De aanpak van de overlast door de eikenprocessierups |
|
William Moorlag (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Plaag van eikenprocessierups neemt immense omvang aan»?1
Ja.
Deelt u de indruk van de in het bericht genoemde bioloog dat de omvang van de overlast van de eikenprocessierups in vergelijking met eerdere jaren groter is of hebt u een andere indicatie dat dit het geval is? Zo ja, wat is uw inschatting van die omvang? Zo nee, waarom niet en kunt u dit alsnog laten onderzoeken?
Ja, ik deel die indruk. Zie ook mijn antwoord op vraag 2 van lid De Groot. Ik ga op korte termijn verder onderzoek laten verrichten om de betrouwbaarheid van dit soort globale inschattingen verder te vergroten, bijvoorbeeld door tijdens de vluchtperiode de verspreiding van vlinders te volgen. Dit onderzoek is een van de acties die op korte termijn vanuit het nieuwe Kennisplatform Processierups zal worden uitgevoerd.
Deelt u de mening dat er sprake is van een acute en gemeente- en provinciegrens overstijgende problematiek? Zo ja, wat kunt u doen om ervoor te zorgen dat op korte termijn de overlast van deze rupsen verminderd wordt en in hoeverre spelen de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) hier een actieve rol in? Zo nee, waarom niet?
Zie ook mijn antwoord op vraag 6 van lid De Groot. De eikenprocessievlinders vliegen binnenkort uit en de enorme aantallen brandharen blijven dan nog lange tijd voor overlast zorgen. Om iedereen te informeren hoe met de overlast om te gaan of deze te voorkomen is een overzicht met de belangrijkste do’s en don’ts voor zowel gemeenten als burgers opgesteld.
In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ondersteunt het RIVM professionals van regionale GGD’en op het gebied van milieu en gezondheid. Het RIVM verzamelt kennis en informatie over gezondheidseffecten en stelt dit beschikbaar, zoals de GGD-richtlijn medische milieukunde: de eikenprocessierups en gezondheid2, een update van de wetenschappelijke literatuur over de gezondheidsaspecten van de eikenprocessierups3 en een pagina op de eigen website «Eikenprocessierups»4 met een link naar een toolkit van en voor GGD-professionals: «Alles over, voor en tegen de eikenprocessierups»5. Voor het antwoord op publieksvragen verwijst het RIVM door naar de regionale GGD. Op de website van de NVWA wordt het publiek doorverwezen naar relevante betrokken instanties die ook aan het kennisplatform deelnemen.
Bent u bekend met de wijze waarop in andere landen omgegaan wordt met deze problematiek? Zo ja, zijn er best practices in de aanpak van de overlast die wellicht ook in ons land toegepast kunnen worden? Zo nee, kunt u dit dan alsnog laten onderzoeken?
De leden van het Kenniscentrum Eikenprocessierups en de andere betrokken instituties beschikken over goede internationale contacten met specialisten op het gebied van de eikenprocessierups met name ook in de buurlanden waar dezelfde problematiek speelt. De kennis uit het buitenland wordt gebruikt in de actualisatie van de leidraad.
Veel van de beschikbare kennis wordt met regelmaat getoetst aan hoe men in het buitenland met het probleem omgaat. Tegelijkertijd is de situatie in Nederland anders is door de hoge bevolkingsdichtheid in Nederland, de nauwe verwevenheid van natuur met andere gebruiksvormen en in verschillende regio’s een landschap waarin eikenbomen een belangrijke factor zijn. Wel is duidelijk dat de schaal in de overlast zoals die zich nu in Nederland voordoet vrij uniek is.
Deelt u de mening dat er, gezien de omvang en het feit dat het een steeds terugkerend probleem betreft, een structurele landelijke aanpak nodig is? Zo ja, wilt u met gemeenten, provincies en het Kenniscentrum Eikenprocessierups in overleg treden om te komen tot een landelijk bestrijdingsplan? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook geantwoord op vraag 5 van lid De Groot, hebben alle eigenaren van eiken, zoals gemeenten, een zorgplicht tot het bestrijden van de overlast door eikenprocessierupsen vanwege het gevaar voor de volksgezondheid. Juist omdat elke situatie anders is, kan op decentraal niveau beter maatwerk worden geleverd en daarom is de schadebestrijding decentraal georganiseerd. Ik ga er vanuit dat op basis van het delen van de juiste kennis in het Kennisplatform de collega overheden in staat zijn om de preventie en bestrijding adequaat en effectief op te pakken zodat de problematiek volgend jaar aanzienlijk wordt beperkt.
Landelijk wordt ook regie genomen door mij, onder andere via kennisverspreiding, onderzoek dat wordt opgezet en uitgevoerd en het delen van inzichten ten aanzien van de bestrijding van de eikenprocessierups.
Geneesmiddelentekorten |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Sorry, uw levensredder is op» over geneesmiddelentekorten? Deelt u de analyse? Zo nee, waarom niet?1
Ik ben op de hoogte van het artikel, maar ik vind het op dit moment prematuur om mijn mening hierover te geven en in te gaan op de genoemde maatregelen. Er lopen namelijk nog een aantal onderzoeken naar geneesmiddelentekorten:
Heeft u na lezing van het artikel nieuwe mogelijkheden gezien om tot een oplossing te komen voor geneesmiddelentekorten in Nederland?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de in het artikel besproken mogelijkheden voor de aanpak van de tekorten van uw commentaar voorzien en ingaan op de haalbaarheid ervan?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid tegelijk met het Gupta onderzoek dat u vóór de zomer naar de Kamer gaat sturen ook een overzicht te zenden van de potentiële maatregelen uit het rapport van de werkgroep geneesmiddelentekorten en daarbij van iedere genoemde maatregel aan te geven wat u sinds het verschijnen van het rapport al dan niet in werking hebt gezet, met welk resultaat en wat u alsnog gaat oppakken?2
Ik heb toegezegd aan de Tweede Kamer om een stand van zakenbrief over het Gupta Strategists onderzoek te sturen. Deze brief3 is op 5 juli 2019 verstuurd. Het eindrapport wordt eind september verwacht. Het overzicht van de maatregelen die door de werkgroep tekorten zijn opgesteld worden geëvalueerd door het RIVM. Zie verder het antwoord op vraag 1, 2, 3. Zodra ik de beschikking heb over alle resultaten van de genoemde onderzoeken kan ik u nader informeren over het vervolg van de aanpak van geneesmiddelentekorten.
De ontmoeting met de Chinese collega Wang Yi waarin de sterke band en het belang van internationale samenwerking besproken werd. |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u tijdens uw ontmoeting met uw Chinese collega Wang Yi op 19 juni 2019, waarin u de sterke band en het belang van internationale samenwerking heeft besproken, ook de mensenrechtenschendingen in China ter sprake gebracht?1 Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Ja, in het bijzonder heb ik mijn zorgen geuit over vrijheid van religie en levensovertuiging in China, met name in Xinjiang. Daarnaast heb ik een gesprek gehad met drie mensenrechtenactivisten, waaronder een advocaat. Het belang dat ik aan vrijheid van religie hecht, heb ik verder onderstreept door een bezoek aan een kerk en een moskee in Xi’an.
Deelt u de mening dat de mensenrechtenschendingen in China een permanente bron van zorg zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bespreekt u deze zorgen ook met uw internationale collega’s?
Ja. De mensenrechtensituatie in China verslechtert op meerdere fronten, met als schrijnend voorbeeld de rechten van Oeigoerse moslims en andere minderheden in de noordwestelijke provincie Xinjiang. De situatie in Tibet en de religieuze vrijheden van onder andere christenen zijn tevens een onderwerp van ernstige zorg. Verder staan met name de burger- en politieke rechten onder druk. De ruimte voor het maatschappelijk middenveld is beperkt. Mensenrechtenverdedigers worden gehinderd in hun werk of zelfs veroordeeld. In sommige gevallen verdwijnen ze en is contact met familie jarenlang niet mogelijk.
Nederland spreekt China al dan niet in EU-verband op al deze onderwerpen aan. In de antwoorden op Kamervragen gesteld door u en het lid Kuzu (ingezonden op 3 juni 2019, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3269) staat een overzicht van recente acties van het kabinet op het Xinjiang-dossier. Het overzicht laat zien dat het kabinet de toenemende mensenrechtenschendingen in China de afgelopen periode ook in toenemende mate adresseert. Nederland doet dit in veel gevallen samen met EU- en internationale partners.
Bent u van mening dat de mate waarin de mensenrechten door China worden geschonden eerder toenemeent dan afneemt? Zo ja, neemt ook de mate waarin China wordt aangesproken op deze schendingen toe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u tijdens uw gesprek met uw Chinese collega gesproken over de mogelijkheden van gezichtsherkenningssoftware? Zo ja, heeft u uw zorgen geuit over de wijze waarop het land gezichtsherkenningssoftware inzet? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik heb ervoor gekozen om mij tijdens dit gesprek op andere onderwerpen te richten, waaronder op de mensenrechtensituatie in Xinjiang en op de actuele ontwikkelingen in Hongkong.
Heeft u gesproken over de pilots van het Social Credit Score-systeem met het daaraan gekoppelde straf- en beloningssysteem? Zo ja, heeft u daarbij uw zorgen geuit over het uitvoeren van pilots van een dergelijk systeem? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat het invoeren van een Social Credit Score-systeem zoals China dat voor ogen staat, grove mensenrechtenschendingen tot gevolg heeft? Zo ja, welke mogelijke maatregelen en sancties gaat u treffen indien China dit systeem gaat invoeren? Zo nee, waarom niet?
Tot op heden is er in China nog geen sprake van een geïntegreerd systeem voor sociale kredietscores maar van een heel palet aan publieke en private initiatieven. Zwarte lijsten voor wanbetalers en voor wangedrag tijdens trein- en vliegreizen, een persoonlijk financieel kredietinformatiesysteem, en commerciële loyaltyprogramma’s op basis van persoonlijke scores zijn hier voorbeelden van.2
De verschillende initiatieven vinden plaats tegen de achtergrond van een overkoepelend beleidsplan voor de periode 2014–2020. Hierin staat dat sociaal krediet in China dient ter verwezenlijking van een «cultuur van oprechtheid» en ter bevordering van «eerlijkheid en traditionele deugden».3 Met positieve en negatieve prikkels hoopt de Chinese overheid wetten, regelgeving en beleid beter te implementeren en gewenst gedrag effectiever te sturen. Sociaal krediet moet uiteindelijk leiden tot «eerlijker» gedrag en dus tot een vermindering van tal van sociaaleconomische problemen (zoals belastingontduiking, milieuvervuiling en schending van het intellectueel eigendomsrecht), minder overheidsinterventie in de economie, lagere transactiekosten voor entiteiten en burgers, meer transparantie in bestuur, en beperkingen op machtsmisbruik.
Wat de toepassing van sociaal krediet en surveillance in China betreft ziet het kabinet risico’s voor de fundamentele vrijheden, privacy en mensenrechten van Chinese burgers en buitenlandse personen die zich in China bevinden. In Xinjiang is reeds sprake van diepgaande schendingen van privacy en andere mensenrechten door middel van geavanceerde surveillancetechnieken. Er zijn ook indicaties dat gezichtsherkenningssoftware buiten Xinjiang wordt ingezet om burgers te monitoren en categoriseren.4 Dit vormt een risico voor bepaalde etnische en/of religieuze groepen, mensenrechtenverdedigers en activisten van wie bekend is dat zij om hun (volgens internationale mensenrechtenverdragen legale) opvattingen, religie en/of gedragingen in China kunnen worden vervolgd of onderdrukt. Toegenomen surveillance, gecombineerd met sociale kredietscores, kan mogelijk ook tot gevolg hebben dat steeds meer burgers overgaan tot zelfcensuur.
Hoe de verdere uitrol van sociaal krediet in China precies vorm zal krijgen is nog niet duidelijk. De toepassing ervan binnen China is nog volop in ontwikkeling. Zo zijn er op dit moment tientallen steden die experimenteren met uiteenlopende soorten kredietsystemen. Om die reden wil ik niet speculeren over verdere risico’s en gevaren van een eventueel toekomstig nationaal sociaal kredietsysteem. Ik ben bereid om het onderwerp te agenderen voor de volgende bilaterale mensenrechtendialoog met China die mogelijk dit najaar zal plaatsvinden.
Hoe denkt u over het invoeren van een Social Credit Score-systeem? Hoe denkt u over het invoeren van een dergelijke systeem in combinatie met het gebruik van gezichtsherkenningssoftware? Welke risico’s en gevaren zijn hieraan verbonden? Heeft dit besproken tijdens uw ontmoeting? Zo nee, wanneer gaat u dit wel bespreken met uw Chinese collega?
Zie antwoord vraag 6.
Het tekort aan doktersassistenten |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Groot tekort aan doktersassistenten, het is nu echt een voor twaalf»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat huisartsenpraktijken deze zomer mogelijk moeten sluiten omdat er geen doktersassistenten te vinden zijn?
Ik vind het belangrijk dat huisartsenzorg toegankelijk is voor iedereen, nu en in de toekomst. Net als ieder jaar, geldt voor de zomerperiode dat het lastig kan zijn om voldoende personeel beschikbaar te hebben. Zeker gezien de huidige personele opgave voor de gehele sector zorg en welzijn. Daar waar dreigt dat een patiënt niet binnen een redelijke tijd toegang heeft tot voldoende en goede huisartsgeneeskundige zorg, heeft de zorgverzekeraar vanuit zijn zorgplicht de verantwoordelijkheid om na te gaan of deze patiënt bij een andere zorgverlener kan worden geholpen. Het is daarom van belang dat patiënten signalen hierover melden bij hun zorgverzekeraar.
