Het bericht ‘Moslimdocenten wilden mij weg hebben’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Moslimdocenten wilden mij weg hebben»?1
Ja.
Zijn er nog meer gevallen bekend van leraren die het werken onmogelijk is gemaakt omdat ze kritiek op de islam hebben geuit, zoals eerder de praktijkleraar die is geschorst, omdat hij de profeet Mohammed beledigd zou hebben?2
Dergelijke gevallen zijn mij niet bekend.
Bent u van mening dat een docent het recht heeft zich, buitenschools, kritisch uit te laten over de islam, de immigratie- en de klimaatpolitiek?
Ja.
Deelt u de mening dat de 13 islamitische collega’s op het Sweelinck College in Amsterdam zich buitengewoon onverdraagzaam hebben opgesteld door een pressiegroep op te richten (zelfs met een woordvoerder) en een hetze te starten onder managers, bestuur en zelfs leerlingen, met als enig doel de betreffende docente het werken onmogelijk te maken en uiteindelijk uit de school weg te krijgen en zelfs geen mediation meer wilden aangaan?
Het past mij niet om daarover op basis van een krantenartikel een oordeel te vellen. De onderlinge verhouding tussen medewerkers op een school is primair de verantwoordelijkheid van de leiding van de desbetreffende school. Als er spanningen zijn tussen personeelsleden, mag in algemene zin van de schoolleiding worden verwacht dat zij bijdragen aan een oplossing, in het belang van de school en het welzijn van het personeel.
Deelt u de mening dat docenten, van welke denominatie of politieke overtuiging dan ook, democratische uitgangspunten naar hun leerlingen moeten uitdragen en stimuleren en het respecteren en tolereren van andere meningen dan de hunne actief moeten uitdragen? Zo ja, deelt u de mening dat er voor docenten die het recht op vrijheid van meningsuiting van een collega zo flagrant hebben geschonden, geen plaats is in het onderwijs dat tenslotte als kerntaak heeft om burgerschap te ontwikkelen?
Ja, er ligt een belangrijke taak bij leraren en scholen om hun leerlingen de waarden van onze democratische rechtsstaat bij te brengen. Daar hoort ook het respectvol omgaan met andersdenkenden bij.
Het past mij niet om daarover op basis van een krantenartikel een oordeel te vellen. De onderlinge verhouding tussen medewerkers op een school is primair de verantwoordelijkheid van de leiding van de desbetreffende school.
Deelt u de mening dat hetzelfde geldt voor onderwijsmanagers en -bestuurders die deze docente als een baksteen hebben laten vallen en daarmee hebben toegegeven aan islamitische haat en intolerantie? Zo ja, welke rechtspositionele actie gaat u nemen? Zo nee, waarom slaat u uw eigen regeringsbeleid in de wind?
Mij past op basis van een krantenartikel geen oordeel over vermeende handelwijzen van onderwijsmanagers en -bestuurders bij een individuele casus.
Het bericht dat oud-minister Opstelten het ‘minder Marokkanen-proces heeft beïnvloed’ |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kunt u voor 100% uitsluiten dat er op enig moment door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, een mening is gegeven aan het openbaar ministerie (OM) dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal over de eventuele vervolging van Geert Wilders? Kunt u dit keer wel specifiek op deze vraag in gaan en deze apart beantwoorden?
Zoals in de antwoorden op Kamervragen van het lid Wilders van 12 november 2018 is aangegeven1, is bij onderzoek in de mij ter beschikking staande documenten en bij navraag van de toenmalige betrokkenen niet gebleken van een (formele) aanwijzing van de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie ex artikel 127 en 128 Wet RO, noch anderszins van een verzoek tot vervolging van de heer Wilders. Ook van het geven van een mening door de toenmalig Minister aan het OM in het algemeen of (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal in het bijzonder, over de eventuele vervolging van de heer Wilders, voorafgaande aan het moment dat de beslissing over de vervolging bekend werd gemaakt, is uit dit onderzoek niet gebleken. Bij het onderzoek is een ambtsbericht van 10 september 2014 aangetroffen waarin mijn ambtsvoorganger door het College van procureurs-generaal is geïnformeerd over de door het OM genomen beslissing over de vervolging.
Kunt u voor 100% uitsluiten dat er op enig moment door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, een persoonlijke opvatting kenbaar is aan het OM dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal over de eventuele vervolging van Geert Wilders? Kunt u dit keer wel specifiek op deze vraag in gaan en apart beantwoorden?
In het onderzoek, zoals genoemd in het antwoord op vraag 1, is uit de mij ter beschikking staande documenten en bij navraag van de toenmalig betrokkenen niet gebleken dat de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie een persoonlijke opvatting heeft kenbaar gemaakt aan het OM in het algemeen dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal in het bijzonder, voorafgaande aan het moment dat de vervolgingsbeslissing bekend werd gemaakt, over de eventuele vervolging van de heer Wilders.
Kunt u voor 100% uitsluiten dat er op enig moment door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, een oordeel is gegeven aan het OM dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal over de eventuele vervolging van Geert Wilders? Kunt u dit keer wel specifiek op deze vraag in gaan en apart beantwoorden?
In het onderzoek, zoals genoemd in het antwoord op vraag 1, is uit de mij ter beschikking staande documenten en bij navraag van de toenmalig betrokkenen niet gebleken dat de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie een oordeel heeft gegeven aan het OM in het algemeen dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal in het bijzonder over de eventuele vervolging van de heer Wilders.
Wat verstaat u onder «persoonlijke opvatting» en «miscommunicatie» in het antwoord op vraag 9?1 Heeft u aanwijzingen dat dergelijke opvattingen door ambtenaren zijn doorgegeven aan het OM, dan wel dat er «miscommunicatie» over is ontstaan? Kunt u concrete voorbeelden noemen?
Ik heb geen aanwijzingen dat er persoonlijke opvattingen ten aanzien van de vervolgingsbeslissing zijn doorgegeven aan het OM danwel dat er sprake is geweest van miscommunicatie. Met een «persoonlijke opvatting» heb ik bedoeld een persoonlijke mening die niet noodzakelijkerwijs het beleid van de Minister van Justitie en Veiligheid reflecteert. Met «miscommunicatie» heb ik bedoeld dat de ontvanger een boodschap anders ontvangt dan dat de zender van de boodschap deze heeft bedoeld. Aangezien ik geen enkele aanwijzing heb aangetroffen dat hiervan sprake zou zijn, kan ik evenmin concrete voorbeelden noemen.
Welke onderzoeksvraag is gesteld in het kader van de zoekslag in de digitale systemen van het bestuursdepartement en het OM? Wie heeft het onderzoek naar deze documenten uitgevoerd? Aan wie is verslag uitbracht van dit onderzoek? Kunt u de Kamer een afschrift doen toekomen van dit onderzoek en alle documenten die hierbij horen? Zo nee, kunt u het afschrift dan toezenden aan het Hof belast met de behandeling van de zaak Wilders?
Het onderzoek binnen mijn departement is uitgevoerd door de betrokken ambtenaren bij de behandeling van het Wob-verzoek over deze zaak en bij de Kamervragen van het lid Wilders van 12 november 2018. Voor het onderzoek is gezocht naar documenten die betrekking hebben op correspondentie over de vervolgingsbeslissing van het OM. Daarnaast is navraag gedaan bij de toenmalig betrokkenen.
Ik ben zowel over het Wob-verzoek als over de zoekslag voor de Kamervragen van 12 november 2018 geïnformeerd.
In het antwoord op vraag 3 van de Kamervragen van het lid Wilders van 12 november 2018 heb ik uiteengezet welke documenten zijn aangetroffen.3 Het betreft het ambtsbericht van 10 september 2014 middels welke de Minister door het Openbaar Ministerie werd geïnformeerd over de door het OM zelfstandig genomen vervolgingsbeslissing. In de beantwoording van de eerdere Kamervragen heb ik eveneens melding gemaakt van interne correspondentie waarmee dit ambtsbericht aan mijn voorganger is aangeboden. Dat betreft een nota en enkele e-mails ter voorbereiding van die nota tussen ambtenaren van het departement. Verder betreft het twee ambtsberichten van oktober en december 2014 van het College van procureurs-generaal van na de vervolgingsbeslissing, een korte aantekening van een regulier periodiek overleg van 2 april 2014 tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalig voorzitter van het College, een memo inzake de beveiliging rondom een eventuele rechtszaak en een persbericht.
Ik zal deze stukken niet aan het Hof sturen, aangezien het aan het Hof is om stukken aan het strafdossier toe te voegen, al dan niet op verzoek van het OM dan/wel de verdediging.
In het antwoord op de Kamervragen van 12 november 2018 is de tekst van de korte aantekening openbaar gemaakt. De ambtsberichten, de memo van het OM inzake de beveiliging en de intern ambtelijke correspondentie maak ik niet openbaar.
In ambtsberichten en memo’s van het OM informeert het College de Minister van Justitie en Veiligheid, gelet op de ministeriële verantwoordelijkheid, in alle vertrouwelijkheid over bepaalde gevoelige zaken en onderwerpen. Ook de nota en de daarbij behorende e-mailberichten maak ik niet openbaar. Ambtenaren moeten zich veilig weten om onbelast informatie met elkaar en met de politieke leiding van het departement te delen. Dit uitgangspunt is wezenlijk voor de functievervulling van ambtenaren. De verstrekking van ambtelijk notaverkeer is niet verenigbaar met het wezenlijke belang dat is gemoeid met een goede besluitvorming die wordt gediend door de vertrouwelijkheid van een vrije en open gedachtewisseling. Daarnaast bevat de nota grotendeels informatie die afkomstig is uit het ambtsbericht van 10 september 2014. Openbaarmaking van dergelijke gegevens kan de strafrechtelijke opsporing en vervolging frustreren. Daarom verstrek ik in het algemeen geen informatie over een strafrechtelijke procedure die nog loopt. Voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten de strafrechtketen om, zoals aan uw Kamer, gevolgen heeft – gelet op het vereiste van een eerlijke procesgang in het algemeen en het vermoeden van onschuld in het bijzonder – voor een (in dit geval nog lopende) zaak.4
Met welke (voormalig) ambtenaren van het toenmalige Ministerie van Veiligheid en Justitie (V&J) dan wel het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) dan wel een ander departement en/of het OM is contact opgenomen ter gelegenheid van de beantwoording van de Kamervragen en waarom?
Voor de beantwoording van de Kamervragen van 12 november 2018 is op mijn departement en op het departement van BZK naast een zoektocht in de (digitale) systemen navraag gedaan bij medewerkers die betrokken waren bij het Wob-verzoek en bij (oud-) medewerkers die ten tijde van de ambtsberichten in de parafeerlijn zaten of contactpersoon waren voor het ontvangen van de ambtsberichten.
Met welke (voormalig) ambtenaren van het toenmalige Ministerie van V&J, dan wel BZK dan wel een ander departement en/ of het OM is contact opgenomen naar aanleiding van het WOB-verzoek van RTL en waarom?
Voorafgaand aan het Wob-verzoek zijn door RTL persvragen gesteld. Voor het beantwoorden van deze vragen zijn de betrokken (oud-) medewerkers waaronder de toenmalig SG en dgRR, bevraagd. Overigens is ook mijn toenmalige ambtsvoorganger bevraagd. Voor de behandeling van het Wob-verzoek zijn deze personen niet opnieuw bevraagd maar is wederom in de (digitale) systemen gezocht.
Is het gebruikelijk dat voormalig ambtenaren van het toenmalige Ministerie van V&J en het Ministerie van BZK rechtsbijstand wordt geboden in het geval ze moeten getuigen in een rechtszaak? Zo ja, wat is de wettelijke basis hiervoor?
Een getuige heeft het recht zich voor te bereiden op een getuigengehoor bij de rechter. Dat is niet anders voor mensen die werkzaam zijn (geweest) bij een van de twee ministeries. Het is inderdaad binnen deze ministeries gebruikelijk dat op grond van goed werkgeverschap (artikel 125ter Ambtenarenwet) in dergelijke gevallen bijstand wordt aangeboden. Onderdeel daarvan is dat de persoon die werkzaam is (geweest) gevraagd wordt of hij/zij behoefte heeft aan juridische bijstand (zie in dit verband ook artikel 69 ARAR). Het gaat dan om de vergoeding van redelijkerwijs te maken kosten van rechtsbijstand en alleen voor zover de aangelegenheid verband houdt met de toenmalige functie en verantwoordelijkheid.
Is het gebruikelijk dat voormalig ambtenaren en bewindspersonen van het toenmalige Ministerie van V&J een dossier met relevante stukken wordt aangeboden ter voorbereiding? Wat is de wettelijke basis hiervoor?
Ja, voormalige ambtenaren en bewindspersonen wordt gevraagd of men ter voorbereiding relevante stukken wil inzien. Dat kan betrekking hebben op openbare stukken of ambtelijke stukken waar men destijds persoonlijk kennis van heeft genomen. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 8 voor de wettelijke basis.
Kunt u aangeven welke kosten er tot nu toe gemaakt zijn door het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) en/of BZK aan de verleende rechtsbijstand voor getuigen in de zaak Wilders?
In het kader van de onderhavige rechtszaak zijn getuigen die werkzaam zijn (geweest) voor één van de ministeries door verschillende advocatenkantoren bijgestaan. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 8. Deze rechtsbijstand heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – bij elkaar opgeteld – in totaal 8.193,15 euro (incl. btw) gekost.
Wat vindt u van het feit dat het Ministerie van J&V getuigen in de zaak Wilders actief heeft benaderd met het oog op hun aankomende verhoor?
Zoals hierboven beschreven vind ik het van goed werkgeverschap getuigen als (voormalig) ambtenaren en bewindslieden worden benaderd door hun (voormalig) werkgever indien zij zich geconfronteerd zien met aangelegenheden die verband houden met hun (toenmalige) functie.
