Het bericht 'Fouten bij UWV schelen soms honderden euro's per maand' |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel uit Algemeen Dagblad getiteld «Fouten bij UWV schelen soms honderden euro's per maand»1 van 18 maart jongstleden?
Ja.
Klopt het dat het er al in 2021 een rapport beschikbaar was binnen UWV waaruit bleek dat er twijfels waren over de vaststelling van het maatmanloon?
De divisie SMZ – afdeling BC&K2 van UWV heeft in juli 2021 de rapportage «onderzoek vaststelling maatmanloon» opgesteld. De aanleiding voor dit onderzoek uit 2021 is dat tijdens de controles die UWV heeft verricht ten tijde van de coronacrisis opviel dat er relatief veel bevindingen zijn ten aanzien van de vaststelling van het maatmanloon. Dit was aanleiding voor UWV om extra dossiers te controleren. Het betreft een intern onderzoek van UWV in het kader van leren en verbeteren. De bevindingen uit de rapportage van juli 2021 hebben destijds geleid tot enkele concrete aanbevelingen voor de interne organisatie van UWV.
Klopt het dat deze fouten in de vaststelling van het maatmanloon voor mensen onterecht tot afwijzing van hun Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)-aanvraag konden leiden, omdat ze minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zouden zijn, terwijl bij een juiste berekening ze wel recht op een uitkering zouden hebben?
Het onderzoek uit 2021 en andere bestaande rapportages geven dit inzicht niet. Het onderzoek naar de kwaliteit van de vaststelling van het maatmanloon dat UWV onlangs heeft afgerond geeft dit inzicht wel. Over de uitkomsten van dit onderzoek informeer ik uw Kamer in de brief die ik zojuist heb gestuurd. Uit dit onderzoek blijkt inderdaad dat een fout in de vaststelling in het maatmanloon ertoe kan leiden dat de WIA-aanvraag van mensen onterecht wordt afgewezen. Een onterechte afwijzing als gevolg van deze fouten komt niet vaak voor, maar als het voorkomt heeft dit wel een grote impact voor mensen. Zoals ik in de brief heb aangegeven, is deze fout ontdekt bij het dossier van één persoon. UWV heeft deze fout gecorrigeerd en aan deze persoon inmiddels alsnog een uitkering toegekend. Op dit moment werkt UWV verder aan het verbeteren van de kwaliteit van de beoordeling en dienstverlening voor de toekomst zodat dergelijke fouten zoveel mogelijk voorkomen worden.
Is er enig inzicht in de omvang van de fouten of onzekerheden over de vaststelling van het maatmanloon, zowel in getroffen mensen als in financiële consequenties als in de periode waarin dit speelt?
Het onderzoek waar ik in vraag 2 naar verwijs geeft inzicht in de omvang van de fouten. In 77,2% van de dossiers uit de steekproef is de vaststelling van het maatmanloon juist. In 11,8% van de dossiers is er sprake van een fout, die geen directe impact heeft voor de betrokkene. In 1,6% van de dossiers is er sprake van een fout met directe impact (ten onrechte wel/niet een uitkering). In 9,4% van de dossiers kan nog niet worden vastgesteld of het maatmanloon juist is vastgesteld. Deze hebben het oordeel «nader te bepalen». Anders dan bij de fouten in de vaststelling van het dagloon is er geen zicht op de periode waarin en in welke mate fouten zijn gemaakt. De steekproef uit het UWV-onderzoek is gedaan in oktober 2023.
Was u bekend met dit onderzoek of deze onderzoeken? Zo ja sinds wanneer? Zo nee, hoe beoordeelt u dat?
In het Vragenuur van 18 maart 2025 heb ik toegezegd uw Kamer inzicht te geven in wat ik op welk moment wist. Deze vraag sluit daar goed bij aan en ik kan u hierover het volgende melden.
De rapportage van juli 2021 was mij niet bekend. Deze rapportage is in het kader van openbaarmaking van stukken op grond van de Wet open overheid (WOO) in september 2024 openbaar gemaakt. Wel ben ik bekend met de rapporten van 2023 over de SMC-evaluatie waarin ook bevindingen staan over het maatmanloon. Het betreft hier de rapporten die aanleiding zijn geweest voor mijn brief van 4 september 2024 waarin ik uw Kamer voor het eerst heb geïnformeerd over de problematiek rondom de kwaliteit van WIA-beoordelingen. Dat UWV een breder onderzoek doet naar de kwaliteit van de vaststelling van het maatmanloon is mij in het najaar van 2024 bekend geworden. Ik heb uw Kamer hierover in mijn brief van 10 maart jl. geïnformeerd.
Zijn de uitkomsten van dit rapport in 2021 gemeld in de jaarlijkse Staat van de uitvoering of Knelpuntenbrief van het UWV?
Nee.
Wat zijn volgens u de oorzaken van het jarenlang kunnen voortbestaan van fouten en onzekerheden in de vaststelling van het maatmanloon en daarmee de uitkeringen van velen mensen?
Het is van groot belang dat UWV de kwaliteit van de vaststelling van het maatmanloon verbetert. UWV onderzoekt op welke manieren eventueel extra controles kunnen worden uitgevoerd om nieuwe fouten zoveel mogelijk te voorkomen. Zoals ik reeds met uw Kamer heb gedeeld, vind ik het ook noodzakelijk om de sturingsrelatie en de informatievoorziening tussen UWV en mijn ministerie te verbeteren. De afgelopen jaren is de ernst van knelpunten in de uitvoering op diverse momenten te laat onderkend.
Het is belangrijk dat relevante informatie, zoals fouten in de vaststelling van uitkeringen tijdig worden geconstateerd en dat mijn ministerie hier tijdig over wordt geïnformeerd. De Algemene Rekenkamer onderzoekt hoe hier verbetering in kan worden aangebracht.
Heeft u er vertrouwen in dat het UWV dit zelf kan onderzoeken en oplossen gegeven de situatie dat er al jarenlang sprake is van fouten en onzekerheden in de vaststelling van het maatmanloon?
Op verschillende manieren is UWV bezig om de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren en om fouten te herstellen. Daarnaast is UWV bezig het nieuwe kwaliteitssysteem verder te ontwikkelen. UWV laat dit extern valideren. Daarnaast doet de Algemene Rekenkamer onderzoek naar de sturingsrelatie en de informatievoorziening tussen UWV en SZW. De aanbevelingen worden door UWV en mij gezamenlijk geïmplementeerd. Het rapport van de Algemene Rekenkamer wordt in oktober 2025 verwacht en daarover zal ik uw Kamer informeren.
Zijn er nog meer problemen in de uitvoering door het UWV die de komende tijd via WOO-verzoeken aan het licht komen?
Zoals ik in het Vragenuur van 18 maart 2025 heb aangegeven kan ik dit niet uitsluiten. UWV en ik werken samen aan het verbeteren van de sturingsrelatie en de informatievoorziening. Onze inzet is om nieuwe fouten open, transparant en tijdig te delen met de Kamer. Een voorbeeld hiervan is de problematiek rondom de fouten bij de indexering van het maatmanloon. Hierover heb ik uw Kamer op 10 maart 2025 geïnformeerd.
Kunt u het aangekondigde kwaliteitsonderzoek naar de berekening van het maatmanloon aangekondigd door het UWV ruim voor het commissiedebat over de WIA naar de Kamer sturen evenals de aanpak om de fouten te herstellen.
In de brief die ik zojuist aan uw Kamer heb gestuurd informeer ik uw Kamer over de uitkomst van het onderzoek naar de kwaliteit van de vaststelling van het maatmanloon.
Kunt u deze vragen ruim voor het commissiedebat over de WIA beantwoorden?
Artiesten en concert-/festivalgangers met een beperking |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), Lisa Westerveld (GL) |
|
Karremans , Eppo Bruins (CU) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het manifest «Artiesten met een beperking aan zet»?1 Zo ja, wat vindt u van de constatering van de initiatiefnemers dat mensen met een beperking nauwelijks te zien zijn op podia?
Wat vindt u van opmerkingen van Nederlandse respondenten in het onderzoek Time to Act als «Again, we definitely look to programme disabled artists, but in The Netherlands it’s not even evident yet that disabled people are able to come to theatre in the first place. We’re definitely not there yet», waaruit blijkt dat er zowel voor bezoekers als artiesten en makers met een beperking nog een wereld te winnen is?2
Trekt u zich deze signalen aan en vindt u dat u ook een verantwoordelijkheid heeft om cultuur en culturele evenementen toegankelijk te maken voor iedereen, inclusief mensen met een beperking?
Deelt u de mening dat Nederland nog niet voldoet aan artikel 30 van het VN Verdrag Handicap, waarin expliciet staat dat mensen met een beperking het recht hebben om in de volle breedte van de samenleving mee te doen en toegang dienen te hebben tot hulp(middelen) om te kunnen deelnemen aan o.a. cultuur en sport, en kunt u toelichten of u van mening bent dat er in de afgelopen jaren genoeg voortgang is geboekt?
Op welke onderdelen uit het manifest ziet u een concrete rol voor u als bewindspersoon?
Op welke manier heeft het programma «Onbeperkt Meedoen!» bijgedragen aan het wegnemen van drempels voor mensen met een beperking, zoals bij het bezoeken van een concert of festival?
Welke wezenlijke veranderingen hebben er plaatsgevonden sinds uw ambtsvoorganger in antwoord op Kamervragen in 2021 erkende dat nog niet alle festivals of evenementen toegankelijk zijn voor mensen met een beperking?3
Herkent u de signalen dat er regelmatig te weinig plekken zijn voor slechthorende of dove mensen bij concerten en voorstellingen, en kunt u nader toelichten welke rol u ziet voor uzelf met betrekking tot het bevorderen van het aantal beschikbare plaatsen voor dove of slechthorende mensen bij concerten en de beschikbaarheid van schrijftolken en gebarentolken bij voorstellingen en concerten?
Kunt u aangeven hoeveel gebaren- en schrijftolken er momenteel werkzaam zijn in Nederland, hoeveel mensen momenteel een tolkopleiding volgen en welke concrete maatregelen u neemt om het volgen van een tolkopleiding te stimuleren?
Herkent u de signalen dat er regelmatig te weinig plekken zijn voor personen met een rolstoel bij concerten en voorstellingen, en kunt u nader toelichten welke rol u voor uzelf ziet met betrekking tot het bevorderen van het aantal beschikbare plaatsen voor personen met een rolstoel bij concerten en voorstellingen?
Wat is de status van de routekaart voor inclusieve festivals die in 2021 werd gepresenteerd en wordt deze overal gebruikt?4
Zijn er richtlijnen voor evenementen over hoe om te gaan met mensen die ondersteuning nodig hebben, vanwege bijvoorbeeld medicatiegebruik, rolstoelgebruik of een audiovisuele beperking, en waar kunnen organisaties in de evenementenbranche aankloppen voor informatie, kennis en ondersteuning?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de initiatiefnemers van het manifest «Artiesten met een beperking aan zet» om festivals en evenementen toegankelijker te maken voor mensen met een beperking en de Kamer hierover te informeren, en kunt u ook op basis van deze gesprekken en de behoeften en mogelijkheden de Kamer informeren over welke rol u ziet om festivals en evenementen te ondersteunen op het gebied van toegankelijkheid voor iedereen?
Het bericht 'Geen baby's anoniem achtergelaten in eerste jaar vondelingenkamer: "Nul is een mooi cijfer"' |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
Karremans |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat er geen baby’s anoniem zijn achtergelaten in het eerste jaar van de vondelingenkamer in het Amsterdam UMC1? Wat is uw reactie op de resultaten die Stichting Beschermde Wieg boekt?
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Met bijdragen van particulieren en bedrijven en door de inzet van vrijwilligers weet Stichting Beschermde Wieg veel werk te verzetten voor vrouwen in nood. Daarvoor heb ik veel waardering.
Bent u op de hoogte van de situatie van de arbeidsmigrant in Amsterdam die vorig jaar haar kind heeft afgestaan en werd ontslagen omdat ze door haar bevalling een dag niet naar haar werk was gekomen? Heeft u indicaties dat dit vaker is voorgekomen? Wordt hier gericht onderzoek naar gedaan?
Nee, dit specifieke signaal is mij niet bekend. Maar ik vind de beschreven situatie vanzelfsprekend zeer verdrietig. Goed werkgeverschap betekent dat er niet op deze wijze omgegaan wordt met een medewerker die net bevallen is. Er wordt op dit moment geen gericht onderzoek gedaan naar ontslag van arbeidsmigranten vanwege zwangerschap of bevalling. Fiom, dat in opdracht van het Ministerie van VWS begeleiding biedt aan vrouwen die overwegen een kind ter adoptie af te staan, heeft eind vorig jaar wel zijn zorgen over deze groep zwangere vrouwen met mij gedeeld. Fiom brengt momenteel in kaart waar deze groep vrouwen in brede zin tegenaan loopt. Dit gaat onder andere over de toegang tot anticonceptie en zorg, arbeidsomstandigheden en huisvesting. Fiom verwacht mij voor de zomer een terugkoppeling te kunnen geven. Op basis hiervan zal worden bezien welke acties nodig en mogelijk zijn. Ondertussen heb ik Fiom reeds in contact gebracht met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zodat kan worden bekeken wat er nu al kan worden ondernomen om deze doelgroep nog beter te bereiken en bedienen.
Kunt u schetsen welke gevolgen een werkgever volgens de huidige regelgeving ondervindt van dergelijk hufterig gedrag? Kunt u aangeven welke gevolgen betrokken werkgever heeft ondervonden? Hoe verklaart u het verschil en wat is ervoor nodig om tot andere uitkomsten te komen?
Ik ben niet bekend met de individuele casus waaraan wordt gerefereerd, dus ik kan daar geen uitspraken over doen. Wel kan ik benoemen dat het verboden is om een werknemer tijdens de zwangerschap of in de periode direct na de bevalling te ontslaan. Het arbeidsrecht bevat hiervoor strikte regels. De kantonrechter zal in zo een situatie het ontslag vernietigen onder toekenning van loondoorbetaling (inclusief wettelijke verhoging en wettelijke rente) of, indien de werknemer niet in dienst wenst terug te keren, een financiële vergoeding voor het verwijtbare gedrag van de werkgever aan werknemer toekennen.
