Tekortkomingen van Kustwachthelikopters |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Klopt het dat er een rapport over de Nederlandse Kustwachthelikopters is opgesteld door veiligheidsdeskundigen van KLM, Schiphol en het kenniscentrum Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum (NLR)? Zo ja, wanneer wordt dat rapport naar de Kamer gestuurd?1
De genoemde organisaties hebben een safety survey uitgevoerd naar de Search and Rescue (SAR) operatie van Noordzee Helikopters Vlaanderen (NHV) in Den Helder. Het is uitgevoerd in opdracht van Airport Medical Services B.V. (AMS). AMS heeft dit rapport niet openbaar gemaakt, maar wel gedeeld met het onderzoeksbureau dat een onderzoek in mijn opdracht heeft uitgevoerd. Laatstgenoemde rapport heb ik u heden toegezonden, voorzien van een reactie. Noordzee Helikopters Nederland (NHN) heeft mij laten weten de aanbevelingen van AMS mee te nemen in hun SAR-verbeterprogramma.
Klopt het dat de Kustwachthelikopters te krap zijn om de werkzaamheden voor patiënten uit te voeren? Zo ja, wat gaat daaraan gebeuren en binnen welke termijn?
Voor de bevindingen van het onderzoek dat in mijn opdracht is uitgevoerd en de maatregelen die naar aanleiding daarvan worden genomen, verwijs ik u naar het rapport en de reactie die ik u heden heb toegezonden.
Klopt het dat verpleegkundigen zich zorgen maken over hun veiligheid, omdat ze geen helm aangeleverd krijgen en zij zich aan boord niet altijd goed kunnen vastmaken en dat ook de brancard niet gezekerd kan worden? Zo ja, wat gaat daaraan gebeuren en op welke termijn?
Ik verwijs u naar het onderzoeksrapport dat ik u heden heb toegezonden. In aanvulling daarop kan ik melden dat NHN heeft aangeven dat zij maatregelen heeft getroffen om de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle bemanningsleden, waaronder de verpleegkundigen, te waarborgen.
Klopt het dat in 2016 de Onderzoeksraad voor Veiligheid al vaststelde dat er tekortkomingen waren? Zo ja, wat waren deze tekortkomingen en waarom zijn er nog geen wijzigingen doorgevoerd? Gaat dit nu wel gebeuren? Zo ja, binnen welke termijn?
Het onderzoek «Zorg tussen Wal en Schip» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) in 2016 richtte zich niet specifiek op de SAR helikopter dienstverlening, maar op de gehele keten van medische hulpverlening op de Noordzee. Het OVV heeft in dit onderzoek geen tekortkomingen geconstateerd in de SAR helikopter dienstverlening.
Over de uitkomsten van het onderzoek van de OVV bent u op 15 december 2016 door de Minister van Infrastructuur en Milieu mede namens de Minister van VWS geïnformeerd.2 In de bijlage bij de brief van 13 december 2018 van de Minister van Justitie en Veiligheid bent u geïnformeerd over de stand van zaken van de implementatie van de aanbevelingen.3 De algemene conclusie van het onderzoek is dat er in de gehele keten van medische hulpverlening op de Noordzee tekorten zijn aangetroffen. Deze conclusie is aanleiding geweest om de processen door te lichten. In gezamenlijk overleg zijn structurele verbeteringen doorgevoerd binnen de Kustwachtorganisatie en is de samenwerking met de hulporganisaties op land verbeterd. Dit heeft ertoe geleid dat in 2017 een Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector Ketennorm is opgesteld voor de zorgketen die medische hulp op de (Noord)zee biedt, evenals een Kwaliteitskader Ambulancezorg op het water. Onder regie van de Kustwacht vindt tweejaarlijks evaluatie plaats van medische zorgverleningen op zee met de betrokken zorgaanbieders. Aanvullend op dit normenkader ontwikkelt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd momenteel een toetsingskader om toezicht te kunnen houden op de kwaliteit van medische zorg op de (Noord)zee. Dit jaar zal deze keten gecertificeerd worden.
Klopt het dat veel bemanningsleden uit verschillende Europese landen komen en niet altijd goed Engels spreken? Zo ja, wat gaat daaraan gebeuren en binnen welke termijn?
Ik verwijs u naar het onderzoeksrapport dat ik u heden heb toegezonden.
Wat waren de redenen om in 2015 te kiezen voor uitvoering door het Vlaamse helikopterbedrijf Noordzee Helikopters Vlaanderen (NHV)? Is er destijds op laagste prijs aanbesteed of op Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI)? Zo ja, wat waren de EMVI-eisen? Hoe waren de eisen ten aanzien van de veiligheid van patiënten en de veiligheid van medewerkers meegenomen?
Het contract is aan NHN – niet NHV – gegund op basis van laagste prijs.
Welke autoriteit of instantie is verantwoordelijk voor een periodieke keuring van Kustwachthelikopters? Wanneer is een dergelijke keuring voor het laatst gebeurd? Wat was hiervan de eindconclusie?
De SAR-vluchten worden uitgevoerd met Belgisch civiel geregistreerde helikopters.
Ten aanzien van de luchtwaardigheid van deze helikopters ligt de verantwoordelijkheid voor het toezicht bij de autoriteit van het land van registratie, in dit geval de Belgische luchtvaartautoriteit. Onderdeel van het luchtwaardigheidsproces is inspectie door de Continuing Airworthiness Management Organisation die deze inspecties plannen en uitvoeren. Indien dit onderzoek uitwijst dat een luchtvaartuig luchtwaardig is, wordt het onderzoek afgesloten met een Airworthiness Review Certificate (ARC). Het toezicht op dit proces ligt in dit geval ook bij de Belgische luchtvaartautoriteit.
De Belgische luchtvaartautoriteit bevestigt desgevraagd dat de helikopters een geldig Bewijs van Luchtwaardigheid hebben met een geldige ARC. De voorgenoemde luchtwaardigheidsonderzoeken hebben recent plaatsgevonden, de resultaten daarvan waren alle positief. De ARC is voor de helikopters met de registratienummers OO-NSZ afgegeven op 5 september 2019, voor de OO-NHU op 11 december 2019, voor de OO-NHV op 6 januari 2020 en voor de OO-NHM op 7 januari 2020.
Ten aanzien van de SAR-operaties die met de helikopters worden uitgevoerd, verwijs ik u naar mijn brief van 27 november 2019, waarin ik een uitwerking heb aangekondigd van de wijze waarop het toezicht vormgegeven moet worden.4
Hoe vaak moeten Kustwachthelikopters uitrukken om reddingsacties uit voeren? Kunt u hierbij cijfers over de laatste drie jaar geven?
In 2017, 2018 en 2019 was dit respectievelijk 121, 122 en 130 keer.
De reorganisatie en het verandertraject van de Gezondheidsraad |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel in NRC waarin gesteld wordt dat het secretariaat van de Gezondheidsraad al jaren geteisterd wordt door een verziekte werksfeer?1
Ja.
Kunt u schetsen hoe de relatie is geregeld tussen de Gezondheidsraad en de uitvoerende organisatie? Kunt u hierbij in ieder geval ingaan op de volgende vragen:
Het secretariaat van de Gezondheidsraad ondersteunt de Gezondheidsraad in de uitvoering van de adviestaak.
Het secretariaat wordt door de Minister van VWS beschikbaar gesteld aan de Gezondheidsraad en de Minister van VWS benoemt de Algemeen Secretaris. De (wervings- en selectie)procedure vindt plaats onder regie van de MD-functionaris van bureau ABD (Algemene Bestuursdienst), dat verantwoordelijk is voor het wervings- en selectieproces voor de schalen 15 en hoger. De ABD-procedure wordt gevolgd: https://www.algemenebestuursdienst.nl/vacatures-en-loopbaan/vacatureproces-abd.
De Algemeen secretaris geeft leiding aan het secretariaat en legt over haar inhoudelijke werkzaamheden voor de Gezondheidsraad uitsluitend verantwoording af aan de voorzitter van de Gezondheidsraad. Over de organisatie en bedrijfsvoering van het secretariaat legt de Algemeen secretaris verantwoording af aan de pSG van VWS, die namens de Minister de eigenaarsrol vervult.
Is bij de benoeming van de huidige directeur de reguliere procedure gevolgd? Zo niet, op welke wijze is hierin afgeweken? En waarom is hiervan afgeweken?
Het doorlopen van de reguliere werving- en selectieprocedure heeft geleid tot één geschikte kandidaat, die zich na vervolggesprekken heeft teruggetrokken. Daarop is, na overleg tussen de voorzitter van de GR en DG Volksgezondheid en intern beraad binnen de Gezondheidsraad, de huidige Algemeen Secretaris benoemd door de Minister van VWS. Haar benoeming volgde op een succesvolle interim--periode.
Heeft de directeur bij de aanstelling een specifieke opdracht mee gekregen om te reorganiseren? Zo ja, kunt u dan aangeven wat deze opdracht excact was? En van wie heeft de directeur deze opdracht gekregen?
In de voorafgaande interim--periode en bij de benoeming van de huidige algemeen secretaris was er geen voornemen of plan om het secretariaat van de Gezondheidsraad te reorganiseren. Onder meer naar aanleiding van de uitkomst van de wettelijke evaluatie is gestart met het veranderproces van het secretariaat, waarbij na enige maanden de reorganisatie van het secretariaat noodzakelijk is gebleken en is geïnitieerd.
Kunt u een overzicht geven van welke onderzoeken er de laatste vijf jaar door de Gezondheidsraad zijn gepubliceerd, wat de doorlooptijd was van deze onderzoeken en op wiens verzoek het onderzoek was ingesteld?
Zie tabel in bijgevoegde bijlage I.2
Toelichting op de tabel:
Voor de adviezen die in de periode 2015 tot en met 2019 door de Gezondheidsraad zijn gepubliceerd, is een overzicht gemaakt van de doorlooptijden per advies en is aangegeven voor wie het advies is opgesteld (chronologische volgorde van publicatiedatum). De doorlooptijd van een advies betreft de tijd van adviesaanvraag tot aan de publicatie van het advies.
Niet voor alle adviezen is echter een adviesaanvraag aan de orde. De Gezondheidsraad brengt ook ongevraagd adviezen uit. Daarnaast zijn in voorgaande jaren voor sommige adviezen «raamopdrachten» gegeven, waarbij jaarlijks aan enkele van deze adviezen wordt gewerkt. Voor de ongevraagde adviezen en de adviezen waaraan een «raamopdracht» ten grondslag ligt, is de doorlooptijd bepaald op basis van de eerste commissievergadering waarin het advies is besproken tot aan de publicatie van het advies.
Klopt het dat er bij het secretariaat ongeveer 50 medewerkers in dienst zijn? Wat is het verloop geweest onder deze medewerkers gedurende de laatste vijf jaar en welke leeftijd/diensttijd hadden deze personen? Worden er exit-interviews gehouden? Hoeveel opleidings- c.q. scholingsdagen krijgen medewerkers per jaar?
Ja, er zijn ongeveer 50 medewerkers in dienst bij het secretariaat.
Onderstaande tabel geeft de in-, uit- en doorstroom weer voor het secretariaat van de Gezondheidsraad over de periode 2015–2019. Met doorstroom wordt bedoeld doorstroom naar een ander onderdeel van het Ministerie van VWS. Bij in- en doorstroom is de leeftijd vermeld, bij uitstroom ook de diensttijd in maanden bij het secretariaat van de Gezondheidsraad.
Er wordt standaard een exit interview gehouden met vertrekkende medewerkers.
Er is geen sprake van een vast aantal opleidings- of scholingsdagen per medewerker. Uitgangspunt is dat de medewerker met de leidinggevende tenminste jaarlijks afspraken maakt over persoonlijke ontwikkeling en wordt gefaciliteerd om deze te realiseren. In het kader van het verandertraject is extra geïnvesteerd in persoonlijke ontwikkeling en opleiding.
Instroom
Uitstroom
Doorstroom
Leeftijdscategorie
Aantal mdw
Diensttijd in maanden (min-max)
Aantal mdw
Diensttijd in maanden (min-max)
Aantal mdw
Diensttijd in maanden (min-max)
25–35
10
nvt
5
2–36
0
nvt
36–45
10
nvt
7
7–84
1
nvt
46–55
1
nvt
3
172–230
3
nvt
>56
0
nvt
4
96–213
0
nvt
Kunt u een organigram geven van de organisatie van het secretariaat van de Gezondheidsraad? Klopt het dat 30% van de medewerkers management is c.q. managementtaken heeft? Zo ja, wat is de reden daarvan? Zo niet, wat zijn dan de feiten?
Het organigram van het secretariaat van de Gezondheidsraad ziet er per 31-12-2019 (dus na reorganisatie) als volgt uit:
Het is niet juist dat 30% van de medewerkers managementtaken heeft: na de start van de nieuwe organisatie per 31-12-2019 is de formatie 45.4 fte. Binnen deze formatie zijn er 5 leidinggevenden, dit is 11% van de formatie. Dit betreft een algemeen secretaris, twee hoofden Wetenschappelijke staf, een hoofd Bedrijfsvoering en een hoofd Communicatie en redactie. De algemeen secretaris is verantwoordelijk voor het algemeen functioneren van het secretariaat en geeft leiding aan de vier hoofden. De hoofden Wetenschappelijke staf geven samen leiding aan 25,4 fte, het hoofd Bedrijfsvoering geeft leiding aan 9 fte en het hoofd Communicatie en redactie aan 6 fte. Hierbij valt op te merken dat de leidinggevenden naast managementtaken en p-verantwoordelijkheid ook inhoudelijke taken en verantwoordelijkheden hebben. Er zijn daarnaast geen andere medewerkers bij het secretariaat die managementtaken vervullen.
Kan worden aangegeven hoe vaak met de ondernemingsraad (OR) wordt vergaderd? Is de OR destijds conform artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) om advies gevraagd? Zo ja, hoe luidde dat advies? Wat vindt de OR dat er nu moet gebeuren?
De algemeen secretaris van de Gezondheidsraad is de bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden. De secretaris vergadert elke 6 weken met de OR.
De OR is op 4 april 2019 conform artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) om advies gevraagd.
De OR heeft vervolgens op 11 juni 2019 negatief advies uitgebracht op het voorgenomen reorganisatiebesluit. De OR heeft hiervoor een contra-expertise aangevraagd en adviseert de aanbevelingen uit dat rapport op te volgen. Samenvattend adviseert de OR om geen uitbreiding van leidinggevenden door te voeren en om de informele coördinatiestructuur te handhaven. Daarnaast adviseert de OR om geen afdeling Communicatie en redactie op te richten. Er is geen nieuw standpunt van de OR bekend.
Het bericht ‘Verdachte steekpartij Den Haag gevaar voor zichzelf en omgeving, maar werd niet opgepakt’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat vindt u van het bericht «Verdachte steekpartij Den Haag gevaar voor zichzelf en omgeving, maar werd niet opgepakt»?1
Het incident is verdrietig voor de betrokkenen en ook zorgwekkend vanuit maatschappelijk perspectief. Zoals aangegeven in de beantwoording van de volgende vragen worden op dit moment verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de precieze gang van zaken.
Klopt het, dat in het voorjaar van 2019 zowel de psychiater als de rechter besloten hadden dat Luis P. tot maart 2020 gedwongen opgenomen moest worden?
Nu in de zaak strafrechtelijk onderzoek wordt gedaan en het proces tegen de verdachte nog moet worden gevoerd, kan over de precieze gang van zaken geen uitspraak worden gedaan. Dit geldt ook voor de overweging om de verdachte over te plaatsen en de gang van zaken bij die overplaatsing.
Daarnaast laat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de instelling, Parnassia Groep, onder leiding van een extern onafhankelijk voorzitter onderzoek doen. De IGJ zal de uitkomsten van dit onderzoek beoordelen. Indien nodig neemt de IGJ vervolgmaatregelen.
De onderzoeksrapportage is medisch vertrouwelijk. Mochten er inzichten zijn die breder relevant blijken te zijn, dan overweegt de IGJ openbaarmaking van die specifieke elementen. In dat geval zal ik uw Kamer informeren.
Naast voornoemd onderzoek, verricht ook de Wmo-toezichthouder een onderzoek met betrekking tot deze situatie.
Klopt het, dat Luis P. zich twee weken voor het steekincident moest melden op politiebureau Loosduinen in den Haag als zijnde verdachte van een «eenvoudige mishandeling» maar niet is verschenen?
Er vinden meerdere onderzoeken plaats naar aanleiding van deze zaak. Vanwege de lopende onderzoeken kan ik op dit moment niet ingaan op de specifieke aspecten van deze zaak.
Wat is naar aanleiding van het niet verschijnen van de verdachte op het politiebureau Loosduinen vervolgens gebeurd?
Zie antwoord vraag 3.
Is er op het moment dat hij niet verscheen contact opgenomen met de behandelende GGZ-instelling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft de instelling met de informatie gedaan?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u in chronologische volgorde vanaf 1 januari 2019 aangeven in welke instellingen Luis P. zich bevond en wie de behandelaar was?
Zie antwoord vraag 2.
Op basis waarvan is geconcludeerd dat Luis P. in aanmerking kon komen voor een lichtere GGZ-behandeling?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is Luis P. overgegaan van een gesloten instelling naar een open instelling?
Zie antwoord vraag 2.
Welke zorg kreeg Luis P. in de open instelling?
Zie antwoord vraag 2.
Was Luis P. geregistreerd in het Veiligheidshuis?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich dat u tijdens het mondelinge vragenuur over Thijs H. op 19 november 2019, hebt aangegeven dat u medio januari 2020 zal komen met een brief over hoe tot een lerende cultuur te komen in de GGZ? Gaat u deze casus daarin meenemen? Zo nee, waarom niet?
Binnen de lerende cultuur van de ggz is ingebed dat uit elk incident lessen worden getrokken ter verbetering van de organisatie en de door haar geleverde zorg. Dat geldt ook voor deze casus. In de brief over lerende cultuur van 24 januari 2020 ga ik in op hoe er al geleerd wordt en zou moeten worden geleerd van dergelijke incidenten.
