Het afbreken van een mast van de tweemastklipper Amicitia |
|
Martijn van Helvert (CDA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht over het afbreken van een van de masten van de tweemastklipper Amicitia?1
Ja.
Deelt u de mening dat door de groei van de commerciële zogenoemde «bruine vloot» de afgelopen decennia een achterstand is opgebouwd in kennis en kunde over veilig onderhoud van deze bijzondere schepen?
Het OVV-rapport concludeert dat de vakkennis binnen de sector onvoldoende geborgd is. Ik realiseer me dat het hier om een zeer ernstig ongeluk gaat. Ik vind het dan ook belangrijk zorgvuldig de aanbevelingen van de OVV te bestuderen. Ik zal u zo snel mogelijk informeren over mijn reactie op de aanbevelingen.
Deelt u de visie dat de certificering en het toezicht op de bruine vloot onvoldoende effect hebben op de veiligheid van deze schepen? Heeft u een beeld van de mate waarin keuringsinstanties zich bij controles richten op de wettelijke voorschriften? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u dat met de Kamer delen?
Ik wil voorop stellen dat keuring en toezicht nooit ieder risico kunnen uitsluiten. Wel dient het de risico’s tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. De keuringsinstanties moeten zich bij de controles richten op de wettelijke voorschriften. De ILT geeft in haar toezicht prioriteit aan de meest risicovol geachte categorieën. Vóór het ongeluk met de Amicitia werd de bruine vloot daar niet toe gerekend. De OVV constateert echter dat de keuringsinstanties in de uitvoering van keuring en certificering van de bruine vloot zich niet in voldoende mate richten op de wettelijke voorschriften. Het ongeluk met de Amicitia is voor mij aanleiding geweest om het bestaande toezicht op de keuringsinstanties te intensiveren.
Kunt u aangeven hoeveel menskracht de Inspectie Leefomgeving en Transport jaarlijks besteed aan controle op de veiligheid op de bruine vloot? Kunt u daarbij ook aangeven hoe zich dat verhoudt tot de groei van de sector en de controle in Duitsland en Denemarken?
De ILT zet ongeveer 3 fte’s in voor het toezicht op de certificering in de scheepvaart. Daarnaast heeft de ILT in het kader van objectgerichte inspecties in de binnenvaart de volgende inspecties gedaan:
De vergelijking met Duitsland en Denemarken is niet goed te maken aangezien de historische vloot in die landen vooral uit zeegaande schepen bestaat. Het onderzoek van de OVV heeft zich gericht op de regelgeving en procedures die gelden in de binnenvaart.
Deelt u de mening dat de bruinevlootsector van historische schepen drastisch moet professionaliseren om de veiligheid van passagiers te kunnen waarborgen? Zo ja, op welke wijze gaat u daarvoor zorgdragen?
De veiligheid van passagiers moet gewaarborgd zijn. Daar waar kennis binnen de sector niet toereikend is, moet dit verbeteren. Het verhogen van het kennisniveau is, zoals ook de Onderzoeksraad stelt, primair de verantwoordelijkheid van de sector zelf. Er is wel degelijk kennis binnen de sector aanwezig, alleen niet bij iedereen in voldoende mate. De Vereniging voor Beroepschartervaart (BBZ) heeft mij laten weten dat men al concrete initiatieven genomen heeft, zoals een workshop mastonderhoud. In mijn reactie op het OVV-rapport zal ik nader toelichten hoe de veiligheid van deze sector in mijn optiek kan worden verbeterd. Conform de motie De Boer/Jacobi (Kamerstuk 31 409, nr. 145) en de diverse moties over de CCR-eisen, zal daarbij rekening worden gehouden met de wens van de Kamer om de sector niet te confronteren met extra administratieve lasten of overbodige technische eisen en daarmee gepaard gaande hogere kosten. Deze reactie ontvangt u zo snel mogelijk, doch uiterlijk in januari 2018.
Het onderzoek van Helios naar de vliegroutes van Lelystad |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Herinnert u zich dat u op onze eerdere vragen over de vliegroutes naar vliegveld Lelystad antwoordde: »De door de Alderstafel geadviseerde vertrek- en naderingsroutes in het lagere luchtruim vormden de basis voor het MER en het Luchthavenbesluit Lelystad 2015. Deze routes zijn inmiddels een gegeven»? Staat u nog steeds achter uw uitspraak dat die routes een gegeven zijn, ook nu er een nieuw onderzoek plaatsvindt?
Ja, daar sta ik nog steeds achter. Zoals ik uw Kamer eerder heb aangegeven is voor mij de zogenaamde routeset B+ voor de vertrek- en naderingsroutes in het lagere luchtruim een gegeven. Deze routeset is tot stand gekomen op basis van een unaniem advies van de Alderstafel Lelystad uit 2014 en leidt tot het minste aantal gehinderden. Dit advies is tot stand gekomen op basis van uitgebreide onderzoeken en consultaties, en is door het kabinet overgenomen als basis voor het MER en het Luchthavenbesluit. Daarnaast zijn er de andere uitgangspunten voor het ontwerp van de aansluitingen op het hogere luchtruim, die ik u onder andere in mijn brief van 21 juli jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 391) meldde. Ik hecht groot belang aan deze uitgangspunten en heb uw Kamer ook steeds geïnformeerd. De Alderstafel Lelystad heeft op 3 maart jl. nogmaals bevestigd dat aan de uitgangspunten, zoals verwoord in de adviezen van de Tafel, in de uitwerking van de aansluitroutes op het hogere luchtruim niet getornd dient te worden. Deze conclusie werd ook gesteund door de aanwezige provincies Overijssel en Gelderland.
Uiteraard sta ik open voor route-optimalisaties als die mogelijkheden er zijn binnen de uitgangspunten. Helios voert dan ook, mede op mijn verzoek, komende maand een second opinion uit op de nu voorliggende ontwerp aansluitroutes en de gevolgen voor het luchtruim, met als leidraad de door de Alderstafel Lelystad geadviseerde en door het kabinet overgenomen uitgangspunten.
Herinnert u zich dat u aangaf: «Voor wat betreft de vertrek- en naderingsroutes in het lagere luchtruim (routeset B+) is in 2014 en 2015 een uitgebreid traject van MER, Alderstafels en Luchthavenbesluit afgerond, inclusief informatiebijeenkomsten voor bestuurders en bewoners»? Kunt u aangeven welke bijeenkomsten hebben plaatsgevonden en hoeveel bewoners bij welke bijeenkomst aanwezig waren?
Ik vind het belangrijk dat in het traject dat geleid heeft tot het Luchthavenbesluit Lelystad belanghebbenden zo goed mogelijk geïnformeerd zijn en zienswijzen in hebben kunnen dienen. Dat is op de onderstaande manier gebeurd.
In januari en februari 2014 is door de Alderstafel Lelystad een aantal informatieavonden voor bestuurders en bewoners in de regio georganiseerd met speciale aandacht voor de routealternatieven in het lagere luchtruim en de te verwachten effecten hiervan in Lelystad, Nunspeet, Biddinghuizen en Zeewolde. Deze bijeenkomsten waren zeer druk bezocht en hebben in de lokale en regionale media veel aandacht gekregen.
Na de door de Alderstafel Lelystad unaniem voorgestelde B+ variant, hebben in de maanden juni en juli 2014 het ontwerpluchthavenbesluit en het MER zes weken ter inzage gelegen met de mogelijkheid om hier een zienswijze op in te dienen. Gedurende de terinzagelegging heeft mijn ministerie in samenwerking met de Alderstafel Lelystad opnieuw vier informatieavonden met presentaties, een informatiemarkt en vraag en antwoordsessies georganiseerd. De terinzagelegging en de informatieavonden zijn vooraf breed bekendgemaakt in de regionale media. De informatieavonden waren verspreid over de regio’s Flevoland, Gelderland en Overijssel, en waren op:
Ten behoeve van de informatieavonden is extra informatiemateriaal ontwikkeld en beschikbaar gesteld. Ook zijn er animatiefilms met het geluid van vliegtuigen op verschillende locaties getoond, die vervolgens op de website van de Alderstafel zijn geplaatst en daar de afgelopen jaren steeds te raadplegen zijn geweest tot op dit moment.
Hoewel niet exact is geregistreerd hoeveel bewoners er precies aanwezig waren, zijn zowel de informatiebijeenkomsten over de routes, als ook de inspraakavonden over het ontwerpluchthavenbesluit druk tot zeer druk bezocht. Met name voor de inspraakbijeenkomsten zijn grote en goed bereikbare locaties gekozen, niet alleen voor de bewoners uit Flevoland, maar ook vanuit Gelderland en Overijssel.
Verdere betrokkenheid van de omgeving vindt plaats via de consultatie van luchtruimgebruikers en belanghebbenden over de aansluitroutes, waarbij er de komende periode wederom verschillende bijeenkomsten voor bewoners worden georganiseerd.
Kunt u aangeven hoeveel vliegvelden er in en rondom Londen zijn? Is het waar dat alle vliegvelden in Londen van hetzelfde luchtruim gebruik maken? Waarom is dat dan niet in Nederland mogelijk?
Vliegtuigbewegingen in het gecontroleerde luchtruim rondom Londen worden afgehandeld door «London Terminal Control». De luchthavens Heathrow, Stansted, Luton, City en Gatwick vallen hieronder. Deze luchthavens hebben één of twee parallelle start- en landingsbanen. Het luchtruim is zo ingericht dat de verkeersstromen van en naar deze velden kunnen worden afgehandeld.
Dat is moeilijk tot niet te vergelijken met de situatie in Nederland. Hier is het Schiphol luchtruim zo ingericht dat het verkeer van en naar één luchthaven zo veilig en efficiënt mogelijk afgehandeld kan worden. Op Schiphol zijn meerdere banen in verschillende richtingen in gebruik. Het afhandelingsconcept gaat daarbij uit van preferentieel baangebruik: afhandelen van verkeer op de banen die, gelet op de weersomstandigheden, zo weinig mogelijk geluidgehinderden in de omgeving opleveren. Dit leidt tot een grote hoeveelheid aan wisselingen per dag in baangebruik, met verschillen in de bij dat baangebruik behorende verkeersstromen, waarmee de verkeersleiding op aanzienlijke afstand van Schiphol al rekening moet houden. In Engeland kent men een dergelijk concept niet.
Is het waar dat andere landen zoals Noorwegen en Canada geen separaat militair luchtruim hebben?
Luchtruim wordt gecontroleerd door of een civiele, of een militaire of gecombineerde luchtverkeersdienstverlener. Wel kan luchtruim exclusief gereserveerd zijn voor bepaald luchtruimgebruik. Dat gebeurt voornamelijk om de vliegveiligheid te garanderen. In Nederland hebben we Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) als civiele en het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) als militaire luchtverkeerdienstverlener voor het lagere luchtruim (onder 24.500 voet). Voor het hogere luchtruim boven 24.500 voet verzorgt het Maastricht Upper Area Control (MUAC) Centre voor de Benelux en een groot deel van Duitsland de luchtverkeersleiding. In het Nederlandse luchtruim wat door de militaire luchtverkeersleiding wordt gecontroleerd is civiel verkeer onder voorwaarden toegestaan en dat geldt ook voor de afhandeling van militair verkeer in civiel gecontroleerd luchtruim. Het flexibel gebruik van Nederlands luchtruim wordt, mede door de intensievere samenwerking tussen militaire en civiele luchtverkeersleiding, steeds meer in de praktijk gebracht. De controle van het luchtruim door één of meerdere luchtverkeerdienstverleners kan per land verschillen. Canada heeft ook een civiele en militaire luchtverkeersdienstverlener, in Noorwegen is er één geïntegreerde luchtverkeersdienstverlener.
In Nederland wordt, in lijn met de Luchtruimvisie, hard gewerkt aan een intensievere samenwerking tussen civiele en militaire luchtverkeersleiding. Zo heeft eind april 2017 MUAC voor het hogere luchtruim de luchtverkeersdienstverlening voor het militaire luchtverkeer overgenomen van CLSK. Voor het lagere luchtruim liggen LVNL en CLSK op schema om de civiel-militaire co-locatie op Schiphol eind 2017 te realiseren. Met deze stappen wordt een stevig fundament gelegd voor een verdere functionele integratie van civiele en militaire luchtverkeersdienstverlening in het Nederlandse luchtruim.
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Luchtverkeersleiding Nederland zit in een ivoren toren«? Wat is uw visie op dat artikel?1
Ja, dat artikel ken ik. LVNL verleent op mijn aanwijzing civiele luchtverkeersleiding en is volgens de Wet luchtvaart verantwoordelijk voor onder andere advies over luchtruimzaken aan het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en aan het Ministerie van Defensie, beiden bevoegd gezag. Ik vind dat zij die adviesrol gedegen invult. Haar primaire taak van het veilig begeleiden van groeiend civiel verkeer in het complexe en drukke Nederlandse luchtruim voert LVNL met veel professionaliteit en toewijding uit. Ik herken het geschetste beeld in het artikel niet. Ik zie juist een toenemende bereidheid van LVNL om het gesprek en de samenwerking aan te gaan met een verscheidenheid aan luchtvaartpartijen en een sterke gerichtheid op het leveren van concrete prestaties. Ik steun die beweging, omdat ik er met LVNL van overtuigd ben dat we alleen vanuit samenwerking de grote uitdagingen van de komende jaren effectief kunnen oppakken.
Mag Helios een second opinion uitvoeren naar alle vliegroutes naar Lelystad zonder gebonden te zijn aan deze voorwaarden: respectering van de routeset B+ voor het lagere luchtruim, geen interferentie met het Schiphol verkeer en behoud van de Militaire Missie Effectiviteit?
In de beantwoording van vraag 1 en bij mijn eerdere antwoorden op Kamervragen, d.d. 21 juli jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 391), geef ik aan dat voor mij de eerder door de Alderstafel geadviseerde en door het kabinet overgenomen uitgangspunten voor het ontwerp van de aansluitingen op het hogere luchtruim niet ter discussie staan. Het vasthouden hieraan is ook door de Alderstafel eerder dit jaar nog eens bevestigd. Helios voert komende maand een second opinion uit op de nu voorliggende ontwerp aansluitroutes en de gevolgen voor het luchtruim, met als leidraad de door de Alderstafel Lelystad geadviseerde en door het kabinet overgenomen uitgangspunten. Naast de ligging van de aansluitroutes zal door Helios ook gekeken worden naar de voorgestelde hoogteprofielen. Tevens zal specifiek aandacht worden gegeven aan het valschermspringen op Teuge, het zweefvliegen op Lemelerveld en de noord-zuid verbinding voor zweefvliegen. Bovendien zal Helios de voorstellen van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart voor een alternatief ontwerp van het luchtruim beoordelen en in het bijzonder bezien welke voorstellen hieruit mogelijk bruikbaar zijn binnen de afgesproken planning voor Lelystad Airport (openstelling per april 2019). Helios is gevraagd haar second opinion uiterlijk 1 september as. op te leveren, zodat de resultaten beschikbaar zijn voor de start van het consultatie- en het informatietraject in september en oktober.
Voor een precieze omschrijving van de opdracht aan Helios verwijs ik naar de bijlage.2
Is het nieuwe onderzoek van Helios bedoelt om echt opnieuw met een open blik te kijken naar hoe de routes rond Lelystad zijn vastgesteld of worden er voordien zodanige eisen vastgesteld dat de uitkomst wel van te voren vaststaat?
Er worden geen andere eisen gesteld dan de uitgangspunten die er al steeds waren. Uiteraard sta ik open voor route-optimalisaties als die mogelijkheden er zijn binnen deze uitgangspunten. Ik wil dat dan, met oog op het kritieke tijdspad richting de openstelling van Lelystad Airport per april 2019, zo snel mogelijk weten. Daarom is Helios gevraagd de second opinion op te leveren voordat de consultatie van luchtruimgebruikers en belanghebbenden in september van start gaat. Er vindt nu ook al tussen experts van LVNL/CLSK, Teuge Airport, Nationaal Paracentrum Teuge en de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart een verkenning plaats om de effecten van de aansluitroutes op het valschermspringen op Teuge, op de luchthaven en op het zweefvliegen zo veel mogelijk te beperken. Ook hier wordt door Helios expliciet naar gekeken. Tijdens de consultatie zullen wellicht ook nog andere suggesties ter verbetering van de aansluitroutes worden gedaan. Haalbare verbeteringen worden verwerkt in het routeontwerp en na afloop van de consultatie gevalideerd door LVNL en CLSK.
Kunt u de onderzoeksopdracht voor Helios per ommegaande aan de Kamer doen toekomen en nog voordat het onderzoek start?
Bijgaand treft u de onderzoeksopdracht aan Helios aan.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen een week beantwoorden zodat het proces geen vertraging oploopt?
Ik span mij in om deze vragen binnen de gevraagde termijn te beantwoorden.
De samenwerking tussen KLM en Air France |
|
Martijn van Helvert (CDA), Aukje de Vries (VVD), Erik Ronnes (CDA), Barbara Visser (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten over de samenwerking tussen Air France en KLM1 op 18 juli 20172?
Ja.
Heeft u ook kennisgenomen van het rapport «de relatie tussen Air France en KLM, een cultureel perspectief»3? Zo ja, wat is uw reactie op de constateringen en aanbevelingen in het rapport? Heeft u over dit rapport en de aanbevelingen met de KLM-directie gesproken? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van dit gesprek? Zo nee, bent u voornemens met hen hierover in gesprek te gaan en de Kamer hierover te informeren?
Ja, ik heb daarvan kennis genomen. Het is niet aan mij om een reactie te geven op dit rapport. Ik heb over het rapport niet met de KLM-directie gesproken omdat ik de samenwerking een verantwoordelijkheid van de onderneming Air France KLM en de twee luchtvaartmaatschappijen KLM en Air France zelf vind. KLM heeft aangegeven de komende periode gezamenlijk met Air France en Air France KLM te bepalen hoe uit het rapport lessen kunnen worden getrokken en tot verbeteringen kan worden gekomen waar nodig.
Hoe beziet u dit rapport in het licht van alle politieke discussies de afgelopen jaren inzake de evenwichtige ontwikkeling van de hubs Schiphol en Parijs Charles de Gaulle en de centralisatie van KLM-activiteiten en de daarbij ontstane onrust?
Ik zie geen directe relatie tussen dit rapport en de afspraken en ontwikkeling van de twee hubs en centralisatie.
Klopt het dat de afspraken, zoals gemaakt in oktober 2016 met de nieuwe CEO van Air France-KLM nog steeds staan als een huis, te weten: • geen verdere centralisatie van KLM activiteiten, • geen bedrijfsonderdelen en banen overhevelen naar de Air France-KLM holding in Parijs, • geen banen overhevelen van het KLM hoofdkantoor naar de hoofdvestiging van Air France-KLM in Parijs, • zelfstandig financieel beheer voor KLM en de Nederlandse stichtingen SAK I en SAK II, • de afspraken met de in 2010 verlengde Staatsgaranties blijven in stand, Zo nee, waarom niet?
Deze afspraken gelden nog steeds.
Welke gevolgen zal de ontwikkeling van Boost als nieuwe dochteronderneming onder de holding van Air France-KLM hebben voor de KLM qua zelfstandigheid, werkgelegenheid, landingsrechten, centralisatie van activiteiten etc.? Oftewel, welke gevolgen heeft Boost voor de onder vraag 4 genoemde afspraken? En wat betekent dit plan precies, in het licht van eerdere uitspraken van de bestuursvoorzitter van de holding Air France-KLM, waarbij hij aangaf dat door dit plan de productiebalans tussen Air France en KLM zal worden hersteld?
Ik verwacht niet dat de ontwikkeling van de nieuwe dochteronderneming Joon (de nieuwe naam voor Boost) gevolgen zal hebben voor KLM. De bestuursvoorzitter van Air France KLM, dhr. Janaillac, heeft aangegeven dat de oprichting van Joon geen belemmering zal vormen voor de groei van KLM. Dhr. Janaillac heeft ook aangegeven dat de productiebalans (overigens een afspraak binnen de onderneming zelf) hersteld moet worden door groei van Air France en dat dit winstgevende groei moet zijn en geen groei die ten koste gaat van KLM. Hij verwacht dat door snelle groei via Joon binnen een aantal jaren de productiebalans wordt hersteld.
Worden de nieuwe Boost-vliegtuigen verdeeld via een «vaste sleutel» tussen KLM en Air France of is het uitgangspunt van winstgevende groei leidend? Indien een «vaste sleutel» leidend is, deelt u dan de zorgen dat dit kan leiden tot verlies van zelfstandigheid van KLM, verdere centralisatie van KLM-activiteiten en banenverlies in Nederland? Heeft u hierover contact gehad met de holding Air France-KLM? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van dit gesprek?
De heer Janaillac heeft aan het kabinet aangegeven dat Joon geen belemmering zal vormen voor de groei van KLM.
Hecht u nog steeds aan het naleven van de Nederlandse governance cultuur en -structuur (het «two-tier-model»), zoals verwoord door het kabinet tijdens het plenaire debat over de situatie bij de holding Air France-KLM d.d. 26 oktober 2016? Zo nee, waarom niet?
Het two-tier model heeft een raad van commissarissen en een raad van bestuur. Dat model functioneert goed en ik hecht nog steeds waarde aan het behouden van dat onderscheid.
Kunt u de eerdere uitspraak (gedaan in het algemeen overleg Luchtvaart van 23 februari jl.,) bevestigen waarin u zei dat het kabinet er geen voorstander is dat de bestuursvoorzitter van Air France-KLM holding in de Raad van Commissarissen van KLM komt? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Klopt het dat in de Executive Committee van de Air France-KLM holding inmiddels nog maar vier van de twaalf zetels worden bezet door Nederlanders, terwijl dat er in 2013 nog zes van de veertien waren? Wat is uw visie daaromtrent? Welke afspraken zijn hierover gemaakt?