Wanneer een werknemer wenst te worden bijgestaan in deze civielrechtelijke procedure is hiervoor ondersteuning beschikbaar. De werknemer kan vaak kosteloos juridisch advies inwinnen bij de vakbond, rechtsbijstandsverzekeraar of het Juridisch Loket. Arbeidsmigranten kunnen daarnaast ook ondersteuning vinden bij het Work in NL-punt van hun regio, waar zij veelal in de eigen taal hun verhaal kunnen doen en geholpen kunnen worden.
Wat is de stand van zaken van alle vondelingenkamers in Nederland? Zijn er plannen om deze locaties te behouden of om in andere steden vondelingenkamers te starten? Hoe beziet u deze plannen in het licht van de cijfers en casus die door Stichting Beschermde Wieg zijn gedeeld? Ziet u regio’s waar deze initiatieven gemist worden? Zo nee, waar baseert u dat op?
De vondelingenkamers zijn een particulier alternatief van Stichting Beschermde Wieg. De rijksoverheid is hierbij niet betrokken en heeft geen invloed op het sluiten of openen van vondelingenkamers.
Het feit dat de vondelingenkamers niet worden gebruikt kan worden beschouwd als een bevestiging van de effectiviteit van de huidige procedure rondom het doen van afstand ter adoptie en de afspraken die daarover zijn gemaakt binnen de keten.2 In Nederland bestaat de mogelijkheid om afstand te doen van een kind. Ongewenst zwangere vrouwen krijgen hulp en worden begeleid in de eventuele keuze om afstand te doen. Het is ook mogelijk om onder geheimhouding afstand te doen van een baby. Behalve de hulpverleners weet dan verder niemand dat een vrouw ongewenst zwanger is of een kind heeft gekregen. Voor het kind blijft dan de mogelijkheid bestaan later meer informatie te krijgen over zijn of haar herkomst. Dit sluit aan bij het recht op afstammingsgegevens dat in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) is vastgelegd.3 Voor de moeder blijft het dan mogelijk om, binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn, op haar besluit tot afstand terug te komen en aan haar kan nazorg geboden worden. Deze zorgvuldig tot stand gekomen afspraken gelden niet per definitie voor vrouwen die hun kind te vondeling leggen in een vondelingenkamer. Zij kunnen dit geheel anoniem doen zonder gegevens over zichzelf of de geboren baby achter te laten. In dat geval blijven belangrijke afstammingsgegevens onbekend en is het onmogelijk de vrouw te benaderen voor het bieden van verdere hulp. Dit maakt dat de overheid terughoudend is in het faciliteren van plekken waar kinderen te vondeling kunnen worden gelegd.
Heeft u in beeld hoeveel vrouwen jaarlijks onder zorgelijke omstandigheden zwanger zijn? Wat weet u van de zorgelijke omstandigheden van deze vrouwen? Volgens Stichting Beschermende Wieg is er een grote groep zorgmijdende, zwangere vrouwen in Nederland; weet u hoe groot deze groep daadwerkelijk is? Wat vindt u van deze aantallen? Welk beleid voert u om hen te ondersteunen in hun zwangerschap?
Ik heb geen beeld van het aantal vrouwen dat jaarlijks onder moeilijke of zorgelijke omstandigheden zwanger is. En hoe veel van hen liever geen zorg vragen of ontvangen. Zwangerschappen onder zorgelijke omstandigheden komen helaas in allerlei verschillende vormen voor. Dit kunnen onbedoeld zwangere vrouwen zijn; de groep waarop Stichting Beschermde Wieg zich specifiek richt. Maar ook mensen die bedoeld zwanger zijn geraakt kunnen zorgen hebben over hun toekomst. Met het Actieprogramma Kansrijke Start wordt ingezet op ondersteuning (tijdens de eerste 1.000 dagen van het kind) voor (aanstaande) gezinnen in kwetsbare omstandigheden, rondom bewust zwanger worden, een gezonde zwangerschap en veilig ouderschap. In dit actieprogramma werk ik samen met gemeenten, zorgverzekeraars, beroepsgroepen en belangenorganisaties aan een kansrijke start voor ieder kind.
Fiom biedt begeleiding aan vrouwen die afstand ter adoptie overwegen, onder wie vrouwen die te maken hebben met huiselijk geweld en geheimhouding. Fiom komt de groep vrouwen die liever geen hulp vraagt of ontvangt ook veelvuldig tegen in zijn werk. De Landelijke Afstand Ter Adoptie Registratie (LATAR4) helpt om meer inzicht te krijgen in de situaties van de vrouwen die afstand ter adoptie overwegen, wat zij nodig hebben om hun keuzeproces te kunnen doorlopen en tot welke keuze zij komen. In de LATAR zijn ook de gegevens van Stichting Beschermde Wieg opgenomen. De LATAR wordt gebruikt om eventuele trends te signaleren en de hulp en ondersteuning bij afstand ter adoptie verder te verbeteren.
Welke mentale ondersteuning is er beschikbaar voor vrouwen die voor de keuze stonden om zelf voor hun kind te zorgen of niet, ook nadat ze ervoor hebben gekozen om hun kind zelf op te voeden? Welke praktische ondersteuning is er voor deze vrouwen als er een belemmering is om het kind zelf op te voeden? In hoeverre is deze informatie beschikbaar voor deze groep vrouwen?
Binnen de keuzehulp bij onbedoelde zwangerschap en bij de begeleiding aan vrouwen die overwegen hun kind ter adoptie af te staan is aandacht voor alle keuzeopties. Als na een keuzehulptraject wordt besloten tot het uitdragen van de zwangerschap en zelf zorgen heeft de keuzehulpverlener de mogelijkheid om door
te verwijzen naar (praktische) vervolghulp als dat nodig en gewenst is. Die vervolghulp bevindt zich doorgaans in de zorg of in het lokale veld op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning of de Jeugdwet. Keuzehulpverleners leren in de voor hen verplichte scholing hoe ze op de beste manier kunnen doorverwijzen. Daarbij hebben alle keuzehulpverleners zicht op de zorgketen in hun regio waardoor zij met korte lijnen kunnen doorverwijzen naar verdere ondersteuning bij zelf opvoeden.
Ook vrouwen die zich met een voornemen tot afstand ter adoptie bij Fiom aanmelden, doorlopen een keuzetraject. In veel gevallen zijn de keuzeopties van deze vrouwen beperkter. Voor hen geldt dat zij hun zwangerschap vaak later ontdekken waarmee een zwangerschapsafbreking niet meer mogelijk is. Van de 69 vrouwen5 die zich in 2023 met een voornemen tot afstand ter adoptie meldden, kozen 39 van hen ervoor zelf voor het kind te gaan zorgen. Fiom werkt volgens het protocol «Afstand ter Adoptie» dat is ontwikkeld in samenwerking met alle betrokken partners, waaronder de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming (Pleegzorg)6. Fiom begeleidt vrouwen in hun keuzeproces gedurende de zwangerschap en na de bevalling. Een vrouw krijgt de ruimte om alle opties te overwegen. Als een vrouw aangeeft dat zij zelf voor het kind wil zorgen, brengt Fiom samen met de vrouw (en partner) in kaart wat zij hiervoor nodig heeft. Er wordt een vangnet gecreëerd bestaande uit het persoonlijk netwerk en een zorgnetwerk bij haar in de buurt. Zo krijgen zowel de ouder(s) als het kind een goede start. Specifiek voor vrouwen die in Nederland als arbeidsmigrant werkzaam zijn, heeft Fiom informatiemateriaal7 ontwikkeld, in meerdere talen. En in 2021 publiceerde Fiom (Bolt, e.a.) een rapport8 over de situatie van Poolse vrouwen die in Nederland werken en onbedoeld zwanger raakten. Samen met dit onderzoeksrapport werd een sociale kaart en een toolbox met handvatten voor de begeleiding gepresteerd.
Spreekt u met stichting Beschermde Wieg over hun bevindingen en welke verbeteringen in het huidig beleid nodig zijn? Zo ja, wilt u de Kamer over die uitkomsten informeren? Zo nee, zou dat niet een heel goed idee zijn om het beleid praktisch te verbeteren?
Het Ministerie van VWS heeft sporadisch contact met de stichting, ook over de onderwerpen zoals verwoord in het artikel. Hetzelfde geldt voor het Ministerie van Justitie & Veiligheid.
Over de zorg en begeleiding aan vrouwen die afstand ter adoptie overwegen, sta ik in nauw contact met Fiom, dat de begeleiding aan deze vrouwen in opdracht van het Ministerie van VWS biedt. Ook zij bieden hulp aan onbedoeld zwangere vrouwen die liever geen hulp of zorg ontvangen, angstig zijn voor ontdekking van de zwangerschap en deze geheim wensen te houden. Fiom heeft ook periodiek contact met Stichting Beschermde Wieg in het kader van het verzamelen van de gegevens voor de LATAR en koppelt de uitkomsten hiervan aan mij terug.
Zo nodig betrek ik dit bij de verbetering van beleid en de uitvoering daarvan in de praktijk.
Welke nazorg krijgen vrouwen die hun kind hebben afgestaan? Is er meerjarig beeld of deze vrouwen adequate nazorg ontvangen?
Onderdeel van mijn opdracht aan Fiom is het bieden van nazorg aan vrouwen die in het verleden hun kind ter adoptie hebben afgestaan. Per 2024 zijn hiervoor extra middelen beschikbaar gesteld. De nazorg aan afstandsouders kan uit verschillende elementen bestaan. Fiom biedt psychosociale nazorg in de vorm van individuele gesprekken en ook nazorg in de vorm van een groepsgesprek is mogelijk. Daarbij biedt Fiom begeleiding in het verzorgen van het contact tussen afstandsouders, het kind en adoptieouders. Veelal is dit in de vorm van het delen van foto’s en informatie via een correspondentiedossier maar het kan ook gaan om het faciliteren van ontmoetingen. Afstandsouders kunnen bij Fiom hun dossier inzien, wat hen ook kan ondersteunen in hun verwerkingsproces.
Fiom houdt ieder jaar gegevens bij over de gevraagde en geboden nazorg, hiervan bestaat dan ook een meerjarig beeld. Zo hebben in 2024 9 afstandsouders psychosociale nazorg ontvangen, 27 afstandsouders begeleiding ontvangen bij dossierinzage en is het contact verzorgd tussen afstandsouders en kind/adoptieouders voor 68 correspondentiedossiers.
De Burgerdialoog over de rol van sociale media bij openbare ordeverstoringen |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
van Weel |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat de specifieke motivatie is geweest om een Burgerdialoog te organiseren?
Dit initiatief past binnen het voornemen van het kabinet zoals geuit in het regeerprogramma om burgers meer te betrekken bij de verschillende fasen van de beleidscyclus. De aanpak van online aangejaagde openbare-ordeverstoringen leent zich voor het betrekken van burgers, omdat het een complex vraagstuk is dat ook grondrechten van burgers raakt. Het belichten van verschillende perspectieven levert een bijdrage aan de totstandkoming van gedragen oplossingen.
Kunt u aangeven hoe u toch een positief besluit heeft genomen ten aanzien van het organiseren van de Burgerdialoog, ondanks alle problematiek en waanzinnigheid bij het Burgerberaad Klimaat?
Het betrekken van het perspectief van burgers bij beleidsvorming is een voornemen uit het regeerprogramma. Door het organiseren van deze burgerdialoog wordt daar invulling aan gegeven. De insteek van deze burgerdialoog is om verschillende dilemma’s rondom het onderwerp te bespreken en input van deelnemers te ontvangen over mogelijke oplossingen. Ik baseer me bij dit vraagstuk niet alleen op de uitkomsten van de burgerdialoog. Er zijn daarnaast verschillende andere initiatieven opgestart, zoals bijeenkomsten met deskundigen en internationaal vergelijkend onderzoek, die helpen bij de verdere beleidsontwikkeling op dit onderwerp.
De burgerdialoog verschilt in belangrijke mate van het Nationaal Burgerberaad Klimaat. Het is in eerste instantie qua doel anders; de burgerdialoog is zoals aangegeven verkennend en gericht op het ophalen van perspectieven en mogelijke oplossingsrichtingen. Het is wat betreft (organisatorische) opzet dan ook een veel kleinschaliger initiatief en minder intensief en belastend voor zowel deelnemers, de ambtelijke organisatie als externe inhuur. Zowel het aantal deelnemers als het aantal bijeenkomsten ligt significant lager. Het benodigde budget voor de burgerdialoog ligt dan ook veel lager.
Kunt u een duidelijk beeld schetsen wie er achter de organisatie van de Burgerdialoog schuilgaat? Hoe bent u tot deze organisatie gekomen en welke competenties waren er vereist?
De burgerdialoog is geïnitieerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en wordt begeleid door een bureau dat is gespecialiseerd in participatietrajecten. Dergelijke trajecten zijn nieuw voor het departement en daarom is gekozen om de benodigde expertise in te huren. Daarnaast is het voor de onafhankelijkheid van de burgerdialoog van belang dat er externe procesbegeleiding is.
Hoeveel kosten zijn er reeds gemaakt in de voorbereiding van de Burgerdialoog?
De verwachting is dat de uitvoering van de burgerdialoog in totaal ongeveer € 350.000 gaat kosten. De grootste kostenposten voor de uitvoering van burgerdialoog zijn de inhuur van een gespecialiseerd bureau, de locatiehuur met sobere catering en een gepaste deelnemersvergoeding. Het gaat vooralsnog om een inschatting, omdat er bijvoorbeeld nog enkele variabele kosten zijn, zoals de reiskostenvergoeding voor deelnemers. Als de Kamer wordt geïnformeerd over de opbrengst van de burgerdialoog kunnen ook de definitieve kosten geschetst worden.
Kunt u aangeven welke faciliteiten er voorzien zijn voor de bijeenkomsten?
De burgerdialoog bestaat uit drie fysieke bijeenkomsten en één online bijeenkomst. Tijdens de fysieke bijeenkomsten wordt gezorgd voor eten en drinken (water, koffie, thee en lunch).
Kunt u aangeven welke functieomschrijvingen alle medewerkers van het Burgerdialoog krijgen en over hoeveel functies we spreken?
