De berichten ‘Invloed IS op Haags jeugdwerk’ en ‘De Marokkanen nemen in dit buurthuis de boel over’ |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Invloed IS op Haags jeugdwerk» en «De Marokkanen nemen in dit buurthuis de boel over»?1
Ja.
Onderschrijft u de observaties in het artikel aangaande het proces van islamisering en de gevaren daarvan, en erkent u dat het beter was geweest wat beter naar de PVV te luisteren de afgelopen 15 jaar? Zo nee, waarom niet?
Nee. Deze vraag omtrent een proces van islamisering gaat uit van een veronderstelling die ik niet onderschrijf en die niet is gebaseerd op de in de artikelen geciteerde anonieme bronnen. Ik maak mij wel zorgen over kwetsbare jongeren die worden beïnvloed door radicaal gedachtegoed. Zeker als dat onder invloed van een jongerenwerker zou gebeuren.
Bent u bereid om voor alle verantwoordelijken in dit debacle strafontslag te regelen, de welzijnsorganisatie Xtra op te heffen, buurthuis De Burcht te sluiten en alle subsidies die zogenaamd deradicalisering tot doel hebben te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Nee. In januari 2018 heeft de politie de burgemeester van Den Haag middels een bestuurlijke rapportage geïnformeerd over een jongerenwerker bij Zebra Welzijn (onderdeel van welzijnsorganisatie Xtra) met radicaal gedachtengoed, die dit ook actief uitdraagt. Deze informatie heeft de gemeente direct besproken met Zebra Welzijn. Hierna heeft Zebra Welzijn afscheid genomen van deze jongerenwerker. Op 2 augustus jl. heeft het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad van Den Haag per brief geïnformeerd over de signalen van mogelijk radicaal gedachtegoed en de genomen maatregelen.
In zijn algemeenheid kan ik stellen dat gezien het huidige dreigingsbeeld investeringen in deradicalisering gewenst zijn. Gemeenten worden hierin vanuit het rijk op verschillende manieren ondersteund. Ik zie geen aanleiding voor de gesuggereerde maatregelen en ben niet bereid om subsidies voor deradicalisering te beëindigen.
Bent u bereid de Schilderswijk en Transvaal (en daarna andere wijken in Nederland waar deze problemen spelen) desnoods met behulp van het leger uit te kammen op zoek naar jihadisten, jihadsympathisanten, ronselaars, wapens en IS(-lam)-propaganda? Zo nee, waarom niet?
Nee. Dit zou een disproportionele maatregel zijn die in strijd is met de basiswaarden en grondprincipes van onze democratische rechtsstaat.
Bent u bereid om jihadisten, jihadsympathisanten en ronselaars voor de jihad op te pakken, (preventief) op te sluiten, te denaturaliseren en daarna voorgoed het land uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
De overheid doet er, binnen de grenzen van onze rechtsstaat, alles aan om de jihadistische dreiging tegen te gaan. Op 18 april 2019 is een rapportage naar uw Kamer verstuurd, waarin de inzet in het kader van de integrale aanpak van terrorisme en extremisme sinds eind 2017 tot april 2019 werd gepresenteerd.2 De mix van zowel preventieve als meer repressieve maatregelen die de aanpak biedt, geeft het kabinet de mogelijkheid om indien nodig de inzet bij te stellen op basis van actuele ontwikkelingen.
Administratieve detentie, in de zin van een soort preventieve detentie, is niet één van de in artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) genoemde gevallen waarin vrijheidsontneming mogelijk is. Het zomaar preventief opsluiten van personen past niet in onze rechtsstaat. Het Nederlanderschap kan o.a. worden ingetrokken van personen die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf als genoemd in artikel 14, tweede lid aanhef en onder b, Rijkswet op het Nederlanderschap. Om staatloosheid te voorkomen is een van de voorwaarden dat de persoon naast de Nederlandse nationaliteit een tweede nationaliteit heeft.
Bent u bereid de moskeeën, islamitische organisaties en islamitische scholen waar de betrokkenen aan verbonden zijn per direct te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit zou een disproportionele maatregel zijn die in strijd is met de basiswaarden en grondprincipes van onze democratische rechtsstaat. Twee kernelementen van onze democratische rechtsstaat die grondwettelijk zijn vastgesteld, zijn de vrijheid van godsdienst en gelijke behandeling van religies.
Het kabinet zet zich in voor deze en andere vrijheden.
Bent u tot slot bereid om te stoppen met alle diversiteitsbeleid, inclusiviteitsbeleid, acceptatiebeleid en andere softe politiek-correcte deug-onzin die uiteindelijk tot monoculturele islamitische wijken leidt te stoppen en de Nederlandse wet en harde handhaving daarvan weer te doen gelden in de betreffende wijken, desnoods met behulp van het leger? Zo nee, waarom niet?
Nee. Integratie is van essentieel belang voor zowel mensen zelf als de Nederlandse samenleving. Het vereist zowel het nemen van eigen verantwoordelijkheid, als een samenleving die iedereen de kans biedt zijn talenten te ontplooien. Doelstelling is dat iedereen meedoet, door de taal te leren, aan het werk te zijn, actief deel te nemen aan onze samenleving en de Nederlandse vrijheden en gelijkheden – verankerd in onze Grondwet – te respecteren.
Het bericht dat oud-minister Opstelten het minder Marokkanen-proces heeft beïnvloed |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Op welke datum en door wie bent u ingelicht over het bestaan van het overleg op 25 september 2014?
Ik verwijs hieromtrent naar het antwoord op vraag 2 van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3189), welke zijn beantwoord op 20 juni jl.,
Betrof het overleg van 25 september 2014 een periodiek overleg? Zo nee, wat voor overleg betrof het?
Voor zover mij bekend is dit geen regulier periodiek overleg geweest tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en voorzitter College maar een overleg naar aanleiding van het ambtsbericht van 10 september 2014 en de begeleidende nota bij dit ambtsbericht. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op vraag 4 van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3189), welke zijn beantwoord op 20 juni jl. en onderstaande antwoorden op de vragen 3 en 4.
Hoe verklaart u dat u «niet bekend bent met wat er is besproken» tijdens het officiële overleg op 25 september 2014 terwijl u wel kunt aangeven dat dit overleg is gevoerd naar aanleiding van het ambtsbericht van september 2014 en de bijbehorende nota en dat het overleg heeft plaatsgevonden tussen oud-minister Opstelten en de oud-voorzitter van het College van procureurs-generaal en zij daar werden bijgestaan door hun ambtenaren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3189), welke zijn beantwoord op 20 juni jl., is er geen verslag opgesteld van dit overleg waardoor mij niet bekend is wat er tijdens dit overleg is besproken. Op de nota bij het ambtsbericht van 10 september 2014 is «bespreken» geschreven en er is een vergaderverzoek aangetroffen waarin de genodigden staan. Daarnaast is er een e-mailwisseling aangetroffen waarin wordt gesproken over wie aanwezig zal zijn bij dit overleg.
Op wiens initiatief heeft het overleg van 25 september 2014 plaatsgevonden?
Het overleg is vanuit de agenda van de toenmalig Minister ingepland.
Kunt u aangeven wie exact aanwezig waren bij dit overleg waarvan u in antwoord op vraag 4 van eerder gestelde Kamervragen aangeeft dat «navraag bij betrokkenen leert dat er geen verslag is gemaakt van dit overleg»? Zo nee, waarom niet?1
Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 26 van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3034) welke zijn beantwoord op 7 juni jl.
Is aan de betrokkenen alleen gevraagd of een verslag is gemaakt van dit overleg? Zo nee, wat is er nog meer gevraagd en wat was het antwoord van de betrokkenen?
Nee, er is ook gevraagd naar de inhoud van dit overleg. Navraag heeft geen inzicht gegeven in wat er inhoudelijk is besproken.
