Verwoesting van landbouwgrond nabij Bethlehem door Israël |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Palestinian farmer’s land leveled near Bethlehem»?1 Kunt u bevestigen dat Israël landbouwgrond nabij Bethlehem heeft verwoest? Indien neen, wat zijn hier dan de feiten?
Ja. Dit bericht klopt.
Wat is, bij benadering, de financiële omvang van de aangerichte schade?
Nederland heeft in 2008 en 2010 met het landbouwprogramma «Improving Livelihood in Palestinian Territories» een financiële bijdrage geleverd aan projecten in het gebied tussen Bethlehem en Hebron. Het Israëlische leger heeft daar op vijf verschillende locaties gewassen en infrastructuur vernield. Via dit project is daar destijds ruim EUR 40.000 in de ontwikkeling van landbouwgrond geïnvesteerd. Boeren hebben door de vernielingen schade geleden, zoals verlies aan inkomsten.
Het kabinet is, evenals de EU en de VN, zeer bezorgd over het hoge aantal gevallen waarin is overgegaan tot sloop van huizen of andere eigendommen van Palestijnen in de Palestijnse Gebieden. De EU dringt bij Israël consequent aan op ontwikkeling van Area C ten behoeve van de Palestijnen en verzet zich tegen de sloop van Palestijnse bezittingen, zoals verwoord in de Raadsconclusies van 20 juli 2015.
De Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah heeft bij de Israëlische autoriteiten de onvrede over de vernietiging van projectlocaties van het landbouwprogramma uitgesproken. Als de financiering van projecten is beëindigd, berust de verantwoordelijkheid voor de projecten bij de Palestijnse boeren. Nederland heeft daarmee geen juridische basis om een schadevergoeding te eisen. Er is geen schadevergoeding betaald aan de getroffen boeren.
Is het waar dat door het optreden van Israël projecten zijn vernield die (mede) door Nederland zijn gefinancierd?
Zie antwoord vraag 2.
Indien ja, wat was de omvang van de financiering door Nederland en bent u bereid bij Israël aan te dringen op volledige compensatie voor de vernielingen?
Zie antwoord vraag 2.
De mogelijke inperking van de vrije artsenkeuze door het makrobeheersinstrument |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de zorgen van de Landelijke Vereniging Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (LVVP) over de gevolgen van de wijzigingen in het macrobeheersinstrument (mbi) voor de vrije artsenkeuze?1
Klopt het dat u kiest voor een kostenbeheersingssysteem dat de lasten voornamelijk bij ongecontracteerde zorgaanbieders neerlegt?
Bent u het eens met de stelling dat u met deze aanpassing van het mbi kiest voor een kostenbeheerssysteem waarin de macht eenzijdig bij zorgverzekeraars wordt neergelegd?
Erkent u dat zorgaanbieders door de aanpassing van het mbi druk voelen om een contract te sluiten met een zorgverzekeraar? Hoe reageert u op de stelling van de LVVP dat, door het mbi nu op deze manier in te vullen, zorgaanbieders gedwongen worden alsnog contracten met zorgverzekeraars te sluiten, ook als deze laatste wurgcontracten aanbieden?
Vindt u dat ongecontracteerde zorg per definitie kwalitatief slechtere zorg is? Vindt u het dan wenselijk wanneer er alleen nog maar gecontracteerde aanbieders overblijven?
Vindt u het belangrijk dat de patiënt de ruimte heeft om te kiezen voor een gekwalificeerde, maar ongecontracteerde zorgaanbieder?
Hoe reageert u op de stelling van de LVVP dat met het concept-wetsvoorstel een omslag wordt gemaakt van een centraal aanbodgestuurd zorgstelsel richting een vraaggestuurd stelsel?
Hoe verhoudt deze maatregel zich tot het signaal dat de Eerste Kamer eind 2014 heeft afgegeven?
De gebrekkige informatie bij het vervoeren van gevaarlijke stoffen over het spoor |
|
Farshad Bashir , Eric Smaling |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Debat giftreinen is «noodzaak»?1
Ja.
Bent u het eens met de conclusie van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) dat er te vaak onduidelijkheid bestaat over de inhoud van giftreinen en over wie er voor het vervoer verantwoordelijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Met mijn brief van 16 juni jl.2 heb ik een reactie gegeven op het ILT-rapport. Daarin staat onder andere dat het transport van gevaarlijke stoffen streng is gereguleerd in de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Deze wet verplicht vervoerders en beheerders om gevaarlijke stoffen correct te registreren, zodat hulpdiensten bij calamiteiten zo veilig mogelijk hun werk kunnen doen. Op overtreding van deze verplichting staan sancties. De ILT inspecteert en handhaaft de wettelijke verplichtingen.
Sinds de invoering van het Informatiesysteem Gevaarlijke Stoffen (IGS) is een verbetering opgetreden in de informatievoorziening over treinen met gevaarlijke stoffen. IenM gaat met de vertegenwoordigers uit de sector en Brandweer Nederland (die waren vertegenwoordigd in de stuurgroep IGS) in gesprek over mogelijkheden om de registratie verder te verbeteren.
Wat is uw mening over het door het ILT voorgestelde GPS-track-and-tracesysteem voor wagons met gevaarlijke stoffen? Ziet u dit als oplossing voor deze problematiek?
In overleg met de sector wordt bekeken op welke manier het IGS kan worden doorontwikkeld (naar een 2.0-versie). Daarbij wordt onderzocht welke nieuwe technieken en werkprocessen op lange termijn de kwaliteit van de informatie over gevaarlijke stoffen op de spooremplacementen verder zouden kunnen verbeteren. Een GPS-track-and-tracesysteem is een voorbeeld waar in dit verband naar wordt gekeken. Met verwijzing naar mijn brief van 16 juni 2015 aan uw Kamer wordt u bij het NSA jaarverslag over komend jaar hierover geïnformeerd.
Deelt u de mening dat het van levensbelang kan zijn als het voor hulpdiensten duidelijk is waar en wanneer een wagon met gevaarlijke stoffen zich bevindt, en welke inhoud er vervoerd wordt? Zo ja, hoe gaat u de registratie hiervan op het juiste spoor zetten?
Ja, die mening deel ik. Om die reden is de registratie van de aanwezigheid van ketelwagens met gevaarlijke stoffen op spooremplacementen ook verplicht. Om verdere verbetering van deze registratie te realiseren zal de ILT handhavend blijven optreden en wordt door ProRail samen met de vervoerders aan de doorontwikkeling van het IGS-instrumentarium gewerkt. Overigens zijn ketelwagens met gevaarlijke stoffen op grond van een Europese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorwegen (RID) al voorzien van oranje kenmerkingsborden, waaruit afgeleid kan worden welke inhoud er vervoerd wordt.
Zal de capaciteit van de rampenbestrijding op en rond het spoor en de rangeerterreinen nog worden uitgebreid nu het aantal goederentransporten over de Brabantroute toe zal nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op dit moment is er geen aanleiding om aanvullende voorzieningen op baanvakken of spooremplacementen te treffen. Zoals aan uw Kamer is bericht3 zal tot en met 2022 de Brabantroute, vanwege verminderde capaciteit op de Betuweroute als gevolg van de aanleg van het Derde Spoor in Duitsland, ongeveer één week per maand gebruikt worden als één van de omleidingroutes voor goederentreinen van en naar Duitsland. Daarbij is tevens aangegeven dat ook met deze extra transporten het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de risicoplafonds van het Basisnet zal moeten blijven.
Vormt de door ILT geschetste problematiek voor u aanleiding de VEZA-boog weer op de agenda te zetten, zodat goederentreinen die van Vlissingen naar Antwerpen rijden niet onnodig twee keer op en neer van Roosendaal naar Dordrecht hoeven te rijden om te rangeren in Kijfhoek?
Ik zie geen aanleiding om mijn eerdere besluit te heroverwegen. In mijn brief van 26 juni 20144 heb ik uw Kamer bericht dat de beperkte hoeveelheden vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor tussen Vlissingen en Antwerpen, een nader onderzoek naar de aanleg van een nieuwe spoorverbinding Vlissingen – Antwerpen (de zogeheten «VeZA-boog») niet rechtvaardigt. Daar komt nog bij dat het «onnodig twee keer op en neer rijden» tussen Roosendaal en Kijfhoek inmiddels niet meer nodig is, omdat deze treinen op het spooremplacement Roosendaal «kop maken» (van rijrichting veranderen). De milieuvergunning van het spooremplacement Roosendaal maakt die rangeerbeweging sinds enige tijd mogelijk.
Het bericht dat een festivalbezoeker is overleden na hardhandig optreden van de Haagse politie |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Arrestant overleden na aanhouding»?1
Ja.
Heeft u een overzicht van het aantal personen dat de afgelopen tien jaar overleden is tijdens of na de arrestatie door de politie? Hoeveel van deze personen had een niet-Westerse achtergrond? Wat waren de oorzaken van het overlijden?
Op dit moment kan ik het volgende overzicht, afkomstig uit het jaarbericht 2014 van het Openbaar Ministerie, geven van het aantal onderzoeken door de Rijksrecherche in de afgelopen vijf jaar naar het soort incidenten. Het overzicht geeft over de periode 2010–2014 aan hoeveel onderzoeken de Rijksrecherche heeft verricht naar schietincidenten (gevallen van vuurwapengebruik door opsporingsambtenaren met de dood of enig lichamelijk letsel tot gevolg) en naar overige confrontaties van personen met de politie (met de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg).
Aantal onderzoeken door de Rijksrecherche per soort incident
2010
2011
2012
2013
2014
Schietincidenten
25
30
25
33
33
Overige confrontaties met politie (ongeval, achtervolging, aanhouding)
13
3
20
14
8
Een overzicht op het detailniveau zoals gevraagd, is binnen het tijdsbestek voor de beantwoording van Kamervragen niet te geven. Daarnaast is het op grond van wettelijke bepalingen niet toegestaan om bepaalde politiegegevens – in dit geval aangaande Rijksrecherche-onderzoeken naar personen die zijn overleden terwijl zij aan de zorg van de politie waren toevertrouwd – over de gevraagde periode van tien jaar te bewaren. Bovendien wordt niet geregistreerd of betrokkenen een «niet-Westerse achtergrond» hebben.
Wat vindt u van de beelden van de arrestatie van Mitch Henriquez?2
Het is zeer treurig dat de heer Henriquez is overleden. Ik betuig mijn medeleven aan de nabestaanden. De Rijksrecherche onderzoekt bij het overlijden van een arrestant alle gebeurtenissen vanaf de eerste melding tot en met het overlijden. Zo ontstaat een zo volledig mogelijk beeld van alle omstandigheden die een rol zouden kunnen hebben gespeeld. Nu het onderzoek nog in volle gang is, kan ik hierover geen uitspraken doen.
De burgemeester van Den Haag heeft de afgelopen periode intensief contact met de familie onderhouden en alle steun toegezegd, bijvoorbeeld op het gebied van de repatriëring en de uitvaart.
Het overlijden van de heer Henriquez heeft veel emotionele reacties opgeroepen. Dat mensen deze emoties wilden uiten is begrijpelijk. Dat een aantal relschoppers misbruik heeft gemaakt van de situatie door geweld te gebruiken, vernielingen aan te richten en winkels te plunderen, keur ik echter ten zeerste af.
Waarom hebben de agenten Mitch Henriquez niet trachten te reanimeren terwijl op de beelden duidelijk te zien is dat hij er uiterst slecht aan toe is en je letterlijk een agent hoort zeggen: «Er zit weinig leven meer in»? Waarom is er geen ambulance gekomen? Waarom gaan de agenten zelf met Mitch Henriquez sjorren en slepen? Wat is de standaardprocedure in dit soort gevallen waarbij de arrestant duidelijk in hoge medische nood is?
In het belang van het lopende onderzoek van de Rijksrecherche kan ik op dit moment geen inhoudelijke uitspraken doen.
In zijn algemeenheid kan ik uw Kamer melden dat iedere politiefunctionaris in de basisopleiding wordt getraind in levensreddend handelen met de training Eerste Hulp door Politie. Er worden handvatten gegeven aan de politiefunctionaris op straat om eerste hulp te verlenen en daarbij te bepalen in hoeverre medische zorg noodzakelijk is. De training is een afgeleide van een EHBO-opleiding en bevat de meest voorkomende medische situaties waar een politiefunctionaris in de uitvoering van zijn werkzaamheden mee te maken kan krijgen.