Het zorginnovatieproject ‘Meer tijd voor de patiënt’ in Afferden |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u er kennis van genomen dat het succesvolle zorginnovatieproject «Meer tijd voor de patiënt» niet uitgebreid wordt door zorgverzekeraar VGZ, ondanks dat veel huisartsen willen aansluiten in de pilot?1
Ja, ik ben op de hoogte van de pilot «Positieve Gezondheid». Vanuit zowel de Zorggroep Syntein als VGZ hoor ik positieve geluiden over de pilot «Positieve Gezondheid». Daarbij kan ik mij voorstellen dat de beweging naar de Juiste Zorg op de Juiste Plek voor veel veranderingen in een regio kan zorgen. Afspraken over de voortzetting en uitbreiding van het project moeten tussen de betrokken zorgaanbieders en zorgverzekeraars worden gemaakt. Hierbij moeten alle partijen rekening houden met het aanbod van zorg in de regio in zowel de tweede als in de eerste lijn. In dit specifieke geval kunnen deze veranderingen op dit moment niet allemaal tegelijkertijd plaatsvinden. VGZ heeft afgesproken de pilot binnen de vier huisartsenpraktijken te continueren voor het jaar 2020. VGZ heeft mij ook laten weten dat er in de loop van het jaar 2020 verder kan worden gesproken over eventuele uitbreiding van deelnemende huisartsenpraktijken binnen de pilot.
Klopt het dat het zorginnovatieproject daadwerkelijk tot minder zorgkosten leidt, omdat de huisarts meer tijd voor de patiënt heeft en daardoor minder hoeft door te verwijzen? Zo ja, kunt u de kosten in de keten en dus de besparing in kaart brengen?
VGZ heeft mij laten weten in kaart te brengen welke theoretische besparingen gerealiseerd kunnen worden met de pilot. Het grootste effect ligt in de daling van de verwijzingen naar de tweede lijn. Gedurende de pilot heeft VGZ nog geen aangepaste contractafspraken met de tweede lijn gemaakt. Voor de tweedelijnszorg in Limburg geldt dat er specifiek voor het Maasziekenhuis Pantein moet worden gekeken hoe het ziekenhuis duurzaam een goede positie kan innemen. VGZ geeft aan dat er op dit moment dus nog geen lagere zorgkosten worden gerealiseerd. Daarbij gaan de kosten voor de beoogde baten op de langere termijn. Met een juiste vertaling van de afspraken naar de contracten met de tweede lijn verwacht VGZ op termijn zorgkosten te kunnen besparen.
Is het besluit om deze pilot niet uit te breiden onderdeel van de bestuurlijke afspraken die het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de Pantein Zorggroep, zorgverzekeraars, het Radboudumc, de Sint Maartenskliniek en de Rabobank heeft gemaakt met als doel het meerjarig borgen van de continuïteit van het Maasziekenhuis Pantein in Boxmeer?2
Dit besluit is geen onderdeel van de bestuurlijke afspraken over de toekomstbestendigheid van Maasziekenhuis Pantein. Wel verwacht ik dit voorjaar het regiobeeld voor Midden en Noord Limburg, dat in zal gaan op het inzichtelijk maken van de (toekomstige) zorgbehoefte en het zorgaanbod in de regio.
Klopt het dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de bestuurlijke afspraken over het Maasziekenhuis Pantein in Boxmeer monitort, met in het bijzonder de overeengekomen verschuiving van zorg?
Het klopt dat de NZa het nakomen van de bestuurlijke afspraken monitort, waaronder de toezeggingen over de verschuiving van zorg.
Kunt u aangeven of deze monitoring uitwijst dat de afgesproken verschuiving van zorg (met name de veelvoorkomende en de minder complexe patiëntenzorg van het Radboudumc naar het Maasziekenhuis Pantein) voldoende plaatsvindt?
De NZa monitort de voortgang van de bestuurlijke afspraken rondom het Maasziekenhuis Pantein zoals deze in april 2019 zijn opgesteld. Er worden goede stappen gezet om in de toekomst zorg te kunnen blijven leveren in de regio, maar de periode is te kort om al een uitspraak te kunnen doen over verschuivingen van zorg richting het Maasziekenhuis Pantein. Hiervoor zijn de definitieve jaarcijfers 2019 nodig.
Deelt u de mening dat het onwenselijk zou zijn dat als gevolg van te weinig verschuiving van zorg van het Radboudumc naar het Maasziekenhuis, een succesvol huisartsenproject als «Meer tijd voor de patiënt» gefrustreerd wordt? Blijkt uit de monitoring door de NZa dat hier een verband tussen zit?
Ik onderschrijf het belang van de Juiste Zorg op de Juiste Plek. Het is aan partijen in de regio om daar afspraken over te maken en daarbij naar de totale zorgbehoefte en het totale zorgaanbod in de regio te kijken. Ik heb van VGZ en Zorggroep Syntein vernomen dat zij momenteel gezamenlijk met het Maasziekenhuis Pantein in gesprek zijn over de invulling van de Juiste Zorg op de Juiste Plek. Allereerst wordt er met de betrokken partijen gewerkt aan het maken van een regiobeeld op basis van de (te verwachten) zorgbehoefte en het zorgaanbod. VGZ heeft mij laten dat er in de loop van het jaar 2020 verder kan worden gesproken over eventuele uitbreiding van de pilot. Ik heb nog geen zicht op de uitkomsten van de monitor van de NZa.
Blijkt uit de monitoring door de NZa dat het Maasziekenhuis Pantein in de problemen komt door het huisartsenproject «Meer tijd voor de patiënt»?
Zie antwoord op vraag 5.
Hoeveel huisartsenpraktijken vallen onder het verzorgingsgebied van het Maasziekenhuis Pantein in Boxmeer? Hoeveel patiënten vallen onder deze huisartsenpraktijken?
Rondom het Maasziekenhuis Boxmeer is de Zorggroep Syntein gevestigd. Alle huisartspraktijken uit de regio zijn hierbij aangesloten. Het gaat om 25 huisartspraktijken die in totaal 105.437 ingeschreven verzekerden hebben.
Klopt het dat er regiobeelden in Limburg gemaakt zijn? Wat geven die aan qua zorgvraag binnen het verzorgingsgebied van het Maasziekenhuis Pantein?
Vanuit het zorgkantoor van VGZ wordt met de betrokken partijen uit het veld de komende maanden nog gewerkt aan een regiobeeld voor Midden en Noord Limburg. Dit wordt in het eerste kwartaal van dit jaar opgeleverd. Er is nu nog geen concreet beeld beschikbaar met betrekking tot de zorgvraag binnen het verzorgingsgebied van het Maasziekenhuis Pantein.
Een werkbezoek in Zeeland inzake een gelijk speelveld voor fruittelers |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Hilde Palland (CDA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Zijn afzetcoöperaties, waarin fruittelers samenwerken, volgens u voldoende in staat om tegenwicht te bieden aan inkooporganisaties? Kunt u dit toelichten?
Fruittelers ervaren hun positie ten opzichte van andere ketenpartijen als relatief zwak. Daarbij lijkt er geen verschil te zijn of deze bedrijven wel of niet onderling samenwerken. Dat blijkt uit het rapport «Positie primaire producent in de keten» van Wageningen Economic Research. Of afzetcoöperaties voldoende tegenwicht kunnen bieden aan een inkopende partij, hangt onder andere af van de mate van samenwerking, het soort product of dienst en andere marktomstandigheden in de sector. Hierover kunnen in algemene zin geen uitspraken worden gedaan.
Het kabinet ziet wel dat er samenwerkingsmogelijkheden voor agrarische ondernemers in de landbouw zijn, maar dat deze nog onvoldoende bekend zijn in de sector. In het regeerakkoord is afgesproken om de Mededingingswet aan te passen die samenwerkingsmogelijkheden van agrarische ondernemers, waaronder die in de fruitteeltsector, verduidelijkt.1
Daarnaast is de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voornemens een wetsvoorstel in te dienen die de richtlijn (EU) 2019/633 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen implementeert en daarmee een aantal oneerlijke handelspraktijken van inkopende partijen jegens de verkopende partij verbiedt.
Kent de markt voor fruittelers volgens u elementen die zorgen voor een ongelijk speelveld? Indien ja, welke? Indien ja, wat doet u hiertegen?
De ACM bestudeert de agro-food sector regelmatig en doet soms onderzoeken naar ketens binnen deze sector om een beter inzicht van de markt te verkrijgen. Momenteel onderzoekt de ACM op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de prijsvorming en marktwerking in een zestal ketens: peren, uien, witte kool/zuurkool, tomaten, melk en varkensvlees. De ACM heeft tot op heden geen onderzoek gedaan naar de fruitsector als geheel.
Deze zogenaamde agro-nutrimonitor van de ACM laat per schakel zien welke prijs ondernemingen betalen voor inkoop van een product en wat de verkoopprijs is. De monitor gaat ook de verschillen in prijsopbouw beschrijven tussen een aantal reguliere producten en de duurzame variant daarvan. Daarnaast worden de ontwikkelingen op de agrarische markten bestudeerd, waaronder de onderlinge machtpositie van de verschillende schakels in de ketens. Of er uiteindelijk uit deze monitor onderzoeken naar overtredingen van de Mededingingswet voortvloeien, is aan het oordeel van de ACM.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal uw Kamer op korte termijn informeren over de voortgang van de agro-nutrimonitor.
Indien marktpartijen of andere stakeholders concrete signalen hebben van kartelvorming of misbruik van marktmacht in een of meerdere agro-food ketens, dan kunnen zij contact opnemen met de ACM. Afhankelijk van de relevantie van de informatie zal de ACM dit meenemen in de agro-nutrimonitor of een apart onderzoek starten. De ACM is onafhankelijk en bepaalt zelf wat zij wel of niet onderzoekt.
Heeft de Autoriteit Consument & Markt (ACM) al eens onderzoek gedaan naar «aanmerkelijke marktmacht» (AMM) op de markt voor fruittelers? Indien dit niet het geval is, bent u bereid een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren? Indien u hier niet toe bereid bent, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangegeven wat de beoogde inwerkingtreding is van de wijziging van de Mededingingswet en de Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen?
Het voorstel voor een Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen is de nationale implementatie van Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees parlement en de Raad inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen. De richtlijn bepaalt dat deze uiterlijk 1 mei 2021 omgezet moet zijn in nationale wetgeving en dat deze wetgeving uiterlijk op 1 november 2021 in werking moet treden. De ambitie is echter om de wet zo vroeg mogelijk – eerder dan waar de richtlijn ons toe verplicht – in werking te laten treden.
De beoogde inwerkingtreding van de wijziging van de Mededingingswet in verband met de uitzonderingen op samenwerkingsmogelijkheden in de landbouw en visserij wordt voorzien op 1 juli 2021. De wetswijziging is in de tweede helft van 2019 geconsulteerd en zal in 2020 aan uw Kamer worden verzonden.
De berichten 'Datacenters in Nederland raken in wurggreep van Amerikanen' en 'Nederlandse bouwer van datacenters failliet' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Datacenters in Nederland raken in wurggreep van Amerikanen» en «Nederlandse bouwer van datacentres failliet»?1 2
Ja, ik ben met deze berichten bekend.
Klopt het beeld dat Nederland de controle dreigt te verliezen over consumenten- en bedrijfsgegevens opgeslagen in datacenters op Nederlands grondgebied als gevolg van investeringen van Amerikaanse bedrijven in kritieke digitale infrastructuur in Nederland? Welke gevolgen kan dit hebben voor de veiligheid en autonomie van Nederland in het digitale domein?
Het is van belang om onderscheid te maken tussen datacenterdiensten, zoals het fysieke gebouw van het datacenter, de servers, en de (hosting)diensten, zoals opslag en enerzijds en de consumenten- en bedrijfsgegevens op deze servers anderzijds. In beginsel zijn datacenters alleen eigenaar en/of beheerder van het onroerend goed. De bedrijven die van het datacenter gebruik maken zijn eigenaar en/of beheerder van de servers/clouds. Enkele datacenters verlenen optioneel diensten als de verhuur van servers, of de verlening van andere diensten (zoals clouddiensten).
Datacenters zijn momenteel niet aangewezen als vitale infrastructuur. Wel is het kabinet voornemens nader onderzoek te doen naar de vraag of datacenters alsnog onderdeel moeten worden van de vitale infrastructuur. Datacenters vanaf een bepaalde omvang zijn al onder het Wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie gebracht (Wozt), zodat toekomstige overnames van deze datacenters getoetst zullen worden (zie mijn antwoord op vraag3.
Wat betreft de consumenten- en bedrijfsgegevens opgeslagen in datacenters, merk ik het volgende op. Allereerst zijn de clouddiensten gereguleerd onder de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni), zodat zij maatregelen moeten treffen om de risico’s voor de beveiliging van hun netwerk- en informatiesystemen te beheersen. Daarnaast is de Algemene verordening gegevensbescherming van toepassing. In het artikel worden ook zorgen geuit over de gevolgen van de CLOUD-act. Voor een eerste appreciatie van deze gevolgen verwijs ik u naar twee eerdere brieven die het kabinet naar uw Kamer heeft verzonden.4
Kunt u een overzicht geven van dergelijke datacenters in Nederland, hun locaties en eigenaars?
De rijksoverheid beschikt niet over een dergelijk overzicht. De brancheorganisatie Dutch Data Center Association heeft mij te kennen gegeven dat er ongeveer 200 datacenter locaties in Nederland zijn, met meer dan 50 verschillende Nederlandse en buitenlandse uitbaters en eigenaren.5
Wie is de eigenaar van de datacenters waarvan het Binnenhof en de verschillende departementen gebruikmaken?
In het AO Digitale Overheid van 4 december 2019 is door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd uw Kamer per brief te informeren over datacenters die door de rijksoverheid in gebruik zijn. Vraag 4 en 5 zullen in die brief worden beantwoord. Deze brief zal in het eerste kwartaal van 2020 aan uw Kamer worden verstuurd.
Wat is de staat van de bekabeling van, naar en in deze datacenters? Wie is de eigenaar van deze kabels en bijgevolg (mede)verantwoordelijk voor o.a. onderhoud, vervanging, beheer en beveiliging? Zouden deze kabels in het kader van de nationale veiligheid niet voor tenminste 51 procent overheidseigendom moeten zijn? Worden deze kabels beschouwd en behandeld als een vitaal proces of een vitale dienst? Welke (veiligheids)wetgeving is hier van toepassing?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat de Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie, de uitvoeringswet Europese Foreign Direct Investment Screening (FDI)-screeningsverordening en het stelsel van investeringstoetsing, die allen in voorbereiding zijn, gezamenlijk voldoende bescherming bieden tegen ongewenste overnames van kritieke digitale infrastructuur, zoals datacenters?
Ja. Het verkrijgen van overwegende zeggenschap in een aanbieder van datacenterdiensten valt onder de werking van het Wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie. Voorwaarde is wel dat de partij die het datacenter overneemt daardoor relevante invloed in de telecommunicatiesector verkrijgt. Daarvan is sprake als bij de overname een zekere drempelwaarde wordt overschreden. Het voornemen is om deze drempelwaarde bij datacenterdiensten vast te stellen op een stroomcapaciteit van meer dan 40 MW. Dat wil zeggen dat een investeerder in een datacenter onder de werking van het Wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie valt als hij door die investering overwegende zeggenschap verkrijgt in een of meer aanbieders van datacenterdiensten en deze diensten een stroomcapaciteit hebben van meer dan 40 MW. Hiermee valt bij de huidige marktverhoudingen naar schatting in ieder geval een overname van de grootste vier datacenteraanbieders onder de werking van het Wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie. Dit betekent dat een dergelijke overname moet worden gemeld bij de Minister van Economische Zaken en Klimaat en dat deze vervolgens zal worden getoetst. Mocht blijken dat de overname een gevaar op kan leveren voor openbare orde of nationale veiligheid dan kan de overname worden verboden.
Is deze berichtgeving voor u aanleiding om het (concept)wetsvoorstel voor de invoering van een investeringstoets op nationale veiligheidsrisico’s versneld naar de Tweede Kamer te sturen en niet, zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 11 november 2019, pas aan het eind van 2020 (met inwerkingtreding nog veel later)? Waarom wel of waarom niet?3
De planning voor het wetgevingstraject betreffende de investeringstoets op nationale veiligheidsrisico’s is aan uw Kamer gemeld door de ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Justitie en Veiligheid op 11 november 2019. 7De ministers verwachten de conceptwet conform ambitieuze planning eind 2020 aan uw Kamer te kunnen aanbieden.
Zoals reeds in antwoord op vraag 6 is aangegeven, valt het verkrijgen van overwegende zeggenschap in een aanbieder van datacenterdiensten onder de werking van het Wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie. Dit Wetsvoorstel ligt nu voor in uw Kamer en de nota naar aanleiding van het verslag is onlangs naar uw Kamer verzonden.8
Zoals reeds in antwoord op vraag 2 is aangegeven, is het kabinet voornemens nader onderzoek te doen, naar de vraag of datacenters niet alsnog onderdeel moeten worden van de vitale infrastructuur.
Hoe wordt toezicht gehouden, zolang deze investeringstoets er nog niet is? Bent u van plan in de tussentijd aanvullende maatregelen te nemen om onze kritieke digitale infrastructuur beter te beschermen? Waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Wat betekent het faillissement van de Nederlandse bouwer van datacenters voor de veiligheid van Nederland? Welke wetgeving geldt hier ten aanzien van de eisen aan eigenaarschap e.d., wanneer dit bedrijf een doorstart zou maken?
Ik voorzie op dit moment geen impact van het faillissement van een leverancier van ontwerpdiensten en de bouwbegeleiding van datacenters (ICTroom) voor de veiligheid van Nederland. Er zijn meerdere (Nederlandse) spelers actief op de markt in Nederland, en daarbuiten. Bovendien is hier sprake van een groeiende markt, en verwacht ik dat er meer spelers bij zullen komen. De normale faillissementswetgeving is in dit geval van toepassing. Het verkrijgen van overwegende zeggenschap in leveranciers van ontwerpdiensten en bouwbegeleiding van datacenters, dan wel bouwers van datacenters valt niet onder de werking van het Wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie.
Het bericht 'KPN loopt voor de troepen uit en bouwt ondanks politieke strijd alvast Huawei-zendmasten in de Randstad' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Arne Weverling (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «KPN loopt voor de troepen uit en bouwt ondanks politieke strijd alvast Huawei-zendmasten in de Randstad»?1
Ja, hier heb ik kennis van genomen.
Kunt u bevestigen dat KPN momenteel Huawei-antennes installeert voor zijn huidige 4G- en toekomstige 5G-netwerk? Indien ja, om hoeveel antennes gaat het en op welke locaties?
KPN heeft bevestigd dat zij dit najaar zijn begonnen met het moderniseren van het radionetwerk met apparatuur van Huawei.