Kunt u uitsluiten dat er op enige manier vanuit het Ministerie van J&V dan wel het Ministerie van BZK of een ander ministerie regie dan wel sturing heeft plaatsgevonden op de voorbereiding van de getuigenverhoren in de zaak Wilders?
Voor de betrokkenheid van de genoemde departementen verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen 8 en 9. Het is zo nodig aan het gerechtshof om de betrouwbaarheid van getuigen in een specifieke rechtszaak te beoordelen.
Kunt u toelichten hoe uw ambtsvoorganger, de heer Opstelten en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal het periodieke overleg voorbereidden? Middels welke documenten gebeurde dit, welke functionarissen waren betrokken bij dit overleg en wie werden er over de uitkomsten van dit overleg geïnformeerd?
Op 10 januari jl. heeft het gerechtshof besloten getuigen te horen aangaande de gestelde inmenging van de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie bij de vervolgingsbeslissing in de zaak waar deze Kamervragen op zien. Ik ga er vanuit dat het periodieke overleg onderwerp is geweest tijdens deze verhoren en daarmee onderwerp is in de lopende strafzaak. Ik kan hierdoor niet specifiek op het periodieke overleg ingaan bij deze vraag en de vragen 14, 15 en 16.
In zijn algemeenheid kan ik aangeven dat ter voorbereiding van het overleg een agenda werd en wordt opgesteld. Aan de hand van deze agenda inclusief eventueel onderliggende stukken als een ambtsbericht en begeleidende nota, wordt het overleg gevoerd. Het is een overleg tussen de Minister van Justitie en Veiligheid en de voorzitter van het College waarbij deze twee functionarissen ambtelijk worden ondersteund en waarbij er wordt teruggekoppeld aan betrokken ambtenaren voor zover relevant.
Is het voorgekomen dat deze gevoelige zaak van de heer Wilders in het periodiek overleg met de voorzitter van het College procureurs-generaal met iemand anders van de zijde van het voormalige Ministerie van V&J is besproken dan de (toenmaligd) Minister, secretaris-generaal of directeur-generaal? Zo ja, met wie?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 13.
Welke personen waren er aanwezig bij het periodiek overleg van 2 april 2014 waar de korte aantekening werd gemaakt die is opgedoken «Wilders – procedure besproken – 1.000 aangiften» waaraan u refereerde in de beantwoording van vraag 3?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 13.
Komt het voor dat er tijdens het periodiek overleg sprake is van een gedachtewisseling in plaats van alleen informatievoorziening?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 13.
Wat is er exact besproken tijdens het periodiek overleg op 2 april 2014? Welke aspecten van de «procedure» zijn besproken? Is het aangifteproces aan de orde geweest? Was het aan de (toenmalige) Minister van V&J om te kijken of dit aangifteproces goed liep?
Op 10 januari jl. heeft het gerechtshof besloten getuigen te horen aangaande de gestelde inmenging van de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie bij de vervolgingsbeslissing in de zaak waar deze Kamervragen op zien. Nu deze zaak onder de rechter is, kan ik hier niet op ingaan.
Hoe kan het dat er tijdens het bovengenoemde periodieke overleg op 2 april 2014, blijkens de korte aantekening, is gesproken van 1000 aangiften terwijl het OM een dag later, op 3 april 2014, met een persbericht bekend maakte dat de politie-eenheid Den Haag die de aangiftestroom uit het hele land coördineerde, tot en met woensdag 2 april 2014 ruim 5000 aangiften tegen Geert Wilders had verwerkt? Is de toenmalige Minister van V&J indertijd verkeerd ingelicht door de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 17.
Zijn er nog andere periodieke overleggen geweest waarop deze kwestie, in welke vorm dan ook, is besproken? Zo ja, wanneer, wat is er besproken en wie waren er aanwezig?
Uit het onderzoek, zoals genoemd in het antwoord op vraag 1, is niet gebleken dat er, voor de beslissing over de vervolging, hierover is gesproken tijdens andere periodieke overleggen.
Op 25 sept 2014, dus na de beslissing over vervolging, is over de zaak gesproken. Zie verder het antwoord op vraag 26.
Klopt het dat er in de begeleidende nota bij het ambtsbericht van 10 september 2014 een (korte) samenvatting staat van het bijbehorende ambtsbericht?
Ja.
Klopt het dat er in deze nota een ambtelijk advies staat over hoe om te gaan met het ambtsbericht?
Ja. Het doel van de nota is het ambtsbericht te duiden voor de Minister.
Klopt het dat in de betreffende nota positief is geoordeeld over het ambtsbericht van het OM?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 maak ik deze nota niet openbaar. Ik kan dan ook niet ingaan op deze vraag.
Klopt het dat er in de betreffende nota melding wordt gemaakt van het aantal aangiften en klachten?
Ja.
Klopt het dat de nota een advies geeft om wel of niet met de toenmalige Minister van V&J nader over het ambtsbericht te spreken?
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven maak ik deze nota niet openbaar. Ik kan dan ook niet ingaan op deze vraag.
Klopt het dat de nota bij het ambtsbericht van 10 september 2014 is opgesteld door ambtenaren vallend onder het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving? Zo nee, door wie dan wel? Zo ja, hoe verhoudt dat zich dan tot uw antwoord op vraag 18 van de Kamervragen waarin u stelt dat «uit de onder vraag 3 beschreven onderzoeken is mij niet gebleken van dergelijke notities»?
Dat klopt. De nota is in het antwoord op vraag 3 van de hiervoor genoemde vragen vermeld, middels de zin «Het genoemde ambtsbericht is middels interne correspondentie aan mijn ambtsvoorganger aangeboden».
Heeft de toenmalige Minister van V&J, formeel dan wel informeel, overleg gevoerd met zijn ambtenaren of anderen over het ambtsbericht van 10 september 2014 met bijbehorende nota na ontvangst van deze stukken? Zo ja, wanneer, waarom en met wie?
Naar aanleiding van het ambtsbericht en de begeleidende nota heeft er een overleg plaatsgevonden op 25 september 2014 tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de voorzitter van het College waarbij deze twee functionarissen ambtelijk worden ondersteund.
Bent u bereid de begeleidende nota van 3,5 pagina bij het ambtsbericht van 10 september 2014 in afschrift bij de beantwoording van deze Kamervragen toe te voegen? Zo nee, kunt u deze nota dan aan het Hof belast met de behandeling van deze zaak zenden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ambtenaren moeten zich veilig weten om onbelast informatie met elkaar en met de politieke leiding van het departement te delen. Dit uitgangspunt is wezenlijk voor de functievervulling van ambtenaren. De verstrekking van ambtelijk notaverkeer is niet verenigbaar met het wezenlijke belang dat is gemoeid met een goede besluitvorming die wordt gediend door de vertrouwelijkheid van een vrije en open gedachtewisseling. Daarnaast bevat de nota grotendeels informatie die afkomstig is uit het ambtsbericht van 10 september 2014. Openbaarmaking van dergelijke gegevens kan de strafrechtelijke opsporing en vervolging frustreren. Daarom verstrek ik in het algemeen geen informatie over een strafrechtelijke procedure die nog loopt. Voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten de strafrechtketen om, zoals aan uw Kamer, gevolgen heeft – gelet op het vereiste van een eerlijke procesgang in het algemeen en het vermoeden van onschuld in het bijzonder – voor een (in dit geval nog lopende) zaak.5
Ik zal deze stukken ook niet aan het Hof sturen waar de zaak wordt behandeld. Het is aan het Hof om stukken aan het strafdossier toe te voegen, al dan niet op verzoek van het OM dan wel de verdediging.
Behelst het ambtsbericht van 10 september 2014 de vervolgingsbeslissing of een voornemen tot vervolging? In geval het een voornemen betreft, waar hing dat voornemen vanaf?
Nadat het besluit door het OM was genomen, informeerde het OM door middel van het ambtsbericht mijn ambtsvoorganger over het genomen besluit tot vervolging.
Bedoelde u met «interne correspondentie» in antwoord op vraag drie van de Kamervragen de begeleidende nota die door ambtenaren werd opgesteld bij het ambtsbericht?
Ja.
Wat is de status van een dergelijke nota? Hoe wordt deze geclassificeerd in termen van geheim / vertrouwelijk etc.? Wat is de wettelijke basis hiervoor?
In het algemeen zijn nota’s interne stukken die worden opgesteld ten behoeve van intern beraad tussen ambtenaren en tussen ambtenaren en de politieke leiding. Nota’s bij ambtsberichten bevatten een samenvatting van het betreffende ambtsbericht en, indien van toepassing, een uitzetting van het eerdere verloop van een zaak of casus en achtergronden. Ambtsberichten zijn vertrouwelijk, de nota’s bij deze ambtsberichten zijn vanwege de inhoud ook vertrouwelijk. Dit volgt uit artikel 4 onder d van het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013.
Hoeveel ambtsberichten zijn er door het OM uitgebracht aan de toenmalige Minister van V&J over (welke aspect dan ook) van de onderhavige kwestie Wilders?
Zoals in het antwoord op vraag 3 van de Kamervragen van het lid Wilders van 12 november 2018 staat vermeld, heeft het College naast het ambtsbericht van 10 september 2014 ook een ambtsbericht aan mijn ambtsvoorganger gestuurd op 7 oktober 2014 en één op 17 december 2014.
Hoeveel begeleidende nota’s bij deze ambtsberichten zijn er opgesteld door ambtenaren (van welk departement dan ook) over deze kwestie Wilders?
Er zijn twee nota’s opgesteld.
Kunt u daarnaast per nota aangeven uit hoeveel pagina’s deze bestaat?
Er is een nota van vier pagina’s en een nota van twee pagina’s.
Wie hebben er momenteel inzage in de begeleidende nota’s bij de ambtsberichten die over, welke aspect dan ook, van de onderhavige zaak Wilders aan de toenmalig Minister van V&J zijn verzonden?
Vanwege de vertrouwelijkheid van de inhoud van deze nota’s heeft slechts een beperkt aantal ambtenaren van mijn departement toegang tot deze nota’s.
Mogen getuigen vrijelijk verklaren uit een dergelijke ambtelijke nota bij een ambtsbericht? Zo nee, waarom niet?
Getuigen zijn verplicht te verklaren, tenzij er sprake is van een verschoningsrecht (artikelen 217–219b Sv). Ook heeft de rechter de mogelijkheid om vragen te beletten (artikelen 187b en 293 SV) en heeft de raadsheer-commissaris de mogelijkheid te voorkomen dat antwoorden op vragen ter kennis komen van de advocaat-generaal of de verdachte en zijn raadsman op de in artikel 187d Sv genoemde gronden. Het is aan de rechter in de desbetreffende zaak om hierover te beslissen.
Bent u bereid alle ambtsberichten / begeleidende nota’s / memo’s / interne correspondentie / notities over onderhavige kwestie Wilders als bijlage voegen bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, bent u dan bereid deze aan het Hof belast met de behandeling van deze zaak te zenden? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 27.
Is er tijdens of en marge van de ministerraad van 21 maart 2014, twee dagen na de uitspraken van de heer Wilders, formeel dan wel informeel gesproken over deze uitspraken? Zo ja, wat is er besproken?
Op grond van het reglement van orde van de ministerraad is hetgeen besproken is tijdens de ministerraad vertrouwelijk. Ik kan dan ook geen mededelingen doen van hetgeen daar al dan niet besproken is. Van wat er en marge van de ministerraad is besproken draag ik geen wetenschap noch worden daar verslagen van gemaakt.
Heeft de toenmalige vicepremier, de heer Asscher, die zich negatief uitsprak over de uitspraken van de heer Wilders tijdens de persconferentie na afloop van deze ministerraad waar hij – naar eigen zeggen – namens het voltallige kabinet sprak, indertijd daadwerkelijk namens het voltallige kabinet gesproken? Zo ja, met wie en wanneer is dit kabinetsstandpunt besproken, formeel dan wel informeel? Is dit ook vastgelegd?
Ja. Zie verder het antwoord op vraag 37.
Is de onderhavige kwestie, formeel dan wel informeel, op een ander moment aan de orde geweest tijdens of en marge van een ministerraad?
Zie het antwoord op vraag 37.
Is er ooit een zogenaamde «blauwe brief» verzonden over onderhavige kwestie Wilders? Zo ja, door welke bewindspersoon, wie was de ontvanger, wanneer en waarover ging deze «blauwe brief»?
Uit het in antwoord 1 genoemde onderzoek in de mij ter beschikking staande documenten is niet gebleken dat er vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid een blauwe brief is gestuurd.
Heeft u op enig moment, met wie dan ook, formeel dan wel informeel overleg gehad over de zaak Pechtold (uitspraak over Russen)? Zo ja, met wie, wanneer en wat was de strekking van dat overleg?
Deze zaak heeft niet als formeel agendapunt geagendeerd gestaan tijdens een overleg maar het OM heeft mij bij wijze van mededeling wel geïnformeerd over deze zaak.
Is de kwestie Pechtold, formeel dan wel informeel, aan de orde gekomen tijdens een periodiek overleg tussen de Minister van J&V en de voorzitter van het College van procureurs-generaal? Zo ja, wanneer en wat is er besproken?
De zaak zoals genoemd in vraag 41 is niet als formeel agendapunt besproken tijdens een regulier periodiek overleg tussen mij en de voorzitter van het College. Zoals in het antwoord op vraag 41 aangegeven, heeft het OM mij wel bij wijze van mededeling geïnformeerd dat deze zaak aan de orde was.
Is de kwestie Pechtold aan de orde gekomen op het bewindspersonenoverleg van het CDA, formeel dan wel informeel?
Nee.
Werd de kwestie Pechtold beschouwd als een zogenaamde «gevoelige zaak»?
Ja, in navolging van het OM is deze zaak als gevoelige zaak beschouwd.