Waarom zijn de betrokken politiemensen gedurende het onderzoek naar de zaak niet direct op non-actief gesteld? Is verdenking van dood door schuld geen reden tot het onmiddellijk op non-actief stellen van politiemensen? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt bij onderzoek naar politiegeweld is of de geweldsbevoegdheid als bedoeld in de Politiewet 2012 en de Ambtsinstructie gelegitimeerd is toegepast. Zodra op basis van onderzoek het vermoeden bestaat dat het geweld niet gelegitimeerd is toegepast, kan de politiechef daartoe een aantal ordemaatregelen nemen. Dat is in dit geval ook gebeurd. De politiechef heeft de betrokken politiefunctionarissen in afwachting van de uitkomst van het ingestelde onderzoek buiten functie gesteld.
Welke maatregelen zijn er door politie, gemeente en/of het Ministerie van Veiligheid en Justitie genomen nadat in oktober 2013 drie oud-agenten naar buiten traden over de cultuur van racisme, intimidatie en bovenmatig geweld tegen etnische minderheden die al jarenlang bij het Haagse politiebureau De Heemstraat zou heersen?3
Ik sta nog steeds achter de genoemde brief. In onderzoeksrapporten zijn geen aanwijzingen gevonden voor stelselmatig discriminerende profilering door de Nederlandse politie. Ook de Nationale ombudsman is in 2014 tot de conclusie gekomen dat het beeld dat agenten in de Schilderswijk structureel discrimineren en disproportioneel geweld gebruiken, niet door onderzoek wordt bevestigd.
Dit laat onverlet dat de bestrijding van discriminatie erg belangrijk blijft. Ik zet me hier doorlopend voor in, zoals is toegelicht in onder meer de brief van 8 juli 2014 (Kamerstuk 29 628, nr. 463), de Voortgangsbrief discriminatie van 11 februari jl. (Kamerstuk 30 950, nr. 76) en de brief van 30 juni jl. in reactie op het proefschrift «A Public Anthropology of Policing: Law Enforcement and Migrants in the Netherlands» (Kamerstuk 29 628, nr. 541). Gelet op het bovenstaande ben ik niet bereid om politiebureau De Heemstraat onder curatele te stellen, om de medewerkers van dit bureau aan een racismecheck te onderwerpen of de proactieve politietaak beter te monitoren.
Bent u bereid politiebureau De Heemstraat onder curatele te stellen (dan wel de burgemeester van Den Haag te verzoeken dit te doen) zodat een bewindvoerder van buitenaf de cultuur van racisme en buitensporig geweld kan doorbreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat bij alle medewerkers van bureau De Heemstraat een racismecheck wordt gedaan in de vorm van een psychologisch onderzoek naar racistische neigingen en gedragingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Doet het overlijden van Mitch Henriquez u persoonlijk verdriet? Wat gaat u doen voor zijn nabestaanden?
Zie antwoord vraag 3.
Begrijpt u de woede en emoties die het overlijden van Mitch Henriquez door politiegeweld in de samenleving losmaakt?
Zie antwoord vraag 3.
Welk beleid gaat u voeren om buitensporig politiegeweld tegen te gaan? Welk beleid gaat u voeren om de cyclus van «Onrechtvaardigheid zorgt voor onrust en onrust werkt onveiligheid in de hand» te doorbreken?
Politieagenten zijn bevoegd om binnen de uitoefening van hun functie geweld te gebruiken. Als geweld wordt gebruikt, zal dit altijd binnen de grenzen van proportionaliteit moeten gebeuren en binnen de kaders van de geweldsinstructie. Ook geldt er voor politieagenten een meldingsplicht bij de aanwending van geweld. Die plicht ziet niet alleen op vuurwapengebruik, maar is veel breder. Dit zorgt er onder andere voor dat er goed zicht is op het gebruikte geweld en dat kan worden getoetst of er sprake is van proportioneel geweld.
Voorts heb ik, zoals ik uw Kamer op 10 juli jl. per brief heb gemeld, de Inspectie Veiligheid en Justitie verzocht een onderzoek in te stellen naar het gebruik van de nekklem door de politie. Tevens onderzoekt de Inspectie de opleiding en training van politiemedewerkers in het gebruik van fysieke verwurgingstechnieken in de basispolitiezorg om aangehouden personen onder controle te brengen. Zodra de Inspectie haar bevindingen oplevert, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Indien iemand van mening is dat de politie buitenproportioneel geweld heeft gebruikt, kan diegene daar een klacht over indienen of aangifte doen. Voor het indienen van klachten over de politie bestaat een klachtenprocedure die garanties biedt voor een onafhankelijke klachtenbehandeling. Iedere eenheid heeft een onafhankelijke klachtencommissie waarvan de leden sinds 1 december 2014 door mij worden benoemd. De leden van de klachtencommissie zijn onafhankelijk en functioneren zonder last of ruggespraak. De voorzitter en zijn plaatsvervanger(s) heb ik expliciet belast met de bewaking van de onafhankelijkheid van de commissie.
In eerste instantie wordt een klacht in behandeling genomen door de klachtencoördinator van de eenheid, die, indien de klager daartoe bereid is, een bemiddelingsgesprek met de beklaagde politiefunctionaris kan organiseren. Deze fase is gericht op zowel het herstel van het vertrouwen van de klager in de politie als op het versterken van het lerend vermogen van de politie en het afleggen van verantwoording door de politie. Als de klager hierna niet tevreden is, wordt de klacht voorgelegd aan de onafhankelijke klachtencommissie. Indien de klager niet tevreden is over de afhandeling van zijn klacht, kan hij zich wenden tot de Nationale ombudsman, waarna de externe klachtprocedure begint. De Nationale ombudsman constateert in zijn jaarverslag over 2014 (Kamerstuk 34 167, nr. 2) dat met de invoering van de nationale politie een professionaliseringsslag is gemaakt bij de interne klachtenbehandeling door de politie.
Waarom heeft het Openbaar Ministerie (OM) in een persbericht gezegd dat Mitch Henriquez in het politiebusje onwel is geworden, terwijl op de beelden duidelijk is te zien dat hij al tijdens de arrestatie buiten bewustzijn was?
Wanneer sprake is van een overlijden na gebruik van geweld door de politie is het van groot belang daar snel duidelijkheid over te geven. De Rijksrecherche zal in deze zaak alle gebeurtenissen vanaf de eerste melding tot en met het overlijden onderzoeken.
Wat is de reden dat dit oorspronkelijke persbericht later weer is ingetrokken? Wie heeft daartoe besloten? Tussen welke mensen van het OM en welke mensen van politie is er contact geweest? Ontstaat zo niet het beeld dat het OM de zaak in de doofpot probeerde te stoppen en van koers wijzigde toen beeldmateriaal van de arrestatie naar buiten kwam? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Zijn het OM en de Rijksrecherche in zijn algemeenheid wel voldoende objectief om onderzoek naar politiegeweld te doen? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, wat zijn mogelijke alternatieven?
Ja, dat is het geval. De Rijkrecherche opereert onafhankelijk van de politie. De Rijksrecherche valt onder de verantwoordelijkheid van het College van procureurs-generaal van het OM en verricht haar onderzoeken rechtstreeks in opdracht van het College. Op deze wijze kan de Rijksrecherche onpartijdig en met distantie onderzoek verrichten naar geweldsaanwending door politiefunctionarissen. Op basis van de onderzoeksresultaten van de Rijksrecherche zal het OM onafhankelijk, zorgvuldig en weloverwogen een beslissing over eventuele vervolging nemen.
Kunt u een overzicht geven van het aantal onderzoeken dat naar geweld door politiemedewerkers is gestart, het aantal zaken dat vervolgens op basis van die onderzoeken tegen politiefunctionarissen is aangespannen, het aantal politiefunctionarissen dat uiteindelijk schuldig werd bevonden en de sancties die deze personen kregen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich voorstellen dat burgers zich machteloos voelen als ze getuige zijn van excessief politiegeweld? Wat moeten burgers doen als zij zien hoe politiemensen excessief geweld gebruiken? Bent u het er mee eens dat 112 niet het geschikte nummer hiervoor is en dat veel mensen dat niet zullen bellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Moet er niet een onafhankelijke instantie komen waar burgers misdragingen door de politie kunnen melden? Zo nee, waarom niet? Is het niet beter dat die onafhankelijke instantie dan ook oordeelt over incidenten waarbij politiemedewerkers zijn betrokken in plaats van dat het OM en/of de Rijksrecherche dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Heeft u al gehoor gegeven aan de oproep in oktober 2013 van Amnesty International4 waarin zij de Nederlandse overheid en politie vraagt om het bestaan van etnisch profileren te onderkennen en af te wijzen, meer inspanningen te verrichten om etnisch profileren tegen te gaan en de uitvoering van de proactieve politietaak beter te monitoren? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Staat u nog steeds achter uw brief van 8 juli 2014 aan de Kamer5 waarin u aangeeft dat een rapport en eerder onderzoek niet wijzen op stelselmatige discriminatie door de politie? Bent u bereid uw beleid aan te passen op basis van de bevindingen uit recent onderzoek?6 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u dat het vertrouwen in en het gezag van de politie door het overlijden van Mitch Henriquez is geschaad? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet?
Ik span mij ervoor in om het vertrouwen in de politie te behouden en waar nodig verder te verstevigen. Een snel, zorgvuldig en onafhankelijk onderzoek van de Rijksrecherche draagt daar aan bij. Dat het OM al op 1 juli de eerste bevindingen heeft gepresenteerd, toont aan dat de Rijksrecherche met dit onderzoek snel en voortvarend te werk gaat.
Wat voor invloed heeft het overlijden van Mitch Henriquez na zijn arrestatie door de politie op de reputatie van Nederland in het buitenland? Is Den Haag nog wel de stad van vrede en veiligheid waar de stad bekend door is? Of ontstaat hier een sfeer als in de Verenigde Staten waar regelmatig Afro-Amerikanen door racistische politieagenten worden doodgeschoten, met massale rellen tot gevolg? Zo ja, wat bent u van plan daaraan te doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik hierboven heb toegelicht, zijn er geen aanwijzingen van stelselmatig etnisch profileren of discrimineren binnen en door de politie. Wat er in dit specifieke geval gebeurd is, zal uit het onderzoek van de Rijksrecherche moeten blijken.
Voor de beeldvorming in het buitenland zal bepalend zijn hoe wij omgaan met dit betreurenswaardige incident en de wijze waarop wordt uitgezocht wat er precies is gebeurd, door middel van een zorgvuldig onderzoek door de Rijksrecherche.
Bent u bereid een racismeregister in te voeren waar uitingen van racisme worden geregistreerd en het voor de geregistreerde onmogelijk wordt om voor een overheidsorganisatie te werken? Zo nee, waarom niet? Vindt u dat het geen probleem is als de overheid racisten in dienst heeft? Vindt u niet dat racistische uitingen het imago van hardwerkende en welwillende politiemensen schaden? Zo nee, waarom niet?
Binnen de overheid kan – indien de aard van de functie en het risico dat aan de werkzaamheden is verbonden hierom vragen – van de sollicitant een zogenaamde Verklaring omtrent gedrag (VOG) gevraagd worden. Daarnaast zijn sommige (overheids)functies aangewezen als vertrouwensfuncties, waarvoor een veiligheidsonderzoek van de AIVD benodigd is. Voor verdere informatie wil ik u wijzen op de beantwoording van de Kamervragen van het lid Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk) met kenmerk 2015Z04628.
Wanneer een betrokkene in aanmerking wenst te komen voor een aanstelling bij de politie, dient hij hiervoor een betrouwbaarheid- en geschiktheidsonderzoek te ondergaan. In een dergelijk onderzoek wordt naslag gedaan in justitiële en politiegegevens en een gesprek gevoerd met betrokkene. Hierbij wordt extra aandacht besteed aan integriteitsaspecten.