Zijn KPN en T-Mobile op dit moment de enige telecomaanbieders in Nederland die Huawei-apparatuur in hun telecomnetwerk hebben?
Meerdere telecomaanbieders in Nederland en in de Europese Unie maken thans gebruik van Huawei-apparatuur in hun netwerken.
Is hier volgens u, indachtig de aangenomen motie-Weverling c.s. (Kamerstuk 24 095, nr. 471), sprake van een «onomkeerbare stap» in de uitrol van 5G? Indien niet, wanneer zou daar wel sprake van zijn?
In de motie Weverling c.s. wordt het kabinet verzocht telecomproviders te bewegen geen onomkeerbare stappen te nemen in de uitrol van 5G totdat de resultaten van de Taskforce bekend zijn. Op 1 juli 2019 zijn de resultaten van de Taskforce aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 30 821, nr. 92), waarna op 4 juli 2019 hierover een debat plaatsvond. De telecomaanbieders zijn vervolgens geïnformeerd over deze resultaten, waarbij is besproken dat zij hier rekening mee moeten houden bij de verdere inrichting van hun netwerk. KPN heeft aangegeven dit te doen.
Behoren antennes naar uw mening tot de kritische onderdelen van een telecomnetwerk, met vertaald naar de EU risicoanalyse voor 5G (pag. 16/17) een «hoog» veiligheidsrisico?
De Taskforce Economische Veiligheid heeft in de nationale risicoanalyse op basis van de te beschermen belangen en de actuele dreiging kritieke onderdelen geïdentificeerd in de huidige telecomnetwerken. De lijst met kritieke onderdelen is vertrouwelijk. In samenwerking met de telecomaanbieders wordt een structureel proces ingericht. Deze structurele aanpak maakt het mogelijk om adaptief te kunnen reageren op veranderingen in de dreiging of ontwikkelingen in de telecomnetwerken. Op die manier kunnen ook de telecomnetwerken in de toekomst beschermd worden tegen de dreiging.
Zoals ook beantwoord onder vraag 4 zijn de telecomaanbieders, waaronder KPN, geïnformeerd over de maatregelen die het kabinet neemt. De telecomaanbieders blijven ook bij de nadere uitwerking hiervan nauw betrokken en het is daarbij aan deze partijen om bij hun investeringen hier rekening mee te houden.
De Nederlandse aanpak past binnen de Europees gecoördineerde aanpak zoals vormgegeven met de Commissie Aanbeveling Cyberbeveiliging van 5G-netwerken2 en de tijdens de Telecomraad van 3 december jl. aangenomen Raadsconclusies3.
Wat vindt u van het moment dat KPN heeft gekozen om zijn antennes te vervangen, wetende dat de regering momenteel werkt aan een algemene maatregel van bestuur met daarin de juridische grondslag voor de noodzakelijke aanscherpingen van de eisen aan (de leveranciers van de diensten en producten in de kritische onderdelen van) telecomnetwerken?
Zie antwoord vraag 5.
Past deze vervangingsoperatie in uw ogen binnen de «gecoördineerde aanpak» van de integriteit van 5G-netwerken waartoe de aangenomen motie-Van den Berg c.s. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 747) oproept?
Zie antwoord vraag 5.
Subsidie voor een nazorgsysteem |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI)-stichting Hart4all?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat Hart4all een nazorgsysteem faciliteert dat ervoor zorgt dat burgerhulpverleners na hun inzet bij een reanimatie of ernstig ongeval de mogelijkheid krijgen om in contact te komen met betrokkenen?
Ja.
Kunt u zich voorstellen dat dit contact beide partijen kan helpen bij de verwerking, waardoor het ervoor kan zorgen dat de burgerhulpverlener ook een volgende keer weer de helpende hand wil bieden en niet kan uitvallen voor zijn of haar werk?
Burgerhulpverlening met behulp van AED’s is een waardevolle aanvulling op de acute zorg. Een inzet bij een reanimatie kan een indrukwekkende ervaring zijn voor een vrijwillige hulpverlener. Het is daarom van belang dat de mensen die deze hulp verlenen niet alleen goed zijn voorbereid maar ook na een inzet de benodigde nazorg krijgen.
Klopt het dat u een soortgelijk nazorgsysteem subsidieert dat gebouwd wordt door HartslagNu?
VWS heeft naar aanleiding van het amendement De Lange2 een subsidie verleend van € 1 miljoen. Het amendement luidt als volgt:
«Door zorgprofessionals de ruimte te geven, kunnen innovatieve, kwalitatief hoogwaardige concepten ontstaan. Een goed voorbeeld hiervan zijn de initiatieven Hartveilig wonen en HartslagNU. Dit zijn hulpsystemen waarbij inmiddels 100.000 vrijwillige burgerhulpverleners in heel Nederland snel ter plaatse kunnen zijn om iemand met een acute circulatiestilstand te reanimeren in aanvulling op ambulancezorg. Door opgeleide, geregistreerde burgerhulpverleners alvast te laten starten met snelle, slimme zorg is de kans op overleving na een acute circulatietoestand de afgelopen jaren meer dan verdubbeld. Daardoor kunnen per jaar duizenden levens worden gered. De systemen zijn inmiddels geheel geïntegreerd met de regionale meldkamerstructuur.
De indieners van dit amendement beogen de kwaliteit, toegankelijkheid en tijdigheid van acute zorg te bevorderen door de initiateven Hartveilig wonen en HartslagNU een stimuleringssubsidie toe te kennen, onder de voorwaarde dat beide systemen worden samengevoegd tot één landelijk dekkend netwerk dat werkt vanuit één applicatie. Daarnaast kan binnen deze structuur het toenemend aantal burgerhulpverleners worden ingezet voor de ondersteuning bij andere zorg gerelateerde calamiteiten en kan verdere innovatie plaatsvinden op het gebied van nazorg en ondersteuning van de burgerhulpverleners.»
Voorwaarde voor deze subsidie was dus niet alleen de samenvoeging van de bestaande alarmeringsnetwerken voor AED-alarmering in één systeem en applicatie. De subsidie op grond van het amendement is tevens bedoeld voor de ondersteuning bij andere zorg gerelateerde calamiteiten en voor verdere innovatie op het gebied van nazorg en ondersteuning van de burgerhulpverleners.
Waarom subsidieert u een alternatief nazorgsysteem? Bent u soms ontevreden over het systeem van Hart4all? Zo ja, waarom?
De subsidie die VWS heeft verstrekt heeft als voorwaarde dat er één alarmeringsnetwerk wordt gerealiseerd. Dit is inmiddels het geval, alle Regionale Ambulancevoorzieningen maken gebruik van het alarmeringsnetwerk van HartslagNu. De subsidie was op grond van het amendement tevens bedoeld voor verdere innovatie op het gebied van nazorg. Het staat organisaties vrij om zelf te kiezen van welk nazorgsysteem zij gebruik maken.
Waarom heeft u er niet voor gekozen om het bewezen systeem van Hart4All verder uit te rollen?
VWS heeft conform het amendement De Lange subsidie verleend voor uitvoering van het gehele amendement, te weten de samenvoeging van de alarmeringsnetwerken voor AED-burgerhulpverlening en de verdere innovatie op het gebied van nazorg. Stichting HartslagNu is opgericht om de taken die hiervoor nodig zijn uit voeren. HartslagNu heeft mij laten weten dat er meerdere malen overleg is geweest met Hart4all om te bezien of er ten aanzien van nazorg zou kunnen worden samengewerkt. Deze gesprekken hebben niet geleid tot een oplossing. De voorkeur van HartslagNu gaat uit naar een nazorgmodule die volledig is gedigitaliseerd en conform de wet- en regelgeving van de Algemene Verordening Gegevensverwerking geïncorporeerd kan worden binnen het landelijke oproepsysteem voor burgervrijwilligers. Deze keuze is door HartslagNu gemaakt op basis van kwaliteitseisen en beheersbaarheid.
Is HartslagNu een organisatie met of zonder winstoogmerk?
HartslagNu is een stichting zonder winstoogmerk.
Wilt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat zorginstelling Pluryn kinderen weigert die specialistische hulp nodig hebben |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Pluryn diep in het rood; zorginstelling sluit deuren voor schrijnende, acute gevallen»?1
Ja.
Klopt het dat bij Pluryn de personeelskosten met 24 miljoen zijn gestegen?
Op basis van de gegevens die Pluryn heeft aangeleverd in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording betroffen de personeelskosten eind verslagjaar 2017 afgerond 275 miljoen euro en eind verslagjaar 2018 afgerond 299 miljoen euro. De stijging tussen 2017 en 2018 betreft circa 24 miljoen euro.
Kunt u aangeven met welk bedrag de inkomsten zijn gestegen in 2018?
Op basis van de gegevens die Pluryn heeft aangeleverd in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording betrof het totaal aan bedrijfsopbrengsten eind verslagjaar in 2017 afgerond 404 miljoen euro en eind verslagjaar in 2018 afgerond 411 miljoen euro. Het gaat dus om een stijging van circa 7 miljoen euro.
Kunt u aangeven wat de afschrijvingen in de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 zijn geweest?
In de onderstaande tabel vindt u de bedragen die Pluryn in de periode 2015–2018 heeft afgeschreven op haar materiële vast activa. Deze gegevens komen uit het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording dat Pluryn jaarlijks ter publicatie aanlevert bij het CIBG.
2015
2016
2017
2018
14,3
15,6
16,8
17,8
Kunt u aangegeven in een tijdspad welke rol en ingrepen de Raad van Toezicht heeft gedaan?
Vanuit mijn positie acht ik het niet wenselijk te treden in het optreden, de relaties en verhoudingen tussen het bestuur, toezicht en medezeggenschap in een specifieke organisatie. In algemene zin vind ik het belangrijk dat de Raad van Bestuur en Raad van Toezicht transparant zijn over hun besluitvorming en dat zij adviezen van de medezeggenschapsorganen voor medewerkers en cliënten hierbij betrekken.
Kunt u aangeven in een tijdspad welke overnames er zijn geweest en wat dat deed met de kritieke prestatie indicators (KPI’s)?
Pluryn is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de organisatie, de borging van de kwaliteit van jeugdhulp en – indien nodig – een zorgvuldige zorgoverdracht voor de jeugdigen die nu verblijven bij de Hoenderloo Groep. Ik acht het vanuit mijn positie dan ook niet wenselijk om in te gaan op deze gedetailleerde informatie over de bedrijfsvoering van Pluryn, die niet in de openbare jaarverantwoording is terug te vinden.
Kunt u aangeven wat de ontwikkeling is geweest van het aantal cliënten tussen 2015 en 2018?
In de onderstaande tabel vindt u het aantal cliënten van Pluryn in de periode 2016 – 2018. Deze gegevens komen voor 2017 en 2018 uit het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording dat Pluryn jaarlijks ter publicatie aanlevert bij het CIBG en voor 2016 uit haar jaarverslag op de website van Pluryn:
2015
2016
2017
2018
3.451
6.335
7.075
NB: Pluryn heeft in 2016 Intermetzo overgenomen. Dit verklaart de toename in aantal cliënten.
Uit het jaarverslag 2015 op de website van Pluryn kunnen deze gegevens niet op deze wijze worden gelezen.
Kunt u aangeven wat de ontwikkeling is geweest van het aantal fte dat werkzaam is bij Pluryn tussen 2015 en 2018?
In de onderstaande tabel vindt u het aantal fte’s van Pluryn in de periode 2016–2018. Deze gegevens komen voor 2017 en 2018 uit het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording dat Pluryn jaarlijks ter publicatie aanlevert bij het CIBG en voor 2016 uit haar jaarverslag op de website van Pluryn:
2015
2016
2017
2018
Cliëntgebonden
1.913
3.875
3.822
Niet-cliëntgebonden
1.133
463
839
Totaal
3.046
4.338
4.661
Uit het jaarverslag 2015 op de website van Pluryn kunnen deze gegevens niet op deze wijze worden gelezen.
Kunt u daarin een onderscheid maken tussen personeel dat direct betrokken is bij de zorg en dat werkzaamheden doet die niet direct gericht zijn op zorg (administratie, management, etc.)?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u aangeven wat de ontwikkeling is van de kosten die betrekking hebben op het vastgoed?
Pluryn is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de organisatie, de borging van de kwaliteit van jeugdhulp en – indien nodig – een zorgvuldige zorgoverdracht voor de jeugdigen die nu verblijven bij de Hoenderloo Groep. Ik acht het vanuit mijn positie dan ook niet wenselijk om in te gaan op deze gedetailleerde informatie over de bedrijfsvoering van Pluryn, die niet in de openbare jaarverantwoording is terug te vinden.
Is de Autoriteit Consument en Markt (ACM) of de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ergens betrokken geweest bij overnames?
De (rechtsvoorganger van de) ACM heeft op 22 oktober 2010 een besluit genomen over de fusie tussen Pluryn en de Hoenderloo Groep dat inhield dat de omzetdrempels voor een fusiemelding niet werden overschreden. Hierdoor kon de fusie doorgang vinden. Op 20 december 2011 heeft de (rechtsvoorganger van de) ACM besloten dat Pluryn Hoenderloo en Koraal samen SeysCentra mochten starten. Tot slot heeft de ACM op 9 februari 2017 goedkeuring verleend aan de overname van Intermetzo door Pluryn. De ACM oordeelt in zijn besluit dat de voorgenomen concentratie de concurrentie niet significant zal beperken. De Stichting Pluryn Hoenderloo Groep en Intermetzo kregen daarom toestemming om te fuseren.
De NZa heeft in het kader van de zorgspecifieke concentratietoets twee keer goedkeuring verleend aan een concentratie waar Pluryn bij betrokken was. De eerste goedkeuring is verleend op 11 juli 2016 en betreft een bestuurlijke fusie tussen Pluryn en Intermetzo. De tweede goedkeuring is verleend op 29 december 2016 en ziet op een overname door een onderdeel van Pluryn: Stichting Pluryn Maatschappelijke Ondernemingen.
Tijdens de zorgspecifieke concentratietoets toetst de NZa in hoeverre partijen de effecten van de voorgenomen concentratie voldoende in kaart hebben gebracht en of partijen hun ondernemingsraad, cliëntenraad en overige stakeholders voldoende hebben betrokken. Daarnaast kijkt de NZa naar de gevolgen voor cruciale zorg. De NZa heeft geen bevoegdheden om de concentratie inhoudelijk te beoordelen op de gevolgen voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg.
Waarom heeft de NZa niet eerder ingegrepen toen er zorg werd geboden waarvoor geen vergoeding was?
De NZa heeft nauw contact met de zorgkantoren over de continuïteit van Wlz-zorg zoals geboden door Pluryn. Bij de NZa zijn geen signalen bekend dat zorgkantoren geen vergoeding zouden geven voor geleverde Wlz-zorg of dat de tarieven niet kostendekkend zouden zijn. De NZa heeft wel signalen ontvangen dat er financiële problemen spelen in het domein van de jeugdhulp en deze kenbaar gemaakt aan het Ministerie van VWS. De NZa houdt echter geen toezicht op dit domein.
De financiële toestand van GGZ-instelling Dokter Bosman |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), René Peters (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel van Follow The Money waaruit blijkt dat een investeringsmaatschappij de geestelijke gezondheidszorg (ggz)-instelling Dokter Bosman wil redden, maar dat zij daarvoor eist dat tal van gemeenten de helft van de schulden kwijtscheldt?1
Ja
Deelt u de mening dat het onwenselijk en immoreel is als gemeenten op deze wijze min of meer gedwongen worden om gemeenschapsgeld te gebruiken om een commerciële partij een zorginstelling te laten redden, waarmee zij verwacht op termijn forse winsten te kunnen behalen? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen vind ik het niet onredelijk dat een investeerder een normaal rendement wil behalen op een investering. Voor forse winsten is in de zorg echter geen plaats. Zoals in de commissiebrief van 25 november jl. aan uw Kamer inzake stand van zakenbrief over de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza)2 reeds is aangekondigd, werk ik samen met de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan aanvullende randvoorwaarden voor dividenduitkering. Daarnaast bezien we of er een norm geïntroduceerd moet worden voor een maatschappelijk maximaal aanvaardbare dividenduitkering. In deze specifieke casus heb ik onvoldoende inzicht in de bedrijfseconomische situatie van Dokter Bosman om te kunnen oordelen over de moraliteit van dit voorstel van een investeerder om een noodlijdende instelling te financieren. Gemeenten zijn vrij een eigen afweging te maken of zij meegaan in het voorstel van een investeerder. Hierbij zullen ze moeten afwegen of het verlies van gemeenschapsgeld bij acceptatie van het voorstel al dan niet opweegt tegen het mogelijke verlies van gemeenschapsgeld en discontinuïteit van een zorginstelling bij faillissement.
Klopt het dat de Dokter Bosman-groep schulden bij de gemeenten van de regio Utrecht West heeft opgebouwd doordat in de periode 2016 tot 2018 veel te veel is gedeclareerd? Zo ja, kan hier naar uw mening sprake zijn van fraude, of ligt hier een andere oorzaak aan ten grondslag?
Dat is mij niet bekend. Dokter Bosman geeft aan dat zij met gemeenten in overleg zijn om het verleden af te sluiten en zich te concentreren op de zorgverlening in de toekomst.
Is bekend hoeveel gemeenten in totaal vorderingen hebben bij de Dokter Bosman-groep? Zo ja, om welk totaalbedrag gaat het?
Dat is mij niet bekend.
Wat is de reden dat de Dokter Bosman-groep een vordering van de Belastingdienst heeft ter waarde van 1,3 miljoen euro?
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht, ingevolge artikel 67 Algemene wet rijksbelastingen, kan niet worden ingaan op individuele gevallen. In zijn algemeenheid geldt dat schulden aan de Belastingdienst diverse oorzaken kunnen hebben.
Klopt het dat de Dokter Bosman-groep jarenlang jaarrekeningen te laat of helemaal niet heeft gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel of het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Wat is de reden dat het jaarverslag van 2016 niet is ingediend?
Het klopt dat de jaarrekeningen van 2016, 2017 en 2018 niet tijdig zijn gedeponeerd bij het CIBG. Dokter Bosman heeft mij laten weten dat onder andere de complexe financieringsstructuur van de zorg en de invoering van een nieuw EPD voor vertraging hebben gezorgd in de afronding van de jaarverslagen. Inmiddels zijn de jaarverslagen afgerond en gedeponeerd en zichtbaar op de website van het ministerie.
