Het kraken van het Fort bij Velsen in de Gemeente Beverwijk door oud-ADM-krakers |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD), Daniel Koerhuis (VVD), Thierry Aartsen (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat oud-ADM-krakers inmiddels het Rijksmonument/ UNESCO Wereld Erfgoed Fort bij Velsen in de gemeente Beverwijk hebben gekraakt?1 Deelt u de mening dat kraken illegaal en een schending van het eigendomsrecht is? Zo nee, waarom niet?
Ja, hiervan ben ik op de hoogte. Ik deel het standpunt dat kraken illegaal is en een schending van het eigendomsrecht.
Is er bekend wie de eigenaar van dit gekraakte pand is? Zo ja, heeft de eigenaar aangifte gedaan?
Uit de berichtgeving maak ik op dat het gekraakte perceel in het bezit van particulieren is. Er is direct aangifte gedaan door de eigenaar.
Indien de eigenaar aangifte heeft gedaan, deelt u dan de mening dat dit pand zo snel mogelijk ontruimd moet worden, om zo de Antikraakwet te handhaven? Welke termijn wordt hiervoor gehanteerd?
De officier van justitie heeft reeds twee dagen na de kraak de ontruiming van het gekraakte pand aangekondigd. Tegen deze aankondiging hebben de krakers een kort geding aangespannen dat op 7 februari jl. heeft gediend. Op 21 februari jl. heeft de rechtbank geoordeeld dat Fort Velsen ontruimd mag worden. De rechter heeft in het nadeel van de krakers beslist. De krakers zullen het pand moeten verlaten.
Is er bij deze krakers sprake van een georganiseerde groep? Zo ja, welke groep(en)?
Uit de berichtgeving maak ik op dat een deel van de krakers afkomstig is van het vorige maand ontruimde ADM-terrein in Amsterdam. Of hierbij sprake is van een georganiseerde groep kan ik op dit moment niet zeggen. Dat is overigens ook niet relevant voor de ontruimingsvordering van het OM. Over individuele zaken doe ik geen mededelingen.
Klopt het dat er oud-ADM-krakers bij zitten, en dat sommigen verdacht en/of eerder veroordeeld zijn voor verstoring van de openbare orde tijdens eerdere ontruimingen?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de burgemeester van Beverwijk voornemens is dit gekraakte pand te ontruimen?
De bevoegdheid tot het nemen van een ontruimingsbeslissing ligt bij het Openbaar Ministerie. Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid heeft de burgemeester een verantwoordelijkheid die ertoe kan strekken dat hij uiting geeft aan het niet laten voortduren van een ongewenste situatie en bereidheid om in het voorkomende geval van een ontruiming faciliterend op te treden. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Klopt het dat de bij de ontruiming van gekraakte panden in Amstelveen betrokken asielkrakers afgelopen jaar zijn aangehouden op basis van verdenkingen/ eerdere veroordelingen voor verstoring van de openbare orde? Kunt u toezeggen de burgemeester van
Over individuele zaken doe ik geen mededelingen.
Beverwijk te ondersteunen om op dezelfde manier te ontruimen als in Amstelveen? Zo nee, waarom niet?
Ik meen dat deze vraag inmiddels achterhaald is door de uitspraak in kort geding in deze zaak.
Wat zijn de gevolgen van het beschadigen en/of vernielen van Rijksmonumenten/ UNESCO Wereld Erfgoed? Welke wettelijke en bestuurlijke middelen heeft het Rijk om op te treden in gevallen waarbij Rijksmonumenten/ UNESCO Wereld Erfgoed in acuut gevaar zijn en mogelijk beschadigd en/of vernield worden?
Het beschadigen of vernielen van een rijksmonument is verboden op grond van artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 11, eerste lid, van de Monumentenwet 1988. Overtreding van dit verbod is strafbaar op grond van artikel 9.1, tweede lid, onder b, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 1a, onderdeel 2, van de Wet op de economische delicten, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet. Het beleid inzake Werelderfgoed is gebaseerd op het nationale wettelijke instrumentarium.
De lidstaten van het verdrag zijn verantwoordelijk voor het in stand houden van de uitzonderlijke universele waarde van het Werelderfgoed. Op grond van artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 63, tweede lid, van de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het college van burgemeester en wethouders het verantwoordelijke orgaan om op te treden cq. te handhaven bij het vernielen van rijksmonumenten.
Deelt u de mening dat er onderscheid gemaakt zou moeten worden tussen reguliere panden en monumentale panden, gezien het risico op onherstelbare schade en/of vernieling? Zo nee, waarom niet?
In alle gevallen is schade of vernieling verwerpelijk, los van de status van het gebouw. Artikel 138a Sr (kraakverbod) voorziet niet in een dergelijk onderscheid en ik zie daar ook niet direct aanleiding toe. Indien schade ontstaat, kunnen de verantwoordelijken voor deze schade via een civiele procedure aansprakelijk worden gesteld. Het verhalen van schade is primair een zaak tussen eigenaar en kraker.
Deelt u de mening dat schade in alle gevallen verhaald moet worden op krakers? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Voorzien de beleidsregels van de Antikraakwet van het Openbaar Ministerie in een hogere prioriteit voor monumentale panden (zowel lokale, provinciale als rijksmonumenten)? Zo ja, hoe wordt daarin voorzien en hoe worden deze beleidsregels in dit geval toegepast?
De beleidsregels van het OM voorzien niet in een hogere prioriteit voor de ontruiming van monumentale panden.
Indien deze beleidsregels daarin niet voorzien, deelt u de mening dat deze voor monumentale panden aangescherpt zouden moeten worden? Zo ja, bent u bereid dit mee te nemen in de aanscherping van de beleidsregels inzake de ontruimingsperiode van gekraakte woningen? Zo nee, waarom niet?
Ik zie daartoe vooralsnog geen noodzaak. Het college van burgemeester en wethouders is op grond van de Erfgoedwet, Monumentenwet 1988 en Wabo de verantwoordelijke overheidslaag om op te treden bij vernieling, zowel tijdens als na de ontruimingsperiode.
Het bericht dat er extra huurwoningen nodig zijn voor asielzoekers in Westland |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Extra huurwoningen nodig voor asielzoekers»?1
Ja.
Klopt het dat er met dezelfde tijd en moeite meer tijdelijke huisvesting kan worden geplaatst dan vaste huisvesting kan worden gebouwd? Zo ja, deelt u de mening dat tijdelijke huisvesting voor statushouders kan helpen om de druk van de overvolle azc's en de woningmarkt te halen?
Naar mijn mening kunnen flexibele en tijdelijke oplossingen inderdaad dienen om de druk op de asielzoekerscentra en de woningmarkt te verminderen. Lokale omstandigheden zijn bij de keuze voor het type oplossing doorslaggevend. Gemeenten zijn namelijk primair verantwoordelijk om de nodige maatregelen te treffen om de druk op de woningmarkt zoveel mogelijk tegen te gaan, met name door middel van prestatieafspraken met corporaties.
Herkent u het signaal dat tijdelijke huisvesting van statushouders meer moeite en geld kost als er geen leegstaande kantoorpanden beschikbaar zijn voor transformatie in een gemeente, zoals in de gemeente Westland?
Als er geen leegstaande kantoorpanden beschikbaar zijn voor transformatie kunnen onder meer modulaire bouw, kamergewijze verhuur, verplaatsbare woningen en het huisvesten van meerdere vergunninghouders in één woning als mogelijke oplossingen dienen om deze doelgroep, al dan niet tijdelijk, te huisvesten. Het is aan gemeenten om een afweging te maken welke mogelijke oplossing het meest haalbaar en passend is, waarbij ik veronderstel dat ook benodigde financiële middelen en inzet worden meegewogen.
Bent u bereid om het in het artikel genoemde probleem onderdeel te laten worden van de landelijke pilots en het beschikbare budget om ervaring op te doen met flexibele, tijdelijke en sobere woonoplossingen voor statushouders, bijvoorbeeld in combinatie met arbeidsmigranten en/of studenten?
Op 29 mei jl. heeft de Minister van BZK uw Kamer de Stimuleringsaanpak Flexwonen2 aangeboden, waarin is aangekondigd een pakket aan maatregelen te treffen om de bouw van flexibele en tijdelijke woningen te bevorderen. Het gaat onder meer om een vrijstelling op de verhuurderheffing en het mogelijk maken van een langere exploitatieperiode. Ook ondersteun ik met zogeheten versnellingskamers gemeenten bij nieuwe of vastgelopen projecten en bestaat er de mogelijkheid een beroep te doen op de kennis en kunde van het Expertteam Woningbouw voor meer ondersteuning.
Ook is inmiddels de woondeal Zuidelijke Randstad tot stand gekomen waarin specifieke maatregelen zijn opgenomen op het gebied van flexwonen. Zo wordt er actief gezocht naar locaties voor de realisatie van flexibele of tijdelijke woningen, vinden er pilots plaats in Rotterdam en in Den Haag en voor flexwonen in kleinere gemeenten en is de provincie een programma gestart voor de huisvesting van arbeidsmigranten.
Specifiek voor de gemeente Westland zal in samenwerking met RVO een versnellingskamer worden georganiseerd. Daarnaast zal in samenwerking met het Planbureau voor de Leefomgeving worden gezocht naar geschikte locaties.
Het bericht ‘Fraudeverdachte verdient aan villa' en het bericht 'Beslag gelegd op huizen Erik Staal om miljoenenfraude' |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Fraudeverdachte verdient aan villa»1 en het bericht «Beslag gelegd op huizen Erik Staal om miljoenenfraude»?2 Wat is uw reactie hierop?
Ja, deze berichten zijn mij bekend. De verhuur van een in beslag genomen onroerende zaak is in beginsel toegestaan. Wel kent beslag een blokkerende werking vanaf de inschrijving in de openbare registers (het Kadaster). Als de onroerende zaak na de inschrijving van het beslag in de openbare registers wordt verhuurd, moet de beslaglegger zijn rechten kunnen blijven uitoefenen. De beslaglegger moet de onroerende zaak bijvoorbeeld vrij van huur executoriaal kunnen verkopen. De huurder kan dan een vordering instellen tot schadevergoeding wegens niet-nakoming van de huurovereenkomst jegens de verhuurder. Overigens is op het beslag van onroerende zaken op Bonaire het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES van toepassing (zie de artikelen 726 jo. 505, lid3. De daarin opgenomen regeling stemt grotendeels overeen met de regeling in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Ik zie geen reden tot aanpassing van de regeling, omdat de beslaglegger geen hinder ondervindt van de verhuur.
Is het wettelijk toegestaan onroerend goed waar beslag op is gelegd te verhuren, zoals de heer Staal doet? Zo ja, op grond van welke wetgeving? Als het wettelijk is toegestaan, vindt u dat dan een wenselijke situatie? Zo nee, bent u bereid om te onderzoeken of en hoe deze wetgeving aangepast kan worden?
Zie antwoord vraag 1.
Kent u voorbeelden van andere situaties waarbij beslag is gelegd op onroerend goed en dit onroerend goed vervolgens wordt verhuurd aan andere partijen? Zo ja, welke voorbeelden zijn dit en bent u bereid om enkele voorbeelden naar de Kamer te sturen?
Een proces-verbaal van inbeslagneming van onroerende goederen wordt in de openbare registers ingeschreven en is daarom te raadplegen in deze registers. Dit geldt niet voor huurovereenkomsten. Hierdoor is niet te achterhalen welke beslagen onroerende goederen worden verhuurd.
Is in dit voorbeeld sprake van een woningonttrekking in de zin van de Huisvestingswet 2014?3 Zo nee, waarom niet?
Daarvan is geen sprake, aangezien op de BES-eilanden niet de Huisvestingswet 2014, maar de Wet volkshuisvesting ruimtelijke ordening en milieubeheer BES van toepassing is. De laatstgenoemde wet biedt de eilandsraad de mogelijkheid om in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte een huisvestingsverordening vast te stellen op grond waarvan het gebruik van bepaalde woonruimte aan vergunningsvereisten is gebonden. De eilandsraad heeft vooralsnog geen verordening vastgesteld.
Is het waar dat de villa op Bonaire van de heer Staal nog steeds te huur is op Qvillas?4 Heeft de heer Staal een vergunning om zijn villa te verhuren? Zo ja, kan deze vergunning worden ingetrokken door het openbaar lichaam Bonaire, en op grond waarvan?
Ik heb begrepen dat de betreffende villa inmiddels niet meer voor verhuur wordt aangeboden door Qvillas. Voor wat betreft uw vraag naar handhaving van een vergunning door het openbaar lichaam Bonaire merk ik, met verwijzing naar het antwoord op vraag 4, op dat voor verhuur geen vergunning is vereist. Handhaving is daarom ook niet aan de orde.
Is het openbaar lichaam Bonaire van plan om handhavend op te treden, en heeft het daarvoor voldoende bevoegdheden en capaciteiten? Zo nee, deelt u dan de opvatting dat dit een risico geeft op meer overtredingen van de Huisvestingswet 2014? Bent u in dat geval bereid om te onderzoeken of en hoe bevoegdheden en capaciteiten uitgebreid kunnen worden?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat duizenden mensen illegaal op een vakantiepark op de Veluwe wonen |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Duizenden bewoners vakantieparken illegaal»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de meeste mensen die op vakantieparken recreëren en verblijven zich gewoon aan de regels houden? Zo nee, waarom niet?
De meeste mensen die op vakantieparken recreëren zullen dit met goede intenties doen. Er zijn echter ook mensen die doelbewust de regels overtreden.
Deelt u de mening dat de Actie-agenda vakantieparken 2018–2020 niet de ruimte moet geven aan foute groepen om ondermijnende activiteiten op vakantieparken te ontplooien? Zo ja, op welke wijze gaat u dit voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard moeten groepen mensen die op wat voor manier dan ook ondermijnende activiteiten ondernemen aangepakt worden. De aanpak van criminelen en overlastgevers is een verantwoordelijkheid van de lokale driehoek, waar ook de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) en het Landelijke Informatie en Expertise Centrum (LIEC) een belangrijke rol bij spelen.