Zijn er ambtsberichten door het OM aan u uitgebracht over de zaak Pechtold? Zo ja, wanneer en werd dat ambtsbericht vergezeld van een begeleidende nota? Zo ja, wat was het ambtelijk advies?
Ja, ik ben door het College bij ambtsbericht van 29 maart 2018 geïnformeerd over deze zaak. Er is bij dit ambtsbericht geen nota opgesteld maar in het digitale systeem van mijn departement waarmee ik dit ambtsbericht heb ontvangen, is een korte samenvatting van het ambtsbericht opgenomen. Deze tekst bevat geen ambtelijk advies.
Kunt u een limitatieve opsomming maken van alle ambtsberichten / begeleidende nota’s, memo, notities, notulen of welke vorm van schriftelijke vastlegging dan ook over de kwestie Pechtold?
Over de zaak van de heer Pechtold, naar aanleiding van diens uitspraken over Russen, heb ik, zoals in het antwoord op vraag 45 aangegeven, een ambtsbericht ontvangen van het College. Daarnaast bevindt zich op mijn departement een e-mail d.d. 4 april 2018 tussen een medewerker van het OM en een ambtenaar van mijn departement met in de bijlage een e-mail d.d. 4 april 2018 van het OM aan de voorlichter van D66 van de Tweede Kamer met als bijlage de sepotbeslissing van de officier van justitie. Onder deze mail bevindt zich een e-mail van 28 maart 2018 tussen medewerkers van het OM. Tot slot een e-mail d.d. 30 maart 2018 tussen ambtenaren van mijn departement.
Bent u bereid de aangetroffen stukken als bijlage voegen bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, bent u bereid deze stukken toe te zenden aan het Hof belast met de behandeling van de zaak Wilders? Zo nee, waarom niet?
Voor het ambtsbericht verwijs ik naar het antwoord op vraag 27. Voor wat betreft de e-mails kan ik u melden dat deze gaan over het bekendmaken van de sepotbeslissing aan de woordvoerder van D66, de aangevers en over het bekendmaken van deze beslissing in een persbericht.
Bent u bereid voorts alle formele dan wel informele contacten over de kwestie Pechtold met bewindspersonen of anderen op een rijtje zetten?
In het antwoord op vraag 46 treft u aan welke (digitale) contacten er hebben plaatsgevonden in deze zaak.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen de gestelde termijn van drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht dat er op een basisschool in Tilburg ramadanvoorlichting wordt gegeven aan kinderen door de GGD |
|
Harm Beertema (PVV), Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat er op basisschool de Stelaertshoeve te Tilburg ramadanvoorlichting wordt gegeven aan kinderen door de Gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD)?1
Ja.
Deelt u de mening dat islamisering niet gestimuleerd dient te worden, maar bestreden en teruggedrongen? Zo nee, waarom niet?
De grondrechten gelijkheid, vrijheid van spreken en vrijheid van godsdienst, gelden voor iedereen in Nederland. Daardoor kunnen we in Nederland zelf kiezen hoe we ons leven inrichten, met wie we trouwen en of we geloven (of niet). Deze grondrechten zijn een essentieel element van de Nederlandse democratische rechtstaat.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de GGD stopt met deze ontwrichtende onzin en de kinderen met rust laat? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de antwoorden van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de Kamervragen van 28 mei 20192, adviseert de GGD scholen in het kader van de Gezonde School aanpak, zie www.gezondeschool.nl. De advisering door de GGD kan gaan over verschillende thema’s, zoals gezonde voeding, bewegen, weerbaarheid en seksualiteit. De school kiest daarbij zelf de (gezondheids-) thema’s waarin ze ondersteuning van de GGD wil hebben. In dit geval kwam de genoemde basisschool met het verzoek aan de GGD om voorlichting aan ouders te geven over gezondheid (van kinderen) en de ramadan. Scholen hebben in verband met de hun toekomende vrijheid van onderwijs ruimte om dergelijke activiteiten te organiseren. De vrijheid van onderwijs en vrijheid van godsdienst zijn grondrechten in onze samenleving waar het kabinet pal voor staat.
Wat zijn de jaarlijkse maatschappelijke kosten van ramadan vanwege ziekteverzuim, te laat komen, slecht slapen, ontregelde diabetes, ordeverstoring en ramadangerelateerde criminaliteit?
Ik zie geen aanleiding om hiernaar te kijken.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat heel Nederland vanaf dit jaar gevrijwaard blijft van allerhande islampromotie vanwege ramadan via de gezondheidszorg, onderwijs, staatstelevisie en -radio, sociale partners, et cetera? Bent u bereid daartoe snel in actie te komen?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 gelden de grondrechten gelijkheid, vrijheid van spreken en vrijheid van godsdienst voor iedereen in Nederland. Daardoor kunnen we in Nederland zelf kiezen hoe we ons leven inrichten, met wie we trouwen en of we geloven (of niet). Het staat eenieder vrij daar al dan niet uiting aan te geven of aandacht aan te schenken. Deze grondrechten vormen een essentieel element van de democratische rechtstaat.
De islam is een godsdienst. Deze godsdienst valt net als andere religies in Nederland onder de vrijheid van godsdienst en is met dezelfde regels omgeven. Nederland is een pluriforme samenleving, waar – binnen de grenzen van de rechtsstaat – voor alle religies, overtuigingen en leefstijlen ruimte is.
De juridische werking van het Migratiepact van Marrakesh |
|
Vicky Maeijer (PVV), Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kunt u de authenticiteit van de gelekte nota d.d. 1 februari 2019 van de juridische dienst van de Europese Commissie «The legal effects of the adoption of the Global Compact for Safe, Orderly and regular Migration by the UN General Assembly» bevestigen?1
De Europese Commissie heeft in een reactie op berichtgeving over dit document gemeld dat dit een niet officieel document betreft. Het gaat om een document dat weliswaar door een individuele medewerker van de Commissie is opgesteld, maar niet breder wordt gedragen binnen de Commissie. Het verandert niets aan de zienswijze van de Commissie ten aanzien van het juridisch niet-bindende karakter van het Compact. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken heeft Commissaris Hahn dit ook desgevraagd bevestigd. De Juridische Dienst van de Raad beaamde deze lezing.
Wat is uw reactie op de hierin staande mededeling (paragraaf 46) dat het VN-migratiepact via EU-wetgeving wel degelijk bindende juridische effecten zal hebben?
Dit niet-officiële document doet niet af aan de zorgvuldige juridische analyse die mede op verzoek van uw Kamer is uitgevoerd en waarover uitgebreid met uw Kamer is gedebatteerd. Ook de Europese Commissie heeft in reactie op vragen naar aanleiding van de berichtgeving over dit document, benadrukt dat dit niet de zienswijze is van de Commissie. Feit blijft dat het Compact een juridisch niet-bindend document is en geen afdwingbare rechten genereert.
Waarom heeft u tijdens eerdere debatten juist het tegenovergestelde gezegd, namelijk dat het migratiepact van Marrakesh niet juridisch bindend en/of afdwingbaar is?2
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat u daarmee niet alleen de Kamer, maar ook de Nederlandse bevolking op het verkeerde been heeft gezet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat herstellen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen vóór dinsdag 26 maart 2019 beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Leerkracht geschorst na beledigen profeet’ |
|
Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Kent u het bericht «Leerkracht geschorst na beledigen profeet»?1
Ja.
Ziet u door dit incident in dat islam onderwerping betekent en dat, als iedere keer wordt gebogen voor de eisen van de islam, dit geen incident zal blijven? Zo nee, waarom niet?
Ik neem afstand van de suggestie die in uw vraag schuilt. In Nederland is er vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting. Het kabinet staat pal voor deze waarden.
Deelt u de mening dat het vertellen van de waarheid over de islam nooit mag leiden tot een schorsing van een docent en dat hier de intimiderende leerlingen geschorst en desnoods van school verwijderd hadden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
In de praktijk is het aan het bestuur, schoolleider, leraren, ouders en leerlingen om met elkaar en uiteraard binnen de grenzen van de wet afspraken te maken over de invulling van een schoolcultuur waarin iedereen zijn grondwettelijke rechten kan beleven. Daarbij hangt het sterk af van de feitelijke uitspraken, gedragingen en van de context af of een schorsing eventueel op zijn plaats is. Dit is ter beoordeling van het bestuur en de school. In beginsel past mij hier geen oordeel.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om de docent direct weer veilig zijn werk te kunnen laten doen en de betrokken leerlingen gestraft te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat is niet aan mij.
Het bericht ‘Vrouwelijke IS’er wil naar Nederland’ |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Vrouwelijke IS’er wil naar Nederland?»1
Ja.
Kunt u zo snel mogelijk duidelijk maken dat de bewuste IS’er nooit, maar dan ook nooit een verblijfsvergunning en ook nooit de Nederlandse nationaliteit zal krijgen en altijd toegang tot Nederland zal worden geweigerd? Zo nee, waarom niet?
Zoals u weet ga ik niet op individuele zaken in. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven dat vreemdelingen op verschillende manieren Nederlander kunnen worden; van rechtswege (door geboorte of erkenning), door optie of naturalisatie. Hiervoor gelden aparte voorwaarden. In het geval een vreemdeling getrouwd is met een Nederlander kan de vreemdeling genaturaliseerd worden als het huwelijk reeds drie jaar heeft geduurd én sprake is van onafgebroken samenwoning. Daarnaast geldt dat het moet gaan om een in Nederland wettelijk gesloten huwelijk of een buiten Nederland gesloten huwelijk dat volgens het Nederlands internationaal privaatrecht kan worden erkend. Een alleen kerkelijk, religieus of anderszins ceremonieel gesloten huwelijk, ongeacht waar dat is gesloten, wordt niet erkend. Tegen het verblijf van de verzoeker in Nederland mogen geen bedenkingen bestaan. De vreemdeling mag geen gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid zijn.
Ten aanzien van de verlening van een Nederlandse verblijfsvergunning voor niet EU-burgers gelden voorwaarden zoals, in geval van verblijf bij partner, een inkomenseis, een inburgeringsvereiste en een leeftijdseis van 21 jaar. Daarnaast dient sprake te zijn van een huwelijk, geregistreerd partnerschap of een duurzame en exclusieve relatie. Ook hier geldt dat de vreemdeling geen gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid mag zijn.
Wat betreft de voorwaarden voor vreemdelingen om toegang te krijgen tot het Schengengebied, zijn deze opgenomen in de Schengengrenscode. Zo behoort het hebben van geldige reisdocumenten tot een van de voorwaarden. Daarnaast kan aan de vreemdeling de toegang tot Nederland worden geweigerd in geval deze een gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid vormt.
Het bericht ‘Opnieuw geschiedvervalsing in Nederlands schoolboek’ |
|
Harm Beertema (PVV), Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Opnieuw geschiedvervalsing in Nederlands schoolboek»?1
Ja.
Wat is de reden dat de belangrijkste geschiedenis van Jeruzalem (de Joodse geschiedenis) wordt verzwegen in het VMBO-boek «Plein M»?
Met enige regelmaat krijgt het kabinet vragen over de inhoud van leermiddelen. Hoe begrijpelijk het soms ook is dat bepaalde passages uit leermiddelen vragen oproepen, ik hecht er toch aan de formele verantwoordelijkheidsverdeling omtrent de inhoud van leermiddelen te respecteren. Zoals ik en mijn voorgangers aan uw Kamer in vele eerdere schriftelijke vragen hierover ook al hebben aangegeven, is het niet aan het kabinet om de inhoud van leermiddelen te beoordelen, maar aan scholen. We hebben, via de vrijheid van onderwijs, grondwettelijk verankerd dat scholen het onderwijs zelf mogen inrichten en daarbij leermiddelen van hun keuze mogen gebruiken. Dat past bij de autonomie van scholen en de professionele ruimte van leraren om daarin eigen afwegingen te maken. Tegelijkertijd is onderdeel van die vrijheid dat scholen de verantwoordelijkheid hebben om richting ouders en leerlingen aanspreekbaar te zijn op de gemaakte keuzes en de omgang met leermethoden. Ouders en leerlingen kunnen kwesties via de vertegenwoordiging in de medezeggenschapsraad bij het schoolbestuur aankaarten. Daarnaast kan een klacht worden ingediend via de daarvoor geldende klachtenregeling. Bovendien zijn de grondwettelijke vrijheden van scholen niet onbegrensd; zij worden bijvoorbeeld begrensd door het strafrecht. Indien er strafrechtelijke grenzen worden overschreden is het aan het Openbaar Ministerie om op te treden.
Met welk doel wordt een groot deel van de Joodse geschiedenis van het Midden-Oosten, zoals de pogroms en slachtpartijen door islamitische Arabieren en de verdrijving van Joden, alsmede de Armeense genocide en discriminatie van christenen weggelaten in hetzelfde boek?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de geschiedvervalsing die in het betreffende boek wordt gepleegd? Zo ja, waarom en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het tijdens geschiedenis- en maatschappijlessen verzwijgen van het leed dat Joden en christenen in het Midden-Oosten is aangedaan -veelal door moslims- en het verzwijgen van de belangrijkste geschiedenis aangaande Jeruzalem bijdraagt aan het ontstaan en in stand houden van een verkeerd beeld aangaande Joden en het jodendom en daarmee antisemitisme in de maatschappij aanwakkert? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de scholen die het betreffende boek gebruiken ertoe te bewegen dit boek in de prullenbak te gooien en ervoor zorg te dragen dat leerlingen op een historisch juiste manier worden onderwezen over de geschiedenis van het jodendom, het Midden-Oosten en Jeruzalem? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De kinderen die bij het kinderpardon zijn afgewezen en nu een herbeoordeling krijgen zoals vermeld in de brief van 29 januari 2019 |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is het gemiddeld aantal gezinsleden, ouders, broers en zussen, dat met deze kinderen in Nederland verblijft?1
Hoofdpersonen die zijn afgewezen op de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen hebben gemiddeld 2,2 gezinsleden.