Klachten en signalen over onder andere ongewenste omgangsvormen van medewerkers van de politie en andere overheidsorganisaties kunnen worden gemeld. De organisatie kan hiernaar onderzoek doen en waar nodig maatregelen treffen tegen de betrokken medewerker. Op dit moment zijn aanvullende maatregelen mijns inziens niet nodig.
Ik vind iedere vorm van racisme of discriminatie verwerpelijk en schadelijk. Zoals gezegd zijn er geen aanwijzingen van stelselmatig discrimineren of etnisch profileren binnen en door de politie.
Wanneer is het onderzoek naar de dood van Mitch Henriquez afgerond? Bent u bereid aan te dringen op de grootst mogelijke zorgvuldigheid en spoed? Bent u in verband met de onrust in de samenleving bereid de onderzoeksresultaten naar de Tweede Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek van de Rijksrecherche zal naar verwachting zeker nog enkele maanden duren. In het belang van het onderzoek kan ik geen nadere uitspraken doen voordat het hele onderzoek is afgerond. Alsdan zal over de uitkomsten ervan worden gecommuniceerd.
Bent u als Minister van Veiligheid en Justitie de eindverantwoordelijke voor het bewezen overlijden van mensen door politiegeweld? Is het bewezen overlijden van mensen door politiegeweld reden voor u om af te treden? Zo nee, waarom niet?
De politie doet haar werk in opdracht van en ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag. Ik kan niet vooruit lopen op de uitkomsten van het onderzoek van de Rijksrecherche. Hieruit zal moeten blijken of de politie onjuist of onzorgvuldig heeft gehandeld. Ik ben politiek verantwoordelijk voor de politieorganisatie. Vanuit die verantwoordelijkheid zie ik het als mijn taak om maatregelen te treffen om, als daar sprake van is, dergelijk handelen in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen.
Twee omstreden wetsvoorstellen in Oeganda |
|
Roelof van Laar (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Uganda: NGO bill aims to muzzle civil society, say activists»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit wetsvoorstel een trend volgt in de Hoorn van Afrika (Ethiopië, Zuid-Soedan, Kenia), waarbij regeringen meer greep proberen te krijgen op het werk van non-gouvernementele organisaties (NGO's)?
Het wetsvoorstel past in een wereldwijde trend, ook in de Hoorn van Afrika, waarin restrictieve wetgeving ten aanzien van ngo’s wordt aangenomen. Het is nog niet duidelijk hoe de wet er uiteindelijk uit zal zien. Het is daarom nog niet mogelijk om het voorstel te vergelijken met bestaande wetgeving in andere landen.
Hoe beoordeelt u dit wetsvoorstel dat in komende maanden voorgelegd zal worden aan het Oegandese parlement?
Het wetsvoorstel is deels het gevolg van terechte zorgen van overheid en ngo’s zelf over de transparantie van ngo’s. Tegelijkertijd roept het wetsvoorstel in zijn huidige vorm vragen op over de mate van controle die uitgeoefend zal worden op ngo’s en de mogelijke impact op de vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting. Wordt de wet zonder substantiële wijzigingen aangenomen, dan zal de toepassing ervan de vrijheid van ngo’s flink kunnen inperken.
Deelt u de zorgen van mensenrechtenactivisten dat de Oegandese NGO Board teveel macht naar zich toe zal trekken en dat kritische NGO’s die bijvoorbeeld misstanden rondom corruptie, landrechten en mensenrechtenschendingen aan de kaak willen stellen de mond zal worden gesnoerd? Verwacht u dat door deze wet organisaties die opkomen voor homorechten zullen worden belemmerd?
Tijdens de consultaties en publieke hoorzittingen over het wetsvoorstel heeft het maatschappelijk middenveld in Uganda inderdaad zorgen over ruimte voor tegenspraak naar voren gebracht. De NGO Board bracht samen met het platform van Ugandese ngo’s (NGO Forum) eerder dit jaar een werkbezoek aan Nederland. Het bezoek heeft bijgedragen aan een betere dialoog tussen het NGO Forum en de Board en een meer open houding van de Board ten aanzien van het aanstellen van vertegenwoordigers van ngo’s binnen de Board en bij monitoringscomités op districtsniveau.
Het wetvoorstel gaat niet specifiek in op ngo’s die zich inzetten voor gelijke rechten van LHBTI’s in Uganda. Wel zal, indien de wet zoals deze nu voorligt wordt aangenomen, de toepassing ervan ngo’s belemmeren op alle terreinen, ongeacht doelstellingen, werkwijzen of doelgroepen. Dit geldt dus ook voor ngo’s die zich inzetten voor gelijke rechten van LHBTI’s in Uganda.
Kunt u toelichten hoe de Oegandese regering gereageerd heeft op de geuite zorgen in het kader van de artikel 8 dialoog? Wat zijn de vervolgstappen die worden ondernomen door Nederland en de EU?
De Ugandese regering heeft met belangstelling kennis genomen van de zorgen die in het kader van de artikel 8 dialoog zijn geuit. De EU sprak eveneens haar zorgen uit tijdens gesprekken met de premier van Uganda, met leden van het kabinet en met parlementariërs. De EU heeft specifieke opmerkingen en zorgen over het wetsvoorstel onder de aandacht gebracht van de Ugandese parlementaire commissie van Defensie en Binnenlandse Zaken, die verantwoordelijk is voor hoorzittingen over het wetsvoorstel.
Bent u bereid consequenties te verbinden aan de hulp die weer is hervat als deze wet wordt aangenomen? Zo ja, aan welke gevolgen denkt u? zo nee, waarom niet?
Afgewacht moet worden hoe het uiteindelijke voorstel eruit ziet en wanneer het wordt aangenomen. Pas dan kunnen de mogelijke effecten van de nieuwe wet worden beoordeeld.
Kunt u uw veronderstelling dat het andere omstreden wetsvoorstel – de anti-homo wetgeving – voorlopig niet in stemming wordt gebracht toelichten?2 Kunt u aangeven wat de laatste ontwikkelingen zijn rondom de nieuwe anti-homo wet, die in november jl. is ingediend door Oegandese parlementariërs, die deze wet eind december jl. in stemming hadden willen brengen? Klopt het dat die stemming uitgesteld is? Is het bekend wanneer- en of die stemming gaat plaatsvinden?
Er zijn nog steeds geen ontwikkelingen die er op wijzen dat een nieuw anti-homo wetsvoorstel zal worden ingediend. Er was eind vorig jaar even sprake van een wetsvoorstel waarvan de oorsprong en status niet konden worden vastgesteld. Dit voorstel is nooit officieel ingediend voor parlementaire behandeling en er is dus geen sprake van een al dan niet uitgestelde stemming.
Klopt het bericht dat na verwerping van de wet door het Constitutionele Hof in augustus jl. voorstanders van de wet de zaak hebben opgebracht bij het hooggerechtshof? Zo ja, kunt u toelichten hoe die zaak verlopen is en wat de uitkomst hiervan is?
Nee, dit bericht klopt niet. Deze zaak is verder niet meer aanhangig gemaakt.
Hoe beoordeelt u deze twee omstreden wetsvoorstellen in het kader van het hervatten van de hulp aan de regering van Oeganda? Hoe beoordelen de andere donoren waarmee Nederland actief is in het Justice, Law and Order Sector (JLOS)-programma bovengenoemde ontwikkelingen?
Het gaat om één wetsvoorstel dat los staat van de beslissing van het kabinet om een deel van de hulp aan de Justice, Law and Order Sector (JLOS) te hervatten. Zoals al toegelicht, heeft het voorstel geleid tot consultaties over specifieke zorgpunten. De dialoog over het wetsvoorstel wordt gevoerd in EU-verband. De overige JLOS donoren zijn lidstaten van de EU en hebben dezelfde zorgen als Nederland.
Het nieuwsblad van de Metaal Recycling Federatie (MRF) |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de uitgave van het nieuwsblad van de Metaal Recycling Federatie (MRF) van juni 2015?
Ja.
Klopt het dat bedrijven eerst een partij van 5.000 kilogram desktops of schermen moet verwerken om te bewijzen dat ze e-waste op een correcte manier verwerken? Zo ja, waarom is deze eis gesteld? Vindt u de eis proportioneel? Welke kosten zijn gemoeid met het naleven van deze eis? Bent u bereid om het beleid aan te passen als uit de monitoring blijkt dat de kosten en gevolgen disproportioneel zijn?
Ja, dat klopt.
In de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (WEEE-regeling) staat dat in Nederland vanaf 1 juli 2015 alleen volgens de WEEELABEX standaard WEEE mag worden verwerkt. Om aan te tonen dat verwerkers hieraan voldoen moeten zij zich certificeren.
In de documentatie bij de WEEELABEX standaard staat geen vereiste dat er een minimum volume verwerkt moet worden om aan te tonen dat WEEE op een correcte manier verwerkt wordt.
Wel geeft de WEEELABEX aan hoe verwerkingsbedrijven in aanmerking kunnen komen voor certificering en wat zij hiervoor moeten doen. Een van de vereisten is dat een zogenaamde «batch» test moet worden gedaan. Tijdens deze test wordt een vooraf vastgesteld volume aan WEEE verwerkt, waarbij de samenstelling van het WEEE en de verwerkingsomstandigheden representatief moeten zijn voor de dagelijkse gang van zaken bij het bedrijf. De test wijst uit of de verwerkingsprocessen op orde zijn (zoals juiste verwijdering van gevaarlijke stoffen), of de vereiste recyclingpercentages worden gehaald en of verbetering in de bedrijfsvoering gewenst is. Meestal is voor de test een volume van 5.000 kilo nodig. In specifieke gevallen is het ook mogelijk dat de test met een kleiner tonnage wordt uitgevoerd.
Deze aanpak lijkt niet onredelijk of disproportioneel.
De kosten die met de batchtest gemoeid zijn worden met name veroorzaakt door het tijdelijk stilleggen en schoonmaken van de «productielijn». Deze kosten zijn moeilijk te kwantificeren en hangen af van de aard en grootte van het bedrijf. Tijdens de test worden de opgespaarde apparaten alsnog verwerkt en blijft het productieverlies beperkt.
Gelden er nog andere soortgelijke eisen? Zo ja, welke? Waarom gelden deze eisen?
Nee. Alle eisen staan in de WEEELABEX-Treatment1 standaard. De WEEELABEX standaard is met de voornoemde Regeling opgenomen als vertaling van de eisen van passende verwerking, zoals die in de Europese richtlijn WEEE zijn vermeld.
In hoeverre kunnen metaalrecyclers samenwerkingsverbanden aangaan om toch e-waste correct te verwerken, gelet op het feit dat het vanaf 1 juli 2015 strikt verboden is om zonder Waste Electric and Electronic Equipment LABel of EXcellence (WEEELABEX)-certificaat demontage- of verschrotingswerkzaamheden uit te voeren? Bijvoorbeeld door e-waste verwerking onder toezicht? Een voorbeeld: gecertificeerde recycler X sluit een alliantie met recycler Y die niet gecertificeerd is, maar wel onder toezicht van X e-waste mag bewerken; daarmee wordt bewerking door Y onderdeel van het proces van collega X; deelt u de mening dat dit ook een praktische oplossing is, vooral voor bedrijven waarvoor certificering bedrijfseconomisch nu nog een te grote stap is? Staat u deze oplossing toe?
Nee, het be- en verwerken van WEEE door een niet-WEEELABEX gecertificeerde onderneming is niet toegestaan.
De vereisten van WEEELABEX zijn gekoppeld aan de verwerkingshandeling, ongeacht de constructie. Dit betekent in de praktijk dat de WEEELABEX certificering geschiedt per verwerkingsstroom en dat elke verwerkingsstroom wordt geaudit door een WEEELABEX auditor.
De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de regelgeving en de eisen die aan verwerking van WEEE worden gesteld. De certificering is bedoeld om voorafgaand aan het verwerkingsproces duidelijkheid te scheppen dat verwerking van aan iedere verwerker aangeboden WEEE op een minimum kwaliteitsniveau zal plaatsvinden. Het certificaat is hiervoor het «bewijs».
Tot slot mag niet onvermeld blijven dat de Europese WEEELABEX organisatie de werkwijze van werken ondertoezicht met klem van de hand wijst.