Is de betrokkenen ook gevraagd wat er is besproken tijdens dit overleg? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 6.
Betekent de disclaimer bij de tijdlijn die u aan de Kamer heeft gezonden: «Tijdlijn momenten voor zover mij op dit moment bekend zijn» dat er nog meer stukken zijn?2
Hiermee is bedoeld dat dit de momenten van communicatie zijn tussen het departement en het OM zoals die mij op dat moment bij de beantwoording van die Kamervragen op 20 juni 2019 bekend waren. Daarin is overigens geen verandering gekomen.
Wat was het doel van de ambtelijke contacten tussen het Openbaar Ministerie (OM) en het voormalig departement van Veiligheid en Justitie (VenJ) ter voorbereiding op een eventueel debat in de Tweede Kamer op 24-25 maart 2014, enkele dagen na de uitspraken en nog voor het periodiek overleg van 2 april 2014? Welke informatie heeft het departement verkregen naar aanleiding van die ambtelijke contacten?
In de Kamer was tijdens de Regeling van Werkzaamheden d.d. 25 maart 2014 een debat aangevraagd met de Minister-President over de uitspraken van de heer Wilders en de gedane aangiften. Het is gebruikelijk om bij voorbereiding op een debat een dossier samen te stellen. Ten behoeve van een dergelijk dossier is in dit geval aan het OM input gevraagd zodat het Ministerie van Algemene Zaken kon beschikken over informatie ter beantwoording van eventuele vragen tijdens het debat. Van het OM is vervolgens informatie ontvangen hoe het aangifteproces verliep, hoeveel aangiften er op dat moment waren en een globaal tijdpad wanneer het OM verwachtte te beslissen op de aangiften. Uiteindelijk is de aanvraag voor het debat ingetrokken.
Waarom was er contact over «voortgang en planning» tussen het departement en het OM in de periode 30 juni–1 juli 2014?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 14 van de Kamervragen welke zijn beantwoord op 29 november 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 805) is het College van procureurs-generaal verplicht de Minister van Justitie en Veiligheid inlichtingen te verstrekken die deze nodig heeft om zijn taken en bevoegdheden naar behoren te kunnen uitoefenen (zie artikel 129 Wet RO). Dat kan uit eigen beweging bijvoorbeeld in het kader van (de voortgang van) gevoelige strafzaken, maar zo nodig ook op verzoek bijvoorbeeld wanneer er eventuele parlementaire aandacht of media aandacht te verwachten is met mogelijke vragen voor een bewindspersoon. Hierdoor wordt de Minister van Justitie en Veiligheid, in staat gesteld om in de juiste gevallen en op de juiste ogenblikken mijn politieke verantwoordelijkheid waar te maken.
Waar bestond het contact over «voortgang en planning» tussen het departement en het OM in de periode 30 juni–1 juli 2014 uit?
Het betreft een e-mail vanuit het departement aan het OM waarin wordt gevraagd of er een termijn bekend is waarop de beslissing van het OM te verwachten is, en een antwoord van het OM hierop waarin staat dat er nog geen termijn is aan te geven. Zie verder het antwoord op vraag 10.
Kunt u uitsluiten dat er tijdens het contact over «voortgang en planning» tussen het departement en het OM in de periode 30 juni–1 juli 2014 contact is geweest over het concept ambtsbericht van 25 juni 2014 en de totstandkoming van het concept ambtsbericht van 8 augustus 2014?
Mij is niet gebleken van enig contact tussen het departement en het OM over het concept-ambtsbericht van 25 juni 2014 en het ambtsbericht van 8 augustus 2014. Ik voeg er aan toe dat dit interne stukken van het OM zijn en communicatie betreft tussen de hoofdofficier van justitie en het College van procureurs-generaal. Het zijn geen ambtsberichten die zijn gericht aan de Minister van Justitie en Veiligheid zoals het ambtsbericht van 10 september 2014 wel was.
Is het concept ambtsbericht van 25 juni 2014 door het OM naar het voormalig departement van VenJ gezonden of ingezien?
Nee, daarvan is mij niet gebleken. Ik verwijs ook naar het antwoord op vraag 12.
Is het concept ambtsbericht van 25 juni 2014 ooit besproken met de voormalig Minister van VenJ of ambtenaren van het departement?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 12 van deze Kamervragen (nr. 2019Z14258) waarin is aangegeven dat mij niet is gebleken van enig contact tussen het departement en het OM over het concept-ambtsbericht. Daarnaast verwijs ik naar het antwoord op vraag 3 van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3187) welke zijn beantwoord op 20 juni jl., waarin is aangegeven dat ik geen kennis kan dragen van al hetgeen mijn toenmalig ambtsvoorganger mogelijk ergens al dan niet in informele sfeer heeft uitgesproken. Daarnaast verwijs ik naar het antwoord op vraag 9 van de op 29 november 2018 beantwoorde Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 805) waarin ik heb aangegeven dat ik geen kennis kan dragen van wat alle ambtenaren van mijn departement communiceren met medewerkers van het OM. Tot slot wijs ik op het antwoord op vraag 5 van de op 29 november 2018 beantwoorde Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 805) waarin is aangegeven dat het OM bij herhaling heeft aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te hebben genomen op basis van eigen afwegingen.
Is er op basis van dit concept ambtsbericht van 25 juni 2014 een (concept) ambtelijk advies gemaakt?
Een dergelijk (concept) ambtelijk advies is voor zover mij bekend niet opgesteld binnen mijn departement. Ik kan niet aangeven of er binnen het OM een (concept) advies is opgesteld nu het een intern stuk van het OM betreft. Ik verwijs ook naar het antwoorden op vragen 12 en 13 van deze Kamervragen (nr. 2019Z14258).
Wijkt het concept ambtsbericht van 25 juni 2014 af van het concept ambtsbericht van 8 augustus 2014 en ambtsbericht van 10 september 2014? En zo ja, in welk opzicht?
Of het concept-ambtsbericht van 25 juni 2014 en het ambtsbericht van 8 augustus 2014 afwijken van het ambtsbericht van 10 september 2014 is mij niet bekend. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 12 van deze Kamervragen (nr. 2019Z14258).
Kunt u verklaren waarom dit concept ambtsbericht van 25 juni 2014 slechts naar twee leden van het College van procureurs-generaal, te weten de heren Bolhaar en Van den Burg is gezonden in plaats van naar het gehele College?
Dat is mij niet bekend, het betreft interne correspondentie van het OM.
Kunt u verklaren waarom dit ambtsbericht, aldus de beslissing op Wob-verzoek van 1 december 2016 met kenmerk 800337, «altijd een concept is gebleven»?
Dat is mij niet bekend, het betreft interne communicatie van het OM.
Kunt u uitsluiten dat enige uitlating, enig verzoek of enige opmerking formeel dan wel informeel van de zijde van de voormalig Minister van VenJ dan wel zijn ambtenaren in de richting van de heer Bolhaar, dan wel zijn ambtenaren, invloed hebben gehad op de totstandkoming van een nieuw (concept) ambtsbericht?
Zoals in het antwoord op vraag 5 van de op 29 november 2018 beantwoorde Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 805) is aangegeven, heeft het OM bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te hebben genomen op basis van eigen afwegingen. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 12 van deze Kamervragen (nr. 2019Z14258).
Is het concept ambtsbericht van 8 augustus 2014 door het OM naar het voormalig departement van VenJ gezonden of ingezien?
Nee, daarvan is mij niet gebleken. Zie ook het antwoord op vraag 12 van deze Kamervragen (nr. 2019Z14258).
Is het concept ambtsbericht van 8 augustus 2014 ooit besproken met de voormalig Minister van VenJ of ambtenaren van het departement?
Mij niet is gebleken van enig contact tussen het departement en het OM over dit ambtsbericht. Ik verwijs verder naar het antwoord op de vragen 12 en 14 van deze Kamervragen (nr. 2019Z14258).
