Kinderbijslag in het buitenland |
|
Dennis Wiersma (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «EU-Ausländer kriegen weniger Kindergeld – vielleicht»?1
Ja.
Deelt u de mening dat kinderbijslag welke wordt uitgekeerd aan ouders met kinderen in het buitenland, maar binnen de Europese Unie, zou moeten worden aangepast aan het prijsniveau van het betreffende land?
Nederland kent op basis van de Wet woonlandbeginsel sociale zekerheid het beleid dat bij export van kinderbijslagen en kindgebonden budget, nabestaandenuitkeringen en WGA-vervolguitkeringen buiten de EU de hoogte wordt afgestemd op het kostenniveau van het land waar de gerechtigde (of het kind) woont.
Binnen de EU is dergelijk beleid in strijd met het Europees recht. In het bijzonder verzet artikel 67 van Verordening (EG) nr. 883/2004 zich tegen de toepassing van het woonlandbeginsel binnen de EU. Ter nadere toelichting verwijs ik naar de memorie van toelichting bij de wet Woonlandbeginsel sociale zekerheid.2
Er is op dit moment binnen de EU onvoldoende draagvlak voor aanpassing van dit beleid. Het voorstel van de Europese Commissie ten aanzien van de herziening van Verordening (EG) 883/2004/EG over de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels en de Implementatieverordening coördinatie sociale zekerheid (EG) 987/2009 bevat dan ook geen bepalingen die zien op indexatie van gezinsbijslagen ten opzichte van het prijspeil in het woonland van het kind (woonlandfactor).
Er is onder de lidstaten geen meerderheid voor een dergelijke aanpassing. Het aangaan van de discussie binnen de EU om tot toepassing van het woonlandbeginsel binnen de EU te komen zal hierop stuiten en de onderhandelingspositie van Nederland direct kunnen verslechteren ten aanzien van andere dossiers die voor Nederland belangrijk zijn, zoals het komen tot overeenstemming over de aanpassing van de detacheringsrichtlijn.
In hoeverre kunt u zich vinden in de genoemde percentages per land op de lijst die Duitsland heeft opgesteld? Heeft u zicht op de aanpassingspercentages voor Nederland wanneer het woonlandbeginsel binnen de Europese Unie voor kinderbijslag zou worden doorgevoerd?
Uit het artikel blijkt niet welke broncijfers en berekeningswijze zijn gebruikt om te komen tot de percentages die Duitsland zou moeten toepassen in genoemde landen. Op basis van de berekeningswijze en de brondata van de Wereldbank die worden gebruikt voor de woonlandfactoren die Nederland op basis van de Wet woonlandbeginsel sociale zekerheid toepast buiten de Europese Unie kan hier echter wel een uitspraak over gedaan worden. Op dezelfde manier kunnen ook de woonlandfactoren worden berekend die Nederland zou moeten toepassen, indien het woonlandbeginsel in de kinderbijslag ook binnen de EU zou worden doorgevoerd. Zie hiervoor bijgevoegde tabel. Hieruit blijkt dat de woonlandfactoren die Nederland en Duitsland zouden toepassen binnen de EU slechts voor een paar landen van elkaar afwijken. Dit komt, doordat de prijsniveaus in Nederland en Duitsland vrijwel gelijk zijn. De percentages in het artikel komen ook in grote lijnen overeen met de berekende woonfactoren die Duitsland zou toepassen volgens de Nederlandse berekeningswijze, met dien verstande dat de wet woonlandbeginsel voorschrijft dat de woonlandfactoren naar boven worden afgerond op tientallen procenten met een maximum van 100%.
Bent u bereid om spoedig in overleg te treden met uw Duitse collega over het toepassen van het woonlandbeginsel bij de export van alle kindregelingen binnen de Europese Unie en gezamenlijk actie te ondernemen? Zo ja, op welke termijn bent u dit van plan? Zo nee, waarom bent u hier niet toe bereid?
Hier is nu het moment niet voor. Binnen de EU is er op dit moment onvoldoende draagvlak voor een dergelijke wijziging. Zoals genoemd in het antwoord op vraag 2 verzet artikel 67 van Verordening (EG) nr. 883/2004 zich tegen toepassing van het woonlandbeginsel binnen de EU. Overleg met mijn Duitse collega zal, zoals ook aangehaald in het genoemde artikel, hierop stuiten en de onderhandelingspositie van Nederland kunnen schaden op andere onderdelen die voor Nederland belangrijk zijn.
Welke lidstaten hebben zich expliciet uitgesproken tijdens de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 3 maart jl. voor opname van het indexeren van kinderbijslagen in het voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de coördinatieverordening sociale zekerheid 883/2004, zoals u aangeeft in het verslag van deze Raad? Klopt het dat u namens Nederland op dit punt geen inbreng heeft geleverd tijdens de Raad?2
Tijdens de Raad WSBVC op 3 maart jl. bleek dat vier lidstaten (Denemarken, Duitsland, Ierland en Oostenrijk) voorstander zijn van het toepassen van indexatie bij export van kindregelingen.
Nederland heeft aangegeven dat het kabinet over dit punt (en de samentelling van WW-tijdvakken) nog in gesprek is met het parlement.
De vergadering van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 3 maart jl. is via de onderstaande link terug te zien:
Bent u bekend met de motie van het lid Schut-Welkzijn die de regering verzoekt te streven naar toepassing van het woonlandbeginsel bij de export van kindregelingen binnen de Europese Unie? Welke acties onderneemt u om uitvoering te geven aan deze motie?3
Ja.
De onderhandelingen over de herziening van Verordening (EG) 883/2004/EG over de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels en de Implementatieverordening coördinatie sociale zekerheid (EG) 987/2009 volgen de artikelen zoals deze zijn opgenomen in deze verordeningen. De wijzigingen ten aanzien van gezinsuitkeringen (o.a. artikel 67) zijn nog niet aan bod gekomen. Mede daarom, maar eveneens de overwegingen meewegende als genoemd in antwoord op vragen 2 en 4, onderneem ik op dit moment geen actie om uitvoering te geven aan deze motie. Zoals ook eerder aangegeven in reactie op de motie Heerma5 zal ik de mogelijkheden om de gevraagde discussie aan te gaan op hun merites bezien, daarbij rekening houdend met het belang van de voortgang van de discussie die het kabinet in de EU voert over voorkoming van uitbuiting en oneerlijke concurrentie.
Woonland
Woonlandfactoren Nederland voor EU-landen
Woonlandfactoren Duitsland voor EU-landen
Woonlandfactor Duitsland volgens artikel
België
100%
100%
100%
Bulgarije
50%
50%
50%
Cyprus
90%
90%
75%
Denemarken
100%
100%
Duitsland
100%
-
Estland
70%
80%
Finland
100%
100%
Frankrijk
100%
100%
Griekenland
80%
80%
75%
Hongarije
60%
60%
50%
Ierland
100%
100%
Italië
100%
100%
Kroatië
60%
70%
50%
Letland
70%
70%
Litouwen
60%
60%
Luxemburg
100%
100%
Malta
80%
80%
Oostenrijk
100%
100%
Polen
60%
60%
50%
Portugal
80%
80%
Roemenië
50%
50%
50%
Slovenië
80%
80%
Slowakije
70%
70%
Spanje
90%
90%
Tsjechië
60%
70%
75%
Verenigd Koninkrijk
100%
100%
Zweden
100%
100%
100%
Nederland
-
100%
De verboden stille tocht van Christenen voor Israel in Rotterdam |
|
Gert-Jan Segers (CU), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Martin Bosma (PVV), Han ten Broeke (VVD), Raymond Knops (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kunt u aangeven waarom de stille tocht van Christenen voor Israel (CvI) vandaag in Rotterdam door B&W is verboden?
De handhaving van de openbare orde in Rotterdam is de verantwoordelijkheid van de burgemeester van Rotterdam. Hij legt daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. Overigens heeft de organisatie uiteindelijk zelf besloten af te zien van een stille tocht.
Hoe verklaart u dat de veiligheid van 150 wandelaars niet gegarandeerd kon worden terwijl er voor een congres van het Palestinian Return Centre (PRC), met sprekers met connecties met de terroristische Hamas, deze inspanning wel geleverd kon worden?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven waarom er geen rekening is gehouden met de wens van de organisator van CvI om een stille en vreedzame wandeling te houden, zodat de joodse Rotterdammers – vanwege de sabbath is het hen niet toegestaan te demonstreren maar wel een stille wandeling te maken – ook in staat zouden zijn om mee te lopen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven en nagaan waarom er tijdens de Turkse demonstraties in Rotterdam, zoals o.a. op 16 juli vorig jaar, wel voldoende politiecapaciteit beschikbaar was?
Het handhaven van de openbare orde is de verantwoordelijkheid van de burgemeester. De burgemeester van Rotterdam heeft bij de genoemde manifestaties in nauw overleg met de politie een afweging gemaakt over de wijze waarop de openbare orde het beste kon worden gehandhaafd. Op basis van de door de burgemeester gemaakte afweging, heeft de organisatie besloten de tocht niet door te laten gaan. In soortgelijke toekomstige situaties zal een burgemeester ook steeds in overleg met de politie bezien op welke wijze de openbare orde het meest adequaat kan worden gehandhaafd. Ik zal niet treden in de bevoegdheden van burgemeesters.
Bent u bereid de volgende keer dat een soortgelijke situatie zich voordoet, er zorg voor te dragen dat wel voldoende politiecapaciteit beschikbaar gesteld wordt, uiteraard in samenwerking met de betreffende burgemeester?
Zie antwoord vraag 4.
De constructie van De Wit thuiszorgorganisatie |
|
Bart van Kent , Lilian Marijnissen |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over thuiszorgorganisatie De Wit die au pairs uit Oost-Europese landen inzet voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz-zorg)?1
Het gaat in het geval van De Wit Thuiszorg niet om au pairs onder de au-pairregeling, maar om zorgverleners die arbeid verrichten en bij de zorgbehoevende inwonen. Door thuiszorgorganisatie De Wit worden deze zorgverleners «zorg-au pairs» genoemd.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft thuiszorgorganisatie De Wit meerdere malen bezocht in de periode 2015–2017. De inspectie constateert tijdens het laatste bezoek op 2 februari 2017 dat de door thuiszorgorganisatie De Wit geboden zorg niet voldoet aan 20 van de 21 normen en dat de geboden zorg daarmee zeer risicovol is. Het oordeel van de inspectie t.a.v. de kwaliteit en veiligheid van de zorgverlening is voor mij leidend. Zie in dit verband mijn antwoord op vraag 4.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft jarenlang aanwijzingen gegeven aan thuiszorgorganisatie De Wit over tekortschietende zorgverlening; waarom heeft het zo lang geduurd voordat de beslissing is genomen dat thuiszorgorganisatie De Wit gaat stoppen met het verlenen van zorg? Hoe is dit proces met de Inspectie precies gelopen?2
Het is de verantwoordelijkheid van een zorgbestuurder om kwalitatief goede en veilige zorg te leveren. De inspectie toetst zorgaanbieders aan een vaststaand kwaliteitskader welke volgt uit geldende wet- en regelgeving, richtlijnen en uit veldnormen. Gedurende het hele toezichttraject heeft de inspectie de bestuurder van De Wit Thuiszorg verzocht om verbetermaatregelen te nemen. Ondanks de door de bestuurder ingezette verbeteracties, concludeert de inspectie dat essentiële normen niet werden nageleefd. In eerste instantie was er vertrouwen in verbetering. Echter bleek er, gedurende het toezichttraject sprake van weinig verbetering en daadkracht. Zo namen begin 2017 het aantal niet nageleefde normen toe in plaats van af. Er was met andere woorden sprake van een verslechtering.
De inspectie heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de vereiste verbeteringen, zonder het geven van een maatregel door de inspectie, gerealiseerd en geborgd worden. Om deze redenen heeft de inspectie De Wit Thuiszorg op 23 maart 2017 een aanwijzing gegeven voor de duur van vier maanden.