Zorgverzekeraars hebben mij laten weten dat zij deze bemiddelende rol uitvoeren om patiënten op korte termijn bij een huisartsenpraktijk te kunnen plaatsen. Zij bieden daarnaast regionaal ondersteuning, gezamenlijk met relevante partijen, bij het oplossen van ervaren problemen van een tekort aan huisartsen. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft mij laten weten ook te zien dat er regionale oplossingen worden ontwikkeld door betrokken partijen, vaak in samenwerking met de zorgverzekeraar.
Ook kunnen mensen die signalen hebben over de geleverde zorg zich melden bij het Landelijk Meldpunt Zorg. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) kan naar aanleiding van deze signalen onderzoek doen en/of de signalen meenemen in haar risicogestuurde toezicht. Navraag bij de IGJ leert dat bij de inspectie tot nu toe geen signalen zijn binnengekomen waarbij een tekort aan doktersassistenten wordt genoemd.
Is de prognose van een tekort aan 600 doktersassistenten in 2022 nog steeds actueel? Kunt u inschatten hoe het tekort na 2022 verder zal oplopen?
Op basis van de meest actuele prognose van het Model Zorggebruik van onderzoeksbureau Prismant is het verwachte tekort aan doktersassistenten in de huisartsenzorg is circa 590 personen in 2022. In dit model is niet verder geraamd dan tot en met 2022. Deze cijfers zijn onderdeel van de prognose voor de gehele sector zorg en welzijn, op basis van het model Zorggebruik.
In de voortgangsrapportage van het Actieprogramma Werken in de Zorg van 22 mei jl.2 bent u reeds geïnformeerd over de ontwikkeling van het verwachte tekort op basis van de meest actuele prognose van het Model Zorggebruik.
Kunt u uiteenzetten wat de gevolgen van een tekort aan doktersassistenten zullen zijn? Welke uitwerking zal dit tekort hebben op de beschikbaarheid en kwaliteit van zorg in verschillende regio’s?
Zie het antwoord op vraag 2.
Welke gevolgen heeft een tekort aan doktersassistenten op de veiligheid van patiënten?
De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van zorg. De IGJ heeft mij laten weten geen meldingen te hebben ontvangen waarbij door een tekort aan doktersassistenten de veiligheid van patiënten in het geding is. Als de inspectie signalen opvangt dat veiligheid van patiënten in de huisartsenzorg in het geding is, handelt zij. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Hoe anticipeert het ministerie op het toenemende tekort aan doktersassistenten?
In het actieprogramma Werken in de Zorg wordt vol ingezet op het terugdringen van de personeelstekorten in zorg en welzijn. De recente voortgangsrapportage van het actieprogramma van 22 mei jl. laat zien dat we voor een forse opgave staan, maar dat het mogelijk is het tekort aan personeel in de zorg terug te dringen. Dit betekent dat naast focus op instroom ook meer focus op behoud en anders werken moet komen te liggen, ook voor de teams werkzaam in de huisartsenzorg. Het vraagt om alle zeilen bij te zetten. Over de voortgang van de aanpak rapporteren we tweemaal per jaar.
Het zwaartepunt van de aanpak ligt in de regio. Overal zijn regionale actieplannen aanpak tekorten (RAAT) gemaakt met een beeld van de regionale opgave, duidelijke ambities en concrete afspraken. De Commissie Werken in de Zorg monitort de regionale voortgang en adviseert het Ministerie van VWS. Zaken die niet in de regio opgelost kunnen worden, pakken we op samen met landelijke partijen aan de landelijke actietafel.
We ondersteunen die ambities op allerlei manieren, die ook voor de huisartsenzorg en doktersassistenten in het bijzonder relevant zijn. Zo ondersteunen we zorginstellingen met extra middelen vanuit de scholingsimpuls SectorplanPlus om nieuwe medewerkers scholing te kunnen bieden. En ondersteunen we nieuwe en zittende medewerkers met loopbaanoriëntatie en -begeleiding via Sterk in je Werk. Met het Actie Leer Netwerk wordt concrete ondersteuning geboden aan regio’s door goede voorbeelden op te halen en knelpunten te adresseren. De publiekscampagne Ik Zorg richt zich op het steunen van huidige medewerkers in het mooie werk dat zij doen, op het werven van nieuwe medewerkers en op het laten zien dat de zorg een zeer veelzijdige en waardevolle werkomgeving is.
Specifiek voor de huisartsenzorg heb ik in het budgettair kader extra groeiruimte beschikbaar gesteld om te investeren in onder andere meer tijd voor de patiënt en het versterken van de organisatiekracht. Daarnaast liggen er in de huisartsenzorg kansen om taakherschikking en job carving beter te benutten. Dit stimuleer ik actief. Dat doe ik al door een stimuleringssubsidie voor de inzet van de Physician Assistent en de Verpleegkundig Specialist in de huisartsenzorg en vanuit het actieprogramma Werken in de Zorg, waar we via het Actie Leer Netwerk goede voorbeelden delen op het gebied van anders werken. Ook blijf ik me met het veld inzetten op het terugdringen van regeldruk in de huisartsenzorg.
Welke maatregelen neemt u om het toenemende tekort aan doktersassistenten tegen te gaan? Wanneer is met deze maatregelen aangevangen? Hebben deze maatregelen al effect gesorteerd?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de formele erkenning van het beroep van doktersassistent, nadat de Minister op 12 maart 2019 toezegde hierover met de doktersassistenten in gesprek te gaan? Heeft dit gesprek inmiddels plaatsgevonden? Zo ja, wat is hier uitgekomen? Kunt u een toelichting geven over de stand van zaken?
Tijdens het mondelinge vragenuurtje van 12 maart 2019 over agressie tegen doktersassistenten heb ik toegezegd met de NVDA hierover in gesprek te gaan en daarbij onder andere te verkennen welke oplossing regulering van de opleiding tot doktersassistent in het kader van art. 34 van de Wet BIG hiervoor biedt. Ik toets een eventuele opname in de Wet BIG aan de criteria die daarvoor gelden. In de beantwoording op de begrotingsbehandeling VWS 2019 (d.d. 18 oktober 2018) heb ik u schriftelijk geïnformeerd op welke gronden ik het niet noodzakelijk acht om de doktersassistente te reguleren. Tijdens het AO Arbeidsmarktbeleid in de zorg van 29 mei jl. heb ik dit nogmaals aangegeven.
Er is met de NVDA naar aanleiding van hun aanvraag in 2016 tot regulering van de opleiding tot doktersassistent in het kader van art. 34 van de Wet BIG veelvuldig overleg geweest. De NVDA heeft haar verzoek tot regulering vervolgens nader aangevuld. In april 2018 is de NVDA bij brief geïnformeerd dat de doktersassistent niet wordt gereguleerd in de Wet BIG. In die brief is uitgebreid ingegaan op de criteria van de Wet BIG en waarom zij hieraan niet voldoen.
Agressie tegen doktersassistenten is onacceptabel en neem ik zeer serieus. Daarvoor ben ik nu met de sector zorg en welzijn, inclusief de NVDA, in gesprek over mogelijke aanvullende maatregelen.
Wanneer kan de Kamer de door u voor de eerste helft van 2019 toegezegde notitie ontvangen over het gebruik van de wet BIG als kwaliteitsregister-instrument?
Ik heb aan uw Kamer tijdens de begrotingsbehandeling gemeld dat ik de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) heb gevraagd om advies uit te brengen over het toekomstperspectief voor de Wet BIG. Hierin zal de RVS ook ingaan op het gebruik van de BIG als kwaliteitsregisterinstrument. Zoals tijdens het AO Arbeidsmarktbeleid in de zorg op 29 mei jl. en in mijn brief aan uw Kamer op 17 juni jl. gemeld verwacht ik het advies van de RVS in het najaar.
Verwacht u dat met de genomen maatregelen de terugloop van doktersassistenten kan worden gekeerd? Zo ja, kunt u een toelichting geven? Zo nee, welke aanvullende maatregelen bent u voornemens te nemen?
Zoals de voortgangsrapportage van het actieprogramma Werken in de Zorg van 22 mei jl. laat zien, is het helder dat we voor een forse personele opgave staan in zorg en welzijn, maar zien we aan de hand van de inspanningen die in de regio zijn verricht en in de afname van het verwachte personeelstekort in 2022 dat het mogelijk is de arbeidsmarkttekorten aan te pakken en het tij te keren. Door deze gezamenlijke en gecombineerde inzet zet ik met relevante partijen vol in op de aanpak van personeelstekorten, in de hele sector en specifiek voor de huisartsenzorg.
Het bericht ‘VN-rapport: Bewijs dat Saoedische kroonprins achter moord Khashoggi zit’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «VN-rapport: Bewijs dat Saoedische kroonprins achter moord Khashoggi zit» van 19 juni 2019?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit VN-rapport, waarin staat dat de betrokkenheid van kroonprins Mohammed Bin Salman van Saoedi-Arabië bij de moord op journalist Jamal Khashoggi officieel nog moet worden onderzocht, maar dat er «geloofwaardig bewijs» is dat Bin Salman schuld heeft aan de moord?2
Het rapport van speciaal rapporteur Callamard over de moord op journalist Jamal Khashoggi bevat ernstige conclusies. Het rapport spreekt van een moord met voorbedachten rade waar hoge functionarissen van Saoedi-Arabië verantwoordelijk voor waren. Saoedi-Arabië heeft niet adequaat gereageerd op het rapport, door de conclusies en aanbevelingen in hun geheel te verwerpen. Nederland en de EU blijven daarom Saoedi-Arabië oproepen om volledige medewerking te verlenen aan alle onderzoeken en om alle informatie over de zaak beschikbaar te maken.
Heeft u of gaat u contact opnemen met speciaal VN-rapporteur Agnes Callamard die uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar wat er is gebeurd met Khashoggi? Zo ja, wat heeft dit opgeleverd? En zo nee, waarom niet?
Nederland heeft op 26 juni deelgenomen aan een interactieve dialoog met de Speciaal Rapporteur Callamard tijdens bij de VN-Mensenrechtenraad. Nederland heeft waardering uitgesproken voor het grondige rapport. Ook hebben Nederland en de EU de verschrikkelijke moord op Khashoggi opnieuw sterk veroordeeld en Saoedi-Arabië opgeroepen alle medewerking te verlenen aan onderzoeken naar de moord en alle beschikbare informatie vrij te geven.
Deelt u de mening dat op basis van het onderzoek van de speciaal VN-rapporteur de dood van de journalist een «internationale misdaad is»? Zo ja, wat zijn de gevolgen? Zo nee, waarom niet?
In haar rapport stelt de Speciaal Rapporteur dat de moord op Jamal Khashoggi in meerdere opzichten een internationaal misdrijf vormt, onder meer als buitengerechtelijke executie, en mogelijk als marteling en gedwongen verdwijning (paragraaf 21). Staten zijn op grond van het volkenrecht verplicht om dergelijke misdrijven te onderzoeken en de vermeende daders hiervan te vervolgen en te berechten. Deze verplichting rust in de eerste plaats op de staat die rechtsmacht heeft, bijvoorbeeld omdat het misdrijf op zijn grondgebied heeft plaatsgevonden of omdat de vermeende dader(s) of het slachtoffer zijn staatsburger(s) zijn. Daarnaast rust ook op andere staten de verplichting om, waar mogelijk, mee te werken aan het strafrechtelijk onderzoek. Een vaststelling dat een internationale norm is geschonden kan alleen plaatsvinden op basis van grondig en degelijk feitenonderzoek. Zoals de Speciaal Rapporteur zelf stelt moet de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van individuen worden vastgesteld in een strafproces dat aan alle relevante standaarden voldoet.
Op welke termijn gaat u contact opnemen met uw Europese ambtsgenoten om de oproep van de VN tot meer sancties tegen Saoedi-Arabië en de kroonprins in het bijzonder te bespreken?
Direct na het uitkomen van het rapport heeft Nederland contact gehad met Europese partners om te spreken over het rapport en de stappen voorwaarts. Nederland en de EU blijven druk uitoefenen op Saoedi-Arabië om volledige openheid te geven over de zaak en om mee te werken met alle onderzoeken.
Het benodigde draagvlak voor het instellen van VN-sancties tegen Saudi-Arabië vanwege de moord op journalist Jamal Khashoggi is op dit moment afwezig. Om effectief te zijn is voor sancties brede internationale steun nodig. Zoals u weet zet Nederland zich actief in voor een EU mensenrechtensanctieregime dat wereldwijd kan worden ingezet. Met het creëren van het juiste instrumentarium valt op termijn veel te winnen en dit heeft daarom op dit moment onze prioriteit.
Gaat u de oproep van de VN tot het instellen van meer sancties tegen Saoedi-Arabië en de kroonprins in het bijzonder met andere internationale collega’s bespreken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en in welk multilateraal verband gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is of zijn in uw visie de mogelijke vervolgstap(-pen), nu in het rapport staat dat het onderzoek van de Saoedi's en de Turken naar de moord op Khashoggi niet onbevooroordeeld en niet grondig is verricht?
Het kabinet, evenals veel gelijkgestemde landen, heeft benadrukt dat er een grote verantwoordelijkheid op de Saoedische autoriteiten rust om grondig, geloofwaardig en transparant onderzoek te doen naar de doodsoorzaak en betrokkenen bij de moord op Jamal Khashoggi te vervolgen. Het rapport van de Speciaal Rapporteur versterkt deze oproep aan de Saoedische autoriteiten en toont tegelijk aan dat Saoedi Arabië nog niet voldaan heeft aan zijn internationale verplichtingen in dit opzicht. Het kabinet zal hier in bilateraal en multilateraal verband op blijven aandringen.
De architectenrel op het Binnenhof |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Binnenhof in de ban van een architectenrel»?1
Ja.
Is het waar dat het Rijksvastgoedbedrijf van plan was om Koen van Velsen als uitvoerend architect aan te stellen voor de renovatie van het Binnenhof? Zo ja, wanneer zou hij worden aangesteld als uitvoerend architect? Kunt u gedetailleerd toelichten hoe dit is verlopen en waarom dit niet is doorgegaan?
