Panama Papers in bezit van de Duitse Federale Recherche (Bundeskriminalamt (BKA)) |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van Reuters over dit onderwerp?1
Ja.
Bent u bereid te vragen of Nederland een kopie kan krijgen of kopen van het BKA? Zo nee, waarom niet?
Ja, inmiddels heeft ambtelijk overleg plaatsgevonden met het BKA om de voor Nederland relevante informatie in bezit te krijgen.
Mocht dat niet kunnen, bent u bereid eventueel op dezelfde manier als het BKA de Panama Papers te verkrijgen?
Het BKA heeft aangegeven dat – indien het bij het BKA in bezit zijnde bestand voor Nederland relevante gegevens bevat – het bereid is deze te delen met de Nederlandse bevoegde autoriteit. Momenteel wordt onderzocht of, op welke wijze en onder welke voorwaarden dit kan gebeuren.
De problemen op en rond de Haringvlietbrug |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de problemen op en rond de Haringvlietbrug?1
Ja.
Is het waar dat automobilisten uit frustratie, tijdens een stroomstoring, de slagboom op de Haringvlietbrug hebben gedemonteerd?
Ja, dit is op 30 juni 2017 gebeurd naar aanleiding van een storing in het elektrisch systeem dat de aansturing van de slagbomen op de Haringvlietbrug verzorgt.
Kunt u zich de frustratie van de automobilisten voorstellen als tijdens de spits de weg geblokkeerd wordt door een stroomstoring en er ogenschijnlijk niets gebeurt om het probleem te verhelpen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij de frustratie wel voorstellen als je als weggebruiker lang, ogenschijnlijk onnodig, moet wachten.
Het eigenhandig verwijderen van onderdelen van weginfrastructuur (vooral ten behoeve van de veiligheid) is echter onverantwoord en kan tot gevaarlijke situaties leiden. Dit is natuurlijk niet toegestaan. Rijkswaterstaat heeft in de pers afkeurend gereageerd op deze actie.
Op het moment van verwijderen van de slagboom was nog niet bekend wat de oorzaak van de storing was. Door het eigenhandig verwijderen van de slagboom hadden de betrokken automobilisten vrijdagmiddag zichzelf en andere weggebruikers in gevaar kunnen brengen. Een reden van storing had kunnen zijn dat het brugdek, hoewel al helemaal naar beneden, nog niet vergrendeld was. Dat betekent dat het brugdek plotseling omhoog kan komen. Ook duurde hierdoor het oplossen van de storing nog langer, zeker voor de scheepvaart, omdat de monteur zijn testen niet kon uitvoeren.
Overigens was er op vrijdag 30 juni geen sprake van een vergrendelingsstoring, maar zoals gezegd een elektrische storing aan de slagbomen. Er heeft zich geen gevaarlijke situatie voorgedaan naar aanleiding van het verwijderen van de slagboom.
Zo ja, bent u van mening dat de Haringvlietbrug tijdens de spits zo weinig mogelijk open moet om de doorstroming van het wegverkeer zoveel mogelijk te garanderen, zoals in het artikel wordt gesuggereerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat regelen?
De Haringvlietbrug wordt alleen buiten de ochtend- en avondspits geopend.
Bent u van mening dat, mocht er een storing optreden, op de Haringvlietbrug of andere vergelijkbare wegen waarbij er beperkte alternatieve routes zijn, de storing binnen een half uur verholpen moet worden of tijdelijk verholpen moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat bereiken?
Rijkswaterstaat heeft met aannemers afgesproken dat op het hoofdwegennet en hoofdvaarwegennet de aanrijtijden naar storingen maximaal drie kwartier is. Vervolgens is de tijd om de storingen te verhelpen 2 uur na storingsmelding. Het verkeer wordt zo lang via afgesproken routes omgeleid.
Om de drie kwartier aanrijtijd te halen kan de monteur een beroep doen op assistentie door weginspecteurs van Rijkswaterstaat en de politie om vervolgens gebruik te kunnen maken van o.a. vluchtstroken en ander calamiteiten-voorzieningen.
In het geval van de storing op de Haringvlietbrug op 30 juni is te laat voor de mogelijkheid van verkeersbegeleiding gezorgd, zodat de monteur niet binnen drie kwartier aan de slag kon.
Het verhelpen van storingen binnen een half uur is om logistieke redenen niet te realiseren. Wel maakt Rijkswaterstaat naar aanleiding van dit incident aanvullende werkafspraken met aannemers om hen, in geval van file, sneller op locatie te krijgen.
Zijn er de afgelopen maanden meerdere problemen geweest op en rond de Haringvlietbrug? Zo ja, welke en hebben die problemen geleid tot gevaarlijke situaties? Zo ja, welke en hoe is met die gevaarlijke situaties omgegaan?
Allereerst, bij Rijkswaterstaat staat veiligheid voorop. Zolang een weg of brug niet veilig is, wordt die niet vrijgegeven voor verkeer. Ten tweede zijn storingen en incidenten niet uit te sluiten.
Op 24 mei en 30 juni zijn er elektrische storingen geweest aan twee verschillende slagbomen. Naar aanleiding van deze storingen is de stroomtoevoer en werking van alle slagbomen op een later moment geïnspecteerd en getest. De resultaten van de testen waren positief.
Op 12 mei en 1 juni zijn er twee – andere – slagbomen door verkeer aangereden en beschadigd. Deze slagbomen zijn vervangen door nieuwe bomen. Na aanrijdingen wordt de werking van de nieuwe slagboom altijd, voor het weer in dienst gaan, zorgvuldig getest. De gedemonteerde slagboom was overigens onbeschadigd, en is na terugplaatsing, getest en weer in dienst gesteld.
Op 7 juni jl. raakte één van de voegovergangsplaten van de Haringvlietbrug in de A29 los. Als gevolg van verkeer en wind is de losgeraakte plaat gaan bewegen en heeft daarbij twee voertuigen geraakt. Eén automobilist is voor onderzoek naar het ziekenhuis vervoerd. De voegovergang is vervolgens gerepareerd. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat een deel van de bevestigingsconstructie van de voegovergangen in slechte staat is en niet voldoende sterk is om de krachten van het verkeer op te nemen. Momenteel worden de verbindingen periodiek vastgezet. Na de tijdelijke reparatie die meteen is uitgevoerd volgt in het najaar een definitieve reparatie.
Daarnaast worden beperktere werkzaamheden aan brugklep en rijdekverbindingen gepland. Uit inspecties is gebleken dat reparaties aan het wegdek nodig zijn. Als onderdeel van nadere inspecties en als veiligheidsmaatregel hangt Rijkswaterstaat in afwachting van de reparatie uit voorzorg netten op onder de brug. Onderdelen van verbindingen zouden los kunnen raken en in het water vallen.
Zoals aan u gemeld in de brief «Onderhoud Strategische bruggen Hoofdwegennet», RWS 2017/26031, moet ook de constructieve veiligheid van de stalen hoofddraagconstructie van het vaste deel van de Haringvlietbrug nader beoordeeld worden. Het voorlopig oordeel is om binnen ca. 15 jaar maatregelen te nemen.
Het bericht “Aantal nieuwe pleegouders blijft ondanks hogere vraag afnemen” |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Aantal nieuwe pleegouders blijft ondanks hogere vraag afnemen»?1
Ja.
Deelt u de zorgen rondom de forse daling van het aantal pleeggezinnen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw zorgen over de daling van het aantal pleeggezinnen. Het is belangrijk dat kinderen die (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen de mogelijkheid krijgen om in een gezinsvorm op te groeien. Pleegzorg vormt hiervoor een belangrijke mogelijkheid. In 2016 was de instroom van nieuwe pleegouders voor het eerst minder dan de uitstroom van pleeggezinnen. Dit vormt dan ook een belangrijk aandachtspunt binnen het Actieplan Pleegzorg dat ik uw Kamer mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 30 mei 2017 heb aangeboden.2
Het actieplan bevat acties die meer inzicht moeten geven in de oorzaken van de afname van het aantal nieuwe pleeggezinnen en de redenen voor pleegouders om te stoppen met het bieden van pleegzorg. Jeugdzorg Nederland laat momenteel een verkennend onderzoek uitvoeren dat inzicht moet bieden in de overwegingen van mensen die na het bezoeken van een voorlichtingsbijeenkomst, ondanks getoonde interesse, toch besluiten zich niet als pleegouder aan te melden. De resultaten van dit onderzoek worden na de zomer verwacht en kunnen, samen met de opbrengsten uit overige relevant acties dienen om de doelen van de campagne «Supergewone mensen gezocht» die van september 2015 tot september 2018 loopt, bij te stellen. Daarnaast wordt in de Week van de Pleegzorg van 1 tot en met 8 november 2017 extra aandacht geschonken aan de werving van pleegouders.
Kunt u toelichten waarom deze daling zo groot is?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van het gegeven dat jaarlijks 3.000 pleeggezinnen (op een totaal van 16.000) stoppen? Welke redenen geven pleegouders op voor hun besluit te stoppen? Kunt u aangeven in hoeverre financiële redenen hierbij een rol spelen? Worden pleegouders voldoende ondersteund in hun belangrijke werk? Worden er stappen genomen om hen beter te ondersteunen?
Ondanks dat ik uw zorgen over de daling van het aantal pleeggezinnen deel, is het goed om de cijfers in perspectief te plaatsen. In 2016 zijn 2.875 pleegouders gestopt; daarbij gaat het om 1.699 pleegouders in het sociale netwerk van de kinderen (netwerkpleegouders) en 1.176 pleegouders die bij een pleegzorgaanbieder staan ingeschreven (bestandspleegouders). Van de pleegouders die stoppen is 60% netwerkpleegouder. Deze pleegouders kiezen ervoor om nadat de zorg voor hun netwerkpleegkind stopt geen bestandspleegouder te worden. Zoals hiervoor aangegeven is een aantal acties uit het actieplan gericht op onderzoek naar de afname van het aantal pleegouders en de redenen hiervoor.
Naast de werving van nieuwe pleegouders, vormt het toerusten en ondersteunen van pleegouders bij hun vaak moeilijke taak een belangrijke opgave binnen het Actieplan Pleegzorg. Goede ondersteuning van pleegouders is een belangrijke voorwaarde om te voorkomen dat pleegouders stoppen met het bieden van pleegzorg.
Om pleegouders adequate ondersteuning te bieden en te investeren in deskundigheid en draagkracht van pleegouders, financiert VWS het project «Investeren in de kracht van pleegouders», dat gericht is op de draagkrachtversterking van pleegouders. Jeugdzorg Nederland heeft dit inmiddels in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen en de VNG opgepakt. Het project loopt tot medio 2019.
Daarnaast laat ik in kaart brengen in hoeverre het systeem van financiële en fiscale aspecten rond pleegzorg aansluit op de dagelijkse praktijk waar pleegouders mee te maken hebben. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de kostendekkendheid van de tarieven die gemeenten hanteren bij de inkoop van pleegzorg.3 De resultaten van dit onderzoek zullen in het voorjaar van 2018 beschikbaar zijn.
Verder is in het Actieplan Pleegzorg opgenomen dat er een onafhankelijk informatie- en belangenbehartigingspunt komt waar pleegouders, pleegkinderen en andere betrokkenen onafhankelijke informatie en advies kunnen inwinnen en ondersteuning kunnen krijgen.
Tot slot vindt dit jaar een evaluatie van de Wet verbetering positie pleegouders plaats. Met deze wet is de positie van pleegouders versterkt, onder andere doordat medezeggenschap en informatierecht zijn verankerd in de wet en instemmingsrecht voor pleegouders is geregeld ten aanzien van de beschrijving van hun rol in het hulpverleningsplan. Aan de Eerste Kamer is toegezegd om deze evaluatie separaat te laten lopen aan de evaluatie van de Jeugdwet. De evaluatie komt begin 2018 beschikbaar. De evaluatie komt ook tegemoet aan de door mevrouw Keijzer aangehouden motie tijdens het wetgevingsoverleg van 14 november 20164.
Het Ministerie van VWS financiert het project «Ruimte voor jeugdhulp in gezinsvormen». In dit project werkt het Nederlands jeugdinstituut samen met VNG, de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen en Jeugdzorg Nederland om gemeenten meer inzicht te geven in mogelijkheden om jeugdhulp in gezinsvormen in te zetten en te versterken. Het project komt tot stand met input van gemeenten, een vrijdenkersgroep, pleegouders en pleegkinderen.