Bij de uitvoering van dit traject zijn (naast de inzet vanuit het bureau) een projectleider en twee beleidsmedewerkers betrokken vanuit het departement. Zij werken hier parttime aan.
Kunt u aangeven waarom u de Kamer hierover niet geïnformeerd heeft?
De Kamer is op 14 mei 2024 door de toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid in een brief over de aanpak van online aangejaagde openbare-ordeverstoringen geïnformeerd over de behoefte om het perspectief van burgers te betrekken bij de beleidsvorming.1 In de zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over zowel de opbrengst van de burgerdialoog als de (verwachte) opbrengst van verschillende andere lopende en afgeronde initiatieven die plaatsvinden in het kader van de beleidsontwikkeling op dit onderwerp.
Hoeveel kosten zijn er beraamd voor de Burgerdialoog en hoe zijn deze kosten opgebouwd?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u gedetailleerd aangeven hoe het proces omtrent het selecteren van deelnemers vormgegeven wordt?
In totaal zijn er 100.000 uitnodigingsbrieven verstuurd naar willekeurige adressen in Nederland. Hiervoor is gebruik gemaakt van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Dit is een database waar geen persoonsgebonden informatie in staat. Bewoners van de adressen die een brief hebben ontvangen kunnen zich aanmelden om deel te nemen. Tijdens de aanmelding geeft een geïnteresseerde enkele demografische gegevens op. Na aanmelding wordt een loting uitgevoerd om de deelnemers definitief te selecteren. In de loting wordt gezorgd voor een zo goed mogelijke afspiegeling wat betreft leeftijd, geslacht en geografische spreiding. Als deelnemer moet je 16 jaar of ouder zijn.
Welke experts zijn er voorzien en aan de hand van welke criteria zullen zij uitgekozen worden?
Het is belangrijk dat het vraagstuk tijdens de burgerdialoog vanuit verschillende perspectieven bekeken wordt. Daarom worden er (ervarings)deskundigen vanuit verschillende disciplines uitgenodigd om deze perspectieven toe te lichten. Dit kan bijvoorbeeld een internetprofessional, jurist of politieagent zijn.
Het Natuur van Natuurnetwerk Nederland (NNN) |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Kunt u toelichten waarom de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) met slechts 1.968 hectare natuur in 2023 sterk achterblijft bij de jaarlijkse doelstelling, terwijl de restopgave voor 2027 nog 29.520 hectare bedraagt?
De provincies hebben in de 8e en 9e Voortgangsrapportage Natuur aangegeven dat ontwikkelingen als beschikbare capaciteit, gestegen grondprijzen, verminderde grondmobiliteit, langdurige procedures en cumulatie van ruimtelijke vraagstukken van invloed zijn op de achterblijvende realisatie van de inrichtingsopgave van 80.000 ha nieuwe natuur.
Deelt u de conclusies uit het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) biodiversiteit dat we, om de natuur beter te beschermen, meer ruimte voor natuur moeten maken en dat daarvoor meer, grotere en meer verbonden natuurgebieden nodig zijn?
Het IBO concludeert inderdaad dat het vergroten en verbinden van natuurgebieden één van de maatregelen is die bij kunnen dragen aan het versterken van de biodiversiteit. Ook in mijn beleidsagenda natuur, die ik u in november 2024 heb toegestuurd (Kamerstuk 33 576, nr. 401) benadruk ik het belang van een robuuste natuur waarop we kunnen vertrouwen, als basis voor ons welzijn en verweven met onze dagelijkse woon-, werk- en leefomgeving. Het realiseren van het NNN past hier ook goed bij.
Welke consequenties heeft het voor internationale doelstellingen als het NNN niet wordt afgerond, zoals is afgesproken bij de decentralisatie van het natuurbeleid?
Realisatie van de afspraken uit het Natuurpact door de provincies na 2027 betekent dat het aandeel hiervan in de doelstellingen voor biodiversiteit ook later wordt gerealiseerd.
Welke acties zijn sinds 2022 ondernomen om de aanbevelingen van de Taskforce Versnelling, zoals het opzetten van provinciale grondbanken, ontpachten en het benutten van dwingend instrumentarium, te implementeren? Zijn hier resultaten van bekend?
Nee, hier zijn geen resultaten van bekend. De voortgang ervan kan de komende jaren wel worden afgeleid uit de cijfers van de jaarlijkse Voortgangsrapportage Natuur (VRN). In de jaarlijkse VRN is aangegeven welke oppervlakte nieuwe natuur in het NNN naar verwachting van de provincies na 2027 zal worden gerealiseerd. In de 10e VRN hebben de provincies aangegeven hoeveel hectares zij (mede dankzij de versnellingsacties) kansrijk achten om vóór eind 2027 in te richten en van hoeveel hectares zij de inrichting vóór eind 2027 nog onzeker achten. Op basis hiervan hebben zij aangegeven dat ca. 10.000 ha na 2027 zal worden ingericht. In de 11e VRN, die eind dit jaar uitkomt, zal blijken of dankzij de versnellingsacties een grotere oppervlakte dan het jaar ervoor kansrijk wordt geacht om vóór eind 2027 te hebben ingericht.
Hoe wordt binnen het programma Ruimte voor Landbouw en Natuur en andere relevante programma’s prioriteit gegeven aan de resterende opgave van het Natuurnetwerk Nederland, zoals aanbevolen door de Taskforce?
De Minister van LVVN werkt op dit moment aan de uitwerking van haar beleidsbrief RLN. Voor de zomer zal zij uw Kamer hierover nader informeren.
Welke middelen gaat u beschikbaar stellen, aangezien de kosten voor grondwerving en inrichting significant zijn gestegen, voor provincies die niet in staat zijn de doelstelling te behalen?
Het natuurbeleid alsmede de uitvoering en het beheer ervan is in 2013 gedecentraliseerd naar de provincies. Het is dan ook de verantwoordelijkheid van de provincies om het Natuurnetwerk Nederland tijdig af te ronden. Het Rijk heeft de opgave voor verwerving en inrichting van het Natuurnetwerk Nederland financieel gedekt via de middelen die bij de decentralisatie structureel zijn overgeheveld aan de provincies via de algemene uitkering van het Provinciefonds.
Welke concrete stappen en aanvullende maatregelen gaat u ondernemen om te zorgen dat de resterende hectares voor 2027 worden gerealiseerd?
Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u deze vragen voor het commissiedebat Stikstof en natuur van 2 april 2025 beantwoorden?
Ja.
De arrestatie van burgemeester van Istanbul Imamoglu, rivaal van president Erdogan |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u het ermee eens dat de arrestatie van burgemeester van Istanbul Imamoglu en honderden anderen door de Turkse autoriteiten zorgelijk en onwettig is?
Ik heb grote zorgen over de arrestatie van burgemeester İmamoğlu en anderen, waaronder burgemeesters uit deelgemeenten van Istanbul en journalisten. De rechtsstaat en een sterk maatschappelijk middenveld zijn cruciaal voor de relatie van Turkije met Europese partners. Deze boodschap heb ik op de dag van de arrestaties ook telefonisch overgebracht aan mijn Turkse collega, Minister Fidan. De Nederlandse ambassadeur in Turkije heeft dat daags na de arrestaties ook gedaan bij de Turkse Vice-President Yilmaz.
Deelt u de analyse dat zijn arrestatie politiek gemotiveerd is?
In een verklaring op 19 maart hebben Eurocommissaris Kos en Hoge Vertegenwoordiger Kallas erop gewezen dat van Turkije verwacht wordt dat het land de hoogste standaarden op het gebied van democratische principes naleeft, en dat de arrestatie van burgemeester İmamoğlu en anderen vragen oproept over de naleving daarvan.1 Ik ondersteun deze verklaring.
Herkent u een patroon aan politiek gemotiveerde onderzoeken in de omstandigheden die geleid hebben tot zijn arrestatie?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u het intrekken van zijn diploma als een mogelijke zet om hem niet gekozen te laten worden als leider van de grootste oppositiepartij CHP en hem daarmee uit te schakelen voor het presidentschap?
De strekking van bovengenoemde verklaring van Eurocommissaris Kos en Hoge Vertegenwoordiger Kallas met betrekking tot de arrestatie van burgemeester İmamoğlu en anderen, is wat mij betreft ook van toepassing op het besluit van de Universiteit van Istanbul om het diploma van burgemeester İmamoğlu in te trekken.
Ziet u de restricties opgelegd na de arrestatie door de Turkse autoriteiten, waaronder de restricties op sociale media en de ban om te protesteren, als het beperken van de vrijheid van meningsuiting?
Vrijheid van meningsuiting en het demonstratierecht zijn integrale elementen van de rechtstaat en daarmee cruciaal voor de relatie van Turkije met Europese partners. Ik acht het van groot belang dat de Turkse autoriteiten deze elementen waarborgen.
Hoe kijkt u naar de arrestatie en de opgelegde restricties binnen de staat van democratie in Turkije? Bent u het ermee eens dat dit acties zijn die bij een autocratie passen?
Ik verwijs u graag naar mijn antwoord op vraag 2, vraag 3 en vraag 5.
Bent u het ermee eens dat inperkingen van vrijheid en mogelijke onwettige arrestaties niet onbestraft kunnen blijven?
Zoals hierboven aan u gemeld, heb ik mijn zorgen over de arrestatie van burgemeester İmamoğlu en anderen op 19 maart jl. telefonisch overgebracht aan mijn Turkse collega, Minister Fidan, hebben Eurocommissaris Kos en Hoge Vertegenwoordiger Kallas diezelfde dag namens de EU een verklaring uitgebracht en heeft de Nederlandse ambassadeur in Turkije een dag later deze boodschap herhaald tegenover de Turkse Vice-President Yilmaz.
De Europese Unie heeft, in verband met de arrestaties, thematische consultaties met Turkije op het gebied van contraterrorisme en het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid uitgesteld. Deze consultaties stonden gepland voor de week van 24 maart. In reactie daarop hebben de Turkse autoriteiten een EU-Turkije overleg over de Zwarte Zee uitgesteld. Aansluitend bij de Nederlandse zorgen volgt de EU de ontwikkelingen nauwgezet en zal nader bezien in welke mate aanvullende maatregelen passend zijn.
Wat gaat Nederland in bilateraal en Europees verband doen om burgemeester Imamoglu vrij te krijgen en duidelijk te maken aan Turkije dat het opsluiten van oppositieleden niet onbestraft kan blijven?
Zie antwoord vraag 7.
Wat gaat Nederland in bilateraal en Europees verband doen om Turkije te bewegen naar meer politieke vrijheden? Welke instrumenten zullen hiervoor worden ingezet?
Middels, onder andere, het MATRA-programma zet Nederland zich in voor de versterking van de rechtstaat, de naleving van mensenrechten en het belang van een sterk maatschappelijk middenveld in Turkije. Deze elementen zijn zowel in bilateraal als Europees verband ook een integraal onderdeel van de dialoog met Turkije. Dat zal zo blijven.
De alternatieve dekking door geld uit de wijkverpleging te halen |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Waarom kiest u ervoor het budget van de wijkverpleging te gebruiken als dekking?
Ik heb ervoor gekozen om de raming en de realisatie van de uitgaven bij de Wijkverpleging dichter bij elkaar te brengen. In de Ontwerpbegroting VWS 2025 heb ik daar een eerste stap gezet. Hiervoor verwijs ik naar tabel 3A op pagina 202 waarin ik de raming op basis van de uitvoeringscijfers al fors naar beneden heb bijgesteld.1 Structureel is er nog ruimte beschikbaar. Als ik deze ruimte niet aanwend voor andere doeleinden dan zullen deze middelen uiteindelijk vrijvallen. Ik ben daarom blij dat het gelukt is om deze ruimte op het kader voor de wijkverpleging op deze manier te behouden voor de zorg.
Belangrijke oorzaak van de onderschrijding is dat de wijkverpleging sinds 2015 (overgang van de AWBZ naar de Zvw) steeds doelmatiger is geworden, door beleid van zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders. Er worden minder uren zorg per cliënt geleverd en er wordt meer gekeken naar wat mensen zelf kunnen. Dat is ook belangrijk om deze zorg in tijden van dubbele vergrijzing voor iedereen toegankelijk te houden. Bovendien is er krapte op de arbeidsmarkt, waardoor aanbieders van wijkverpleging kritisch moeten kijken welke zorg noodzakelijk is om te leveren.
Bovenstaande ontwikkelingen leiden tot lagere uitgaven aan de wijkverpleging dan geraamd. Een deel van deze structurele ruimte zet ik in als alternatieve invulling van de € 165 miljoen. Ook in de komende jaren is de groeiruimte 3,5% per jaar zonder dat dit ten koste gaat van het aanbod van wijkverpleegkundige zorg of de afspraken die in het IZA zijn gemaakt over de wijkverpleging.
Waarom is er niet naar alternatieve vormen van dekking gekeken?
Omdat deze meevaller zich hoe dan ook voor zal doen en ik hem nu kan inzetten om een taakstelling die onverwacht op mijn begroting is beland op te lossen. Bij deze dekking is het mogelijk om de zorg aan mensen te ontzien.
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn van deze bezuiniging op de wijkverpleging?
Het betreft nadrukkelijk géén bezuiniging op de benodigde middelen voor wijkverpleging. Het gaat om middelen die niet worden uitgegeven aan wijkverpleegkundige zorg en zouden overblijven. Dit zou achteraf dan zichtbaar worden in onderschrijdingen, zoals we de afgelopen jaren zagen. We gaan onverminderd door met de IZA-afspraken over de wijkverpleging en het versterken van de eerstelijnszorg. Zorgverzekeraars blijven extra investeren in de wijk, zoals afgesproken. Daar is nog steeds genoeg financiële groeiruimte voor beschikbaar, ook in de komende jaren is de groeiruimte 3,5% per jaar. Uit onderzoek blijkt dat ondanks de onderschrijding de toegankelijkheid van de wijkverpleging nog altijd goed is.
Erkent u dat er in de wijkverpleging al sprake is van personeelstekorten? Wat zijn de effecten van deze bezuinigingen op de personeelstekorten?