Is op basis van dit concept ambtsbericht van 8 augustus 2014 een (concept) ambtelijk advies gemaakt?
Een dergelijk (concept) ambtelijk advies is voor zover mij bekend niet opgesteld binnen mijn departement. Ik verwijs naar de antwoorden op de vragen 15 en 20 van deze Kamervragen (nr. 2019Z14258).
Kunt u uitsluiten dat enige uitlating, enig verzoek of enige opmerking formeel dan wel informeel van de zijde van de voormalig Minister van VenJ dan wel zijn ambtenaren in de richting van de heer Bolhaar, dan wel zijn ambtenaren, invloed hebben gehad op de totstandkoming van het (concept) ambtsbericht van 8 augustus 2014?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 19 van deze Kamervragen (nr. 2019Z14258).
Waarom heeft u pas op 26 juni 2019 melding gemaakt van de beslissing op het Wob-verzoek van 1 december 2016?
De reden daarvoor is dat in de Kamervragen met Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 805 welke zijn beantwoord op 20 juni jl., in vraag 2 is gevraagd naar een tijdlijn met momenten in de periode van 19 maart 2014 tot heden waarin mijn ambtsvoorganger of ambtenaren van mijn departement op enigerlei wijze contact hebben gehad met het OM over de aangiften die tegen de heer Wilders zijn gedaan naar aanleiding van diens uitspraken op 19 maart 2014. Het Wob-besluit van 1 december 2016 is een van die momenten. Eerdere Kamervragen3 zagen op een smallere tijdsperiode dan de Kamervragen welke zijn beantwoord op 20 juni jl. Overigens is het Wob-besluit zoals gebruikelijk op www.Rijksoverheid.nl gepubliceerd en sindsdien voor een ieder openbaar.
Heeft de heer Riedstra, als ondertekenaar van de beslissing op het Wob-verzoek van 1 december 2016, inhoudelijke kennis van de documenten waarvan de beslissing melding maakt?
De heer Riedstra heeft niet inhoudelijk kennis genomen van het concept-ambtsbericht van 25 juni 2014 en het ambtsbericht van 8 augustus 2014. Deze stukken bevinden zich, voor zover mij bekend, niet op het departement omdat het interne correspondentie van het OM betreft en zien op een lopende strafzaak. Voor het Wob-besluit van 1 december 2016 heeft het OM een beoordeling gemaakt van de stukken. Deze beoordeling is door mijn departement overgenomen. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 12 van deze Kamervragen.
Is voormalig Staatssecretaris Teeven op enig moment betrokken geweest bij de kwestie Wilders?
Voor zover mij op dit moment bekend is, is de heer Teeven niet betrokken geweest.
Heeft u de secretaris-generaal, de heer Riedstra, opdracht gegeven om getuigen bijstand en informatie aan te bieden voor de getuigenverhoren? Zo nee, deed hij dit dan in opdracht van iemand anders of op eigen initiatief?
Ik verwijs voor het antwoord op deze vraag naar de antwoorden 8 en 9 van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3034) die zijn beantwoord op 7 juni jl.
Bent u bereid om bij de heer Riedstra en de heer Bruinsma na te gaan hoe de afweging wie welk dossier/welke stukken te verstrekken tot stand is gekomen?
Ik heb dit reeds gedaan voor de beantwoording van vraag 9 van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3034) die zijn beantwoord op 7 juni jl.
Heeft het departement kennis genomen van de adviezen van het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (LECD) en het Wetenschappelijk Bureau van het OM (WBOM) over de kwestie Wilders? Zo ja, wanneer?
Voor zover mij bekend heeft mijn departement geen kennis genomen van deze adviezen. In het ambtsbericht van 10 september 2014 wordt wel aan de adviezen gerefereerd.
Kunt u een uitputtende tijdslijn naar de Kamer sturen, voorzien van datum per contact/document en aangeven wie de verzender/ontvanger/opsteller is geweest vanaf het moment van de uitspraken op 12/19 maart 2014 t/m heden over welk aspect dan ook van de kwestie Wilders? Met daarin in ieder geval, voor zover van toepassing, melding makend van:
Hieronder is per gevraagde categorie aangegeven of er stukken zijn aangetroffen en of deze in de tijdlijn zijn opgenomen. In de bijlage bij deze antwoorden treft u de tijdlijn aan, die ziet op de periode van de uitspraken 12/19 maart 2014 tot de datum van deze Kamervragen d.d. 3 juli 2019. Vanzelfsprekend beschikt mijn departement ook over interne stukken en correspondentie uit de periode van na de bekendmaking van de vervolgingsbeslissing, ter totstandkoming van bijvoorbeeld antwoorden op Kamervragen en de behandeling en uitvoering van Wob-verzoeken.
Zie bijlage
Niet aangetroffen
Zie bijlage
Niet aangetroffen
Zie bijlage
Deze zijn openbaar en raadpleegbaar op www.om.nl
Niet aangetroffen
Zoals aangegeven wordt er geen verslag gemaakt van de periodieke overleggen en is er geen verslag gemaakt van het overleg op 25 september 2014. Er is alleen een aantekening van 2 april 2014, zie bijlage.
Niet aangetroffen
Zie bijlage (2 april 2014) en het antwoord op vraag 14 van deze Kamervragen (nr. 2019Z14258) en het antwoord op vraag 19 van de Kamervragen welke zijn beantwoord op 7 juni 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3034).
Niet aangetroffen
Zie bijlage en het antwoord op vraag 14.
Zie bijlage voor de mails tussen OM en het departement en tussen departement en (medewerkers van het) College van procureursgeneraal.
Er is geen onderlinge correspondentie aangetroffen.
Er is geen onderlinge correspondentie aangetroffen.
Er is geen onderlinge correspondentie aangetroffen.
Er is geen correspondentie aangetroffen tussen de landsadvocaat en de advocaat-generaal/ officier van justitie. Zie bijlage voor correspondentie tussen de landsadvocaat en het departement van JenV.
Zoals in het antwoord op vraag 37 van de Kamervragen die zijn beantwoord op 20 juni 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3189) aangegeven, is op grond van het reglement van orde van de ministerraad hetgeen besproken is tijdens de ministerraad vertrouwelijk. Ik kan dan ook geen mededelingen doen van hetgeen daar al dan niet is besproken.
Zie bijlage.
Kunt u garanderen dat er geen juridische consequenties zullen volgen voor de anonieme klokkenluider in deze zaak die niet meer durft te getuigen naar aanleiding van de WODC-affaire?
Wanneer de klokkenluider zijn melding doet conform de daartoe geldende regels, geniet hij/zij de daarbij behorende bescherming inclusief anonimiteit. De rijksoverheid beschikt over een interne klokkenluidersregeling4 voor het melden van misstanden. Deze regeling sluit aan bij de Wet Huis voor klokkenluiders. In de regeling staat hoe vermoedens van misstanden op een goede manier gemeld kunnen worden, wat er met de melding gebeurt en welke hulp de klokkenluider kan krijgen. De melding kan intern worden gedaan bij bijvoorbeeld de vertrouwenspersoon integriteit. Extern kan de melding worden gedaan bij de afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders. Als de melding conform de regeling is gedaan, biedt de regeling de klokkenluider ook bescherming tegen eventuele benadeling door de (oud) werkgever. Dit is anders als er sprake is van lekken van interne (vertrouwelijke) informatie. Het lekken van vertrouwelijke informatie is een schending van het ambtsgeheim en een ambtsmisdrijf. Ik verwijs ook naar mijn brief van 24 juni 2019 aan uw Kamer.5
17 maart 2014
Verslag ministerstaf. Onder 1 Opening en mededelingen: «aangifte Rabbae over uitlatingen dhr. Wilders en besluit OM»
DBO (Directie Bestuursondersteuning)
Leden ministerstaf
24 maart 2014
Verslag ministerstaf. Onder 1 Opening en mededelingen: «voorgedrukte aangiftes van het OM inzake Wilders»
DBO
Leden ministerstaf
24/25 maart 2014
E-mails inzake mogelijk debat in de Tweede Kamer
JenV
PaG
31 maart 2014
E-mails inzake aangifte contra toenmalig Minister Opstelten
PaG
JenV
31 maart 2014
E-mails inzake aangifte contra toenmalig Minister Opstelten
PaG
JenV
2 april 2014
Aantekening van een periodiek overleg tussen Minister JenV en voorzitter College procureurs-generaal
PaG
22 april 2014
Verslag ministerstaf. Onder 1 Opening en mededelingen: De Hond heeft in opdracht van Wilders gepeild hoe Nederland tegenover Marokkanen staat.