Hoe kan het dat ondanks een campagne vorig jaar minder pleegouders zijn? Kunt u de komende campagne voor het aantrekken van pleegouders intensiveren? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Kunt u toelichten welke partijen hier allemaal bij worden betrokken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid gemeenten te ondersteunen in het aantrekken van meer pleegouders? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u nader toelichten hoe dit eruit gaat zien?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven hoe de ontwikkeling is van het aantal deeltijdpleegzorgouders?
80% van de nieuwe pleegzorgplaatsingen betreft voltijdpleegzorg en 14% van de plaatsingen betreft deeltijdpleegzorg, meestal in de weekenden en/of vakanties. Met de inzet van deeltijdpleegzorgzorg ter ontlasting van (pleeg)ouders kan een uithuisplaatsing of het voortijdig afbreken van een pleegzorgplaatsing (breakdown) worden voorkomen. Bij 6% van de nieuwe plaatsingen gaat het om een combinatie van voltijd- en deeltijdpleegzorg.5
Bent u bereid, naast een campagne, andere stappen te ondernemen bij het aantrekken en het behouden van pleegouders? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zien deze stappen er concreet uit?
Zie antwoord vraag 4.
De eisen van zorgverzekeraars voor het krijgen van een assistentiehond |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de signalen dat zorgverzekeraars aanvullende of strengere eisen stellen voor het krijgen van een assistentiehond? Zo ja, om welke eisen gaat dit precies en wanneer is dit aangepast? Zo nee, wilt u hier nader onderzoek naar doen?
Met signalen dat zorgverzekeraars aanvullende of strengere eisen stellen voor een assistentiehond ben ik niet bekend. Er zijn drie typen assistentiehonden die worden vergoed vanuit de basisverzekering. Dit is de blindengeleidehond voor verzekerden die blind of slechtziend zijn, de signaalhond voor verzekerden die doof zijn en de ADL-hond voor mensen met een ernstige stoornis in het bewegingsysteem die daardoor beperkt worden in hun activiteiten in het dagelijks leven. De ADL-hond helpt hen door bijvoorbeeld kasten en gordijnen te openen, met het oprapen en aangeven van spullen en bij het uittrekken van kleding. Alle andere assistentiehonden, zoals een PTSS-hond of epilepsiehond worden niet uit de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) vergoed.
Conform de Zvw heeft de zorgverzekeraar een zorgplicht voor adequate hulpmiddelenzorg, waarmee een verzekerde met een functiebeperking zo goed mogelijk kan worden ondersteund. De drie hiervoor genoemde assistentiehonden maken onderdeel uit van de aanspraak op hulpmiddelenzorg. In de Zvw is bepaald dat een verzekerde recht heeft op zorg voor zover hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen. De criteria waaraan wordt getoetst zijn niet gewijzigd. Relevant is of een assistentiehond een passende oplossing is voor de verzekerde tegen de achtergrond van diens leefomstandigheden zoals mobiliteit, algemene dagelijkse levensverrichtingen en een beroep op zorgondersteuning. Aan de hand van een aantal vragen wordt bepaald of een assistentiehond het adequate hulpmiddel is. Zoals: levert een assistentiehond een substantiële bijdrage aan de mobiliteit of de ADL van de verzekerde, waardoor zijn/haar zelfstandigheid wordt vergroot en een beroep op andere zorgondersteuning vermindert? Is de aanvrager redelijkerwijs op het gebruik van een assistentiehond op grond van de Zvw aangewezen, en is hij/zij zelf in staat en bereid voor de assistentiehond te zorgen?
Zorgverzekeraars Nederland (hierna: ZN) heeft mij gemeld dat het niet zo is dat verzekerden bovenstaande vragen steeds opnieuw moeten toelichten. Wel kan een situatie ontstaan die een herbeoordeling rechtvaardigt. Bijvoorbeeld wanneer de omstandigheden van de verzekerde veranderen, waardoor een assistentiehond als oplossing niet langer adequaat is. Alleen in de situatie dat de assistentiehond de verzekerde niet meer de gewenste hulp kan bieden of de verzekerde niet meer voor de hond kan zorgen, zal de assistentiehond ergens anders worden geplaatst.
Uit de diverse reglementen hulpmiddelen van de verschillende zorgverzekeraars is mij gebleken dat verzekeraars eisen stellen over het toekennen van een assistentiehond. Voornamelijk worden genoemd, het toestemmingsvereiste, de voorschrijver van het hulpmiddel (behandelend medisch specialist/ergotherapeut) en of de hond in bruikleen is. In de reglementen zijn dus geen grote verschillen, dan wel strengere eisen geconstateerd om in aanmerking te komen voor een assistentiehond. Ik acht het daarom niet zinvol om daar verder onderzoek naar te laten doen.
Klopt het dat mensen die voorheen een assistentiehond hadden, opnieuw op gesprek moeten komen om toe te lichten waarom zij hun hond nodig hebben? Kunnen mensen als gevolg hiervan hun hond kwijtraken?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat de doelmatigheid van een assistentiehond dusdanig ruim is omschreven, dat zorgverzekeraars in de gelegenheid zijn aanvullende of strengere eisen te stellen voor het vergoeden van een assistentiehond? Resulteer dit ook in verschillen tussen zorgverzekeraars? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke kosten maken zorgverzekeraars voor het vergoeden van de honden? Kunt u inzichtelijk maken welke besparingen met betrekking tot de professionaliteit zorg met behulp van assistentiehonden worden gemaakt? Op welk onderzoek beroept u zich? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Volgens ZN bedragen de gemiddelde kosten voor de aanschaf van een assistentiehond circa € 20.000 (gemiddelde termijn 6–7 jaar). Uit de GIP databank blijkt dat de gebruikskosten voor de blindengeleidehond voor 2015 gemiddeld € 898 per jaar bedraagt. De gebruikskosten voor ADL-honden zijn voor 2015 onbekend, maar eerdere gegevens wijzen op gemiddelde gebruikskosten van € 850 per jaar. Voor signaalhonden zijn geen cijfers bekend.
Op dit moment wordt door de KNGF Geleidehonden en Stichting Hulphond onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de inzet van assistentiehonden op de gezondheid en het welzijn van veteranen en andere oud-geüniformeerden met PTSS. Het Ministerie van Defensie heeft in 2015 deze onderzoeken eenmalig van financiële steun voorzien. De verwachting is dat eind dit jaar meer bekend zal worden over de uitkomsten van deze onderzoeken. Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan het opzetten van een onderzoek naar de effectiviteit van epilepsiehonden door ZonMw in verband met amendement 22 van Kamerlid Potters (VVD)1.
Mede afhankelijk van de onderzoeksresultaten kan te zijner tijd eventueel overwogen worden om advies te vragen aan het Zorginstituut over het inzetten van assistentiehonden bij epilepsie of PTSS. Het Zorginstituut kan dan onderzoeken of de assistentiehond effectief is en in dit advies ook meenemen of door het inzetten van assistentiehonden aanspraak op andere zorg wordt voorkomen.
Is het zo dat het afwijzen van een assistentiehond er toe kan leiden dat meer aanspraak wordt gemaakt op de Wet maatschappelijk ondersteuning (WMO)?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid te inventariseren hoeveel aanvragen voor een assistentiehond zijn ingewilligd de afgelopen jaren? Kunt u daarbij ook aangeven wat de voornaamste reden is voor het niet inwilligen van een verzoek voor een assistentiehond? Hoe vaak komt het voor dat mensen zelf een hond financieren? Wanneer wordt een hond bij mensen met een posttraumatische stressstoornis wel vergoed en wanneer niet en kunt u dit onderbouwen?
Exacte cijfers over hoeveel aanvragen zijn ingewilligd, zijn niet bekend. Echter, op basis van de GIP databank wordt voor 2015 het aantal gebruikers van blindegeleidehonden geschat op 380 personen en 610 voor adl-honden. Zoals hierboven is aangegeven wordt een assistentiehond vergoed als aan de hand van diverse vragen duidelijk wordt dat deze hond het adequate hulpmiddel is. Cijfers over hoe vaak verzekerden zelf een hond financieren zijn niet bekend.
Vanuit de Zvw worden alleen een ADL-hond, blindengeleide- en signaalhond vergoed. Voor verzekerden met een posttraumatische stressstoornis wordt een assistentiehond op dit moment dan ook niet vergoed. Het Ministerie van Defensie heeft echter een regeling, waardoor alle veteranen met een assistentiehond een financiële tegemoetkoming kunnen aanvragen bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (hierna: ABP). Bij de inhoudelijke beslissing of een veteranen-assistentiehond aan een veteraan wordt toegewezen, zijn het Ministerie van Defensie en het ABP niet betrokken. KNGF en Stichting Hulphond Nederland beslissen zelf of een cliënt in aanmerking komt voor een assistentiehond. Daarbij wordt gekeken of een cliënt in staat wordt geacht een hond op een verantwoorde manier te houden en te verzorgen. De stichtingen zorgen voor een hond met een passend karakter. Een veteraan aan wie door KNGF of Hulphond Nederland een veteranen-assistentiehond is toegekend, ontvangt daarvoor via de Defensieregeling € 87,50 per maand.
Het modelcontract voor de energiemarkt |
|
Aukje de Vries (VVD), André Bosman (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het rapport «De verwarring voorbij, een verkennend onderzoek naar de positie van het modelcontract in de huidige energiemarkt» van Energieleveranciers.nl?1 Wat vindt u van dit rapport?
Ja, ik ben bekend met het rapport. Het rapport geeft een weergave van de bevindingen van Energieleveranciers.nl over de rol die het modelcontract speelt in de huidige energiemarkt. In het rapport wordt de conclusie getrokken dat het modelcontract verwarrend werkt, doordat het niet in alle gevallen ook daadwerkelijk af te sluiten zou zijn en daardoor geen realistisch instrument is om energieleveranciers met elkaar te vergelijken. Het rapport vat ik op als een signaal over de vorm en het nut en de noodzaak van een modelcontract.
Het doel van het modelcontract was om het voor consumenten eenvoudig te maken energieleveranciers met elkaar te vergelijken; herkent u het signaal dat het eerder verwarrend werkt en/of een wassen neus is? Zo ja, welke signalen heeft u daarover gekregen en wat gaat u doen om het te verbeteren? Zo nee, welke signalen heeft u dan over het modelcontract?
Bij mij zijn er, naast bovengenoemd rapport, geen signalen bekend over een tegenvallende werking van het modelcontract. Ook navraag bij de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) leert dat daar het afgelopen jaar geen signalen van bedrijven of consumenten zijn ontvangen die specifiek over het modelcontract gaan.
Een signaal zoals dat van Energieleveranciers.nl wordt bij voorkeur meegenomen wanneer er een wijziging van de regels ten aanzien van de consumentenmarkt aan de orde is. Wanneer het nut en de noodzaak van het modelcontract heroverwogen worden, zijn ook de resultaten van het traject «Aanbod op maat»2 van belang, dat de ACM samen met de sector is gestart en dat in 2015 in werking is getreden. Conform «Aanbod op maat» moeten aanbiedingen voor energiecontracten gebaseerd zijn op het daadwerkelijke verbruik van de betreffende consument. Hierdoor ontstaan er bijvoorbeeld geen verschillen, doordat leveranciers verschillende aannames gebruiken over het gemiddelde verbruik. Daarnaast is ook afgesproken dat er duidelijke termen worden gebruikt die bij alle aanbieders hetzelfde zullen zijn.
Moet een energieleverancier consumenten daadwerkelijk de mogelijkheid aanbieden om een modelcontract (gemakkelijk) af te kunnen sluiten? Zo ja, hoe moet het dan actief aangeboden worden en ook in de praktijk bereikbaar zijn? Zo nee, waarom niet en welk nut heeft een modelcontract dan?
In de wet3 staat dat de leveranciers verplicht zijn om levering volgens een modelcontract aan te bieden. In het modelcontract, zoals vastgesteld door de ACM, is opgenomen dat de meest recente tarieven die van toepassing zijn op het modelcontract te vinden zijn op de website van de leverancier onder het kopje «Modelcontract». Dit betekent dat iedere leverancier het modelcontract als zodanig herkenbaar op zijn website moet hebben staan.
Herkent u het signaal dat er soms een verschil is tussen het gepresenteerde modelcontract en het daadwerkelijk afsluitbare contract? Wat vindt u daarvan?