Met de actie-agenda vakantieparken 2018–2020 zetten we ook in op een gezamenlijke aanpak van ondermijnende activiteiten op vakantieparken. Zo worden er pilots gestart om beter zicht te krijgen op de ondermijningsproblematiek op vakantieparken en worden de reeds opgedane ervaringen met bijvoorbeeld de toepassing van het monitoringsinstrument «ondermijning en handhaving» van het RIEC Zeeland West-Brabant en Oost-Brabant verder verspreid. Ook worden de mogelijkheden voor een landelijke voorziening voor een (digitale) nachtregistratie verkend.
Kunt u een kwantitatief overzicht naar de Kamer sturen van vakantieparken waar gewoon gerecreëerd en verbleven wordt, en vakantieparken waar volgens gemeentelijke regels te veel verbleven en illegaal gewoond wordt en ondermijnende activiteiten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Op landelijk niveau is geen kwantitatief overzicht beschikbaar van vakantieparken waar permanente bewoning plaatsvindt. Het CBS registreerde in 2018 1.536 huisjesterreinen en 2.801 kampeerterreinen. Hoe vakantieparken worden gebruikt wordt echter niet door hen geregistreerd. Ook een kwalitatief overzicht per park naar de mate van permanente bewoning en ondermijnende activiteiten die daar plaatsvinden is niet op landelijk niveau beschikbaar. De ervaring leert dat het ook voor lokale overheden lastig kan zijn om een volledig beeld te verkrijgen van de activiteiten die op parken plaatsvinden.
Zoals ik uw Kamer reeds schreef2, blijkt uit onderzoeken van ZKA Leisure Consultants dat ongeveer een derde van de vakantieparken in Nederland geen toeristisch toekomstperspectief heeft. Daardoor kan verhuur voor permanente bewoning een aantrekkelijk alternatief kan zijn. Verder blijkt uit onderzoek van ZKA Leisure Consultants dat op een kleine tien procent van de parken sprake zou zijn van ernstige en een verontrustende veiligheids- en leefbaarheidsproblematiek.
Kunt u een kwalitatief overzicht per vakantiepark naar de Kamer sturen waar volgens gemeentelijke regels te veel verbleven en illegaal gewoond wordt en ondermijnende activiteiten plaatsvinden, zoals u ook heeft gedaan in uw brief met Kamerstuknummer 32 847, nr. 462? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de oplossing voor vakantieparken waar te veel verbleven en illegaal gewoond wordt per gemeente verschilt? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. De uiteindelijke aanpak voor vakantieparken is een lokale afweging en keuze, die per gemeente en per park kan verschillen. Ik verwacht dat partijen daar passend binnen het gebied en met oog voor de vereisten van een goede ruimtelijke ordening een weloverwogen keuze maken en zoeken naar integrale maatwerkoplossingen, per park en per bewoner.
Deelt u eveneens de mening dat tijdelijke huisvesting een belangrijke oplossing kan zijn voor het tekort aan woningen? Zo ja, op welke wijze gaat u dit mogelijk maken? Zo nee, waarom niet?
Tijdelijke en flexibele huisvesting kan inderdaad een oplossing zijn voor het verlichten van de druk op de woningmarkt. Ik zie dat er steeds meer flexibele woonvormen worden gerealiseerd die speciaal bedoeld zijn voor mensen die snel, betaalbaar en vaak maar tijdelijk een woning nodig hebben. Deze ontwikkeling juich ik toe en stimuleer ik ook middels onderzoek, pilots en de ontwikkeling van instrumenten die op verschillende manieren behulpzaam voor gemeenten kunnen zijn.
Bent u gemeenten aan het ondersteunen om gemeentelijke regels en openbare orde op vakantieparken te handhaven? Zo nee, bent u bereid dat te doen, zoals u dat ook doet binnen het beleidskader voor woonwagenbewoners?
De taken op het gebied van ruimtelijke ordening en het woonbeleid behoren tot de verantwoordelijkheden van lokale overheden. De aanpak van vakantieparken is daarom een lokale afweging en keuze. Lokaal kan ook het beste zicht op de situatie op vakantieparken ontstaan. Uiteraard ondersteun ik gemeenten en provincies bij het maken van hun afwegingen.
Met de actie-agenda vakantieparken heeft de samenwerking en ondersteuning verder vorm gekregen. Zo ondersteun ik provincies en gemeenten onder meer door de ontwikkeling van een informatiefundament bij het verkrijgen van beter inzicht in aantal, aard en omvang van vakantieparken en de daar aanwezige problematiek. Daarnaast start ik in samenwerking met Platform31, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het VNG Kenniscentrum Handhaving en Naleving een leerkring voor en met decentrale overheden over vakantieparken met daarin aandacht voor de vijf doelstellingen van de actie-agenda vakantieparken. De leerkring ondersteunt decentrale overheden onder meer bij het opstellen van een regionale/provinciale en integrale visie op vakantieparken en het maken van de vertaalslag hiervan naar de uitvoering. Verder wordt via een aantal pilots met (big) data-analyses meer inzicht verkregen in de ondermijningsproblematiek.
Gestuntel bij bouw parkeergarage Wormerveer |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Gestuntel bij bouw parkeergarage Wormerveer»?1
Ja.
Deelt u de mening dat gebouwen gewoon veilig horen te zijn?
Ja.
Is het waar dat in de gemeente Zaanstad er in 2010 en 2011 vijf incidenten met betrekking tot bouwveiligheid waren, waarbij geen controle kon worden gedaan omdat gegevens ontbraken en delen al gebouwd waren zonder goedgekeurde constructietekeningen en -berekeningen?
Naar aanleiding van deze vraag heb ik navraag gedaan bij de gemeente Zaanstad. Tijdens de bouw van de parkeergarage is er door de gemeente toezicht gehouden. Hierbij is vijf keer geconstateerd dat gebouwd werd zonder dat constructietekeningen en -berekeningen aan de gemeente waren overlegd. De gemeente heeft hierop steeds de bouwer aangesproken en de bouwer heeft vervolgens alsnog tekeningen en berekeningen ter beoordeling aan de gemeente gestuurd.
Is het waar dat de gemeente Zaanstad moeite heeft om structureel voldoende bouwtoezicht te houden? In hoeverre lost de, in de Tweede Kamer behandelde, Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit op?
Naar aanleiding van deze vraag heb ik navraag gedaan bij de gemeente Zaanstad. De gemeente geeft aan het bouwtoezicht uit te voeren overeenkomstig haar vastgestelde beleid2. Dit beleid is vastgesteld op basis van een risicoanalyse en de uitvoering is afgestemd op de beschikbare capaciteit aan toezichthouders. Het college van B&W legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen introduceert, in aanvulling op de rol van het bevoegd gezag bij de vergunningverlening, een onafhankelijke en professionele kwaliteitsborger die gedurende het hele ontwerp en uitvoeringsproces erop toeziet dat de bouwwerkzaamheden zo worden uitgevoerd dat voor het bevoegd gezag het gerechtvaardigd vertrouwen ontstaat dat het eindresultaat van de bouwwerkzaamheden voldoet aan de bouwtechnische voorschriften. Deze aanvulling is noodzakelijk om de bouwkwaliteit te verbeteren en omdat het toezicht in complexiteit toeneemt. Bouwwerken worden steeds complexer en de wettelijke eisen aan gebouwen worden steeds verder uitgewerkt en aangescherpt, vooral met betrekking energiebesparing en duurzaamheid.
In het nieuwe stelsel verandert derhalve de rol van de gemeente bij de vergunningverlening, maar blijft het toezicht door het bevoegd gezag op de naleving van de bouwtechnische voorschriften bestaan. In dat verband kan zij waar nodig haar handhavende bevoegdheid inzetten op een wijze waarop dat in het specifieke geval naar haar oordeel geëigend is.
Bent u bereid om in de gemeente Zaanstad in te grijpen om bouwveiligheid te garanderen tot de Eerste Kamer de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen heeft behandeld?
Ik heb geen bevoegdheid om bij de gemeente Zaanstad in te grijpen.
Herinnert u zich de Kamervragen, ingezonden op 24 september 2018 over het instorten van een parkeergarage in Wormerveer, waarbij ik ook heb gevraagd naar bouwtoezicht op de ingestorte parkeergarage in Eindhoven en op de gesloten parkeergarages in Haarlem, Bergen op Zoom en Purmerend?
Ja.
Is het waar dat met name kleinere gemeenten moeite hebben om structureel voldoende bouwtoezicht te houden? Zo ja, wat is daar de oorzaak van? Zo nee, waarom niet? In hoeverre lost de in de Tweede Kamer behandelde Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit op?
Alle gemeenten hebben te maken met de toenemende complexiteit van het bouwtoezicht. Daarnaast hebben veel gemeenten moeite om voldoende deskundig eigen personeel te werven voor het uitvoeren van deze wettelijke taak.
Voor de gevolgen van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Wat is uw reactie op het bouwtoezicht in de gemeente Eindhoven, waarbij er in de afrondende fase van de bouw van de parkeergarage bij Eindhoven Airport onvoldoende bouwtoezicht is gehouden, zoals bleek tijdens het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer over veiligheidsrisico’s bij bouwprojecten op 12 december 2018?
Bij het rondetafelgesprek heeft de vertegenwoordiger van de gemeente Eindhoven uw Kamer geïnformeerd over haar bouwtoezicht. In Eindhoven vindt het toezicht op de bouw steekproefsgewijs plaats. Voor bouwwerken met een bouwsom van meer dan 5 miljoen euro, zoals de parkeergarage Eindhoven Airport, wordt gemiddeld 180 uur besteed aan het toezicht op de bouwplaats. Bij het begin van de bouw van de parkeergarage is volgens de gemeente vaker een bezoek gebracht (gemiddeld vier keer per maand) dan aan het einde (gemiddeld 1 keer per maand).
Ik heb naar aanleiding van uw vraag navraag gedaan bij de gemeente Eindhoven. Het bouwtoezicht dat de gemeente Eindhoven op basis van haar wettelijke taak bij de parkeergarage heeft uitgevoerd, is overeenkomstig haar vastgestelde beleid. Het toezicht op de constructieve veiligheid heeft prioriteit van de gemeente en dat verklaart dat de gemeente in het begin van de bouw, als de constructies worden gemaakt (ruwbouwfase), vaker op de bouwplaats is geweest dan aan het eind (afbouwfase). Dit is ook het geval geweest bij de parkeergarage, die in de afbouwfase is ingestort. Het college van burgemeester en Wethouders (B&W) heeft aan de gemeenteraad verantwoording afgelegd over het toezicht op de parkeergarage. Er heeft daarmee op het geëigende lokale niveau verantwoording plaatsgevonden over het toezicht op de parkeergarage.
Is het waar dat de gemeente Eindhoven moeite heeft om structureel voldoende bouwtoezicht te houden? In hoeverre lost de, in de Tweede Kamer behandelde, Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit op?
Naar aanleiding van deze vraag heb ik navraag gedaan bij de gemeente Eindhoven. De gemeente geeft aan al het bouwtoezicht uit te voeren overeenkomstig haar vastgestelde beleid en te beschikken over voldoende personeel voor de uitvoering hiervan. Het college van B&W legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Voor de gevolgen van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Bent u bereid om in de gemeente Eindhoven in te grijpen om bouwveiligheid te garanderen tot de Eerste Kamer de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen heeft behandeld?
Ik heb geen bevoegdheid om bij de gemeente Eindhoven in te grijpen.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Koerhuis / Beckerman (Kamerstuk 28 325, nr. 185) om onder andere de lopende incidentele inventarisaties van probleemvloeren bij te houden en naar de Kamer te sturen voor het geplande debat hierover?
Deze motie is recent (11 december 2018) aangenomen. Ik bezie thans hoe ik deze motie ga uitvoeren.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat er in de toekomst nog meer parkeergarages instorten en om te voorkomen dat hier slachtoffers bij gaan vallen?
Bij de incidenten die zijn opgetreden bij parkeergarages op het gebied van constructieve veiligheid, ga ik, zodra definitieve rapporten over de oorzaak beschikbaar zijn bij de gemeente, na of er aanleiding is tot landelijke acties bij soortgelijke parkeergarages of bouwconstructies. Het instorten van de parkeergarage Eindhoven Airport heeft zodoende geleid tot landelijke actie zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw.
Onderzoek naar fraude bij Vestia |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op de Kamervragen (ingezonden 15 november 2018) over het bericht «Onderzoek naar fraude door medewerkers Vestia»?1
Ja.
Wanneer is het onderzoek van het forensisch bureau gestart? Wanneer is dit naar verwachting afgerond?
De Autoriteit woningcorporaties (Aw), die door Vestia op de hoogte wordt gehouden over deze kwestie, heeft mij desgevraagd gemeld dat het forensisch onderzoek 19 november 2018 is gestart. Het onderzoek kent verschillende fasen, te starten met een inventariserend onderzoek en vervolgens een verdiepend onderzoek. De uiteindelijke doorlooptijd van het onderzoek is afhankelijk van de tussentijdse bevindingen, maar ook van de voortgang van het strafrechtelijk onderzoek en de toestemming van het OM aan Vestia om de informatie die daaruit voort komt te kunnen gebruiken. De Aw zal over de voortgang en de uitkomsten van het onderzoek worden geïnformeerd.
Bent u bereid de uitkomst van dit onderzoek naar de Kamer te sturen, zodra het onderzoek is afgerond? Zo nee, waarom niet?
Vanwege het vertrouwelijk karakter daarvan is het niet gebruikelijk dat de Aw rapportages naar aanleiding van forensisch onderzoek waarover zij komt te beschikken openbaar maakt. Ook het onderhavige rapport zal daarvoor te veel vertrouwelijke informatie bevatten. De Aw zal wel, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van de informatie, op hoofdlijnen kunnen informeren over de uitkomsten van het onderzoek. Deze hoofdlijnen zal ik te zijner tijd met de Kamer delen.