DBO
Leden ministerstaf
27 juni 2014
E-mail met als bijlage een conceptambtsbericht van de zaaksovj’s uit Den Haag
Hoofdofficier van Justitie Den Haag
Twee leden van het College
30 juni 2014
Verslag ministerstaf. Onder 1 Opening en mededelingen: «Analyse Tom Jan Meeus over het politiek landschap & vervolging Wilders»
DBO
Leden ministerstaf
30 juni–1 juli 2014
E-mails inzake de stand van zaken termijn waarop beslissing OM wordt verwacht
JenV
PaG
8 augustus 2014
Brief met bijlagen (AB ovj’s aan hovj d.d. 8 augustus 2014, advies LECD d.d. 28 mei 2014, advies WBOM d.d. 7 augustus 2014, commentaren uit de media op uitlatingen Wilders chronologisch weergegeven)
Hoofdofficier van justitie Den Haag
College van procureurs-generaal
2 september 2014
E-mails inzake berichtgeving Telegraaf dat rechtbank Den Haag al gereed is voor zaak Wilders
JenV
PaG
10 september 2014
Ambtsbericht
College van procureurs-generaal
MJenV
16 september 2014
Nota ter aanbieding van het Ambtsbericht van 10 september 2014 met digitale minuut met parafen d.d. 19 september 2014
JenV
MJenV
24 september 2014
Memo van het OM bewaken en beveiligen inzake de beveiliging bij een eventuele rechtszaak
OM
JenV
7 oktober 2014
Ambtsbericht
College van procureurs-generaal
MJenV
7 oktober 2014
E-mails inzake persbericht OM
JenV
PaG
7 oktober 2014
E-mail met concept persbericht OM
OM
JenV
8 oktober 2014
E-mail met definitieve versie persbericht
PaG
JenV
8 oktober 2014
E-mails met concept-persbericht
PaG
JenV
13 oktober 2014
Verslag ministerstaf. Onder 1 Opening en mededelingen: Vervolging Wilders
DBO
Leden ministerstaf
8 december 2014
E-mail met ANP persbericht «Wilders verhoord door Rijksrecherche»
JenV
JenV
17 december 2014
Ambtsbericht
College van procureurs-generaal
MJenV
17 december 2014
Nota bij ambtsbericht van 17 december 2014 met ambtsbericht als bijlage, concept-persbericht en een uitspraak van de Hoge Raad van 16 december 2014
JenV
MJenV
17 december 2014
E-mail met in de bijlage persbericht donderdag 18 december 2014
OM
JenV
23 mei 2016
E-mails inzake uitzetten Wob-verzoek
OM
JenV
1–16 juni 2016
E-mails inzake inventarisatie documenten voor Wob-verzoek
OM
JenV
21 juni 2016
E-mails inzake inventarisatie documenten Wob-verzoek
JenV
OM
13–18 juli 2016
E-mails inzake concept-Wob-besluit
OM
JenV
18 juli 2016
E-mail inzake aanpassing concept-besluit
OM
JenV
19 juli 2016
E-mail inzake beoordeling stukken Wob-verzoek Wilderszaken
OM
JenV
21 juli 2016
E-mail inzake stand van zaken instemming College met concept Wob-besluit
JenV
OM
27–28 juli 2016
E-mails inzake akkoord College met concept-Wob besluit OM
OM
JenV
29 juli 2016
Nota concept Wob-besluit van het College over de Wilders-zaken met als bijlage concept besluit
JenV
MJenV
29 juli 2016
E-mail met stand van zaken nota bij concept Wob-besluit OM
JenV
OM
22 augustus 2016
E-mails inzake nota bij conceptbesluit Wob-verzoek OM
JenV
OM
29 augustus 2016
E-mail ter informatie dat het concept-Wob besluit van het OM met MJenV wordt besproken
JenV
OM
29 augustus 2016
Bespreking concept Wob-besluit OM met MJenV
JenV
MJenV
31 augustus 2016
E-mails met concept-besluit OM en gelakte stukken
OM
JenV
7 september 2016
E-mail inzake aanpassen concept-besluit
JenV
OM
22 september 2016
E-mail inzake concept-besluit Wob verzoek
JenV
OM
28 september 2016
E-mail inzake opmerkingen OM bij concept-besluit
OM
JenV
14 oktober 2016
E-mail inzake zoekslag bij het OM
OM
JenV
20–25 oktober 2016
E-mails inzake concept Wob-besluit
OM
JenV
25 oktober 2016
Nota bij aangepast Wob-besluit Wilders-zaken
JenV
MJenV
26–28 oktober 2016
E-mails inzake stand van zaken Wob-besluit
OM
JenV
31 oktober 2016
Verslag Ministerstaf onder punt 2 Actualiteiten: «Directie Voorlichting meldt dat het proces Wilders vandaag hervat wordt»
DBO
Leden ministerstaf
31 oktober–2 november 2016
E-mails inzake documenten 15 en 16 van Wob-besluit 2016
JenV
OM
4–9 november 2016
E-mails inzake stand van zaken Wob-besluit
JenV
OM
15 november 2016
E-mail inzake voorleggen Wob-besluit aan MJenV
JenV
OM
22–30 november 2016
E-mails inzake verzenden Wob-besluit
JenV
OM
1 december 2016
Beslissing op Wob-verzoek van 3 mei 2016
JenV
KRO-NCRV
2 december 2016
E-mail inzake verzending Wob-besluit
JenV
OM
8 december 2016
E-mail inzake spreeklijnen voor na de uitspraak in de zaak Wilders
JenV/ DCOM
MJenV
2 oktober 2017
Verslag Ministerstaf onder punt 2 Actualiteiten: dCom haalt diverse actualiteiten aan: «Diverse media berichtten over de afwijzing door het gerechtshof Den Haag van het verzoek om de behandeling van de zaak Wilders uit te stellen.»
DCOM
Leden ministerstaf
22 mei 2018
Verslag Ministerstaf onder punt 2 Actualiteiten: «Het wrakingsverzoek van Wilders is toegewezen.»
DCOM
Leden ministerstaf
4 juni 2018
Verslag Ministerstaf onder punt 2 Actualiteiten: «de dgRR geeft aan dat RTL woensdag met een item komt over het proces tegen Wilders.»
DCOM
Leden ministerstaf
11 juni 2018
Actualiteiten ministerstaf: Vorige week werd er door de dgRR in de ministerstaf gemeld dat RTL met een item zou komen over het proces tegen Wilders. Dit is nog niet aan de orde geweest, wel heeft RTL vervolgvragen gesteld.
DCOM
Leden ministerstaf
5 juli 2018
Doorgestuurde e-mail van begin juni met OM over persvragen Wilders.
JenV
OM
6 juli 2018
E-mail om OM te informeren over binnenkomst Wob-verzoek.
JenV
OM
4 juni–10 juli 2018
E-mail inzake persvragen, Wob-verzoek en stukken PaG
OM
JenV
5 september 2018
E-mail van OM over ander Wob-verzoek dat ziet op aangifteproces voorafgaand aan Wilders proces.