Bij de architectenkeuze voor de renovatie van het Binnenhof is de heer Van Velsen in beeld geweest als architect voor het Voorontwerp en Definitief Ontwerp van onderdelen van het Tweede Kamercomplex. Hierover heeft het Rijksvastgoedbedrijf met hem in december 2017 gesproken. Deze gesprekken hebben niet tot een aanstelling geleid.
Van wanneer tot wanneer was Koen van Velsen interim-Rijksbouwmeester?
Van 15 januari 2015 tot 1 september 2015.
Heeft het feit dat Koen van Velsen de functie van interim-Rijksbouwmeester bekleedde ertoe bijgedragen dat hij momenteel niet de uitvoerend architect is van de renovatie van het Binnenhof? Kunt u een toelichting geven?
Nee. Op het moment dat de architectenkeuze werd gemaakt, was de heer Van Velsen al geruime tijd geen Rijksbouwmeester meer en zijn eerdere rol als Rijksbouwmeester stond eventuele opdrachtverlening niet in de weg.
Wanneer werd Koen van Velsen opgevolgd door Rijksbouwmeester Alkemade?
Op 1 september 2015.
Wat is de rol van Rijksbouwmeester Alkemade geweest bij het niet doorgaan van de opdracht aan Van Velsen?
Geen. De heer Van Velsen en het Rijksvastgoedbedrijf zijn niet tot overeenstemming gekomen over de zakelijke voorwaarden.
Wanneer werd de opdracht voor de renovatie van het Binnenhof aan Ellen van Laan/OMA gegeven? Kunt u een gedetailleerde toelichting geven van het verloop van de gesprekken die hieraan vooraf zijn gegaan?
De opdracht aan OMA voor het Structuurontwerp is verleend op 4 april 2017 en voor het Voorontwerp en Definitief Ontwerp op 5 juli 2018. Met OMA is door het Rijksvastgoedbedrijf nauwgezet gesproken over de inhoud van de opdracht en de voorwaarden. Dit heeft geleid tot de opdrachtverlening.
Klopt het dat het Rijksvastgoedbedrijf na het afvallen van Koen van Velsen overwoog Pi de Bruijn aan te stellen als uitvoerend architect van de renovatie? Zo ja, waarom is dit niet door gegaan? Is dit omdat hij te behoudend werd geacht? Zo nee, kunt u een toelichting geven?
Nee, het Rijksvastgoedbedrijf heeft niet overwogen om Pi de Bruijn te benaderen voor deze opdracht. Toen duidelijk werd dat de heer Van Velsen niet zou worden ingeschakeld, is besloten dit deel onder te brengen in de opdracht aan coördinerend architect OMA.
De patiëntenzorg die in gevaar is op de spoedeisende hulp van het LUMC. |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Personeel spoedeisende hulp LUMC: patiëntenzorg in gevaar»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het schokkend is dat op de spoedeisende hulp door grote drukte niet de zorg wordt geboden die nodig is?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie over de drukte op de spoedeisende hulp van het LUMC van 25 juni 2019 (Kamerstuk 29 247, nr. 287). Conform het commissieverzoek heb ik bij de beantwoording van dat verzoek reeds uw Schriftelijke Vragen betrokken. In die brief is onder andere aangegeven dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (Inspectie) heeft kennisgenomen van de informatie van de raad van bestuur van het LUMC over de huidige situatie op de SEH. De Inspectie heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat er op dit moment sprake is van onaanvaardbare risico’s. Het is van belang dat het LUMC doorgaat met de ingezette acties en waar nodig ook nieuwe verbetermaatregelen treft. Daarbij moet de raad van bestuur de effecten van deze maatregelen monitoren. De Inspectie heeft de raad van bestuur daarnaast gevraagd om specifiek informatie over de werkdruk voor de medewerkers te analyseren en deze te blijven monitoren. Het is van belang dat zorgaanbieders zelf ook gezond blijven en zich veilig voelen bij de zorg die zij moeten leveren.
Klopt het dat patiënten regelmatig noodgedwongen op de gang liggen in afwachting van zorg? Zo ja, kunt u een toelichting geven?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie over de drukte op de spoedeisende hulp van het LUMC 25 juni 2019 (Kamerstuk 29 247, nr. 287). Conform het commissieverzoek heb ik bij de beantwoording van dat verzoek reeds uw Schriftelijke Vragen betrokken. In die brief is onder andere aangegeven dat het LUMC een 4-uursnorm hanteert op de SEH. Op dit moment ligt 20 tot 25% van de patiënten langer dan vier uur op de SEH. De 4-uursnorm is een zelfopgelegde norm en geen wettelijke norm, die landelijk vaker gebruikt wordt om de uitstroom van patiënten van de SEH te reguleren. Die tijd is nodig om de patiënt goed te
triëren, de juiste diagnose te kunnen stellen en soms tijdelijk te observeren. Dat wil uiteraard niet zeggen dat er in die uren geen zorg verleend wordt. Integendeel, tijdens deze uren wordt er ook gezocht (mocht dat nodig zijn) naar een passend bed in huis of elders. Een groot deel van de patiënten kan na (tijdelijke) observatie weer naar huis.
In de afgelopen twee jaar zijn door het LUMC een aantal maatregelen genomen om de SEH zo goed mogelijk te laten functioneren. Zo is er bijvoorbeeld een
«Taskforce Integrale Patiënten Logistiek» ingesteld. Deze taskforce is operationeel sinds februari 2019 en is aan de slag gegaan met het beter benutten van de huidige beddencapaciteit in het LUMC en via capaciteitsmanagement door te sturen op in-, door- en uitstroom van patiënten. Op korte termijn wil het LUMC starten met een uitbreiding van de beddencapaciteit door onder meer het gaan opzetten van gasthuisbedden. Dit gasthuis is bedoeld voor de kwetsbare, veelal oudere patiënt, die niet per se in het LUMC opgenomen hoeft te worden en tijdelijk in het gasthuis verpleegd en behandeld wordt tot er een passender plek is gevonden of hij/zij naar huis kan. Daarnaast worden er sinds januari 2019, indien nodig, extra verpleegkundigen ingezet om piekmomenten tussen 10:00 en 20:00 uur op de SEH op te vangen. Ook spreken de leidinggevenden van de verpleegkundige afdelingen van het LUMC dagelijks met elkaar over de toestroom van patiënten, inclusief die van de SEH, om die zo goed mogelijk op te vangen.
Klopt het dat een jongetje me teen ontstoken blinde darm ruim twaalf uur moest wachten voordat hij terecht kon op de kinderafdeling? Zo ja, kunt u een toelichting geven?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar mijn brief naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie over de drukte op de spoedeisende hulp van het LUMC van 25 juni 2019 (Kamerstuk 29 247, nr. 287). Conform het commissieverzoek heb ik bij de beantwoording van dat verzoek reeds uw Schriftelijke Vragen betrokken. Als aanvullend antwoord op vraag 6 kan ik melden dat het LUMC mij en de Inspectie op 26 juni 2019 schriftelijk heeft laten weten dat zij ook een externe onderzoekscommissie hebben ingesteld.
Klopt het dat een patiënt een bloedtransfusie heeft moeten ondergaan omdat hij door drukte op de spoedeisende hulp onopgemerkt veel bloed had verloren? Zo ja, kunt u een toelichting geven?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat in maart een patiënt is overleden omdat door drukte een hartinfarct niet tijdig is gesignaleerd? Zo ja, kunt u een toelichting geven?
Zie antwoord vraag 4.
Sinds wanneer is het ministerie op de hoogte van de ernstige situatie bij de SEH van het LUMC? Wat hebt u sindsdien gedaan om de situatie te verbeteren en de veiligheid van patiënten te garanderen? Kunt u een uitgebreide toelichting geven?
De Inspectie heeft naar aanleiding van de berichtgeving van Nieuwsuur in de uitzending van 18 juni 2019 contact opgenomen met de raad van bestuur van het LUMC. De Inspectie was ermee bekend dat het vraagstuk van de drukte in de acute zorg ook speelt in de regio Den Haag/Leiden en bij het LUMC. De Inspectie was niet op de hoogte van de signalen die de raad van bestuur van de Ondernemingsraad heeft ontvangen. De Inspectie was hierover wel graag geïnformeerd door de raad van bestuur. De raad van bestuur van het LUMC heeft de Inspectie desgevraagd laten weten al langere tijd in overleg te zijn met de Ondernemingsraad en ook op andere manieren in contact te staan met de werkvloer over de aard en ernst van de problematiek. Een groot deel van de medewerkers en leidinggevenden geven aan dat zij zich gehoord en serieus genomen voelen. De raad van bestuur van het LUMC heeft de Inspectie geïnformeerd over een aantal maatregelen op uiteenlopend gebied om de drukte op de SEH te verminderen en om risico’s in de patiëntenzorg te beheersen. Het betreft zowel acties die al langere tijd geleden in gang zijn gezet, als nieuwe acties naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen. Ik verwijs u verder naar mijn brief naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie over de drukte op de spoedeisende hulp van het LUMC van 25 juni 2019 (Kamerstuk 29 247, nr. 287). Conform het commissieverzoek heb ik bij de beantwoording van dat verzoek reeds uw Schriftelijke Vragen betrokken.
In de volgende brieven heb ik uw Kamer in zijn algemeenheid geïnformeerd over de drukte in de acute zorg. Hierbij is ook door het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) aangegeven hoe de drukte in de acute zorg in de verschillende ROAZen (waaronder ROAZ West) zich manifesteerde (zie onder meer 5 oktober 2016 (Kamerstuk 29 247, nr. 225); 22 december 2016 (Kamerstuk 34 550 XVI, nr.2, 20 juni 2017 (Kamerstuk 29 247, nr. 234); 27 november 2017 (Kamerstuk 29 247, nr. 249) en 2 juli 2018 (Kamerstuk 29 247, nr. 261) en 11 september 2017 en 10 januari 2019 (Kamerstuk 29 247, nr. 236 en Kamerstuk 29 247, nr. 267).
Kunnen patiënten die vandaag de spoedeisende hulp in Leiden bezoeken ervan uitgaan dat zij de zorg krijgen die zij mogen verwachten?
Ik verwijs u naar mijn brief naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie over de drukte op de spoedeisende hulp van het LUMC van 25 juni 2019 (Kamerstuk 29 247, nr. 287). Conform het commissieverzoek heb ik bij de beantwoording van dat verzoek reeds uw Schriftelijke Vragen betrokken. De Inspectie heeft mij laten weten dat zij geen aanleiding hebben om te veronderstellen dat er op dit moment sprake is van onaanvaardbare risico’s. Wel is het van belang dat het LUMC doorgaat met de ingezette acties en waar nodig ook nieuwe verbetermaatregelen treft. Daarbij moet de raad van bestuur de effecten van deze maatregelen monitoren. De Inspectie heeft de raad van bestuur daarnaast gevraagd om specifiek informatie over de werkdruk voor de medewerkers te analyseren en deze te blijven monitoren. Het is immers van belang dat zorgaanbieders zelf ook gezond blijven en zich veilig voelen bij de zorg die zij moeten leveren.
Ervan uitgaande dat de Raad van Bestuur meerdere malen door artsen en verpleegkundigen op de problemen is gewezen, sinds wanneer is de Raad van Bestuur van het Leiden UMC op de hoogte van het ernstige personeelstekort en de onveilige situatie die zich voordoet voor patiënten?
Voor de antwoorden op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie over de drukte op de spoedeisende hulp van het LUMC van 25 juni 2019 (Kamerstuk 29 247 nr. 287). Conform het commissieverzoek heb ik bij de beantwoording van dat verzoek reeds uw Schriftelijke Vragen betrokken. Ik heb de raad van bestuur van het LUMC met nadruk gevraagd de komende tijd goed in gesprek te blijven met de zorgprofessionals over de drukte op de SEH. De raad van bestuur heeft mij bevestigd dit te zullen doen. De raad van bestuur heeft maatregelen getroffen en is bereid extra maatregelen te treffen als dat nodig en wenselijk is. Ik ga ervan uit dat deze proactief uitgevoerd gaan worden, met als doel om alle patiënten in de regio goede en tijdige zorg te bieden.
Wat heeft de Raad van Bestuur gedaan met signalen vanuit artsen en verpleegkundigen dat de situatie niet langer houdbaar was? Welke stappen zijn ondernomen?
Zie antwoord vraag 9.
Sinds wanneer is de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op de hoogte van de gevaarlijke situatie op de spoedeisende hulp in Leiden UMC?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 7.
Wanneer is de IGJ op de hoogte gebracht van het overlijden van de 72-jarige patiënt na het niet signaleren van een hartinfarct? Welke maatregelen hebben zij sindsdien ondernomen?
Voor de antwoorden op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie over de drukte op de spoedeisende hulp van het LUMC van 25 juni 2019 (Kamerstuk 29 247, nr. 287). Conform het commissieverzoek heb ik bij de beantwoording van dat verzoek reeds uw Schriftelijke Vragen betrokken.
Ervan uitgaande dat niet alleen op de spoedeisende hulp in Leiden er problemen zijn op de spoedeisende hulp, kunt u een overzicht geven van de problemen die spelen bij verschillende SEH-afdelingen in Nederland?
Ik beschik niet over een dergelijk overzicht. De Inspectie houdt toezicht op het gehele ziekenhuis, en heeft daarbij ook aandacht voor de SEH-afdelingen. Er zijn geen signalen van een zorgelijk beeld op andere SEH-afdelingen. In alle regio’s zijn afspraken gemaakt dat een patiënt in een levensgevaarlijke situatie altijd bij de meest geschikte SEH terecht kan. Ik heb u toegezegd tijdens het Algemeen Overleg van 26 juni 2019 dat ik in gesprek ga met de voorzitters van de ROAZ-en. Ik zal met hen gaan spreken over de ontwikkelingen in hun regio en de manier waarop de partijen de drukte op de acute zorg aanpakken.
