustatius, de projecten Jeems road en White Hook, in uitvoering, die voorspoedig verlopen.
Klopt het dat de voorbereiding en de aanbesteding van het project om de Cherry Tree Road van een wegdek te voorzien vooral op Europese leest is geschoeid? Is het correct dat er aan de technische kwaliteit eisen zijn gesteld die wellicht passen in het Europese deel van Nederland, maar veel te overdreven zijn voor de schaal van het eiland Sint Eustatius? Kunt u uitleggen welke beperkingen de gehanteerde aanbestedingsregels hebben veroorzaakt voor betrokkenheid van lokale aannemers?
Er is in de aanbesteding van het project Cherry Tree gekozen voor een eenvoudige internationale aanpak voor kleinere werken (tot $ 10 miljoen) die regelmatig in de Caribische regio gebruikt wordt. Er was dan ook geen sprake van beperkingen voor lokale aannemers noch van een Europese aanbesteding. Het uitgangspunt bij het ontwerp voor de wegen in Cherry Tree was een robuust ontwerp om een onderhoudsarme weg te realiseren. Daarnaast is rekening gehouden met de klimatologische omstandigheden op het eiland zoals de hoge temperaturen, een zeeklimaat en extreme regenval.
Voor het Cherry Tree project zijn meerdere offertes uitgevraagd aan regionale en lokale aannemers. De opdracht werd gegund aan een joint venture van een internationale, op Sint Eustatius gevestigde, partij, Koop International BV, en een lokale aannemer. Ook voor het tweede wegenproject «de weg naar Jeems», dat inmiddels van start is gegaan, hebben de lokale aannemers in de openbare aanbesteding meegedongen. Daarbij heeft een lokale aannemer de opdracht gewonnen.
De infrastructurele projecten worden al zoveel mogelijk opgeknipt in logische eenheden waarop de lokale en regionale aannemers kunnen inschrijven. Leerervaringen die worden opgedaan met projecten en de aanpak daarvan worden meegenomen in lopende en volgende projecten.
Welke buiten Sint Eustatius gevestigde bedrijven zijn bij dit project betrokken geweest en wat is hun meerwaarde geweest? Bent u bereid bij het zoeken naar een oplossing meer lokaal, op het eiland zelf, naar oplossingen te zoeken? Bijvoorbeeld door de aanbesteding van werkzaamheden zodanig op te knippen dat lokale aannemers kunnen inschrijven? Bent u bereid om bij het stellen van kwaliteitseisen aan het af te leveren werk lokaal realistische eisen te formuleren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Welke maatregelen gaat u nemen om op zo kort mogelijke termijn daadwerkelijk het wegennet op Sint Eustatius te verbeteren en uit te breiden?
In het geval van het project Cherry Tree heeft het openbaar lichaam er na beëindiging van het contract met de aannemer voor gekozen dit nu in eigen beheer af te maken. De afdeling openbare werken is van plan nog deze maand in Cherry Tree aan de slag te gaan, op onderdelen ondersteund door lokale of regionale aannemers.
Het aanleggen van wegen en het onderhouden van het wegennet is een eilandelijke taak. Sint Eustatius heeft een wegenplan opgeleverd. Daarin zijn naast het verharden van wegen in de wijk Cherry Tree onder andere de renovatie van de weg naar Jeems, en de vernieuwing van twee hoofdaders (de weg tussen het ziekenhuis, de luchthaven en twee scholen en de renovatie van de weg tussen de zeehaven en de luchthaven) voorzien.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat en ik hebben financiële middelen beschikbaar gesteld om de wegen aan te pakken. In totaal is er daarmee nu voor de wegen op Sint Eustatius ongeveer € 9.5 miljoen beschikbaar, waarvan € 1.4 miljoen uit wederopbouwmiddelen van het Ministerie van I&W en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, € 5.6 miljoen uit een eenmalige impuls van het Ministerie van IenW en € 2.5 miljoen uit de structurele middelen voor beheer en onderhoud van de infrastructuur voor de jaren 2018 en 2019, voortvloeiend uit de afspraken uit het Regeerakkoord.
Een zorgvuldig en transparant wegenprogramma opzetten en uitvoeren kost tijd. Zeker als daarin ook afwatering en het ondergronds brengen van kabels en vernieuwen van waterleidingen (zodat de weg daarna hiervoor niet meer opgebroken hoeft te worden) worden meegenomen.
Het tweede wegenproject, de weg naar Jeems, dat vorig jaar werd aanbesteed loopt goed. Daarnaast is de afdeling openbare werken van het openbaar lichaam met eigen middelen aan de slag gegaan met het verharden van wegen in de wijk White Hook.
