Het bericht 'Energy union or deindustrialisation' |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Energy Union or Energy union or deindustrialisation»?1
Ja.
Herinnert u zich de artikelen «Fabrieken worden stilgelegd door energieprijzen en dat gaan we merken»2 en «Europese metaalbedrijven vrezen permanente sluiting van fabrieken»?3
Ja.
Erkent u dat de hogere energieprijzen in Europa in vergelijking tot andere landen, namelijk negen keer hoger in Augustus ten opzichte van de prijzen in de Verenigde Staten de-industrialisatie van Europa in gang zet?
Ik erken dat de hoge energieprijzen in Europa reden zijn tot zorg, en dat deze hoge prijzen de concurrentiepositie van delen van de (energie-intensieve) industrie onder druk zet. Deze zorg leeft ook bij mijn collega’s elders in Europa.
Ik ben dan ook in direct contact met een aantal van de grote bedrijven die onder de hoge energieprijzen lijden. In augustus waren de energieprijzen inderdaad significant hoger dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Gelukkig is sindsdien de gasprijs in Europa met 70% gedaald. Dit biedt echter geenszins zekerheid op de lange termijn. Zoals toegezegd in het Commissiedebat Bedrijfslevenbeleid van 19 oktober jl., zal ik uw Kamer voor het einde van het jaar informeren over de impact van de gestegen energieprijzen op de industrie en de wijze waarop het kabinet hierin zal gaan acteren.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is de strategische en groene industrie binnen Europa voor te toekomst te behouden? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel deze mening. Zoals ook aangegeven in mijn industriebrief van deze zomer en de brief over de verduurzaming van de industrie hecht het kabinet eraan om een strategische en groene industrie binnen Europa te behouden. Dit voorkomt dat CO2-emissies simpelweg worden verplaatst, vermindert onze afhankelijkheid van derde landen voor belangrijke goederen en zorgt voor een diverse en daarmee veerkrachtigere economie.
Deelt u de mening dat de huidige eisen en doelen [omtrent energiebesparing, staatssteun, afroming van winsten en maximale vulgraden] die door de Europese Unie gesteld zijn, maar ingevuld en uitgevoerd worden door de landen zelf waarbij er grote verschillen ontstaan door budgettaire capaciteit tussen landen, kan leiden tot een ongelijk speelveld en daarmee instabiliteit van de interne markt? Zo nee, waarom niet?
De plannen van de EU op dit gebied houden al rekening met het verschil in welvaart en budgettaire ruimte tussen lidstaten. De middelen uit de Green Deal, het RepowerEU programma en de Recovery and Resilience Facility komen in het bijzonder aan de minder kapitaalkrachtige lidstaten ten goede en minder aan lidstaten zoals Nederland. Ook gezamenlijke inkoop is een maatregel die de effecten van ongelijke marktmacht tussen lidstaten tegengaat. Er zijn dus al waarborgen getroffen voor het bevorderen van een gelijk speelveld.
Deelt u de mening dat de ontwikkeling van een Europees afschakelplan ervoor kan zorgen dat de cruciale sectoren kunnen blijven draaien? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Als ook aangegeven in de Kamerbrief van 9 september inzake de voortgang van het BH-G (Kamerstuk 29 023, nr. 342) wordt de afschakelstrategie in nauw overleg met de belangrijke handelspartners België en Duitsland vormgegeven. De komende periode zal een nadere analyse van grensoverschrijdende keteneffecten van deze landen worden gemaakt en met deze landen worden besproken. Indien nodig zal de afschakelstrategie daarop worden aangepast.
Deelt u de mening dat de ontwikkeling van een Europese Energie Unie noodzakelijk is om te zorgen dat de-industrialisatie wordt voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt deze mening deels. In reactie op de huidige energiecrisis en de stijging van energieprijzen in de EU worden zowel in EU-verband als op nationaal niveau veel maatregelen genomen om de gevolgen van de stijgende energiekosten voor burgers en bedrijven te verzachten en ook om de oorzaken van de gestegen energieprijzen aan te pakken. Samenwerking op Europees niveau is dan ook zeer belangrijk. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Deelt u de resultaten van het onderzoek van het University College Dublin dat een Europese Energie Unie – waarbij de energie- en gasprijs op Europees niveau worden losgekoppeld, er gezamenlijk ingekocht wordt en het pan-Europese supergrid wordt afgemaakt, energieprijzen binnen de Europese Unie met 32% dalen?4 Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek – waaraan de VOLT-fractie refereert – gaat niet in op een Europese Energie Unie maar betreft een studie naar de voordelen van een mogelijk pan-Europees «super grid». Een conclusie van dit onderzoek is dat de energiekosten met 32% zouden kunnen dalen als gevolg van verdere versterking van de pan-Europese transmissienetwerken. Het klopt dat uitbreiding en versterking van Europese transmissienetten een belangrijke voorwaarde is voor het slagen van de energietransitie. De resultaten van dit onderzoek vloeien voort uit van een groot aantal aannames. Dit maakt het moeilijk te beoordelen hoe reëel dit cijfer is.
Deelt u de mening dat een Europese Energie Unie het opbouwen van strategische reserves makkelijker maakt omdat landen niet meer met elkaar concurreren? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik niet. Ten eerste kan een gezamenlijke gasinkoop bijdragen aan het makkelijker opbouwen van strategische reserves. Dit kan echter ook zonder een Europese Energie Unie, zoals de VOLT-fractie deze voor zich ziet. Voorts kan een gezamenlijke Europese Energie Unie uiteindelijk bijdragen aan lagere kosten die de burgers betalen voor energie. Vandaag de dag vormen ook moeilijk te beheersen externe factoren een belangrijke oorzaak van hogere energieprijzen. Voor een weerbaar Europees energiesysteem is de Europese Energie Unie geen doel op zich. Het gaat er wat mij betreft dan vooral om dat de EU als geheel niet alleen een geïntegreerd energiesysteem heeft, maar ook in staat is deze te voeden met overwegend hernieuwbare energie van eigen bodem. Dát maakt weerbaarder voor schokken van buitenaf.
Deelt u de mening dat een gezamenlijke Europese Energie Unie de kosten die de burgers betaalt voor energie verlaagt en het Europese energiesysteem weerbaarder maakt voor schokken van buitenaf? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Wat is de positie van Nederland ten aanzien van de verschillende aspecten van een Europese Energie Unie zoals hierboven benoemd en ten aanzien van een Europese Energie Unie als geheel? Bent u bereidt om u in Europees verband hard te maken voor de totstandkoming van een Europese Energie Unie?
Zie antwoord vraag 9.
Mensen die afgesloten worden van energie en het beleid om dit te voorkomen |
|
Renske Leijten , Lilian Marijnissen |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kunt u een overzicht geven van hoeveel mensen zijn afgesloten van gas en/of elektriciteit sinds de uitspraken van het kabinet dat er deze winter niemand zou worden afgesloten?1
Netbeheer Nederland heeft aangegeven dat er in de maand september 2022 voor kleinverbruikers 198 afsluitingen voor elektriciteit en 199 voor gas hebben plaatsgevonden. Deze cijfers bieden echter geen inzicht in het aantal mensen dat sindsdien is afgesloten van gas en/of elektriciteit.
Netbeheerders hebben alleen inzicht in de aantallen «einde leveringssignalen» die zij vanuit leveranciers ontvangen en de aantallen afsluitingen (door netbeheerders). Deze aantallen zijn exclusief de aantallen afsluitingen die de netbeheerder zelf initieert vanwege fraude, diefstal en veiligheid. Daarmee valt niet te zeggen of de resterende aantallen afsluitingen allemaal wegens wanbetaling plaatsvinden. De netbeheerder heeft geen inzicht in de reden voor het eindeleveringssignaal dat zij ontvangen van de leverancier. Er kunnen ook andere redenen zijn, zoals het aardgasloos maken van een woning. De aantallen betreffen aansluitingen voor alle kleinverbruikers, inclusief klein zakelijke afnemers zoals MKB-bedrijven.
De cijfers voor september verschillen tot nog toe nog niet wezenlijk van het gemiddelde van voorgaande jaren. Desalniettemin vind ik het van belang om in nauw contact te blijven om te ontwikkelingen te volgen en de regels ter bescherming van de consument te verruimen, zoals eerder aan uw Kamer gemeld.
Hoe verklaart u dat er bij de SP signalen binnenkomen van mensen die worden afgesloten dan wel dreigementen van afsluitingen, vanwege het niet kunnen betalen van het termijnbedrag, ondanks de aangenomen motie-Hermans/Marijnissen en de belofte van dit kabinet dat dit niet zou gebeuren deze winter? (Kamerstuk 36 200, nr. 19; Kamerstuk 36 200, nr. 77.)
Hoewel ik individuele signalen niet kan beoordelen, bevestigen die wat mij betreft de noodzaak om de bescherming deze winter te versterken en daarmee invulling te geven aan het verzoek van uw Kamer. De verruimde bescherming voor deze winterperiode is op 26 oktober ingegaan met de wijziging van de Regeling afsluitbeleid kleinverbruikers elektriciteit en gas en de Warmteregeling. Aan de wijziging van deze ministeriele regelingen is aan de meest betrokken partijen ook de gelegenheid geboden om hun reactie op de voorgestelde wijziging te geven. Daarmee is deze wijziging met de nodige spoed en zorgvuldigheid zo goed en zo snel mogelijk ingevoerd. De regeling verplicht leveranciers om voor afnemers die eerder zijn afgesloten op hun verzoek een passende betalingsregeling aan te bieden zodat zij weer her-aangesloten kunnen worden.
Heeft u of toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) signalen van afsluitingen ook ontvangen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 sta ik in nauw contact met de netbeheerders om inzicht in het aantal signalen te houden. Het is aan de ACM om toezicht te houden op de naleving van de voorschriften uit de Regeling afsluitbeleid kleinverbruikers elektriciteit en gas en de Warmteregeling. De ACM kan als onafhankelijke toezichthouder op basis van de signalen die zij hierover ontvangt gericht informatie opvragen bij leveranciers en onderzoek uitvoeren. Naast de ACM spelen de Geschillencommissie Energie en de civiele rechter een belangrijke rol. De ACM beboet de overtredingen van leveranciers. Individuele procedures van klanten lopen via de Geschillencommissie Energie of de rechter.
Erkent u dat deze afsluitingen vanwege het niet kunnen betalen van het termijnbedrag ingaat tegen de motie-Hermans/Marijnissen en het geformuleerde beleid?
Uiteraard is de inzet van de aangescherpte regeling om afsluiten deze winter te voorkomen. Daartoe wordt een verdergaande inspanning verplicht gesteld om in contact te treden met de afnemer en dat er in zulke gevallen er een passende betalingsregeling wordt aangeboden door de leverancier aan de afnemer. Er kan niet worden afgesloten als er contact is tussen leverancier en kleinverbruiker over het voorkomen en beëindigen van de betalingsproblemen. ACM ziet toe op de naleving van de regeling. Ik zal de ACM vragen om mij hier actief over te informeren.
Op welke wijze is de norm het «moedwillig weigeren van iedere vorm van contact waardoor de totstandkoming van een redelijke betalingsregeling onmogelijk is» voldoende om te voorkomen dat energieleveranciers mensen te snel afsluiten? Waarom is deze norm in de brief terecht gekomen, terwijl de motie-Hermans/Marijnissen veel strikter is?
De bewijslast voor het leggen van contact en het aanbieden van een redelijke en passende betalingsregeling komen in de aangescherpte regeling bij de leverancier te liggen (zie antwoord op vraag 6). Alleen als de leverancier zich tot het uiterste heeft ingespannen om in contact te treden met de klant teneinde een betalingsregeling aan te bieden, maar dit op geen enkele wijze mogelijk blijkt, behoudt de leverancier nog het recht om af te sluiten. Hiermee wordt invulling gegeven aan het verzoek in de motie om deze winter enkel afsluiting toe te staan bij aantoonbaar misbruik, fraude of veiligheidsrisico's.
Welke concrete stappen moeten leveranciers verplicht zetten om afsluitingen te voorkomen? Hoe ziet het toezicht hierop eruit? Is dat naar uw mening sluitend genoeg?
Naast de stappen die de leverancier op grond van de bestaande regeling al moet zetten voordat er tot afsluiting over gegaan mag worden wordt met de voorgestelde wijziging van de regeling de leverancier ten eerste verplicht om ten minste driemaal een schriftelijke herinnering te sturen met een tussentijdse periode van 14 dagen en daarbij te wijzen op de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen. De leverancier moet zich daarnaast tot het uiterste inspannen om, zo nodig herhaaldelijk en via diverse communicatiekanalen, in persoonlijk contact te treden met de kleinverbruiker. Daarbij moet de leverancier een redelijke en passende betalingsregeling aanbieden waarbij niet verplicht mag worden om de opgelopen betalingsachterstand volledig in te lossen vóór 1 april 2023. Onderdeel van het contact is dat de energieleverancier de mogelijkheden voor financiële ondersteuning bij verschillende instanties onder de aandacht brengt, waaronder een beroep op financiële hulp via bijvoorbeeld Geldfit of andere (overheids)instanties. Zo lang er sprake is van dergelijk contact wordt er niet afgesloten. Ook blijft de bestaande bescherming voor de kwetsbare consument gelden. De bestaande bescherming die nu al het gehele jaar geldt bij ernstige gezondheidsrisico’s of wanneer de (klein)verbruiker een aanvraag tot schuldhulpverlening heeft ingediend blijft onverkort van kracht.
Bent u bereid een meldplicht in te stellen voor leveranciers om afsluitingen te melden inclusief de reden van afsluiting, ten einde toezicht mogelijk te maken? Zo neen, waarom niet?
Voor het toezicht op deze regelgeving is het naar verwachting niet nodig om een dergelijke meldplicht voor leveranciers in te stellen. Hiervoor ontbreekt bovendien een wettelijke grondslag. In de huidige vorm van toezicht kan de ACM wel gericht een informatieverzoek indienen, waar de leverancier verplicht is om gehoor aan te geven. Ook de ontvangst van klachten geeft aanleiding voor de ACM om op te treden. Ik verwacht van zowel de leveranciers als de ACM dat zij zich maximaal inspannen deze winterperiode. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Waarom is gekozen om de extra maatregelen ter voorkoming van het afsluiten maar tot 1 april 2023 te laten gelden, in tegenstelling tot het prijsplafond wat voor heel 2023 is? Bent u bereid deze extra maatregelen geheel 2023 te laten gelden?
Er is gekozen om aan te sluiten bij de bestaande periode waarin de verzwaarde bescherming tegen afsluiten geldt. Het is gewenst om te voorkomen dat in deze uitzonderlijke omstandigheden (klein)verbruikers deze winter worden afgesloten van hun energievoorziening door tijdelijke betalingsproblemen. De verwachting van dit kabinet is dat de diverse kabinetsmaatregelen aangekondigd op Prinsjesdag door de Minister van Financiën gericht op de koopkracht en het prijsplafond in de loop van de winter hun effect gaan krijgen (Kamerstuk 36 200, nr. 1). Op dit moment zie ik daarom niet de noodzaak deze maatregel voor geheel 2023 in te voeren.
Heeft het Ministerie contact gehad met de ACM om, in lijn met het beleid van het prijsplafond, te voorkomen dat huishoudens worden afgesloten?
Ja, ik sta in nauw contact met ACM en de maatregelen zijn in samenhang bedoeld om afsluitingen te voorkomen. De ACM heeft ook zoals gebruikelijk een Uitvoering en Handhavingstoets (UHT) uitgevoerd die gelijktijdig met de regeling wordt gepubliceerd. Zie ook de antwoorden op vragen 4 en 6.
Heeft u iets gedaan voor de mensen die zijn afgesloten vóór de uitspraken van het kabinet over huisafsluitingen en de aangenomen motie-Hermans/Marijnissen? Zo nee, bent u bereid om dit te doen?
Ja, de regeling bevat ook een uitbreiding van de plicht tot heraansluiting van kleinverbruikers die al eerder de rekening niet konden betalen en om die reden op het moment van inwerkingtreding van de wijziging van deze regeling reeds zijn afgesloten. Gelet op het doel van de regeling is er geen rechtvaardiging om onderscheid te maken naar het moment waarop de betalingsproblemen zijn ontstaan. Hiervoor is in de concept regeling opgenomen dat de leverancier of netbeheerder aan de kleinverbruiker die wegens wanbetaling is afgesloten, op diens verzoek, een aanbod moet doen tot het treffen van een betalingsregeling en de levering en het transport moet hervatten indien de kleinverbruiker met hem in contact treedt over dit aanbod.
Erkent u dat energie een levensbehoefte is en dat de regering er zorg voor moet dragen dat iedereen hier toegang toe heeft?
Ja, de regeling heeft als doel consumenten daarom te beschermen en de toegang tot deze eerste levensbehoeften met zoveel mogelijk waarborgen te omkleden.
Deelt u de mening dat de huidige marktomstandigheden getuigen van een «abnormale» situatie, en dat daarom ruimhartig gekeken moet worden naar het voorkomen van het afsluiten van huishoudens?
Ja. Daarom neemt het kabinet ook naast het verruimen van de bescherming tegen afsluiten ook in parallel vergaande maatregelen om de koopkracht te versterken, stelt het kabinet een prijsplafond in als directe compensatie voor de stijgende energieprijzen en wordt gekeken naar aanvullende ondersteuning, bijvoorbeeld op het gebied van schuldhulpverlening en energiebesparing. Deze maatregelen zijn complementair aan elkaar. In aanvulling op deze maatregelen wordt de bescherming binnen de afsluitregeling verruimd om te voorkomen dat in deze uitzonderlijke omstandigheden (klein)verbruikers deze winter worden afgesloten van hun energievoorziening door tijdelijke betalingsproblemen.
Het bericht 'Chronisch zieken hebben weinig baat bij het prijsplafond: ‘Het voelt als een oneerlijke strijd’' |
|
Alexander Kops (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Chronisch zieken hebben weinig baat bij het prijsplafond: «Het voelt als een oneerlijke strijd»»?1
Het is schrijnend om te lezen hoe deze mevrouw met een spierziekte wordt geraakt door de energiecrisis en dat de hoge energiekosten haar terughoudend maken om de hulpmiddelen te gebruiken die zij nodig heeft voor haar dagelijks functioneren. Chronisch zieke mensen hebben het in deze tijd extra moeilijk. Steunmaatregelen zoals het prijsplafond stellen wij juist voor onze kwetsbare huishoudens, waaronder ook chronisch zieken.
Bent u bereid tot een extra compensatie zoals bijvoorbeeld een hoger prijsplafond voor de (werkende) chronisch zieken en mensen met een levenslange beperking die door hun aandoening een zeer hoog energieverbruik hebben? Zo nee, waarom niet?