Het bericht dat de provincie Noord-Holland woningbouw in Alkmaar tegenhoudt |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Provinciale hindermacht»?1
Ja
Is het waar dat het tekort aan huizen in Noord-Holland en in Nederland hiermee verder oploopt?
Om tegemoet te komen aan de groeiende vraag naar woningen moeten er tot 2025 gemiddeld 75 duizend woningen per jaar bijgebouwd worden. Het EIB verwacht voor 2019 dat er circa 73.000 woningen worden gebouwd en ongeveer 80.000 per jaar voor de periode 2020–2023. Het valt niet te zeggen hoe deze individuele casus zich hiertoe verhoudt.
Heeft u in uw gesprekken met de provincie Noord-Holland al de mogelijkheid aan de orde gesteld om gemeenten boven Amsterdam meer ruimte te geven om te bouwen door overprogrammeren toe te staan en regionale woonafspraken en rode en groene contouren te verruimen, in navolging van de motie-Koerhuis / Ronnes (TK 32 847, nr 455)? Zo ja, wat was de uitkomst van dat gesprek? Zo nee, wanneer was u van plan om dit te doen?
Nee, ik heb hierover nog niet gesproken met de provincie Noord-Holland.
Ik heb uw kamer toegezegd spoedig met de provincie Noord-Holland in gesprek te gaan en u over de uitkomsten te informeren.
Deelt u de mening dat als de vijf gemeenten uit de regio Alkmaar (Alkmaar, Bergen, Castricum, Heiloo en Langedijk) aansluiten bij de Metropoolregio Amsterdam (MRA) met betrekking tot woningbouw, dat de MRA dan makkelijker woningbouwplannen richting de regio Alkmaar kan schuiven als blijkt dat andere gemeenten in de MRA woningbouwplannen niet kunnen realiseren?
De regio Alkmaar, die naast Alkmaar, Bergen, Castricum, Heiloo en Langedijk ook bestaat uit de gemeenten Heerhugowaard en Uitgeest, kan ook zonder onderdeel te zijn van de MRA bouwen voor woningzoekenden uit de MRA. Hiervoor is voldoende planologische ruimte en hier wordt in de behoefteprognoses ook rekening mee gehouden. Tot op heden blijft de gerealiseerde productie in de regio Alkmaar echter achter bij de behoefte. De focus zou dus moeten liggen op de realisatie van plannen in plaats van het maken van nieuwe plannen.
Zouden ook andere gemeenten boven Amsterdam, zoals Hoorn, die nog niet zijn aangesloten, kunnen aansluiten als dit vanuit de gemeenten zelf komt?
Dit is aan de bestuurders in de MRA en de betreffende gemeenten. Noch de provincie, nog BZK gaat hierover.
Heeft u in uw gesprekken met de provincie Noord-Holland al betrokken om de regio Alkmaar te laten aansluiten bij de MRA met betrekking tot woningbouw, zoals u heeft toegezegd in het algemeen overleg Bouwopgave op 28 november? Zo ja, wat was de uitkomst van dat gesprek? Zo nee, wanneer was u van plan om dit te doen?
In het algemeen overleg Bouwopgave heb ik toegezegd met de regio Alkmaar in gesprek te gaan over de bouwopgave en de daarvoor beschikbare plancapaciteit in die regio. Dat gesprek heeft nog niet plaatsgevonden. Ik heb uw Kamer toegezegd u voor het einde van het eerste kwartaal van 2019 te informeren over de uitkomsten van het gesprek.
Deelt u de mening dat deze gesprekken nu eerder moeten plaatsvinden naar aanleiding van het bericht? Zo ja, wanneer bent u nu van plan om dit te doen? Zo nee, waarom niet?
De berichtgeving over de regio Alkmaar is in de drie weken tussen het AO en dit bericht niet veranderd, ik zie daarom geen reden de gesprekken sneller te voeren. Ik zal begin 2019 overleg voeren met de regio en u over de uitkomst daarvan voor het einde van het eerste kwartaal van 2019 informeren.
Deelt u de mening van de auteur van het bericht dat uw ambitie om 75.000 nieuwe woningen per jaar in Nederland te gaan bouwen niet gaat lukken met een provinciale hindermacht, zoals de provincie Noord-Holland voor de regio Alkmaar is? Wat gaat u doen om de rol van de provincie van hindermacht om te zetten naar aanjaagmacht?
De ambitie om 75.000 woningen per jaar te bouwen hangt vooral af van de daadwerkelijke realisatie van plannen. Verschillende factoren dragen bij aan het achterblijven van de productie, zoals gebrek aan capaciteit in de bouw, een tekort aan ambtelijke capaciteit bij gemeenten, financiële knelpunten, de stapeling van (lokaal) beleid en marktpartijen die acquireren in plaats van realiseren. De provincie Noord-Holland heeft een budget van 15 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het oplossen van dit soort knelpunten.
Misstanden bij woningcorporatie Mijande |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op de Kamervragen1 over het bericht «Klokkenluider meldt misstanden corporatie Mijande: ministerie grijpt in»?2
Ja.
Is het ondertussen al bekend of de koper meewerkt aan de teruglevering van de woningen die onder de getaxeerde verkoopprijs zijn verkocht? Zo nee, wanneer is dit wel bekend en bent u dan bereid om de Kamer hiervan op de hoogte te stellen?
De koper heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Autoriteit woningcorporaties (Aw) om de goedkeuring van de verkoop in te trekken. Uiterlijk op 6 mei 2019 zal een besluit worden genomen in de bezwaarzaak.
Corporaties dienen in voorkomende gevallen de volkshuisvestelijke schade te beperken en zich in te spannen om de geleden schade te verhalen waar mogelijk. De wijze waarop dit gebeurt, is de verantwoordelijkheid van de corporatie. De Aw ziet erop toe dat de corporatie zich in een dergelijke casus voldoende inspant om de schade zo veel mogelijk te beperken en schade te verhalen. In verband met het toezichtvertrouwelijke karakter van de informatie kan ik de Kamer te zijner tijd op hoofdlijnen informeren.
Is het waar dat, indien de verkoper niet bereid is mee te werken, het maatschappelijk vermogen van de corporatie dan wel wordt aangetast? Zo ja, bent u in dat geval wel bereid om de voormalige corporatiebestuurder financieel bij te laten dragen aan de geleden kosten, in navolging van de motie Koerhuis c.s.3 om corporatie(-bestuurder)s bij wanbestuur financieel te laten bijdragen? Zo nee, waarom niet?
De corporatie in kwestie is in eerste aanleg aan zet om de omvang van eventuele volkshuisvestelijke schade te bepalen en te bezien welke stappen het neemt om die schade te verhalen. Corporaties worden geacht eventuele volkshuisvestelijke schade te minimaliseren en kosten waar mogelijk te verhalen. Indien de corporatie zich naar oordeel van de Aw daartoe niet voldoende inspant, kan de Aw tot vervolgstappen overgaan richting de corporatie. Daarbij maakt de Aw als onafhankelijke toezichthouder een afweging welke interventies het meest effectief zijn.
Bent u bereid de Kamer op de hoogte te stellen zodra het interim-salaris van de huidige interim-corporatiebestuurder is opgenomen in de jaarrekening van 2018 van corporatie Mijande? Zo ja, wanneer verwacht u dit te kunnen doen? Zo nee, waarom niet?
Indien de Kamer daar prijs op stelt, kan ik informatie over de bezoldiging van de interim--bestuurder naar de Kamer zenden. De bezoldiging van de interim- directeur-bestuurder zal blijken uit de vastgestelde jaarrekening 2018, die overigens ook openbaar toegankelijk is, onder meer via de website van de corporatie. De jaarrekening zal in de komende maanden worden vastgesteld.
Het bericht ‘Bouwen in het groen? Wel doen’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het artikel «Bouwen in het groen? Niet doen»?1
Ja.
Bent u er vooraf van in kennis gesteld dat de rijksbouwmeester in de media een dergelijk standpunt zou innemen aangaande het woningbouwbeleid? Zo nee, waarom niet?
Ik zie de uitspraken van de Rijksbouwmeester – als lid van het College van Rijksadviseurs – niet op zichzelf maar in de context van de studie Panorama Nederland. Vooraf heb ik kennis kunnen nemen van de inhoud van deze publicatie. Ik acht de strekking van deze studie een waardevolle bijdrage aan het publieke debat rond de toekomstige inrichting van Nederland. Het College van Rijksadviseurs geeft hierin een aanzet voor een uitdagend toekomstperspectief en verbeeldt uiteenlopende kansen om actuele opgaven innovatief, samenhangend en duurzaam op te pakken.
Hoe ziet u het publiek innemen van een dergelijk standpunt aangaande het woningbouwbeleid door een ambtenaar in het licht van uw ministeriële verantwoordelijkheid?
De adviezen van het College van Rijksadviseurs c.q. de Rijksbouwmeester hebben geen bindend karakter en hebben als doel het denken vanuit een ruimtelijke, dus integrale, invalshoek te bevorderen. Publicatie van de adviezen, als mede de publieke optredens waarin de adviezen een nadere toelichting krijgen, acht ik van belang. Ik waardeer daarbij de adviezen van de Rijksbouwmeester aan de rijksoverheid die, gebaseerd op een lange traditie en vanuit een specifieke expertise, bijdragen aan het nationale beleid. De uitspraken van de Rijksbouwmeester, individueel of als lid van het College van Rijksadviseurs, hebben geen directe invloed op de uit te voeren woningbouwplannen. Deze adviezen betrekt het Rijk bij visievorming en strategische keuzes.
In hoeverre hebben de uitspraken van de rijksbouwmeester invloed op de uit te voeren (woning-)bouwplannen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat de noodzakelijke stijging van de bouwproductie naar 75.000 woningen per jaar, zoals beschreven in uw brief van 16 november 2018, de hoogste prioriteit heeft? Zo ja, bent u nog steeds van mening dat bestuurders nu nog vooral binnen de stadsgrenzen bouwen, maar dat «het allebei moet: én binnenstedelijk én in het groen», zoals u heeft gezegd in het artikel «Bouw woningen in het groen»?2
Het versnellen van de woningbouw heeft voor mij de hoogste prioriteit. Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn Kamerbrief «meer prioriteit voor woningbouw» d.d. 13 maart j.l. naar aanleiding van het artikel «Bouwen in het groen», vind ik het uiteraard belangrijk dat regio’s bij de keuze voor nieuwe woningbouwlocaties zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte. Daarom vind ik het belangrijk dat zij in eerste instantie de kansen binnen bestaand bebouwd gebied optimaal benutten. Vanuit verschillende opgaven bezien heeft die inzet de voorkeur. Tegelijkertijd moeten we realistisch zijn dat in enkele regio’s het nu al duidelijk is dat niet alles binnenstedelijk op te lossen zal zijn. We moeten daarom tijdig anticiperen op risico’s, zoals uitval of vertraging van bestaande plannen, die kunnen leiden tot een te beperkte capaciteit in bestaand bebouwd gebied. In de woondeals met de meest gespannen regio’s beoog ik daarom afspraken te maken over de benodigde plancapaciteit die aansluit bij de behoefte, en het monitoren van planvoorraad binnen deze regio’s. We zullen per regio en per locatie moeten bezien wat wenselijk en realistisch is om de verschillende doelstellingen te bereiken.
Hoe ziet u de noodzaak voor een «leidende visie» vanuit het Rijk, zoals bepleit door de rijksbouwmeester, in het licht van de decentralisatie van het woonbeleid?
De Rijksbouwmeester doelt hier op de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Deze visie moet inspirerend, verbindend, richtinggevend en agenderend zijn om tot een samenhangende aanpak te komen van urgente en complexe strategische opgaven. Veel van deze opgaven vereisen een gezamenlijke – nationale, regionale of intergemeentelijke – aanpak, zonder de verantwoordelijkheidsverdeling uit het oog te verliezen. De rol van het Rijk kan daarmee per opgave, gebied of fase verschillend zijn. De Nationale Omgevingsvisie schetst daarvoor de richting en aanpak.
Vluchtelingen die eigen woonunits bouwen |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Vluchtelingen bouwen eigen woonunits in Panningen»?1
Ja.
Op basis waarvan wordt de in het artikel gesuggereerde «boete» gebaseerd? Klopt het dat hier bedoeld wordt dat de provincie in het uiterste geval zelf de huisvesting van statushouders in een gemeente kan overnemen, maar pas na diverse andere stappen te zijn doorlopen? Kunt u een overzicht geven hoe dat proces er uit ziet?
Er is geen boetesysteem in het kader van de wettelijke halfjaarlijkse taakstelling.
Het toezicht op de huisvesting van vergunninghouders door gemeenten is belegd bij de provincie. Bij het niet halen van de taakstelling wordt een interventieladder gehanteerd, waarbij in 6 stappen tot indeplaatsstelling gekomen kan worden. Indeplaatsstelling is het op kosten van de gemeente huisvesten van vergunninghouders.
Deze interventieladder kent de volgende zes stappen:
Is het waar dat er met dezelfde tijd en moeite meer tijdelijke huisvesting kan worden geplaatst dan vaste huisvesting kan worden gebouwd? Zo ja, deelt u de mening dat tijdelijke huisvesting voor statushouders kan helpen om de druk van de overvolle asielzoekerscentra (AZC's) en de woningmarkt te halen?