Ook de wijkverpleging heeft te maken met krapte op de arbeidsmarkt en lukt het aanbieders dus moeilijk en soms niet om alle vacatures (binnen afzienbare tijd) in te vullen. De inzet van een deel van de onderschrijding heeft echter geen effect daarop.
Hoe gaat u de stijgende vraag naar wijkverpleging opvangen nu mensen langer thuiswonen en meer zorg nodig hebben en u ondertussen bezuinigt op de wijkverpleging?
Er is geen sprake van een bezuiniging. Het beschikbare budget voor de wijkverpleging blijft de komende jaren stijgen. Dat was ook de afgelopen jaren het geval. Deze ruimte is door partijen, waaronder zorgverzekeraars, ingezet om te investeren in de wijkverpleging. Het is mijn inzet, samen met de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, de eerstelijnszorg en wijkverpleging de komende jaren verder te versterken zodat iedereen die dat nodig heeft toegang houdt tot zorg in de eigen leefomgeving.
Zijn er gesprekken gevoerd met veldpartijen over deze dekking? Bijvoorbeeld met V&VN, Actiz, zorgverzekeraars, ziekenhuizen, huisartsen en gemeenten? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken? Zo nee, waarom is er niet met deze partijen gesproken?
In de afgelopen maanden is in het kader van het bereiken van een aanvullend zorg- en welzijnsakkoord (AZWA) intensief gesproken met genoemde veldpartijen. Daarbij is ook gesproken over het hanteren van realistische kaders. Het kabinet vindt het van belang dat er realistisch geraamd wordt. Daarom wordt de raming naar beneden bijgesteld. Deze bijstelling gaat nadrukkelijk niet ten koste van middelen die nodig zijn voor wijkverpleegkundige zorg.
Wat zijn de juridische consequenties van het openbreken van het Integraal Zorgakkoord? Kan deze bezuiniging tot gevolg hebben dat het gehele Integraal Zorgakkoord onder druk komt te staan? Waarom neemt het kabinet dit risico?
We gaan onverminderd door met de IZA-afspraken op de wijkverpleging en het versterken van de eerstelijnszorg. Zorgverzekeraars blijven extra investeren in de wijk, zoals afgesproken. In het IZA is afgesproken dat het kader voor wijkverpleging relatief hard groeit, om partijen de ruimte te geven de afspraken in het IZA uit te voeren. Dat zal het ook de komende jaren blijven doen. In het AZWA maak ik met partijen afspraken over de ontwikkeling van de budgettaire kaders tot en met 2028.
Kan er een onderbouwing met de Kamer gedeeld worden waarom het realistisch zou zijn om geld structureel weg te halen bij de wijkverpleging en welke gevolgen dit heeft voor de ambities voor wijkverpleging?
We zien in de wijkverpleging al jarenlang een structurele onderschrijding ten opzichte van de ramingen van VWS. Omdat het kader bovendien al jarenlang hard groeit, om zo de ambities uit het IZA waar te maken, blijft die onderschrijding bestaan. Dat maakt dat ik zonder effect op de beschikbaarheid van deze zorg of de ambities uit het IZA een deel van deze onderschrijding voor andere doelen in de zorg kan inzetten. In de komende jaren blijft extra groeiruimte beschikbaar om betrokken partijen de ruimte te geven de afspraken uit het IZA – en het AZWA – uit te voeren. Samen met partijen werk ik aan versterking van de eerstelijnszorg, zodat iedereen daar nu en in de toekomst gebruik van kan blijven maken.
Kunt u de vragen beantwoorden vóór de behandeling van de VWS-begroting in de Eerste Kamer?
Ja.
De geregistreerde huisvestingslocaties voor arbeidsmigranten van Stichting Normering flexwonen |
|
Bart van Kent |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de aantallen reguliere woningen die in gebruik zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten?1
Hoeveel woonhuizen zijn er volgens u totaal geregistreerd met het Stichting Normering Flexwonen (SNF)-keurmerk? Bent u bereid dit na te gaan en kunt u een inschatting maken van het totaal aantal woningen met en zonder SNF-keurmerk die er in gebruik zijn? Mochten hier geen absolute cijfers van te zijn, kan er een inschatting worden gegeven?
Deelt u de visie dat het ontoereikend is dat het SNF-locatieregister alleen in te zien is door de branche zelf? Ziet u hierin een probleem voor gemeenten die in dit systeem geen inzicht hebben, wat handhaving in de weg staat?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met SNF om de registers openbaar te maken voor gemeenten, zodat zij beter kunnen handhaven op illegale huisvestingspraktijken? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘Meer woningen krijgen vergunning zonder bouwstart’ |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met dit artikel?1
Wat vindt u van het gegeven dat woningbouwers stellen dat wanneer hobbels weggenomen zijn en alle vergunningen verleend zijn, zij alsnog niet kunnen starten met bouwen?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat na het verlenen van vergunningen voor bouwprojecten, er bij deze projecten ook echt gestart kan worden met de bouw?
Welke financiële gevolgen zijn er voor de bouwers en projectontwikkelaars wanneer, ondanks dat vergunning verleend zijn, zij niet kunnen starten met de bouw?
Wat betekent het niet kunnen starten met de bouw voor de hypotheken die mensen nu afgesloten hebben voor hun betaalbare koopwoning?
Welke oplossingen bent u bereid te bieden aan de bouwers, projectontwikkelaars en kopers ten aanzien van de financiële gevolgen die zij ondergaan door het niet kunnen starten met de bouw wanneer vergunningen verleend zijn?
Kunt u deze vragen binnen drie weken één voor één beantwoorden?
De uitzending van de Oranjezondag van 9 maart 2025 |
|
Jacqueline van den Hil (VVD), Judith Tielen (VVD) |
|
Karremans |
|
![]() |
Heeft u de uitzending van de Oranjezondag van 9 maart 2025 gezien met daarin het verhaal van een Nederlandse bodybuilder over anabolengebruik?1
Ja, die uitzending heb ik gezien.
Had u ook de indruk dat werd gesuggereerd dat anabolengebruik genormaliseerd is in deze sportsector? Zo ja, weet u in hoeverre dit daadwerkelijk zo is bij wedstrijden in Nederland? Kunt u betrouwbare cijfers geven van de mate van anabolengebruik door sportbodybuilders en door amateurbodybuilders? Zo nee, waarom niet?
Ik kreeg ook de indruk dat anabolengebruik voor bodybuilders in wedstrijdverband genormaliseerd is. Of dat ook daadwerkelijk zo is, kan ik niet met zekerheid zeggen. Er is niet één, maar er zijn drie sportbonden voor bodybuilding in Nederland (waaronder één die zich toelegt op naturel bodybuilding, dat wil zeggen beoefening van de sport zonder prestatie bevorderende middelen). Deze organisaties vallen geen van allen onder sportkoepel NOC*NSF. Ook heeft geen van deze organisaties het Nationaal Dopingreglement, dat leidend is voor de Dopingautoriteit voor de uitvoering van het antidopingbeleid, opgenomen in de eigen reglementen.
Overigens wordt in de volksmond gesproken over anabolengebruik, maar in de praktijk gaat het over een palet aan middelen die de prestatie en het uiterlijk kunnen verbeteren. Daaronder horen onder andere androgene anabole steroïden, groeihormonen, schildklierhormonen, insuline, stimulantia en diuretica, die elk hun eigen effecten kunnen hebben op de gezondheid van de sporter.
Er is onderzoek gedaan naar middelengebruik in de kracht- en vechtsport in bredere zin; mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer daar in de loop van 2022 en 2023 over geïnformeerd.2 Er waren bodybuilders onder de respondenten van dit onderzoek, maar dat aantal was niet groot. Specifieke cijfers over het middelengebruik in bodybuilding heb ik daarom niet ter beschikking. De betrokken bonden herkennen echter de dynamiek die in deze onderzoeksrapporten werd geschetst als aanleiding voor sporters om middelen te gaan gebruiken: de natuurlijke progressie die met trainen geboekt wordt vlakt af, de sporter wil wèl progressie blijven boeken en anabole steroïden bieden op dat moment die mogelijkheid. Ik vermoed daarom dat het middelengebruik binnen het bodybuilden niet veel afwijkt van de mate van middelengebruik dat voor de kracht- en vechtsport in brede zin in de onderzoeken in 2022 en 2023 is gevonden. Als die aanname klopt, ligt het gebruik van prestatie bevorderende middelen in het bodybuilden hoog.
Klopt het dat anabolengebruik illegaal is, ook bij bodybuilding? Zo ja, wat vindt u ervan dat werd gesuggereerd dat het legaal en normaal is om anabole steroïden te gebruiken in deze vorm van sport?
Nee, dat klopt niet. De stelling dat het gebruik van anabole steroïden niet verboden is, is feitelijk juist. En dat het gebruik ervan in het bodybuilden genormaliseerd lijkt, lijkt mij helaas eveneens juist.
Voor een volledig beeld moet ik daarbij melden dat, vanwege de aanwezigheid van farmacologische stoffen, de meeste dopinggeduide middelen ook aan te merken zijn als geneesmiddelen en dus onder de Geneesmiddelenwet vallen. Daarin is, in tegenstelling tot het gebruik, onder meer de fabricage en de handel in geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is afgegeven wèl verboden.
In de Wet op de economische delicten is het zonder vergunning produceren en afleveren van geneesmiddelen gekwalificeerd als economisch delict, net als het bereiden, verkopen, afleveren, invoeren, verhandelen of ter aflevering in voorraad hebben van ongeregistreerde geneesmiddelen.
Bent u van mening dat de controle en het toezicht op anabolengebruik bij bodybuildingcompetities in Nederland voldoende zijn? Zo ja, kunt u toelichten hoe en waarom?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 aangaf, is geen sprake van één sportbond in bodybuilding maar er zijn drie organisaties actief. Deze hebben allen het Nationaal Dopingreglement niet onderschreven, waardoor geen sprake is van voorlichting en/of toezicht door de Dopingautoriteit. Er is geen sprake van een gecoördineerde inzet op integriteit of toezicht op middelengebruik, omdat deze organisaties ieder zelf wedstrijden en competities organiseren. Er zou bij elk van de organisaties sprake zijn van tenminste enig toezicht, maar in welke mate is mij niet in detail bekend, al profileert één organisatie zich zoals gezegd op naturel bodybuilding.
Welke instantie is verantwoordelijk voor de integriteit van bodybuildingcompetities in Nederland? In hoeverre is deze instantie in staat en actief om deze integriteit te waarborgen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het van belang is om te voorkomen dat bodybuilders anabole steroïden gebruiken en gebruik krachtig te ontmoedigen? Deelt u de mening dat de sportscholen hierbij een belangrijke rol en verantwoordelijkheid hebben? Zo ja, wat bent u bereid te doen om sportscholen hierop aan te spreken?
De dopingregels worden in Nederland gezien als onderdeel van het tuchtrecht in de sport, en het is daarmee aan de sport zelf om die regels te stellen. In het bodybuilden is dat punt nog niet of nauwelijks bereikt. Ik vind het belangrijk dat sportorganisaties zich inzetten voor een «schone» beoefening van hun sport, maar vind het ook belangrijk dat daar draagvlak voor is. Om die reden moedig ik het stellen van dopingregels aan, maar dwing ik dat niet af.
Met dat als gegeven vind ik het van belang dat sporters weten wat de gezondheidseffecten van het gebruik van prestatie bevorderende middelen als anabole steroïden kunnen zijn wanneer zij overwegen die te gaan gebruiken. Daar wordt door de Dopingautoriteit, naar aanleiding van de eerder genoemde onderzoeken en met mijn financiële steun, op ingezet. De Dopingautoriteit heeft een programma3 waarin wetenschappelijk onderbouwde informatie over de gezondheidseffecten van het gebruik van prestatie bevorderende middelen wordt ontwikkeld, die vervolgens zowel via sportscholen als rechtstreeks de sporter moet gaan bereiken. Zo kunnen deze sporters, ook al zijn zij misschien niet aan dopingregels gebonden, in ieder geval een goed geïnformeerd besluit nemen over het gebruik van prestatie bevorderende middelen.
Het vervolg ten aanzien van de zaak van Tent of Nations en effectieve bescherming van Palestijnen |
|
Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger over de zaak van Tent of Nations?1 Klopt het dat de zaak van Tent of Nations, die al langer dan dertig jaar loopt, het langstlopende landregistratieproces in Israël is?
Ja, ik ben bekend met deze antwoorden. Het is niet te verifiëren of de zaak van Tent of Nations het langstlopende landregistratieproces bij het Israëlische Hooggerechtshof is.
Heeft u, zoals toegezegd bij het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken in februari, bij de Europese Unie (EU)-Israël Associatieraad Minister Sa’ar aangesproken op de zaak Tent of Nations? Zo ja, wat was de reactie van Minister Sa’ar?
Tijdens de EU-Israël Associatieraad heb ik geen mogelijkheid gehad om de zaak van Tent of Nations op te brengen. In recent contact met Minister Sa’ar heb ik Tent of Nations opgebracht en verzocht hij om nadere achtergrond. Die heb ik hem verschaft.
Is er inmiddels duidelijkheid gegeven waarom de beoordeling van de stukken zo lang duurt en waarom er opnieuw vertraging is? Zou u deze kwestie opnieuw en met spoed kunnen aankaarten bij de Israëlische autoriteiten?
Het is niet duidelijk waarom de beoordeling van de stukken zo lang duurt. De rechtszaak over het landregistratieproces loopt nog steeds, zo was er op 25 maart jl. opnieuw een zitting van de militaire rechtbank. Nederland blijft de zaak van Tent of Nations met regelmaat onder de aandacht brengen van de Israëlische autoriteiten. Dit gebeurt op politiek en ambtelijk niveau, zowel vanuit Den Haag als via de ambassade in Tel Aviv en vertegenwoordiging in Ramallah.