Er zijn mij naast het rapport van Energieleveranciers.nl geen signalen bekend over een verschil tussen het gepresenteerde modelcontract en het daadwerkelijk afsluitbare contract. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 moeten leveranciers daadwerkelijk de mogelijkheid bieden om het modelcontract daadwerkelijk af te kunnen sluiten. Hier zou dus geen verschil in mogen zitten.
Wat vindt u ervan dat vier van de 26 energieleveranciers geen modelcontract aanbieden? Wat gaat u daaraan doen?
In de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet worden leveranciers verplicht een modelcontract aan te bieden. Het is onwenselijk als leveranciers niet aan de wettelijke verplichtingen voldoen. De ACM is toezichthouder ten aanzien van deze wettelijke bepalingen. Het signaal over het modelcontract heb ik dan ook aan de ACM doorgegeven. Het is aan de ACM om op basis van dit signaal al dan niet op nader onderzoek of handhaving over te gaan.
Wat vindt u van de aanbevelingen in het verkennend onderzoek?
Het rapport vat ik op als een signaal over de vorm en het nut en de noodzaak van een modelcontract. Zie verder het antwoord op vraag 1 en 2.
Wanneer is de werking en de uitvoering van het modelcontract voor energieleveranciers geëvalueerd? Als dit de afgelopen paar jaar niet is gebeurd, bent u dan bereid om dit te (laten) doen?
De uitvoering van het modelcontract is tot op heden niet geëvalueerd. In het kader van een wetgevingstraject kan te zijner tijd een evaluatie of een consultatie onder stakeholders over de werking van het modelcontract worden gehouden.
Wat doet de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als het gaat om dit modelcontract, dan wel wat heeft de ACM daar de afgelopen tijd aan gedaan? Bent u bereid om een ander te delen en te bespreken met de ACM?
In 2012 heeft de ACM het modelcontract voor het eerst vastgesteld. Vervolgens is in 2016 het modelcontract door de ACM aangepast aan consumentenregelgeving en zijn er enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd. De ACM heeft voorafgaand aan de wijziging van het modelcontract betrokkenen in de gelegenheid gesteld op het conceptbesluit te reageren en heeft daarop van een klein aantal partijen een reactie ontvangen. Het signaal dat naar voren komt in het rapport over het modelcontract heb ik aan de ACM doorgegeven. Het is aan de ACM om op basis van dit signaal al dan niet op nader onderzoek of handhaving over te gaan.
Zie verder ook de beantwoording van de vragen 2 en 5.
Het bericht “Angstcultuur bij DNB belemmert innovatie van het geldsysteem” |
|
Renske Leijten |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Angstcultuur bij DNB belemmert innovatie van het geldsysteem»?1
Ja.
Kunt u reageren op de volgende uitspraak van de terugtredend voorzitter van Stichting Full Reserve: «Alle innovatie die de kern van het geldsysteem raakt, stuit op een enorme drempel»?
Ik kan mij niet vinden in de uitspraak van de terugtredend voorzitter van Stichting Full Reserve. Op 16 maart 2016 heb ik met de Kamer gedebatteerd over innovatie die de kern van het geldsysteem raakt en in dat debat ben ik, evenals in de kabinetsreactie op het burgerinitiatief Ons Geld2, uitvoerig ingegaan op deze materie. Hierbij heb ik echter wel aangegeven dat er grote onzekerheid heerst over de werking van een ander soort stelsel of initiatieven die aan de kern daarvan raken.
Het is dan ook belangrijk dat in brede zin onderzoek wordt gedaan naar geldschepping en dat de voordelen en de risico’s van alternatieven nauwgezet in kaart worden gebracht. Academici en meerdere centrale banken, waaronder de ECB3 en DNB, zijn hiermee bezig. Deze kennisontwikkeling juich ik toe en ondersteun ik waar nodig. Daarom heb ik ook bijgedragen aan een tweedaags congres over geldschepping dat november vorig jaar plaatsvond bij DNB en op het Ministerie van Financiën. Daarnaast heb ik, naar aanleiding van een motie in de Tweede Kamer4, de WRR verzocht een advies uit te brengen over de werking van het geldstelsel inclusief alle vormen van geldschepping door banken, en hierbij in ieder geval de voor- en nadelen van alternatieve systemen van geldschepping te betrekken. De WRR zal in zijn advies ook de optie van depositobanken betrekken in algemene zin en de betekenis ervan voor het functioneren van het huidige geldscheppingssysteem. De WRR streeft ernaar dit onderzoek begin 2018 te publiceren.
Op welke wijze stimuleren De Nederlandsche Bank (DNB) en het Ministerie van Financiën de innovatie van het geldsysteem? Is er een duidelijke rolverdeling tussen DNB en het Ministerie van Financiën op dit punt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u verklaren waarom het twee jaar heeft geduurd voordat DNB en het Ministerie van Financiën tot de slotsom kwamen dat de Depositobank niet mogelijk te maken is, zelfs niet als de Tweede Kamer hierom vraagt? Had dit niet veel sneller gekund?
Vorig jaar zomer tijdens het AO Nederlandse bankensector5 heb ik uitgebreid met de vaste commissie voor Financiën van gedachte gewisseld over het initiatief «Depositobank». Dit naar aanleiding van een motie van het lid Koolmees c.s. in het debat over het burgerinitiatief »Ons Geld», waarin werd gevraagd te onderzoeken hoe de huidige wetgeving voor vergunningverlening moet worden aangepast om een Depositobank mogelijk te maken.6
Tijdens bovengenoemd AO heb ik reeds de juridische onverenigbaarheid aangegeven van de drie eisen waar Depositobank aan vasthield.7 Daarbij heb ik wel gezegd dat het jammer zou zijn als het initiatief stuk loopt op de geconstateerde beperkingen en dat ik daarom gemotiveerd ben om met de hulp van alle betrokkenen te bekijken of een dergelijk initiatief tot stand kan komen op een andere wijze dan geopperd in het initiatief.
Hierop is samen met DNB en Depositobank verder gekeken naar concrete oplossingen. DNB heeft daarbij een nieuw alternatief onderzocht waarbij Depositobank over een beperkte bankvergunning zou beschikken, gericht op het verrichten van uitsluitend betaaldiensten, en waarbij de in ontvangst genomen geldmiddelen zouden zijn veiliggesteld door middel van een geldmarktfonds met uitsluitend uitzettingen in centrale bank geld.8 De initiatiefnemers van Depositobank zijn echter van mening dat hiermee onvoldoende hun idee tot uitdrukking zou komen, omdat middelen niet direct maar via tussenkomst van een geldmarktfonds bij de centrale bank worden gestald.
Deelt u de mening dat het voor de bescherming van spaarders tegen kredietrisico’s niet noodzakelijk is voor depositobanken om deel te nemen aan het Deposito Garantie Stelsel, omdat de spaargelden per definitie volledig gegarandeerd zijn? Kunt u in uw antwoord rekening houden met het feit dat de operationele risico’s door de initiatiefnemers van de Depositobank middels verzekeringen zullen worden afgedekt?
Indien spaargelden van spaarders volledig gegarandeerd zouden kunnen worden, deel ik de mening dat deelname aan een DGS niet noodzakelijk is. Hoewel de kredietrisico’s beperkt zijn als Depositobank de volledige depositogelden van haar cliënten door zou storten op een rekening bij de centrale bank, loopt Depositobank echter ook andere risico’s, zoals operationele- of frauderisico’s.
Onder operationele risico’s worden de risico’s begrepen van tekortschietende of falende interne procedures en systemen, en de risico’s van materiële inkomstenderving of verliezen als gevolg van externe gebeurtenissen, inclusief juridische risico’s. Het voor banken geldende prudentiële raamwerk voorziet in solvabiliteitsregels voor het afdekken van dit type risico. Een verzekering van dergelijke – op zichzelf verzekerbare – risico’s wordt onder dat raamwerk niet aanvaardt als alternatief voor een permanent en onvoorwaardelijk beschikbare solvabiliteitsbuffer. De beschikbaarheid van een verzekering als buffer voor het opvangen van de gevolgen van operationele risico’s is namelijk afhankelijk van de soliditeit van de verzekeraar(s) in kwestie en is daarmee niet volledig gegarandeerd.
Onder frauderisico’s worden de risico’s begrepen van materiële inkomstenderving of van reputatieschade die het gevolg zijn van frauduleus handelen van de onderneming in kwestie of van haar werknemers. Dergelijke risico’s zijn naar hun aard in de regel niet verzekerbaar. In het financiële toezicht9 worden dergelijke risico’s beheerst door middel van robuuste vereisten met betrekking tot de geschiktheid en betrouwbaarheid van beleidsbepalers van de onderneming, de integere bedrijfsuitoefening, en de inrichting van de bedrijfsvoering. Dergelijke regels wegen zwaarder naarmate de omvang van de tegoeden van het publiek in beheer toeneemt, ongeacht of zich krediet- of marktrisico’s voordoen.
Deelt u de mening van advocate Hakvoort dat de voorwaarden voor het nationale Target2-NL deelsysteem door DNB aangepast kunnen worden zonder toestemming van de Europese Centrale Bank (ECB)?2 Zo niet, waar baseert u dit op? Zo ja, bent u bereid om DNB te verzoeken om de voorwaarden voor toegang tot het nationale Target2-NL systeem te veranderen, zodat ook «opt-in b» vrijwillige banken de mogelijkheid krijgen om klanten betalingen vanuit hun bankrekening te kunnen laten verrichten?
De voorwaarden van TARGET2-NL kunnen niet door DNB aangepast worden zonder instemming van de ECB. «TARGET2» is een betalingssysteem dat in eigendom en beheer is van het «Eurosysteem». Het Eurosysteem bestaat uit de Europese Centrale Bank en het Europese stelsel van centrale banken (ESCB) van het eurogebied. TARGET2 is essentieel voor de realisatie van de fundamentele taken van het Eurosysteem betreffende de uitvoering van het monetaire beleid van de Unie en het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer. TARGET2 geeft uitvoering aan de taken van het ESCB en de ECB, neergelegd in artikel 3.1 van het Protocol betreffende de statuten van het Europees stelsel van centrale banken en de Europese centrale bank (Statuten).
Op grond van artikel 12, lid 1, van de Statuten kan de Raad van bestuur van de ECB richtsnoeren vaststellen en besluiten nemen die nodig zijn voor het vervullen van de bij de Verdragen en de Statuten aan het ESCB opgedragen taken. Op grond van artikel 14, lid 3, van de Statuten dienen nationale centrale banken (waaronder DNB) te handelen in overeenstemming met de instructies en de richtsnoeren van de ECB.
De TARGET2-NL Voorwaarden betreffen een implementatie van het Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (herschikking) (ECB/2012/27) (TARGET2 Richtsnoer). Aangezien DNB op grond van artikel 14 lid 3 van de Statuten dient te handelen in overeenstemming met de richtsnoeren van de ECB, is zij bij de implementatie van het TARGET2 Richtsnoer in de TARGET2-NL Voorwaarden gebonden aan het TARGET2 Richtsnoer. Dit betekent dat DNB niet naar eigen inzicht de TARGET2-NL Voorwaarden kan aanpassen.
Eventuele aanpassing van de voorwaarden van het TARGET2 Richtsnoer is een aangelegenheid waarover in Eurosysteem verband moet worden besloten. Voordat in Europa gepleit kan worden voor verstrekkende hervormingen in het geldstelsel is het mijn inziens eerst belangrijk dat de risico’s nauwgezet in kaart worden gebracht. Ik wacht hiervoor het advies van de WRR af.
Indien de voorwaarden voor toegang tot enig Nederlandse deelsysteem dat indirecte toegang tot Target2 geeft alleen met toestemming van de ECB gewijzigd kunnen worden, bent u dan bereid om de ECB om toestemming te vragen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven op welke gronden volgens u de «richtlijn en verordening kapitaalvereisten» en «richtlijn depositogarantiestelsels» een beperking vormen om de vrijwillige bankvergunning onder artikel 3:4 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) te verruimen (bijvoorbeeld met een c-variant), zodat deze depositobanken mogelijk maakt? Waarom ontbrak een dergelijke specifieke argumentatie in uw brief van 2 mei 2017?