Wat is de top vijf van de landen van herkomst?
Wat is het gemiddeld aantal verblijfsprocedures dat deze gezinnen in Nederland hebben doorlopen, zowel asiel als regulier, en wat is de top vijf van de gevraagde verblijfsdoelen?
De gegevens waar in deze vragen om wordt verzocht zijn niet op een geaggregeerd niveau beschikbaar. Om deze gegevens te achterhalen dient ieder afzonderlijk dossier van (de gezinsleden van) de hoofdpersonen die in aanmerking komen voor een herbeoordeling opnieuw te worden bekeken. Die herbeoordeling vindt op dit moment plaats in het kader van de uitvoering van de Afsluitingsregeling. Ik informeer uw Kamer later dit jaar over de afhandeling van de Afsluitingsregeling met daarin cijfermatige overzichten.
In hoeveel gevallen zijn er meer dan drie verschillende procedures doorlopen en is het procedurestapelen dus tot kunst verheven?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is de gemiddelde periode van illegaal verblijf in Nederland van deze gezinnen, vanaf de periode dat de wettelijke vertrekplicht van toepassing was?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe vaak is de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in deze zaken zelf in beroep gegaan in alle verblijfsprocedures van deze gezinnen?
Zie antwoord vraag 3.
Bij hoeveel van deze gezinnen is het meewerkcriterium tegengeworpen toen een beroep werd gedaan op het kinderpardon?
Zie antwoord vraag 3.
Bij hoeveel gezinnen is bij tegenwerping van de meewerkplicht vaker dan een keer een situatie geweest dat men bijvoorbeeld niet is komen opdagen bij een afspraak bij de Dienst Terugkeer en Vertrek?
Zie antwoord vraag 3.
Bij hoeveel van de gezinnen is ooit een situatie geweest dat er al een vertrekdatum vast heeft gestaan maar dat men niet kwam opdagen op het vliegveld of het vertrek tegenwerkte met een nieuwe verblijfsaanvraag, de zogenaamde vliegtuigtrapaanvraag?
Zie antwoord vraag 3.
Verbleven alle gezinnen in voorzieningen van het Rijk? Zo nee, in hoeveel gevallen werd illegaal verblijf gefaciliteerd door gemeenten middels huisvesting en / of financiële middelen en wat zijn de details hieromtrent?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'Jihadboeken in bajesbieb/Haatlectuur op bestelling' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Jihadboeken in bajesbieb/Haatlectuur op bestelling»?1
Ja.
Hoe komt het dat u zo van het padje bent dat u beter zorgt voor islamitische bajesklanten dan voor gewone burgers?
Deze vraag gaat uit van een veronderstelling die ik niet onderschrijf.
Wat is uw reactie op uw confrontatie met de ware aard van de islam, zoals beschreven in de in het artikel genoemde islamboeken zoals het vernederen, terroriseren en doden van Joden, christenen en andere niet moslims, het (met geweld) onderwerpen van niet-moslims, gebieden en landen, het invoeren van de sharia in onderworpen gebieden en het islamiseren van o.a. Nederland?
Alle literatuur die aanzet tot haat, geweld of strafbare feiten in het algemeen keur ik ten zeerste af.
In hoeveel gevangenissen hebben moslims toegang tot islamitische boeken?
In de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) is bepaald dat elke gedetineerde in beginsel het recht heeft om boeken te lezen die passen bij zijn levensovertuiging en interesses. Daarom hebben gedetineerden in een Penitentiaire Inrichting in Nederland ook toegang tot boeken met betrekking tot de Islam. De directeur kan wel de invoer van bepaalde boeken, kranten en tijdschriften weigeren, wanneer die de orde of de veiligheid binnen de inrichting verstoren. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als boeken aanzetten tot discriminatie of geweld. In de beantwoording van de schriftelijke vragen van het CDA over hetzelfde onderwerp licht ik deze afweging nader toe.2
Hoeveel moslims zitten er in Nederland in een gevangenis en hoeveel gevangenisimams zijn er werkzaam?
Gedetineerden worden niet centraal geregistreerd op religie of levensbeschouwing.
Er zijn 43 FTE islamitisch geestelijk verzorgers in dienst (peildatum 1-1-2019) ten behoeve van alle locaties van DJI (gevangeniswezen, vreemdelingenbewaring, forensische zorg en justitiële jeugdinrichtingen).
Ziet u eindelijk in wat het doel van de islam is? Zo nee, wat is het doel dan volgens u?
De Nederlandse staat gaat niet over de inhoudelijke invulling van religies voor zover deze passen binnen de wettelijke kaders. Dit strookt namelijk niet met het basisbeginsel van scheiding tussen kerk en staat dat we in Nederland hanteren.
Bent u bereid alle islamitische boeken uit de gevangenissen te bannen en gevangenisimams te ontslaan? Zo nee, waarom niet?
Nee. Een gedetineerde heeft in beginsel het recht om boeken te lezen die passen bij de eigen levensovertuiging en interesses. Slechts wanneer de orde of veiligheid binnen de inrichting in het geding is, kan de directeur de invoer van bepaalde boeken, kranten en tijdschriften weigeren.
Op grond van artikel 41 lid 2 van de Pbw is de directeur van de inrichting verplicht zorg te dragen voor voldoende geestelijke verzorging, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden. Daarom heeft DJI naast geestelijk verzorgers van andere godsdiensten of overtuigingen ook islamitisch geestelijk verzorgers in dienst.
Begrijpt u nu dat Nederland gede-islamiseerd moet worden teneinde onze democratie, rechtsstaat en veiligheid te waarborgen? Zo ja, wanneer neemt u een aanvang daarmee? Zo nee, welke reden heeft u nog meer nodig?
Twee kernelementen van onze democratische rechtstaat die grondwettelijk zijn vastgelegd zijn de vrijheid van godsdienst en gelijke behandeling van religies. Alle religies zijn in Nederland gelijk voor de wet. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zetten zich in voor deze en andere vrijheden.
Aanpassing van het reisadvies voor Marokko na de gruwelijke moord op twee Scandinavische toeristen |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat twee Scandinavische toeristen tijdens hun vakantie in Marokko om het leven zijn gebracht?1
Ja, onder meer de Deense regering heeft de moord op een Deense en een Noorse toeriste in Marokko bekend gemaakt.
Kunt u bevestigen dat de twee omgebrachte toeristen, jonge vrouwen in de bloei van hun leven, het slachtoffer zijn geworden van een zeer wrede islamitische terreurdaad?2
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is het reisadvies voor Marokko sinds 16 april 2018 «ongewijzigd»? Kunt u aangeven hoeveel IS-strijders in 2018 uit Syrië en Irak naar Marokko zijn teruggekeerd?
Het Nederlandse reisadvies voor Marokko is op 21 december 2018 aangepast. Het is niet bekend hoeveel IS-strijders in 2018 uit Syrië en Irak naar Marokko zijn teruggekeerd.
Tussen 16 april 2018 en 17 december 2018 was er geen aanleiding het reisadvies te wijzigen. Naar aanleiding van de moord die waarschijnlijk plaatsvond op of rond 17 december 2018 is op 21 december het reisadvies geactualiseerd en maakt het melding van het feit dat twee buitenlandse toeristen met geweld om het leven zijn gebracht en dat de Marokkaanse autoriteiten waarschuwen voor een verhoogde dreiging van terroristische aanslagen. De belangrijkste steden hebben vanwege die dreiging de classificatie geel, wat betekent dat er veiligheidsrisico’s zijn.
Kunt u bevestigen dat de twee vrouwen zijn omgebracht in een gebied dat door het ministerie aangemerkt wordt als een gebied waar «geen bijzondere veiligheidsrisico’s» gelden?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om het reisadvies voor Marokko zo spoedig mogelijk aan te scherpen om Nederlanders zodoende te waarschuwen voor de islamterreur in Marokko?
Zie antwoord vraag 3.
Criminele asielzoekers in Leerssum |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat (school)meisjes en buschauffeurs worden bedreigd, bespot en geïntimideerd door mannelijke asielzoekers uit het asielzoekerscentrum in Leersum?1
Ja.
Waarom laat u op kosten van de belastingbetaler zo’n crimineel broeinest, vol met overlastgevende gelukszoekers, bestaan?
Zoals ik meermaals aan uw Kamer heb geschreven staat voorop dat overlastgevend gedrag, zoals wordt veroorzaakt door een beperkte groep asielzoekers, volstrekt onacceptabel is.2 Deze overlast vraagt dan ook om een gerichte aanpak, waar op wordt ingezet middels het brede palet aan strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en vreemdelingenrechtelijke maatregelen dat hiervoor ter beschikking staat en waar uw Kamer diverse keren over is geïnformeerd. Bij deze aanpak moet scherp in de gaten gehouden worden wanneer overlastgevend gedrag overgaat in crimineel gedrag. In die gevallen zal – net zoals voor iedereen in ons land – de aanpak primair via het strafrecht moeten verlopen.
Hoe is het mogelijk dat de daders dag in dag uit rustig hun gang kunnen gaan met het terroriseren van de Nederlandse burger, zonder dat u ingrijpt door hen vast te zetten en uit Nederland te verwijderen?
Zie antwoord vraag 2.
Realiseert u zich dat uw beloften hen aan te pakken helemaal niets waard zijn en dat de veiligheid in Nederland meer verdient dan loze woorden?
Zie antwoord vraag 2.
Wat moet er nog meer gebeuren voordat u inziet dat wij niet iedereen op moeten vangen die het woordje « asiel» uit kan spreken en Nederland eindelijk de broodnodige asielstop krijgt?
Ik hecht aan een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Hetgeen u voorstelt zou in strijd zijn met de internationale en verdragsrechtelijke verplichting tot het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Ik tref verder gerichte maatregelen als ik constateer dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die evident geen bescherming nodig hebben.
Het verlenen van asiel aan Asia Bibi |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bereid het door extreme moslims met de dood bedreigde dappere christelijke meisje Asia Bibi uit Pakistan in Nederland asiel te verlenen?
Nederland heeft zich de laatste jaren bilateraal, in EU-verband en met andere gelijkgezinde landen intensief ingespannen voor de zaak van Asia Bibi en dat zal het kabinet blijven doen. Het is belangrijk dat de vrijspraak door het Hooggerechtshof wordt uitgevoerd. Gezien de gevoelige context rondom blasfemie en buitenlandse inmenging en de veiligheidsrisico’s voor alle betrokkenen, kiezen alle gelijkgezinde landen in deze zaak op dit moment voor stille diplomatie, zeker waar dit de opvang en bescherming van Asia Bibi betreft.
Zo ja, kunt dat aan haar, haar vertegenwoordigers en de Pakistaanse autoriteiten laten weten?
Zie antwoord vraag 1.
Zo nee, waarom niet en is het geen grove schande dat u in Nederland de afgelopen jaren honderdduizenden niet-westerse allochtonen – vaak moslims – ons land heeft binnengelaten en vaak asiel heeft verleend waaronder gelukszoekers, terroristen en salafisten, terwijl er voor een dapper christelijk Pakistaans meisje dat niets heeft misdaan maar de dood vreest wegens blasphemie tegen de nepprofeet Mohammed geen plaats zou zijn in Nederland?
Zie antwoord vraag 1.
Is het niet zeer gepast al die onterecht binnengelaten gelukszoekers Nederland uit te zetten en aan een echte vluchteling als Asia Bibi asiel te verlenen?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u deze vragen voor dinsdag 4 december 11.00 uur beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht dat oud-minister Opstelten het ‘minder Marokkanen-proces’ zou hebben beïnvloed |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Beïnvloedde oud-Minister Opstelten het «minder Marokkanen»-proces?»?1
Ja.
Heeft u ook kennisgenomen van de e-mail die door RTL Nieuws op 31 mei aan u is gestuurd via een medewerker van uw departement en waarin staat dat «meerdere bronnen tegen RTL Nieuws gezegd hebben dat de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, zich destijds tegenover (de voorzitter van) het College van Procureurs-Generaal voorstander heeft getoond van het instellen van strafvervolging» en dat de toenmalige Minister «een verzoek heeft gedaan om te besluiten tot het instellen van strafvervolging» en dat «dit gegeven overigens schriftelijk is vastgelegd, onder meer in notulen van het College van Procureurs-Generaal, en meerdere personen binnen het OM en het ministerie hiervan op de hoogte zijn»?
Ja.
Waarom heeft RTL Nieuws op de door haar gestelde vragen, die zij onder andere in de vorm van een Wob-verzoek heeft gesteld welke procedure daardoor nu al bijna een half jaar duurt, louter onvolledige en ontwijkende antwoorden ontvangen? Wat is de reden dat veel vragen voor en lopende het Wob- verzoek niet direct – en concreet en volledig – zijn beantwoord?
De gehele procedure vanaf de eerste persvragen van RTL Nieuws tot aan het besluit op het Wob-verzoek van RTL Nieuws, heeft drie maanden geduurd. Voor de volledigheid schets ik hier de gang van zaken.
RTL Nieuws heeft op 31 mei 2018 gevraagd of het klopte dat het al dan niet instellen van strafvervolging destijds door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, is besproken met (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal, of het klopte dat de toenmalig Minister zijn opvatting hierover had ingekleed niet als een formele aanwijzing maar als een informeel verzoek, en wat de reactie van de voorzitter van het college hierop was. In antwoord hierop is op 6 juni 2018 geantwoord dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) een zelfstandige vervolgingsbeslissing heeft genomen op basis van eigen afwegingen, en dat de Minister hierover bij ambtsbericht van 10 september 2014 is geïnformeerd, zoals te doen gebruikelijk in gevoelige zaken.