Het personeelstekort in jeugdgevangenissen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Michiel van Nispen , Niels van den Berge (GL) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten dat jongeren tijdelijk in een vrouwengevangenis worden ondergebracht door het personeelstekort in jeugdgevangenissen? Zo ja, kloppen deze berichten?1 2
Ja, ik ken de berichten. Er was inderdaad krapte aan medewerkers om de beschikbare capaciteit te benutten. Het probleem was het vinden van de juiste mensen, niet het gebrek aan geld of bedden. Sinds 24 december 2019 verblijven geen jongeren meer in PI Zuid Oost-locatie Ter Peel (Ter Peel).
Waarom moest Het Keerpunt al sluiten terwijl er, blijkend uit het feit dat jeugdigen in een vrouwengevangenis zijn geplaatst, toch een tekort is aan plaatsen in Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s)?
Zoals ik hiervoor al aangaf is er sprake van personeelskrapte en niet van een tekort aan capaciteit van bedden. Tijdens het algemeen overleg d.d. 25 september 2019 heb ik aangegeven dat de capaciteit aan bedden gefaseerd wordt afgebouwd waarbij de subsidierelatie met JJI Het Keerpunt als eerste is beëindigd. Er zijn, ook na de sluiting van twee JJI’s, voldoende bedden beschikbaar om pieken in de bezetting op te vangen.
Kunt u aangeven hoe het personeelsverloop in jeugdgevangenissen zich precies ontwikkelt? Klopt bijvoorbeeld de veronderstelling dat ervaren en gekwalificeerd personeel in jeugdgevangenissen vertrekt met het oog op de sluitingen van andere jeugdgevangenissen en dus het perspectief op een stabiele werkomgeving afneemt? Zo nee, waarom niet?
Wat betreft het personeelsverloop in jeugdgevangenissen heb ik alleen zicht op de medewerkers in de rijks JJI’s. Het betreft hier de JJI’s in Breda, Spijkenisse en Nijmegen. De bezetting en het personeelsverloop van rijksmedewerkers over de afgelopen twee jaar geeft een stabiel beeld. De directies van de JJI’s die niet sluiten (zowel rijks als particulier) geven vooral aan dat er grotere wervingsinspanningen geleverd moeten worden om het personeelsverloop tijdig op te kunnen vangen.
De te sluiten inrichtingen hadden last van het feit dat het personeel met de ruime arbeidsmarkt voor ogen naar alternatieve banen kijkt. DJI is met de nog te sluiten JJI in gesprek om het mogelijk te maken dat kwalitatief hoogwaardig personeel beschikbaar blijft voor de justitiële jeugdzorg, voor zowel de JJI’s als de op te richten kleinschalige voorzieningen.
Wat betekent het feit dat er een tekort is aan personeel voor jeugdgevangenissen voor de werkdruk onder het personeel? Klopt het dat op dit moment groepen met name gedraaid worden door uitzendkrachten omdat veel vast personeel al is vertrokken of zich ziek heeft moeten melden? Om hoeveel uitzendkrachten gaat het nu, wat is de verhouding met vast personeel?
Uit veiligheidsoverwegingen heeft DJI de mogelijkheid om, bij een dreigend tekort aan medewerkers in een JJI, een afdeling (tijdelijk) te sluiten. Deze maatregel is ook gericht op het verlagen van de werkdruk voor het personeel.
Bij de nog te sluiten JJI Juvaid in Veenhuizen is al personeel vertrokken. Daarom wordt er gebruik gemaakt van geschikte uitzendkrachten. De verhouding vaste medewerkers en uitzendkrachten wordt bij de rijks JJI’s nauwgezet gevolgd zodat een verantwoord werk- en leefklimaat wordt behouden. Op dit moment werken in de rijks JJI’s circa 589 vaste medewerkers en circa 59 uitzendkrachten. De verhouding in de rijks JJI is 90% vast personeel versus 10% uitzendkrachten.
Er valt geen link te leggen tussen personeelstekort en de gezondheid van medewerkers. Het ziekteverzuim wordt niet op deze wijze geanalyseerd. Het voortschrijdend jaargemiddelde ziekteverzuim van de rijks JJI betreft 9,3% per november 2019.3 Dit betreft een kleine daling ten opzichte van de eerste helft van 2019, toen het 9.8% betrof.
Wat betekent het personeelstekort voor de gezondheid van de medewerkers? Hoe hoog is het ziekteverzuim? Is er sprake van een stijgend ziekteverzuim gedurende het afgelopen half jaar? Kunt u per JJI aangeven hoe het ziekteverzuim zich het afgelopen half jaar heeft ontwikkeld?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat maandag 9 december 2019 na een ernstig incident medewerkers van Juvaid tijdelijk het werk hebben stilgelegd? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit een niet misverstaan signaal is dat de situatie daar ernstig is, en wat gaat u doen om daar op zeer korte termijn verbetering in aan te brengen? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Ja, er was sprake van een incident. Medewerkers hebben naar aanleiding daarvan tijdelijk het werk neergelegd. Dit signaal is vanzelfsprekend door DJI en de directie opgepakt en er zijn maatregelen getroffen. Zo zijn gesprekken met medewerkers gevoerd. Tevens is de JJI-capaciteit naar beneden gebracht, waarna de medewerkers weer aan het werk zijn gegaan. Er wordt op diverse manieren ondersteuning geboden aan JJI Juvaid. Specifiek voor ondersteuning bij calamiteiten zijn afspraken gemaakt met de aanpalende Penitentiaire Inrichting (PI) Veenhuizen.