Met name de combinatie van het niet willen deelnemen aan het DGS, het niet willen voldoen aan de voor banken geldende prudentiële vereisten, en het niet willen voldoen aan de op banken van toepassing zijnde regels met betrekking tot de Depositogarantiestelsels, maar wel direct toegang willen krijgen tot TARGET2, is vanwege het geldende Europese juridische kader niet mogelijk. Alleen banken met een bankvergunning als bedoeld in de richtlijn kapitaalvereisten en opt-in a variant banken11 kunnen rechtstreeks toegang hebben tot TARGET2.
Deelt u de suggestie dat de Bank of England en de Nationale Bank van België meer open lijken te staan voor financiële innovatie dan DNB? Zo ja, bent u van plan daar verandering in te brengen? Zo nee, kunt u uw antwoord onderbouwen?
Deze suggestie kan ik niet onderschrijven. Toezichthouder DNB neemt nadrukkelijk een actieve rol als het gaat om de bredere discussie over innovatie in de financiële sector. Zo heeft zij onder meer samen met collega-toezichthouder AFM de mogelijkheden verkend om innovatie in de financiële sector als toezichthouder (meer) te accommoderen en op basis van deze verkenning een aantal concrete maatregelen ingezet gericht op het faciliteren van FinTech en toetreding. Zo hebben AFM en DNB voor het verbeteren van het vergunningverleningproces speciale kennisteams opgezet en is in 2016 gezamenlijk de InnovationHub gelanceerd. De InnovationHub is een plek waar nieuwe en bestaande innovatieve marktpartijen in de financiële sector met beide toezichthouders tegelijk in contact kunnen komen over vraagstukken op het gebied van financiële innovatie en regulering. Daarnaast hebben de AFM en DNB de toegang voor innovatieve diensten verruimd door middel van een nieuwe aanpak, «Maatwerk voor Innovatie». Hierbij wordt bij het toelaten van nieuwe innovatieve dienstverlening voortaan nadrukkelijk gekeken naar de ruimte die de wetgever biedt bij de naleving van de regels. Ook wordt bestaand beleid opnieuw bekeken en zo nodig aangepast in het licht van de nieuwe ontwikkelingen.
Overigens is het relevant op te merken dat de Bank of England recent heeft aangekondigd12 onder stringente eisen directe toegang tot haar sterling payment system ook mogelijk te maken voor elektronischgeldinstellingen en betaalinstellingen. Bij parlementaire goedkeuring, kan die toegang in 2018 worden gerealiseerd. Omdat het Verenigd Koninkrijk geen deel uit maakt van het Eurosysteem, is een dergelijk besluit niet afhankelijk van goedkeuring door het Eurosysteem.
Wat zou de impact zijn van depositobanken op (fractional-reserve) grootbanken?
De impact van depositobanken op het huidige bancaire stelsel raken aan de bredere discussies over de werking van het huidige geldstelsel en de internationale academische discussies over de toegang tot centralebankgeld. Zoals gezegd heb ik in het kader van het burgerinitiatief «Ons Geld» de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) verzocht een onderzoek uit te voeren naar de verschillende aspecten van geldschepping en naar mogelijke alternatieven en verbeteringen van het huidige stelsel. De WRR betrekt daarin de optie van depositobanken in algemene zin en de betekenis ervan voor het functioneren van het huidige geldscheppingssysteem. Het rapport zal niet in detail ingaan op de mogelijke specifieke vormgeving van depositobanken en de waarborgen die daarbij horen. De WRR streeft ernaar dit onderzoek begin 2018 te publiceren.
Het bericht dat gemeenten worstelen met de groei van het aantal geitenstallen |
|
Frank Futselaar |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Nieuwsuur over gemeenten die worstelen met de groei en de komst van lucratieve en schadelijke geitenstallen?1
In mijn brief aan uw Kamer van 16 juni 2017 (Kamerstuk 28 973, nr. 192) staat dat de aanvullende studies van het Veehouderij en Gezondheid Omwonenden onderzoek (VGO) onder meer laten zien dat rondom geitenhouderijen mensen een grotere kans hebben om een longontsteking op te lopen. De onderzoekers geven hierbij aan dat de Q-koortsepidemie waarschijnlijk tijdens de vroege jaren heeft bijgedragen aan het verhoogde aantal longontstekingen. Het is echter geen verklaring van het verhoogde risico vanaf 2011. Wat deze toename wel veroorzaakt, is nog onduidelijk.
Ik vind de verhoogde ziektedruk een zorgelijk signaal. Omdat de oorzaak van de ziektedruk rond geitenhouderijen onduidelijk is, zullen wij op dit punt vervolgonderzoek uit laten voeren. Dit is precies waar mevrouw van de Ven op doelt in de uitzending.
Wat is uw reactie op de komst van een stal voor 2700 geiten op nog geen twee kilometer van het centrum van het Noord-Brabantse dorp Bavel in de gemeente Breda?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de oproep van de voorzitter van de Geitenhoudersvakbond om op zoek te gaan naar de bron van Q-koorts of mogelijke andere schadelijke bacteriën en schimmels?
Zie antwoord vraag 1.
Wat kunnen lokale bestuurders in de praktijk met uw advies om bij het verlenen van vergunningen rekening te houden met de conclusies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?
In mijn brief aan uw Kamer van 16 juni 2017 (Kamerstuk 28 973, nr. 192) staat dat het van belang is dat het bevoegde gezag, bij het nemen van besluiten op het gebied van ruimtelijke ordening en, voor zover mogelijk, bij het nemen van besluiten over het verlenen van vergunningen, rekening houdt met de verhoogde ziektedruk rond geitenhouderijen. Zoals in mijn brief aan uw Kamer van 1 juni 2017 (Kamerstuk 28 973, nr. 191) staat, laat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een handreiking veehouderij en gezondheid opstellen om provincies, gemeenten en omgevingsdiensten te ondersteunen bij het ruimtelijk beleid en beslissingen over vergunningaanvragen van veehouderijen die effect hebben op de gezondheid van omwonenden.
De inhoudelijke afweging over het verlenen van een omgevingsvergunning is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Provincies en gemeenten kunnen op grond van het instrumentarium van de Wet ruimtelijke ordening, indien zij dat wensen, de ontwikkeling van bepaalde bouw- of aanlegactiviteiten bevriezen of, al dan niet onder voorwaarden, beperken. De wijziging van het gebruik van gronden of bouwwerken kan ook worden beperkt. Zij kunnen dat doen door een voorbereidingsbesluit te nemen waarmee de bouw en uitbreiding van geitenstallen of wijziging van het gebruik naar geitenstallen wordt verboden of beperkt, vooruitlopend op een wijziging van het gemeentelijke bestemmingsplan of provinciale verordening met dat doel. Of de wijziging van het gebruik van stallen voor het houden van geiten in deze situatie tegen kan worden gehouden door het nemen van een voorbereidingsbesluit hangt primair af van de vraag of de activiteit al is aangevangen. In onderhavige situatie was geen sprake van een geldend voorbereidingsbesluit, blijkt uit navraag. Daarom was er geen juridisch aanknopingspunt om de Brabantse Zorgvuldigheidsscore toe te passen.
Inmiddels heeft de provincie Noord-Brabant voor uitbreiding en nieuwbouw van geitenstallen een moratorium ingevoerd.
In geval van plannen of besluiten die nadelige milieugevolgen voor de omgeving kunnen hebben wordt een Milieu Effect Rapportage (MER) bij de afweging betrokken, voor zover het gaat om activiteiten die MER-plichtig zijn. Als er een MER wordt gemaakt, worden hierin ook gezondheidsaspecten meegenomen. De gemeente is op basis van de wet Publieke Gezondheid gehouden om gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen te bewaken, bijvoorbeeld door de GGD om advies te vragen bij zaken die de gezondheid van inwoners kunnen raken. In het onderhavige geval heeft een MER-beoordeling plaatsgevonden en heeft de GGD een positief advies uitgebracht aan de gemeente.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de verantwoordelijk wethouder van de gemeente Breda dat uw brief hem «geen juridische haak geeft om «nee» te kunnen zeggen»?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid een helder advies te geven aan lokale bestuurders op basis waarvan zij een mogelijke vergunningaanvraag kunnen weigeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'In je blootje op Dumpert' |
|
Sven Koopmans (VVD), Ockje Tellegen (VVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «In je blootje op Dumpert»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de in het artikel beschreven schendingen van horizontale privacy (de bescherming van privacy van burgers onderling) hard aangepakt dienen te worden?
Het zonder toestemming delen van seksueel getinte beelden op internet, zoals bij de in het artikel beschreven situatie, kan voor slachtoffers verstrekkende gevolgen hebben. Ik acht het dan ook van belang dat burgers zich bewust zijn van de risico’s van het delen van seksueel getinte beelden en hoe ze zich kunnen verweren als beelden worden verspreid. Zo geeft de hulplijn Help Wanted slachtoffers van online misbruik advies en tips over welke stappen in hun specifieke situatie het beste gezet kunnen worden, zoals bijvoorbeeld hoe zij belastende beelden van het internet kunnen laten verwijderen.
Voor een overzicht van de wettelijke mogelijkheden binnen het Nederlands recht om op te kunnen treden tegen het ongewenst verspreiden of delen van seksueel getinte beelden op het internet verwijs ik u naar de antwoorden van mijn ambtsvoorganger op schriftelijke vragen van 24 november 2014 gesteld door het lid Rebel (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 933).
Vermelding verdient voorts dat met het wetsvoorstel computercriminaliteit III nieuwe strafbaarstellingen worden geïntroduceerd op grond waarvan het strafbaar wordt om niet openbare gegevens van personen, zoals seksueel getint beeldmateriaal, wederrechtelijk te kopiëren of gegevens die door misdrijf zijn verkregen voorhanden te hebben of bekend te maken. Dit wetsvoorstel is thans aanhangig bij de Eerste Kamer. Daarnaast wordt op dit moment in het kader van de modernisering van de zedentitel de mogelijkheid onderzocht of seksuele afpersing strafbaar gesteld kan worden als zedendelict.
Kunt u, aangezien een deel van de inbreuken op horizontale privacy online seksuele afpersing betreft, inzage geven in de omvang van dat probleem? Hoeveel meldingen, vervolgingen en veroordelingen van online seksuele afpersing zijn u bekend? Bestaat er een redelijk vermoeden dat dergelijke schendingen door slachtoffers niet gemeld worden, omdat zij zich machteloos voelen of omdat zij denken dat politie en justitie hen niet zullen of kunnen helpen?
Zoals eerder gemeld in de beantwoording van de vragen van het lid Kuiken (PvdA) over het bericht dat kinderen van zeven jaar slachtoffer zijn van sekschantage (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2410) wordt sekschantage (ook wel sextortion genoemd) in de politiesystemen niet als apart fenomeen geregistreerd. Meldingen van (seksuele) afpersing van een volwassene met een financieel of seksueel motief kunnen worden geregistreerd onder smaad, laster of afpersing. Ik kan dus geen inzage geven in de omvang van sekschantage.
Vooralsnog heb ik geen reden om aan te nemen dat slachtoffers dit soort schendingen niet melden.
Zijn websites als Dumpert voldoende toegankelijk, efficiënt en effectief bij het inwilligen van verzoeken van personen om bepaald materiaal te verwijderen?
In het antwoord op vraag 2 en de eerdere antwoorden op Kamervragen waarnaar ik in dat antwoord verwijs, is een overzicht gegeven van de huidige wettelijke mogelijkheden die er zijn om tegen dergelijke voorvallen op te kunnen treden.
Websites als Dumpert hebben veelal een meldknop waarmee onwenselijke inhoud gemeld kan worden. Ook kunnen gedupeerden zelf verwijderingsverzoeken doen. Op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens (www.autoriteitpersoonsgegevens.nl) worden daartoe mogelijkheden aangereikt en staan voorbeeldbrieven die door burgers daarvoor kunnen worden gebruikt. Op verzoek van een gedupeerde kan de Autoriteit Persoonsgegevens ook bemiddelen bij een (afgewezen) verwijderingsverzoek.