Waarom maakt Duitsland nog überhaupt geen aanstalten om WEEELABEX te introduceren? Waarom start België pas in 2016? In hoeverre biedt dit kansen voor Nederlandse partijen die hun zaakjes wel op orde hebben? Kan de verwerking van e-waste in Nederland plaatsvinden? Is het in dit kader mogelijk om e-waste makkelijker te importeren? Gaat u andere landen die de Europese regelgeving bij verwerking nog niet volgen hierop wijzen? Bent u bereid u in Europa in te spannen om te komen tot een gelijk(er) speelveld?
Met de vereisten in de Europese richtlijn WEEE is een gelijk speelveld binnen Europa gecreëerd. Lidstaten bepalen evenwel zelf hoe zij deze vereisten op nationaal niveau implementeren. Elke lidstaat moet aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijn voldoen.
Bij importstromen uit het buitenland gelden de vereisten zoals die in de Nederlandse nationale wetgeving zijn geïmplementeerd, namelijk dat verwerking alleen geschiedt door WEEELABEX gecertificeerde verwerkers.
Bij export naar het buitenland geldt dat in dat buitenland de vereisten voor passende verwerking uit Europese richtlijn WEEE moeten worden toegepast.
Bedrijven in Duitsland en België die geïmporteerd Nederlands WEEE verwerken, zullen dus aan dezelfde eisen van passende verwerking moeten voldoen zoals die in de WEEE-richtlijn staan geformuleerd. Het is aan de exporteur om na te gaan en aan te tonen dat dit het geval is. Dit beginsel geldt ook voor export naar landen buiten de EU. Bij grensoverschrijdend transport van Afval is tevens de EVOA van toepassing.
Bent u bereid pragmatische oplossingen te vinden voor problemen die zich voordoen?
Ja, dat gebeurt al sinds het implementatietraject van de Europese richtlijn WEEE van start is gegaan en waarbij partijen samenwerken.
Bent u bereid uw uitspraak, gedaan tijdens het Algemeen overleg Grondstoffen en Afval van 25 juni jongstleden met betrekking tot het verzoek tot uitstel van handhaving tot 31 december 2015 en gepaste controle, zonder dat direct door de ILT boetes worden uitgedeeld, schriftelijk aan de Kamer te bevestigen?
Tijdens het AO Grondstoffen en Afval op 25 juni 2015 heb ik gezegd: «Het is belangrijk dat we de handhaving niet opjagen, maar het is niet goed als we de deadline verzetten. Daarmee geef ik aan dat er beperkte ruimte is.»
De ILT oefent haar taken onafhankelijk uit conform een vast en transparant interventiekader. Dit kader is uitgewerkt in de «interventieladder». Deze ladder is via de website van ILT toegankelijk en kent vijf interventiecategorieën («treden») met telkens met in gewicht toenemende consequenties voor de overtreder. Het wel of niet opleggen van een sanctie wordt voor elk specifiek geval, in het kader van voornoemd beleid beoordeeld.
Het bericht ‘Inval pgb-kantoor in Appingedam’ |
|
Sjoerd Potters (VVD) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Inval pgb-kantoor in Appingedam»?1
Ja, ik ken dat bericht.
Deelt u de mening dat in deze zaak de daders en niet de cliënten moeten worden gestraft?
Op grond van enkel dit artikel heb ik te weinig informatie om op deze specifieke zaak in te gaan. In de beantwoording van eerdere Kamervragen2 over mogelijk frauduleuze praktijken van een zorgverlener heb ik aangegeven dat ik van mening ben dat wanneer een budgethouder te goeder trouw heeft gehandeld hij niet moet worden geconfronteerd met een terugvordering van het zorgkantoor.
Kunt u aangeven in hoeverre er voor de cliënten sprake is van ondermaatse zorg?
Het betreffende zorgkantoor heeft mij gemeld dat zij op grond van huisbezoeken heeft geconstateerd dat er geen zorg is verleend aan de budgethouders door dit pgb-kantoor. Het zorgkantoor is met alle budgethouders in gesprek gegaan over de benodigde zorg. Sommige budgethouders zijn bemiddeld naar zorg in natura, anderen ontvangen de zorg nog steeds via het pgb maar van andere zorgverleners. Een aantal budgethouders heeft aangifte gedaan tegen dit pgb-kantoor.
Kunt u voorts aangeven in hoeverre de zorg voor de cliënten is gegarandeerd? Op welke manier wordt voorkomen dat deze mensen dubbel slachtoffer worden?
Voor mij staat voorop dat budgethouders de zorg moeten krijgen die zij nodig hebben. Door het huisbezoek van het zorgkantoor aan de budgethouder is deze situatie aan het licht gekomen. Door het zorgkantoor werd geconstateerd dat er geen zorg werd geleverd, waarop het zorgkantoor direct met de budgethouders in gesprek is gegaan over het verkrijgen van passende zorg. Ik ben van mening dat wanneer een budgethouder te goeder trouw heeft gehandeld hij niet moet worden geconfronteerd met een terugvordering van het zorgkantoor. In de beantwoording van de Kamervragen over Fundament, dragers in zorg, heb ik daarom aangegeven dat VWS, ZN en de zorgkantoren een uniforme aanpak zullen ontwikkelen hoe frauderende zorgaanbieders kunnen worden aangepakt. Tot de mogelijkheden behoren een civielrechtelijk en/of strafrechtelijk traject tegen de zorgverlener.
Helaas verneem ik regelmatig berichten over budgethouders die niet weten dat zij een pgb hebben. Het pgb is juist bedoeld voor mensen die zelf de regie kunnen voeren over hun zorg. In de Wet langdurige zorg (Wlz) heb ik reeds meer eisen gesteld aan de toegang tot een pgb, juist om te voorkomen dat kwetsbare mensen in deze positie terecht komen.
Kunt u duiden welke mogelijkheden er zijn om de daders in dit geval aan te pakken en te straffen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u voorts duiden of het mogelijk is de daders een beroepsverbod op te leggen? Zo ja, door wie? In welk geval kan dat verbod worden opgelegd? Zo nee, bent u bereid met spoed een voorstel uit te werken waardoor deze mogelijkheid er komt?
De rechter heeft op basis van artikel 28, lid 1, sub 5 van het wetboek van Strafrecht de mogelijkheid om, in de bij de wet bepaalde gevallen, de schuldige de bijkomende straf van ontzetting van het recht een bepaald beroep uit te oefenen («beroepsverbod») op te leggen. Of een verbod daadwerkelijk wordt opgelegd is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, en ter beoordeling van de rechter.
Heeft u signalen dat deze vorm van fraude ook op andere plaatsen speelt? Zo ja, welke acties gaat u ondernemen? Zo nee, bent u bereid met gemeenten en zorgkantoren in gesprek te gaan om signalen over deze vorm van fraude boven tafel te krijgen?
Deze vraag kan pas worden beantwoord op het moment dat duidelijk is wat zich in dit geval heeft voorgedaan. In algemene zin geldt dat de Minister en ik inzetten op én het voorkomen van fraude én het aanpakken van fraude. Het boven tafel krijgen van concrete signalen van fraude, onder andere van zorgkantoren en gemeenten, is in dit kader belangrijk. Vanuit het programmaplan Rechtmatige Zorg werken wij daarom aan een centraal meldpunt waar signalen van zorgfraude kunnen worden gemeld en opgepakt. Vooruitlopend op het centraal meldpunt zal ik bevorderen dat gemeenten en zorgkantoren met elkaar in gesprek gaan over het delen van informatie over fraudesignalen.
De invoering van een tropenrooster voor het vervoer van slachtdieren |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de vraag van brancheorganisatie Vee & Logistiek om de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een nachtdienst in te laten stellen voor keuringen van slachtvee, zodat deze dieren niet in de hitte overdag vervoerd hoeven te worden?1
Bent u bereid dit tropenrooster in te voeren? Zo ja, gebeurt dit met onmiddelijke ingang? Zo nee, waarom niet?
De NWVA heeft tijdens de hittegolf in juli 2015 een tropenrooster ingevoerd. Hiertoe zijn de openingstijden verruimd. Van 2 tot en met 4 juli 2015 was het mogelijk om bij een aantal verzamelcentra exporten ter keuring aan te bieden tussen 04.00 en 22.00 uur. Dit is normaliter tussen 07.00 en 18.00 uur. En op 3 en 4 juli 2015 was het ook mogelijk om exporten vanaf het primaire bedrijf ter keuring aan te bieden tussen 04.00 uur en 18.00 uur. Dit is normaliter tussen 07.00 en 18.00 uur. De dieren konden ten gevolge van deze verruimde openstelling op de koelere uren van de dag worden vervoerd. Het tropenrooster heeft naar tevredenheid gewerkt.
Bent u bereid in de toekomst automatisch een tropenrooster in werking te laten treden op het moment dat de temperaturen in Nederland een bepaald niveau (dreigen te) overstijgen? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen en welke temperatuur zal hiervoor als basis gaan gelden? Zo nee, waarom niet?
De NVWA zal bij toekomstige periodes van bijzonder warm weer een tropenrooster in werking laten treden. De NVWA is hierover in gesprek met de sector. In samenspraak zal gekomen worden tot het opstellen van een praktische, werkbare regeling, waarin afspraken over onder meer openingstijden en (buiten)temperatuur bij vervoer worden gemaakt.
Kunt u toelichten wat de status is van uw toezegging tijdens het Algemeen overleg Dierenwelzijn van 4 september 2014 waarin u het volgende stelde: «Ik kom te spreken over diertransporten en het warme weer. Uit de transportverordening vloeit voort dat de temperatuur in de transportwagen niet hoger mag zijn dan 30°C (...) Ik zal de NVWA echter vragen om samen met de sector een werkbare regeling voor te stellen, zodat er voor alle partijen meer duidelijkheid is. Die suggestie pak ik dus op»?2
Zie antwoord vraag 3.
Is het beter en mogelijk deze temperatuur te verlagen naar 25°C? Zo ja, bent u bereid dit te doen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De buitensporige declaraties van bestuurders van de hogeschool Windesheim |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Bestuurders Windesheim declareerden tonnen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat 88.000 euro aan declaraties, waarvan 54.000 euro voor vervoerskosten, buitensporig is? Zo ja, deelt u ook de mening dat er op hoger onderwijsinstellingen te weinig besef is dat het declaratiegedrag sober hoort te zijn, ook gezien eerdere berichtgeving over hoge declaraties in het hoger onderwijs?2
Bestuurders mogen kosten declareren die zij maken in het kader van hun functie. In 2011 heeft mijn ambtsvoorganger geregeld dat alle instellingen in het hoger onderwijs vanaf 2012 over voor de gehele organisatie geldende declaratievoorschriften moeten beschikken. Daarnaast is geregeld dat alle instellingen in het hoger onderwijs vanaf het verslagjaar 2011 declaraties van individuele leden van het college van bestuur openbaar moeten maken in het jaarverslag en vanaf 2012 ook op de website van de instelling. Bij de jaarlijkse accountantscontrole controleert de instellingsaccountant of de instelling voor de gehele organisatie geldende voorschriften heeft met betrekking tot te declareren vergoedingen. In deze voorschriften nemen instellingen op welke declaraties mogen worden vergoed. Uitgangspunt daarbij moet zijn dat deze uitgaven sober, doelmatig, eenduidig en transparant zijn. Inmiddels heb ik de Inspectie van het Onderwijs opdracht gegeven het declaratiegedrag van bestuurders in het hoger onderwijs te onderzoeken. De inspectie betrekt in haar onderzoek ook de declaraties van de bestuurders van Hogeschool Windesheim.
Deelt u de mening dat het onmogelijk is dat er geen goedkopere manieren van vervoer waren? Zo ja, deelt u ook de mening dat bestuurders in hun afweging voor vervoer de hoogte van de kosten altijd een grote rol moeten laten spelen?
In het stelsel van hoger onderwijs is de raad van toezicht onder meer belast met het vaststellen van de beloning van de leden van het college van bestuur en het toezien op de doelmatige en rechtmatige besteding van middelen uit de rijksbijdrage. Dat betekent dat de raad ook toezicht moet houden op het declaratiegedrag van bestuurders. Net als u ben ik van mening dat instellingen sober, doelmatig en transparant moeten zijn als het gaat om declaraties.