Afhankelijk van de lokale omstandigheden kan worden gekozen voor permanente of tijdelijke huisvesting van vergunninghouders en afhankelijk van de lokale omstandigheden zal een van die keuzes qua geld, tijd en moeite meer huisvesting opleveren. De instantie die de huisvesting gaat exploiteren, een corporatie of andere exploitant, zal alle mogelijkheden, waarbij ook kosten, risico’s en moeite, op een rijtje zetten en op basis daarvan een afweging maken of hij kiest voor permanente- of tijdelijke huisvesting. Naar mijn mening kan de tijdelijke huisvesting van statushouders, als een van de mogelijke oplossingen dienen om, naast verbouw van leegstaande gebouwen, modulaire bouw en kamergewijze verhuur, de druk op de asielzoekerscentra en de woningmarkt te verminderen. Hierbij hebben gemeenten tot 1 januari 2019 de tijd om op basis van de Tijdelijke Regeling Stimulering Huisvesting Vergunninghouders, waarmee eenvoudige huisvesting voor deze groep kan worden gerealiseerd, een subsidie te krijgen. In alle gevallen zijn gemeenten primair verantwoordelijk om de nodige maatregelen te treffen om de druk op de woningmarkt zoveel mogelijk tegen te gaan, met name door middel van prestatieafspraken met corporaties.
Deelt u de mening dat het in het artikel genoemde project onderdeel kan worden van het voorstel om ervaring op te doen met flexibele, tijdelijke en sobere woonoplossingen voor statushouders, bijvoorbeeld in combinatie met arbeidsmigranten en/of studenten?
Zoals ik in het WGO van 12 november jongstleden heb aangegeven wil ik graag werken aan meer flexibele woonruimte voor doelgroepen met een urgente huisvestingsbehoefte. Gemeentes hebben steeds meer behoefte aan flexibele vormen van wonen en daarom wil ik pilots opzetten in die richting.
Onderzoek naar fraude door medewerkers van Vestia |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Onderzoek naar fraude door medewerkers Vestia»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht? Hoe is dit toch nog mogelijk, ondanks de nieuwe Woningwet?
Ik kan op dit moment niet inhoudelijk op het bericht reageren, omdat de zaak nog bij het Openbaar Ministerie ligt. Mij, noch de Aw, die ik om een reactie heb gevraagd, is hierom thans bekend waarvan de medewerkers van Vestia worden verdacht. In algemene zin kan gesteld worden dat met de herziene Woningwet het extern toezicht is versterkt en hogere eisen worden gesteld aan het interne toezicht. Dergelijke stappen hebben de checks and balances in het stelsel vergroot, waarmee de kans op mistanden wordt verkleind en de pakkans vergroot. Misstanden als fraude en integriteitsrisico’s zijn echter nooit volledig te voorkomen met wetgeving en/of (sectorale) gedrags- en integriteitscodes.
Hoe zit het met fraude bij woningcorporaties? Hoe vaak wordt er door de FIOD ingegrepen? Wat is de rol van de Autoriteit Woningcorporaties hierin?
Bij de Aw is het meldpunt integriteit woningcorporaties (MIW) ondergebracht. Iedereen kan hier melding doen van het vermoeden van onrechtmatigheden bij woningcorporaties. Meldingen geven vaak inzicht over misstanden in de cultuur en de governance bij een corporatie. Integriteit is nauw verbonden met governance. Aandacht voor governance en de interne checks and balances binnen een corporatie is bij het toezicht op integriteitrisico’s essentieel. Individuele integriteitschendingen kunnen worden voorkomen en gecorrigeerd als de interne bedrijfscultuur open en transparant is waardoor medewerkers, management en bestuur elkaar aanspreken bij mogelijke misstanden. De Aw neemt deze inzichten mee in haar toezicht op governance bij de corporaties.
Jaarlijks komen bij het MIW ongeveer 15 tot 20 meldingen binnen. Alle meldingen worden door de Aw onderzocht. Bij vermoeden van strafbare feiten wordt de Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD) van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geïnformeerd. De Aw is na de parlementaire enquête woningcorporaties bewust ondergebracht bij de ILT, ondermeer om op deze wijze een korte lijn te hebben met de IOD-ILT.
De Woningwet geeft de Aw een aantal interventies als instrument. Afhankelijk van de ernst van de misstanden zal de Aw kiezen voor een passende interventie met de mogelijkheid om te escaleren op de interventieladder. Indien zij van oordeel is dat de corporatie zelf adequate maatregelen heeft getroffen om de misstand te beëindigen zal interventie van haar kant achterwege kunnen blijven.
In voorkomende gevallen kan strafrechtelijk onderzoek ook worden uitgevoerd door de FIOD, zoals bijvoorbeeld in de zaak tegen een voormalig directeur van Rochdale2. De FIOD is een opsporingsdienst die kan optreden wanneer er een redelijk vermoeden van een strafbaar feit bestaat. De strafbare feiten kunnen betrekking hebben op diverse delicten, zoals corruptie of witwassen. De FIOD beschikt derhalve over informatie met betrekking tot het delict en de verdachte persoon of rechtspersoon. Er wordt door de FIOD geen informatie bijgehouden over de sector waarin een onderzoek zich afspeelt, in dit geval de woningcorporaties.
Is er voldoende informatie beschikbaar bij de FIOD en de Autoriteit Woningcorporaties om dergelijke casussen goed te kunnen controleren? Hoe verhoudt deze casus zich tot de oproep van corporaties om minder te verantwoorden? Deelt u de mening dat dit tegenstrijdig is? Zo nee, waarom niet?
De FIOD controleert niet, maar is een opsporingsdienst. De FIOD kan optreden wanneer er een redelijk vermoeden van een strafbaar feit bestaat. Voor een eventueel strafrechtelijk onderzoek beschikt de FIOD over voldoende (strafvorderlijke) middelen om de benodigde informatie te verkrijgen.
De Aw kan de informatie bij dergelijke casussen verkrijgen via het MIW, Raden van Commissarissen, de ILT-IOD, of tijdens de governance-inspecties die zij periodiek uitvoert bij de individuele corporaties. Deze bronnen en instrumenten volstaan.
In het Convenant Verbetering Informatievoorziening Woningcorporatiesector van 5 december 2017 is afgesproken dat er minder gegevens worden opgevraagd door de Aw tijdens de jaarlijks uitvraag vanuit de Aw bij de woningcorporaties over de gerealiseerde en de geprognosticeerde investeringen/uitgaven en inkomsten. Omdat het gaat over twee verschillende gegevensstromen die elk een ander toepassingsgebruik hebben, is de oproep van de woningcorporaties niet per se strijdig. Het toezicht op de governance van corporaties is de laatste jaren bovendien juist geïntensiveerd.
Is, gezien de geschiedenis van Vestia en de fraudezaken die daar hebben plaatsgevonden, de oorzaak van deze nieuwe fraudezaak iets structureels binnen Vestia en is er de afgelopen jaren niks veranderd binnen de organisatie? Bent u bereid in te grijpen in de organisatie? Zo nee, waarom niet?
Het is niet opportuun om vooruit lopen op de uitkomsten van het onderzoek van het OM. Verder heeft de Aw mij gemeld dat het bestuur van Vestia haar heeft laten weten dat zij naar aanleiding van de ingreep door het OM een onafhankelijk onderzoek door een extern forensisch bureau is gestart naar de omvang van dit – mogelijke – fraudegeval en de omstandigheden waaronder dit heeft kunnen geschieden.
De Aw laat zich door bestuur Vestia informeren over de opzet, de voortgang en de uitkomst van het onderzoek. Op basis van de informatie, die via de FIOD en IOD beschikbaar komt en de uitkomsten van het onafhankelijk onderzoek en het nog te bepalen standpunt van het bestuur van Vestia, zal de Aw beoordelen of voor Vestia verbeterpunten zijn aan te merken en/of handhavingsinterventies nodig zijn.
Voor het oordeel over Vestia op de toezichtvelden governance en integriteit in de achterliggende jaren verwijst de Aw naar het jaarlijkse gepubliceerde integraal oordeel 2016 en 2017–2018. Hieruit blijkt onder meer dat Vestia sinds 2015 op het terrein van de governance diverse verbetermaatregelen in gang heeft gezet, waaronder maatregelen ter versterking van de strategische portefeuillesturing, de financiële aansturing en de kwaliteit van de interne en externe verantwoording. Wat betreft integriteit heeft de Aw in de oordeelsbrief 2017–2018 aangegeven dat bij haar (thema)onderzoek naar integriteit bij opdrachtverstrekking, de enquêteresultaten van Vestia over de opzet en effectiviteit van diverse beheersmaatregelen geen aanleiding gaven om versneld een governance inspectie te verrichten naar de werking van het integriteitsbeleid bij opdrachtverstrekking.
Tot slot wijs ik u erop dat Vestia onder verscherpt toezicht staat en dat de voortgang van het verbeterplan intensief door de Aw wordt gemonitord.
Misstanden bij woningcorporatie Mijande |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Klokkenluider meldt misstanden corporatie Mijande: ministerie grijpt in»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht? Hoe is dit toch nog mogelijk, ondanks de nieuwe Woningwet?
De Autoriteit woningcorporaties (Aw) is aangewezen als integraal toezichthouder en ziet onder meer toe op de governance en integriteit bij corporaties en een correcte naleving van wet- en regelgeving. Bepaalde potentieel risicovolle handelingen van woningcorporaties, zoals de verkoop van vastgoed aan niet-huurders, zijn gebonden aan specifieke voorwaarden zodat de kans op onrechtmatigheden wordt geminimaliseerd. In deze casus is naar blijkt onder meer bewust onjuiste informatie verstrekt door de voormalig bestuurder. Ondanks strikte regelgeving en versterking van extern toezicht zijn dergelijke misstanden nooit volledig uit te sluiten. Om deze reden zijn in de herziene Woningwet ook de vereisten aan het interne toezicht door de RvC versterkt en legt de Aw in zijn taakuitoefening veel nadruk op de kwaliteit en werking van de governance van een corporatie. In het voorkomen danwel aanpakken van misstanden is intern toezicht namelijk de eerste verdedigingslinie. De RvC heeft in deze lijn opgetreden om deze misstand aan te pakken.
Hoe zit het met corruptie bij woningcorporaties? Hoe vaak wordt er door de Autoriteit Woningcorporaties ingegrepen?
Bij de Aw is het meldpunt integriteit woningcorporaties (MIW) ondergebracht. Iedereen kan hier melding doen van het vermoeden van onrechtmatigheden bij woningcorporaties. Meldingen geven vaak inzicht over misstanden in de cultuur en de governance bij een corporatie. Integriteit is nauw verbonden met governance. Aandacht voor governance en de interne «checks and balances» binnen een corporatie is bij het toezicht op integriteitrisico’s essentieel. Individuele integriteitschendingen kunnen worden voorkomen en gecorrigeerd als de interne bedrijfscultuur open en transparant is waardoor medewerkers, management en bestuur elkaar aanspreken bij mogelijke misstanden. De Aw neemt deze inzichten mee in haar toezicht op governance bij de corporaties.
Jaarlijks komen bij het MIW ongeveer 15 tot 20 meldingen binnen. Alle meldingen worden door de Aw onderzocht. Bij vermoeden van strafbare feiten wordt de Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD) van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geïnformeerd. In nauwe afstemming tussen de Aw, de ILT-IOD en het Functioneel Parket wordt per casus bepaald welke interventie naar verwachting het meeste en juiste effect ressorteert: een strafrechtelijke, dan wel bestuursrechtelijk en soms allebei. Daarnaast kunnen ook via andere kanalen dan het MIW signalen bij de ILT-IOD binnenkomen over misstanden bij woningcorporaties. Ook deze signalen worden in nauwe afstemming met het Functioneel Parket en de Aw nader onderzocht.
De Woningwet geeft de Aw een aantal interventies als instrument. Afhankelijk van de ernst van de misstanden zal de Aw kiezen voor een passende interventie met de mogelijkheid om te escaleren op de interventieladder. De Raad van Commissarissen (RvC) is de werkgever van de (dagelijks) bestuurder en de Aw zal in eerste instantie proberen te bewerkstelligen dat de RvC optreedt bij misstanden van de bestuurder. Dit kan tot effect hebben dat bestuurders vanwege hun gedrag tegen werknemers of wegens het onrechtmatig bevoordelen van andere partijen met ontslag gaan zonder dat de Aw zelf tot interventie behoeft over te gaan.
De casus Mijande is overigens niet binnengekomen bij het MIW, maar betreft een rechtstreekse melding aan de Aw door de Raad van Commissarissen van Mijande op basis van artikel 29 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting (Btiv). De RvC was van de onrechtmatigheden via een interne klokkenluidersmelding op de hoogte gebracht en de RvC heeft vervolgens de melding doorgezet naar de Aw.
Is er voldoende informatie beschikbaar bij de Autoriteit Woningcorporaties om dergelijke casussen goed te kunnen controleren? Hoe verhoudt deze casus zich tot de oproep aan corporaties om minder te verantwoorden? Deelt u de mening dat dit tegenstrijdig is? Zo nee, waarom niet?
De informatie bij dergelijke casussen kan worden verkregen via het MIW, Raden van Commissarissen of tijdens de governance-inspecties die de Aw periodiek uitvoert bij de individuele woningcorporaties en ook via de ILT-IOD. Deze instrumenten volstaan.
In het Convenant Verbetering Informatievoorziening Woningcorporatiesector van 5 december 2017 is afgesproken dat er minder gegevens worden opgevraagd door de Aw tijdens de jaarlijks uitvraag vanuit de Aw bij de woningcorporaties over de gerealiseerde en de geprognosticeerde investeringen/uitgaven en inkomsten. Omdat het gaat over twee verschillende informatiestromen die elk een ander toepassingsgebruik hebben, is de oproep van de woningcorporaties niet per se strijdig. Het toezicht op de governance van corporaties is de laatste jaren bovendien juist geïntensiveerd.
Had u van deze casus geweten als de klokkenluider er niet was geweest? Krijgen klokkenluiders genoeg bescherming wanneer zij dergelijke corruptiezaken naar buiten brengen? Zo nee, wat gaat u daar aan doen?