Het Group Executive Committee van Air France KLM bestaat thans uit twaalf leden waaronder vier Nederlanders. Over de samenstelling van dit comité bestaan geen afspraken met de Nederlandse overheid. Air France KLM is als privaat bedrijf zelf verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en benoemingen in de diverse organen. Uiteraard vinden wij het voor de onderlinge samenwerking en het vertrouwen binnen Air France KLM van belang dat er ook voldoende affiniteit en kennis is van Nederland en KLM.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
De informatie beschikbaar bij de Nederlandse overheid en regering over het onveilige luchtruim boven Oost Oekraïne in de eerste helft van 2014, dus vóór het neerhalen van vlucht MH17/KL4103 (Herdruk) |
|
Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Welke informatie lag ten grondslag aan het verzoek van april 2014 van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) aan de inlichtingendiensten AIVD en MIVD om een update van de dreigingsanalyse te maken, in de context van luchthavens en veiligheid van in- en uitgaande luchtvaart, specifiek gerelateerd aan de situatie in Oekraïne (CTIVD-toezichtsrapport nr. 43, pag. 29)? Kunt u de aard en inhoud van deze informatie beschrijven?
Het verzoek betreft een reguliere aanvraag in het kader van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb). Het Atb heeft betrekking op vitale en kwetsbare sectoren in Nederland. Het verzoek in het kader van de sector luchthavens maakt deel uit van de reguliere aanvragen – met reguliere beantwoordingstermijnen – van dreigingsanalyses in het kader van het Alerteringssysteem terrorismebestrijding. Deze aanvraag had betrekking op de veiligheid op de luchthavens in Nederland en niet op de veiligheid van het luchtruim voor de internationale luchtvaart boven Oekraïne.
Ten tijde van de aanvraag was er sprake van oplopende spanningen in Oekraïne. Aangezien spanningen in het buitenland gevolgen kunnen hebben voor vitale sectoren die zijn aangesloten op het ATb, werden dit soort algemene actualiteiten meegenomen in de reguliere aanvragen voor dreigingsanalyses. In het voorjaar van 2014 is in dit kader gevraagd naar de situatie in Oekraïne. Dit betrof naast de aanvraag voor de sector luchthavens ook gelijkluidende aanvragen voor de sectoren olie, chemie en zeehavens. Deze laatste drie aanvragen vonden plaats nog vóór de aanvraag voor de sector luchthavens
Aangezien de aanvraag van 8 april 2014 een reguliere aanvraag in het kader van het ATb-stelsel betreft die betrekking heeft op de sector luchthavens en er in de dreigingsanalyse geen informatie is verstrekt over de situatie in Oekraïne, zijn deze documenten later niet in verband gebracht met het neerhalen van vlucht MH17.
Wilt u de Kamer een afschrift verschaffen van het verzoek van april 2014 van NCTV aan AIVD en MIVD om een update van de dreigingsanalyse te maken, in de context van luchthavens en veiligheid van in- en uitgaande luchtvaart, specifiek gerelateerd aan de situatie in Oekraïne (CTIVD-toezichtsrapport nr. 43, pag. 29)?
In het toezichtsrapport nr. 43 van de CTIVD staat vermeld dat de NCTV in april 2014 aan de AIVD en de MIVD vroeg om een update van de halfjaarlijkse dreigingsanalyse ten behoeve van de Atb sector luchthavens. Zoals vermeld bij het antwoord op vraag 1 betrof dit één van de aanvragen voor een update van een dreigingsanalyse die in die tijd in het kader van het ATb-stelsel zijn gedaan. Om uw Kamer een compleet beeld te geven zal ik alle hierboven genoemde aanvragen ter vertrouwelijke inzage ter beschikking stellen, alleen aan de leden van uw Kamer, tot het kerstreces 2017.
Beschikte de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) zelf over dit NCTV-document bij haar onderzoek naar de vliegroutes en het vliegen over conflictgebieden (deel B), of beschikte uitsluitende de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) erover? Indien de OVV daarover beschikte, op welk moment kreeg zij dit document dan?
Desgevraagd geeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan dat artikel 59 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid bepaalt dat de Raad zijn rapport openbaar maakt (lid 1) én dat onderliggende onderzoeksinformatie die niet in het rapport is opgenomen, niet openbaar is (lid 5). Informatie over de werkwijze die de Onderzoeksraad heeft gehanteerd bij de omgang met gerubriceerde informatie is te vinden in het document «MH17 Onderzoeksverantwoording» (op pagina 68 en 69).
Wanneer en hoe bent u geïnformeerd over het bestaan van dit NCTV-verzoek van april 2014?
Aangezien het een reguliere aanvraag in het kader van het ATb-stelsel voor de sector luchthavens betreft en er in de dreigingsanalyse geen informatie is verstrekt over de veiligheidssituatie in Oekraïne, is de Minister van Veiligheid en Justitie, zoals gebruikelijk, toentertijd niet in persoon over deze aanvraag geïnformeerd. Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 1.
Wanneer en hoe is de Ministeriele Commissie Crisisbeheersing (MCCb) op de hoogte gesteld van het bestaan van dit verzoek?
Aangezien het een reguliere aanvraag in het kader van het ATb-stelsel voor de sector luchthavens betreft en er in de dreigingsanalyse geen informatie is verstrekt over de veiligheidssituatie in Oekraïne, is dit niet gebeurd. Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 1.
Waarom heeft het kabinet het bestaan van dit verzoek van de NCTV van april 2014 en het daaruit voorvloeiende rapport niet uit eigen beweging aan de Kamer gemeld, maar werd het bestaan ervan pas duidelijk bij publicatie van het CTIVD-onderzoek in oktober 2015?
Dit is niet gebeurd, aangezien het een reguliere aanvraag in het kader van het ATb-stelsel voor de sector luchthavens betreft en er in de dreigingsanalyse geen informatie is verstrekt over de veiligheidssituatie in Oekraïne. Deze documenten zijn daarom niet in verband gebracht met het neerhalen van vlucht MH17. Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 1.
Herinnert u zich nog het Kiev-memorandum, het verslag van een bijeenkomst op 14 juli 2014 in Kiev van de regering van Oekraine en diplomaten, waarin duidelijk gewaarschuwd werd voor een onveilig luchtruim?
Ja.
Herinnert u zich nog het debat over het Kiev-memorandum, dat pas in januari 2015, een half jaar na de start van het onderzoek, aan de OVV werd overgedragen en pas nadat in de openbaarheid duidelijk was geworden dat het Kiev-memorandum bestond en pas nadat de OVV er zelf om verzocht had?
Ja.
Waarom zijn het verzoek van april 2014 en de daarop gemaakte analyse niet benoemd in de informatievoorziening richting Kamer, mede in het licht van het debat over het Kiev-memorandum van 14 juli 2014?
Dit is niet gebeurd, aangezien het een reguliere aanvraag in het kader van het ATb-stelsel voor de sector luchthavens betreft en er in de dreigingsanalyse geen informatie is verstrekt over de veiligheidssituatie in Oekraïne. Deze documenten zijn daarom niet in verband gebracht met het neerhalen van vlucht MH17. Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 1.
Wilt u de Kamer een afschrift doen toekomen van de halfjaarlijkse dreigingsanalyse(s) voor de burgerluchtvaart van de NCTV uit 2014, dan wel dit document / deze documenten ter vertrouwelijke inzage leggen (inclusief eventuele specifieke documenten over Oekraine die op ad hoc basis gemaakt zijn)?
Zoals aangegeven in het CTIVD-toezichtsrapport, hebben de AIVD en de MIVD in hun dreigingsanalyse van mei 2014 geen informatie verstrekt over de veiligheidssituatie in Oekraïne, omdat er op dat moment geen informatie was over personen of groeperingen in Oost-Oekraïne die een mogelijke dreiging vormden voor de burgerluchtvaart. De update van de dreigingsanalyse wordt niet ter inzage aan de Kamer voorgelegd omdat dit inzage geeft in het kennisniveau en de modus operandi van de AIVD.
Welke instanties (zoals ten minste NCTV, AIVD en MIVD en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu) zijn geinformeerd over het document van 7 maart 2014 van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), waarin werd gewaarschuwd voor de aanwezigheid van illegale wapens en mogelijke gevaren voor de luchtvaart boven Oekraïne (OVV-rapport, pag. 201 en 255)?
Het betreft een brief van de Permanent Vertegenwoordiger van Oekraïne bij de OVSE aan de OVSE-landen. Via de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de OVSE is het document doorgestuurd naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Andere instanties zijn niet geïnformeerd over dit document.
Kunt u het OVSE-document van 7 maart 2014, waarin werd gewaarschuwd voor de aanwezigheid van illegale wapens en mogelijke gevaren voor de luchtvaart boven Oekraïne (OVV-rapport, pag. 201 en 255) aan de Kamer doen toekomen?
Het gaat hier om een document van een andere staat, in dit geval Oekraïne. Openbaarmaking van dit document kan derhalve alleen met toestemming van Oekraïne. In het algemeen zijn staten zeer terughoudend in het openbaar maken van diplomatieke correspondentie. Vertrouwelijkheid kan cruciaal zijn voor het goed functioneren van het internationale diplomatieke verkeer. Het document is ter vertrouwelijke inzage aan de OVV ter beschikking gesteld. De OVV geeft de essentie van de inhoud van dit document weer in de in de vraag aangehaalde passages uit het OVV-rapport.
Zijn luchtvaartmaatschappijen op de hoogte gebracht van de gevaren die beschreven staan in het OVSE-rapport van 7 maart 2014? Zo ja, welke maatschappijen en op welke wijze?
Er zijn geen luchtvaartmaatschappijen op de hoogte gebracht van de inhoud van de brief van de Permanent Vertegenwoordiger van Oekraïne bij de OVSE van 7 maart 2014. Zoals gesteld in het OVV-rapport werd in dit document -dat de permanente vertegenwoordiging van Oekraïne bij de OVSE als vertrouwelijk diplomatiek stuk verstuurde aan de delegaties van andere landen bij de OVSE- overigens niet expliciet gesproken over risico’s voor de burgerluchtvaart. Tevens had het document betrekking op de situatie ten aanzien van de Krim en niet het oostelijk deel van Oekraïne en dateerde het document van vóórdat er sprake was van een conflict in het oostelijk deel van Oekraïne en ruim voor het neerhalen van vlucht MH17.
Herinnert u zich de factsheet «Vliegen boven Oekraïne», die in ICCb en MCCb is besproken en die in Wob-procedures is vrijgegeven? Sinds wanneer beschikten NCTV en andere overheidsdiensten over de informatie dat sommige luchtvaartmaatschappijen (waaronder BA, Qantas, Korean Air en Asiana Airlines) het hele luchtruim boven Oekraïne meden (graag precieze data per overheidsdienst)?
Deze informatie is voor de factsheet speciaal verzameld, na het neerhalen van vlucht MH17. Het monitoren van de vluchtroutes van luchtvaartmaatschappijen buiten het Nederlandse luchtruim is geen overheidstaak. De overheid krijgt niet automatisch informatie over vliegroutes van buitenlandse luchtvaartmaatschappijen.
Beschikten NCTV en andere overheidsdiensten over de Notice to Airmen van 3 april 2014 van de Amerikaanse Federal Aviation Administration (FAA)? Kunt u precies aangeven welke overheidsdienst wanneer over deze informatie beschikte?
Een NOTAM (Notice to Airmen) is een instrument om luchtvarenden, dus vooral piloten, te informeren met praktische operationele informatie. NOTAMs zijn dan ook normaliter niet in het bezit van de overheid. Bij een vluchtvoorbereiding dient een luchtvaartmaatschappij zelf informatie te verzamelen, een risicobeoordeling te maken en te besluiten ergens wel of niet te vliegen. Een luchtvaartmaatschappij dient zelf om NOTAMs te vragen, om deze toegezonden te krijgen. Zie verder ook het OVV rapport, pagina 191. De FAA NOTAM van 3 april 2014 is op 18 juli 2014 na het neerhalen van vlucht MH17 door het Ministerie van IenM opgevraagd.
Welke diensten beschikten over de verklaring van de European Civil Aviation Conference (ECAC) van 6 mei 2014 waarin staten werd opgeroepen «to prevent safety risks to international air navigation within and adjacent to the airspace under the responsibility of Ukraine»? Vanaf welk moment beschikte welke dienst over die verklaring?
ECAC kent zogenaamde DGCA-overleggen, die een aantal keren per jaar plaatsvinden. Aan deze overleggen nemen directeuren-generaal van de ministeries van Transport (in Nederland is dit het Ministerie van IenM) van alle 44 ECAC-lidstaten deel. Hier wordt over uiteenlopende internationale luchtvaartonderwerpen gesproken en besloten. Een van de onderwerpen die is ingebracht betrof het concept-statement over de erkenning van Oekraïne als soevereine staat, verantwoordelijk voor de luchtverkeersleiding boven het luchtruim in Oekraïne, in het bijzonder de Krim. De voorbereiding van dit agendapunt heeft aan Nederlandse zijde plaatsgevonden tussen de ministeries van IenM en BZ. Het verslag van dit DG-overleg en het concept-statement is door het Ministerie van IenM om die reden met het Ministerie van BZ gedeeld. Daarnaast is het met de NCTV gedeeld in verband met de agendapunten over aviation security.
Deze verklaring had alleen betrekking op het luchtruim boven de Krim en de Zwarte Zee. Na de bezetting van de Krim door Rusland continueerde Oekraïne deze verkeersleidingsinformatie vanuit een ander verkeersleidingscentrum, terwijl Rusland ook verkeersleiding begon te geven voor hetzelfde stuk luchtruim (de Krim en een deel van de Zwarte Zee). Dit leidde tot gevaarlijke situaties boven de Krim en boven delen van de Zwarte Zee. Hiervoor heeft ICAO via de State Letter op 2 april 2014 gewaarschuwd, terwijl er ook waarschuwingen uitgingen van de Network Manager (Eurocontrol) en van EASA. Dit is ook vermeld in het OVV-rapport. Die waarschuwingen dateren dus al van voor het ECAC-overleg. Tijdens het ECAC-overleg kwam Oekraïne met een presentatie over deze situatie, waarna de ECAC deze verklaring uitgaf.
Herinnert u zich de beslissing op een Wob-verzoek van 27 mei 2015 inzake documenten bij en onder het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, betreffende het luchtruim van Oekraïne? Zijn alle documenten waarvan openbaarmaking geheel of gedeeltelijk zijn geweigerd ter beschikking gesteld aan de OVV ten behoeve van het onderzoek naar de vluchtroute? Zo nee, welke documenten had de OVV niet tot haar beschikking?
Ja, ik herinner mij de beslissing op het genoemde Wob-verzoek. Het is gebruikelijk dat de OVV zelf om informatie vraagt. Ten behoeve van het MH17-onderzoek heeft de OVV informatie opgevraagd en gekregen. Die vraag had geen betrekking op de documenten waar bij het Wob-verzoek om is gevraagd. De OVV heeft in het rapport melding gemaakt van de ICAO State Letter over de Krim en de Zwarte Zee van 2 april 2014.
Bent u bereid de documenten (Wob-verzoek van 27 mei 2015) waarvan openbaarmaking in bedoelde procedure is geweigerd ter vertrouwelijke inzage aan de Kamer aan te bieden? Zo nee, kunt u aangeven welke gewichtige belangen van de Staat zich daartegen verzetten, gegeven de inlichtingenplicht krachtens art. 68 Grondwet?
De niet vrijgegeven informatie bestaat deels uit persoonlijke aantekeningen van medewerkers in een internationaal overleg en deels uit informatie over opvattingen van andere deelnemers. Waar het om opmerkingen van deelnemers uit andere landen ging is conform de regels van de Wob aan betrokkenen gevraagd of er bezwaar was tegen openbaarmaking. Dat bezwaar is inderdaad geuit, omdat het om persoonlijke beleidsopvattingen ging. Verwezen is naar de officiële verslagen, die wel gepubliceerd zijn. Hierbij zijn de regels van de Wob gevolgd, terwijl er wel informatie is verstrekt. Aangezien u heeft aangegeven prijs te stellen op deze documenten zal ik deze informatie namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu ter vertrouwelijke inzage leggen voor de leden van uw Kamer tot het kerstreces 2017.
Wordt in bedoelde documenten (de niet openbaargemaakte documenten of delen van documenten van het Wob-verzoek van 27 mei 2015) – waaronder de persoonlijke aantekeningen van 3 juli 2014 betreffende een Eurocontrol-bijeenkomst, stukken van de Provisional Council Eurocontrol uit april en mei 2014, de «summary of discussions» van 22 mei van ECAC DGCA, alsmede het DGB-verslag van 9 mei 2014 – op enigerlei wijze melding gemaakt van mogelijke risico’s en gevaren voor (burger)luchtvaart boven Oekraïne?
Voor zover de door u bedoelde documenten op enigerlei wijze melding maken van risico’s en gevaren, had dit louter betrekking op het luchtruim boven de Krim en delen van de Zwarte Zee (zie ook het antwoord op vraag 16). Deze informatie is ook opgenomen in de ICAO State Letter van 2 april 2014, alsmede in de berichten van de Network Manager (EUROCONTROL), het EASA Safety Information Bulletin en de NOTAM van de FAA. Oekraïne, als lid van Eurocontrol en deelnemer aan ECAC, heeft tijdens bijeenkomsten nogmaals gewezen op de gevaarlijke situatie dat zowel Oekraïne als Rusland in hetzelfde luchtruim verkeersleidingsdiensten gaven, met het verzoek hier een verklaring over uit te geven. Die informatie en de verklaring hadden alleen betrekking op het luchtruim boven de Krim en delen van de Zwarte Zee. Er is geen informatie verstrekt en besproken over andere delen van Oekraïne.
Hebben ambtenaren of diensten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de Minister of Staatssecretaris op enig moment (mondeling of schriftelijk) geïnformeerd over discussies binnen Eurocontrol, ECAC en EASA over mogelijke risico’s voor luchtvaart boven Oekraïne? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en hoe?
Op de bedoelde bijeenkomsten ging het alleen over de situatie van de luchtverkeersdienstverlening in het luchtruim boven de Krim en delen van de Zwarte Zee. Er is niet gesproken over andere delen van het luchtruim van Oekraïne. Zie ook vraag 19 voor de scope van het onderwerp. Er is niet apart over deze bijeenkomsten gerapporteerd aan de Minister of Staatssecretaris, omdat sinds begin april al voldoende maatregelen waren genomen om niet meer over de Krim en delen van de Zwarte Zee te vliegen.
Zijn er voorafgaand aan 17 juli 2014 meldingen gedaan in Eccairs – het informatie- en meldsysteem van EASA op grond van de toen geldende richtlijn 2003/42/EC – betreffende incidenten en voorvallen in het luchtruim van Oekraïne? Zo ja, welke incidenten betreft het en wat is er met die informatie gedaan, bijvoorbeeld door de Inspectie Leefomgeving en Transport?
Het Eccairs systeem is opgezet als een Europese databank om operationele veiligheidsincidenten en voorvallen te melden. Dat kan bijvoorbeeld door piloten, luchtvaartmaatschappijen, verkeersleiders, verkeersleidingsorganisaties en luchthavens. Het doel is een herkenning en analyse van mogelijke nieuwe veiligheidsproblemen. Het is een middel voor onderzoek en analyse om de veiligheid te verbeteren, niet om te straffen. De ILT gebruikt Eccairs met enige regelmaat als bron ten behoeve van analyse en mogelijk onderzoek naar veiligheidsproblemen.
Ongelukken en ernstige voorvallen in het Nederlandse luchtruim en waar in Nederland geregistreerde vliegtuigen bij betrokken zijn worden aan de OVV gemeld.
Er is door de ILT opnieuw gekeken of Eccairs in het voorjaar van 2014 meldingen bevatte van Oekraïne. Eccairs bevatte in die periode ook meldingen van Oekraïne, maar die betreffen normale operationele voorvallen (birdstrikes, lasers, procedurefouten, klemmende koffers, e.d.) zonder verband met de situatie rond het neerhalen van vlucht MH17. De Inspectie Leefbaarheid en Transport (ILT) heeft geen aanleiding gezien deze informatie door te geven aan andere diensten, omdat deze niet relevant was voor de Nederlandse luchtvaart dan wel voor andere diensten.
Welke informatie uit Eccairs over vliegen over Oekraine is voor 17 juli 2014 gedeeld met andere diensten?
Er is geen informatie uit Eccairs gedeeld met andere diensten, omdat de informatie uit Eccairs, zoals aangegeven bij vraag 21, niet relevant was voor andere diensten.
Kunt u de Kamer een afschrift doen toekomen van de afspraken die in 2013 met luchtvaartmaatschappijen zijn gemaakt over het doen uitgaan van meldingen en waarschuwingen betreffende luchtvaartveiligheid (Kamerstuk 33 997, nr. 71, vraag 11)?
Ja, de gemaakte werkafspraken zal ik u ter vertrouwelijke inzage geven, alleen voor de leden van uw Kamer, tot het kerstreces 2017.
Waarom is het parlement pas op 22 februari 2016 over het bestaan van deze afspraken geïnformeerd (Kamerstuk 33 997, nr. 71)?
Het gaat hierbij om werkafspraken tussen overheidspartijen gericht op onderlinge informatie-uitwisseling en gezamenlijke communicatie naar niet-overheidspartijen. Deze afspraken zijn algemeen van aard en hebben niet specifiek betrekking op Oekraïne. In antwoord op de vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft het kabinet in haar brief van 22 februari 2016 een volledig beeld willen geven van de gevraagde informatierelatie tussen overheid en luchtvaartmaatschappijen. Eerder werden deze afspraken ook al genoemd in de Kamerbrief over de veiligheidssituatie voor de luchtvaart in relatie tot de Sinaï van 11 november 2015 (Kamerstuk 24 804 nr. 87).
Is op enig moment geëvalueerd of de afspraken over luchtvaartveiligheid zijn nagekomen in relatie tot de veiligheid van het luchtruim in Oost-Oekraïne en MH17/KL4103?