Verder hebben overheid, bedrijfsleven en belangenverenigingen in 2008 samen de gedragscode «Notice and Take Down» (NTD) opgesteld en gelanceerd. De gedragscode, op vrijwillige basis, beschrijft hoe particulieren en bedrijven in de online sector omgaan met meldingen en klachten over onrechtmatige inhoud op internet, zoals kinderporno, plagiaat, discriminatie en aanbod van illegale goederen. Met de gedragscode wordt bevorderd dat binnen de geldende wettelijke kaders partijen zorgvuldig omgaan met verzoeken van derden om degelijke informatie te verwijderen. Internet Service Provider’s (ISP’s) en webhosters zijn bijvoorbeeld aansprakelijk voor de informatie die ze hun klanten aanbieden, wanneer zij deze informatie na een terechte klacht niet weghalen. Daarnaast biedt de gedragscode meer duidelijkheid bij het bepalen of een klacht terecht is en welke stappen bij afhandeling gevolgd dienen te worden.
De ervaring leert dat als een Officier van Justitie op basis van de NTD een verzoek doet om op te treden in geval er sprake is van onmiskenbaar onrechtmatige inhoud, er heel weinig bedrijven zijn die hier geen gevolg aan geven.
Door de werkgroep NTD van het Electronic Commerce Platform Nederland (ECP) wordt een informatiewebsite ontwikkeld voor alle gebruikers van de gedragscode.
Welke wetten en regels staan er bij online providers als Facebook aan in de weg om de naam- adres- en woongegevens van een dader van het verspreiden van inbreuken op de horizontale privacy vrij te geven?
Facebook Ierland is formeel verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens van alle Europese Facebook-gebruikers. Krachtens de Europese richtlijn bescherming persoonsgegevens (95/46/EG) die ook op Ierland van toepassing is, is het delen van persoonsgegevens van gebruikers uitsluitend toegestaan indien daarvoor een van de in de richtlijn opgesomde wettelijke grondslagen aanwezig is. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de betrokkene toestemming geeft voor het doorgeven van zijn gegevens of wanneer er een formeel verzoek van de politie of een daartoe strekkende uitspraak van een rechter ligt. Ingeval het gaat om private partijen in Nederland en er geen sprake is van een opsporingsonderzoek door de politie, zal er door de gedupeerde partij een civiele rechtszaak tegen de provider (de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens) gevoerd moeten worden.
Zou het nuttig zijn om samen met de betrokken partijen standaard procedures te ontwikkelen om deze schendingen sneller en effectiever aan te pakken?
Zie antwoord vraag 4.
Uitzettingen van kinderen en jongvolwassenen naar Afghanistan in de demissionaire periode |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over het terugsturen van kinderen naar Afghanistan?1
Ja.
Deelt u de mening dat aangezien u in de beantwoording van deze vragen aangeeft de zorgen over de kinderrechtensituatie in Afghanistan te delen en Duitsland inmiddels een uitzetstop wil op alle uitzettingen van Afghanen uit Duitsland2 u de Kamer hierover zou moeten kunnen spreken voordat er kinderen, jongvolwassenen alleenstaanden en leden van andere kwetsbare groepen worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?
In mijn antwoord op uw eerdere vragen heb ik u meegedeeld dat het bekend is dat de veiligheidssituatie in delen van Afghanistan zorgen baart. Dit rechtvaardigt echter niet de conclusie dat geen enkele vreemdeling afkomstig uit Afghanistan zou kunnen terugkeren. Wie bescherming nodig heeft, krijgt deze bescherming. Als echter na een zorgvuldige procedure en toetsing door de rechter een asielaanvraag wordt afgewezen dient de vreemdeling Nederland te verlaten. Ik zie in de demissionaire status van het kabinet geen aanleiding om te stoppen met het effectueren van het bestaande beleid. Dit kan onder omstandigheden anders zijn wanneer sprake is van beleidswijziging die nog moet worden besproken in uw Kamer. Van een beleidswijziging is op dit punt echter geen sprake.
Bent u bereid tot er een nieuw kabinet is geen kinderen naar Afghanistan terug te sturen? Zo nee, waarom acht u het gerechtvaardigd dat het demissionaire kabinet dergelijke besluiten neemt zonder instemming van de Kamer?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de gang van zaken bij aankomst op het vliegveld in Kabul die beschreven staat in het artikel op «the conversation»?3 Worden Afghanen vanuit Nederland ook zonder waarborgen of overdracht op het vliegveld van Kabul achtergelaten?
Het vertrek uit Nederland betreft een eigen verantwoordelijkheid van een vreemdeling. Om die reden staat vrijwillige of zelfstandige terugkeer voorop. De Nederlandse overheid ondersteunt een vreemdeling hierbij met diverse maatregelen waarin, naast de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), ook de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en een groot aantal ngo’s een belangrijke rol spelen om vreemdelingen te bereiken en te begeleiden bij terugkeer. Wanneer een vreemdeling, ondanks de inzet op vrijwillig vertrek en de gesprekken die de DT&V met dat oogmerk voert, niet bereid is aan zijn terugkeer te werken, kan een traject van gedwongen vertrek aan de orde komen. Vreemdelingen die gedwongen vertrekken met escortering worden door de Nederlandse escorts begeleid totdat de toegang door de Afghaanse grensautoriteiten is verleend.
Bent u van mening dat iemand die net 18 is geworden het zonder hulp moet kunnen redden in Kabul en een Hazara in zijn eentje de gevaarlijke reis vanuit Kabul naar het dorp van herkomst moet maken? Zo ja, waarom? Zo nee, welke waarborgen en hulp geeft Nederland deze jongvolwassenen?
De Nederlandse asielprocedure en het terugkeerproces zijn met voldoende waarborgen omkleed. Vóór de terugkeer vindt een individuele beoordeling van de situatie plaats op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat terugkeer veilig en verantwoord is. Hierbij heeft zelfstandig vertrek de voorkeur van het kabinet. Zoals aangegeven biedt Nederland daar mogelijkheden voor. Bij de vertrekprocedure wordt door een regievoerder van de DT&V een vertrekplan gemaakt. Het vertrekplan vormt onderdeel van een persoonsgerichte aanpak om een vreemdeling te bewegen – zelfstandig – te vertrekken uit Nederland, dan wel, als dit niet lukt, gedwongen te laten vertrekken. Het vertrekplan is de basis voor het ontwikkelen van een strategie hoe het vertrekproces uit te gaan voeren. Deze strategie zal van persoon tot persoon verschillen en kan gaandeweg worden aangepast. Het vertrekplan kan worden gebruikt in overleggen met andere betrokken organisaties om informatie te delen over de stand van zaken in het vertrekproces, om afspraken met de vreemdeling vast te leggen en te volgen, om de nog te ondernemen acties en te volgen strategie vast te leggen om zo te komen tot het beoogde resultaat. Zowel bij zelfstandig als gedwongen vertrek informeert de regievoerder gedurende het vertrekproces de vreemdeling over de mogelijkheden tot het verkrijgen van ondersteuning bij terugkeer en zijn re-integratie door IOM of andere ngo’s. Door de regievoerder wordt met de vreemdeling besproken welke belemmeringen er eventueel zijn om terug te keren en op welke wijze deze kunnen worden weggenomen, zoals bijvoorbeeld hulp bij het vinden van onder meer huisvesting, werk en school. Op individuele basis kan gekeken worden waar behoefte aan is. Bij gedwongen vertrek naar Afghanistan is ook terugkeerondersteuning mogelijk. Voor vreemdelingen die gedwongen zijn teruggekeerd naar Afghanistan bestaat Post Arrival Assistance vanuit het European Reintegration Network (ERIN). Het gaat hierbij om assistentie in natura. Deze assistentie kan bijvoorbeeld bestaan uit het voorzien van tijdelijke huisvesting, hulp bij het vinden van een baan of het opzetten van een klein bedrijf. Deze ondersteuning moet een bijdrage leveren aan de herintegratie van de terugkeerder in Afghanistan. ERIN Post Arrival Assistance Afghanistan wordt uitgevoerd door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in Afghanistan.
Bent u bereid tot er een nieuw kabinet is geen voormalig alleenstaande minderjarige vreemdelingen naar Afghanistan terug te sturen? Zo nee, waarom acht u het gerechtvaardigd dat het demissionaire kabinet dergelijke besluiten neemt zonder instemming van de Kamer?
Graag verwijs ik uw Kamer naar mijn antwoord op vragen 2 en 3.
De aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door NAVO-lid Turkije |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Turkije en Rusland een overeenkomst hebben bereikt over de levering van het S-400 luchtverdedigingssysteem aan Turkije door Rusland?1
De regering heeft kennisgenomen van berichten in de media dat Turkije en Rusland overeenstemming hebben bereikt over de levering van het S-400 luchtverdedigingssysteem. Echter, het kabinet kan thans niet bevestigen dat Rusland en Turkije een definitieve overeenkomst hebben gesloten en beschikt ook niet over nadere informatie over deze mogelijke overeenkomst.
Kunt u bevestigen dat Turkije en Rusland tot deze overeenkomst zijn gekomen, nadat daar al langer geruchten over rond gingen? Wanneer worden de systemen geleverd en wanneer zal Turkije ze in gebruik nemen?
Zie antwoord vraag 1.
Is bij u bekend om welke redenen Turkije heeft gekozen voor deze systemen en niet voor een systeem dat wordt geleverd door c.q. in gebruik is bij mede NAVO-bondgenoten? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn volgens u de consequenties van deze overeenkomst, gezien het feit dat Turkije een NAVO-lidstaat is en in het licht van de huidige gespannen relatie tussen de NAVO en Rusland? Heeft deze aankoop gevolgen voor de positie van Turkije binnen de NAVO? Zo ja, kunt u toelichten op welke wijze?
Omdat thans niet duidelijk is dat er sprake is van een definitieve overeenkomst tussen Rusland en Turkije, zal het kabinet niet speculeren over mogelijke consequenties.
Hoe hebben NAVO-lidstaten gereageerd op deze overeenkomst? Is door de NAVO geprobeerd Turkije over te halen niet tot aanschaf van deze – of andere – Russische systemen over te gaan? Zo ja, wanneer, door wie en op welke wijze? Hoe is daarop gereageerd door Turkije? Zo nee, waarom niet?
Tot dusver hebben noch de Secretaris-generaal van de Navo, noch de bondgenoten zich publiekelijk uitgelaten over de mogelijke overeenkomst tussen Rusland en Turkije. Het ligt voor de hand dat deze kwestie in de Navo zal worden besproken als blijkt dat Rusland en Turkije tot een definitieve overeenkomst zijn gekomen.
Welke gevolgen heeft deze overeenkomst voor de mate waarin de NAVO zich effectief kan verdedigen tegen dreigingen vanuit de lucht en dan met name Russische dreigingen (zowel vliegtuigen als raketten), aangezien Rusland vanzelfsprekend zeer gedetailleerde kennis heeft van de werking van hun eigen luchtafweersystemen? Ontstaan hierdoor – of doordat de systemen onvolledig compatibel zijn met andere NAVO-systemen – gaten in de verdediging van het NAVO grondgebied, zodra Turkije de systemen geleverd krijgt en gaat gebruiken? Hoe ernstig zijn deze risico’s? Graag een toelichting.
Pas wanneer vaststaat dat Rusland en Turkije een definitieve overeenkomst hebben gesloten en meer bekend is over de inhoud van deze overeenkomst, kan het kabinet uitspraken doen over de gevolgen van de aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door Turkije. Het ligt evenwel in de rede dat de aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door Turkije gevolgen heeft voor de interoperabiliteit met systemen en entiteiten van andere Navo-bondgenoten. De Turkse autoriteiten zijn zich hiervan bewust.
Kunt u toelichten op welke wijze deze systemen, als ze eenmaal in gebruik zijn genomen door Turkije, ingezet en onderhouden gaan worden? Gaat Rusland daarbij een rol spelen en zo ja, welke rol en hoe ver reikt de toegang die Rusland krijgt tot de systemen na levering? Gaat Rusland bijvoorbeeld het onderhoud uitvoeren gedurende de levensduur van de systemen? Wat is de positie van de NAVO in dezen?
Zie antwoord vraag 6.
Krijgt Rusland met deze deal toegang tot (zeer) gevoelige en strategische informatie over de (verdedigende en offensieve) capaciteiten van de NAVO, bijvoorbeeld omdat Rusland zeggenschap krijgt over het gebruik/onderhoud van deze systemen en daarmee ook toegang krijgt tot de bredere configuraties en doctrines waarvan deze systemen onderdeel uitmaken binnen de NAVO? Hoe kwetsbaar maakt dat het NAVO-bondgenootschap voor eventuele Russische offensieve handelingen? Kunt u in de toelichting bij uw antwoord specifiek ingaan op cyberdreigingen waarmee deze systemen ongewenst gecompromitteerd (uitgeschakeld of gericht tegen eigen NAVO-toestellen) kunnen worden?