Vindt u het wenselijk dat een thuiszorgorganisatie werkt met au pairs die uit het buitenland gehaald worden om hier zorg te komen verlenen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) verplicht de bestuurder van een zorgorganisatie om goede zorg aan te bieden. Zorg moet in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht zijn, tijdig worden verleend en zijn afgestemd op de reële behoefte van de cliënt. Ook moeten de rechten van de cliënt zorgvuldig in acht worden genomen en moet de cliënt met respect worden behandeld. Het betekent voorts dat zijn medewerkers als zorgverlener bevoegd en voldoende bekwaam (gekwalificeerd) moeten zijn om die zorg te verlenen en dat zij moeten handelen in overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de professionele standaard. Dat geldt ongeacht of de zorgverlener uit Nederland afkomstig is dan wel alleen in Nederland werkzaam is. Ik heb geen oordeel over de achtergrond van de betrokken medewerkers, zolang de zorgaanbieder maar voldoet aan de vereisten uit de Wkkgz en de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG). De inspectie houdt hierop toezicht.
In hoeverre mogen au pairs Wlz-zorg verlenen, aangezien au pairs geen taken mogen verrichten voor mensen die bijzondere zorg nodig hebben, of zorg waarvoor een bijzondere vaardigheid nodig is? Hoe oordeelt u hierover en hoe oordeelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg hierover?3
Au pairs mogen geen Wlz-zorg verlenen. De au pair mag geen taken verrichten voor mensen die een meer bijzondere zorg nodig hebben en die een specifieke vaardigheid vereisen. De au-pairregeling, onder meer in de Wet arbeid vreemdelingen vastgelegd, biedt buitenlandse personen in de leeftijd van 18 tot en met 30 jaar de gelegenheid om in een korte tijd (maximaal een jaar) kennis te maken met de Nederlandse cultuur en samenleving. Een au pair mag niet werken: hij/zij mag alleen, in ruil voor kost en inwoning, in het gastgezin lichte huishoudelijke werkzaamheden verrichten (maximaal 8 uur per dag en met een maximum van 30 uur per week).
Het gaat in het geval van De Wit Thuiszorg echter niet om au pairs onder de au-pairregeling, maar om zorgverleners die arbeid verrichten en bij de zorgbehoevende inwonen. Door thuiszorgorganisatie De Wit worden deze zorgverleners «zorg-au pairs» genoemd.
Indien deze «zorg-au pairs» bevoegd en voldoende bekwaam (gekwalificeerd) zijn om zorg te verlenen en zij handelen in overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de professionele standaard, dan mogen zij taken verrichten voor mensen die zorg nodig hebben of zorg waarvoor een bijzondere vaardigheid nodig is. De inspectie spreekt met betrekking tot deze casus dan ook niet van een zorg-au pair, maar van een zorgverlener. Het staat of valt met hoe de zorgaanbieder het organiseert. Bij De Wit Thuiszorg is dit op dit moment niet goed georganiseerd waardoor er risico’s bestaan voor de cliënt. Ingrijpen door de inspectie was dan ook noodzakelijk.
Wat vindt u ervan dat een thuiszorgorganisatie gericht zorgverleners uit Oost-Europese landen werft die de Nederlandse taal niet machtig zijn, terwijl in Nederland duizenden zorgverleners van niveau 1 en niveau 2 werkloos thuis zitten en heel graag willen werken? Kunt u uw antwoord toelichten?
De kwaliteit en veiligheid van de zorg moet altijd voorop staan. Dat betekent onder andere dat zorgverleners de Nederlandse taal voldoende moeten beheersen om te kunnen communiceren met de patiënten om goede en veilige zorg te kunnen verlenen. Specifiek voor beroepen in de individuele gezondheidszorg geldt daarbij een taalcontrole. Zie ook het antwoord op vraag 8 t/m 10.
Onder deze voorwaarden staat het thuiszorgorganisaties vrij om zorgverleners uit Oost-Europese EU-landen te werven. Dit maakt onderdeel uit van het vrij verkeer van personen en diensten binnen de Europese Unie. Daarbij moet (oneerlijke) concurrentie op arbeidsvoorwaarden wel worden bestreden. Daarom maakt het kabinet zich in Brussel hard voor aanpassing van de detacheringsrichtlijn. Zie hiervoor verder het antwoord op vragen 6 en 7.
Vindt u het wenselijk dat au pairs hun sociale lasten afdragen in hun geboorteland? Deelt u de mening dat werknemers in Nederland altijd moeten werken onder Nederlandse eisen, conform Nederlandse cao’s omdat er anders feitelijk sprake is van oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo neen, waarom niet?
Op grond van de detacheringsrichtlijn – in Nederland geïmplementeerd in de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de EU – hebben werknemers die tijdelijk in Nederland komen werken recht op de harde kern van de arbeidsvoorwaarden, zoals vastgelegd in de Nederlandse arbeidswetgeving en eventueel in een algemeen verbindend verklaarde cao. Indien de arbeidskrachten via een uitzendbureau in Nederland te werk worden gesteld, is de harde kern van de arbeidsvoorwaarden uit de algemeen verbindend verklaarde cao voor uitzendkrachten van toepassing. Daartoe behoort ook de inlenersbeloning. Voor een deel zijn de arbeidsvoorwaarden zoals die in Nederland gelden dus van toepassing. Maar het kabinet maakt zich in Brussel hard voor aanpassing van de detacheringsrichtlijn, zodat onder meer de harde kern van de arbeidsvoorwaarden uitgebreider wordt. De Kamer wordt van de vorderingen van de onderhandelingen op de hoogte gehouden.
Deelt u de mening dat deze situatie onwenselijk is en dat het introduceren van een werkvergunning hiervoor een oplossing kan bieden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is van belang dat er aandacht is voor eventuele schaduwkanten van arbeidsmobiliteit binnen Europa die zich kunnen voordoen in de vorm van oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt. Zo moet concurrentie op arbeidsvoorwaarden worden bestreden. Zoals in antwoord op vraag 6 aangegeven, maakt het kabinet zich hard voor aanpassing van de detacheringsrichtlijn om te bewerkstelligen dat de harde kern van arbeidsvoorwaarden uitgebreid wordt. Hiermee wordt een gelijk speelveld bevorderd en worden ook verschillen in loonkosten tussen Nederlandse werknemers en gedetacheerde buitenlandse werknemers verkleind. Het introduceren van een werkvergunning voor onderdanen van andere EU-lidstaten is in strijd met het Europees recht.
Wat vindt u ervan dat thuiszorgorganisatie De Wit geen Nederlandse taaleisen oplegt aan hun au pairs, omdat ze niet mogen hechten aan hun cliënten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij zorgverlening moet de kwaliteit en veiligheid van de zorg altijd voorop staan. Dat betekent onder andere dat zorgverleners voldoende moeten kunnen communiceren met de patiënten om goede en veilige zorg te kunnen verlenen.
In de Wkkgz staat dat de zorgverlener goede zorg moet verlenen. Onderdeel daarvan is dat je je als zorgverlener goed verstaanbaar moet kunnen maken richting je cliënten.
In Nederland is daarbovenop wettelijk geregelde taalcontrole van toepassing op geregistreerde beroepen in de individuele gezondheidszorg. Het gaat dan om bijvoorbeeld artsen, tandartsen en verpleegkundigen. Zij dienen aan te tonen dat zij de Nederlandse taal voldoende beheersen voordat zij in het BIG-register kunnen worden ingeschreven en hun beroep mogen uitoefenen. Deze eis geldt dus niet voor alle zorgverleners.
Kunt u aangeven of de au pairs die thuiszorgorganisatie De Wit aantrekt, moeten voldoen aan de Nederlandse eisen voor taalvaardigheid voor zorgverleners of niet?4
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat het beheersen van een goede Nederlandse taalvaardigheid cruciaal is voor patiëntveiligheid en het onacceptabel is dat er in Nederland blijkbaar zorg verleend wordt door zorgverleners/au pairs die de taal volledig niet beheersen? Zo ja, welke maatregelen gaat u hieraan treffen? Zo neen, waarom niet?
Uiteraard deel ik de mening dat zorgverleners de Nederlandse taal voldoende moeten beheersen om met patiënten en collega’s te kunnen communiceren. De zorgwetgeving verplicht zorgverleners daar in het kader van goede en veilige zorg ook toe. Zoals bekend heeft de inspectie de nodige actie ondernomen.
Wat is de stand van zaken van de uitvoerbaarheidstoets van het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) en de Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV)? Kunt u uw antwoord toelichten?5
Bij brief van 29 oktober 2015 is de Kamer geïnformeerd over het onderzoek van Panteia over controle op de kennis van het Nederlands van buitenlands gediplomeerden bij inschrijving in het BIG register.
In vervolg op de uitvoerbaarheidstoets van het CIBG en de CBGV, geldt per 1 januari 2017 dat een ieder (zowel Nederlandse gediplomeerden als buitenlandse gediplomeerden) een bewijs van voldoende Nederlandse taalvaardigheid voor registratie in het BIG register dient te overleggen.
BIG registratie is verplicht voor de acht basisberoepen van artikel 3 van de Wet BIG, te weten arts, tandarts, apotheker, gz-psycholoog, psychotherapeut verloskundige, fysiotherapeut en verpleegkundige.
Kunt u toelichten waarom de directeur van thuiszorgorganisatie De Wit aangeeft dat het gaat om laag complexe zorg, maar tevens aangeeft dat mensen via een pgb Wlz-zorg ontvangen? Deelt u de mening dat hier dan dus geen sprake is van laag complexe zorg kan zijn, gezien een indicatie voor Wlz-zorg gebaseerd is op blijvend intensieve zorg of 24 uur per dag toezicht nodig hebben? Hoe oordeelt u hierover?
Cliënten met een indicatie voor Wlz-zorg hebben allen blijvend een zware of complexe zorgvraag en/of 24 uur per dag toezicht nodig.
Welke zorgopleiding hebben de au pairs die thuiszorgorganisatie De Wit inzet? Zijn deze au pairs opgeleid en gekwalificeerd om in Nederland Wlz-zorg te mogen bieden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Wit Thuiszorg geeft aan dat de medewerkers een zorggerelateerde basisopleiding met een deskundigheidsniveau hebben dat vergelijkbaar is met het in Nederland geldende (minimaal) deskundigheidsniveau 2 in Nederland (Helpende Zorg & Welzijn). Vanwege het dienstverband en de bevoegd- en bekwaamheden van de medewerkers kunnen cliënten genoodzaakt zijn om extra zorg bij derden in te kopen en/of familie c.q. mantelzorgers in te zetten. Deze medewerkers zijn de Nederlandse taal qua spreek- en taalvaardigheid niet allen machtig. Als een verzorgende/verpleegkundige de Nederlandse taal niet beheerst en de cliënt beheerst alleen Nederlands dan is mijn inziens goede zorg in het geding. Dit betekent niet impliciet dat de verzorgende/verpleegkundige slecht is, dit betekent ook niet dat het niet mogelijk is om het op een manier te regelen c.q. te organiseren dat het wel mogelijk is/wordt. Het staat of valt met hoe de zorgaanbieder het organiseert. Zie ook vraag 4.
Waarom hoeven thuiszorginstellingen die Wlz-zorg leveren gefinancierd uit het pgb, geen WTZi-toelating te hebben? Waarom is hiertoe besloten? Vindt u ook dat het juist uit het oog van goede kwalitatieve zorg het noodzakelijk is dat deze organisaties ook onder de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) komen te vallen? Kunt u uw visie hierop geven?6
Onder de huidige regelgeving (Wet toelating zorginstellingen) zijn pgb-zorgaanbieders inderdaad uitgezonderd van de toelatingsplicht. Dit is gedaan om deze, veelal kleinschalige, zorgaanbieders te behoeden voor te zware administratieve lasten. Ik ben het met de vragensteller eens dat het vanuit het oogpunt van goede kwalitatieve zorg onwenselijk is om pgb-zorgaanbieders volledig uit te zonderen van de WTZi, vooral wanneer ze een grootschaliger karakter hebben. Ik heb dan ook een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de kwaliteit van zorg centraal staat bij de toelatingsprocedure. Daarin zullen aanbieders van zorg die uit persoonsgebonden budgetten wordt betaald dezelfde wijze worden behandeld als overige aanbieders van zorg. Daarbij zal ik uiteraard waken voor administratieve overbelasting. Ik verwacht dit wetsvoorstel dit jaar te kunnen indienen.