In eerdere beantwoording gaf het kabinet aan dat uit gesprekken met de Coordination of Government Activities in the Territories (COGAT) bleek dat het aanleggen van de twee wegen in de buurt van de Tent of Nations niet is toegestaan en dat COGAT stelde hierop zullen handhaven; is dit inmiddels gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Het aanleggen van de twee wegen in de buurt van Tent of Nations is inderdaad niet toegestaan. Dit is bevestigd door het Israëlische Hooggerechtshof op 8 oktober 2024 en op 6 februari 2025 door de districtsrechtbank in Jeruzalem. De uitspraak van 6 februari 2025 van de districtsrechtbank stelt dat de wegen zijn aangelegd op land in privéeigendom. Net als in de uitspraak van 8 oktober 2024 van het Hooggerechtshof, stelt de districtsrechtbank dat de wegen binnen zestig dagen verwijderd moeten worden. COGAT heeft tot op heden geen actie ondernomen naar aanleiding van deze uitspraken, hetgeen ik afkeur.
De familie Nassar heeft geen andere pressiemiddelen dan de lopende juridische processen en hun internationale contacten. Nederland wijst de Israëlische autoriteiten geregeld op de verantwoordelijkheid gerechtelijke beslissingen te handhaven, waaronder inzake Tent of Nations.
Klopt het dat het Hooggerechtshof op 8 oktober 2024 de uitspraak heeft gedaan dat de staat Israël de wegen moest verwijderen binnen zestig dagen en dat als de staat in gebreke zou blijven, de familie Nassar naar de Civil Court in Jeruzalem zou kunnen gaan?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat op 6 februari 2025 bij de Civil Court de uitspraak werd gedaan dat het land waar de wegen zijn aangelegd inderdaad aan de familie Nassar toebehoren? Indien dat zo is, kan het kabinet dan bij COGAT en Israëlische autoriteiten ook op directe naleving aandringen? Welke pressiemiddelen heeft de familie indien aan de uitspraak geen gehoor wordt gegeven?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u ook dat er meer constructies en wegen worden gebouwd en de incidenten toenemen? Kan u opnieuw met spoed contact opnemen met COGAT om te handhaven en de illegale structuren te verwijderen en te zorgen voor feitelijke bescherming aan de eigenaren van het gebied en hun bezoekers?
Sinds 7 oktober 2023 is een groei en toename van nederzettingen waarneembaar op de Westelijke Jordaanoever, ook in het gebied rondom de Tent of Nations. Dergelijke nederzettingen zijn in strijd met internationaal recht. Bovendien bemoeilijken zij een duurzame oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict, waarvoor een door beide partijen gedragen tweestatenoplossing voor het kabinet de basis blijft. Het kabinet keurt het Israëlisch nederzettingenbeleid ten stelligste af. Nederland blijft de zaak van Tent of Nations met regelmaat onder de aandacht brengen van de Israëlische autoriteiten, en wijst hen daarbij op hun verantwoordelijkheid om de familie Nassar, hun land en gasten te beschermen.
Erkent u dat door te lang te wachten een feitelijk onomkeerbare situatie dreigt te ontstaan en dat dit, in afwachting van een definitieve uitspraak, zeer onwenselijk is? Kan u COGAT wijzen op hun eerdere toezegging om op te treden en verzoeken dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe verhouden de antwoorden van uw ambtsvoorganger dat volgens het bezettingsrecht de Israëlische militaire commandant verantwoordelijk is voor de veiligheid van de Palestijnse burgerbevolking zich tot de afspraken die tussen de Israëlische autoriteiten en de Palestijnse Autoriteit (PA) zijn gemaakt en de verschillende rollen ten aanzien van Area A, B, C? Kan het kloppen dat de praktische afspraken niet te verklaren zijn vanuit het bezettingsrecht, maar juist uit de lex specialis, voortvloeiend uit afspraken die rond de Oslo-akkoorden zijn gemaakt?
De afbakening van de bevoegdheden tussen de Palestijnse veiligheidssector en de Israëlische autoriteiten is vastgelegd in de zogenaamde Israëlisch-Palestijnse interim-overeenkomst over de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (Oslo II, 1995), met name in Bijlage I (het protocol over veiligheidszaken). De verdeling is als volgt:
Daarnaast bestaat nog het Hebronprotocol (1997). Dit regelt de gedeeltelijke overdracht van Hebron aan de PA, maar bevestigt opnieuw dat de Palestijnse politie niet in Area C mag opereren.
Ten slotte is er een aantal informele afspraken over de coördinatie tussen de Palestijnse en Israëlische veiligheidstroepen, die onder andere worden gefaciliteerd door the Office of the Security Coordinator, een Amerikaans-geleid samenwerkingsverband waaraan Nederland bijdraagt.
Bovengenoemde bilaterale afspraken dienen bezien te worden in de context van het humanitair oorlogsrecht, waaronder het Vierde Verdrag van Genève. Op grond van artikel 47 van dit verdrag kan de burgerbevolking in bezet gebied niet de beschermingen van het verdrag worden ontnomen door enige verandering die voortvloeit uit afspraken tussen de bezettende macht (Israël) en de autoriteiten van het bezette gebied (Palestijnse Autoriteit). Volgens het bezettingsrecht is de bezettende macht verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in het bezette gebied. De Oslo-akkoorden doen hieraan niet af, zoals ook blijkt uit het advies van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 2024.2
Herinnert u zich het antwoord van uw ambtsvoorganger dat Israëlische politiebureaus zich geregeld in gesloten nederzettingen bevinden, die Palestijnen alleen mogen betreden na goedkeuring en onder begeleiding? Bent u bereid om de Israëlische regering aan te spreken op het feitelijk mogelijk te maken van het doen van aangifte op bereikbare locaties?
Ja, ik ben bekend met dit antwoord. Het is belangrijk dat Palestijnen aangifte kunnen doen. In de praktijk is dit niet eenvoudig, vanwege de vele beperkingen die Palestijnen ondervinden om naar politiebureaus in nederzettingen te kunnen reizen. Het kabinet blijft de Israëlische autoriteiten aanspreken op de situatie op de bezette Westelijke Jordaanoever en wijst op Israëls internationaalrechtelijke verplichtingen.
Kunt u uiteenzetten welke afspraken er zijn gemaakt tussen de PA en de Israëlische autoriteiten ten aanzien van de veiligheid en bescherming van Palestijnse burgers in Area C? Zou u hierbij ook specifiek in kunnen gaan op afspraken ten aanzien van de mogelijkheid voor Palestijnen om ongehinderd aangifte te kunnen doen?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u aangeven welke afspraken er specifiek zijn gemaakt ten aanzien van de rollen van de Palestijnse politie en de Israëlische autoriteiten en de afbakening van de verschillende bevoegdheden? Zou u, indien deze er zijn, kunnen verwijzen naar documenten waarin deze afspraken zijn vastgelegd?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht 'Bij Transavia overwintert personeel op kosten van het UWV' |
|
Bart van Kent |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel van Follow the Money over de contractconstructie van Transavia waarin gebruik gemaakt wordt van de 46-6-verdeling?1
Met het zogenoemde piek-dal contract van Transavia zoeken partijen de randen van het arbeids- en socialezekerheidsrecht op. Het hebben van pieken en dalen in de werkzaamheden is in beginsel een ondernemersrisico. Door de arbeidsovereenkomst op deze manier vorm te geven, wordt dit ondernemersrisico volledig afgewenteld op de samenleving. Dit vind ik onwenselijk, omdat werkgevers op deze manier hun verantwoordelijkheid ontlopen. Werk- en inkomenszekerheid moeten het uitgangspunt vormen. Daarom worden oproepcontracten in beginsel verboden met het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers. Dit wetsvoorstel is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met sociale partners. Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is het niet langer mogelijk (perioden van) nul-uren of een loonuitsluitingsbeding af te spreken. Partijen kunnen dan niet langer overeenkomen dat gedurende een bepaalde periode geen recht bestaat op arbeid en loon, zoals nu wel het geval is in het 46–6 contract.
Bent u op de hoogte van andere ondernemingen of sectoren die gebruik maken van soortgelijke regelingen, zoals bijvoorbeeld in de uitzendsector of in de logistiek? Zo niet, bent u bereid daar een onderzoek naar te starten?
Partijen hebben contractsvrijheid binnen de kaders van wet- en regelgeving als het gaat om het type arbeidsovereenkomst dat zij met elkaar aan gaan. Hierbij hebben partijen de vrijheid binnen een contract de arbeidsomvang te variëren. Aangezien het overeenkomsten tussen werkgevers en werknemers betreft, heb ik daar geen zicht op.
Constaterende dat uit onderzoek van het FNV blijkt dat 4 op de 10 flexwerkers op Werkloosheidswet (WW)-vakantie wordt gestuurd, daarnaast 79% van de flexwerkers weer terugkeert op de eerdere werkplek na ontslag en 59% van deze werknemers aangeeft dat het UWV hiervan op de hoogte was2, bent u het ermee eens dat werkgevers hier beter op gecontroleerd moeten worden, bijvoorbeeld door middel van een poortwachterstoets WW? Zo ja, wanneer bent u van plan dit te initiëren? Zo nee, waarom niet?
Op basis van het arbeidsrecht zijn dergelijke contracten mogelijk en kan recht ontstaan op een WW.
In algemene zin geldt dat met het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers maatregelen worden genomen om de werk- en inkomenszekerheid van flexwerkers te vergroten. Met dit wetsvoorstel worden maatregelen genomen die zien op oproepovereenkomsten, uitzendovereenkomsten en tijdelijke contracten. Oproepovereenkomsten worden in beginsel afgeschaft en vervangen door een zekerder type contract. Dit houdt in dat altijd een arbeidsomvang moet worden overeengekomen groter dan nul uren en loonuitsluitingsbedingen niet langer mogelijk zijn. Voor minderjarigen, scholieren en studenten met een bijbaan en uitzendkrachten in Fase A blijft het wel mogelijk op oproepbasis te werken. Voor uitzendcontracten geldt dat de meest onzekere fasen van uitzend worden verkort. Daarnaast krijgen uitzendkrachten recht op ten minste gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden. Op het gebied van tijdelijke contracten worden maatregelen genomen om draaideurconstructies te voorkomen. De huidige onderbrekingstermijn van zes maanden tussen tijdelijke contracten wordt vervangen door een administratieve vervaltermijn van zestig maanden. Hierdoor krijgen werknemers sneller recht op een vast contract, zodat naar verwachting minder vaak een beroep zal worden gedaan op de WW. Het wetsvoorstel wordt naar verwachting in het tweede kwartaal van 2025 ingediend bij uw Kamer.
Vindt u dat, ondanks dat Transavia aangeeft dat het voldoet aan de wetgeving, dit grijs gebied wenselijk? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Binnen het arbeidsrecht is het mogelijk om een arbeidsovereenkomst af te sluiten waarin de werknemer een wisselende arbeidsomvang heeft (art 7:628, negende lid, sub a, BW). Op grond hiervan kan Transavia arbeidsovereenkomsten afspreken waarbij 46 weken per jaar een vast aantal uren wordt gewerkt en zes weken per jaar nul uren wordt gewerkt.
Gedurende deze periode is geen arbeid overeengekomen en daarom ook geen recht op loon. Op grond van artikel 16 WW is er in dat geval sprake van een arbeidsurenverlies van ten minste vijf uur per kalenderweek en kan een recht ontstaan op een WW-uitkering indien aan de overige voorwaarden is voldaan (zie ook eerdere beantwoording).
Zoals reeds aangegeven bij de beantwoording van vraag 1 vind ik deze situatie onwenselijk. Daarom worden met het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers oproepovereenkomsten in beginsel verboden. Na inwerkingtreding dit wetsvoorstel zullen partijen in beginsel niet langer nul uren overeen kunnen komen.
Bij individuele gevallen omtrent een WW-uitkering maakt het UWV gebruik van de Risicoscan Verwijtbare Werkloosheid3, zou hier door Transavia, die zich niet voldoende inzet om werk te bieden aan haar personeel terwijl dat er wel is, sprake zijn van verwijtbare werkloosheid? Zo ja, zou de werkgever in plaats van de werknemer hier dan niet voor moeten boeten?
U vraagt mij of er geen sprake zou zijn van verwijtbare werkloosheid. Op grond van de WW is er sprake van verwijtbare werkloosheid indien de werknemer zelf verantwoordelijk is voor zijn werkloosheid, bijvoorbeeld doordat de dienstbetrekking op zijn verzoek is beëindigd of er een dringende reden is die aan de werknemer te wijten valt. Hierbij speelt het geen rol of de werkgever voldoende heeft gedaan om het personeel ander werk aan te bieden.
Voor het ontstaan van een recht op WW moet sprake zijn van relevant arbeidsurenverlies van ten minste vijf uur per kalenderweek. Een arbeidsuur is een uur waarover de werknemer loon heeft ontvangen of recht op loon bestaat. Voor de periode van zes weken heeft de werknemer volgens zijn arbeidsovereenkomst geen recht op loon en is er dus sprake van arbeidsurenverlies van ten minste vijf uur per kalenderweek. Hierdoor kan voor een werknemer van Transavia recht ontstaan op een WW-uitkering indien ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan.
Constaterende dat in het artikel door het UWV wordt aangegeven dat het UWV niet kan controleren of Transavia ten onrechte gebruik maakt van de WW-regeling, terwijl op het moment dat een werknemer door middel van een contract met urenverlies terechtkomt in de WW, een instantie toch moet controleren of iemand recht heeft op deze regeling, op welke manier en in hoeverre controleert het UWV hierop, wordt dit gesignaleerd en wat gebeurt er met deze informatie? En mocht deze verantwoordelijkheid niet bij het UWV liggen, bij welke instantie ligt dat dan en hoe gaan zij om met dit toezicht?
Het UWV controleert het recht op WW. Daarvoor wordt getoetst aan de voorwaarden voor het recht op WW (zie ook antwoord op vraag 5 en vraag 6 bij de kamervragen van de leden de Hoop en Patijn). Bij het piek/dal contract van Transavia wordt voldaan aan de voorwaarden voor het recht op WW. UWV heeft geen rol in het controleren van de aard van de arbeidsovereenkomst.
Bent u het eens met de experts Ton Wilthagen & Harald Buijtenduik, genoemd in het artikel van Follow the Money, die deze constructie «onethisch» en «obscuur» noemen? Zo nee, waarom niet?