Kent ook u recente signalen van medewerkers van Juvaid die duiden op een onveilige situatie en overbelasting van het personeel? Zo ja, waar bestaan die signalen uit? Zo nee, wilt u zich dan zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen en in persoon in gesprek gaan met medewerkers van Juvaid? Kunt u de Kamer op de hoogte stellen van uw bevindingen?
Er zijn mij geen recente signalen van onveilige situaties dan wel overbelasting van het personeel bekend. Er is voortdurend contact tussen DJI en JJI Juvaid. Ik ben daarvan op de hoogte. Mocht er aanleiding zijn u te informeren, dan zal ik dat doen.
Kunt u aangeven hoe de motie-Renkema c.s., over de mogelijkheden om gekwalificeerd personeel voor de regio te behouden wordt uitgevoerd?3
DJI heeft in overleg met de betrokken particuliere JJI-besturen de afspraken rondom de sluiting zodanig ingericht dat een deel van het personeel kan worden behouden voor de op te richten KV Noord en Zuid waardoor de forensische expertise beschikbaar blijft voor de regio. Daarnaast brengt DJI de bestuurders van de te sluiten JJI’s in contact met bestuurders van omliggende Penitentiaire Inrichtingen en Forensische zorginrichtingen die interesse hebben in samenwerkings- of personele verbanden.
Zijn de voorzieningen in vrouwengevangenissen toereikend om jongeren te detineren? En is gegarandeerd dat deze jongeren de begeleiding en beveiliging krijgen die nodig is voor een succesvolle resocialisatie?
Ter Peel is in de media aangeduid als vrouwengevangenis maar dit is niet juist. Naast 226 plaatsen die worden ingezet voor vrouwen beschikt Ter Peel over 72 ZBBI (zeer beperkt beveiligde inrichting) plaatsen voor mannen. Van deze 72 plekken zijn er 24 tijdelijk aangewezen als capaciteit voor jeugdigen. Daarbij kon (een deel van) het personeel van de ZBBI ingezet worden voor de jeugdigen.
Ter Peel is aangewezen als Beperkt Beveiligde Inrichting (BBI) waar jeugdigen kunnen worden geplaatst. Hiervoor is een aantal criteria ontwikkeld:
De jeugdigen verbleven in een apart gebouw. Ik realiseer me dat de voorzieningen zoals het dagprogramma en de personele inzet niet vergelijkbaar zijn met die in een reguliere JJI. Dit was de meeste passende oplossing om flexibel en zorgvuldig te acteren op het personeelstekort bij de JJI’s.
Wat houdt «de bestaande capaciteit flexibel benutten» precies in? En hoe lost dit de kennelijke personeelsproblemen die aan deze noodgreep ten grondslag liggen precies op? Veroorzaakt deze flexibele benutting van de bestaande capaciteit niet uitgerekend nóg grotere problemen op door bijvoorbeeld onderbezetting in andere inrichtingen? Wat vindt het huidige gevangenispersoneel van uw voornemens tot flexibilisering?
«Bestaande capaciteit flexibel benutten» houdt in dat leegstand als gevolg van een verschil tussen vraag een aanbod (frictieleegstand) zoveel mogelijk wordt teruggedrongen. Als er bijvoorbeeld leegstand is in de beperkt beveiligde gevangeniscapaciteit terwijl er wachtlijsten zijn voor reguliere en/of zeer beperkt beveiligde gevangenisplaatsen, worden waar mogelijk beperkt beveiligde plaatsen herbestemd tot reguliere en/ of zeer beperkt beveiligde plaatsen. Dergelijke leegstand is direct inzetbare capaciteit waarvoor personeel is aangesteld. Door leegstaande capaciteit voor een (iets) andere doelgroep aan te wenden, wordt optimaal gebruik gemaakt van het aanwezige personeel. Daarbij wordt uiteraard steeds gekeken naar de personele- (is er voldoende geschikt personeel om voor de aangepaste bestemming of doelgroep) en de praktische mogelijkheden («past» de nieuwe doelgroep op de desbetreffende afdeling).
Het voordeel is dat flexibele benutting van capaciteit niet zorgt voor overbezetting in andere inrichtingen omdat het justitiabelen plaatst naar beschikbare capaciteit. Het verzoek tot plaatsen van justitiabelen gebeurt in zorgvuldig overleg met betrokken personeel en past altijd binnen de bestaande juridische en personele kaders. Ik wil benadrukken dat het flexibel omgaan met capaciteit niet een nieuw voornemen is, maar onderdeel van de gangbare praktijk van DJI.