Er is sinds 1 juli 2016 een algemene wet voor klokkenluiders, zie https://huisvoorklokkenluiders.nl/, met als doel klokkenluiders te beschermen. Deze wet geldt voor organisaties waar meer dan 50 personen werken. Op de website van de Aw staat daarnaast vermeld hoe klokkenluiders hun melding kunnen doen www.ilent.nl/onderwerpen/meldingen-en-vragen-autoriteit-woningcorporaties/meldpunt-integriteit-woningcorporaties). Ook stelt AEDES, de brancheorganisatie van Woningcorporaties, via de governancecode, een Klokkenluidersregeling verplicht voor hun leden. Tijdens de governance-inspecties van de Aw bij de individuele woningcorporaties komt het thema integriteit altijd aan de orde; daarnaast wordt nagegaan of er een klokkenluidersregeling bestaat. Of de casus Mijande was gedetecteerd zonder klokkenluidersmelding is niet met zekerheid vast te stellen. Sinds de instelling van het MIW in 2009 en de hiervoor genoemde meldplicht van Raden van Commissarissen die sinds 2015 bestaat, is wel gebleken dat corporaties in de loop van de jaren steeds alerter zijn geworden op misstanden en deze in veel gevallen actief delen met de Aw.
Draagt de voormalige corporatiebestuurder financieel bij aan de geleden kosten, in navolging van de motie-Koerhuis c.s. (Kamerstuk 29 453, nr. 469) om corporatie(bestuurder)s bij wanbestuur financieel te laten bijdragen? Zo nee, waarom niet?
De voormalige bestuurder is op staande voet ontslagen, heeft geen ontslagvergoeding ontvangen, en kan daardoor ook geen gebruik meer maken van de betreffende (functie gebonden) auto. Daarnaast heeft de Aw de toestemming ingetrokken van de verkoop van de woningen die onder de getaxeerde verkoopprijs waren verkocht. Dit betekent dat de verkoop nietig is en dat teruglevering via de notaris plaats dient te vinden zodat het bezit weer in handen komt van de woningcorporatie. Daarvoor moet de koper wel meewerken en indien dit niet het geval is zal door de woningcorporatie een civiele procedure gestart moeten worden om teruglevering af te dwingen.
Er bestaat door bovenstaande acties bij de voormalige bestuurder, dan wel bij derden, geen financieel voordeel meer. Indien er wel sprake is van schade voor het maatschappelijk gebonden vermogen dan ziet de Aw erop toe dat deze schade wordt verhaald op de veroorzakers. Dit is reeds bij wet geregeld, in lijn met de genoemde motie. Bij de herziening van de Woningwet in 2015 is tevens geregeld dat commissarissen persoonlijk aansprakelijk gesteld kunnen worden voor onbehoorlijk toezicht. Op dit moment is niet vastgesteld dat het maatschappelijk gebonden vermogen is aangetast.
Is het waar dat de huidige interim--corporatiebestuurder de heer R. is? Wat is het interim--salaris van de heer R.? Valt dit interim--salaris bij corporatie Mijande wel binnen de beloningscode voor bestuurders van corporaties, in tegenstelling tot het interim--salaris van de heer R. bij corporatie Geertruidenberg?2
Woningcorporaties dienen te voldoen aan de Wet Normering Topinkomens (WNT). Bij het toezicht op de naleving van de WNT steunt de Aw op de controlewerkzaamheden van de externe accountant, zoals vastgelegd in het jaarlijks gepubliceerde controleprotocol WNT. De bezoldiging moet in de jaarrekening openbaar worden gemaakt voor zover die boven het bezoldigingsmaximum uitkomt. De accountant meldt een onterechte betaling aan de Aw als deze niet in de jaarrekening is opgenomen. De Aw neemt kennis van deze stukken en intervenieert bij geconstateerde afwijkingen op de regelgeving van de WNT. De bezoldiging van de interim-bestuurder zal worden verantwoord in de jaarrekening van 2018, waarop vervolgens in de loop van 2019 genoemde accountantscontrole zal plaatsvinden. De Aw kan daarom nu nog geen inzage geven over bezoldiging van bestuurders over 2018.
In hoeverre zijn er genoeg instrumenten om foute corporatiebestuurders aan te pakken?
Zie tevens het antwoord op vraag 3. De Raad van Commissarissen (RvC) is de werkgever van de (dagelijks) bestuurder en de Aw zal in eerste instantie bewerkstelligen dat de RvC optreedt bij misstanden van de bestuurder. Zo kan de Aw erop aandringen dat de corporatie aangifte doet van een strafbaar feit of de schade civielrechtelijk verhaalt op betrokkene. De Aw kan in het uiterste geval een commissaris ook schorsen en betrokkene via de Ondernemingskamer voordragen voor ontslag. Daarnaast heeft de Aw de gebruikelijke handhavingsbevoegdheden op grond van de Woningwet, zoals het geven van een aanwijzing, de last onder dwangsom of het aanstellen van een externe toezichthouder. Hiermee zijn er voldoende instrumenten om corporatiebestuurders aan te pakken indien daar aanleiding toe is.
De conclusie van EenVandaag dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid de huidige landelijke inventarisatie van breedplaat- ofwel bubblevloeren in twijfel trekt |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht van RTV Noord «Gloednieuwe school Uithuizen moet voor 3 miljoen euro worden versterkt», waarin staat dat het gemeentebestuur van Eemsmond de gemeenteraad op 8 november al gaat vragen hiervoor groen licht te geven?1
Ja.
Kent u het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid «Lessen uit instorting parkeergebouw Eindhoven»?2
Ja.
Kent u het bericht van EenVandaag «Bouwsector neemt veiligheid al jaren niet serieus»?3
Ja.
Deelt u de conclusie van EenVandaag dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid de huidige landelijke inventarisatie van breedplaat- ofwel bubblevloeren in twijfel trekt? Zo ja, bent u bereid een nieuwe landelijke inventarisatie te starten en wanneer verwacht u die? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 29 oktober 2018 heb ik uw Kamer een reactie gegeven op het betreffende rapport van de OvV ook in relatie tot het landelijke onderzoek naar breedplaatvloeren en het daarbij gebruikte informatiedocument en stappenplan. Ik geef deze reactie hier voor de volledigheid nogmaals.
Naar aanleiding van deze constateringen van de OvV wordt thans bezien wat de precieze consequenties zijn voor het informatiedocument en de toelichting op het informatiedocument, en of er gevolgen zijn voor de op basis van het informatiedocument uitgevoerde onderzoeken. Ik heb prof. Wijte gevraagd om dit te onderzoeken en hiervoor in overleg te treden met de OvV en met alle andere deskundigen die hij van belang acht. Ook de betrokken klankbordgroep4 wordt hierbij betrokken. Gelet op de mogelijke implicaties is het van het grootste belang dat dit onderzoek op een zorgvuldige wijze plaatsvindt. Zodra dit onderzoek is afgerond, zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten en vervolgacties. Ik verwacht dit eind november aanstaande te kunnen doen.
Indien u deze conclusie deelt, deelt u de mening dat gemeenten hierover zo snel mogelijk geïnformeerd moeten worden om bijvoorbeeld te voorkomen dat gebouwen na een eerste versterking onterecht veilig worden geacht? Hoe kan voorkomen worden dat gebouwen twee keer versterkt moeten worden en dat onnodige tijd en kosten verloren gaan? Als u bereid bent een nieuwe inventarisatie te doen, hoe bent u van plan dat te doen en zou u het gemeentebestuur van Eemsmond voor 8 november willen informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Is het bekend of er meer praktijksituaties zijn waar op basis van de huidige landelijke inventarisatie versterkt moet worden, maar waar de versterking nog moet starten en op basis van een nieuwe landelijke inventarisatie misschien een tweede keer versterkt moet worden? Zo ja, hoeveel en welke praktijksituaties kent u? Zo nee, bent u bereid dit in kaart te brengen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven of er in al deze praktijksituaties een volledig gebouwendossier bij de gemeente ligt? Kunt u op basis hiervan aangeven in hoeverre de oorzaak van deze onzekerheden gedeeltelijk bij gemeentelijk toezicht ligt? Kunt u aangeven in hoeverre de in de Tweede Kamer behandelde Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit toezicht adresseert?
Mij is niet bekend of er in al deze praktijksituaties een volledig gebouwendossier bij de gemeente ligt. Voor het antwoord op uw vraag over de voorgestelde Wet Kwaliteitsborging verwijs ik naar mijn brief van 29 oktober 2018.
De brandveiligheid van gebouwen |
|
Sandra Beckerman , Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Nijmegen wil minder streng zijn met regels rond veiligheid van panden»?1
Ja.
Is er meer informatie bekend over de schaal van het gebruik van brandgevaarlijke gevelplaten in Nederland? Is er al meer duidelijkheid over de inventarisatie en de wijze van onderzoek? Wanneer verwacht u de resultaten naar de Kamer te kunnen sturen?
Op 26 september 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019 nr. 84) heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn besluit om vooruitlopend op de resultaten van het Engelse onderzoek naar de brand bij Grenfell Tower alle gemeenten te vragen een inventarisatie uit te voeren van de meest risicovolle gebouwen en daarbij te laten toetsen of de brandveiligheid van de gevels voldoet aan het Bouwbesluit. Ik ben nog in overleg met de Vereniging Bouw- & Woningtoezicht Nederland (VBWTN) en de Brandweer over deze inventarisatie en de wijze van onderzoek. Ik verwacht uw Kamer hierover eind november aanstaande verder te kunnen informeren.
Deelt u de mening dat het niet moet kunnen dat Nijmegen eerst in opspraak raakt in Zembla en Nieuwsuur vanwege een slechte brandveiligheid van gebouwen, en daarna oproept om soepeler met regels om te gaan?2
Op 26 september 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 84) heb ik eerdere Kamervragen beantwoord over de gemeente Nijmegen. Ik heb toen geantwoord dat gemeenten beleidsvrijheid hebben bij de uitvoering van het toezicht op de bouwvoorschriften. Over de uitvoering hiervan leggen burgemeester en wethouders verantwoording af aan de gemeenteraad. De wijze waarop de gemeente Nijmegen invulling geeft aan het toezicht op brandveiligheid van gebouwen is daarmee een gemeentelijke aangelegenheid. Hoewel het dus niet aan mij is om hierover een mening te hebben, heb ik in het kader van wederhoor navraag gedaan bij de gemeente. De berichtgeving heeft volgens de gemeente betrekking op de publicatie van het nieuwe beleidsdocument voor toezicht en handhaving. Het Plan van Aanpak Fysieke Veiligheid 2016–2018 is in Nijmegen vervangen door het De weerbare stad – veiligheidsplan 2018–2022. Het nieuwe beleidsdocument is gebaseerd op dezelfde uitgangspunten als het oude document. Er is geen sprake van dat de gemeente soepeler wil omgaan met regels.
Wat voor mogelijkheden heeft u om in gemeenten in te grijpen, om te zorgen dat landelijke wet- en regelgeving gewoon wordt nageleefd, gebouwen gewoon veilig zijn, en bewoners niet in onzekerheid hoeven te zitten?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoorden op vraag 3 en 4.
Wat vindt u er van dat de burgemeester regels over de veiligheid van gebouwen aan zijn laars wil lappen? Bent u bereid desnoods in de gemeente Nijmegen in te grijpen, om te zorgen dat gebouwen gewoon veilig zijn, en Nijmegenaren niet in onzekerheid hoeven te zitten?
Het instorten van een parkeergarage in Wormerveer |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Automobilist vlucht ingestorte garage Wormerveer uit: «Reed zo over brokstukken heen'»1?
Ja.
Hoe is deze instorting ontstaan? Is bekend of er sprake is geweest van instortingsgevaar?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de gemeente Zaanstad. Deze heeft mij het volgende laten weten. De gedeeltelijke instorting is ontstaan doordat de verbinding tussen een stalen ligger met de kolom is bezweken. De kanaalplaatvloeren die hierop steunden zijn hierdoor naar beneden gestort. Vervolgonderzoek naar de oorzaak loopt nog. Er is nu geen direct instortingsgevaar meer omdat er preventief bouwkundige maatregelen zijn genomen bij gelijksoortige verbindingen.
Is het waar dat er bij deze instorting sprake is van «kanaalplaatvloeren», in tegenstelling tot de parkeergarage bij de luchthaven in Eindhoven, waar de oorzaak hoogstwaarschijnlijk het gebruik van «breedplaat-« ofwel «bubblevloeren» was?
Ja.
In hoeverre is er een relatie met «kanaalplaatvloeren», nu de eerste bevindingen van de gemeente wijzen op het bezwijken van een stalen steunbalk? Is er meer bekend over deze zogenaamde «prefab-vloeren» in relatie tot instortingsgevaar? Is er bekend in hoeveel gebouwen er gebruik is gemaakt van deze «kanaalplaatvloeren»?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 2. De kanaalplaatvloeren waren niet de oorzaak van de instorting, maar de staalconstructie. Kanaalplaatvloeren zijn de afgelopen decennia veelvuldig toegepast in gebouwen. Ik beschik niet over concrete aantallen gebouwen.
Weet u dat, naar aanleiding van de instorting van de parkeergarage bij de luchthaven in Eindhoven, in Haarlem een parkeergarage gesloten is, waarbij ook sprake is van «breedplaatvloeren»? Is het probleem in Haarlem opgelost, nu deze garage weer open is?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de gemeente Haarlem. Deze heeft mij het volgende laten weten. De betreffende parkeergarage is weer geopend nadat er tijdelijke hulpconstructies zijn geplaatst. Deze hulpconstructies zijn geplaatst naar het ontwerp van een constructiebureau ingehuurd door de eigenaar van de garage. De gemeente heeft dit ontwerp gecontroleerd. Hiermee is de veiligheid ondanks de onzekerheid over de kwaliteit van de vloer voldoende geborgd. Aan de definitieve oplossing wordt gewerkt.