Onder het huidige recht is het mogelijk een wisselende arbeidsomvang af te spreken in de arbeidsovereenkomst, waaronder nul uren. Dit maakt dat medewerkers van Transavia gedurende zes weken per jaar te maken hebben met arbeidsurenverlies waardoor recht op WW kan ontstaan. Zie ook de eerdere beantwoording op vraag 4. Met het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers zullen oproepcontracten in beginsel worden verboden, zodat partijen niet langer een arbeidsomvang van nul uren kunnen afspreken.
Constaterende dat andere bedrijven binnen dezelfde sector zover bekend niet deze constructie hanteren, zo lost KLM, het moederbedrijf van Transavia, het probleem van piek- en dalseizoenen op met het vrijwillig overstappen van voltijd naar deeltijd,4 hoe beargumenteert u het gebruik van deze constructie door Transavia als blijkt dat dit niet noodzakelijk is om het probleem op te lossen?
In beginsel geldt dat werkgevers en werknemers binnen de kaders van wet- en regelgeving contractsvrijheid hebben als het gaat om welk type arbeidsovereenkomst zij met elkaar aangaan. Hierbij vindt het kabinet het belangrijk dat partijen kiezen voor een contract dat past bij de persoonlijke voorkeuren van werknemers en bij de aard en inrichting van het werk. Daarbij dient structureel werk zo veel mogelijk plaats te vinden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het kabinet vindt het belangrijk dat meer mensen een vaste baan krijgen en wil het doorgeschoten beroep op flexibele contractvormen terugdringen. Daarbij is het ook belangrijk dat werkgevers voldoende flexibiliteit behouden om hun bedrijfsvoering vorm te kunnen geven.
Uit de cao Cabinepersoneel van Transavia blijkt dat Transavia gebruik maakt van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd met een daarbij wisselende arbeidsomvang. Hierbij geldt dat gedurende een periode van zes weken per jaar een arbeidsomvang van nul uren is afgesproken, waarbij de werknemer geen recht heeft op loon. Naar de huidige wet- en regelgeving is dit toegestaan waarbij de minimum- en maximum arbeidsomvang niet zijn gereguleerd. Na inwerkingtreding van wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers zal het in beginsel niet langer mogelijk zijn een arbeidsomvang van nul uren overeen te komen. Binnen het bandbreedtecontract is het mogelijk zelf een minimum en maximum arbeidsomvang af te spreken, waarbij de maximumarbeidsomvang niet meer dan 130% van de minimumarbeidsomvang mag bedragen.
Op welke manier is het te rechtvaardigen dat de samenleving opdraait voor bedrijven als Transavia, die in slechte tijden door middel van coronasteun5 overeind zijn gehouden en nu misbruik maken van deze constructies ten koste van de samenleving? Bent u bereid Transavia en andere soortgelijke bedrijven aan banden te leggen in uw rol als aandeelhouder van KLM?
De WW wordt gefinancierd door de premies die door werkgevers worden afgedragen. Bekend is dat werknemers in de flexibele schil van de arbeidsmarkt een groter beroep doen op de WW. De WW-schadelast van flexibele contracten is circa 2,5 à 3 keer groter dan van vaste contracten.6
De hoogte van de WW-premie, die door de werkgever moet worden afgedragen, is afhankelijk van de aard van het contract.
De hoofdregel is dat voor werknemers met een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd de lage premie geldt, mits er geen sprake is van een oproepovereenkomst. Voor alle gevallen waarin niet aan de voorwaarden voor de lage WW-premie wordt voldaan, geldt de hoge WW-premie. Dat is onder andere het geval bij een oproepovereenkomst. Bij een oproepovereenkomst heeft de werknemer namelijk geen zekerheid over het aantal te werken uren en het loon, wat ook geldt voor min-max-, piek-dal- en nul-urencontracten. Voor 2025 is het lage premiepercentage vastgesteld op 2,74%, en het hoge premiepercentage op 7,74%. De premies worden elk jaar geïndexeerd, waarbij het verschil is vastgesteld op 5 procentpunt.
In sectoren die sterk afhankelijk zijn van seizoensarbeid is het niet altijd mogelijk met werknemers een vast contract met een vaste arbeidsomvang per week of maand overeen te komen. Met de premiedifferentiatie in de WW is hiermee rekening gehouden. Op grond van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) is het mogelijk om ook de lage WW-premie te betalen voor schriftelijke contracten voor onbepaalde tijd waarbij de arbeidsomvang als een vast aantal uren per tijdseenheid van ten hoogste een jaar is overeengekomen. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat het recht op loon gelijkmatig over die tijdseenheid is gespreid (de zogenoemde jaarurennorm). In het piek/dal contract van Transavia ontbreekt echter de jaarurennorm, waardoor het contract wordt beschouwd als een oproepovereenkomst (voor onbepaalde tijd). Voor dit type contract geldt dat de werkgever het hoge WW-percentage verschuldigd is.
De steun aan KLM tijdens de COVID-19 pandemie betrof steun in economisch uitzonderlijke omstandigheden die de tijdelijke maatregelen rechtvaardigde. Er was sprake maatregelen met voorwaarden waar de KLM aan moest voldoen. Dit is een andere situatie dan deze.
De directie van KLM is verantwoordelijk voor de dagelijkse aansturing van de organisatie. Arbeidsvoorwaardelijke regelingen zijn dus ook verantwoordelijkheid van de directie van KLM en de Minister van Financiën is daarom niet voornemens om Transavia op dit vlak te interveniëren bij Transavia. De Minister van Financiën vindt het in zijn rol als aandeelhouder wel belangrijk dat er bij deelnemingen sprake is van goed werkgeverschap. Bovendien verwacht hij dat deelnemingen zich aan de geldende wet- en regelgeving houden en spreekt hij deelnemingen erop aan als dat niet zo is.
Deelt u de mening dat deze oneigenlijke schijnconstructie rond werkloosheid schadelijk is voor werknemers die volkomen terecht een beroep doen op de WW wegens inkomensderving?
Zie ook mijn eerdere beantwoording van de vragen. Zoals aangegeven in de beantwoording is het mogelijk in de arbeidsovereenkomst een wisselende arbeidsomvang overeen te komen. Daardoor kan er een recht op een WW-uitkering ontstaan vanwege arbeidsurenverlies. Ook deze werknemers doen in dat geval terecht een beroep op de WW. Zoals ook eerder vermeld vind ik het zogenoemde piek-dal contract zoals gehanteerd door Transavia onwenselijk. Partijen zoeken hiermee de randen van het arbeids- en socialezekerheidsrecht op. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers zal de zogenoemde piek-dal contract zoals toegepast door Transavia, niet langer mogelijk zijn.
Het bericht 'School voor asielzoekers en statushouders sluit: ‘Terug naar de eenzaamheid’ |
|
Mikal Tseggai (PvdA) |
|
Nobel , Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «School voor asielzoekers en statushouders sluit: «Terug naar de eenzaamheid»»?1
Wat vindt u van het initiatief «Iedereen aan boord» in Deventer, dat zowel statushouders als asielzoekers een programma laat volgen dat zich richt op taalles, het vinden van een baan en het opbouwen van een sociaal netwerk?
Vindt u het rationeel beleid om asielzoekers geen taalles te geven, maar te wachten tot zij statushouder zijn, terwijl het overgrote deel (85%) van de asielzoekers recht heeft op asiel? Kan er geconcludeerd worden dat u uw beleid baseert op de 15% die geen recht op asiel verkrijgt? Kunt u in uw antwoord de gemiddelde doorlooptijd van een asielprocedure meenemen?
Denkt u dat het geven van taallessen aan asielzoekers vanaf de eerste dag dat zij hier zijn, een goede uitvoering is van het voornemen uit de Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving om «zo snel mogelijk mee te doen»?2 Zo nee, waarom niet?
Denkt u dat het taalniveau en de kansen op de arbeidsmarkt toenemen als asielzoekers vanaf de eerste dag dat zij hier zijn taalles krijgen? Zo nee, waarom niet?
Het bericht 'Opkomst gemeenteraadsverkiezingen naar dieptepunt' |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Judith Uitermark (NSC) |
|
![]() |
Hoe kijkt u naar het gegeven dat de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen nog nooit zo laag was als in 2022?1
De trend van de lage opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen is een reden tot zorg. Er ligt een belangrijke taak bij de overheid en bij de politiek om ervoor te zorgen dat meer mensen gaan stemmen.
Deelt u de conclusie van de onderzoekers dat er geen sprake is van een incident maar dat er structurele oorzaken zijn voor de lage opkomst?
Ja, ik deel deze conclusie. Het onderzoek dat na de gemeenteraadsverkiezingen in 2022 naar de opkomst is gedaan2 toont aan dat de lage opkomst en het niet-stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen vooral bepaald wordt door structurele factoren. Uit dit onderzoek blijkt dat een gebrek aan vertrouwen in het functioneren van de overheid en de politiek een belangrijke factor is voor de lage opkomst.
Bent u van mening dat de overheid een taak heeft om deze structurele oorzaken te adresseren en stemgerechtigden te motiveren van hun stemrecht gebruik te maken en dat hiervoor, gezien de historisch lage opkomst in 2022, extra inzet nodig is?
Het is zorgelijk dat kiesgerechtigden zich niet goed gehoord voelen door de politiek en de overheid en daardoor de gang naar de stembus minder goed weten te vinden. Er zijn verschillende structurele redenen om niet te stemmen, zoals de mate van politieke interesse, kennis over de verkiezing en vertrouwen in de politiek. Hierdoor is er niet één ideale oplossing om de opkomst te verhogen. De politiek en de overheid hebben hierin beide een rol.
De overheid kan stemgerechtigden motiveren om gebruik te maken van hun stemrecht door het verstrekken van betere informatievoorziening over het belang van verkiezingen en het stemproces. Hier heb ik de afgelopen jaren al de nodige acties op ondernomen: zo heb ik informerende video’s over de verkiezingen gemaakt en gedeeld op sociale media en toegankelijke informatie voor verschillende doelgroepen en stakeholders verspreid. Ook heb ik de strategie van de publiekscampagne aangepast. Zie hierover meer in mijn antwoord op vraag 5.
Welke doelstelling heeft u zichzelf gesteld ten aanzien van de opkomst van de gemeenteraadsverkiezingen?
Zoals hierboven al benoemd heeft mijn ministerie in de afgelopen jaren al veel actie ondernomen ter bevordering van de opkomst bij verkiezingen. Ook voor de gemeenteraadsverkiezingen worden acties voorbereid om de opkomst te verhogen. Het is niet mogelijk om hier een specifieke doelstelling aan te koppelen, maar het streven is dat tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 18 maart 2026 meer kiesgerechtigden hun stem uitbrengen dan tijdens de verkiezingen in 2022.
Welke acties heeft u ondernomen om de opkomst bij de aankomende gemeenteraadsverkiezingen te verhogen en op welke wijze heeft udaarbij gebruik gemaakt van de bevindingen van het onderzoekDe lokale niet-stemmer. Een analyse van de lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2022?2
Sinds de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 is de strategie van de publiekscampagne van het Ministerie van BZK veranderd van een informerende naar een motiverende campagne. Eerder lag de focus op het delen van procesinformatie over de verkiezing (bijvoorbeeld: waar en wanneer). Sinds de Provinciale Staten- en waterschapsverkiezingen van 2023 ligt de nadruk op het overbrengen van het belang van de verkiezing en op het motiveren van kiesgerechtigden om te gaan stemmen.
Sinds het uitkomen van het onderzoek waaraan u refereert is de campagne zich voornamelijk op de groep situationele niet-stemmers gaan richten. De situationele niet-stemmer is een kiezer die bij sommige verkiezingen wel stemt, en bij sommige verkiezingen niet. Hierbij wordt extra aandacht geschonken aan de relevante gedragsbepalers van deze groep, zoals het vergroten van kennis over de verkiezing en de ervaring dat stemmen ertoe doet. Om in komende campagnes nog beter te kunnen inspelen op deze gedragsbepalers wordt op dit moment verdiepend gedragsonderzoek uitgevoerd naar de situationele niet-stemmer. De resultaten hiervan worden meegenomen in de campagneaanpak van de publiekscampagne in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2026.
In aanloop naar de komende verkiezingen blijft het Ministerie van BZK gemeenten en belangenorganisaties4 faciliteren in de communicatie over verkiezingen richting hun inwoners en achterban. Hiervoor stelt het ministerie een toolkit met communicatiemiddelen beschikbaar. Gemeenten en belangenorganisaties kunnen deze middelen zelf nog aanpassen aan hun eigen (lokale) context en gebruiken in uitingen aan inwoners of achterban. Richting de aankomende gemeenteraadsverkiezingen worden hiervoor vernieuwde communicatiemiddelen ontwikkeld.
Het doel van deze maatwerkcommunicatie is informerend en richt zich op inhoudelijke- en procesinformatie over de verkiezing. Zoals informatie over waar kiezers kunnen stemmen, welke documenten kiezers moeten meenemen en wanneer een stem geldig is. Ook worden campagnemiddelen aangeboden die op lokaal niveau kunnen worden ingezet ter bevordering van de opkomst.
Ik ben het met de onderzoekers eens dat streven naar een betere relatie tussen kiesgerechtigden en de politiek een beter doel is dan een hogere opkomst alleen. In het versterken van deze band tussen de kiezer en de gekozene, en het vergroten van het vertrouwen ligt ook een belangrijke taak voor volksvertegenwoordigers. Het is belangrijk dat lokale politici zich niet alleen in aanloop naar een verkiezing laten zien, maar gedurende de vier jaar geregeld de gemeenten in gaan, naar bewoners luisteren en beloftes concreet maken. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor de lokale politiek. Daarom vind ik het ook de verantwoordelijkheid van politieke partijen om campagne te voeren en om daarmee de opkomst proberen te verhogen.
Een van de redenen die in het lokale kiezersonderzoek worden gegeven voor niet-stemmen is dat kiesgerechtigden niet altijd goed weten wat er decentrale volksvertegenwoordigingen gebeurt. Dit zorgt voor een minder sterke band tussen kiezers en gekozenen. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat bepaalde groepen kiesgerechtigden, zoals vrouwen, mensen met een migratieachtergrond en lager opgeleiden minder vaak hun stem uitbrengen. Deze groepen zijn ook structureel ondervertegenwoordigd in de politiek en het bestuur. Het Ministerie van BZK zet zich in voor betere vertegenwoordiging door het wegnemen van verschillende drempels voor deze groepen, zoals het moderniseren van de verlof- en vervangingsregeling, en ze te motiveren politiek actief te worden. Dit kan de herkenbaarheid van de politiek en het bestuur vergroten, wat kan zorgen voor meer verbinding tussen kiezers en gekozenen.