In hoeverre zijn de declaraties van de bestuurders op de hogeschool Windesheim rechtmatig? Als er onrechtmatige declaraties zijn, bent u dan bereid de bestuurders deze onrechtmatige declaraties terug te laten betalen?
Ik wacht de resultaten van het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs af. Mocht daaruit blijken dat er sprake is van onrechtmatige declaraties, dan zal ik in overleg treden met de raad van toezicht van Hogeschool Windesheim en deze verzoeken adequate maatregelen te treffen.
Bent u bereid om in gesprek met de sector om een uniforme en op soberheid gerichte declaratiecode op te stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u hierin de doelmatigheid en de redelijkheid – ook in de hoogte van de kosten- van declaraties centraal stellen?
Op basis van de uitkomst van het onderzoek van de inspectie zal ik bekijken of nadere maatregelen nodig zijn om het toezicht op de naleving of de regels zelf aan te scherpen. Ook ga ik met de Vereniging Hogescholen en de VSNU in gesprek over hoe we deze uitgaven zo eenduidig, transparant, sober en doelmatig mogelijk krijgen.
Het bericht dat één derde van de medewerkers in de gehandicaptenzorg zich onveilig voelt |
|
Otwin van Dijk (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat één derde van de medewerkers in de gehandicaptenzorg zich onveilig voelt, meer dan 85% geconfronteerd wordt met schelden, slaan, dreigen of andere vormen van geweld, en er een toename van het aantal meldingen van geweld te zien is?1
Ja, ik ken het bericht.
Wat vindt u ervan dat een kwart van de werknemers zich onder druk gezet voelt door zijn of haar leidinggevende om te zwijgen over de agressie, en geen aangifte te doen?
Ik acht dat zeer onwenselijk. Daarom ondersteun ik het actieplan Veilig Werken in de Zorg. Een van de kernboodschappen van het actieplan is: altijd melden, altijd bespreken en altijd handelen.
Wat vindt u ervan dat afdelingen binnen de gehandicaptenzorg te maken hebben met een onderbezetting?
Instellingen moeten tekorten zoveel mogelijk voorkomen en samen met de OR werken aan een optimale bezetting.
Het UWV voorziet in de werkgelegenheidsprognose voor 2015 voor de gehandicaptenzorg overigens geen daling van werkgelegenheid. Daarmee is niet gezegd dat er geen tekorten zijn. Lokaal kunnen om uiteenlopende oorzaken tijdelijke tekorten aan specifiek personeel ontstaan. Zeker bij complexe gedragsproblematiek is het van belang dat de personeelsbezetting niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief op orde is.
Wat is uw oordeel over de mening van de voorzitter van CNV Zorg en Welzijn dat de toename van het aantal meldingen over geweld te koppelen is aan marktwerking en bezuinigingen in de zorg, omdat marktwerking en bezuinigingen ertoe geleid hebben dat er minder personeel beschikbaar is, en er minder tijd voor cliënten is?
Het aangrijpingspunt voor beter omgaan met agressie en geweld ligt zowel in de organisatiecultuur als in voldoende personeel met competenties om signalen van opbouwende agressie tijdig op te pikken en er goed mee om te gaan. Het gaat ook om altijd melden van incidenten, altijd handelen en altijd bespreken. Geweld is niet normaal. Altijd duidelijk zijn over agressie verandert de cultuur in een organisatie. Goede rekrutering, personeelsplanning, opleiding, organisatie van het werk, communicatiemiddelen en inrichting dragen bij aan een sociaal veilige omgeving. Dat is de primaire verantwoordelijkheid van betrokken bestuurders.
In hoeverre kan de op te stellen bezettingsnorm in de intramurale langdurige zorg bijdragen aan een verminderd gevoel van onveiligheid van medewerkers en een afname van agressie incidenten, doordat er tot een beter afgestemde personeelsbezetting gekomen wordt en de personeelsmix beter wordt?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze wordt er aandacht besteed aan agressie op de werkvloer binnen opleidingen voor toekomstige en huidige medewerkers in de gehandicaptenzorg? Hoe kan de aandacht hiervoor versterkt worden? Bent u bereid hier actie op te ondernemen? Zo ja, welke stappen gaat u zetten? Zo nee, waarom niet?
Het omgaan met agressie en geweld is een van de competenties waarover iedere professional in de gehandicaptenzorg moet beschikken of die nu op mbo-, hbo- en wo-niveau opgeleid is. Verbetering van het onderwijs over agressie in zorgopleidingen is een van de doelstellingen van het Actieplan Veilig Werken in de Zorg. In dat kader wordt een serie bijeenkomsten over het onderwerp georganiseerd om deze thematiek optimaal in de medische en agogische opleidingen te verwerken. Daarbij leren de verschillende zorgsectoren van elkaar en delen elkaars opleidingsmaterialen.
Hoe kunnen medewerkers door hun leidinggevenden beter opgevangen worden na een agressie-incident? Deelt u de mening dat medewerkers beter begeleid moeten worden, indien zij aangifte wensen te doen na een agressie-incident? Kunt u uw antwoorden toelichten?
Agressie of geweld op het werk heeft een grote impact op alle betrokkenen, zowel op de werknemer als ook op de cliënt. Leidinggevenden en collega’s hebben een belangrijke rol in de nazorg bij een incident. De zorgverleners moeten leren omgaan met agressie en geweld en zich gesteund weten. De benadering van de cliënt moet het ontstaan van agressie en geweld waar mogelijk voorkomen en tegelijk moet de cliënt ook binnen het mogelijke worden aangesproken op zijn gedrag. De behandelrelatie moet daarbij in stand blijven. Vooral snel en gericht handelen bevestigt voor zowel cliënt als personeel de grenzen die nodig zijn voor een veilige werk- en of woonomgeving.
In de gehandicaptenzorg kan de beperking van de cliënt mede de oorzaak van agressie zijn. Indien de cliënt een verstandelijke beperking heeft, kost het vaak tijd om de achterliggende reden van het agressie-incident te achterhalen en de ondersteuning hierop aan te passen. Er is een spanningsveld tussen het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen bij cliënten én de veiligheid van medewerkers. Het is in iedere situatie zoeken naar een goede aanpak voor het realiseren van gedragsverandering bij de cliënt en het reflecteren op eigen handelen door de werknemer.
Na een incident, moet de medewerker zijn eigen optreden en zijn omgang met de agressieve cliënt evalueren. Eventueel kan na een incident aangifte tegen de cliënt aan de orde zijn of kan schade worden verhaald. Over de omgang met cliënten en het behoud van een goede behandelrelatie zijn en worden met politie en het OM afspraken gemaakt. Juist programma’s als Veilig Werken in de Zorg maken het doen van aangifte makkelijker.
Welke doelstellingen heeft u op het gebied van het terugdringen van agressie, en het gevoel van onveiligheid van medewerkers binnen de gehandicaptenzorg? Bent u bereid concrete doelen samen met de branche op te stellen? Zo ja, wanneer? Hoe gaat u dit doen? Hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
De programma’s Veilige Publieke Taak, Veilig werken in de zorg (Vwiz), Duurzame Inzetbaarheid gericht op verminderen van psycho-sociale arbeidsbelasting zijn speerpunten van beleid. De specifieke uitwerking van anti-agressiebeleid is aan sociale partners. Zij hebben in de zorg een gezamenlijk aanpak gekozen met het Actieplan Vwiz. De gehandicaptenzorg is een van de deelnemende sectoren. Uiteindelijk helpt dat om in de zorginstellingen en op werkvloer tot een goede aanpak te komen. Ik ondersteun de initiatieven om agressie en geweld te verminderen en heb om die reden ook middelen vrijgemaakt voor een extra impuls aan het programma van sociale partners over veilig werken in de zorg. Daarnaast ontwikkelen de werkgeversorganisatie (Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland) en de vakbonden een aanvullend project gericht op een integrale aanpak om de veiligheid van zowel de cliënten als de medewerkers te verhogen. Hierin wordt veel aandacht besteed aan emotionele en fysieke veiligheid door het bespreekbaar maken van agressie en reflecteren op incidenten. Wat betreft te stellen doelen aan sociale veiligheid voor werknemers in de gehandicaptenzorg geldt dat de sociale partners die binnen de doelen van de Arbowet geoperationaliseerd hebben in de arbocatalogus voor de gehandicaptenzorg: «profijt van arbobeleid». Ik zal uw Kamer binnenkort informeren over de geleerde lessen met de aanpak van veroorzakers van agressie in de zorg in 27 instellingen die aan het programma «Veilig Werken in de Zorg» hebben meegedaan. Daaronder ook een aantal uit de gehandicaptenzorg.
De berichten “Top Universiteit Utrecht knoeit met dienstauto” en ”Overtreedt Universiteit Utrecht de Balkenendenorm?” |
|
Michel Rog (CDA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de berichten «Top Universiteit Utrecht knoeit met dienstauto» en «Overtreedt Universiteit Utrecht de Balkenendenorm?»?1
Ja.
De universiteit zegt volgens RTL dat alle ritten van de collegeleden zich bevonden op de route tussen woon en werkplek, klopt dat? Zo nee, moeten ook de andere twee collegeleden bijtelling betalen?
Volgens de geldende richtlijnen van de Universiteit Utrecht mag de instelling voor de leden van het college van bestuur woon-werkvervoer aanbieden. Dit betreft ook vervoer voor het zo goed mogelijk uitoefenen van de functie als collegelid. De Universiteit Utrecht heeft mij meegedeeld dat bij één collegelid sprake was van enkele ritten in het kader van een commissariaat in Almelo (commissariaat vanaf april 2014). Hiervoor heeft een verrekening plaatsgevonden over 2014.
Kunt u bevestigen dat de Universiteit Utrecht (UU) de Wet Normering Topinkomens (WNT) overschrijdt met het aan de bestuursvoorzitter toekennen van een brutoloon en pensioenbijdrage à € 228.000 per jaar en daarnaast een dienstauto met chauffeur ter beschikking stellen die ook voor privégebruik wordt gebruikt?
Volgens de opgave (de gecertificeerde jaarrekening 2014) van de Universiteit Utrecht is over 2014 sprake geweest van de overschrijding van de WNT bij de beloning van de voorzitter van het college van bestuur. Deze overschrijding over 2014 is door de universiteit teruggevorderd op de voorzitter van het college van bestuur. De voorzitter heeft in 2015 terugbetaald. Hiermee is die overschrijding door de universiteit zelf gecorrigeerd.
Kunt u bevestigen dat als een dienstauto met chauffeur naast woon-werkverkeer en werk-werkverkeer ook gebruikt wordt voor (betaalde) nevenfuncties, er sprake is van privégebruik, en hierover bijtelling dient plaats te vinden?
Indien een auto gebruikt wordt voor meer dan 500 kilometer op jaarbasis voor privégebruik, is conform vigerende fiscale regelgeving sprake van bijtelling. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Waarom wordt onderwijsgeld ingezet voor vervoer ten behoeve van commissariaten bij beursgenoteerde ondernemingen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Toezichthouder Elmo Meijer stelt dat dergelijke regels omtrent dienstauto’s in het bedrijfsleven niet bestaan; klopt deze stelling?
De fiscale regels voor dienstauto’s gelden ook voor het bedrijfsleven. Uit navraag bij de universiteit begrijp ik dat de voorzitter van de raad van toezicht niet bedoelde te zeggen dat dergelijke regels voor het bedrijfsleven niet bestaan, maar dat hij heeft willen benadrukken dat de interpretatie van nevenactiviteiten niet eenduidig is.
Uit het bericht van RTL Nieuws blijkt dat de voorzitter van het College van Bestuur (CvB) van de UU na de eerdere berichtgeving van RTL Nieuws een deel van haar salaris terugbetaalt, kunt u precies aangeven welke bedragen door welke CvB leden van de UU zijn terugbetaald over de periode 2013, 2014, 2015? Indien de dienstauto met chauffeur wél zou moet worden meegerekend in verband met de WNT, hoe verhouden de inkomens van de CvB leden van de UU zich na terugbetaling van een deel van het salaris zich tot de WNT in de jaren 2013, 2014 en 2015?