Kunt u zich voorstellen dat de prognose van DRB Participatie kan kloppen dat er met de ggz-instelling op korte termijn een nettoresultaat van 1,4 miljoen euro winst te behalen valt? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Ik vind dat er in de zorg geen plaats is voor forse winsten, zie ook mijn antwoord op vraag 2. Dit geldt ook voor jeugdhulpaanbieders. Daarom zal ik, conform motie van de leden Kuiken en Peters, onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om deze excessieve winstuitkeringen door jeugdhulpaanbieders tegen te gaan. Ik zal de Kamer hier voor 1 maart 2020 over informeren.
Welke acties hebben toezichthouders als de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) tot nog toe ondernomen richting de Dokter Bosman-groep? Heeft de IGJ signalen over financiële problemen gedeeld met de Jeugdautoriteit? Indien er geen acties zijn ondernomen, waarom niet?
De IGJ heeft contact met de Dokter Bosman Groep en houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg. Zorgcontinuïteit is een belangrijk aspect daarin. Conform de samenwerkingsafspraken heeft de IGJ contact met de NZA.
In het geval dat discontinuïteit van jeugdhulp in het geding is dan hebben gemeenten en aanbieders de mogelijkheid ondersteuning te vragen bij het Ondersteuningsteam Zorg voor Jeugd (OZJ) van de VNG. Mocht dat niet tot resultaat leiden dan kan, indien de continuïteit van cruciale jeugdhulp in het geding is, worden geëscaleerd via de Jeugdautoriteit. Het doel van de Jeugdautoriteit is om de continuïteit van cruciale jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te borgen. De Jeugdautoriteit doet dit door te bemiddelen rond de inkoop van jeugdhulp, gemeenten aan te spreken rond continuïteitsvraagstukken, bestuurlijke maatregelen voor te bereiden en, indien aan de orde, mij te adviseren over tijdelijke liquiditeitssteun.
Op welke wijze is de zorg van de ongeveer 400 jeugdzorgcliënten van de Dokter Bosman-groep geborgd?
Dr. Bosman heeft mij laten weten dat de overname afgerond is en de continuïteit van zorg geborgd is. De inspectie onderhoudt contact met Dokter Bosman over de kwaliteit en continuïteit van de geboden zorg en jeugdhulp door Dokter Bosman.
Hebben het Ondersteuningsteam Zorg voor Jeugd (OZJ) en/of de Jeugdautoriteit een rol bij het bemiddelen in een dergelijke zaak waarbij de continuïteit van jeugdzorg in het geding is?
Zie beantwoording vraag 8.
Is de subsidieregeling al operationeel die u heeft aangekondigd in uw brief van 11 oktober 2019, waarmee tijdelijke liquiditeitssteun toegekend kan worden als de zorgcontinuïteit van jeugdhulpaanbieders geborgd kan worden? Zou deze casus in aanmerking kunnen komen voor deze subsidieregeling?2
De subsidieregeling die ik heb aangekondigd zal per 1 januari 2020 operationeel zijn. De regeling voorziet in de mogelijkheid om liquiditeitssteun te verlenen indien de continuïteit van cruciale jeugdhulp, jeugdbescherming- en jeugdreclassering in het geding is. Bij een aanvraag zal beoordeeld worden of het inderdaad om cruciale jeugdhulp gaat. Dokter Bosman heeft mij inmiddels laten weten dat er sprak is van een overname waardoor er voldoende financiële draagkracht is. Daarmee komt deze casus niet in aanmerking voor deze subsidieregeling.
Kunt u aangeven of de meldplicht in het kader van de nieuwe Wet Toelating Zorgaanbieders (Wtza) in een dergelijke casus de gemeente handvatten zou geven om bij de zorgaanbieder striktere voorwaarden te kunnen stellen?
De meldplicht voor nieuwe zorgaanbieders in de Wtza en de meldplicht voor nieuwe jeugdhulpaanbieders in de Jeugdwet is bedoeld voor de verbetering van het kwaliteitstoezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op nieuwe aanbieders. Met deze meldplicht krijgt de IGJ nieuwe aanbieders voor de aanvang van zorgverlening en/of jeugdhulp beter in beeld en worden nieuwe aanbieders beter bewust gemaakt van de (kwaliteits)eisen die aan de zorgverlening en de jeugdhulp zijn gesteld. De meldplicht stelt geen voorwaarden aan zorgaanbieders. Gemeenten hebben vanuit hun verantwoordelijkheid voor de inkoop van jeugdhulp de plicht en ook de ruimte om (striktere) voorwaarden te stellen aan jeugdhulpaanbieders.
Het bericht 'Patiëntenstops bij GGNet voor verzekerden Zilveren Kruis, Interpolis en FBTO' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Patiëntenstop bij GGNet voor verzekerden Zilveren Kruis, Interpolis en FBTO» in De Stentor van 21 oktober 2019?1
Ja.
Kunt u verklaren hoe dit zich verhoudt tot artikel 11 van de Zorgverzekeringswet, de zorgplicht?
Een patiëntenstop bij een aanbieder is niet strijdig met de zorgplicht zolang de patiënt maar goed geïnformeerd is en zorg krijgt bij een andere aanbieder die zich op redelijke tijd en reisafstand bevindt.
Zorgverzekeraars hebben een wettelijke zorgplicht (artikel 11 Zorgverzekeringswet), wat in geval van een naturapolis betekent dat hun verzekerden binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen of bemiddelen als iemand niet snel genoeg bij een zorgaanbieder terecht kan (wachttijdbemiddeling). In geval van een patiëntenstop zoekt de zorgverzekeraar in overleg met de verzekerde een alternatieve zorgaanbieder, die de benodigde zorg kan leveren binnen de Treeknorm. Dit kan soms betekenen dat de reistijd voor verzekerden (beperkt) toeneemt. Het is goed dat zorgverzekeraars afspraken maken met zorgaanbieders over de inhoud van zorg, maar ook over de kosten. Dat leidt ertoe dat de zorg betaalbaar blijft.
Welke acties onderneemt Zilveren Kruis om ervoor te zorgen dat patiënten in Apeldoorn en omgeving op korte termijn weer bij GGNet in zorg kunnen komen?
Van Zilveren Kruis heb ik begrepen dat GGNet en medisch adviseurs van Zilveren Kruis overleg hebben gehad over de 90 afgebelde patiënten. Voor 67 patiënten is afgesproken dat Zilveren Kruis aanvullende contractafspraken maakt. Voorwaarde daarvoor is dat de behandeling van deze patiënten ook nog dit jaar daadwerkelijk wordt gestart. De afdeling Zorgbemiddeling van Zilveren Kruis doet voor de 23 andere verzekerden een alternatief aanbod voor intake bij een andere instelling. Verzekerden kunnen er ook voor kiezen om op de wachtlijst bij GGNet te blijven staan.
Bent u van oordeel dat op Zilveren Kruis de verplichting rust om bij te contracteren?
Zilveren Kruis is niet verplicht GGNet bij te contracteren. Zilveren Kruis heeft een verantwoordelijkheid om voldoende zorg in de regio in te kopen zodat Zilveren Kruis aan de zorgplicht voldoet. Als er een verzoek komt voor bijcontracteren, beoordeelt een zorgverzekeraar of bemiddeling naar andere gecontracteerde partijen in de regio mogelijk is. Als dat het geval is, gebeurt dat. Als dat niet het geval is, kan de zorgverzekeraar bijcontracteren. Deze handelwijze is vastgelegd in de contracten. Ik vind het onwenselijk dat partijen onderhandelingen over bijcontracteren en patiëntenstops over de rug van patiënten uitvoeren, zoals in dit geval is gebeurd.
Bij welke andere ggz-aanbieder(s) kunnen verzekerden van Zilveren Kruis momenteel terecht in Apeldoorn en omgeving en vindt u dit een goede invulling van de zorgplicht?
In Apeldoorn en omgeving kunnen verzekerden binnen de Treeknorm terecht bij specialistische ggz aanbieders als Mentaal Beter en HSK.
Is de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hierbij betrokken? Zo ja, wat is haar rol?
De NZa ziet toe op de naleving van de zorgplicht door zorgverzekeraars. De NZa is op 21 oktober door GGNet per email op de hoogte gesteld van het instellen van de patiëntenstop. Zowel GGNet als Zilveren Kruis hebben daarbij aan de NZa gemeld in gesprek met elkaar te gaan om te komen tot een oplossing. De twee partijen bleken verschil van inzicht te hebben over de onderlinge contractuele verplichtingen. De NZa treedt niet op als individuele geschilbeslechter tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar als zij een geschil hebben over de uitvoering van een overeenkomst. Dit is voorbehouden aan de het arbitrageinstituut of de rechter. Echter, de NZa zag zich vanuit haar rol als toezichthouder, het algemeen belang en de onrust onder patiënten en patiëntenorganisatie geroepen om in gesprek met partijen tot een oplossing te komen. Met het oog op het snel vinden van een oplossing voor patiënten, heeft de NZa op vrijdag 1 november bestuurlijk overleg gevoerd met Zilveren Kruis en GGNet. Daar zijn nadere afspraken gemaakt over zorgbemiddeling, bijcontracteren en eenduidige communicatie richting patiënten en verzekerden.
Welke acties heeft de NZa sinds mei – gezien de uitkomsten van de monitoring contratering ggz jl. – ondernomen om er zorg voor te dragen dat deze bijcontractering ook daadwerkelijk tijdig plaatsvindt?
In mei 2019 heeft de NZa de Monitor contractering ggz 2019 gepubliceerd2. Naar aanleiding van de aanbevelingen in de monitor over de bijcontractering maakt de NZa samen met partijen uit het Hoofdlijnenakkoord (HLA) ggz een verdere kwantitatieve en kwalitatieve invulling van de gemaakte afspraken over de bijcontractering. Dit onderzoek is gestart en zal in het voorjaar 2020 worden gepubliceerd. Het onderzoek geeft feitelijke informatie over bijcontractering, zoals het aantal aanvragen, de aangevraagde bedragen en de feitelijke bijcontractering.
Daarnaast beoogt het onderzoek meer inzicht te geven in hoe de bijcontractering in de praktijk verloopt. Afhankelijk van de uitkomsten zal de NZa beoordelen welke vervolgstappen nodig zijn.
Kunt u toelichten of de NZa op dit moment doorlopend monitort of zorgverzekeraars uitvoering geven aan hun zorgplicht ten aanzien van de ggz? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
In verband met de hoge wachttijden in de ggz is er een specifiek traject rondom de zorgplicht. Zo controleert de NZa risicogericht hoe de zorgverzekeraars zich in algemene zin inspannen om wachttijden terug te dringen. Vorig jaar en dit jaar heeft de NZa onderzoek gedaan naar de inspanningen van zorgverzekeraars om de wachttijden terug te dringen, ook in de ggz3. Dit jaar heeft de NZa opnieuw een bezoek gebracht aan de zorgverzekeraars om te controleren of ze de aandachtspunten op basis van het onderzoek van vorig jaar hebben opgepakt. De resultaten zullen naar verwachting voor het einde van het jaar aan de Tweede Kamer worden toegezonden.
De NZa heeft op basis van de regionale wachttijddata zicht op de regionale verschillen en knelpunten. De Nza richt de inspanningen op de grootste probleemgebieden. Samen met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) kijkt de NZa in de regio’s waar de wachttijden het langst zijn naar de wijze waarop aanbieders en zorgverzekeraars en andere partijen samenwerken om de wachttijden terug te brengen en naar de verbeteringen die hierin mogelijk zijn. Met deze regionale aanpak stelt de NZa vast of de inspanningen van zorgverzekeraars om de wachttijden terug te dringen ook daadwerkelijk leiden tot daling van de wachttijden. Waar dit structureel niet het geval is, gaat de NZa het gesprek aan.
Is het huidig handhavingsinstrumentarium van de NZa naar uw mening voldoende toegerust om te in te grijpen als zorgverzekeraars hun zorgplicht onvoldoende uitvoeren?
Ja, ik ben van mening dat de NZa voldoende is toegerust. De NZa zal bij de inzet van de handhavingsinstrumenten per geval kijken naar de aard van de overtreding en de omstandigheden waaronder de overtreding heeft plaatsgevonden. Handhaving is er op gericht om naleving van de wet en daarmee de werking van het stelsel te bewerkstelligen en te bevorderen. De NZa stelt daarbij het algemene belang van consumenten centraal. Handhaving is geen doel op zich. Het gaat er primair om dat de patiënt tijdig passende zorg krijgt en dat degenen op wie de normen en regels van toepassing zijn deze respecteren en in acht nemen.
Bij patiëntenstops van grote(re) instellingen wint de NZa informatie in over de aanleiding van de patiëntenstop, de wijze waarop verzekerden/patiënten hierover geïnformeerd worden door zorgaanbieder en zorgverzekeraar en het alternatieve zorgaanbod. Op basis daarvan toetst de NZa hoe de partijen omgaan met eventuele gevolgen voor hun patiënten respectievelijk verzekerden. De NZa toetst dan ook of aannemelijk is dat partijen aan wet- en regelgeving voldoen. Als de NZa knelpunten voor de patiënt signaleert, dan zal de NZa dat in eerste instantie in gesprek met partijen samen proberen op te lossen. Als dat niet lukt, heeft de NZa de beschikking over formele handhavingsinstrumenten om normnaleving juridisch af te dwingen:
Niet alle formele handhavingsinstrumenten kunnen bij iedere overtreding worden ingezet. Bij overtreding van de zorgplicht kan de NZa de zorgverzekeraar een aanwijzing geven, maar geen boete. Tevens regelt de Wmg dat aanwijzingen in beginsel niet openbaar zijn. Als niet aan de aanwijzing wordt voldaan kan de NZa naleving afdwingen door middel van een last onder dwangsom, en kan zij dit openbaar maken.
Kunt u toelichten hoe het kan dat de NZa voor zover bekend nog nooit een formeel handhavingsinstrument zoals een aanwijzing heeft toegepast jegens een zorgverzekeraar die de zorgplicht schond?
De NZa heeft tot op heden jegens zorgverzekeraars inzake de zorgplicht geen formele handhavingsinstrumenten zoals een aanwijzing ingezet. De NZa wil snel en adequaat optreden als zij problemen in de zorg signaleert. De NZa beschikt in de praktijk over een veelheid aan manieren om normnaleving te bewerkstelligen. Voorbeelden zijn normoverdragende gesprekken, waarschuwingen, het geven van voorlichting en guidance, het inzetten van publiciteit en de inzet van formele handhavingsinstrumenten zoals een aanwijzing. Het gaat de NZa om het oplossen van het probleem, de inzet van formele handhavingsinstrumenten is geen doel op zichzelf.
Het niet exporteren van kernafval naar COVRA maar naar Rusland |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Maurits von Martels (CDA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Klopt het dat de hal in Nieuwdorp speciaal voor kernafval van URENCO gebouwd is? Zo ja, wie heeft de kosten betaald voor de bouw van deze hal?1
Ja, het klopt dat er bij COVRA in Nieuwdorp twee speciale gebouwen zijn gebouwd voor de opslag van verarmd uranium van URENCO Nederland. URENCO Nederland heeft de bouw van beide gebouwen gefinancierd.
Klopt het dat URENCO onder grote druk ruim tien jaar geleden is gestopt met exporteren van verarmd uranium? Zo ja, wat was de reden dat ze hier toentertijd mee stopten en wat is de reden dat ze hier nu weer mee willen beginnen?
Zoals ook in februari 2016 aan de Tweede Kamer gemeld2, is URENCO Nederland in 2009 gestopt met de export van verarmd uranium naar Russische verrijkingsfabrieken. URENCO Nederland heeft bevestigd op dit moment geen plannen te hebben om deze export te hervatten. De specifieke commerciële en bedrijfseconomische overwegingen die hieraan ten grondslag liggen zijn voor rekening van de onderneming zelf.
Hoeveel ton verarmd uranium produceert URENCO jaarlijks, hoeveel daarvan willen ze naar Rusland exporteren en exporteert Urenco ook nog verarmd uranium naar andere landen?
De hoeveelheid verarmd uranium die URENCO Nederland produceert en hoeveel daarvan wordt geëxporteerd is bedrijfsvertrouwelijke informatie en wordt daarom niet openbaar gemaakt. Euratom en de Internationale Atoomenergieagentschap (IAEA) voeren controle uit op de splijtstofboekhouding, en daarmee ook op de omvang van de aan- en afvoerstromen van splijtstoffen.
URENCO Nederland heeft een vervoersvergunning voor het transport van verarmd UF6 naar bevoegde ontvangers in een aantal landen waaronder de Russische Federatie. Deze vergunning borgt de transportveiligheid. Van de transportroute naar Rusland wordt momenteel geen gebruik gemaakt. Naast een transportvergunning is voor elke export buiten de EU een exportvergunning nodig, te verlenen door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Over individuele exportvergunningen, waaronder die van URENCO Nederland, worden – gezien de bedrijfsgevoeligheid van deze informatie – geen uitspraken gedaan.
Welke definities/normen bestaan er voor verarmd uranium dat nog bruikbaar is als grondstof en wanneer er sprake is van afval, waar zijn deze definities/normen vastgelegd, gelden deze normen alleen voor Nederland en wie houdt hier toezicht op?
Volgens de Nederlandse wet- en regelgeving3 kan verarmd uranium als afvalstof worden aangemerkt, indien voor deze stof geen gebruik of product- of materiaalhergebruik is voorzien. Dit is in lijn met de definitie van radioactieve afvalstoffen van Euratom en het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA).
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) is belast met het toezicht en handhaving op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, waaronder radioactief afval.
Wat doet Rusland met het verarmd uranium dat van URENCO komt?
Zoals in de brief van 4 februari 2016 gemeld, heeft verarmd uranium zowel civiele als militaire toepassingen. Bij een toekomstige export buiten de EU is een exportvergunning nodig. Deze wordt alleen verstrekt nadat het land in kwestie
voorafgaand aan het verstrekken van de uitvoervergunning formele overheidsgaranties heeft verstrekt omtrent civiele eindgebruik. Eén van die garanties is dat het verarmd uranium onder safeguards van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) komt te staan. Het (Nederlandse) materiaal staat dus onder toezicht van het IAEA en blijft ook altijd onder toezicht van het IAEA staan.