De drukte op de acute zorg in Nederland is bij mij bekend. Dit wordt veroorzaakt door onder andere:
Zoals ik eerder heb aangegeven tijdens het Algemeen Overleg van 26 juni 2019 zal ik u in het voorjaar van 2020 een houtschetskoolschets van de acute zorg toesturen. Zodat de acute zorg ook in de toekomst kwalitatief goed, veilig en voldoende toegankelijk blijft.
Kunt u garanderen dat op andere SEH-afdelingen in het land wel de zorg wordt geleverd die patiënten mogen verwachten? Zo nee, wat gaat u doen om de situatie op alle SEH-afdelingen SEH in het land te verbeteren en de veiligheid voor patiënten te verbeteren?
Zie antwoord vraag 13.
De baby en peuter van een Nederlandse vader die zich zonder ouders in een kamp in Noord-Syrië bevinden |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Baby en peuter van Nederlandse vader zonder ouders in Kamp in Noord-Syrië»?1
Klopt het dat de kinderen van de Nederlandse Jihadstrijder Hatim Rodgers zonder ouderlijk gezag verblijven in het Koerdische kamp Al Hol in Noord-Syrië? Zo ja, wat kunt u zeggen over de gezondheidstoestand van de kinderen en de situatie waarin zij zich bevinden?
In 2017 is het Nederlanderschap van de heer Hatim R. ingetrokken.2 Ik heb kennisgenomen van de mediaberichten waarin wordt gezegd dat twee van zijn kinderen in kamp Al Hol in Syrië verblijven. Zoals u weet kan het kabinet hier niet nader ingaan op individuele gevallen.
Sinds wanneer is bij u bekend dat de twee kinderen van drie maanden en drie jaar oud zonder hun ouders in het kamp verblijven?
Zoals u weet kan het kabinet hier niet nader ingaan op individuele gevallen.
Zijn de desbetreffende kinderen door Nederlandse diplomaten of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) bezocht? Zo ja, kunt u toelichten wanneer deze kinderen door Nederlandse functionarissen zijn bezocht en wat het doel was van deze ontmoetingen?
Over de werkwijze van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden in het openbaar geen uitspraken gedaan. De informatie als zouden Nederlandse diplomaten kampen in Syrië bezoeken is onjuist.
Is onderzocht of deze twee kinderen ook door de Nederlands-Franse delegatie konden worden meegenomen? Zo ja, kunt u een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse overheid onderzoekt in individuele gevallen van Nederlandse kinderen van overleden uitreizigers of, en zo ja hoe, deze kinderen overgebracht kunnen worden naar Nederland, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019. De situatie van de twee Nederlandse weeskinderen die op 10 juni 2019 door Frankrijk uit Syrië zijn overgebracht en overgedragen aan hun Nederlandse voogd, betrof een unieke casus.
In hoeverre verschilt de situatie van deze kinderen zich van de situatie van de kinderen die vorige week door de Fransen uit het Noord-Syrische kamp Ain Issa zijn gehaald?
In het geval van de twee Nederlandse weeskinderen die op 10 juni 2019 door Frankrijk uit Syrië zijn overgebracht en overgedragen aan hun Nederlandse voogd, lag er een uitspraak van een Nederlandse rechter die voorlopig voogdij over deze kinderen toewees aan de Nederlandse jeugdbescherming. Er was bovendien sprake van een Nederlandse moeder (en daarmee Nederlandse kinderen) en overleden ouders.
Is het u bekend dat de Belgische kinderpsycholoog Gerrit Loots oordeelt dat deze kinderen onmiddellijk moeten worden weggehaald omdat ze anders een hongerdood sterven? Bent u zich bewust van de ernst van de situatie van deze kinderen? Zo ja, welke maatregelen heeft u genomen om de situatie van deze kinderen te verbeteren? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Ja, de uitspraken van Gerrit Loots zijn het kabinet bekend.
Ja, het kabinet is zich bewust van de ernst van kinderen in deze situatie. Het kabinet beschouwt deze kinderen als slachtoffer van de keuzes van hun ouders. De Nederlandse overheid biedt substantiële financiële steun aan internationale hulporganisaties ten behoeve van humanitaire bijstand voor alle mensen in nood in Syrië. In individuele gevallen van Nederlandse kinderen van overleden uitreizigers, onderzoekt de Nederlandse overheid of, en zo ja hoe, deze kinderen overgebracht kunnen worden naar Nederland, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019.
Bent u bereid om maatregelen te nemen die resulteren in het ophalen van deze twee jonge kinderen die zonder ouders verblijven in het Syrische kamp?
De Nederlandse overheid onderzoekt in individuele gevallen van Nederlandse kinderen van overleden uitreizigers of, en zo ja hoe, deze kinderen overgebracht kunnen worden naar Nederland, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019. Op basis van de nu beschikbare informatie is dit niet van toepassing op deze twee kinderen.
Bent u bekend dat in reactie op de uitzending van Zembla een zegsman van het Ministerie van Buitenlandse Zaken het volgende zegt: «de rol van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is puur consulair. Zonder hulpvraag verlenen we geen consulaire bijstand»? Kunt u uitleggen hoe deze twee kinderen van drtie maanden en drie jaar oud, die verblijven zonder ouderlijk gezag, een verzoek tot consulaire bijstand kunnen indienen?
Ja. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaat over consulaire dienstverlening, niet over ouderlijk gezag of voogdij. Consulaire bijstand door de Nederlandse overheid start in de regel met een hulpvraag en is voorbehouden aan Nederlanders.
Het bericht dat jonge vrouwen die Saoedi-Arabië ontvluchten om een gedwongen huwelijk en seksueel misbruik te voorkomen |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat opnieuw twee jonge vrouwen Saoedi-Arabië zijn ontvlucht om een gedwongen huwelijk en seksueel misbruik te ontlopen?1
Ja.
Bent u ook bekend met de twee vrouwen die Saoedi-Arabië zijn ontvlucht, een aantal weken in Georgië verbleven en graag naar Nederland wilden komen?2
Ja. Hierover schreef ik op 5 juni mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid een brief aan uw Kamer (Kamerstuk 32 735, nr. 246)).
Klopt het dat zij niet aan boord konden komen van het vliegtuig naar Amsterdam, omdat zij geen visum hadden? Zo ja, waarom is hen de toegang tot Nederland ontzegd? Kunt u een toelichting geven?
Verschillende media hebben gemeld dat twee vrouwen in april jl. vanuit Georgië een vlucht naar Wit-Rusland hebben geboekt via Amsterdam, en dat zij van plan zijn geweest tijdens de overstap in Nederland asiel aan te vragen. Hen zou op het vliegveld van Tbilisi geweigerd zijn deze vlucht te nemen. Deze nieuwsberichten heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet eigenstandig kunnen bevestigen. Over deze mogelijke weigering is in elk geval geen contact geweest met de Nederlandse ambassade in Georgië. Vastgesteld kan worden dat de twee vrouwen geen visumaanvraag hebben ingediend bij een Nederlandse post om naar Nederland te reizen.
Deelt u de mening dat vrouwen die alles achter zich laten om een gedwongen huwelijk en seksueel misbruik te voorkomen een veilig heenkomen verdienen? Zo ja, bent u bereid deze vrouwen, en vrouwen die zich in dezelfde situatie bevinden, op te vangen? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Zoals uw Kamer bekend is, is het mogelijk personen in het kader van hervestiging in Nederland asielbescherming te bieden. Hervestiging gebeurt op voordracht van UNHCR (vanuit een ander land dan het land van herkomst). UNHCR selecteert vanuit de totale vluchtelingenpopulatie personen die vanwege individuele kwetsbaarheden vallen binnen de zeven voordrachtcategorieën en in aanmerking komen om te worden voorgedragen voor hervestiging. UNHCR beoordeelt daarnaast welk hervestigingsland gelet op de individuele omstandigheden het meest aangewezen is om een persoon aan voor te dragen. Ook als personen in acute nood zijn, kent UNHCR een procedure voor spoedhervestiging. Nederland hecht eraan om de keuze welke zaken UNHCR voordraagt voor individuele dossierhervestiging te laten aan UNHCR. Alleen UNHCR heeft voldoende overzicht over de totale vluchtelingenpopulatie om die inschatting zorgvuldig en adequaat te kunnen maken. Overigens is een enkele voordracht door UNHCR nog niet voldoende om in aanmerking te komen voor hervestiging naar Nederland. Betrokkene moet in Nederland wel in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van het geldende nationale asielbeleid.
Hebben er Saoedische vrouwen die om deze reden het land zijn ontvlucht asiel aangevraagd in Nederland? Zo ja, hoe is daarover geoordeeld?
Nederland kent een zeer beperkte asielinstroom van personen uit Saoedi-Arabië. In 2018 was de instroom ongeveer 10 personen en in het eerste trimester van 2019 betrof het minder dan 5 personen. Op aggregeerbaar niveau wordt niet geregistreerd wat de asielmotieven zijn. Vanwege de kleine aantallen is het om privacy technische redenen niet mogelijk aan te geven wat de asielmotieven zijn.
Hebt u in uw contacten met Saoedi-Arabië aandacht gevraagd voor de onderdrukking van vrouwen? Zo ja, kunt u een overzicht geven van de keren dat u aandacht hebt gevraagd voor vrouwenonderdrukking in Saoedi-Arabië?
Nederland heeft zorgen over de positie van vrouwen in Saoedi-Arabië en vraagt hier stelselmatig aandacht voor. Dit gebeurt tijdens bilaterale gesprekken op alle politieke niveaus. In de afgelopen periode is dit gedaan door Minister-President Rutte tijdens gesprekken met Koning Salman op 24 februari jl., door Minister Kaag tijdens haar bezoek aan Riyad (18-19 februari 2018) en door mijzelf in gesprekken met mijn Saoedische ambtsgenoot tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York (25 september 2018) en de ministeriële G20-bijeenkomst in Argentinië (22 mei 2018). Tevens wordt regelmatig op ambtelijk niveau gesproken met de Saoedische ambassadeur in Den Haag. Nederland stelt het onderwerp vrouwenrechten tevens aan de orde in EU-verband en in de daarvoor geëigende multilaterale fora. Zo werd op 7 maart jl. tijdens de Mensenrechtenraad namens Nederland en 34 andere landen een verklaring uitgedaan waarin specifiek aandacht wordt gevraagd voor activisten die zich hebben ingezet voor vrouwenrechten.
Wat hebt u nog meer ondernomen om de situatie van Saoedische vrouwen te verbeten? Kunt u een toelichting geven?
De Nederlandse ambassade in Riyad ondersteunt meerdere initiatieven op het gebied van vrouwenemancipatie in Saoedi-Arabië. Zo draagt de ambassade bij aan het organiseren van een carrièrebeurs voor vrouwen. Ook bij andere projecten krijgt de positie van vrouwen specifieke aandacht. Nederland sluit bij deze projecten aan op de doelstelling van Saoedi-Arabië om de arbeidsparticipatie door vrouwen te laten toenemen tot minimaal 30%.
Welke maatregelen bent u in uw contacten met Saoedi-Arabië bereid te nemen die de druk kunnen opvoeren om de positie van vrouwen te verbeteren?
Nederland zal zich uit blijven spreken voor verbetering van de positie van vrouwen in Saoedi-Arabië, en voor verbetering van de mensenrechtensituatie in bredere zin. Waar mogelijk trekt Nederland op met gelijkgestemde landen om deze boodschap te versterken.
Hebt u met uw ambtsgenoot uit de Verenigde Staten die recent in Nederland op bezoek was de situatie van vrouwenrechten in Saoedi-Arabië besproken? Zo ja, kunt u een toelichting geven? Zo nee, kunt u uitleggen waarom niet?
Nederland spreekt met regelmaat met de Verenigde Staten over de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. Zo heeft de Nederlandse ambassade in Riyad vaak contact met de Amerikaanse ambassade in Riyad om informatie uit te wisselen en het bijwonen van rechtszaken te coördineren. Tijdens het recente bezoek van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken is het onderwerp niet ter sprake gekomen.
Bent u van mening dat de EU druk moet uitoefenen op de overheid van Saoedi-Arabië om de rechten van vrouwen in het land te verbeteren? Zo ja, hebt u hierop aangedrongen bij uw Europese collega’s? Kunt u een toelichting geven?
De EU zet zich in om de rechten van vrouwen in het land te verbeteren en daar is Nederland uiteraard voorstander van. De EU Delegatie in Riyad spreekt regelmatig met de Saoedische autoriteiten over vrouwenrechten en de bredere mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. Daarnaast spreekt de EU zich hier ook publiekelijk over uit. Zo heeft de EU, mede op verzoek van Nederland, tijdens de Mensenrechtenraad van maart jl. en juni jl. aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië en specifiek opgeroepen om de vrouwenrechtenactivisten die in mei 2018 zijn gearresteerd vrij te laten.
Onrust onder BIG geregistreerde verpleegkundigen met een diploma van voor 2012 |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zo veel ervaring, toch terug naar school»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de onrust die is ontstaan onder veel ervaren verpleegkundigen naar aanleiding van de presentatie van de Wet Big II en het voornemen dat BIG geregistreerde verpleegkundigen met een diploma ouder dan 2012 een cursus of toets zullen moeten doen om zich te kunnen registeren als regieverpleegkundige?