Vindt u het wenselijk dat zorgorganisaties die niet onder de WTZi vallen, geen jaarverantwoording hoeven af te leggen? Vindt u het wenselijk dat hierdoor zorgorganisaties, zoals thuiszorgorganisatie De Wit niet gecontroleerd worden op hun jaarverslag/afrekening?7
Nee. Overigens is de stelling dat zorgorganisaties die niet onder de WTZi vallen, geen jaarverantwoording hoeven af te leggen en niet op hun jaarstukken worden gecontroleerd, onjuist. In Nederland zijn de wettelijke bepalingen omtrent externe jaarverantwoording vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek boek 2, titel 9. Die bepalingen gelden voor o.a. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen en dus ook voor thuiszorgorganisatie De Wit, De Wit Thuiszorg B.V. De bepalingen van boek 2 BW bevatten de verplichting voor een onderneming om na afloop van het boekjaar verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde beleid door jaarstukken op te stellen inhoudende de jaarrekening, het jaarverslag(ook wel bestuurs- of directieverslag genoemd) en overige gegevens. De jaarstukken dienen opgesteld te worden op basis van normen, nader uitgewerkt in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Aan de jaarrekening dient een controleverklaring van een openbaar accountant te worden toegevoegd. Na vaststelling dient de jaarrekening binnen 8 dagen openbaar te worden gemaakt door middel van deponering bij het handelsregister.
Nee. Overigens is de stelling dat zorgorganisaties die niet onder de WTZi vallen, geen jaarverantwoording hoeven af te leggen en niet op hun jaarstukken worden gecontroleerd, onjuist. In Nederland zijn de wettelijke bepalingen omtrent externe jaarverantwoording vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek boek 2, titel 9. Die bepalingen gelden voor o.a. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen en dus ook voor thuiszorgorganisatie De Wit, De Wit Thuiszorg B.V. De bepalingen van boek 2 BW bevatten de verplichting voor een onderneming om na afloop van het boekjaar verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde beleid door jaarstukken op te stellen inhoudende de jaarrekening, het jaarverslag(ook wel bestuurs- of directieverslag genoemd) en overige gegevens. De jaarstukken dienen opgesteld te worden op basis van normen, nader uitgewerkt in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Aan de jaarrekening dient een controleverklaring van een openbaar accountant te worden toegevoegd. Na vaststelling dient de jaarrekening binnen 8 dagen openbaar te worden gemaakt door middel van deponering bij het handelsregister.
Wat is de bezoldiging van de directeur van thuiszorgorganisatie De Wit? Ontvangt deze directeur nog andere inkomsten, zoals bonussen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?8
De bezoldigingen van de topfunctionarissen van thuiszorgorganisatie De Wit zijn niet openbaar. Omdat deze organisatie geen Wtzi-toelating heeft, valt zij buiten het bereik van de transparatieverplichtingen van de Wet Normering Topinkomens (WNT). Het is aan de instelling zelf of en hoe zij transparant wil zijn over bezoldigingen van haar topfunctionarissen.
Kunt u onderzoeken hoe de pgb-constructie precies is geregeld die thuiszorgorganisatie De Wit hanteert? Kunt u daarbij tevens aangeven of het juist is dat dat zorgbehoevende ouderen die zorg afnemen bij thuiszorgorganisatie De Wit gedwongen worden in een pgb-constructie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mensen die 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig hebben, komen in aanmerking voor toelating tot de Wlz. Voor toegang tot de Wlz is een indicatie van het CIZ noodzakelijk. Deze indicatie wordt objectief en onafhankelijk gesteld. Het CIZ kan Wlz-indicaties stellen. Pgb-gefinancierde instellingen zijn daar niet toe bevoegd.
Na indicatiestelling door het CIZ kan een verzekerde kiezen voor één van de vier leveringsvormen, waaronder het pgb. Als iemand anders het pgb aanvraagt voor de verzekerde, dan is daar schriftelijke toestemming van de verzekerde voor nodig.
Het pgb-Wlz maakt het mogelijk om regie te voeren over de zorg en zelf de zorgverlener te kiezen. Om in aanmerking te komen voor het pgb-Wlz moet een verzekerde voldoen aan enkele voorwaarden. Dit wordt getoetst door het zorgkantoor tijdens een bewustekeuzegesprek. In dit gesprek beoordeelt het zorgkantoor ook of de verzekerde eigen regie heeft, al dan niet via vertegenwoordiging. Wanneer een verzekerde kiest voor een pgb-Wlz kan hij of zij zelf op zoek naar een verantwoorde en kwalitatief goede zorgaanbieder. Samen met de zorgaanbieder stelt de budgethouder een zorgovereenkomst en zorgbeschrijving op. Na goedkeuring hiervan door het zorgkantoor kan de SVB de zorgaanbieder uitbetalen. Thuiszorgorganisatie De Wit heeft geen contracten met zorgkantoren en werkt dus alleen met pgb’s. Het is de keuze van de budgethouder om te besluiten daar zorg af te nemen.
Is hier sprake van een schijnconstructie, aangezien thuiszorgorganisatie de Wit nauw samenwerkt met een ander bedrijf en via dit bedrijf de pgb-indicaties voor de cliënten van haar eigen organisatie laat verlopen?
Zie antwoord vraag 17.
Deelt u de mening dat een persoonsgebonden budget (pgb) is bedoeld voor individuele situaties en niet bedoeld is dat zorgorganisaties een ander bedrijf in de hand nemen om voor/in samenwerking met hen pgb-indicaties te verstrekken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 17.
Is u bekend of er andere zorgorganisaties zijn die werken volgens de constructie van thuiszorgorganisatie De Wit? Zo ja, welke zorgorganisaties zijn dit? Zo neen, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Er is geen registratie van het aantal organisaties dat pgb-zorg levert en au pairs inzet. Echter, ook deze organisaties moeten aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Hierop houdt de inspectie toezicht. Daarnaast controleren zorgkantoren via huisbezoeken of het pgb wordt ingezet zoals bedoeld. Op het moment dat er signalen zijn dat dit niet het geval is zal dit worden opgevolgd via onderzoek door het zorgkantoor. Als er vermoedens zijn van misstanden, kunnen de handhavingspartijen in de zorg bezien of verdere maatregelen noodzakelijk zijn.
De forse kritiek van de inspectie op de ZGT ziekenhuizen in Hengelo en Almelo |
|
Lilian Marijnissen |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u uw reactie geven op het vernietigende oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de tekortschietende zorg in de ziekenhuizen ZGT (ZiekenhuisGroep Twente) Hengelo en ZGT Almelo?1
Het krantenartikel waar u aan refereert heeft betrekking op het verslag van het jaargesprek dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op 22 december 2016 heeft gevoerd met de Raad van Bestuur van Ziekenhuis Groep Twente (ZGT). Op 5 april 2017 heeft de IGZ dit verslag openbaar gemaakt. De IGZ voert in alle ziekenhuizen een dergelijk jaargesprek en het verslag hiervan wordt altijd openbaar gemaakt. Dit past bij het streven om openheid en transparantie te betrachten over zowel de kwaliteit van de zorg als de uitkomsten van toezicht. In het jaargesprek staat de vraag centraal, hoe de Raad van Bestuur haar verantwoordelijkheid voor kwaliteit en veiligheid invult. In het jaargesprek wordt een breed scala aan onderwerpen besproken op basis van de uitkomsten van de kwaliteitsindicatoren die het ziekenhuis aanlevert, bevindingen tijdens onaangekondigde inspectiebezoeken, uitkomsten van calamiteitenonderzoek en andere informatie.
Uit het verslag van het jaargesprek met ZGT blijkt dat de IGZ kritisch is over dit ziekenhuis. Op verschillende terreinen zijn verbeteringen mogelijk. Dat is wat anders dan uw kwalificatie dat het een «vernietigend oordeel» zou zijn van de IGZ. Het is de taak van de IGZ om toezicht te houden op zorginstellingen en waar nodig verbetermaatregelen te vragen. Dit is onderdeel van het proces zoals dat in alle zorginstellingen bestaat om de kwaliteit van zorg doorlopend te bewaken, beheersen en verbeteren. Ik ga ervan uit dat de Raad van Bestuur van ZGT hierin zijn verantwoordelijkheid neemt.
Hoe oordeelt u over de reactie van de ZGT die het rapport van de inspectie niet verontrustend vindt, terwijl de inspectie tekortkomingen constateerde in verstrekking van medicatie, bezetting op de spoedeisende hulp, de screening, informatieoverdracht en informatievoorzieningen naar patiënten toe en de ZGT ziekenhuizen een significant hoger sterftecijfer kennen dan van deze ziekenhuizen verwacht kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Van bestuurders van zorginstellingen mag de samenleving onder meer verwachten dat zij open en transparant zijn en lerend en zelfreinigend vermogen tonen. Het belangrijkste is dat zij daar waar verbeteringen noodzakelijk zijn, dit erkennen en herkennen en onverwijld maatregelen treffen. De IGZ ziet er op toe dat de verbetermaatregelen daadwerkelijk geïmplementeerd worden. Hoewel zij op dit moment geen aanleiding ziet voor nadere (bestuursrechtelijke) maatregelen, heeft de IGZ mij laten weten de voortgang van de implementatie van de verbetermaatregelen in ZGT nauwlettend te volgen.
Herinnert u uw uitspraken dat specialisatie en concentratie van zorg een goede zaak kan zijn, mits dit de kwaliteit van zorg ten goede komt? Hoe oordeelt u over de zwaar tekortschietende zorg in de ZGT ziekenhuizen, sinds zij zorgspecialismen onderling hebben geconcentreerd tussen Hengelo en Almelo? Kunt u uw antwoord toelichten?2
De IGZ heeft mij laten weten geen relatie te zien tussen de verbeterpunten die bij het jaargesprek zijn besproken en de nieuwe locatieprofielen voor de locaties Almelo en Hengelo. Ik deel derhalve niet uw analyse dat de concentratie van zorgspecialismen in ZGT locatie Hengelo en ZGT locatie Almelo nadelige gevolgen heeft gehad voor de kwaliteit van zorg.
Erkent u naar aanleiding van deze berichtgeving dat de concentratie van zorgspecialismen tussen ZGT Hengelo en ZGT Almelo niet goed verlopen is voor de kwaliteit van zorg en dat er zo spoedig mogelijk een plan dient te komen om te zorgen dat ZGT Hengelo en ZGT Almelo weer volwaardige ziekenhuizen worden? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat deze ziekenhuizen weer een volwaardig ziekenhuis worden? Zo neen, waarom bent u hiertoe niet bereid?
Zie antwoord vraag 3.
Het doodschieten van ontsnapte antilopes bij Hunsel (Limburg) |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Twee ontsnapte antilopes doodgeschoten»?1 2
Ja.
Hoe oordeelt u over het doden van twee elandantilopes door jagers?
Het spreekt voor zich dat ik het betreur dat de getroffen maatregelen hebben geleid tot de dood van de twee elandantilopen in kwestie.
Waarom is er niet voor gekozen de dieren te vangen, al dan niet met behulp van een verdovingsgeweer?
Deskundigen hebben geoordeeld dat er zo snel geen mogelijkheden waren om de dieren te vangen en ze te verdoven, ook omdat ze een dikke speklaag hebben. De elandantilopen waren agressief en niet benaderbaar. Daarnaast was er direct gevaar voor de (verkeers)veiligheid.
Hoe oordeelt u over de rol van de politie in deze situatie? Acht u de training bij de politie voldoende voor adequate actie bij ontsnapte dieren?