Hierop zijn door RTL Nieuws vervolgvragen gesteld, onder meer onder verwijzing naar (vermeende) notities met opties zoals ook in vraag 18 genoemd, en een (vermeend) contact met de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zoals ook in vraag 19 genoemd. Hierop is op 15 juni 2018 geantwoord dat ook na een nieuwe grondige check geen enkele indicatie is aangetroffen dat het anders is gegaan dan zoals eerder aan RTL Nieuws gemeld, namelijk dat het OM indertijd een zelfstandige vervolgingsbeslissing heeft genomen op basis van eigen juridische afwegingen.
Er is ten behoeve van deze beantwoording onderzoek gedaan in de (digitale) systemen van het bestuursdepartement en ook is navraag gedaan bij het OM. Bij dit onderzoek zijn betrokken (oud-)medewerkers van het bestuursdepartement en het OM bevraagd.
Ook anderszins is niet gebleken van enige andere gang van zaken dan die al vanaf het begin is gemeld door het OM, namelijk dat het OM zelfstandig de beslissing tot vervolging heeft genomen op basis van eigen afwegingen.
Bij brief van 27 juni 2018 heeft RTL Nieuws vervolgens een Wob-verzoek ingediend over «de beslissing om strafvervolging in te stellen tegen de heer G. Wilders wegens diens «minder-Marokkanen» uitspraak in 2014 en de vraag of er enigerlei betrokkenheid is geweest van mijn ministerie bij dat besluit van het openbaar ministerie«. In het besluit op dit verzoek d.d. 23 augustus 2018 is vermeld dat het College van procureurs-generaal mijn ambtsvoorganger met een ambtsbericht van 10 september 2014 heeft geïnformeerd over het besluit van het OM om vervolging tegen de heer Wilders in te stellen. Het genoemde ambtsbericht is middels interne correspondentie aan mijn ambtsvoorganger aangeboden.
Volledigheidshalve maak ik ook melding van enkele andere stukken die zijn aangetroffen bij de hierboven beschreven zoekacties betreffende deze zaak die buiten de reikwijdte vielen van de door RTL Nieuws gestelde persvragen en het Wob-verzoek. Het OM heeft mij laten weten te beschikken over een korte aantekening naar aanleiding van een regulier periodiek overleg tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalig voorzitter van het College van 2 april 2014 die inhoudt: «Wilders – procedure besproken – 1000 aangiften».
Voorts is aangetroffen een aantal stukken van na de vervolgingsbeslissing van het OM. Het betreft een memo van het OM van 24 september 2014 inzake de beveiliging rondom een eventuele rechtszaak. Verder een ambtsbericht van 7 oktober 2014 waarin het College van procureurs-generaal mijn ambtsvoorganger heeft geïnformeerd over vervolgstappen. Vervolgens heeft het College van procureurs-generaal mijn ambtsvoorganger bij ambtsbericht van 17 december 2014 geïnformeerd over de openbaarmaking van de vervolgingsbeslissing. Op 18 december 2014 heeft het OM hierover een persbericht uitgebracht.
Indien RTL Nieuws uw departement in een e-mail aan u vraagt of het correct is dat de toenmalig Minister zijn opvatting als een verzoek en niet als een aanwijzing heeft ingekleed en dat dat is vastgelegd in onder meer de notulen van het College van procureurs-peneraal, deelt u dan de mening dat het het navolgende antwoord van uw ministerie namens u zoals gegeven op 6 juni 2018 middels een mail van een van uw medewerkers volstrekt ontwijkend is: «Het OM heeft een zelfstandig vervolgingsbeslissing genomen op basis van eigen afwegingen. Voor de achtergronden hiervan verwijs ik naar het OM. Voor uw vraag over de notulen van het College verwijs ik u eveneens aan het OM»? Kunt u nu alsnog deze vragen klip en klaar beantwoorden in antwoord op deze kamervragen?
Nee, die mening deel ik niet. Ik zal de vragen in het vervolg van deze antwoorden zo goed mogelijk beantwoorden.
Bent u zich er van bewust dat een dergelijke onvolledige en ontwijkende beantwoording op de terechte vragen die RTL Nieuws zowel het ministerie als het OM heeft voorgelegd, de schijn wekt dat er iets te verbergen valt en de bronnen van RTL Nieuws de waarheid spreken, zeker gelet op de uitspraken die de voormalig Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten deed op 21 maart 2014: «Dit zijn uitspraken die echt niet kunnen, walgelijk. Dit past niet in een land als Nederland. Intrekken, dat moet hij doen.»?
Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te hebben genomen op basis van eigen afwegingen. Er is aan RTL Nieuws meermalen bericht dat bij de onder vraag 3 beschreven onderzoeken in de systemen niet is gebleken van een (formele) aanwijzing van de Minister ex artikelen 127 en 128 Wet op de Rechterlijke Organisatie (Wet RO), noch van enig verzoek tot vervolging.
Indien de informatie van RTL Nieuws over het verzoek van de voormalig Minister of het bestaan van notulen onjuist zou zijn, waarom heeft u dit in in antwoord op alle verzoeken van RTL Nieuws sinds mei van dit jaar, dan niet ontkend?
Zoals bij de vorige vraag reeds is aangegeven is RTL Nieuws meermalen bericht dat bij onderzoek in de mij ter beschikking staande documenten niet is gebleken van een (formele) aanwijzing van de Minister ex artikelen 127 en 128 Wet RO, noch van een verzoek tot vervolging. Tijdens de zoekacties zoals in het antwoord op vraag 3 beschreven, is betreffende de vervolgingsbeslissing alleen het ambtsbericht van 10 september 2014 aangetroffen waarin mijn ambtsvoorganger door het College van procureurs-generaal is geïnformeerd over de door het OM genomen beslissing.
Deelt u de mening dat het volstrekt onaanvaardbaar zou zijn indien een Minister het OM verzoekt een Kamerlid, tevens leider en fractievoorzitter van een oppositiepartij, strafrechtelijk te vervolgen of op welke wijze dan ook zou aangeven dat wenselijk te vinden?
Ingevolge de artikelen 127 en 128 Wet RO kan de Minister van Justitie en Veiligheid een aanwijzing geven. De Minister van Justitie en Veiligheid maakt zeer terughoudend gebruik van zijn wettelijke aanwijzingsbevoegdheid.
Is er vanuit het ministerie contact geweest met de voormalig Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, naar aanleiding van de verzoeken om informatie van RTL? Zo ja, waaruit bestond dit contact en wat is er precies besproken met de heer Opstelten? Wat was zijn reactie? Zo nee, waarom niet? Is er contact geweest met de oud voorzitter van het College van procureurs-generaal? Zo ja, waaruit bestond dat contact precies en wat is precies met hem besproken? Wat was zijn reactie?
Vanuit het departement is aan de heer Opstelten ter kennisneming de reactie van het OM doorgestuurd, die op dat moment reeds aan RTL Nieuws was verstrekt. De heer Opstelten heeft daarop de e-mail waarin hij RTL Nieuws berichtte niets toe te voegen te hebben aan de reeds door het OM gegeven reactie, ter kennisneming doorgezonden aan mijn departement. Vanuit het OM is er contact geweest met de oud-voorzitter van het College. Hij heeft aangegeven geen aanwijzing of verzoek te hebben gehad van de toenmalig Minister van Justitie en Veiligheid en dat het OM zelfstandig de beslissing tot vervolging heeft genomen.
Heeft de voormalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, of een van zijn ambtenaren, zich destijds tegenover de Voorzitter of andere leden of medewerkers van het College van procureurs-generaal of tegenover anderen werkzaam bij het OM, voorstander getoond van het instellen van strafvervolging tegen mij vanwege de uitspraken die ik heb gedaan over Marokkanen op 12/19 maart 2014, dan wel op enigerlei manier kenbaar gemaakt wat zijn standpunt daarover was, dan wel om strafvervolging heeft verzocht, nog vóór het OM – naar eigen zeggen zelfstandig en op basis van eigen afwegingen- een vervolgingsbeslissing had genomen? Zo ja, op welke manier en in welke vorm is dit gebeurd en wat is er precies gezegd?
Ik kan geen kennis dragen van wat alle ambtenaren van mijn departement communiceren met medewerkers van het OM. Zo kan bijvoorbeeld sprake zijn van medewerkers die een persoonlijke opvatting ventileren of bijvoorbeeld van een miscommunicatie. Zoals reeds meermalen is aangegeven, is niet gebleken van een (formele) aanwijzing of een verzoek van dien aard van de toenmalig Minister. Ook van een dergelijk verzoek van een ambtenaar van mijn departement is mij niet gebleken. Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te hebben genomen op basis van eigen afwegingen.
Is het u bekend dat toen de heer Opstelten hiernaar werd gevraagd door RTL Nieuws hij voor een reactie verwees naar de reactie van het OM? Is het u voorts bekend dat de oud-voorzitter van het College van procureurs-generaal de heer Bolhaar eerst ook via zijn woordvoerder verwees maar het OM maar na aandringen van RTL Nieuws zei dat het commentaar van het OM niet leidend was en zich ineens onthield van commentaar? Hoe verklaart u dit?
Zoals reeds op vraag 8 is geantwoord, is mij bekend dat de heer Opstelten RTL Nieuws heeft gemeld niets toe te voegen te hebben aan de reactie van het OM. Het is het College bekend dat de oud-voorzitter van het College eerst via zijn woordvoerder verwees naar de reactie van het OM. Van een reactie van de oud-voorzitter zoals hierboven beschreven is het College niets bekend.
Zijn eventuele uitlatingen van de heer Opstelten, of een van zijn ambtenaren, zoals hiervoor bij vraag 9 genoemd op enigerlei manier schriftelijk vastgelegd, zoals bijvoorbeeld in (ambtelijke) notities, gespreksverslagen, agenda’s, besluitenlijsten of notulen van uw ministerie of het Collega van procureurs-generaal of elders bij het OM? Zo ja, kunt u die stukken toevoegen als bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 9. Tijdens de onder vraag 3 beschreven onderzoeken zijn geen uitlatingen van deze strekking in wat voor schriftelijke vorm dan ook aangetroffen. Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te hebben genomen op basis van eigen afwegingen.
Heeft de Minister van Justitie destijds notulen, die op basis van artikel 6, eerste lid, jo. artikel 6, zesde lid, van het Reglement van Orde College van procureurs-generaal «zo spoedig mogelijk na een vergadering een besluitenlijst, waarin de conclusies en afspraken worden opgenomen» door de secretaris worden ontworpen en het feit dat «de vastgestelde notulen, met uitzondering van onderdelen van personeelsvertrouwelijke en van (dienst)- vertrouwelijke aard, zo spoedig mogelijk ter kennis worden gebracht van de parkethoofden en van de Minister van Justitie.» ontvangen van het College van procureurs-generaal die op enigerlei te maken hebben met (overwegingen omtrent de) vervolgingsbeslissing cq. onderhavige strafzaak? Zo ja, kunt u deze stukken toevoegen als bijlage bij beantwoording van deze Kamervragen? Indien het antwoord op de laatste vraag ontkennend is, waarom niet?
Onder meer in het kader van de behandeling van het Wob-verzoek van RTL Nieuws is expliciet gezocht naar notulen met (overwegingen omtrent de) vervolgingsbeslissing dan wel de strafzaak op het departement en het OM. Deze zijn niet aangetroffen.
Heeft de Minister destijds informatie ontvangen omtrent de (overwegingen omtrent de) vervolgingsbeslissing cq. deze strafzaak van het College van procureurs-generaal die voortvloeit uit de verplichtingen van artikel 11, eerste lid, jo. derde lid Reglement van Orde College van procureurs-generaal? Zo ja, kunt u deze informatie met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Mijn ambtsvoorganger is door het College van procureurs-generaal bij ambtsbericht van 10 september 2014 over de door het OM genomen vervolgingsbeslissing geïnformeerd. In ambtsberichten informeert het College de Minister van Justitie en Veiligheid, gelet op de ministeriële verantwoordelijkheid, in alle vertrouwelijkheid over bepaalde gevoelige zaken en onderwerpen. Met de informatie die langs deze weg tot mij komt, ga ik prudent om. Voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten de strafrechtketen om gevolgen heeft voor een zaak. Ik zal daarom geen afschrift doen van dit ambtsbericht.
Heeft de Minister destijds aangegeven aan het College van procureurs-generaal danwel aan het OM dat de Minister op de hoogte wenste te worden gehouden van ontwikkelingen, onderzoek en besluiten aangaande de (overwegingen omtrent de) vervolgingsbeslissing cq. deze strafzaak?
Ingevolge artikel 11 van het Reglement van Orde van het College van procureurs-generaal en artikel 129 Wet RO, informeert het College de Minister van Justitie en Veiligheid over (de voortgang van) gevoelige strafzaken. Zoals ook in de brief d.d. 21 december 2016 van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer2, in reactie op de motie Van der Staaij-Segers d.d. 12 oktober 20163, is aangegeven, stelt mij dat in de gelegenheid om mijn politieke verantwoordelijkheid voor het handelen van het OM waar te maken. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 3.
Bent u bekend met het doen van een zogenaamd «verzoek» omtrent strafvervolging in plaats van het geven van een «aanwijzing» aan het College van procureurs-generaal? Zo ja, hoe vaak heeft het College van procureurs-generaal een dergelijk «verzoek» ontvangen? Kunt u met 100% zekerheid uitsluiten dat er in onderhavige zaak een dergelijk «verzoek» is gedaan aan het College? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 9. Bij de onder vraag 3 beschreven onderzoeken is daar niets van gebleken. Ik verwijs hierbij ook naar het antwoord op vraag 16.
Kunt u voor 100% uitsluiten dat er sprake is geweest van enig «verzoek», advies, opvatting enz die vanuit het Ministerie van V&J of BZK of enig ander departement richting College van procureurs-generaal danwel richting het OM, op wat voor manier dan ook, is kenbaar gemaakt omtrent de te nemen vervolgingsbeslissing?