De signalen over de overgangsregeling hebben mij bereikt. Uit die signalen blijkt dat er nog vragen over de overgangsregeling zijn. Allereerst wil ik opmerken dat de functiedifferentiatie een wens is van veldpartijen die al ruim 40 jaar leeft. Omdat het niet gelukt is die functiedifferentiatie door te voeren op de werkvloer hebben de beroepsorganisatie, de werkgeverspartijen en de werknemerspartijen mij gevraagd om de functiedifferentiatie in de Wet BIG te regelen. De afgelopen jaren is intensief gewerkt aan het vaststellen van een overgangsregeling. Dat het een complex vraagstuk is blijkt uit het feit dat er meerdere commissies zijn ingesteld en dat er een onderzoek naar is uitgevoerd. Inmiddels is er op basis van het rapport van de commissie Meurs onder de beroepsorganisatie, de werkgeverspartijen en de werknemerspartijen breed draagvlak voor de overgangsregeling zoals die in de kamerbrief van 5 juni jl. uiteen is gezet.2
Het klopt dat de overgangsregeling van bepaalde groepen verpleegkundigen nog vraagt dat zij ofwel scholing volgen ofwel een toets doen. Immers, de commissie heeft geoordeeld dat het nieuwe opleidingsprofiel Bachelor Nursing 2020 dé norm is voor registratie als regieverpleegkundige. Rekening houdende met het gegeven dat verpleegkundigen tijd nodig hebben om aan die kwalificaties te kunnen voldoen, is samen met bovengenoemde partijen gekozen voor een ruime overgangsregeling. Een grote groep verpleegkundigen krijgt direct toegang tot het register van regieverpleegkundigen. Pas over vijf jaar, op het moment van herregistratie, zullen zij moeten aantonen dat zij in die periode de scholing, dan wel de toets met succes hebben afgerond.
Kunt u toelichten waar de grens van 2012 vandaan komt? Hoe verschilt een verpleegkundige met een opleiding uit 2011 van een verpleegkundige met een opleiding uit 2013? En hoe verschillen zij volgens u in competenties met een verpleegkundige met een opleiding uit 1985 met 30 jaar ervaring? Deelt u de mening dat opleiding niet automatisch zwaarder weegt dan ervaring?
De grens van 2012 komt voort uit het advies van de commissie Meurs. De commissie van deskundigen heeft in haar advies geoordeeld dat oud hbo-opgeleide verpleegkundigen die vanaf 2012 zijn afgestudeerd in dezelfde mate de benodigde competenties beheersen als de verpleegkundige met een Bachelor Nursing 2020 diploma, wat het uitgangspunt is van de commissie. De commissie van deskundigen heeft daarom geoordeeld dat deze groep zich direct kan laten registreren als regieverpleegkundigen.
In aanloop naar de invoering van het opleidingsprofiel Bachelor Nursing 2020 zijn opleidingen al wijzigingen in hun curricula door gaan voeren. De commissie heeft hier rekening mee willen houden in haar advies, hetgeen geleid heeft tot de 2012-grens. Deze grens is dus coulanter dan dat je strikt zou uitgaan van de datum waarop het Bachelor Nursing 2020 opleidingsprofiel is gestart, namelijk september 2016. Met de huidige regeling, waarvoor zoals gezegd breed draagvlak is onder de beroepsorganisatie, werkgevers- en werknemerspartijen, kunnen dus méér hbo-verpleegkundigen zich direct registreren als regieverpleegkundige zonder het hoeven doen van een toets.
Hoewel ervaring vanzelfsprekend zeer waardevol is voor de uitoefening van het vak, gaat het systeem van de Wet BIG uit van behaalde diploma’s. Ook de overgangsregeling sluit bij deze vaste systematiek aan. Verder verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 7.
Houdt u rekening met het risico dat naar aanleiding van deze functiedifferentiatie en de onrust die is ontstaan nog meer verpleegkundigen de zorg kunnen verlaten? Zo ja, met welke uitstroom als gevolg van de nieuwe eisen houdt u rekening? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 hebben de signalen over de overgangsregeling mij bereikt. Of het voorstel ertoe gaat leiden dat meer verpleegkundigen de sector verlaten, kan ik niet voorspellen. Alle betrokkenen bij het advies van de Commissie Meurs willen, evenals ik, natuurlijk geen vergrote uitstroom. Daarom is sprake van een brede overgangsregeling, zodat een grote groep verpleegkundigen zich op termijn kan registreren als regieverpleegkundige in het BIG-register.
Daarbij wordt al langer voorlichting gegeven aan verpleegkundigen over de vraag of iedereen regieverpleegkundige zal willen worden. Het gaat immers ook over een ander takenpakket en het is geen verplichting om regieverpleegkundige te worden als men voldoet aan de kwalificaties. Tevens zullen werkgevers zelf bezien hoeveel regieverpleegkundige functies zij willen creëren. Indien men in het register van regieverpleegkundige wil blijven staan na 5 jaar, zal men ook aan de bijbehorende werkervaringsuren moeten hebben voldaan. Zo ontstaat na 5 jaar een nieuwe mix van verpleegkundigen en regieverpleegkundigen op de werkvloer.
Hoe beziet u dit risico in het licht van het toch al grote verpleegkundigentekort? Welke gevolgen zal een nog verdergaande uitstroom hebben op de werkdruk van verpleegkundigen en wachtlijsten voor patiënten en cliënten?
Zie de beantwoording van vraag 4. Zolang de HBO-opleiding tot verpleegkundige bestaat, is er de wens in het veld om ook op de werkvloer onderscheid tussen MBO en HBO opgeleiden te maken. Met het voorstel beoog ik op verzoek van partijen bij te dragen aan een duidelijkere en sterkere rol voor verpleegkundigen, en daarmee ook een groter werkplezier. Immers, (regie)verpleegkundigen kunnen door de functiedifferentiatie beter worden ingezet op taken waarvoor ze zijn opgeleid en waarin ze deskundig zijn. Een verhoogde uitstroom vanwege het voorstel voor functiedifferentiatie is vanzelfsprekend onwenselijk en de commissie heeft in haar advies dan ook ruimhartig rekening gehouden met de huidige situatie op de arbeidsmarkt. Dat neemt niet weg dat eenmalig een overgangsregeling nodig is om het onderscheid in registers tot stand te brengen. De duidelijkheid en daarmee het beoogde grotere werkplezier, zou idealiter aan een grotere instroom moeten bijdragen.
We zien dat de redenen voor uitstroom vooral gaan over waardering van leidinggevenden en management, werkdruk en ook de ruimte om zelf te kunnen handelen. Met het actieprogramma Werken in de Zorg zijn we hiermee aan de slag. Hiervoor verwijs ik naar de voortgangsrapportage van 22 mei 2019.3 Tot slot is het belangrijk dat verpleegkundigen met hun werkgever in gesprek gaan over de mogelijkheden tot het krijgen van een functie van regieverpleegkundige en welke afspraken zij daarover maken om daar te komen.
Bent u het eens dat gezien de grote uitstroom onder verpleegkundigen en ondanks dat het goed is dat er eisen worden gesteld aan zo’n belangrijke beroepsgroep, een verpleegkundige die vóór 2012 is afgestudeerd en sindsdien goed haar of zijn werk heeft gedaan en deskundigheid op peil heeft gehouden niet mag aanlopen tegen onnodige drempels om zijn of haar werk voort te zetten? Zo ja, bent u bereid deze onnodige drempels weg te nemen en de eisen te heroverwegen? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Het vak van regieverpleegkundige is zoals verwoord in de kamerbrief van 5 juni jl.4 een nieuw beroep met nieuwe competenties. Hoewel de HBO-verpleegkunde opleiding al circa 45 jaar bestaat is de functiedifferentiatie tot op heden nog niet algemeen in de praktijk doorgevoerd. In het nieuwe opleidingsprofiel Bachelor Nursing 2020 is uitdrukkelijk rekening gehouden met de huidige en toekomstige zorgvraag. Daarmee is het nieuwe opleidingsprofiel Bachelor Nursing 2020 passend bij het nieuwe beroep van regieverpleegkundige. De betrokkenen bij het advies van de Commissie Meurs zien, evenals ik, het doen van een toets of het volgen van scholing daarom niet als een onnodige drempel, maar als een manier om aan te tonen dat eerder afgestudeerde verpleegkundigen met een ouder opleidingsprofiel ook aan de competenties van het Bachelor Nursing 2020 opleidingsprofiel voldoen. Ook hier wil ik benadrukken dat er breed draagvlak is onder voornoemde partijen voor het volgen van scholing of het doen van een toets.
Bent u bereid te bezien of het in andere sectoren toegepaste systeem van «erkenning (van) verworven competenties» (EVC) in dezen zou kunnen worden toegepast waardoor meer recht wordt gedaan aan door betrokkenen opgedane praktijkervaring? Zo nee, waarom niet?
De optie van een EVC-traject kan mogelijk een uitkomst bieden in het bepalen van de vrijstellingen voor het scholingsprogramma. De mogelijkheden hiervan dienen nog te worden onderzocht tijdens de ontwikkeling van het scholingsprogramma.
Het terughalen van Nederlandse kinderen uit Syrië |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Jan de Groot hoopt zijn kleinkinderen uit Syrië snel te zien»?1
Ja.
Klopt het dat medewerkers van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) of Nederlandse diplomaten twee-wekelijks het kamp in Al-Roj bezoeken? Is het doel van hun bezoek het voorbereiden van terugkeer? Zo ja, kunt u een toelichting geven? Kunt u een overzicht geven van hoe vaak een Nederlandse delegatie kampen in Syrië heeft bezocht en met welk doel?
Over de werkwijze van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt in het openbaar geen uitspraken gedaan. De informatie als zouden Nederlandse diplomaten het Al-Roj kamp tweewekelijks bezoeken is onjuist.
Hoe verhoudt dit zich tot het standpunt van het kabinet dat Syrië te onveilig is om diplomaten te sturen en burgers terug te halen?
Zie antwoord vraag 2.
Bereidt Nederland zich voor op de terugkeer van deze kinderen en hun ouders? Zo ja, kunt u toelichten wat deze voorbereidingen inhouden?
Het kabinetsbeleid is dat indien Nederlandse uitreizigers zich melden op een diplomatieke vertegenwoordiging in de regio, zij in beginsel gecontroleerd naar Nederland worden gebracht met het oog op vervolging. De kinderen worden in eerste instantie als slachtoffer van de keus van hun ouders aangemerkt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft individuele opvangplannen gereed indien kinderen van uitreizigers terugkeren.
Bent u ervan op de hoogte dat Frankrijk ook kinderen ophaalt van wie de moeder toestemming geeft om van de kinderen gescheiden te worden? Overweegt u dit ook? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Ja, daar ben ik van op de hoogte.
Nee, het kabinetsbeleid is dat als Nederlandse uitreizigers zich in een naburig land bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging melden, gekeken zal worden of en welke consulaire bijstand geleverd kan worden. De inzet zal vervolgens zijn om hen gecontroleerd naar Nederland over te brengen met het oog op vervolging. Dit geldt ook voor moeders met kinderen.
Het bericht ‘Dissidenten uit Hongkong krijgen voor het eerst asiel in Duitsland’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving omtrent de demonstratie in Hongkong tegen een nieuwe wet die het mogelijk maakt dat criminelen voortaan aan China worden uitgeleverd en daar worden berecht in plaats van in Hongkong?
Ja.
Heeft u zowel bilateraal als in multilateraal verband uw zorgen geuit over het voornemen van Hongkong om deze wetswijziging door te voeren? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse consul-generaal heeft op 27 mei jl. samen met de EU-vertegenwoordiger en andere EU-partners aan de leider van Hongkong, Chief Executive Carrie Lam, zorgen overgebracht ten aanzien van het wetsvoorstel, de gevolgen voor ingezetenen van Hongkong en EU-burgers in Hongkong, en de positie van Hongkong als internationaal financieel centrum. In het gesprek, dat mede op initiatief van Nederland plaatsvond, is ook opgeroepen adequaat aandacht te besteden aan de zorgen van de inwoners van Hongkong. De EU heeft op 12 juni jl. in een verklaring gesteld dat ze veel van de zorgen van de burgers in Hongkong deelt, en de autoriteiten van Hongkong opgeroepen in dialoog te treden met de bevolking.1
Kunt u aangeven wat de (mogelijke) gevolgen zijn voor de Nederlanders en de Nederlandse bedrijven die gevestigd zijn in Hongkong?
Indien de wetswijziging was aangenomen, zou dat hebben betekend dat personen die zich in Hongkong bevinden, waaronder Nederlanders, door Hongkong uitgeleverd hadden kunnen worden naar jurisdicties waarmee Hongkong geen formele afspraken omtrent uitlevering heeft. Op 15 juni jl. heeft Chief Executive Carrie Lam echter aangekondigd de behandeling van de wetwijziging op te schorten en met alle geledingen in de samenleving het gesprek aan te gaan over haar plannen. Het kabinet zal de ontwikkelingen nauwgezet blijven volgen en zal zo nodig bezien wat de eventuele gevolgen zouden moeten zijn voor de samenwerking met Hongkong op het gebied van overlevering van voortvluchtige delinquenten.
Welke mogelijke risico’s lopen zij wanneer de aangepaste wetgeving is doorgevoerd?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u maatregelen nemen ten behoeve van de veiligheid van de Nederlanders en de Nederlandse bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Aangezien de behandeling van het wetsvoorstel is opgeschort, is het nemen van maatregelen op dit moment niet aan de orde. Nederland kan overigens geen maatregelen treffen die de rechtsgang in een ander land beïnvloeden. Het is daarom van belang dat Nederlanders die in Hongkong wonen of die op doorreis zijn in Hongkong zich blijven informeren over de ontwikkelingen.
Heeft u overleg met uw Europese en andere internationale collega’s over de gevolgen van de wetswijziging voor de veiligheid van mensen en bedrijven die nu in Hongkong gevestigd zijn? Zo ja, wat levert dit overleg op? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse consulaat-generaal te Hongkong volgt de ontwikkelingen nauwgezet en staat hiervoor in contact met gelijkgestemde landen, het (Nederlandse) bedrijfsleven in Hongkong, alsmede het maatschappelijke middenveld in Hongkong. De zorgen die onder hen leven zijn mede overgebracht in het gesprek met Chief Executive Carrie Lam.