Na een eerder pleidooi van uw Kamer om ruimhartiger te compenseren, is het prijsplafond door het kabinet opgehoogd van 2400 kwh naar 2900 kwh. De genoemde groep is een goed voorbeeld waarom dit kabinet ervoor kiest om het prijsplafond op te hogen. We doen dit met het oog op onze meest kwetsbaren. Ook de genoemde groep zal van de verruiming profiteren. Helaas is het binnen de systematiek van een prijsplafond niet mogelijk om verder te differentiëren op specifiek energieverbruik dat bijvoorbeeld gerelateerd is aan hulpmiddelengebruik of hoge stookkosten gerelateerd aan een aandoening.
Vindt u het acceptabel dat mensen met bijvoorbeeld een spierziekte of mensen die door hun levenslange beperking altijd stil zitten en het daardoor snel koud krijgen, de verwarming uit moeten zetten omdat zij bang zijn voor hoge kosten en daardoor stramme en stijve spieren krijgen en het koud hebben? Zo nee, wat gaat u voor hen doen?
Met de maatregelen die we op korte termijn treffen zoals het prijsplafond, proberen we juist onze kwetsbare medeburgers tegemoet te komen die moeite hebben met het betalen van de hogere energierekening. We willen daarmee helpen voorkomen dat men de verwarming met het oog op de kosten lager hoeft te zetten, zeker bij mensen van wie de medische situatie vraagt om een warm binnenklimaat.
Daarnaast zijn er gemeenten die voor deze doelgroep in specifieke gevallen een deel van de energiekosten vergoeden vanuit de Bijzondere Bijstand. Dit is afhankelijk van de persoonlijke situatie en daarbij wordt maatwerk geleverd.
Ook zijn er initiatieven van gemeenten en woningcorporaties om slecht geïsoleerde huizen versneld te verduurzamen. Juist deze tijd laat het belang zien van goede duurzame huisvesting voor onze minima en chronisch zieken. Woningaanpassingen en verduurzaming passen daarbij.
Kunt u aangeven op welke elektrische apparaten u vindt dat energie bespaard kan worden: de elektrische rolstoel, de elektrische tillift, de elektrische deuren, het elektrische hooglaagbed, de elektrische uitzuigapparatuur, de elektrische omgevingsbesturing, de elektrische hoestmachine of wellicht de elektrische beademing? Zo nee, begrijpt u dat deze elektrische apparaten van levensbelang zijn, zorgen voor zelfstandigheid en zelfs zorgmedewerkers uitsparen?
De genoemde elektrische apparaten zorgen ervoor dat iemand met een chronische ziekte deel kan nemen aan onze maatschappij en in het dagelijks functioneren zoveel als mogelijk wordt ondersteund. De lijst van elektrische apparaten die er -gelukkig- bestaan voor diverse doelgroepen is nog veel langer. Ik verwijs u mede naar de antwoorden op vraag 5 en 6.
Kunt u aangeven hoe hoog de energierekening wordt voor iemand met een levenslange beperking en een energieverbruik van meer dan 6.000 kilowattuur per jaar met en zonder het prijsplafond?
Ik verwijs u ook naar eerdere antwoorden van de Minister van EZK op Kamervragen2 waarin meerdere doorrekeningen gemaakt zijn van het huidige prijsplafond in specifieke gevallen. Als antwoord op uw vraag 5 en 6 zal de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het Parlement informeren over de motie van het Kamerlid Van der Plas c.s. met betrekking tot energiecompensatie voor hogere energiekosten vanwege medische oorzaak. Er is nu geen aparte aanspraak geregeld voor energiekosten vanwege medische oorzaak. Daarom richt een deel van de reeds genomen maatregelen zich primair op de meest kwetsbare huishoudens, zoals het verhogen van de zorg- en huurtoeslag, het verlengen van de energietoeslag van € 1.300 en het verhogen van de bijzondere bijstand. Daarnaast kunnen mensen die in betalingsproblemen komen zich melden bij hun gemeente om bijzondere bijstand aan te vragen. Ook heeft het kabinet besloten om in november en december bij alle gebruikers 190 euro in mindering te brengen op de energierekening. Verder is vanuit de Zorgverzekeringswet geregeld dat patiënten voor chronische thuisbeademing, zuurstofapparatuur en thuisdialyse hun stroomkosten rechtstreeks bij de zorgverzekeraar kunnen declareren.
Kunt u aangeven hoe deze chronisch zieken en mensen met een levenslange beperking die werken en niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand deze hoge energierekening moeten gaan betalen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid deze vragen voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te beantwoorden?
Ja
45.000 Brabantse huishoudens die buiten het prijsplafond vallen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over 45.000 Brabantse huishoudens die buiten prijsplafond vallen?1
Ja.
Deelt u onze zorgen over het feit dat 45.000 Brabantse huishoudens deze winter mogelijk de hoofdprijs voor energie moeten betalen, omdat de kans bestaat dat flats met blokverwarming, studentenhuizen en woongroepen buiten de afspraken voor het prijsplafond vallen?
Ja, ik deel deze zorg en daarom heb ik in mijn brief aan uw Kamer van 4 oktober 2022 aangegeven dat ik mij tot het uiterste inspan om met een passende oplossing te komen voor uitzonderingsgevallen welke geen of slechts in beperkte mate gebruik kunnen maken van het tijdelijke prijsplafond. Daarbij plaats ik wel de kanttekening dat het door de enorme tijdsdruk niet mogelijk is om aan de voorkant te garanderen dat dit op korte termijn voor iedereen gaat lukken. De opgave is groot en zeer complex, terwijl er weinig tijd resteert om alles per 1 januari klaar te hebben staan.
Bent u bekend met het feit dat dit tot tot huisuitzettingen kan leiden?
Ja.
Heeft u de bereidheid om voor de groep van 45.000 Brabantse huishoudens een oplossing te zoeken? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zoals in mijn antwoord op vraag 2 benoemd ben ik hard op zoek om een oplossing te vinden waarmee ook de groep huishoudens met blokverwarming, zoals deze groep Brabantse huishoudens, tegemoet gekomen wordt met het oog op de hoge energieprijzen. Daarbij werk ik samen met RVO.nl, de Belastingdienst en de energieleveranciers om voor zo veel mogelijk huishoudens een geschikte toepassing van het prijsplafond uit te werken.
Het prijsplafond voor energie en verwarming met propaan |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u ermee bekend dat er duizenden huishoudens en bedrijven zijn die verwarmen door middel van propaan?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat ook zij te maken hebben met prijsstijgingen?
Ook propaan kan onderhevig zijn aan prijsstijgingen. Wel is er sprake van een andere markt.
Klopt het dat huishoudens en bedrijven die verwarmen met propaan niet vallen onder het prijsplafond?
Ja, het prijsplafond zal gaan gelden voor alle kleinverbruikers die aardgas, elektriciteit en/of warmte gebruiken. De regeling geldt dus niet voor propaan.
Indien ja, vindt u dit rechtvaardig?
Nee, ik ben niet van plan om een aparte regeling voor huishoudens en bedrijven die verwarmen met propaan op te stellen. Met het prijsplafond beoogt het kabinet namelijk in een zeer kort tijdsbestek verlichting te bieden op de energierekening voor huishoudens en andere kleinverbruikers. De uitvoerbaarheid van het prijsplafond op korte termijn is daarom bij veel van de gemaakte keuzes leidend en dit betekent dat de ruimte voor maatwerk beperkt is. Doordat een relatief klein deel van de huishoudens gebruik maakt van propaangas en het kabinet weinig zicht heeft op het verbruik en de kosten hiervan, is het realiseren van een aanvullende regeling voor gebruikers van propaan niet haalbaar. Deze huishoudens zullen voor hun elektriciteitsverbruik onder het tijdelijke prijsplafond vallen in 2023 en ook de korting van 190 euro per maand ontvangen in november en december ter overbrugging van de periode dat het prijsplafond nog niet in werking is getreden. Wat een regeling voor huishoudens of bedrijven die gebruikmaken van propaan zou kosten, is daarom ook niet te zeggen aangezien dit afhangt van de vormgeving van een dergelijke regeling.
Bent u van plan om hiervoor met een aparte regeling te komen om ook huishoudens en bedrijven die verwarmen met propaan een extra tegemoetkoming te bieden?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven of bedrijven die gebruik maken van propaan kunnen worden meegenomen in de TEK-regeling, welke is gebaseerd op energieverbruik en omzet van een bedrijf?
Met de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) wil het kabinet op korte termijn het energie-intensieve mkb ondersteunen bij de hoge energiekosten. De regeling is ontworpen voor mkb-bedrijven die voldoen aan de Europese mkb-definitie, ingeschreven staan bij het Handelsregister, jaarlijks ten minste 5.000 m3 gas of 50.000 kWh elektriciteit verbruiken en energie-intensief zijn (waarbij minimaal 12,5 procent van de omzet uit energiekosten bestaat). Propaan maakt geen onderdeel uit van de TEK-regeling, omdat het op korte termijn niet mogelijk is hiervoor maatwerk te bieden en uitvoering aan te geven. Zo verschillen aardgas en propaangas in calorische waarde en komen prijzen anders tot stand.
Bedrijven die gebruikmaken van propaan en meer dan 50.000 kWh elektriciteit verbruiken, kunnen wel een tegemoetkoming vragen voor het elektriciteitsverbruik. Daartoe dienen zij wel aan de andere voorwaarden te voldoen. Mogelijk komen deze bedrijven ook in aanmerking voor de verschillende subsidieregelingen voor het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. De energie-investeringsaftrek (EIA), de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) en de milieu-investeringsaftrek (MIA) zijn middels de Miljoenennota met 150 miljoen euro in budget verhoogd.
Wat zou een regeling, vergelijkbaar met het prijsplafond, kosten?
Zie antwoord vraag 4.
Indien u van plan bent een regeling op te zetten, wanneer zou deze kunnen worden geïmplementeerd?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘COP27: Egypt pressed to make human rights move before climate summit” |
|
Laurens Dassen (Volt), Raoul Boucke (D66), Agnes Mulder (CDA), Suzanne Kröger (GL), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het oordeel van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch dat Egypte het werk van milieugroepen beperkt en met het feit dat de Egyptische mensenrechtencoalitie een petitie heeft gestart waarin aandacht wordt gevraagd voor de huidige onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en het belang van een civic space voor effectieve klimaatactie? Wat is uw oordeel hierover?1
Ik ben bekend met het oordeel van Human Rights Watch en met de in de vraag benoemde petitie van de Egyptische mensenrechtencoalitie. Nederland is bezorgd over de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Egypte en hecht belang aan inclusiviteit van COP27 om de ruimte voor kritische geluiden voldoende te waarborgen en effectieve klimaatactie te bewerkstelligen.
Bent u bekend met het oordeel van Egyptische activisten dat de Egyptische autoriteiten het maatschappelijke organisaties praktisch onmogelijk maken om goed te functioneren?
Ja. Zowel binnenlands als internationaal bestaan er zorgen over de mensenrechtensituatie in Egypte, met name over media en persvrijheid, de beperkte ruimte voor het maatschappelijk middenveld en de grote aantallen politieke gevangenen, waarvan velen in pretrial detention.
Bent u bekend met het feit dat de mogelijkheid tot klimaatprotesten tijdens de klimaattop wordt ingeperkt doordat veel Egyptische organisaties niet in staat zijn zich te registreren voor de COP27? Wat is uw oordeel hierover?
Het aanvragen van een observer status bij UNFCCC geeft organisaties de mogelijkheid om personen te accrediteren voor aanwezigheid bij een COP. Ngo’s, internationale organisaties en VN-organisaties met een observer status krijgen tijdens COP27 toegang tot de blauwe zone waar de onderhandelingen plaatsvinden. Organisaties die eenmaal in het bezit zijn van een dergelijke status blijven deze behouden voor toekomstige COPs. Organisaties die niet al eerder een observer status hadden aangevraagd, konden tot augustus 2021 een aanvraag indienen bij UNFCCC om aanwezig te zijn bij COP27.
De Egyptische autoriteiten hebben, in hun capaciteit als aantredend gastheer, UNFCCC verzocht (buiten het gebruikelijke proces om) eenmalige accreditatie te verlenen aan meer dan dertig Egyptische organisaties om de COP27 bij te wonen. De betreffende organisaties zijn door de Egyptische overheid zelf uitgekozen. Hoewel het initiatief om meer organisaties te accrediteren een positieve stap is die verwelkomd kan worden, had Nederland dit selectieproces graag inclusiever en transparanter gezien zodat ook meer kritische en onafhankelijke organisaties accreditatie hadden kunnen krijgen. Recent is bekend geworden dat UNFCCC heeft besloten extra badges vrij te geven die ten goede zullen komen aan personen werkzaam voor Egyptische organisaties zodat zij toch aanwezig kunnen zijn bij COP27. Nederland juicht deze beslissing toe.
Tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) en tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in juni jl spraken de Ministers van Buitenlandse Zaken van Egypte en Nederland met elkaar. Deze gesprekken gingen onder meer over de aankomende COP27 en het belang van een inclusieve bijeenkomst met ruimte voor kritisch geluid vanuit maatschappelijk middenveld. Daarnaast zijn er tijdens het bezoek van de Nederlands Klimaatgezant in juni jl. en de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur begin oktober gesprekken gevoerd met VN-vertegenwoordigers, verschillende Egyptische overheidsinstanties en religieuze leiders. Tijdens deze gesprekken is het belang van gelijke behandeling van Egyptische maatschappelijke organisaties besproken en is aangedrongen op de inclusiviteit van de COP27.
Erkent u dat juist ook Egyptische organisaties gehoord zouden moeten worden tijdens de COP27 omdat zij net als alle andere organisaties een belangrijke stem vertolken in het debat over de gevolgen van klimaatverandering?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de opvatting van deze organisaties dat de vrijheid van meningsuiting en onafhankelijke berichtgeving mensenrechten zijn, die van groot belang zijn als het gaat om klimaatrechtvaardigheid?
Ja. Vrijheid van meningsuiting, internetvrijheid en onafhankelijke journalistiek zijn prioriteiten onder het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het maatschappelijk middenveld speelt een essentiële rol bij de bevordering van klimaatmaatactie en klimaatrechtvaardigheid. Zowel de UNFCCC als Egypte dienen een veilige en zinvolle deelname van maatschappelijke organisaties, inclusief Egyptische organisaties, aan COP27 te waarborgen.
In hoeverre vindt het kabinet dat door het inperken van de vrijheid van deze organisaties en activisten de legitimiteit van de COP27 onder druk staat?
Nederland hecht aan een zo inclusief mogelijke klimaattop en verleent jaarlijks accreditatie aan een aantal Nederlandse ngo’s, buiten de accreditatiemogelijkheden die ze zelf hebben. Ten aanzien van de toegang van Egyptische ngo’s heeft Nederland zorg over de veiligheid en volledige deelname van alle geledingen van het Egyptisch maatschappelijk middenveld aan COP27.
Deze zorgen zijn door het kabinet ook op verschillende niveaus en in meerdere gesprekken overgebracht, zie ook het antwoord op vraag 3 en 4.
Nederland is, samen met andere landen en actoren, betrokken bij verschillende evenementen en onderdelen tijdens COP27 die ruimte zullen bieden aan de stem van klimaatactivisten, jongeren en Egyptische ngo’s.
Welke rol ziet u weggelegd voor Nederland als het gaat om dit te voorkomen? Deelt u de opvatting dat Egypte als gastheer voor de klimaattop een grote verantwoordelijkheid draagt voor het succesvol doen verlopen ervan en dat het land er alles aan dient te doen om de effectiviteit van de top te optimaliseren?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid zich zowel bilateraal als in Europees verband uit te spreken voor mensenrechten en mensenrechtenorganisaties bij de Egyptische autoriteiten zodat hen toegang zal worden verschaft tot de COP27?
Het succesvol doen verlopen van de klimaattop is een verantwoordelijkheid van UNFCCC als secretariaat en alle landen die deelnemen aan de onderhandelingen, waaronder Nederland. Egypte speelt als gastheer een belangrijke rol en is onder andere verantwoordelijk voor het vormgeven van het programma en de themadagen. Ook is het de verantwoordelijkheid van de gastheer om de onderhandelingen in goede banen te leiden.
Bent u bereid binnen de Europese Unie te pleiten voor een statement richting Egypte omtrent de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en in het bijzonder van de klimaatactivisten?
Nederland dringt, net als andere Europese landen, zowel bilateraal als in multilateraal verband, aan op een inclusieve COP27 zonder dat deelnemende organisaties hoeven te vrezen voor onderdrukking of repercussies voor, tijdens of na de klimaattop. Deze boodschap brengen wij publiek alsook in bilaterale gesprekken over, zie ook de toelichting op vraag 6 en 7. De Egyptische autoriteiten hebben aangegeven dat de accreditatieregels hetzelfde zijn als bij de voorgaande klimaattoppen en dat uitsluitend UNFCCC verantwoordelijk is voor het verlenen van toegang aan maatschappelijke organisaties.
De potentieel desastreuze gevolgen van de gascrisis voor de industrie |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Hoe zeker bent u ervan dat met een totale vulgraad van de Nederlandse gasopslagen van 90 procent gastekorten deze winter voorkomen zullen worden?
Voor wat betreft de leveringszekerheid baseer ik mij op de inzichten van Gasunie Transport Services (GTS) en die onderschrijf ik. GTS geeft aan dat indien aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan (blijven lagere gasvraag, geen capaciteitsbegrenzing voor stroomopwek met kolen, voldoende aanvoer van LNG, maximale benutting van LNG, en goed gevulde gasopslagen) zich deze winter geen tekorten aan gas hoeven voordoen. Op dit moment wordt aan deze randvoorwaarden voldaan. Het blijft zaak constant te monitoren of dit zo blijft. Goed gevulde gasopslagen zijn slechts één van deze randvoorwaarden. Het kabinet heeft zich daarom ingespannen om te zorgen dat de gasopslagen zo vol mogelijk zijn en is op dit moment bezig om maatregelen uit te werken voor het volgende vulseizoen. Los van het monitoren van de door GTS geschetste randvoorwaarden ga ik ook verder met verder operationaliseren van het Bescherm- en Herstelplan Gas (BH-G). Op die manier zijn we ook op slechtere scenario’s voorbereid.
Deelt u de conclusie van de Gasunie dat Nederland met deze vulgraad ook een strenge winter probleemloos aankan?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de omstandigheden schetsen waaronder wél een gastekort kan ontstaan?
Zie antwoord vraag 1.
In welke mate bereidt u zich op dat scenario voor?
Zie antwoord vraag 1.
Tot welke trede van de maatregelenladder van het Bescherm- en Herstelplan Gas (BH-G) verwacht u deze winter te zullen gaan?
Op dit moment zitten we in fase 1 (vroegtijdige waarschuwing) van het Bescherm- en Herstelplan Gas. Ook heeft het kabinet al meerdere keren opgeroepen tot een vermindering van het gasverbruik (maatregel 1 uit de maatregelenladder). Daarnaast is door het kabinet de beperking op stroomopwek door middel van gebruik van kolen ingetrokken. Dit maakt het mogelijk dat meer elektriciteit kan worden opgewekt met kolen waardoor de gascentrales minder snel aan de beurt komen. Dit is een vorm van vrijwillige brandstofomschakeling die mogelijk is gemaakt. Andere maatregelen uit het BH-G hoopt het kabinet komende winter niet te hoeven inzetten. Uiteraard zijn we bezig met het verder operationaliseren van de BH-G maatregelen 3 (besparingstender) en 7 (afschakelstrategie) voor het geval dit toch nodig blijkt.