Gegeven de context is, in overleg met dierenartsen en deskundigen verbonden aan dierentuinen, gekeken naar het toe te passen middel in relatie tot de veiligheid van burgers en omgeving. Op basis van hiervan zijn de nodige beslissingen genomen.
Is het waar dat de eigenaar van deze antilopes al eerder dieren heeft laten ontsnappen, namelijk pallaseekhoorns, een wallaby, edelherten en hoornraven?3 Zo ja, deelt u de mening dat dit bedrijf nalatig is? Zo nee, waarom niet?
Mij is bekend dat er in een aantal gevallen eerder in Weert en omgeving dieren zijn ontsnapt. De NVWA heeft, in samenwerking met de provincie, een succesvolle vangactie van een aantal pallaseekhoorns uitgevoerd. Het bleek echter niet mogelijk om met volledige zekerheid vast te stellen dat het dieren betrof die afkomstig waren van de betreffende eigenaar. Daardoor heeft de NVWA niet handhavend tegen deze eigenaar kunnen optreden.
In hoeverre heeft het bedrijf gevaarzetting gecreëerd door herhaaldelijk dieren te laten ontsnappen?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) na de ontsnappingen van dieren handhavend opgetreden tegen dit bedrijf?
Zie antwoord vraag 5.
Wordt het bedrijf gecontroleerd op de aanwezigheid van soorten die na 1 juli 2017 niet meer mogen worden gehouden volgens de positieflijst?
Nee, er wordt niet gecontroleerd op wet- en regelgeving die nog niet in werking is.
Deelt u de mening dat de kosten voor het vangen (en in het geval van de antilopes: het doden) niet met belastinggeld dient te worden betaald, maar dat de kosten dienen te worden verhaald op het bedrijf?
Ik deel de mening dat de kosten van het handelen verhaald dienen te worden op de eigenaar. Dat is overigens standaardprocedure bij soortgelijke handelingen.
Deelt u de mening dat de nalatigheid van dit bedrijf consequenties dient te hebben voor de vergunning die door de NVWA wordt verleend? Zo ja, bent u bereid om de vergunning van het bedrijf om dieren te fokken en te verhandelen in te trekken vanwege verregaande nalatigheid? Zo nee, waarom niet?
Nee, omdat voor het houden van elandantilopen geen vergunning is benodigd.
Het nog niet toegezonden actieplan pleegzorg |
|
Rens Raemakers (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kunt u zich uw toezegging herinneren tijdens het Algemeen overleg Jeugdhulp d.d. 23 februari jl., waarin u aangaf het actieplan pleegzorg eind maart naar de Kamer te zenden?
Ja.
Klopt het dat de Kamer tot op heden géén actieplan pleegzorg heeft mogen ontvangen? Zo ja, kunt u aangeven waarom dit nog niet is gebeurd en wanneer de Kamer het actieplan kan verwachten?
Ik hecht er aan om in overleg met de sector tot een stevig en gedragen actieplan te komen. Ik verwacht het Actieplan Pleegzorg vóór 1 juni 2017 aan uw Kamer te kunnen aanbieden. Zoals toegezegd gaat het actieplan specifiek in op de onderwerpen waar uw Kamer bij (aangehouden) moties aandacht heeft gevraagd.1 In het actieplan wordt op verzoek van mevrouw Bergkamp ook aandacht geschonken aan kwetsbare pleegkinderen die meerderjarig worden.2
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat er vaart wordt gemaakt met het actieplan pleegzorg omdat er behoorlijke knelpunten zichtbaar zijn binnen de pleegzorg, zoals aangegeven in het algemeen overleg Jeugdhulp?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven met welke partijen allemaal is gesproken gedurende de ontwikkeling van het actieplan pleegzorg en welke rol het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport daarin heeft gehad?
Het Actieplan Pleegzorg wordt ontwikkeld onder regie van het Ministerie van VWS in nauwe samenwerking met Jeugdzorg Nederland (JN), de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) en het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ). Daarnaast is onder meer gesproken met diverse gemeenten, individuele pleegzorgaanbieders, de Raad voor de Kinderbescherming, het Landelijk Overleg PleegOuderRaden, vertegenwoordigers van enkele lokale en regionale pleegouderraden en de stichting Jongwijs. Uit het gevoerde overleg blijkt een grote bereidheid van betrokken partijen om de opgaven in de pleegzorg op te pakken.
Kunt u, in plaats binnen de gebruikelijke termijn van drie weken, deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Daar heb ik naar gestreefd.
Het bericht dat hij vele afgewezen asielzoekers toch trakteert op een verblijfsvergunning |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat u in 31% van de gevallen die aan u zijn voorgelegd in het kader van eventuele gebruikmaking van de zogenaamde discretionaire bevoegdheid toch een verblijfsvergunning heeft verleend aan vreemdelingen wier verblijfsaanvraag (vaak herhaaldelijk) is afgewezen?1
Elke individuele zaak beoordeel ik op de eigen merites. Ik maak dus per zaak 100% wel of 100% geen gebruik van deze bevoegdheid. De genoemde 31% is enkel een momentopname en kan op elk willekeurig ander moment hoger danwel lager zijn.
Waarom is het nodig naast het vestigen van alle immigratie- en asielrecords ook nog op dit gebied een record te vestigen?
U vraagt naar het waarom van een door mij niet gedeelde stelling. Deze kan ik dan ook niet verklaren. Daarnaast is niet van al mijn voorgangers bekend in hoeveel procent van de gevallen zij hun discretionaire bevoegdheid hebben aangewend, een record kan dan ook niet worden vastgesteld.
Realiseert u zich dat u Nederland met dit structurele generaal-pardonbeleid een asielmagneet laat blijven?
Er is geen structureel generaal-pardonbeleid. Daarnaast ligt er geen magnetisch proces ten grondslag aan migratiebewegingen naar Nederland.
Realiseert u zich voorts dat u hiermee mensen beloont voor het negeren van hun vertrekplicht en dat hierdoor veel meer vreemdelingen tegen de regels in in Nederland blijven hangen?
Ik ben van mening dat het gebruikmaken van mijn discretionaire bevoegdheid op zichzelf niet iets goeds is. Het gaat in deze zaken altijd om een afweging van belangen. Daarbij is het inderdaad zo dat betrokkene op grond van het vreemdelingenrecht geen recht heeft in Nederland te verblijven. Dat argument weegt zwaar bij het beoordelen van verzoeken. Dat is dan ook de reden dat ik alleen in zeer specifieke en schrijnende omstandigheden van mijn discretionaire bevoegdheid gebruik maak en in de meeste gevallen dergelijke verzoeken afwijs.
In hoeveel van deze gevallen was sprake van bemoeienis van Kamerleden? Waarom kiest u voor deze oncontroleerbare achterkamertjespolitiek in het vreemdelingenbeleid?
Er is geen bemoeienis van Kamerleden bij de beslissing wel of niet gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid. Wel komt het voor dat kamerleden een verzoek hiertoe initieren danwel ondersteunen.
Het gebruik van de discretionaire bevoegdheid is vastgelegd in artikel 3.51, onder k, Vreemdelingenbesluit 2000.
Kunt u ophouden met dit stiekeme generaal-pardonbeleid? Zo nee, waarom niet?
Nee, aangezien er geen generaal-pardonbeleid is, kan ik daar ook niet mee ophouden.
De zorgen van werknemers in de kolenketen |
|
Sandra Beckerman |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kunt u onder elkaar zetten wat er inmiddels is vrijgemaakt om de sluiting van de kolencentrales te realiseren? Kunt u toelichten welke gelden er in de toekomst vrijgemaakt zullen gaan worden?
Kunt u aangeven hoe deze middelen zullen worden ingezet? Klopt het dat het de intentie is deze compensatie zonder verdere voorwaarden over te maken aan de centrales zelf?
Op welke wijze gaat u voorkomen dat er miljarden aan compensatiegelden naar buitenlandse aandeelhouders verdwijnen?
Hoe gaat u er zorg voor dragen dat het geld ook bij de medewerkers van de kolencentrales en toeleveranciers terecht komt? Welke bedragen worden gereserveerd per werknemer, bedoeld voor scholing en begeleiding naar ander werk, aanvulling op een uitkering of afvloeiingsregeling wanneer nodig?
Bent u bekend met het kolenfonds zoals dat door de FNV is gepresenteerd met het doel om alle werknemers in de kolenketen die als gevolg van sluitingen hun werk kwijt raken om te scholen, te begeleiden naar ander werk, hun inkomensverlies te compenseren of zo nodig te voorzien van een afvloeiingsregeling?
Ja.
Bent u bereid de benodigde middelen (800 miljoen euro) beschikbaar te stellen aan dit fonds voordat de eerste centrale daadwerkelijk dicht gaat?
Dit is niet aan de orde. Zie mijn antwoord op vraag 1.
Het bericht: 'Stille tocht voor Israël in Rotterdam niet toegestaan' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Stille tocht voor Israël in Rotterdam niet toegestaan»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het toestaan van een conferentie, waarvan de organisatie banden heeft met Hamas en waar een antisemiet komt spreken die een islamitische terreuraanslag tegen Israël goedpraat, onterecht is en het toestaan van een optocht van vredelievende christenen die Israël willen steunen wel terecht is? Zo nee, waarom krijgt antisemitisme van u de voorkeur boven een vredige optocht?2 3
In Nederland is het recht op vrijheid van meningsuiting, vergadering en betoging vastgelegd in en beschermd door de Grondwet. Een optocht of conferentie kan in beginsel niet vooraf worden verboden (censuurverbod). Alleen wanneer uit een gedegen risicoanalyse een concrete dreiging blijkt voor een ernstige verstoring van de openbare orde en de burgemeester aannemelijk kan maken dat die dreiging niet door extra politie-inzet kan worden afgewend, kan een beperking gerechtvaardigd zijn. Een verbod mag pas in beeld komen als een lichtere maatregel, zoals het aanwijzen van een andere locatie, niet volstaat. De burgemeester mag niet treden in een beoordeling van de inhoudelijke toelaatbaarheid van de publieke uiting of van de (achtergrond van de) organisator van de optocht of conferentie.
Bent u bereid om op Goede Vrijdag met de burgemeester van Rotterdam in gesprek te gaan, met als doel hem van de dwaling, zoals genoemd in vraag 2, af te brengen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik treed niet in de bevoegdheid van de burgemeester. De verantwoordelijkheid voor de openbare orde ligt bij de burgemeester van Rotterdam en het is aan hem om te beoordelen wat ervoor nodig is om deze te handhaven.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om «Christenen voor Israël» wel de veiligheid te bieden om hun stille tocht te kunnen houden, desnoods door de inzet van het leger? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Dief met enkelband opgepakt voor verkrachting’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Dief met enkelband opgepakt voor verkrachting»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een enkelband in dit geval een ongeschikte straf is geweest aangezien een vrouw is verkracht door een veroordeelde crimineel, die zijn straf in de cel had moeten uitzitten?
Momenteel wordt de betrokkene verdacht van een (poging tot) verkrachting. Een ernstig voorval dat ik ten zeerste betreur.
De enkelband is geen straf of een vervanger hiervan maar een ondersteunend instrument waarmee de voorwaardelijk in vrijheid gestelde kan worden gecontroleerd. Hiermee kan het toezicht in het algemeen effectiever worden ingevuld. Dit past binnen het systeem van voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.), omdat een gecontroleerde en gefaseerde resocialisatie aan het einde van een detentie in belangrijke mate bijdraagt aan recidivevermindering. Aan v.i. kunnen voorwaarden, zoals het locatieverbod of -gebod ter bescherming van slachtoffers, worden verbonden. De naleving hiervan kan worden gecontroleerd met behulp van de enkelband. In dit geval heeft het OM, mede gebaseerd op adviezen van de reclassering en DJI, geoordeeld dat na twee derde van zijn straf v.i. kon worden verleend met elektronische controle op de naleving van het gestelde locatiegebod.