Heeft u tevens kennisgenomen van het bericht «Dissidenten uit Hongkong krijgen voor het eerst asiel in Duitsland» van 22 mei 2019?1
Ja.
Deelt u de opvatting van mensenrechtenorganisaties, zoals Amnesty International, die zeggen dat Duitsland hiermee in zekere zin erkent dat het rechtssysteem in Hongkong niet onafhankelijk is? Zo nee, waarom niet?
Nee. De beslissing op een asielaanvraag is een beoordeling van de individuele omstandigheden van de aanvrager en richt zich op de vraag welke risico’s de aanvrager loopt bij terugkeer naar het land (of gebied) van herkomst. Uit de verlening van een asielstatus in enkele gevallen zijn geen conclusies te trekken over de algemene situatie in politieke of rechtsstatelijke zin in het land (of gebied) van herkomst. Gelet hierop heeft het bericht dan ook geen gevolgen voor het asielbeleid in Nederland en acht het kabinet het niet nodig om contact op te nemen met de Duitse collega’s over de achtergrond van de asielverlening – nog afgezien van de juridisch beperkte ruimte voor Duitsland om informatie over een individuele casus te delen.
Heeft u contact gehad met uw Duitse collega over de achtergrond van het verlenen van asiel op grond van politieke vervolging? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft dit (mogelijk) gevolgen voor het beleid in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen heeft dit?
Zie antwoord vraag 8.
Maakt u zich zorgen over de wijze waarop burgerlijke vrijheden steeds meer onder druk komen te staan door bemoeienis van het Chinese vasteland?
De onafhankelijke rechtspraak, de openmarkteconomie en het respect voor burgerlijke vrijheden zijn de belangrijkste fundamenten van het succes van Hongkong als samenleving en als financieel-economisch centrum. Deze zaken zijn bovendien vastgelegd in de Basic Law – de «minigrondwet» van Hongkong. Op grond daarvan geniet Hongkong binnen het zogenaamde «One Country, Two Systems»-model een hoge mate van autonomie binnen de Volksrepubliek China. Het is van belang dat alle betrokken partijen dit respecteren.
Gaat u in internationaal verband steun vergaren om de regering van Hongkong te bewegen de voorgenomen wetswijziging in heroverweging te nemen? Zo nee, waarom niet?
De Hongkongse overheid heeft reeds besloten de behandeling van de wetswijziging op te schorten en met alle geledingen in de samenleving het gesprek aan te gaan over de plannen. Het kabinet zal de ontwikkelingen in Hongkong nauwgezet blijven volgen, en ook in gesprek blijven met de Hongkongse overheid.
Het faillissement van Huize de Berg |
|
Maarten Hijink , Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Hoe oordeelt u over het ontstaan van het faillissement van Huize de Berg in Heerlen?1
Ik heb bij de IGJ, NZa en de Blueprint Group navraag gedaan over de situatie bij Huize de Berg. Zij melden mij het volgende:
Huize de Berg is een kloostercomplex waar ongeveer vijftig zusters van de Kleine Zusters van de Heilige Joseph wonen. Tot 2018 was het klooster eigendom van de congregatie, die ook eigen personeel in dienst had. De congregatie heeft het complex in 2018 verkocht aan de Blueprint Group en huurt het sindsdien van hen. De medewerkers die in dienst waren van de congregatie zijn toen overgegaan naar Allerlei Gastvrij (een dochter-bv van de Blueprint Group, tevens bekend onder de naam Hospitality & Service Nederland BV).
Allerlei Gastvrij levert facilitaire dienstverlening aan de zusters in het klooster, zoals maaltijden en schoonmaak. Een deel van de zusters (ongeveer twintig) ontvangt ook zorg via een Volledig Pakket Thuis. Deze zorg werd en wordt geleverd door zorginstelling Bergweide.
Het faillissement heeft betrekking op Allerlei Gastvrij. Zoals hierboven beschreven leverde Allerlei Gastvrij geen zorg, maar dienstverlening in Huize de Berg. De zusters nemen deze dienstverlening nu af bij een andere partij. Het faillissement heeft geen invloed op Bergweide, dat nog steeds de zorg aan de zusters in Huize de Berg levert.
De curator heeft op basis van de Faillissementswet de taak om onderzoek te doen naar de oorzaken van het faillissement. Ik kan vanuit mijn positie geen oordeel vellen over dit specifieke geval.
Vindt u het acceptabel dat Huize de Berg over de rug van zusters en personeelsleden is doorverkocht aan een commerciële partij die vervolgens een faillissement heeft aangevraagd en het personeel heeft ontslagen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe is het mogelijk dat de medewerkers van Huize de Berg niet onder de zorg-cao vallen, maar onder de cao van de horeca? Kunt u dit laten uitzoeken? Zo nee, waarom niet?
De medewerkers van Allerlei Gastvrij verlenen geen zorg maar dienstverlening. De medewerkers van Bergweide, die de zorg verlenen aan de zusters in Huize de Berg, vallen onder de cao VVT.
Gaat u ervoor zorgen dat personeel hun gemiste salaris en vakantiegeld krijgen uitbetaald? Zo nee, waarom niet?
Bij een faillissement hebben werknemers -als zij aan de voorwaarden voldoen- recht op een uitkering op grond van hoofdstuk 4 van de WW. De werknemer kan bij een faillissement een beroep doen op de loongarantieregeling waarbij UWV salarisaanspraken overneemt (op basis WW). Het gaat om het loon over maximaal dertien weken voorafgaande aan het ontslag, vakantiegeld en vakantiedagen tot maximaal een jaar terug en het loon over de opzegtermijn tot maximaal zes weken. Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, wordt het personeel dat zorg levert (werkzaam bij Bergweide) niet geraakt door het faillissement.
Is het waar dat Blueprint Group voornemens is een doorstart te maken met Huize de Berg in een zuster-bv? Wilt u dit laten uitzoeken? Zo nee, waarom niet?
Blueprint Group heeft mij laten weten niet voornemens te zijn om een doorstart te maken in een zuster-bv.
Kunt u een overzicht verstrekken van de bv's die zorgconsortium Blueprint Group herbergt? Zo nee, waarom niet?
Concernrelaties, voor zover het bv’s betreft met 100% aandeelhouderschap, zijn voor iedereen die daar inzicht in wil hebben, openbaar beschikbaar via het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Een overzicht van aan de Blueprint Group gerelateerde rechtspersonen heb ik bijgevoegd (zie bijlage)2.
Hoge parkeertarieven bij ziekenhuizen |
|
Simon Geleijnse (50PLUS), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op de Kamervragen van 23 april 2019 over het bericht «Patiënt ziek van parkeerkosten»?1
Ja.
Kunt u aangeven of er ziekenhuizen zijn die winst maken op de inkomsten van hun parkeergelegenheid? Zo ja, hoeveel winst maken die ziekenhuizen? Zo nee, waarom niet?
Ik houd geen overzicht bij van de opbrengsten van parkeertarieven bij ziekenhuizen en of ziekenhuizen daar geld aan overhouden. Ik heb hierin geen rol. Parkeerbeleid is de verantwoordelijkheid van ziekenhuizen en gemeenten.
Kunt u ook een overzicht geven van de opbrengsten van de parkeergelegenheden van ziekenhuizen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u er kijk op of ziekenhuizen patiënten en bezoekers goed en actief informeren over de mogelijkheden die er zijn om bij veelvuldig gebruik en langdurig verblijf de parkeerkosten te beperken? Zo nee, bent u bereid te laten onderzoeken of dit gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Het is mij niet in detail bekend of, en op welke wijze, elk ziekenhuis patiënten (actief) informeert over de mogelijkheden om parkeerkosten te beperken. Ik ben niet voornemens hiertoe een uitgebreid onderzoek in te stellen. Ik ga ervan uit dat de diverse maatschappelijke signalen, de Kamervragen en het bestuurlijk aan de orde stellen van parkeertarieven door VWS ertoe leiden dat de ziekenhuizen de patiënten en bezoekers goed en actief informeren, voor zover zij dit niet al doen.
Kunt u aangeven of het feit dat ziekenhuizen en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) ambtelijk zijn gewezen op de terugkerende vragen over parkeertarieven iets heeft opgeleverd?
Zoals ik heb aangegeven bij de antwoorden van 23 april 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2709) is het onderwerp aan de orde gesteld in het bestuurlijk overleg MSZ. Ziekenhuizen zijn in het bestuurlijk overleg opgeroepen transparant te zijn over parkeertarieven en de mogelijkheden voor patiënten en bezoekers om de kosten ervan te beperken. Hierbij is relevant dat de NVZ reeds een bericht heeft geplaatst met een reactie op de berichten over parkeertarieven2.
Kunt u aangeven wanneer u de Kamer nader informeert over de uitkomsten van het contact met de koepels?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven of de zorgverzekeraars van plan zijn actie te ondernemen om parkeerkosten te gaan beperken?
Ik heb de vragen en signalen over parkeertarieven bij ziekenhuizen onder de aandacht gebracht bij zorgverzekeraars. Het is aan de individuele zorgverzekeraars om hier eventueel iets mee te doen. Ik heb hierin verder geen rol. Parkeerbeleid is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van ziekenhuizen en gemeenten.
Het overlijden van gijzelaar Ewold Horn in de Filipijnen |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ex-gijzelaar Abu Sayyaf: Ewolds dood bewijst ontbreken van dialoog met ontvoerders»?1
Ja
Was u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in de ontvoeringszaak?
De lokale autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de oplossing van een ontvoeringszaak op hun grondgebied. Binnen dat kader was ik ook in deze zaak zoveel als mogelijk op de hoogte.
Was u op de hoogte van de op handen zijnde bevrijdingsactie van het Filipijnse leger? Zo ja, wanneer en door wie bent u hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet? Wat was de laatste informatie die u hebt ontvangen?
In het belang van de bilaterale relatie en de noodzakelijke vertrouwelijkheid van de aanpak bij internationale ontvoeringszaken kan ik hier verder niet op ingaan.
Welke stappen heeft u de afgelopen zeven jaar gezet om Horn vrij te krijgen? Kunt u een toelichting geven?
Bij de ontvoering van Nederlanders in het buitenland gelden de volgende kaders:
Om de slagkracht van de Nederlandse overheid in deze en toekomstige zaken niet te schaden, in het belang van de relaties met derde landen en internationale organisaties en dus voor de veiligheid van alle Nederlanders in het buitenland, doe ik geen nadere mededelingen over deze zaak en de inspanningen van de Nederlandse overheid daarin.
Is er sprake geweest van dialoog met de terreurgroep Abu Sayyaf? Zo ja, hoe verliep die dialoog en wat hielden de contacten in? Van wanneer dateert het laatste contact? Zo nee, hoe werd over de vrijlating onderhandeld?
Zie antwoord vraag 4.
Is het u bekend waarom andere gijzelaars wel vrijgekomen zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe oordeelt u over de uitspraken van Australiër Warren Rodwell en de Filipijnse Victor Tayler, die laten doorschemeren dat Nederland in gebreke is gebleven met betrekking tot de vrijlating van Horn?
Deze uitspraken zijn gedaan zonder kennis van de inspanningen op de zaak.
Nederlandse verzekeraars die meer kunnen doen om medicijnen betaalbaar te maken |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Henk Nijboer (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het rapport «Taming Big Pharma»?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat toegang tot betaalbare medicijnen onderdeel uitmaken van het universele recht op gezondheid?
Ja, toegang tot medicijnen is een onderdeel van het universele recht op gezondheid volgens zowel de United Nations High Commissioner for Human Rights (OHCHR) als de World Health Organisation (WHO).
Deelt u de mening dat institutionele beleggers invloed kunnen uitoefenen op farmaceutische bedrijven en op deze manier kunnen bijdragen aan het betaalbaar maken van medicijnen en eerlijke belastingbetaling door farmaceuten?
Institutionele beleggers, waaronder verzekeraars, zijn verantwoordelijk voor hun eigen beleggingsbeleid en bepalen zelf in welke bedrijven belegd wordt. Het kabinet verwacht van institutionele beleggers echter wel dat zij daarbij invulling geven aan hun responsibility to respect onder de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) en dat zij zich houden aan de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen). Daarnaast zijn er binnen het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)-convenant Verzekeringssector afspraken gemaakt met de overheid, de verzekeringssector (via Verbond van Verzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland), vakbond FNV en niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) over de naleving van de OESO-richtlijnen en UNGP’s en over de gezamenlijke inzet om IMVO-risico’s aan te pakken en te voorkomen. Gezondheid (waaronder toegang tot medicijnen) is een van de thema’s waar convenantspartijen gezamenlijk zoeken naar mogelijkheden voor structurele verbeteringen.
Volgens de OESO-richtlijnen wordt van institutionele beleggers verwacht dat zij hun invloed aanwenden bij bedrijven waarin zij investeren. Dit kunnen zij bijvoorbeeld doen door algemene aandeelhoudersvergaderingen bij te wonen en via spreektijd en stemrecht hun opvattingen over MVO-thema’s, zoals het naleven van de belastingwetten en -regelgeving, uit te dragen. Ook kunnen zij informatie opvragen bij en contact leggen met de bedrijven waarin ze investeren om hun verwachtingen duidelijk te maken.
Dit is tevens wat de Access to Medicine Foundation, met steun vanuit de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, beoogt met zijn Investeerdersverklaring. Inmiddels hebben 90 investeerders, die gezamenlijk activa van meer dan USD 12 biljoen beheren, de Investeerdersverklaring ondertekend. Hiermee zeggen zij toe de resultaten uit de Index te gebruiken bij zowel hun investeringsbeslissingen, als in hun engagement met bedrijven (als ze eenmaal in deze bedrijven hebben belegd). Het kabinet moedigt Nederlandse verzekeraars die dit nog niet hebben gedaan, aan de Investeerdersverklaring te ondertekenen en opvolging te geven aan de daarbij behorende verplichtingen.