Kunt u vanaf maatregeltrede 5 van het BH-G (gedwongen brandstofomschakeling van industrieën) per trede aangeven welke (niet-beschermde) afnemers u hierbij concreet voor ogen hebt en in het geval van trede 7 ook de volgorde in afnamevolume vermelden? Zo nee, wilt of kunt u deze informatie niet geven? Waarom niet?
Het concept van de afschakelstrategie heb ik op 9 september in mijn brief over de voortgang van het Bescherm- en Herstelplan Gas met uw Kamer gedeeld. In de afschakelstrategie lopen alle niet-beschermde afnemers mee en wordt ook de volgorde waarin verschillende sectoren worden afgeschakeld bepaald. Op dit moment werk ik deze verder uit, waarbij ik ook verder specificeer wat beschermde en niet-beschermde afnemers zijn. Voor het einde van het jaar kom ik met een nieuwe update rond het Bescherm- en Herstelplan Gas.
Ziet u ook het risico dat eenzijdig wordt gefocust op scenario’s van gastekorten, waardoor scenario’s onder de radar blijven waarin gas wel fysiek leverbaar is voor het bedrijfsleven, maar te duur is om productieprocessen van industrie op gang te houden, zoals nu bijvoorbeeld bij HAK gebeurt? Zo nee, waarom niet en op welke wijze bereidt u zich op dergelijke scenario’s voor?
Het voorbereiden op scenario van gastekorten is en blijft van belang in de huidige situatie. Daarnaast is het kabinet bezig met de gevolgen van de hoge energieprijzen voor consumenten, huishoudens en bedrijven. Het prijsplafond voor huishoudens en de recent aangekondigde regeling Tegemoetkoming Energie Kosten (TEK) voor het gas-intensieve mkb zijn voorbeelden van maatregelen die het kabinet neemt om burgers en bedrijven te ondersteunen.
Ziet u het probleem dat energie-intensieve bedrijven vaak aan het begin van de productieketen staan, en daarom bij uitval potentieel hele bedrijfsketens om kunnen laten vallen, zoals de chemische industrie die voor vele andere industrieën en bedrijven een belangrijke of zelfs belangrijkste toeleverancier is?
We zien op dit moment dat met name energie-intensieve bedrijven die het moeten opnemen tegen concurrenten van buiten de EU die kunnen produceren met lagere energiekosten, moeite hebben de hogere energiekosten door te berekenen aan hun afnemers en daardoor stil dreigen te vallen. Dit zijn inderdaad veelal bedrijven aan het begin van waardeketens. Echter juist omdat deze bedrijven niet meer kunnen concurreren met goedkopere importen zien we dat de impact hiervan op de verdere waardeketen nog beperkt blijft omdat lokale productie wordt vervangen door importen van buiten de EU. Het kabinet verwacht van deze importsubstitutie geen economische schade op korte termijn. Het is macro-economisch gezien efficiënt dat waardeketens mondiaal verspreid zijn en dat handel mondiale prijsverschillen kan omzetten naar welvaartswinst voor binnen- en buitenland. Desniettemin heeft het kabinet en ook Europa oog voor strategische autonomie en investeringen in verduurzaming. Het is belangrijk dat industriële waardeketens die ook op lange termijn economische kansen bieden voor Nederland en Europa behouden blijven. Het kabinet wil duurzame investeringen en industriële productie in Nederland en geen blijvende weglek van banen en emissies naar het buitenland.
Bent u bereid om op korte termijn te onderzoeken in welke mate de hoge prijzen tot ongecontroleerde grootschalige uitval van de industrie – en daarmee de bredere Nederlandse economische activiteit – kunnen leiden?
Door de hoge energieprijzen in Europa hebben meerdere bedrijven hun productie afgeschaald of gestopt en staat de continuïteit van enkele bedrijven op het spel. Omdat de energieprijs in Europa significant hoger is dan de energieprijs in Azië en in de VS, zijn het vooral energie-intensieve bedrijven die concurreren met concurrenten buiten Europa, die het lastig hebben. Door de concurrentiedruk slagen zij er moeilijk in om de hogere energiekosten door te berekenen aan hun afnemers. De verwachting is dat deze hogere prijzen in Europa versus Azië en de VS zullen aanhouden de komende jaren. Ik onderzoek momenteel welke sectoren hierdoor getroffen worden en wat de gevolgen voor Nederland zijn.
Deelt u de mening dat ongecontroleerde, grootschalige uitval van (grote) industrie in Nederland voorkomen dient te worden, ook aangezien dit leidt tot krimp aan de aanbodkant waardoor de inflatie verder opgejaagd zal worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is zich bewust van het belang van de industrie voor Nederland. De situatie van verhoogde en volatiele gasprijzen zal naar verwachting nog enige tijd aanhouden, waardoor het concurrentievermogen van een aantal energie-intensieve bedrijven mogelijk gedurende langere periode onder druk zal blijven staan. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat we voor een aantal producten in toenemende mate afhankelijk worden van importen van buiten de EU. Vanuit het oogpunt van strategische autonomie zou dit voor een aantal waarde ketens ongewenst kunnen zijn.
Voor de langere termijn ziet het kabinet verduurzaming als beste manier voor de energie-intensieve industrie om te handelen naar een situatie waarin energie in Europa mogelijk duurder is dan elders in de wereld. Het kabinet realiseert zich echter ook dat dit voor veel bedrijven pas op de langere termijn een oplossing biedt voor de stijgende energieprijzen.
Op dit moment onderzoek ik daarom wat de impact van de gestegen energieprijzen is voor energie-intensieve bedrijven en voor de gehele Nederlandse economie. In dit onderzoek betrek ik de impact van energie-intensieve bedrijven op cruciale waardeketens en de impact van het mogelijk verdwijnen van bedrijvigheid op de Europese strategische autonomie. Tevens onderzoek ik hoe het kabinet hierop kan acteren. Zoals toegezegd in het Commissiedebat Bedrijfsleven beleid van 19 oktober, zal ik uw Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek informeren voor het einde van het jaar. Met dit onderzoek zal ik uitvoering geven aan de motie-Dassen/Omtzigt over een afbakening van sectoren die van belang zijn voor voedselzekerheid energiezekerheid en strategische autonomie1.
Zo ja, bent u bereid maatregelen te treffen om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u scenario’s schetsen waarin u aangeeft welke van deze maatregelen wanneer worden getroffen, net zoals u middels het BH-G heeft gedaan met afschakeling in het geval van fysieke gastekorten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u daarin tevens de verwachte kosten en de verwachte afname van werkgelegenheid, en de afname van het BBP vermelden in geval van niet ingrijpen, en deze afzetten tegen de verwachtingen indien er maatregelen worden getroffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Wilt u deze vragen voor 1 november beantwoorden?
In verband met interdepartementale afstemming beantwoord ik de vragen later.
De regeling Tegemoetkoming Energiekosten en de maatregelen vanaf november. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat veel energie-intensieve midden- en kleinbedrijven (mkb) in grote problemen zitten door de extreem hoge energiekosten?
Ja, dat is mij bekend. Hoewel op macroniveau de economie er voorlopig nog goed voor lijkt te staan, zie ik veel bedrijven die het zwaar hebben. Voor een gedeelte van het mkb maken de energiekosten een groot deel uit van de totale kosten. Voor deze energie-intensieve ondernemingen heb ik de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK-regeling) aangekondigd.
Deelt u de mening dat het een grote ontwrichting voor de samenleving en economie als de slager, bakker en horeca uit het straatbeeld verdwijnen doordat zij hun rekeningen niet meer kunnen betalen?
Deze bedrijven zijn inderdaad belangrijk voor de leefbaarheid, sociale cohesie en (lokale) economie in dorpen en steden. Ook om die reden komt het kabinet met een tijdelijke regeling voor het deel van het mkb waarvan de energiekosten een relatief groot deel uitmaakt van de totale kosten: de TEK. Hiermee neemt de overheid een deel van de gestegen energiekosten over van in de kern gezonde mkb’ers die het in deze tijd moeilijk hebben.
Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 14 oktober1 jl., geldt de TEK met terugwerkende kracht vanaf november 2022, maar worden de uitbetalingen verwacht in het tweede kwartaal van 2023. Om energie-intensieve mkb-ondernemingen met acute liquiditeitsproblemen sneller te kunnen helpen biedt de Belastingdienst hen de mogelijkheid tot het vragen van Belastinguitstel. Daarnaast hebben banken aangegeven graag welwillend te zijn om hun klanten van voorschotten te voorzien in de overbruggingsperiode, wanneer het aannemelijk is dat zij subsidie uit de TEK gaan ontvangen. Banken willen en kunnen snel met deze overbruggingsfinanciering starten.
Deelt u de mening dat deze ondernemingen zo snel als mogelijk moeten worden geholpen?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, zou u hulp in het tweede kwartaal van 2023, waarin u komt met de regeling Tegemoetkoming Energiekosten, zelf omschrijven als snel?
De regeling wordt zo snel mogelijk ontwikkeld. Dat de uitbetalingen van de TEK pas verwacht worden in het tweede kwartaal van volgend jaar heeft ermee te maken dat de regeling doelmatig, doeltreffend en vooral ook uitvoerbaar moet zijn. Ook moet de regeling nog worden goedgekeurd door de Europese Commissie.
Daarnaast kunnen energie-intensieve mkb-bedrijven een aanvraag voor belastinguitstel indienen bij de Belastingdienst voor maatwerk. Ook wordt de BMKB verruimd voor verduurzamingsinvesteringen (BMKB-Groen) en onderzoekt het kabinet met financiers welke garantie instrumenten ingericht kunnen worden om deze ondernemers additionele liquiditeitssteun te bieden.
Waarom heeft het kabinet ervoor gekozen om vele maanden niks te doen, terwijl veel fracties, waaronder de Groep Van Haga, al vele maanden vragen om actie voor het mkb?
Door de positieve bedrijfseconomische cijfers (hoge groeicijfers, lage werkloosheid, recordhoogte openstaande vacatures en hoge winsten in het bedrijfsleven) zag het kabinet in het eerste halfjaar 2022 nog geen aanleiding tot steun aan het bedrijfsleven. Wel heeft het kabinet al eerder de energiebelasting verlaagd en ingrijpende maatregelen getroffen om de koopkracht te versterken.
Het kabinet heeft vervolgens een grote inspanning geleverd voor de koopkrachtversterking. Binnen het mkb zien we dat er een groep ondernemers is die disproportioneel hard geraakt wordt door de gestegen energieprijzen. Daarom komt het kabinet nu met een tijdelijke regeling gericht op het energie-intensieve mkb.
Gezien het feit dat ondernemingen als bakkers nu al de deuren sluiten, deelt u de mening dat het kabinet heeft gefaald in de ondersteuning van het mkb en dat maatregelen vanaf november eigenlijk ook al te laat zijn?
Ik ben me ervan bewust dat we niet alle zorgen over prijsstijgingen en de energiemarkt bij ondernemers kunnen wegnemen. Met de koopkrachtondersteuning voor huishoudens, het prijsplafond voor consumenten en kleinverbruikers en de financiële steun via de TEK neemt de overheid met tientallen miljarden euro’s aan extra ondersteuning haar verantwoordelijkheid.
Om de energie-intensieve mkb-ondernemingen met acute liquiditeitsproblemen al sneller te helpen, wordt een aantal maatregelen tot aan de inwerkingtreding van de TEK gefaciliteerd: de mogelijkheid tot aanvragen van belastinguitstel en de voorschotten die worden voorzien door banken wanneer het aannemelijk is dat de betreffende klant subsidie zal ontvangen uit de TEK.
Tegelijkertijd moeten we erkennen dat er grenzen zitten aan de steunmogelijkheden. Het zal niet mogelijk zijn te voorkomen dat bedrijven omvallen.
Kunt u aangeven hoe de Kamer het kabinet kan controleren als wij op dit moment nog niet beschikken over de opties om vanaf november het energie-intensieve mkb te ondersteunen?
De randvoorwaarden van de TEK zijn inmiddels bekend. Daarover heb ik u in de Kamerbrief van 14 oktober2 jl. geïnformeerd. Op 10 november vindt een nota-overleg plaats over het prijsplafond en de TEK.
Bent u bereid om de opties die op tafel liggen om het energie-intensieve mkb in de tussentijd te ondersteunen nog deze week met de Kamer te delen?
Zie antwoord vraag 7.
Wilt u in ieder geval toezeggen dat u in de regelingen vanaf november en de Tegemoetkoming Energiekosten soepel met uitzonderings- en grensgevallen om zal gaan, gezien de vele problemen hiermee bij de coronasteunpakketten?
EZK zal de TEK met uitvoerder RVO zo goed mogelijk vormgeven. Hierbij zullen de lessen en ervaringen van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) worden meegenomen, om complexiteit en schrijnende gevallen zoveel mogelijk te verminderen.
Hoe gaat u ondernemingen actief informeren over de regelingen en hoe voorkomt u dat ondernemingen straks delen moeten terugbetalen?
Op rvo.nl is voor ondernemers een «houd me op de hoogte pagina» opengesteld, waarbij ondernemers aan kunnen geven op de hoogte te willen worden gehouden van informatie over de inrichting en openstelling van de TEK. RVO zal t.z.t. een rekentool op hun website plaatsen waarmee ondernemers kunnen berekenen wat de TEK voor hen betekent. Daarnaast kunnen zij terecht bij het Energieloket (kvk.nl) van de Kamer van Koophandel.
Heldere communicatie over de voorwaarden voor deelname aan de TEK moeten voorkomen dat ondernemers zich onterecht aanmelden voor de subsidieregeling. Daarnaast zal het kabinet een beroep doen op ondernemers om alleen steun aan te vragen als het echt nodig is.
Wilt u deze vragen zo snel als mogelijk beantwoorden? Kunt u in ieder geval op vraag zeven en acht deze week nog een antwoord geven?
In de Kamerbrief van 14 oktober3 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de Tegemoetkoming Energiekosten voor het energie-intensieve mkb.
Het onderzoek ‘The Impacts of Climate Change on Bonaire’ |
|
Bouchallikh |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek «The Impacts of Climate Change on Bonaire»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de zorgelijke uitkomsten van dit onderzoek?
Meerdere rapporten laten zien dat ook Caribisch Nederland niet ontkomt aan de gevolgen van klimaatverandering (zie bijvoorbeeld ook Kamerstuk 30 825, nr. 218 over de staat van instandhouding van de natuur in Caribisch Nederland). Te voorzien is dat op termijn maatregelen zijn nodig om zeespiegelstijging het hoofd te bieden.
Klimaatverandering raakt een breed spectrum van thema’s en maatschappelijke functies waarvan de belangrijkste in Caribisch Nederland zijn: bescherming tegen overstromingen, gevolgen van wateroverlast, een veilige zoetwatervoorziening, functioneren van netwerken en biodiversiteit.
Het concreet maken van de risico’s en gevolgen van klimaatverandering, nu en in de toekomst, en het identificeren van maatregelen is, net als voor de Europees Nederlandse gemeenten, ook voor de openbare lichamen van Caribisch Nederland van belang. Daarbij is de ligging, uitgangssituatie en aard van te voorziene risico’s wel anders is dan in Europees Nederland.
Het gaat bij klimaatadaptatie-maatregelen ook om het nu al maken van de juiste keuzes, met name in de ruimtelijke ordening en inrichting van Caribisch Nederland. Het lokale bestuur heeft de mogelijkheden om te sturen op een ruimtelijke ordening en inrichting waarmee schade en overlast door weersextremen zo veel mogelijk wordt voorkomen. Denk hierbij aan het uitsluiten van nieuwbouw in laag gelegen gebieden direct aan zee en het inperken van het gebruik van kwetsbare gebieden.
Wat doet het kabinet concreet om de gevolgen van klimaatverandering voor Bonaire en de andere Caribische eilanden in het Koninkrijk te voorkomen? Kunt u daarbij voor Bonaire specifiek ingaan op wat het kabinet concreet doet om de verschillende gevolgen die in het onderzoek worden genoemd te mitigeren (risico op permanente overstroming, afsterven van koraal, degradatie van duikplekken, het verliezen van cultureel erfgoed, en ziekte en sterfte door hitte)?
In 2021 is een Natuur en milieubeleidsplan 2020–2030 (NMBP) opgesteld voor Caribisch Nederland met daarin onder andere opgenomen een koraalherstelplan. Dit plan heeft tot doel de afname van koraal te stoppen, te herstellen en weerbaar te maken voor klimaatverandering. Het kabinet heeft voor de periode 2022–2024 35 mln. Euro beschikbaar gesteld voor de eerste fase van het NMBP. Samen met de openbare lichamen van Caribisch Nederland is gestart met de uitvoering hiervan. Daarnaast is door de Minister voor VRO het traject gestart om te komen tot een Ruimtelijke Ontwikkelingsprogramma (ROP), waarin ook rekening gehouden wordt met klimaatverandering. Dit ROP zal in 2023 gereed zijn.
Naast bovengenoemde trajecten, kunnen de openbare lichamen gebruik maken van kennis en tools die door het Rijk beschikbaar worden gesteld om stresstesten en risicodialogen te organiseren, o.a. via de kennisportaal klimaatadaptatie (klimaatadaptatienederland.nl). Verder beschikken de openbare lichamen over wettelijke bevoegdheden om te sturen op ruimtelijke ordening en inrichting. Denk hierbij aan het uitsluiten van nieuwbouw in laag gelegen gebieden (direct aan zee) en het inperken van het gebruik van kwetsbare gebieden. Verder is van belang dat de openbare lichamen, anders dan een groot deel van Europees Nederland boven de zeespiegel zijn gelegen. Dat geeft de lokale overheden tijd om klimaatadaptatiestrategieën te formuleren voor de effecten van zeespiegelstijging. Daar waar in Europees Nederland de nadruk ligt op bescherming tegen overstromingen, ligt het handelingsperspectief in Caribisch Nederland in het tijdig waarschuwen van de bewoners en het inzetten van de crisisorganisatie om voorbereid te zijn op stormen en orkanen.
Deelt u de mening dat er meer moet gebeuren om de ernstige gevolgen van klimaatverandering voor mens en natuur op Bonaire en de andere Caribische eilanden te voorkomen? Zo ja, wat gaat u concreet extra doen? Zo nee, waarom deelt u deze mening niet?
Het kabinet vindt het belangrijk dat er goed inzicht komt in de gevolgen van klimaatverandering voor Caribisch Nederland en dat op basis daarvan adaptatiestrategieën worden opgesteld en geïmplementeerd. Belangrijke oplossingsrichtingen liggen op het vlak van ruimtelijke regels en maatregelen waarvoor de openbare lichamen de instrumenten en bevoegdheden hebben. Dit is conform de verantwoordelijkheid van gemeenten in Europees Nederland.