Hoe kon het gebeuren dat deze crimineel met enkelband iemand heeft kunnen verkrachten? Werkte de enkelband niet?
In deze casus werd de enkelband ingezet om het naleven van het locatiegebod te controleren. Een locatiegebod houdt in dat de veroordeelde op afgesproken tijden aanwezig moet zijn op een specifieke locatie, zoals zijn of haar woonadres. Als een elektronisch gecontroleerd locatiegebod (of -verbod) niet wordt nageleefd, geeft de enkelband een melding door aan een meldkamer. Betrokkene heeft zijn locatiegebod niet overtreden, waardoor de band geen signaal heeft gegenereerd.
Bent u bereid de Kamer te berichten over het functioneren van enkelbanden?
De inzet van een enkelband wordt per casus zorgvuldig bekeken. Daartoe wordt door de reclassering een advies uitgebracht op grond waarvan de rechter beslist om elektronische monitoring wel of niet in te zetten. De elektronische enkelband kan worden ingezet om de naleving van de door de rechter of het OM opgelegde vrijheidsbeperkende voorwaarden, die recidivevermindering en het beschermen van slachtoffers of nabestaanden tot doel hebben, te controleren. Dit is de reden dat de enkelband, ongeacht het strafbare feit waarvan iemand wordt verdacht of waarvoor iemand is veroordeeld, een passend ondersteunend middel kan zijn binnen een toezicht. Er worden hoge eisen gesteld aan zowel de betrouwbaarheid als de beveiliging van de enkelband. Gelet op de vele voordelen die de enkelband biedt om toezicht te houden en het feit dat uit onderzoek2 is gebleken dat het instrument afdoende robuust is om op brede schaal in te zetten, acht ik het niet opportuun om met de enkelband te stoppen. Voorts verwijs ik naar mijn brief over (doorgeknipte) enkelbanden, waarin ik stilsta bij de werking ervan. Deze brief is gelijktijdig met deze set Kamervragen aan uw Kamer verzonden.
Deelt u de mening dat zolang niet duidelijk is of de enkelband werkt alle veroordeelden met een enkelband hun straf in de cel moeten uitzitten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer geeft u eens toe dat een celstraf volledig uitgezeten moet worden en de voorwaardelijke invrijheidstelling, waardoor gevangen automatisch na slechts tweederde van hun straf weer vrij rondlopen, afgeschaft moet worden?
Op dit moment wordt, ingegeven door de motie-Van Oosten3, onderzocht hoe het v.i.-systeem functioneert en of er aanleiding is tot het aanpassen van het systeem. Aan de hand van het onderzoek wordt bepaald hoe de v.i. als sluitstuk van de gevangenisstraf in de toekomst het beste kan worden vormgegeven. De heroriëntatie richt zich op het vergroten van het maatschappelijke rechtvaardigheidsgevoel én een zo groot mogelijke reductie van recidive.
Kunt u de Kamer, gezien het feit dat in het bericht staat dat deze verkrachter zeker twee weken vast zit, garanderen dat deze verkrachter vast blijft zitten tot en met het vonnis zodat hij tot zijn veroordeling geen nieuwe slachtoffers kan maken?
Of een verdachte in voorlopige hechtenis wordt gesteld en gehouden is afhankelijk van de aard en ernst van het strafbare feit waarvan iemand wordt verdacht en de omstandigheden van het individuele geval. Dit besluit is in ons staatsbestel niet toebedeeld aan de regering, maar aan de rechter die hiertoe bekwaam en bij wet bevoegd is.
Deelt u de mening dat criminelen die veroordeeld zijn voor een verkrachting of zedendelict nooit een enkelband mogen krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat veroordeelden voor verkrachting minimaal tien jaar onvoorwaardelijk in de cel zouden moeten doorbrengen? Zo ja, wanneer komt u tot het heldere inzicht om minimumstraffen invoeren? Zo nee, waarom niet?
Bij brief van 12 februari 20134 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer op de hoogte gesteld van de intrekking van het wetsvoorstel omtrent het invoeren van minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven. Deze intrekking vond plaats naar aanleiding van de afspraken die zijn gemaakt in het Regeerakkoord dat aan het huidige kabinet ten grondslag ligt. In lijn daarmee acht ik het invoeren van minimumstraffen onwenselijk. Dit delict is vreselijk, maar brengt mij er niet toe een ander standpunt in te nemen.
Huurders die huisuitzetting riskeren door trage gemeente |
|
Sandra Beckerman |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Rotterdamse huurders in de problemen komen en illegale bewoning en huisuitzetting riskeren, door de lange wachttijden voor het aanvragen van een huisvestingsvergunning?1
In het algemeen geldt dat een woning, waarvoor een huisvestingsvergunning vereist is, pas kan worden betrokken als de huisvestingsvergunning is verleend. Lange wachttijden voor de vergunning leiden dan tot een hogere frictieleegstand dan normaal, maar zouden niet moeten leiden tot huisuitzettingen. Uit het artikel blijkt overigens niet dat hierdoor daadwerkelijk huisuitzettingen hebben plaatsgevonden.
Hoe vaak is in de afgelopen drie jaar in Rotterdam illegale bewoning geconstateerd en hoe vaak zijn mensen uit huis gezet omdat een huisvestingsvergunning ontbrak door wachttijden bij de gemeente? In welke andere gemeenten riskeren huurders huisuitzetting vanwege wachttijden voor het aanvragen van een huisvestingsvergunning?
Op dit moment zijn deze cijfers niet beschikbaar. De gemeente Rotterdam is op dit moment bezig met een evaluatie van de toepassing van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) in de stad Rotterdam, waar de vergunningverlening in wordt meegenomen. Deze evaluatie komt naar verwachting in oktober 2017 beschikbaar.
Hoe vaak is het de afgelopen drie jaar in Rotterdam voorgekomen dat aan mensen onverwachts de huisvestingsvergunning niet is verleend en daarom gedwongen hun woning uit moesten, en hoe verhoudt dat zich tot andere gemeenten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is het mogelijk dat (kleine) particuliere verhuurders niet op de hoogte zijn van de voorwaarde dat woningzoekenden een huisvestingsvergunning moeten hebben?
Het mag verwacht worden dat verhuurders, groot of klein, die woningen verhuren in wijken waar een huisvestingsvergunning is voorgeschreven, zich verdiepen in de regels die hierbij van toepassing zijn. Dit geldt te meer daar er ook voor verhuurders flinke boetes kunnen gelden indien zij een woning verhuren aan een huishouden dat niet in het bezit is van de voorgeschreven huisvestingsvergunning.
Op welke manieren kan de gemeente, dan wel de rijksoverheid, zorgen dat (potentiële) huurders in de particuliere sector de juiste informatie krijgen over de huisvestingsvergunning? Bent u bereid richting (particuliere) verhuurders wettelijke eisen te stellen aangaande deze informatievoorziening? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het blijkt niet uit het krantenbericht dat huurders over onvoldoende informatie beschikken. Los hiervan is zowel op de website van de rijksoverheid als op de website van de gemeente Rotterdam informatie beschikbaar over wanneer een huisvestingsvergunning nodig is en op welke wijze deze verkregen kan worden. Ik acht wetswijziging op dit punt dan ook niet aan de orde.
Waar komen mensen die een huisvestingsvergunning wordt geweigerd of uit huis zijn gezet vanwege het ontbreken van een vergunning terecht, aangezien uit een evaluatie van de Rotterdamwet door de Universiteit van Amsterdam (UvA) eerder bleek dat het aanbod betaalbare huurwoningen aanzienlijk is afgenomen?2
De UvA heeft in het kader van de evaluatie van artikel 8 van de Wbmgp3 de woningzoekenden die zich niet mogen vestigen in de vijf aangewezen wijken in kaart gebracht. Dit betreft de verhuisstromen van alle uitkeringsgerechtigden met onvoldoende woonduur (de potentieel geweigerden). De analyses tonen aan dat potentieel geweigerden niet minder verhuisd zijn sinds de invoering van artikel 8 van de Wbmgp. De potentieel geweigerden vinden huisvesting in wijken waar de woningkwaliteit vergelijkbaar is met de woningkwaliteit in de vijf aangewezen wijken. Daarbij concluderen de onderzoekers dat de potentieel geweigerden sterk georiënteerd zijn op de stad Rotterdam, boven de aangrenzende gemeenten.
Wat kunnen de gemeente Rotterdam en u doen om te voorkomen dat huurders op dergelijke manieren in de problemen komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente Rotterdam is zich zeer wel bewust van de soms te lange duur van de procedure bij het verlenen van de huisvestingsvergunning. De wethouder Stedelijke Ontwikkeling en Integratie, drs. R.E. Schneider, heeft hierover onlangs nog een brief aan de gemeenteraad van Rotterdam gezonden. Zo overweegt de gemeente maatregelen die de wachttijd voor het maken van een afspraak bekorten.
Bent u bereid om de werking van de Rotterdamwet te herzien, omdat uit de genoemde evaluatie ook bleek dat de Rotterdamwet niet heeft bijgedragen aan een aantoonbare verbetering van de veiligheid en leefbaarheid in de aangewezen buurten?
Uit de evaluatie door de UvA is gebleken dat in de vijf aangewezen Wbmgp-wijken de plek van niet-werkenden wordt opgevuld door werkenden. Het doel van de onderzochte maatregel is het bereiken van een betere verhouding tussen werkenden en niet-werkenden, en niet het verbeteren van de veiligheid. Het beoogde doel wordt dus gerealiseerd. Ik zie dan ook geen aanleiding om de werking van de Wbmgp op dit punt te herzien.
Er zijn echter meer facetten aan leefbaarheid en grootstedelijke problematiek dan het tegengaan van segregatie, zoals het verbeteren van de veiligheid. Daarom is per 1 januari 2017 de werking van de Wbmgp uitgebreid met een mogelijkheid voor gemeenten om selectieve woningtoewijzing toe te passen, ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag in aangewezen gebieden. Deze maatregel is gericht op het veiligheidsaspect van de leefbaarheid en grootstedelijke problematiek. Immers, veiligheid bepaalt voor een groot deel de mening van bewoners over hun leefomgeving.
De opstelling van Rijkswaterstaat inzake de oeverbestorting in de Oosterschelde |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Hoop kreeftenvissers de grond ingeboord»?1
Ja.
Is de veronderstelling juist dat de reactie van Rijkswaterstaat niet in lijn is met de antwoorden op eerder gestelde vragen, waarin werd aangegeven dat een «ecotoplaag» aangebracht zal worden met «breuksteen van voldoende grootte waarin de kreeften kunnen leven en voedsel kunnen vinden»?2
Kennelijk heeft de beantwoording van de eerder gestelde vragen tot verwarring geleid.
Zoals ik in mijn eerdere beantwoording heb aangegeven, voert Rijkswaterstaat sinds 2016 structureel overleg met de belangenbehartigers van de kreeftenvissers over de invulling van het ontwerp van de «ecotoplaag». Dit ontwerp komt neer op het verdeeld over de stortvakken aanbrengen van lijnvormige elementen c.q. ruggetjes bestaande uit breuksteen (of gelijksoortig materiaal) van voldoende grootte, die de leefomstandigheden van de kreeft verbeteren.
Is de veronderstelling juist dat «ruggetjes van grove stortsteen» absoluut onvoldoende leef-, schuil- en foerageermogelijkheden voor kreeften geven?
De veronderstelling is onjuist. Een afwisselend habitat met hard en zacht substraat, dat mede ontstaat door het verdeeld over de stortvakken aanbrengen van lijnvormige elementen, is van toegevoegde waarde voor de leef-, schuil- en foerageermogelijkheden van de kreeft.
Kunt u precies aangeven hoe u er daadwerkelijk voor gaat zorgen dat kreeften in de Oosterschelde voldoende leef-, schuil- en foerageermogelijkheden krijgen?