Weet u dat voor de zomer in Bergen op Zoom ook een parkeergarage gedeeltelijk gesloten is?2 Welke vloeren zijn daar gebruikt? Is er instortingsgevaar geweest?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de gemeente Bergen op Zoom. Deze heeft mij het volgende laten weten. De gedeeltelijk sluiting had geen relatie met de constructieve veiligheid van de parkeergarage, maar met een lekkage. De lekkage is veroorzaakt door werkzaamheden die boven de parkeergarage werden uitgevoerd. De parkeergarage heeft breedplaatvloeren, maar is gebouwd in de jaren 80 en valt daarmee niet onder het landelijke onderzoek dat beperkt is tot gebouwen na 1999. De gemeente heeft de garage desondanks toch beoordeeld aan de hand van het informatiedocument Beoordeling breedplaatvloeren bestaande bouw3 en er bleken geen maatregelen nodig. Er is geen instortingsgevaar geweest.
Weet u dat er deze week in Purmerend ook de bovenste verdieping van een parkeergarage gesloten is?3 Van welke vloeren is hier sprake? Is er instortingsgevaar geweest?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de gemeente Purmerend. Deze heeft mij het volgende laten weten. De parkeergarage bestaat uit een staalconstructie met vloerplaten van glasvezel composiet. Op plekken waar veel kracht vrijkomt
(draai-, rem- en oprijplekken) dienen enkele vloerplaten vervangen te worden door slijtage en veroudering van het composiet. Er is geen sprake van instortingsgevaar. Om uitsluitsel te verkrijgen over de volledige staat van de garage en veiligheid is eerst onderzoek verricht en vervolgens met de leverancier gezocht naar een passende aanpak. Voor vervanging van de vloerplaten is opdracht gegeven aan de leverancier. Dit werk wordt binnenkort uitgevoerd, waarna de garage weer volledig gebruikt kan worden.
Hoe ver bent u met de inventarisatie van de «breedplaatvloeren»? Is instorting in Wormerveer aanleiding om de werkgroep «breedplaatproblematiek» breder onderzoek te laten doen naar panden waar andere prefab-vloeren liggen, of zelfs naar alle gebouwen met constructiefouten? Beperkt het probleem zich tot parkeergarages?
In mijn brief van 31 mei 2018 (TK 28 325 nr. 173) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het onderzoek naar de constructieve veiligheid van breedplaatvloeren bij bestaande gebouwen. Hierin is ook gemeld dat gemeenten als bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op gebouwen en dat door mij geen landelijke registratie wordt bijgehouden van de gebouwen met breedplaatvloeren die worden of zijn onderzocht. Het onderzoek naar de gedeeltelijke instorting van de parkeergarage in Wormerveer is nog niet afgerond. Als dit onderzoek is afgerond, bezie ik of landelijke maatregelen nodig zijn bij soortgelijke parkeergarages of gebouwen.
Deelt u de mening van het Centraal Bureau Bouwbegeleiding dat het incident in Wormerveer duidt op een dieper liggend probleem: het tekort aan bouwtoezicht? Hoe voorkomen we dat er nog meer parkeergarages instorten of dat er nog meer gesloten moeten worden?
Ik ben van mening dat de bouwkwaliteit van nieuw te bouwen gebouwen moet verbeteren. De verbetering van de bouwkwaliteit, waaronder de constructieve veiligheid, wordt beoogd met de voorgenomen Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). Het toezicht op de naleving van de bouwtechnische voorschriften tijdens de bouw zal hierbij worden uitgevoerd door een onafhankelijke en deskundige kwaliteitsborger, die werkt volgens een door de overheid toegelaten instrument voor kwaliteitsborging. Dit leidt ertoe dat het bouwtoezicht intensiever wordt dan nu veelal wordt uitgevoerd.
Deelt u de mening dat het bouwtoezicht verbeterd moet worden, om te voorkomen dat er nog meer parkeergarages instorten en dat er nog nog meer gesloten moeten worden? Zo ja, hoe bent u van plan dat te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Kunt u aangeven of er in al deze praktijksituaties een volledig gebouwendossier bij de gemeente ligt? Kunt u op basis hiervan aangeven in hoeverre de oorzaak van deze fouten gedeeltelijk bij gemeentelijk toezicht ligt? Kunt u aangeven in hoeverre de in de Tweede Kamer behandelde Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit toezicht adresseert?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de verschillende gemeenten. Deze hebben mij het volgende laten weten.
Bij de gemeente is een volledig bouwdossier aanwezig. Er kan momenteel nog niet worden aangegeven in hoeverre het bezwijken van de constructie al bekend had kunnen zijn toen het gebouw nog in aanbouw was en of er sprake is van fouten tijdens de uitvoering noch fouten bij gemeentelijk toezicht. Op last van de burgemeester is nader onderzoek gestart naar de oorzaak van dit incident. Zodra de resultaten bekend zijn, zal de gemeente mij nader informeren.
Bij de gemeente ligt het bouwvergunningsdossier van de parkeergarage met hierin de tekeningen en berekeningen van de constructie. De gemeente heeft deze tekeningen en berekeningen beoordeeld en toezicht gehouden op de bouwplaats.
Bij de gemeente is een bouwvergunningsdossier van de parkeergarage aanwezig. Zoals geantwoord op vraag 6 had de gedeeltelijke sluiting geen relatie met de constructieve veiligheid van de parkeergarage, maar met een lekkage die is veroorzaakt door werkzaamheden boven de parkeergarage.
Van de parkeergarage is een volledig papieren dossier aanwezig. Ten behoeve van de vergunningverlening heeft een volledige beoordeling plaatsgevonden, inclusief regulier toezicht bij de bouw.
Op basis van deze informatie is er voor mij geen reden om uit te gaan van fouten bij gemeentelijk toezicht. Voor wat betreft uw vraag over de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 9.
Scheuren in pilaren in een parkeergarage in Almere |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Parkeergarage Almere per direct gesloten om scheuren in pilaren»?1
Ja.
Hoe zijn deze problemen ontstaan? Is er instortingsgevaar geweest? Worden deze probleempilaren alleen in Almere gebruikt, of ook op andere plekken? Zou daar op termijn ook sprake kunnen zijn van instortingsgevaar?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de gemeente Almere. Deze heeft mij laten weten dat het onderzoek nog niet is afgerond.
Is er een relatie tussen de probleempilaren in Almere en de probleemvloeren in de parkeergarage in Eindhoven, die in mei 2017 is ingestort?
Nee.
Hoe ver bent u met de inventarisatie van de probleemvloeren, die u, naar aanleiding van het instorten van de parkeergarage in Eindhoven, zou uitvoeren?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 4 van het lid Smeulders (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 130).
Kunt u aangeven of er in deze praktijksituatie een volledig gebouwendossier bij de gemeente ligt? Kunt u op basis hiervan aangeven in hoeverre de oorzaak van deze bouwfout gedeeltelijk bij gemeentelijk toezicht ligt? En kunt u aangeven in hoeverre de in de Tweede Kamer behandelde Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit toezicht adresseert?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de gemeente Almere. De gemeente heeft een dossier van de verleende bouwvergunning voor de bouw van deze parkeergarage. In dit dossier zitten berekeningen en tekeningen van de constructie van de parkeergarage. Het onderzoek naar de oorzaak is nog niet afgerond.
De voorgenomen Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) beoogt de verbetering van de bouwkwaliteit, waaronder constructieve veiligheid, van nieuw te bouwen gebouwen. Het bouwtoezicht zal hierbij worden uitgevoerd door een onafhankelijke en deskundige private kwaliteitsborger, die werkt volgens een door de overheid toegelaten instrument voor kwaliteitsborging. De publiekrechtelijke toelatingsorganisatie (ZBO) die in het kader van invoering van het stelsel de Wkb wordt ingesteld, zal erop toezien dat toegelaten instrumenten voor kwaliteitsborging volgens de gestelde eisen worden toegepast. De gemeente blijft bevoegd gezag voor de bouwkwaliteit en kan indien nodig zijn handhavende bevoegdheden inzetten. Hiermee is een adequaat en onafhankelijk toezicht op gebouwen geborgd.
De inventarisatie van brandgevaarlijke gevelplaten |
|
Sandra Beckerman , Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Is er meer informatie bekend over de schaal van het gebruik van brandgevaarlijke gevelplaten in Nederland? Zo nee, worden er stappen gezet om deze informatie te verkrijgen, aangezien er eerder geen informatie beschikbaar was? 1
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 van het lid Beckerman (Vergaderjaar 2017–2018, Vraagnummer 2018Z14994) zal ik alle gemeenten vragen een inventarisatie uit te voeren van de meest risicovolle gebouwen en daarbij onderzoek uit te laten voeren of de brandveiligheid van de gevels voldoet aan het Bouwbesluit. Ik ben nog in overleg met de VBWTN en de Brandweer over deze inventarisatie en de wijze van onderzoek. Hierbij wordt ook het mogelijk opvragen van informatie bij leveranciers bezien.
Is er al informatie opgevraagd bij leveranciers van gevelplaten, omdat zij nuttige informatie hebben over de verwerking van gevelplaten?2
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u Nederlandse gemeenten gevraagd een inventarisatie uit te voeren naar panden die mogelijk geïsoleerd zijn met brandgevaarlijke gevelplaten? Zo ja, wanneer verwacht u de uitkomst hiervan naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is het bekend of gemeenten uit zichzelf zo’n inventarisatie uitvoeren? Zo ja, hoeveel en welke gemeenten doen dit? Zo nee, bent u bereid dit in kaart te brengen?
Mij is tot dusverre bekend dat de gemeente Rotterdam en de gemeente Nijmegen een inventarisatie uitvoeren. Zoals aangegeven in mijn vorige zal ik alle gemeenten vragen een inventarisatie uit te voeren.
Is het waar dat de gemeente Nijmegen, in antwoord op schriftelijke vragen van de SP Nijmegen, aangeeft dat de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN) een inventarisatie doet naar brandgevaarlijke gevelplaten, maar dat uit de brief van de ODRN blijkt dat woningcorporaties is gevraagd een inventarisatie te doen? Is dat niet een slager vragen om zijn eigen vlees te keuren? Wat is uw reactie daarop?3 4
Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij de uitvoering van het toezicht op de bouwvoorschriften. Over de uitvoering hiervan leggen burgemeester en wethouders verantwoording af aan de gemeenteraad.
Het is primair de verantwoordelijkheid van gebouweigenaren om te voldoen aan de bouwvoorschriften en waar nodig onderzoek te doen. Gemeenten kunnen daarom in het kader van hun toezicht gebouweigenaren informeren over de problematiek en vragen een inventarisatie te doen. Uit navraag blijkt dat dit het geval is in Nijmegen. De gebouweigenaren leggen verantwoording af aan de omgevingsdienst en gemeente.
De tekortkoming bij de aansluitingsplicht van nutsbedrijf Liander bij het nieuwbouwproject ‘Oostweide’ in Heiloo |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het nieuwbouwproject «Oostweide» te Heiloo?1
Ja.
Is bij u bekend dat de nutsbedrijven de afgesproken planning niet gehaald hebben, met alle gevolgen van dien?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel gezinnen zijn in problemen gekomen omdat Liander de nutsvoorzieningen niet op tijd gereed heeft gemaakt? Hoeveel gezinnen hadden bijvoorbeeld de overdracht, na verkoop van hun huidige huis of het opzeggen van de huur van hun huidige huis, aan laten sluiten op de uiterste planning van dit nieuwbouwproject?
Het gaat om 78 nieuwbouwwoningen die door de gezamenlijke nutsbedrijven (Liander, PWN, Ziggo en Reggefiber), die onderling samenwerken in de «Combi Infra Noord-Holland», niet op tijd zijn aangesloten. Liander is uitsluitend verantwoordelijk voor de aansluitingen elektriciteit en gas, niet voor de overige nutsvoorzieningen, zoals water en telecom. Ik deel uw insteek dat dit voor betrokken vervelende situaties opgeleverd kan hebben.
Is het waar dat de financiële consequenties uitsluitend bij de bouwcombinatie Oostweide terecht komen? Hoe groot is deze financiële consequentie? Is het waar dat, als Liander de nutsaansluitingen op tijd geleverd had, er geen financiële schade voor de bouwcombinatie Oostweide was ontstaan?
Eventuele financiële consequenties zijn het gevolg van privaatrechtelijke verhoudingen tussen de partijen, waarbij ik niet ben betrokken.
Welke financiële schade, in de zin van extra maanden huur, dubbele hypotheek, uitstel van levering van huisraad, langere opslagperiode, is er mogelijkerwijs voor de huurders en kopers van de Oostweide ontstaan? Is het waar dat er op dit moment gezinnen zijn die geen dak boven hun hoofd hebben?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven of overleg over deze situatie tussen Liander, de bouwcombinatie Oostweide Vof en de gemeente Heiloo tot op heden iets opgeleverd heeft?
Liander heeft mij geïnformeerd dat, samen met de vertegenwoordiger van de Combi Infra Noord-Holland, een constructief overleg heeft plaatsgevonden met de bouwcombinatie Oostweide VOF. Er is afgesproken dat de werkzaamheden zo snel als mogelijk afgerond worden.
Is het waar dat de gemeente Heiloo de provinciale subsidie van 700.000 euro voor dit nieuwbouwproject misloopt omdat Liander de nutsaansluitingen niet tijdig heeft geregeld?
Dit is mij niet bekend.
Is het waar dat er een wettelijke aansluitplicht geldt van achttien weken na de aanvraag en dat de aanvragen uiterlijk in december 2017 zijn gedaan? Is het waar dat facturen voor deze aanvragen vooruit betaald moeten worden? Hoe groot was het totaalbedrag van deze facturen? Hoe kan het zijn dat een klant wel moet betalen, maar niet geleverd krijgt?
De aanleg van een aansluiting voor elektriciteit dient binnen een redelijke termijn worden uitgevoerd, waarbij voor aansluitingen tot 10 MVA in beginsel een wettelijke aansluittermijn van achttien weken geldt vanaf het tot stand komen van de overeenkomst. Deze wettelijke termijn geldt niet voor een aansluiting op aardgas en andere nutsvoorzieningen.