Het werkbezoek aan het Emma Kinderziekenhuis |
|
Carla Dik-Faber (CU), Henk van Gerven , Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de grote veranderingen waarmee chronisch zieke kinderen (en hun ouders) te maken krijgen zodra ze voor de wet volwassen worden, vanwege de grote verschillen tussen kindergeneeskunde en «volwassen» geneeskunde (ouders worden niet langer betrokken bij de besluitvorming, er ligt meer nadruk op de somatiek waardoor er minder aandacht is voor psychosociale problemen, patiënten worden opeens geconfronteerd met financiële uitdagingen vanwege de eigen bijdragen die moeten worden betaald en patiënten zijn zelf verantwoordelijk voor afspraken, waardoor ze niet meer gebeld worden als ze niet komen opdagen)?1
De overgang naar volwassenheid kan voor jongeren en hun omgeving een spannende en lastige fase zijn. Dat geldt zeker voor jongeren die zorg nodig hebben. Op die weg naar volwassenheid veranderen er in formeel juridische zin een aantal zaken, die ook de zorgverlening raken. Deze transities vragen aandacht van de betrokkenen. De transities zijn wel goed voorzienbaar en er is dus tijd om erop te anticiperen.2
Het gaat om formele zaken zoals het afsluiten van een eigen zorgverzekering, afdragen van eigen bijdragen, en ook om de veranderende verantwoordelijkheid bij het nemen van beslissingen over hun behandelingen. De leeftijd waarop kinderen zelfstandig kunnen besluiten over hun behandeling ligt overigens al twee jaar voordat zij volgens de wet volwassen worden.
Ik denk dat het goed is als zorgverleners bespreken met patiënten en hun vertegenwoordigers wat ieders verantwoordelijkheden zijn. En in geval van wilsonbekwaamheid zullen uiteraard andere routes gevolgd moeten worden, zie mijn antwoord op vraag 6. Voor wat betreft de curatieve zorgverlening is mijn opvatting dat zorgverleners, ongeacht hun specialisme, er vanuit hun professionaliteit altijd op gericht moeten zijn om maatwerk te leveren in het belang van de jongere. Ik verwacht van zorgverleners dat zij daarbij goed luisteren naar de zorgvraag. En wanneer de zorgbehoefte multidisciplinair van aard is, verwacht ik dat er duidelijke afspraken worden gemaakt welke zorgverlener de regie neemt.
Uw vragen gaan over een kwetsbare groep mensen voor wie goede zorg van groot belang is. Ik ben me daar zeer bewust van. Toch zal ik in het vervolg van de beantwoording van deze vragen ook in moet gaan op enkele organisatorische en vrij technische maatregelen.
Bent u ervan op de hoogte dat deze veranderingen een grote impact kunnen hebben, zoals dat patiënten boven de 18 vaker op de Spoedeisende Eerste Hulp (SEH) terechtkomen, vaker moeten stoppen met opleiding of werk, een hogere mortaliteit kennen, vaker depressief worden, of helemaal uit het zicht van de zorg raken? Wat vindt u hiervan?
Ik vind het van groot belang dat er vanuit de zorg voor iedere leeftijdsgroep vraaggericht en zo nodig multidisciplinair gewerkt wordt zodat voor elke leeftijdsgroep adequate zorg geboden wordt, dus ook voor jongeren. Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Ziet u de meerwaarde in van een transitieafdeling waar meer zorg op maat kan worden geleverd, samenwerking centraal staat en de overgang op een gefaseerde wijze kan plaatsvinden, enerzijds voor kinderen die richting volwassenheid gaan en anderzijds voor volwassenen met geringe cognitieve functies, die veel baat kunnen hebben bij faciliteiten die voor kinderen wel bestaan en voor volwassenen niet, en waarvan de ouders veelal deskundige zijn op het gebied van de aandoening(en) van hun kind? Zo nee, waarom niet?
Voor zover het om verzekerde curatieve zorg gaat dienen zorgverzekeraars op grond van hun zorgplicht ervoor te zorgen dat er passend zorgaanbod is. Als instelling en zorgverzekeraar van mening zijn dat een bepaald zorgaanbod op een bepaalde wijze georganiseerd moet worden en zij zien ruimte om daarover contractuele afspraken te maken, dan kan dat. Als dit leidt tot betere zorg vind ik dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders vanuit het belang van de jongere die afspraken moeten maken. Ik zal hiernaar in de daarvoor in aanmerking komende overleggen, zoals in het reguliere overleg met de de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), navraag doen.
Bent u bereid te onderzoeken op welke wijze een dergelijke transitieafdeling kan worden gefinancierd? Ziet u mogelijkheden om hiervoor samen met zorgverzekeraars afspraken te maken? Bent u zo nodig bereid om de benodigde gelden beschikbaar te maken voor een pilot met een dergelijke transitieafdeling?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat het systeem van Diagnose Behandel Combinaties (DBC's) niet toereikend is voor patiënten die zich in een dergelijke grenspositie bevinden aangezien dubbele DBC’s niet mogelijk zijn?
Het ontbreken van mogelijkheden om dubbele DBC’s in rekening te brengen is inherent aan het streven om niet dubbel voor zorg te betalen.
De conclusie dat DBC’s om die reden niet volstaan deel ik niet. Het staat zorgaanbieders en zorgverzekeraars bovendien vrij om bij de NZa wijzigingsvoorstellen voor DBC’s in te dienen. Mijn streven is dat kwaliteit van zorg meer gemeten gaat worden in termen van zorguitkomsten die er echt toe doen voor de patiënt. Zodat deze informatie kan worden gebruikt voor het voortdurend leren en verbeteren door professionals, voor het samen beslissen door patiënt en professional over de best passende behandelaar/behandeling en voor het meer uitkomstgericht organiseren en belonen van de zorg. Daarover heb ik met de partijen van het Hoofdlijnenakkoord Medisch Specialistische Zorg afspraken gemaakt en zijn wij gezamenlijk het Programma Uitkomstgerichte Zorg 2018–2022 gestart. Over de voortgang van dat programma heb ik uw Kamer afgelopen zomer per brief geïnformeerd (Kamerstuk 31 476, nr. 28).
Klopt het dat jongeren van 16 tot 18 jaar eigen beslissingen mogen nemen, maar dat bewindsvoering voor wilsonbekwamen niet geregeld is?
Het is juist voor zover het gaat om medische behandelingen bij deze jongeren en zij wilsbekwaam zijn. Als er sprake is van kennelijke wilsonbekwaamheid zullen er tijdig juridisch stappen gezet moeten worden om formeel bevoegdheden voor derden te regelen. Zo kan de rechter verzocht worden een curator of een mentor te benoemen. In de meeste gevallen is dit lang van tevoren voorzienbaar en dus planbaar.
Bent u op de hoogte van de problemen waar veel Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten (AVG’s) tegenaan lopen omdat het niet mogelijk is specialistische AVG-zorg te declareren bovenop regionale AVG-zorg?
Mij is bekend dat er vragen zijn aangaande de bekostiging van AVGzorg. Als partijen van mening zijn dat een nadere differentiatie in de bekostigingssystematiek van AVGzorg gewenst is, kunnen zij zich met dat verzoek wenden tot de NZa. De NZa kan in samenspraak met zorgaanbieders en zorgverzekeraars besluiten wat de beste oplossing is en is intussen bij dit vraagstuk betrokken. VWS is als toehoorder betrokken bij de technische overleggen die hierover bij de NZa plaatsvinden.
De sluiting die dreigt voor de spoedpost van de huisartsendienst Twente-Oost |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht waaruit blijkt dat de spoedpost van de Huisartsendienst Twente-Oost (HDT) in Oldenzaal dreigt te moeten sluiten?1
Ja.
Klopt het dat het ziekenhuis Medisch Spectrum Twente (MST) van plan is de huur te gaan verhogen met 70%? Op basis waarvan denkt MST dat een verhoging van 70% gerechtvaardigd zou zijn?
De Spoedpost Oldenzaal is voor Nederlandse begrippen een kleine huisartsenpost (HAP) met een werkgebied van ongeveer 82.000 inwoners zijnde de gemeenten Dinkelland, Losser en Oldenzaal. Ik heb begrepen van de directie van Spoedzorg Huisartsen Twente (SHT) – de organisatie waar de Spoedpost Oldenzaal onderdeel van is – dat Spoedpost Oldenzaal niet financieel rendabel is. Het (gedeeltelijk) sluiten van de Spoedpost Oldenzaal is nu onderwerp van gesprek. Bij de besluitvorming liggen twee opties voor: sluiting van de Spoedpost Oldenzaal in de nacht en de overige ANW-uren wel geopend blijven of volledige sluiting van de Spoedpost Oldenzaal en het werkgebied van Spoedpost Oldenzaal verdelen over de Spoedposten Enschede en Hengelo. Door deze verdeling ontstaan qua werkgebied en verrichtingenniveau van huisartsenzorg twee gelijkwaardige Spoedposten waar efficiënt personele bezetting zoals huisartsen en triagisten ingezet kan worden. De directie van SHT is van mening dat de acute huisartsenzorg in de regio door volledige sluiting van de Spoedpost Oldenzaal toekomstbestendig zal zijn. Het definitieve besluit over een (gedeeltelijke) sluiting moet nog worden genomen. De uitvoering van het definitief besluit zal vanaf maandag 6 januari 2020 worden ingevoerd.
De spoedpost kon vooral volledig geopend zijn vanwege de samenwerking met het ziekenhuis Medisch Spectrum Twente (MST). Door het aflopen van de samenwerkingsovereenkomst en huurovereenkomst per 1 januari 2020, moeten er nieuwe afspraken komen passend bij de huidige situatie en financieringsafspraken in de gezondheidszorg. Nieuwbouw in 2015, kosten voor bedrijfsvoering (waaronder huisvesting) van de huisartsenpost in de avond, nacht en weekend- uren en de eis van College Sanering Zorginstellingen (CSZ) voor marktconforme prijzen bij vervreemding of verhuur van zorgvastgoed, maken dat verhoging van de huur noodzakelijk is. Strikt genomen betreft de huurverhoging geen 70% aangezien SHT inmiddels meer oppervlakte in gebruik heeft dan in het oorspronkelijke contract staat opgenomen, aldus het MST. Dat is in het nieuwe voorstel van MST ook aangepast.
Het MST heeft mij laten weten dat ze op dit moment acht verpleegkundigen detacheren naar de spoedpost in Oldenzaal waarbij de kosten, maar niet de opbrengsten van de verpleegkundige inzet gedeeld worden. MST heeft in gesprek met SHT aangegeven een deel van deze kosten niet meer te kunnen en willen dragen. Dit betekent voor de spoedpost dat de kosten van de nieuwe overeenkomsten zullen stijgen en dat de spoedpost geen gebruik meer kan maken van de inzet van verpleegkundigen van het ziekenhuis. Daarnaast heeft SHT mij laten weten, dat los van de financiële implicaties, het voor SHT onmogelijk is – gezien de krapte op de arbeidsmarkt – om de extra diensten in de nacht en eventuele extra bezetting in de avonden en weekenden op korte termijn ingevuld te krijgen.
Ik heb van de directie van SHT begrepen dat ze met de Raad van Afgevaardigden (RvA) van de Spoedpost Oldenzaal (vertegenwoordiging van de huisartsengroepen die bij de post aangesloten zijn) vanaf juni diverse gesprekken hebben gevoerd om de opties te bespreken om de consequenties van het opzeggen van de samenwerkingsovereenkomst en huurovereenkomst te bespreken. Daarbij was een randvoorwaarde gesteld door de directie dat deze eventuele maatregel tenminste budgettair neutraal zou moeten zijn. Zowel de directie van SHT als de leden van de RvA zijn van mening dat in ieder geval de sluiting in de nacht van de Spoedpost Oldenzaal onvermijdelijk is gezien het gering aantal verrichtingen van huisartsenzorg.
Klopt het dat het MST geen verpleegkundigen meer wil leveren voor de Oldenzaalse huisartsenpost? Zo ja, wat is de reden daarvan?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de facto ziekenhuis MST de Oldenzaalse huisartsenpost sluit door eenzijdig de voorwaarden irreëel te veranderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er cijfers van NEED (Netherlands Emergency department Evaluation Database) beschikbaar over hoeveel mensen van de huisartsenpost uit Oldenzaal terecht komen op de spoedeisende hulppost in Enschede en/of Hengelo? Zo, ja kunt u die delen?
Er zijn geen cijfers van NEED beschikbaar over hoeveel mensen van de spoedpost uit Oldenzaal doorverwezen worden naar de spoedeisende hulppost in Enschede en Hengelo. Spoedpost Oldenzaal heeft naar verhouding een klein verzorgingsgebied met een gering aantal verrichtingen van huisartsenzorg. De Spoedpost Enschede heeft momenteel een verzorgingsgebied van 186.395 inwoners. De Spoedpost Hengelo heeft een verzorgingsgebied van 131.310 inwoners. Na eventuele sluiting van Spoedpost Oldenzaal zullen de Spoedposten Enschede en Hengelo elk een verzorgingsgebied van ongeveer 200.000 inwoners krijgen.
Zijn de adherentiecijfers in de regio in kaart gebracht, conform de aangenomen motie Van den Berg (Kamerstuk 31 016, nr. 198)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze cijfers delen?
Zorgaanbieders beschikken zelf over deze gegevens en kunnen deze gebruiken bij besluitvorming. Van het SHT heb ik begrepen dat in kaart gebracht is wat de adherentiecijfers zijn en wat de consequenties zijn van een eventuele (gedeeltelijke) sluiting van de Spoedpost Oldenzaal. Het SHT heeft het RIVM gevraagd om te toetsen of in de nieuwe situatie de landelijke bereikbaarheidsnorm (minimaal 90% van de inwoners van het werkgebied van de HAP kan binnen 30 minuten per auto de HAP bereiken) niet overschreden wordt. Ik heb begrepen dat de bereikbaarheidsanalyse van het RIVM laat zien dat bij een sluiting van de Spoedpost Oldenzaal, de landelijke bereikbaarheidsnorm ruimschoots behaald blijft.
Kan worden aangegeven wanneer en hoeveel mensen er naar de Oldenzaalse huisartsenpost komen?
Zie antwoord vraag 6.
Is er een regiobeeld gemaakt over de zorgbehoefte voor Oldenzaal en omstreken met cijfers over bevolkingsopbouw, sociaaleconomische status, leeftijdsopbouw met cijfers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Nivel, ziekenhuizen en het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ)?
Menzis heeft als grootste zorgverzekeraar in de regio het initiatief genomen een regiobeeld te maken, zoals ook afgesproken is in de bestuurlijke akkoorden 2019–2022. Onder begeleiding van een bureau heeft Menzis in de afgelopen maanden een regiovisie Twente 2030 ontwikkeld. Dit beeld is geanalyseerd en opgeschreven vanuit het perspectief van Twente en dus niet specifiek voor Oldenzaal. Met deze visie gaat Menzis nu met de partijen in de regio om tafel.
Deelt u de mening dat in deze casus de zorgaanbieders de regionale bestuurders en inwoners tot nog toe onvoldoende geconsulteerd hebben, terwijl dit volgens uw concept AMvB over wijzigingen in de (acute) zorg wel noodzakelijk is? Hoe gaat u in dit geval handhaven dat het overleg in de regio wel wordt gevoerd?
Zoals u weet is de AMvB acute zorg, waarin de communicatie met partijen en inwoners in de regio een belangrijk onderdeel is, nog niet in werking getreden. Echter, vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze AMvB stimuleer ik op dit moment reeds dat zorgaanbieders die overwegen om het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie te sluiten, handelen in de lijn van deze concept AMvB.
Conform de concept AMvB acute zorg heeft de SHT gesprekken gevoerd over de eventuele (gedeeltelijke) sluiting van de Spoedpost Oldenzaal met onder meer het MST, wethouders van de betrokken gemeenten, zorgverzekeraar Menzis, vertegenwoordigers van huisartsengroepen, het ROAZ Euregio en de voorzitter van de patiëntenvertegenwoordiging (Stichting Vrienden van Heil der Kranken). Er wordt onder andere een continuïteitsplan opgesteld en begin oktober wordt dit besproken in een ROAZ-overleg. Naar mijn mening zal de SHT een informatiebijeenkomst voor inwoners moeten organiseren om de inwoners de gelegenheid te geven hun zorgen en suggesties te uiten, voordat er een definitief besluit genomen wordt. In gesprek met de directie van SHT heb ik daarom dit verzoek neergelegd. De directie van SHT heeft aangegeven met dit verzoek aan de slag te gaan.
Bent u bereid te bevorderen dat zorgverzekeraar Menzis, MST, zorgaanbieders en bestuurders in gesprek gaan met als doel dat een huisartsenpost open blijft in en voor Oldenzaal en Noordoost Twente? Kunt u de uitkomsten van dat gesprek binnen een maand delen met de Kamer?
Zie antwoord vraag 9.
De bijeenkomst op het ministerie met de regiegroep "Wet BIG II" op 10 september 2019 |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u aangeven welke organisaties uitgenodigd zijn voor de bijeenkomst over het wetsvoorstel BIG-II (Beroepen in de individuele gezondheidszorg) met de «regiegroep Wet BIG II», die gepland staat op dinsdag 10 september 2019?1
De geplande bijeenkomst op 10 september a.s. bestond uit een bijeenkomst tussen de leden van de regiegroep, bestaande uit de werkgeversorganisatie (Boz), de beroepsvereniging (V&VN), de werknemersverenigingen (FNV, mede namens CNV, en NU»91), de vertegenwoordigers vanuit het onderwijs (LOOV en MBO Raad) en de Chief Nursing Officer. Inmiddels hebben enkele partijen aangegeven dat het, gelet op alle recente ontwikkelingen, verstandiger is dit overleg tot nader order aan te houden.
Klopt het dat het «actiecomité Wet BIG II in de overgang» van verpleegkundigen die zich verzetten tegen de invoering van de regieverpleegkundige geen uitnodiging heeft gekregen voor deze bijeenkomst? Kunt u toelichten waarom deze actiegroep hiervoor niet is uitgenodigd?
Het overleg van de regiegroep stond al langer gepland, maar zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 1 hebben verschillende partijen aangegeven het overleg tot nader order aan te willen houden. Prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan voert namelijk als verkenner gesprekken met de betrokken partijen. Hij zal ook met het actiecomité BIG II in gesprek gaan.
Kan het naar uw mening zijn dat de commotie over het wetsvoorstel BIG-II en de overgangsregeling (deels) te verklaren valt doordat de betrokken (beroeps)organisaties waar u eerder afspraken mee heeft gemaakt de achterban onvoldoende vertegenwoordigen? Zo nee, waarom niet?