Wat vindt u ervan dat Nederlandse verzekeraars als Aegon en Allianz in 2019 tezamen voor maar liefst 11 miljard euro hebben belegd in farmaceutische bedrijven zonder hen aan te sporen hoge medicijnprijzen terug te dringen?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vragen 3 en 6 zijn verzekeraars zelf verantwoordelijk voor hun beleggingsbeleid. Dit geldt ook voor de twee Nederlandse verzekeraars Aegon en Allianz. Aegon en Allianz zijn beiden lid van het Verbond van Verzekeraars, een van de IMVO-convenantspartijen. Daarnaast heeft Aegon N.V. bij de ondertekening van het IMVO-convenant Verzekeringssector een intentieverklaring ondertekend. Hierin verklaart Aegon N.V. de geest en de doelstellingen van het IMVO-convenant te ondersteunen en te trachten daarbij zoveel mogelijk in lijn met de doelstellingen en afspraken te handelen. De verzekeraar heeft verklaard open te staan voor inzet, samenwerking en kennisdeling bij de uitvoering van het IMVO-convenant. Binnen het IMVO-convenant wordt gekeken hoe investeerders hun invloed kunnen gebruiken.
Daarnaast moedigt het kabinet Nederlandse verzekeraars, waaronder Aegon N.V. en Allianz N.V. aan om de Investeerdersverklaring van de Access to Medicine Foundation te ondertekenen. Aegon heeft in een reactie aangegeven dat het een engagement programma voert met farmaceutische bedrijven, waarbij het de dialoog aangaat met deze bedrijven en onder andere excessieve prijsverhogingen voor medicijnen, frauduleuze accountingpraktijken en de promotie van patiëntenprogramma’s voor mensen met lage inkomens bespreekt. Ook heeft Aegon aangegeven dat de Access to Medicine Index nog niet meegenomen wordt in het screeningsproces, maar dat het dit wel aan het onderzoeken is.
Wat vindt u ervan dat vijf van de negen onderzochte verzekeraars geen concrete actie ondernemen tegen oneerlijke belastingbetaling door farmaceuten?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vragen 3 en 6 zijn verzekeraars zelf verantwoordelijk voor hun beleggingsbeleid. Farmaceutische bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor hun belastingafdracht. Het kabinet moedigt verzekeraars aan om, conform de afspraken binnen het IMVO-convenant, farmaceutische bedrijven aan te spreken, wanneer uit de IMVO-risicoanalyse die deel uitmaakt van de gepaste zorgvuldigheid naar voren komt dat zij niet handelen volgens hoofdstuk XI uit de OESO-richtlijnen. Dit hoofdstuk ziet op de verantwoordelijkheid van bedrijven met betrekking tot belastingafdrachten.
Vindt u ook dat de druk van verzekeraars op farmaceuten om betaalbare medicijnen te maken en eerlijk belasting te betalen omhoog moet? Zo ja, bent u bereid om er bij Nederlandse verzekeraars op aan te dringen om de investeerdersverklaring van Access to Medicine Index te tekenen en druk uit te oefenen op de farmaceutische bedrijven waarin zij investeren? Kunt u een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het ermee eens dat het wenselijk is dat Nederlandse investeerders transparant zijn over hun investeringen? Zo ja, bent u bereid om maatregelen te nemen die transparantie bevorderen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt het wenselijk dat Nederlandse investeerders transparant zijn over hun investeringen. De afspraken in het IMVO-convenant Verzekeringssector zien toe op de invulling van het beleggingsbeleid en het toepassen van gepaste zorgvuldigheid conform OESO-richtlijnen en de UNGP’s. Transparantie is een belangrijk onderdeel van het IMVO-convenant Verzekeringssector. Zo werkt de overheid, in samenwerking met NGO’s en verzekeraars, aan het opstellen van ESG-themakaders die handvatten bieden voor verzekeraars om hun due diligence uit te voeren. Transparantie is hier een onderdeel van. De hogergenoemde Access to Medicine Index is eveneens bedoeld om transparantie over de activiteiten van farmaceuten te bevorderen. Ik zie momenteel dan ook geen aanleiding tot het nemen van extra maatregelen.
Het bericht dat er nieuw bewijs is van China's missie om de moskeeën in Xinjiang te verwoesten |
|
Tunahan Kuzu (DENK), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Revealed: new evidence of China's mission to raze the mosques of Xinjiang»?1
Ja.
Bent u het eens dat het hierbij gaat om schendingen van universele mensenrechten?
Het afbreken van moskeeën en heiligdommen (al dan niet onder het mom van veiligheidsvoorschriften) past in een breder beeld van beperkingen op fundamentele vrijheden in Xinjiang – de vrijheid van religie en levensovertuiging in het bijzonder. De Chinese autoriteiten dragen de strijd tegen het terrorisme aan als rechtvaardiging voor het repressieve beleid in Xinjiang. Het gaat hierbij niet alleen om het assimileren van Oeigoeren, maar ook om andere minderheden zoals etnische Kazakken, Kirgiezen en andere moslimminderheden, en de «sinificatie» van de islam in China in zijn algemeenheid.
Op basis van beschikbare informatie en analyses, alsook de observaties van diplomaten die de regio hebben bezocht, acht dit kabinet het zeer waarschijnlijk dat de manier waarop de Chinese autoriteiten deze doelen in Xinjiang verwezenlijken (o.a. door middel van politieke heropvoedingskampen, etnisch profileren door de politie, hoogtechnologische surveillance en het afbreken van moskeeën en heiligdommen) in strijd is met internationale mensenrechtennormen, zoals neergelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (door China getekend, maar nog niet geratificeerd), het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing.
Het kabinet vindt de ontwikkelingen in Xinjiang zeer zorgelijk en blijft zich inspannen om de mensenrechtensituatie in die regio te verbeteren.
Baart de berichtgeving u zorgen? Zo ja, bent u voornemens om naar aanleiding van van deze zorgwekkende berichten actie te ondernemen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u redenen om te twijfelen aan de echtheid van de in het artikel aangehaalde satellietbeelden?
Nee.
Deelt u de mening van de onderzoekers dat de vernietiging van Oeigoerse heiligdommen een nieuwe aanval is op de cultuur van de Oeigoeren? Zo ja, bent u het eens dat het gaat om schending van universele mensenrechten? Zo ja, bent u bereid om de Verenigde Naties ertoe te bewegen meer druk uit te oefenen op de Chinese autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om zich in te zetten voor de totstandkoming van een internationaal onafhankelijk onderzoek naar de Chinese schending van mensenrechten van Oeigoerse moslims? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet blijft pleiten voor betekenisvolle toegang tot Xinjiang voor (mensenrechten)experts van de VN, waaronder de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten. Onder betekenisvolle toegang verstaat dit kabinet vrije toegang tot verschillende regio’s, locaties en personen, zonder toezicht of interventie van de Chinese autoriteiten, conform de standaard VN-procedures.
Deelt u de in het artikel genoemde theorie dat door het vernietigen van Oeigoerse heiligdommen de Chinese autoriteiten pogen de volgende generatie Oeigoeren te assimileren? Wat vindt u van deze theorie?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe leest u de reactie van een woordvoerder van het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken dat hij niet bekend is met de situatie en dat China vrijheid van godsdienst betracht? Hoe vindt u het dat een woordvoerder van het Chinese ministerie de situatie bagatelliseert? Wat zegt dit volgens u over de intenties van de Chinese autoriteiten ten aanzien van de Oeigoeren? Baart u dit zorgen?
Het officiële Chinese standpunt luidt dat er in Xinjiang sprake is van noodzakelijke en succesvolle de-radicaliseringsmaatregelen. Dit standpunt is niet verenigbaar met de afwijzende houding van de Chinese autoriteiten ten aanzien van toegang tot Xinjiang voor VN-mensenrechtenexperts. Dit kabinet vindt deze opstelling zorgelijk en blijft dit zowel bilateraal als in EU- en VN-verband aan de orde stellen.
Zijn Nederlandse diplomaten reeds geïnstrueerd hoe zij met de schendingen van de mensenrechten van de Oeigoerse minderheid dienen om te gaan? Zo ja, wanneer zijn zij hierover geinstrueerd? En kunt u deze instructie delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassade in Peking volgt de ontwikkelingen in Xinjiang nauwgezet. Het postennetwerk en de relevante beleidsdirecties zijn aangesloten op de berichtgeving uit Peking. Van een algemene instructie over de mensenrechtensituatie in Xinjiang is geen sprake. Posten worden in specifieke gevallen geïnstrueerd om bepaalde acties te ondernemen. Een overzicht van die acties vindt u in het antwoord op vraag 13.
Doen de Chinese autoriteiten naar uw mening genoeg om de positie van de Oeigoeren te verbeteren? Zo ja, kunt u een toelichting geven? Zo nee, bent u bereid om hierover in gesprek te gaan met de Chinese regering?
Het kabinet besteedt zowel bilateraal als in EU- en VN-verband aandacht aan de mensenrechtensituatie in Xinjiang. Het onderhouden van een bilaterale dialoog met China is erop gericht om de Chinese autoriteiten ertoe te bewegen de mensenrechtensituatie in Xinjiang te verbeteren. De motie Kuzu (35 000 V, nr. 42) roept het kabinet op om in VN-verband draagvlak te vinden voor het per direct sluiten van de Chinese heropvoedingskampen in Xinjiang. Dit kabinet geeft uitvoering aan die motie door consistent te blijven pleiten voor toegang voor VN-mensenrechtenexperts tot Xinjiang.
Een overzicht van recente acties en inspanningen:
Wat heeft de Nederlandse regering sinds haar beantwoording van mijn eerdere vragen over de situatie van de Oeigoeren concreet gedaan om de situatie van de Oeigoeren te verbeteren? Kunt u hier een gespecificeerd overzicht van geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe effectief is de Nederlandse druk in EU-verband op de Chinese autoriteiten gebleken met betrekking tot van de onderdrukking van de Oeigoeren?
Tot een jaar geleden werd het bestaan van politieke heropvoedingskampen door de Chinese autoriteiten ontkend. Als gevolg van aanhoudende druk van de EU en andere landen veranderde de Chinese opstelling en werd er door de autoriteiten gesproken van vrijwillige beroepsopleidingen («vocational education and training»). Sinds begin dit jaar communiceren de Chinese autoriteiten proactief over Xinjiang met als hoofdboodschap dat er sprake is van een succesvol de-radicaliseringsbeleid. Deze boodschap vindt zijn weg naar buiten onder andere door middel van officiële mediaberichtgeving, het organiseren van reizen naar Xinjiang voor het corps diplomatique en de organisatie van een informatiebijeenkomst en tentoonstelling en marge van de 40e VN-Mensenrechtenraad.
Deze veranderende opstelling toont aan dat de druk van Nederland, de EU en andere gelijkgezinde landen effect sorteert. In ieder geval voelt China zich aangesproken om zich te verantwoorden. Het beoogde resultaat (het sluiten van de heropvoedingskampen en een einde aan de mensenrechtenschendingen in Xinjiang) is echter nog niet bereikt. Om die reden zet dit kabinet in op zowel voortzetting van de bilaterale dialoog met China als het verhogen van de internationale druk op China om VN-mensenrechtenexperts toe te laten tot Xinjiang.
Hebt u er bij uw EU-collega’s op aangedrongen om gezamenlijk bij de Chinese autoriteiten aan te dringen op een verbetering van de omstandigheden van Oeigoeren? Zo ja, kunt u een overzicht geven van de keren dat u in EU-verband aandacht hebt gevraagd voor de situatie van de Oeigoerse minderheid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Het feit dat Nederland tegen openheid over ontwikkelkosten van geneesmiddelen heeft gestemd |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u de tweet van Ellen t Hoen, patentrechtdeskundige, gezien over de opstelling van Nederland tijdens de 72e vergadering van de World Health Association in Genève?1
Ja.
Waarom heeft Nederland voor transparante prijzen en uitkomsten van trials gestemd, maar tegen transparantie ten aanzien van de kosten van trials, die de ontwikkelkosten van geneesmiddelen voor een groot deel bepalen?2
Nederland heeft tijdens de onderhandelingen over de resolutie geen uitspraken gedaan die indruisen tegen transparantie van kosten van trials en ontwikkelingskosten. Bovendien is de resolutie niet in stemming gebracht. De resolutie is bij consensus aangenomen. Het tweetbericht van mevrouw ’t Hoen is onjuist.
Was u tevoren op de hoogte van deze inbreng van Nederland? Zo nee waarom niet? Zo ja, wat zijn precies uw argumenten om tegen openheid ten aanzien van de kosten van trials te zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit een gemiste kans is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Per wanneer bent u van plan de prijzen na onderhandelingen met de farmaceutische industrie openbaar te maken? Voor welke geneesmiddelen waarover u nu prijsonderhandelingen voert geldt dat de uiteindelijke prijs openbaar gemaakt zal worden?
Zoals eerder gewisseld met uw Kamer3 is het altijd en iedere keer weer mijn inzet om te komen tot transparante prijsafspraken met geneesmiddelfabrikanten. Echter, in de praktijk zijn deze bedrijven alleen bereid tot substantiële kortingen en afspraken indien de vertrouwelijkheid van deze afspraken geborgd is. Ik heb uw Kamer eerder laten weten dat ik dan voor de keuze sta om of niet in te stemmen met deze vertrouwelijkheid of deze voorwaarde wel te aanvaarden. In het eerste geval kan ik het geneesmiddel opnemen in het basispakket voor de vraagprijs van de fabrikant of het middel niet opnemen in het basispakket omdat er geen redelijke prijs wordt gevraagd. In het tweede geval kan ik het middel beschikbaar maken voor de patiënt tegen een aanvaardbare prijs.