Liander factureert klanten vooruit. Zoals te doen gebruikelijk factureert Liander de gereguleerde eenmalige aansluitkosten aan haar opdrachtgever, in dit geval de bouwcombinatie. Op welke wijze deze kosten door de bouwcombinatie worden doorberekend aan de toekomstige woningeigenaren is onderdeel van de aannemingsovereenkomst tussen de bouwcombinatie en de woningeigenaren.
Welk deel van de schade kan verhaald worden op Liander voor het niet nakomen van aansluitafspraken en het feit dat zowel vele gezinnen als de bouwcombinatie Oostweide de dupe zijn geworden van de gebrekkige planning van Liander?
Zie antwoord vraag 4.
Weet u hoe vaak casussen zoals Oostweide in Heiloo voorkomen? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel casussen er per jaar over de afgelopen vijf jaar geweest zijn en welke nutsbedrijven hierbij betrokken zijn? Zo nee, bent u bereid een landelijke inventarisatie te doen?
Voor het antwoord op deze vraag wijs ik naar de beantwoording op 11 juli 2018 van vragen 3 en 7 van de leden Mulder, Geurts en Ronnes over de aansluiting en planning van duurzame energieprojecten met betrekking tot elektriciteitsnetwerken en beschermen natuur, landschap en vruchtbare landbouwgrond onder nummer 2761. In zijn algemeenheid kan wel worden vastgesteld dat de termijn van 18 weken voor het aansluiten van klanten in de praktijk steeds vaker wordt overschreden.
Bent u bereid Liander aan te spreken op het niet nakomen van de gemaakte afspraken, ondanks dat facturen reeds betaald zijn en te bemiddelen tussen Liander, de bouwcombinatie Oostweide VOF en de gemeente Heiloo om ervoor te zorgen dat alle gezinnen zo snel mogelijk weer een dak boven hun hoofd hebben?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u ook bereid eventueel andere nutsbedrijven aan te spreken die bij casussen zoals Oostweide in Heiloo betrokken zijn geweest in de afgelopen vijf jaar?
Ik ben in overleg met de netbeheerders over deze problematiek in het bredere perspectief van een toenemend aantal nieuwbouwprojecten door economische groei, de verantwoordelijkheden van de netbeheerders, de achttien-weken-aansluittermijn en het tekort aan technisch personeel bij zowel netbeheerders als hun aannemers. Zo nodig zal ik ook de toezichthouder ACM en andere ministers bij dit overleg betrekken. Aan de behoefte aan voldoende goed geschoold personeel wordt ook aan de overlegtafels over het klimaatakkoord aandacht besteed.
Het bericht ‘het overmaken van de huurtoeslag aan woningcorporaties’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Leendert de Lange (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op de Kamervragen over het bericht over het overmaken van de huurtoeslag aan woningcorporaties1?
Ja
Welk deel van de maandelijkse lasten zijn de woonlasten voor mensen die te maken hebben met schuldhulp of schuldsanering? Kunt u enkele voorbeelden geven van deze woonlasten voor verschillende soorten huishoudens en verschillende soorten sociale huurwoningen, bijvoorbeeld van € 300, € 500 en € 700 per maand?
De door u gevraagde informatie is helaas niet beschikbaar. Wel beschikbaar zijn de gemiddelde woonquotes van een aantal huishoudtypen bij de genoemde huurprijzen. Deze zijn in onderstaande tabel opgenomen.
huishouden
huur per maand
tot 300
300–500
500–700
eenpersoons
29%
37%
43%
paar zonder kinderen
–
27%
31%
paar met kinderen
–
24%
27%
1-ouder
–
29%
33%
Bron: WoON2015. Voor huren tot € 300 per maand zijn niet voldoende casussen om tot betrouwbare uitspraken over de woonquote te komen.
In het onderzoek Profielschets beslagene (uitgevoerd in het kader van de vereenvoudiging van de beslagvrije voet, https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/armoede-en-schulden/documenten/rapporten/2016/12/12/profielschets-beslagenen) zijn wel indicaties opgenomen over huishoudens die met loonbeslag te maken hebben. Hierin is onder meer opgenomen dat de meeste huurders met loonbeslag tussen de € 400 en € 710 aan huur betalen. Huishoudens die uit meerdere personen bestaan, betalen gemiddeld genomen meer huur. Alleenstaanden met kinderen en samenwonenden zonder kinderen betalen ongeveer evenveel huur per maand.
Kunt u een indicatie geven hoeveel mensen, die te maken hebben met schuldhulp of schuldsanering, kiezen voor een verhuizing naar een zo goedkoop mogelijke sociale huurwoning?
De door u gevraagde informatie is niet beschikbaar omdat de aanpak van de schulden maatwerk is waarvan landelijk geen cijfers worden bijgehouden.
Eerder heb ik op antwoorden van Kamervragen van de leden Koerhuis en De Lange (beiden VVD, Kamerstukken II, 2017–2018, 2018Z12625) over het overmaken van de huurtoeslag aan woningcorporaties aangegeven dat aan het ontstaan van problematische schulden dikwijls verschillende oorzaken ten grondslag liggen. Het is belangrijk om bij het oplossen van de financiële problemen daarvoor aandacht te hebben en de oorzaken zo mogelijk weg te nemen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor (integrale) schuldhulpverlening. Zij verlenen maatwerk om samen met de schuldenaar naar een structurele oplossing te zoeken om zijn of haar financiële problemen op te lossen. In dat kader kan het noodzakelijk zijn dat de woonlasten worden verlaagd. Per situatie kan een gemeente bij uitstek beoordelen hoe dat voor deze betreffende schuldenaar kan worden bewerkstelligd. Verhuizing naar een goedkopere woning kan in principe tot de mogelijkheid behoren.
Kunt u een indicatie geven voor hoeveel mensen in de schuldhulp of schuldsanering de corporaties meewerken aan het beschikbaar stellen van de goedkoopste sociale huurwoningen?
In 2017 hebben zich 94.200 mensen aangemeld bij de gemeentelijke schuldhulpverlening2. Gemeenten kijken bij elke schuldenaar op welke wijze de schulden het best zouden kunnen worden opgelost. Voor sommige schuldenaren kan onderdeel van de integrale oplossing zijn dat deze verhuist naar een goedkopere sociale huurwoning. In dat geval zal de gemeente hiervoor contact opnemen met de betrokken corporatie. Omdat het hier lokaal maatwerk betreft worden hierover geen landelijke gegevens bijgehouden. Ook Aedes, vereniging van woningcorporaties, heeft aangegeven hierover geen gegevens bij te houden.
Hoe gaan de landen om ons heen om met het verhuizen naar een zo goedkoop mogelijke sociale huurwoning voor mensen in de schuldhulpverlening? Zijn er «best-practices» die in Nederland overgenomen kunnen worden?
De hulpverlening aan mensen met problematische schulden is zeer divers georganiseerd in de landen om ons heen. Ook het geldende rechtssysteem en de woningmarkten zijn niet goed vergelijkbaar. Dat betekent dat mogelijke voorbeelden niet zonder meer toepasbaar zijn op de Nederlandse situatie. Over de Nederlandse situatie kan wel worden aangegeven dat corporaties veel doen om te voorkomen dat huurders met schulden in een problematische situatie terecht komen. Dat kan in de vorm van het passend toewijzen waardoor de te betalen huur en het inkomen in verhouding zijn, het vroegtijdig signaleren van huurachterstanden, en het bieden van maatwerk voor het oplossen hiervan.
De gemeentelijke schuldhulpverlening biedt voldoende ruimte om iemand met (dreigende) problematische schulden een passende oplossing te bieden. Daarvoor is het noodzakelijk dat partijen kijken op welke wijze de schuldhulpverlening het beste kan worden vormgegeven. Daarvoor is het niet per definitie nodig dat iemand naar een andere woning verhuist.
Deelt u de mening dat het verhuizen naar een zo goedkoop mogelijke sociale huurwoning helpt om minder woonlasten te hebben en zo een bijdrage kan leveren aan het voorkomen en oplossen van schulden en huurachterstanden? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik bij vraag 4 heb geantwoord, liggen aan problematische schulden dikwijls verschillende oorzaken ten grondslag. De aanpak vereist dan ook maatwerk. In dat kader kan het noodzakelijk zijn dat de woonlasten worden verlaagd. Verhuizing naar een woning met een lagere huur kan in principe tot de mogelijkheid behoren. Ook helpt hierbij dat woningcorporaties op grotere schaal dan in het verleden huurverlagingen toepassen.
Bent u bereid om met gemeenten en corporaties in overleg te gaan over oplossingen die een bijdrage leveren aan het voorkomen en oplossen van schulden en huurachterstanden?
Gemeenten en woningcorporaties kunnen belangrijke bijdragen leveren als het om het voorkomen van schulden en huisuitzettingen gaat. Huisuitzettingen, zeker als daar kinderen bij betrokken zijn, moeten zo veel mogelijk worden voorkomen. Dat vraagt dat gemeenten en woningcorporaties goede afspraken maken. Zoals in de brief over de brede schuldenaanpak (Kamerstuk 24 515, nr. 431) is aangegeven zal in de uitwerking van de afspraken met gemeenten ook aandacht zijn voor het voorkomen van huisuitzettingen.
Overigens doen corporaties al heel veel om huisuitzettingen te voorkomen. Al een paar jaar neemt het aantal huisuitzettingen uit corporatiewoningen af.
2006
7.500
2007
8.550
2008
7.650
2009
5.900
2010
5.900
2011
6.000
2012
6.480
2013
6.980
2014
5.900
2015
5.550
2016
4.800
2017
3.700
Woningcorporaties blijven op verschillende manieren alles doen om huisuitzettingen te voorkomen, ook al is er sprake van schulden. Zo hebben corporaties nog meer inspanningen en middelen ingezet om het snel oplopen van huurschuld te voorkomen.
De samenwerking met gemeenten (wijkteams) en schuldhulpverlening bij het vroeg signaleren van schulden is bijvoorbeeld versterkt door het afsluiten van convenanten en het maken van prestatieafspraken hierover. Daarnaast nemen corporaties zelf steeds meer maatregelen. Uit onderzoek is gebleken dat het goed werkt om bij de eerste signalen van huurachterstanden zo snel mogelijk persoonlijk contact op te nemen, hetzij via de telefoon hetzij met een huisbezoek. Corporaties maken steeds meer gebruik van andere middelen om oplopende huurachterstand te voorkomen. Ook na een gerechtelijk vonnis blijven corporaties zoeken naar manieren om huisuitzetting te voorkomen.
Gemeenten en corporaties doen alles wat in hun vermogen ligt om huurachterstanden te voorkomen en schulden zoveel mogelijk tegen te gaan. Aanvullend overleg over dit onderwerp acht ik op dit moment dan ook niet nodig.
Het bericht ‘Veel bewoners van sociale huurwoningen verdienen te veel’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Hayke Veldman (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Veel bewoners van sociale huurwoningen verdienen te veel»?1
Ja.
In het artikel staat dat afgesproken zou zijn dat 80% van de gehele woningvoorraad van woningcorporaties in het gereguleerde segment gevuld moet worden met huurders met een inkomen onder de inkomensgrens voor woningtoewijzing (€ 36.798, prijspeil 2018). Dit is echter niet geheel correct. In de regelgeving is bepaald dat woningcorporaties jaarlijks 80% van de vrijgekomen woningen moeten toewijzen aan huishoudens met een inkomen tot € 36.798 (prijspeil 2018), 10% van de vrijgekomen woningen mogen toewijzen aan huishoudens met een inkomen tussen € 36.798 en € 41.056 (prijspeil 2018) en 10% van de vrijgekomen woningen vrij mogen toewijzen.
Kunt u reageren op de bevindingen in de Lokale Monitor Wonen 2018 van VNG, Aedes, Woonbond, G4 en G40?
In de Lokale Monitor Wonen zijn recentelijk de gegevens van 2016 verwerkt. Daarbij zijn goedkope scheefhuurders gedefinieerd als huishoudens met een inkomen boven € 39.874 (hoge inkomensgrens woningtoewijzing woningcorporaties, prijspeil 2016) die gehuisvest zijn in een woning met een huurprijs onder of op € 710,68 per maand (huurtoeslaggrens 2016). Volgens de Lokale Monitor Wonen valt landelijk gezien in 2016 12,1% van de huishoudens onder die goedkope scheefhuurders.
De landelijke trend is dat de goedkope scheefheid tussen 2014 en 2016 is afgenomen. Uit de Lokale Monitor Wonen blijkt dat dit ook in alle gemeenten van de in het artikel genoemde regio’s Rivierenland en Maasland (indeling De Gelderlander) het geval is. Binnen die regio’s doen zich uiteraard verschillen tussen gemeenten voor.
Die verschillen hebben te maken met de specifieke samenstelling van de woningvoorraad en de vraag vanuit de bevolking in elk van de gemeenten. De woonruimteverdeling van woningcorporaties wordt bijna overal regionaal geregeld, waarbij gemeenten samenwerken in een regionaal systeem van woningtoewijzing.
De rijksoverheid heeft diverse maatregelen genomen om de goedkope scheefheid te verminderen. Sinds 2011 moeten woningcorporaties bij de woningtoewijzing van huurwoningen in het gereguleerde segment rekening gehouden met de inkomensgrens daarvoor (€ 36.798, prijspeil 2018). Woningcorporaties hebben daarbij overigens jaarlijks 10% vrije toewijzingsruimte voor huishoudens met een hoger inkomen. Bij inkomensstijgingen na de woningtoewijzing mogen huurders in de huurwoning blijven wonen. Sinds 2013 hebben verhuurders (ook woningcorporaties) wel de mogelijkheid om aan huishoudens met een gezamenlijk hoger inkomen (prijspeil 2018: € 41.056 over 2016) een hogere huurverhoging voor te stellen om de doorstroming te bevorderen.