Ik kan geen kennis dragen van wat alle ambtenaren van alle departementen bespreken met medewerkers van het OM. Zoals reeds meermalen is aangegeven, is niet gebleken van een (formele) aanwijzing of een verzoek van dien aard van mijn ambtsvoorganger. Van een dergelijk verzoek van een ambtenaar van een van de departementen is ook niet gebleken. Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te hebben genomen op basis van eigen afwegingen.
Klopt het dat het College van procureurs-generaal (of leden daarvan, functionarissen) regulier overleg heeft met de Minister van Justitie of de secretaris-generaal? Zo ja, is er na de uitspraken op 12/19 maart 2014 en voor de beslissing tot het instellen van strafvervolging een dergelijk overleg geweest? Zo ja, is dat overleg op enigerlei wijze schriftelijk vastgelegd of voorbereid door middel van notities en/of agenda’s? Indien dit het geval is, kunt u de passages uit deze verslaglegging en agenda’s en notities en dergelijke die op enige manier te maken hebben met onderhavige zaak openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Er is regelmatig overleg tussen de Minister van Justitie en Veiligheid en de top van het OM. Dat gebeurt in het overleg zoals bedoeld in artikel 12 van het Reglement van Orde van het College van procureurs-generaal. Daar worden beleids- en beheersmatige onderwerpen besproken. Daarnaast informeert het College de Minister over gevoelige onderwerpen, ex artikel 11 Reglement van Orde. Dat gebeurt soms in persoon, maar veelal via ambtsberichten. Tussen 12/19 maart 2014 en de beslissing van het OM, om tot vervolging over te gaan – september 2014 – is er regulier overleg geweest tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalig voorzitter van het College van procureurs-generaal. Van deze overleggen wordt geen verslag opgemaakt. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven heeft het OM mij laten weten over een korte aantekening te beschikken van dit reguliere overleg. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 3.
Klopt het dat het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving (DGRR) indertijd één of meerdere notities heeft opgesteld of heeft laten opstellen over (opties van) het wel of niet strafrechtelijk vervolgen van mij voor bovengenoemde uitspraken? Zo ja, kunt u die stukken toevoegen als bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, waarom niet?
Uit de onder vraag 3 beschreven onderzoeken is mij niet gebleken van dergelijke notities.
Klopt het dat het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving (DGRR) indertijd contact heeft gehad met de Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving (CZW) over (opties van) het wel of niet strafrechtelijk vervolgen van mij voor bovengenoemde uitspraken? Zo ja, was de toenmalige Minister van BZK ook van dit contact op de hoogte? Zo ja, kunt u die stukken toevoegen als bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen?
Bij navraag binnen beide departementen en de onder vraag 3 beschreven onderzoeken, is mij niet gebleken van dergelijke contacten.
Kunt u alle schriftelijke stukken zoals bijvoorbeeld (ambtelijke) notities, gespreksverslagen, agenda’s, besluitenlijsten en notulen waaruit blijkt dat de eventuele vervolging van mij ter sprake is gekomen dan wel anderszins aan de orde is gekomen toevoegen als bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, waarom niet?
Voor de aangetroffen documenten verwijs ik naar het antwoord op vraag 3. Alleen het ambtsbericht van 10 september 2014 heeft betrekking op de totstandkoming van de vervolgingsbeslissing. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 21.
Klopt het dat het OM de Minister heeft geïnformeerd over de strafzaak en over de voorgenomen vervolgingsbeslissing? Zo ja, op welke wijze en wanneer en kunt u een afschrift hiervan voegen bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat klopt. Over de vervolgingsbeslissing in deze zaak is mijn ambtsvoorganger geïnformeerd bij ambtsbericht van 10 september 2014. In ambtsberichten informeert het College mij, gelet op mijn ministeriële verantwoordelijkheid, in alle vertrouwelijkheid over bepaalde gevoelige zaken en onderwerpen. Met de informatie die langs deze weg tot mij komt, ga ik prudent om. Voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten de strafrechtketen om gevolgen heeft voor een zaak. Ik zal daarom geen afschrift doen van dit ambtsbericht.
Kunt u (de relevante passages van) het ambtsbericht van het OM van 10 september 2014, waarnaar in het Besluit inzake het WOB-verzoek d.d. 23 augustus 2018 wordt verwezen, als bijlage voegen bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 21 voor de toelichting waarom ambtsberichten niet openbaar gemaakt worden.
Betreft «persoonlijke beleidsopvattingen» in het ambtsbericht ingevolge pagina 4 van het Besluit inzake het WOB-verzoek van 23 augustus 2018 alleen «persoonlijke beleidsopvattingen», standpunten, onderliggende argumenten en de weging van relevante feiten en omstandigheden bij het te nemen besluit over het instellen van strafvervolging van (functionarissen van) het college van procureurs-generaal? Kunt u deze openbaar maken? Bevat dit ambtsbericht ook (verwijzingen naar of delen van) «persoonlijke beleidsopvattingen», standpunten, onderliggende argumenten en de weging van relevante feiten en omstandigheden bij het te nemen besluit over het instellen van strafvervolging van de toenmalig Minister van V&J, danwel functionarissen van het Ministerie van V&J? Zo ja, kunt u die openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Zoals door het OM is aangegeven, is de beslissing tot vervolging geheel zelfstandig genomen door het OM, op basis van eigen afwegingen. Het ambtsbericht waarin deze beslissing wordt gemeld, bevat die afwegingen.
Betreft «persoonlijke beleidsopvattingen» in het ambtsbericht ingevolge pagina 4 van het Besluit inzake het WOB-verzoek van 23 augustus 2018 alleen «persoonlijke beleidsopvattingen», standpunten, onderliggende argumenten en de weging van relevante feiten en omstandigheden bij het te nemen besluit over het instellen van strafvervolging van in van de (toenmalig) Minister van Veiligheid en Justitie of andere functionarissen van het Ministerie van (toen) V&J? Zo ja, kunt u die openbaar maken?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 23.
Kunt u (de relevante passages van) de ambtsberichten van het OM van 7 oktober 2014 en 17 december 2014 waarnaar in het Besluit inzake het WOB-verzoek d.d. 23 augustus 2018 wordt verwezen, als bijlage voegen bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 21.
Indien het niet mogelijk is om enig, via de hierboven gestelde vragen, document als bijlage bij de beantwoording van de Kamervragen te openbaren, is het dan mogelijk op een andere wijze (vertrouwelijke) inzage te krijgen in deze stukken? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op de vragen 17 en 21 voor een toelichting waarom ambtsberichten absoluut vertrouwelijk dienen te blijven. Dit geldt ook voor het (vertrouwelijk) inzage krijgen in het ambtsbericht.
Sinds wanneer precies was u als huidig Minister op de hoogte van deze kwestie?
Al voor mijn aantreden als Minister van Justitie en Veiligheid was ik op de hoogte van de beslissing van het OM tot vervolging over te gaan.
Wie heeft u hierover op de hoogte gesteld?
Ik was door openbare bronnen op de hoogte van de beslissing van het OM.
Wilt u al deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Kunt u de beantwoording van deze vragen vóór dinsdag 20 november 12.00 uur naar de Kamer sturen?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
De enorme toename van criminaliteit in Kampen door asielzoekers |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat Kampen wordt geconfronteerd met een enorme toename van criminaliteit door asielzoekers die verblijf hebben in het asielzoekerscentraum (AZC) te Dronten?1
Ja.
Hoe kan het dat criminele asielzoekers in Kampen en andere plaatsen nog steeds hun gang kunnen gaan, terwijl u meerdere malen heeft toegezegd deze overlast tegen te gaan?
Voorop staat dat overlastgevend gedrag, zoals wordt veroorzaakt door een kleine groep bewoners van het AZC te Dronten als ook door bewoners van een aantal andere asielzoekerscentra, volstrekt onacceptabel is en vraagt om een harde aanpak.
De mate waarin overlast voorkomt fluctueert, en de aard en achtergrond van de overlast is divers. Dit vraagt dan ook om een casusgerichte aanpak waarbij door de lokaal betrokken partijen (migratieketen, gemeenten, politie en het openbaar ministerie) wordt bezien welke maatregelen moeten worden ingezet om overlastgevers aan te pakken.
Naar aanleiding van incidenten tijdens de hoge asielinstroom zijn er reeds vele maatregelen genomen om overlastgevers aan te pakken. U bent hierover diverse malen geïnformeerd2. Het gaat onder meer om de invoering van snellere procedures voor evident kansarme asielaanvragen, de opening van twee extra begeleiding- en toezichtlocaties (ebtl’s) en het eerder in vreemdelingenbewaring stellen van overlastgevers. Ook heeft COA het maatregelenbeleid aangescherpt waardoor er nadrukkelijker aandacht is voor het verbod op onaanvaardbaar gedrag, de sancties die hierop staan (zoals het inhouden van leefgeld of het beperken van opvang) en het doen van aangifte in geval van incidenten. Daarnaast is ingezet op de intensivering van lokaal casusoverleg tussen de migratieketen, politie, het openbaar ministerie en gemeenten. Hierin worden individuele overlastgevers en groepen besproken en kunnen gericht maatregelen worden genomen, zoals het uit elkaar halen van groepen, het opleggen van gebiedsgeboden en een dagelijkse meldplicht.
Naar aanleiding van een toename van lokale signalen over overlast heb ik u 8 juni jl. geïnformeerd over aanvullende maatregelen. Dit ging onder meer om de inzet om overlastgevers sneller in de begeleiding- en toezichtlocatie (ebtl) te plaatsen en in individuele gevallen ebtl-plaatsing mogelijk te maken voor alleenstaande minderjarigen vanaf 16 jaar. Daarnaast doen ketenpartners nog intensiever aan dossieropbouw met het oog op inbewaringstelling en wordt er op ingezet om asielzaken van overlastgevers met voorrang te laten behandelen door rechtbanken zodat ze sneller kunnen worden afgewezen.
In geval van lokale signalen van overlast is daarbij de inzet vanuit mijn departement en COA, IND, AVIM en DT&V om verbinding te leggen met de lokaal betrokken partijen, om in gezamenlijkheid te bezien of het palet aan maatregelen dat voorhanden is optimaal wordt gebruikt of dat extra inzet geboden is.
Waarom worden deze criminele asielzoekers niet snel afgewezen, vastgezet en uitgezet? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat dit wel gebeurt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel criminele asielzoekers bevinden zich in Nederland en hoeveel zijn er veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf?
Het totaal aantal criminele asielzoekers in Nederland dat is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf, is niet als zodanig uit de systemen van de migratieketen te herleiden. Om uw vraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden bied ik u hierbij ter aanvulling data van de monitorberichten handhaving en toezicht aan afkomstig van het Nationaal Vreemdelingen Informatie Knooppunt (NVIK monitor asielinstroom/asielpopulatie, zaaknr. 2018–2402). Voor deze dataverzameling zijn asielzoekers geselecteerd die in elk geval als «verdachte» zijn aangemerkt. Geselecteerde personen zijn dus verdacht van een strafbaar feit en nog niet veroordeeld.
In de laatste Rapportage Vreemdelingenketen, die jaarlijks aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, werd onder meer gerapporteerd over overlastincidenten waar asielzoekers bij waren betrokken. Ook rapporteerde ik hierin over het vertrek van vreemdelingen die in aanraking waren gekomen met de politie en daarom waren opgenomen in het zogenoemde VRIS3-protocol.
In de eerste helft van volgend jaar zal weer een incidentenoverzicht verschijnen. Zoals eerder gemeld aan de Tweede Kamer ben ik de opzet van het incidentenoverzicht aan het herzien. Met het oog op meer pro-activiteit wil ik ook nadruk gaan leggen op hoe middels data-analyse te komen tot vroegsignalering van overlast en criminaliteit door asielzoekers.
Welk percentage van de criminele asielzoekers heeft eerder elders een (kansloze) asielaanvraag ingediend en waarom hebben deze personen de vrijheid om te asielhoppen, waarbij ook nog standaard verblijf in een asielzoekerscentrum wordt gegeven op kosten van de belastingbetaler?
Het percentage criminele asielzoekers dat eerder in een andere lidstaat een asielaanvraag heeft ingediend, kan niet uit de geautomatiseerde systemen van de migratieketen worden afgeleid. Er wordt een Dublinprocedure opgestart indien Nederland meent dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor een asielaanvraag op grond van de Dublinverordening, teneinde de betrokken persoon over te dragen aan die lidstaat.
Waarom laat u afgewezen asielzoekers lopen zodat ze in de illegaliteit kunnen verdwijnen en door kunnen gaan met het tot last zijn van onze samenleving?
Als een vreemdeling niet langer in Nederland mag blijven is terugkeer aan de orde. De inzet van de migratieketen is erop gericht om in die gevallen mensen zelfstandig te laten vertrekken. In die situaties waarin de persoon niet bereid is om actief aan terugkeer te werken, kan de overheid overgaan tot gedwongen vertrek. De overheid beschikt daartoe over verschillende bestuursrechtelijke toezichtmaatregelen, waarvan vreemdelingenbewaring de uiterste maatregel is. Vreemdelingenbewaring kan alleen toegepast worden als wordt voldaan aan strikte criteria waaronder zicht op uitzetting, wanneer een lichter middel niet volstaat en als kan worden betoogd dat de maatregel niet onredelijk bezwarend is.
Bent u bereid (eindelijk) een volledige asielstop in te stellen nu wederom blijkt dat het gekkenwerk is om iedereen de mogelijkheid te geven in Nederland asiel aan te vragen?
Daartoe ben ik niet bereid omdat ik hecht aan een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Daarbij zou dit strijdig zijn met de internationale en verdragsrechtelijke verplichting tot het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Tegelijk tref ik gerichte maatregelen als ik constateer dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die evident geen bescherming nodig hebben.
De vastgelopen woningmarkt |
|
Geert Wilders (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Huizenzoekers opgelet: op nieuwe woningen is het nog lang wachten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de woningmarkt een puinhoop is, die onder uw bewind alleen maar groter is geworden? Zo nee, welke successen met betrekking tot de bouwopgave hebt u zoal geboekt?