De in 2013 gemaakte afspraken hadden geen relatie met de veiligheid van het luchtruim in Oost-Oekraïne. De afspraken zijn wel geactualiseerd, uitgebreid en formeel vastgelegd in het Convenant inzake de deling van dreigingsinformatie. Bij dit convenant zijn ook de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen betrokken. Hierover is de Kamer op 30 juni 2016 per brief (Kamerstuk 24 804, nr. 90) geïnformeerd.
Wanneer zijn die afspraken geactualiseerd? Kunt u een kopie van de geactualiseerde afspraken aan de Kamer doen toekomen?
Deze afspraken zijn geactualiseerd, uitgebreid en formeel vastgelegd in het Convenant inzake de deling van dreigingsinformatie. Bij dit convenant zijn ook de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen betrokken. Hierover is de Kamer op 30 juni 2016 per brief (Kamerstuk 24 804, nr. 90) geïnformeerd.
Wanneer heeft de OVV de beschikking gekregen over de afspraken tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de NCTV en de luchtvaartmaatschappijen over veilig overvliegen?
Desgevraagd geeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan dat onderliggende onderzoeksinformatie die niet in het rapport is opgenomen, op grond van artikel 59 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid niet openbaar wordt gemaakt (zie ook het antwoord op vraag 3).
In de rapporten van OVV en CTIVD wordt gesteld dat diensten geen aanleiding zagen luchtvaartmaatschappijen te waarschuwen voor een concrete dreiging, en dat luchtvaartmaatschappijen voorafgaand aan 17 juli 2014 zelf ook niet om informatie hebben gevraagd; in voetnoot 175 van het OVV-rapport wordt gesteld dat KLM op grond van «informele contacten» met Nederlandse inlichtingendiensten en andere luchtvaartmaatschappijen geen dreiging had geconstateerd; op welke informele contacten wordt hier gedoeld? Wanneer vonden die contacten plaats en met wie? Welke informatie is er toen gedeeld of besproken? Was er sprake van «meldingen» of «waarschuwingen»? Bestaan er verslagen van bedoelde contacten?
De AIVD heeft een accountmanager burgerluchtvaart. Zijn voornaamste taak is het onderhouden van een uitgebreid relatienetwerk met partijen in de Nederlandse burgerluchtvaartsector. Het gaat hierbij onder andere om relaties met de security managers van KLM. Dit relatienetwerk heeft als doel wederzijdse informatieverstrekking te bevorderen. Deze «informele contacten» betreffen ongedocumenteerde gesprekken. De AIVD had op basis van beschikbare informatie geen concrete dreiging onderkend tegen de burgerluchtvaart boven Oost-Oekraïne en dus was er geen sprake van meldingen of waarschuwingen.
De MIVD heeft geen wettelijke taak om onderzoek te doen naar de veiligheid van buitenlands luchtruim in relatie tot burgerluchtvaart, maar geeft concrete aanwijzingen van dreigingen tegen de burgerluchtvaart (als «bijvangst» van andere onderzoeksactiviteiten) door aan de NCTV. In het OVV-rapport (bijlage T, blz. 148) wordt aangegeven dat de MIVD informeel contact heeft met de KLM en in deze relatie, vraag gestuurd, ongerubriceerde informatie verstrekt die van belang kan zijn voor de veiligheid van de burgerluchtvaart. Van deze informele contacten zijn geen gespreksverslagen opgemaakt. De veiligheidssituatie in Oost-Oekraïne en de mogelijke dreiging die daarvan zou kunnen uitgaan voor de burgerluchtvaart is in deze informele contacten in de periode voorafgaand aan het neerhalen van vlucht MH17 nooit ter sprake gekomen. De MIVD beschikte ook niet over aanwijzingen die wezen op een concrete dreiging tegen de burgerluchtvaart boven Oost-Oekraïne. Er zijn geen meldingen of waarschuwingen uitgegaan van de MIVD over de veiligheid van de burgerluchtvaart boven Oost-Oekraïne.
Kunt u deze vragen één voor één – en waar het deelvragen betreft per deelvraag – beantwoorden binnen de reguliere termijn?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De staat van onderhoud van het Kanaal van Gent naar Terneuzen en wateroverlast Sluiskil |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u de Kamer informeren over de staat van onderhoud van het Kanaal van Gent naar Terneuzen?
Beheer en onderhoud van het Nederlandse deel van het kanaal van Gent naar Terneuzen is ondergebracht bij Rijkswaterstaat, gemeente Terneuzen, havenbedrijf Zeeland Seaports en derden. Rijkswaterstaat renoveert momenteel 5 km oever, zodat de oevers en damwanden blijven voldoen aan de huidige veiligheidseisen. Het renovatieproject – vervanging van een aantal damwanden die aan het einde van hun technische levensduur zijn – wordt eind 2017 afgerond.
Bent u op de hoogte van het feit dat de damwand van het Kanaal van Gent naar Terneuzen bij Sluiskil grote roestgaten heeft?
Ter hoogte van Sluiskil is een deel van de damwand in beheer bij Rijkswaterstaat en een deel bij Zeeland Seaports. Zoals ik aangaf in het antwoord op vraag 1, vervangt Rijkswaterstaat een aantal damwanden die aan het eind van hun technische levensduur zijn. Zo ook een deel ten zuiden van Sluiskil. Voor het overige deel van de door Rijkswaterstaat beheerde damwand bij Sluiskil zijn mij geen concrete aanwijzingen bekend dat de damwand roestgaten heeft.
Zeeland Seaports voert momenteel onderzoek uit naar de staat van de bij hen in beheer zijnde damwand bij Sluiskil. De resultaten van het onderzoek worden eind augustus verwacht.
Wanneer is onderhoud aan deze damwand gepland?
Rijkswaterstaat toetst in 2018–2019 de regionale keringen aan de huidige veiligheidsnorm. De volgende onderhoudscyclus aan oevers en damwanden in beheer van Rijkswaterstaat wordt ingepland vanaf medio 2022. In 2017 vinden baggerwerkzaamheden plaats om te voldoen aan het vereiste vaarwegprofiel. Zeeland Seaports zal voor de bij hen in beheer zijnde damwand, naar aanleiding van de uitkomsten van in antwoord 2 genoemd onderzoek, de meest urgente zaken in het vierde kwartaal van 2017 aanpakken. Minder urgente zaken staan gepland medio 2018. Tevens voert Zeeland Seaports momenteel onderzoek uit in verband met de technische levensduur van hun damwand. De resultaten van dit onderzoek worden binnen enkele maanden verwacht. Op basis daarvan zal Zeeland Seaports haar renovatieproject inplannen.
Bent u op de hoogte van de grote wateroverlast voor mensen die achter de damwand wonen?1
Ik ben op de hoogte van de wateroverlast van bewoners aan het kanaal ter hoogte van zijkanaal B te Sluiskil en neem hun problemen serieus. De oorzaak van de problemen is nog niet duidelijk. Rijkswaterstaat, gemeente Terneuzen en Zeeland Seaports hebben als beheerders in het gebied eerder dit jaar gezamenlijk het initiatief genomen voor een onderzoek naar oorzaak, effect en mogelijke oplossingen, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheden, te weten peilbeheer, grondwaterbeheer en damwandbeheer. Het onderzoek start nog deze maand. Zodra de onderzoeksresultaten bekend zijn (gepland eind oktober 2017) worden deze gedeeld met de bewoners.
Welke contacten zijn er vanuit Rijkswaterstaat of Zeeland Seaports geweest over de schade aan vastgoed en gezondheid van mensen?
Sinds de zomer van 2016 heeft Rijkwaterstaat gesprekken gevoerd met enkele bewoners over ingediende klachten. Dit heeft geresulteerd in het hierboven genoemde gezamenlijke onderzoek naar de waterproblematiek te Sluiskil.
In welke stadium verkeren de plannen over het verbreden van het kanaal bij Sluiskil om de bocht voor grotere zeeschepen te vergemakkelijken?
Momenteel zijn er geen plannen voor of initiatieven tot het aanpassen en/of verbreden van het kanaal van Gent naar Terneuzen. De nieuwe sluis Terneuzen wordt nu gerealiseerd; oplevering is voorzien in 2022. In de dimensionering van de nieuwe sluis is rekening gehouden met mogelijke doorvaart van grotere schepen in de toekomst. Daarmee is het ontwerp van de sluis toekomstvast.
Bent u bereid om in overleg te treden met de gemeente Terneuzen, zodat eigenaren van woningen weten in hoeverre zij nog moeten investeren in hun woningen met wateroverlast, terwijl zij over een aantal jaren wellicht moeten verhuizen in verband met de verbreding van het kanaal?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Bent u op de hoogte van het feit dat het schommelen van het waterpeil in het kanaal gevolgen heeft voor het grondwaterpeil achter de damwand? Wat voor invloed heeft dit op uw beleid ten aanzien van het wijzigen van het waterpeil in het Kanaal van Gent naar Terneuzen?
Het eerder genoemde onderzoek neemt het eventuele effect van het kanaalpeil mee als te onderzoeken onderdeel bij het vinden van oorzaken en oplossingen van de wateroverlast.
Welke afspraken zijn met de Belgische overheid gemaakt over de hoogte van het waterpeil in het kanaal?
Met de Belgische overheid zijn operationele afspraken gemaakt over het beheersen van het waterpeil op het kanaal. Het peil wordt beheerst binnen de marge van +1,88mNAP tot +2,38mNAP. In perioden van piekneerslagen en verhoogde afvoeren uit Vlaanderen kan het voorkomen dat kortstondig peil overschrijdingen plaatsvinden hoger dan +2,38mNAP. Het overtollig water uit Vlaanderen wordt dan mede via het kanaal afgevoerd.
Hebben de Belgische en Nederlandse autoriteiten deze afspraken in de afgelopen zes maanden goed nageleefd?
Ja, deze afspraken zijn goed nageleefd.
Bent u bereid om de met reden geannoteerde wijzigingen in het waterpeil van het Kanaal van Gent naar Terneuzen in de afgelopen zes maanden met de Kamer te delen?
Ja. Het afgelopen half jaar is de fluctuatie van het waterpeil binnen de afgesproken marges gebleven, behoudens een periode van 8 uur op 14 januari 2017 waarin een overschrijding plaats heeft gevonden tot gemiddeld 2,40m+NAP waar 2,38m+NAP is afgesproken. In het bij antwoord 4 genoemde onderzoek dat deze maand start, zal de analyse van de waterstanden van de afgelopen periode een onderdeel zijn.
De waterstanden zijn te volgen via https://waterinfo.rws.nl/#!/details/publiek/waterhoogte-t-o-v-nap/1311/Waterhoogte___20Oppervlaktewater___20t.o.v.___20Normaal___20Amsterdams___20Peil___20in___20cm.
Kunt u aangeven wie juridisch verantwoordelijk is voor (de staat van) de damwanden, het waterpeil in het kanaal, de wateroverlast als gevolg van schommelingen in het waterpeil in het kanaal, schade als gevolg van kanaalwater aan huizen en aan gezondheid, alsmede de waardedaling van de woningen in Sluiskil?
Een deel van de damwanden is in beheer bij Rijkswaterstaat en een ander deel is in beheer en onderhoud bij Zeeland Seaports. Rijkswaterstaat is als beheerder van het kanaal verantwoordelijk voor het waterpeil. Het gezamenlijke onderzoek richt zich op de oorzaken van de wateroverlast en de mogelijke verbanden met geconstateerde schade en andere effecten.
Het vliegveld Teuge |
|
Martijn van Helvert (CDA), Barbara Visser (VVD), Rob Jetten (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u de berichten «Provincie drukt vliegveld Teuge in faillissement' en «Het einde dreigt voor vliegveld Teuge» gezien?1 2
Ja.
Klopt het bericht dat de provincie Gelderland heeft aangestuurd op een nieuwe vliegroute boven Airport Teuge, zoals de directeur van vliegveld Teuge en de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) stellen? Zo nee, wat is dan een juiste weergave?
Nee, dit klopt niet. Op 14 juni jl. heeft Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL), mede namens het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK), mij het resultaat van het ontwerpproces van de aansluitingen van de vertrek- en naderingsroutes in het lagere luchtruim op de «snelwegen» in het hogere luchtruim toegestuurd. Leidend voor dit ontwerpproces waren de door de Alderstafel Lelystad geadviseerde en in 2014 door het kabinet overgenomen uitgangspunten. De belangrijkste betroffen:
Het ontwerpen van deze aansluitroutes binnen de gestelde uitgangspunten was een ingewikkelde opgave. In haar brief van 14 juni jl. heeft LVNL mij een set van aansluitroutes gepresenteerd die Lelystad Airport in alle richtingen ontsluit, tegemoet komt aan bovengenoemde uitgangspunten, en operationeel werkbaar is. Deze brief heb ik als bijlage van mijn brief aan uw Kamer van 26 juni jl. meegezonden. In haar brief geeft LVNL aan dat bij het ontwerp van de aansluitroutes expliciet aandacht is gegeven aan het beperken van de effecten voor de recreatieve luchtvaart3. Desondanks kon helaas niet voorkomen worden dat de ontworpen aansluitingen effecten geeft voor het valschermspringen op Teuge. Er is geen sprake van dat de provincie Gelderland op een vliegroute boven Teuge zou hebben aangestuurd.
Zijn de provincies Gelderland en Overijssel betrokken geweest bij het advies van de Alderstafel uit 2014 over de vertrek- en naderingsroutes in het lagere luchtruim? Zo ja, wat was hun reactie? Zo nee, waarom niet?
Ja, beide provincies zijn al vanaf de start betrokken bij de Alderstafel Lelystad. In 2014 heeft deze Tafel een unaniem advies uitgebracht over de vertrek- en naderingsroutes in het lagere luchtruim. In dit advies is, op basis van uitgebreide onderzoeken en consultaties, een voorkeur uitgesproken voor de zogenaamde B+ variant, welke tot het minste aantal gehinderden leidt. Het advies is door het kabinet overgenomen en met uw Kamer gedeeld4. Voor deze routes werden door de Tafel verder als uitgangspunten geformuleerd: het zo veel mogelijk vermijden van vliegen over woonkernen, een vlieghoogte van tenminste 6.000 voet boven «het oude land», en een vlieghoogte van tenminste 3.000 voet boven Natura 2000 gebieden.
Op welk moment zijn de provincie Gelderland en de provincie Overijssel op de hoogte gesteld van de voorgenomen besluiten? Kunt u in dit licht verklaren waarom de provincie Gelderland zegt dat ze verrast is?
Ik neem aan dat hier gedoeld wordt op «de voorgenomen besluiten» met betrekking tot de aansluitingen op het hogere luchtruim. In haar brief van 14 juni jl. heeft LVNL, mede namens CLSK, het resultaat van het ontwerpproces hiervoor aan mij gepresenteerd. Dit resultaat zal de basis zijn voor het komende consultatie- en informatieproces. Het proces van het routeontwerp is daarmee nog niet afgerond. Besluitvorming zal in november plaatsvinden. Deze planning is gezien de geplande (eerder vertraagde) opening van Lelystad Airport in april 2019 noodzakelijk.
In de brief van 14 juni hebben LVNL en CLSK de effecten beschreven van de door hen ontworpen set van aansluitroutes. Gezien de beschreven effecten op het valschermspringen op Teuge en mogelijke effecten op het zweefvliegen op Lemelerveld, heb ik besloten de gedeputeerden van de provincie Gelderland en Overijssel, als ook de luchthaven Teuge en het Nationaal Parachutisten Centrum Teuge, zo snel mogelijk op hoofdlijnen over de ontwerpen en het komende consultatieproces te informeren. Ook heeft de Alderstafel op 21 juni jl. vergaderd over de door LVNL en CLSK gepresenteerde ontwerpen van de aansluitroutes. De provincies Overijssel en Gelderland waren in deze vergadering vertegenwoordigd. Algehele conclusie van de Tafel was dat er geen blokkades zijn gebleken om de implementatie van de aansluitingen voortvarend ter hand te nemen, zodat de openstelling van de luchthaven per 1 april 2019 kan plaatsvinden.
Ik heb begrip voor de zorgen die in de provincies leven. Met hen is daarom afgesproken dat Rijk en regio op korte termijn gezamenlijk zoeken naar oplossingen voor de knelpunten die worden voorzien voor de recreatieve luchtvaart en luchthaven Teuge.
Zijn de provincies Gelderland en Overijssel aanwezig geweest bij het overleg op 3 maart jl. waarbij werd bevestigd dat niet getornd werd aan de adviezen hieromtrent van de Alderstafel? Zo ja, wat was hun reactie?
De Alderstafel Lelystad heeft op 3 maart jl. herbevestigd dat aan de uitgangspunten, zoals verwoord in de adviezen van de Alderstafel, in de uitwerking van de aansluitroutes op het hogere luchtruim niet wordt getornd. De provincies Overijssel (bestuurlijk) en Gelderland (ambtelijk) waren aanwezig bij deze Tafel en steunden deze conclusie.
Tevens heeft de Alderstafel Lelystad zich op 21 juni jl. op mijn verzoek gebogen over de door LVNL en CLSK gepresenteerde ontwerpen van de aansluitroutes. Aan deze Tafel namen, naast de vaste leden (waaronder de provincies Gelderland en Overijssel), ook de provincies Friesland en Drenthe deel. Ik heb u hier in mijn brief van 26 juni jl. over bericht. De Alderstafel constateerde op 21 juni dat wordt voldaan aan de geformuleerde afspraken en dat er geen blokkades zijn om implementatie voortvarend ter hand te nemen zodat opening per april 2019 kan plaatsvinden.
Welke inspraakmogelijkheden zijn er voor betrokkenen, gemeenten en provincies geweest en op welke wijze is hier gebruik van gemaakt?
Voor wat betreft de vertrek- en naderingsroutes in het lagere luchtruim (routeset B+) is in 2014 en 2015 een uitgebreid traject van MER, Alderstafels en Luchthavenbesluit afgerond, inclusief informatiebijeenkomsten voor bestuurders en bewoners.
Voor de aansluitingen van de routeset B+ op het hogere luchtruim ligt nu een ontwerp vanuit LVNL en CLSK voor. Tijdens het ontwerpproces is met een aantal betrokken partijen contact geweest, waarbij informatie gegeven is over het lopende ontwerpproces en vragen zijn beantwoord.
Voor de voorliggende aansluitingen op het hogere luchtruim volgt de zogenaamde 5.11 consultatieprocedure voor luchtruimgebruikers en belanghebbenden. Deze consultatie is voorgeschreven in de Wet luchtvaart (art. 5.11) en start in september. Parallel hieraan zullen in de periode september – oktober informatiebijeenkomsten gehouden worden in de regio’s waar nog veel vragen leven over de voorgestelde aansluitroutes. Deze sessies worden gezamenlijk met de betreffende provinciebesturen georganiseerd.
Welke rol heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu gehad in het gehele besluitvormingsproces zelf en het voorgenomen besluit? Wanneer en hoe frequent heeft u overleg gehad met de provincies, de gemeenten en luchthaven Teuge? Kan daarbij aangegeven worden wie, wanneer, in welke hoedanigheid aanwezig was en wat uw rol daarbij was?
Ik hecht er aan te benadrukken dat er ten aanzien van de aansluitingen op het hogere luchtruim nog geen sprake is van besluitvorming. Mijn ministerie is samen met het Ministerie van Defensie bevoegd gezag met betrekking tot het gebruik en de inrichting van het luchtruim boven Nederland. In opdracht van mijn ministerie hebben LVNL en CLSK de afgelopen periode, binnen de gestelde uitgangspunten (zie antwoord op vraag 1), gewerkt aan het ontwerpen van een set van aansluitingen van de vertrek- en naderingsroutes in het lagere luchtruim op het hogere luchtruim. Daarbij is gezocht naar mogelijkheden om de effecten van de routes op de recreatieve luchtvaart, waaronder het valschermspringen op Teuge, zo veel mogelijk te beperken.
LVNL en CLSK hebben, mede op mijn verzoek, een onafhankelijke beoordeling van alle aansluitopties laten uitvoeren door het gerenommeerde Britse bureau Helios. Bij het beoordelen is bureau Helios ook nagegaan of er aanvullende opties mogelijk waren die nog niet door LVNL en CLSK waren benoemd en of voorgestelde routes aangepast konden worden. Vervolgens is door LVNL en CLSK het aantal aansluitopties stapsgewijs teruggebracht tot één set van aansluitingen, waarbij voor elke luchtruimsector één aansluiting is ontworpen. In de komende periode zal Helios nog een second opinion opleveren op het resultaat van het doorlopen ontwerpproces. LVNL heeft inmiddels daartoe aan Helios opdracht gegeven. Het resultaat van de second opinion wordt voorafgaand aan de start van het consultatietraject begin september verwacht. Daarnaast heeft de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) mij een aantal voorstellen voor herinrichting van het luchtruim in relatie tot de routes van Lelystad Airport en de recreatieve luchtvaart toegestuurd. Ik heb LVNL verzocht Helios ook een beoordeling te laten geven over de haalbaarheid van deze suggesties voor de korte termijn.
Tevens ben ik op dit moment al, zoals in de inleiding van deze brief aangegeven, samen met LVNL/CLSK, betrokken bestuurders en luchtvaartpartijen het gesprek gestart om de effecten van de aansluitroutes op het valschermspringen op Teuge, op de luchthaven en het zweefvliegen op Lemelerveld nader in kaart te brengen en alternatieven te verkennen om de gevolgen zo veel mogelijk te beperken. Het is daarbij mijn intentie om begin september zo veel mogelijk duidelijkheid aan partijen te kunnen bieden en afspraken te maken over vervolgacties. Met de betrokken provinciebestuurders heb ik afgesproken om hierbij zo veel mogelijk gezamenlijk op te trekken.
Welke instantie heeft de uiteindelijke route over Teuge voorgesteld en met welke randvoorwaarden?
Zoals ik in mijn brief5 aan uw Kamer van 26 juni jl. heb gemeld zijn de nu voorliggende ontwerp routes het resultaat van het ontwerpselectieproces van LVNL en CLSK binnen de uitgangspunten, zoals beschreven onder het antwoord op vraag 1.