Rijkswaterstaat is zich bewust van het feit dat de soortensamenstelling van de Oosterschelde uniek is en moet blijven door het behoud van het habitattype H1160. Mede daarom is er in het afgelopen jaar veelvuldig afstemming geweest met de kreeftenvissers, zoals ik heb beschreven in antwoord 2. Ook in de toekomst zal de kreeftensector betrokken blijven bij het ontwerp van de «ecotoplaag».
Het bericht “Bezetting ambulances in steden in de knel” |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Paraatheid ambulancepersoneel in geding door te weinig mankracht», gepubliceerd op www.skipr.nl?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat de ambulancezorg met name in de steden Utrecht, Rotterdam en Den Haag de komende maanden in gevaar dreigt te komen?
De beschikbaarheid van kwalitatief goede acute zorg is van groot belang. Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om goede zorg te leveren en daarbij de continuïteit te waarborgen. Het is de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar om voldoende goede zorg in te kopen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Nederlandse Zorgautoriteit zien hierop toe.
De verantwoordelijkheid van zorgaanbieders voor leveren van goede zorg is onafhankelijk van het soort dienstverband van het zorgpersoneel. De continuïteit vereist op zich niet dat minimaal één van de bemanningsleden van een ambulance een vast dienstverband heeft. Brancheorganisatie Ambulancezorg Nederland (AZN) heeft mij verzekerd dat er in alle regio’s voldoende ambulancepersoneel beschikbaar is om goede ambulancezorg te leveren. Sommige leden van AZN hebben daarbij wel aangegeven dat het moeilijker wordt om de roosters in te vullen vanwege krapte op de arbeidsmarkt.
Welke maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat de bezetting op de kortst mogelijke termijn op verantwoord niveau komt en blijft, zonder verlies van continuïteit?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat per ambulancerit minimaal één van de verpleegkundigen een vaste kracht moet zijn, om de continuïteit te waarborgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het voor de veiligheid van alle Nederlanders letterlijk van levensbelang kan zijn dat er voldoende ambulancepersoneel beschikbaar is?
Ik ben van mening dat de beschikbaarheid van voldoende ambulancepersoneel van groot belang is.
Hoe draagt u bij aan de oplossing van het structurele tekort aan ambulancepersoneel?
Ik ondersteun de sector op verschillende manieren bij het voeren van strategisch personeels- en opleidingsbeleid, met als doel personeelstekorten te voorkomen en continuïteit van zorg te garanderen2.
Specifiek voor de ambulancesector heeft de Minister van VWS 10 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor het opleiden van ambulanceverpleegkundigen in 2017. Daarnaast is er een beschikbaarheidsbijdrage voor de opleidingen tot Intensive Care verpleegkundige en SEH-verpleegkundige, de belangrijkste vooropleidingen voor de opleiding tot ambulanceverpleegkundige. AZN heeft een raming laten maken van de landelijke ontwikkeling van vraag en aanbod naar ambulanceverpleegkundigen in de komende 5 tot 10 jaar. Conclusie is dat de instroom in de opleiding voor ambulanceverpleegkundige de komende jaren omhoog moet.
AZN geeft aan dat de arbeidsmarkt per regio verschilt. Regionale samenwerking met ketenpartners is daarom essentieel. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra hebben hun leden gevraagd de Regionale Ambulancevoorzieningen te betrekken bij de regionale opleidingplannen, vanwege de doorstroom van SEH- en IC-verpleegkundigen in de opleiding tot ambulanceverpleegkundigen. De betrokken brancheorganisaties helpen de regio’s met het leggen van contacten tussen de sectoren.
AZN ziet verschillende oplossingrichtingen voor de krapte op de arbeidsmarkt, zoals verbreding van de instroommogelijkheden voor de opleiding tot ambulanceverpleegkundige en de inzet van de Bachelor Medisch Hulpverlener (BMH). Ik heb onlangs besloten met een experiment in het kader van de wet BIG de BMH zelfstandige bevoegdheid te geven, zodat deze onder meer inzetbaar is op de ambulance3.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór de plenaire behandeling van de Verlenging en wijziging van de Tijdelijke wet ambulancezorg (Kamerstukken 34 623)?
Ja.
Het bericht ‘Unilever is straks misschien niet meer Nederlands’ |
|
Eppo Bruins (CU), Jan Paternotte (D66) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Unilever is straks misschien niet meer Nederlands»?1
Ja.
Wat is uw mening in de discussie over de noodzaak van de bescherming van Nederlandse bedrijven voor overnames?
Overnames door buitenlandse bedrijven zijn onderdeel van het economisch proces. Ze bieden kansen voor ons bedrijfsleven, maar kunnen ook risico’s opleveren voor de Nederlandse economie, zeker als deze een vijandig karakter hebben. Enerzijds houden ze het bestuur van ondernemingen scherp en kunnen ze leiden tot extra investeringen, synergievoordelen en mogelijkheden tot het realiseren van schaalvoordelen. Anderzijds kunnen ze leiden tot het verlies van R&D-activiteiten, hoofdkantoren en het vermogen tot het bieden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Ook kunnen ze het Nederlandse innovatie-ecosysteem verzwakken of leiden tot risico’s voor de nationale veiligheid.
Het kabinet hecht waarde aan een open grondhouding ten aanzien van overnames vanwege het belang voor het Nederlandse vestigings- en investeringsklimaat. Daarnaast heeft het kabinet ook waardering voor de verantwoordelijkheid die sleutelbedrijven (bedrijven met veel R&D, hoogwaardige werkgelegenheid en een nationale of regionale spilfunctie) nemen bij het zoeken naar oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Bij sommige overnames bestaat het risico dat die focus op de lange termijn ondersneeuwt ten faveure van winst op korte termijn.
Het bestuur van een vennootschap staat onder hoge druk om bij een vijandig overnamebod snel met een reactie te komen. Het is in het belang van alle stakeholders dat het bestuur voldoende tijd heeft om een zorgvuldig proces te doorlopen. Dit doet het meeste recht aan de lange termijn waardecreatie en de belangen van alle stakeholders.
Voor verdere informatie verwijs ik naar de Kamerbrief «Overnames van bedrijven» die uw Kamer informeert over de acties die het kabinet in dit kader onderneemt.
Kunt u een overzicht geven van verschillende soorten beschermingsmechanismes die wereldwijd door overheden gebruikt worden om bedrijven te beschermen, zoals het Amerikaanse «Committee on Foreign Investment in the United States»?
Het recente World Investment Report 2016 van de Conference on Trade and Development van de Verenigde Naties (UNCTAD) heeft 23 landen onderzocht op maatregelen op het gebied van wetten en regels die zien op buitenlandse investeringen en nationale veiligheid2. De onderzochte landen gebruiken verschillende beschermingsmechanismes om nationale veiligheidsbelangen te beschermen bij buitenlandse investeringen. Deze mechanismes zijn grofweg in te delen in drie categorieën. Allereerst kan de investering geheel of gedeeltelijk worden verboden. Dit mechanisme gebruikt men vaak in sectoren als energie, transport en defensie. Ten tweede behouden landen staatsmonopolies in «gevoelige sectoren». Het gaat hierbij voornamelijk om sectoren die voorzien in essentiële publieke basisbehoeften. Ten derde maken landen gebruik van een «review mechanisme», waarbij dit mechanisme verschillend kan worden ingevuld. Een review mechanisme kan bijvoorbeeld bestaan uit een goedkeuringsprocedure, of uit het stellen van aanvullende voorwaarden aan de investering van een buitenlandse investeerder. Ook kan het mechanisme onder meer zien op een vooraf gedefinieerde sector, of op het bestuur van de vennootschap waarin die buitenlandse investeerder een belang neemt. Sommige landen gebruiken twee type review mechanismes: een sectorspecifieke procedure aangevuld met een cross-sectoraal review mechanisme voor andere buitenlandse investeringen. Dit laatste kan alle directe buitenlandse investeringen onderwerpen aan procedures voor toelating en goedkeuring, of kan alleen de goedkeuring vereisen van directe buitenlandse investeringen die voldoen aan bepaalde monetaire waarden. Sommige cross-sectorale review mechanismes gebruiken geen meldingsplicht vooraf voor investeerders maar laten dit over aan het oordeel van de nationale autoriteiten.
Kunt u een overzicht geven van beschermingsmechanismes die door andere EU-landen worden toegepast en daarbij aangeven welke van die mechanismes Nederland in theorie ook zou kunnen toepassen?
Andere EU-landen gebruiken verschillende van de eerder genoemde beschermingsmechanismes om nationale veiligheidsbelangen te beschermen bij buitenlandse investeringen (zie antwoord op vraag 3). Zo maken bijvoorbeeld Finland, Frankrijk, Duitsland en Italië gebruik van staatsmonopolies en review mechanismes.
In theorie kan Nederland verschillende beschermingsmechanismes gebruiken. Hierbij is Nederland gebonden aan de ruimte die geboden wordt door de Europese kaders van de interne markt en andere internationale afspraken. Er is vrij verkeer van kapitaal en vestiging, zowel voor in de EU als buiten de EU gevestigde ondernemingen. Daarop heeft de Europese Unie uitzonderingen geformuleerd op basis waarvan de interne markt mag worden beperkt:
Daarnaast is Nederland gebonden aan de afspraken over markttoegang in het WTO-akkoord over de handel in diensten, het General Agreement on Trade in Services, en bilaterale handelsakkoorden, zoals het handelsakkoord met Zuid-Korea.
In de praktijk gebruikt Nederland diverse beschermingsmechanismes. Zo heeft het staatsmonopolies bij diverse netwerksectoren zoals de landelijke en regionale netbeheerders voor energie, de openbare drinkwatervoorziening, riolen en rioolwaterzuivering. Daarnaast bevatten de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet een recht van verzet tegen het verwerven van zeggenschap in centrales van 250 MW en meer en in LNG installaties. Een wetsvoorstel ter voorkoming van ongewenste zeggenschap in de telecommunicatiesector is inmiddels geconsulteerd.
Wat is uw inzet met betrekking tot de mogelijke verhuizing van één van de hoofdkantoren van Unilever? Bent u in gesprek met Unilever over de voordelen van het handhaven van het hoofdkantoor in Nederland?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen van lid Hijink (SP) van 7 april 2017 is het kabinet in gesprek met Unilever om het bedrijf en zijn activiteiten voor Nederland te behouden. Daarbij brengen we de voordelen van het Nederlandse vestigingsklimaat voor Unilever goed in beeld. Het kabinet wijst daarbij primair op de uitstekende uitgangspositie die Nederland heeft met een goed opgeleide en internationaal georiënteerde beroepsbevolking, een aantrekkelijk fiscaal klimaat, uitstekend onderwijs, een goede internationale bereikbaarheid en een groot innovatief vermogen. Niet voor niets staat Nederland op de vierde plaats in de ranglijst van concurrerende economieën van het World Economic Forum.
Kent u het bericht «ASML-topman ziet rol politiek bij bescherming bedrijven?2
Ja.
Bent u het eens met de stelling van de heer Wennink dat de Nederlandse overheid in ruil voor fiscale voordelen ook iets mag terugvragen? Hoe groot is het fiscale voordeel dat Unilever jaarlijks geniet dankzij regelingen als de innovatiebox en de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)?
Er kan geen informatie worden gegeven over een fiscaal voordeel dat een individuele belastingplichtige geniet op basis van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (ook bekend als de WBSO) of de innovatiebox. Op grond van de fiscale geheimhoudingsbepaling van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kunnen immers geen mededelingen worden gedaan over de fiscale positie van een individuele belastingplichtige. Wat betreft de vraag of een tegenprestatie kan worden verlangd, merk ik op dat iedere belastingplichtige die voldoet aan de voorwaarden die in de wet zijn opgenomen betreffende de toepassing van de WBSO en/of de innovatiebox, deze regelingen kan toepassen. Voor beide regelingen geldt dat de belastingplichtige in ieder geval in het bezit moet zijn van een door RVO.nl afgegeven S&O-verklaring. Voor toepassing van een van de genoemde regelingen kan geen tegenprestatie van de individuele belastingplichtige worden verlangd.