Over 2013 was er geen sprake van bijtelling. Over 2014 heeft zoals gezegd fiscale bijtelling plaatsgevonden. Als gevolg hiervan heeft de voorzitter van het college van bestuur een bedrag van € 16.191 teruggestort. Voor de overige leden was er in 2014 geen sprake van bijtelling. Over 2015 is halverwege het jaar nog geen conclusie te trekken. De Universiteit Utrecht moet vigerende regelgeving aangaande de WNT toepassen.
Hoe tonen universiteiten doelmatig gebruik van dienstauto's aan? Kunt u aangeven of bij meer universiteiten de grens van de WNT overschreden wordt of dreigt te worden?
In het stelsel van hoger onderwijs is de raad van toezicht onder meer belast met het vaststellen van de beloning van de leden van het college van bestuur en het toezien op de doelmatige en rechtmatige besteding van middelen uit de rijksbijdrage. Dat betekent dat de raad ook toezicht moet houden op het declaratiegedrag van bestuurders. Het uitgangspunt daarbij moet zijn dat deze uitgaven sober, doelmatig, eenduidig en transparant zijn.
Instellingen in het hoger onderwijs moeten de WNT gegevens opnemen in hun jaarverslag. Deze worden gecontroleerd door de instellingsaccountants. De Inspectie van het Onderwijs controleert de jaarrekeningen en wanneer daarbij blijkt dat de WNT mogelijk wordt overschreden voert zij onderzoek uit. Bij overschrijding treedt de inspectie handhavend op. De inspectie geeft aan dat in 2013 drie keer sprake was van onderzoek naar mogelijke overschrijding van de WNT in het hoger onderwijs. Uw Kamer is hier destijds van op de hoogte gesteld. Over 2014 worden de (mogelijke) onderzoeken binnenkort opgestart op basis van de signalen van de accountants zoals opgenomen in de jaarrekeningen 2014. Voor 2015 is halverwege het jaar vooralsnog geen conclusie te trekken.
Is dit aanleiding voor breder onderzoek in onderwijs / publieke sector?
Ik heb daarover contact opgenomen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Wonen en Rijksdienst. Daarnaast heb ik de inspectie inmiddels gevraagd om een onderzoek naar het declaratiegedrag van de bestuurders in het hoger onderwijs. Ook ga ik met de VSNU en de Vereniging Hogescholen in gesprek over hoe we deze uitgaven zo eenduidig, transparant, sober en doelmatig mogelijk krijgen.
De toenemende problemen in Nederland met rondtrekkende Britse en Ierse zigeunerbendes |
|
Louis Bontes (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Politie wil golf foute klussers indammen?»1
Ja.
Erkent u de toenemende problemen in Nederland met Irish Travellers, die zich voordoen als klusjesmannen?
Het probleem doet zich reeds langer voor. Het is echter moeilijk vast te stellen of er thans sprake is van een toename; in het zomerseizoen zijn er gemiddeld meer meldingen inzake Irish Travellers dan in het winterseizoen. Ook zijn er grote verschillen per regio. In het VAO van 2 juli jl. gaf ik al aan dat de aangiftebereidheid van slachtoffers vaak gering is, waardoor de omvang van het probleem moeilijk vast te stellen is. Overigens moeten niet alle Irish Travellers als problematisch worden gezien; een deel van hen voert de werkzaamheden uit waarvoor zij worden betaald.
In hoeverre klopt het dat er geen specifiek beleid bestaat voor de bestrijding van deze frauduleuze klusjesmannen, die bange klanten bedreigen, intimideren en oplichten voor duizenden euro’s?
De aanpak van de door deze groepen gepleegde strafbare feiten wordt gezien als onderdeel van de vaste werkwijze van de politie en is niet apart beleidsmatig belegd. Specifieke zaken rond bijvoorbeeld oplichting worden als zodanig afgedaan.
In diverse regio’s wordt – onder meer door de politie – aandacht besteed aan deze problematiek in de vorm van voorlichting en tips voor preventie, bijvoorbeeld op (sociale) media. Dit heeft geleid tot grotere alertheid van burgers.
Is het waar dat deze gewetenloze criminelen vaak kwetsbare groepen, zoals ouderen, kiezen als geliefd doelwit om kaal te plukken?
Zoals bij andere problematiek die «aan de deur» gebeurt, bijvoorbeeld bij babbeltrucs en huis- aan- huis verkoop, zijn kwetsbare groepen gemakkelijker te benaderen. Ook hier worden veelal kwetsbare groepen benaderd, waaronder ouderen.
Welke concrete en effectieve maatregelen gaat u nemen om de explosief toegenomen problemen met deze rondtrekkende zigeunerbendes keihard aan te pakken?
Zoals ik in antwoord op vraag 2 al aangaf, is het moeilijk vast te stellen of er sprake is van een toename, mede omdat de aangiftebereidheid gering is. In het antwoord op vraag 3 gaf ik aan wat de aanpak van deze strafbare feiten is wanneer deze ter kennis van de politie komen. Ik verwijs verder naar die antwoorden.
Mogelijke belastingontwijking door Walmart |
|
Arnold Merkies |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het rapport «The Walmart web, how the world’s biggest corporation secretly uses tax havens to dodge taxes»?1
In het rapport duiden de auteurs Nederland als een tax haven. Volgens de auteurs zijn tax havens: «jurisdictions with no or nominal taxes and/or whose laws enable companies to avoid taxation by escaping or undermining the laws, rules and regulations of other jurisdictions, using secrecy as a prime tool.»
Naar mijn mening is Nederland volgens deze definitie geen belastingparadijs. Nederland is immers een jurisdictie die een normale winstbelasting van ondernemingen heft en die ondernemingen niet stiekem in staat stelt om de belastingheffing in andere jurisdicties te ontgaan. In mijn brief van 2 juni 2015 over internationale belastingen en belastingontwijking (Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 102) gaf ik aan dat Nederland een voortrekkersrol ambieert op onder andere het terrein van transparantie. Transparantie met betrekking tot fiscale structuren van ondernemingen wil het kabinet verder bevorderen met de ondertekening van een overeenkomst over de automatische uitwisseling van informatie over rulings met Duitsland. Daarnaast steunt het kabinet – zoals al uitgedragen is in het BNC-fiche behorende bij de brief van 24 april 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 22 112, nr. 1963) – ten volle het voorstel COM(2015) 135 final van de Europese Commissie van 18 maart 2015 om de bestaande richtlijn tot automatische inlichtingenuitwisseling uit te breiden tot informatie over rulings. Vergelijkbare voorstellen tot vergroting van de transparantie worden met Nederlandse steun binnen de OESO in het kader van het BEPS-project ontwikkeld. De verwachting is dat de OESO in oktober met voorstellen tot automatische uitwisseling van informatie over rulings komt. Ook merk ik op dat volgens het Global Forum on transparency and exchange of information for tax purposes Nederland voldoet aan alle internationaal geldende eisen voor transparantie en uitwisseling van informatie. In de brief van 26 oktober 2011 heeft mijn voorganger u geïnformeerd over de positieve beoordeling van Nederland door het Global Forum (Kamerstukken II 2011/12, 25 087, nr. 28). Derhalve verwerp ik de aanduiding van tax haven die de auteurs geven aan Nederland.
Wat vindt u ervan wanneer dochterondernemingen van een multinational zelfs voor experts op het terrein van belastingontwijking niet zichtbaar zijn? Vindt u dit gewenst?
Nederland is groot voorstander van transparantie en meent dat fiscale autoriteiten over de voor relevante informatie moeten kunnen beschikken voor een juiste vaststelling van de te betalen belasting. Voor het verkrijgen van zicht op fiscale structuren kunnen belastingdiensten allereerst eisen stellen aan de informatie die de in hun land belastingplichtige ondernemingen dienen te verstrekken.
Aan een verbetering van het zicht van belastingdiensten op fiscale structuren van belastingplichtige ondernemingen wordt binnen de OESO hard gewerkt. Als gevolg van actiepunt 13 van het BEPS-project heeft de OESO voorstellen gedaan voor een nieuwe documentatieverplichting voor multinationale ondernemingen. Volgens deze verplichting dienen multinationale ondernemingen met een omzet van 750 miljoen en meer jaarlijks een country-by-country rapport opstellen (zie ook mijn brief van 11 november 2014 aan uw Kamer). Een country-by-country rapport bevat ondermeer informatie over de wereldwijde fiscale winstverdeling, alsmede de betaalde belasting in de landen waarin de multinationale onderneming een vestiging heeft. Binnen de OESO/G20 is afgesproken dat deze verplichting per 1 januari 2016 zijn beslag krijgt. In het Belastingplan 2016 zal ik een voorstel doen om dit voor Nederland mogelijk te maken. Daarnaast kunnen belastingdiensten daar waar nodig aan anderen – financiële instellingen en buitenlandse belastingdiensten -het verzoek doen om informatie te verstrekken teneinde een volledig beeld te krijgen op de fiscale positie van de belastingplichtige concernonderdelen.
Deelt u de mening dat het gewenst is dat van multinationals bekend is waar zij dochterondernemingen hebben en hoeveel dat er per land zijn en dat deze informatie publiek moet zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor een juiste vaststelling van de in Nederland te betalen belasting door belastingplichtige multinationale ondernemingen dient de belastingdienst over de voor Nederlandse belastingheffing relevante informatie te beschikken. De verplichtingen en voorzieningen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en internationale regelingen waar Nederland partij bij is dragen ertoe bij dat de Nederlandse belastingdienst goed in staat is zijn controletaak uit te oefenen.
Voor wat betreft de inzichtelijkheid van de fiscale planning van multinationale ondernemingen voor anderen dan belastingdiensten werkt de Europese Commissie momenteel aan een impact assessment voor publieke country-by-country reporting. Deze studie onderzoekt de wenselijkheid van het publiek maken van deze informatie. Het lijkt mij verstandig deze studie af te wachten alvorens nader in te gaan op de wenselijkheid van het publiek maken van voornoemde informatie.
Kunt u zo concreet mogelijk aangeven wat een bedrijf ertoe zou kunnen brengen om vijf dochterondernemingen te vestigen in Nederland, terwijl het hier geen reële activiteiten ontplooit?
De opstellers van het rapport noemen in de tabellen 2, 3 en 4 vier van de vijf Nederlandse dochterondernemingen van Walmart bij naam. Deze vier dochterondernemingen hebben de coöperatie als rechtsvorm. Uit de tabellen 2 en 3 volgt verder dat in ieder geval drie van de vier Nederlandse coöperaties een belang zouden houden in buitenlandse dochterondernemingen van Walmart. Tot slot wordt in het rapport gesteld dat de bezittingen van deze vijf Nederlandse dochterondernemingen een waarde hebben van $ 12,4 miljard. Het rapport vermeldt niet waaruit deze bezittingen bestaan en evenmin hoe deze bezittingen worden gefinancierd, d.w.z. met vreemd of eigen vermogen. Voorts kan ik vanwege de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 AWR niet ingaan op uw vraag waarom Walmart in Nederland over vijf dochterondernemingen beschikt en welke activiteiten zij ontplooien. In algemene zin geldt dat er tal van overwegingen ten grondslag kunnen liggen aan de vormgeving van de juridische structuur van een onderneming. Hierbij kunnen geografische, infrastructurele, vennootschapsrechtelijke alsmede fiscale aspecten van belang zijn. Het staat overigens een ieder vrij eigen keuzes te maken voor de rechtsvorm en de structuur van activiteiten.
Deelt u de mening dat het gegeven dat Nederland opnieuw in één adem wordt genoemd met een berucht belastingparadijs als Luxemburg voor velen een nieuwe bevestiging is dat Nederland belastingontwijking door multinationals faciliteert?