Wanneer was het bij de provincie bekend dat Teuge misschien niet zou kunnen uitbreiden wat hoogte betreft? Wanneer ontving zij de eerste signalen dat Teuge zou moeten inleveren (omdat de springhoogte verlaagd werd)?
Zie antwoord op vraag 4.
Daaraan wil ik nog toevoegen dat over de toekomstvastheid van het valschermspringen op Teuge al langere tijd onzekerheid bestaat, en dat dit ook bij alle betrokken partijen bekend is. Op 16 maart 2016 bood ik uw Kamer de uitkomsten van het traject «Toekomstvaste General Aviation Locaties» (TGAL) aan. In lijn met de lagere prioriteit die de recreatieve luchtvaart in de Luchtruimvisie uit 2012 heeft gekregen ten opzichte van de commerciële luchtvaart, is in het TGAL rapport geconcludeerd dat de toekomstvastheid van Teuge als valschermspringlocatie, gezien haar ligging onder verkeersstromen van en naar Schiphol, onzeker is.
Zijn er nog alternatieven denkbaar die minder negatieve gevolgen zouden hebben voor Teuge? Zo ja, hoe moeten wij dan de opmerking begrijpen van de voorzitter van het paracentrum, die stelt dat de Luchtvaartverkeersleiding Nederland (LVNL) liegt over het feit dat de route over Teuge de enige optie was en dat er zelfs een voorkeur zou zijn geweest voor een andere route?
Door LVNL en CLSK is gekeken naar alternatieven die het valschermspringen op Teuge ontzien. Dit heeft echter niet geleid tot een alternatief dat voldoet aan de gestelde uitgangspunten en operationeel werkbaar en veilig is. Met alle partijen aan de Alderstafel vind ik het van groot belang dat vastgehouden wordt aan de eerder aan de Alderstafel gemaakte ontwerpuitgangspunten, zoals de met de regio afgesproken routeset B+ voor de lokale vertrek- en naderingsroutes, die de basis vormt voor MER en het Luchthavenbesluit. Thans wordt met luchthaven Teuge en het parachutistencentrum verkend op welke wijze de gevolgen kunnen worden beperkt en of er toch alternatieven zijn. Vervolgens start in september de formele consultatie over de voorgenomen aansluitroutes.
Bent u (alsnog) bereid tot overleg met luchthaven Teuge en de verantwoordelijke bestuurders van de provincies en gemeenten, om naar alternatieven te zoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn zou dat overleg kunnen plaatsvinden?
Zoals in de beantwoording op de vragen 7 en 10 naar voren is gebracht ben ik daarmee bezig.
Op welke wijze gaat u inhoud geven aan het gestelde in de Luchtruimvisie waar staat: «Wanneer blijkt dat een dergelijke ontwikkeling (i.c.: van Lelystad) niet samengaat met General Aviation-activiteiten, zet het kabinet zich in om oplossingen te vinden voor General Aviation»?
Zie antwoord op vraag 7 en 10.
Ik hecht eraan daar nog aan toe te voegen dat hoewel de Luchtruimvisie helder is in de speerpunten van en prioritering binnen het Nederlandse luchtvaartbeleid, alle vormen van General Aviation de mogelijkheden moeten hebben om hun activiteiten in Nederland te kunnen uitvoeren. Door het drukke Nederlandse luchtruim zal dat echter niet op iedere gewenste plek kunnen. Is dat het geval dan wordt gezamenlijk naar oplossingen gezocht.
De verbreding van de A2 tussen Weert en Eindhoven |
|
Erik Ronnes (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u het bericht gelezen «Geen geld voor verbreding snelweg Weert–Eindhoven»1
Ja. Het rapport van Goudappel is meegenomen in de beslissing. Bij spitsmijden wordt gehandeld volgens de brief die ik heb gestuurd als reactie op de moties uit het VAO spitsmijden van 7 juli 2016 (Kamerstuk 29 398 nr. 538).
Heeft u voor het innemen van uw standpunt nog gekeken naar de conclusies uit het onderzoek in het kader Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) inzake de A2 Weert–Eindhoven van 30 november jl. en de door de Kamer aangenomen moties inzake toekomstige spitsmijdenprojecten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de gedachte dat conform de uitspraak van de Kamer het rechtstreeks uitkeren van geld aan automobilisten in ruil voor het mijden van de spits alleen nog zou zijn toegestaan bij spitsmijdenprojecten waarbij sprake is van grote werkzaamheden? Zo ja, welke grote werkzaamheden zijn tussen Weert en Eindhoven aan de orde?
Ja ik deel deze gedachte. De programmaraad van het programma Smartwayz.nl heeft opdracht gegeven voor het uitwerken van een pakket No Regret maatregelen die op relatief korte termijn kunnen worden uitgerold die de problematiek op en om de A2 verlichten. Op dit moment worden verschillende maatregelen uitgewerkt. Indien spitsmijden in de definitieve uitwerking van het MIRT-traject wordt opgenomen zal de door de Kamer gestelde voorwaarden ook voor dit project van toepassing zijn.
Deelt u nog steeds uw standpunt dat de periode waarbij een deelnemer rechtstreeks een beloning uitgekeerd kan krijgen gemaximeerd dient te worden tot drie maanden? Zo ja, op welke wijze wordt daaraan gestalte gegeven bij de A2 tussen Weert en Eindhoven?
Ja dit standpunt deel ik. Deelnemers bij nieuwe spitsmijdenproject worden sinds de Kamermotie (nr. 519) maximaal drie maanden geldelijk beloond. Deze voorwaarde geldt ook voor een eventueel toekomstig spitsmijdenproject op de A2 tussen Weert en Eindhoven.
Deelt u de conclusies van dat MIRT-onderzoek dat «Op de A2 tussen Weert en Eindhoven elke werkdag files staan, dat vooral in de ochtendspits richting Eindhoven sprake is van structurele congestie en dat naast de weggebruikers ook de betrokken gemeenten en provincies hiervan de negatieve gevolgen voor de bereikbaarheid van Zuid-Nederland ondervinden»?
Het afgelopen jaar is het MIRT onderzoek A2 Weert Eindhoven uitgevoerd. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van het Programma SmartwayZ.NL. Het MIRT-onderzoek is in nauwe samenwerking uitgevoerd tussen de betrokken regiopartijen en het rijk. In de Programmaraad SmartwayZ.NL van 14 juni 2017 was dit onderzoek geagendeerd. De Programmaraad bestaat uit vertegenwoordigers van rijk, regionale overheden, marktpartijen en kennisorganisaties. De provincies Brabant, Limburg en enkele gemeenten zijn in de Programmaraad vertegenwoordigd. Het Regionaal Bestuurlijk Overleg, waarin gemeenten langs de A2 Weert-Eindhoven zijn vertegenwoordigd heeft een adviserende functie naar de Programmaraad. Op deze wijze is de regio bij de besluitvorming betrokken.
Uit het onderzoek komt naar voren dat er op werkdagen in de ochtendspits structureel files staan op de A2 in de richting Eindhoven. Op het onderliggend wegennet en in de woonkernen in de omgeving van de A2 is daardoor sprake van sluipverkeer. Het Regionaal Bestuurlijk Overleg heeft op basis hiervan geadviseerd een verkenning te starten. Hoewel uit het onderzoek blijkt dat op de A2 congestie optreedt, blijkt uit de NMCA ook dat er (landelijk en) in de regio Zuid-Nederland grotere mobiliteitsknelpunten zijn dan de A2 tussen Weert en Eindhoven, waarbij op andere trajecten grotere economische verlieskosten optreden. De A2 Weert Eindhoven komt daardoor ondanks optredende files, niet in de top-50 van knelpunten uit de NMCA terecht. De economische verlieskosten kunnen effectiever worden beperkt door elders knelpunten aan te pakken. In de Programmaraad SmartwayZ.nl is daarom afgewogen nu geen verkenning door het rijk te laten starten voor een verdergaand maatregelenpakket op de A2. Aan de hand van de periodieke monitoring van de economische en mobiliteitsontwikkelingen in de regio zal vanuit de doelstellingen van het programma worden bezien waar in de regio de prioriteit gelegd moet gaan worden en welke maatregelen gepast zijn. Wel heeft de programmaraad Smartwayz.nl besloten tot uitvoering van een no regret pakket waarmee de problematiek op en om de A2 wordt verlicht. Hiervoor wordt geld vrij gemaakt.
Om welke redenen heeft u niet gekozen voor de optie van verbreding, die naast de optie van gedragsbeïnvloeding is onderzocht in het kader van het MIRT? Heeft u voor dat besluit draagvlak bij de betrokken gemeenten en provincies? Zijn budgettaire redenen daarbij leidend geweest?
Zie antwoord vraag 5.
Op basis van welke overwegingen, anders dan financiële, zijn een extra rijstrook bij Valkenswaard, het toevoegen van spitsstroken of het verbreden van het complete traject in beide richtingen, nu afgevallen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe is het mogelijk dat tussen Weert en Eindhoven elke dag een file staat, maar dat het bij uw berekeningen niet als knelpunt dat opgelost moet worden wordt gesignaleerd?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het voor Brainport Eindhoven, maar ook voor de logistieke hotspot Venlo, alsmede voor de bereikbaarheid van de Chemelot Campus, de Maastricht Health Campus en de Smart Services Hub in Heerlen, kortom voor een belangrijk deel van de Nederlandse economie, van groot belang is dat rond Eindhoven doorgereden kan worden?
Het programma SmartwayZ.NL is gestart om te zorgen dat de bereikbaarheid van de regio rond Eindhoven op termijn gewaarborgd blijft, juist met het oog op het belang van de economie van deze regio. Daarnaast vormt deze regio een belangrijke schakel in de logistiek tussen Rotterdam en het achterland. Binnen het programma wordt afgewogen welke investeringen het meest bijdragen aan de economische ontwikkelingen van (Zuid) Nederland.
Deelt u de mening dat er door de geografische vorm van Limburg geen alternatief is voor automobilisten en truckers als het op de A2 tussen Weert en Eindhoven vast staat?
De A2 tussen Weert en Eindhoven is in veel gevallen de kortste route door Zuidoost Brabant. Er zijn alternatieve routes, maar daarbij moet wel rekening gehouden worden met een langere reistijd. Een verbreding maakt deze verbinding wel robuuster, maar lost dit probleem bij incidenten niet op.
Wat gaat u ondernemen tegen het overmatige sluipverkeer, als gevolg van de vele files op de A2 tussen Weert en Eindhoven, in veel woonkernen langs de A2, zoals in Leende?
Als onderdeel van het No Regret pakket worden maatregelen tegen sluipverkeer uitgewerkt. De programmaraad Smartwayz.nl heeft hier budget voor beschikbaar gesteld.
De confiscatie van 50 kerken, kloosters en begraafplaatsen door Turkije |
|
Martijn van Helvert (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hoe beoordeelt u de berichtgeving over de confiscatie van 50 kerken, kloosters en begraafplaatsen door Turkije in de provincie Mardin?1
Formeel is er sprake van eigendomsoverdracht naar aanleiding van bestuurlijke herindeling binnen de provincie Mardin. Volgens de Turkse autoriteiten is dit conform de geldende wet- en regelgeving gebeurd en gaat het niet om confiscatie. Het Turkse Directoraat voor Godsdienstzaken Diyanet heeft op 23 juni jl. berichten ontkend dat sommige eigendommen aan deze instantie zijn overgedragen. Op 5 juli jl. bevestigde de grootstedelijke gemeente Mardin dat deze eigendommen niet aan Diyanet zijn overgedragen. Het effect van de bestuurlijke herindeling is dat een aantal eigendommen die al meer dan duizend jaar in gebruik zijn bij de Aramese gemeenschap nu eigendom zijn geworden van de Turkse staat.
Klopt het dat de kerken, kloosters en begraafplaatsen onteigend en overgedragen zijn aan het Turkse presidium voor godsdienstzaken (Diyanet)?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat Arameeërs al decennialang getroffen worden door confiscatie van bezittingen in het oostelijke deel van de provincie Mardin en dat de drieduizend Arameeërs die daar nog altijd wonen te maken hebben met ruim 300 rechtszaken die betrekking hebben op confiscatie van bezittingen?
Er is inderdaad al langere tijd sprake van rechtszaken omtrent onteigening van Aramese eigendommen in de provincie Mardin.
Deelt u de opvatting dat deze schandalige praktijken, ook in het licht van de Armeense genocide, in de meest krachtige bewoordingen veroordeeld dienen te worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke diplomatieke stappen bent u bereid te zetten in reactie op deze mensenrechtenschendingen?
De ambassade in Ankara onderhoudt over deze zorgelijke kwestie nauw contact met de Aramese gemeenschap en NGO’s die zich bezighouden met de rechten van minderheden in Turkije. Nederland zal de rechten van religieuze minderheden in Turkije bij de autoriteiten blijven aankaarten. Samen met een aantal andere EU-ambassades zal de situatie van de christelijke minderheden ter plekke zo spoedig mogelijk door middel van een veldbezoek verder worden onderzocht.
Heeft u bovendien begrip voor de ontgoochelde en geschokte reactie van de Conferentie van Europese Kerken (CEK) op de door de Turkse overheid georganiseerde Koranlezing in de Aya Sofia, een voormalige Byzantijnse kerk, sinds 1934 een museum dat symbool staat voor het ideaal van de godsdienstvrijheid in het moderne Turkije?2
Hoe beoordeelt u het feit dat deze lezing, waar de Turkse Minister van Religieuze Aangelegenheden Görmez bij aanwezig was, live op de Turkse staatstelevisie werd uitgezonden?
Deelt u de vrees van Griekenland dat de Turkse regering het werelderfgoed van de Aya Sofia probeert in een moskee te veranderen, uitgerekend op het moment dat de dialoog tussen de godsdiensten zo noodzakelijk is?
Bent u bereid bilateraal en multilateraal stelling te nemen tegen deze provocatie?
Bent u tevens bereid te erkennen en benoemen dat het islamitisch fundamentalisme onder de regering Erdogan een belangrijke ideologische grondoorzaak is van de toenemende repressie en christenvervolging in Turkije? Zo nee, waarom niet?
Het gaat op dit moment te ver om te stellen dat er in Turkije sprake is van systematische christenvervolging. Wel blijven de rechten en positie van christelijke minderheden een zorgpunt. De Nederlandse regering zal Turkije als lidstaat van de Raad van Europa en kandidaat-lidstaat van de Europese Unie dan ook blijven aanspreken op de internationaalrechtelijke verplichtingen die het land is aangegaan ten aanzien van de bescherming van deze minderheden.
De situatie voor chauffeurs in Calais |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Chauffeur dood door blokkade Calais»?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze levensgevaarlijke situatie voor chauffeurs direct moet worden opgelost?
Ik ben van mening dat de (verkeers-)veiligheid van chauffeurs altijd zoveel als mogelijk verzekerd moet worden. Zoals u weet heeft de Franse overheid in het najaar van 2016 het migrantenkamp in Calais ontruimd, mede omdat de situatie op de wegen rond het kamp niet langer houdbaar was. De Franse overheid doet er nu alles aan om te voorkomen dat deze situatie terugkeert en heeft aandacht voor de situatie in Calais, die lijkt te veranderen. Zo heeft de Franse Minister van Binnenlandse Zaken Gerard Collomb op 23 juni jl. een bezoek gebracht aan Calais, onder andere aan de haven van Calais en de installaties voor de controle van vrachtwagens. De Minister heeft volgens informatie van het Franse Ministerie van Binnenlandse zaken beloofd de politiemacht te vergroten met 2 eenheden, dat is ongeveer 140 extra agenten, om zo de veiligheid te verhogen en te voorkomen dat de migranten opnieuw kampen opzetten.
Wanneer heeft u voor het laatst contact gehad met uw collega’s in de Transportraad over dit onderwerp? Wat is toen uit dat overleg gekomen?
De situatie in Calais leek het afgelopen half jaar stabiel. Er was daarom geen aanleiding voor mij en mijn collega’s om hierover in de Transportraad te spreken.
Wanneer heeft u voor het laatst contact gehad met uw Franse ambtsgenoot over deze situatie? Wat is er toen uit dat gesprek gekomen?
Zoals aangegeven in zijn brief aan de Tweede Kamer van 18 november jl. is er in het najaar regelmatig contact geweest over de stand van zaken rond de ontruiming van het kamp in Calais tussen de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en zijn Franse collega. De situatie die recentelijk is ontstaan door het weer toenemende aantal migranten in Calais heeft de alle aandacht van de Franse overheid en volgens de informatie die ik ontvangen heb reageert de Franse overheid alert (zie antwoord 2).
Welke signalen heeft u ontvangen over de wederom toenemende ongeregeldheden bij Calais?
Mede naar aanleiding van het ongeval met de Poolse chauffeur van een bestelwagen hebben Franse transportorganisaties hun zorgen uitgesproken over het toenemend aantal migranten bij Calais. Ze hebben aan de lokale en nationale overheden gevraagd om maatregelen te treffen ter bescherming van de transportsector.
Vindt u ook dat de gevaren die voor de dood van de Poolse chauffeurs hebben gezorgd ook op de loer liggen voor Nederlandse chauffeurs?
Ik betreur het zeer dat bij een hindernis die migranten hadden opgesteld een bestuurder van een bestelwagen met Poolse nummerplaat om het leven is gekomen, nadat deze was ingereden op één van de drie geblokkeerde vrachtwagens. Gevaarlijke situaties op de weg rondom Calais kunnen in principe iedereen treffen. Ik heb overigens begrepen dat de Franse politiemacht zal worden uitgebreid (zie antwoord vraag 2) en dat de Franse autoriteiten de verlichting op de A16 zullen verbeteren.
Heeft u een overzicht van de schade van 2015 tot heden die Nederland heeft geleden als gevolg van de «Jungle van Calais? Komt die schade overeen met de schade die ondernemersorganisatie Transport en Logistiek Nederland in 2015 had geschat?
De exacte schade die Nederland heeft geleden als gevolgen van de problematiek in Calais is niet bekend. Ook ik moet hierbij afgaan op de schattingen, zoals die door TLN gemaakt zijn.
Is er een rol voor de Beneluxunie of voor het Beneluxparlement weggelegd rondom dit vraagstuk, aangezien de transportsectoren in de drie landen dezelfde problematiek in Calais zullen ervaren?
Zoals aangegeven lijkt de Franse overheid alert te reageren op het weer toenemend aantal migranten in Calais. Ik zie daarom op dit moment geen rol voor de Beneluxunie of het Beneluxparlement.
Welke acties gaat u ondernemen om te zorgen dat de Nederlandse transportsector zo weinig mogelijk hinder ondervindt van deze situatie in Frankrijk?
Zie antwoord vraag 8.
In hoeverre vindt u dat Frankrijk in gebreke is gebleven, omdat de situatie in Calais na jaren nog steeds voor zodanige problemen leidt dat zelfs een vrachtwagenchauffeur is overleden?
Zoals gemeld in de antwoorden op vraag 2, 4 en 6, blijkt dat de Franse overheid op dit moment alle aandacht heeft voor de problematiek in Calais en maatregelen heeft genomen om de veiligheid te vergroten.
De slechte staat van onderhoud van bruggen rond Rotterdam |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u het bericht «Slechte staat bruggen speelt verkeer parten» gelezen?1.
Ja.
Klopt het bericht dat de bruggen om Rotterdam zo slecht zijn onderhouden dat de kans op een storing en daarmee een totaal verkeersinfarct met de dag groeit? Zo nee, wat is dan volgens u de staat van onderhoud van deze bruggen?
Dit bericht klopt niet. De bruggen om Rotterdam, in beheer bij het Rijk, worden adequaat onderhouden. Desondanks zijn bruggen kwetsbare schakels in het netwerk.
De kwetsbaarheid is het gevolg van toegenomen drukte en zwaarte (meer én zwaarder) van het verkeer waardoor de belasting van de bruggen zwaarder is geworden. Veel van deze bruggen zijn bovendien meer dan 50 jaar oud. Tijdens de bouw is destijds geen rekening gehouden met de huidige belasting. De toegenomen belasting van de bruggen kan leiden tot vervroegde, noodzakelijke renovaties of vervangingen. Met de mogelijkheid van een toename van het aantal storingen en incidenten dienen we rekening te houden. Rijkswaterstaat werkt hard om de hinder die hieruit voortkomt zoveel mogelijk te beperken.
De meeste bruggen om Rotterdam zijn «beweegbaar» en hebben een belangrijke functie voor het intensieve verkeer over het water. Beweegbare bruggen zijn meer gevoelig voor storingen en incidenten.
In het kader van adequaat onderhoud voert Rijkswaterstaat dagelijkse schouw, jaarlijkse toestandsinspecties en visuele instandhoudinginspecties een keer per zes jaar uit aan de bruggen. Daarnaast vinden eventuele detailonderzoeken plaats, bijvoorbeeld bij voorgenomen weguitbreidingen. Op grond van de resultaten wordt een onderhoudsprogramma vastgesteld.
Bij einde levensduur zijn renovatie of vervangingen noodzakelijk. Hiervoor heb ik een vervangings- en renovatie programma ingesteld dat de komende decennia zijn beslag zal krijgen. In dit programma is ook een aantal bruggen om Rotterdam opgenomen. Voor werkzaamheden aan bruggen wordt steeds een globale planning opgesteld. Deze planning is flexibel. Soms kan het efficiënt zijn om werkzaamheden uit te stellen.
Zeer recentelijk heb ik de Kamer bij brief van 10 juli 2017, kenmerk RWS-2017/26031 geïnformeerd over de stand van zaken van het beheer en onderhoud van de grote strategische bruggen op het hoofdwegennet.
Klopt het beeld dat juist rond Rotterdam de bruggen in een slechte staat van onderhoud zijn? Zo nee, wat is het juiste beeld? Zo ja, wat is de oorzaak daarvan?
Nee, dat beeld klopt niet. Zie antwoord bij vraag 2.