Tot slot zet ik mij voortdurend in voor de versterking van het decentraal bestuur. Dat gebeurt onder meer via de Actieagenda Sterk Bestuur en via de inzet op de versterking van decentrale volksvertegenwoordigers. Zo werk ik aan het versterken van de kwaliteit van het bestuur, wat bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de overheid. De verwachting hierbij is dat als het openbaar bestuur doet wat het belooft om de opgaven van inwoners aan te pakken, dit bijdraagt aan het herstel van vertrouwen.
Welke acties heeft u ingezet of gaat u inzetten om in het bijzonder jonge kiesgerechtigden te bereiken en te investeren in het politieke bewustzijn en vertrouwen van de jeugd?
De doelgroep jongeren (18–25 jaar) heeft in de communicatiestrategie voor verkiezingen speciale aandacht. Door jongeren vroegtijdig bij verkiezingen te betrekken is de verwachting dat stemmen een gewoonte wordt en ze bij de volgende verkiezingen ook weer gaan stemmen. Hiervoor zijn de afgelopen verkiezingen campagne- en communicatiemiddelen gemaakt die specifiek gericht zijn op jongeren. Ook zijn de afgelopen verkiezingen samenwerkingen aangegaan met mediapartners met een groot bereik onder jongeren, zoals bijvoorbeeld Snapchat, VICE, ParraTV, de Kiesmannen en verschillende podcasts en influencers. Via de toolkit die we aanbieden aan gemeenten zijn communicatiemiddelen gedeeld die gebruikt kunnen worden in de communicatie richting jongeren. Denk hierbij aan sociale media-uitingen en een ansichtkaart voor kiezers die net 18 zijn geworden.
Daarnaast zet ik mij in om jongeren te informeren over verkiezingen via het burgerschapsonderwijs. Hierin werk ik nauw samen met ProDemos om scholieren kennis en vaardigheden te geven en wegwijs te maken in onze democratische rechtsstaat. In aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen organiseert ProDemos in samenwerking met de Nationale Jeugdraad tien verkiezingsfestivals op MBO-instellingen verspreid door het land. Ook organiseren zij in het voortgezet onderwijs en op het MBO gastlessen over verkiezingen.
In aanloop naar de Europees Parlementsverkiezing van 2024 zijn ook extra projecten ingezet om de opkomst onder jongeren te bevorderen. Zo heeft het Ministerie van BZK subsidie gegeven voor de «Alles=Politiek»-campagne van de Nationale Jeugdraad. Deze campagne was speciaal gericht op het informeren van jongeren over deze verkiezing, waarmee 1 miljoen jongeren zijn bereikt. Ook is vanuit het Ministerie van BZK meegewerkt aan een programma van MBO-talent waarin studenten van het MBO gedurende verschillende sessies meedachten over hoe meer (MBO) jongeren naar de stembus te krijgen.
Welke strategie heeft u ontwikkeld om met name de doelgroepen te bereiken waar de opkomst lager uitvalt, zoals jongeren met een praktische opleiding?
Op welke wijze heeft ubest practices, instrumenten en financiële middelen ter beschikking gesteld aan gemeenten om hun opkomstbevordering goed vorm te geven?
Het Ministerie van BZK ondersteunt gemeenten met een uitgebreide toolkit aan campagne- en communicatiemiddelen die zij lokaal kunnen aanpassen en verspreiden. Zie mijn antwoord op vraag 5 voor meer informatie over deze toolkit.
Bent u bereid om gemeenten – financieel en anderszins – te ondersteunen bij het organiseren van activiteiten en/of campagnes om de opkomst bij de aankomende gemeenteraadsverkiezingen te verhogen?
Het Ministerie van BZK is voornemens om in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen in 2026 samenwerking met de ketenpartners een webinar te organiseren over opkomstbevordering. Het idee is dat tijdens deze bijeenkomst verschillende overheden hun best practices over opkomstbevordering op lokaal niveau delen met de rest van de gemeenten. Bovendien biedt het ministerie in de toolkit communicatie- en campagnematerialen aan, waarmee gemeenten aan de slag kunnen. Gemeenten weten zelf het beste hoe zij hun inwoners kunnen bereiken en welke lokale thema’s spelen tijdens deze verkiezing.
Het alarm slaan van de ombudsman over de gebrekkige postbezorging door de overheid |
|
Folkert Idsinga (VVD), van Waveren |
|
Beljaarts , Judith Uitermark (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «burgers in de problemen door te late bezorging brieven overheid, ombudsman wil actie»?1
Sinds wanneer bent u op de hoogte van problemen met postbezorging door overheidsinstanties? Welke signalen heeft u hierover ontvangen en van wie?
Zijn er binnen uw ministeries interne meldingen gedaan over klachten van overheidsinstanties met betrekking tot postbezorging? Zo ja, welke meldingen zijn er in de afgelopen vijf jaar vanuit overheidsinstanties ontvangen over problemen met de postbezorging en gebrekkige klachtafhandeling en hoe zijn deze signalen opgevolgd?
Houdt het Rijk (of departementen of diensten binnen het Rijk) bij hoe verzonden post bezorgd wordt en of daar klachten over zijn? Kunt u aangeven of, en zo ja, bij welke departementen of overheidsinstanties problemen met postbezorging structureel meer voorkomen dan bij andere departementen of overheidsinstanties?
Klopt het dat voordat een klacht bij de Nationale ombudsman terecht komt, die eerst al bij het bestuursorgaan ingediend zou moeten zijn waar de klacht betrekking op heeft? Kunt u per departement een overzicht verstrekken van de afgelopen vijf jaar met daarin het aantal klachten of meldingen over niet of te laat bezorgde post? Kunt u (op hoofdlijnen) aangeven op welke wijze op deze klachten is gereageerd? Zijn brieven opnieuw verstuurd? Zijn termijnen opgeschort? Of zijn klachten afgewezen?
Kunt u een overzicht verstrekken van de afgelopen vijf jaar met daarin de hoeveelheid klachten over gebrekkige postbezorging die door de overheid zijn afgehandeld met een doorverwijzing naar PostNL?
Bent u het eens met de stelling van de Nationale ombudsman dat de overheid verantwoordelijk blijft voor de postbezorging, ook wanneer ze dit door PostNL laat uitvoeren? Welke verantwoordelijkheid heeft de overheid zelf om ervoor te zorgen dat overheidspost tijdig en correct wordt bezorgd?
Hoeveel klachten heeft de overheid in de afgelopen vijf jaar bij PostNL of andere bezorgdiensten ingediend over problemen met bezorging? Zijn hier gesprekken over gevoerd?
Zijn er bijzondere afspraken met PostNL over bezorging van post van de overheid of overheidsdiensten? Zo ja, welke?
Klopt het dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) toezicht houdt op de postmarkt van consumenten, maar niet op de zakelijke markt en dat PostNL zich daarom, volgens de ombudsman, nauwelijks aan regels hoeft te houden wat betreft bezorging van overheidspost? Zijn u meer signalen bekend over gebrekkige postbezorging op de zakelijke postmarkt? Zo ja, bent u van mening dat hier sprake is van marktfalen en welke maatregelen overweegt u om dit op te lossen?
Welke stappen onderneemt u om te garanderen dat de ACM beter toezicht kan houden op de betrouwbaarheid van de zakelijke markt, inclusief overheidspost, nu uit signaleren blijkt dat marktfalen kan optreden? Bent u bereid aanvullende regulering te overwegen?
Welke klachtprocedures bestaan er momenteel voor burgers die hinder ondervinden van gebrekkige bezorging van overheidspost?
Bent u het met de stelling in het voorbeeld van de Nationale ombudsman eens dat «niet-ontvangen post geen gegronde reden is voor een klacht» bij een waterschap? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het uitgangspunt dat de overheid betrouwbaar en toegankelijk moet zijn voor burgers? Zo nee, bent u dan van mening dat de betreffende overheidsinstanties onjuist hebben gehandeld? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat een afwijzing van een klacht op deze grond niet meer voorkomt?
Zijn er situaties bij overheidsinstanties bekend waarbij burgers door gebrekkige postbezorging bezwaar- of beroepstermijnen hebben gemist? Zo ja, kunt u aangeven bij welke overheidsinstanties dit heeft plaatsgevonden en daarbij ook expliciet aan te geven hoe deze situaties door de desbetreffende instantie zijn opgevolgd?
Welke maatregelen gaat u nemen om te garanderen dat burgers niet juridisch benadeeld worden door fouten in de postbezorging van overheidsinstanties?
Deelt u de mening dat, ondanks dat overheidscommunicatie steeds meer via digitale wegen gebeurt, er geen concessies gedaan mogen worden aan de bezorging van fysieke post? Zo ja, welke voorstellen gaat u doen om tegemoet te komen aan de zorgen van de Nationale ombudsman?
Acht u naar aanleiding van deze problematiek aanpassing van de Postwet nodig om te garanderen dat burgers niet langer de dupe zijn van gebrekkige postbezorging? Zo ja, welke wijzigingen overweegt u? Zo nee, welke stappen onderneemt u wel om de situatie te verbeteren?
Vormen de voorgestelde bevoegdheden in de asielnoodmaatregelenwet een onwenselijk groot risico, aangezien lidstaten volgens de Procedurerichtlijn een asielaanvraag als ongegrond mogen afhandelen in drie situaties waarin een vreemdeling zijn verzoek om internationale bescherming impliciet heeft ingetrokken of ervan heeft afgezien, waaronder bij weigering om te verschijnen voor een gehoor na een behoorlijke uitnodiging? Deelt u de zorg dat dit risico extra groot is vanwege de bekende problemen met gebrekkige postbezorging? Zo ja, wat betekent dit voor de toepassing van deze bevoegdheid in de voorgestelde asielnoodmaatregelenwet? En kunt u specifiek ingaan op de rechtsgevolgen van deze bevoegdheid?
Kunt u tevens separaat ingaan op de rechtsgevolgen van niet-ontvangen of vertraagde post bij de volgende instanties: de Immigratie- en Naturalisatiedient, de rechtbanken, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen?
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Het artikel 'Burgemeester weigert Eritrese bijeenkomst in Rijswijk uit vrees voor rellen' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
van Weel , Marjolein Faber (PVV) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «burgemeester weigert Eritrese bijeenkomst in Rijswijk uit vrees voor rellen»1?
Kunt u uiteenzetten in hoeverre er sinds de rellen in Den Haag in februari 20242 maatregelen zijn genomen ten opzichte van de spanningen binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland?
Wat is uw reactie op de bewering van de burgemeester van Rijswijk die stelt dat «de spanningen binnen de gemeenschap leiden tot excessief geweld en dat het gemeenten ontbreekt aan instrumenten om effectief te handelen»? Bent u voornemens gemeenten extra bevoegdheden te geven om effectiever te kunnen optreden tegen bijeenkomsten die bij voorbaat op zeer gespannen voet staan?
Hoeveel verdachten zijn er inmiddels vervolgd voor hun betrokkenheid bij de Eritrese rellen in februari 2024? Kunt u hierbij tevens aangeven wat de exacte (gevangenis)straffen zijn geweest?
Hoeveel van de tenminste negen Eritreeërs die zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van 4 tot 12 maanden, of andere veroordeelden in relatie tot de rellen in februari 2024, hebben een gevangenisstraf van meer dan 10 maanden opgelegd gekregen waarmee zij in de categorie van «bijzonder ernstig misdrijf» vallen, waardoor het Nederlanderschap ingetrokken kan worden? Kunt u tevens aangeven tegen hoeveel van de veroordeelden een proces loopt om het Nederlanderschap in te trekken?
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel verblijfsvergunningen er zijn ingetrokken naar aanleiding van de Eritrese rellen in Den Haag in februari 2024?
Kunt u aangeven hoeveel asielvergunningen voor Eritreeërs er in 2024 zijn ingetrokken, vanwege (signalen van) een contra-indicatie, omdat zij achteraf in tegenstelling tot wat zij beweerden tijdens hun asielprocedure toch sympathie hebben voor het Eritrese regime?
Hoeveel Eritreeërs die betrokken zijn geweest bij de rellen in Den Haag in februari 2024 zaten nog in de asielprocedure? Kunt u aangeven wat de status van hun procedure nu is? Hoeveel van de betrokken Eritrese asielzoekers hebben alsnog een verblijfsvergunning gekregen en hoeveel verblijfsvergunningen zijn er niet verstrekt naar aanleiding van de rellen?
Heeft u sinds de rellen van februari 2024 gesproken met de Eritrese ambassadeur? Wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken geweest?
Hoeveel van de schade, die wordt geschat op meer dan 700.000 euro, is inmiddels verhaald op de daders?
Het eindrapport ‘Ammoniak van Zee’ |
|
André Flach (SGP) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Hoe waardeert u het inzicht van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat nauwelijks sprake kan zijn van ammoniak uit zee en dat een aanzienlijk deel van de gemeten aanwezigheid van ammoniak in kustgebieden nog steeds niet kan worden verklaard, terwijl de depositieberekeningen in de kustgebieden hiervoor nog steeds worden gecorrigeerd en naar boven worden bijgesteld?1
Het klopt dat er nog altijd een verschil is tussen de gemeten en berekende ammoniakconcentraties langs de kust. Dankzij het onderzoek van het RIVM is de meetcorrectie echter met 20% verminderd. Dit betekent dat het model nu minder hoeft te worden gecorrigeerd op basis van metingen.
Deze situatie onderstreept hoe belangrijk het is om voldoende en nauwkeurig te blijven meten in de praktijk, ook om daarmee de modelberekeningen te verbeteren. Het kabinet wil het gebruik van modellen in dit dossier zoveel mogelijk beperken en meer uitgaan van metingen. Toch zijn er situaties waarin modellen onvermijdelijk blijven. Via onder andere het Nationaal Kennisprogramma Stikstof lopen onderzoeken die helpen om modellen zo betrouwbaar mogelijk te maken.