In het kader van het opstellen van klimaatscenario’s van het KNMI wordt bovendien in meer detail gekeken naar klimaatverandering in Caribisch Nederland, bijvoorbeeld naar zeespiegelstijging en de ontwikkeling van stormen en droogte in het zuidelijk deel van de Caribische Zee.
Het uitvoeren van stresstests en risicodialogen is van belang om risico’s verder in kaart te brengen en gerichte adaptatiestrategieën op te stellen. Hoewel zowel gemeenten in Europees Nederland als de Caribische openbare lichamen hier zelf verantwoordelijk voor zijn, heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeboden de openbare lichamen hierbij te ondersteunen in de vorm van kennis en tools, zoals het ontwikkelen van een klimaateffectatlas zoals ook door het Rijk is gedaan voor de gemeenten in Europees Nederland.
Deelt u de mening dat het feit dat inwoners van Bonaire een rechtszaak overwegen aan te spannen tegen de Staat reden is om in overleg te treden met de bewoners en ook met het eilandsbestuur om gezamenlijk te bespreken wat er extra gedaan moet worden om de gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet maakt zich zorgen om de gevolgen van klimaatverandering voor alle Nederlanders, dus ook die van de bewoners van Caribisch Nederland. De Minister voor Klimaat en Energie heeft een kwartiermaker aangesteld voor de klimaattafel die door Bonaire wordt opgezet. Hierin zal naast klimaatmitigatie ook klimaatadaptatie worden meegenomen. Ook is het Rijk bereid de openbare lichamen met kennis en tools te ondersteunen bij het uitvoeren van stresstests en risicodialogen en het opstellen van klimaatadaptatiestrategieën.
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid verantwoordelijk is voor het beschermen van Caribisch Nederland tegen de gevaarlijke gevolgen van klimaatverandering? Zo nee, waarom niet?
Het Rijk is samen met de openbare lichamen verantwoordelijk voor de bescherming van Caribisch Nederland tegen klimaatverandering. De wettelijke verantwoordelijkheden in Caribisch Nederland verschillen van die in Europees Nederland. Specifieke wet- en regelgeving die toegespitst is op de Nederlandse situatie is in CN niet per definitie van toepassing. Dat betekent echter niet dat er in Caribisch Nederland geen wetgeving van toepassing is op klimaat- en watergerelateerde opgaven in brede zin van het woord. Ik wil u dit kader dan ook wijzen op de onderstaande wetten:
De Wet Vrom BES.
De Wet maritiem beheer BES.
De Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES.
De Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES.
Zo kent het NMBP, met als grondslag zowel de Wet Vrom BES als ook de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES, ook aspecten als het omgaan met klimaatverandering. Daarnaast kan de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES de openbare lichamen handvatten bieden voor het omgaan met de gevolgen van klimaatverandering. Het Ministerie van VRO onderzoekt momenteel op welke wijze de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES ter ondersteuning en versterking van het NMBP en lokale ruimtelijke ordeningsplannen kan dienen. Een belangrijk deel van klimaatadaptatie gaat om maatregelen waarvoor openbare lichamen bevoegdheden hebben, en vaak ook op het vlak van ruimtelijke ordening. Daarom is er zowel in het Europese deel als in het Caribische deel van Nederland een grote rol weggelegd voor de gemeenten en de openbare lichamen.
Deelt u de mening van de Vrije Universiteit dat de Nederlands Caribische eilanden, waaronder Bonaire, tot nu toe het ondergeschoven kindje zijn geweest van het Nederlandse klimaatonderzoek? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik niet. Geografisch verschillen Europees en Caribisch Nederland sterk en zelfs tussen de openbare lichamen onderling zijn er verschillen in de gevolgen van klimaatverandering. Nederland kent met haar polders en dijkdoorbraken een lange geschiedenis van watersnoden. Caribisch Nederland kent deze door haar ligging boven de zeespiegel niet. De huidige risico’s in Caribisch Nederland zijn grotendeels storm-gerelateerd. Dat geldt met name op Saba en Sint Eustatius. De ontwikkeling van stormen en de mogelijke paden van stormen wordt daarom nauwlettend door de meteorologische diensten gevolgd. Het KNMI besteedt in het kader van het opstellen van nieuwe klimaatscenario’s ook aandacht aan het Caribisch gebied. Zie verder ook vraag 3 met uitleg over het NMBP voor Caribisch Nederland en het traject om te komen tot een Ruimtelijk Ontwikkelingsprogramma, waarin ook rekening wordt gehouden met klimaatverandering.
Deelt u de mening dat Nederlandse overheid dit onderzoek – gelet op de consequenties voor gezondheid, cultureel erfgoed en economie – zelf had moeten doen? Zo nee, waarom niet?
Er is eerder onderzoek gedaan voor Caribisch Nederland. In 2016 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een quickscan uitgevoerd naar overstromingsrisico’s als gevolg van orkanen, tsunami’s en neerslag op Caribisch Nederland. Door het KNMI is vervolgens extra geïnvesteerd in de verbetering van het inzicht in het golfsysteem in het gebied, zodat betere voorspellingen kunnen worden gedaan ten aanzien van golfopzet.
Eind volgend jaar verschijnen de nationale klimaatscenario’s van het KNMI. De klimaatscenario´s voor Caribisch Nederland zijn daar onderdeel van. Naast de vooruitzichten voor zeespiegelstijging is er momenteel aanzienlijke onzekerheid over de mate waarin de eilanden in de toekomst door droogte zullen worden getroffen. Er is meer inzicht nodig in de ontwikkelingen van stormen en van droogte in het gebied van de eilanden, om zo een goede inschatting te maken van de risico’s die naar verwachting optreden.
Overigens kunnen de openbare lichamen ook nu al maatregelen te nemen door te sturen op ruimtelijke ordening en inrichting (zie ook het antwoord op vraag 2 en 4).
Is het kabinet zich ervan bewust dat door het onrechtvaardige sociaaleconomische beleid van de Nederlandse overheid voor Caribisch Nederland (veel mensen kunnen niet of nauwelijks rondkomen, doordat het minimumloon en uitkeringen niet gebaseerd zijn op de kosten voor het levensonderhoud – in tegenstelling tot in Europees Nederland) mensen op Bonaire onvoldoende middelen hebben om de persoonlijke gevolgen van klimaatverandering op te vangen?
Het kabinet heeft meer dan gewone aandacht voor de positie van de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het kabinet rekent de bestaanszekerheid in Caribisch Nederland tot haar zorg, wat tot uitdrukking komt in uiteenlopende maatregelen die op het realiseren van het ijkpunt sociaal minimum zijn gericht. In verband met de koopkrachtproblematiek gebeurt dat ten aanzien van het basisbasispensioen AOV zelfs versneld3. Daarnaast loopt Caribisch Nederland mee in de steun- en energiepakketten die ook in Europees Nederland getroffen zijn. Daar is uw Kamer over geïnformeerd.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden voor de begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties?
Dat is helaas niet gelukt.
De voorbereidingen op de boycot op Russische olie |
|
Raoul Boucke (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Welke voorbereidingen treft en heeft Nederland getroffen ter voorbereiding op de boycot op Russische olie?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de Kamerbrief Nederlandse voorbereiding op oliesancties tegen Rusland, pagina 5 t/m 9.
Voorziet u problemen bij de invoering, handhaving en toezicht van dit boycot?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de Kamerbrief Nederlandse voorbereiding op oliesancties tegen Rusland, pagina 2.
Voorziet u een tekort aan olie in Nederland vanaf de effectuering van de boycot?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de Kamerbrief Nederlandse voorbereiding op oliesancties tegen Rusland, pagina 3 t/m 5.
Wat is de actuele stand van zaken van de Nederlandse strategische voorraad olie?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de Kamerbrief Nederlandse voorbereiding op oliesancties tegen Rusland, pagina 6 en 7.
Kunt u ingaan op productie- en import percentages van Nederland met betrekking tot olie?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de Kamerbrief Nederlandse voorbereiding op oliesancties tegen Rusland. Het Centraal Bureau voor de Statistiek houdt de invoer en export van producten bij. In 2021 heeft Nederland 1,1 miljoen ton olie gewonnen, 100 miljoen ton olie ingevoerd, 45 ton olie uitgevoerd en 90 miljoen ton aardolieproducten geproduceerd.1
Hoeveel daarvan is bestemd voor Europese doorvoer?
Oliestromen zijn niet te traceren van import tot en met uitvoer. Wel is een uitsplitsing per land aan zowel de import- als de exportkant.2 In 2021 waren Noorwegen, Rusland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten landen waaruit door Nederland veel olie werd geïmporteerd.
Ongeveer de helft van de aardoliegrondstoffen (o.a. ruwe aardolie) die in 2021 naar Nederland werd aangevoerd had het label voor wederuitvoer. Voor aardolieproducten was dit 38%. België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn landen waarnaar Nederland veel olie en aardolieproducten heeft uitgevoerd in 2021.3
In 2021 ging meer dan 99% van de weder uitgevoerde aardoliegrondstoffen naar Europa, voor olieproducten was dit 34%.
Uit welke landen importeert Nederland olie?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u ingaan op de percentages van het gebruik per sector van olie?
Olie(producten) zitten overal in de Nederlandse economie verweven en zijn een belangrijke grondstof voor veel maatschappelijke functies. Wegtransport, waarvoor benzine en diesel gebruikt wordt, betreft slechts een deel (circa 25%) van de in Nederland gebruikte olie(producten). Een groter deel betreft bunkerbrandstoffen voor de internationale zeevaart (circa 29%) en internationale luchtvaart (circa 10%). Daarnaast is er ook energetisch ofwel eigen verbruik van olie(producten) door de chemie en raffinage sectoren (circa 11%). Het niet-energetisch gebruik van olie(producten) als grondstof voor o.a. de chemie betreft eveneens een aanzienlijk deel (circa 16%). Dit worden niet-energetische producten zoals plastics, cosmetica, PET-flessen, bouw- en isolatiematerialen, medische hulp- en beschermmiddelen, kleding, etc. Vervolgens is er nog een heel scala aan speciale olieproducten die op uiteenlopende wijze worden geconsumeerd (circa 9%). Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld bitumen voor asfalt, smeermiddelen voor motoren, terpentine voor verf, handgels etc. Het is niet alleen economisch maar ook maatschappelijk ontwrichtend als alledaagse producten en diensten plotseling niet meer beschikbaar zijn.
Welke lessen trekt u uit de gascrisis en het bijbehorend instrumentarium voor de realisatie en handhaving van een eventueel kort aan olie?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de Kamerbrief Nederlandse voorbereiding op oliesancties tegen Rusland, pagina 8.
De import van gas is gericht op binnenlands gebruik. De import van olie in Nederland betreft grotendeels doorvoer naar Europese lidstaten (circa twee derde) en verwerking in de raffinaderijen (circa een derde). Olie wordt in de havens van Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen voor het grootste deel overgeslagen en over weg en water geëxporteerd.
De oliemarkt is, zoals in de brief aangegeven, niet gereguleerd. Raffinaderijen (commerciële partijen) kopen olie in op de wereldmarkt. De Nederlandse overheid heeft een strategische olie- en olieproductenvoorraad. Inzet van de strategische olievoorraad in situaties van schaarste of tekort wordt op dit moment verder uitgewerkt in het Landelijk Crisisplan Olie (LPC-O).
Bent u het eens dat het instrumentarium niet uitsluitend uit moet gaan van een fysiek tekort aan olie (zoals bijvoorbeeld het Bescherm en Herstelplan Gas), maar ook toegerust moet zijn op maatschappelijke en markteffecten als gevolg van hoge prijzen? Zo nee, waarom niet?
Het Landelijk Crisisplan Olie (LCP-O) geeft op hoofdlijnen inzicht in en een overzicht van de bestaande afspraken op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau, gericht op de beheersing van (dreigende) crises als gevolg van schaarste of een tekort aan aardolie en aardolieproducten met aanzienlijke maatschappelijke gevolgen. Het plan is een leidraad en beschrijft op hoofdlijnen de crisisaanpak op rijksniveau, de samenwerking en aansluiting met betrokken publieke en private partners en netwerken op internationaal en regionaal niveau. Het plan is daarmee een uitwerking van de generieke aanpak van crises door het Rijk zoals beschreven in het Instellingsbesluit Ministeriële Commissie Crisisbeheersing en het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming.
Bent u het eens dat oplossingen die bijdragen aan het reduceren van olie en de duurzame transitie versnellen onderdeel moeten zijn van het instrumentarium bij een eventueel tekort aan olie?
Voor de maatregelen op het gebied van verduurzaming van de energievoorziening, mobiliteit en de gebouwde omgeving verwijs ik u naar de Kamerbrief Nederlandse voorbereiding op oliesancties tegen Rusland, pagina 9.
Zoals uit eerdere studies van het Internationaal Energie Agentschap gebleken is, is men nog geruime tijd afhankelijk van fossiele brandstoffen. Een duurzame transitie kan niet in een zeer korte tijd worden verwezenlijkt, zonder afbreuk te doen aan de huidige afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Zolang de maatschappij voor het grootste deel is ingesteld op fossiele brandstoffen, zal iedere radicale omwenteling ernstige ontwrichting teweeg brengen op onze maatschappij.
Daarnaast vragen maatregelen voor de energietransitie grote investeringen en deze hebben een lange implementatietermijn. Bij een acuut tekort aan olie of olieproducten werken alleen vraagbeperkende maatregelen snel genoeg.
Dit kan bijvoorbeeld door met maatregelen brandstofgebruik voor transport, bijvoorbeeld het wegvervoer, te ontmoedigen. Deze maatregelen leiden tot minder brandstofverbruik en dus minder CO2-uitstoot, maar hebben ook een grote economische impact.
Het bijmengen van biodiesel is een voorgestelde maatregel in het LPC-Olie met positief milieueffect. De beschikbaarheid van biodiesel is echter beperkt. Daarnaast is biodiesel duurder dan diesel en niet in alle situaties bruikbaar.
Kunt u ingaan op eventuele keteneffecten, zoals bijvoorbeeld (tekorten aan) bijproducten van raffinage of op olie gebaseerde bedrijfsprocessen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de Kamerbrief Nederlandse voorbereiding op oliesancties tegen Rusland, pagina 2 t/m 5.
Welke instrumenten worden op Europees niveau ingezet ten behoeve van een eventueel tekort, coördinatie en bijvoorbeeld gezamenlijke inkoop?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de Kamerbrief Nederlandse voorbereiding op oliesancties tegen Rusland, pagina 8.
Het bericht ‘Nederland doet te weinig om Bonaire te beschermen tegen bedreiging klimaatverandering’ |
|
Lammert van Raan (PvdD), Christine Teunissen (PvdD), Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Nederland doet te weinig om Bonaire te beschermen tegen bedreiging klimaatverandering»1 en heeft u kennisgenomen van het rapport van het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) van de Vrije Universiteit Amsterdam over de impact van klimaatverandering op Bonaire?2
Ja.
Wat is uw reactie op het rapport?
Het kabinet is bezorgd over de gevolgen van klimaatverandering. Meerdere rapporten laten zien dat Caribisch Nederland niet ontkomt aan de gevolgen van klimaatverandering (zie bijvoorbeeld ook Kamerstuk 30 825, nr. 218 over de staat van instandhouding van de natuur in Caribisch Nederland). Te voorzien is dat op termijn maatregelen nodig zijn om zeespiegelstijging het hoofd te bieden.
Klimaatverandering raakt een breed spectrum van thema’s en maatschappelijke functies waarvan de belangrijkste in Caribisch Nederland zijn: bescherming tegen overstromingen, gevolgen van wateroverlast, droogte, zoetwatervoorziening, functioneren van netwerken, biodiversiteit.
Het concreet maken van de risico’s en gevolgen van klimaatverandering, nu en in de toekomst, en het identificeren van maatregelen is, net als voor de Europees Nederlandse gemeenten, ook voor Caribisch Nederland van belang. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat de ligging, uitgangssituatie en aard van te voorziene risico’s anders is dan in Europees Nederland, en er dus maatwerk nodig is.
Wat is uw reactie op de observatie van de directeur van het IVM dat «het opzienbarend is dat de Nederlandse overheid wel uitgebreid onderzoek doet naar bijvoorbeeld de overstromingsrisico’s voor Almere of Zaltbommel, maar nauwelijks zicht heeft op de gevolgen voor mogelijk haar meest kwetsbare gemeente»?
Er is een groot verschil in uitgangssituatie en de aard van de risico’s in Europees en Caribisch Nederland. Zo heeft de Bommelerwaard door de tijd heen al vaker te kampen gehad met dijkdoorbraken en is Almere onder NAP gebouwd. Bij Bonaire ligt de bedreiging in de toekomst in een combinatie van zeespiegelstijging en stormen en droogte. Dit verklaart ook het verschil in inzet van onderzoek.
Hoe verantwoordt u dat er tot op heden geen substantieel onderzoek gedaan is naar de effecten van klimaatverandering op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius? Hoe verhoudt zich dit tot het vele onderzoek naar klimaateffecten in Europees Nederland?
Er is eerder al onderzoek gedaan voor Caribisch Nederland. In 2016 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een QuickScan uitgevoerd naar overstromingsrisico’s als gevolg van orkanen, tsunami’s en neerslag op Caribisch Nederland. Door het KNMI is vervolgens extra geïnvesteerd in de verbetering van het inzicht in het golfsysteem in het gebied, zodat betere voorspellingen kunnen worden gedaan over de golfopzet.
Ook werkt het KNMI momenteel in het kader van de nationale klimaatscenario´s aan klimaatscenario´s voor Caribisch Nederland, waarbij gekeken wordt naar zeespiegelstijging en de ontwikkeling van stormen en droogte in het zuidelijk deel van de Caribische Zee. Met deze informatie kan de impact van de opwarming van de aarde op onder andere de watervoorziening, landbouw en natuur beter in kaart gebracht worden. Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen de uitkomsten onder andere als bouwsteen gebruiken bij besluitvorming in het kader van ruimtelijke ordening en ruimtelijke inrichting. De uitkomsten worden eind 2023 verwacht.
Bent u bereid vergelijkbaar onderzoek zoals gedaan door IVM met betrekking tot Bonaire uit te laten voeren voor Saba en Sint-Eustatius? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Eind volgend jaar verschijnen de nationale klimaatscenario’s van het KNMI. Als onderdeel daarvan werkt het KNMI ook aan klimaatscenario´s voor Caribisch Nederland. Naast de vooruitzichten voor zeespiegelstijging gaat het in de Cariben om de combinatie van zeespiegelstijging en stormen en is de mate waarin de eilanden in de toekomst door droogte zullen worden getroffen van belang. Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken zal bepaald worden op welk vlak vervolgonderzoek nodig is.
Schrok u er ook van toen u las dat Bonaire aan het einde van de eeuw voor een vijfde deel permanent overstroomd zal zijn, ook als we de mondiale temperatuurstijging weten te beperken tot 1.4 graden Celsius, en al in 2050 te maken zal krijgen met permanente overstroming onder andere bij Lac Cai, Klein Bonaire en de salina’s (zoutpannen)?