Nee die mening deel ik niet. De groeiende economie, stijgende koopkracht en lage rente dragen bij aan een woningmarkt die steeds krapper lijkt te worden. De spanning op delen van de woningmarkt blijft groot, waarbij met name in de grote steden forse prijsstijgingen zijn gerealiseerd. Dit benadrukt de noodzaak om de woningbouw te versnellen en te vergroten. Om dit mogelijk te maken heb ik reeds een wijziging van de Crisis- en Herstelwet naar de TK gestuurd, stel ik 38 mln. beschikbaar voor een fonds om in te zetten op binnenstedelijke transformatie en werk ik in samenwerking met regio’s aan afspraken over het versnellen en vergroten van de woningbouw. Van de toename van de woningbehoefte richt meer dan de helft zich namelijk op de vijf grote stedelijke regio’s: de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag, de regio Utrecht, De Metropoolregio Amsterdam, de regio Eindhoven en de stad Groningen. Maar omdat bouwen tijd kost is het ook nodig om op de korte termijn iets aan de gevolgen van de krapte op de woningmarkt te doen. Daarbij gaat het vooral om de beschikbaarheid van betaalbaar woningaanbod voor alle groepen en het tegengaan van excessen.
Deelt u de mening dat de Woonagenda niets anders is dan een ambtelijk stapeltje A4»tjes met wollige plannen waar in de praktijk niets van terechtkomt? Zo nee, welke woonplannen zijn inmiddels werkelijkheid geworden?
Nee, die mening deel ik niet. De knelpunten op de woningmarkt zijn complex en veelomvattend en vragen om inzet, betrokkenheid en samenwerking van en tussen alle spelers op de woningmarkt. De gezamenlijkheid van de partijen van de Nationale woonagenda en de medeoverheden is juist de kracht van deze aanpak. Binnenkort zal ik u informeren over de voortgang van de Nationale woonagenda waarbij ik in zal gaan op de concrete resultaten daarvan.
Bent u ervan op de hoogte dat het gemiddeld 10 jaar duurt om een nieuwbouwproject te realiseren, terwijl het bouwen zélf «slechts» zo’n 32 maanden in beslag neemt? Bent u er ook van op de hoogte dat de meeste tijd opgaat aan het zoeken naar bouwgrond doordat gemeenten bewust dwarsliggen? Wat gaat u hieraan doen? Bent u ertoe bereid om gemeenten die de woningbouw traineren, bijvoorbeeld door alleen binnenstedelijk en niet in het groen te willen bouwen, op de vingers te tikken en aan het werk te zetten?
Doorlooptijden van woningbouwprojecten variëren sterk. Soms zijn doorlooptijden relatief lang, bijvoorbeeld doordat grondverwerving en bestemmingswijziging tijd vergt. Dit zijn complexe processen die zorgvuldig doorlopen moeten worden. Ik herken mij niet in het sfeerbeeld dat gemeenten daarbij structureel dwarsliggen of traineren. In de gesprekken die ik voer met decentrale overheden ervaar ik een gezamenlijk gevoel van urgentie om de bouwproductie te versnellen en een constructieve opstelling om de plancapaciteit te vergroten.
Deelt u de mening dat het te schandalig voor woorden is dat Nederlandse woningzoekenden steeds langer moeten wachten, terwijl gemeenten nog altijd sociale huurwoningen met voorrang weggeven aan statushouders? Wanneer gaat u iets doen voor de Nederlanders?
Zoals ik bij de beantwoording van Kamervragen van de heer Kops (kenmerk 2018Z13563) op 20 augustus jongstleden heb geantwoord, deel ik die mening niet. Nadat de verplichte urgentiestatus van statushouders per 1 juli 2017 uit de Huisvestingswet is gehaald kunnen gemeenten zelf bepalen of zij deze categorie woningzoekenden als urgentiecategorie in de huisvestingsverordening wensen op te nemen. De keuze is daarmee lokaal bepaald. Het tijdig huisvesten van statushouders is voor een snelle en goede integratie van belang. Ook worden daarmee de maatschappelijke kosten die met de opvang van asielzoekers gepaard gaan, beperkt gehouden. De lokale afweging is overigens niet in beton gegoten en kan in de loop der tijd, als er zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, weer anders uitpakken.
Verder is het zo dat meer nog dan de wijze waarop de woningen worden verdeeld, het beschikbare woningaanbod van doorslaggevend belang is voor hoe lang mensen moeten wachten op een sociale huurwoning. Het aanjagen van de woningbouwproductie in gespannen regio's en het beter benutten van de bestaande voorraad zijn dan ook nodig om de kansen van alle woningzoekenden te vergroten. Daar zetten vele partijen zich volop voor in, waaronder gemeenten en ik zelf.
Bent u ervan op de hoogte dat er in de periode 2014–2017 zo’n 53.000 sociale huurwoningen aan statushouders zijn weggegeven? Bent u er ook van op de hoogte dat er in de periode 2014–2016 evenveel sociale huurwoningen zijn bijgebouwd / aangekocht? Deelt u de mening dat het te bizar voor woorden is dat er feitelijk alleen voor statushouders wordt bijgebouwd/aangekocht?
Zoals ik bij de beantwoording van Kamervragen van 26 januari 2018 (Kamerstukken II, 2017–2018, 981) heb aangegeven heb ik geen inzicht in hoeveel sociale huurwoningen worden toegewezen en bewoond door statushouders. Wel is het aannemelijk dat het merendeel van de statushouders instromen in de sociale huurwoningmarkt.
In de periode 2014–2017 zijn door woningcorporaties circa 53.000 woningen gebouwd en aangekocht. Dat is slechts een klein deel van het totaal aantal sociale huurwoningen (circa 600.000 woningen) dat in deze periode, als gevolg van mutaties, voor verhuur beschikbaar kwam.
Ik deel uw mening niet dat er in deze periode alleen is bijgebouwd voor statushouders. Deze sociale huurwoningen zijn namelijk bestemd voor huishoudens met de laagste inkomens die recht hebben op huurtoeslag en dat kunnen zowel woningzoekenden met de Nederlandse nationaliteit zijn als anderen, waaronder statushouders.
Deelt u de mening dat die 53.000 woningen naar de Nederlanders hadden moeten gaan, die in tegenstelling tot statushouders wél jarenlang op de wachtlijst moeten staan? Bent u bereid ervoor te zorgen dat er geen enkele woning meer aan statushouders wordt weggegeven?
Nee, die mening deel ik niet. Zie antwoord op vraag 5. Daarbij onderschrijf ik het uitgangspunt dat iedereen in Nederland in gelijke gevallen gelijk wordt behandeld. Dat uitgangspunt is in onze Grondwet verankerd. Er wordt geen onderscheid gemaakt op basis van nationaliteit.
Het bericht ‘Gemeenten volgen 160 radicale moslims’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Kent u het bericht «Gemeenten volgen 160 radicale moslims»?1
Ja
Wat gebeurt er met de honderden jihadi’s en duizenden jihadaanhangers in Nederland die niet worden gevolgd? Waarom laat u deze potentiële terreurbommen zomaar vrij rondlopen in Nederland?
Ten eerste wil ik onderscheid maken tussen het aanhangen van een geloof en radicalisering met als mogelijk gevolg terrorisme en extremisme.
Gemeenten hebben een lokale aanpak die tot doel heeft radicalisering, extremisme en dreigingen te onderkennen en daarop te interveniëren. Naast partijen op lokaal niveau zijn op Rijksniveau verschillende organisaties betrokken bij de aanpak, zoals de AIVD, MIVD, KMar, IND en de Douane.
De afgelopen jaren is flink geïnvesteerd in het op orde hebben van (lokale en regionale) structuren. Dit betekent: een goed beeld hebben van de aard en omvang van de problematiek en het in kaart hebben van netwerken. Daarnaast betreft het professionals die kennis en vaardigheden in huis hebben om radicalisering, extremisme en terrorisme te herkennen en daarop weten te handelen. Tot slot, organisaties die elkaar weten te vinden, bijvoorbeeld om gezamenlijk zorgelijke signalen te beoordelen en op te volgen.
Een onderdeel van de lokale aanpak is het multidisciplinaire casusoverleg waarin informatie over personen die (mogelijk) geradicaliseerd zijn wordt gedeeld, geduid en een plan van aanpak wordt opgesteld. Doel van het overleg is het indammen van de dreiging die van een persoon uitgaat.
De komende jaren blijven we investeren in de lokale aanpak, o.a. door het verstrekken van versterkingsgelden en het aanbieden van een nationaal trainings- en ondersteuningsaanbod aan gemeenten.
Wat gebeurt er met de 110.000 moslims (11% van de Nederlandse moslims, zoals uit onderzoek blijkt) die bereid zijn in Nederland geweld te gebruiken in naam van de islam?
Zie antwoord vraag 2.
Na hoeveel aanslagen of verijdelde aanslagen bent u bereid eindelijk administratieve detentie in te voeren waardoor aanhangers van de jihad preventief kunnen worden gedetineerd indien ze een gevaar vormen voor de nationale veiligheid?
Op dit moment beschikt het OM over voldoende strafrechtelijk instrumentarium om op te treden. Ook kan de overheid naast het strafrecht, vreemdelingrechtelijke en andere bestuursrechtelijke maatregelen (zoals de tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding) nemen. Uit de rechtspraak en verdragsrechtelijke verplichtingen volgt dat administratieve detentie, in de zin van preventieve detentie zonder dat sprake is van een redelijke verdenking, geen gerechtvaardigde vrijheidsontneming is. Ik heb ook daarom geen voornemen administratieve detentie in te voeren.
Hoeveel van de gevolgde moslims is succesvol gederadicaliseerd en hoe wordt de mate van deradicalisering gemeten? Gelooft u echt in die geitenwollensokken deradicaliseringsprogramma's of bent u ze bereid op te heffen?
Gedragsverandering is inderdaad geen lichte opgave en moeilijk te meten. Dat neemt niet weg dat als er een opening is om het risico op recidive te verkleinen of het gedrag te veranderen, daarop ingezet moet worden. In detentie wordt daarom gewerkt aan een veilige terugkeer van de gedetineerden in de samenleving. De aanpak van Reclassering Nederland (RN) richt zich op het signaleren van (veiligheids)risico’s en het beheersen en wegnemen ervan. Daarnaast wordt per individu bekeken welke inzet op het terrein van re-integratie, disengagement en deradicalisering nodig en mogelijk is. Dat gebeurt ook in de detentieperiode. RN houdt, onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie, toezicht op de naleving van bijzondere voorwaarden en houdt zich bezig met het nazorgtraject van deze groep.
Ook bestaat de mogelijkheid om een vrijwillig, maar niet vrijblijvend traject te volgen gericht op disengagement en waar mogelijk deradicalisering, bij onder andere het Landelijk Steunpunt Extremisme (voorheen Exits). De huidige programma's worden voortdurend geëvalueerd, maar de aantallen zijn nog te klein om daar conclusies aan te verbinden. De overheid heeft een inspanningsverplichting om levensbedreigende situaties voor burgers te voorkomen. Deradicaliseringsprogramma’s als onderdeel van de aanpak die tot doel hebben radicalisering, extremisme en dreigingen te onderkennen dragen daar aan bij. Afzien van toezicht en begeleiding van extremisten acht ik dan ook geen optie.
Hoeveel moslims zijn er dwingend toegelegd naar werk of scholing, hoeveel werken er nog steeds of zitten er nog steeds op school en hoe wordt het succes van deze aanpak gemeten?
Ook hierbij wil ik onderscheid maken tussen het aanhangen van een geloof en radicalisering met als mogelijk gevolg terrorisme en extremisme.
Voor personen die in het casusoverleg worden besproken, wordt na duiding een plan van aanpak opgesteld. Hiertoe werken lokale en landelijke partners nauw samen en is een palet aan maatregelen beschikbaar. Werk en scholing kunnen hier onderdeel van zijn, maar het kan ook gaan om bijvoorbeeld de inzet van een wijkagent, het Landelijk Steunpunt Extremisme of een paspoortmaatregel.
Het gaat met andere woorden om maatwerk. Periodiek wordt door de partners van het casusoverleg bekeken of de juiste interventies zijn ingezet of dat er andere maatregelen moeten worden getroffen.
Welke kosten verwacht u de komende jaren te moeten maken aan bovenstaande problematiek?
Voor de lokale aanpak wordt jaarlijks rond de € 6,5 mln beschikbaar gesteld. Daarnaast hebben gemeenten eigen reguliere budgetten om te investeren in het tegengaan van radicalisering.
Bent u bereid de antwoorden op deze vragen ruim voor de begrotingsbehandelingen van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Kamer te sturen?
Ja
De door een prediker gedane uitspraak in een online cursus van de As Soenah moskee te Den Haag, te weten: ‘Vrouwenbesnijdenis is niet verplicht maar wel aanbevolen’ |
|
Fleur Agema (PVV), Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van een prediker gedaan in een online cursus van de As Soenah moskee te Den Haag en getoond in de uitzending van Nieuwe Maan1 te weten: «Vrouwenbesnijdenis is niet verplicht maar wel aanbevolen»?
Ja.
Hoeveel meisjes zijn in de afgelopen jaren (2013–2018) in Nederland besneden? Hoeveel rechtszaken werden er gevoerd? Hoeveel daders zijn berecht? Hoeveel daders zijn na het uitzitten van hun straf uitgezet?