PaG
JenV
12 november 2018
E-mail DJOA over binnenkomst KV met de Kamervragen
JenV
OM
12 november 2018
Verslag Ministerstaf onder punt 2 Actualiteiten/ terugblik vorige week: «Bij RTL vroeg advocaat Knoops om nader onderzoek naar de gang van zaken bij het besluit van het OM om het Lid Wilders te vervolgen.»
DCOM
Leden ministerstaf
14–15 november 2018
E-mailwisseling met reactie OM op concept-antwoorden met de concept-antwoorden
OM
JenV
19 november 2018
E-mail over de stand van zaken beantwoording Kamervragen
OM
JenV
19 november 2018
Bespreking concept-antwoorden Kamervragen in Stafoverleg
JenV
MJenV
20 november 2018
E-mail over akkoord vz College met antwoorden Kamervragen
JenV
OM
20 november 2018
E-mail inzake de concept-antwoorden
OM
JenV
21 november 2019
Bespreking concept-antwoorden Kamervragen
JenV
MJenV
21 november 2018
E-mails inzake aanpassing concept-antwoorden
JenV
OM
22–23 november 2018
E-mail inzake zoekslag bij het OM
OM
JenV
27 november 2018
Bespreking concept-antwoorden Kamervragen
JenV
MJenV
27 november 2018
E-mails inzake aangepaste concept-antwoorden
JenV
OM
27–28 november 2018
E-mails inzake aangepaste concept-antwoorden
OM
JenV
28 november 2018
E-mail inzake brief aan Hoofdadvocaat-generaal inzake aantekening van po van 2 april 2014
OM
JenV
19 november 2018
Bespreking concept-antwoorden Kamervragen in stafoverleg
JenV
MJenV
19 november 2018
E-mail met terugkoppeling Stafoverleg en aangepaste concept-antwoorden
JenV
OM
19 november 2018
E-mail met memo OM d.d. 24 september 2014 die met de NCTV is gedeeld
OM
JenV
19 november 2018
E-mail met reactie OM op concept-antwoorden
OM
JenV
20 november 2018
E-mailwisseling over concept-antwoorden
OM
JenV
10/11 februari 2019
E-mail met schema getuigenverhoor
OM
JenV
26–30 april 2019
E-mail over uitzetten Kamervragen nummer 2019Z08240
JenV
OM
5 juni 2019
Bespreking concept-antwoorden Kamervragen
JenV
MJenV
22–23 mei 2019
E-mail over concept-antwoorden
JenV
OM
27/29 mei 2019
E-mails inzake concept-antwoorden
OM
JenV
27 mei 2019
E-mails inzake behandeling beroepsprocedure Wob-zaak
LA
JenV/ DWJZ
29 mei 2019
E-mails inzake afspraak bespreking zaak
LA
JenV/ DWJZ
30 mei/ 21 juli 2019
E-mail inzake kosteninschatting
LA
JenV/DWJZ
30 mei 2019
E-mail inzake sturen stukken aan rechtbank en opstellen verweerschrift
LA
JenV/DWJZ
3–4 juni 2019
E-mails inzake concept-verweerschrift Wob-zaak met in bijlage concept-verweerschrift
LA
JenV
4 juni 2019
E-mails inzake concept-antwoorden
JenV
OM
4 juni 2019
E-mails inzake concept-antwoorden
OM
JenV
6 juni 2019
E-mails inzake concept-antwoorden
JenV
OM
5–6 juni 2019
E-mails inzake concept-verweerschrift Wob-zaak
JenV/DWJZ
LA
6 juni 2019
E-mails met concept-verweerschrift Wob-zaak
LA
JenV/ DWJZ
6 juni 2019
E-mail met afschrift verweerschrift Wob-zaak
LA
JenV/ DWJZ
7 juni 2019
Bespreking concept-antwoorden Kamervragen
JenV
MJenV
11 juni 2019
E-mail met brief van Wob-verzoeker aan rechtbank en mail voor het maken van een afspraak om de brief te bespreken
LA
JenV/ DWJZ
12–13 juni 2019
E-mails inzake ontbreken verweerschrift in rechtbankdossier Wob-zaak
JenV/DWJZ
LA
13 juni 2019
E-mail inzake verzoek RVD voor spreeklijn na ministerraad
JenV/ DCOM
JenV
13–17 juni 2019
E-mails inzake concept-pleitnota met concept
JenV/ DWJZ
LA
17 juni 2019
Actualiteiten ministerstaf: «dgRR bericht dat het Lid Wilders (PVV) vrijdag jl. schriftelijke vragen stelde aan MJenV over de beantwoording van vragen over het bericht dat oud-minister Opstelten het minder Marokkanen-proces heeft beïnvloed. Verzocht wordt om de vragen uiterlijk 19 juni 2019 beantwoorden. MJenV verzoekt om spoedige beantwoording.
DBO
Leden ministerstaf
13–18 juni 2019
E-mails inzake nieuwe Kamervragen en vraag-antwoorden voor de zitting
JenV/DWJZ
LA
18 juni 2019
E-mail met persbericht OM van 9 oktober 2014
OM
JenV
18 juni 2019
E-mail met input voor concept-beantwoording Kamervragen nummer 2019Z12211
OM
JenV
18 juni 2019
E-mail met opdrachtformulier inschakeling landsadvocaat
JenV/DWJZ
LA
18 juni 2019
E-mail inzake aanwezigheid cameraploeg bij zitting Wob-zaak
LA
JenV/DWJZ
19 juni 2019
Bespreking concept-antwoorden Kamervragen
JenV
MJenV
19 juni 2019
E-mails over input voor concept-antwoorden Kamervragen
OM
JenV
19 juni 2019
E-mail over input voor concept-antwoorden Kamervragen
OM
JenV
18–19 juni 2019
E-mails over input voor concept-antwoorden Kamervragen
OM
JenV
19 juni 2019
E-mails inzake concept-antwoorden
JenV
OM
19 juni 2019
E-mail met verslag zitting Wob-zaak
LA
JenV/DWJZ
20 juni 2019
Bespreking concept-antwoorden Kamervragen
JenV
MJenV
20 juni 2019
E-mail inzake input concept-antwoorden
OM
JenV
3 juli 2019
E-mail met korte terugkoppeling zitting 3 juli 2019
OM
JenV
De beantwoording van vragen over het bericht dat oud-minister Opstelten het minder Marokkanen-proces heeft beïnvloed |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Realiseert u zich dat er drie anonieme bronnen zijn die zich hebben uitsproken over politieke beïnvloeding van mijn vervolging door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie?1 Deelt u de mening dat dit meer dan voldoende reden is om dit wanstaltige politieke proces te staken?
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving. Het is niet aan mij, als Minister van Justitie en Veiligheid, te oordelen over een individuele strafzaak.
Wanneer en door wie bent u op de hoogte gesteld dat op 25 september 2014 een overleg heeft plaatsgevonden tussen de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal naar aanleiding van het ambtsbericht van 10 september 2014 en de bijbehorende nota?
Toen er bij de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3034), welke zijn beantwoord op 7 juni 2019, naar is gevraagd heb ik uw Kamer van dit overleg op de hoogte gesteld. Ik ben er specifiek over ingelicht toen er naar werd gevraagd bij de hierboven genoemde Kamervragen.
Wat is de reden dat u de informatie dat op 25 september 2014 een overleg heeft plaatsgevonden tussen de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal naar aanleiding van het ambtsbericht van 10 september 2014 en de bijbehorende nota, niet eerder heeft vermeld bij de beantwoording van bijvoorbeeld vraag 13 en/of vraag 21 van de Kamervragen van 30 november 2018?2
De reden daarvoor is gelegen in de vraagstelling zelf. Zo is in vraag 17 van de Kamervragen, beantwoord op 30 november 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 805) specifiek gevraagd naar periodieke overleggen tussen de toenmalig Minister en de toenmalig voorzitter van het College in de periode tussen de desbetreffende uitspraken van de heer Wilders (op 12 en 19 maart 2014) en het besluit van het Openbaar Ministerie (OM) om tot vervolging over te gaan. Dit ging dus over het tijdvlak tussen de uitspraken op 12 en 19 maart 2014 en de beslissing van het OM tot vervolging over te gaan d.d. 10 september 2014.