Kent u het genoemde onderzoek van ingenieursbureau Sweco? Wat is uw visie op dat onderzoek? Deelt u conclusie dat als één of meerdere bruggen tijdens de spits uitvallen praktisch al het verkeer in Rotterdam stilstaat?
Ja. Duidelijk is dat een (fictieve) stremming van de A20, de A16 of de A15 tot forse hinder en vertragingskosten leidt.
Toch laat het model ook zien dat het netwerk met alternatieve verbindingen er voor zorgt dat Rotterdam bereikbaar blijft. Juist daarom heb ik de afgelopen kabinetsperiode ingezet op nieuwe verbindingen (Blankenburgverbinding, A16 Rotterdam) om de robuustheid van het Hoofdwegennet rond Rotterdam te vergroten waarmee de economische groei en toenemende mobiliteit worden gefaciliteerd.
Deelt u de conclusie van de bouw- en transportorganisaties dat een scenario waarbij Rotterdam getroffen wordt door een omvangrijk verkeersinfarct niet ondenkbeeldig is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welke mate speelt de slechte staat van onderhoud van de bruggen daarbij een rol?
Storingen en stremmingen zijn niet altijd te voorkomen. Een gelijktijdige stremming van twee bruggen komt echter zelden voor. Ondertussen wordt met verkeersmanagement gezorgd dat bij een stremming de regio bereikbaar blijft. Rotterdam heeft verschillende alternatieve routes en vervoerswijzen. Samen met regionale partners werk ik binnen de Verkeersonderneming aan de bereikbaarheid van de regio en het aanpakken van verstoringen binnen het netwerk. Zoals gezegd, werk ik met de aanleg van de Blankenburgverbinding en de A16 Rotterdam aan het verder robuust maken van het Hoofdwegennet rond Rotterdam.
De rol hierbij van de onderhoudstoestand van de bruggen om Rotterdam heb ik in vraag 2 beantwoord.
Deelt u de conclusies uit het rapport dat er gemiddeld 4 tot 5 miljoen euro filekosten per dag worden gemaakt als de Van Brienenoordbrug voor zowel personenauto- als vrachtverkeer is afgesloten? Hoe verhouden dergelijke kosten zich tot de kosten van goed en tijdig onderhoud?
Als gevolg van de stremming van de brug voor zowel personenauto- en vrachtautoverkeer ontstaat er schade voor particulieren en bedrijfsleven. De hoogte van het in het rapport genoemde bedrag is zeker een overschatting omdat een deel van de gebruikers in de praktijk het tijdstip, de vervoerswijze of de reis als geheel zullen aanpassen.
Het behoud van station Valkenburg door Zuid-Limburgse Stoomtrein Maatschappij |
|
Chantal Nijkerken-de Haan (VVD), Jan Middendorp (VVD), Martijn van Helvert (CDA), Maurits von Martels (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u het bericht gelezen «Apart klasje zou voldoende moeten zijn» inzake het behoud van station Valkenburg door de Zuid-Limburgse Stoomtrein Maatschappij (ZLSM)?1.
Ja.
Deelt u de overtuiging dat de ZLSM een belangrijke waarde in het aanbod van toeristisch-recreatieve voorzieningen in de regio Limburg is vanwege de cultuurhistorische aspecten van deze museumspoorlijn?
Ik kan mij voorstellen dat de ZLSM in het totaal van toeristisch-recreatieve voorzieningen een waardevolle rol vervult en ook dat cultuurhistorische aspecten daar in positieve zin aan bijdragen, maar het is aan de lokale of regionale overheden om af te wegen in welke mate de ZLSM in een behoefte voorziet en welk belang daaraan moet worden toegekend.
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) om de ZLSM niet langer toe te staan via het hoofdspoor het station van Valkenburg te bedienen?
Ja, ik heb kennis genomen van het besluit van de ILT. De ZLSM had een ontheffing aangevraagd van de verplichting dat machinisten, die over het hoofdspoor rijden, over een machinistenvergunning moeten beschikken. Dit verzoek is door de ILT niet gehonoreerd, omdat de Europese machinistenrichtlijn (2007/59/EG) en nationale wetgeving hiervoor geen opening biedt.
Daarnaast verkeerde de ZLSM in de veronderstelling dat zij voor het baanvak Schin op Geul – Valkenburg vrijgesteld is van de verplichting om over een veiligheidscertificaat te beschikken. Om die reden heeft de ZLSM het veiligheidscertificaat, dat tot eind 2016 geldig was, laten verlopen en geen nieuwe aangevraagd. Het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidscertificaten kent inderdaad een vrijstellingsbepaling, maar die is niet van toepassing op de situatie bij Schin op Geul.
Wat vindt u van het bericht dat de aanleiding voor het ILT-standpunt niet een nieuwe onveilige situatie is, maar enkel een interpretatie van wijziging in de wet- en regelgeving?
Er is geen sprake van wijziging van regelgeving of interpretatie daarvan. Het besluit van de ILT komt voort uit een verzoek van de ZLSM. De ZLSM had aan de ILT verzocht of haar personeel, anders dan voorheen, zonder machinistenvergunning treinen mocht besturen op het hoofdspoor. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, biedt de wetgeving geen mogelijkheid om een dergelijke ontheffing te verlenen.
Deelt u de mening dat uit het langjarige gebruik van het baanvak, met alle bijbehorende veiligheidsmaatregelen, blijkt dat er geen enkele directe aanleiding is om tot een wijziging bij Valkenburg te komen?
Mits de veiligheid voldoende is geborgd, is het mogelijk dat de ZLSM met historische spoorvoertuigen van het baanvak Schin op Geul – Valkenburg gebruik maakt. Er hebben zich op dit baanvak geen wijzigingen voorgedaan en er is daarom geen enkele aanleiding om andere eisen te stellen dan voorheen. Dat heeft de ILT dan ook niet gedaan.
Om over het hoofdspoor (Schin op Geul – Valkenburg) te kunnen rijden heeft ZLSM een veiligheidscertificaat nodig en moet zij kunnen beschikken over machinisten met een machinistenvergunning. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven heeft de ZLSM het veiligheidscertificaat eind 2016 laten verlopen en geen nieuwe aangevraagd.
Is het u bekend dat ook de medegebruiker van het spoor (Arriva) geen problemen heeft met dit medegebruik, gelet op het feit dat Arriva en de ZLSM zelfs nauw samenwerken in het productaanbod en recreatieve arrangementen?
Ja. Onder bepaalde voorwaarden is het zeker mogelijk dat meerdere partijen van dit baanvak gebruik maken. Dit is niet anders dan op andere delen van hoofdspoor. ProRail verzorgt de treindienstleiding voor al het spoorverkeer op het hoofdspoor.
Deelt u de gedachte dat het toch mogelijk moet zijn om een jarenlange veilige bediening van Valkenburg als het oudste station van Nederland met een museumspoorlijn te blijven continueren?
Ja, het is en blijft mogelijk om net als in het verleden met historische spoorvoertuigen over het baanvak Schin op Geul – Valkenburg te rijden. Omdat dit baanvak hoofdspoor is, moet de ZLSM net als in het verleden daarvoor beschikken over een veiligheidscertificaat en gebruik maken van machinisten die in het bezit zijn van een machinistenvergunning.
Is het u bekend dat ProRail haar bezwaren tegen het gebruik van de spoorlijn door de ZLSM bij de ILT heeft ingetrokken? Zo ja, werpt dat een ander licht op de zaak?
Ja, het is mij bekend dat ProRail haar bezwaren heeft ingetrokken. Dit maakt geen verschil, omdat er nog steeds geen sprake is van een functioneel afgescheiden spoor. Dat is voorwaarde om een ontheffing te kunnen verlenen voor de verplichting van het rijden met machinisten met een machinistenvergunning.
Is de conclusie juist dat de kern van het probleem lijkt te zijn dat in Nederland de regelgeving voor machinisten strenger is geworden dan Europees is afgesproken en dat er geen differentiatie meer in machinistenvergunning bestaat? Betekent dat dat een ZLSM-machinist die een klein stukje op het hoofdspoor naar Valkenburg rijdt aan dezelfde opleidingseisen moet voldoen als machinisten die op het hoofdspoor rijden en alles moeten weten over bijvoorbeeld tunnelbeveiliging in Rotterdam en Schiphol, ERTMS, enz.?
Deze conclusie is niet juist. Nederland heeft de Machinistenrichtlijn beleidsarm geïmplementeerd. Dat wil zeggen dat er in de Spoorwegwet geen aanvullende eisen worden gesteld. De Machinistenrichtlijn bestaat overigens al vanaf 2007. Iedere machinist die op een hoofdspoorweg rijdt, moet een machinistenvergunning hebben. De machinistenvergunning is een persoonsgebonden document, waarmee de machinist kan aantonen dat hij een opleiding tot machinist succesvol heeft afgerond en over de benodigde algemene vakkennis beschikt. De specifieke vakkennis, zoals tunnelbeveiliging en ERTMS, valt onder het eveneens persoonsgebonden bevoegdheidsbewijs. Machinisten van de ZLSM hoeven alleen te beschikken over de kennis van het materieel en de infrastructuur, voor zover dat op hen van toepassing is.
Kunt u zich voorstellen dat de onder 9 bedoelde «zware machinistenvergunning» voor een vrijwilligersorganisatie als de ZLSM, die op hoofdspoor nooit verder rijdt dan ca. 4 km tussen Schin op Geul en Valkenburg, onwerkbaar is?
Ik kan mij voorstellen dat het voor een vrijwilligersorganisatie moeilijk is om over voldoende gekwalificeerde machinisten te beschikken. Daarom heb ik de ZLSM voorgesteld om met erkende opleidingsinstituten te verkennen of er «een klasje» kan worden gevormd voor machinisten die voor museumorganisaties rijden.
Voor machinisten die voor museumorganisaties over bijzonder spoor rijden, is het niet nodig een machinistenvergunning te hebben. De spoorweg Schin op Geul – Kerkrade is zo’n bijzondere spoorweg. Hier wordt maximaal 40 km/uur gereden.
Op het hoofdspoor tussen Schin op Geul en Valkenburg is de baanvaksnelheid hoger (100 km/uur) en rijden ook andere vervoerders. Uit oogpunt van de veiligheid worden daaraan zwaardere eisen gesteld.
Klopt het dat de ILT ook zelf aan u heeft gevraagd om meer duidelijk op dit vlak?2.
Ja, de ILT heeft inderdaad eind 2016 over dit onderwerp een toezichtsignaal opgesteld. Het overleg hierover is nog gaande.
Bent u bereid te komen tot een spoedige aanpak van deze problematiek rondom de casus ZLSM, zodat dit tot een voor alle partijen bevredigende oplossing kan worden gebracht?
Er heeft een overleg plaatsgehad met de koepelorganisatie Historisch Railvervoer Nederland en met de voorzitter van de ZLSM. Deze gesprekken zijn in constructieve sfeer verlopen en afgesproken is dat de ZLSM op korte termijn een nieuw veiligheidscertificaat zal aanvragen. De verwachting is dat het certificaat begin 2018 en mogelijk eerder kan worden verstrekt.
Met betrekking tot de machinistenvergunning is afgesproken dat ZLSM gaat onderzoeken of het mogelijk is om bij een erkende onderwijsinstelling een opleiding te krijgen die past bij de ervaring en voorgenomen inzet van de machinisten van de ZLSM.
Parkeren van vrachtwagens langs rijkswegen |
|
Martijn van Helvert (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Plan van Aanpak en Europese miljoenen aanleg truckparkings op komst»1 en «Bewaakte parking Hazeldonk» nog lang niet klaar»?2
Ja, daar ben ik mee bekend.
Kunt u aangeven hoe groot het tekort aan parkeerplaatsen langs de verschillende snelwegen – internationale corridors – in Nederland is? Wilt u daarbij per weggedeelte aangeven wat het huidige aantal parkeerplaatsen is en wat het benodigde aantal is? Kunt u aangeven of daarbij ook voldoende plaatsen zijn voor Ecocombi’s/Lange Zware Vrachtvoertuigen?
Als bijlage bij deze brief treft u de meest recente overzichtskaart aan waarop de capaciteit en de bezetting van truckparkeergelegenheden langs snelwegen en N-wegen is aangegeven. Deze kaart geeft inzicht in zowel de omvang van de parkeerplaatsen, als in de verhouding tussen vraag en aanbod. Indien de vraag hoger is dan het aanbod wordt dit aangegeven met een zwart rondje om het gekleurde bolletje.
Op netwerkniveau zijn er voldoende parkeergelegenheden, maar chauffeurs hebben een voorkeur voor gratis parkeren. Vandaar dat langs druk bereden corridors er regelmatig sprake is van overbezetting op de verzorgingsplaatsen.
Voor zo ver bij mij bekend is er voldoende parkeergelegenheid voor ecocombi’s/Lange Zware Vrachtauto’s. Dit is mogelijk op de langsparkeervakken (net zoals dit door het exceptioneel transport wordt gedaan) die zowel op reguliere verzorgingsplaatsen als op solitaire verzorgingsplaatsen aanwezig zijn. Het aantal ecocombi’s op verzorgingsplaatsen is niet groot omdat dit vervoer nog niet internationaal toegestaan is. Meestal kan men binnen Nederland van bedrijf naar bedrijf rijden en daar de wettelijke rust houden.
Klopt het dat verzorgingsplaatsen veel gebruikt worden voor het stallen van voertuigonderdelen zoals opleggers en aanhangwagens, en dat chauffeurs er langdurig parkeren in afwachting van nieuwe ritopdrachten? Zo ja, hoe groot is dergelijk misbruik van de parkeerplaatsen en in hoeverre zijn hierin verschillen waar te nemen tussen Nederland, België en Luxemburg?
Het stallen van lege voertuigonderdelen komt relatief weinig voor; langdurig parkeren in afwachting van een nieuwe rit komt regelmatig voor.
Aanhangwagens en opleggers worden soms tijdelijk op verzorgingsplaatsen gestald als bijvoorbeeld vrachtwagens de steden inrijden of een andere oplegger ophalen en deze naar een locatie brengen. Als een weginspecteur constateert dat er een aanhangwagen of oplegger staat, wordt er een stikker op het voertuig aangebracht. Na de wettelijke termijn van 3 dagen kan de aanhangwagen of oplegger weggesleept worden. De meeste voertuigonderdelen zijn binnen deze termijn al opgehaald. Het aanbrengen van dergelijke stickers heeft eveneens een generieke preventiewerking.
Langdurig parkeren van complete vrachtwagens, gedurende een weekend of langer, komt regelmatig voor. Door dit oneigenlijk gebruik van verzorgingsplaatsen ontstaat met name langs druk bereden corridors een tekort aan parkeerplaatsen voor chauffeurs die (kort) willen rusten. Rijkswaterstaat of politie kan hier niet op handhaven, aangezien er geen wettelijke parkeerduurbeperking is.
Op de betaalde particuliere truckparkeerplaatsen langs het onderliggend wegennet is vaak nog voldoende ruimte om te parkeren. Vandaar dat ik blijf zeggen dat chauffeurs die langere tijd willen parkeren of rusten dit beter kunnen doen op een private truckparking langs het onderliggendwegennet. Zo zijn de verzorgingsplaatsen beschikbaar voor de korte rust, waar ze feitelijk voor bedoeld zijn, en bovendien staan de langparkeerders beveiligd, wat diefstal voorkomt.
Ik heb geen gegevens over hoe de situatie in België en Luxemburg is ten aanzien van het langdurig stallen van voertuigen of onderdelen daarvan op een verzorgingsplaats langs het hoofdwegennet.
Is het juist dat de wetgeving en de handhaving op de rusttijden van (internationale) chauffeurs in Duitsland, België en Frankrijk strenger is dan in Nederland? Zo ja, kunt u de verschillen in wetgeving en handhaving precies aangeven en in hoeverre is dit beleid tussen de verschillende landen Europees afgestemd?
Binnen de EU geldt in alle lidstaten de rij- en rusttijden Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer. In Frankrijk en Duitsland is in aanvulling hierop nationale wetgeving van kracht die het verblijf in de cabine tijdens de normale weekendrust van 45 uur verbiedt. België baseert een dergelijk verbod rechtstreeks op de rij- en rusttijden verordening. Over de juistheid van deze uitleg van de verordening zijn door de Belgische Raad van State aan het Hof van Justitie van de Europese Unie prejudiciële vragen gesteld. Het Europese Hof van Justitie heeft in deze kwestie nog geen prejudiciële beslissing genomen. Wanneer het Hof uitspreekt dat de huidige verordening een verbod op het verblijf van de normale wekelijkse rust in de cabine bevat zal Nederland dat ook gaan handhaven. Het is mij niet bekend of Frankrijk, Duitsland en België hun beleid met elkaar hebben afgestemd.
Ik vind het belangrijk dat wij binnen Europa een level playing field bereiken en de interne markt versterken. Ik ben van mening dat dit op Europees niveau moet worden opgepakt, als onderdeel van het Mobility Package van de Europese Commissie, waar ik recent met u over gesproken heb. Ik zet mij hierbij in voor een eenduidige interpretatie van de wet- en regelgeving en harmonisatie van de handhaving. In dat kader zal ik mij dan ook niet verzetten tegen een verbod op de weekendrust in de vrachtwagencabine. Hoewel ik namelijk van mening ben dat een vrachtwagencabine comfortabel genoeg is om te overnachten, mits er voldoende voorzieningen op de parkeerplaats zijn wil ik in Nederland geen extra belasting op de verzorgingsplaatsen als gevolg van een verbod in de ons omringende landen. Nederland vindt het bereiken van een level playing field belangrijk en draagt daarom in het kader van de onderhandelingen van de voorstellen van het mobility package het standpunt van een verbod op het verblijf van de normale wekelijkse rust in de cabine uit.
Heeft u signalen dat het onder 3 genoemde misbruik is toe- of afgenomen doordat chauffeurs uitwijken naar buurlanden vanwege de minder strenge wetgeving en handhaving? Is het gevoerde en beoogde beleid hierover besproken tussen Nederland, België en Luxemburg? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Tot nu toe heb ik geen signalen ontvangen dat chauffeurs uitwijken naar Nederland om deze controles te vermijden.
Er is overleg tussen de handhavingsdiensten van de verschillende landen waarbij ook dit onderwerp is geagendeerd. Aan deze brede afstemming nemen Nederland, België en Luxemburg deel.
Kunt u aangeven op welke wijze het Benelux Comité van Ministers en de Interparlementaire Beneluxraad een rol zou kunnen spelen in het tegengaan van de structurele tekorten aan parkeerplaatsen?
Ik ben van mening dat initiatieven om te komen tot uitbreiding van het aantal bewaakte truckparkings primair aan de markt zijn. Europese subsidies kunnen hierbij stimulerend werken. Ik zet me daarvoor in. Momenteel speelt de Benelux een rol bij het inzetten van Intelligente Transportsystemen om informatie over de bezetting van parkeerplaatsen te optimaliseren.
Een inschattingsfout van Rijkswaterstaat bij de A58 |
|
Martijn van Helvert (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Forse file A58 door inschattingsfout Rijkswaterstaat»?1
Ja
Klopt het bericht van de ANWB dat Rijkswaterstaat de hoeveelheid verkeer op de A58 compleet verkeerd heeft ingeschat?
RWS heeft zich voor de planning van de uitvoering van het werk gebaseerd op ervaringen uit het verleden. De afgelopen jaren ging het verkeer tijdens het Pinksterweekend verspreid naar huis. RWS heeft daarom de werkzaamheden op de dinsdag na het Pinksterweekeinde gepland. Dit jaar kwam het vakantieverkeer, in tegenstelling tot voorgaande jaren, echter pas op dinsdagochtend na Pinksteren op gang. Dat was dus niet voorzien. Deze ervaring zal uiteraard wel worden meegenomen bij de toekomstige planning van werkzaamheden.
Wat was de reden van Rijkswaterstaat om de werkzaamheden op 6 juni in te plannen?
In 2017 staan er veel werkzaamheden gepland in Zeeland. RWS houdt met het inplannen hiervan nadrukkelijk rekening met te verwachten piekmomenten, zoals vakantieperiodes, (buitenlandse) feestdagen en evenementen. Die piekmomenten waren op 6 juni niet voorzien. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Op welke manier wordt bij het inplannen van werkzaamheden rekening gehouden met drukte door vakantieverkeer? Wordt volgens u voldoende rekening gehouden met drukte door vakantieverkeer? Kunt u dat toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Welke werkzaamheden staan er gepland in de zomerperiode die mogelijk grote hinder kunnen veroorzaken in verband met vakantieverkeer? Zou het verstandig zijn deze werkzaamheden op een ander moment in te plannen? Zo ja, gaat u zich hiervoor inzetten?
In de zomermaanden juli en augustus wordt door RWS in Zeeland niet aan de weg gewerkt in verband met het vakantieverkeer van (buitenlandse) toeristen. In 2017 staan veel werkzaamheden gepland in Zeeland. Deze worden daarom vooral in het voorjaar en najaar uitgevoerd. Vanwege het feit dat veel werkzaamheden alleen bij hogere temperaturen en beperkte regenval kunnen worden uitgevoerd, is het uitwijken naar de winter geen optie. Bij het inplannen wordt overigens niet alleen rekening gehouden met piekmomenten als gevolg van vakantieverkeer, maar ook met drukte als gevolg van het reguliere woon/werkverkeer.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat Rijkswaterstaat in de toekomst bij werkzaamheden meer rekening houdt met vakantieverkeer? Zo ja, op welke termijn kunt u dit in gang zetten?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Het bericht dat Duitsland het cabinekamperen verbiedt |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u het bericht gelezen dat Duitsland het zogenoemde cabinekamperen verbiedt?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat Duitsland nu reeds definitief een verbod heeft ingesteld op het doorbrengen van de normale weekendrust van 45 uur in de cabine van vrachtwagen?