Bent u bekend met het bericht dat in de overnamepoging van AkzoNobel een relatief nieuwe aandeelhouder (Elliott) het aftreden heeft geëist van de Voorzitter van de Raad van Commissarissen van AkzoNobel? Hoe ziet u de rol van Elliott en PPG en welke maatregelen kunt en wilt u nemen in deze kwestie?
Ik heb kennis genomen van het bericht dat investeerder Elliott c.s. het aftreden eist van de voorzitter van de raad van commissarissen. Het bestuur acht aftreden van de voorzitter van de raad van commissarissen niet in het belang van AkzoNobel.
De wijze waarop aandeelhouders gebruik maken van hun rechten als aandeelhouder en hoe de vennootschap hier mee om wenst te gaan is een aangelegenheid tussen de twee partijen die van privaatrechtelijke aard is. In het geval dat partijen er niet uit komen kan de rechter uitsluitsel geven. Ik verwijs ook naar het antwoord op de vragen van het lid Hijink (SP) van 13 april 2017.
Het bericht dat de marechaussee bij de Rotterdam The Hague Airport discrimineert |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent het bericht «Ombudsman: marechaussee Rotterdam The Hague Airport discrimineert»?1
Ja.
Zijn u meer signalen bekend, dan deze uitspraak van de Nationale ombudsman, over discriminatie door de Koninklijke Marechaussee op Rotterdam The Hague Airport of andere vliegvelden? Zo ja, waaruit bestaan die signalen? Zo nee, acht u het nodig hier onderzoek naar te laten doen?
Vanaf 2014 tot en met 30 april 2017 zijn er tien klachten met betrekking tot discriminatie op luchthavens ingediend. De klachten hadden betrekking op de uitvoering van marechausseetaken op de luchthavens, niet uitsluitend op het MTV-proces (Mobiel Toezicht Veiligheid). De klachten betreffen twee onderwerpen, te weten het niet of onvoldoende verstrekken van informatie over de controle waardoor de betrokkenreiziger zich gediscrimineerd voelt, en de bejegening door de desbetreffende marechaussee. Het gaat om tien klachten op de miljoenen contacten die de KMar jaarlijks met reizigers op luchthavens heeft. Wij zien daarin geen aanleiding tot nader onderzoek.
Wat doet de Koninklijke Marechaussee om etnisch profileren te voorkomen? Bestaan daar concrete instructies of beleid voor? Zo ja, wat houden die instructies of dat beleid in? Zo nee, acht u het nodig dat dat wel ontwikkeld wordt?
Non-discriminatoir handelen is het uitgangspunt bij alle uitvoeringshandelingen van de KMar. In opleidingen, trainingen en dagelijkse briefings wordt hieraan aandacht besteed. Daarnaast zijn informatie en e-learning modules beschikbaar via de (mobiele) digitale werkplek en worden marechaussees getraind om elkaar aan te spreken op onjuist gedrag. Profileren is een belangrijk middel voor de KMar om informatiegestuurd, professioneel en integer haar taken ten behoeve van de veiligheid van Nederland te verrichten. De KMar werkt bijvoorbeeld met algemene profielen om fenomenen te bestrijden. Deze profielen zijn vertrouwelijk en worden intern gebruikt. Ze berusten op historische ervaringen en cijfers, informatie, inlichtingen en risico-indicatoren. Op basis van deze profielen wordt met behulp van technische middelen bepaald wie wordt gecontroleerd. Ook wordt gekeken naar afwijkingen van de norm, risico-indicatoren en specifieke signaleringen van personen. Het uiterlijk voorkomen (waaronder etniciteit) kan hierbij relevant zijn, maar altijd mede op grond van andere objectieve indicatoren of informatie.
Deelt u de mening van de Nationale ombudsman dat er meer objectieve criteria nodig zijn bij de controles? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
De KMar beziet doorlopend of objectieve criteria moeten worden aangepast en aangevuld om de informatiegestuurde controles zorgvuldig te kunnen uitvoeren en op een juiste manier te kunnen profileren. Hiervoor maakt de KMar gebruik van ervaringsgegevens, analyse en informatie van (inter)nationale partners. Voorts beziet de KMar waar aanvullend beleid nodig is om (de schijn van) etnisch profileren te vermijden. Een concrete aanleiding hiervoor is bijvoorbeeld het rapport «Beslissen in Grensgebieden» van de Universiteit Leiden (april 2016) door professor Maartje van der Woude.
Het bericht dat vluchtelingen worden mishandeld langs en binnen de grenzen van de Europese Unie |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport A dangerous «game» – The pushbacks of migrants, including refugees, at Europe’s borders van Oxfam Novib?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat er langs en binnen de grenzen van de Europese Unie een zorgwekkend patroon is ontstaan van mishandeling en zelfs marteling van vluchtelingen en andere migranten door politiebeambten, grensbewakers en andere ambtenaren?
Het kabinet veroordeelt iedere vorm van geweld tegen vluchtelingen. In Europese regelgeving, inclusief de Schengengrenscode, staan duidelijke richtlijnen hoe om te gaan met vluchtelingen en personen die om internationale bescherming verzoeken. Het EU-acquis, in het bijzonder de Procedurerichtlijn, is ook duidelijk wat betreft het bieden van de mogelijkheid om internationale bescherming aan te vragen en de garantie dat asielaanvragen individueel worden behandeld. Het kabinet benadrukt dit in de verschillende Europese overleggen en spreekt betrokken lidstaten daar op aan. Het is primair aan de Europese Commissie om toe te zien op de toepassing van het EU-acquis. De Commissie doet dit, getuige de verschillende procedures die de Commissie op dit gebied tegen Hongarije heeft gestart en die hebben geleid tot zaken voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. Indien de Commissie naar aanleiding van dit soort berichten aanleiding ziet om deze landen hierop aan te spreken, verwacht het kabinet van de Commissie dat zij dit zal doen.
Bent u op de hoogte van de uitspraken van EU-voorzitter Tusk dat het sluiten van de Westelijke Balkanroute een succes is gebleken en dat onder andere de «uitstekende wijze» waarop Bulgarije de grensbewaking heeft ingericht een voorbeeld is voor andere landen?2 Hoe rijmt u deze uitspraken met het rapport van Oxfam Novib?
Ja. Het feit dat Bulgarije de grens goed bewaakt, sluit niet uit dat er in incidentele gevallen sprake kan zijn van een onbehoorlijke behandeling van migranten die zich niet via de officiële grensposten als asielzoeker melden, maar illegaal de Bulgaarse grens oversteken met als doel verder te reizen. Meldingen van mishandeling worden regelmatig buiten Bulgarije gerapporteerd, ook in eerdere OxfamNovib-rapporten. Echter, klachten hierover worden volgens de Bulgaarse regering niet in Bulgarije zelf gemeld bij de daartoe bevoegde instanties. Het is daardoor volgens de Bulgaarse autoriteiten lastig aan te geven om hoeveel incidenten het gaat en maatregelen te nemen. Er is het kabinet geen informatie bekend dat gevallen van mishandeling voortkomen uit het Bulgaarse overheidsbeleid.
Als EU-lidstaat is Bulgarije gehouden aan de toepassing van het EU-acquis, en naar indruk van het kabinet nemen de Bulgaarse (grens)autoriteiten effectieve maatregelen om illegale migratie via gezamenlijke buitengrenzen tegen te gaan. Zij worden hierbij geholpen door Europese agentschappen zoals Frontex. Zowel de nationale grenswachters van Bulgarije als personeel dat onder de vlag van Frontex wordt ingezet, zijn gebonden aan regels betreffende bescherming van fundamentele rechten zoals vastgelegd in het Vluchtelingenverdrag en Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Bent u bereid om via de Europese Unie de EU-lidstaten Kroatië, Hongarije en Bulgarije aan te spreken op hun verplichtingen om de rechten van vluchtelingen en andere migranten te respecteren, waaronder het recht op een individuele behandeling van hun asielaanvraag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze landen ook aan te spreken op het wangedrag van politie, grensbewakers en andere ambtenaren ten aanzien van vluchtelingen en andere migranten, en deze landen aan te sporen diegenen te berechten die zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven tegen vluchtelingen en andere migranten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om via de Europese Unie politieke druk uit te oefenen op Servië en Macedonië, en om een humane en mensenrechtelijke behandeling van vluchtelingen en andere migranten onderdeel uit te laten maken van gesprekken over mogelijke toetreding van niet-EU landen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aan uw Kamer geschreven3, biedt de EU Servië en Macedonië als kandidaat-lidstaten de nodige ondersteuning op migratieterrein in het kader van het toetredingsproces. Via o.a. het instrument voor pretoetredingssteun zijn verschillende projecten gestart en uitgevoerd om de asiel- en migratiewetgeving in lijn te brengen met het EU-acquis. Via een (lopend) twinningproject adviseert Nederland de Servische migratieautoriteiten.
Deelt u de mening dat de EU meer en betere veilige en reguliere routes om asiel aan te vragen moet garanderen, onder andere via een ruimhartiger uitnodigingsbeleid voor kwetsbare vluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet zich Europees en internationaal in voor een betere verdeling van verantwoordelijkheid met betrekking tot de opvang van vluchtelingen. Het kabinet meent dat vluchtelingen in de eerste plaats gebaat zijn om zo dicht mogelijk bij huis, in de regio van herkomst, te worden opgevangen. Daarom spant het kabinet zich in voor het verbeteren van de opvang in de regio en het bieden van steun aan gastgemeenschappen. Ook biedt de EU grootschalige financiële steun. Daarnaast dient het instrument van hervestiging ertoe de meest kwetsbare vluchtelingen uit de regio’s van eerste opvang (bijv. Turkije, Libanon, maar ook elders in de wereld een duurzame oplossing te bieden. Hiermee wordt de druk op de gastgemeenschappen verlicht. In de visie van het kabinet moet dit, samen met investeren in opvang in de regio, het aanpakken van grondoorzaken en de bestrijding van mensensmokkel, leiden tot een vermindering van gevaarlijke overtochten naar Europa, inclusief doorreis via de Westelijke Balkan.
Het kabinet is het met u eens dat een verdere en bredere inzet op hervestiging in EU-verband van belang is voor een betere, meer eerlijke verdeling van verantwoordelijkheid. Daarom steunt het kabinet ook het voorstel van Europese Commissie te komen tot een EU-hervestigingskader.4 Het blijft echter aan de lidstaten te bepalen hoeveel mensen zij via hervestiging toelaten. Het kabinet hamert met regelmaat op het belang van hervestiging en roept EU-lidstaten en andere landen op meer gebruik te maken van dit instrument. Uit de voortgangsrapportages van de Europese Commissie blijkt dat een toenemend aantal lidstaten meewerkt aan hervestiging.
De dreigende overname van AkzoNobel door PPG Industries |
|
Maarten Hijink , Bart van Kent |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat investeerder Elliott binnen een half jaar na aankoop van aandelen in AkzoNobel het aftreden van de voorzitter van de Raad van Commissarissen eist omdat deze niet instemt met de verkoop van het bedrijf?1
Ik heb kennis genomen van het bericht dat investeerder Elliott Advisors het aftreden eist van de voorzitter van de raad van commissarissen. Het bestuur acht aftreden van de voorzitter van de raad van commissarissen niet in het belang van AkzoNobel. In het Nederlandse ondernemingsrecht is de algemene vergadering van aandeelhouders bevoegd tot het ontslag van commissarissen. Een aandeelhouder die tenminste 10% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigt, heeft het recht om zich tot de rechter te wenden om een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen. Een aandeelhouder die tenminste 3% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigt, mag een onderwerp agenderen. Op grond van de Code moet een aandeelhouder die het ontslag van een commissaris wil agenderen, het bestuur in de gelegenheid stellen zich daarover te beraden. Het bestuur kan een responstijd inroepen voor maximaal 180 dagen.