Dit onderstreept bovendien waarom het beter is om beleid meer te baseren en te sturen op stikstofuitstoot in plaats van stikstofneerslag. Uitstoot is direct beïnvloedbaar door alle betrokken partijen, terwijl neerslag afhankelijk is van complexe factoren zoals weersomstandigheden. Door te sturen op de stikstofuitstoot wordt de afhankelijkheid van modellen kleiner en ontstaat er meer duidelijkheid en voorspelbaarheid voor alle partijen.
Kunt u een indicatie geven van de mate waarin de depositieberekeningen met Aerius-monitor naar aanleiding van het eindrapport «Ammoniak van Zee» bij de komende update zullen worden bijgesteld?
De stikstofdepositie langs de kust zal naar verwachting niet wezenlijk veranderen als gevolg van dit onderzoek. We blijven immers uitgaan van de metingen en daar verandert niets aan. Het is echter wel zo dat wijzigingen in het model of de invoerdata, onder andere als gevolg van dit onderzoek, op lokaal niveau kunnen leiden tot andere resultaten. De omvang van deze lokale veranderingen wordt duidelijk wanneer in oktober de nieuwe monitoringsresultaten worden gepubliceerd.
De modelmatige aanpassingen die in dit rapport worden voorgesteld zullen het verschil tussen metingen en berekeningen langs de kust met 20% verkleinen. Hierdoor heeft het model nu minder correctie nodig om tot de juiste waarden te komen.
Hoe reëel is de mogelijkheid dat sprake is van overschatting van de depositie in kustgebieden, zoals aangetoond bij depositiemetingen in Solleveld en dat hierdoor de concentraties in de kustgebieden hoger uitvallen dan berekend?2
De eerdere depositiemetingen in Solleveld kunnen, zoals het artikel ook aangeeft, niet gebruikt worden om conclusies te trekken. Er waren immers maar voor ongeveer een kwart van de tijd bruikbare meetresultaten, en de locatie was niet representatief voor het gehele kustgebied. Daarnaast zijn essentiële vegetatiekenmerken en meteorologische variabelen destijds niet gemeten. Een nieuwe meetcampagne, met veel extra metingen, is gestart om beter inzicht te krijgen in het uitwisselingsproces van ammoniak in de lucht met de duinvegetatie.
Er is op dit moment geen (wetenschappelijke) aanleiding om de gerapporteerde stikstofdepositie naar beneden bij te stellen.
Wanneer zijn de resultaten van nieuwe metingen in Solleveld bekend?
De nieuwe metingen zijn begin dit jaar gestart. Het RIVM voert de metingen in Solleveld twee jaar uit, met als doel het uitwisselingsproces van ammoniak met de duinvegetatie beter te begrijpen. Door het complexe karakter van de metingen en de wisselende meteorologische omstandigheden is het van belang om een langere periode te meten. Het RIVM verwacht ten vroegste eind 2026 een eerste uitspraak te kunnen doen over deze metingen.
Bent u voornemens ervoor te zorgen dat net zoals voor concentratiemetingen wordt gecorrigeerd ook wordt gecorrigeerd voor depositiemetingen, aangezien dat de laatste stand van de wetenschap is?
Ik ben van mening dat de berekende waarden zo nauwkeurig mogelijk de waarheid moeten benaderen, en dat ze moeten worden gecorrigeerd zodra dat mogelijk blijkt. Dat geldt ook voor de uitkomsten van metingen van droge depositie, al geldt daarbij wel (zoals ook vermeld in antwoorden 3 en 4) dat daar voldoende zekerheid voor moet zijn. Op dit moment zijn er nog onvoldoende meetpunten voor droge depositie.
Verder vindt binnen het Nationaal Kennisprogramma Stikstof onderzoek plaats naar innovatieve meetmethoden die (op termijn) het monitoringsbeeld kunnen verrijken en versterken. Bijvoorbeeld met satellietmetingen of door gebruik van nieuwe generaties sensoren. Ook wordt continu gewerkt aan het verbeteren van de stikstofmodellen. Meer hierover is de vinden in de Voortgangsrapportage Nationaal Kennisprogramma Stikstof 2024.
Ik deel uw behoefte dat steeds meer uit moet worden gegaan van metingen. Om die reden ben ik voornemens te bezien hoe het aantal meetpunten voor droge depositie de komende tijd verder kan worden verhoogd. Het is echter niet realistisch om te verwachten dat dat al op korte termijn leidt tot de mogelijkheid om correcties door te voeren voor metingen van droge depositie. De natte depositie wordt overigens wel gecorrigeerd aan de hand van de beschikbare metingen.
Bent u voornemens in overleg met de provincies ervoor te zorgen dat in natuurdoelanalyses voor de kustgebieden wordt verwezen naar de stand van de wetenschap wat betreft depositieberekeningen en -metingen in kustgebieden, zowel als het gaat om het eindrapport «Ammoniak van Zee» als de depositiemetingen in Solleveld, en de mogelijke gevolgen daarvan voor het halen van de kritische depositiewaarde in verschillende habitats?
De natuurdoelanalyses blijven mede uitgaan van de best beschikbare kennis en gegevens. Voor een groot deel betreft dit via natuurmonitoring in het veld verzamelde gegevens en voor stikstofdepositie zijn dit nu dus de door het RIVM gepubliceerde cijfers. Die cijfers worden altijd opgeleverd conform de laatste stand der wetenschap.
Deelt u de mening dat, gelet op de grote impact van het niet langer corrigeren voor zee-emissies op de depositieniveaus in de kustgebieden (tot 400 mol per hectare per jaar), het van groot belang is dat modelaanpassingen snel worden doorgevoerd zodat vergunningverlening voor onder meer woningbouw niet onnodig wordt belemmerd?
Het onderzoek geeft aan dat de eerdere verklaring voor het gat tussen de metingen en berekeningen, ammoniak van zee, niet blijkt te kloppen. Het betekent echter niet dat het gat weg is; we blijven nog altijd veel stikstof meten in de kustgebieden. Die metingen zijn leidend voor de monitoring.
De IOB-evaluatie van het Nederlandse mensenrechtenbeleid |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() ![]() |
Bent u het ermee eens dat om negatieve effecten te vermijden, de mensenrechtensituatie in een land ook moet worden meegewogen bij de beoordeling van een exportkredietverzekeringsaanvraag? Zo nee, waarom niet?
Geeft u navolging aan de aanbeveling van de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) om aanvullende middelen ter beschikking te stellen aan ambassades in hoogrisicolanden waar de overheid via het handelsinstrumentarium betrokken raakt bij omvangrijke economische projecten? Zo niet, waarom niet? Zo ja, hoe?
Klopt het dat projecten die in de eerste instantie niet aan de door Atradius Dutch State Business (ADSB) gehanteerde standaarden voldoen nog steeds exportkredietverzekering toegekend kunnen krijgen als er een actieplan is om wel aan standaarden te voldoen? Welke overwegingen maakt ADSB hierbij? Welke middelen heeft ADSB tot zijn beschikking om concrete acties af te dwingen? Zijn er casussen waarbij dit nodig bleek te zijn? Zo ja, welke en waarom? Wat zijn de gevolgen als opvolging van het actieplan uitblijft? Zijn er gevallen geweest waarin de Nederlandse overheid bedrijven extra ondersteuning heeft gegeven om hun actieplan uit te voeren? Zo ja, welke en op welke manier is die uitvoering gesteund?
Geeft u navolging aan de aanbeveling van de IOB om de juridische mogelijkheden om de mensenrechten-effectanalyses en de plannen om deze risico’s aan te pakken, openbaar te maken voor projecten in hoogrisicolanden die de overheid ondersteunt met een exportkredietverzekering?
Welk signaal geeft Nederland volgens u af door handelsmissies uit te voeren naar landen die mensenrechtenverdragen structureel en grootschalig met de voeten treden?
Ziet u een rol voor handelsmissies in het bevorderen van mensenrechten, bijvoorbeeld door (potentiële) handelspartners te wijzen op het niet naleven van mensenrechtenverdragen? Zo ja, op welke wijze adresseert u mensenrechten risico’s in de aanloop naar en tijdens de handelsmissies zelf?
Waarom ontbreken mensenrechten vaak op de agenda tijdens bilaterale consultaties, met name met landen waarbij er sprake is van strategische afhankelijkheden, zoals uit de IOB-evaluatie blijkt?
Bent u het ermee eens dat mensenrechtenbevordering niet afhankelijk mag zijn van andere belangen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst mensenrechten vaker op de agenda staan tijdens gesprekken met handelspartners? Zo nee, waarom niet?
Geeft u navolging aan de aanbeveling van de IOB om meer uitgebreide voorlichting over de mensenrechtensituatie en de risico’s op mensenrechtenschendingen te geven aan bedrijven die deelnemen aan handelsmissies naar hoogrisicolanden? En bent u bereid om daarbij meer gebruik te maken van de expertise van maatschappelijke organisaties en andere externe deskundigen? Zo nee, waarom niet?
Geeft u navolging aan de aanbeveling van de IOB om de openbaarmaking van de MVO-zelfscan als voorwaarde te stellen voor deelname aan handelsmissies naar hoog-risicolanden? Zo nee, waarom niet?
Wanneer verwacht u de kabinetsreactie op het volledige IOB-rapport met de Kamer te kunnen delen?
Het bericht ‘Despair Haunts Ramadan for Palestinians Displaced in West Bank’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Despair Haunts Ramadan for Palestinians Displaced in West Bank» (New York Times, 11 maart 2025)?1
Hoe kijkt het kabinet naar de huidige situatie in het noorden van de Westelijke Jordaanoever? Deelt u de zorgen over de ontheemding en burgerslachtoffers? Op welke manier zet het kabinet zich in voor het handhaven van het internationaal (humanitair) oorlogsrecht, ook als het gaat om militaire operaties daar?
Hoe verhoudt de huidige militaire operatie tot de acties van de Palestijnse Autoriteit (PA) van eind dit jaar en begin vorig jaar onder de naam «Operatie bescherm het Vaderland» uitgevoerd in Jenin?2 Welke formele rol heeft de PA in Jenin (mede op grond van de Oslo-akkkoorden) en specifiek als het gaat om het uitschakelen van Hamas en de Islamitische Jihad in Jenin? Welke feitelijke rol pakt de PA nu bij de militaire operatie van Israël? Waarom heeft niet de PA maar het Israëlische leger nu de leiding en is er de operatie nog in overeenstemming met de PA?
Uit berichtgeving blijkt dat 40.000 mensen inmiddels zijn ontheemd als gevolg van het conflict; hoe beoordeelt het kabinet deze cijfers? Hoeveel Palestijnen hebben er in totaal sinds het begin van «operatie bescherm het Vaderland» moeten vertrekken uit hun huizen? En hoeveel na de Israëlische operatie? En hoeveel zijn er sindsdien al teruggekeerd? Deelt u de zorgen dat deze ontheemding lange tijd kan duren?
Welke voorzieningen zijn er voor deze groep ontheemden getroffen? Is er voldoende hulp aanwezig? Zo nee, bent u bereid om de Israëlische regering daarop aan te spreken? Wat kan Nederland betekenen in het leveren van noodzakelijke essentiële basisvoorzieningen?
Wat doet Nederland (bijvoorbeeld in Europese Unie (EU)-verband) op internationaal gebied om te voorkomen dat terrorisme op de Westbank broeit en specifiek in en rond Jenin; en daarmee een gevaar vormt voor de veiligheid en stabiliteit van de Westelijke Jordaanoever, Israël en de omliggende regio?
Welke duidelijkheid is er inmiddels ten aanzien van de terugkeer van de Palestijnen? Op welke manier komt de situatie rond ontheemde Palestijnen aan de orde van de gesprekken die de Nederlandse regering heeft met de Israëlische regering? Welke stappen gaat u nog zetten?
Het rapport ‘Alpha Quick Scan: een zoektocht naar flakka’ |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Karremans |
|
![]() |
Herkent u het beeld dat na het verbod op diverse alpha-cathinonen er chaos ontstond aan de aanbodzijde en dat dit tot risico’s – zoals een onvoorspelbare kwaliteit en potentie van middelen, versnijdingen en het overstappen naar andere, tevens illegale hard drugs – heeft geleid onder gemarginaliseerde gebruikers?1
Herkent u de conclusie dat, enerzijds het verbod op diverse alpha-cathinonen heeft geleid tot hogere prijzen en een verminderde beschikbaarheid van deze middelen en daarmee een afname in het gebruik, maar dat anderzijds de onderliggende problematiek van de groep problematische gebruikers van «flakka» onveranderd is gebleven? Herkent u de conclusie dat zij daarmee alsnog grote risico’s lopen om in aanraking te komen met middelen die mogelijk een nog hoger risico met zich meedragen?
Deelt u de mening dat de politie onevenredig veel capaciteit kwijt is aan het oplossen van crisissituaties die ontstaan rond het gebruik van alpha-cathinonen en dat zij daarmee in feite een zorgtaak op zich nemen die eigenlijk niet tot de kerntaken van de politie behoort?
Bent u het eens met de aanbeveling om meer balans tussen zorg en handhaving aan te brengen in de aanpak van druggerelateerde overlast en dat alle partijen die actief zijn in de first response, baat hebben bij een stevige investering in laagdrempelige voorzieningen, harm reduction, maatschappelijk opvang, verslavings- en crisiszorg en huisvesting? Zo ja, hoe zult u invulling geven aan die aanbeveling?
Kunt u zich erin vinden dat een dergelijke herinvestering tot meer structurele oplossingen leidt voor zowel individuen als de maatschappij?
Deelt u de mening dat in het grote plaatje een dergelijke investering uiteindelijk een stevige reductie in maatschappelijk kosten met zich meebrengt?
Deelt u de conclusie dat onder het plaatsen van middelen onder de Opiumwet geen helder geformuleerde doelstelling ligt en dat met het beter uitwerken van deze doelstellingen er ook beter inzichtelijk gemaakt kan worden wat de daadwerkelijke uitwerking van een verbod is? Zo ja, wanneer zult u deze concretisering toepassen?
Bent u bereid uw gerichte aanval op Stichting Mainline te heroverwegen?2