Ik vind het belangrijk dat wij binnen Europa een level playing field bereiken en de interne markt versterken. Daarom zet ik mij in Europees verband in voor een eenduidige interpretatie van de wet- en regelgeving en van de harmonisatie in de handhaving. Een nationaal verbod op het doorbrengen van de normale weekendrust van 45 uur in de vrachtwagencabine zoals Duitsland nu heeft ingevoerd bevordert geen level playing field. Als Nederlandse Minister ga ik niet over de wetgeving in Duitsland. De Duitse wetgever maakt een eigen afweging, maar ik ben van mening dat dit op Europees niveau moet worden opgepakt, als onderdeel van het Mobility Package van de Europese Commissie.
Deelt u de gedachte dat de parkeeroverlast hier bijzonder groot kan worden (met name in de grensregio’s) nu een dergelijk verbod al in België en Frankrijk geldt en Nederland dit verbod niet kent? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen denkt u te gaan nemen om de overlast te beperken?
Op dit moment is nog niet duidelijk welke effecten het verbod in Duitsland zal hebben en waar eventuele effecten precies neer zullen slaan. Ik zal Rijkswaterstaat laten monitoren of de parkeerdruk langs autosnelwegen van en naar Duitsland een toename kent. Afhankelijk van de uitkomsten zal ik waar nodig eventuele maatregelen nemen.
Deelt u de gedachte dat dat zorgelijk is en dat cabinekamperen nu, onder deze omstandigheden, ook in Nederland verboden zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer op 19 januari jl. heb aangegeven zijn vrachtwagens tegenwoordig voldoende comfortabel ingericht om een prettige nachtrust te genieten. Bovendien laten chauffeurs hun lading vaak liever niet onbeheerd achter. Ik vind het belangrijk dat chauffeurs goede voorzieningen hebben, daarom is het Nederlandse beleid voor de lange rustperiode er op gericht om gebruik te maken van beveiligde truckparkings met goede voorzieningen op het onderliggend wegennet. Daarnaast is momenteel niet duidelijk of de huidige Europese regels het verblijf in de cabine gedurende de normale lange rust verbieden.
Wat vindt u van het feit dat Duitsland met aanvullende regels is gekomen die niet Europees zijn afgestemd?
Zie antwoord op vraag 2.
Deelt u het standpunt dat het tijdstip ongemakkelijk is omdat de Europese Commissie binnenkort met voorstellen komt die verduidelijking moeten geven aan het verbod?
Zie antwoord op vraag 2.
Deelt u de visie dat er juist een gelijk speelveld nodig is in Europa en dat handhaving in de pas moet lopen met landen als Duitsland, België en Frankrijk? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de visie dat er een gelijk speelveld nodig is in Europa. Daarom heb ik in juli 2014 samen met andere Europese Ministers van transport een verklaring ondertekend waarin we de Europese Commissie op hebben geroepen over te gaan tot een meer uniforme interpretatie van de regelgeving en harmonisatie van de handhaving. Deze oproep heeft bijgedragen aan de totstandkoming van het Mobility Package en in dit kader zal ik deze boodschap blijven herhalen.
Een politieteam in Indonesië tegen LHBT'ers |
|
Joël Voordewind (CU), Han ten Broeke (VVD), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat de Indonesische politie een nieuw team heeft samengesteld dat LHBT'ers in het land moet opsporen?1
De Nederlandse regering heeft met veel zorg kennisgenomen van de recente ontwikkelingen rondom de positie van de LHBTI-gemeenschap in Indonesië, waaronder ook de aankondiging van de politiechef in West-Java dat hij een politie-eenheid op wil richten om LHBT’ers op te sporen en LHBT-activiteiten te monitoren.2
De aankondiging betreft een voornemen geuit door de politiechef in West-Java, Anton Charliyan, op 23 mei jl. De mondelinge aankondiging is vooralsnog niet gevolgd door concrete stappen tot oprichting van een politieteam. De schriftelijke formele aankondiging die nodig is om de politie-eenheid ook daadwerkelijk operationeel te maken, is (nog) niet verschenen. Dat betekent dat er momenteel in geen enkele provincie in Indonesië een dergelijke politie-eenheid actief is.
Klopt het dat de politiechef die het team gaat aansturen lesbiënnes, homo's, biseksuelen en transgenders «ziek in hun hart en ziel» heeft genoemd, die «niet geaccepteerd zullen worden in de maatschappij», waarbij hij tevens inwoners van de provincie West-Java opriep om «activiteiten» te melden? Zo ja, wat vind u hiervan?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het tevens dat de politiechef gedreigd heeft met «heftige» straffen? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de wetgeving in Indonesië, buiten de provincie Atjeh, waarin homoseksualiteit niet strafbaar is gesteld?
Uit berichtgeving in Indonesië over de uitlatingen van de politiechef blijkt dat hij heeft verwezen naar sancties danwel straffen. Homoseksualiteit is in Indonesië, met uitzondering van Atjeh, niet strafbaar. Daarnaast verbiedt Indonesische regelgeving het zaaien van haat, ook wanneer dit op grond van gender of seksuele oriëntatie geschiedt.
De strafbaarstelling van homoseksualiteit in Atjeh is mogelijk door invoering van lokale wetten op basis van de sharia. Tijdens het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Indonesië, van 1 tot en met 12 mei 2017, is in gesprekken met de Indonesische autoriteiten specifiek ingegaan op deze discriminerende lokale wetten.
Deelt u de vrees dat de shariawetgeving die in Atjeh van kracht is, zich (sluipenderwijs) verspreidt naar andere delen van Indonesië?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de oprichting van deze «sharia-politie» in wording te veroordelen in bi- en multilateraal verband? Zo nee, waarom niet?
De bevordering en bescherming van gelijke rechten voor LHBTI’s is een prioriteit binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland stelt gelijke rechten voor LHBTI’s dan ook wereldwijd aan de orde en zet zich in internationale fora, via het mensenrechtenfonds en in bilaterale relaties stelselmatig in voor de afschaffing van de strafbaarstelling van homoseksualiteit, het tegengaan van discriminatie en de bevordering van sociale acceptatie van LHBTI’s.
Nederland benadrukt in reguliere contacten met de Indonesische overheid dat mensenrechten voor een ieder gelden, inclusief LHBTI’s, en dat burgers beschermd moeten worden tegen discriminatie en geweld, in lijn met internationale verdragen waar Indonesië partij bij is. De mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn bezoek aan Indonesië de Nederlandse zorgen over de situatie van de LHBTI-gemeenschap aan de orde gesteld bij de Indonesische autoriteiten.
Ook voerde de EU-vertegenwoordiger in Jakarta een demarche uit namens de EU op 2 juni jl. Hierbij werden de zorgen over de LHBTI situatie in Indonesië, waaronder ook de aankondiging van de politiechef in West-Java, besproken met de Indonesische autoriteiten. De situatie van de LHBTI-gemeenschap in Indonesië zal later dit jaar besproken worden in het kader van de EU-Indonesië mensenrechtendialoog.
Deelt u de opvatting dat de opmars van het islamitisch fundamentalisme in Indonesië een bedreiging vormt voor de rechtsstaat en de mensenrechten?
De uitlatingen van de politiechef in West-Java lijken onderdeel van toenemende druk op de LHBTI-gemeenschap in Indonesië. In Atjeh werden op 23 mei twee mannen bestraft met elk 83 stokslagen wegens homoseksuele activiteiten. Zondag 21 mei jl. werden bij een inval bij een feest in Jakarta 141 vermeende homoseksuele mannen gearresteerd. Ook werden eind april veertien vermeende homoseksuele mannen opgepakt in Surabaya, waar zij gevangen werden gezet voor homoseksuele handelingen. Een reeks van uitspraken door politici begin 2016 heeft de negatieve belangstelling rondom LHBTI’s in Indonesië doen toenemen. Het optreden tegenover de LHBTI-gemeenschap lijkt veelal gepaard te gaan met publieke steun.
Indonesië is een democratie en in recente contacten benadrukken Indonesische autoriteiten dat de Indonesische rechtsorde en de staatsfilosofie, genaamd Pancasila, minderheden, andersdenkenden en kwetsbare groepen beschermen. Op 7 juni stelde President Joko Widodo een nieuwe presidentiële werkgroep in voor de implementatie van de staatsfilosofie. Mede naar aanleiding van recente ontwikkelingen rondom de situatie van de voormalig gouverneur van Jakarta is een publiek debat ontstaan in Indonesië over de relatie tussen diverse ontwikkelingen in de samenleving en de staatsfilosofie Pancasila. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassade in Jakarta blijven de ontwikkelingen nauw volgen.
Zo nee, waarom niet? In welk licht plaatst u dan de recente reeks van – het opsporingsteam van LHBT’ers, – de straffen die aan LHBT’ers worden opgelegd, zoals de stokslagen die uitgedeeld zijn aan homo’s in Atjeh, – de arrestatie van 141 mannen in een «homosauna» en – de veroordeling van de christelijke gouverneur Ahok wegens blasfemie?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u uiteenzetten waar de ontwikkelingshulp uit bestaat die Nederland nog aan Indonesië geeft, ter «ondersteuning van democratische ontwikkelingen, interne stabiliteit, menselijke veiligheid en rechtszekerheid»?2
In een brief aan de Tweede Kamer van 19 september 2016 heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkeling aangekondigd het decentrale hulpprogramma aan Indonesië uit te faseren en in 2020 geheel te beëindigen. Het voornemen van het kabinet is dat de op ontwikkelingssamenwerking gebaseerde partnerlandenrelatie wordt afgebouwd, ten gunste van een bredere relatie waarin handel, investeringen en politieke samenwerking centraler komen te staan.
De hoofddoelstellingen van de Nederlandse inzet in het kader van de bevordering van veiligheid en versterking van de rechtsorde zijn capaciteitsopbouw van juridische/overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties, het bijdragen aan beleidsontwikkeling en de verbetering van inclusieve toegang tot rechtspraak. In dat kader steunt Nederland onder meer kennisuitwisseling tussen Nederlandse juridische instanties en experts en Indonesische partners, zoals de Hoge Raad. Een belangrijk deel van het programma bestaat uit het ondersteunen van inclusieve toegang tot rechtspraak, met name voor de kwetsbare groepen in de samenleving via rechtshulporganisaties en de Indonesische Ombudsman.
Hoe beoordeelt u de steun die Nederland aan Indonesië geeft ter «verbetering van de politie» en de «bevordering van tolerantie tussen religies»? Wat is het effect van deze steun tot dusver, in het licht van de toenemende intolerantie en repressie in Indonesië?
Nederland ondersteunt een «community policing» programma in Papua en de Molukken ter verbetering van de relatie tussen de politie en de lokale bevolking. Het programma wordt uitgevoerd door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en heeft als uitgangspunt dat politie, de lokale overheid en de gemeenschap gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de lokale veiligheid. Het programma draagt bij aan de bevordering van tolerantie binnen de gemeenschappen en aan het vertrouwen tussen autoriteiten en de lokale gemeenschap. In de evaluatie van dit project kwam naar voren dat lokale gemeenschappen nu bijvoorbeeld zelf vaker politiefunctionarissen betrekken bij problemen en conflicten. De Nederlandse inzet in het kader van mensenrechten richt zich daarnaast, onder andere, op het bevorderen van religieuze tolerantie, bijvoorbeeld door de ondersteuning van de nationale mensenrechtencommissie op het gebied van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de bevordering van interreligieuze dialoog.
Bent u bereid deze steun te heroverwegen en/of stop te zetten als de trend van oprukkend islamitisch fundamentalisme zich doorzet, of de steun om te zetten naar maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor minderheden en mensenrechten in Indonesië? Waarom wel/niet?
Zoals gezegd wordt het decentrale hulpprogramma aan Indonesië uitgefaseerd en in 2020 geheel beëindigd. Dit geldt echter niet voor alle steun die Nederland biedt aan maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor minderheden en mensenrechten in Indonesië. Nederland verleent deze steun onder andere via het mensenrechtenfonds en in het kader van de strategische partnerschappen binnen het programma «Samenspraak en Tegenspraak». Deze partnerschappen richten zich expliciet op het versterken van lokale maatschappelijke organisaties die opkomen voor achtergestelde groepen. Belangrijk is dat organisaties ter plaatse ook in staat zijn de situatie van bijvoorbeeld LHBTI te verbeteren en een dialoog met respect voor mensenrechten van elke burger te bevorderen.
Bent u tevens bereid de zorgwekkende ontwikkelingen in Indonesië te adresseren in de jaarlijkse Indonesië-EU dialoog die voortvloeit uit de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst (PSO) tussen de EU en Indonesië, waarin samenwerking en de mensenrechtendialoog worden geregeld?
Ja.
Nieuwe bruggen in de Afsluitdijk |
|
Harry van der Molen (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Voor 2050 nog geen nieuwe bruggen in de Afsluitdijk»?1
Ja.
Klopt het bericht dat het nog wel zes jaar duurt voordat de beweegbare delen van de bruggen in de Afsluitdijk vervangen worden? Zo ja, wat is de oorzaak van de vertraging en kan de vertraging nog op een andere wijze worden ingelopen?
Ja, dat klopt. Er is overigens geen sprake van vertraging. De vervanging van de bovenbouw, inclusief de bewegingswerken is voorzien tussen 2023 en 2025. Op basis van recent onderzoek naar de technische staat van de brug zal nog in 2020 een reparatie plaatsvinden aan de stalen bovenbouw (het rijdek). De werkzaamheden aan het rijdek zullen meer inzicht geven in het meest doelmatige moment van vervanging van de stalen bovenbouw (inclusief bewegingswerken), waarna de planning kan worden aangescherpt.
Klopt het dat de volledige bruggen, inclusief de funderingen, niet voor 2050 vervangen zullen worden? Zo ja, wat is dan de oorzaak van de vertraging en kan die vertraging nog op een andere wijze worden ingelopen?
Het onderzoek zoals gemeld bij antwoord twee geeft geen noodzaak voor een volledige vervanging vóór 2050. Er is geen sprake van een vertraging.
Kunt u een inschatting maken van het aantal storingen dat tussen nu en 2050 zal plaatsvinden, aangezien juist die nieuwe bruggen een einde zouden moeten maken aan de vele storingen?
Nee, zo’n inschatting kan ik niet maken. Op basis van het hiervoor genoemde onderzoek zal het huidig onderhoudsconcept worden aangepast door het intensiveren van de inspecties en het regulier onderhoud. Daarnaast wordt een aantal technische verbetermaatregelen doorgevoerd (aanpassen hydraulische installaties, aanpassen tandwielkast, corrigeren van spelingen in aandrijf- en loopwerksystemen, en verleggen van kabels). Deze aanpak moet zorgen voor een vermindering van het aantal storingen in de periode tot vervanging van de bovenbouw.
Overigens hebben zich in de periode van midden juli 2016 tot eind april 2017 aan beide bruggen geen storingen met gevolgen voor het (vaar)wegverkeer voorgedaan. Uiteraard kunnen storingen aan de bruggen en/of sluizen nooit helemaal worden uitgesloten.
Kunt u ook een inschatting maken van de (maatschappelijke) kosten die die storingen met zich meebrengen onder meer voor het bedrijfsleven?
De economische schade van dit soort storingen laat zich niet exact vaststellen omdat dit niet wordt geregistreerd.
Klopt het dat veel storingen door temperatuurverschillen ontstaan? Zo ja, kunt u aangeven welk percentage van de geprognotiseerde storingen door temperatuurverschillen ontstaan?
Storingen kunnen verschillende oorzaken hebben. De twee recente storingen zijn beide te wijten aan temperatuurverschillen. Ik kan geen uitspraak doen over het aantal te verwachte storingen en dus ook niet over de aard daarvan. Wel zijn er maatregelen getroffen om storingen ten gevolge van temperatuurverschillen te voorkomen. Zo wordt er eerder en langer gekoeld.
Het bericht dat Nederland op het spoor is van contacten tussen hulporganisaties en smokkelbendes |
|
Raymond Knops (CDA), Mona Keijzer (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat een Nederlandse inlichtingendienst samen met een Duitse inlichtingendienst via militaire schepen en spookschepen al enkele maanden op het spoor zouden zijn van contacten tussen mensensmokkelaars en schepen van hulporganisaties in de Middellandse zee tussen Libië en Italië?1
Over operaties van de Nederlandse inlichtingendiensten en het uitwisselen van informatie met partners worden in het openbaar geen uitspraken gedaan.
Klopt het dat deze dienst en de regeringen in Den Haag en Berlijn daarover ingelicht hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de antwoorden van zowel de Minister van Buitenlandse Zaken2 als de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie3 dat het kabinet «niet beschikt over aanwijzingen dat er sprake zou zijn van rechtstreeks contact tussen sommige hulporganisaties en criminele smokkelbendes»?
De kwestie heeft de aandacht van het kabinet. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is de Italiaanse justitie bezig met een oriënterend feitenonderzoek naar mogelijke contacten tussen sommige hulporganisaties en criminele mensensmokkelorganisaties. Het kabinet wacht de uitkomsten van dit onderzoek af.
Herinnert u zich de uitspraak van de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het Algemeen overleg over de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) op 10 mei jl., die stelde «van niets te weten» en er «met extra aandacht» naar zou gaan kijken?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid dit te doen en de Kamer daarover te informeren?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verloopt de informatievoorziening vanuit de inlichtingendiensten richting het kabinet, alsmede de interdepartementale afstemming, als het gaat om informatie betreffende contacten tussen sommige hulporganisaties in de Middellandse Zee en smokkelbendes? Ziet u ruimte voor verbetering?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de Italiaanse openbare aanklager Zuccaro: «Er zijn hulpschepen die buiten het internationale water treden, de satellietzenders afbreken om niet te worden getraceerd. Ze krijgen telefoontjes uit Libië waarin wordt gezegd dat er rubberen boten op zee worden gestuurd die ze moeten komen ophalen.»?4
Schepen van ngo’s komen soms zeer dichtbij de Libische kust om reddingsoperaties uit te voeren. Mensensmokkelaars hebben hun modus operandi hieraan aangepast door bijvoorbeeld bootjes met zeer weinig brandstof de zee op te sturen. Berichten over telefoontjes uit Libië naar ngo’s en het afbreken van satellietzenders worden onderzocht door de Italiaanse justitie in het eerder genoemde feitenonderzoek. Zoals hierboven vermeld wacht het kabinet de uitkomsten van dit onderzoek af.
Klopt het dat ook Frontex materiaal van afgetapte gesprekken bij de Italiaanse openbare aanklager heeft aangeleverd?
Het is het kabinet bekend dat Italiaanse onderzoekers contact hebben met verschillende partijen, waaronder Frontex. Welke informatie wordt uitgewisseld is het kabinet niet bekend. Het gaat hier immers om een Italiaans onderzoek. Opgemerkt zij dat Frontex geen opsporingsinstantie is. Wel levert Frontex, als onderdeel van het nieuwe mandaat van de Europese Grens- en Kustwacht, bijdragen aan het voorkomen en opsporen van zware grensoverschrijdende criminaliteit, zoals mensensmokkel. Indien Frontex bij het uitoefenen van de taken aan de buitengrenzen relevante informatie vergaart, kan zij deze doorgeven aan bevoegde Europese en nationale opsporingsdiensten.
Als er inderdaad sprake is van betrouwbare, geloofwaardige inlichtingen over contacten tussen mensensmokkelaars en schepen van hulporganisaties in de Middellandse Zee, bent u dan bereid maatregelen te bepleiten?
Het is in beginsel aan de opsporingsinstanties van het land waar de acties worden gepleegd om onderzoek te doen naar mogelijke strafbare feiten. Indien uit onderzoek zou blijken dat sprake is van dergelijke contacten tussen schepen van ngo’s en mensensmokkelaars of dat deze organisaties op een andere wijze aantoonbaar deel uitmaken van mensensmokkelactiviteiten, is het kabinet van mening dat dit strafbaar is. Het is in dat geval aan het openbaar ministerie om te besluiten of tot vervolging wordt overgegaan.
Mochten onderzoeken of inlichtingen hiertoe aanleiding geven, dan zal in afstemming met relevante actoren worden gekeken hoe hiermee om te gaan en welke acties ondernomen kunnen worden.
Welke mogelijkheden ziet u om op te treden binnen het mandaat van de maritieme EU-operatie Sophia, dat onder meer gericht is op het systematisch identificeren, in beslag nemen en afvoeren van schepen of vaartuigen die gebruikt worden voor mensensmokkel en/of -handel, dan wel hiervan verdacht worden? Bent u bereid een en ander te adresseren in EU-verband?
De EU-operatie Sophia verzamelt informatie over netwerken van mensensmokkel-en mensenhandel in het centrale deel van de Middellandse Zee en kan die doorgeven aan EU-lidstaten, Europese agentschappen, internationale partners en de Libische kustwacht. Hieronder kan ook de informatie over contacten tussen de hulporganisaties en mensensmokkelaars vallen. Indien er gegronde redenen zouden zijn om schepen van hulporganisaties ervan te verdenken dat zij worden gebruikt voor mensensmokkel of -handel, dan kunnen deze onder het mandaat op volle zee worden doorzocht. In voorkomend geval zou het desbetreffende schip in beslag kunnen worden genomen. De contacten tussen hulporganisaties en mensensmokkelaars tegengaan, valt echter buiten het mandaat van EU-operatie Sophia.
Heeft u, in het licht van het bovenstaande, bovendien kennisgenomen van de berichtgeving over een bijna-aanvaring tussen een schip van de Duitse actiegroep Sea Watch en een schip van de Libische kustwacht?5 Vond dit incident plaats in Libische territoriale wateren?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de berichtgeving over dit incident maar beschikt niet over informatie over de precieze locatie. Het bevestigt dat het noodzakelijk is te blijven investeren in het verbeteren van de maritieme coördinatie en duidelijke afspraken te maken over hoe nationale kustwachten, Europese maritieme missies, ngo-schepen en koopvaardij (al dan niet gezamenlijk) moeten optreden bij reddingsoperaties. In de EU-training van de Libische kustwacht zal structureel aandacht worden besteed aan mensenrechten, het zeerecht en veiligheid op zee.
Hoe beoordeelt u deze «wild west» taferelen tussen een actiegroep en de – door de EU getrainde – Libische kustwacht?
Zie antwoord vraag 11.