Partijen hebben mij gevraagd het onderscheid via de wet te regelen, omdat het partijen niet lukte deze discussie de afgelopen 40 jaar te beslechten. Breed draagvlak voor het wetsvoorstel BIG II en de bijbehorende overgangsregeling staat voor mij voorop. Gedurende de voorbereiding van het wetstraject is gesproken met verpleegkundigen, is er een consultatie geweest en bestuurlijk overleg gevoerd met alle betrokken partijen, hebben alle verpleegkundigen en iedere burger kunnen reageren op het wetsvoorstel in de internetconsultatie en zijn er meerdere werkbezoeken georganiseerd. Daarnaast zijn er uitvoerig onderzoek en meerdere commissies gewijd aan dit onderwerp. Het tekenen van de overeenkomst betreffende de overgangsregeling met de beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland, de werkgeversorganisaties (Brancheorganisaties Zorg) en de vertegenwoordigers van werknemers (FNV, CNV en NU»91) was op 5 juni 2019 het resultaat.
Deelt u de mening dat het juist van het grootste belang is om een zo breed mogelijk draagvlak te creëren als het gaat om een dergelijke forse verandering in de wetgeving waarbij de verpleegkundige beroepsgroep mogelijk in tweeën wordt gesplitst?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze bent u van plan om het «actiecomité Wet BIG II in de overgang» te betrekken bij de verdere gesprekken over het wetsvoorstel BIG-II?
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Bent u bereid om het «actiecomité Wet BIG II in de overgang» alsnog uit te nodigen voor de bijeenkomst van 10 september 2019? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen uiterlijk 4 september 2019 beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘NXP verkoopt zijn audiodivisie aan het Chinese Goodix’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «NXP verkoopt zijn audiodivisie aan het Chinese Goodix»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Een onderneming is zelf verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en belangrijke beslissingen zoals de verkoop van een bedrijfsonderdeel. Slechts in bijzondere gevallen zal de rijksoverheid binnen de vigerende kaders interventies willen overwegen. Er moet in dat geval sprake zijn van een direct publiek belang zoals risico voor de nationale veiligheid. NXP geeft aan dat zijn audioactiviteiten voor mobiele telefoons, met minder dan 2% van NXP’s werknemers een relatief klein onderdeel van het bedrijf, buiten de strategische focus van het bedrijf valt. Het onderdeel past wel goed bij de productportefeuille van Goodix. Met de overname door Goodix blijft de werkgelegenheid, waarvan zo’n 40 personen in Nederland, behouden.
Wat vindt u ervan dat NXP zijn audiodivisie verkoopt met als argument dat het er in de auto-industrie, NXP’s belangrijkste markt, weinig meerwaarde van verwacht, terwijl ontwikkelingen als verplicht handsfree bellen en zelfrijdende voertuigen op basis van stemcommando’s logischerwijs juist tot meer spraak- en audioactiviteiten zouden moeten leiden?
Het bedrijf is zelf verantwoordelijk voor de strategische keuzes die het maakt. De producten die het betreffende NXP-onderdeel maakt worden met name gebruikt in mobiele telefoons en koptelefoons. Van NXP begrijpen wij dat het zijn audioactiviteiten voor toepassing in de auto behoudt.
Deelt u de mening dat NXP een bedrijf is dat niet alleen actief is in een vitale sector, namelijk de telecomsector, maar zelf ook vitale diensten en processen levert, zoals het maken van speciale halfgeleiders, waarvan het onwenselijk is dat deze, uit veiligheidsoogpunt, onder zeggenschap van een buitenlandse partij komen?
In de Nationale Veiligheidsstrategie (NVS 2019) heeft het kabinet de ontwikkeling van de versterkte aanpak beschermen vitale infrastructuur aangekondigd. De toepassing van de beschermende maatregelen op niet alleen vitale aanbieders en processen, maar ook hun ketenafhankelijke factoren, bedrijven, organisaties of netwerken worden meegenomen.
Dit is in lijn met de motie Van den Berg c.s., over een versterkte aanpak van de bescherming van de vitale processen en diensten. Hierbij wordt door het kabinet bekeken welke processen en diensten buiten hetgeen tot nu toe als vitale infrastructuur is aangemerkt, nog aanvullende bescherming behoeven.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat een dienst of proces naar de aard niet vitaal hoeft te zijn, maar dat verkeerd gebruik die dienst of dat proces alsnog vitaal, en daarmee een land dus kwetsbaar kan maken? Vindt u dat daar in het geval van NXP sprake van is?
Zie antwoord vraag 4.
Wat kunt u melden over de reputatie van Goodix, het Chinese bedrijf dat NXP wil overnemen, in het bijzonder over eventuele banden van dit bedrijf en diens medewerkers met de Chinese overheid? Vindt u het bedrijf in dat opzicht een goede overnamepartner?
In afwezigheid van een direct publiek belang is de beoordeling of Goodix een goede overnamepartner is, bij uitstek een vraag voor de markt. Wij hebben op dit moment geen reden om aan te nemen dat de overname door Goodix van het onderdeel van NXP is ingegeven door andere dan zakelijke, marktgedreven overwegingen.
Welke criteria hanteert de toezichthouder op dit moment bij het goed- dan wel afkeuren van een bedrijfsovername als deze?
De enige toezichthouder die mogelijk toestemming moet geven bij deze overname is de Autoriteit Consument en Markt (ACM) of de Europese Commissie. Er gelden thans geen sectorspecifieke regels die toezien op overnames van Nederlandse technologiebedrijven, met uitzondering van bedrijven die thans leverancier zijn van het Ministerie van Defensie en waarvoor de Algemene Beveiligingseisen voor Defensieopdrachten (ABDO) van toepassing zijn. De ACM en de Europese Commissie hebben als generieke taak het toezicht houden op naleving van de mededingingsregels. De mededingingsautoriteiten beoordelen als gevolg van deze wet alle meldingsplichtige concentraties, ongeacht de sector. Of een voorgenomen concentratie moet worden gemeld, en of dat bij de ACM of de Europese Commissie is, is afhankelijk van de omzet van de betrokken bedrijven. Bij de beoordeling onderzoekt de ACM de mogelijke effecten van de concentratie op de mededinging. De ACM kijkt daarbij, conform haar wettelijke taak, niet naar andere belangen.
In hoeverre betrekt de toezichthouder daarbij de kabinetsbrief over maatregelen bescherming telecomnetwerken en 5G van 1 juli 2019 en de beide moties-Van den Berg c.s., over een versterkte aanpak van de bescherming van de vitale processen en diensten en over eisen aan bij 5G betrokken bedrijven (Kamerstukken 24 095, nrs. 487 en 488), die de Kamer recent heeft aangenomen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 toetst de toezichthouder op basis van haar wettelijke taak, in het geval van de ACM op basis van de Mededingingswet. Daarbij wordt niet naar andere belangen dan de wet voorschrijft gekeken.
Hoe groot acht u de kans dat de overname van NXP door het Chinese Goodix daadwerkelijk doorgaat?
Het is niet aan mij om over deze kans te speculeren. NXP geeft aan dat het bedrijfsonderdeel alleen technologie uit Nederland en China bevat, waardoor instemming van de Amerikaanse toezichthouder niet nodig is. Als de overname op basis van het mededingingsrecht gemeld moet worden is de overname daarvan afhankelijk, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 7.
Zou de Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie, die overnames in de telecomsector kan verbieden of terugdraaien als de nationale veiligheid of openbare orde in gevaar kunnen komen, indien deze wet al in werking zou zijn getreden, tot een andere afweging en/of een ander overnamebesluit kunnen leiden?
Het wetsvoorstel voor de Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie heeft betrekking op de verkrijging van overwegende zeggenschap in telecommunicatiepartijen. De audioactiviteiten voor mobiele telefoons van NXP valt niet onder de definitie van een telecommunicatiepartij. Deze overname zou daarom niet binnen de reikwijdte van dit wetsvoorstel vallen.
Ziet u in het voornemen van Goodix om NXP over te nemen, en in de (veiligheids)risico’s die dit voor Nederland met zich kan meebrengen, aanleiding om zo spoedig mogelijk met aanvullende maatregelen te komen die naast de telecomsector ook andere vitale sectoren, bedrijven en regio’s met vitale diensten en processen beschermen?
Wij zien op dit moment geen aanleiding om met maatregelen te komen op het voornemen van NXP om de audioactiviteiten voor mobiele telefoons te verkopen aan Goodix.
In de Kamerbrief Tegengaan Statelijke Dreigingen (Kamerstuk 30 821, nr. 72) worden verschillende maatregelen aangekondigd. Een van de maatregelen is de uitwerking van een investeringstoets op nationale veiligheidsrisico’s bij overnames en investeringen als laatste redmiddel. Uw Kamer wordt dit najaar geïnformeerd over de voortgang met betrekking tot de Wet Ongewenste Zeggenschap Telecom en de implementatie van de EU-verordening tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (2017/0224 (COD)).
Wat kan de Kamer op dat vlak nog van u verwachten en wanneer?
Zie antwoord vraag 11.
Het gebruik van melatonine als slaapmiddel |
|
Anne Kuik (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA), René Peters (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de oproep van ongeveer 500 wetenschappers bij NOS op 3 om het vrij verkrijgbare slaaphormoon melatonine voortaan alleen op doktersrecept beschikbaar te maken?1
Ja.
Deelt u de mening dat slaapproblemen bij jongeren niet onnodig gemedicaliseerd moeten worden en dat bij moeilijk inslapende pubers beter gekeken zou kunnen worden naar de oorzaak van slaapproblemen?
Ja. Voor de beoordeling van slaapproblemen bij kinderen is inderdaad het nagaan van de oorzaak van belang, omdat hiermee ook het beste naar een oplossing kan worden gezocht. Met name wanneer duidelijk is dat de oorzaak te vinden is in verkeerde slaapomstandigheden, dienen deze omstandigheden eerst te worden aangepast. Zie verder het antwoord op de vragen 4, 6, 7 en 8.
Klopt het dat er in Nederland jaarlijks minstens een miljoen pakjes melatonine worden verkocht? Kunt u een inschatting geven van hoeveel Nederlandse jongeren deze middelen gebruiken?
Op basis van verkoopdata is de schatting dat er in Nederland per jaar ruim vier miljoen verpakkingen met melatonine worden verkocht. Uit de verkoopdata is niet af te leiden hoeveel Nederlandse jongeren melatonine gebruiken. Uit onderzoek van de Erasmus Universiteit Rotterdam van juli 20192 onder 871 kinderen van gemiddeld elf jaar uit het langlopende bevolkingsonderzoek Generation R, komt naar voren dat van deze groep kinderen zo’n zes procent minstens eenmaal per week melatonine gebruikte. Generation R is een onderzoek naar de gezondheid van kinderen en hun ouders in Rotterdam.
Onder welke voorwaarden mag melatonine vrij verstrekt worden bij een drogist? Wat zijn de afwegingen om toe te staan dat middelen met melatonine zonder recept mogen worden verstrekt?
Melatonine mag als voedingssupplement of als geneesmiddel in de handel worden gebracht, dit is afhankelijk van de dosering en de claim.
Melatonine mag als voedingssupplement in de handel worden gebracht als de dosering lager is dan 0,3 mg en er op de verpakking geen enkele gezondheidsclaim wordt gevoerd.
Bij melatonine met doseringen van 0,3 mg en hoger kan er volgens de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) sprake zijn van een geneesmiddel als het product ook voldoet aan een aantal andere criteria, die door de rechter zijn vastgesteld. Het klopt dat melatonine al langere tijd en in verschillende doseringen (ook hoger dan 0,3 mg) als voedingssupplement in de handel wordt gebracht. Melatonine wordt op sommige voedingssupplementen inderdaad aangeprezen als middel om beter of sneller in slaap te vallen. Zie verder het antwoord op vraag 13.
Er zijn ook geneesmiddelen die melatonine bevatten. Deze producten hebben een hogere dosering en bevatten een claim (indicatie). Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) heeft handelsvergunningen afgegeven voor diverse melatonine bevattende geneesmiddelen. Het CBG controleert daarbij ook of de informatie in de bijsluiter en op de verpakking van het geneesmiddel correct is.
Er is een aantal geneesmiddelen geregistreerd voor de indicatie «voor de kortdurende behandeling van jetlag bij volwassenen». Kortdurend gebruik is in de dit geval drie tot zes dagen. Deze geneesmiddelen hebben de afleverstatus UAD (Uitsluitend Apotheek of Drogist) en mogen uitsluitend bij een apotheek en drogist verkocht worden. Begeleiding van een arts wordt niet nodig geacht. De belangrijkste afwegingen voor deze afleverstatus zijn: de patiënt kan de indicatie zelf stellen, het gebruik is kortdurend en de bijwerkingen zijn mild van aard en komen relatief weinig voor. Bovendien moet de bijsluiter en tekst op de verpakking makkelijk te begrijpen zijn en de consument kan altijd advies vragen aan de apotheker of drogist.
Deze geneesmiddelen zijn niet goedgekeurd voor het gebruik door kinderen, omdat er geen data zijn die de werkzaamheid van de indicatie «jetlag» bij kinderen onderbouwen.
Het CBG heeft ook een aantal geneesmiddelen geregistreerd voor de indicatie «slaapstoornissen» bij kinderen of ouderen. Deze geneesmiddelen hebben de afleverstatus UR (Uitsluitend Recept) en mogen uitsluitend met een recept aan patiënten worden geleverd omdat dit geneesmiddel moet passen in de behandeling door een arts. Het gaat dan met name over slaapstoornissen zoals omschreven in de DSM-53. Kenmerkend aan deze indicaties is dat de slaapstoornis al langer duurt (minimaal één maand) en dat ook de behandeling vaak langdurig is. Naast het stellen van de juiste diagnose, het bepalen van de goede behandeling (zoals de keuze voor niet-medicamenteuze behandeling naast een medicamenteuze behandeling) is de begeleiding van een arts nodig voor het bepalen van de juiste dosering en het toezicht op de patiënt
Klopt het dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in 2018 onderzocht heeft of het grensvlakproduct melatonine voldoet aan de wet- en regelgeving voor wat betreft de samenstelling? Zo ja, wat waren de resultaten van dit onderzoek?2
De NVWA heeft in 2018 geen onderzoek gedaan naar melatonine. In overleg met de IGJ is voor melatonine afgesproken dat de IGJ de handhaving op melatonine zou initiëren en dat de NVWA desgevraagd zou volgen. Zie hiervoor verder het antwoord op vraag 13.
Klopt het dat melatonine nu doorgaans onder regelgeving van voedingssupplementen valt, terwijl het tegelijk wel aangeprezen wordt als middel om beter in slaap te vallen?
Zie antwoord vraag 4.
Wordt er onder middelen als melatonine gecontroleerd of de claims die op de verpakkingen staan ook daadwerkelijk kloppen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat de informatie op verpakkingen van vrij verkrijgbare melatonine voldoende helder en correct is? Zo ja, kunt u dit onderbouwen?
Zie antwoord vraag 4.
Welke gevolgen kan volgens u het verkeerd gebruik van melatonine hebben?
Verkeerd gebruik van melatonine kan een toename van bijwerkingen laten zien, bijvoorbeeld doordat niet de juiste dosering wordt gebruikt, het geneesmiddel niet op het juiste moment genomen wordt of onnodig lang wordt gebruikt.
De belangrijkste bijwerkingen van melatonine zijn vermoeidheid, braken en slapeloosheid. Met name vermoeidheid en slapeloosheid zijn bijwerkingen die de klachten versterken in plaats van verminderen.
Bent u van mening dat (de gevolgen van) het gebruik van melatonine voldoende getest is bij kinderen? Zo ja, op welke onderzoeken baseert u dit?
De melatonine bevattende geneesmiddelen die bij de apotheek en drogist te verkrijgen zijn, zijn alleen goedgekeurd voor het gebruik door volwassenen. Het CBG heeft ook melatonine bevattende geneesmiddelen geregistreerd voor de indicatie slaapstoornissen bij kinderen of ouderen en deze geneesmiddelen zijn alleen op doktersrecept verkrijgbaar.
Het CBG houdt de kennis over de veiligheid van geneesmiddelen nauwlettend in de gaten. Zo loopt momenteel nog onderzoek naar het effect van langdurig gebruik van melatonine op de mentale en seksuele ontwikkeling van kinderen. De eerste resultaten zijn geruststellend aldus het CBG. Definitieve resultaten worden in 2021 verwacht. Op basis van alle beschikbare informatie concludeert het CBG dat veel bekend is over de veiligheid van melatonine bij kinderen en dat het veiligheidsprofiel vergelijkbaar is tussen kinderen en volwassenen.
Maar de werkzaamheid van melatonine voor de kortdurende behandeling van jetlag bij kinderen is niet aangetoond.
Deelt u de zorgen van wetenschappers en artsen dat veel mensen, waaronder ook jongeren, melatonine verkeerd gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de oproep van de deskundigen dat melatonine voortaan alleen verkrijgbaar zou moeten zijn op doktersrecept? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze oproep deel ik niet. Zie verder mijn antwoord op de vragen 4, 6, 7 en 8.
Welke acties bent u bereid te ondernemen om de incorrecte gebruiksaanwijzing en het verkeerde gebruik van melatonine terug te dringen?
De IGJ heeft geruime tijd geleden het standpunt ingenomen dat melatonine bevattende producten met een dagdosering van 0,3 mg of meer beschouwd dienen te worden als geneesmiddel. Voor dergelijke producten is een handelsvergunning vereist. Een poging om niet geregistreerde producten van de markt te halen is in 2015 door de rechter geblokkeerd, omdat IGJ niet elk product afzonderlijk had beoordeeld aan de hand van de criteria genoemd in het zogenaamde Hecht-Pharma arrest (HvJEU 15.1.2009, C-140/07).
De IGJ intensiveert vanaf september de handhaving van niet-geregistreerde geneesmiddelen met melatonine, op basis van een eerder opgesteld handhavingsplan dat recent is afgerond. De IGJ werkt hierin nauw samen met de NVWA. Het basisuitgangspunt van dat beleid blijft dat niet-geregistreerde melatonine-producten, met een dagdosering van 0,3 mg of meer melatonine en die voldoen aan de criteria van het Hecht-Pharma arrest, een geneesmiddel zijn. Het doel van de handhaving is ervoor te zorgen dat producten met melatonine in een dagdosering van 0,3 mg of meer voldoen aan de eisen van werkzaamheid, kwaliteit en veiligheid die aan geneesmiddelen gesteld worden. Ook dient de verkrijgbaarheid ervan te verlopen volgens de gangbare normen voor geneesmiddelen. Bij het geregistreerde geneesmiddel behoort een bijsluiter en verpakking met de correcte informatie voor de gebruiker. Hiermee wordt verkeerd gebruik van melatonine voorkomen.