Ik kies voor het tweede, in het belang van alle patiënten en premiebetalers in Nederland. Maar ik zie dit niet als een duurzaam model. Op termijn zullen we naar een model moeten waar deze prijzen wel openbaar zijn. Dit is bij uitstek een gezamenlijke opgave van landen die hier samen willen optrekken en daar wil ik mij voor inzetten, mede in Beneluxa verband. En daarom sta ik ook achter de resolutie. Dit is ook een proces van lange adem. Maar deze resolutie is een bouwsteen op weg naar transparantie van prijzen, wellicht als eerste stap tussen landen onderling.
In hoeverre is de afspraak in de resolutie dat prijzen openbaar worden haalbaar? Wat kunt en gaat u doen als een fabrikant geheimhouding over de prijsonderhandelingen en uiteindelijke prijs eist?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom is de paragraaf in de resolutie over de vereiste openheid van de farmaceutische industrie over de ontwikkelingskosten van geneesmiddelen afgezwakt tot een nauwelijks leesbare paragraaf die vooral de farmaceutische industrie geruststelt? Welke rol heeft Nederland precies in de onderhandelingen op dit punt gespeeld?
Resoluties bij de World Health Assembly zijn altijd een samenstel van visies, belangen en opvattingen van een groot aantal landen verspreid over de wereld. Dat leidt onvermijdelijk tot teksten die op compromissen zijn gebaseerd. Binnen haar beleid om de toegang tot geneesmiddelen en vaccins te vergroten, is Nederland actief voorstander van een zo groot mogelijke transparantie.
Door welke belangengroeperingen bent u (of de Nederlandse vertegenwoordigers) voor de WHO-vergadering benaderd en met welke boodschap?
Vooraf aan de World Health Assembly is VWS benaderd door diverse partijen die zich actief inzetten voor het verruimen van de toegang tot betaalbare geneesmiddelen, zoals Artsen zonder Grenzen, GARDP, KWF, Medicines Patent Pool en Wemos. Met een enkele partij is ook gesproken.
Wat is uw mening over de uitspraak van de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen dat openheid over nettoprijzen zal leiden tot nog hogere prijzen omdat de vertrouwelijkheid over de bedongen kortingen wegvalt en dat patiënten daar niet bij gebaat zijn?
Deze uitspraken zonder enige onderbouwing vind ik niet overtuigend en het is wat mij betreft een weinig constructieve bijdrage aan deze discussie. Een betere verantwoording van prijzen door de industrie is een gerechtvaardigde en begrijpelijke verwachting van de samenleving die verwacht ik alleen maar verder zal aanzwellen. Deze uitspraken van de VIG getuigen niet van groot besef van de internationaal groeiende onrust en zorgen over de prijsvorming van de industrie ten aanzien van innovatieve geneesmiddelen. Ik ben van mening dat zowel patiënten maar ook de industrie zelf belang hebben bij meer transparantie over prijzen als het gaat om het duurzaam toegankelijk en betaalbaar houden van nieuwe geneesmiddelen. De industrie mag haar «license to operate» niet verliezen.
Bent u het eens met de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen dat patiënten niet gebaat zijn bij openheid over prijzen van geneesmiddelen of bent u met mij van mening dat patiënten niet gebaat zijn bij een dergelijke uitspraak waarmee hen angst voor het minder beschikbaar en toegankelijk worden van geneesmiddelen wordt aangepraat?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat met een dergelijke uitspraak op zijn minst de suggestie wordt gewekt dat de netto prijzen dus niet gebaseerd zijn op werkelijke (ontwikkel)kosten maar alleen zijn gebaseerd op de maximaal mogelijke winstmarge? Zo ja, wat vindt u daarvan? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik al vaker heb aangegeven4 vormen de daadwerkelijk R&D kosten voor de industrie mijns inziens slechts één aspect bij de prijsvorming van nieuwe geneesmiddelen. Zeker bij nieuwe unieke geneesmiddelen zijn de prijzen mijns inziens veelal met name ingegeven door aannames van bedrijven over wat landen of samenlevingen bereid zijn te betalen, waarbij vaak gezondheid economische argumenten worden ingezet («value based pricing»).
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Geneesmiddelenbeleid van 6 juni a.s?
Dat is mij helaas niet gelukt, maar ik heb deze vragen wel zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘VN annuleert mensenrechtensessies wegens geldgebrek’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de VN mensenrechtensessies annuleert wegens een gebrek aan geld?1
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat de VN mensenrechtensessies annuleert wegens geldgebrek?
In feite zijn er thans nog geen zittingen van verdragscomités geannuleerd, maar het bericht over de mogelijke annulering van mensenrechtenzittingen bevestigt bestaande zorgen.
Deelt u de mening dat het mensenrechtenwerk dat de VN uitvoert van groot belang is? zo nee, waarom niet? zo ja, hoe zorgelijk zijn de ontwikkelingen die ontstaan door het geldgebrek?
Ja, de VN-inspanningen voor mensenrechten wereldwijd acht ik van groot belang. Dit blijkt ook uit de steun die het kabinet eraan geeft, zowel politiek, diplomatiek als financieel. Het effect van het geldgebrek is niet volledig te overzien, en is mede afhankelijk van het alsnog betalen van de VN-contributie door landen die tot nu toe in gebreke zijn gebleven. Meer in zijn algemeenheid is er sprake van een zorgelijke situatie op het moment dat er overwogen wordt om zittingen van verdragscomités te annuleren, de hoeksteen van het VN-mensenrechtenwerk.
Heeft u contact gehad met de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten? Zo ja, wat is er besproken? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft regelmatig contact met de Hoge Commissaris en haar kantoor (Office of the High Commissioner for Human Rights: OHCHR), ook over de financiële situatie. De financiële zorgen zijn ook met de Hoge Commissaris persoonlijk besproken. Mevrouw Bachelet was dankbaar voor de langdurige Nederlandse politieke en financiële steun.
Op 28 juni organiseerde OHCHR, mede op verzoek van NL, een besloten bijeenkomst over de zorgelijke financiële situatie. OHCHR bevestigde dat de geplande zittingen van de verdragscomités in 2019 doorgang zullen vinden. Er is echter onvoldoende budget voor voorbereidende vergaderingen.
Uit de diverse gesprekken is verder duidelijk geworden dat het probleem verschillende aspecten heeft. Een cashflow probleem in 2019, algemene budgetmaatregelen van de VN uit 2017 en een krappe personeelsformatie voor het werk van de verdragscomités. Het acute tekort aan liquide middelen heeft de Secretaris-Generaal van de VN genoopt een commiteringsstop in te stellen, die het onderdelen van de VN die onder het secretariaat vallen, tot eind juni verbiedt verplichtingen aan te gaan boven 50 procent van de goedgekeurde begroting. Dit heeft ervoor gezorgd dat voorrang wordt gegeven aan de uitbetaling van salarissen en dat nieuwe verplichtingen worden uitgesteld. Dit raakt ook de activiteiten van OHCHR. Binnenkort zal deze stop worden opgeheven zodat er weer nieuwe verplichtingen kunnen worden aangegaan voor de tweede helft van 2019.
Daarnaast hebben de lidstaten in 2017 voor de begrotingscyclus van 2018–2019 besloten de Verenigde Naties te korten op het voorgestelde budget voor reizen. Deze bezuinigingsmaatregel treft alle onderdelen van de VN die onder het secretariaat vallen, maar raakt OHCHR relatief hard, omdat een relatief groot deel van de begroting uit reiskosten van bijvoorbeeld experts bestaat.
Ten slotte is de bestaande personeelsformatie voor het werk van de verdragscomités krap te noemen. Eerdere voorstellen van de kant van OHCHR om meer functies te creëren zijn slechts ten dele gehonoreerd.
Is het u bekend welke landen de verdragsverplichting hebben geschonden door geen financiële bijdrage te leveren, waardoor het geldtekort voor onderzoek naar mensenrechtenschendingen is ontstaan? Zo nee, waarom niet?
Per 20 juni hebben 105 van de 193 VN-lidstaten hun volledige contributie aan het reguliere budget van het VN-secretariaat voldaan. Slechts 34 landen deden dat binnen de daarvoor gestelde termijn van 30 dagen. Zie: https://www.un.org/en/ga/contributions/honourroll.shtml. Aan het einde van 2018 had de Verenigde Naties nog USD 529 miljoen aan achterstallige contributie voor het reguliere budget uitstaan, wat overeenkomt met ca. 21 procent van de totale verschuldigde contributies. 152 landen hadden op dat moment volledig aan hun betreffende verplichtingen voldaan.
Welke activiteiten van de Verenigde Naties in Nederland worden gehinderd door het geldtekort? Wat is uw reactie daarop?
Het is niet bekend of werkzaamheden van OHCHR in Nederland hinder ondervinden van de financiële krapte. In het antwoord op vraag 7 wordt ingegaan op activiteiten die Nederland raken. Meer in zijn algemeenheid geldt dat VN-activiteiten waar ook ter wereld getroffen worden door de eerdere bezuinigingsmaatregelen en de tijdelijke commiteringsstop.
Welke beslissingen lopen door het geldtekort vertraging op? En welke beslissingen hebben betrekking op Nederland?
De indruk is dat vooral beslissingen over individuele klachten vertraging kunnen oplopen alsmede de behandeling van landenrapporten. Dit zou dan ook betrekking kunnen hebben op klachten ten aanzien van Nederland en uiteindelijk ook op het agenderen van verdragsrapportages, ingediend door Nederland.
Hoe beziet u de vertraging van de behandeling van klachten van individuele slachtoffers van ernstige mensenrechtenschendingen in relatie tot het recht op een eerlijk proces en de daarbij horende redelijke termijn?
Vertraging bij de behandeling van klachten is onwenselijk. Klagers moeten binnen een redelijke termijn duidelijkheid krijgen, ook al betreft het hier een niet-bindende zienswijze van verdragscomités en niet een nationale strafrechtelijke of civielrechtelijke procedure in de zin van artikel 9 en 14 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.
Welke acties onderneemt u om ervoor te zorgen dat de activiteiten van de mensenrechtenorganen toch doorgang kunnen vinden, ondanks het geldgebrek?
Nederland heeft zijn verschuldigde contributie aan het reguliere budget van de Verenigde Naties voor 2019 op 25 januari jl. voldaan. Nederland behoort tot de landen die de VN-contributie ieder jaar volledig, op tijd en zonder voorwaarden betaalt. De groep landen die dit doet, is echter beperkt en vertegenwoordigt een gering percentage van de totale verschuldigde contributie. Nederland roept samen met de andere lidstaten van de Europese Unie landen die in gebreke blijven consequent op hun betalingsverplichtingen na te komen. Nederland maakt ook spoedig zijn vrijwillige bijdrage aan OHCHR over, die deels is geoormerkt voor het werk van de verdragscomités.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg Mensenrechtenbeleid op 1 juli 2019?
Ja.
Menstruatie-armoede in Nederland |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat menstrueren voor sommigen bijna onbetaalbaar is?1
We hebben kennisgenomen van het bericht.
Bent u het ermee eens dat goede verzorging tijdens de menstruatie cruciaal is voor een goede hygiëne en een goede gezondheid? Bent u het ermee eens dat dit in een land als Nederland voor iedereen toegankelijk moet zijn?
Hier zijn we het mee eens. Overigens is er nog geen onderbouwde informatie of het probleem zich voordoet in Nederland en of de toegankelijkheid in het geding is. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Bent u bekend met de term menstruatie-armoede en zowel de lichamelijke en sociale gevolgen hiervan? Zo ja, kunt u een toelichting geven?
De term menstruatie-armoede was ons nog niet bekend. Via berichten hierover, waar u naar verwijst, hebben we kennisgenomen van de term en de genoemde gevolgen hiervan.
Kent u het Britse onderzoek naar «period poverty», waaruit blijkt dat een op de tien Britse meisjes het vanwege de kosten zonder maandverband of tampons moet stellen? Bent u bekend met Schots onderzoek dat een op de vijf vrouwen vanwege de kosten zich geen tampons of maandverband kan permitteren? Kunt u uitsluiten dat menstruatie-armoede zich ook in Nederland voordoet?
We hebben kennisgenomen van de genoemde onderzoeken. Echter, op dit moment beschikken we niet over gefundeerde informatie of en in hoeverre dit probleem zich in Nederland voordoet. SZW heeft contact opgenomen met het platform De Bovengrondse vanwege het onderzoek dat zij doen naar het voorkomen van menstruatie-armoede in Nederland. Het platform gaf aan dat het signalen heeft gekregen dat sommige vrouwen hier wel mee te maken hebben maar dat het lopende het onderzoek geen uitspraken kan doen over of het probleem zich concreet voordoet, onder welke groepen en in welke omvang. Het onderzoek komt in augustus uit. Het platform verwacht op basis daarvan een concreter beeld te geven over de menstruatie-armoede in Nederland.
Constaterende dat feministisch platform De Bovengrondse onderzoek doet naar menstruatie-armoede in Nederland en signalen heeft ontvangen dat ook in Nederland menstruatie-armoede voorkomt, herkent u dit beeld? Zo ja, hoeveel vrouwen hebben hiermee te maken? Zo nee, bent u bereid om hier onderzoek naar te laten uitvoeren? Kunt u een toelichting geven?
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven hebben we de informatie niet om aan te geven of en in hoeverre het probleem zich voordoet in Nederland. Met De Bovengrondse is afgesproken dat zij na het uitkomen van het onderzoek een toelichting over de uitkomsten geven aan medewerkers van SZW en VWS. Op basis van de uitkomsten zullen wij bepalen of en welke verdere stappen nodig dan wel wenselijk zijn.