In 2012 heeft expertisecentrum Pharos met financiering van het Ministerie van VWS onderzoek verricht naar het totaal aantal in Nederland woonachtige vrouwen dat in 2012 besneden is (prevalentie) en het aantal meisjes in Nederland dat in 2012 het risico liep om besneden te worden (incidentie). Uit het onderzoek van Pharos dat begin 2013 is gepubliceerd blijkt dat destijds 29.000 vrouwen in Nederland woonden die besneden zijn. Daarnaast liepen jaarlijks naar schatting 40 tot 50 in Nederland woonachtige meisjes een reëel risico om besneden te worden. Dit risico is gebaseerd op basis van leeftijd en land van herkomst. Eind 2017 is Pharos in opdracht van VWS gestart met een nieuw prevalentie- en incidentieonderzoek. De resultaten van de studie worden medio 2019 verwacht.
Voor meisjesbesnijdenis, ook wel vrouwelijke genitale verminking (VGV) genoemd, bestaat geen specifieke strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht (WvSr). Genitale verminking is strafbaar als vorm van (zware) mishandeling (art. 300–303 WvSr). Het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Rechtspraak registeren enkel op delicten zoals deze in het Wetboek van Strafrecht zijn omschreven. Het is daarom niet uit de registers te halen om hoeveel rechtszaken van genitale verminking het gaat.
Bent u bereid, net als in België, het exacte aantal meisjes dat risico op meisjesbesnijdenis loopt in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunnen we meer informatie ontvangen? Gaat u de daders actief opsporen en passend straffen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer kunnen we de eerste rechtszaken verwachten?
Voor zover bekend is in het Belgische onderzoek waar u naar verwijst gebruik gemaakt van de extrapolatiemethode. De extrapolatiemethode is de meest gebruikte methode in Europa om het aantal meisjes dat risico loopt op besnijdenis in te schatten. De cijfers die met deze methode worden gegenereerd zijn onderbouwd, maar het blijven schattingen.
Het prevalentie- en incidentieonderzoek in Nederland dat Pharos momenteel uitvoert, maakt ook gebruik van de extrapolatiemethode en is gebaseerd op methodologische ontwikkelingen en wetenschappelijke voortschrijdende inzichten van de afgelopen jaren. Met dit onderzoek komen goed onderbouwde cijfers beschikbaar over het aantal in Nederland woonachtige vrouwen dat besneden is en het aantal meisjes in Nederland dat risico loopt om besneden te worden. Zoals hierboven vermeld worden de resultaten van dit onderzoek medio 2019 verwacht.
Zoals onder het antwoord op vraag 2 vermeld, is meisjesbesnijdenis strafbaar als vorm van (zware) mishandeling. Net als andere gekwalificeerde geweldsdelicten, wordt dit binnen de strafrechtketen opgepakt. Binnen de politie is hiervoor ook het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld. Het is op voorhand niet aan te geven wanneer hierover een rechtszaak zal komen.
Hoeveel hersteloperaties van meisjesbesnijdenis werden in de jaren 2013–2018 in ons land uitgevoerd?
Het aantal hersteloperaties wordt niet systematisch geregistreerd. Er zijn dan ook geen landelijke cijfers bekend.
Hoeveel en welke organisaties ontvangen subsidies om meisjesbesnijdenis te bestrijden? Hoeveel meisjes worden door deze inspanningen minder besneden? Hoeveel en welke subsidieontvangende organisatie vinden meisjesbesnijdenis acceptabel? Hoeveel dragen dat uit?
In Nederland is de afgelopen jaren ingezet op een integrale ketenaanpak van meisjesbesnijdenis. Verschillende organisaties, zoals Pharos, de Federatie van Somalische Associaties Nederland (FSAN), GGD GHOR Nederland, de Jeugdgezondheidszorg, Veilig Thuis, Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) en partijen uit de justitiële keten zoals de Raad voor de kinderbescherming en politie hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het vormgeven van deze aanpak. De Nederlandse ketenaanpak is gericht op preventie van VGV, zorg voor vrouwen die besneden zijn en wetshandhaving in geval van uitgevoerde VGV.
Momenteel ontvangen een aantal organisaties subsidie voor hun bijdrage aan het bestrijden van meisjesbesnijdenis. In de eerste plaats wordt subsidie beschikbaar gesteld aan FSAN voor het onderhouden van een netwerk van sleutelpersonen voor meisjesbesnijdenis. De sleutelfiguren uit dit netwerk bespreken «achter de voordeur» met de doelgroep (migranten uit risicolanden) de gezondheidsrisico’s van meisjesbesnijdenis en dat het uitvoeren van VGV in Nederland strafbaar is. Daarnaast ontvangt GGD GHOR Nederland momenteel subsidie voor onder meer het organiseren van deskundigheidsbevordering over meisjesbesnijdenis bij medewerkers van de GGD’en en ook andere professionals, het inrichten van extra spreekuren voor vrouwen die besneden zijn en het bevorderen van de samenwerking tussen professionals en sleutelpersonen. Tenslotte ontvangt Pharos subsidie voor het uitvoeren van het prevalentie- en incidentieonderzoek, voor haar activiteiten als landelijk Focal Point VGV en de kennisontwikkeling en -deling op dit onderwerp. De genoemde organisaties en de gesubsidieerde activiteiten zetten in op het voorkomen en bestrijden van meisjesbesnijdenis. Het valt niet te achterhalen hoeveel minder meisjes besneden worden als gevolg van de inspanning die met deze subsidies worden uitgevoerd.
Ik heb samen met mijn collega bewindspersonen een expertsessie (met onder meer Veilig Thuis, de politie, Movisie, GGD GHOR en FSAN) georganiseerd over schadelijke traditionele praktijken (eergerelateerd geweld, huwelijksdwang en vrouwelijke genitale verminking). Het doel van deze expertsessie was om de aanpak per thema verder aan te scherpen en waar nodig vervolgacties te formuleren. Over de uitkomsten van de expertsessie alsmede de mogelijke vervolgacties informeer ik uw Kamer in de voortgangsrapportage van het actieprogramma geweld hoort nergens thuis.
Het bericht ‘Salafisten op sleutelposities' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Salafisten op sleutelposities»?1
Ja.
Bent u bereid uit te (laten) zoeken welke rol de salafistische burgemeester van Rotterdam, de heer Aboutaleb, in dit geheel speelt, met als extra aandachtspunt de contacten met de stichting Waqf uit Eindhoven? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik constateer dat de verstrekte informatie in de berichtgeving afkomstig is van anonieme bronnen en dat er geen sprake is van toetsbare verklaringen. Het voltallige college van burgemeester en Wethouders van Rotterdam heeft in reactie op raadsvragen van Leefbaar Rotterdam van 16 augustus jl. aangegeven dat de beweringen in relatie tot stichting Waqf en een betrokken medewerker van de directie Veiligheid feitelijk onjuist zijn. Zij nemen daarnaast afstand van de verdere inhoud van het Telegraaf-artikel van 16 augustus jl, waarin ambtenaren van de directie Veiligheid en daarmee het gehele team in een negatief daglicht worden gezet. Ik heb geen reden om te twijfelen aan dit standpunt van het Rotterdamse college. Ook hebben er mij geen signalen bereikt over de gang van zaken in Rotterdam die grond bieden voor nader onderzoek, waarbij ook zou worden gekeken naar de rol van de burgemeester.
Deelt u de mening dat het streven om personeelsbestanden van overheden en instellingen een «afspiegeling van de samenleving» te laten zijn (ook wel diversiteitsbeleid en positieve discriminatie genoemd) bloedlink is, gezien de invloed die de islam op die manier weet te verwerven op belangrijke posities? Zo nee, waarom niet?
De rijksoverheid streeft naar een diverse samenstelling van haar personeelsbestand en naar een inclusieve organisatie. Er is behoefte aan een diversiteit aan zienswijzen: verschillende perspectieven, achtergronden en inzichten vergroten de denkkracht van de rijksoverheid. Ik moedig het daarom inderdaad aan om de samenstelling van een team mee te wegen bij de selectie van kandidaten.
Bij de sollicitatie van iedere ambtenaar worden procedures doorlopen waarbij de integriteit en competenties van de medewerker zorgvuldig worden beoordeeld.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de rol, aanhangers, belangen, invloed, contacten, financiën en het netwerk van het moslimbroederschap in Nederland, gezien hun stuwende kracht achter de islamisering van ons land? Zo nee, waarom niet?
De AIVD kan vanuit zijn taakuitvoering onderzoek doen naar personen of organisaties die door de doelen die zij nastreven of door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde. Over eventuele individuele gevallen worden geen uitspraken gedaan.
Wat gaat u doen om het tij van de islamisering te keren?
In ons land gelden de basiswaarden en grondprincipes van de democratische rechtstaat. Dit houdt in dat de overheid een neutrale positie inneemt ten opzichte van de inhoud en organisatie van religies, dus ook ten opzichte van de islam.
Het bericht 'Turkije gaat weekendscholen financieren in Nederland’ |
|
Harm Beertema (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Turkije gaat weekendscholen financieren in Nederland»?1
Ja.
Waarom staat u deze inmenging in de opvoeding en opleiding van kinderen door de Turkse sultan Erdogan op Nederlandse bodem toe in plaats van Erdogans greep op Nederland te beëindigen, wetende dat Erdogan eerder heeft gezegd dat integratie voor Turken een misdaad is, dat moskeeën zijn kazernes zijn, minaretten bajonetten en moslims soldaten? Deelt u de mening dat zijn weekendscholen daarmee passen in zijn masterplan om alle Turken in het westen vooral Turks en moslim te laten zijn?
Nederland is een open en vrije samenleving. De vrijheden van vereniging en van vergadering zoals vastgelegd in onze Grondwet zijn een groot goed. Het staat landen vrij om behoud van de eigen taal en cultuur te stimuleren in het buitenland. In veel gevallen betalen landen daaraan mee en zijn ze daar ook helder over. Nederland doet dit ook.
Op dit moment heeft het kabinet geen volledig zicht op de aard en omvang van het informeel onderwijs op onder andere weekendscholen die zich richten op taal, cultuur en religie, omdat weekendscholen geen scholen zijn in de zin van de onderwijswetgeving. Dit houdt bijvoorbeeld in dat de Inspectie van het Onderwijs hier geen wettelijke bevoegdheden heeft. Het is daarom ook niet mogelijk om dit soort informeel onderwijs te verbieden. Het staat iedere burger vrij om hun kinderen buiten de onderwijstijd informeel onderwijs te laten volgen.
Wat het kabinet niet wenselijk vindt, is onderwijs dat de integratie in Nederland belemmert of antidemocratische opvattingen stimuleert. Het kabinet vindt het van belang dat in ons land alle mensen meedoen in de samenleving; informeel onderwijs zou dat niet in de weg moeten staan.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de Nederlandse zorgen over Turkse weekendscholen ook gedeeld met zijn Turkse collega, onder andere tijdens de gesprekken met zijn Turkse collega op 3 en 4 oktober jl. De Turkse Minister van Buitenlandse Zaken heeft in dit gesprek toegezegd dat Turkije maximale transparantie met betrekking tot dit project voor weekendscholen nastreeft en alle relevante informatie over deze weekendscholen met Nederland zal delen.
Deelt u de mening dat we in Nederland geen Turkse weekendscholen nodig hebben, maar dat Nederland alleen gebaat is bij uitstekend onderwijs op Nederlandse scholen, gericht op deelname aan een Nederlandse maatschappij en met de joods-christelijke waarden, normen en cultuur als uitgangspunt en leidende cultuur? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze Turkse scholen niet toe te staan en de organisaties die willen deelnemen te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Syriërs sturen hun kinderen naar weekendscholen’ |
|
Harm Beertema (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Syriërs sturen hun kinderen naar weekendscholen»?1
Ja.
Hoeveel van deze illegale islam- en koranscholen zijn er in Nederland, door wie of welke organisatie(s) worden deze scholen betaald en ontvangen financiers van deze scholen op enigerlei wijze subsidie van de rijksoverheid of lagere overheden?
Er is hier geen sprake van illegaal onderwijs, maar van informeel onderwijs. Op dit moment heeft het kabinet geen structureel zicht op de aard en omvang van het onderwijs op onder andere weekendscholen die zich richten op taal, cultuur en religie, omdat weekendscholen geen scholen zijn in de zin van de onderwijswetgeving.
Deelt u de mening dat we in Nederland geen (Syrische) islamscholen nodig hebben, maar dat Nederland alleen gebaat is bij uitstekend onderwijs op legale Nederlandse scholen, gericht op deelname aan een Nederlandse maatschappij en met de joods-christelijke waarden, normen en cultuur als uitgangspunt en leidende cultuur? Zo nee, waarom niet?
Informeel onderwijs, al dan niet statelijk gefinancierd, is geen nieuwe ontwikkeling in Nederland. Dit bestaat naast het reguliere Nederlandse onderwijs. Het staat iedere burger vrij om hun kinderen buiten de onderwijstijd informeel onderwijs te laten volgen. Wat het kabinet niet wenselijk vindt, is onderwijs dat de integratie in Nederland belemmert of antidemocratische opvattingen stimuleert. Het kabinet vindt het van belang dat in ons land alle mensen meedoen in de samenleving; informeel onderwijs zou dat niet in de weg moeten staan.
Bent u bereid deze illegale islamscholen per direct te sluiten en de financierende organisaties te ontbinden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Nederland is een open en vrije samenleving. De vrijheden van vereniging en van vergadering zoals vastgelegd in onze Grondwet zijn een groot goed. Net als in vele andere landen, staat het landen in Nederland vrij om behoud van de eigen taal en cultuur te stimuleren. Meerdere landen, waaronder ons eigen land, doen dit ook.
Bent u bekend met het bericht «Syrian refugee group returns from Lebanon»?2
Ja.
Bent u bereid alle Syrische asielzoekers en statushouders, inclusief kinderen, terug te sturen naar veilige gebieden in Syrië, zodat zij daar hun handen uit de mouwen kunnen steken ten behoeve van de wederopbouw van hun land? Zo nee, waarom niet?
Nee. Voor de redenen daarvoor verwijs ik u naar de eerder verzonden antwoorden op Kamervragen van het lid Bisschop (SGP) van 5 maart jl.