Ten aanzien van de beantwoording van 30 november 2018 van de vragen 13 en 21 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 805) kan ik tenslotte het volgende opmerken. In vraag 13 van de Kamervragen, beantwoord op 30 november 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 805) is heel duidelijk gevraagd naar de informatie over de (overwegingen omtrent de) vervolgingsbeslissing die de Minister destijds heeft ontvangen. Ik heb in antwoord op deze vraag gemeld dat mijn ambtsvoorganger door het College van procureurs-generaal bij ambtsbericht van 10 september 2014 over de door het OM genomen vervolgingsbeslissing is geïnformeerd. Op 25 september 2014 heeft naar aanleiding van dit ambtsbericht overleg plaatsgevonden. Wat er tijdens dit overleg is besproken is mij niet bekend. Ik kon en kan dus niet aangeven of tijdens dit overleg (nadere) informatie omtrent de vervolgingsbeslissing is verschaft aan de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie.
In vraag 21 van de Kamervragen beantwoord op 30 november 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 805) is specifiek gevraagd naar de wijze waarop het OM mijn ambtsvoorganger heeft geïnformeerd over de voorgenomen vervolgingsbeslissing. Ook hierop heb ik geantwoord dat mijn toenmalige ambtsvoorganger door het College van procureurs-generaal bij ambtsbericht van 10 september 2014 over de door het OM reeds genomen vervolgingsbeslissing is geïnformeerd.
Bent u zich ervan bewust dat op 25 september 2014 door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal over de zaak is gesproken naar aanleiding van het ambtsbericht van 10 september 2014 en de begeleidende nota? Op wiens initiatief werd dit overleg gepland? Betrof dit een zogenaamd periodiek overleg? Zo nee, wat voor overleg betrof dit dan wel? Wat is daar besproken?
Zoals ik in het antwoord op vraag 26 van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3034) d.d. 7 juni jl. heb aangegeven, heeft naar aanleiding van het ambtsbericht en de begeleidende nota een overleg plaatsgevonden op 25 september 2014. Wat er tijdens dit overleg is besproken is mij niet bekend. Navraag bij de toenmalig betrokkenen leert dat er geen verslag is gemaakt van dit overleg.
Realiseert u zich dat, doordat u pas afgelopen week bekend maakte dat op 25 september 2014 een overleg is geweest tussen de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal, de verdediging in de zaak Wilders niet de kans heeft gehad om de getuigen te bevragen bij de raadsheer-commissaris over dit overleg van 25 september 2014 en dat daarmee dus feitelijk een eerlijke rechtsgang is belemmerd? Realiseert u zich dat dit komt door uw handelen? Hoe gaat u dit corrigeren?
Ik kan als Minister van Justitie en Veiligheid niet ingaan op lopende strafzaken. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat de opmerking van uw voorlichter – dat niet eerder melding is gemaakt van het overleg van 25 september 2014 omdat er niet expliciet naar zou zijn gevraagd3 – een public official uit Oeganda of Zimbabwe niet zou misstaan, maar in een democratische rechtsstaat die Nederland pretendeert te zijn volstrekt onacceptabel is?
Nee, ik verwijs naar het antwoord op vraag 3.
Kunt u in dat licht uitleggen hoe ik via schriftelijke vragen expliciet naar iets zou kunnen vragen waar ik geen weet van heb of zou kunnen hebben?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3.
Realiseert u zich, doordat u pas afgelopen week bekend maakte dat op 25 september 2014 een overleg is geweest tussen de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal, de verdediging in de zaak Wilders niet de kans heeft gehad om de getuigen te bevragen over dit overleg van 25 september 2014 en dat het daarmee dus (nog) geen onderwerp is van deze lopende strafzaak? Zo ja, bent u dan bereid om alle informatie met betrekking tot bovengenoemd overleg van 25 september 2014 alsnog naar de Kamer te sturen, inclusief eventuele schriftelijke stukken zoals agenda’s, notities, verslagen etc.? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 7. Van het overleg op 25 september 2014 zijn mij geen stukken bekend, zie ook het antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven welke «vervolgstappen» het ambtsbericht van 7 oktober 2014 behelst? Zo nee, waarom niet?
Nee, in ambtsberichten informeert het College de Minister van Justitie en Veiligheid in alle vertrouwelijkheid over bepaalde gevoelige zaken en onderwerpen. Openbaarmaking van deze informatie kan de strafrechtelijke opsporing en vervolging en daarmee het goed functioneren van het OM frustreren. Daarnaast brengt openbaarmaking van deze documenten het reële risico met zich dat de volledige vrijheid en vertrouwelijkheid van de communicatie tussen mijn departement en het OM in het geding komt. Het is, gelet op de ministeriële verantwoordelijkheid, aan mij deze schriftelijke communicatiestroom tegen elke belemmering te beschermen.
De in artikel 128 van de Wet RO vervatte aanwijzingsbevoegdheid kent overigens een duidelijke procedure waarmee – ingeval een aanwijzing wordt gegeven – de openbaarheid daarvan, via uw Kamer of via de behandeling van de strafzaak, gewaarborgd is. Deze aanwijzingsbevoegdheid wordt slechts met grote terughoudendheid toegepast (zie ook antwoord 7 op de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 805) d.d. 30 november 2018).
Kunt u nu eens klip en klaar aangeven of de vervolgingsbeslissing, vervat in het ambtsbericht van 10 september 2014, een voorlopige beslissing of een definitieve beslissing betrof?
Het College van procureurs-generaal heeft mijn toenmalig ambtsvoorganger bij ambtsbericht van 10 september 2014 bericht dat het OM heeft besloten vervolging tegen de heer Wilders in te stellen. Zie verder het antwoord op vraag 12 en 13.
Indien het een definitieve vervolgingsbeslissing betrof, wat was dan het doel of de functie van het overleg van 25 september 2014 tussen de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal?
Ik kan niet aangeven wat het exacte doel is geweest van dit specifieke overleg. In algemene zin is het zo dat in gevoelige zaken het OM na een verstrekt ambtsbericht daar nadere toelichting op kan geven aan de Minister van Justitie en Veiligheid, destijds Minister van Veiligheid en Justitie.
Indien het een definitieve vervolgingsbeslissing betrof, wat was dan het doel of de functie van het verhoor van de heer Wilders door de Rijksrecherche op 8 december 2014?
Het OM heeft mij desgevraagd gemeld dat het OM met het persbericht van 9 oktober 2014 naar buiten heeft gebracht dat het, na uitvoerige juridische analyse, tot de conclusie is gekomen dat de uitlatingen van de heer Wilders een verdenking van een strafbaar feit opleveren, waarbij tevens is aangegeven dat strafvervolging in de rede ligt. En vast onderdeel van vrijwel alle strafrechtelijke onderzoeken is dat, na de vaststelling door het OM dat sprake is van een strafbaar feit, vervolgens een verdachte in de gelegenheid wordt gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. De verklaring van de verdachte heeft geen wijziging gebracht in de conclusie van het OM dat vervolging in de rede lag, waarna de definitieve vervolgingsbeslissing aan verdachte en via een persbericht van 18 december 2014 aan het publiek bekend is gemaakt.
Indien het een definitieve vervolgingsbeslissing betrof, waarom verklaarde het openbaar ministerie dan op 9 oktober 2014 dat het onderzoek nog niet was afgerond en de definitieve vervolgingsbeslissing pas genomen zou worden na het verhoor van de heer Wilders op 8 december 2014?