Zie antwoord vraag 6.
Welke regels bestaan er binnen de NAVO over de aanschaf van systemen die niet geproduceerd worden door NAVO-lidstaten en – nog specifieker – die geproduceerd worden door landen waarmee de NAVO een strategische, concurrerende relatie heeft? Begaat Turkije een overtreding van deze regels met de aanschaf van deze systemen? Zo ja, wat zijn de gevolgen daarvan?
De aanschaf van wapensystemen is een soevereine aangelegenheid. Er bestaan geen Navo-regels voor de aanschaf van wapensystemen door de bondgenoten. De Navo kan de aanschaf van een wapensysteem niet tegenhouden.
Wapensystemen van bondgenoten moeten voldoen aan Navo-eisen voordat zij kunnen worden toegepast in Navo netwerken en systemen. Het ligt in de rede dat de aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door Turkije gevolgen heeft voor de interoperabiliteit met systemen en entiteiten van andere Navo-bondgenoten.
Is de aanschaf van deze systemen door Turkije nog tegen te houden door de NAVO? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, hoe gaat de NAVO de eventuele negatieve consequenties ervan zoveel mogelijk beperken? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht dat Google gebruikersgegevens in buitenlandse datacentra moet overhandigen aan de VS |
|
Maarten Hijink , Ronald van Raak |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kunt u, nu u aangeeft antwoorden op eerdere vragen dat het UWV (UItvoerigsorgaan werknemersverzekeringen) een contract heeft met IBM, garanderen dat data van Nederlandse inwoners die bij het UWV bekend zijn niet in handen kunnen komen van de Amerikaanse overheid?1 2
UWV heeft maatregelen genomen om te borgen dat de persoonsgegevens die IBM verwerkt zodanig zijn beveiligd dat wordt voldaan aan de privacyregelgeving. Zo is IBM contractueel verplicht zich te houden aan de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Verder heeft UWV een beveiligingsovereenkomst met IBM gesloten waarbij alle klantspecifieke beveiligingsafspraken tot in detail zijn vastgelegd. Daar waar vereist heeft UWV een European Model Contract gesloten met IBM. In dergelijke modelcontracten (waarvan de tekst is vastgesteld door de Europese Commissie) worden passende waarborgen gegeven voor de bescherming van persoonsgegevens die in lijn zijn met de Europese kaders. Nederland heeft echter geen directe invloed op wetgeving van buiten de EU die de privacyregelgeving zou kunnen doorkruisen. Van een volledige garantie kan dan ook geen sprake zijn (zie ook het antwoord onder 2).
Momenteel loopt een aanbestedingstraject om de datacenterdienstverlening bij UWV opnieuw te verwerven. In de aanbesteding worden uitgebreide, concrete eisen opgenomen over beveiliging. Een beveiligingsovereenkomst gebaseerd op de geldende standaarden vormt onderdeel van de contractset en deze wordt (zoals nu ook bij IBM het geval is) in concrete afspraken uitgewerkt. Ook heeft UWV, op basis van een uitgebreide analyse, waarbij onder meer gebruik is gemaakt van beschikbare rijksbrede kaders, besloten tot het beleggen van de datacenterdiensten binnen de Europese Economische Ruimte. Hiermee borgt UWV dat ook bij een nieuw contract voor datacenterdienstverlening een passend beschermingsniveau van persoonsgegevens en een afdoende algemeen beveiligingsniveau wordt geboden.
Kunt u garanderen dat de persoonsgegevens van Nederlandse burgers, of dat nu via het UWV of een andere overheidsinstantie is, niet in handen kunnen komen van de Amerikaanse overheid? Zo nee, wat gaat u hierop ondernemen?
Nee, die garantie kan ik niet geven. Er bestaat immers een aantal rechtsgrondslagen om persoonsgegevens aan de Amerikaanse overheid te verstrekken. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking op strafrechtelijk gebied, waarbij in het kader van opsporingsonderzoeken gegevens kunnen worden doorgegeven aan de overheden van derde landen, waaronder de Verenigde Staten. Dit kan ook gegevens aangaande Nederlandse burgers betreffen. Deze verstrekking geschiedt in beginsel slechts indien een verdrag met het desbetreffende land daarvoor een adequate grondslag biedt. Toepassing van rechtshulpverdragen tussen Nederland en het desbetreffende land is voor strafrechtelijke samenwerking de meest in aanmerking komende oplossing. Met de Verenigde Staten bestaat een dergelijk verdrag. Ook op andere terreinen, zoals bijvoorbeeld de belastingheffing, bestaan verdragen die voorzien in de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen.
Deelt u de mening dat het opslaan van data op buitenlandse servers de kans vergroot dat deze data in handen komen van buitenlandse overheden, zeker nu Google de gebruikersgegevens moet afstaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u maatregelen nemen om dit onmogelijk te maken?
Indien gegevens op servers in het buitenland staan, is er sprake van een verhoogde kans op bemoeienis van buitenlandse overheden. Vanzelfsprekend vallen gegevens op servers welke in het buitenland zijn geplaatst onder de jurisdictie van het desbetreffende land. De kans is daarbij aanwezig dat deze gegevens, in zijn algemeenheid en met inachtneming van de ter zake geldende wetgeving in dat land, door instanties in dat land kunnen worden opgevraagd.
Ik ben niet van plan extra maatregelen te nemen om het opslaan van data op buitenlandse servers onmogelijk te maken. Van welke dienstverleners gebruik wordt gemaakt is een afweging die binnen de kaders van wet- en regelgeving wordt gemaakt. Voor staatsgeheime data en privacygevoelige data leidt deze afweging tot een andere uitkomst dan voor bijvoorbeeld open data. Overheden die data willen afschermen tegen onbevoegde inzage staan verschillende maatregelen ter beschikking. Het afdwingen van de opslaglocatie is een mogelijke maatregel, maar goede encryptie is bijvoorbeeld ook een optie. De aard van de data en de risico’s die hier verbonden aan zijn, bepalen de mix van deze maatregelen.
Waarop baseert u dat op dit moment volgens u de Nederlandse inwoners voldoende beschermd zijn tegen het meekijken van buitenlandse mogendheden?
Zoals reeds aangegeven in de beantwoording van eerdere Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2149) kan niet worden uitgesloten dat er op dit moment buitenlandse diensten en/of mogendheden zijn die data verzamelen over Nederlandse inwoners. Het kabinet spant zich maximaal in om de Nederlandse bewoners te beschermen tegen het eventueel meekijken van buitenlandse diensten en/of mogendheden. Indien er geconstateerd wordt dat het geval is neemt het kabinet maatregelen.
In zijn brief van 21 juni 2017 (vergaderjaar 2016–2017, Kamerstuk 26 643, nr. 477) bij de aanbieding van het Cybersecuritybeeld Nederland 2017 (CSBN 2017) gaf de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan dat de grootste dreiging in het digitale domein blijft uitgaan van beroepscriminelen en statelijke actoren.
Hoewel overheid, bedrijfsleven, wetenschap en burgers in Nederland veel inspanningen verrichten om de digitale weerbaarheid te vergroten laat het CSBN 2017 ook zien dat het bijhouden van de groeiende kwetsbaarheid van de maatschappij als geheel een grote uitdaging blijft. Het beeld laat zien dat investeren in de toekomst nodig zal blijven voor de digitale weerbaarheid.
De mogelijke uitlevering van Saïd C. |
|
Sadet Karabulut , Michiel van Nispen |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Marokkaanse activist aangehouden na uitleveringsverzoek»?1
Wat is de feitelijke gang van zaken geweest? Waarom is na aanvankelijke weigering nu wel tot aanhouding overgegaan?
Welke garanties zijn er precies gegeven door Marokko en hoe weegt u deze? Is uitgesloten dat de verdachte een eventuele straf in Marokko moet uitzitten? Wordt een eerlijk proces gegarandeerd?
Hoe ziet Nederland erop toe dat de garanties worden nagekomen?
Deelt u de grote zorgen van onder meer Amnesty International over marteling van gevangenen door de Marokkaanse autoriteiten?2
Bij de beoordeling van het uitleveringsverzoek zal alle voorhanden zijnde informatie worden meegewogen. Ik loop daarop niet vooruit.
Heeft Nederland ook de mogelijkheid zelf tot vervolging over te gaan op basis van de verdenking van de genoemde strafbare feiten? Zo ja, waarom wordt daar dan niet voor gekozen?
Nederland heeft rechtsmacht over de feiten die in het uitleveringsverzoek worden genoemd. Wanneer Nederland door een ander land om uitlevering wordt verzocht, is het niet gebruikelijk dat in reactie op het verzoek het OM uit eigen beweging een zelfstandige vervolging start. Het land dat om uitlevering vraagt, doet dat immers met reden. Er loopt in dat land een onderzoek in het kader waarvan bewijs is verzameld en de keuze is gemaakt om tot vervolging over te gaan. In een dergelijk geval is vervolging in de aangezochte staat pas aan de orde wanneer uitlevering niet kan plaatsvinden en het verzoekende land bereid is de strafvervolging over te dragen.
Bent u bereid deze vragen spoedig te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Stoelendans binnen Eilandsraad en BC nog niet voorbij’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Stoelendans binnen Eilandsraad en BC nog niet voorbij»?1
In hoeverre acht u de vele wisselingen in het Bestuurscollege en binnen de eilandsraad wenselijk?
Hoewel de vele wisselingen plaatsvinden binnen de democratische spelregels zijn ze een nadrukkelijk punt van zorg. Ook vanuit de samenleving en het bedrijfsleven op Bonaire worden hierover zorgen geuit.
De vele wisselingen dragen er naar mijn opvatting niet toe bij dat vanuit het Openbaar Lichaam bestendig beleid en uitvoering daarvan tot stand komt. Dienstverlening aan de burgers komt onder druk en de afstand tussen politiek en inwoners wordt mogelijk vergroot. Daarnaast zijn de vele wisselingen ook van betekenis voor de relatie met Nederland. In die relatie en het bereiken van gewenste verbeteringen voor de bevolking van Bonaire is het van belang dat gewerkt kan worden aan het opbouwen van onderling vertrouwen. Vanuit dat vertrouwen ontstaan eerder mogelijkheden om samen met het bestuur van Bonaire stappen vooruit te zetten in het belang van de inwoners van Bonaire. Een en ander heb ik ook uitgedragen tijdens mijn recente bezoek aan Bonaire.
Ten aanzien van de mogelijke invloed van de vele wisselingen op de financiële situatie van het eiland merk ik het volgende op. Het College financieel toezicht
heeft tot taak het adviseren van de openbare lichamen en de Minister van BZK in het kader van het toezicht op de toepassing van de bij de Wet financiën openbare lichamen BES vastgestelde normen ter zake van de voorbereiding, de uitvoering en de verantwoording van de begroting door het openbaar lichaam, alsmede van het toezicht op de verbetering van het financieel beheer, de inrichting en de werking van de administraties en het betalingsverkeer. Tot nu heb ik geen signalen dat de vele wisselingen leiden tot een verslechterde financiële positie van het eiland. Wel staat het openbaar lichaam voor de opgave het financieel beheer te verbeteren.
Waardoor ontstaan de vele wisselingen binnen de Eilandsraad en het Bestuurcollege?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre hebben de vele wisselingen invloed op de relatie met Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre hebben de vele wisselingen invloed op de financiële situatie van het eiland?
Zie antwoord vraag 2.
Is hier nog sprake van goed bestuur?
Zie antwoord vraag 2.
Een in Brunssum opgepakte Syrische terreurverdachte met een verblijfsvergunning |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe is het mogelijk dat een Syrische asielzoeker, die wordt verdacht van betrokkenheid bij een terroristisch misdrijf, een verblijfsvergunning heeft gekregen en dus kennelijk door de screening is gekomen?1
In algemene zin geldt dat alle betrokken organisaties tijdens het gehele asielproces alert zijn op signalen die de nationale veiligheid kunnen raken. Er wordt al geruime tijd geïnvesteerd in de gehele vreemdelingenketen om dergelijke signalen te onderkennen, maar ook toen bijvoorbeeld de screening nog niet was geïnstitutionaliseerd in het asielproces, was de IND alert op signalen die kunnen duiden op een gevaar voor de nationale veiligheid.