Het Kabinet is bezorgd over de gevolgen van klimaatverandering voor heel Nederland, inclusief Caribisch Nederland. Meerdere rapporten hebben laten zien dat er gevolgen zullen zijn voor de openbare lichamen en met name Bonaire impact zal ondervinden van zeespiegelstijging. Daarom is het ook hier belangrijk om voorbereid te zijn op deze ontwikkelingen.
Wat vindt u ervan dat een deel van het Koninkrijk der Nederlanden onder water zal verdwijnen, zelfs als de huidige mondiale reductiedoelstellingen worden gehaald?
Het kabinet maakt zich zorgen over de gevolgen van klimaatverandering, zowel in Europees als Caribisch Nederland. Daarom wordt, als onderdeel van de nationale klimaatscenario’s van het KNMI, gewerkt aan klimaatscenario´s voor Caribisch Nederland. Hiermee wordt ingegaan op de specifieke thematiek op de eilanden en is het daarmee beter mogelijk om een goede inschatting te kunnen maken van de risico’s en deze concreet te kunnen duiden.
Nu opnieuw duidelijk is geworden dat elke tiende van een graad telt, is dit voor u reden om de Nederlandse reductiedoelstellingen aan te scherpen en bij de aankomende klimaattop (COP27) te pleiten voor snellere en ambitieuzere reductie en vergoeding van klimaatschade (loss and damage) door rijke landen waaronder Nederland? Zo nee, waarom niet?
De 1,5-graadsambitie van het kabinet is vertaald in een aanscherping van het nationale klimaatdoel tot tenminste 55% en zo mogelijk 60% in 2030 ten opzichte van 1990. Dit reductiepercentage is volgens het kabinet in lijn met wat volgens het laatste IPCC-rapport van werkgroep III nodig is voor het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 1,5 graad in 2100. Ook verhoogt Nederland de bijdrage voor klimaatfinanciering significant, van EUR 1.25 miljard naar EUR 1.8 miljard per jaar in 2025.
In mondiaal verband zet Nederland zich ook in voor snellere en ambitieuzere reducties om het 1,5-graden doel binnen bereik te houden. Bij COP26 in Glasgow zijn bemoedigende afspraken hierover gemaakt. Bij COP27 is het echter niet gelukt om verdere, noodzakelijke afspraken te maken en landen aan te sporen tot meer ambitie. Dat is teleurstellend aangezien de tijd heel hard dringt. Daarom ben ik nu al bezig met de voorbereidingen op de volgende klimaattop waar het van belang is dat progressieve landen samen zich hard maken voor stevige uitkomsten op mitigatie.
Tijdens COP27 is besloten om een nieuw fonds op te richten voor schade en verlies. Dit fonds en bredere nieuwe financieringsmogelijkheden worden het komend jaar uitgewerkt. De tijdens COP26 gelanceerde driejarige dialoog over financieringsmogelijkheden, noden en tekorten voor schade en verlies wordt voortgezet. Nederland heeft als lid van de EU deze uitkomst, die onderdeel was van het bredere COP27-besluit, gesteund.
Hoe kan het dat er op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius geen waterveiligheidsnormen van toepassing zijn?
Het klopt dat de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Sabageen systeem van waterveiligheidsnormen kennen. Dit hangt samen met het gegeven dat Caribisch Nederland boven de zeespiegel is gelegen en geen dichtbevolkte en diep gelegen polders kennen zoals in het laaggelegen Europees Nederland. De Europees Nederlandse waterveiligheidsnormering is gekoppeld aan de bescherming van binnendijkse gebieden door primaire keringen (die buitenwater keren). In Caribisch Nederland zijn geen polders die beschermd hoeven te worden door primaire keringen. Hierdoor is deze normering niet toepasbaar in Caribisch Nederland. Daar waar in Europees Nederland de nadruk ligt op bescherming tegen overstromingen, ligt het handelingsperspectief in Caribisch Nederland in het tijdig waarschuwen van de bewoners en het inzetten van de crisisorganisatie om voorbereid te zijn op stormen en orkanen. Ruimtelijke inrichting en ruimtelijke ordening bieden handvatten voor de lokale overheden om de waterveiligheid in Caribisch Nederland op orde te houden.
Vindt u echt dat Bonaire, Saba en Sint-Eustatius geen waterveiligheidsnormen nodig hebben, omdat het boven de zeespiegel is gelegen en geen dichtbevolkte en diep gelegen polders kent zoals in het laaggelegen Europees Nederland (Aanhangsel Handelingen 2021/22, nr. 2271)? Bent u bereid daarop terug te komen nu u de gevolgen kent van de klimaatcrisis voor Bonaire? Zo nee, waarom niet?
De openbare lichamen zijn boven de zeespiegel gelegen (zie ook het antwoord op vraag 9). Hierdoor is de uitgangssituatie op Caribisch Nederland anders. Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, wordt geïnvesteerd in het verkrijgen van meer inzicht om een goede inschatting te kunnen maken van de specifieke risico’s op de eilanden door zeespiegelstijging, stormen en droogte en deze concreet te kunnen duiden.
Vindt u het een wenselijke situatie dat daar waar in Europees Nederland de nadruk ligt op bescherming tegen overstromingen, ligt het handelingsperspectief in Caribisch Nederland in het tijdig waarschuwen van de bewoners en het inzetten van de crisisorganisatie (Aanhangsel Handelingen 2021/22, nr. 2271)? Zou het niet rechtvaardiger zijn om ook op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius te investeren in het voorkomen van overstromingen? Zo ja, wanneer en op welke manier gaat het Rijk daaraan bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Zie ook het antwoord op vraag 9 en 10.
Het is in het belang van de veiligheid van de lokale bevolking nodig en logisch om in te zetten op die elementen waar de belangrijkste risico´s zitten. Dat verschilt tussen Europees en Caribisch Nederland en zelfs tussen de openbare lichamen onderling. Zoals eerder aangegeven zijn de huidige risico’s op de openbare lichamen grotendeels storm-gerelateerd. Dat geldt met name op Saba en Sint Eustatius. De ontwikkeling van stormen en de mogelijke paden van stormen wordt daarom nauwlettend door de meteorologische diensten gevolgd. Het is in het Caribisch gebied een gebruikelijke werkwijze om bij een naderende storm de bevolking tijdig te waarschuwen en de crisisorganisatie op te schalen. Op Bonaire is er daarnaast in de toekomst een reëel risico op impact van overstromingen. Daarom zijn adaptatiestrategieën nodig om te bepalen hoe om moet worden gegaan met deze risico’s. Overigens kunnen ook nu al maatregelen worden genomen. Het lokale bestuur heeft de mogelijkheden om te sturen op een ruimtelijke ordening en inrichting waarmee schade en overlast door weersextremen zo veel mogelijk wordt voorkomen. Denk hierbij aan het uitsluiten van nieuwbouw in laag gelegen gebieden direct aan zee en het inperken van het gebruik van kwetsbare gebieden.
Kunt u een overzicht geven van de generieke maatregelen van het Rijk waar Bonaire, Saba en Sint-Eustatius gebruik van kunnen maken voor klimaatonderzoek, mitigatie en verduurzaming, die geschikt zijn voor de lokale situatie (Aanhangsel Handelingen 2021/22, nr. 2271)? Hoeveel geld heeft het Rijk gereserveerd voor onderzoek, mitigatie en verduurzaming van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius in de huidige beleidsplannen?
Er zijn geen generieke maatregelen van het Rijk voor klimaatonderzoek, mitigatie en verduurzaming in Caribisch Nederland. De specifieke situatie vraagt om maatwerk. In het kader van het Natuur en Milieu Beleidsplan zal daarom in 2023 een bredere beoordeling plaatsvinden van de gevolgen van klimaatverandering voor de eilanden. Het Rijk kan bovendien de openbare lichamen ondersteunen bij het opstellen van een klimaatadaptatiestrategie. Tot slot wordt in het kader van het kennisprogramma zeespiegelstijging door het KNMI in meer detail gekeken naar de klimaatverandering in Caribisch Nederland, bijvoorbeeld naar zeespiegelstijging en de ontwikkeling van stormen en droogte in het zuidelijk deel van de Caribische Zee. Ook heeft het kabinet op 28 september 2022 bekend gemaakt de verduurzaming van de elektriciteitsproductie te steunen met 33,6 miljoen Euro. Hiermee wordt binnen enkele jaren een aandeel duurzaam behaald van gemiddeld 75 à 80%. In het Coalitieakkoord is bovendien opgenomen Europees-Nederlandse regelingen open te stellen voor aanvragen uit het gehele Koninkrijk. Het kabinet werkt aan een zinvolle maatwerk-invulling van deze regelingen in Caribisch Nederland en de Caribische autonome landen van het Koninkrijk. Tot slot is het kabinet momenteel met het openbaar lichaam Bonaire in gesprek over de opzet van een klimaattafel, waar onderzoek onderdeel van zal zijn. Voor wat betreft klimaatadaptatie-onderzoek en waterveiligheid, zie de antwoorden op de vragen 3, 4, 5, 9 en 10.
Vindt u het op basis van de grote gevolgen van de klimaatcrisis voor Bonaire, en waarschijnlijk ook voor Saba en Sint-Eustatius, terecht dat zij geen aanspraak konden en kunnen maken op ondersteunende methodieken voor het uitvoeren van een klimaatstresstest in het kader van het Deltaprogramma, 200 miljoen euro uit het Deltafonds voor versnelling van de plannen, het robuuster maken van de zoetwatervoorziening en het waterveiligheidsprogramma, waar gemeenten in Europees Nederland wel aanspraak op konden maken? Waarom is hiertoe besloten (Aanhangsel Handelingen 2021/22, nr. 2271)?
Het uitvoeren van stresstests en risicodialogen is van belang om risico’s verder in kaart te brengen en gerichte adaptatiestrategieën op te stellen. Hoewel zowel gemeenten in Europees Nederland als de Caribische openbare lichamen hier zelf verantwoordelijk voor zijn, heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeboden de openbare lichamen hierbij te ondersteunen in de vorm van kennis en tools, zoals het ontwikkelen van een klimaateffectatlas zoals ook door het Rijk is gedaan voor de gemeenten in Europees Nederland.
Hoe is het mogelijk dat er voor Bonaire, Saba en Sint-Eustatius geen klimaatadaptatiestrategie is, terwijl dat er voor Europees Nederland al lang ligt?
De nationale adaptatiestrategie kan ook in Caribisch Nederland gebruikt worden en geeft een breed kader dat verdere uitwerking door decentrale overheden vraagt. De gemeenten van Europees Nederland en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn zelf verantwoordelijk voor het opstellen van lokale klimaatadaptatiestrategieën. Wel kan het Rijk, zoals hierboven ook gezegd ondersteunen in de vorm van kennis en tools.
Hoeveel geld is er gereserveerd voor klimaatadaptatie binnen de huidige beleidsplannen, zoals het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030? Acht u dit budget, gezien de zorgwekkende conclusies uit het voorgenoemde rapport over Bonaire, voldoende om Bonaire, Saba en Sint-Eustatius te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering in verschillende toekomstscenario’s?
Allereerst is het van belang dat er een helder beeld verkregen wordt van de situatie, risico’s en mogelijke maatregelen. Daarmee wordt inzicht verkregen in wat er nodig is ter bescherming tegen de gevolgen van klimaatverandering. Hoewel de verantwoordelijkheid voor klimaatadaptatie in eerste instantie bij gemeenten en openbare lichamen zelf ligt, wil het Rijk hier ondersteuning aan geven in de vorm van kennis en tools zoals eerder genoemde klimaateffectatlas.
Vindt u het terecht dat de openbare lichamen primair zelf verantwoordelijk zijn voor klimaatadaptatie, terwijl zij minder ondersteuning krijgen van het Rijk dan gemeenten in Europees Nederland (zie vraag 7) en nauwelijks hebben bijgedragen aan het ontstaan van de klimaatcrisis?
Net zoals in Europees Nederland bij enkele kleine gemeenten is gedaan, is het Rijk bereid de openbare lichamen te ondersteunen in de vorm van kennis en tools zoals het ontwikkelen van de eerder genoemde klimaateffectatlas. Dit is de basis om te komen tot adaptatiestrategieën en uitvoeringsagenda’s.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de openbare lichamen en in samenwerking en overeenstemming met de inwoners van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius over een volledig pakket aan adaptatiemaatregelen en daarbij zowel financiële als organisatorische ondersteuning te bieden? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de voorgaande antwoorden, kan het Rijk de openbare lichamen helpen bij de stresstesten en risicodialogen om zo meer zicht te krijgen op de situatie, de risico’s en mogelijke maatregelen. Het heeft geen zin om hierop vooruit te lopen.
De bewuste stellingname van Shell geen plannen te maken om net zero emission te bereiken binnen de komende 10 à 20 jaar en doorgaat met het zoeken naar nieuwe olie en gasreserves |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het lange termijnonderzoek dat in Amerika loopt in opdracht van het House Committee on Oversight and Reform naar de fossiele industrie en de rol die grote oliebedrijven als Shell spelen bij klimaatverandering?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat hierin op 15 september 2022 een document van Shell naar voren is gekomen waarin zwart op wit staat dat Shell geen onmiddellijke plannen heeft om over te stappen op een nze (net zero emission) portefeuille voor de komende tien à twintig jaar en dat Shell hiermee dus bewust beleid voert?2
Ik heb kennis genomen van de correspondentie van de Commissie voor Toezicht en Hervorming van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden waaraan u in deze vraag refereert.
Bent u op de hoogte van het oordeel van deze onderzoekscommissie dat Shell zich schuldig maakt aan het doen van misleidende klimaattoezeggingen en dat Shell de verantwoordelijkheid voor vermindering van uitstoot van CO2 ondermijnt?
Ik ben op de hoogte van de conclusies in het memorandum van 14 september 2022 dat commissievoorzitters Carolyn Maloney en Ro Khanna gestuurd hebben aan de Commissie voor Toezicht en Hervorming3.
Hoe oordeelt u over deze berichten?
Ik reken de verduurzamingsprestaties van bedrijven af op resultaten, en dat doe ik ook ten aanzien van de activiteiten van Shell. In Nederland en de EU zijn bedrijven gehouden aan ambitieuze verduurzamingsdoelstellingen. Deze doelstellingen komen voort uit het Fit for 55 pakket van de Europese Unie en het Klimaat- en coalitieakkoord in Nederland. Het Europese Emission Trading System(ETS) en de Nederlandse pendant, de CO2-heffing, zijn maatgevend voor mijn beleid. Ik zie erop toe dat bedrijven binnen deze kaders verduurzamen.
Bent u bekent met het door Milieudefensie en onderzoeksinstituut Oil Change International gepubliceerde rapport, «Shell’s fossil fuel production: Still pushing the world towards climate chaos»?3
Ik heb kennis genomen van dit rapport.
Bent u op de hoogte dat uit het rapport blijkt dat Shell sinds mei 2021 (na de uitspraak van de rechter) voor tien grote nieuwe projecten definitieve investeringsbeslissing heeft genomen en dat het bedrijf de komende jaren nog ruim 750 nieuwe olie en gasbronnen kan gaan aanboren, hetgeen gelijk staat aan 30 keer de CO2 uitstoot van Nederland in 2021?
Shell is een wereldwijd opererend bedrijf. Wereldwijde afspraken om klimaatverandering tegen te gaan worden geregeld via het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering. Shell is net als ieder ander bedrijf in Europa gehouden aan het Europese Emissions Trading System (EU ETS) en het aangekondigde Fit for 55 pakket met het doel om in 2030 55% minder emissies uit te stoten in de Europese Unie dan in 1990.
Bent u ook op de hoogte van de conclusies, zoals te lezen in hetzelfde rapport, dat Shells CO2 uitstoot met de huidige ambities zelfs nog 3% kan toenemen?
Ik heb kennis genomen van deze conclusie.
Deelt u de opvatting dat Shells stellingname en de uitkomsten van het onderzoek hard indruisen tegen het vonnis van de Nederlandse rechter uit 2021 dat Shell zijn CO2-uitstoot in 2030 met 45% moet hebben verminderd?
Op 22 maart jl. heeft Shell beroep aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank van 26 mei 2021, waarin Shell wordt bevolen om de totale wereldwijde CO2 emissies tegen 2030 met netto 45% te verminderen ten opzichte van 2019. Het hoger beroep is dus nog onder de rechter, waardoor het niet aan het kabinet is om daar nu op in te gaan. De Nederlandse overheid is geen partij in deze procedure en het leidt niet tot directe juridische verplichtingen voor de Nederlandse overheid.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Nederlandse rechtbank Shell ook verantwoordelijk acht voor de uitstoot die vrijkomt als consumenten de producten van Shell gebruiken, de zogeheten Scope 3 uitstoot?
De rechtbank heeft voor Scope 2 en 3 een zwaarwegende inspanningsverplichting opgelegd aan Shell. Shell heeft hoger beroep aangetekend, omdat het niet weet hoe CO2-emissies te verminderen die het bedrijf niet zelf in de hand heeft, zoals van klanten die geen vergelijkbare wettelijke verplichting hebben. Zolang dit hoger beroep onder de rechter is, onthoud ik mij van verder commentaar om een onafhankelijke rechtsgang te bevorderen. Shell heeft mij verzekerd dat het bedrijf in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep stappen zet om zich aan de uitspraak van de rechtbank te houden. Ook verwijs ik naar de kamerbrief van 6 december 2021 waarin de toenmalig Minister van EZK de Kamer heeft geïnformeerd met een analyse van het Shell-vonnis5.
Bent u tevens op de hoogte van het feit dat 95% van de uitstoot van Shell komt uit deze Scope 3 uitstoot en dat Shell geen plannen heeft opgesteld over de vermindering hiervan?4
Ik ben op de hoogte dat 95% van de uitstoot van Shell komt uit Scope 3. Shell werkt ook aan de Scope 3 emissies. Onder andere is het bedrijf actief op het gebied van laadstations voor elektrische voertuigen, bouwt Shell een biobrandstoffenfabriek op zijn terrein bij Pernis en werkt Shell aan de opschaling van groene waterstof en een netwerk voor het tanken van waterstof en bioLNG. Deze plannen zijn ook terug te vinden in de brief van Shell aan het kabinet over de verhuizing naar het Verenigd Koninkrijk (10 december 2021)7.
Deelt u de opvatting dat het naleven van het vonnis van de Nederlandse rechter nu juist cruciaal is voor het behalen van de klimaatdoelen van het Parijs Akkoord en dat deze stellingname van Shell dus ontoelaatbaar is? Zo ja, bent u bereid Shell hierop aan te spreken opdat het bedrijf deze stellingname terugneemt en concrete beleidsplannen opstelt om zich wel aan het vonnis te houden?
Zolang het hoger beroep onder de rechter is, onthoud ik mij van verder commentaar. Wel gaat het kabinet onverminderd voort met de uitvoering van de aangescherpte CO2 reductiedoelstellingen uit het coalitieakkoord. Ook werkt het kabinet momenteel intensief samen met de top 20 emitters om tot een versnelde afbouw van de CO2-uitstoot te komen.
Hoe verhoudt de Nederlandse staat zich tot Shell na de bekendmaking van deze stellingname door Shell?
Shell is zoals ieder ander bedrijf gehouden aan de Europese en nationale doelstellingen voor CO2-reductie en verduurzaming. Daarin maakt de overheid geen onderscheid tussen individuele bedrijven.
Hoe verhoudt deze bewuste stellingname door Shell zich tot de ambitie van de regering zich te houden aan de klimaatdoelen uit het Parijs Akkoord?
De regering houdt onverminderd vast aan de klimaatdoelen uit het Parijs Akkoord.
Het bericht “Beschermd bos als biomassa opgefikt: ‘Plundering’” |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Beschermd bos als biomassa opgefikt: «Plundering»» in de Telegraaf van 9 september 2022?1
Ja.
Kunt u uitsluiten dat deze houtpellets uit deze Natura 2000-gebieden en andere natuurreservaten op de Nederlandse markt zijn beland? Zo nee, zijn er onderzoeksresultaten die uw reactie ondersteunen?
Ik kan niet uitsluiten dat er pellets uit de betreffende gebieden in Nederland zijn beland. Wel staat in de jaarlijkse rapportage van Platform bioEconomie vermeld dat minder dan 1,5% procent van de biogrondstoffen die in Nederland gebruikt worden voor energietoepassingen, komen uit de categorie «EU-overig». Roemenië, Bulgarije, Slowakije en Polen, genoemd in het artikel, vallen allemaal onder deze categorie.
Verder geldt dat biogrondstoffen in Nederland alleen als duurzaam worden aangemerkt wanneer deze voldoen aan strenge eisen, zoals is geregeld onder het systeem van certificering. Wanneer mogelijke misstanden uit dit systeem zich voordoen neemt het kabinet deze zeer serieus. Zo heeft het kabinet vorig jaar naar aanleiding van signalen over biogrondstoffen uit Estland een onafhankelijk onderzoek ingesteld door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa). De NEa heeft toen vastgesteld dat eventuele tekortkomingen afdoende zijn onderzocht door de certificeerder en er geen aanwijzingen waren dat in Estland bos structureel niet duurzaam beheerd wordt. Het systeem van certificering heeft daarmee naar behoren gewerkt.
Bent u het ermee eens dat houtige biomassa van hele bomen uit beschermde natuurgebieden niet duurzaam is? Zo nee, waarom niet?
Het gebruik van houtige biomassa van hele bomen uit beschermde natuurgebieden is in de regel niet duurzaam, maar kan onder enkele specifieke omstandigheden toch toegestaan zijn. Het kan hier bijvoorbeeld gaan over het gebruik van beschadigd of verrot hout, of wanneer boskap noodzakelijk is voor het behoud van de brandveiligheid van een natuurgebied. In deze gevallen gelden dan wel strenge regels, zoals in de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED) vastgesteld. Deze vereisen onder andere dat gebieden die bij internationaal of nationaal recht zijn aangewezen voor natuurbeschermingsdoeleinden worden beschermd, en dat het oogsten zodanig wordt uitgevoerd dat de bodemkwaliteit en de biodiversiteit in stand worden gehouden.
Wat vindt u ervan dat het, ondanks dat er al duurzaamheidseisen worden gesteld, toch gebeurt dat er bomen in beschermde bossen in Oost-Europa worden gekapt en verkocht als «klimaatneutrale biomassa» en verbrand in de rest van Europa?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich de schriftelijke vragen van de leden Wassenberg en Van Raan over het artikel «Stukken bos kaalgekapt in Estland voor Nederlandse biomassacentrales» en wat uw reactie was? (Aanhangsel handelingen, vergaderjaar 2019-2020, nr. 4025).
Ja.
Bent u nog steeds van mening dat houtige biomassa een duurzame oplossing is in de klimaatcrisis? Zo ja, waarom staat er in het coalitieakkoord dan dat houtige biomassa voor energiedoeleinden in Nederland wordt afgebouwd, en dat er duurzame alternatieven voor moeten worden gevonden? Zo nee, bent u dan alsnog bereid om er in Europa voor te pleiten om houtige biomassa toch uit de nieuwe Richtlijn Hernieuwbare Energie te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Voor het bereiken van een klimaatneutrale en circulaire samenleving in 2050 ziet het kabinet een belangrijke rol weggelegd voor de inzet van duurzame biogrondstoffen. Biogrondstoffen zijn onmisbaar om de afhankelijkheid van (geïmporteerde) primaire fossiele grondstoffen en minerale delfstoffen te beëindigen, bijvoorbeeld in de chemie, de bouw en bij de productie van brandstoffen voor de lucht- en scheepvaart.
Tegelijkertijd heeft het kabinet oog voor de zorgen die in de samenleving leven over houtige biogrondstoffen. Zorgen over onder meer luchtkwaliteit, ontbossing, verlies aan biodiversiteit en daarmee de duurzaamheid van biogrondstoffen. Daarom is begin dit jaar gekozen om de transitie naar hoogwaardige toepassingen van biogrondstoffen te versnellen door de afgifte van nieuwe subsidies voor lagetemperatuurswarmte – een vorm van laagwaardig gebruik – per direct te stoppen.
Erkent u dat de inzet van houtige biomassa altijd gepaard gaat met het risico dat de regels die de EU eraan stelt niet worden nageleefd? Zo nee, waarom niet?
Per definitie bestaat er een risico dat de regels niet worden nageleefd. Daarom is het voor het kabinet een prioriteit om via de duurzaamheidscriteria en het systeem van certificering dit risico zoveel mogelijk te beperken, en eventuele misstanden zo snel mogelijk te adresseren.
Hoeveel aanwijzingen verwacht u nog nodig te hebben om met voldoende zekerheid te kunnen zeggen dat de huidige vorm van certificering misschien toch niet deugt?
Zoals onder het 2 is vermeld, neemt het kabinet mogelijke misstanden zeer serieus. Na uitgebreid onderzoek naar misstanden over biogrondstoffen uit Estland door de NEa is geconcludeerd dat het systeem van certificering naar behoren werkt. De NEa ziet tegelijkertijd ook voldoende aanleiding om de opzet en uitvoering van het duurzaamheidssysteem op onderdelen te verbeteren, onder andere op transparantie, niveau van duurzaamheidsborging en stakeholderconsultatie.2 Het kabinet zal de komende tijd bekijken hoe de adviezen van de NEa verwerkt kunnen worden in de aanscherping van de duurzaamheidseisen.
Hoeveel risico bent u bereid te nemen met de natuur?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat dit risico en de negatieve gevolgen voor het klimaat en biodiversiteit steeds groter worden naarmate er meer houtige biomassa wordt gebruikt? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven is de inzet van duurzame biogrondstoffen voor hoogwaardige toepassingen van groot belang om een klimaatneutrale en circulaire economie te bereiken in 2050. Een aanzienlijk deel van onze economie en levenswijze is momenteel gebaseerd op het gebruik van primaire fossiele grondstoffen en minerale delfstoffen. Om de klimaat- en circulariteitsdoelen te halen moet deze afhankelijkheid zover mogelijk gereduceerd worden door het grondstoffenverbruik te verminderen, grondstoffen opnieuw te gebruiken en te vervangen door hernieuwbare alternatieven.
Hierin spelen biogrondstoffen ook een rol, mits deze op een duurzame wijze tot stand komen, en alleen wanneer deze grondstoffen zo hoogwaardig mogelijk ingezet worden. Hierbij wordt ook een eerlijke Nederlandse aanspraak op de wereldwijd beschikbare grondstoffen meegenomen, zoals wordt geadviseerd in het SER-rapport Biomassa in Balans.
Leidend bij de inzet van biogrondstoffen is dat duurzame biogrondstoffen alleen ingezet worden wanneer dit past in het eindbeeld of in de transitie daarnaartoe. Daar waar op korte termijn alternatieve verduurzamingstrategieën beschikbaar komen, zet het kabinet in op afbouw van de subsidie op de inzet van biogrondstoffen. Biogrondstoffen worden alleen gestimuleerd wanneer er geen goede alternatieven voor zijn.
Op welke manier kan het blijven kappen van bomen (uit beschermde bossen) duurzaam zijn in een Nederland en Europa waarin mensen nog steeds leven alsof er meerdere aardbollen zijn?2
Zie antwoord vraag 10.
Waarom zet u niet meer in op besparing (in de productie en consumptie van energie en andere dingen) (ook in de EU-onderhandelingen), zodat de veronderstelde noodzaak om houtige biomassa te gebruiken, wegvalt? Bent u bereid dit alsnog te doen? Zo nee, wat houdt u tegen? Zo ja, hoe gaat u dit oppakken?
Energiebesparing is een prioriteit van het kabinet, want het verlaagt de energierekening, maakt ons minder afhankelijk van (Russisch) gas en spaart het klimaat. Daarom heb ik mij gedurende de Fit-For-55-onderhandelingen steevast ingezet voor ambitieuze energiebesparingsdoelen op EU-niveau. Ik zal dit blijven doen tijdens de voortzetting van deze onderhandelingen tussen het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Raad de komende maanden. Nederland bevindt zich daarmee in de kopgroep van de EU. Nationaal zet ik in op energiebesparing met de campagne «Zet Ook de Knop Om» die huishoudens en bedrijven oproept en tips geeft om energie te besparen. Uiteraard is hier ook een belangrijke voorbeeldrol voor de overheid zelf en deze zal ik blijven stimuleren en uitdragen. Daarnaast scherp ik de energiebesparingsplicht voor bedrijven en instellingen in 2023 aan. Meer maatregelen en meer bedrijven vallen dan onder deze plicht en zullen besparingsmaatregelen moeten treffen. Met extra middelen versterk ik bovendien het toezicht en handhaving op deze plicht. Ik verwijs verder naar mijn brief van juli jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 793).
Kunt u bevestigen dat er voor het klimaatbeleid van Nederland en de EU natuur en biodiversiteit wordt opgeofferd? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ondersteunt middels het klimaatbeleid het gebruik van duurzame biogrondstoffen voor hoogwaardige toepassingen. In de duurzaamheidscriteria is opgenomen dat de biodiversiteit in stand gehouden dient te worden en waar mogelijk versterkt. Zo moeten maatregelen zijn getroffen voor de bescherming van beschermde en bedreigde planten- en diersoorten, en indien van toepassing voor de versterking van de populatie en hun habitat.
Bent u nog steeds van mening dat bosbeheer primair de verantwoordelijkheid is van de lidstaten zelf, zoals u aangaf in uw antwoord op eerdere schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren?
Ja.
Hoe ziet u de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid die het verbranden van bomen zelfs met miljarden subsidieert en houtige biomassa ook aanbeveelt in de Europese Unie?
Zoals hierboven vermeld is, zijn biogrondstoffen van groot belang om een klimaatneutrale en circulaire economie te bereiken in 2050. Het is de verantwoordelijkheid van het kabinet om te zorgen dat er een robuust systeem voor de borging van duurzaamheid van biogrondstoffen is, en dat deze actief gecontroleerd wordt. Daarom zet het kabinet zich in voor strenge duurzaamheidseisen en een systeem waarin biogrondstoffen alleen ingezet worden wanneer dit past in het eindbeeld of in de transitie daarnaartoe, zowel in Nederland als in Europa.
Bent u zich ervan bewust dat u medeplichtig kan worden aan wat ecocide genoemd kan worden? Zo nee, waarom niet? Wat heeft dit bewustzijn voor u veranderd?
Zie antwoord vraag 15.
De oproep “Nederland, stap uit het klimaatonvriendelijke Energiehandvest” en het onderhandelingsresultaat voor de modernisering van het Energy Charter Treaty |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Heeft u de oproep «Nederland, stap uit het klimaatonvriendelijke Energiehandvest» van hoogleraar Europees recht, Christina Eckes gezien?1
Ja.
Waarom is de tekst van het onderhandelingsresultaat niet openbaar?
Voor de openbaarmaking van het onderhandelingsresultaat is de goedkeuring van alle 53 ECT-verdragspartijen nodig.
Kunt u de tekst van het onderhandelingsresultaat met de Kamer delen?
Zoals toegezegd tijdens het tweeminutendebat op 19 oktober jl., zal de tekst van het gemoderniseerde verdrag vertrouwelijk in te zien zijn voor leden van de Tweede Kamer. Zie ook antwoord op 2.
Zo niet, hoe moet de Kamer dan een oordeel vormen over het onderhandelingsresultaat?
Zie antwoord vraag 3.
Is het niet openbaar maken van de tekst in strijd met de transparantie-richtlijnen van de Europese Unie? Zo ja, wat gaan de Europese Commissie en de lidstaten eraan doen om te zorgen dat de tekst toch openbaar wordt, voordat deze wordt goedgekeurd?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het met ons eens dat het niet openbaar maken van deze tekst voorafgaand aan de besluitvorming in de Europese Raad een goed maatschappelijk en democratisch debat in de weg staat?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u dan in elk geval de «gesloten lijst» van maatregelen die een schending vormen van de investeringsbescherming delen, waar u in uw Kamerbrief van 8 juli 2022 naar verwijst?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het met de Europese Commissie eens dat het Energy Charter Treaty (ECT) na aanpassing aan het onderhandelingsresultaat niet langer in strijd zal zijn met het klimaatakkoord van Parijs en het doel om opwarming tot 1,5 graden te beperken? Kunt u beargumenteren waarom?
De uiteindelijke beoordeling van het kabinet is dat, hoewel de moderniseringsvoorstellen een verbetering zijn ten opzichte van de huidige ECT, het behaalde resultaat voor Nederland onvoldoende ambitieus is. Voor de volledige appreciatie van het gemoderniseerde ECT wordt verwezen naar Bijlage 1 van Kamerbrief (kenmerk WJZ/ 22518683). (Bijlage bij Kamerstuk 21 501–33, nr. 977.)
Het kabinet is van mening dat het behaalde resultaat onvoldoende recht doet aan de duurzaamheidsdoelstellingen en voor Nederland onvoldoende in lijn is met de Nederlandse en Europese doelen die voortvloeien uit het klimaatakkoord van Parijs. Zo creëert de gemoderniseerde tekst geen nieuwe duurzaamheidsverplichtingen terwijl dit wel de EU inzet was. Het gemoderniseerde ECT herbevestigt enkel bestaande duurzaamheidsverplichtingen, en blijft daarmee achter bij bepalingen in andere verdragen, zoals de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen Canada en de Europese Unie (CETA). Ook is het zo dat in dit sectorspecifieke verdrag, investeringen in de fossiele sector onder het gemoderniseerde ECT nog steeds worden beschermd. Er is een stap gezet in de goede richting door een flexibiliteitsmechanisme in te voeren, waardoor verdragspartijen er voor kunnen kiezen investeringen in fossiele energie uit te sluiten van investeringsbescherming onder het ECT op hun grondgebied. Vooralsnog hebben de EU, en onder de specifieke voorwaarden het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland, ervoor gekozen van dit mechanisme gebruik te maken. Daarnaast wijkt de geschillenbeslechting ten aanzien van de duurzaamheidsbepalingen af van recente akkoorden die door de EU zijn gesloten. en zijn onvoldoende ambitieus.
Bent u het met het Internationaal Energie Agentschap (IAE) eens dat investeringen in nieuwe projecten voor de winning van olie, gas en kolen in strijd zijn met het klimaatakkoord van Parijs en het doel om opwarming tot 1,5 graden te beperken?
Het Internationaal Energieagentschap (IEA) heeft in verschillende rapporten, inclusief ook de recente World Energy Outlook 20222, aangegeven dat emissieneutraliteit in 2050 (wat in lijn is met het beperken van opwarming van de aarde tot 1,5 graden) in combinatie met energiezekerheid kan worden bereikt zonder (investeringen in) exploratie van nieuwe fossiele energievoorraden. Dit is een feitelijke vaststelling door het IEA op basis van scenario-analyses.
Hoe is het uit te leggen dat een verdrag in lijn is met het klimaatakkoord als dat verdrag nog minstens 10 jaar (plus de tijd die nodig is voor ratificatie, wat in de regel vele jaren duurt) alle fossiele investeringen beschermt tegen allerlei vormen van overheidsingrijpen?
Zoals aangegeven in antwoord 8, is het Kabinet van mening dat het gemoderniseerde ECT niet voldoende in lijn is met de inzet op klimaat- en duurzaamheidsafspraken in investeringsakkoorden. Investeringsbescherming onder de transitieperiode of sunset clausule, die van toepassing is op partijen die uittreden, weerhoudt overheden er niet van in te grijpen ter behoeve van de energietransitie. De verdragspartijen bij het ECT behouden het recht om te reguleren, om beleid te maken en uit te voeren. Overigens geldt de investeringsbescherming ook voor bestaande duurzame energieprojecten.
Bent u het eens met het onderdeel van het onderhandelingsresultaat om de bescherming van investeringen via het ECT uit te breiden naar onder andere biomassa, carbon capture and storage (CCS) en waterstof?
Onder het ECT zijn «investeringen» die binnen de definitie van «een economische activiteit in de energiesector» vallen, beschermd. Carbon utilisation and storage (CUCS) is in het gemoderniseerde ECT toegevoegd aan de definitie van economische activiteit. Het gemoderniseerde ECT sluit bepaalde houtige vormen van biomassa voor alle verdragspartijen uit van bescherming. Daarnaast heeft de EU in het gemoderniseerde ECT een uitzondering gemaakt ten aanzien van CUCS en bepaalde vormen van waterstof.
Dit betekent dat na 15 augustus 2023 nieuwe investeringen in deze economische activiteiten niet langer beschermd worden op het grondgebied van de EU onder het gemoderniseerde ECT. Het gemoderniseerde ECT verduidelijkt daarnaast het recht van overheden om te reguleren in het publiek belang. Het recht dat overheden hebben om maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn in het kader van energie transitie en om klimaatverandering tegen te gaan, wordt nu geëxpliciteerd in het ECT.
Het is overigens niet de inzet om toekomstige rechtszaken volledig te voorkomen. Ook in het Nederlands en Europees recht zijn basisregels voor fatsoenlijk overheidshandelen stevig verankerd. Discriminatoire, willekeurige en oneerlijke behandeling zijn ook onder Nederlands en Europees recht verboden, net als het feit dat ook in die rechtsordes onteigening niet zomaar is toegestaan maar aan voorwaarden is onderworpen.
Hoe is het te verantwoorden dat we daarmee nieuwe risico’s gaan lopen op miljardenclaims van investeerders als uit oogpunt van algemeen belang bepaalde investeringen in zulke energieprojecten onwenselijk zullen blijken?
Zie antwoord vraag 11.
Erkent u dat Spanje heeft opgeroepen om in EU-verband uit het Energy Charter Treaty te stappen, ook al heeft Spanje in uw ogen nog geen officiële positie ingenomen over het onderhandelingsresultaat?
Ja. Spanje heeft reeds officieel aangekondigd om uit het ECT te zullen stappen. De positie van Spanje over de modernisering van het ECT is op het moment van schrijven nog niet duidelijk.
Heeft u de motie van Teunissen, Leijten, Kröger (Kamerstuk 21501–33, nr. 940) geïnterpreteerd als een verzoek om net als Spanje te bepleiten om in EU-verband uit het ECT te stappen?
Tijdens de Energieraad op 27 juni jl. heeft Spanje aangegeven ontevreden te zijn met het onderhandelingsresultaat en heeft Spanje de Europese Commissie en de Juridische Dienst van de Raad opgeroepen om de optie te onderzoeken van een gecoördineerde terugtrekking van de EU uit het ECT. Hierop voortbouwend heeft Nederland de Europese Commissie ged om in deze analyse ook de mee te nemen in hoeverre het onderhandelingsresultaat overeenkomt met het EU-onderhandelingsmandaat. Nederland heeft toen aangekondigd om opzegging van het ECT te willen onderzoeken en heeft Nederland met de Europese like minded collega’s naar het EU-krachtenveld gekeken.
Het kabinet is voornemens het ECT op te zeggen. Daarnaast zal Nederland binnen EU verband – in lijn met de aangenomen motie van het Kamerlid Teunissen van 22 juni jl.3 – zich inzetten voor een gecoördineerde opzegging van het ECT door de EU. Met het besluit om uit het ECT te treden is Nederland in het gezelschap van enkele andere EU-lidstaten, zoals Polen, Frankrijk en Spanje. Italië trad al eerder uit. Ook enkele andere EU-lidstaten staan kritisch tegenover het uiteindelijke moderniseringsvoorstel en zijn nog bezig met de interne besluitvorming over eventuele opzegging. Ik verwijs u verder ook naar de bijgevoegde Kamerbrief (kenmerk WJZ/ 22518683) over het Energy Charter Treaty. (Kamerstuk 21 501–33, nr. 977.)
Heeft u in de Energieraad of anderszins bij EU-collega’s bepleit om gezamenlijk uit het ECT te stappen?
Zie antwoord vraag 14.
Zo nee, waarom stelt u dan dat u in lijn met de motie handelt? Zo ja, wat waren de reacties van uw collega-Ministers?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u van plan alsnog gevolg te geven aan de motie door te bepleiten dat de EU en alle EU-lidstaten uit het ECT stappen?
Zie antwoord vraag 14.
Erkent u dat het uitbreiden van investeringsbescherming onder het gemoderniseerde Energiehandvest naar wat nu door de Europese Commissie en het kabinet als hernieuwbare energie wordt gezien, zoals biomassa, de energietransitie kan belemmeren omdat keuzes op een later moment zo niet meer terug te draaien vallen en innovatief energiebeleid zo belemmerd wordt? Zo ja, kunt u dan bevestigen dat u, wanneer u doorgaat met het ondersteunen van de modernisering van het ECT, willens en wetens onze energietransitie in gevaar brengt? Zo nee, kunt dan uitleggen waarom u de kennis van een expert (hoogleraar Christina Eckes) in twijfel trekt?
Zie de appreciatie in de bijgesloten Kamerbrief (kenmerk WJZ/ 22518683) en het antwoord op vragen 8 en 10, 11, 12. (Bijlage bij Kamerstuk 21 501–33, nr. 977.)
Zoals aangegeven maakt de EU uitzonderingen voor CUCS, houtige vormen van biomassa en bepaalde vormen van waterstof. Investeringen in deze vormen van energie worden onder het gemoderniseerde ECT niet langer beschermd na 15 augustus 2023, zoals de Kamerbrief (kenmerk WJZ/ 22518683) beschrijft. (Kamerstuk 21 501–33, nr. 977.)
Nederland treedt uit het ECT en is na de uittreding niet als verdragspartij gebonden aan het gemoderniseerde verdrag. Zoals beschreven in de Kamerbrief is een deel van het gemoderniseerde ECT – na inwerkingtreding of ratificatie daarvan – wel van toepassing op Nederland via de band van de Europese Unie. Het kabinet deelt niet de mening dat de modernisering van het ECT de energietransitie in gevaar zou brengen. Investeringsbescherming, onder het gemoderniseerde of oude ECT, heeft geen invloed op het Nederlandse en EU-energiebeleid. Daarnaast, zoals eerder aangegeven, bevat het gemoderniseerde ECT verbeteringen ten opzichte van het huidige ECT.
Wat verandert de oproep van hoogleraar Christina Eckes om uit het ECT te stappen omdat het ook na modernisering klimaatonvriendelijk is aan uw standpunt?
Zie antwoord vraag 18.
Bent u het met ons eens dat het toelaten van nieuwe leden (zoals Afrikaanse landen) tot het ECT zeer onwenselijk is, aangezien dan nog meer fossiele investeringen beschermd zouden worden en de energietransitie in die landen nog moeilijker en duurder kan maken?
Na opzegging heeft Nederland geen invloed meer op het toetreden van nieuwe partijen bij het ECT. Landen besluiten zelf over het partij worden bij een verdrag, het is niet aan Nederland om zich daar in te mengen. Staten die toetreden tot het gemoderniseerde ECT kunnen er overigens voor kiezen geen investeringsbescherming te bieden onder het ECT aan investeringen in fossiele brandstoffen op hun grondgebied. Het kabinet is wel van mening dat het beter zou zijn als nieuwe partijen zich bij het gemoderniseerde verdrag zouden aansluiten in plaats van bij het huidige ECT.
Hoe gaat u er voor zorgen dat andere handels- en investeringsverdragen waar Nederland partij in is, waaronder de meer dan 70 bilaterale investeringsverdragen, de bescherming van fossiel op korte termijn gaan beëindigen?
Nederland zet in op een actief handels- en investeringsbeleid. Onderdeel daarvan is het afsluiten van nieuwe handels- en investeringsverdragen door de EU. Daarnaast heeft Nederland een eigen netwerk van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBOs). Zoals aangegeven in de Beleidsnotitie Doen waar Nederland goed in is4 zet het kabinet in op het moderniseren en waar mogelijk uitbreiden van dit netwerk van IBOs op basis van de Nederlandse IBO model tekst. Net als bij EU handels- en investeringsverdragen ligt ook bij modernisering van de Nederlandse investeringsbeschermingsverdragen de nadruk op de aspecten duurzaamheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid bij het maken en bevorderen van investeringen. Het besluit om het ECT op te zeggen staat los van de inzet op andere handels- en investeringsverdragen, die – in tegenstelling tot het ECT – naar hun aard sectorneutraal zijn.
Wat zou het ergste zijn wat er kan gebeuren als de Europese Unie uit het ECT stapt en de sunset clause van 20 jaar negeert? Zou dat erger zijn dan de schade aan het klimaat die het gevolg zou zijn van het nog langer beschermen van fossiele investeringen, juist in de komende beslissende jaren?
Nederland houdt zich aan zijn verplichtingen onder internationaal recht. Het is onjuist om te stellen dat het ECT en de sunset clause het onmogelijk maken om effectief klimaatbeleid te voeren. De verdragspartijen bij het ECT behouden het recht om te reguleren, om beleid te maken en uit te voeren. Dat principe geldt ook onder de sunset clausule. Indien overheden zich bij beleidsvoering houden aan de beginselen van behoorlijk bestuur zou een overheid een claim niet hoeven te vrezen. Daar waar een overheid niet zorgvuldig handelt is het niet bezwaarlijk dat investeerders zich kunnen beroepen op bescherming.
Bent u bereid het ECT verdrag te toetsen aan andere verdragen zoals het Verdrag van Parijs, UN Handvest van de rechten van de mens en andere verdragen die in het leven zijn geroepen of mens, dier en natuur beschermen?
Het Kabinet heeft besloten het ECT op te zeggen omdat de modernisering het verdrag niet voldoende in lijn brengt met de Nederlandse inzet op klimaat en duurzaamheidsafspraken. Nu het voornemen tot opzegging is genomen is het volgens het kabinet niet nodig het ECT te toetsen aan andere verdragen.
Het artikel 'Energieleveranciers laten bewoners met betaalproblemen massaal stikken: Schuldhulpverleners luiden noodklok' |
|
Raoul Boucke (D66), Hülya Kat (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Energieleveranciers laten bewoners met betaalproblemen massaal stikken: Schuldhulpverleners luiden noodklok»?1
Ja.
Klopt het dat energieleveranciers betalingsregelingen weigeren?
Via de brancheorganisatie voor schuldhulpverlening, de NVVK, heb ik helaas vernomen dat met enige regelmaat betalingsregelingen niet getroffen worden, omdat energieleveranciers niet akkoord gaan. Het gaat dan om grofweg drie groepen: klanten die nog zelf de regie hebben en nog geen contact hebben met schuldhulpverlening, klanten die in het kader van vroegsignalering worden opgemerkt bij de gemeente omdat de energieleverancier de betalingsachterstand heeft doorgegeven en tot voor kort zelfs klanten die gebruik maken van een schuldhulpverlener om een betalingsregeling te treffen voor hun (problematische) schulden. Dit laatste probeert NVVK te voorkomen met het herziene convenant met Energie-Nederland.2
In de aangepaste regeling afsluitbeleid van 26 oktober jl. is een verplichting voor de energieleverancier («vergunninghouder» in de regeling) vastgelegd om zich in te spannen om in persoonlijk contact te treden en te blijven met de klant, en daarbij te wijzen op mogelijkheden voor hulp. De verwachting is dat deze aangepaste regeling leidt tot een toename in betalingsregelingen. Zie ook het antwoord op vraag 10.
Erkent u dat het niet kunnen afsluiten van een betalingsregeling grote problemen kan hebben voor de financiële situaties van huishoudens en eventuele lopende schuldhulpverleningstrajecten?
Het niet kunnen afsluiten van een betalingsregeling kan grote consequenties hebben voor mensen wanneer zij financieel kwetsbaar zijn. De uitzonderlijke situatie op de energiemarkt zorgt ervoor dat een snelgroeiende groep klanten hun energierekening niet meer (volledig) kan voldoen. Tegelijkertijd is van mensen met geldzorgen reeds langere tijd bekend dat zij de neiging hebben zich terug te trekken, contact te vermijden, post niet te openen en aangeboden hulp niet makkelijk te accepteren. Het «in contact komen» is daardoor voor zowel energiele-veranciers als voor gemeenten lastig. De aangepaste regeling tracht hier verbetering in te brengen. Zie ook de antwoorden op vragen 1, 5 en 10.
De energieleverancier heeft recht op betaling van zijn vordering. Als iemand zijn rekening niet ineens kan betalen, kan het helpen om de rekening in termijnen te mogen betalen.
Een overeengekomen betalingsregeling dient wel redelijk en passend te zijn, zodat een schuldenaar deze ook daadwerkelijk kan nakomen. Hierbij is het belangrijk dat de achterstand niet nog verder oploopt.
Voor wie problematische schulden heeft, span ik me breed in dat zij op een laagdrempelige manier de juiste hulp kunnen vinden. Energieleveranciers moeten hier ook een rol in vervullen. Zij kunnen hun klanten met betalingsproblemen vroegtijdig op beschikbare hulp wijzen. Bijvoorbeeld door te wijzen op Geldfit, een onafhankelijk instrument waarmee mensen door het invullen van eenvoudige vragen snel inzicht in hun financiële positie krijgen. Aan de hand van ingevulde gegevens wordt een persoonlijk advies gegeven en eventueel doorverwezen naar de juiste hulp.
Het is belangrijk dat lopende schuldhulptrajecten niet lijden onder te hoog oplopende vaste lasten zoals energiekosten. Om deze reden heb ik op 31 oktober jl. een intentieverklaring3 getekend zodat mensen in een schuldregeling de eindstreep kunnen blijven halen.
Welke middelen heeft een schuldhulpverlening tot de beschikking om een energieleverancier te bewegen tot een betalingsregeling?
Het helpt om tijdig in gesprek te gaan met de energieleverancier, vooral als iemand verder geen problematische schulden heeft en zelf nog de regie kan behouden op de schulden. Als iemand problematische schulden heeft, kan een gemeentelijk schuldhulpverlener helpen als bemiddelaar.
Een schuldhulpverlener heeft een rol indien iemand is gemeld via vroegsignalering, of als iemand een aanvraag voor schuldhulpverlening heeft ingediend. Een intermediair zoals een schuldhulpverlener kan een brugfunctie vervullen en een bemiddelende rol spelen in het treffen van een betalingsregeling.
Indien er niet wordt gereageerd op een voorstel van een schuldhulpverlener, kan de schuldhulpverlener wijzen op de verplichting die de energieleverancier heeft om een extra inspanning te leveren om contact te krijgen met de klanten en om een redelijke en passende betalingsregeling aan te bieden. Daarbij kan de schuldhulpverlener ook wijzen op de verplichting om een betalingsregeling aan te bieden aan klanten die wegens wanbetaling zijn afgesloten voor of op 26 oktober jl.
Het verdient de voorkeur om de betalingsachterstand minnelijk – dus buiten de rechter om – op te lossen. Niemand heeft er belang bij, ook energieleveranciers niet, als betalingsachterstanden oplopen en mensen steeds verder in de problemen komen.
Wanneer een bedrijf niet reageert kan iemand, al dan niet met behulp van een hulpverlener om uitstel van betaling vragen, desnoods aan de rechter. Indien er sprake is van problematische schulden kan voor iemand een schuldregeling de enige mogelijkheid zijn om uit de problemen te komen. De schuldhulpverlening doet aan de schuldeisers een voorstel.
Als een of meer schuldeisers een dergelijk aanbod weigeren, kan medewerking aan een minnelijk traject via een dwangakkoord bij de rechter worden afgedwongen. Als laatste optie is er uiteraard nog het wettelijke traject, de WNSP.
De NVVK sluit steeds meer convenanten met schuldeisers af met daarin afspraken over o.a. medewerking aan schuldregelingen. Bij toelating (middels beschikking van de gemeente) tot minnelijke schuldhulpverlening behoren een betalingsregeling en schuldenrust (geen contractbeëindiging) dan tot de mogelijkheden. NVVK en Energie-Nederland hebben een dergelijk convenant afgesloten.
Erkent u dat dit in de ergste gevallen ook kan leiden tot afsluiting van de energie en hoe verhoudt dit zich tot de doelstelling dat er deze winter niemand van de energie wordt afgesloten?
Een betalingsregeling is geen garantie. Maar we zijn doordrongen van de situatie en nemen deze kwestie zeer serieus. Hierbij hoort dat energieleveranciers een informatieverplichting hebben, en waar nodig contact te zoeken met de klant om dit alsnog aan te bieden. Een betalingsregeling moet nagekomen worden, indien dit niet gebeurt dan mag de rechter afsluiten. Zie ook het antwoord op vraag 7.
De aanpassing van de Regeling afsluitbeleid kleinverbruikers elektriciteit en gas en de Warmteregeling verruimt de bescherming voor consumenten met betalingsproblemen deze winter. Enkel nadat de leverancier zich tot het uiterste heeft ingespannen om in contact te treden met de klant (teneinde een betalingsregeling aan te bieden), maar het contact op geen enkele wijze tot stand komt, behoudt de leverancier het recht om af te sluiten. Met uitzondering van bestaande gevallen van fraude, misbruik of veiligheid waarbij ook mag worden afgesloten. Het niet kunnen treffen van een betalingsregeling kan deze winter dus niet tot afsluiting van energie leiden, zo lang de klant in contact blijft met de energieleverancier. De wijziging legt een zwaardere inspanningsverplichting op de leverancier om in contact te treden, maar ook om een redelijke en passende betalingsregeling te treffen. Ook als er geen contact tot stand komt, mag de klant niet worden afgesloten binnen een maand nadat de energieleverancier de gegevens heeft doorgestuurd naar de gemeente ten behoeve van schuldhulpverlening. Zodra de gemeente het traject voor schuldhulpverlening in contact met de consument heeft opgestart, geldt nog een termijn van een maand waarin niet mag worden afgesloten. Dit biedt zoveel mogelijk tijd en bescherming om de betalingsproblemen op te lossen en te voorkomen dat consumenten in de kou komen te zitten. De gewijzigde regeling afsluitbeleid kleinverbruikers van elektriciteit en gas is sinds 26 oktober jl. in werking. Indien ik alsnog signalen krijg, dan hoort uw Kamer dat van mij en zal ik actie ondernemen.
Welke inzet heeft u reeds gepleegd om energieleveranciers ertoe te bewegen betalingsregelingen te accepteren?
Het kabinet is intensief in gesprek met energieleveranciers en zij zijn indringend aangesproken op de maatschappelijke verantwoordelijkheid die zij zelf ook als zodanig ervaren om redelijke en passende betalingsregelingen aan te bieden. Op 26 oktober zijn de vastgestelde wijzigingen van de Regeling afsluitbeleid kleinverbruikers elektriciteit en gas en de Warmteregeling gepubliceerd, waardoor de leverancier een redelijke en passende betalingsregeling moet aanbieden. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 5.
Hoe staat de regering tegenover een recht op een betalingsregeling voor consumenten bij nutsbedrijven, waarbij ook inhoudelijke eisen gesteld kunnen worden aan de redelijkheid van de betalingsregeling?
Voorop staat dat het belangrijk is dat een consument die merkt dat hij/zij de rekening niet kan betalen contact opneemt met het bedrijf. Vervolgens wordt door het bedrijf bekeken of een betalingsregeling mogelijk is. Soms wordt de vordering door de energieleverancier uit handen gegeven aan een incassodienstverlener. Naar verwachting treedt de Wet Kwaliteit incassodienstverlening per 1 juli 2023 in werking. Deze wet regelt de eisen aan een incassodienstverlener, zoals bejegening en zorgvuldigheid.
De meeste bedrijven werken mee aan een betalingsregeling, mits dat het bedrijf niet hindert in de bedrijfsvoering. Mocht een consument de betalingsregeling niet nakomen of de betalingsachterstand neemt elke maand meer toe, dan kan het zijn dat een energieleverancier naar de rechter stapt om een titel te verkrijgen om de schuld betaald te krijgen.
Het kabinet ziet ook dat soms een bedrijf niet mee wil werken aan betalingsregeling. Daarom werkt de Minister voor Rechtsbescherming aan een wetsvoorstel waarbij de rechter de mogelijkheid krijgt om een betalingsregeling op te leggen. Dit wetsvoorstel wordt waarschijnlijk voor de zomer 2023 aan uw Kamer aangeboden. De internetconsultatie is zojuist afgerond.
Erkent u dat een dergelijk recht kan bijdragen aan het voorkomen van de opbouw van schulden?
Maatwerk is nodig voor de consument met één schuld, bijvoorbeeld bij de energieleverancier, maar ook voor mensen met problematische schulden. Een goede betalingsregeling is afhankelijk van veel factoren, zoals de omvang van de schuld, het inkomen en het uitgavenpatroon. In de Aanpak Geldzorgen, armoede en schulden van 12 juli jl. benoem ik ook expliciet het streven om betalingsachterstanden eerder en beter te signaleren en mensen met problematische schulden sneller door te verwijzen naar passende hulp.
Zie ook het antwoord op vraag 7.
Wanneer kan de Kamer de uitwerking van het noodfonds tegemoet zien en per wanneer treedt deze in werking?
Het is op dit moment nog niet precies te zeggen wanneer het tijdelijke noodfonds in werking treedt. Zoals ik tijdens het Commissiedebat armoede en schulden van 6 oktober jl. heb toegezegd ontvangt uw Kamer voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nadere informatie over de uitwerking van het noodfonds.
Kan het zo zijn dat een huishouden geen aanspraak kan maken op hulp uit het noodfonds wanneer de energieleverancier geen betalingsregeling heeft aangeboden?
De opzet van het tijdelijke noodfonds is dat het fonds een deel van de energierekening van kwetsbare huishoudens die met afsluiting worden bedreigd voor maximaal de winterperiode (1 oktober tot 1 april) uitkeert aan de energieleveranciers. Het noodfonds wordt echter nog uitgewerkt. Zie ook het antwoord op vraag 9.
Daarbij wil ik erop wijzen dat op 26 oktober jl. de tijdelijke wijziging van de Regeling afsluitbeleid kleinverbruikers elektriciteit en gas en de Warmteregeling in werking is getreden. Daarmee wordt deze winterperiode (tot 1 april 2023) extra bescherming geboden aan kleinverbruikers met betalingsproblemen. Van energieleveranciers wordt een extra inspanning gevraagd op het in contact treden met de kleinverbruiker en het aanbieden van een redelijke en passende betalingsregeling. Alleen als de klant na de extra inspanning van de leverancier niet in contact treedt met de leverancier en ook de pogingen van de gemeente om in contact te komen om een traject van schuldhulpverlening op gang te brengen niet slagen, mag in het uiterste geval worden afgesloten (naast de bestaande gevallen van fraude, misbruik en veiligheid). Ook geldt een verplichting voor de leverancier om een betalingsregeling aan te bieden aan kleinverbruikers die op het moment van inwerkingtreding wegens wanbetaling zijn afgesloten.
Het bericht de Europese Unie voornemend is een waterstofbank in het leven te roepen |
|
Jan Klink (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat de Europese Commissie voornemens is om een waterstofbank op te richten met drie miljard euro in kas? Wat is daarop de reactie van de Minister?1
Ik ben op de hoogte van het voornemen, zoals verwoord door de voorzitter van de Europese Commissie, tijdens haar Staat van de Unie-toespraak. Inhoudelijk is hierover nog weinig bekend anders dan dat de Europese Commissie heeft aangegeven dat het beschikbare instrumentarium een bedrag van 3 miljard euro omvat. De Commissie is op dit moment bezig met de verdere uitwerking van het concept. Het kabinet volgt dit nauwgezet. De waterstofbank lijkt een instrument te worden dat als doel heeft de Europese en mondiale markt voor (hernieuwbare) waterstof op gang te brengen. Het Duitse initiatief H2Global heeft een vergelijkbaar doel en richt zich specifiek op het opbouwen van importstromen van hernieuwbare waterstof. Gezien het belang van waterstofimport voor onze klimaatambities (Kamerstuk 32 813, nr. 1060) heb ik op 4 oktober jl. bij mijn Duitse collega de intentie geuit om aan te sluiten bij H2Global en onderzoek ik hiertoe de voorwaarden en financiële consequenties. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd tijdens het Commissiedebat Energieraad van 18 oktober jl. De ontwikkeling van een Europees initiatief kan een extra impuls geven aan de ontwikkeling van de Europese en mondiale waterstofmarkt en in potentie een goede aanvulling bieden.
Wat is er al bekend over deze waterstofbank? Hoe zal de waterstofbank gaan functioneren en hoeveel werkgelegenheid kom hierbij kijken?
Zie het antwoord op de vragen 1 en 3.
Is er al meer bekend over de locatie van de waterstofbank? Welke mogelijkheden ziet de Minister om de waterstofbank in Nederland te vestigen?
Er is nog weinig bekend over de voorgenomen waterstofbank. Vooralsnog lijkt het erop dat dit meer gezien moet worden als financieel instrument dan als fysieke bank in één van de EU-lidstaten.
Deelt u de mening dat het vestigen van de waterstofbank in Nederland een positieve ontwikkeling zou zijn? Bent u bereid om zich hiervoor in te spannen? Welke concrete stappen kunt u ondernemen om dit te realiseren?
Zie ook het antwoord op vraag 3. Ik ondersteun de noodzaak van Europese stimulering van de markt voor hernieuwbare waterstof, waar dat een toevoeging kan zijn op het nationale beleid gericht op productie, import, infrastructuur, opslag en marktordening (Kamerstuk 32 813, nr. 1060 en nr. 1061). Zodra meer bekend is over het concrete voornemen in relatie tot een EU waterstofbank, zal ik hier zorgvuldig en met een constructieve blik naar kijken.
Welke mogelijkheden ziet u omtrent de waterstofbank met betrekking tot het realiseren van de ambities uit het coalitieakkoord en het VVD-D66-plan waterstof?
Zie ook de antwoorden op de vragen 1 en 4. Door gezamenlijk, in EU-verband, te investeren in de opschaling van productie binnen Europa en import van hernieuwbare waterstof kan mogelijk meer schaal en snelheid worden gegenereerd. Een daadwerkelijke beoordeling van de voorgenomen waterstofbank is echter pas mogelijk zodra hierover meer concrete informatie beschikbaar komt van de Europese Commissie en ik zal de Kamer dan ook op de hoogte stellen van de kabinetspositie.
Stijgende energieprijzen zorginstellingen |
|
Raoul Boucke (D66), Wieke Paulusma (D66) |
|
Kuipers , Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Wat is uw beeld van de effecten van de stijgende energiekosten voor ziekenhuizen en andere intramurale zorgaanbieders zoals verpleeghuizen?
Vanuit de verschillende domeinen (Wlz, Zvw, Wmo en Jeugd) heeft het Ministerie van VWS signalen ontvangen over en van zorgaanbieders die dit jaar worden geconfronteerd met aanzienlijke financiële tegenvallers als gevolg van hoger dan geraamde (energie)prijzen en/of voor volgend jaar minder gunstige scenario’s prognosticeren mede door de gestegen (energie)prijzen 2022. Kortheidshalve verwijs ik naar de brieven hierover van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, de Staatssecretaris van VWS en mijzelf van 17 oktober1 en 22 november2 jongstleden.
Bent u bekend met signalen dat sommige ziekenhuizen overwegen de op diesel gedreven noodgeneratoren aan te zetten omdat dit goedkoper wordt in vergelijking tot gas? Krijgt u soortgelijke geluiden en welke zijn deze?
Mij zijn die signalen niet bekend. Ik kan mij wel voorstellen dat zorgorganisaties zich genoodzaakt zien dergelijke keuzes te overwegen om op korte termijn kosten te besparen. Veel ziekenhuizen beschikken over noodaggregaten of -generatoren in verband met leveringszekerheid in geval van een stroomstoring of andere calamiteit.
Deelt u de meining dat dit onwenselijk is?
Vanwege de impact van fossiele brandstoffen op het klimaat en onze leefomgeving is een overstap op hernieuwbare energie te verkiezen. Dat geldt voor heel Nederland, dus ook voor de zorgsector. Over het verkleinen van zijn klimaat- en milieu-impact heeft de zorgsector recent opnieuw afspraken gemaakt in de Green Deal Samen werken aan duurzame zorg. Een van de doelstellingen daarvan is om de uitstoot van CO2 in 2030 met 55% te hebben gereduceerd. In dat kader ga ik er van uit dat een overstap op diesel-gestookte energie, indien daar sprake van is, een tijdelijke uit nood geboren aangelegenheid is en eerder uitzondering dan regel. De hogere energieprijzen maken een overstap naar hernieuwbare energie of het besparen van energie immers financieel aantrekkelijk. Het kabinet houdt aandacht voor prikkels om energieverbruik te verminderen en duurzaamheid te bevorderen.
Welke maatregelen treft de regering om de energiekosten bij ziekenhuizen en andere intramurale zorgaanbieders te mitigeren?
Hiervoor verwijs ik naar eerder genoemde brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, de Staatssecretaris van VWS en mijzelf van 22 november3.
Neemt u ziekenhuizen en andere intramurale zorgaanbieders mee in de uitwerking van het energieplafond of andere compenserende maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Indien zorginstellingen voldoen aan de voorwaarden van het energieplafond, waarbij sprake moet zijn van een kleinverbruikersaansluiting, is het energieplafond ook voor hen van toepassing.
Indien zorginstellingen aan de voorwaarden van de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) voldoen, kunnen zij in aanmerking komen voor de TEK. De voorwaarden daarvoor zijn als volgt:
Heeft u een overzicht van de ziekenhuizen en andere intramurale zorgaanbieders die mogelijk in financiële nood komen vanwege de gestegen energieprijzen?
Ik beschik niet over een dergelijk overzicht. Of en in welke mate ziekenhuizen en andere zorgaanbieders hier mee te maken krijgen is afhankelijk van de individuele situatie, waarbij veel elementen een rol spelen (algehele inflatie, wel of niet aflopen energiecontract, mogelijkheden om energiebesparende maatregelen door te voeren, risicobuffers om financiële tegenvallers op te vangen, afspraken met zorgverzekeraars over compensatie etc.).
Deelt u de opvatting dat de herstructureringswet Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) kan worden ingezet om noodlijdende ziekenhuizen en andere intramurale zorgaanbieders op korte termijn te ondersteunen?
De wet maakt het voor bedrijven mogelijk schulden te herstructureren door middel van een akkoord, dat bindend is voor alle schuldeisers en aandeelhouders. In algemeenheid kunnen zorginstellingen, net als andere bedrijven gebruik maken van de WHOA. Belangrijke voorwaarde voor toepassing van de WHOA is dat er sprake is van een dreigend faillissement. Het moet redelijkerwijs aannemelijk zijn dat de onderneming insolvent zal raken wanneer geen maatregelen worden getroffen.
Welke andere maatregelen worden getroffen om ziekenhuizen en andere intramurale zorgaanbieders te ondersteunen en daarmee de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg te garanderen?
De maatregelen die het kabinet neemt zijn benoemd in de eerder genoemde brieven. Op het gebied van verduurzaming ondersteunt het kabinet de zorgsector met kennis via het Expertisecentrum Verduurzaming Zorg4, met advies en begeleiding via het ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed van de RVO5 en met financiële ondersteuning via de subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (DUMAVA)6, de SDE++ en de ISDE.
Het verhogen van de tarieven door energiemaatschappijen |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Heeft u kennis genomen van de vele energiemaatschappijen, zoals Eneco en Greenchoice die per 1 oktober a.s. de tarieven voor elektriciteit en gas fors verhogen en dat pas tien dagen of enkele dagen voor ingang meedelen aan de klanten?1
Ja.
Herinnert u zich dat u in de Kamer op dinsdag tijdens het Vragenuur heeft gezegd dat de energiemaatschappijen daarmee de wet overtreden, toen u zei: «Energiebedrijven verwijzen naar de afspraken die zij als sector hebben gemaakt en die ook in hun eigen algemene voorwaarden zijn verwerkt; de heer Erkens verwees daar ook naar. Daarin staat tien dagen, maar dat is irrelevant, want de wet is helder. De wet zegt: 30 dagen»?
Zoals ik uw Kamer reeds gemeld heb in het Vragenuur van 27 september 2022 vind ik het zeer onwenselijk dat energieleveranciers hun prijsverhoging voor 1 oktober toch wilden doorzetten. Ik heb ook aangegeven dat het aan de onafhankelijk toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) is om een eventueel onderzoek te starten naar mogelijke wettelijke overtredingen. De ACM heeft energieleveranciers op 27 september per brief opgeroepen zich aan de wettelijke regels te houden. Tegen energieleveranciers die dat niet doen, kan de ACM handhavend optreden, hetzij door het opleggen van boetes, lasten onder dwangsom of bindende aanwijzingen.
Hierna hebben de vijf grootste energieleveranciers in Nederland gehoor gegeven aan de oproep van de ACM om hun besluit terug te draaien. Inmiddels hebben ook andere, kleinere leveranciers bij de ACM aangegeven in geval van tariefwijzigingen de termijn van 30 dagen te zullen respecteren.
Moeten klanten individueel bezwaar maken of zorgt het kabinet, via bijvoorbeeld een maximumprijs op grond van artikel 44 van de Gaswet, of de Autoriteit Consument en Markt (ACM) ervoor dat er wordt ingegrepen?
Klanten kunnen op individuele basis een klacht indienen bij hun leverancier of naar de Geschillencommissie of de rechter stappen. Ze kunnen ook bij de ACM melding maken dat de leverancier zich niet aan de regels houdt. De toezichthouder kan eventueel handhavend optreden bij overtredingen van de wetgeving. De leverancier kan dan bijvoorbeeld een boete krijgen. Een verplichting om de afnemers terug te betalen kan en mag de ACM niet opleggen, daarvoor moeten afnemers naar de Geschillencommissie of de rechter.
Op welke wijze kan een consument effectief zijn recht halen?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn de voor velen onbetaalbaar hoge incasso’s met de hogere energieprijzen over de maand oktober rechtsgeldig of niet?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 3 heeft een flink aantal leveranciers inmiddels gehoor gegeven aan de oproep van de ACM.
Moet een consument de hogere incassokosten betalen, terwijl hij weet dat de energiemaatschappij zich niet aan de wet houdt? Ofwel, moet de consument zich aan de wet houden, wanneer de energiemaatschappij dat niet doet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen een voor een en voor 1 oktober a.s. beantwoorden, omdat de prijsverhogingen dan al ingaan en omdat een bedrijf als Essent dit op 27 en 28 september 2022 pas communiceert over prijsverhogingen en met de snelheid van het licht de politiek en toezichthouder probeert te passeren?
Ik heb ernaar gestreefd de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Het artikel 'Europe’s heavy industry takes action to tackle energy crisis' |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kunt u reflecteren op het artikel «Europe’s heavy industry takes action to tackle energy crisis»?1
Door de hoge energieprijzen ziet de energie-intensieve industrie zich geconfronteerd met hogere kosten. De impact van de hoge energieprijzen verschilt echter sterk per sector en is afhankelijk van de mate waarin bedrijven alternatieve energiebronnen hebben en/of hun hogere kosten kunnen doorberekenen. Vele bedrijven lukt het alternatieve energiebronnen aan te wenden, maar vooral bedrijven die concurreren met internationale aanbieders hebben het lastig. Maatregelen kunnen worden overwogen om de productie binnen Europa te houden als de prijzen lang hoog blijven en sectoren daadwerkelijk dreigen te verdwijnen.
In het Bescherm- en Herstelplan Gas staat geen strategie voor het rantsoeneren van gas met specifiek aandacht voor essentiële, gas-intensieve sectoren, bent u bereidt deze toe te voegen met daarbij een focus op de verstoring van ketens? Zo nee, waarom niet?
Bij het uitwerken van de afschakelstrategie is reeds rekening gehouden met de effecten binnen en tussen ketens van sectoren, ook van de gas-intensieve sectoren.
Gezien het feit dat veel Duitse bedrijven aangeven rantsoenering te verwachten terwijl Nederland maximaal gas gaat leveren aan Duitsland, bent u het er mee eens dat er een Europees afschakelplan nodig is?
Als ook aangegeven in de Kamerbrief van 9 september inzake de voortgang van het BH-G (Kamerstuk 29 023, nr. 342) wordt de afschakelstrategie in nauw overleg met België en Duitsland vormgegeven. De komende periode zal een nadere analyse van grensoverschrijdende keteneffecten worden gemaakt, o.m. inzake Duitsland. De analyse inzake Duitsland zal ook met dat land worden besproken, waarna de afschakelstrategie indien nodig zal worden aangepast.
Volgens de analyse van de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE) is er veel meer energiebesparing mogelijk in de industrie (een goede 3bcm) en huishoudens, waarbij fixteams een snelle besparing kunnen bewerkstelligen door bijvoorbeeld het inregelen van installaties een belangrijke rol kunnen spelen. Gaat u deze fixteams opzetten en wanneer zouden deze dan beginnen?
Ik ben in mijn brief over de aanscherping van de energiebesparingsplicht van 4 juli jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 793) en in reactie op Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3780) ingegaan op de verschillende aanbevelingen voor verbetering van de energiebesparingsplicht van de NVDE. Fixteams worden voornamelijk ingezet voor huishoudens. Op dit moment loopt er in de metropoolregio Amsterdam een door mijn collega van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gesteund pilotproject waarbij fixteams ook worden ingezet voor micro mkb-ers. Daarnaast wordt er bij toezichtbezoeken in het kader van de energiebesparingsplicht aandacht geschonken aan het correct inregelen van installaties.
In Duitsland is er een initiatief dat energie-efficiëntienetwerken heet, waarbij binnen een gemeente of industrieterrein samen wordt gewerkt aan maximale energiebesparing en verduurzaming. Gaat u eenzelfde initiatief in Nederland starten? Zo nee, waarom niet?
Samen met mijn collega van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening verken ik een bedrijventerreinenaanpak waarbinnen op vergelijkbare schaal gewerkt kan worden aan onder meer collectieve energiebesparing. Nog dit jaar zullen wij van start gaan met een pilot voor een versnellingsprogramma verduurzaming bedrijventerreinen. Eind 2023 zal deze pilot worden geëvalueerd om te zien of een verdere uitrol van dit programma zinvol is.
Het bericht 'Energiebedrijven wijken niet: laat aangekondigde prijsverhogingen gaan door' |
|
Alexander Kops (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Energiebedrijven wijken niet: laat aangekondigde prijsverhogingen gaan door»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat energiebedrijven tóch per 1 oktober hun prijzen gaan verhogen, terwijl dit, zoals u zelf ook erkent, níét is toegestaan? Waarom laat u dit gebeuren?
Zoals ik uw Kamer reeds gemeld heb in het Vragenuur van 27 september jl., vind ik het zeer onwenselijk dat energieleveranciers hun prijsverhoging voor 1 oktober toch wilden doorzetten. Ik heb ook aangegeven dat het aan de onafhankelijk toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) is om een eventueel onderzoek te starten naar mogelijke wettelijke overtredingen. De ACM heeft energieleveranciers op 27 september per brief opgeroepen zich aan de wettelijke regels te houden. Tegen energieleveranciers die dat niet doen, kan de ACM handhavend optreden, hetzij door het opleggen van boetes, lasten onder dwangsom of bindende aanwijzingen.2
Na de aankondiging door de ACM, hebben de vijf grootste energieleveranciers in Nederland gehoor gegeven aan de oproep van de ACM om hun besluit terug te draaien. Inmiddels hebben ook andere, kleinere leveranciers bij de ACM aangegeven in geval van tariefwijzigingen de termijn van 30 dagen te zullen respecteren.
Staat u nog steeds achter uw eigen woorden dat energiebedrijven zich per direct aan de regels moeten houden? Zo ja, waarom grijpt u niet meteen in?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat u er onmiddellijk voor zorgen dat de aangekondigde prijsverhogingen níét doorgaan?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen vóór 1 oktober beantwoorden?
Beantwoording voor 1 oktober is helaas niet mogelijk gebleken; wel zo snel mogelijk daarna.