De verwachte toename van het aantal geneesmiddelentekorten in 2019 |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de apothekersorganisatie Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) verwacht dat het aantal geneesmiddelentekorten in 2019 opnieuw groter zal worden?1
Ja.
Hoeveel meldingen van leveringsproblemen zijn er tot nog toe in 2019 geweest bij het Meldpunt Geneesmiddelentekorten? Deelt u op basis van deze gegevens de zorgen van de KNMP dat het aantal geneesmiddelentekorten dit jaar opnieuw zal toenemen?
Ja. Het Meldpunt ziet ten opzichte van 2018 inderdaad een toename van het aantal meldingen ten aanzien van (verwachte) leveringsonderbrekingen in 2019. Uit de data blijkt dat het aantal meldingen over (verwachte) tekorten of uit de handel nemen over de periode januari t/m augustus 2019 bijna verdubbeld is ten opzichte van dezelfde periode in 2018. Voor nagenoeg alle meldingen waren alternatieven beschikbaar (eventueel vanuit het buitenland) of is een andere oplossing gevonden. Het Meldpunt zal van alle meldingen in 2019 een rapportage opstellen, die in het eerste kwartaal van 2020 gepubliceerd zal worden.
Overigens ontvangt het Meldpunt meldingen van fabrikanten en handelsvergunningshouders, waarbij het melden niet altijd betekent dat er een tekort ontstaat. In de meeste gevallen kunnen leveringsonderbrekingen worden opgevangen door geneesmiddelen van een andere handelsvergunninghouder met dezelfde werkzame stof, of van dezelfde handelsvergunninghouder maar met een andere sterkte of farmaceutische vorm. Waar dat niet mogelijk is, worden tekorten voorkómen door maatregelen van de Werkgroep Geneesmiddelentekorten. Bijvoorbeeld doordat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) het importeren van een vergelijkbaar geneesmiddel uit het buitenland tijdelijk toestaat. In de Werkgroep Geneesmiddelentekorten overlegt het Ministerie van VWS met alle betrokken partijen: de koepels van (ziekenhuis)apothekers, artsen, patiëntenverenigingen, farmaceutische bedrijven, groothandels, zorgverzekeraars en overheidsorganisaties (College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
Wat is de stand van zaken van het door u aangekondigde onderzoek door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de KNMP naar de omvang van het probleem dat artsen en apothekers zich genoodzaakt zien om regels te overtreden door de geneesmiddelentekorten? Wanneer kan de Kamer de resultaten hiervan ontvangen?2
Eerder heb ik aangegeven dat ik het belangrijk vind om de omvang van het probleem inzichtelijk te maken zodat we goede oplossingen kunnen vinden. De inspectie heeft op mijn verzoek navraag gedaan over het onderwerp van heruitgifte van geneesmiddelen bij geneesmiddelentekorten op bestuurlijk niveau bij de KNMP. De IGJ stelt zich op het standpunt dat heruitgifte een risico kan vormen voor kwaliteit en veiligheid van geneesmiddelen en dat heruitgifte tegen regelgeving in gaat. De IGJ heeft geen signalen dat dit op grotere dan incidentele schaal in situaties van noodgevallen gaat. De KNMP bevestigt dat het ook in haar ogen om incidentele uitzonderingen gaat. Vanwege de door de IGJ en KNMP verwachte zeer kleine schaal waarop heruitgifte plaatsvindt, is het niet aangewezen om thans onderzoek te doen naar de omvang van deze problematiek. Mochten er alsnog signalen komen dat heruitgifte van geneesmiddelen op grotere schaal voorkomt, dan zal ik de Inspectie vragen om dit nader te onderzoeken en de KNMP daarbij te betrekken.
Kunt u toelichten wat de Europese Commissaris voor Gezondheid Vytenis Andriukaitis bedoelt met zijn waarschuwing dat producenten een continue levering van geneesmiddelen moeten garanderen, omdat de Europese Unie (EU) anders over zal gaan tot «oplossingen die de industrie niet zullen bevallen»? Aan welke oplossingen denkt de Europese Commissie in dit geval en wat is uw oordeel hierover?3
Zoals ik eerder in mijn brieven5 aan uw kamer heb geschreven vind ik het belangrijk dat het oplossen van de geneesmiddelentekorten op de agenda komt van de nieuwe Europese Commissie. Ik ben verheugd dat ook de Europese commissaris Vytenis Andriukaitis en de Franse Minister mevrouw Agnès Buzyn, het probleem van de geneesmiddelentekorten onder de aandacht brengen. Dit sluit goed aan op mijn eerdere oproep. De heer Vytenis Andriukaitis heeft in zijn speech over de waarde van de gezondheidszorg benadrukt dat geneesmiddelen een essentieel onderdeel uitmaken van de behandeling van patiënten en dat de farmaceutische industrie een belangrijke rol en verantwoordelijkheid heeft bij het voorkomen van geneesmiddelentekorten. Hij riep in zijn speech op om continuïteit van het aanbod te garanderen en is met mij van mening dat oplossingen gezocht moeten worden om de kwetsbaarheid van de productie en distributie van geneesmiddelen aan te pakken. Verder gaf hij aan dat het voorkomen van geneesmiddelentekorten een prioriteit moet zijn van de toekomstige EU-werkzaamheden en dat nieuwe maatregelen nodig zijn om het risico voor de patiënten te beperken.
De Franse Minister mevrouw Agnès Buzyn van Solidariteit en Volksgezondheid, geeft aan dat zij ook voorstander is van het verbeteren van de beschikbaarheid van geneesmiddelen en dit beschouwt als prioriteit. Daarom heeft zij een beleidsdocument6 opgesteld, waarin zij onder andere voorstelt om door middel van financiële – en fiscale prikkels samen met de Europese partners tot oplossingen te komen voor dit probleem. Deze voorstellen moeten echter nog verder worden uitgewerkt. De komende tijd zal ik actief in gesprek blijven om dit belangrijke onderwerp in Europa verder uit te laten diepen. Ook wil ik dat wordt bezien of het verplaatsen van productlocaties van grondstoffen en geneesmiddelen naar Europa een oplossing biedt om het probleem aan te pakken. Daarbij wil ik graag de toezegging doen om u nader te informeren over de ontwikkelingen. In ieder geval zal ik u dit najaar informeren over mijn aanpak met betrekking tot voorraden in Nederland.
Welke financiële prikkels heeft Frankrijk voorgesteld om de productie van (grondstoffen van) geneesmiddelen uiterlijk 2022 terug naar Frankrijk en de EU te halen? Wat is uw oordeel over de voorstellen van Frankrijk?4
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw reactie op het standpunt van de KNMP waarin gepleit wordt voor een langere aanbestedingstermijn voor (door zorgverzekeraar) aangewezen geneesmiddelen?5
Het standpunt van de KNMP bevreemdt mij aangezien de werkgroep Tekorten, waar de KNMP ook deel van uitmaakt, afspraken heeft gemaakt om mogelijke nadelige effecten van het preferentiebeleid te verminderen. Daarbij gaat het om tijdiger aanwijzen van preferente middelen, voor een langere periode en met de mogelijkheid van verlenging. Daardoor hebben fabrikanten meer tijd om voorraden aan te leggen of op te maken. Tegenwoordig wijzen zorgverzekeraars al producten aan voor 2 tot 4 jaar, terwijl dit in 2008 slechts voor 6 maanden was. Dus zorgverzekeraars komen al tegemoet aan het standpunt van de KNMP. Deze langere periode betekent ook voor patiënten dat zij minder vaak van geneesmiddelen hoeven te wisselen.
Dit meerjaarlijks preferentiebeleid zorgt ervoor dat de markt voor fabrikanten voorspelbaarder wordt en er meer eisen opgenomen kunnen worden over de leveringszekerheid van preferente geneesmiddelen. Het preferentiebeleid maakt het ook mogelijk dat meerdere kleinere spelers op de markt kunnen opereren. Overigens geven zorgverzekeraars op verschillende manieren vorm aan het preferentiebeleid en houden daarbij rekening met de relevante aanbevelingen uit de werkgroep.
Het bericht ‘Apple deelde herleidbare, persoonlijke gegevens bij opnames Siri-gebruikers’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Apple deelde herleidbare, persoonlijke gegevens bij opnames Siri-gebruikers»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Waren de signalen uit het bericht, over vermeende schending van de privacy door Apple, al eerder bekend bij de Autoriteit Persoonsgegevens, die toezicht houdt op het gebruik van persoonsgegevens door organisaties?
Het fenomeen van afluisteren via smart speakers was bij de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) bekend.
Heeft de Autoriteit Persoonsgegevens actie(s) ondernomen richting Apple nadat vorige maand al naar buiten kwam dat Apple-medewerkers meeluisteren naar persoonlijke informatie van gebruikers, zoals medische gegevens?2 Zo ja, welke actie(s)?
De Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) kent het zogeheten één-loketmechanisme. Dit houdt in dat organisaties die grensoverschrijdende verwerkingen van persoonsgegevens uitvoeren nog maar met één privacytoezichthouder zaken hoeven te doen. Die wordt de «leidende toezichthouder» genoemd. De Ierse privacytoezichthouder is de leidende toezichthouder voor Apple. De AP is zogeheten «betrokken toezichthouder». Ik heb begrepen van de AP dat zij regulier contact heeft met de Ierse privacytoezichthouder, zowel bilateraal als binnen de (European Data Protection Board (EDPB) en dat de Ierse privacytoezichthouder op de hoogte is van deze kwestie (evenals vergelijkbare recente kwesties). De AP heeft overigens de mogelijkheid om kwesties onder de aandacht te brengen van de leidende toezichthouder als deze daarvan nog niet op de hoogte is.
Deelt u de mening dat, indien de berichtgeving klopt, het zeer kwalijk is dat herleidbare, persoonlijke gegevens, afkomstig van gebruikers van in dit geval een spraakherkenningssysteem, worden gedeeld met derden?
Het delen van persoonsgegevens met derden is niet per definitie een kwalijke zaak. Het is van belang dat bedrijven binnen de geldende wet- en regelgeving persoonsgegevens kunnen delen met derde partijen, zodat zij deze gegevens kunnen analyseren om bepaalde producten of bedrijfsprocessen te optimaliseren.
Blijkens de berichtgeving en de reactie die Apple daarop heeft gegeven zijn er, naast de opnamen van de gesprekken, ook gegevens meegestuurd die maken dat de opnames herleidbaar werden tot een specifiek natuurlijk persoon, waardoor er sprake is van verwerking van persoonsgegevens. Indien deze verwerking zonder juiste rechtsgrondslag plaatsvindt -zoals de berichtgeving suggereert- dan is dat niet alleen kwalijk, maar ook onrechtmatig.
Is bij het op deze wijze delen van persoonsgegevens volgens u sprake van inbreuk op de privacy?
De privacy van personen kan worden geraakt wanneer er op onrechtmatige wijze persoonsgegevens worden gedeeld. Het is echter aan de AP om te bepalen of de verwerking van persoonsgegevens in kwestie onrechtmatig was.
Kunt u – in het kader van de juridische bescherming van burgers – uitleggen welke regelgeving hier primair van toepassing is? Is dat de Algemene verordening gegevensbescherming (inclusief alle daarbij behorende wet- en regelgeving) of is dat het Wetboek van Strafrecht, in het bijzonder de artikelen 139a en volgende? Tot welke instantie zouden burgers en/of bedrijven zich primair moeten richten bij (vermeende) situaties van stiekem afluisteren zoals bedoeld in deze Kamervragen, de Autoriteit Persoonsgegevens dan wel de politie en/of het openbaar ministerie?
De AVG betreft de relevante regelgeving om het gedrag van Apple aan te toetsen. De kernvraag daarbij is of Apple zich kan beroepen op een geldige verwerkingsgrondslag als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de AVG. De uiteindelijke beoordeling van deze vraag in een feitelijke situatie is aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit.
Nederlandse ingezetenen kunnen bij de AP een klacht indienen over de wijze waarop een verwerkingsverantwoordelijke omgaat met jouw persoonsgegevens. De AP is vervolgens op grond van de AVG verplicht om ofwel zelf deze klacht in behandeling te nemen of deze door te sturen naar de leidende toezichthouder in Ierland. De Ierse toezichthouder treedt in overleg met de andere betrokken toezichthouders. Als zij van mening zijn dat er sprake is van onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens, dan kunnen er verschillende maatregelen worden getroffen, waaronder het opleggen van een bestuurlijke boete (waarbij deze boete kan oplopen tot 20.000 euro of voor een onderneming tot 4% van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorafgaande boekjaar). De Ierse toezichthouder stuurt vervolgens zijn besluit naar de AP en de AP zorgt voor doorgeleiding aan de Nederlandse klager. Als deze niet tevreden is over de klachtafhandeling of het besluit van de Ierse toezichthouder, dan kan de betrokkene in Nederland in bezwaar gaan en uiteindelijk beroep instellen bij de Nederlandse bestuursrechter.
Het heimelijk afluisteren van gesprekken is in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld in de artikelen 139a en verder. Bij de vraag of sprake is van strafbare handelingen is onder meer van belang waar de desbetreffende handelingen hebben plaatsgevonden en of aan alle bestanddelen van de strafbaar gestelde handeling is voldaan. Het is aan het Openbaar Ministerie en in voorkomend geval de strafrechter om hierover te oordelen.
Bent u bereid Apple om een reactie op de berichtgeving te vragen, daar het bedrijf dat afgaande op het artikel van de NOS tot dusver niet heeft willen doen?
Apple heeft inmiddels een reactie op de berichtgeving op zijn eigen website geplaatst. Die houdt, kort gezegd, in dat het bedrijf voorlopig geen audio opnames meer beluistert, maar alleen computer gegenereerde transcripties van gesprekken verwerkt. Na een software-update zal Apple het beluisteren van audiofragmenten voortzetten, maar alleen van betrokkenen die zich hier vrijwillig voor hebben aangemeld. Het beluisteren van de fragmenten zal alleen worden gedaan door medewerkers van Apple. Deze medewerkers zullen onbedoelde Siri-aanvragen direct verwijderen.
Bent u bereid van Apple te eisen dat het bedrijf per direct maatregelen neemt om de privacy van gebruikers van zijn producten/diensten, waaronder spraakherkenning, te waarborgen? Welke (juridische) mogelijkheden hebt u daartoe?
Het is aan de bevoegde privacytoezichthouders in de EU om een onderzoek te starten naar het handelen van Apple. Indien er onderzoek wordt gedaan, is het wederom aan de desbetreffende toezichthouder om op basis van dat onderzoek te bepalen of Apple al dan niet maatregelen dient te nemen. Het is dan ook niet aan het kabinet om een dergelijk verzoek aan Apple te richten, noch om eisen te stellen aan het handelen van Apple.
Overigens heeft Apple in zijn reactie wel aangegeven dat het een aantal maatregelen heeft genomen en nog zal nemen, zie daarvoor het antwoord op vraag 7.
Wijzen incidenten als die bij Apple, maar ook bij andere techbedrijven, volgens u op het bestaan van een «privacyprobleem» in deze sector?
Het feit dat zich een aantal incidenten bij verschillende bedrijven heeft voorgedaan, wijst niet direct op een «privacyprobleem» in de gehele sector.
Specifieke incidenten met het analyseren van spraakgegevens voor productverbetering wijzen er wel op dat er meerdere bedrijven lijken te zijn die hierbij niet binnen de wettelijke kaders zijn gebleven. Gelet op hun onafhankelijkheid, is het aan de verschillende Europese toezichthouders zelf om te bepalen of zij ambtshalve optreden tegen bedrijven die de fout in gaan en hoe zij met eventuele klachten van betrokkenen omgaan.
Bent u van mening dat wet- en regelgeving op dit moment voldoende toereikend zijn om de privacy van consumenten van techproducten en -diensten te beschermen? Waar schiet deze wet- en regelgeving mogelijk nog tekort?
De wet- en regelgeving acht ik op dit moment in het algemeen inderdaad toereikend om de privacy van consumenten van techproducten en -diensten te beschermen.
In lijn met de kabinetsvisie op horizontale privacy ziet het kabinet in dit verband evenwel twee onderwerpen waar het juridisch kader mogelijk nog tekortschiet en die het kabinet aan de orde wil stellen bij de evaluatie van de AVG, die uiterlijk mei 2020 moet zijn afgerond.3
Ten eerste is het kabinet van mening dat grote techbedrijven, ook als zij rechtmatig handelen, enorme hoeveelheden gegevens kunnen verzamelen en gebruiken. Het kabinet wil kijken of de hoeveelheid gegevens die deze bedrijven verzamelen, kan worden beteugeld. Ten tweede wil het kabinet dat wordt geëvalueerd of de normen uit de AVG wel voldoen om de risico’s van profilering tegen te gaan, specifiek wanneer profilering leidt tot prijsdiscriminatie of zelfs tot uitsluiting van bepaalde groepen voor sommige producten of diensten.
Wat kunt u doen om consumenten van techproducten en -diensten beter bewust te maken van de risico’s die zij lopen bij het gebruik ervan ten aanzien van privacy, maar bijvoorbeeld ook spionage (via zogeheten «spyware»)?
Het kabinet vindt het belangrijk om het privacybewustzijn van burgers te vergroten en zal daarom in het voorjaar van 2020 een publiekscampagne starten over de privacyrisico’s bij het gebruik van digitale applicaties. In deze campagne wordt aandacht besteed aan de risico’s die burgers lopen als ze persoonlijke data delen.
Verder werkt Tilburg University aan een rapport over eventuele verdere regulering van «spyware» en de vermindering van de privacyrisico’s die aan deze producten kleven. Dit rapport wordt in het voorjaar van 2020 verwacht en zal hopelijk inzichtelijk maken in hoeverre er verdere maatregelen genomen moeten worden om de privacyrisico’s bij deze producten verder in te dammen.4
De Nederlandse voorbereiding op een harde Brexit |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Jaco Geurts (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Deelt u de mening dat de kans op een harde, chaotische Brexit (cliff edge-scenario) op 31 oktober 2019 onverminderd aanwezig is en dat de regering in de planning rekening moet blijven houden met dat scenario?