Dat alles neemt niet weg dat nooit geheel kan worden uitgesloten dat er ten tijde van een aanvraag geen bijzonderheden zijn of worden geconstateerd die een inwilliging van een verblijfsaanvraag in de weg staan en dat op een later moment alsnog een verdenking ontstaat.
In deze individuele casus is inmiddels gebleken, en ook door het openbaar ministerie naar buiten gebracht, dat deze man ten onrechte in verband is gebracht met een terroristisch misdrijf.
Hoeveel andere asielzoekers die naar Nederland zijn gekomen worden verdacht van betrokkenheid bij terroristische activiteiten? Realiseert u zich dat u de samenleving ernstig in gevaar brengt met het open grenzen-beleid?
Het OM registreert niet op verblijfstatus. Zoals ook in de beantwoording van vraag 1 is aangegeven, geldt in zijn algemeenheid dat partners in de Vreemdelingenketen alert zijn op signalen van jihadisten in de asielinstroom. Zij geven signalen dat een vreemdeling mogelijk een gevaar kan vormen voor de nationale veiligheid altijd door aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie. Deze signalen worden onderzocht en waar nodig worden maatregelen getroffen.
Waarom gaat u willens en wetens door met het importeren van gevaar, wetende dat IS-terroristen met de asielstroom naar Europa komen?
De vraagstelling wekt de indruk dat het praktisch of juridisch mogelijk zou zijn de Nederlandse grenzen hermetisch af te sluiten en zo eenvoudig alle risico’s voor de samenleving weg te nemen. Die indruk is onjuist.
Het kabinet wil bescherming bieden aan mensen die in Nederland asiel vragen en van wie de IND vaststelt dat ze die bescherming ook daadwerkelijk nodig hebben. Veel van de personen die in Nederland bescherming vragen en krijgen zijn juist slachtoffers van IS-barbarisme die daarvoor zijn gevlucht. Dat neemt niet weg dat ik de asielinstroom nauwgezet volg en alert ben op opvallende wijzigingen. In dit verband wil ik tevens wijzen op de vele maatregelen die door dit kabinet, al dan niet in EU-verband zijn genomen, die hebben geleid tot een lagere instroom alsmede op de maatregelen die misbruik van de asielprocedure tegengaan.
Hoewel de Nederlandse overheid alert is op de risico’s en asielzoekers screent, kan ik niet de garantie geven dat de Nederlandse asielprocedure nooit misbruikt kan worden door (potentiële) terroristen.
Bent u bereid (deze) Syrische terrorist(en) na een hopelijk lange straf direct uit te zetten naar het land van herkomst? Zo nee, waarom wilt u de Nederlandse samenleving blijvend met gewelddadige jihadisten opzadelen?
Wanneer een persoon onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een terroristisch misdrijf, of wanneer de AIVD of MIVD een ambtsbericht uitbrengt waarin geconcludeerd wordt dat een persoon een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, beziet de IND of er vreemdelingrechtelijke of nationaliteitsrechtelijke acties ondernomen kunnen worden.
Hierbij kan worden gedacht aan het weigeren, intrekken en/of niet verlengen van een verblijfsvergunning, het opleggen van een inreisverbod en terugkeerbesluit, alsook het ongewenst verklaren van de vreemdeling. Daarnaast kan ook het Nederlanderschap worden geweigerd of ingetrokken.
Wanneer sluit u de grenzen niet voor alle asielzoekers en immigranten uit islamitische landen?
Elke dag.
De verbreding van de A2 tussen Weert en Eindhoven |
|
Erik Ronnes (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u het bericht gelezen «Geen geld voor verbreding snelweg Weert–Eindhoven»1
Ja. Het rapport van Goudappel is meegenomen in de beslissing. Bij spitsmijden wordt gehandeld volgens de brief die ik heb gestuurd als reactie op de moties uit het VAO spitsmijden van 7 juli 2016 (Kamerstuk 29 398 nr. 538).
Heeft u voor het innemen van uw standpunt nog gekeken naar de conclusies uit het onderzoek in het kader Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) inzake de A2 Weert–Eindhoven van 30 november jl. en de door de Kamer aangenomen moties inzake toekomstige spitsmijdenprojecten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de gedachte dat conform de uitspraak van de Kamer het rechtstreeks uitkeren van geld aan automobilisten in ruil voor het mijden van de spits alleen nog zou zijn toegestaan bij spitsmijdenprojecten waarbij sprake is van grote werkzaamheden? Zo ja, welke grote werkzaamheden zijn tussen Weert en Eindhoven aan de orde?
Ja ik deel deze gedachte. De programmaraad van het programma Smartwayz.nl heeft opdracht gegeven voor het uitwerken van een pakket No Regret maatregelen die op relatief korte termijn kunnen worden uitgerold die de problematiek op en om de A2 verlichten. Op dit moment worden verschillende maatregelen uitgewerkt. Indien spitsmijden in de definitieve uitwerking van het MIRT-traject wordt opgenomen zal de door de Kamer gestelde voorwaarden ook voor dit project van toepassing zijn.
Deelt u nog steeds uw standpunt dat de periode waarbij een deelnemer rechtstreeks een beloning uitgekeerd kan krijgen gemaximeerd dient te worden tot drie maanden? Zo ja, op welke wijze wordt daaraan gestalte gegeven bij de A2 tussen Weert en Eindhoven?
Ja dit standpunt deel ik. Deelnemers bij nieuwe spitsmijdenproject worden sinds de Kamermotie (nr. 519) maximaal drie maanden geldelijk beloond. Deze voorwaarde geldt ook voor een eventueel toekomstig spitsmijdenproject op de A2 tussen Weert en Eindhoven.
Deelt u de conclusies van dat MIRT-onderzoek dat «Op de A2 tussen Weert en Eindhoven elke werkdag files staan, dat vooral in de ochtendspits richting Eindhoven sprake is van structurele congestie en dat naast de weggebruikers ook de betrokken gemeenten en provincies hiervan de negatieve gevolgen voor de bereikbaarheid van Zuid-Nederland ondervinden»?
Het afgelopen jaar is het MIRT onderzoek A2 Weert Eindhoven uitgevoerd. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van het Programma SmartwayZ.NL. Het MIRT-onderzoek is in nauwe samenwerking uitgevoerd tussen de betrokken regiopartijen en het rijk. In de Programmaraad SmartwayZ.NL van 14 juni 2017 was dit onderzoek geagendeerd. De Programmaraad bestaat uit vertegenwoordigers van rijk, regionale overheden, marktpartijen en kennisorganisaties. De provincies Brabant, Limburg en enkele gemeenten zijn in de Programmaraad vertegenwoordigd. Het Regionaal Bestuurlijk Overleg, waarin gemeenten langs de A2 Weert-Eindhoven zijn vertegenwoordigd heeft een adviserende functie naar de Programmaraad. Op deze wijze is de regio bij de besluitvorming betrokken.
Uit het onderzoek komt naar voren dat er op werkdagen in de ochtendspits structureel files staan op de A2 in de richting Eindhoven. Op het onderliggend wegennet en in de woonkernen in de omgeving van de A2 is daardoor sprake van sluipverkeer. Het Regionaal Bestuurlijk Overleg heeft op basis hiervan geadviseerd een verkenning te starten. Hoewel uit het onderzoek blijkt dat op de A2 congestie optreedt, blijkt uit de NMCA ook dat er (landelijk en) in de regio Zuid-Nederland grotere mobiliteitsknelpunten zijn dan de A2 tussen Weert en Eindhoven, waarbij op andere trajecten grotere economische verlieskosten optreden. De A2 Weert Eindhoven komt daardoor ondanks optredende files, niet in de top-50 van knelpunten uit de NMCA terecht. De economische verlieskosten kunnen effectiever worden beperkt door elders knelpunten aan te pakken. In de Programmaraad SmartwayZ.nl is daarom afgewogen nu geen verkenning door het rijk te laten starten voor een verdergaand maatregelenpakket op de A2. Aan de hand van de periodieke monitoring van de economische en mobiliteitsontwikkelingen in de regio zal vanuit de doelstellingen van het programma worden bezien waar in de regio de prioriteit gelegd moet gaan worden en welke maatregelen gepast zijn. Wel heeft de programmaraad Smartwayz.nl besloten tot uitvoering van een no regret pakket waarmee de problematiek op en om de A2 wordt verlicht. Hiervoor wordt geld vrij gemaakt.
Om welke redenen heeft u niet gekozen voor de optie van verbreding, die naast de optie van gedragsbeïnvloeding is onderzocht in het kader van het MIRT? Heeft u voor dat besluit draagvlak bij de betrokken gemeenten en provincies? Zijn budgettaire redenen daarbij leidend geweest?
Zie antwoord vraag 5.
Op basis van welke overwegingen, anders dan financiële, zijn een extra rijstrook bij Valkenswaard, het toevoegen van spitsstroken of het verbreden van het complete traject in beide richtingen, nu afgevallen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe is het mogelijk dat tussen Weert en Eindhoven elke dag een file staat, maar dat het bij uw berekeningen niet als knelpunt dat opgelost moet worden wordt gesignaleerd?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het voor Brainport Eindhoven, maar ook voor de logistieke hotspot Venlo, alsmede voor de bereikbaarheid van de Chemelot Campus, de Maastricht Health Campus en de Smart Services Hub in Heerlen, kortom voor een belangrijk deel van de Nederlandse economie, van groot belang is dat rond Eindhoven doorgereden kan worden?
Het programma SmartwayZ.NL is gestart om te zorgen dat de bereikbaarheid van de regio rond Eindhoven op termijn gewaarborgd blijft, juist met het oog op het belang van de economie van deze regio. Daarnaast vormt deze regio een belangrijke schakel in de logistiek tussen Rotterdam en het achterland. Binnen het programma wordt afgewogen welke investeringen het meest bijdragen aan de economische ontwikkelingen van (Zuid) Nederland.
Deelt u de mening dat er door de geografische vorm van Limburg geen alternatief is voor automobilisten en truckers als het op de A2 tussen Weert en Eindhoven vast staat?
De A2 tussen Weert en Eindhoven is in veel gevallen de kortste route door Zuidoost Brabant. Er zijn alternatieve routes, maar daarbij moet wel rekening gehouden worden met een langere reistijd. Een verbreding maakt deze verbinding wel robuuster, maar lost dit probleem bij incidenten niet op.
Wat gaat u ondernemen tegen het overmatige sluipverkeer, als gevolg van de vele files op de A2 tussen Weert en Eindhoven, in veel woonkernen langs de A2, zoals in Leende?
Als onderdeel van het No Regret pakket worden maatregelen tegen sluipverkeer uitgewerkt. De programmaraad Smartwayz.nl heeft hier budget voor beschikbaar gesteld.
Het bericht ‘Hoofd toelatingsorganisatie aangehouden om ambtelijke corruptie’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hoofd toelatingsorganisatie aangehouden om ambtelijke corruptie»?1
Ja.
Kunt u toelichten op welke manier er gesjoemeld is met verblijfsvergunningen en verblijfsvergunningsaanvragen?
Inhoudelijke informatie over deze zaak, anders dan in de pers wordt vermeld, is mij niet bekend.
In hoeverre kan het gevolg van deze fraudezaak zijn dat er Nederlandse paspoorten worden gegeven aan personen die hier geen recht op hebben?
Het enkele feit dat aan personen door de autoriteiten in Curaçao mogelijk op onjuiste gronden een verblijfstitel is verleend, betekent niet dat nu aan deze personen een Nederlands paspoort wordt gegeven. Na het verkrijgen van een verblijfsvergunning kan een vreemdeling in beginsel eerst na 5 jaar legaal verblijf een verzoek tot naturalisatie tot Nederlander indienen. Naast het bezit van een verblijfsvergunning gelden voor de naturalisatie nog andere voorwaarden. Een in Curaçao woonachtige vreemdeling dient zijn naturalisatieverzoek in bij de Gouverneur van Curaçao, die het verzoek doorstuurt aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De beoordeling van het naturalisatieverzoek vindt plaats bij de (Nederlandse) Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Het recht op afgifte van een Nederlands paspoort ontstaat pas na de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit.
In hoeverre wordt Nederland betrokken bij de verdere afhandeling van deze zaak gezien de impact op het land Nederland?
Het strafrechtelijk onderzoek dat nu loopt is een aangelegenheid van het Land Curaçao. Nederland is daarbij niet betrokken.