Mogelijk bedoelt u met «best practises» de hoogste afname van het aantal goedkope scheefwoners. Uit Lokale Monitor Wonen – dat een beeld per gemeente geeft – blijkt dat in regio Rivierenland (indeling De Gelderlander) de gemeente Neder-Betuwe de sterkste procentuele daling in goedkope scheefhuurders tussen 2014 en 2016 had, namelijk 17% (van 21,8% naar 18,1%, zijnde 3,7 procentpunt). In regio Maasland (indeling De Gelderlander) had de gemeente Grave procentueel de sterkste afname, namelijk 18,7% (van 15,5% naar 12,6%, zijnde 2,9 procentpunt). Overigens had in de provincie Gelderland de gemeente Westervoort de grootste procentuele daling in goedkope scheefhuurders, namelijk 45% (van 17,1% naar 9,4%, zijnde 7,7 procentpunt).
Wat is de trend, vooral voor de in het artikel genoemde regio’s? Neemt het aantal scheefwoners daar wel af? Welke regio’s zijn «best practises» en waar valt nog veel te halen? Op welke manier maakt u gebruik van deze best practises?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de woningbouwproductie in de genoemde regio’s en de plancapaciteit van sociale huurwoningen, middenhuurwoningen en koopwoningen? Wat is daarvan het effect op de doorstroom van scheefwoners uit sociale huurwoningen?
De krant De Gelderlander heeft haar aandachtsgebied in regio’s opgedeeld, zodat lezers nieuws per regio kunnen lezen. De regio Rivierenland van De Gelderlander bevat de gemeenten Buren, Culemborg, Geldermalsen, Neder-Betuwe, Neerijnen en Tiel. De regio Maasland van De Gelderlander bevat de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Gennep, Grave, Mill en St. Hubert en St. Anthonis.
Op basis van openbare gegevens kan ik u de volgende cijfers geven over de woningbouwproductie en plancapaciteit van deze gemeenten (niet onderverdeeld naar type woning).
Buren
44
185
129
48
93
79
578
Culemborg
117
93
2
365
147
202
926
Geldermalsen
27
92
48
48
184
126
525
Neder-Betuwe
7
44
171
142
103
114
581
Neerijnen
16
17
4
89
66
40
232
Tiel
82
52
31
16
196
42
419
Bron: CBS Statline
Boxmeer
51
265
58
120
147
146
787
Cuijk
153
52
37
266
39
217
764
Gennep
35
23
137
2
25
31
253
Grave
1
48
147
1
1
106
304
Mill en St. Hubert
54
8
9
5
56
43
175
St. Anthonis
3
21
3
19
11
32
89
Bron: CBS Statline
Buren
970
3
967
Culemborg
1.370
63
1.307
Geldermalsen
810
1
809
Neder-Betuwe
700
1
699
Neerijnen
531
1
530
Tiel
665
75
590
Bron: https://woningmarktmonitor.gelderland.nl/behoefte-en-plannen/
Boxmeer
925
315
1.240
Cuijk
680
240
920
Gennep
390
–
390
Grave
270
230
500
Mill en St. Hubert
310
105
415
St. Antonis
285
140
425
Bron (m.u.v. Gennep): https://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/ruimtelijke-ordening/bouwen-en-wonen/feiten-en-cijfers-wonen/monitor-bevolking-en-wonen.aspx
Bron Gennep: https://pcmlimburg.nl/
Niet is na te gaan hoe deze woningbouwproductie invloed heeft gehad en hoe de plancapaciteit invloed zal hebben op de doorstroming van goedkope scheefhuurders uit sociale huurwoningen (huurwoningen in het gereguleerde segment). Wel kan ik een beeld geven van de ontwikkeling van het aandeel goedkope scheefhuurders in de betrokken regio’s tussen 2014 en 2016.
Buren
18,1%
17,0%
– 1,1
– 6,1%
Culemborg
15,0%
13,7%
– 2,3
– 8,7%
Geldermalsen
17,9%
17,5%
– 0,4
– 2,2%
Neder-Betuwe
21,8%
18,1%
– 3,7
– 17,0%
Neerijnen
24,2%
20,4%
– 3,8
– 15,7%
Tiel
18,8%
16,1%
– 2,7
– 14,4%
Bron: Lokale Monitor Wonen
Boxmeer
19,1%
16,9%
– 2,2
– 11,5%
Cuijk
13,2%
11,3%
– 1,9
– 14,4%
Gennep
16,8%
16,1%
– 0,7
– 4,2%
Grave
15,5%
12,6%
– 2,9
– 18,7%
Mill en St. Hubert
18,2%
16,4%
– 1,8
– 9,9%
St. Anthonis
14,0%
12,1%
– 1,9
– 13,6%
Bron: Lokale Monitor Wonen
In hoeverre wordt er gebruik gemaakt van inkomensafhankelijke huurverhogingen voor scheefwoners in de genoemde regio’s? In hoeverre wordt gebruik gemaakt van het verdere instrumentarium om scheefwonen tegen te gaan? Wat is het effect daarvan op de doorstroom van scheefwoners uit sociale huurwoningen?
Op basis van de recentste gegevens, Huurenquête 2017, kan ik u het volgende melden.
Sinds 2017 komen door gewijzigd beleid minder huurders in aanmerking voor een inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging dan in de jaren 2013–2016. Ten eerste geldt nog maar één inkomensgrens (€ 40.349 over 2015) en ten tweede zijn huishoudens van 4 of meer personen en huishoudens met een of meer AOW-gerechtigden van de inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging uitgezonderd. In 2017 konden woningcorporaties landelijk gezien aan 8% (en commerciële verhuurders 11%) van hun huurders een inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging voorstellen. Dat betekent dat de Belastingdienst op aanvraag van de verhuurder een huishoudverklaring heeft afgeven waarin vermeld staat dat het huishoudinkomen boven de € 40.349 (over 2015) ligt. Het huishouden valt dan niet onder de hiervoor genoemde uitzonderingsgroep (van die uitzonderingsgroep zoekt de Belastingdienst niet naar het huishoudinkomen, omdat het inkomen niet relevant is) en niet in de inkomenscategorie tot € 40.349. Van de groep die in aanmerking komt voor een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging, kreeg landelijk gezien 30% de maximale huurverhoging van 4,3%.
In hoeverre verhuurders (en dus ook woningcorporaties) gebruik maken van de mogelijkheid om een inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging voor te stellen en in hoeverre daarbij gebruik maken van de maximale huurverhoging (4,3% in 2017) varieert sterk tussen woningcorporaties. De jaarlijkse huurverhoging is ook onderwerp van overleg van verhuurders met hun huurdersorganisaties. Een deel van de woningcorporaties heeft, in het kader van de betaalbaarheid, met hun huurdersorganisaties afgesproken geen gebruik te maken van de inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging.
De Huurenquête geeft geen betrouwbare gegevens op gemeenteniveau, wel op provincieniveau. De betrokken regio’s liggen in de provincies Noord-Brabant en Gelderland (m.u.v. de gemeente Gennep dat in Limburg ligt). In de provincie Noord-Brabant stelden woningcorporaties aan 14% van de huurders die in aanmerking komen voor de inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging de maximale huurverhoging van 4,3%, in de provincie Gelderland ging dit om 24%.
Ik beschik niet over gegevens over de effecten op de doorstroming van de voorgestelde inkomensafhankelijke (hogere) huurverhogingen 2017.
Zijn de betrokken regio’s zich er van bewust dat het verkopen van dure sociale huurwoningen vaak voldoende opbrengt om twee, soms drie goedkope sociale huurwoningen terug te bouwen? In hoeverre gebeurt dit? Wat is het effect daarvan op de wachtlijsten voor sociale huurwoningen?
De opbrengsten van de verkoop van woningen maken onderdeel uit van de inkomsten van woningcorporaties. Deze inkomsten zijn over het algemeen niet geoormerkt voor investeringen in nieuwbouw, verduurzaming of voor andere specifieke uitgavenposten in de begroting. Woningcorporaties zullen de opbrengst van verkoop van hun woningen voor diverse kostenposten aanwenden. Het is daardoor niet zichtbaar wat de woningverkoop voor effect heeft op de wachtlijsten voor huurwoningen van woningcorporaties in het gereguleerde segment. Ik beschik dan ook niet over specifieke cijfers voor de regio’s Rivierenland en Maasland (indeling De Gelderlander).
De verkoopopbrengst van huurwoningen verschilt trouwens tussen verkoop in lege staat (na vertrek van de huurder) en verkoop in verhuurde staat (zo’n 45%-80% van de leegwaarde, afhankelijk van de geldende huurprijs ten opzichte van de WOZ-waarde) omdat de koper het lopende huurcontract moet voortzetten (zie ook het antwoord op de vragen 7 en 8).
Zijn de betrokken regio’s zich er van bewust dat dure sociale huurwoningen verkocht kunnen worden als middenhuurwoningen? In hoeverre gebeurt dit? Wat is het effect daarvan op de doorstroom van scheefwoners uit sociale huurwoningen?
Een sociale huurwoning (waarmee ik in dit kader bedoel: een huurwoning die met een niet-geliberaliseerd huurcontract is verhuurd, ongeacht of de verhuurder een woningcorporatie of een commerciële verhuurder is) verandert door verkoop niet in een middenhuurwoning. Bij verkoop loopt het geldende huurcontract door («koop breekt geen huur») en blijft de woning zolang het huurcontract doorloopt verhuurd met een niet-geliberaliseerd huurcontract, met de daarvoor geldende huurprijsbescherming. Of de huurprijs dan gedurende dat huurcontract kan doorstijgen naar een middenhuurprijs (€ 700–1.000 p.m.), hangt af van de kwaliteit van de woning (via het woningwaarderingsstelsel uit te drukken in punten: hoe meer punten hoe hoger de maximale huurprijsgrens van de woning). In die zin ligt het daarom inderdaad voor de hand om bij verkoop van sociale huurwoningen met als doel om meer aanbod te genereren in het middenhuursegment hiervoor woningen te selecteren met voldoende punten.
Bij een nieuwe verhuring kan de woning direct in het middenhuursegment worden aangeboden.
Corporaties kunnen vervolgens de opbrengsten van verkochte woningen inzetten voor nieuwbouw van huurwoningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens (prijspeil 2018: € 710,68 p.m.). In prestatieafspraken kunnen gemeenten met de corporaties afspraken maken over dit soort ontwikkelingen. Gemeenten zijn naar mijn mening bekend met deze mogelijkheden. In hoeverre ze hier gebruik van willen maken hangt echter in eerst instantie af van de vraag die wordt gezien naar middenhuurwoningen. Vervolgens zal lokaal de afweging worden gemaakt op welke wijze het aanbod in dit segment vergroot kan worden. In verschillende gemeenten zijn hiervoor samenwerkingstafels ingericht. Vanuit het Rijk kan daarbij ondersteuning worden ingeroepen. Vanuit de ervaringen met deze tafels weet ik dat corporaties en investeerders bereid zijn om hier afspraken over te maken. Bij de regiogesprekken over afspraken ten aanzien van de bouwopgave breng ik deze mogelijkheden ook in.
Vanuit het regeerakkoord zet het kabinet in op woningbouwproductie, passend bij de financiële mogelijkheden en hedendaagse wensen van mensen, en geeft prioriteit aan het middenhuursegment. Vergroting van het middenhuursegment kan door nieuwbouw, maar ook door de bestaande voorraad beter te alloceren, waarbij enerzijds het moment van toewijzen van belang is, maar anderzijds ook de mogelijkheid voor doorstroming zodat blijvende passendheid mogelijk is. Bijvoorbeeld door middenhuurwoningen in de het middenhuursegment te houden. Daaraan draagt de aangenomen motie Ronnes/Van Eijs, waarin verzocht wordt om maatregelen in kaart te brengen om exorbitante huurstijgingen in het geliberaliseerde segment tegen te gaan (Kamerstuk 32 847, nr. 401), ook bij. Ik ben bezig uitvoering te geven aan deze motie. Vergroting van het woningaanbod en van het middenhuursegment zal bijdragen aan de doorstroming uit het gereguleerde huursegment van huishoudens met een hoger inkomen.
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, is voor het verminderen van goedkope scheefheid in het gereguleerde huursegment in 2013 de inkomens-afhankelijke (hogere) huurverhoging ingevoerd. Deze inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging heeft twee doelstellingen: ten eerste de doorstroom van huishoudens met een hoger inkomen bevorderen en ten tweede huishoudens met een hoger inkomen – zolang zij niet naar een andere woning doorstromen, want daartoe zijn zij niet verplicht – een huurprijs laten betalen die meer in overeenstemming is met de kwaliteit van de woning dan die zonder die hogere huurverhoging zou zijn. Ik zet dit beleid voort in afwachting van de uitkomsten van overleg tussen huurders en verhuurders. In de Nationale Woonagenda is afgesproken dat Aedes, de Woonbond, IVBN en Vastgoed Belang zich inspannen om voor 1 oktober 2018 met een gezamenlijk voorstel te komen voor een nieuw huurakkoord. Ik verwacht dat daarin in elk geval afspraken gemaakt worden over de maximale stijging van de totale huuropbrengsten in de corporatiesector (huursombenadering), de reguliere huurverhoging, en passende maatregelen om de doorstroming te bevorderen. Wanneer er een akkoord beschikbaar is zal ik die beoordelen op de effecten op de woningmarkt en zal ik de resultaten hiervan uiteraard met uw Kamer delen. Zoals hiervoor aangeven zet ik het tegengaan van goedkoop scheefwonen voort als onderdeel van mijn beleid gelet op het belang van doorstroming. Indien een huurakkoord tussen huurders en verhuurders uitblijft zal ik met uw Kamer bezien of het huidig beleid hiervoor volstaat.
Wat gaat u doen om deze boodschap bij de regio’s over te brengen? Welke stappen vindt u verder nog nodig om scheefwonen tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 7.