Ik weet niet of velen in dit rapport een bevestiging zien dat Nederland belastingontwijking door multinationals faciliteert. Zelf kijk ik daar anders tegen aan. In de brief van 30 augustus 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 25 087, nr. 60) reageerden de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en mijn ambtsvoorganger op de onderzoeksrapporten van SEO, het IBFD en het CPB over de Nederlandse rol in internationale schakelstructuren. In deze brief staat dat het kabinet de ogen niet sluit voor de kritiek die wordt geleverd op de rol van Nederlandse schakelvennootschappen in de structuren van internationale concerns en voor de opvallende omvang van de geldstromen waar Nederlandse bijzondere financiële instellingen bij betrokken zijn. Zoals in deze brief verwoord, betreft dit een mondiaal vraagstuk dat een mondiale oplossing vraagt. Aan deze oplossing wordt binnen OESO-, G20- en EU-verband gewerkt. Over de stand van zaken heb ik u bericht in mijn brief van 2 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 102). Voorts schreven we dat ondanks onze duidelijke voorkeur voor een gecoördineerde mondiale aanpak, het kabinet vindt dat Nederland een eigen verantwoordelijkheid heeft bij het voorkomen van onbedoeld gebruik van Nederlandse belastingverdragen. We hebben toen diverse maatregelen aangekondigd. Met betrekking tot ontwikkelingslanden is toen aangegeven dat Nederland deze zou benaderen om aan de bestaande belastingverdragen een antimisbruikbepaling toe te voegen. Over de huidige stand van zaken met betrekking tot de benadering van deze ontwikkelingslanden hebben de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en ik u laatstelijk bericht bij brief van 18 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 104). Ook zijn de eisen wat betreft substance en informatieverstrekking die worden gesteld aan schakelvennootschappen, tussenhoudsters en tophoudsters aangescherpt. De aanscherping komt tot uitdrukking in de besluiten van 3 juni 2014 met de nrs. DGB 2014/3099, DGB 2014/3101 en DGB 2014/3102, art. 8, vijfde lid, Wet Internationale Bijstandsverlening en art. 3a Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.
Verwacht u dat het feit dat 90 procent van de activa van Walmart International is gestald in brievenbusbedrijven in Nederland en Luxemburg is ingegeven door fiscale motieven?
Uit de pagina’s 4 en 10 van het rapport blijkt dat er $ 12,4 miljard aan activa door de Nederlandse dochters wordt gehouden. Het totaal aan Walmart bezittingen bedraagt $ 204,7 miljard. Op de overwegingen die aan de gekozen rechtsvorm en structuur ten grondslag liggen, kan ik uit hoofde van mijn geheimhoudingsplicht verder niet ingaan.
Het bericht ‘Fikse rekening voor lopen naar station’ |
|
Sjoerd Potters (VVD) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Fikse rekening voor lopen naar station?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat iemand die vanwege zijn zware epilepsie gebruik mag maken van de bovenregionale vervoersdienst Valys Vrij, die zuinig wil omgaan met belastinggeld, dat die persoon een rekening krijgt omdat hij geen verplichte taxirit van 800 meter naar het station zou hebben besteld omdat hij dit ook lopend af kan?
Ik heb bij de vervoerder navraag gedaan over de reis van de cliënt waaraan in dit artikel wordt gerefereerd. De vervoerder heeft aangegeven dat de informatie in het artikel niet correct is en dat er sprake is van een misverstand. De betreffende cliënt heeft met de Valys Treinpas reizen gemaakt met het (reguliere) OV waarvoor deze pas niet bedoeld was. Dit betrof reizen, zonder voorafgaand en/of aansluitend Valys taxivervoer, dus geen ketenrit door toedoen van de Valys uitvoerder, waarvoor de cliënt dan ook zelf voor een vervoersbewijs had moeten zorgen. De kosten voor trein-, bus-, tram- en metroreizen die deze cliënt daadwerkelijk (ten laste van de Valyspas) heeft gemaakt zijn bij hem in rekening gebracht. Er is dus geen sprake van dat een rekening is gestuurd omdat de cliënt lopend naar het station is gegaan. De cliënt was zich naar eigen zeggen niet bewust dat hij de Valys treinpas foutief gebruikte. Inmiddels is dit, na contact tussen de vervoerder en de cliënt, duidelijk geworden voor hem.
Deelt u de mening dat het juist te prijzen is wanneer gebruikers van belastinggeld hier spaarzaam mee om willen gaan?
Die mening deel ik.
Kunt u aangeven of er nog meer voorbeelden zijn van mensen die zuinig willen omgaan met de vervoersdienst Valys Vrij en/of hun treinpas bij de NS, maar daarvoor wel een hoge rekening krijgen? Zo ja, hoeveel voorbeelden kent u precies?
Deze voorbeelden zijn niet bekend bij de uitvoerder van Valys. Ik ben overigens van mening dat de Valys vervoersregeling eenduidig is voor wat betreft voorwaarden en tarifering. Het feitelijk gebruik wordt volgens de geldende voorwaarden in rekening gebracht.
Kunt u aangeven op welke manier u kan voorkomen dat dergelijke rekeningen niet meer verstuurd worden?
Gezien het feit dat er volgens de uitvoerder geen sprake is van een onterechte rekening zie ik geen noodzaak om hier verdere actie in te ondernemen.
Bent u bereid om Valys en de NS te vragen om tafel te gaan zitten, om zo tot een betere afstemming te komen en zo fikse rekeningen voor zuinige gebruikers te voorkomen?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ' Stafmedewerker Haagse Hogeschool krijgt 4 ton mee' |
|
Michel Rog (CDA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Stafmedewerker Haagse Hogeschool krijgt 4 ton mee»?1
Ja.
Wat vindt u van deze kwestie en welke actie onderneemt u hierop?
Ik ben van mening dat onderwijsgeld zo effectief en efficiënt mogelijk moet worden ingezet. Daarom heeft het Kabinet ook ingezet op wetgeving voor de topinkomens waardoor de inkomens en vertrekregelingen van bestuurders worden gemaximeerd.
Het gaat in dit geval niet om een topfunctionaris, maar om een (staf)medewerker. Om die reden is de normering van een maximale ontslagvergoeding van € 75.000 uit de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) niet van toepassing. De Inspectie van het Onderwijs heeft inmiddels bij de instelling informatie opgevraagd. Uit deze informatie heeft de inspectie helaas moeten concluderen dat er geen reden is voor handhaving op grond van de WNT, want het gaat niet om een topfunctionaris in de zin van de WNT. De inspectie heeft tevens geconcludeerd dat de toegekende ontslagvergoeding de kantonrechtersformule niet overschrijdt en dat de Haagse Hogeschool in dit geval op basis van een doelmatigheidsafweging de meest voordelige oplossing heeft gekozen. De inspectie ziet dan ook geen mogelijkheid voor handhaving op doelmatige besteding van de rijksbijdrage. Mij rest niets anders dan me hier bij neer te leggen.
Hoewel de onderhavige ontslagvergoeding niet door de WNT wordt gemaximeerd, staat deze wel op gespannen voet met het doel en de geest van de wet. Ik kan u melden dat het kabinet voornemens is het bereik van de WNT uit te breiden naar alle medewerkers (WNT3), zodat de WNT-norm breder van toepassing wordt. Met die uitbreiding kunnen dit soort situaties worden voorkomen en ontslagvergoedingen van deze omvang zullen tot het verleden gaan behoren.
Het dood schieten van honden door jagers |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Jager (49) uit Middelbeers schiet hondje dood, vergist zich tijdens reeënjacht»?1
Ja.
Kent u het bericht «hond doodgeschoten door jager tijdens buitenspelen»?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat jagers die honden verwarren met reeën respectievelijk vossen een gevaar voor hun omgeving vormen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vormen beide gebeurtenissen voor u aanleiding de wetgeving voor vuurwapengebruik voor hobbydoeleinden aan te scherpen?
De in de berichten beschreven voorvallen beschouw ik als zeer betreurenswaardig. Voor zover mij bekend komen dergelijke incidenten slechts sporadisch voor. Het Openbaar Ministerie heeft beide zaken in onderzoek. In afwachting van de resultaten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie zie ik op dit moment geen aanleiding om wetgeving aan te passen.
Kunt u zeggen of in beide gevallen de daders inmiddels geverbaliseerd zijn en/of tot vervolging is/ zal worden overgegaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat beide voorvallen niet los gezien kunnen worden van het feit dat jagers zich kennelijk met regelmaat vergissen bij het schieten van hun prooidieren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat jagers gemiddeld 3 hagelpatronen nodig hebben om 1 dier dodelijk te raken tijdens de jacht op hazen, konijnen, fazanten, houtduiven en wilde eenden, zoals blijkt uit het onderzoek van Van Bon en Boersma3 en Deltares/TNO?4 Zo nee, is er ander onderzoek beschikbaar? Welke?
Ik heb geen reden om de uitkomsten van het genoemde onderzoek in twijfel te trekken. Zoals aangegeven in het antwoord op eerdere vragen heeft het Openbaar Ministerie beide zaken in onderzoek. Ik zie op dit moment geen aanleiding om het onderzoek zoals genoemd in de vraagstelling te herhalen of uit te breiden.
Bent u bereid nader onderzoek in te stellen naar het aantal gemaakte fouten in het jachtveld, waaronder het aantal hagelpatronen dat jagers nodig hebben om een dier te schieten, uitgesplitst per diersoort? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid te bevorderen dat beide jagers die verdacht worden van het doden van honden zullen worden vervolgd? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in antwoord op eerdere vragen heeft het Openbaar Ministerie beide zaken in onderzoek. Het is aan het Openbaar Ministerie of er al dan niet tot vervolging wordt overgegaan en aan de rechter een eventuele strafmaat te bepalen.
Deelt u de mening dat jagers die een hond aanzien voor een ree respectievelijk een vos en een dodelijk schot afvuren op zo’n hond, per direct hun jachtacte en vuurwapenvergunning zouden moeten inleveren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
De dood van een arrestant te Den Haag |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten over de onrust in de Haagse Schilderswijk van de door de politie gearresteerde en inmiddels overleden man?
Ja.
In hoeverre zijn deze onlusten een uiting van een mogelijke vertrouwensbreuk tussen de inwoners van Den Haag enerzijds en de politie anderzijds? Wat is er tot nu toe ondernomen teneinde het vertrouwen tussen de bewoners en de politie te herstellen en/of te versterken?
De gemeente Den Haag en de politie in Den Haag zetten zich in voor het behouden en versterken van de relatie met verschillende groeperingen in de stad en in de Schilderswijk in het bijzonder. Dit gebeurt onder andere door bijeenkomsten te organiseren met vertegenwoordigers van deze groeperingen. Verbinding met de bewoners wordt verder vorm gegeven via de verschillende Buurt Preventie Teams, waarmee de politie nauw samenwerkt; een Jongerenpanel; een wekelijks open spreekuur voor jongeren; straatcoaches en het project Politiekids, waarin circa 55 kinderen uit de Schilderswijk van zeven tot tien jaar oud informatie geven aan bewoners en verkeersdeelnemers. Daarnaast krijgen politieagenten training gericht op verbinding en bejegening.
Gemeente en politie hebben daarnaast onmiddellijk na de recente ongeregeldheden contact gezocht met bewoners, ondernemers en besturen van religieuze en maatschappelijke instellingen om de handen ineen te slaan om de situatie te normaliseren en te voorkomen dat de goedwillende bewoners en ondernemers in de wijk het slachtoffer worden van relschoppers. Daarbij is brede steun vanuit de wijk ondervonden en vele wijkbewoners hebben een steentje bijgedragen in de aanpak. Speciale vermelding vragen daarbij de tientallen, met name jongere wijkbewoners die als rolmodellen samen met de politie de wijk in zijn gegaan om een bijdrage te leveren aan behoud en herstel van de rust op straat door waar nodig het gesprek aan te gaan. Verder bestaat in de wijk nadrukkelijk steun voor optreden door de politie dat erop is gericht om de orde in de wijk te handhaven en schade aan eigendommen van bewoners en ondernemers te voorkomen.
Wat vindt u ervan dat een derde van de niet-westerse migranten volgens een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) het gevoel hebben dat ze gediscrimineerd worden? Is bekend in hoeverre dat ook geldt voor de wijze waarop politiefunctionarissen optreden? Deelt u de mening dat deze gevoelens serieus genomen moeten worden? Zo ja, hoe vertaalt zich dat in de lokale en nationale politieaanpak?