Mensenrechten in de Republiek Suriname |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Oppositie Suriname veroordeelt geweld en intimidatie tegen volk»1 met betrekking tot het optreden van de Surinaamse regering in de richting van actievoerders?
Ja.
Deelt u de afkeuring van de gezamenlijke oppositiepartijen in Suriname over inzet van een zwaar bewapende mobiele eenheid tegen de vreedzame acties van burgers, gevolgd door bruut optreden, mishandelingen en arrestaties, waaronder van een vakbondsleider?
Volgens de lokale autoriteiten was geen vergunning aangevraagd voor het houden van een demonstratie op 18 april jl. Eenheden van de politie en mobiele eenheid werden ingezet om de demonstratie te voorkomen. Hierbij heeft de politie hardhandig opgetreden tegen enkele personen. Op 19 april hebben de leiders van de actievoerders, de korpschef van de Surinaamse politie en de districtscommissaris gezamenlijk verklaard dat zaken wederzijds niet correct verlopen zijn en dat deze voorkomen hadden kunnen worden. Er zijn afspraken gemaakt om een dergelijke situatie in de toekomst te voorkomen. Het kabinet erkent dat demonstraties dienen plaats te vinden binnen wettelijke bepalingen, zoals het beschikken over een vergunning, maar dat hardhandig en disproportioneel optreden niet te rechtvaardigen is. Het hardhandige optreden van de politie jegens de actievoerders heeft tot grote kritiek geleid in de Surinaamse samenleving.
Bent u tevens bekend met het bericht «Woede om weigering vergunning voor protest in Nickerie»2 met betrekking tot het optreden van de Surinaamse regering in de richting van actievoerders?
Ja.
Welke signalen heeft u ontvangen over schending van elementaire democratische grondrechten en vrijheden?
Democratische grondrechten worden in het algemeen door de Surinaamse staat nageleefd. Het recht om te demonstreren is verankerd in de Surinaamse wet- en regelgeving (waarbij voldaan moet worden aan de voorwaarde dat een vergunning is verleend door de districtscommissaris, conform artikel 49 van de politiestrafwet). De oppositie heeft in De Nationale Assemblee, n.a.v. het optreden op 18 april jl. de Surinaamse regering opgeroepen het democratische recht op vrijheid van meningsuiting en demonstratie te respecteren.
Hoe beoordeelt u het optreden van de Surinaamse autoriteiten in relatie tot actievoerders; en dan specifiek de actievoerders die zich hebben verenigd in de protestgroep «Wij zijn moe» en vertegenwoordigers van vakbonden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe oordeelt u in het algemeen over de naleving van democratische grondrechten in Suriname door de Surinaamse staat?
Zoals gesteld in antwoord vraag 4, worden democratische grondrechten in het algemeen door de Surinaamse staat nageleefd.
Bent u bekend met het «Human Rights Report 2016»3 van BearingPoint over Suriname?
Ja.
Hoe beoordeelt u de wijze waarop de Surinaamse Staat de onafhankelijke rechtspraak beïnvloedt inzake de juridische afhandeling van de zogeheten Decembermoorden van 1982?
Na aanname van de gewijzigde amnestiewet in 2012 heeft het kabinet steeds gezegd dat deze wet indruist tegen nationaal en internationaal recht, omdat hiermee wordt ingegrepen in een lopend strafproces. Hetzelfde gold voor de toepassing van artikel 148 van de Grondwet in juni 2016 met het doel het proces te stoppen. Het kabinet heeft steeds gezegd dat het 8-decemberstrafproces essentieel is voor waarheidsvinding en doorgang moet vinden. Het kabinet constateert dat het Hof van Justitie op 11 mei jl. in hoger beroep heeft bepaald dat het proces voort dient te gaan. Het kabinet wacht de voortzetting van het proces af, waarna het aan de rechters is om tot hun uitspraak te komen.
Hoe beoordeelt u de andere in het «Human Rights Report 2016» van BearingPoint genoemde vormen van mensenrechtenschendingen door de Suriname en de corruptie bij de overheid die «wijdverspreid» zou zijn?
Het mensenrechtenrapport van BearingPoint benoemt een aantal aandachtspunten die ook met Suriname zijn besproken tijdens de Universal Periodic Review in de Mensenrechtenraad van 2016 en waarover diverse landen aanbevelingen hebben gedaan. Nederland deed aanbevelingen over het vervolgen van de daders van de decembermoorden en het Moiwana-bloedbad en het verbieden van discriminatie van mensen op grond van hun seksuele oriëntatie en genderidentiteit. Volgens Transparency International bezet Suriname op de corruptie-index de 64e plaats van de 176 landen (2016). In 2014 is een concept anti-corruptiewet voorgelegd aan het Surinaamse parlement. Deze is sinds begin dit jaar in behandeling.
Deelt u de mening dat Nederland ook vanuit de zakelijke en betrokken relatie Suriname zou moeten aanspreken op mensenrechtenschendingen?
Nederland blijft aandacht vragen voor de mensenrechtensituatie in Suriname, zowel bilateraal als multilateraal.
Bent u bereid mensenrechtenschendingen door Suriname bilateraal en in multilateraal verband te adresseren? Waarom wel/niet?
Zie antwoord vraag 10.
De beantwoording van eerdere vragen inzake de situatie op Schiphol |
|
Barbara Visser (VVD), Martijn van Helvert (CDA), Rob Jetten (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kunt u aangeven waartoe precies, in de overleggen op 8 mei en 9 mei jongstleden, door het ministerie, BARIN, KLM en Schiphol besloten is (zie het antwoord op eerdere vragen)?1
Zoals aangegeven in de beantwoording op uw eerdere vragen 8 mei jl., is in het gesprek van 8 mei 2017 op basis van toezeggingen van Schiphol afgesproken dat in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus 2017 alle security lanes van vertrekhal 1 door Schiphol de hele dag volledig worden bemand. Ook de security lanes van vertrekhal 2 worden in diezelfde periode volledig bemand, tenzij na ervaring in die periode blijkt dat het aantoonbaar niet nodig is. Schiphol zal daarnaast nader aangeven aan welke aanvullende data van de luchtvaartmaatschappijen zij behoefte heeft voor een betere voorspelbaarheid van de passagiersstromen. Elke passagier vindt zijn weg als het gaat om het indienen van schadeclaims: de luchtvaartmaatschappijen zijn contractpartij voor claims, maar dat sluit niet uit dat passagiers of KLM zelf claims indienen. Er volgt op korte termijn nog een bespreking met dezelfde partijen die 8 mei jl. aan tafel zaten om te spreken over onderwerpen die op middellange termijn spelen (2–3 jaar).
In een overleg tussen Schiphol en KLM op 9 mei 2017 zijn de afspraken die 8 mei jl. zijn gemaakt verder uitgewerkt, zijn enkele operationele interventies besproken en verdere afspraken gemaakt over onder andere vertrekhal 3.
Wat betekent het uitgangspunt dat Schiphol «alles op alles» gaat zetten om ellenlange wachtrijen te voorkomen? Met andere woorden, waar kan de reiziger precies op rekenen?
Het reizigersproces moet optimaal verlopen, voor zowel de passagiers als de betrokken bedrijven: dat betekent voldoende personeel bij de incheckbalies en voldoende bezetting bij security en de grenspassage. Hierbij heeft Schiphol aangegeven dat het onvermijdelijk is dat er tijdens de zomerdrukte op momenten langere rijen kunnen ontstaan. Er wordt echter alles op alles gezet om dit te voorkomen. Dat kan als zowel Schiphol, de luchtvaartmaatschappijen en de Koninklijke Marechaussee in het proces zorg dragen van een optimale bemensing, zowel bij incheckbalies, security als grenspassage. Het is in ieders belang om goed samen te werken en zo de positie van de mainport Schiphol sterk te houden.
Schiphol heeft ten aanzien van het eigen proces aangegeven dat het de securityfilters langer opent en voor de zomerperiode nog eens extra personeel inhuurt: dit betreft circa 350–400 personen. Op de locaties met de grootste drukte is dan permanent een volledige bezetting aanwezig, ook buiten de geplande piekuren. Bij de andere securityfilters wordt rondom piekuren de capaciteit eerder op- en later afgeschaald. Er worden ook flexibele teams ingezet die stand-by staan. Daarnaast wordt extra personeel ingezet om reizigers te begeleiden en de doorstroming veilig en efficiënt te laten verlopen. Voor reizigers die ervoor kiezen met geen of weinig handbagage te reizen, wordt er geëxperimenteerd met speciale «no trolley» security lanes, zodat reizigers sneller kunnen doorstromen. Tot slot worden, naast de al eerder gerealiseerde tijdelijke extra vertrekhal, extra security lanes bijgebouwd en wordt extra personeel ingezet om eventuele storingen nog sneller te verhelpen.
Zijn er prestatieafspraken met de betrokken partijen, dan wel met uw ministerie, gemaakt? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Prestatieafspraken met betrekking tot wachtrijen zijn binnen een veiligheidsproces niet opportuun. De controles zijn er immers primair voor om zorg te dragen voor de veiligheid van de passagiers, het personeel en het vliegverkeer. Prestatieafspraken brengen dan het risico met zich mee dat snelheid gaat prevaleren boven veiligheid en dat vind ik niet verstandig.
Vindt u dat de acties die Schiphol heeft genomen, en nu heeft voorgenomen, voldoende zijn om de chaos zoals die zich de afgelopen periode heeft voorgedaan, op korte- en middellange termijn te voorkomen? Zo ja, welke garanties heeft u hiertoe gekregen? Zo nee, welke acties gaat u ondernemen?
In het overleg zijn heldere afspraken gemaakt, waarbij Schiphol in samenwerking met de andere betrokken partijen alles op alles zet om de lange wachtrijen zoveel mogelijk te voorkomen. Echter, door het toegenomen aantal reizigers kunnen in de zomerperiode op piektijden nog steeds langere wachtrijen ontstaan voor met name aankomende passagiers. De besproken maatregelen moeten er toe leiden dat deze acceptabel blijven. Binnenkort wil ik in een vervolggesprek met Schiphol, KLM en BARIN bespreken welke acties deze partijen kunnen nemen om op middellange termijn naar een meer structurele oplossing toe te werken.
Op welke wijze wordt hierbij de afspraak betrokken dat er wordt «gestreefd» om ook tijdens de topdrukte te regelen dat passagiers en hun handbagage binnen maximaal tien minuten gecheckt zijn? Welke afspraken zijn er gemaakt als dit streven niet wordt gehaald? Op welke wijze en door wie kan er worden ingegrepen als deze afspraak niet wordt nagekomen, aangezien deze afspraak al enige jaren als uitgangspunt dient?
Schiphol heeft bij de opening van de nieuwe centrale securityvoorzieningen in juni 2015 aangegeven dat het er naar streeft om 95% van de passagiers binnen tien minuten het securityproces te laten doorlopen. Voor passagiers in business/first class geldt een streeftijd van vijf minuten. Dit is exclusief het inchecken van de bagage bij de balie, waar de luchtvaartmaatschappijen verantwoordelijk voor zijn, en het proces van de paspoortcontrole, waarvoor de Koninklijke Marechaussee verantwoordelijk is. Dit getal is een streven, geen prestatieafspraak. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Reden waardoor het bij het securityproces moeilijker is geworden om de beoogde doorstroom te realiseren, zijn de toegenomen verplichte controles op handbagage en de hoeveelheden handbagage die door passagiers wordt meegenomen. Schiphol heeft diverse maatregelen aangekondigd om de doorstroom te versnellen, zoals aangegeven in vraag 2. Daarnaast is op sommige momenten de doorstroom afhankelijk van de doorloop bij de grenscontrole. In de laatste plaats is het van belang dat luchtvaartmaatschappijen ervoor zorg dragen dat de incheckbalies en bagage-afgiftepunten open zijn op het tijdstip dat zij hun klanten adviseren om op de luchthaven aanwezig te zijn. Dit voorkomt opstoppingen bij de incheckbalies en zorgt voor een meer gespreide toestroom van passagiers naar het securityproces. Een goede informatie-uitwisseling met de luchtvaartmaatschappijen is daarbij van groot belang.
Nu er geïnvesteerd wordt in een nieuwe terminal inclusief bagagefaciliteiten en een nieuwe pier die respectievelijk in 2023 en 2019 gereed zijn, is de vraag of er door Schiphol en betrokkenen is gekeken of er een mogelijkheid is om die terminal en pier eerder gereed te laten zijn; is dat zo? Zo nee, wat is de reden? In hoeverre is de planning voor deze investeringen de afgelopen jaren al aangepast? Met andere woorden, welke garanties zijn er dat deze investeringsprojecten tijdig zijn afgerond?
In de afgelopen jaren is er in de sector veelvuldig gesproken over de bouw van de nieuwe pier en terminal. Zoals aangegeven in de antwoorden op Kamervragen op 8 mei 2017, was er enkele jaren geleden vanuit luchtvaartsector onvoldoende steun voor de investeringsagenda van Schiphol, met name omdat een deel van de sector pessimistischer was dan Schiphol over de verwachte groei en zorgen had over het kostenverhogend effect van deze investeringen. Met name hierdoor zijn deze investeringen uitgesteld.
Begin 2016 is de besluitvorming omtrent de ontwikkeling van de nieuwe pier en terminal afgerond. Vanwege de capaciteitsbehoefte op Schiphol is de ontwikkeling van de nieuwe pier en terminal voortvarend opgepakt. De ambitie van Schiphol is de pier en terminal respectievelijk eind 2019 en in 2023 op te leveren. Dit is de snelst mogelijke uitvoering. Er is volgens Schiphol geen mogelijkheid de pier en terminal eerder te realiseren.
Kunt u aangeven wat de consequenties zijn voor de huidige logistieke afhandeling van de drukte als versnelling van de investeringen niet lukt? Wat betekent dit als de groei van het afgelopen jaar qua passagiersaantallen zich de komende jaren doorzet?
De verwachting is dat het aantal passagiers blijft groeien, ook als het plafond van 500.000 vliegtuigbewegingen dat geldt tot eind 2020, al eerder wordt bereikt. Verdere passagiersgroei zal beperkt zijn en is alleen mogelijk door het uitbreiden van het aantal stoelen op reeds bestaande vluchten, bijvoorbeeld door de inzet van grotere toestellen of doordat er meer passagiers meegaan op reeds bestaande vluchten.
Schiphol maakt op basis van input van de luchtvaartmaatschappijen een zo accuraat mogelijke prognose van de te verwachte drukte. Hier past Schiphol de inzet van mensen en middelen zo optimaal mogelijk op aan. Dit betekent voor de komende jaren dat alle betrokken partijen zorg moeten dragen voor een optimaal proces: Schiphol moet de bemensing bij de securitycontrole op peil houden, de luchtvaartmaatschappijen dragen zorg voor voldoende bezetting bij de check-in, verstrekken Schiphol de informatie die het nodig heeft om de processen zo efficiënt mogelijk te laten verlopen en meer Koninklijke Marechaussee dient beschikbaar te zijn voor de paspoortcontrole.
Kunt u aangeven met welke groeiprognoses er rekening worden gehouden in de investeringsagenda van Schiphol? Worden deze jaarlijks herijkt? Welke rollen en verantwoordelijkheden hebben de betrokken ministeries, zoals Infrastructuur en Milieu en Financiën, hierin? Is in de laatste consultatie in 2016, door Schiphol, naast de tijdelijke terminal tot nog meer investeringen opgeroepen door de luchtvaartmaatschappijen dan wel door andere betrokkenen? Zo ja, op welke wijze is daar invulling aan gegeven?
Jaarlijks worden de luchtvaartmaatschappijen door Schiphol geconsulteerd over onder meer de groeiprognoses, de investeringsagenda en tarieven. Mede op basis van de consultatie in 2016 is in de investeringsagenda van Schiphol rekening gehouden met 70 miljoen passagiers in 2021 (+10% versus 2016). De ministeries hebben verder geen formele rol in het consultatieproces, maar de groeiprognoses worden wel besproken met het Ministerie van Financiën als aandeelhouder. Voor grote investeringen heeft Schiphol goedkeuring nodig van haar aandeelhouders, waaronder de Nederlandse Staat.
Schiphol heeft als antwoord op de sneller dan verwachte groei in de afgelopen jaren een pakket van operationele maatregelen geïmplementeerd om de periode tot de oplevering van de nieuwe pier en terminal te overbruggen. De luchtvaartmaatschappijen zijn hierover in 2016 geconsulteerd. De tijdelijke terminal is onderdeel van dit pakket van maatregelen.
Vindt u dat u een eigenstandige rol heeft als beleidsbepaler in het mainportbeleid, als wetgever of als aandeelhouder, in het voorkomen van eventuele chaossituaties, zoals bijvoorbeeld exorbitante wachtrijen? Zo ja, welke acties heeft u dan eigenhandig ondernomen om de wachtrijen te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik zet me in om een maximale samenwerking tussen de sectorpartijen te bevorderen om de wachtrijen op Schiphol zoveel mogelijk te beperken. Hierbij spreek ik partijen direct aan op hun rol en verantwoordelijkheden. Ik ben daarom in gesprek gegaan met Schiphol, KLM en Barin. Voorts zet het kabinet zich in voor extra bemensing van de Koninklijke Marechaussee om de doorstroom bij de grensbewaking te bevorderen.
Is er contact geweest met de Raad van Commissarissen van Schiphol ten aanzien van recente ontwikkelingen op Schiphol? Zo ja, wat is er besproken en wat is uw reactie daarop geweest?
Ik heb geen contact gehad met de Raad van Commissarissen van Schiphol. Het Ministerie van Financiën heeft vanuit haar rol als aandeelhouder wel contact met de Raad van Commissarissen gehad over de recente gebeurtenissen en de rol van de Raad van Commissarissen daarin.
Klopt het dat er geen sprake schijnt te zijn van 9.400 extra slots, maar van een verschuiving van niet gebruikte slots van het winterseizoen naar het zomerseizoen? Als er geen sprake is van extra slots, wat verklaart dan de groei van het aantal passagiers? Wat is het effect geweest van het Reward-programma van Schiphol?
Het gaat hier niet om nieuwe slots. Binnen het plafond van de capaciteitsdeclaratie worden niet gebruikte slots van het winterseizoen 2016–2017 (30 oktober 2016 tot 25 maart 2017) verschoven naar het zomerseizoen. Dit is op basis van afspraken die Schiphol met de sector heeft gemaakt dat niet gebruikte winterslots worden toegevoegd aan de capaciteit in de zomer. Dit is ook zo opgenomen in de capaciteitsdeclaratie voor de zomer 2017. Schiphol heeft de slots – in lijn met de praktijk in de afgelopen jaren en conform afspraken – daarom toegevoegd aan de capaciteit in het zomerseizoen. Schiphol heeft de onafhankelijke slot coördinator gevraagd niet te overboeken.
In de eerdere beantwoording 8 mei jl. is al gesteld dat op dit moment sprake is een combinatie van oorzaken die elkaar versterken en zorgen voor de passagiersgroei. Naast de aantrekkende economie, nadert de capaciteit op Schiphol het afgesproken plafond 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020. Luchtvaartmaatschappijen hebben hierop geanticipeerd en hun plannen voor extra routes en/of hogere frequenties op Schiphol naar voren gehaald. Daarnaast zijn operationele kosten van luchtvaartmaatschappijen gedaald door lagere olieprijzen en de daling van de havengelden op Schiphol (cumulatief 23% in drie jaar). Deze daling is mede gevolg van de nadrukkelijke wens van luchtvaartmaatschappijen om tot een scherpere tarifering op Schiphol te komen. Eén van de effecten hiervan is dat lagere operationele kosten doorwerken in lagere ticketprijzen waardoor de vraag naar vliegreizen verder wordt gestimuleerd. Daarnaast is Schiphol nog steeds een aantrekkelijke luchthaven voor reizigers en overstappers.
Wat het effect van het rewardprogramma is geweest, is moeilijk exact vast te stellen. Veel luchthavens hebben een dergelijk programma om luchtvaartmaatschappijen tegemoet te komen in de kosten voor de opstart van een nieuwe operatie maar niet overal is sprake van zulke groeicijfers. Een luchtvaartmaatschappij neemt het rewardprogramma in overweging in haar besluit om wel of niet een nieuwe route te starten. Echter, gegeven het bescheiden aandeel van het rewardprogramma op de totale operationele kosten van een nieuwe route is dit niet de belangrijkste factor in het besluitvormingsproces van een luchtvaartmaatschappij om wel of niet een nieuwe route op te starten.
Nu er sprake blijkt te zijn van verschuiving van «winterslots» naar de zomer, blijft de vraag hoe Schiphol verrast kon zijn door de ontstane wachtrijen; had men dat niet moeten zien aankomen, mede gelet op het feit dat de wachtrijden in de zomer van 2016 immers ook al fors waren? Wat is uw verklaring en welke afspraken zijn hierover precies gemaakt?
Het besluit over de verschuiving van de niet-gebruikte slots moet los worden gezien van de huidige drukte op Schiphol omdat deze niet-gebruikte slots niet voor de piekmomenten zijn, maar daarbuiten. Schiphol heeft aangegeven dat het anticiperend op de passagiersgroei, die sterker was dan verwacht vanwege de onder vraag 11 genoemde redenen, al maatregelen heeft genomen. Zo is er al extra personeel ingezet en is april jl. een tijdelijke terminal opgeleverd. Dat bleek op sommige piekmomenten in de meivakantie niet voldoende te zijn.
Klopt het dat het verschuiven van «winterslots» naar de zomer niet een verplichting is, maar een keuze die Schiphol zelf maakt? Zo ja, wat vindt u van de gemaakte keuze?