Ja. De inzet van het kabinet blijft gericht op een ordelijk vertrek van het Verenigd Koninkrijk(VK) uit de Europese Unie(EU) mét terugtrekkingsakkoord, maar de kans op een no dealscenario blijft onverminderd aanwezig. Het kabinet blijft zich inzetten om zo goed als mogelijk voorbereid te zijn op dit scenario. Ondanks de voorbereidingen zal een no dealscenario overigens onvermijdelijk gepaard gaan met verstoringen.
Herinnert u zich dat in dat scenario 928 extra douaniers nodig zouden zijn en dat er op 31 maart 2019 500 mensen geworven waren en 300 inzetbaar?1
Ja. De wervings- en inzetbaarheidsdoelstellingen voor 29 maart 2019 (ruim 500 FTE ingestroomd, waarvan ruim 300 FTE inzetbaar) zijn behaald.
Hoeveel nieuwe douaniers zijn er op 31 oktober aanstaande aangesteld en hoeveel van die douaniers zijn op dat moment inzetbaar?
Naar verwachting zijn op 31 oktober 2019 ongeveer 930 FTE ingestroomd, waarvan ongeveer 600 inzetbaar.
Welke aanbevelingen uit het EY-rapport over de douane en Brexit neemt de douane slechts gedeeltelijk of niet over?2
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (TK 2018–2019, 31 934, nr. 19), heeft de Douane alle aanbevelingen van EY overgenomen.
Herinnert u zich dat de Algemene Rekenkamer schreef: «Met de dan beperkt beschikbare capaciteit moeten keuzes in handhaving en controle worden gemaakt. Bij het afsluiten van het onderzoek was nog geen besluit genomen over de keuzeopties»?3
Ja.
Zijn de keuzes over handhaving en controle nu wel gemaakt en kan de Tweede Kamer daar inzage in krijgen?
Over deze keuzes is de Tweede Kamer geïnformeerd in de brief van het kabinet d.d. 18 januari 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 304) en in het verslag van een schriftelijk overleg over het rapport van de Algemene Rekenkamer d.d. 22 januari 2019 (Kamerstuk 31 934, nr. 20).
De keuzes gingen uit van een no deal Brexit op 29 maart jl, De Douane zou direct op alle ferryterminals aanwezig zijn om toe te zien op de naleving van douaneformaliteiten, zoals het doen van een aangifte. Indien hieraan niet wordt voldaan worden goederen niet vrijgegeven voor verder vervoer.
Voor wat betreft de handhaving van fiscale (o.a. invoerrechten) en niet-fiscale verplichtingen (o.a. op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu) was – in overleg met de opdrachtgevende beleidsdepartementen – ervoor gekozen om deze geleidelijk aan op te bouwen. Dit naar de mate waarin er meer douaniers instromen en naar de mate waarin beter zicht ontstaat op de risico’s in de goederenstroom tussen het VK en Nederland. De Douane is immers een risicogerichte handhavingsorganisatie die de mensen en middelen inzet daar waar risico’s het grootst zijn.
Het toezicht op de kleine vliegvelden en havens zou eveneens geleidelijk aan worden opgebouwd naar de mate waarin meer douaniers instromen. Ook zou voorrang worden gegeven aan de verwerking en afgifte van vergunningaanvragen in het kader van de terugtrekking uit het VK en de door de EU verplichte herbeoordeling van alle onder het oude Douanewetboek van de Unie afgegeven vergunningen voor 1 mei 2019, boven administratieve controles bij bedrijven.
Door de keuze om de handhaving op de goederenstroom tussen het VK en Nederland geleidelijk aan op te bouwen, zouden de gerichte handhavingsinspanningen op de andere goederenstromen ook in 2019 doorgang vinden.
Doordat de datum van een no dealBrexit is verschoven naar 31 oktober 2019, zijn de keuzes niet geëffectueerd. De keuzes zijn nu van toepassing bij een no dealBrexit op 31 oktober aanstaande. Aangezien op die datum ongeveer 600 FTE’s extra inzetbaar zijn in plaats van ruim 300 fte’s op 29 maart jl., zal het handhavingsniveau op de ingangsdatum van de Brexit hoger zijn. Aangezien ook op deze datum niet alle voor de Brexit benodigde aantal douaniers inzetbaar zijn (930 FTE), gelden bovengenoemde keuzes nog steeds, zij het dat dan meer gehandhaafd kan worden dan op 29 maart jl.
Herinnert u zich de unaniem aangenomen motie van de leden Omtzigt en Van den Berg (beiden CDA), waarin de regering wordt verzocht «in nauwe samenwerking met zorginstellingen en inkooporganisaties, leveranciers en groothandels te voorkomen dat er als gevolg van een no-deal Brexit tekorten ontstaan aan kritieke medicijnen en medische hulpmiddelen, en verzoekt de regering tevens, binnen een maand de Kamer te informeren hoe de beschikbaarheid van alle geneesmiddelen op de CBG-lijst geborgd wordt na een harde Brexit, en verzoekt de regering, in kaart te brengen waar tekorten in hulpmiddelen ontstaan, alternatieven in kaart te brengen en voorbereidingen te treffen voor het verlenen van ontheffingen voor de import van kritieke hulpmiddelen zodat deze ontheffingen wanneer nodig zo snel mogelijk verleend kunnen worden»?4
Ja.
Kunt u op elk van de drie punten van de motie precies ingaan op de stand van zaken?
Zoals gemeld in de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport (MZS) van 19 maart jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 331) is voor alle producten op het overzicht van kritieke geneesmiddelen zoals opgesteld door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) een oplossing gevonden en/of een plan van aanpak beschikbaar voor wanneer een no deal scenario zich voordoet. De oplossingsmaatregelen en instrumenten die in voornoemde brief genoemd zijn, blijven van kracht, zoals de reeds bestaande ontheffing van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voor de invoer van specifieke geneesmiddelenproducten uit derde landen wanneer deze niet langer op de Nederlandse markt beschikbaar zijn.
Het aantal kritieke producten op dit overzicht is verder gedaald. Dit past bij het beeld dat handelsvergunninghouders in toenemende mate aan de eisen voor registratie in een EU-lidstaat voldoen. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die centraal op EU-niveau worden toegelaten via het Europees geneesmiddelenbureau (EMA). In de aanloop naar de nieuwe deadline van 31 oktober 2019 zal de Minister van MZS samen met alle betrokken partijen de voorbereidingsmaatregelen blijven toetsen op actualiteit. Ondanks de voorbereidingen, valt er geen garantie te geven dat er geen geneesmiddelentekorten zullen ontstaan, bijvoorbeeld bij geneesmiddelen die niet op het kritieke overzicht staan. Tekorten komen ook nu voor en worden in voorkomende gevallen door betrokken partijen zo snel mogelijk opgelost. Het speciale Brexit-team met experts vanuit VWS, het CBG en de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd zal paraat staan om eventuele problemen snel het hoofd te bieden en aan te pakken.
De extra tijd die door het uitstel van de Brexit datum is verkregen, heeft bedrijven en zorginstellingen meer ruimte gegeven om zich voor te bereiden op een no dealscenario. Zoals de Minister van MZS in eerdere brieven aan uw Kamer heeft gemeld, is het voor medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica (IVD) niet mogelijk om precies aan te geven voor welke producten er specifieke risico’s bestaan op tekorten. Een overzicht met kritieke medische hulpmiddelen is niet goed vast te stellen vanwege de grote hoeveelheid en verscheidenheid aan producten op de markt (indicatief: het gaat hier om enkele honderdduizenden producten). Ook eenvoudige producten kunnen een onmisbare schakel vormen bij specifieke handelingen.
Zoals de Minister van MZS in zijn brief van 6 februari 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 311) aangaf, heeft het RIVM beter in beeld proberen te krijgen voor welk type medische hulpmiddelen en IVD’s er mogelijk leveringsproblemen kunnen ontstaan bij een no deal scenario. In haar eindrapportage van deze inventarisatie heeft het RIVM enkele handvatten aangereikt waarmee zorginstellingen gerichter in kaart kunnen brengen aan welke producten zij specifiek aandacht moeten schenken.5 Het gaat dan bijvoorbeeld om producten waar specifieke trainingen of vaardigheden voor vereist zijn, «dedicated consumables» zonder welke een bepaald medisch hulpmiddel niet meer gebruikt kan worden (zoals specifieke infuuslijnen of bepaalde IVD’s) en waarvan mogelijk ook bekend is dat deze via of vanuit het VK geleverd worden. Aan de hand van de productetiketten kan vervolgens worden nagegaan om welke Britse notified body het gaat. Ten slotte kunnen zorginstellingen daarbij ook in kaart brengen of het gaat om producten met een hoge omloopsnelheid, met een korte houdbaarheidsduur of producten waarvoor er nu al vertragingen optreden bij leveranties.
De Minister van MZS heeft in zijn brief van 19 maart 2019 uiteengezet dat er een ontheffingsprocedure is ingericht voor medische hulpmiddelen en IVD’s die op de Brexit-datum nog bij een Britse notified body geregistreerd staan en die op de Nederlandse markt worden aangeboden. Deze ontheffingsmogelijkheid is gebaseerd op artikel 8 van de Wet op de medische hulpmiddelen (Wmh) en biedt de Minister de mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing voor een periode van zes maanden voor het in de handel brengen van medische hulpmiddelen of IVD’s die niet voldoen aan alle gestelde eisen uit de medische hulpmiddelen regelgeving.
Deze mogelijkheid tot ontheffing is ook na 31 oktober 2019 beschikbaar voor producten met een certificaat afgegeven door een Britse notified body. Deze ontheffing kan online worden aangevraagd bij Farmatec (CIBG). Van deze ontheffing kan alleen gebruik worden gemaakt in uitzonderlijke situaties in het belang van de volksgezondheid. Dit is het geval wanneer er bij een no deal scenario geen of onvoldoende alternatieven beschikbaar zijn van een product en er risico’s bestaan voor de continuïteit van zorg in Nederland. De fabrikant in kwestie zal wel aan de gestelde voorwaarden voor de ontheffing moeten voldoen.
Ondanks alle voorbereidingen is het van groot belang dat bedrijven en instellingen in de zorg zich blijven voorbereiden op een no deal scenario. De kans bestaat nog steeds dat verstoringen zich voordoen in de leveringsketen van geneesmiddelen of medische hulpmiddelen, bijvoorbeeld wanneer zich aan de Britse zijde van de grens met de EU opstoppingen voor zullen doen bij het vervoer van goederen. Deze effecten kunnen zich ook enige tijd na de Brexit-datum zelf voordoen. De komende weken zal de Minister van MZS onverminderd hiervoor aandacht blijven vragen, onder meer via informatiebijeenkomsten en andere kanalen.
Herinnert u zich dat u dit voorjaar aan de Kamer schreef dat «Op basis van informatieverzameling- en uitwisseling tussen EU-lidstaten bestaat het beeld dat er op dit moment naar schatting nog minstens 30% van het totaal aantal door Britse Notified Bodies (NoBo’s) afgegeven certificaten voor medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica in het Verenigd Koninkrijk geregistreerd staan» en dat zonder EU-certificaten deze middelen niet beschikbaar zijn in de Europese Unie?
Ja.
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is en voor welke hulpmiddelen er niet tijdig EU-certificaten zullen zijn?
In de afgelopen maanden zijn vrijwel alle medische hulpmiddelen en IVD’s die bij de grootste Britse notified body BSI UK geregistreerd stonden, overgezet naar de Nederlandse notified body BSI NL. De Britse notified body UL is samenwerking aangegaan met een notified body in Polen en heeft inmiddels bijna alle certificaten overgeheveld. De Britse notified body SGS UK hevelt voor zover mogelijk certificaten over naar SGS in België. Omdat SGS België niet over de expertise beschikt om dezelfde productgroepen te beoordelen als SGS UK kunnen niet alle certificaten worden overgezet. Tenslotte zal de notified body LRQA (Lloyds) haar werkzaamheden medio september 2019 staken in de sector medische hulpmiddelen en IVD’s, waardoor alle bij deze instantie geregistreerde CE-certificaten bij een andere notified body moeten worden ondergebracht. Leveranciers van medische hulpmiddelen in Nederland en de daarbij aangesloten zorginstellingen doen er daarom goed aan om proactief contact op te nemen met fabrikanten die certificaten hadden ondergebracht bij LRQA.
Met deze ontwikkelingen is het aantal certificaten dat nog bij Britse notified bodies staat geregistreerd aanzienlijk gedaald ten opzichte van begin van dit jaar. Mochten er in deze restgroep van in het VK geregistreerde certificaten producten zitten die van belang zijn voor de Nederlandse gezondheidszorg waar ook geen alternatief voor beschikbaar is, dan kan de fabrikant een beroep doen op de hierboven genoemde ontheffingsmogelijkheid.
Kunt u aangeven op welke wijze u ervoor gaat zorgen dat er een functionerend keurpunt voor levend vee zal zijn op 31 oktober 2019, zoals meerdere keren gevraagd in moties en Kamervragen? Waar zal dat keurpunt zijn?
Over de eventuele inrichting van een inspectiepost voor levende dieren bij de ferryhavens lopen de gesprekken nog. De Minister van LNV blijft zich inspannen om samen met de NVWA en betrokken private partijen voortdurend naar geschikte (tijdelijke) locaties en oplossingen te zoeken. Voor zover dit mogelijk is binnen de Europese staatsteunkaders en de grenzen die deze stellen aan percentages en omvang van bedragen, wil LNV deze oplossingen faciliteren door onder strikte voorwaarden een subsidie te verstrekken voor de inrichting van een inspectiepost en een garantiestelling op het verlies op een eventuele grondpositie. Het blijkt voor het bedrijfsleven lastig om goede businesscases rond te krijgen, mede vanwege de geringe aantallen levende dieren die via de zeehavens ons land binnenkomen en de onzekerheid rond de beschikbaarheid van alternatieven via andere routes vanuit het VK naar de EU. Er is op dit moment een aanvraag voor een inspectiepost voor bepaalde soorten levende dieren ingediend, de NVWA is in gesprek met de indiener hierover met het oog op een complete en tijdige aanmelding van een kansrijke aanvraag bij de Europese Commissie. De locatie van een inspectiepost voor levende dieren zal in de directe nabijheid van de aankomstlocatie moeten liggen.
Wie heeft in Frankrijk keurpunten ingericht?
De informatie over de Franse inspectieposten is te vinden op deze website6. In Calais zijn bijvoorbeeld twee posten ingericht waarvan één direct bij de Eurotunnel en één direct bij de aankomstlocatie van de ferrylijn zijn gelegen. Over deze locaties is ons niet bekend hoe de (terminal)eigenaren Eurotunnel en het havenbedrijf dit exact hebben vormgegeven.
Kunt u aangeven of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voldoende is voorbereid op het cliff edge-scenario?
Ja. Zie ook de uiteenzetting hieronder in het antwoord op vraag 14.
Hoeveel extra mensen zijn aangesteld en volledig aangesteld voor de Brexit op 31 oktober aanstaande?
De NVWA bereidt zich ook onverminderd voor op een no deal Brexit op basis van de huidige volumestromen. De NVWA heeft in aanloop naar 29 maart de nodige voorbereiding op een no dealBrexit getroffen. Uw Kamer is meerdere malen geïnformeerd over onder andere de werving en het opleidingsbeleid van de benodigde extra 143 fte. Nu de uittredingssdatum is gesteld op 31 oktober, gaat de werving van de benodigde medewerkers onverminderd voort en de huidige extra gegunde tijd wordt benut om de recent aangenomen medewerkers verder op te leiden waarmee hun inzetbaarheid flexibeler wordt. Zoals eerder gemeld aan uw Kamer, zal de NVWA bij een no deal Brexit in het worst case scenario 143 fte extra nodig hebben, bij gelijkblijvende handelsstromen. 100 van deze 143 fte zijn toezichthoudende dierenartsen, waarvan 20 fte voor de import en 80 fte voor de export.
De NVWA heeft inmiddels een fors aantal medewerkers van de voorziene 143 personeelsleden geworven voor de diverse activiteiten. Van de 80 benodigde dierenartsen voor exportcertificering zijn de eerste 21 momenteel in de praktijk aan het werk. Een tweede tranche van 31 (nog niet-Nederlandstalige) dierenartsen is in april 2019 gestart met hun opleiding. Zij zijn vanaf april 2020 volledig inzetbaar, na afronding van hun taaltraining en opleiding. Recent zijn 24 fte aan toezichthoudende dierenartsen geworven welke per aanstaande 1 september met de taaltraining starten. Verder zijn 25 medewerkers voor importinspecties en 7 medewerkers voor overige activiteiten geworven. Het kabinet wijst hierbij op de krapte op de arbeidsmarkt voor Nederlandstalige dierenartsen. Daardoor heeft de NVWA al jaren moeite met het vullen van vacatures voor toezichthoudende dierenartsen. De NVWA spant zich in om op het tekort aan dierenartsen zo goed als mogelijk op te vangen: zoals de flexibele inzet van personeel, bijvoorbeeld door de tijdelijke invoering van een ander roostersysteem en het inzetten van niet-dierenartsen voor bepaalde werkzaamheden (waar toegestaan). Deze maatregelen kunnen er wel voor zorgen dat het niveau van dienstverlening tijdelijk wordt verlaagd.
Welke grote problemen zijn de laatste tijd naar boven gekomen in de Brexit-voorbereidingen en op welke wijze wordt er naar oplossingen gezocht?
De gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de EU op alle terreinen zijn in aanloop naar de eerste no deal deadline van 29 maart 2019 in kaart gebracht, waarna zowel op Europees als nationaal niveau passende contingency maatregelen zijn genomen of voorbereid. Sinds april zijn geen nieuwe aandachtsgebieden naar boven gekomen. Uw Kamer is steeds uitgebreid geïnformeerd over mogelijke problemen en getroffen maatregelen, zoals laatstelijk in de brief met de Kabinetsappreciatie van de Commissiemededeling Brexit van 12 juni en stand van zaken nationale voorbereidingen no deal scenario (Kamerstuk 23 987, nr. 362). Hoewel de laatste tijd geen nieuwe aandachtsgebieden zijn geconstateerd, betekent dit niet dat er zich geen verstoringen zullen voordoen. Deze blijven onvermijdelijk in een no dealscenario. Daarbij geldt bovendien dat niet alle oplossingen van de rijksoverheid kunnen komen: burgers, bedrijven en instellingen hebben een eigen verantwoordelijkheid om zich tijdig en gedegen voor te bereiden op de terugtrekking van het VK uit de EU, inclusief in geval van een no dealscenario.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.