Zie antwoord vraag 12.
Herinnert u zich dat u in antwoord op vraag 32 van Kamervragen van 7 juni 2019 schrijft u dat twee nota’s over de kwestie Wilders zijn opgesteld? Klopt het dat één nota behoort bij het ambtsbericht van 10 september 2014? Kunt u aangeven of de andere aangetroffen nota ook behoort bij een ambtsbericht? Zo ja, bij welk ambtsbericht, wat is de datum van de nota en door wie is hij opgesteld? Zo nee, ten behoeve waarvan en door wie is deze nota dan opgesteld? Beschikt u ook over e-mails ter voorbereiding op die nota? Zo ja, op welke datum zijn deze opgesteld en wie is de afzender/ontvanger?
Zoals in de op 7 juni jl. beantwoorde Kamervragen is aangegeven, is één van deze nota’s opgesteld naar aanleiding van het ambtsbericht van 10 september 2014. De andere nota is opgesteld na ontvangst van het ambtsbericht van 17 december 2014. De nota’s zijn opgesteld door de destijds betrokken ambtenaren.
Herinnert u zich dat u in antwoord op vraag 3 van de Kamervragen van 30 november 2018 maakt u melding van een memo van het openbaar Ministerie van 24 september 2014 inzake de beveiliging rondom een eventuele rechtszaak? Kunt u aangeven waar dit «eventuele» vanaf hing? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op de vragen 12 en 13. Tevens bestaat altijd de mogelijkheid dat door onvoorziene omstandigheden een rechtszaak niet door kan gaan.
Zijn de getuigen in de zaak Wilders door uw ministerie voorzien van schriftelijke (digitale) stukken ter voorbereiding op hun verhoor? Zo ja, door wie, op wiens verantwoordelijkheid is dit gebeurd en kunt u een overzicht geven van de stukken die elk van de getuigen hebben ontvangen?
Zoals in het antwoord op de vragen 8 en 9 van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3034) van 7 juni jl. aangegeven, heeft een getuige het recht zich voor te bereiden op een getuigengehoor bij de rechter. Dat is niet anders voor mensen die werkzaam zijn (geweest) bij een ministerie. Op grond van goed werkgeverschap wordt ingevolge artikel 125ter Ambtenarenwet bijstand aangeboden. Onderdeel daarvan is dat voormalige ambtenaren en bewindspersonen wordt gevraagd of men ter voorbereiding relevante stukken wil inzien. Dat kan betrekking hebben op openbare stukken of ambtelijke stukken waar men destijds persoonlijk kennis van heeft genomen. In onderhavige casus is dit ook op gezag van de SG gebeurd.
Kunt u deze vragen uiterlijk op 19 juni 2019 beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
De statushouder die een 68 jarige vrouw doodmartelde |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Verdachte fatale mishandeling Amsterdam is statushouder»?1
Ja
Wat is de nationaliteit van deze verdachte, wanneer is hij tot Nederland toegelaten en op welke grond? Hoe is het mogelijk dat deze gevaarlijke persoon door de screening is gekomen?
Over individuele gevallen doe ik in beginsel geen uitspraken.
Over de screening in het algemeen kan ik zeggen dat de IND deze uitvoert bij alle asielzoekers voorafgaand aan de asielprocedure. Het betreft een onderzoek waarbij de al verzamelde informatie wordt bezien in samenhang met een socialmediacheck. Hierbij wordt bekeken of er sprake is van signalen die kunnen wijzen op een mogelijk gevaar voor de nationale veiligheid, maar ook bijvoorbeeld op betrokkenheid bij misdrijven genoemd in artikel 1F Vluchtelingenverdrag of fraude.
Ook tijdens het verdere verloop van de asielprocedure is de IND alert op nieuwe signalen, zoals bijvoorbeeld klik- of tipbrieven van burgers en slachtoffers/getuigen. Hiernaast zijn de medewerkers van het COA alert op signalen. Als er tijdens de asielprocedure signalen zijn die erop duiden dat de persoon mogelijk een gevaar is voor de nationale veiligheid, kan dit een reden zijn om de verblijfsvergunning te onthouden. Deze signalen worden doorgezet naar de inlichtingen-en-veiligheidsdiensten en politie. Signalen van betrokkenheid bij misdrijven als genoemd in artikel 1F Vluchtelingenverdrag worden doorgezet naar de unit 1F van de IND.
Kunt u garanderen dat de verblijfsvergunning van deze persoon wordt ingetrokken en dat hij, na een hopelijk lange gevangenisstraf, direct uit Nederland wordt verwijderd? Zo nee, waarom niet?
Het is staand kabinetsbeleid dat het vertonen van maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag in beginsel gevolgen moet hebben voor een aangevraagde of verleende verblijfsvergunning, ook als dat een asielvergunning is. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat als een persoon in het bezit is gesteld van een asielvergunning, daarmee is vastgesteld dat hij of zij zelf bescherming van de Nederlandse overheid nodig heeft. Daarom is in internationale verdragen en Europese wetgeving (Procedurerichtlijn, Kwalificatierichtlijn) vastgelegd onder welke omstandigheden een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken en wanneer een statushouder, die een (bijzonder) ernstig misdrijf heeft gepleegd, kan worden teruggestuurd naar zijn of haar land van herkomst.
Het vorige kabinet heeft het beleid op dit punt twee maal aangescherpt. Uw Kamer is daarover geïnformeerd bij brieven van 25 november 2015 en 25 mei 2016.2 Het kabinet is van oordeel dat we hiermee de grens hebben bereikt van wat we op dit punt kunnen doen met inachtneming van de Europese regels, maar ook het Vluchtelingenverdrag.3
Over de consequenties in deze individuele zaak merk ik op dat, buiten het feit dat ik hier niet kan ingaan op de individuele omstandigheden van het geval, ik ook niet kan vooruitlopen op het oordeel van de rechter en de eventuele gevolgen voor het verblijfsrecht in deze zaak.
Hoe legt u aan de samenleving en aan nabestaanden van slachtoffers van dit soort gruwelijkheden uit dat u achter het open grenzen beleid blijft staan, ondanks het feit dat u zelf geen enkel idee heeft wat voor tuig u binnenlaat?
Er is in Nederland geen sprake van een opengrenzenbeleid waar het gaat om de toelating van personen die internationale bescherming zoeken. Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen voor alle asielzoekers en migranten uit islamitische landen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het kabinet kiest ervoor risico’s voor de openbare orde zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven. Het mag nooit beleid zijn om mensen vanwege hun afkomst of religie te discrimineren of te stigmatiseren.
Bent u bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en alle migranten uit islamitische landen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u voorts bereid alle asielzoekers en statushouders die een misdrijf hebben gepleegd uit Nederland te verwijderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'Betoging Pegida in Eindhoven opnieuw verboden' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Betoging Pegida in Eindhoven opnieuw verboden»?1
Ja.
Sinds wanneer bepalen gewelddadige moslims wie er mag protesteren in Nederland?
Het in goede banen leiden van demonstraties is een bevoegdheid van het lokale gezag (de burgemeester). Op de burgemeester rust een positieve verplichting om noodzakelijke en passende maatregelen te nemen – bijvoorbeeld politiebescherming – om een vreedzame betoging te beschermen tegen «vijandelijke elementen» of tegenbetogingen. Belangen van anderen dan de demonstranten, zoals die van inwoners en omstanders, mogen op zichzelf niet leiden tot het beperken van een demonstratie. Daarbij geldt dat het verbieden of beëindigen van een (vreedzame) demonstratie een uiterst middel is en uitsluitend aan de orde is als dat noodzakelijk is ter bescherming van de volksgezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. De inhoud van een demonstratie mag nooit een reden zijn voor beperkende maatregelen, ook niet als deze door sommigen als hinderlijk, aanstootgevend of choquerend wordt ervaren. Het strafrecht stelt wel grenzen aan gedragingen van demonstranten, bijvoorbeeld wanneer er discriminerende uitlatingen worden gedaan of geweld wordt gebruikt.