Het is toegestaan om in de capaciteitsdeclaratie voor een winterseizoen te bepalen dat capaciteit die in het winterseizoen niet gebruikt wordt, overgeheveld mag worden naar het volgende zomerseizoen van hetzelfde gebruiksjaar. Daarmee kan de totaal toegestane capaciteit in een bepaald gebruiksjaar nog beter worden geoptimaliseerd. De afgelopen jaren is deze overheveling steeds toegepast. Ik heb geen rol in de vaststelling van de capaciteitsdeclaratie. Het is aan Schiphol en de luchtvaartmaatschappijen vertegenwoordigd in het Operationeel Schiphol Overleg (OSO) om op basis van hun eigen afwegingen deze mogelijkheid al dan niet op te nemen in de capaciteitsdeclaratie. Ik vind het wenselijk dat in het OSO het verschuiven van slots de komende jaren kritisch wordt bezien in het licht van de capaciteitsknelpunten op Schiphol.
Klopt het dat de inzet van het Reward-programma sinds 2009 is gewijzigd van kwaliteitsgedreven naar volumegedreven? Zo nee, wat is dan momenteel het uitgangspunt? Zo ja, zou het selectiviteitsbeleid ondersteund kunnen worden wanneer dit programma weer kwaliteitsgedreven zou worden?
Het rewardprogramma bestaat 10 jaar en is in deze periode veranderd met de ontwikkelingen in de markt. Schiphol heeft laten weten dat tot 2009 bijdragen werden toegekend aan luchtvaartmaatschappijen voor nieuwe intercontinentale vluchten op basis van het aantal vliegtuigbewegingen en voor Europese bestemmingen op basis van passagiersaantallen. In 2009 is dit gelijkgetrokken. Reden hiervoor was onder andere de toenmalige financieel-economische crisis waardoor het aantal passagiers op Schiphol terugliep.
Recent zijn de voorwaarden voor deelname aan het rewardprogramma opnieuw geactualiseerd. Vanaf 1 april 2017 geldt het rewardprogramma alleen voor nieuwe intercontinentale vluchten op basis van passagiersaantallen. Hiermee probeert Schiphol binnen de nog beschikbare capaciteit nieuwe intercontinentale bestemmingen te stimuleren. Dat komt ten goede aan de verdere ontwikkeling van de netwerkkwaliteit van de luchthaven, hetgeen in lijn is met het luchtvaartbeleid van de overheid.
Schiphol bespreekt jaarlijks de voorwaarden voor deelname aan het rewardprogramma met luchtvaartmaatschappijen. Schiphol heeft onlangs aan luchtvaartmaatschappijen voorgesteld om het rewardprogramma, gegeven de beperkte capaciteit tot 2020, vanaf de volgende tariefperiode (vanaf 1 april 2018), tot nader bericht op te schorten.
Wat was tijdens de afgelopen meidrukte de gemiddelde wachttijd bij de paspoortcontrole? Acht u dit gemiddelde acceptabel? Wat zijn de afspraken voor de zomerpiek?
De KMar verricht geen metingen naar de wachttijd bij de grens controle. Bij de inzet van capaciteit wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de verwachte passagiersaantallen. Er wordt naar gestreefd de wachttijden beperkt mogelijk te houden zonder afbreuk te doen aan de uitvoering van het grensproces en daarmee de veiligheid van het Schengengebied. Met de aangekondigde verhoogde inzet van Schiphol en de KLM valt niet uit te sluiten dat er tijdens de zomerperiode wachtrijen ontstaan.
Het aantal medewerkers van de KMar op Schiphol is sterk afhankelijk van de drukte op de luchthaven en de druk die op de andere taken van de KMar ligt. In de zomer is het aantal medewerkers van de KMar op Schiphol hoger dan tijdens rustige perioden. De 135 fte extra zijn met ingang van juni 2017 inzetbaar, na voltooiing van hun opleiding.
Hoeveel van de extra 135 fte Koninklijke Marechaussee (KMar) die u eind vorig jaar aan de Kamer toezegde, is inmiddels ingevuld? Indien nog niet alle fte zijn ingevuld, kunt u aangeven op welke termijn dit wel het geval zal zijn? Hoeveel fte KMar werken er nu op Schiphol in vergelijking tot 31 december 2016?
Zie antwoord vraag 15.
Hoeveel van de personen die deze 135 fte KMar in moeten vullen hebben de opleiding al volledig doorlopen en zijn fulltime en volledig inzetbaar? Indien een percentage nog niet volledig inzetbaar is, wanneer is dat dan wel het geval?
Zie antwoord vraag 15.
Kunt u aangeven wat de uitstroom is bij de KMar, afgezet tegen de 135 fte die u heeft toegezegd, en voorts de vraag beantwoorden of het hier inderdaad netto 135 fte extra betreft?
Instroom, doorstroom en uitstroom worden over de hele KMar-organisatie bezien. Bij een hogere verwachte uitstroom wordt de werving geïntensiveerd. Voor dit jaar is de realisatie in- en uitstroom conform planning. De 135 fte zijn dus inderdaad netto.
Kunt u bevestigen dat deze 135 fte is vrijgemaakt voor álle Nederlandse vliegvelden, en niet enkel en alleen voor Schiphol? Kunt u voorts aangeven hoeveel Kmar daadwerkelijk in 2017 worden ingezet en hoeveel daarvan op Schiphol?
De 135 fte’s zullen worden ingezet ten behoeve van de grensbewaking op de luchthavens, met name Schiphol. De KMar werkt met een landelijke aansturing waardoor de capaciteit kan worden ingezet waar de behoefte het grootst is.
Kunt u aangeven in hoeverre de vorig jaar door betrokken partijen ingeschatte behoeftestelling van de KMar op Schiphol, variërend tussen de 300 en 500 fte extra, voor piekmomenten nog actueel is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er, op welk termijn, nodig om aan deze behoefte te voldoen?
In mijn brief van 29 november 2016 heb ik kenbaar gemaakt welke maatregelen ik op de korte termijn heb genomen. Door de combinatie van technologie (e-gates), creatieve oplossingen en tijdelijk extra KMar-capaciteit (135 fte) kan de KMar de minimale door het gezag gewenste prestaties leveren in 2017.
Voor de langere termijn is bij de Voorjaarsnota vanaf 2018 een bedrag van 20 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld. Hiermee kunnen de 135 fte extra structureel worden gemaakt en kunnen in 2018 nog eens 65 fte extra worden geworven. Met het extra geld kan worden gewerkt aan het herstellen van de balans tussen toegenomen werkdruk en beschikbare KMar-capaciteit.
Om gehoor te geven aan de moties van het lid Verhoeven en de leden Tellegen/Recourt wordt een aantal opties uitgewerkt voor de noodzakelijke inzet van de KMar vanaf 2018 op de luchthavens en de maritieme grensbewaking. De extra capaciteitsinzet in 2017 voorkomt niet dat er bij drukte op Schiphol bij de paspoortcontrole rijen kunnen ontstaan. De 65 extra fte kunnen vanwege wervingsprocedure en opleidingstraject niet eerder dan 2018 worden ingezet.
Kunt u hierbij ook ingaan op de uitwerking van motie Tellegen/Recourt (Kamerstuk 19 637, nr. 2284) zoals eerder al gevraagd in de vragen d.d. 10 april 2017 en hierbij ook ingaan op de stand van zaken met betrekking tot het onderzoeken van opties om ander overheidspersoneel in te zetten dat onder toezicht van de Kmar enkele taken zou kunnen uitvoeren? Wat zijn de uitkomsten of wanneer kunnen deze worden verwacht?
De KMar doet een beroep op andere diensten voor directe of indirecte ondersteuning bij de grenscontrole of andere taken van de KMar op Schiphol. Zo wordt de KMar op dit moment gesteund door medewerkers van DJI, die taken verrichten die in nauw verband staan met hun eigen werkzaamheden. De KMar capaciteit die dit uitspaart, wordt ingezet ten behoeve van de grenscontrole. Het gaat om ongeveer 50 fte DJI personeel. Daarnaast worden militairen van het Commando Landstrijdkrachten ingezet bij de controle van voertuigen op de maritieme grenscontrole op Hoek van Holland. Het betreft illegale migratie richting het Verenigd Koninkrijk. Gelet op de wettelijke bevoegdheden en taken van de grenswachter en de operationele druk op deze andere diensten, zijn de mogelijkheden voor ondersteuning begrenst.
Wat zijn precies de afspraken inzake het aantal slots voor 2017 en de komende jaren? Is er na 2017 kans op overschrijding, mede in verband met de zogenaamde overboekingsmogelijkheden? Wie stelt de kaders hiervoor vast?
Per zomer- en winterseizoen wordt de zogenaamde capaciteitsdeclaratie vastgesteld, waarin de aantallen slots zijn vastgelegd die de onafhankelijke slotcoördinator kan verdelen. De meest recente capaciteitsdeclaratie betreft het komende winterseizoen 2017/2018. Basis voor de capaciteitsdeclaratie zijn de capaciteitslimieten die binnenkort wettelijk worden verankerd.
Wat is de stand van zaken omtrent de investeringen die u eind vorig jaar aankondigde te doen, te weten 3 miljoen euro voor technologische ondersteuning (onder andere voor het ontwikkelen van het systeem dat paspoorten uitleest en voor mobiele paspoort lezers) en 4,5 miljoen euro voor uitbreiding en effectievere benutting van het aantal e-gates? Kunt u dit afzetten tegen de vele malen grotere investeringsopgave die er ligt voor de technologische innovatie van het grensproces?
Het aantal e-gates op Schiphol wordt de komende weken uitgebreid tot 78. Ook is de afgelopen tijd gewerkt aan de doorontwikkeling van de e-gates, en is de software waar het systeem op draait vernieuwd. De mogelijkheden worden verkend om ook e-gates te plaatsen op andere grensdoorlaatposten. Door te investeren in geautomatiseerde ondersteuning kunnen de productiviteit en kwaliteit van de controles van reisdocumenten door de KMar toenemen. Daarvoor worden ook extra paspoortscanners aangeschaft. Daarnaast worden innovatieve toepassingen ingezet om paspoortcontroles mobiel en flexibel uit te kunnen voeren.
De komende jaren moet aanzienlijk worden geïnvesteerd in het grensproces om de nieuwe Europese ontwikkelingen zoals het in- en uitreissysteem, het ETIAS en voorgestelde wijzigingen in het SIS toe te passen aan de grens. De onderhandelingen zijn nog niet voltoooid, waardoor nog niet duidelijk is wat de kosten zijn. Wel heeft de Europese Commissie laten weten dat zij de kosten van de ontwikkeling van de systemen zal dragen. Daarnaast worden met Schiphol de mogelijkheden verkend om met behulp van technologische innovaties publieke en private luchthavenprocessen verder te verbeteren en de doorstroom van passagiers te bevorderen.
Verwacht u tijdens de komende zomerpiek andere partijen, zoals de landmacht, te moeten inschakelen om de druk bij de KMar op te vangen, zoals tijdens de zomer van 2016 nog het geval was?
Zie het antwoord op vraag 21.
Klopt het dat voor de invulling van het selectiviteitsbeleid nu vooral wordt ingezet op acties die pas in de toekomst effect hebben, zoals de groei op luchthaven Lelystad, het verbeteren van de landzijdige bereikbaarheid, de marktprikkels voor Schiphol en de regeling voor de verdeling van verkeer tussen Schiphol en Lelystad? Zo nee, waarom niet? Hoe wordt, met het oog op de huidige groei, op dit moment door verschillende partijen (luchthaven en Rijk) het selectiviteitsbeleid geoperationaliseerd? Kunt u deze uitkomsten met de Kamer delen?
In de beantwoording op de vragen 25 tot en met 27 wordt nader ingegaan op het selectiviteitsbeleid. Hiermee wordt tevens uitvoering gegeven aan de motie (Kamerstuk 31 936-385, nr. 11245) waarin de regering wordt opgeroepen om ervoor te zorgen dat er meer concrete resultaten worden geboekt door middel van het selectiviteitsbeleid, en de Kamer hier zo spoedig mogelijk over te informeren.
Ook de afgelopen jaren is invulling gegeven aan het selectiviteitsbeleid, zoals het creëren van regionale luchthavencapaciteit (Eindhoven Airport) en verbetering van de landzijdige bereikbaarheid. De maatregelen hebben al effect. Voor Lelystad Airport betreffen het op dit moment voornamelijk acties die pas in de toekomst effect hebben wanneer de luchthaven opengesteld wordt voor commercieel verkeer. Dit betreffen maatregelen zoals het verbeteren van de landzijdige bereikbaarheid, de marktprikkels om maatschappijen te stimuleren vanaf Lelystad Airport te gaan opereren en de uitwerking van de regeling voor de verdeling van verkeer tussen Schiphol en Lelystad Airport.
Klopt het dat na de evaluatie uit 2013 inzake het convenant Selectiviteit tussen het Rijk en Schiphol is geconcludeerd dat de gemaakte afspraken uit het convenant Selectiviteit zijn nagekomen en dat er nadien geen aanvullende evaluatie is uitgevoerd? Zo nee, kunt u dan de uitkomsten delen van de laatste evaluaties die hebben plaatsgevonden? Wat kan er geconcludeerd worden ten aanzien van de handhaving van de afspraken gedurende de afgelopen vier jaar? Kunt u uw oordeel geven over de handhaving door uw ministerie in de afgelopen vier jaar? Kan daarbij ook de recente groei en groeiprognoses van Schiphol worden meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat er in 2013 een evaluatie inzake het convenant Selectiviteit tussen het Rijk en Schiphol is uitgevoerd. Hierin is geconcludeerd dat de gemaakte afspraken uit het convenant selectiviteit zijn nagekomen. Ook de commissie Shared Vision (bestaande uit een vertegenwoordiger van het Rijk, Schiphol en KLM) heeft zich, in opdracht van het Rijk, in 2012 en 2013 gebogen over de vraag of de in 2008 gemaakte afspraken ten aanzien van selectiviteit correct zijn nageleefd. In haar rapport heeft de commissie de vraag, voor de periode 2008–2012, bevestigend beantwoord, zowel ten aanzien van het stimuleren van het mainportgebonden verkeer als het inzetten van de regionale luchthavencapaciteit als alternatief voor het niet-mainportgebonden verkeer. Hier zijn de afgelopen jaren met de luchthavenbesluiten voor Eindhoven en Lelystad belangrijke stappen in gezet.
De commissie Shared Vision heeft voorts aanbevolen de mogelijkheden voor verkeersverdeling tussen Schiphol en Lelystad te onderzoeken. Het Rijk werkt zoals gemeld thans deze verkeersverdelingsregel uit als extra instrument om achter de hand te hebben voor het geval dat het stimuleringsbeleid van Schiphol Group onvoldoende effect sorteert. Als Lelystad Airport opent, moet blijken of dit stimuleringsbeleid in combinatie met de andere genoemde onderdelen van het selectiviteitsbeleid voldoende effectief is. Ik blijf hierover in contact met Schiphol en andere belanghebbende partijen.
Klopt het dat de mogelijkheden om direct te sturen op de samenstelling van het vliegverkeer op Schiphol beperkt zijn, mede door Europese regels? Hoe denkbaar is het dat in dit licht de Regeling verdeling verkeer Schiphol en Lelystad niet wordt geaccepteerd door de Europese Commissie? Liggen er scenario’s klaar voor een dergelijke uitkomst? Zo ja, welke zijn dat? Hoe wordt dan bewerkstelligd dat niet-mainportgebonden verkeer gebruik gaat maken van Lelystad? Zo nee, deelt u de mening dat dergelijke scenario’s wel opgesteld zouden moeten worden?
De mogelijkheden om op directe wijze te sturen op de samenstelling van het vliegverkeer op Schiphol zijn inderdaad beperkt, mede vanwege de EU-regels inzake de interne markt (met name verordening (EG) nr. 1008/2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap). De genoemde verordening biedt de mogelijkheid om een verkeersverdelingregel in te voeren voor luchthavens die dezelfde stad of agglomeratie bedienen, mits wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden.
Zo moet een verkeersverdelingsregel in overeenstemming zijn met algemene beginselen als evenredigheid, transparantie en gebaseerd zijn op objectieve criteria. Ook gelden meer specifieke voorwaarden over onder meer de bereikbaarheid. Ik streef er uiteraard naar om de verkeersverdelingsregel voor Schiphol en Lelystad zodanig vorm te geven dat wordt voldaan aan de gestelde EU-eisen. Het opstellen van een werkbare verkeersverdelingsregel, die juridisch houdbaar is, is echter niet eenvoudig en vormt een uitdaging. Hiertoe wordt bij de uitwerking waar mogelijk ook contact onderhouden met de Europese Commissie.
Tegelijkertijd kan ik niet vooruitlopen op het oordeel van de Europese Commissie. Zoals eerder genoemd is de verkeersverdelingsregel primair bedoeld om een instrument achter de hand te hebben voor het geval het stimuleringsbeleid onvoldoende effect sorteert. Ik houd over de ontwikkeling van het stimuleringsbeleid de vinger aan de pols en zonodig zal ik me in overleg met Schiphol en andere belanghebbende partijen beraden over inzet van de verkeersverdelingsregel en eventueel noodzakelijke en haalbare alternatieven of additionele maatregelen.
Wanneer en binnen welke kaders zal naar aanleiding van de geluidsberekening de omgevingsraad Schiphol u adviseren naar aanleiding van de adviesaanvraag middellange termijnontwikkeling Schiphol (inclusief de motie-Visser, Kamerstuk 34 098, nr. 14)? Hoe zal het proces daarna verder verlopen en hoe wordt de Kamer daarin betrokken?
De ORS zal mij adviseren op basis van de kaders die door mij zijn geschetst in de adviesaanvraag middellange termijnontwikkeling Schiphol, welke ik met uw Kamer heb gedeeld op 29 april 20162. Per brief van 18 mei 2017 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de implementatie van het nieuwe normen- en handhavingstelsel voor Schiphol (NNHS) en de advisering door de Omgevingsraad Schiphol (ORS).
In deze brief heb ik aangegeven dat ik uw Kamer zal informeren over de planning van de veiligheidsanalyse ten behoeve van de voorziene besluitvorming over de verdere groei van Schiphol boven de 500.000 vliegbewegingen. Gelijktijdig zal ik uw Kamer ook informeren over de consequenties van deze analyse voor de implementatie van het NNHS.
Daarnaast zal ik met de voorzitter van de Omgevingsraad Schiphol (ORS) overleggen wat de consequenties zijn voor de planning van de advisering door de ORS over de middellangetermijnontwikkeling van Schiphol, omdat veiligheid in die adviesaanvraag door mij als het belangrijkste kader is meegegeven. Over de uitkomsten zal ik uw Kamer informeren.
Kunt u ingaan op de huidige stand van zaken van de voorbereidingen inzake de pre-clearance, mede na de onderbrekingen, naar aanleiding van het Amerikaanse inreisverbod?
Formele gesprekken vinden alleen plaats met de Verenigde Staten op technisch ambtelijk niveau, inclusief toetsing van concepten. De politieke afronding van de onderhandelingen blijft onverkort gepauzeerd totdat ambtelijke overeenstemming is bereikt over de concepttekst van een bilateraal verdrag conform onze condities en onderhandelingsmandaat. De politieke afronding en politieke besluitvorming vinden plaats ná akkoord ministerraad, waarbij de Tweede Kamer wordt geïnformeerd. De Nederlandse inzet blijft gericht op het eenzijdig kunnen opschorten van preclearance bij inbreuk op de Nederlandse en Europese wet -en regelgeving, in het licht van de voorwaarden die Nederland heeft gesteld bij de start van de onderhandeling (zie Kamerbrief d.d. 9 december 20163).
De veroordeling van de gouverneur Tjahaja Purnama van Jakarta |
|
Joël Voordewind (CU), Sadet Karabulut , Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Raymond de Roon (PVV), Kirsten van den Hul (PvdA), Isabelle Diks (GL), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de veroordeling tot twee jaar cel van de gouverneur van Jakarta?1
Ja.
Wat is uw oordeel over dit vonnis in het licht van godsdienstvrijheid, een van de speerpunten van uw buitenlands beleid?
De Nederlandse regering heeft met zorg kennisgenomen van ontwikkelingen rondom de zaak tegen de gouverneur van Jakarta, Basuki Tjahaja Purnama.
Indonesië is een democratie die onder meer is gebaseerd op vrijheid van meningsuiting en religieuze tolerantie. Er is hierover mede naar aanleiding van de ontwikkelingen een levendig publiek debat ontstaan in Indonesië. Ik heb op 23 mei 2017 vernomen dat gouverneur Purnama besloten heeft niet in beroep te gaan. President Joko Widodo heeft benadrukt de rechterlijke uitspraak te respecteren.
Bent u bereid bij de Indonesische autoriteiten uw grote zorgen te uiten over deze veroordeling en te pleiten voor vrijlating?
De mensenrechtenambassadeur, die ten tijde van de uitspraak in Indonesië was, heeft in een gesprek met Minister Laoly van Justitie en Mensenrechten de zorgen van de Nederlandse regering overgebracht over de recente ontwikkelingen en het belang benadrukt van de vrijheid van meningsuiting, en van godsdienst en levensovertuiging. Gouverneur Purnama heeft besloten geen beroep in te stellen. Wel is de openbare aanklager in beroep gegaan omdat de straf hoger is dan geëist en tevens een andere aanklacht betreft, namelijk godslastering in plaats van haatzaaien.
Bent u bereid om er in Europees verband op aan te dringen dat deze zorgen ook namens de EU geuit worden richting Indonesië en gepleit wordt voor vrijlating? Bent u tevens bereid deze kwestie binnen de EU-Indonesië-mensenrechtendialoog aan de orde te stellen?
Op 9 mei 2017 heeft de EU in Jakarta naar aanleiding van de recente ontwikkelingen een verklaring uitgegeven waarin onder meer wordt gewezen op het belang van de vrijheid van meningsuiting en van godsdienst en levensovertuiging2. Al eerder zijn deze onderwerpen tijdens de reguliere mensenrechtendialoog tussen Indonesië en de EU aan de orde gesteld en ook in een komende dialoogronde zal hier verder over worden gesproken. De Nederlandse regering zal de zaak en de situatie rondom de vrijheid van meningsuiting en van godsdienst en levensovertuiging, samen met andere EU-partners, nauw blijven volgen.