De continuïteit van een onderneming is gebaat bij een focus op waardecreatie op lange termijn. Het bestuur en de raad van commissarissen van de vennootschap dienen daarbij een afweging te maken van alle bij de vennootschap betrokken belangen en leggen daarover verantwoording af aan de algemene vergadering van aandeelhouders.
Is het naar uw mening realistisch deze eis op te vatten als in het belang van het voortbestaan van het bedrijf?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat Elliott prijsgevoelige informatie heeft doorgespeeld naar PPG Industries? Zo ja, hoe beoordeelt u dit gedrag?
Nee, dit kan ik niet bevestigen. Ik heb hier geen informatie over noch ben ik bevoegd om daar een oordeel over te vellen. De verantwoordelijke toezichthouder is Autoriteit Financiële Markten (AFM). AkzoNobel heeft in zijn persbericht van 12 april 2017 aangegeven dat het met de AFM informatie heeft gedeeld dat Elliott Advisors de intentie heeft gehad om achter gesloten deuren potentieel prijsgevoelige informatie met PPG te delen met betrekking tot het besluit om een BAVA aan te vragen. Vanwege de op de AFM rustende geheimhoudingsplicht kunnen hierover geen mededelingen worden gedaan.
Deelt u de mening dat (groot)aandeelhouders naast rechten ook plichten hebben ten aanzien van de continuïteit van het bedrijf waarvan zij mede-eigenaar zijn?
Aandeelhouders mogen bij hun handelen hun eigen belangen nastreven, zolang zij zich ten opzichte van de vennootschap, haar organen en hun medeaandeelhouders gedragen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Hoe groter het belang is dat een aandeelhouder in de vennootschap houdt, des te groter is zijn verantwoordelijkheid jegens de vennootschap en de andere stakeholders.
Het bericht 'Man koopt auto van Defensie en vindt nepbom' |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Man koopt auto van Defensie en vindt nepbom»?1
Ja.
Klopt het dat er een nep-explosief in een auto gevonden is die voorheen in het bezit was van Defensie?
Er is inderdaad een voorwerp gevonden dat lijkt op een nep-explosief. De Koninklijke Marechaussee onderzoekt hoe en wanneer het voorwerp in de auto is geplaatst.
Deelt u de mening dat het onbegrijpelijk, onacceptabel en zeer slordig is dat er een nep-explosief in een voormalige Defensie-auto is blijven liggen toen deze verkocht werd, waardoor na de vondst hiervan de politie en EOD ingeschakeld moesten worden en zeker tien huizen ontruimd werden?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er nog meer auto's, waar mogelijk een nep-explosief in ligt, door Defensie verkocht? Indien u dit niet weet, kan dit direct onderzocht worden zodat eventuele autokopers de schrik van hun leven bespaard blijven en er geen huizen ontruimd hoeven te worden, noch een politie- en EOD-circus op touw gezet hoeft te worden, zoals vandaag in Geldrop? Zo nee, waarom niet?
Overtollige roerende zaken worden overgedragen aan de Domeinen Roerende Zaken in Apeldoorn van het Ministerie van Financiën. Materieel dat niet specifiek is ontwikkeld voor militaire doeleinden, zoals het type voertuig waarin een vermeend nep-explosief is gevonden, wordt vervolgens door de Domeinen Roerende Zaken openbaar verkocht. Voordat Defensie voertuigen overdraagt, worden deze ontdaan van defensieartikelen die geen deel uitmaken van het uitrustingspakket van het voertuig.
Kunt u ervoor zorgen dat er in de toekomst geen nep en/of echte explosieven door Defensie achtergelaten worden in auto's die zij verkopen? Zo nee, waarom niet.
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Werkgevers kunnen niet zomaar om FNV heen’ |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Werkgevers kunnen niet zomaar om FNV heen»?1
Ja.
Hoe verhoudt deze uitspraak van de rechter zich tot uw antwoord op eerdere vragen over de status van de zondagstoeslag op basis van afspraken tussen Inretail en Alternatief voor vakbond, namelijk dat het aantal werknemers dat is aangesloten bij een werknemersorganisatie in principe geen rol speelt?2
Het aantal werknemers dat is aangesloten bij een werknemersorganisatie speelt – zoals in eerdere vragen gemeld – in beginsel geen rol voor de beoordeling van een verzoek tot algemeen verbindendverklaring (avv). In dit geval is overigens sprake van een ondernemings-cao die (in tegenstelling tot sectorale cao’s) niet in aanmerking komt voor avv.
Wat betekent deze uitspraak voor andere situaties waarin een cao is gesloten met een werknemersorganisatie van beperkte omvang? Hoe voorkomt u dat werknemers lange tijd in onzekerheid komen te leven over de geldende arbeidsvoorwaarden?
De rechter wijst er weliswaar op dat één van de werknemersorganisaties alleen technici vertegenwoordigt, terwijl die (beroeps)groep slechts een kwart van de totale werknemerspopulatie beslaat. Maar centraal in de uitspraak staat de verplichting voor de werkgever om in de individuele arbeidsovereenkomsten een beding op te nemen dat verwijst naar de met FNV overeengekomen cao voor het grondpersoneel van Transavia, alsmede opvolgende versies van die cao. De rechter is van oordeel dat de leden van de FNV, door zo’n arbeidsovereenkomst te tekenen, de gerechtvaardigde verwachting mochten hebben dat ook toekomstige cao’s met representatieve bonden die hun belangen behartigen afgesloten zouden worden. Uit de specifieke omstandigheden van deze uitspraak zijn geen algemene gevolgtrekkingen te doen over cao’s die worden afgesloten met een werknemersorganisatie van beperkte omvang.
Vormt de uitspraak van deze rechter voor u aanleiding om de regelgeving op dit punt te herzien, zodat representativiteit wel degelijk een rol speelt en arbeidsvoorwaarden die zijn overeengekomen met kleine organisaties niet zomaar brede werking krijgen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vooropgesteld zij dat momenteel nog hoger beroep dient in deze zaak. De uitspraak van de lagere rechter ten aanzien van de mate van vertegenwoordiging moet bovendien gezien worden in het licht van de zeer specifieke omstandigheden. Aangezien in deze zaak geen sprake is van avv (zie vraag3 is herziening van regelgeving niet aan de orde.
Antidepressiva en taperingstrips |
|
Léonie Sazias (50PLUS) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending van Argos (Radio 1) van zaterdag 8 april 2017 en Kassa van 18 maart 2017 inzake antidepressiva en taperingstrips?
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat verzekeraars onwillig zijn om taperingstrips voor de afbouw van antidepressiva te vergoeden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorg wordt vergoed indien wordt voldaan aan de criteria van het basispakket. Een belangrijke vraag in dat kader is of de zorg voldoet aan het wettelijk criterium «stand van de wetenschap en praktijk». Het is primair aan zorgverzekeraars om te beoordelen of bepaalde zorg voldoet aan de criteria van het basispakket en daarom vergoed moet worden. Bij dit oordeel speelt ook mee, of de zorg met voldoende wetenschappelijke onderbouwing is opgenomen in een richtlijn van de beroepsgroep. Indien verzekeraars vragen hebben over de stand van de wetenschap en praktijk kunnen zij zich wenden tot het Zorginstituut Nederland, dat risicogericht bepaalt of een bepaalde vorm van behandeling tot de te verzekeren prestaties behoort (duiding van het pakket).
In geval van het afbouwen van antidepressiva met behulp van de tapering-methodiek gaat het in eerste instantie om het geneesmiddel (apotheekbereidingen met aflopende sterktes van dat middel), daarnaast om de wijze van verpakking (een zakje per innamemoment, een reeks van zakjes wordt een strip genoemd). Zowel de inhoud als de verpakkingsvorm kunnen nu al vergoed worden: apotheekbereidingen maken deel uit van farmaceutische zorg en worden vergoed indien er sprake is van rationele farmacotherapie (Besluit zorgverzekering, artikel 2.8). Ook de strip, bijvoorbeeld een baxterrol bij weekterhandstelling, is een onderdeel van de prestatie farmaceutische zorg.
Omdat beide onderdelen te verzekeren prestaties zijn, kan een geleidelijke afbouw van medicijnen al vergoed worden indien de verzekerde aan de verzekeringsvoorwaarden voldoet, dat wil zeggen mits er sprake is van rationele farmacotherapie en als de verzekerde hierop is aangewezen. Het is primair aan de zorgverzekeraars om te beoordelen of door de verzekerde aan beide voorwaarden is voldaan.
Indien zorgverzekeraars twijfels hebben of er sprake is van rationele farmacotherapie kunnen zij zich wenden tot het Zorginstituut Nederland (Zorginstituut) voor een advies. Zowel het Zorginstituut als zorgverzekeraars nemen hierbij de huidige richtlijnen en het oordeel van de betreffende beroepsgroepen (o.a. psychiaters en huisartsen) in ogenschouw.
Op dit moment maken de taperingstrips geen duidelijk omschreven onderdeel uit van specifieke behandelrichtlijnen van psychiatrische aandoeningen. Taperingstrips worden soms wel genoemd als optie in de richtlijnen, maar deze optie wordt niet verder toegelicht of onderbouwd.
Het is niet mijn bevoegdheid om te beoordelen of een bepaalde afbouwstrategie die gebruik maakt van taperingstrips voldoet aan het wettelijk criterium van «de stand van de wetenschap en praktijk1». Ik kan dan ook geen uitspraak doen over de vraag of vergoeding van taperingstrips een belangrijke bijdrage kan leveren aan het breed aanpakken van depressie. Ik zal dan ook geen beleid opstellen waarin zorgverzekeraars verplicht worden anders te handelen dan binnen de grenzen van de Zorgverzekeringswet.
Hoe oordeelt u over de stelling dat elke gebruiker van antidepressiva die wil afbouwen, de mogelijkheid geboden moet worden om dit op een voor diegene verantwoorde manier te doen, en dit dus moet worden vergoed? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het afbouwen van psychofarmaca kan lastig zijn voor de patiënt. In dat geval is goede begeleiding door de behandelaar essentieel. Het is aan de beroepsverenigingen, in dit geval de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en het Nederlands Huisartsen Genootschap, om richtlijnen op te stellen. Het is aan artsen om conform richtlijnen goede en doelmatige zorg te leveren, en de juiste behandeling, zowel medicamenteus als niet-medicamenteus, aan te bieden aan die patiënt. Ik kan dan ook niet zeggen dat het voor één miljoen gebruikers van antidepressiva beter zou zijn wanneer zij deze middelen niet meer zouden gebruiken.
De beroepsgroep kan in de behandelrichtlijn, op basis van wetenschappelijke onderbouwing, aangeven wat de beste manier is waarop patiënten hun medicatie kunnen afbouwen.
Als in een minderheid van de gevallen een geleidelijke afbouw met bestaande tabletsterktes niet lukt, kan de beroepsgroep in richtlijnen aangeven welke andere afbouwmogelijkheden er zijn en welke rol taperingstrips daarin kunnen vervullen. Dit geldt dan ook voor de geleidelijke afbouw van antidepressiva, zoals paroxetine.
Voor wat betreft de vergoeding verwijs ik u naar het antwoord op de vragen 2, 5, 7 en 8.
Hoe oordeelt u over de stelling dat het gebruik van taperingstrips noodzakelijk kunnen zijn voor een verantwoorde en succesvolle geleidelijke afbouw van antidepressiva, bijvoorbeeld het middel paroxetine, dat in meerdere gevallen geassocieerd is met plotseling ongeremd geweld naar de persoon zelf of naar anderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe oordeelt u ove de stelling dat het de wereld op zijn kop is dat verzekeraars het gebruik van antidepressiva wel vergoeden, maar de afbouw hiervan door middel van taperingstrips niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het voor de gezondheid en het welzijn van de ruim 1 miljoen gebruikers, alsmede voor de beheersing van de zorgkosten, juist van groot belang het gebruik van antidepressiva terug te dringen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat een vergoeding van taperingstrips een belangrijke bijdrage kan leveren aan uw beleid om depressie breed aan te pakken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de vergoeding van taperingstrips op te nemen in het basispakket? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.