Het SCP-onderzoek kent een brede benadering en heeft betrekking op verschillende discriminatiegronden (leeftijd, religie, geslacht, etnische herkomst, ras, handicap en seksuele gerichtheid) en terreinen waar discriminatie is ervaren (de openbare ruimte, in het contact met instanties, op de arbeidsmarkt en in het onderwijs). Voor een reactie op het rapport verwijs ik u naar de aan uw Kamer gezonden brief daarover van 24 januari 2014 (Kamerstuk 30 950, nr. 68). Van degenen die contact hebben gehad met een instantie uit het onderzoek, noemt 7% discriminatie-ervaringen in contacten met de politie. Van de niet-westerse migranten die het afgelopen jaar in contact met de politie zijn geweest, voelde een derde van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders zich gediscrimineerd, 25% van de Surinaamse en 20% van de Antilliaanse Nederlanders.
Het gaat hierbij om ervaren discriminatie, niet om feitelijk vastgestelde discriminatie. In onderzoeksrapporten zijn geen aanwijzingen gevonden voor stelselmatig discriminerende profilering door de Nederlandse politie. Ook de Nationale ombudsman is in 2014 tot de conclusie gekomen dat het beeld dat agenten in de Schilderswijk structureel discrimineren en disproportioneel geweld gebruiken, niet door onderzoek wordt bevestigd.
Dit laat onverlet dat ik de uitkomsten van het SCP onderzoek serieus neem en de bestrijding van discriminatie erg belangrijk vind. Ik zet me hier doorlopend voor in, zoals is toegelicht in onder meer de brief van 8 juli 2014 (Kamerstuk 29 628, nr. 463), de Voortgangsbrief discriminatie van 11 februari jl. (Kamerstuk 30 950, nr. 76) en de brief van 30 juni jl. in reactie op het proefschrift «A Public Anthropology of Policing: Law Enforcement and Migrants in the Netherlands» (Kamerstuk 29 628, nr. 541).
Bent u bereid de Nationale ombudsman te vragen aanbevelingen te doen hoe de gevoelde politiediscriminatie kan worden aangepakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid het politieoptreden op het festival breder te laten evalueren, bijvoorbeeld door de Inspectie voor Veiligheid en Justitie? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid de Kamer regelmatig te informeren over de voortgang in en de bevindingen van het Rijksrechercheonderzoek naar de dood van deze man? Zo nee, waarom niet?
Ik heb, zoals ik uw Kamer op 10 juli jl. per brief heb gemeld, de Inspectie Veiligheid en Justitie verzocht een onderzoek in te stellen naar het gebruik van de nekklem door de politie. Tevens onderzoekt de Inspectie de opleiding en training van politiemedewerkers in het gebruik van fysieke verwurgingstechnieken in de basispolitiezorg om aangehouden personen onder controle te brengen. Zodra de Inspectie haar bevindingen oplevert, zal ik uw Kamer hierover informeren.
De arrestatie en het overlijden van de heer Henriquez worden momenteel onderzocht door de Rijksrecherche. In het belang van het onderzoek kan ik daarover geen uitspraken doen.
Het proces tegen Leyla en Arif Yunus in Azerbeidzjan |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Is het waar dat begin juli het proces tegen de gewetensgevangenen Leyla en Arif Yunus in Azerbeidzjan begint? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
De verwachting was dat de zittingsdagen vanaf 13 juli zouden plaatshebben. Echter, de eerste zitting is door de Azerbeidjaanse autoriteiten, zonder opgave van redenen verplaatst naar 15 juli.
Deelt u de opvatting dat het belangrijk is dat hier buitenlandse waarnemers bij aanwezig zijn om toe te zien op een eerlijke rechtsgang?
De Nederlandse ambassade in Bakoe volgt de rechtsgang rond mensenrechtenverdedigers nauwgezet en is waar mogelijk, in samenspraak met gelijkgestemde staten, aanwezig bij rechtszaken.
Is het proces tegen Leyla en Arif Yunus openbaar? Indien ja, bent u bereid de autoriteiten in Azerbeidzjan te verzoeken of het mogelijk is dat Nederlandse waarnemers, bijvoorbeeld personeel van de ambassade in Bakoe, bij het proces tegen Leyla en Arif Yunus aanwezig zijn? Indien neen, waarom niet?
De verwachting is dat het proces tegen Leyla en Arif openbaar zal zijn. In lijn met de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers zal de Nederlandse ambassade in samenwerking met gelijkgestemde staten en onder coördinatie van de EU-delegatie onderdeel uitmaken van het roulatieschema van buitenlandse waarnemers bij het proces tegen Leyla en Arif Yunus.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden in verband met de spoedige aanvang van de rechtszaak?
Ja.
Het bericht ‘In nieuwe tunnel Delft geen 06-bereik’ |
|
Duco Hoogland (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «In nieuwe tunnel Delft geen 06-bereik»?1 Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over gebrekkige dekking door telefoonproviders in spoor- en metrotunnels?2
Ja.
Klopt het dat treinreizigers tot zeker volgend jaar geen bereik op hun mobieltje hebben als ze de nieuwe Delftse spoortunnel in rijden? Zo nee, wat klopt er niet aan de berichtgeving?
Dit klopt, bij de bouw is er overleg geweest met de providers om dekking te realiseren maar zij hebben destijds van de investering afgezien. Later zijn wederom gesprekken tussen ProRail en de providers gestart. De gesprekken over het ontwerp zijn inmiddels in een afrondende fase. Dit ontwerp moet eerst goedgekeurd zijn alvorens met de bouw kan worden gestart. Het streven is om dit najaar te starten met de bouw, afhankelijk van de beschikbaarheid van een treinvrije periode.
Waarom hebben ProRail en telefoonproviders nog steeds geen concrete afspraken gemaakt om een mobiel netwerk in de spoortunnel Delft aan te leggen? Deelt u de mening dat dit nu al veel te lang op zich laat wachten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de beschikbaarheid van telefoonnetwerken een belangrijke factor is voor reizigers in het openbaar vervoer?
Ja.
Waarom is een goed werkend mobiel netwerk niet tijdens de bouw van de tunnel aangelegd?
ProRail heeft samen met de NS een aanbod gedaan aan de providers om een deel van de kosten te dragen maar de providers hebben destijds van realisatie afgezien vanwege de in hun ogen te hoge kosten.
Acht u – in het licht van de in het artikel geschetste problematiek – de systematiek waarbij telecomproviders het initiatief dienen te nemen voor het indienen van een vergunningaanvraag de meest optimale? Ligt het – in ieder geval bij nieuwe spoortunnels – niet voor de hand om ProRail een proactieve rol te geven bij het aanleggen van een mobiel netwerk in tunnels?
In het geval van de Spoortunnel Delft heeft ProRail proactief contact gezocht en ondersteuning aangeboden. De providers hebben echter van realisatie afgezien vanwege de in hun ogen te hoge kosten. Ten principale blijven de providers verantwoordelijk voor de aanleg en investering in mobiele infrastructuur. Als verantwoordelijke partij voor deze investering zijn zij ook initiatiefnemer van de vergunningaanvraag. Ik acht dit geen overheidsverantwoordelijkheid.
Is het waar dat het treinverkeer tijdens bouwwerkzaamheden geheel moet worden stilgelegd? Zijn er nog andere werkzaamheden nodig in de tunnel die gecombineerd kunnen worden met deze, zodat de overlast voor de reiziger zo beperkt mogelijk blijft?
Ja, het treinverkeer moet stilgelegd worden om een deel van de systemen te plaatsen. Afhankelijk van de gekozen oplossing en eventuele combinatie met andere werkzaamheden om de dekking te realiseren is die periode langer of korter. ProRail streeft naar een oplossing die geen of minimale hinder oplevert voor de reizigers.
Welke acties hebben u en ProRail genomen sinds maart 2014 (de beantwoording van de vorige set vragen over dit thema) om in den brede de dekking van telefoonproviders in spoortunnels te verbeteren?
Er wordt overlegd door ProRail met providers om hen te ondersteunen bij de besluitvorming.
Scholen in het voortgezet onderwijs die enkelvoudige schooladviezen verplicht stellen |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Hoe is het mogelijk dat er nog steeds scholen in het voortgezet onderwijs zijn die het geven van enkelvoudige schooladviezen verplicht stellen aan basisscholen?1
Basisscholen hebben het recht om, als zij dat op grond van hun professionele oordeel in het belang van leerlingen vinden, ook dubbeladviezen te geven. In deze vraag wordt echter verwezen naar een aantal scholen voor voortgezet onderwijs dat met het basisonderwijs vrijwillige afspraken heeft gemaakt in het kader van de Friese Plaatsingswijzer. Er is hier dan ook geen sprake van een verplichtstelling van enkelvoudige adviezen door het voortgezet onderwijs. Het gaat hier om gezamenlijk overeengekomen beleid waar de basisscholen akkoord mee zijn. Dergelijke afspraken zijn niet strijdig met de wet- en regelgeving. Wel ben ik van mening dat scholen goed moeten overwegen of het wenselijk is dat zij voor al hun leerlingen zo’n afspraak maken. Het is bij sommige leerlingen immers nog niet goed te zeggen in welk schoolsoort zij het beste thuis horen. Deze leerlingen kunnen gebaat zijn bij een breed advies en een brede brugklas.
Bij de Friese Plaatsingswijzer wordt overigens uitgegaan van vier verschillende «profielen» per geadviseerd onderwijsniveau: het Basis-, Plus-, Bespreek- en Disharmonisch profiel.2 Het Basisprofiel is het vereiste niveau voor het betreffende onderwijsniveau. Het Plusprofiel is het profiel voor leerlingen die met betrekking tot het betreffende onderwijsniveau wat over lijken te hebben en misschien in de toekomst kunnen opstromen naar een hoger niveau. Het Bespreekprofiel is het profiel voor leerlingen die niet geheel voldoen aan de eisen voor het betreffende onderwijsniveau, maar waarvan de basisschool onderbouwd van mening is, dat de leerling toch een plek zou moeten krijgen binnen het betreffende onderwijsniveau. Het Disharmonisch profiel is het profiel voor leerlingen die, op basis van het leerlingvolgsysteem, niet aan de eisen voor het betreffende onderwijsniveau lijken te voldoen, maar waarvoor de verklaring gevonden wordt in een gediagnosticeerde leerstoornis (bijv. dyslexie) of een diagnose op sociaal-emotioneel gebied (bijv. pdd-nos). Ook hierbij geldt, dat de basisschool een schriftelijke onderbouwing aanlevert. Op deze manier wordt, ook al worden er enkelvoudige adviezen gegeven, wel degelijk een gedifferentieerd beeld gegeven op basis waarvan de VO-school een goede afweging kan maken over de voor leerlingen meest geschikte brugklas.
Realiseert u zich dat scholen in het voorgezet onderwijs vanwege de afrekencultuur die is ontstaan door de onderwijsinspectie bang zijn om afgerekend te worden wanneer leerlingen afstromen? Is het verplicht stellen van enkelvoudige schooladviezen in uw ogen een negatief bijeffect van deze afrekencultuur? Welke maatregelen gaat u nemen om deze afrekencultuur een halt toe te roepen?
Er kunnen verschillende redenen zijn waarom basis- en middelbare scholen er gezamenlijk al dan niet voor kiezen om met enkelvoudige adviezen dan wel dubbeladviezen te werken. Wanneer dit professionele afwegingen zijn in het belang van leerlingen is hier niets op tegen. Ik heb geen aanwijzingen dat VO-scholen enkelvoudige adviezen eenzijdig verplicht stellen.
Hoeveel scholen in het voortgezet onderwijs stellen nog enkelvoudige schooladviezen verplicht aan het basisonderwijs? Welke maatregelen gaat u nemen om hier voor eens en altijd een einde aan te maken?
Bij de Inspectie van het onderwijs zijn geen signalen bekend van scholen die dit eenzijdig verplichten. Waar nodig zal ik de VO-scholen er via de VO-raad, de website www.vanponaarvo.nl en de Nieuwsbrief VO op blijven aanspreken dat zij hun (informatie over het) toelatingsbeleid in lijn dienen te brengen met de vigerende wet- en regelgeving.