Een resolutie van het Europees parlement over de bestrijding van antisemitisme |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de resolutie die het Europees parlement op 31 mei jl. over de bestrijding van antisemitisme heeft aangenomen?1
Ja.
Bent u bekend met de werkdefinitie van antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) waar deze resolutie naar verwijst en de oproep aan de EU en haar lidstaten die definitie aan te nemen en toe te passen?2
Ja.
Herinnert u zich het kabinetsstandpunt «dat het van belang is om onderscheid te blijven maken tussen stellingname ten aanzien van Israël en antisemitisme»?3
Ja.
Deelt u de juridische analyse en conclusie van de Britse strafrechtadvocaat Tomlinson dat de werkdefinitie, door haar formulering («Antisemitism is a certain perception of Jews, which may be expressed as hatred toward Jews») en toelichting, «onduidelijk en verwarrend» en juridisch onbruikbaar is? Zo nee, waarom niet?4
De analyse van de heer Tomlinson betreft de toepassing van de IHRA-definitie in het Verenigd Koninkrijk. Definities hebben in verschillende rechtssystemen een verschillende doorwerking. In Nederland is het strafrecht leidend.
Deelt u Tomlinsons conclusie dat overheidsinstellingen de definitie door haar tekortkomingen niet zonder meer kunnen gebruiken en altijd in overeenstemming met hun verplichtingen onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens moeten handelen? Zo nee, waarom niet?
Overheidsinstellingen zijn uiteraard gebonden aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waaronder Artikel 10 (vrijheid van meningsuiting) en Artikel 11 (vrijheid van vergadering). Instellingen mogen de vrijheden die door het EVRM worden beschermd slechts inperken op de daarin genoemde gronden.
Deelt u de zorgen van joodse vredesorganisaties dat de IHRA-definitie de vrijheid van meningsuiting dreigt in te inperken, door de onduidelijkheid die zij creëert over wat wel en niet gezegd kan worden en de vermenging met meningen over de staat Israël, die het gevolg is van deze «voorbeelden van hedendaags antisemitisme» in de toelichting van de IHRA-definitie? Zo nee, waarom niet?5 6
Nee. Uitlatingen over Israël worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid is onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het gebruik van de IHRA-definitie als instrument van en voor de IHRA leidt in Nederland niet tot een andere juridische weging van uitingen die de staat Israël betreffen.
Deelt u Tomlinsons mening dat de gedragingen in deze voorbeelden, indien niet ook sprake zou zijn van haat tegenover joden, geen uitingen zijn van antisemitisme? Zo nee, waarom niet?
De analyse van de heer Tomlinson betreft de toepassing van de IHRA-definitie in het Verenigd Koninkrijk.
Klopt het dat de aanname van de IHRA-definitie door de Britse en Oostenrijkse regering geen juridische gevolgen heeft en overheidsinstellingen niet verplicht zijn de definitie over te nemen?
Ja.
Klopt het dat de Europese Commissie en de EU Agency for Fundamental Rights (FRA) de IHRA-definitie niet formeel hebben aangenomen en niet toepassen?
De Europese Commissie en het Bureau voor de Grondrechten (Fundamental Rights Agency, FRA) hebben de IHRA-definitie inderdaad niet formeel aangenomen. Daartoe zijn zij ook niet bevoegd. Alleen de EU-wetgever kan een definitie aannemen en pas daarna kunnen de Europese Commissie en het FRA deze toepassen.
Kunt u een overzicht geven van de in Nederland reeds beschikbare wetten en regels om uitingen van racisme, waaronder antisemitisme en islamofobie, aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
De Grondwet geeft in artikel 1 een algemeen verbod van discriminatie op grond van onder meer ras en godsdienst. Dit verbod is nader uitgewerkt in de gelijkebehandelingswetgeving en het strafrecht.
Bent u van mening dat deze instrumenten een effectieve bestrijding van racisme waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Deze instrumenten bieden in samenhang met de integrale aanpak van het Nationaal actieprogramma een effectieve bestrijding van racisme.
Deelt u de mening dat de bestrijding van alle vormen van racisme, waaronder antisemitisme en islamofobie, van groot belang is en het noodzakelijk is dat de regering daar veel aandacht aan besteedt? Zo nee, waarom niet?
Ja. Discriminatie is onaanvaardbaar. Het kabinet staat voor een samenleving waarin iedereen gelijke kansen krijgt, en niet afgerekend wordt op vermeende groepskenmerken maar op individuele kwaliteiten. Een samenleving waar iedereen zich veilig voelt om in vrijheid vorm te geven aan de eigen etnische, religieuze, seksuele en culturele identiteit binnen de kaders van de rechtsstaat. Het kabinet zet zich voortdurend in om racisme en discriminatie effectief te bestrijden. Het nationaal actieprogramma tegen discriminatie omvat een samenhangende aanpak om discriminatie te voorkomen en tegen te gaan. Met dit actieprogramma wordt ingezet op bestrijding van alle vormen van discriminatie en een evenwichtige combinatie van generiek en specifiek beleid, gericht op bepaalde groepen.
Deelt u de zorg, die ook door joodse vredesorganisaties is geuit, dat de bestrijding van antisemitisme niet gediend is bij een definitie van antisemitisme die zo onduidelijk, verwarrend en gepolitiseerd is als de IHRA-definitie? Zo nee, waarom niet?
Elke definitie, en dus ook een definitie van antisemitisme, is gebaat bij duidelijkheid. Voor doorwerking van de definitie in Nederland verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen 4 en 6.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en de antwoorden zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer aanbieden?
Ja.
Het bericht ‘CAft adviseert opnieuw algehele verplichtingen- en vacaturestop.’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht: « CAft adviseert opnieuw algehele verplichtingen- en vacaturestop?»1
Ja.
In hoeverre bent u het eens met het advies van het College Aruba financieel toezicht (CAft) om nu al een algehele verplichtingen- en vacaturestop af te kondigen?
Het CAft geeft onder andere met de vacature- en verplichtingenstop voorbeelden van maatregelen die de regering van Aruba kan nemen om aan de tekortnorm van 0,5% bbp ultimo 2017 te voldoen. De regering van Aruba bepaalt uiteindelijk zelf welke maatregelen zij neemt. Het CAft zal later in het jaar toetsen of de getroffen maatregelen voldoende zijn.
Ik ga ervan uit dat de regering van Aruba tijdig en voldoende maatregelen neemt om aan het einde van het jaar de afgesproken tekortnorm te behalen.
In hoeverre vindt u het wenselijk dat het land Aruba zich niet kan vinden in het advies van het Collega Aruba financieel toezicht?
Zie antwoord op vraag 2.
In hoeverre kunnen de opbrengsten van de winstbelasting die vanaf mei zichtbaar zijn de tekortnorm zodanig drukken dat ingrijpen in het personeelsbeleid van Aruba niet nodig zou zijn?
Zie antwoord op vraag 2.
Waarom is het ambtenarenapparaat van Aruba gestegen met 18 FTE’s?
Ik heb geen zicht op de inhoudelijke afwegingen die ten grondslag liggen aan het dynamische proces van het personeelsbeleid waar Minister Bermudez in het artikel naar verwijst. Het is aan de regering van Aruba om binnen de geldende normen de juiste beleidsmatige en financiële keuzes te maken.
Tot welke consequenties leidt wat u betreft het niet meewerken van Aruba aan de adviezen van het College Aruba financieel toezicht?
Het overnemen van de adviezen van het CAft is aan de regering van Aruba. Conform de landsverordening kan het CAft bij het niet voldoen aan de normen uit de LAft – als ultimum remedium – de Rijksministerraad adviseren tot het geven van een aanwijzing aan Aruba, indien daarvoor voldoende aanleiding bestaat. Ik heb evenwel geen reden aan te nemen dat de regering van Aruba zich niet ten volle rekenschap geeft van de adviezen van het College.
Het bericht dat NS een miljoenenboete moet betalen |
|
Cem Laçin |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kunt u inzichtelijk maken welke uitvoerings- en administratieve kosten er gemoeid zijn met het onderzoek door de Staat naar fraude bij een bedrijf in handen van de Staat en de verrekening van de boete op de winstuitkering aan de Staat? Zo nee, waarom niet?1
ACM heeft het onderzoek vanuit haar verantwoordelijkheid als zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) uitgevoerd. Een ZBO valt niet onder direct gezag van een Minister. Ik heb geen inzicht in de uitvoerings- en administratieve kosten van ACM rond specifieke onderzoeken.
Het dividend van NS aan de staat is gebaseerd op een percentage (pay out ratio) van de netto winst, waarvoor de afgelopen jaren 35% is gehanteerd. De boete van ACM zorgt voor een even zo grote verlaging van de winst en daarmee zonder nadere afspraken met NS ook voor een verlaging van de dividenduitkering, te weten 35% van het boetebedrag.
Worden de boete en de kosten in rekening gebracht van, of meegenomen in het strafrechtelijk proces tegen, de verantwoordelijk bestuurders? Zo ja, kunt u inzichtelijk maken wie welk deel betaalt? Zo nee, waarom niet?
De boete van ACM betreft een bestuurlijke boete op grond van een overtreding van artikel 24 van de Mededingingswet en artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en staat los van het strafrechtelijke proces. Deze boete is opgelegd aan de onderneming NS. Het strafrechtelijk proces valt onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Acht u de ontstane situatie rondom de aanbesteding in Limburg als een teken dat aanbestedingen en marktwerking in het openbaar vervoer eigenlijk niet mogelijk zijn? Zo ja, welke stappen gaat u nemen of heeft u genomen? Zo nee, waar ligt volgens u dan de oorzaak van dit frauduleus handelen?
Bij de aanbesteding in Limburg is veel misgegaan doordat de Governance, Risk & Compliance organisatie binnen NS onvoldoende op orde was en de integriteitscultuur op onderdelen zwak was. In reactie hierop zijn sinds 2015 door NS diverse stappen gezet om herhaling van de in 2015 vastgestelde onregelmatigheden te voorkomen. Binnenkort informeer ik u nader over de stand van zaken van de maatregelen die NS heeft getroffen. 2
Tevens zijn de regels voor het aanbieden van diensten en dienstvoorzieningen door de implementatie van herschikkingsrichtlijn in 2015 in Nederlandse wetgeving aangescherpt. ACM moet nu vooraf goedkeuring verlenen aan de hoogte van de kosten die NS in rekening wil brengen aan andere vervoerders voor het gebruik van bepaalde diensten en voorzieningen (bijvoorbeeld het gebruik van wachtruimtes voor medewerkers) en aan de voorwaarden voor toegang tot de diensten en voorzieningen, die transparant en non-discriminatoir moeten zijn.
Terugkerende jihadisten naar Zweden die een nieuwe identiteit krijgen |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Zweedse autoriteiten sommige terugkerende jihadisten uit Syrië/Irak een nieuwe identiteit geven en dat de lokale autoriteiten niet op de hoogte zijn waar zij leven?1
Ja.
Is het bij u bekend hoeveel Zweedse jihadisten een nieuwe identiteit gekregen hebben?
Uit navraag bij de Zweedse autoriteiten blijkt dat deze berichtgeving onjuist is. Zie ook de antwoorden op de vragen van de leden De Roon, De Graaf en Wilders (PVV) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2535).
Staan deze jihadisten gesignaleerd in de Europese systemen?
Uit navraag bij de Zweedse autoriteiten blijkt dat deze berichtgeving onjuist is.
Welke landen in de EU geven aan jihadisten een nieuwe identiteit?
Van geen van de landen in de EU is bekend dat zij beleid voeren om jihadisten een nieuwe identiteit te geven om zo te kunnen re-integreren in de maatschappij na terugkeer.
Hoe beoordeelt u het beleid van een land in de EU en in de Schengenzone, waar je dus zonder belemmering naar toe kan reizen, om een aantal jihadisten een nieuwe identiteit te geven en zo een tweede kans te geven, inclusief de mogelijkheid om door de hele EU te reizen?
Van geen van de landen in de EU is bekend dat zij beleid voeren om jihadisten een nieuwe identiteit te geven om zo te kunnen re-integreren in de maatschappij na terugkeer.
Levert deze aanpak een gevaar op voor andere EU landen?
Deelt u de mening dat hier grote risico's aan verbonden zijn en bent u bereid dit in de EU aan te kaarten?
Uit navraag bij de Zweedse autoriteiten blijkt dat deze berichtgeving onjuist is.
Kunt u deze vragen een voor een en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja