Het bericht ‘Dutch spell out green ideas for EU recovery fund’ |
|
Matthijs Sienot (D66), Rutger Schonis (D66), Jessica van Eijs (D66), Tjeerd de Groot (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Dutch spell out green ideas for EU recovery fund»?1
Ja.
Is dit non-paper in Europees verband met hetzelfde enthousiasme ontvangen als waarmee de vragenstellers hiervan hebben kennisgenomen? Kunt u het speelveld schetsen?
Zoals bekend is op 9 april 2020 een open brief gepubliceerd die er voor pleit dat het tegengaan van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies niet uit het zicht moet raken en dat de Green Deal een centrale rol moet spelen in het economische herstel. Deze brief wordt inmiddels door 19 EU-lidstaten gesteund. Het Nederlandse ambtelijke non-paper geeft een nadere inhoudelijke invulling hoe het economische herstel in de EU zo kan worden vormgegeven dat de Green Deal hierin een centrale rol speelt. Het ligt in de lijn der verwachting dat ook deze groep landen zich in de belangrijkste onderdelen van dit paper kunnen vinden. Het is een informeel non-paper dat vooral is gemaakt om vanuit Nederland tijdig inbreng te kunnen leveren aan de Europese Commissie bij de uitwerking van haar economische herstelplannen. Ook omdat in de Europese Raad van eind maart is besloten om de groene transitie onderdeel te maken van het economische herstel. De Europese Commissie is nu aan zet om plannen voor het economische herstel, inclusief de wijze waarop de Green Deal hierin wordt meegenomen, uit te werken.
Hoe en wanneer gaat u verdere opvolging geven aan dit non-paper? Doet u dit samen met gelijkgezinde lidstaten? Kunt u de te nemen stappen uiteenzetten?
In aanvulling op vraag 2 kan worden aangegeven dat net als Nederland op ambtelijk niveau doet, ook andere EU-lidstaten voorstellen voor verdere uitwerking van groen herstel bij de Europese Commissie inbrengen. De ideeën hiervoor gaan in dezelfde richting, Nederland staat daarbij in nauw contact met klimaatambitieuze EU lidstaten.
Waarom is het non-paper niet vermeld in de geannoteerde agenda die naar de Tweede Kamer is gestuurd, aangezien uit het artikel is op te maken dat het is gepubliceerd in aanloop naar de Europese Top? Bent u bereid de Kamer in het vervolg over het circuleren van non-papers te informeren?
Conform de geldende afspraken rond EU-informatievoorziening ontvangt u de kabinetsinzet op verschillende EU-dossiers middels BNC-fiches en de voortgang van de onderhandelingen middels geannoteerde agenda’s en Raadsverslagen. Uw Kamer is vervolgens in de gelegenheid om de kabinetsinzet en voortgang van de onderhandelingen met het kabinet te bespreken.
Om de kabinetsinzet in Brussel te realiseren, vinden op allerlei ambtelijke niveaus overleggen en uitwisselingen van standpunten tussen Europese Commissie, EU-lidstaten en andere internationale partijen plaats. Dit wordt gedaan om de Nederlandse positie te verduidelijken of inbreng te leveren in beleidsvormende processen van bijvoorbeeld de Europese Commissie. Dat gebeurt ook in de vorm van non-papers, informele ambtelijke documenten, die uiteraard in lijn zijn met de kabinetsinzet. Er worden dus veel verschillende ambtelijke kanalen benut om de Nederlandse belangen goed uit te dragen. Echter, het kabinet acht het te allen tijde delen van al deze ambtelijke beïnvloedingsdocumenten niet opportuun noch wenselijk voor effectieve Nederlandse belangenbehartiging in Brussel.
Het non-paper waar u naar refereert, is als een zelfstandig Nederlands informeel ambtelijk document tot stand gekomen om voorstellen aan te dragen hoe het herstelprogramma van de Europese Commissie ook de Green Deal hierin kan integreren. Het is niet specifiek voor de Europese Raad van afgelopen april gemaakt. Aangezien het in de pers is gekomen en er door u een vraag over is gesteld wordt bij uitzondering het non-paper van Nederland «Outline for an EU Green Recovery» met u gedeeld.
Wat betekent, aangezien in het non-paper een aantal vervroegde en geïntensiveerde investeringen worden voorgesteld door het kabinet, dit voor de Nederlandse onderhandelingsinzet in de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader (MFK)?
Als onderdeel van een bredere Europese herstelstrategie werkt de Commissie op dit moment aan aanpassingen van reeds gepresenteerde voorstellen voor het volgende MFK en aan een nieuw voorstel voor een zogeheten Recovery Fund. Hoe deze voorstellen er precies uit komen te zien is nog onduidelijk. Volgens de laatste berichten publiceert de Commissie de voorstellen eind mei 2020. Afhankelijk van de inhoud van deze voorstellen, zal het kabinet bezien of, en zo ja, op welke aspecten een aanpassing van de Nederlandse onderhandelingsinzet voor het volgende MFK nodig is.
Deelt u de mening dat we nu een grondig gemoderniseerde en ambitieuze begroting nodig hebben en dat deze modernisering bij een nieuw MFK voorop dient te staan, zodat herstel van de Europese economie op groene wijze plaats kan vinden?
Het kabinet is voorstander van een modern en financieel houdbaar MFK dat nieuwe prioriteiten zoals onderzoek en innovatie, veiligheid, migratie en klimaat sterker reflecteert. Onderdeel van de moderniseringsinzet van het kabinet is een goede borging van klimaat. Deze inzet draagt ook bij aan duurzaam economisch herstel. In de MFK-onderhandelingen zet het kabinet al geruime tijd in op besteding van tenminste 25% van de EU-begroting aan klimaatgerelateerde uitgaven. Het kabinet pleit in de onderhandelingen en richting de Commissie voor het verbeteren van de tracering en monitoring om de voortgang richting dit doel goed te kunnen meten. Daarnaast zet het kabinet erop in dat het gehele MFK in lijn is met de doelen van Parijs.
Bent u verder bereid om deze voorstellen ook één-op-één toe te passen in Nederland om groen herstel te stimuleren? Zo nee, waarom niet en welke voorstellen zult u wel overnemen?
Het kabinet heeft met het Klimaatakkoord de route naar 2030 uitgestippeld om te komen tot 49% reductie van CO2 in 2030. Nationaal beziet het kabinet momenteel met de partijen betrokken bij het Klimaatakkoord wat de concrete, directe impact is van de coronacrisis op de uitvoering van het nationale klimaat- en energiebeleid. Daarbij wordt, met het Klimaatakkoord als kader, gekeken naar mitigerende maatregelen en geïnventariseerd welke maatregelen zowel herstel bevorderen als de transitie ondersteunen.
Stelt u voor, net als u in Europees verband in de non-paper heeft beschreven, dat bedrijven alleen aanspraak kunnen maken op financiële overheidssteun op voorwaarde dat zij een bijdrage leveren aan het Nederlands klimaatplan (het Intergraal Nationaal Energie- en Klimaatplan)?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de brief die ik op 1 mei jl. samen met de Minister van Financiën aan uw Kamer heb gestuurd2.
Bent u van plan om versneld te investeren in de energie-infrastructuur in Nederland ter ondersteuning van het groene herstel? Zo nee, waarom niet?
Nederland pleit in de EU in de zogenoemde kick-start fase voor het versnellen en prioriteren van investeringen in infrastructurele projecten die al in de pijpleiding zitten en waar de Europese Unie een versnellende rol kan spelen, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van financiële middelen of een regelgevend kader. Deze infrastructurele projecten omvatten bijvoorbeeld energie-infrastructuur projecten in schone waterstof en offshore wind tussen lidstaten. Deze investeringen zullen het groene herstel ondersteunen.
In Nederland wordt er veel geïnvesteerd in energie-infrastructuur en dat is hard nodig. Daarbij wordt er ook geïnvesteerd in infrastructuur voor andere energiedragers en projecten in het kader van de energietransitie. Zo wordt er onder andere € 53,4 miljoen aan Energiebeheer Nederland (EBN) beschikbaar gesteld in de vorm van een lening. Deze investering vindt plaats om de infrastructuur voor het grootschalige CCS-project Porthos in de Rotterdamse haven te ontwikkelen. Met deze lening kan de ontwikkeling van het project worden gerealiseerd. Ook Gasunie en het Havenbedrijf Rotterdam investeren in de aanleg van deze CO2-infrastructuur.
In de kabinetsvisie Waterstof, Kamerstuk 32 813, nr. 485, heb ik aangegeven hoe ik stappen wil maken met waterstof en de benodigde infrastructuur. Ook heb ik u geïnformeerd over de inzet voor een warmtetransportnet in Zuid-Holland, Kamerstuk 30 196, nr. 676.
De netbeheerders voor elektriciteit en gas hebben daarnaast aangegeven de investeringen in aardgas- en elektriciteitsnetten op peil te willen houden. De energietransitie vraagt een forse uitbreiding van met name het elektriciteitsnet en kent op dit moment een aantal regionale knelpunten en het aanleggen van nieuwe infrastructuur duurt veelal enkele jaren. Door het op peil houden van de investeringen zorgen netbeheerders ervoor dat knelpunten worden weggewerkt en het net toekomstgericht wordt uitgebreid. Netbeheerders hebben op dit moment hun investeringsplannen tot 2030 ter consultatie liggen. Een snelle uitwerking hiervan is echter wel afhankelijk van bijvoorbeeld vergunningprocedures en beschikbaarheid van voldoende technisch personeel.
Zie verder het antwoord op vraag 7.
Geldt het uitsluiten van subsidie voor kernenergie ook in Nederland, aangezien dit in de non-paper onder de «exclusion list» van het Just Transition Fund staat? Zo nee, waarom maakt u hierin een onderscheid?
Nederland pleit voor een ambitieuze uitsluitingslijst voor investeringen die in het kader van herstel gedaan zullen worden: we willen voorkomen dat we voor de komende decennia een lock-in creëren in een fossiele economie. Het Just Transition Fund (JTF) is niet direct gericht op de energietransitie, maar op economische diversificatie en sociaal flankerend beleid. De JTF-uitsluitingslijst is in het betreffende non-paper genoemd als startpunt, maar zal daarom verder moeten worden aangepast aan de modaliteiten van een eventueel herstelprogramma. De Nederlandse positie ten aanzien van kernenergie blijft onveranderd, dat wil zeggen, kernenergie als CO2-arme energiebron is niet uitgesloten in de Nederlandse energiemix.
Op welke wijze denkt u dat kringlooplandbouw een rol kan spelen bij het groene herstel en het stimuleren van de werkgelegenheid in Nederland? Bent u bereid om uw kringlooplandbouwvisie waar mogelijk versneld uit te voeren?
In de LNV-visie en het realisatieplan daarvoor is voor de land- en tuinbouw een koers uitgezet die agrarische ondernemers in staat moet stellen om een goede boterham te verdienen en die tegelijkertijd moet leiden tot efficiëntere omgang met grondstoffen, lagere emissies en behoud van natuurlijke hulpbronnen. Deze uitgangspunten zijn onverkort van kracht, ook in de ongekende situatie waarin Nederland en de rest van de wereld nu verkeren. Deze koers past uitstekend in de reeds genoemde bredere ambitie van het «groene herstel» en het kabinet is dan ook voornemens om de met de LNV-visie ingeslagen weg te vervolgen en te versnellen waar zich daarvoor mogelijkheden aandienen.
Zie verder het antwoord op vraag 7.
Bent u van plan om voor de verduurzaming in de gebouwde omgeving acties naar voren te halen die al stonden gepland in het Klimaatakkoord, vergelijkbaar met de Europese «renovation wave», aangezien het tevens een positieve bijdrage kan leveren aan de werkgelegenheid in de bouwsector? Zo nee, waarom niet?
Inzet op de verduurzaming van de gebouwde omgeving gaat onverminderd door, juist vanwege de effecten op de werkgelegenheid en de continuïteit in de bouwsector. Met interesse volg ik de ontwikkelingen omtrent de renovatiegolf van de Europese Commissie.
Zie verder het antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om subsidies voor het isoleren van koop- en huurwoningen naar voren te halen en een groter bedrag beschikbaar te stellen, zodat de energievraag van meer woningen kan worden verminderd, terwijl het extra werkgelegenheid oplevert in de bouwsector? Zo nee, waarom niet?
Zoals op vraag 12 aangegeven gaat de inzet op de verduurzaming van de gebouwde omgeving onverminderd door.
Zie verder het antwoord op vraag 7.
Bent u bereid de uitrol van het uitvoeringsprogramma circulaire economie 2019–2023 (de zogenaamde «actielijnen») te versnellen om op de korte termijn economische groei en werkgelegenheid te creëren?
Net zoals in vraag 7 wordt beschreven, beziet het kabinet momenteel wat de concrete, directe impact is van de coronacrisis op de uitvoering van het nationale circulaire economie beleid. Dit gebeurt samen met de andere departementen, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en medeoverheden Daarbij wordt gekeken naar mitigerende maatregelen en geïnventariseerd welke maatregelen zowel herstel bevorderen als de transitie ondersteunen en waar mogelijk versnellen. Integrale besluitvorming over deze maatregelen vindt in augustus plaats. Tevens wordt nagedacht over de structurele impact van corona – voorbij de fases van economisch neergang en herstel.
In dit kader is het van belang om te benadrukken dat circulaire maatregelen zich bij uitstek richten op groen herstel, dergelijke maatregelen zorgen bijvoorbeeld voor een verlaging van de milieudruk door reductie van de uitstoot van CO2 en broeikasgassen. Ten aanzien van economische aspecten zoals werkgelegenheid, blijven deze een aandachtspunt. Een van de acties in het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie is dan ook het beter in kaart brengen van de mogelijke effecten van circulaire economie op de arbeidsmarkt. Hierin zal ook aandacht worden besteed aan de benodigde acties voor om- en bijscholing. Daarnaast is het kabinet met verschillende partijen in gesprek over de gevolgen van de coronacrisis, wat dit voor de toekomst betekent, en wat nodig is om de transitie naar een circulaire economie succesvol door te zetten. Het is van belang om maatregelen te nemen in lijn met het Europese actieplan circulaire economie.
Tegelijkertijd is het van belang om ons nu ook te richten op de lange termijn. Een circulaire economie brengt namelijk op de langere termijn economische kansen met zich mee. Bijvoorbeeld doordat er zuiniger en daardoor (op termijn) ook kostenefficiënter met grondstoffen en materialen om wordt gegaan. Ook zorgt een circulaire economie ervoor dat er minder afhankelijkheid is van andere landen als het aankomt op de leveringszekerheid van primaire materialen of grondstoffen.
Bent u bereid om extra te investeren in het versneld ontwikkelen en uitrollen van de huidige circulaire pilot projecten van Rijkswaterstaat om daarmee circulaire infrastructuur mogelijk te maken?
Het kabinet heeft op 24 april jl. in een brief aan de Kamer aanvullende maatregelen toegelicht om het Urgenda-vonnis uit te voeren. In dit maatregelenpakket worden reeds extra financiële middelen beschikbaar gesteld voor circulaire maatregelen in de grond-, weg- en waterbouw. Het gaat dan onder meer om het uitvoeren van pilotprojecten voor gerecycled asfalt, beton en staal.
Waar ziet u kansen om circulaire businessmodellen te gebruiken om de Nederlandse economie te versterken?
Circulaire businessmodellen zijn belangrijk voor de transitie naar een circulaire economie in 2050. Daarom heeft het Ministerie van IenW samen met VNO-NCW/MKB Nederland, MVO Nederland en Het Groene Brein het Versnellingshuis Nederland Circulair! opgericht. Het Versnellingshuis Nederland Circulair! helpt ondernemers met vragen over hun circulaire businesscase. Daarnaast start het Versnellingshuis doorbraakprojecten om hele sectoren circulair te maken, bijvoorbeeld op gebied van chemische recycling van kunststoffen en textiel. Bovendien is er op 9 april 2020 een subsidieregeling Circulaire ketenprojecten gepubliceerd. Deze regeling heeft als doel om ondernemers te ondersteunen die samen aan de slag willen om hun processen circulair in te richten of een circulair product of dienst te ontwerpen. Tot slot is ook een deel van de klimaat- en Urgenda-middelen er op gericht om middels circulaire maatregelen bij te dragen aan CO2-reductie. Ook hier kunnen ondernemers met circulaire businessmodellen aanspraak op maken.
Juist nu is het belangrijk om de ondernemers te helpen bij de transitie naar een circulaire businesspropositie. Zo organiseert het Versnellingshuis in de week van 11 mei 2020 «Circulair met Spoed», een actieweek waarbij het Versnellingshuis binnen 24 uur antwoord geeft op vragen van ondernemers. Circulair ondernemen is namelijk de toekomst. Toch is het soms nog lastig om innovatieve circulaire ideeën succesvol toe te passen. Ondernemers komen barrières tegen die vragen oproepen. Zeker in tijden waarin veel ondernemers in onzekerheid leven, kan extra ondersteuning een helpende hand bieden. Het Versnellingshuis: Nederland circulair! helpt ondernemers met deze vragen. Op deze manier wordt getracht de uitrol van circulaire businessmodellen te stimuleren en creatieve en innovatieve ondernemers te helpen in een tijd waar deze extra hulp welkom is.
Bent u bereid om vast te houden aan de koers naar een secundaire economie door middel van normering in het verplicht gebruik van secundaire materialen (bijv. plastics)?
Het kabinet houdt vast aan de koers naar een circulaire economie. Bevordering van het gebruik van secundaire materialen, zoals gerecycled plastic, is een belangrijk element om dat te kunnen bereiken. De Europese Commissie kondigt in haar nieuwe actieplan circulaire economie aan te komen met verplichtende eisen ten aanzien van het gehalte aan gerecyclede kunststoffen in nieuwe producten en verpakkingen. Het kabinet vindt dit positief en kijkt uit naar de verdere uitwerking. Dergelijke eisen dragen ook bij aan een sterke en weerbare infrastructuur voor recycling.
Bent u bereid om investeringen in elektrische laadinfrastructuur in Nederland zoals die al gepland stonden in het Klimaatakkoord naar voren te halen, om zo elektrisch rijden te bevorderen aangezien dat een belangrijke bijdrage kan leveren aan het verbeteren van de luchtkwaliteit en aan CO2-reductie in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het Rijk investeert niet zelf in de aanleg van laadinfrastructuur, maar ondersteunt haar partners om de benodigde uitrol op peil te houden en waar mogelijk te versnellen. Zo worden op dit moment de convenanten getekend tussen Rijk, medeoverheden en netbeheerders voor de uitrol van de laadinfrastructuur en begin ik dit jaar met de uitkering van de rijksbijdrage van € 15 miljoen aan de samenwerkingsregio’s. Dit bedrag wordt door de regio’s verdubbeld. De uitrol van de laadinfrastructuur in de regio’s vindt plaats in afstemming met de Regionale Energie Strategieën.
Zie eveneens het antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om als Nederland een voortrekkersrol te vervullen in het opzetten van opendata-applicaties waarmee de verkoop van internationale treintickets wordt vereenvoudigd, zodat de trein beter kan concurreren met het vliegtuig? Zo nee, waarom niet?
Nederland ondersteunt van harte acties die bijdragen aan verbetering van het internationaal personenvervoer per spoor, en erkent de noodzaak om te komen tot een beter integraal systeem voor internationale treintickets. In het position paper internationaal spoor die begin dit jaar aan de Europese Commissie is aangeboden (Kamerstuk 29 984 nr. 887) is door destijds de Minister van Infrastructuur en Waterstaat dit ook als een van de verbeterpunten benoemd die we in gezamenlijkheid moeten oppakken.
In het paper wordt opgeroepen om te komen tot Europese agendering van de verbeterpunten voor internationaal vervoer per trein. Bij de gesprekken rond de Europese agendering zal Nederland om aandacht vragen voor (o.a.) een systeem voor eenvoudige (ver-)koop van internationale spoortickets. Voor het opzetten van dergelijk systeem is samenwerking binnen de Europese spoorsector vereist en zijn de EU regels rond gegevensuitwisseling voor personenvervoer relevant (in het bijzonder Technische Specificaties Interoperabiliteit, Telematics Applications Passengers).
Bent u bereid om op korte termijn een kabinetsplan voor Nederland te publiceren waarin de aanpak wordt beschreven om tot groen herstel te komen na de coronacrisis? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zal dit plan dezelfde voorwaarden bevatten als in dit non-paper van 21 april 2020 beschreven?
Zie het antwoord op vraag 7.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 22 mei 2020?
Dit is in verband met de benodigde interdepartementale afstemming niet gelukt.
Het bericht 'Oplossing voor onderzoekers aan universiteiten hard nodig' |
|
Harry van der Molen (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de berichten «Oplossing voor onderzoekers aan universiteiten hard nodig»1 en «Erken en waardeer solidariteit in tijden van crisis»?2
Ja.
Heeft u zicht op hoeveel onderzoekers afhankelijk zijn van projectfinanciering en vervolgfinanciering?
Tot en met 2017 bevatten de jaarlijkse Kengetallen Universitair Onderzoek (KUOZ-data) van de VSNU informatie over de onderzoeksinzet van de universiteiten per geldstroom. Uit die data blijkt dat:
Indien men naar de financiën kijkt, is er sprake van een andere verdeling. Op basis van de cijfers in de jaarverslagen van de universiteiten en umc’s, de onderzoekcoëfficiënten voor de universiteiten en voor de werkplaatsfunctie van het CBS, is te berekenen dat:
Het verschil kan als volgt worden verklaard: uit de eerste geldstroom worden niet alleen de personeelskosten voor het onderzoekspersoneel betaald, maar ook (overhead)kosten voor huisvesting, ondersteunend personeel, faciliteiten. Alsook de overige kosten, zoals infrastructuur en materialen, benodigd voor het onderzoek aan de universiteiten en umc’s.
Bij de lectoraten is het aandeel van de in competitie verkregen middelen (2e en 3e geldstroom) in de totale middelen voor praktijkgericht onderzoek de laatste jaren gegroeid van 34 procent in 2015 tot 42 procent in 2017.
Klopt het dat het vooral promovendi en post-docs zijn die op basis van projectfinanciering een tijdelijk dienstverband bij een universiteit, hogeschool of onderzoeksinstelling hebben?
Ja, dat klopt. Promovendi hebben bijna altijd een tijdelijk contract, van de postdoc onderzoekers heeft 88 procent een tijdelijk contract en van de universitair docenten 26 procent. Overigens verschilt het aantal tijdelijke dienstverbanden sterk per universiteit3.
Bij de hogescholen heeft 20 procent van de medewerkers een tijdelijke aanstelling.
Wat vindt u van de suggestie om onderzoeksinstellingen de mogelijkheid te bieden om eenmalig een extra tijdelijk dienstverband aan te bieden?
Door de COVID-19 crisis ligt veel onderzoek stil. Veel onderzoekers hebben geen toegang meer tot labs of collecties, kunnen geen data verzamelen, of zetten zich in het ziekenhuis in. Dit heeft een grote impact op het Nederlandse onderzoek. Met name onderzoekers met tijdelijke contracten lopen vertraging op bij de afronding van hun onderzoeksprojecten. Samen met NWO, KNAW (incl. De Jonge Akademie), AOb, FNV, VH, VSNU en NFU houd ik de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. Doel is om geen onderzoekers tussen wal en schip te laten vallen. Samen met deze partijen wordt gekeken naar oplossingen voor onderzoekers met een tijdelijk contract die in de problemen komen.
Voor welke periode verwacht u dat onderzoekscalls gepauzeerd of uitgesteld worden?
Om de schade voor de sector te beperken is het belangrijk dat de tweede geldstroom niet te lang stilvalt. NWO heeft de verantwoordelijkheid om een eerlijk speelveld en een zorgvuldig beoordelingsproces te borgen, ook in deze periode. NWO heeft daarom maatregelen genomen om wetenschappers te ondersteunen en verfijnt deze constant:
Heeft de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) al alternatieve selectieprocedures ingericht om bijvoorbeeld de interviews in de lopende en nieuwe onderzoekscalls weer doorgang te kunnen laten vinden zolang de voorzorgsmaatregelen rondom het nieuwe coronavirus van kracht zijn?
Zie het antwoord bij vraag 5.
Welke mogelijkheden hebben onderzoekers met een door NWO verstrekte beurs als het onderzoek door coronamaatregelen pas later dan gepland voltooid kan worden?
Op dit moment is het binnen de geldende (budgettaire) kaders voor al het door NWO gefinancierde onderzoek mogelijk om, in overleg, naar budgetneutrale oplossingen te zoeken. Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld aanpassingen van onderzoeksopzet of aanpassingen van dataverzameling waardoor de vertraging minder kan zijn.
Heeft u – eventueel op basis van historische gegevens – zicht op de afname van de derde geldstroom bij economische neergang? Welke consequenties heeft dat voor onderzoekers en de positie van Nederland als kennisland?
Ondanks de kredietcrisis van 2007–2009 hebben de totale baten van de universiteiten zich van 2004 tot 2018 positief ontwikkeld. De inkomsten uit «Werk voor derden» zijn in deze periode gegroeid, van 22 procent tot 26 procent.
Uiteraard deel ik de zorg van de kennisinstellingen dat de derde geldstroommiddelen zullen afnemen, we houden dit nauwlettend in de gaten.
Bent u bereid om NWO te vragen per geval te bekijken of reeds toegekende onderzoeksbeurzen verlengd kunnen worden als de onderzoeker kan aantonen dat door de coronamaatregelen het onderzoek pas later voltooid kan worden?
Dit is niet alleen de verantwoordelijkheid van NWO, maar ook van bijvoorbeeld de universiteiten. Zie ook het antwoord op vraag 4 en vraag 7. NWO beoordeelt aanvragen voor verlenging of vaststelling van lopend onderzoek altijd per individueel geval. Universiteiten zijn ook op zoek naar oplossingen, onder andere in de nieuwe CAO.
Welke mogelijkheden hebben universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen op dit moment om onderzoeksactiviteiten op locatie doorgang te laten vinden en zijn er mogelijkheden om met inachtneming van de RIVM-richtlijnen de mogelijkheden voor onderzoek te verruimen?
Universiteiten hebben gedurende de intelligente lockdown de mogelijkheid gehouden om, met in achtneming van de RIVM-voorschriften, op kleine schaal op locatie door te gaan met onderzoek. De universiteiten zijn daar divers mee omgegaan. Nu er sprake is van een verruiming van de maatregelen neemt de mogelijkheid tot het doen van onderzoek op locatie verder toe.
De berichten dat studenten boetes ontvangen voor groepsvorming in eigen huis. |
|
Monica den Boer (D66), Jessica van Eijs (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Vijf studenten op hun eigen balkon: toch 400 euro boete»1 en «Coronaregels verwarren grotere woongroepen: Zijn we nu een huishouden of niet?»?2
Ja.
Klopt het dat het verbod op groepsvorming en de verplichting om anderhalve meter afstand te houden, gericht zijn op de publieke ruimte, zoals toegelicht door de voorzitter van het Veiligheidsberaad in de brief «Handhaving maatregelen Covid-19 en studentenhuizen»?3
Ja. De aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 maart 2020 luidde dat de voorzitters van de veiligheidsregio’s een verbod moesten instellen op al dan niet toevallige groepsvorming in (bepaalde delen van) de publieke ruimte. De toelichting op artikel 2.2 van de modelnoodverordening die de voorzitters van de veiligheidsregio’s daarop hebben vastgesteld en die ook in de veiligheidsregio Hollands Midden is doorgevoerd, verwijst daarnaar.
Hoe verhoudt deze duiding van de voorzitter van het Veiligheidsberaad zich tot de beboeting van studenten voor samenkomst buiten de publieke ruimte? Is er in de situaties waarin studenten een boete kregen op basis van de noodverordeningen gebruik gemaakt van advisering of waarschuwing voordat de politie tot beboeting over ging?4 Acht u deze beboeting proportioneel?
Bij de beantwoording van deze vraag reageer ik tevens op de aangenomen motie-Van Haga/Hiddema over studenten die boetes krijgen in hun eigen studentenhuis omdat zij geen «gezamenlijk huishouden» zijn5. In deze motie wordt de regering verzocht ervoor te zorgen dat er op bovengenoemde grond geen coronaboetes meer worden uitgedeeld.
Het verbod op groepsvorming geldt, zoals bij de beantwoording van vraag 2 aangegeven, alleen in de publieke ruimte. In artikel 2.2, eerste lid, van de nadien op 8 mei 2020 door de voorzitters van de veiligheidsregio’s opgestelde modelnoodverordening staat dat nu expliciet verwoord. Bovendien is hier bij de instructie voor de handhaving nogmaals op gewezen. Hiermee acht ik gevolg gegeven aan de motie.
De bovengenoemde boetes die zijn opgelegd in Leiden zijn ingetrokken, omdat achteraf is gebleken dat de noodverordening niet op juiste wijze is toegepast.
Klopt het dat een boete op basis van de noodverordeningen leidt tot een aantekening op het strafblad? Acht u dit proportioneel in de situaties uit de nieuwsberichten?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik uw Kamer naar de brief van 29 mei, waarin uw Kamer is geïnformeerd over de opvolging van de motie-Azarkan c.s.6 Zoals aangegeven in het notaoverleg veiligheid van 8 juni jl. wordt ook in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Tijdelijke wet maatregelen COVID-19, dat onlangs voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State is toegezonden, op dit punt ingegaan. In het kader van de behandeling van het wetsvoorstel, wissel ik hierover uiteraard graag met uw Kamer van gedachten.
Hoe zijn de politie en andere handhavers geïnstrueerd om de regels uit de noodverordeningen van de Veiligheidsregio’s te handhaven?
Het OM heeft voor de strafrechtelijke handhaving van de noodverordeningen een landelijk geldend beleidskader opgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten voor de handhaving vastgelegd.
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat de voorschriften in verschillende gemeenten verschillend gehandhaafd worden?
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven zijn de strafrechtelijke boetes die in bovengenoemde situatie zijn opgelegd ingetrokken. De systematiek van de Wet publieke gezondheid is zo dat de Minister van VWS voor de bestrijding van het coronavirus opdrachten kan geven aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Met de modelnoodverordening van de voorzitters van de veiligheidsregio’s en het landelijk geldend beleidskader van het OM dat is genoemd in de beantwoording van vraag 5, wordt gestreefd naar uniformiteit, ook in de handhaving. Dat neemt niet weg dat binnen deze systematiek ruimte is voor lokaal maatwerk en dat rekening gehouden kan worden met regionale omstandigheden en specifieke situaties, waardoor verschillen in de handhaving kunnen ontstaan.
Hoe kunnen de gemeenteraden democratische controle uitoefenen over de handhaving van de maatregelen in hun gemeenten zolang de noodverordeningen van kracht zijn?
Democratische controle op strafrechtelijke handhaving, die plaatsvindt onder het gezag van de officier van justitie, vindt plaats in uw Kamer. In artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s is bepaald dat de voorzitter van de veiligheidsregio na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming met de betrokken burgemeesters in de regio die deel uitmaken van het regionaal beleidsteam, schriftelijk verslag uitbrengt aan de gemeenteraden over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij heeft genomen. De voorzitter van de veiligheidsregio beantwoordt, in overeenstemming met de betrokken burgemeesters, schriftelijk de vragen die de raden na ontvangst van het verslag stellen. Indien een gemeenteraad daartoe verzoekt, verstrekt de voorzitter van de veiligheidsregio na de procedure van schriftelijke verantwoording mondeling inlichtingen over zijn besluiten. Dat laatste impliceert dat de voorzitter van de veiligheidsregio in de desbetreffende gemeenteraad persoonlijk verantwoording moet afleggen. Dit ziet ook op eventuele bestuursrechtelijke handhavingsbesluiten die de voorzitter van de veiligheidsregio neemt. Ik verwijs wat dit betreft verder naar de beantwoording van eerdere vragen van de leden Den Boer en Sneller.7
Indien men van mening is dat de boete onjuist is opgelegd, kan men hiertegen in beroep treden? Zo ja, hoe?
Wanneer betrokkene van mening is dat de strafbeschikking inhoudende een geldboete onjuist is opgelegd, kan verzet worden ingesteld bij de rechter.
Bent u bereid om, in overleg met de voorzitters van de veiligheidsregio’s en experts van het RIVM, te kijken hoe de noodverordeningen beter kunnen aansluiten bij de dagelijkse realiteit van samenwonenden, bijvoorbeeld door de definitie van een huishouden in lijn te brengen met die van studenten en samengestelde gezinnen die keuken en sanitair delen?
Zoals aangegeven door de voorzitter van het Veiligheidsberaad in bovengenoemde brief is de uitzondering voor mensen die een «gezamenlijke huishouding» vormen bewust beperkt gehouden om te voorkomen dat inwoners van allerlei woongroepen, tehuizen en studentenhuizen zich in de publieke ruimte niet aan de 1,5 meter hoeven te houden. Ik zie op dit moment geen aanleiding om in het kader van de nu geldende noodverordeningen van de voorzitters van de veiligheidsregio’s daarover in gesprek te gaan, maar bij de totstandkoming van de tijdelijke wetgeving, die is aangekondigd in de brief van 1 mei 20208 aan uw Kamer, wordt bezien op welke wijze de wettelijke definities vorm moeten krijgen, waarbij ook de door u genoemde omstandigheden worden betrokken.
Kunt u inzicht geven in het aantal boetes in alle regionale eenheden van de Nationale Politie sinds de inwerkingtreding van de anti-coronamaatregelen, in het bijzonder het aantal boetes op basis van de maatregelen aangaande groepsvorming?
Op peildatum 7 juni 2020 zijn er ongeveer 12.800 strafbeschikkingen uitgevaardigd vanwege overtreding van de noodverordeningen. Daarnaast worden nog 8.700 processen-verbaal beoordeeld door het OM.
Verdere uitsplitsing naar verschillende maatregelen, bijvoorbeeld groepsvorming, vergt een handmatige zoekslag in de processen-verbaal en is derhalve op korte termijn niet mogelijk.
Het bericht ‘Studenten protesteren tegen tentamensoftware die beelden van hun huiskamer opslaat’ |
|
Jan Paternotte (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel »Studenten protesteren tegen tentamensoftware die beelden van hun huiskamer opslaat»?1
Ja.
Welke hogescholen en universiteiten maken op dit moment gebruik van software voor online tentamens, waarbij videobeelden van de student of van het computerscherm worden opgeslagen?
De Vereniging Hogescholen (VH) geeft desgevraagd aan dat bijna alle hogescholen op verschillende manieren in pilotvorm testen met proctoring. In een recent gepubliceerd white paper duidt SURF deze verschillende wijzen van proctoring in «niveaus»2. Een tweetal hogescholen (Avans en Hogeschool Leiden) heeft aangegeven geen gebruik te maken van surveillance-software. Ook de kunsthogescholen maken, gezien de aard van het onderwijs, nauwelijks gebruik van proctoring.
De Vereniging van Universiteiten (VSNU) geeft desgevraagd aan dat de Maastricht University, de Universiteit Utrecht en de Open Universiteit geen gebruikmaken van software voor online tentamens. Bij de overige universiteiten gebeurt dit, al dan niet in pilotvorm, op verschillende manieren en schaalgrootte wel.
Van welke softwareaanbieder(s) maken de betreffende onderwijsinstellingen gebruik? Kunt u daarbij aangeven of dat Amerikaanse of Europese zogeheten «proctorbedrijven» zijn?
De onderwijsinstellingen maken gebruik van de softwareaanbieders ProctorExam, Proctorio en Remote Proctor Now. ProctorExam is een Nederlands bedrijf waarvan de data in Duitsland worden verwerkt. Proctorio en Remote Proctor Now zijn bedrijven uit de Verenigde Staten met vestigingen en datacentra in de Europese Unie.
Verzoeken de betreffende proctorbedrijven toestemming aan de student of die zijn persoonsgegevens, zoals videobeelden van diens gezicht, mogen opslaan? Voldoen zij verder aan de vereiste van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)?
Het is aan de onderwijsinstellingen om de studenten goed te informeren over het gebruik en de werking van de proctoring software, bijvoorbeeld middels een privacyverklaring. Een student kan ervoor kiezen niet aan deze tentamenvorm deel te nemen, zoals ik ook toelicht in mijn antwoord op vraag 8.
In mijn antwoord op de schriftelijke vragen van uw collega Futselaar (SP) gaf ik reeds het volgende aan. Bij het gebruik van online proctoring verwerken onderwijsinstellingen (beeld, geluid en andere) gegevens van studenten. Op deze verwerkingen van persoonsgegevens is de AVG van toepassing. De AVG verplicht – kort gezegd – om persoonsgegevens op een behoorlijke en rechtmatige wijze te verwerken. Deze verantwoordelijkheid rust in dit geval op de onderwijsinstelling. De onderwijsinstelling moet kunnen aantonen dat de wijze waarop deze online proctoring toepast bij het afnemen van toetsen, in lijn is met de verplichtingen uit de AVG, in het bijzonder met de beginselen van rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie, doelbinding, minimale gegevensverwerking, juistheid, opslagbeperking en integriteit en vertrouwelijkheid. De Autoriteit persoonsgegevens (AP) houdt toezicht op de naleving van de AVG. Bovendien kondigde de AP recent aan na te gaan of onderwijsinstellingen «voldoende werk maken van het beschermen van de privacy van hun leerlingen of studenten. Zij moeten aantonen hoe zij dit doen.»
Hogeronderwijsinstellingen geven aan dat de gekozen software en haar leveranciers voldoen aan de AVG. Zo worden de persoonsgegevens die de proctoring software verzamelt enkel gebruikt voor het opsporen van mogelijke fraude tijdens een tentamen. Studenten worden voorgelicht over het gebruik en de werking van de proctoring software. De persoonsgegevens zullen niet langer bewaard worden dan strikt noodzakelijk. De instelling verzorgt in bijzondere gevallen alternatieven voor studenten die daar voor in aanmerking komen. Bijvoorbeeld wanneer de student niet kan beschikken over de benodigde ICT-middelen.
De ICT-coöperatie van de hogeronderwijsinstellingen SURF heeft een whitepaper, zoals genoemd in de beantwoording van vraag 2, gepubliceerd. Deze publicatie is een belangrijke handleiding voor de instellingen om proctoring conform de AVG in te kunnen zetten.
Begrijpt u de angst van studenten dat de proctorbedrijven de opgeslagen gegevens niet verwijderen en mogelijk voor andere doeleinden gebruiken of doorverkopen?
Die angst kan ik mij goed voorstellen. Het is aan de onderwijsinstellingen om die angst weg te nemen door aan te tonen dat het gebruik van de software voldoet aan de AVG en dat er goede afspraken met de proctorbedrijven zijn gemaakt die de privacyrechten van studenten borgen. Onderwijsinstellingen nemen die verantwoordelijkheid. Zie ook mijn antwoord bij vraag 4.
Mag een onderwijsinstelling voor deelname aan onderwijs of tentaminering de student vragen om aanvullende of bijzondere persoonsgegevens te verstrekken?
In mijn antwoord op de schriftelijke vragen van uw collega Futselaar (SP) over dit thema gaf ik reeds het volgende aan.
Net als bij de reguliere afname van tentamens zijn bijzondere categorieën van persoonsgegevens, zoals gegevens over religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging of gezondheid af te leiden aan uiterlijke kenmerken. De webcam is gericht op de student in zijn persoonlijke leefomgeving waaruit deze bijzondere persoonsgegevens te herleiden kunnen zijn. Dit vergt een gedegen voorlichting door de onderwijsinstelling aan de student om de bewustwording te vergroten en de kans op het zien en tijdelijk opslaan van deze bijzondere persoonsgegevens te verkleinen. Als studenten niet willen dat dergelijke gegevens uit de beelden afgeleid kunnen worden, kunnen ze, voor zover mogelijk, zorgen dat de uiterlijke kenmerken die daartoe aanleiding geven niet in beeld zijn. Ook staat het hen vrij ervoor te kiezen niet deel te nemen aan deze vorm van tentaminering.
Het verwerken van bijzondere categorieën van persoonsgegevens is in beginsel verboden. Het verwerken van deze persoonsgegevens is slechts toegestaan in de gevallen die AVG noemt. De AP kwalificeert camerabeelden echter niet als bijzondere persoonsgegevens indien (1) het doeleinde van de verwerking niet gericht is op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens dan wel op het onderscheid maken op grond van een bijzonder persoonsgegeven, (2) het voor de verantwoordelijke redelijkerwijs niet voorzienbaar is dat de verwerking zal leiden tot het maken van onderscheid op grond van een bijzonder persoonsgegeven, en (3) de verwerking van die bijzondere persoonsgegevens onvermijdelijk is bij die verwerking.
Mag een onderwijsinstelling een student van onderwijs of tentaminering uitsluiten als die geen toestemming verleent om aanvullende of bijzondere persoonsgegevens te verstrekken?
Proctoring wordt ingezet als er geen andere geschikte vormen van toetsing voor handen zijn. Dit geldt met name voor tentamens die zijn gericht op het toetsen van kennis. In veel gevallen zijn deze kennistoetsen gebaseerd op een digitaal systeem zoals een databank van tentamenvragen. Dit type tentaminering is fraudegevoelig. Proctoring is hiervoor een belangrijke oplossing.
Een onderwijsinstelling moet een alternatieve vorm van toetsing aanbieden als een student ervoor kiest niet deel te nemen aan deze vorm van tentaminering. Alternatieve vormen van toetsing zoals digitale toetsing op de campus met behulp van menselijke surveillance, kunnen door de coronacrisis op dit moment niet plaatsvinden. Hierdoor kunnen onderwijsinstellingen niet uitsluiten dat er studievertraging optreedt bij de keuze voor een alternatieve vorm van tentaminering.
Deelt u de opvatting dat studenten nu geen eerlijke afweging kunnen maken bij het gebruiken van deze software, aangezien studenten immers aangeven koste wat kost hun vakken te willen halen om geen studievertraging oplopen en zij zich gedwongen voelen om in te stemmen met de gestelde voorwaarden en deze software te accepteren?
Naast online proctoring bieden de onderwijsinstelling andere, minder ingrijpende, toetsvormen aan zoals openboektentamens en inleveropdrachten. In bepaalde gevallen is geen alternatieve toetsvorm mogelijk. In die gevallen wordt online proctoring ingezet om studenten geen studievertraging te laten oplopen. Daarbij voorziet de onderwijsinstelling in bijzondere gevallen in een alternatief voor studenten die daarvoor in aanmerking komen. Studenten die geen gebruik willen maken van online proctoring kunnen er ook voor kiezen te wachten tot de beperkende maatregelen van de Covid-19 crisis zijn opgeheven en fysieke toetsing weer mogelijk is.
Bent u bereid om in uw overleg met de onderwijskoepels en studentenorganisaties adequate bescherming van de privacy van studenten – ook in crisistijd – aan de orde te stellen, waarbij studenten de suggestie doen om te werken met open boek examens, alternatieve opdrachten of het schrijven van essays?
In mijn regelmatige overleg met onderwijskoepels en studentvertegenwoordigers spreken wij over het voorkomen van studievertraging en de privacy van studenten. Voor de instelling is de bescherming van privacy van studenten, ook in crisistijd, essentieel. De instellingen maken gebruik van diverse toetsvormen, waaronder de door u genoemde vormen. Echter, zoals toegelicht in de antwoorden op vraag 7 en 8, is de inzet van online proctoring in bepaalde gevallen de enige geschikte toetsvorm.
Bent u bereid te onderzoeken of het desnoods mogelijk is om hogescholen en universiteiten in de rest van het academisch jaar alleen voor tentaminering beperkt te openen, of als alternatief voor tentaminering door middel van proctoring?
Samen met de onderwijsinstellingen onderzoeken we maatregelen om het onderwijs en de examinering zo veel mogelijk doorgang te laten vinden, binnen de grenzen van wat gegeven de crisis veilig kan worden geacht. In het geval van deze specifieke tentamens gaat het vaak om grote groepen studenten, wat een groot beslag legt op het openbaar vervoer. Daarom laat het kabinet de ministeries OCW en IenW nu samen verkennen of en onder welke voorwaarden er een lichte versoepeling van maatregelen voor het hoger onderwijs kan komen, zodat tentaminering, voor zover dat online niet afdoende kan, weer op de instelling zou kunnen plaatsvinden.
Het in gevaar brengen van Nederlanders door het in brand steken van zendmasten |
|
Kees Verhoeven (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Dutch telecommunications towers damaged by 5G protestors»?1
Ja, hier hebben wij kennis van genomen.
Kunt u bevestigen dat de wetenschap geen enkele indicatie heeft voor welk verband dan ook tussen 5G en het nieuwe coronavirus, en de belagers van zendmasten zich derhalve laten leiden door complottheorieën?
De Europese Commissie2 en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Kennisplatform EMV3 hebben reeds benadrukt dat er geen enkel verband is tussen COVID-19 en 5G-technologie, en dat virussen niet worden verspreid via radiogolven/mobiele netwerken.4
Hoeveel aanvallen op zendmasten hebben de afgelopen maand plaatsgevonden en tot welke schade hebben deze geleid?
Op het moment van schrijven is sprake van 29 door de politie geregistreerde incidenten van brandstichting. Daarnaast zijn diverse incidenten bekend van overige vormen van vandalisme, die niet met zekerheid zijn te verbinden aan de geregistreerde incidenten, bijvoorbeeld omdat niet vast staat of het motief vandalisme of diefstal was.
De schade varieert sterk tussen de verschillende incidenten, waardoor geen eenduidig algemeen antwoord is te geven ten aanzien van hersteltermijnen of economische schade. Vast staat wel dat de schade aanzienlijk is.
Is er sprake van een toename van aanvallen op zendmasten dit jaar? Zo ja, hoe verhoudt deze zich tot incidenten in voorgaande jaren?
Voor zover bekend zijn er in Nederland in de afgelopen jaren geen eerdere incidenten gemeld van brandstichting bij zendmasten. Dit is daarmee een nieuw risico dat aandacht vraagt van zowel de sector als de overheid.
Hoe vaak zijn hulpdiensten in gebieden rondom een zendmast onbereikbaar geweest in die periode?
Het alarmnummer 1-1-2 is zowel via vaste- als mobiele netwerken bereikbaar. Ten minste één brand heeft mogelijk impact gehad op de bereikbaarheid van 1-1-2. Deze situatie heeft voor zover bekend niet geleid tot persoonlijke ongevallen. De branden hebben tot op heden geen impact gehad op de communicatie tussen de hulpdiensten (C2000).
Welke maatregelen wilt u treffen om deze vitale infrastructuur te beschermen tegen aanvallen door brandstichters?
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) staat in nauw overleg met de sector, het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en de Landelijke Eenheid van de politie om te bezien in hoeverre aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
De C2000-masten zullen extra beveiligd worden. Vanuit veiligheidsoogpunt ga ik niet in op de specifieke beveiligingsmaatregelen. De maatregelen hebben zowel een preventieve als repressieve werking. De meest kritische masten zullen eerst beveiligd worden. Het kost naar verwachting ongeveer drie maanden om alle masten te beveiligen.
In hoeverre hebben andere landen te maken met aanvallen op hun infrastructuur van telecommunicatie met hetzelfde motief, namelijk complottheorieën over 5G en het coronavirus?
Verschillende landen in Europa hebben te maken met vandalisme gericht op hun infrastructuur van telecommunicatie. De online verspreiding van onjuiste informatie met betrekking tot COVID-19 lijkt hierin een rol te spelen.
Bent u bekend met de groep of groepen die betrokken zijn bij deze brandstichtingen? Kunt u aangeven of het hier gaat om grensoverschrijdende netwerken?
De afgelopen weken hebben er verschillende incidenten plaats gevonden rondom zendmasten in Nederland. De incidenten variëren van sabotage tot brandstichting. Protesten tegen zendmasten zijn niet nieuw, maar het heeft nog niet eerder geleid tot extremistische protestacties in de vorm van de sabotage en brandstichting van de afgelopen weken. Onder anti-5G- en anti-overheidsbewegingen doen verschillende complottheorieën de ronde, onder andere over de veronderstelde relatie tussen 5G-netwerken en de verspreiding van COVID-19. Tussen de branden is geen relatie gebleken.
Vindt volgens u de verspreiding van deze complottheorieën enkel organisch plaats of is er sprake van een georganiseerde inzet van desinformatie? Indien u nog geen antwoord heeft op deze vraag, bent u bereid te onderzoeken of, en zo ja, hoe deze complottheorieën actief verspreid worden door professionele verspreiders van desinformatie?
De verspreiding van onjuiste informatie over COVID-19 en 5G verloopt zowel ongeorganiseerd (door bijv. individuen) als georganiseerd (bijv. in echokamers op sociale media). In Nederland staan de betrokken ministeries en diensten doorlopend in nauw contact om informatie over en signalen van mogelijke desinformatieactiviteiten te delen, te duiden en daarop zo nodig te acteren. Deze informatie en signalen over COVID-19 worden ook bij elkaar gebracht in de bestaande crisisstructuur.Ook via het Rapid Alert Systeem van de Europese Unie wordt informatie gedeeld tussen de lidstaten en EU-instituties.
Bent u bereid een (video)conferentie van telecomministers te initiëren om deze gevaarlijke trend te agenderen en de EU-informatie te gaan uitwisselen over de aanvallen op zendmasten?
Op 5 mei jl. vond er een informele Telecomraad plaats, waarin ik (de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat) aandacht heb gevraagd voor de onjuiste informatie over 5G in relatie tot COVID-19 en andere negatieve gezondheidseffecten en de recente branden in zendmasten.
Het zo snel mogelijk invoeren van de inburgeringsplicht van Turkse asielstatushouders |
|
Jan Paternotte (D66), Bente Becker (VVD), Gert-Jan Segers (CU), René Peters (CDA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Is het juist dat u in uw brief aangeeft dat het uitvoeringstechnisch en begrotingstechnisch mogelijk is om voor Turkse asielstatushouders niet te wachten tot de invoering van de nieuwe inburgeringswet maar al op korte termijn de inburgeringsplicht in te voeren?1
Ja, het is mogelijk om Turkse asielstatushouders die op of na 1 mei 2020 hun verblijfsstatus verkrijgen een inburgeringsplicht op te leggen.
Bent u bereid met ingang van 1 mei 2020 hier gevolg aan te geven, zodat ook deze nieuwkomers met de Nederlandse taal, de arbeidsmarkt en kennis van de Nederlandse samenleving aan de slag kunnen gaan?
Ja, ik zal hier per 1 mei 2020 gevolg aan geven.
Bent u bereid na 1 mei 2020 voor Turkse asielzoekers die voor die datum een verblijfsvergunning hebben verkregen de optie om vrijwillig deel te nemen aan de inburgering open te houden?
Met de (her)invoering van de inburgeringsplicht met ingang van 1 mei 2020 zal de opt-in regeling vervallen. Het naast elkaar hanteren van twee systemen, te weten een vrijwillige opt-in regeling naast een wettelijke inburgeringsverplichting, is onwenselijk. Bovendien is het uitvoeringstechnisch ingewikkeld voor de betrokken uitvoeringsinstanties (COA, IND en DUO), omdat dit een extra en separaat (handmatig) proces is.
Het blijft voor Turkse asielstatushouders die hun verblijfsstatus voor 1 mei 2020 hebben verkregen wel mogelijk om vrijwillig in te burgeren (met een lening mits het inkomen niet te hoog is, maar zonder een kwijtscheldingsmogelijkheid) zoals geregeld in de Wet inburgering.
Kunt u uiteenzetten hoe momenteel in de coronacrisis in algemene zin met de inburgering wordt omgegaan?
Het is van groot belang dat inburgeringsplichtigen doorgaan met het leren van de Nederlandse taal en kennis opdoen over de Nederlandse samenleving. In plaats van klassikale lessen kunnen zij onder voorwaarden inburgeringsonderwijs via e-learning volgen. Sinds 13 maart zijn alle toetslocaties van DUO gesloten, in ieder geval tot en met 28 april. De reeds ingeplande examens (1000 examens per dag) zullen op een later tijdstip opnieuw moeten worden ingepland en afgenomen. Nu inburgeringsplichtigen geen examen kunnen afleggen en er vertraging te verwachten is bij het afleggen van examens, wordt de inburgeringstermijn van alle inburgeringsplichtigen verlengd met twee maanden. SZW en DUO werken samen om inburgeringsplichtigen zo goed als mogelijk te informeren. De dienstverlening van DUO, zoals het uitbetalen van inburgeringsfacturen en de telefonische helpdesk voor inburgeringsplichtigen en instellingen, gaat gewoon door.
Kunt u bevestigen dat eventuele maatregelen die in het licht van de coronacrisis getroffen worden rond de inburgering ook zullen gelden voor deze nieuwe groep?
Ja. De maatregelen die in het licht van de coronavirus en inburgering worden genomen, gelden voor Turkse asielstatushouders die per 1 mei 2020 inburgeringsplichtig worden.
De uitgifte van vouchers door luchtvaartmaatschappijen bij vluchtannuleringen vanwege Covid-19 |
|
Jan Paternotte (D66), Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Consumentenbond wil dat overheid garant staat voor luchtvaartvouchers»?1
Ja.
Kunt u toelichten hoe de houdbaarheidstermijn van zogenaamde «coronavouchers» met en geldigheid van twaalf maanden voor de luchtvaartsector zich verhouden tot de voucher die de Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR) en de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR) in het leven hebben geroepen met een geldigheid van zes maanden?2
De zogenaamde «coronavouchers» die door de leden van de ANVR worden uitgegeven hebben een geldigheid van minimaal twaalf maanden, waarbij de garantie van de SGR voor 12 maanden geldt. Uitbetaling van de voucherwaarde kan op verzoek van de consument vanaf zes maanden na uitgifte plaatsvinden, maar niet eerder.
In de aanwijzing die ik aan de ILT heb gegeven (Kamerstuk 31 936, nr. 731) om niet handhavend op te treden als passagiers een voucher krijgen in plaats van terugbetaling van hun vliegticket, heb ik als voorwaarde opgenomen dat de vouchers maximaal twaalf maanden geldig mogen zijn. En na het aflopen van de looptijd krijgt een passagier altijd (het resterende deel van) de voucherwaarde terug. De luchtvaartmaatschappij is bovendien verplicht om hiertoe het initiatief te nemen, omdat passagiers hier mogelijk niet aan denken. De overige voorwaarden van de vouchers kunnen verschillen tussen luchtvaartmaatschappijen.
Kunt u toelichten of het mogelijk is voor de consument om, wanneer deze het ticket heeft gekocht met een creditcard, deze betaling te storneren bij uitgifte van een voucher door een luchtvaartmaatschappij?
Deze vraag is lastig generiek te beantwoorden, doordat creditcardmaatschappijen verschillende voorwaarden kunnen stellen. Voor de beantwoording is contact gezocht met ICS, marktleider in de uitgifte van creditcards, en zij gaven het volgende antwoord.
In geval van een geannuleerde vlucht is de luchtvaartmaatschappij het eerste aanspreekpunt voor de creditcardhouder. Die zal een passend alternatief moeten bieden, bijvoorbeeld in de vorm van een voucher of het kosteloos omboeken van de reis. Pas als er geen, of een niet als passend ervaren alternatief wordt gedaan door de luchtvaartmaatschappij, kan de creditcardhouder de betaling via de creditcard betwisten. Momenteel wordt daarbij kaarthouders – vanwege de uitzonderlijk zware omstandigheden voor de bedrijven in kwestie – gevraagd om waar mogelijk toch gebruik te maken van de aangeboden alternatieven.
In de vraagstelling wordt gesproken over storneren. Dit is niet mogelijk met een creditcard, want dat kan alleen bij betalingen met bankpassen. Bij een creditcard kan de betaling betwist worden, wat betekent dat de creditcardmaatschappij onder bepaalde voorwaarden het betaalde bedrag terug kan vorderen van het bedrijf dat de betaling ontving.
Zodra een kaarthouder een betwisting indient, probeert de creditcardmaatschappij het betaalde bedrag voor de kaarthouder terug te vorderen. Ook hier geldt dat de huidige omstandigheden uniek zijn, waardoor dit proces wat langer kan duren dan normaal. Als de creditcardhouder de geboden alternatieve mogelijkheid heeft geaccepteerd, kan geen betwisting worden ingediend. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de voucher gebruikt kan worden en de creditcardhouder op een later tijdstip alsnog zijn vlucht kan maken.
Deelt u de mening dat het uitgeven van een voucher, vooral in deze economisch beweeglijke tijden voor de luchtvaartsector, een risico kan vormen in het kader van consumentenbescherming? Zo ja, kunt u toelichten of u van plan bent stappen te ondernemen om te voorkomen dat de consument door nu een voucher te accepteren, mogelijk een jaar lang het risico loopt dat bij faillissement van de luchtvaartmaatschappij de voucher zijn waarde verliest? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
De luchtvaart wordt hard geraakt door de uitbraak van Covid-19. Door de opgelegde beperkingen aan het internationale personenvervoer en de sterk teruggelopen ticketverkoop, houden luchtvaartmaatschappijen grote delen van hun vloot aan de grond en zijn duizenden vluchten geannuleerd. Passagiers met een los vliegticket hebben in dat geval onder Verordening (EG) Nr. 261/2004, artikel 8, eerste lid, recht op een alternatieve vlucht of restitutie van het betaalde ticket binnen zeven dagen.
Vanwege de crisis zijn luchtvaartmaatschappijen momenteel in zeer beperkte mate in staat om alternatieve vluchten aan te bieden. Verder zijn ze onvoldoende liquide om op korte termijn alle tickets terug te betalen. Het gaat om honderdduizenden terug te betalen tickets. Citi3 schat in dat Air France-KLM ongeveer drie miljard euro aan terug te betalen opbrengsten op de balans heeft staan. Voor Lufthansa en IAG gaat het om een vergelijkbare ordegrootte.
Zoals u weet heb ik als tijdelijke noodmaatregel de ILT opgedragen om niette handhaven wanneer luchtvaartvaartmaatschappijen vouchers uitgeven als alternatief voor terugbetaling binnen zeven dagen (Kamerstuk 31 936, nr. 731). Ik heb deze maatregel genomen ter bescherming van de liquiditeitspositie van luchtvaartmaatschappijen. Terugbetaling van grote aantallen vliegtickets vergroot het risico op een faillissement. Passagiers die tot op dat moment geen terugbetaling ontvingen, staan bij een faillissement met lege handen. Daarnaast zouden duizenden mensen hun baan verliezen.
Tegelijkertijd deel ik de zorg van de leden Schonis en Paternotte, namelijk dat passagiers in het bezit van een voucher gedurende langere tijd het risico lopen dat de luchtvaartmaatschappij failliet gaat. Ik zet mij daarom in Europees verband in voor een garantstelling op de vouchers. Meer hierover in antwoord 7.
Kunt u toelichten op welke wijze de consument zich kan verzekeren tegen faillissement van een luchtvaartmaatschappij nu de verzekeringen tegen zogenaamde‘Airline Insolvency» acuut zijn gestopt?
Via aanbieders van vliegtickets was het (tot voor kort) mogelijk om een verzekering af te sluiten die beschermt tegen het faillissement van een luchtvaartmaatschappij (een zogenaamde vliegticketverzekering). Vliegticketverzekeraars hebben laten weten dat de markt momenteel te risicovol is om vliegticketverzekeringen aan te bieden. Het is hun intentie om weer te beginnen met het aanbieden van deze verzekering zodra duidelijker wordt hoe luchtvaartmaatschappijen er financieel voor staan en het risico beter is in te schatten. Dit zal gemonitord worden door mijn ministerie.
Mede vanwege deze marktontwikkeling wil ik in Europees verband pleiten voor een verkenning naar de mogelijkheid van een garantiefonds. Meer hierover in antwoord 7.
Kunt u toelichten of het mogelijk is voor consumenten om met niet-gebruikte tickets voor vluchten terug naar Nederland, bijvoorbeeld doordat hun aansluitende vluchten zijn geannuleerd of doordat zij terug zijn gekomen via de bijzondere bijstand buitenland, ook gecompenseerd te worden door middel van vouchers?
Verordening (EG) 261/2004 is van toepassing op passagiers die reizen vanaf een luchthaven gelegen in de Europese Unie, of met een Europese luchtvaartmaatschappij wanneer de vertrekluchthaven buiten de Europese Unie ligt. Het recht op terugbetaling geldt alleen bij vluchtannulering door de luchtvaartmaatschappij en is ook van toepassing in het geval van aansluitende vluchten, wanneer omboeking naar de eindbestemming niet mogelijk is, op het gedeelte van de reis dat niet is gemaakt. Gelet op de huidige omstandigheden zal een luchtvaartmaatschappij in een dergelijke situatie waarschijnlijk overgaan tot de uitgifte van een voucher.
Als een passagier zelf annuleert, bijvoorbeeld doordat hij via repatriëring al terug in Nederland is, dan geldt Verordening (EG) 261/2004 niet en zijn de annuleringsvoorwaarden van de luchtvaartmaatschappij van toepassing.
Deelt u de mening dat het in de toekomst belangrijk is dat consumenten beter beschermd worden bij dergelijke rampen? Zo ja, kunt u toelichten welke mogelijkheden u ziet om deze bescherming te verbeteren? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Het antwoord op deze vraag is tweeledig. Ten eerste gaat het om de bescherming van consumenten in bezit van een voucher. Ten tweede gaat het om de bescherming van consumenten die tickets willen gaan kopen voor een toekomstige reis.
Zoals aangegeven bij antwoord 8 doe ik een beroep op mensen om de vouchers die luchtvaartmaatschappijen uitgeven te accepteren. Maar, dat betekent dat zij gedurende langere tijd het risico lopen dat de betreffende luchtvaartmaatschappij failliet gaat en daarmee de voucher zijn waarde verliest.
Dit is een punt van zorg. Niet alleen in Nederland, maar in heel Europa waar maatschappijen zijn overgegaan op de uitgifte van vouchers. Nederlanders zijn daardoor in bezit van vouchers uitgegeven door buitenlandse maatschappijen voor vluchten vanaf buitenlandse luchthavens. Ik maak mij daarom in Europees verband hard voor een garantstelling op de vouchers, waarmee bezitters van vouchers zijn beschermd tegen een faillissement van de luchtvaartmaatschappij die de voucher heeft uitgegeven.
Daarnaast dring ik er bij de luchtvaartsector op aan om de vouchers zo aantrekkelijk mogelijk te maken, bijvoorbeeld door de flexibiliteit te verhogen en vouchers overdraagbaar te maken. Ook moeten zij consumenten adequaat en volledig informeren over de vouchers. Ik vind dat zij hun verantwoordelijkheid moeten nemen richting hun passagiers van wie zij momenteel veel vragen.
Ook de toekomstige bescherming van passagiers is van belang. Niet alleen voor henzelf, maar ook voor het herstel van de luchtvaartsector na de crisis. Het is niet ondenkbaar dat mensen nu huiverig zijn om vliegtickets te kopen. Het vertrouwen van mensen kan worden versterkt door hen meer bescherming te bieden.
Op dit punt ligt mijn inzet eveneens in Europa, waar ik wil pleiten voor een verkenning van de mogelijkheid om een Europees garantiefonds vliegtickets4 op te zetten. Zo’n fonds kan bijvoorbeeld structureel gefinancierd worden door een opslag op de ticketprijs, en gedupeerde passagiers kunnen hierdoor financieel worden gecompenseerd bij een faillissement van de luchtvaartmaatschappij waarbij ze hadden geboekt. Ik zie mogelijkheden om dit voorstel te combineren met een garantstelling op de vouchers.
Kunt u toelichten of het mogelijk is voor de consument om via het Europees recht op terugbetaling hun geld terug te krijgen bij het annuleren van de vlucht?
Mensen hebben het recht op terugbetaling als de maatschappij een vlucht annuleert en geen vervangende vlucht aanbiedt (op basis van Verordening (EG) 261/2004, artikel 8, eerste lid). Vanwege de uitzonderlijke situatie doe ik een beroep op passagiers om, als het financieel kan, de vouchers die luchtvaartmaatschappijen aanbieden als alternatief te accepteren. Daarmee helpen passagiers voorkomen dat luchtvaartmaatschappijen in financiële problemen komen en kunnen zij zelf op een later moment de geplande reis alsnog maken.
Het gebruik van vouchers is tijdelijk toegestaan (zie antwoord 4) om te voorkomen dat luchtvaartmaatschappijen omvallen en passagiers dan hun geld kwijt zijn. Voorop staat daarbij dat luchtvaartmaatschappijen dit in hun contacten met de passagiers zorgvuldig regelen. Dit betekent dat de waarde van de voucher minimaal het door de consument betaalde bedrag moet hebben, inclusief betalingen voor bv. bagage of beenruimte. We zullen dit naar aanleiding van de signalen van consumentenorganisaties opnieuw onder de aandacht brengen bij de luchtvaartmaatschappijen, en de ILT neemt dit op in de beleidsregel die binnenkort verschijnt5. Ik dring er bij de luchtvaartmaatschappijen ook op aan om te kijken naar mogelijkheden om vouchers aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door overdraagbaarheid aan andere personen te faciliteren.
Als een passagier toch vasthoudt aan terugbetaling van het ticketbedrag en de luchtvaartmaatschappij weigert dit, dan is er de mogelijkheid voor de passagier om (eventueel met hulp van een claimbureau) een rechtszaak te starten, zoals dit ook al vóór de coronacrisis het geval was.
Is het beleid om de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) te laten afzien van toezicht op deze terugbetaling afgestemd met Europa?
Nee, maar ik heb eurocommissaris van Transport Vălean er persoonlijk over geïnformeerd, en daarnaast heb ik het mondeling toegelicht aan collega-transportministers.
Heeft het afwijken van Europese wet- en regelgeving nog andere implicaties?
Er is veel steun bij lidstaten voor het gedogen van vouchers, omdat men de ernst van de situatie in de luchtvaartsector inziet. Samen met andere landen pleit ik voor tijdelijke aanpassing van Verordening (EG) 261/2004 (zie Kamerstuk 31 936, nr. 731), en zet ik mij in voor garantstelling op de vouchers en een verkenning naar de mogelijkheid van een garantiefonds.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Luchtvaart tijdens de Coronacrisis. |
|
Kees Verhoeven (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met berichten als »Wanhoop bij personeel Schiphol: «We worden niet beschermd tegen corona"»1 en «KLM-Stewardessen bang om te vliegen»»2, waarin wordt geschreven over situaties voor passagiers, cabinepersoneel en personeel op Schiphol die niet voldoen aan de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?
Ja.
Kunt u uiteenzetten welke maatregelen op dit moment worden genomen om te zorgen dat de RIVM-richtlijnen worden nageleefd voor passagiers en personeel betrokken bij de luchtvaart? Kunt u toelichten of deze maatregelen de 1,5-meterrichtlijn van het RIVM waarborgen? Indien dit niet het geval is, bent u bereid om stappen te ondernemen om te zorgen dat deze maatregelen wel worden gerespecteerd, voor de veiligheid van personeel en passagiers?
EASA heeft op 26 maart 2020 richtlijnen uitgebracht voor het management van cabinepersoneel in relatie tot de uitbraak van het coronavirus. EASA beveelt luchtvaartmaatschappijen onder meer aan om alle niet-essentiële interactie tussen cabinepersoneel en passagiers zoveel als praktisch haalbaar aan te passen om het risico op besmetting door passagiers te reduceren. EASA heeft deze richtlijnen kenbaar gemaakt bij alle Europese maatschappijen.3 Mede op basis hiervan hebben luchtvaartmaatschappijen een groot aantal maatregelen genomen.
Het RIVM concludeert dat er duidelijke richtlijnen beschikbaar zijn en dat de risico’s op een besmetting van vliegend personeel beperkt worden door onder andere goede ventilatie en luchtfiltersystemen in vliegtuigen. Het RIVM geeft daarnaast aan dat maximale spreiding van passagiers dient te worden nagestreefd. Dit beperkt contact tussen passagiers onderling tijdens vluchten tot een acceptabel minimum.
Mijn beeld is dat de richtlijnen van het RIVM en EASA goed worden gerespecteerd door de luchtvaartmaatschappijen. Het contact tussen cabinepersoneel en passagiers wordt beperkt door alleen noodzakelijke handelingen uit te voeren waardoor onder meer de service aan de passagiers is aangepast. Ook worden bemanningsleden uitgerust met beschermende middelen zoals mondkapjes en handschoentjes.
Hoe beoordeelt u de maatregel van de Duitse luchtvaartmaatschappijen Lufthansa en Eurowings die in al hun vliegtuigen in rijen van drie en vier de middelste stoelen leeg laten om zo afstand tussen passagiers te waarborgen? Bent u bereid dit ook te vragen aan maatschappijen die op Schiphol vliegen? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM geeft aan dat maximale spreiding van passagiers dient te worden nagestreefd. Dit beperkt contact tussen passagiers onderling tijdens vluchten tot een acceptabel minimum. Ook EASA geeft dit als advies aan op haar website. Luchtvaartmaatschappijen die op Schiphol vliegen zijn bekend met de richtlijnen en geven serieus invulling aan dit advies. Luchtvaartmaatschappijen zijn zelf het beste in staat om maximale spreiding in vliegtuigen te organiseren en het lijkt ons niet verstandig dat wij gaan bepalen welke specifieke stoelen wel of niet bezet kunnen zijn.
Hoe beoordeelt u de maatregelen van verschillende maatschappijen, waaronder KLM, om op Europese vluchten geen service tijdens de vlucht te verlenen om zo onnodig contact tussen cabinepersoneel en passagiers te vermijden? Bent u bereid dit ook te vragen aan alle maatschappijen die op Schiphol vliegen? Zo nee, waarom niet?
Maatregelen om op vluchten geen service te verlenen zijn een manier om de fysieke interactie tussen cabinepersoneel en passagiers te reduceren, zoals aanbevolen door EASA in de bij vraag 2 genoemde richtlijnen. Het is positief dat de luchtvaartmaatschappijen hier invulling aan geven. De richtlijnen zijn bekend bij de luchtvaartmaatschappijen die op Schiphol vliegen.
Bent u bekend met verregaande eisen die kunnen worden opgelegd aan cabinepersoneel op slipstations in bijvoorbeeld Singapore, Suriname of Bonaire, waar personeel wordt gedwongen om 55 uur in één hotelkamer te verblijven, of zelfs te kampen heeft met dreigende voedseltekorten, zoals omschreven door de vakbond VNC?3 Kunt u toelichten of en welke stappen u wenst te ondernemen om dergelijke onwenselijke situaties te voorkomen?
Ik ben bekend met het feit dat landen beperkingen opleggen aan bemannings-leden. De veiligheid en gezondheid van de bemanning in hotels en tijdens het transport staat voorop. Goede nachtrust, eten en drinken voor de bemanning zijn een randvoorwaarde voor een veilige vluchtuitvoering en de service aan boord. De verblijfsduur in hotels is veelal geminimaliseerd. Wel zijn voor de maatschappijen, in verband met werk- en rusttijden, soms twee overnachtingen noodzakelijk. Het is de verantwoordelijkheid van de luchtvaartmaatschappijen om goede afspraken met de hotels te maken over de beschikbaarheid van eten en drinken voor de bemanningen. De vakorganisaties worden betrokken in de ontwikkelingen. Ik zal deze situatie blijven volgen.
Kunt u toelichten welke adviezen terugkerende Nederlanders uit risicogebieden precies te horen krijgen bij aankomst?
Passagiers krijgen bij aankomst op Schiphol de adviezen die voor iedereen in Nederland gelden: Blijf zoveel mogelijk thuis. Werk thuis als dit kan. Ga alleen naar buiten voor noodzakelijke boodschappen maar doe dit alleen, voor een frisse neus of de zorg voor een ander. Maar houd altijd 1,5 meter afstand en vermijd groepsvorming. Over de maatregelen die zijn getroffen in het verband met vluchten uit hoog-risico gebieden hebben we u geïnformeerd op 9 april jl.5
Kunt u toelichten op basis van welke afweging de vliegverboden naar Spanje en Oostenrijk tot stand zijn gekomen? Kunt u voorts aangeven in hoeverre het Outbreak Management Team concrete adviezen uitbrengt ten aanzien van vliegverboden naar specifieke landen of luchthavens?
Voor luchtverkeer vanuit Nederland naar specifieke landen of luchthavens zijn geen vliegverboden ingesteld door Nederland. In de Kamerbrief Aanpak inkomende passagiers vanuit risicolanden ter voorkoming van verspreiding coronavirus COVID-19 van 9 april jl. bent u geïnformeerd over de maatregelen van het kabinet ten aanzien van passagiersvluchten uit landen met een hoog risico. Vanaf 19 maart 2020 zijn de toegangsvoorwaarden voor personen die naar Nederland willen reizen verscherpt. Het gaat om een inperking voor alle niet noodzakelijke reizen van personen vanuit derde landen naar Europa (alle EU-lidstaten, alle leden van Schengen en het VK). Dit EU-inreisverbod voor niet essentiële reizen geldt tot 15 mei 2020. Hiermee is het risico op insleep van het virus via luchtverkeer zeer beperkt. Daarnaast geldt vanaf 17 april 2020 18.00 uur de verplichte gezondheidsverklaring en het dringende advies tot 14 dagen thuisquarantaine voor reizigers uit hoog-risico gebieden. Voor het bepalen van de hoog-risico landen wordt aangesloten bij de eerder genoemde EASA-lijst voor luchtvaartmaatregelen ten aanzien van vluchten uit landen met een hoge besmettingsgraad. Die lijst wordt opgesteld en geactualiseerd op informatie van de Europese gezondheidsorganisatie ECDC en de WHO. Nederland, ondersteund door RIVM, draagt actief bij om deze lijst actueel te houden, zodat de lijst gebaseerd is op goede epidemiologische informatie.
Kunt u toelichten of Schiphol Real Estate zich ook houdt aan het Corona-akkoord tussen vastgoedeigenaren en noodlijdende winkeliers, waarin is afgesproken vastgoedeigenaren drie weken uitstel geven op de huur? Kunt u toelichten of ook vrachtafhandelingsbedrijven die worstelen met de terugval in inkomsten hieronder vallen?
Schiphol is op dit moment in overleg met haar klanten, waaronder huurders van winkels en vrachtafhandelingsbedrijven. Het niet-bindende advies van de brancheorganisatie neemt Schiphol mee in haar overwegingen. Schiphol geeft echter aan op dit moment terughoudend te zijn met het doen van toezeggingen, aangezien zij als organisatie ook zelf haar liquiditeit moet borgen. Tevens is Schiphol in afwachting van de effecten van de aangekondigde overheidsmaatregelen, waaronder de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), op de situatie van haar klanten.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het openhouden van vliegroutes van en naar Spanje ondanks snelle toename aantal besmettingen |
|
Jan Paternotte (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden op vragen van de leden van de D66-fractie in het schriftelijk overleg inzake de Transportraad (high level videoconferentie) van 18 maart 2020,waarbij zij vroegen daadkrachtig te zijn in het sluiten van vliegroutes in geval in een land het aantal besmettingen snel toeneemt, en waarin u uitlegde door middel van de «Regeling tijdelijk verbod burgerluchtvaart luchtruim Nederland in verband met COVID-19-virus» een beperking te hebben opgelegd voor het luchtverkeer met als herkomst China, Zuid-Korea, Iran of Italië tot 27 maart 2020?1
Ja.
Klopt het dat in Italië 17.660 personen positief getest waren op het coronavirus op de dag – 13 maart 2020 – waarop u besloot de beperking op luchtverkeer uit Italië in te stellen?
De World Health Organisatie (WHO) rapporteerde op 13 maart 15.113 personen positief getest op het coronavirus in Italië.
Klopt het dat in Spanje op 20 maart 2020 20.410 personen positief getest waren op het coronavirus?
De World Health Organisatie (WHO) rapporteerde op 20 maart 19.980 personen positief getest op het coronavirus in Spanje.
Kunt u verklaren waarom bij een vergelijkbaar aantal gevallen uit Italië geen inkomend luchtverkeer wordt toegestaan, terwijl uit Spanje op 21 maart 2020 21 vluchten aankomen in Nederland, waaronder respectievelijk zes, vier en twee uit de regio’s met de meeste besmettingen, te weten Andalusië, Catalonië en Madrid?
Bij de afweging om luchtverkeer te weren, spelen meerdere aspecten een rol. Het aantal personen positief getest op het coronavirus is daar één onderdeel van.
Kunt u aangeven wat uw afwegingskader was bij het besluit om luchtverkeer uit China, Zuid-Korea, Iran en Italië te weren, en daarbij geen maatregelen te treffen ten aanzien van herkomstlanden waar het coronavirus snel uitbreidde, zoals Oostenrijk, Spanje en Frankrijk?
Om de instroom van mensen die mogelijk het COVID-19 bij zich dragen in Nederland zoveel mogelijk te beperken, heeft de Minister van IenW op mijn verzoek vliegverboden ingesteld voor luchtverkeer met passagiers vanuit hoog-risicogebieden. Het betreft zowel verkeer met luchthavens op Europees Nederlands grondgebied als bestemming als verkeer met luchthavens op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba als bestemming. De vliegverboden met luchthavens op Europees grondgebied zijn inmiddels opgeheven. Hiervoor geldt o.a. de verplichte gezondheidsverklaring. Of sprake is van een hoog-risicogebied bepaalt VWS op basis van RIVM-adviezen.
In aanvulling op de vliegverboden zijn in Europees verband afspraken gemaakt over beperkingen voor het inreizen van het Schengengebied.
Bent u bereid de «Regeling tijdelijk verbod burgerluchtvaart luchtruim Nederland in verband met COVID-19-virus» zo te wijzigen dat luchtverkeer uit Spanje per direct fors beperkt wordt tot de noodzakelijke capaciteit voor repatriëring? Zo nee, waarom niet?
Voor landen die op de EASA lijst staan met hoog risico landen geldt dat o.a. de verplichte gezondheidsverklaring en het dringende beroep op 14 dagen thuisquarantaine is doorgevoerd.
Deelt u de mening dat op basis van de toename van het aantal besmettingen, in ieder geval voor Iran en Italië het onverstandig zou zijn vliegroutes weer te openen binnen een week?
Het RIVM is continu bezig met het monitoren en geven van advies over maatregelen ten aanzien van het vliegverkeer. Gebaseerd op deze informatie wordt gekeken hoe ons beleid daarop aan te passen. Voor de landen die op de EASA lijst van hoog risico landen zijn opgenomen gelden aanvullende voorwaarden. Zie antwoord 6.
Bent u bereid de regeling voor Italië en Iran met twee weken te verlengen, met uitzondering voor noodzakelijke repatriëringsvluchten van Europeanen?
Zie antwoord 7.
Kunt u aangeven of en zo ja, welke afspraken u met de KLM-groep en eventueel andere Nederlandse maatschappijen heeft gemaakt over het gericht inzetten van vluchten voor repatriëring van Nederlanders en andere Europeanen?
Er zijn geen specifieke afspraken gemaakt met de KLM-groep of andere luchtvaartmaatschappijen over het gericht inzetten van vluchten voor repatriëring van Nederlanders en andere Europeanen. Wel hebben de Nederlandse reisbranche, verzekeraars en de rijksoverheid in een convenant afspraken gemaakt over de gezamenlijke inspanningen om gestrande Nederlandse reizigers te repatriëren. Zo hebben onder meer de Nederlandse reisorganisaties en luchtvaartmaatschappijen zich gecommitteerd om geen Nederlandse reizigers «achter» te laten en zorg te dragen voor maximaal gebruik van hun beschikbare capaciteit en heeft de rijksoverheid zich eraan verbonden dat het zich ervoor zal inzetten om generiek en specifiek landingsrechten zeker te stellen voor vluchten van reisorganisaties en luchtvaartmaatschappijen om uitvoering te kunnen geven aan terugkeervluchten. Indien noodzakelijk worden daartoe diplomatieke middelen ingezet.
Bent u bereid vanaf heden actief te monitoren of landen een substantiële stijging van het aantal besmettingen laten zien en voor die bestemmingen een afweging te maken ten aanzien van het eventueel opnemen van de vliegroute in de «Regeling tijdelijk verbod burgerluchtvaart luchtruim Nederland in verband met COVID-19-virus»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid daarbij in alle gevallen een uitzondering te maken voor evacuatievluchten?
Wij zijn continu bezig met het monitoren en advies of er aanvullende maatregelen voor het luchtverkeer nodig zijn. Op dit moment gelden er aanvullende maatregelen voor vluchten afkomstig uit hoog risico landen zoals weergegeven op de EASA lijst. Zie toelichting antwoord 7.
Hulp voor Nederlandse uitwisselingsstudenten, stagiairs en instellingen voor hoger onderwijs met de situatie rond het coronavirus. |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de inspanningen van universiteiten en hogescholen om hun uitwisselingsstudenten te helpen met gewenste terugkeer naar Nederland? Kunt u aangeven in hoeverre de instellingen er – gezien de snel toenemende reisbeperkingen – in slagen om studenten die dat wensen terug naar Nederland te laten keren?
Ja, ik weet dat alle instellingen momenteel druk bezig zijn om studenten die willen terugkeren naar het land van herkomst, hierin te ondersteunen en met hen mee te denken. Ik ben hier ook op dit moment over in gesprek met de VSNU, de Vereniging Hogescholen en de NRTO. Voor het overige verwijs ik u naar mijn brief over de COVID-19 aanpak hoger onderwijs die ik heden aan uw Kamer heb gezonden.
Heeft u zicht op het aantal uitwisselingsstudenten of bij een instelling voor hoger onderwijs ingeschreven stagiairs dat zich momenteel bevindt buiten de EU?
Vanwege de steeds veranderende ontwikkelingen die ook nog eens per land verschillen is het lastig om op dit moment precies in kaart te brengen om welke aantallen studenten in het buitenland het gaat.
Bij de VSNU en de Vereniging Hogescholen is een uitvraag gedaan en op basis daarvan beschik ik over de volgende informatie. Volgens de eerste opgave van de VSNU bevinden zich momenteel nog 1.158 Nederlandse studenten in het buitenland, maar nog niet alle cijfers zijn bij de VSNU binnen en heeft men al goed kunnen interpreteren. Bovendien is niet bekend hoeveel van deze studenten willen terugkeren naar Nederland en daarbij problemen ondervinden. Het gaat hier om alle studenten in het buitenland, zowel binnen als buiten de EU.
Concrete cijfers van de VSNU over studenten die buiten de EU tegen problemen aanlopen, staan hieronder aangegeven. Dit betreft een eerste inventarisatie over een per uur wisselend beeld.
Bhutan
1
Ecuador
4
Fillipijnen
2
Guatemala
12
Marokko
4
Mozambique
1
Peru
3
Zuid Korea
58
De Vereniging Hogescholen beschikt op dit moment nog niet over concrete cijfers.
Bent u in overleg met de Vereniging Hogescholen (VH) en de Vereniging van Universiteiten (VSNU) over een gezamenlijke aanpak ten aanzien van hulp voor studenten in deze situaties? Zo ja, kunt u aangeven welke afspraken er met de VSNU en VH gemaakt zijn?
Ik ben steeds in gesprek met de VSNU, de Vereniging Hogescholen, en NRTO over de gevolgen van het Coronavirus, en dus ook over studenten in deze situaties. Zie verder mijn brief hierover die ik u heden heb gestuurd.
Welke hulp kunnen hogescholen en universiteiten krijgen wanneer zij niet in staat zijn zelf effectieve hulp te bieden aan studenten die zelf niet in repatriëring kunnen voorzien?
Op mijn ministerie is een contactpersoon aangesteld die voor zowel studenten als personeel als liaison tussen de koepels en BZ functioneert. Zie verder hiervoor mijn brief die ik u heden heb gestuurd.
Zijn er landen die Nederlandse uitwisselingsstudenten of stagiairs vragen het land te verlaten of actief verblijfsrechten intrekken?
Van ambassades zijn geen berichten ontvangen dat er actief verblijfsrechten worden ingetrokken. Zoals aangegeven ben ik in gesprek met de koepels over de situaties die zich voordoen met betrekking tot studenten in het buitenland. Ook wordt contact gehouden met BZ over de rol die zij waar nodig kan spelen. In de komende tijd zullen in dit verband waar nodig nadere afspraken worden gemaakt.
Komen studenten die door het afbreken van hun uitwisseling studievertraging kunnen oplopen, in aanmerking voor ondersteuning uit het profileringsfonds? Ziet u andere mogelijkheden voor hulp voor deze studenten?
Studenten zullen door het afbreken van hun uitwisseling tegen allerlei vragen aanlopen, zowel financiële als andere vragen bijvoorbeeld over hun studievertraging. Studenten die vragen hebben over hulp bij opgelopen studievertraging kunnen op een aantal plekken terecht voor antwoorden. Allereerst is op veel vragen antwoord te vinden in beschikbaar gestelde Q&A’s voor het hoger onderwijs op de website van de rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/veelgestelde-vragen-over-coronavirus-en-het-onderwijs/vragen-over-hoger-onderwijs.
DUO wijst daarnaast op de mogelijkheid om tijdelijk per maand meer te lenen. Dat kan ook met terugwerkende kracht, tot aan het begin van het studiejaar. Ook kunnen studenten nog collegegeldkrediet aanvragen. Zij kunnen dit zelf regelen in mijnDUO. Mocht dit onvoldoende zijn, kunnen zij contact opnemen met DUO over de mogelijkheden. DUO betracht maximale coulance richting studenten die met financiële tegenslagen kampen door de coronamaatregelen.
Op het moment wordt gewerkt aan het beschikbaar stellen van Q&A’s in het Engels; deze zullen op korte termijn beschikbaar zijn.
Bent u bekend met de huidige inzet van – bijvoorbeeld – de nationale luchtvaartmaatschappij van Hong Kong om kortdurende specifieke extra vluchten in te zetten om burgers terug te halen uit de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk?1 Heeft u overleg met KLM over vergelijkbare strategische inzet van incidentele vluchten om repatriëring van veel Nederlanders c.q. EU-burgers te faciliteren?
Ja, ik ben hiermee bekend. Reisorganisaties en luchtvaartmaatschappijen zijn bezig met het organiseren van vluchten om Nederlanders, waaronder studenten, terug te halen. Dit gebeurt op commerciële basis. BZ staat met de luchtvaartmaatschappijen en reisorganisaties in nauw contact. Met OCW staat zij in contact inzake de terugkeer van personen die in het buitenland vastzitten, waaronder studenten.
Het bericht in The Guardian ‘Heathrow third runway ruled illegal over climate change’ |
|
Jan Paternotte (D66), Eppo Bruins (CU), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Britse court of appeal ten aanzien van de wetmatigheid van het besluit een derde baan voor luchthaven Heathrow te gaan realiseren?1 2
Ja.
Bent u van mening dat Nederland gebonden is aan de afspraken in het klimaatakkoord van Parijs?
Ja, Nederland is hieraan gebonden. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 27 maart 20193 moet ook de luchtvaart bijdragen aan de doelstelling die in 2015 in Parijs is afgesproken: de opwarming van de aarde beperken tot ruim beneden de 2 graden Celsius, met een streven naar 1,5 graad.
Hoe beoordeelt u het stilleggen van de expansie van Heathrow Airport vanwege strijdigheid tussen het Airports National Policy Statement en het Parijse klimaatakkoord?
Ik heb kennisgenomen van het feit dat volgens The Court of Appeal de Airports National Policy Statement (ANPS) in strijd is met de Planning Act. The Court of Appeal heeft expliciet aangegeven dat het geen uitspraak doet over de (politieke) wenselijkheid van de uitbreiding, maar uitsluitend oordeelt over de rechtmatigheid van de ANPS. In dat kader stelt The Court of Appeal vast dat niet voldoende gemotiveerd is hoe de uitbreidingsplannen zich verhouden tot de Britse klimaatdoelstellingen. Nu hier ook de Overeenkomst van Parijs onder valt en het ANPS hiervoor geen motivering bevat, moet de regering het ANPS op dit punt heroverwegen.
Deelt u het oordeel van de Britse rechter dat de afspraken in het klimaatakkoord ook passend beoordeeld en gewogen dienen te worden bij grote projecten, zoals in dit geval een project dat betrekking heeft op de luchtvaartsector?
In het kader van de scheiding der machten is het in dit geval aan de Britse rechter om een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de voorgenomen Britse besluitvorming. Daarbij wordt in dit concrete geval een rechtsoordeel gevormd over de vraag hoe de Britse plannen zich verhouden tot de Britse klimaatdoelstellingen. Het is niet aan mij om een oordeel te vormen over de uitspraak van de Britse rechter en in hoeverre deze al dan niet passend en wenselijk is.
Kunt u toelichten of er in de milieueffectrapportages (MER's) voor Schiphol en Lelystad Airport rekening is gehouden met het effect van een eventuele uitbreiding van het aantal vliegbewegingen op Schiphol c.q. Lelystad Airport op de Nederlandse capaciteit om onze klimaatafspraken in het Parijsakkoord na te komen?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 27 maart 20194 moet ook de luchtvaart bijdragen aan de doelstelling die in 2015 in Parijs is afgesproken: de opwarming van de aarde beperken tot ruim beneden de 2 graden Celsius, met een streven naar 1,5 graad. Binnen de systematiek van de Overeenkomst van Parijs wordt via twee sporen uitvoering gegeven aan CO2-reductie door de luchtvaart: 1) reductie door de internationale luchtvaart wordt primair gerealiseerd via de VN-organisatie voor de internationale burgerluchtvaart (ICAO) en 2) reductie door de binnenlandse luchtvaart en grondgebonden activiteiten wordt nationaal gerealiseerd. In de genoemde Kamerbrief wordt toegelicht waarom vooral een internationale aanpak vereist is (bijvoorbeeld met oog op effectiviteit, gelijk speelveld, internationaal draagvlak, voorkomen van uitwijkgedrag) en hoe dit kan worden versterkt met nationale inspanningen voor CO2-reductie door de luchtvaart. De Nederlandse luchtvaartsector heeft gezamenlijk met het Rijk gekozen om zichzelf nationale doelen op te leggen voor de uitstoot van de internationale luchtvaart en gaat hiermee verder dan vereist volgens internationale afspraken. Deze nationale aanpak voor de CO2-emissies van de internationale luchtvaart wordt in belangrijke mate vormgegeven aan de Duurzame Luchtvaarttafel.
Het Nederlandse en internationale klimaatbeleid vormt de achtergrond waartegen een besluit over de uitbreiding of ontwikkeling van een Nederlandse luchthaven wordt genomen. Om daadwerkelijk een besluit over de ontwikkeling van een bepaalde luchthaven te nemen, dient voor een luchthavenbesluit (of luchthavenverkeersbesluit) een milieueffectrapport te worden opgesteld. In het MER behorend bij een luchthavenbesluit wordt inzichtelijk gemaakt wat de (nationale) effecten zijn van de grondgebonden activiteiten en de landing and take-off (LTO) cyclus van de exploitatie van die betreffende luchthaven. Dit ten behoeve van de afweging van varianten en het in beeld brengen van de milieueffecten daarvan. Conform een motie van de Kamer5 zal in de PlanMER van de Luchtvaartnota inzicht worden gegeven in de totale CO2-uitstoot van de uit Nederland vertrekkende vluchten.
Lelystad
In het MER en geactualiseerde MER6 is inzichtelijk gemaakt wat de CO2-uitstoot is van de LTO-cyclus. In het geactualiseerde MER Lelystad Airport is bepaald dat het faciliteren van 45.000 vluchten handelsverkeer leidt tot een CO2-emissie van circa 71Kton CO2 (LTO-cyclus). De commissie voor de m.e.r. heeft geoordeeld dat op basis van het geactualiseerde MER 2018 de milieueffecten volwaardig kunnen worden meegewogen in afweging tussen varianten en de finale besluitvorming.
Schiphol
Schiphol Group onderzoekt momenteel de milieugevolgen van het Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel Schiphol. Deze milieugevolgen worden opgenomen in het MER. Deze MER is nog niet afgerond. Onderdeel van dit MER is een emissieberekening van de hoeveelheid CO2 als gevolg van de LTO-cycli van het vliegverkeer, het platformverkeer en het wegverkeer op de luchthaven.
Kunt u aangeven of en, zo ja, hoe in Nederlandse MER's ten behoeve van luchthavenverkeersbesluiten (LVB's) de Parijse klimaatdoelen gewogen worden ten opzichte van de te verwachten klimaatimpact van de veranderingen die het ter zake doende LVB mogelijk maakt?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u meer specifiek aangeven of en, zo ja, hoe u dit gedaan heeft bij het MER Lelystad Airport 2018 en het LVB Lelystad Airport van december 2018?
Zie antwoord vraag 5.
Is door of in opdracht van het ministerie een juridische analyse gemaakt van de vraag of de opzet van luchthavenverkeersbesluiten in het algemeen – en thans voorliggende LVB's (zoals die van Lelystad Airport) in het bijzonder – standhouden onder de Nederlandse verplichtingen voortvloeiend uit het Parijse klimaatakkoord? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Bij het redigeren van ieder luchthaven(verkeer)besluit wordt bezien of deze verenigbaar is met het wettelijk kader met inbegrip van verdragen en in nationaal- en internationaal verband gesloten akkoorden of overeenkomsten.
In hoeverre ligt de Nederlandse luchtvaartsector op koers om het door de sector gestelde klimaatdoel – 15% minder uitstoot in 2030 ten opzichte van 2005 – te behalen?
In het Ontwerpakkoord Duurzame Luchtvaart hebben sectorpartijen de doelstelling geformuleerd om de uitstoot van de internationale luchtvaart vertrekkend uit Nederland in 2030 terug te brengen tot het niveau van 2005 en in 2050 te halveren ten opzichte van 2005. Voor de binnenlandse emissies is voor 2030 afgesproken dat de CO2-emissies van grondgebonden luchtvaartactiviteiten zijn teruggebracht tot nul en is voor 2050 afgesproken dat deze ook tot nul is teruggebracht voor de binnenlandse luchtvaart. De Duurzame Luchtvaarttafel geeft de komende tijd verdere uitwerking aan deze doelstelling. Hieruit zal blijken welke maatregelen, bekostiging en versnellingen nodig zijn om de doelstellingen te halen.
Wanneer verwacht u een definitief akkoord Duurzame Luchtvaart aan de klimaattafel luchtvaart te kunnen sluiten met stakeholders?
Het Ontwerpakkoord heb ik uw Kamer aangeboden met mijn brief van 27 maart 2019. In die brief heb ik aangegeven dat ik het Ontwerpakkoord zie als tussenresultaat dat een stand van zaken geeft van de Duurzame Luchtvaarttafel. Aan de Tafel wordt ondertussen gewerkt aan de nadere uitwerking en uitvoering van het Ontwerpakkoord. Ook staat in de genoemde Kamerbrief dat de Luchtvaartnota voor het thema klimaat kan worden gezien als kabinetsreactie op het Ontwerpakkoord. In de Luchtvaartnota zal ik onder meer aangeven hoe ik kijk naar het vervolgproces van de Duurzame Luchtvaarttafel en het Ontwerpakkoord.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden voorafgaand aan het AO Luchtvaart van 26 maart 2020?
Sommige antwoorden zijn uit het oogpunt van leesbaarheid samengevoegd.
Heeft u kennisgenomen van het verzoek van de International Air Transport Association (IATA) om voor het jaar 2020 de regels aangaande het recht op behoud van slots in een opvolgend gebruiksjaar op te schorten voor de 200 wereldwijde slotgecoördineerde luchthavens?1
Ja.
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het coronavirus een impact heeft op de luchtvaartsector vergelijkbaar met een economische crisissituatie, en dat derhalve het gerechtvaardigd is de bestaande slotregels voor deze situatie te heroverwegen?
Ja. En dat beperkt zich niet alleen tot de luchtvaart, ook andere transportsectoren worden geraakt.
Herkent u het beeld dat IATA schetst van grootschaligecancellations en no shows van geboekte tickets op routes naar (met name) bestemmingen met veel bevestigde besmettingen, zoals Noord-Italië, Japan en Zuid-Korea? Kunt u aangeven in hoeverre de bezettingsgraad van vluchten op deze bestemmingen de afgelopen weken is gedaald?
IATA heeft de in het bericht geschetste zware terugval van luchtverkeer op verschillende belangrijke Aziatische routes en andere bestemmingen wereldwijd gebaseerd op haar eigen onderzoek. Ik kan niet aangeven in hoeverre de bezettingsgraad van vluchten op deze bestemmingen de afgelopen weken is gedaald omdat dat commerciële gegevens betreft van luchtvaartmaatschappijen die ik niet tot mijn beschikking heb.
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het ongewenst is dat luchtvaartmaatschappijen door slotregels gedwongen worden om grotendeels lege toestellen te laten vliegen en/of tijdelijke routes te openen, puur om historische slotrechten in 2021 te kunnen behouden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid in overleg te treden met de Europese Commissie over het verzoek van IATA, met als doel om een opschorting van de slotregels ten aanzien van het behoud van historische rechten te realiseren voor het gebruiksjaar 2020?
Ja. Ik heb de Europese Commissie verzocht om haar huidige ontheffing van de slotregels ten behoeve van het behoud van historische rechten voor het IATA winterseizoen 2019/2020 in verband met het coronavirus te verlengen voor het aankomend IATA zomerseizoen en de reikwijdte van die ontheffing te verruimen naar alle landen die hierdoor ernstig geraakt worden.
Kunt u aangeven welke maatschappijen sinds de uitbraak van het coronavirus hun operatie op Nederlandse luchthavens (grotendeels) hebben moeten staken?
De impact van het coronavirus op de vluchtschema’s van verschillende luchtvaartmaatschappijen zoals KLM en easyJet is groot, maar verschilt per luchtvaartmaatschappij en is mede afhankelijk van de bestemmingen die zij aandoen. Verschillende luchtvaartmaatschappijen zien zich ook genoodzaakt om op korte termijn hun bestemmingenportfolio aan te passen vanwege de impact van het coronavirus op een groot aantal van die bestemmingen.
Deelt u de stelling van de vragenstellers dat het wenselijk is om vrijkomende slots door teruggave aan de slotpool als gevolg van disrupties of faillissementen (mede) veroorzaakt door het coronavirus op de reguliere wijze te kunnen verdelen voor het volgende gebruiksjaar, maar daarbij te waarborgen dat maatschappijen geen onrendabele routes hoeven te openen om deze rechten nog tijdens de disruptie veroorzaakt door het coronavirus te kunnen verkrijgen? Zo ja, bent u bereid ook hierover in gesprek te treden met de Europese Commissie?
In antwoord hierop wil ik u verwijzen naar mijn antwoord op vraag 5.
Ontwikkelingen Coronavirus naar aanleiding van het bericht 'Two Beijing hospitals quarantined amid fears coronavirus infections will spike in the capital' |
|
Jan Paternotte (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de snelle stijging van het aantal bevestigde gevallen van COVID-19 (coronavirus disease 2019) in de Chinese hoofdstad Beijing in de afgelopen week naar meer dan 400, inclusief het in quarantaine plaatsen van twee ziekenhuizen? Hoe beoordeelt u deze toename?1
Ja, ik ben bekend met de ontwikkelingen van het nieuwe coronavirus in China. U beschrijft ten tijde van het indienen van de Kamervragen een aantal van meer dan 400 ziektegevallen met het nieuwe coronavirus in Beijing. Als dit aantal ziektegevallen in perspectief wordt geplaatst van het aantal bewoners van de stad Beijing, dat op meer dan 20 miljoen ligt, is het aantal van 400 ziektegevallen niet te vergelijken met het aantal besmettingen in Wuhan. Ik laat het verder aan de WHO om deze toename te beoordelen. Op basis van de nieuwste cijfers van het ECDC kan worden gesteld dat het aantal nieuwe besmettingen met het nieuwe coronavirus in China de afgelopen week – met een uitzondering van een kleine toename in het weekend van 29 maart – blijft dalen.
Bent u bekend met het vluchtschema van Chinese luchtvaartmaatschappijen op routes naar Nederland, waaronder de komende week drie vluchten van Beijing naar Amsterdam en vice versa?
Ja.
Heeft u overleg gevoerd met China over de vraag of de exploitanten China Eastern en China Southern gebruik mogen blijven maken van de vervoerstoestemming onder het vigerende luchtvaartverdrag? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de inhoud van dit overleg toelichten?
Ik heb in mijn stand van zakenbrief van 11 februari jl. toegelicht dat ik ter handhaving van de openbare orde en veiligheid of andere dringende redenen kan verzoeken het burgerluchtverkeer tijdelijk of blijvend te beperken of te verbieden boven Nederland of gedeelten daarvan. Dit is op dit moment niet aan de orde. De World Health Organization (WHO) waarschuwt expliciet tegen dergelijke disproportionele maatregelen. Er wordt derhalve ook geen overleg gevoerd met China of luchtvaartmaatschappijen over het gebruik mogen maken van de vervoerstoestemmingen.
Om verspreiding van het nieuwe coronavirus tegen te gaan, worden mogelijk verdere maatregelen getroffen door de Chinese autoriteiten, andere landen in de regio en daarbuiten, luchtvaartmaatschappijen, onderwijsinstellingen etc. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het reisadvies voor China aangepast. Zo adviseert het Ministerie van Buitenlandse Zaken reizigers na te denken of het nog steeds noodzakelijk is om in China te verblijven. Als dat niet zo is, adviseert het Ministerie van Buitenlandse Zaken gebruik te maken van de bestaande mogelijkheden om uit China te vertrekken. Voor reizen naar de provincie Hubei geldt een code «rood»: reis daar niet naartoe.
Hoe beoordeelt u het feit dat de KLM en vrijwel alle andere Europese luchtvaartmaatschappijen sinds ruim twee weken geen vluchten meer uitvoeren op China, maar China Southern en China Eastern nog wekelijks meerdere vluchten uitvoeren op de routes Beijing-Amsterdam en Shanghai-Amsterdam?
Ik heb op dit moment geen besluiten genomen die leiden tot restricties voor de luchtvaart. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft in haar brief van 4 februari jl. toegelicht dat luchtvaartmaatschappijen zelf verantwoordelijk zijn voor aanpassingen in het vluchtschema om de gezondheid van personeel en passagiers te waarborgen.
Hoe beoordeelt u het feit dat de KLM weliswaar niet meer zelf vliegt op de route naar China, maar via KLM-kanalen alle directe vluchten van China Southern op Beijing en China Eastern op Shanghai te koop zijn onder een KLM-vluchtnummer? Deelt u de indruk dat de KLM het dus verantwoord acht voor passagiers en crew om tickets te verkopen voor directe vluchten naar deze twee bestemmingen? Kunt u zich voorstellen dat klanten óók deze indruk krijgen door het feit dat zij op de KLM-website deze tickets kunnen kopen?
Zoals toegelicht in de antwoorden op vragen 3 en 4 zijn restricties voor de luchtvaart op dit moment niet aan de orde.
Bent u voornemens met de KLM in gesprek te gaan over het laten staan van deze code-sharing op routes naar China zolang het COVID-19 virus niet onder controle is? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen voornemens om hierover met KLM in gesprek te gaan. Zoals de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in haar brief van 4 februari jl. heeft toegelicht, zijn luchtvaartmaatschappijen zelf verantwoordelijk voor aanpassingen in het vluchtschema om de gezondheid van personeel en passagiers te waarborgen.
Acht u het verantwoord om direct vliegverkeer door te laten gaan op een route naar een stad waar een snelle stijging van het aantal bevestigde gevallen van COVID-19 te zien is? Zo ja, waarom?
Ja dat acht ik op dit moment verantwoord. Ik laat mij adviseren door de World Health Organization (WHO) die expliciet waarschuwt tegen disproportionele maatregelen, zoals restricties in de luchtvaart.
Wel heb ik maatregelen genomen naar aanleiding van de uitbraak van het nieuwe coronavirus in China. Zo heeft het RIVM de casusdefinitie aangepast. Hierin staat dat mensen met koorts en luchtwegklachten, die de afgelopen twee weken in een regio met wijdverspreide verspreiding (zoals China, Singapore, Zuid-Korea, Iran, of de provincies Lombardije, Veneto, Emiglia Romangna en Piëmonte in Noord-Italië) geweest zijn, zich kunnen laten testen op het nieuwe coronavirus.
Op directe vluchten van China naar Nederland krijgen passagiers voor landing op Schiphol informatiebrieven uitgereikt waarin zij geattendeerd worden te letten op gezondheidsklachten, en bij het optreden daarvan thuis/in het hotel te blijven en bij het contact met een zorgverlener aan te geven dat men uit een aangedane regio komt. Ook wordt informatie over COVID-19 getoond op de panelen boven de bagagebanden.
Herinnert u zich de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 4 februari 2020 inzake de rollen en verantwoordelijkheden in relatie tot de uitbraak van het coronavirus in China en de luchtvaart, waarin is aangegeven dat «op dit moment» de gezondheidsvoorschriften geen intrekking van vervoerstoestemmingen vergen?2 Kunt u aangeven wat uw afwegingskader is bij het wegen van de vraag of de gezondheidsvoorschriften een intrekking van een vervoerstoestemming vergen?
Ja, ik ken de passage uit deze Kamerbrief. Zoals ik in de eerdere Kamervragen al aangeef, laat ik mij adviseren door de World Health Organization (WHO). De WHO adviseert op dit moment geen disproportionele maatregelen op te leggen. Op basis van dit advies maak ik mijn afweging.
Bent u voornemens het openhouden van de route Beijing-Amsterdam op korte termijn te heroverwegen door een reisrestrictie c.q. een intrekking van vervoerstoestemming voor te leggen aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in de antwoorden op vragen 3 en 4 zijn restricties voor de luchtvaart op dit moment niet aan de orde.
Kunt u, gelet op de snelle ontwikkelingen in de verspreiding van het coronavirus COVID-19, deze vragen elk afzonderlijk en binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het uitblijven van resultaten na de aankoop van aandelen van Air France-KLM |
|
Henk Nijboer (PvdA), Jan Paternotte (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de samenstelling van de Board of Governors van de International Air Traffic Association (IATA) in de afgelopen bestuursjaren en in het huidige bestuursjaar?
IATA is de mondiale brancheorganisatie van luchtvaartmaatschappijen.
Informatie over IATA, onder meer over de dienstverlening aan de luchtvaartmaatschappijen, maar ook over de samenstelling van het bestuur, is te vinden op de website van IATA1. IATA is als vertegenwoordiger van de luchtvaartindustrie een gewaardeerde gesprekspartner voor overheden bij de ontwikkeling van (luchtvaart)beleid en regelgeving. De overheden zijn evenwel niet betrokken bij interne IATA-aangelegenheden en worden niet geïnformeerd over bestuurskwesties.
Klopt het dat de Executive Officer van KLM, Pieter Elbers, geen lid meer is van de Board of Governors van IATA?1
De lijst van leden van de Board of Governors is op de website van IATA vermeld. Dhr. Elbers maakt daar geen deel van uit.
Hoe verklaart u het feit dat KLM, als medeoprichter van IATA, voor het eerst sinds de oprichting in 1945 niet meer als zelfstandige luchtvaartmaatschappij een lid mag leveren van de Board of Governors van IATA?
Overheden zijn niet betrokken bij IATA en de samenstelling van de Board of Governors is een zaak voor de luchtvaartmaatschappijen die lid zijn van IATA.
Is het verwijderen van de Executive Officer van KLM uit het IATA-bestuur in het Nederlands publieke belang? Kunt u dit toelichten?
Ik zie geen relatie tussen vertegenwoordiging van een KLM bestuurder in de IATA Board of Governance en de Nederlandse publieke belangen die met KLM zijn gemoeid.
Bent u van plan het IATA-congres in Amsterdam komende juni te bezoeken?
Nee. Overigens heeft IATA besloten om de jaarlijkse algemene vergadering en daarop aansluitend congres vanwege COVID-19 uit te stellen tot een nader te bepalen datum.
Vormt de zelfstandige rol van KLM binnen IATA onderdeel van de gesprekken die de ambtelijke Frans-Nederlandse werkgroep momenteel voert over de positie van KLM in de holding Air France-KLM? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals in het antwoord op vraag 1 genoemd is IATA de brancheorganisatie van de luchtvaartmaatschappijen. Er is geen relatie tussen de activiteiten van IATA en de onderwerpen die in de werkgroep tussen de Franse staat en de Nederlandse staat aan de orde zijn en die gericht zijn op de borging van de Nederlandse publieke belangen die met Air France KLM en KLM zijn verbonden.
Klopt het dat de KLM – als zelfstandige luchtvaartmaatschappij – bovenaan staat in de meest recente Dow Jones Sustainability Index (DJSI) in de categorie luchtvaartmaatschappijen?
Ja.
Deelt u de stelling van de vragensteller dat IATA een belangrijke rol speelt bij vraagstukken in de mondiale luchtvaartsector waaronder verduurzaming, maar ook verdeling van slots op luchthavens en inzet op regelgeving?
Brancheorganisatie IATA is een gewaardeerde gesprekspartner voor overheden bij de ontwikkeling van beleid en regelgeving, onder andere inzake duurzaamheid. Ook Europese brancheorganisaties, andere sectorpartijen en belanghebbende partijen spelen een belangrijke rol bij deze vraagstukken.
Heeft KLM – volgens de DJSI de meest duurzame luchtvaartmaatschappij ter wereld – door het verlies van de zetel in de Board of Governors van IATA meer of minder invloed op verduurzaming van de luchtvaartsector? Kunt u dit toelichten?
KLM heeft als IATA-lid en onderdeel van Air France-KLM mogelijkheden om bij te dragen aan de IATA-koers. De CEO van Air France-KLM, dhr. Benjamin Smith, is in het IATA-bestuur vertegenwoordigd. Voor Air France-KLM is verduurzaming van de luchtvaart ook een belangrijk thema. Ik verwacht dan ook niet dat de participatie van KLM in het IATA-bestuur de invloed van KLM wat betreft het IATA-beleid inzake verduurzaming materieel beperkt.
Bent u bereid u in te zetten om de Executive Officer van KLM – nu Pieter Elbers – weer benoemd te verkrijgen in de Board of Governnors van IATA? Zo nee, waarom niet?
De samenstelling van de Board of Governors van IATA is een zaak voor de luchtvaartmaatschappijen die lid zijn van IATA. Het is niet aan mij om mij uit te laten over de benoemingen.
Wat zijn uw vorderingen met het afgesproken streven om uiterlijk «voor het einde van juni 2019» een akkoord te bereiken met de Franse Staat over onder andere de staatsgaranties en het borgen van de Nederlandse publieke belangen, zoals de netwerkverbindingen van KLM en daarmee de hubconnectiviteit van Schiphol?2
De ambitie was inderdaad om eind juni 2019 klaar te zijn. Zoals ik in de beantwoording van eerdere Kamervragen ook al heb aangegeven is dat niet gelukt. Er liggen belangrijke onderwerpen op tafel die meer tijd vergen. Dit zijn complexe gesprekken, waarbij veel partijen zijn betrokken en die vaak langer duren dan voorzien. Naast het feit dat Air France-KLM een beursgenoteerde onderneming is, is het ook niet constructief om tussentijds iets te delen over deze gesprekken. Dit betekent niet dat er de afgelopen periode geen voortgang is geboekt. De gesprekken versterken het wederzijdse begrip en helpen bij de bepaling hoe het aandeelhouderschap verder ingevuld kan worden. Overigens ligt de prioriteit van beide staten momenteel bij de situatie omtrent COVID-19, hetgeen ook een grote impact op de luchtvaartsector heeft.
Kunt u nader toelichten wat er het afgelopen jaar sinds de verwerving van de staatsdeelneming in Air France-KLM is veranderd bij het bedrijf en wat dat voor het Nederlandse publieke belang heeft opgeleverd? Wanneer verwacht u de onderhandelingen in de ambtelijke werkgroepen te kunnen afronden?
De Nederlandse staat is aandeelhouder geworden van Air France-KLM om de Nederlandse publieke belangen op de lange termijn beter te borgen. Door het aandeelhouderschap heeft de Nederlandse staat de rechten die aan aandeelhouders toekomen onder Frans recht. Zo heeft de staat in mei vorig jaar de algemene vergadering van de onderneming bijgewoond en meegestemd over de voorgelegde aandeelhoudersbesluiten. Dit geeft de Nederlandse staat directe invloed op de besluitvorming van de holding van de luchtvaartmaatschappij.
Voor de aankoop van de aandelen had de staat, als stakeholder, het recht om een bestuurslid voor te dragen en werd het belang van de staat op die manier vertegenwoordigd in het bestuur van de holding. Deze persoon werd voor de aankoop aangemerkt als een onafhankelijk bestuurslid. Na de aankoop is de positie veranderd naar een afhankelijk bestuurslid en vertegenwoordigt deze persoon de staat nu ook als een van de belangrijkste aandeelhouders in het bestuur. Ook vanwege die positie heeft de staat nauw contact met het bestuur.
Daarnaast heeft de Nederlandse staat nu uitvoerig contact met diverse belangrijke stakeholders, waaronder de Franse staat en andere grote aandeelhouders. Deze intensivering van de contacten is een positieve verandering en levert een positieve bijdrage aan de invloed die de Nederlandse staat heeft.
Klopt het dat u op 20 februari heeft aangegeven dat de gesprekken in de werkgroep «niet muurvast» zitten. Kunt u aangeven waaruit blijkt dat de gesprekken niet muurvast zitten?
Ik ben nog steeds in gesprek met de Franse staat over Air France-KLM, hoewel de prioriteit van beide staten momenteel bij de situatie omtrent COVID-19 ligt. In februari en maart heb ik nog uitgebreid met Minister Le Maire gesproken over dit onderwerp. Ook op het niveau van de werkgroep vinden gesprekken plaats. Naast het feit dat Air France-KLM een beursgenoteerde onderneming is, is het niet constructief om tussentijds iets te delen over deze gesprekken. Dit betekent niet dat er ondertussen geen voortgang is geboekt.
Kunt u uiteenzetten wat er bij Air France-KLM het afgelopen jaar veranderd is met name in de afspraken en verhoudingen tussen Air France en KLM?
Zoals u weet, ben ik in gesprek met de Franse staat en Air France-KLM over de verdere invulling van het aandeelhouderschap van de Nederlandse staat. Over interne afspraken tussen Air France en KLM ga ik niet.
Klopt het dat er een afspraak is gemaakt vanuit Air France met de Franse pilotenvakbonden die ertoe strekt dat voor elk vliegtuig dat KLM bezit Air France er twee en een half moet hebben, en wanneer dat niet gebeurt de Air France-piloten per vliegtuig verschil een fors bedrag in compensatie persoonlijk uitbetaald moeten krijgen? Zo niet, kunt u toelichten welke afspraken er dan zijn gemaakt met de Franse piloten?
Na de fusie tussen Air France en KLM zijn er afspraken gemaakt met de verenigingen van piloten van de ondernemingen. Dit zijn afspraken op bedrijfsniveau waarbij noch de Nederlandse overheid noch de Franse overheid betrokken is. Afspraken over de operationele activiteiten zijn een verantwoordelijkheid van het uitvoerend bestuur van de onderneming. De staat heeft hier als aandeelhouder dus geen formele rol in. In mijn gesprekken met het bestuur is er uiteraard wel aandacht voor deze kwestie.
Waarom moet KLM de gevolgen ondervinden van een afspraak over de productiebalans, gemaakt tussen Air France en haar piloten, waarbij KLM en de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV) geen partij zijn?
Graag verwijs ik naar het antwoord op vraag 15.
Vormen de afspraken over de productiebalans en de wijze waarop dit de bedrijfsvoering van KLM beïnvloedt onderdeel van de gesprekken in de ambtelijke werkgroep? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit maakt geen onderdeel uit van de werkgroep. Graag verwijs ik voor een verdere toelichting naar het antwoord op vraag 15.
Kunt u toelichten hoe de kas van KLM n.v. wordt beheerd, wie de eindverantwoordelijkheid heeft voor de kas van KLM en waar de besluitvormende macht ligt over het al dan niet uitkeren van dividend?
KLM beheert de eigen kas, er is geen zogenoemde «cashpooling» regeling. De Raad van Commissarissen van KLM doet jaarlijks een voorstel voor de uitkering van dividend, hetgeen goedgekeurd dient te worden door de prioriteitsaandeelhouders (de holding).
Hoe staat u als aandeelhouder tegenover het uitkeren van een groter dividend vanuit KLM aan Air France-KLM, als hiermee het voorgenomen investeringsprogramma van Air France gefaciliteerd kan worden?
Het is belangrijk dat KLM voldoende ruimte krijgt om het netwerk op Schiphol in stand te houden en verder te ontwikkelen. Aangezien KLM haar eigen financiële huishouding heeft, is het allereerst belangrijk dat deze financieel gezond is en dat zij daarnaast haar eigen investeringsprogramma kan financieren. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 18, is het aan de RvC van KLM om een voorstel te doen voor dividend aan de aandeelhouders, waarbij deze zaken ongetwijfeld in ogenschouw worden genomen. Hoe de andere aandeelhouders hun dividend besteden, is uiteraard niet aan de Nederlandse staat.
Welke middelen heeft u om het compenseren van tekorten bij Air France door middel van onttrekking van dividend uit de kas van KLM n.v. tegen te houden?
KLM’s reserverings- en dividendbeleid bepaalt dat de Vergadering van Houders van Prioriteitsaandelen bevoegd is om, na overleg met de Directie en Raad van Commissarissen, eerst een bedrag van de in de jaarrekening vastgestelde winst te bestemmen tot het vormen of versterken van reserves.
Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘CO2-compensatie is misleidend en ‘nattevingerwerk’' |
|
Matthijs Sienot (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «CO2-compensatie is misleidend en «nattevingerwerk?»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Deelt u de zorgen over de betrouwbaarheid van CO2-compensatieprojecten voor de luchtvaart?
Aangezien de effectiviteit van CORSIA afhangt van de betrouwbaarheid van alle elementen van het systeem, heeft ook de betrouwbaarheid van CO2-compensatieprojecten mijn aandacht. Via de Nederlandse deelname aan ICAO wordt er op toe gezien dat internationaal strenge voorwaarden gehanteerd worden voor de kwaliteit van certificaten, die luchtvaartmaatschappijen voor CORSIA zullen kopen. Op de kwaliteit van certificaten die luchtvaartmaatschappijen vrijwillig kopen in de markt vindt geen toezicht plaats, net zoals breder geldt voor de gehele vrijwillige markt in CO2-compensatie. De certificaten die vrijwillig worden gekocht en waarop geen toezicht is kunnen niet worden gebruikt voor CORSIA, terwijl de certificaten waarop wel toezicht is wel kunnen worden gebruikt voor CORSIA.
Bent u het ermee eens dat deze onbetrouwbaarheid kan leiden tot een onrealistisch beeld van de daadwerkelijke kosten van CO2-reductie, en dat dit beeld de markt voor CO2-reductieprojecten kan verstoren ten koste van CO2-reductieprojecten die wel daadwerkelijk een positieve impact kunnen hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de afgelopen 20 jaar is er onder het Kyoto Protocol (de voorloper van de Overeenkomst van Parijs) heel veel ervaring opgedaan met CO2-compensatieprogramma’s en projecten. Deze ervaring is gebruikt bij de uitwerking van de emissions unit eligibility criteria;regels voor programma’s en projecten die in aanmerking komen voor CORSIA. Die regels zijn opgesteld om er op toe te zien dat CO2-certificaten daadwerkelijke reductie betekenen, dat de investeringen additioneel zijn, en ook dat certificaten maar één keer kunnen worden ingezet voor het reduceren van CO2 (voorkomen van dubbeltelling).
Aan de hand van deze criteria worden programma’s en projecten door een speciaal daartoe ingestelde technische commissie (Technical Advisory Board,TAB) beoordeeld en wordt bepaald of de eenheden van deze programma’s en projecten onder CORSIA mogen worden ingebracht en waarvan luchtvaartmaatschappijen vervolgens de CO2-certificaten kunnen kopen. Nederland is betrokken geweest bij de totstandkoming en uitwerking van deze regels. Via de Nederlandse zetel in de Raad van ICAO kan scherp worden toegezien op de toepassing van die criteria en het daarop gebaseerde advies van de TAB.
Gaat u stappen ondernemen of bent u bereid stappen te nemen tegen misleiding in de luchtvaart bij CO2-compensatieclaims, ook gezien dit onderdeel wordt van het Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation (CORSIA), dat in 2021 met een pilot zal starten? Zo ja, hoe gaan deze stappen eruitzien?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u waarborgen dat de emissiecompensatie-investeringen die zullen worden gemaakt binnen het CORSIA zullen gaan naar projecten die daadwerkelijk de CO2-compensatie genereren die zij beloven?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat een verstoring van de emissiecompensatiemarkt door onbetrouwbare aanbieders zou kunnen leiden tot een vertekend beeld bij de Nederlandse consument over de klimaatimpact van vluchten, waarmee het transportkeuzes zou kunnen beïnvloeden?
Ik raad de consument aan om altijd kritisch te kijken naar de CO2-uitstoot van verschillende transportmodaliteiten en dit mee te laten wegen bij het maken van keuzes. Dat consumenten vrijwillig de mogelijkheid hebben om uitstoot te compenseren is geen vervanging voor het maken van een dergelijke keuze.
Hoe en waar private ondernemingen hun CO2-compensatie-investeringen doen is de uitkomst van een complex proces, waarbij een afweging wordt gemaakt op basis van aspecten zoals prijs van de reductie-eenheden, prijsontwikkeling in de koolstofmarkt, de kwaliteit van de aangeboden projecten, de kosten van investeringen in andere reductiemaatregelen en de gevolgen voor de ticketprijs. Aangezien toezicht op CORSIA internationaal geregeld is, is het bovenal van belang dat de kwaliteit van compensatieprojecten waarvan CO2-certificaten worden gekocht aan de criteria voldoet. Daar wordt op gestuurd in ICAO.
Voor de beantwoording van de vragen over het functioneren en eventueel toezicht op de vrijwillige CO2compensatiemarkt verwijs ik naar de Kamerbrief van mijn collega van Economische Zaken en Klimaat (DGKE-K/20065012, d.d. 12 maart 2020).
Bent u ook van mening dat de Nederlandse consument erop moet kunnen vertrouwen dat het geld dat zij investeren via deze compensatieaanbieders ook daadwerkelijk leidt tot de aan hen beloofde CO2-reductie?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe houdt u toezicht of bent u van plan toezicht te gaan houden op CO2-compensatieclaims en de daarbij horende certificatieschema’s, zoals bijvoorbeeld de Gold Standard? Kunt u bovendien toelichten hoe deze manieren ertoe bij zouden kunnen dragen dat de Nederlandse consument kan vertrouwen in de waarde van een eventuele CO2-reductie-investering?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van plan om afspraken te gaan maken met de luchtvaartsector over het verplaatsen van een deel van hun CO2-compensatie-investeringen naar projecten binnen de EU, of zelfs Nederland, zodat toezicht houden op claims eventueel vergemakkelijkt kan worden en er een nieuwe financiële impuls ontstaat om in Nederland en de EU te werken aan CO2-reductie? Zo ja, kunt u toelichten wanneer en hoe u dat van plan bent te doen?
Zie antwoord vraag 6.
De berichten dat Ryanair passagiers toch een schadevergoeding moet betalen |
|
Cem Laçin , Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Ryanair moet van rechter passagiers toch schadevergoeding betalen»1, «Luchtvaartinspectie ontloopt verantwoordelijkheid in zaak Ryanair»2, «Ryanair rejects almost 100% of compensation claims»3 en «Ryanair moet Belgische passagiers financieel compenseren na staking (al zit er mogelijk nog addertje onder het gras)»?4
Ja.
Deelt u de stelling dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in Nederland verantwoordelijk is voor de handhaving van verordening 261/2004? Zo nee, welke instantie – zoals bedoeld in art. 16, eerste lid, van verordening 261/2004 – is de geëigende partij om de structurele bescherming van passagiersrechten in Nederland te waarborgen?
Ja.
Kunt u gedetailleerd aangeven hoe de ILT c.q. de door u aangewezen instantie ter bescherming van de passagiersrechten zoals bedoeld in art. 16, eerste lid, van de verordening 261/2004 invulling geeft aan haar verantwoordelijkheid? Kunt u voorts aangeven wat deze inspanningen tot nog toe hebben opgeleverd in het beschermen van passagiersrechten?
De werkwijze van de ILT in de afgelopen jaren was dat ingediende klachten individueel werden onderzocht en voorzien van een oordeel over de gegrondheid van de klacht. Met dat oordeel kon de klager zich wenden tot de luchtvaartmaatschappij of in het uiterste geval tot de civiele rechter.
Na 1 juli 2019 spreekt de ILT geen oordeel meer uit over individuele klachten. De belangrijkste reden hiervoor is gelegen in de uitvoering van de Ruijssenaars-uitspraak van de Raad van State. Daarin is bepaald dat de ILT niet bevoegd is om te handhaven in individuele gevallen als geen compensatie wordt uitgekeerd bij een vertraagde of geannuleerde vlucht. De reden hiervoor is dat individuele klagers of belanghebbenden op grond van de EU Verordening passagiersrechten bij de civiele rechter terecht kunnen. Deze rechter oordeelt dan vervolgens of de luchtvaartmaatschappij zich wel of niet aan de regels van de Verordening heeft gehouden op het terrein van de compensatie.
De ILT blijft individuele klachten, naast andere bronnen, wel gebruiken om signalen over stelselmatig de Verordening overtredende luchtvaartmaatschappijen te onderzoeken.
In de afgelopen jaren heeft de ILT een aantal luchtvaartmaatschappijen onder verscherpt toezicht geplaatst omdat zij naar het oordeel van de inspectie structureel tekortschieten in de naleving van de Europese passagiersrechtenverordening. Met de betrokken maatschappijen hebben gesprekken plaatsgevonden over verbetermaatregelen. In een aantal gevallen heeft dat tot verbetering geleid, bij twee maatschappijen ziet de ILT nog onvoldoende resultaat en houdt de vinger aan de pols. Ryanair behoort overigens niet tot deze luchtvaartmaatschappijen onder verscherpt toezicht.
Daarnaast publiceer ik periodiek (conform de verplichting in art. 11.27 Wet luchtvaart) een lijst van instanties ten aanzien waarvan in de daaraan voorafgaande periode een beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete of een beschikking tot toepassing van de bestuursdwang onherroepelijk is geworden. De ILT publiceert deze lijst ook op haar website.5 Het gaat hier overigens om andere overtredingen dan het recht op compensatie.
Is het de verantwoordelijkheid van de ILT om te onderzoeken en (zelfstandig) een oordeel te geven over de vraag of een luchtvaartmaatschappij zich in voorkomende gevallen schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de verordening 261/2004 door stelselmatig ten onrechte te weigeren het uit de artikelen 5, eerste lid, onder c, en 7 van de verordening voortvloeiende recht op compensatie te honoreren?
Ja. De Raad van State (RvS) heeft in de zaak-Ruijssenaars geoordeeld dat de ILT niet bevoegd is om te handhaven in individuele gevallen als geen compensatie wordt uitgekeerd bij een vertraagde of geannuleerde vlucht. Een passagier kan volgens de RvS bij de rechter direct zelf zijn recht halen en effectueren. Deze rechtsgang voldoet aan de eisen van effectieve rechtsbescherming. De ILT is volgens de RvS wél bevoegd om tot handhaving over te gaan bij stelselmatige overtreding van de Verordening. Om een dergelijke stelselmatigheid te kunnen vaststellen, staan de ILT diverse bronnen ter beschikking. Op basis van individuele klachten kan weliswaar niet gehandhaafd worden maar de ILT mag deze wel onderzoeken om zich een beeld te vormen over de wijze waarop een luchtvaartmaatschappij de bepalingen uit de Verordening in algemene zin naleeft. Andere bronnen kunnen bijvoorbeeld zijn informatie van andere toezichthouders, informatie van luchtvaartmaatschappijen zelf, informatie van claimbureaus of openbare bronnen.
Voorziet de wet Luchtvaart in een algemene grondslag voor de ILT om in het in vraag 4 bedoelde geval van stelselmatige overtreding van de verordening gebruik te maken van de bevoegdheid om handhavend op te treden?
Ja, in het geval van structurele overtreding kan de ILT op grond van artikel 11.15, onderdeel b, onder 1, van de Wet luchtvaart een last onder dwangsom opleggen, en op grond van artikel 11.16, eerste lid, onderdeel e, onder 1, van de Wet luchtvaart kan de ILT een bestuurlijke boete opleggen.
In welk percentage van de gevallen betwist Ryanair compensatieclaims van Nederlandse passagiers? In hoeveel gevallen worden deze passagiers na een procedure alsnog in het gelijk gesteld?
De ILT heeft geen gegevens over de gevraagde percentages. Wel blijkt dat 3% (127) van het totaal aantal bij de ILT ingediende klachten (4.299) in de periode 2016–2019 Ryanair betrof. Van de 127 klachten was 18% gegrond, 65% ongegrond en 17% was niet ontvankelijk of werd ingetrokken. Vijftien van de 127 klachten gingen over stakingen van het eigen personeel en zijn destijds als ongegrond aangemerkt.
Deelt u de indruk dat Ryanair veel in het werk stelt om compensatie te voorkomen en consumenten te ontmoedigen aanvragen in te dienen, ook als zij daar alle recht op zouden hebben? Zo ja, hoe beoordeelt u dat? Zo nee, hoe verklaart u de data zoals AirHelp die presenteren waarbij Ryanair kampioen afwijzen van compensatievragen is?
Die indruk heb ik op basis van de ILT ter beschikking staande gegevens over het aantal ingediende klachten en de mate van gegrondheid niet. In 2018 heeft Ryanair haar website aangepast naar aanleiding van klachten over de klachtenprocedure en een reactie daarop van de ILT. De ILT heeft sindsdien geen klachten meer ontvangen over de klachtenprocedure bij Ryanair.
De data van AirHelp ken ik niet, ik kan daar niet over oordelen. De ILT neemt graag kennis van informatie van claimbureaus en andere betrokkenen die inzicht kunnen geven in de wijze waarop luchtvaartmaatschappijen de Verordening naleven.
Bent u bereid om bij bemiddelaars voor compensatie onder verordening 261/2004, zoals EUClaim, Claimingo, Vlucht-vertraagd.nl en eventuele andere bemiddelaars op te vragen welke luchtvaartmaatschappijen opvallend vaak compensatieverzoeken afwijzen? Zo nee, waarom niet?
De ILT onderhoudt reeds contact met onder meer claimbureaus, het Europees Consumenten Centrum en overige (EU)-toezichthouders. Hierbij worden opvallende signalen besproken en uitgewisseld.
Alle bemiddelaars voor compensatie zijn welkom om informatie over de afhandeling van compensatieverzoeken of over andere bepalingen uit de Verordening met de inspectie te delen. De inspectie zal deze informatie, naast andere bronnen gebruiken om zich een oordeel te kunnen vormen over de vraag of een luchtvaartmaatschappij stelselmatig de Verordening overtreedt.
Welke luchtvaartmaatschappijen op Schiphol bezorgen reizigers relatief de meeste vertraging? Kunt u dit afzetten tegen de gemiddelde vertraging in minuten per vlucht?
De gemiddelde vertraging per vlucht op Schiphol is 15,7 minuten in 2018. Daarvan is 3,8 minuten te wijten aan luchtvaartmaatschappijen. Informatie over individuele luchtvaartmaatschappijen, afkomstig van derden, is vertrouwelijk en kan derhalve niet gedeeld worden.
Bent u bereid met de ILT het gesprek te voeren over een grotere inspanning om terechte compensatieverzoeken van reizigers zonder tussenkomst van rechters toegewezen te krijgen, zodat passagiers niet langer hoeven te kiezen tussen het opgeven van hun claim en eindeloze procedures?
Het is de ILT als gevolg van de Ruijssenaars-uitspraak niet toegestaan te handhaven op individuele passagiersklachten over compensatie. Klagers of belanghebbenden kunnen bij de civiele rechter terecht voor een uitspraak of de luchtvaartmaatschappij zich aan de regels heeft gehouden.
Daarbij heeft de Raad van State aangegeven dat deze rechtsgang voldoet aan de eisen van effectieve rechtsbescherming.
De ILT zal wel blijven optreden als vastgesteld kan worden dat sprake is van het stelselmatig niet naleven van de Verordening. Hierbij is zorgvuldigheid vereist omdat de rechter heeft bepaald dat individuele klachten wel gebruikt mogen worden ter motivering van de stelselmatigheid van de overtreding, maar dat de sanctie (last onder dwangsom) niet gericht mag zijn op die individuele passagiersklachten maar op beëindiging van de stelselmatige overtreding. (RvS, 3 oktober 2018 inzake de last onder dwangsom aan Vueling opgelegd in 2016).
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Belangenverstrengeling zaait twijfels over giftig zaad’. |
|
Tjeerd de Groot (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het feit dat onafhankelijk onderzoek aangevraagd door de Tweede Kamer naar bijensterfte of chemische middelen, mede wordt gefinancierd door chemiebedrijven?
Het onderzoek uit 2011 naar bijensterfte en de rol van chemische middelen daarbij, zoals door uw Kamer aangevraagd, is niet mede gefinancierd door chemiebedrijven. Dit onderzoek is volledig door het toenmalige Ministerie van EL&I gefinancierd (Kamerstuk 32 372, nr. 91).
Bent u bekend met het onderzoek «Worldwide decline of the entomofauna: a review of it’s drivers»? Zo ja, hoe beoordeelt u de conclusie dat agrochemische stoffen, invasieve soorten en klimaatverandering de grootste oorzaken zijn van de afname van insecten wereldwijd en dus ook in Nederland?1
Ja, dit rapport is mij bekend en sluit nauw aan bij andere internationale en nationale rapporten over de achteruitgang van insectenaantallen- en soortendiversiteit als gevolg van onder meer veranderd landgebruik ten bate van verstedelijking, infrastructuur en (intensieve) landbouw, in combinatie met effecten van agrochemische stoffen en klimaatverandering. Ook voor de Nederlandse situatie zijn deze factoren van belang. Al lijkt een directe vertaling van deze conclusies naar de Nederlandse situatie niet eenvoudig, zoals bleek uit onderzoek in opdracht van LNV door Kleijn et al. (2018) en PBL (2017). Er werd daarin onder meer gewezen op de tekortkomingen in kennis over Nederlandse insectensoorten, hun voorkomen in het agrarisch gebied, onderlinge relaties en trends om eenduidige factoren te kunnen identificeren. In lijn met de motie van lid Moorlag (Kamerstuk 26 407, nr. 125) over insecten in het agrarisch gebied wordt daarom momenteel gewerkt aan een meerjarig onderzoeksprogramma om hier meer inzicht in te krijgen. Vooruitlopend op deze resultaten wordt daarnaast gewerkt aan insectenherstel via onder meer de Nationale Bijenstrategie en investeringen ten bate van insectenhabitats, zoals landschapselementen in het agrarisch gebied.
Klopt het dat onderzoek op Wageningen University & Research (WUR) naar onder andere de effecten van chemische middelen op natuur en in het bijzonder het effect op bijen voor 50 procent wordt bekostigd door de overheid en voor 50 procent door het bedrijfsleven? Zo ja, hoe beoordeelt u de inmenging van privaat geld in deze onderzoeken?
Het is mogelijk dat WUR onderzoek doet met 50 procent financiering publiek en 50 procent privaat. Dat hangt van het soort onderzoek af.
Het onderzoek naar honingbijen in opdracht van LNV wordt door WUR uitgevoerd in het EU-honingprogramma. Het EU-honingprogramma wordt niet mede gefinancierd door het bedrijfsleven. Alleen het onderzoek naar de staat van de bijengezondheid in het Bijensurveillanceprogramma, van 2014–2018, is voor 51% publiek en voor 49% privaat gefinancierd, conform de afspraken vanuit het Actieprogramma Bijengezondheid in 2013. De WUR heeft aan dit onderzoek mee gewerkt. Daarover heb ik uw Kamer 12 juli 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 28 625, nr. 275).
Het staat universiteiten en ook de WUR vrij om te bepalen wat zij onderzoeken en met wie zij samenwerken. Daarbij is medefinanciering door bedrijven van wetenschappelijk onderzoek niet ongebruikelijk.
De autonomie van de WUR om te bepalen wat en met wie, gaat gepaard met eigen verantwoordelijkheid voor het waarborgen van de wetenschappelijke integriteit. Het onderzoek moet voldoen aan de normen van wetenschappelijke integriteit zoals die in ons land gelden. In Nederland hebben we de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit2 die zowel geldt voor publiek als privaat gefinancierd onderzoek. De WUR heeft aangegeven te werken conform deze gedragscode en de beginselen van goed wetenschappelijk onderzoek, zoals zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
Onlangs is de motie Westerveld aangenomen waarin wordt verzocht om een historisch overzicht van de derde geldstroom als ook om een onderzoek naar de mogelijke beïnvloeding hiervan (Kamerstuk 31 288, nr. 805). Ik ondersteun dergelijke oproepen voor meer transparantie.
Kunt u toelichten op welke manier WUR gefinancierd wordt? Ontvangen de onderzoeksinstituten onder Wageningen Research, zoals het bijeninstituut, ook publieke bekostiging van het Ministerie van OCW en wordt het bijeninstituut deels bekostigd uit publieke middelen en deels door het bedrijfsleven?2
Allereerst wil ik aangeven dat er geen specifiek bijeninstituut bij de WUR is. Het bijenonderzoek wordt door diverse onderzoekers van de WUR uitgevoerd. Daarbij wordt gekeken naar de kennisvraag en de expertise van de onderzoekers.
Wageningen University and Research (WUR) heeft verschillende vormen van financiering.
Daarbij valt Wageningen University onder de verantwoordelijkheid van de Minister van OCW. Vanuit het Ministerie van OCW wordt Wageningen University op dezelfde wijze gefinancierd als de andere universiteiten. Universiteiten kennen verschillende vormen van financiering van onderzoek. In de eerste plaats wordt wetenschappelijk onderzoek gefinancierd vanuit de rijksbijdrage die een universiteit ontvangt (de eerste geldstroom). De tweede geldstroom van de universiteiten omvat subsidies van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Deze onderzoeksmiddelen worden veelal op basis van competitie verdeeld onder onderzoekers en onderzoeksinstellingen. De derde geldstroom omvat de overige inkomsten van de universiteiten. Zo ontvangen universiteiten middelen voor de uitvoering van contractonderzoek. Daarnaast vormen collectebusfondsen en specifieke doelsubsidies van Nederlandse ministeries en de Europese Unie, zoals Horizon2020, een belangrijk deel van de derde geldstroom.
Wageningen Research (WR) valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van LNV. De subsidie van LNV aan WR bedraagt ongeveer de helft van de omzet van WR. De overige omzet realiseert WR met opdrachten voor andere overheden, EU-cofinancieringsprojecten, ngo’s en bedrijfsleven.
Bij het onderzoek in directe opdracht (beleidsondersteunend) van LNV is geen betrokkenheid van bedrijven bij de opdrachtverstrekking van LNV.
Bij topsectorenonderzoek is het onderzoek publiek-privaat gefinancierd, dus samenwerking met bedrijven is de insteek. Daar zijn voorwaarden voor de aanvraag, beoordeling, financiering en gebruik van de ontwikkelde kennis. Dat gaat via het Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI). Hiervoor zijn Spelregels voor privaat-publieke samenwerking – Publiek-private samenwerking opgesteld en op 20 juni 2013 aan uw Kamer voorgelegd. De spelregels borgen dat onderzoeksorganisaties kunnen voortbouwen op de ontwikkelde kennis.
Welke samenwerkingsverbanden en financiële relaties heeft WUR met pesticidefabrikanten de afgelopen tien jaar gehad?
Voor Wageningen Research geldt dat er vanuit het topsectorenonderzoek een beperkt aantal samenwerkingsverbanden met pesticidefabrikanten zijn geweest in publiek-private samenwerking (PPS). In deze PPS’en zaten niet alleen pesticidefabrikanten, als private partner, maar ook andere private partijen:
Startjaar
Naam PPS
2013
PotatoGAP in China
2015
Nieuwe methoden voor bestrijding van bodemplagen in de glastuinbouw en zomerbloemen
On-site detectie voor verbetering plantgezondheid en fytosanitaire controle
Programmeringsstudie Meeldauw
De oorworm in de bodemfase 1605-010
Fysisch-chemische inductie van plantweerbaarheid
2016
PPS-GROEN, Gewasbescherming Robuust Optimaal Economisch & Natuurlijk (GROEN) – systeemsprongen voor de open teelten
2017
Ontwikkelen van preventiemaatregelen in de boomgaard om verliezen door zwartvruchtrot en bewaarrot in peer en appel de voorkomen (WP1,2, en 3)
2018
Virus- en vectorbeheersing in pootaardappelen
Voor Wageningen University geldt dat bij het onderzoek met bekostiging door de overheid, de bijdrage aan het budget van de Wageningen University uit opdrachten van de gewasbeschermingsmiddelenproducenten gering is en in totaal tussen de 0,1 en 0,2 procent bedroeg (voor 2019 ongeveer € 350.000).
De samenwerkingsverbanden in opdracht van derden (contract) is een verantwoordelijkheid van de WUR zelf.
Worden onderzoeken, bekostigd door onder andere private chemische bedrijven, betrokken bij de beoordeling voor de marktoelating van pesticiden in Nederland? Zo ja, bent u van mening dat dit onderzoek onafhankelijk is?
Ja, bedrijven financieren inderdaad de onderzoeken waarmee zij aantonen dat een middel werkzaam is en veilig is voor mens, dier en milieu. Dat geldt voor gewasbeschermingsmiddelen, voor biociden en ook voor bijvoorbeeld medicijnen. De kosten voor het onderzoek komen daarmee bij de partij waar die horen, bij de aanvrager van een toelating.
Om de onafhankelijkheid te borgen, moeten de onderzoeken en de laboratoria voldoen aan Europese voorschriften en worden daarop ook geaudit.
Ook in mijn beantwoording van vragen van het lid Grashoff (GroenLinks) over het bericht «Bayer zette wetenschap jarenlang op dwaalspoor» heb ik toegelicht dat ik van mening ben dat het onderzoek onafhankelijk is (Kamerstuk 22 112, nr. 2426).
Deelt u de mening dat de conclusie uit voorgaand onderzoek laat zien dat inmenging van chemiebedrijven belangenverstrengeling is in onafhankelijk onderzoek naar agrochemische stoffen en zodoende het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) deze onderzoeken niet hoort mee te nemen in zijn onafhankelijk onderzoek of hier te allen tijden volledige openbaarheid over dient te geven?
Verordening (EG) nr. 1107/2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen gaat uit van het voorzorgsprincipe om de veiligheid voor mens, dier en milieu te borgen. Dit betekent dat het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel verboden is, tenzij de werkzame stof op basis van een wetenschappelijke beoordeling is goedgekeurd in de Europese Unie en het middel is toegelaten in de betreffende lidstaat. De toelatingshouder dient een dossier aan te leveren waarmee de veiligheid wordt aangetoond. Dat dossier kan studies bevatten die zijn bekostigd door de toelatingshouder. Het dossier moet aan strikte kwaliteitseisen voldoen. Zo wordt bijvoorbeeld geëist dat het dossier studies bevat die zijn uitgevoerd door gecertificeerde laboratoria die voldoen aan de criteria voor «Good Laboratory Practice» (GLP) en «Good Experimental Practice» (GEP). Verder moeten de studies zijn uitgevoerd volgens strikte, internationaal afgesproken protocollen.
Een onderdeel van de wetenschappelijke beoordeling is om te verifiëren of de ingediende studies ook daadwerkelijk aan deze kwaliteitseisen en protocollen voldoen. Als een onderzoek hieraan toch niet blijkt te voldoen, dan wordt deze niet meegenomen. Daarnaast dient ander onderzoek dat voldoet aan de kwaliteitseisen – zoals relevante openbare wetenschappelijke literatuur – meegenomen te worden, zodat alle relevante feiten kunnen worden beoordeeld. Zowel EFSA als het Ctgb zien zeer strikt toe op de wetenschappelijke onderbouwing van goedkeurings- en toelatingsaanvragen, deze worden strikt getoetst aan de kwaliteitseisen uit de Verordening nr. 1107/2009 (Kamerstuk 27 858, nr. 444).
Deelt u de mening dat de wetenschap altijd leidend moet zijn in de beoordeling van bestrijdingsmiddelen en dat deze wetenschap gevolgd moet worden in de besluitvorming, maar dat deze wetenschap onafhankelijk moet zijn van bedrijven waar belangen zitten omtrent het betreffende onderwerp?
Ja, ik ben met uw Kamer van mening dat de wetenschap leidend moet zijn in de beoordeling van de gewasbeschermingsmiddelen. Dit betekent niet dat de wetenschap niet samen kan werken met bedrijven. Zoals in de beantwoording op vraag 3 is aangegeven, is de onafhankelijkheid geborgd.
Klopt het dat de onderzoeken die pesticideproducenten bij de Nederlandse pesticideautoriteit moeten aanleveren vertrouwelijk zijn en deelt u de mening dat het uit oogpunt van publieke controle en vertrouwen wenselijk is dat onderzoeken die de basis in toelatingsprocedures worden gebruikt openbaar raadpleegbaar zijn?
Ik vind transparantie in de goedkeurings- en toelatingsprocedure van groot belang. De besluiten van het Ctgb en de risicobeoordeling waar deze besluiten op zijn gebaseerd zijn openbaar en in te zien via de website van het Ctgb. Onderliggende studies kunnen op verzoek openbaar worden gemaakt, binnen de grenzen van Europese en nationale wetgeving.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft uw Kamer het BNC-fiche over de gewijzigde Algemene Levensmiddelenverordening gestuurd (Kamerstuk 22 112, nr. 2567). In het BNC-fiche staat het Nederlandse standpunt over het bevorderen van transparantie uitgebreid beschreven. Bij de inwerkingtreding van de recent gewijzigde Algemene Levensmiddelenverordening per 27 maart 2021 worden belangrijke stappen gezet. Zo zal EFSA de dossiers (met daarin de studies) die zijn ingediend voor de goedkeuring van een werkzame stof openbaar maken. De aanvrager kan beroep doen op vertrouwelijkheid van delen van het dossier, maar alleen als openbaarmaking van die delen zijn belang zou schaden. Het is aan EFSA om te beoordelen of een dergelijk verzoek terecht is.
Welke doelstellingen streeft WUR na op het gebied van open science en open access? Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is als (mede) door het publiek gefinancierd onderzoek niet gepubliceerd wordt?
In Nederland geldt met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek een beleid dat is gebaseerd op een zo groot mogelijke openheid. Open science en open access worden de norm in wetenschappelijk onderzoek. Daarbij geldt het adagium van «zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig», zoals dat, onder Nederlandse EU-voorzitterschap, in de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2016 is afgesproken.4
De WUR werkt, samen met andere universiteiten en kennisinstellingen, intensief aan open access van de wetenschappelijke publicaties. Alle universitaire onderzoeksresultaten worden gepubliceerd in peer reviewed wetenschappelijke tijdschriften.
In het Open Access beleid van de WUR5 is bepaald dat onderzoeksoutput, waar mogelijk, vrij beschikbaar is via één van de vormen van Open Access-publicatie.
Het is onwenselijk dat publiek gefinancierd onderzoek niet openbaar is. In art. 22 van de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek is dan ook vastgelegd dat publiek gefinancierd onderzoek van Wageningen Research waar mogelijk openbaar wordt gemaakt. Uitzondering op deze regel zijn gevallen waar er sprake is van een veiligheidsbelang of bedrijfsgeheim.
Het feit dat Nederlandse luchtvaartmaatschappijen tot 8 januari over Irak en Iran bleven vliegen en over de opvolging van aanbevelingen in het OVV-rapport over veilig vliegen over conflict gebieden |
|
Jan Paternotte (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Mustafa Amhaouch (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat KLM pas na de raketaanvallen van Iran op legerbases in Irak en nadat het Oekraïense vliegtuig was neergehaald, besloot om niet langer boven Irak en Iran te vliegen?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Vindt u dat KLM dit besluit te vroeg, tijdig of te laat genomen heeft in onderhavige situatie?
Het luchtruim van Iran had geen beperkingen op kruishoogte. Over het luchtruim van Irak hadden verschillende landen en EASA een bericht uitgegeven dat door twee airway-corridors op kruishoogte kon worden gevlogen. Alle luchtvaartmaatschappijen die daar vliegen maken daarvan gebruik.
Naar aanleiding van de aanslag op de Iraanse generaal op 2 jan jl. is de situatie door Nederland (Expertgroep van het Convenant deling dreigingsinformatie burgerluchtvaart) actief gemonitord. De expertgroep hield de ontwikkelingen in de Golfregio al nauwlettend in de gaten sinds het neerschieten van de Amerikaanse drone en de drone aanvallen in Saoedi-Arabië in 2019. In navolging van de aanslag op 2 januari, gaf de Amerikaanse overheidsinstantie FAA op 3 januari jl. een waarschuwing voor een potentiele escalatie van de situatie af aan de weinige Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen die nog in de Golfregio vlogen.
Na de raketaanvallen op Irak heeft de Amerikaanse luchtvaartautoriteit (FAA) omstreeks 01.00 uur Nederlandse tijd op 8 januari 2020 een verbod uitgevaardigd voor Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen voor het luchtruim van Iran, Irak en de Golfregio.
Op basis van de actuele ontwikkelingen heeft de KLM intern beraad gevoerd en de situatie uitvoerig geanalyseerd. Ca. 1,5 uur na het Amerikaanse verbod heeft de KLM besloten niet meer boven Iran en Irak te vliegen. Inmiddels was reeds een KLM-vlucht uit Koeweit vertrokken en het luchtruim van Irak binnengevlogen. Deze vloog – een uur na de eerste raketaanvallen – op ca. 10 km hoogte boven Bagdad.
Volgens de KLM was de beste optie om het toestel zo snel mogelijk te laten doorvliegen uit het luchtruim van Irak via de airway-corridor. Andere vliegtuigen die vóór het betreffende KLM-toestel vlogen, zijn ook zo snel mogelijk doorgevlogen via de airway-corridor.
Een aantal internationale luchtvaartmaatschappijen, waaronder de KLM-Groep, meden vervolgens het luchtruim van Iran en Irak. Inmiddels wordt daar weer gevlogen door vrijwel alle luchtvaartmaatschappijen. De Britse overheid heeft op 17 januari jl. een NOTAM (Notice to Airmen) uitgegeven met een waarschuwing voor de Britse luchtvaartmaatschappijen voor het luchtruim van Iran en de airway-corridors boven Irak beneden de 25.000 voet hoogte (7,5 km). Ook de Duitse overheid heeft soortgelijke NOTAMs gestuurd voor de Duitse luchtvaartmaatschappijen in deze periode.
De KLM heeft mede op basis van de informatie die gedeeld is in de hiervoor extra ingelaste ad hoc vergadering van de expertgroep op 23 januari jl. een nieuwe risicoanalyse uitgevoerd. Hierop heeft de KLM gemeld dat er weer over Iran en Irak kan worden gevlogen.
Hoe beoordeelt u het feit dat Nederlandse luchtvaartmaatschappijen tijdens een enorm gespannen periode na de aanslag op het konvooi van Qassim Suleimani bleven doorvliegen op de routes over Irak en Iran?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe het Conflict Zone Information Bulletin van het European Union Aviation Safety Agency (EASA) voor Irak en Iran luidde in de periode 25 december tot heden en welke veranderingen daarin zijn aangebacht? Klopt het dat er geen waarschuwingen zijn (geweest) voor Iran en dat de waarschuwing voor Irak sinds 1 oktober 2019 hetzelfde gebleven is?2
Op basis van een EU risk assessment van DG HOME brengt EASA een CZIB uit. Deze CZIB houdt een «operationele aanbeveling» in
Vanaf 1 oktober 2019 is voor Irak een CZIB actief waarin een waarschuwing is opgenomen voor vliegen door het luchtruim van Irak, behalve voor 2 beschreven vliegroutes (airway-corridors) in het oosten van Irak.
Op 8 januari 2020 18:00 CET heeft EASA eigenstandig een advies uitgevaardigd waarin ze adviseren het Iraakse luchtruim te mijden als voorzorgsmaatregel en dat een heroverweging op basis van een EU risk assessment van DG HOME zou moeten plaatsvinden voor het luchtruim boven Irak.
Op 11 januari 2020 heeft EASA nogmaals een advies uitgevaardigd na het DG HOME overleg met voor Irak dezelfde strekking (het mijden van Iraaks luchtruim als voorzorgsmaatregel) en voor Iran als een voorzorgsmaatregel het mijden van het luchtruim onder Flight Level 250 (ca. 7,5 km hoogte) tot nader order. Hierbij geven ze aan dat een CZIB zal volgen over Iran.
Op 16 januari jl. is een CZIB uitgebracht waarin gewaarschuwd wordt voor een risicovolle situatie door slechte coördinatie tussen civiele en militaire operaties en de mogelijkheid van misidentificatie van civiele luchtvaart. Het advies luidt vervolgens om niet beneden Flight Level 250 (ca. 7,5 km hoogte) te vliegen door het luchtruim van Iran.
Vóór 16 januari jl. was er voor Iran geen CZIB actief.
Op 28 januari is, mede op verzoek van de Nederlandse expertgroep een ad hoc ingelaste Europese vergadering van DGHOME, EASA en de luchtvaartmaatschappijen, belegd om de huidige situatie in de Golfregio te bespreken.
Klopt het dat geen enkele staat op dit moment iets aangeleverd heeft voor de online database van de International Civil Aviation Organization (ICAO) over Conflict Zone Risk Information?3
Zoals aangegeven in het rapport van de OVV «Vliegen over conflictgebieden, Opvolging aanbevelingen onderzoek MH17 Crash» (21 februari 2019) en mijn brief aan de Kamer van 20 juni 2018 is de database door ICAO opgeheven. Achterliggende reden was dat, zoals de OVV in het rapport vermeldt, staten weinig links in de ICAO Conflict Zone Information Repository Library plaatsten, zodat er geen noodzaak meer was voor een dergelijk systeem vanuit ICAO.
Kunt u aangeven welke informatie de Nederlandse overheid had over Irak en Iran in deze periode en hoe zij die (eventueel vertrouwelijk) gedeeld heeft met de luchtvaartmaatschappijen?
De expertgroep inzake het convenant deling dreigingsinformatie burgerluchtvaart heeft de landen rondom de golfregio vanwege de dreigende situatie regulier als aandachtsgebied. Inzake de casus Irak en Iran worden de ontwikkelingen in de landen nauwgezet gevolgd en besproken. Vanaf 2 januari jl. zijn de contacten binnen de expertgroep geïntensiveerd in het licht van de ontwikkelingen in de golfregio, zoals beschreven in de beantwoording van vraag 2 en 3. De bestaande spanningen duren al geruime tijd (ook ver voor deze aanvallen) en in het luchtruim van de bestaande airway corridors (op ca. 10 km hoogte) kon worden gevlogen. Onder verwijzing naar eerdere Kamerbrieven waarin antwoorden zijn opgenomen op vragen gesteld inzake de golfregio kan ik u antwoorden dat bij de overheid beschikbare informatie ook in dit geval is gedeeld met de luchtvaartmaatschappijen.
Klopt het dat ICAO geen «state letters» heeft doen uitgaan?
ICAO heeft sinds eind 2017 – begin 2018 geen State Letters uitgegeven over conflictgebieden. Voor acties die ICAO heeft gedaan n.a.v. het neerhalen van vlucht MH17 verwijs ik naar het antwoord op vraag 9.
Hebben KLM en andere luchtvaartmaatschappijen ooit publieke (jaarlijkse) verantwoording afgelegd over de keuze van luchtvaartroutes, zoals de aanbeveling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) luidde? Zo ja, waar dan en was dat op voldoende niveau?
De KLM vermeldt op haar website welke vliegroutes zij vliegen. Andere Nederlandse luchtvaartmaatschappijen als TUI en Corendon doen dat ook. Hierover heb ik de Kamer in mijn brief van 29 maart 2019 in reactie op het OVV opvolgingsonderzoek «Vliegen over conflictgebieden, Opvolging aanbevelingen onderzoek MH17 Crash» (21 februari 2019) geïnformeerd.
Kunt u van elk van de elf aanbevelingen van de OVV uit het rapport over de MH17-crash over het vliegen over conflictgebieden aangeven of zij geïmplementeerd zijn of niet en of zij in onderhavige situatie het beoogde effect gehad hebben?
Over de implementatie van de aanbevelingen van de OVV heb ik bericht in mijn brief 24 804, nr. 98 van 29 maart 2019. Nederland heeft zich sterk gemaakt, met concrete voorstellen aan ICAO om deze aanbevelingen te implementeren. ICAO heeft bevestigd dat alle geplande wijzigingen en amendementen van richtlijnen en aanbevolen werkwijzen zijn gerealiseerd. Kortheidshalve kan ik verwijzen naar de ICAO website daarover.
Van de 11 aanbevelingen is aanbeveling 7 als «afdoende» beoordeeld. Van de 6 als «gedeeltelijk afdoende» beoordeelde aanbevelingen (aanbevelingen 1, 3, 5, 6, 8 en 9) is de verwachting dat deze, «afdoende» zijn als de geplande wijzigingen eind 2020 zijn afgerond. Inzake aanbeveling 9 heeft Nederland bij ICAO extra aandacht gevraagd en hulp aangeboden bij de (regionale) implementatie van het handboek Doc 10084 – waarin de regels en de voorlichting over hoe om te gaan met risicobeoordeling bij het vliegen over conflictgebieden zijn opgenomen.
Nederland heeft het initiatief genomen met enkele andere internationale landen voor de oprichting van een informele internationale expertgroep. Daarin worden verbetervoorstellen ontwikkeld voor procedures voor het delen van dreigingsinformatie. Hierbij zijn ook internationale luchtvaartmaatschappijen actief betrokken als eindgebruiker van de te delen informatie. IATA heeft voor haar leden een abonnementsservice ontwikkeld die ook informatie over grote verstoringen in het luchtruim bevat.
Van de 4 «niet afdoende» beoordeelde aanbevelingen (aanbevelingen 2, 4, 10 en 11) hangt de voortgang van deze aanbevelingen voornamelijk af van de inzet van de internationale gemeenschap van staten, van IATA en van de grote verscheidenheid van luchtvaartmaatschappijen wereldwijd. Dit proces leidt veelal tot globaal geformuleerde voorstellen, waardoor het niet te verwachten is dat deze aanbeveling in de toekomst naar de wensen van de OVV geheel als afdoende zullen en kunnen worden beoordeeld.
T.a.v. aanbeveling 4 (Aanscherpen Standaarden en Aanbevolen werkwijzen in het Verdrag van Chicago over de verantwoordelijkheid van Staten m.b.t. sluiten van onveilig luchtruim) verwijs ik naar mijn antwoord hierover in vraag 10.
T.a.v. aanbevelingen 10 en 11 (Afleggen van verantwoording over vliegroutes over conflictgebieden) gericht aan IATA en luchtvaartmaatschappijen, zal IenW dit blijven adresseren. IenW zal zich blijven inzetten om transparantie op bredere schaal te bevorderen.
Vindt u dat het waarschuwen en voorzorgsmaatregelen nemen in onderhavige casus (Iran, Irak, eerste week van januari 2019) internationaal goed gewerkt heeft of niet? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, op welke wijze gaat u het systeem dan verbeteren?
Na het neerhalen van vlucht MH17 heeft Nederland zich nationaal, Europees en mondiaal ingespannen om de aanbevelingen van de OVV inzake het vliegen over conflictgebieden te implementeren. Uit het door de OVV uitgevoerde opvolgingsonderzoek is gebleken dat belangrijke stappen zijn gezet, maar dat nog niet alle beoogde veranderingen zijn gerealiseerd. Hieraan wordt nog volop op de verschillende niveaus gewerkt. Het neerhalen van vlucht PS752 onderstreept de urgentie hiervan.
De komende periode onderneem ik in ieder geval de volgende acties op mondiaal (ICAO), Europees en nationaal niveau. Nederland zal als lid van de ICAO Council in de eerstvolgende vergadering oproepen de mede door Nederland geïnitieerde verbetervoorstellen van het werkprogramma voor conflictgebieden dit jaar geheel af te ronden, waaronder ook het aanscherpen van het ICAO Verdrag ten aanzien van de plicht van een staat tot het sluiten van het luchtruim. Op Europees niveau zal ik bij de eerstvolgende vergadering van de Transportraad aandacht vragen voor het verder verbeteren van het Europese systeem van uitwisselen van dreigingsinformatie en ook inzetten op versterking en stroomlijnen van de bestaande informatie-uitwisseling. Op nationaal niveau zal ik, in aanvulling op bovenstaande acties, als onderdeel van de komende evaluatie van het «Convenant deling dreigingsinformatie burgerluchtvaart» expliciet de recente gebeurtenissen en de werking van het systeem meenemen. Daarnaast zal ik de OVV om een aanvullend advies vragen.
Welke situatie acht u wenselijker: dat het besluit of over een bepaald luchtruim veilig gevlogen kan worden ligt bij de onafhankelijke luchtvaartautoriteit – zoals in het geval van de Amerikaanse Federal Aviation Administration (FAA) – of bij de luchtvaartmaatschappijen zelf? Kunt u dit toelichten?
Luchtvaartautoriteiten van een betreffend land zijn verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van hun luchtruim voor de civiele luchtvaart en daarmee ook voor het sluiten van het luchtruim (of delen daarvan) indien dit vanwege de veiligheid noodzakelijk is. De zeggenschap over het luchtruim behoort tot de volledige en exclusieve soevereiniteit van ieder land.
Zoals ook door de OVV geconstateerd, vult niet ieder land die verantwoordelijkheid naar behoren in. Wat helaas nog niet goed werkt is de verplichting van staten om te allen tijde zorg te dragen voor de veiligheid in het eigen luchtruim. Volgens de verplichtingen die volgen uit het ICAO-verdrag had het luchtruim van Iran en Irak gesloten moeten zijn. Staten dienen hiervoor zorg te dragen conform de internationale verplichtingen van ICAO Annex 2 bij het Verdrag van Chicago. Dit is ook in lijn met het ICAO document 10084, Risk Assessment Manual for Civil Aircraft Operations Over or Near Conflict Zones.
Zoals ik hierboven heb vermeld, zal Nederland naar aanleiding van het tragische ongeval met vlucht PS752 als lid van de ICAO Council vragen om bij de eerstvolgende vergadering de aanscherping van het ICAO Verdrag ten aanzien van de plicht van een staat tot het sluiten van zijn luchtruim versneld te agenderen.
In geval van conflictsituaties is het van het grootste belang dat er informatie is, dat deze betrouwbaar en herkenbaar is en dat deze tijdig gedeeld wordt. Er zijn slechts enkele landen in de wereld die in hun wetssysteem een besluit kunnen uitvaardigen over het vliegen in het luchtruim van derde landen. Dit vereist een uitgebreide inlichtingenpositie en analysecapaciteit. Het gaat hier om de landen VS, VK, Frankrijk en Duitsland. Deze landen hebben een uitgebreid werkproces opgesteld om tot een gefundeerd besluit te komen. Vaker wordt, ook door die landen, informatie gedeeld of adviezen verstrekt in plaats van het opleggen van een verbod.
Zoals ik heb aangegeven is essentieel voor het geven van adviezen de beschikbaarheid over betrouwbare informatie, analysecapaciteit om een dreigingsbeoordeling te maken en de structuur en organisatie om tijdig adviezen te verstrekken. EASA heeft geen eigen onderzoeksbronnen en analysecapaciteit om op eigen kracht een oordeel te vormen over de situatie in conflictgebieden. EASA maakt gebruik van informatie van EU-lidstaten en andere internationale informatie bij het opstellen van een CZIB. Deze afhankelijkheid betekent dat EASA wel informatie over conflict zones kan afgeven, maar in tijden van acute crises minder snel kan acteren dan nationale overheden. Het ligt dan ook niet in de rede dat EASA bindende adviezen kan afgeven
De grote EU-lidstaten willen dat ook niet. Het verstrekken van niet-bindende, maar zwaarwegende adviezen, is wel haalbaar gebleken. Overigens is gebleken dat de CZIBs de facto een bijna niet te vermijden impact hebben op de beslissingen van luchtvaartmaatschappijen voor wat betreft het kiezen van veilige vluchtroutes.
Het kabinet zal zich nationaal en internationaal met betrokken partijen blijven inspannen voor het beter beheersen van de risico’s die gepaard gaan met het vliegen over en nabij conflictgebieden. Hiervoor verwijs ik naar de activiteiten die ik voor de komende tijd heb aangekondigd in mijn antwoord op vraag 10.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voor het algemeen overleg Vliegen boven conflictgebieden op 29 januari 2020?
Ja.
Het bericht ‘AIVD blokkeert terugkeer tientallen Nederlandse piloten’ |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «AIVD blokkeert terugkeer tientallen Nederlandse piloten»?1
Ja.
Klopt het dat Nederlandse piloten met een Nederlands paspoort en een Nederlands diploma van een Nederlandse vliegopleiding niet aan de slag kunnen in Nederland als piloot wanneer zij langer dan vier jaar in een land hebben gewerkt dat geen samenwerkingsverband heeft met de AIVD? Zou u uw antwoord kunnen toelichten?
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft de functie van piloot, als onderdeel van de bemanning van een Nederlands luchtvaartuig, aangewezen als vertrouwensfunctie als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). Dit betekent dat iedere piloot van een Nederlands luchtvaartuig – ongeacht nationaliteit of opleiding – voor aanvang van de werkzaamheden in het bezit moet zijn van een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB). De Unit Veiligheidsonderzoeken (UVO), een gezamenlijk werkverband tussen de AIVD en de MIVD voor (de uitvoering van) veiligheidsonderzoeken, geeft geen VGB af als uit een veiligheidsonderzoek blijkt dat er onvoldoende waarborgen zijn dat een kandidaat-vertrouwensfunctionaris onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Om dit te beoordelen, moeten de diensten een zo compleet mogelijk beeld krijgen van het verleden van betrokkene. De Wvo schrijft voor dat de diensten uitsluitend gegevens als bedoeld in artikel 7, tweede lid, meewegen in hun oordeel. Hieronder vallen onder meer politieke en justitiële gegevens. In zijn algemeenheid geldt dat het verkrijgen van deze gegevens niet mogelijk is wanneer betrokkene langere tijd in het buitenland heeft verbleven en er geen daartoe geëigende samenwerking is met de inlichtingendienst van het betreffende land. Dit geldt uiteraard voor alle kandidaat-vertrouwensfunctionarissen, niet alleen voor piloten.
Om aansluiting te zoeken bij de praktijk waarin personen in het kader van werk, studie of toerisme steeds vaker voor een langere periode in het buitenland verblijven, hebben de diensten in 2018 het buitenlandbeleid voor veiligheidsonderzoeken aangepast. In dit kader is ook gesproken met partijen in de burgerluchtvaartsector, waaronder de VNV. In het aangepaste beleid blijft het uitgangspunt dat de gehele beoordelingsperiode in het kader van de bescherming van de nationale veiligheid voor de diensten inzichtelijk moet zijn. Indien over de beoordelingsperiode geen informatie voorhanden is, is afgifte van een VGB geen optie. Wel kan in een beperkt aantal gevallen rekening worden gehouden met de omstandigheden van het verblijf in het buitenland.
Voor piloten betekent dit dat betrokkene of diens partner ten minste gedurende de helft van de beoordelingsperiode moet hebben verbleven in Nederland of een land waarmee de diensten een daartoe geëigende samenwerkingsrelatie onderhouden. Hierdoor kunnen de diensten inzicht verkrijgen in de beoordelingsperiode en invulling geven aan de wettelijke eis onderzoek te doen naar de gegevens als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wvo. Bij de voor piloten geldende beoordelingsperiode van acht jaar gaat het dus om een periode van minimaal vier jaar. Voor het overige gedeelte van de beoordelingsperiode geldt dat betrokkene verifieerbare informatie over het verblijf in het buitenland dient aan te leveren. Bij deze situaties wordt geen afbreuk gedaan aan de bescherming voor de nationale veiligheid die de wet beoogt.
Hoewel het aangepaste beleid voor veel veiligheidsonderzoeken reeds grotere flexibiliteit biedt, houdt de UVO het beleid al enige tijd tegen het licht om te onderzoeken hoe binnen de huidige Wvo nog meer maatwerk geboden kan worden. Ook in de toekomst zal echter geen afbreuk gedaan kunnen worden aan de bescherming van de nationale veiligheid. De Minister van Defensie, tevens Minister voor de AIVD, zal uw Kamer voor het einde van het eerste kwartaal van 2020 nader informeren over de beleidsvoornemens.
Beschouwt u Nederlandse piloten die langer dan vier jaar in een land hebben gewerkt dat geen samenwerkingsverband heeft met de AIVD, zoals Turkije of Indonesië, als een risico voor de nationale veiligheid?
Als de beoordelingsperiode onvoldoende inzichtelijk is, kan de UVO niet beoordelen of betrokkene een risico vormt voor de nationale veiligheid. In dat geval prevaleert het belang van de nationale veiligheid boven het belang van betrokkene. Hoewel het voor betrokkene anders kan voelen, is dit een wezenlijk andere conclusie dan dat betrokkene als een risico voor de nationale veiligheid moet worden gezien.
Kunt u toelichten waarom er door de AIVD is gekozen voor een termijn van vier jaar waarbinnen Nederlandse piloten, werkzaam in het buitenland, zelf bewijs voor goed gedrag mogen aanleveren en waarom dat niet meer mag na vier jaar?
Zie het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat de AIVD onvoldoende capaciteit heeft om onderzoek te doen naar terugkerende Nederlandse piloten en daardoor geen verklaring van geen bezwaar (vgb) kan afgeven aan Nederlandse piloten die weer in Nederland willen werken?
Nee, de AIVD heeft voldoende capaciteit om veiligheidsonderzoeken uit te voeren naar terugkerende Nederlandse piloten.
Deelt u de mening van de vragensteller dat Nederlandse piloten die nu in dienst van een Indonesische luchtvaartmaatschappij mogen landen en opstijgen van Schiphol dat ook moeten kunnen doen voor een Nederlandse luchtvaartmaatschappij op Schiphol?
Omdat de functie van piloot, als onderdeel van de bemanning van een Nederlands luchtvaartuig, is aangewezen als vertrouwensfunctie, is het ondergaan van een veiligheidsonderzoek een wettelijke voorwaarde om voor een Nederlandse luchtvaartmaatschappij te vliegen. Hiermee geeft Nederland invulling aan internationale verplichtingen die zien op de veiligheid van de luchtvaart.
Deelt u de mening van de vragensteller dat het onwenselijk is dat er in Nederland de facto sprake is van een beroepsverbod voor Nederlandse piloten die langer dan vier jaar in een land hebben gewerkt dat geen samenwerkingsverband heeft met de AIVD?
Er is geen sprake van een de facto beroepsverbod. Volgens artikel 19, derde lid, van de Grondwet heeft iedere Nederlander recht op vrije arbeidskeuze, behoudens beperkingen bij of krachtens de wet gesteld. In dit geval stellen de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) en de Wvo beperkingen aan het recht op vrije arbeidskeuze in het kader van de nationale veiligheid. Dit geldt niet alleen voor piloten, maar voor iedere kandidaat-vertrouwensfunctionaris.
Bovendien is het niet zo dat de VGB van iedere piloot die in het buitenland heeft verbleven automatisch wordt geweigerd. In veel gevallen levert het veiligheidsonderzoek wel voldoende waarborgen op en geeft de AIVD een VGB af. In 2018 voerden de AIVD en de MIVD in totaal ca. 62.000 veiligheidsonderzoeken uit. In 339 gevallen werd een VGB geweigerd of ingetrokken op grond van onvoldoende gegevens. Bij de 285 weigeringen of intrekkingen binnen de burgerluchtvaart betrof het in verreweg de meeste gevallen grondpersoneel.
Bent u bereid om samen met de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV), de AIVD en de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen te kijken hoe er een effectiever vgb-beleid gevoerd kan worden en wanneer nodig de termijn van vier jaar te schrappen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om samen met de VNV, de AIVD en de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen te kijken of de getroffen Nederlandse piloten alsnog in aanmerking kunnen komen voor een vgb en daarmee aan de slag kunnen bij een Nederlandse luchtvaartmaatschappij?
De UVO levert in ieder veiligheidsonderzoek maatwerk om binnen de kaders van de wet- en regelgeving VGB’s te verstrekken. Daarom ziet de dienst geen mogelijkheid om terug te komen op reeds genomen besluiten. Als betrokkene het niet eens is met de beschikking, kan hij of zij uiteraard bezwaar aantekenen of in beroep gaan bij de bestuursrechter.
Hoe kan in de toekomst voorkomen worden dat werken in een land waar de AIVD geen samenwerkingsverband mee heeft aanleiding is voor de AIVD om een vgb te weigeren?
De Wvo dient ter bescherming van de nationale veiligheid. Hierdoor kan nooit op voorhand worden uitgesloten dat het ontbreken van voldoende informatie uit het buitenland zal leiden tot een weigering van een VGB. Als een veiligheidsonderzoek onvoldoende waarborgen oplevert dat een kandidaat-vertrouwensfunctionaris onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen, prevaleert het belang van de nationale veiligheid boven het persoonlijk belang van betrokkene. Zoals eerder gesteld, is het voornemen het beleid, waar mogelijk, aan te passen.
Het bericht ‘KLM moet krimpen ten faveure van Franse piloten’ |
|
Jan Paternotte (D66), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «KLM moet krimpen ten faveure van Franse piloten»?1
Ja.
Klopt het dat KLM versneld een Boeing 747 uit de vloot moet halen als gevolg van afspraken met de Franse pilotenvakbond SNPL?
Kunnen er in Frankrijk eenzijdig besluiten genomen worden die KLM raken? Op welke manier had KLM invloed op dit besluit?
Klopt het dat Air France 2,5 toestellen krijgt voor ieder nieuw KLM-toestel? Waar is deze afspraak op gebaseerd? In hoeverre was KLM betrokken bij de besluitvorming?
Wat betekent deze afspraak voor de toekomst van KLM? In hoeverre is KLM nu beknot in het voeren van beleid dat goed is voor KLM, onafhankelijk van de gevolgen voor Air France?
Waarom is er gekozen voor afspraken die KLM raken, terwijl het volgens de berichtgeving Franse problemen betreffen?
Is de Staat als aandeelhouder geïnformeerd over deze afspraak? Zo ja, wanneer en op welke wijze is dat gebeurd? Zo nee, had de Staat geïnformeerd moeten worden?
We spreken met de onderneming over verschillende onderwerpen. In dergelijke gesprekken wordt altijd benadrukt dat KLM middels het intercontinentale bestemmingennetwerk op Schiphol van groot belang is voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid. Afspraken over operationele onderwerpen zijn echter een verantwoordelijkheid van het uitvoerend bestuur van de onderneming. De staat heeft hier als aandeelhouder dan ook geen formele rol in.
Op welke wijze gaat u het verworven belang in KLM benutten om afspraken te voorkomen die niet in het belang zijn van KLM en Nederland?
Door het aandelenbelang is de Nederlandse staat één van de grootste aandeelhouders van Air France – KLM geworden. De staat wordt hierdoor op de hoogte gesteld van belangrijke ontwikkelingen en boardbesluiten. Dit zorgt voor tijd om benodigde informatie in te winnen, een standpunt in te nemen en indien nodig dit standpunt mee te geven aan de vertegenwoordiger van de staat in de board. Sinds de aandelenaankoop heb ik geregeld contact met het bestuur van de onderneming. Het belangrijkste is dat het Nederlandse publieke belang goed geborgd wordt en dat zal dan ook leidend zijn bij het bepalen van het standpunt van de staat op alle verschillende onderwerpen waar de onderneming mee te maken krijgt.