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 13 juli 2018 (Kamerstuk 34 324, nr. 3) heb uiteengezet, staan burgemeesters soms, met name bij risicovolle demonstraties waar de verantwoordelijkheid van burgemeesters voor het borgen van het belang van de openbare orde en veiligheid en het beschermen van burgers die niet demonstreren sterk wordt gevoeld, voor ingewikkelde beslissingen. Die beslissingen vragen om maatwerk en om inschattingen van de plaatselijke openbare orde. Dat kan er in uitzonderlijke omstandigheden toe leiden dat een demonstratie niet kan plaatsvinden op de plaats waar de demonstranten dat willen of in het uiterste geval helemaal niet kan plaatsvinden, ondanks het uitgangspunt dat het demonstratierecht zoveel mogelijk moet worden beschermd en dat dreigen met tegenreacties niet mag lonen. Ik wil er hier nog op wijzen dat burgemeesters dergelijke beslissingen – zeker in situaties die zich kenmerken door grote polarisatie – niet lichtvaardig nemen, en ik vind het onacceptabel hoe de betrokken bestuurders in deze kwestie worden geïntimideerd en bedreigd.
Er vinden per jaar duizenden demonstraties in Nederland plaats. Gemeenten weten daar doorgaans goed mee om te gaan. Zoals ik in mijn hiervoor genoemde brief van 13 juli 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 34 324, nr. 3) heb aangegeven, is het zeker geen algemeen gebruik om demonstraties te beperken of te verbieden. Het betreft uiteindelijk maatwerk en een inschatting van de burgemeester als het lokale gezag, die nauw samenhangt met zijn kennis van de plaatselijke situatie en de openbare orde. De burgemeester legt over zijn beslissing verantwoording af aan de gemeenteraad en eventueel aan de rechter. Het is niet aan mij om daar in te treden.
Over het demonstratierecht zijn inmiddels de nodige handvatten voor gemeenten verschenen. Zo heb ik eind vorig jaar aan alle gemeenten de handreiking demonstratierecht «Demonstreren bijkans heilig» toegezonden, opgesteld door de gemeente Amsterdam in samenwerking met de politie en het Openbaar Ministerie. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld ook gebruik maken van het meest recente rapport van de Nationale ombudsman over dit onderwerp, «Demonstreren, een schurend grondrecht».
Gelet op het vorengaande zie ik geen reden om alle burgemeesters een brief te sturen over het toepasselijke wettelijke kader voor demonstraties.
Bent u bereid alle burgemeesters een brief te sturen om ze eraan te herinneren dat in Nederland onze eigen wetten gelden, en niet de sharia? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Onduidelijkheid over blokkeermoslims’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Onduidelijkheid over blokkeermoslims»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het recht van demonstratie geldt voor iedereen en als blijkt dat dit door geweld wordt opgeschort, zowel politie als openbaar ministerie (OM) hier keihard tegen op moeten treden teneinde een duidelijk signaal af te geven dat Nederland een vrij land is waar iedereen mag demonstreren? Zo nee, waarom staat u aan de kant van de blokkeermoslims?
Het recht tot vergaderen en betogen is een erkend en belangrijk recht neergelegd in de Grondwet. Dit recht is nader uitgewerkt in de Wet openbare manifestaties. De burgemeester is belast met het handhaven van de openbare orde en de uitvoering van de Wet openbare manifestaties. Het belang om een demonstratie in goede orde te laten verlopen blijkt tevens uit artikel 143 van het Wetboek van Strafrecht, waarin het verstoren van een demonstratie expliciet strafbaar is gesteld. Indien er sprake is van strafbare feiten dan kan het Openbaar ministerie (OM) overgaan tot vervolging van die strafbare feiten.
Kunt u uitleggen hoe het kan dat de voortvarendheid waarmee het OM aan het werk is gegaan teneinde de Blokkeerfriezen te vervolgen in schril contrast staat met het slappe optreden van het OM tegen dit Turkengeweld?
Er is sprake van een lopend strafrechtelijk onderzoek. Lopende dit onderzoek kan ik geen uitlatingen doen over deze strafzaak.
Ik merk daarbij op dat de vraagstelling lijkt te veronderstellen dat het OM een onderscheid maakt tussen verschillende groepen (anti-)demonstranten. Dat is niet het geval.
Bent u bereid het OM, waar u als Minister verantwoordelijkheid voor bent, te instrueren de betreffende blokkeermoslims stuk voor stuk op te sporen, te vervolgen en keihard te straffen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Afwegingen in individuele zaken omtrent opsporing, vervolging en bestraffing zijn aan het OM en de rechter.
Kunt u garanderen dat vanaf nu het Nederlandse recht op demonstratie nooit en te nimmer meer aangetast zal worden door stenengooiende islamitische hordes? Zo nee, waarom niet?
De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde in zijn gemeente en verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet openbare manifestaties. Daarmee heeft de burgemeester de taak om demonstraties -ongeacht de inhoud daarvan – doorgang te laten vinden en in goede banen te leiden. Burgemeesters kunnen een demonstratie verbieden of beëindigen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. De burgemeester beschikt – teneinde een demonstratie doorgang te laten vinden- over de onder zijn gezag staande politie. De burgemeester maakt met de politie afspraken over het borgen van een goede doorgang van demonstraties.
Het bericht ‘Syriëstrijder opgepakt in Kapelle’ |
|
Sietse Fritsma (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Syriëstrijder opgepakt in Kapelle»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Hoeveel van deze mensenslachters heeft u naar schatting reeds toegelaten op Nederlandse bodem en hoeveel lopen er in totaal vrij rond in Nederland en in de Schengenzône?
Op de feiten en omstandigheden in dit individuele geval kan ik niet ingaan. Ook beschik ik niet over de aantallen waar u naar vraagt in vraag 2. De betrokken organisaties spannen zich echter voortdurend in om personen waarop u doelt in vraag 2 te onderkennen en passende maatregelen te treffen.
Binnen het asielproces zijn alle betrokken organisaties alert op signalen, die mogelijk de nationale veiligheid kunnen raken. Voor de uitvoerende organisaties van de vreemdelingenketen is een meldstructuur ingericht voor dergelijke signalen. Tijdens de identificatie en registratie van asielzoekers zijn de politie en de KMar waakzaam op signalen en geven zij deze door aan de IND en/of I&V-diensten.
Voor alle asielzoekers geldt dat de IND een screening uitvoert. Deze screening is een onderzoek waarbij de al verzamelde informatie en een social media check in samenhang worden bezien. Hierbij wordt bekeken of er sprake is van signalen die kunnen wijzen op een mogelijk gevaar voor de nationale veiligheid, maar ook bijvoorbeeld betrokkenheid bij misdrijven genoemd in artikel 1F Vluchtelingenverdrag, of fraude. Ook na de screening, tijdens het verdere verloop van de asielprocedure blijft de IND alert op nieuwe signalen, zoals bijvoorbeeld klik- of tipbrieven van burgers en slachtoffers/getuigen. Hiernaast zijn de medewerkers van het COA alert op signalen.
In geval van signalen in de asielprocedure die erop duiden dat de persoon mogelijk een gevaar is voor de nationale veiligheid worden deze doorgezet naar de I&V-diensten en politie. Het is kan evenwel niet uitgesloten worden dat signalen die wijzen op een gevaar voor de nationale veiligheid pas na het asielproces zichtbaar worden. In dat geval zal de overheid daar uiteraard ook op acteren.
Op welke wijze is deze islamterrorist door de screening gekomen en hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat hij een verblijfsvergunning heeft gekregen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u eindelijk eens bereid te stoppen met het toelaten van asielzoekers en immigranten uit islamitische landen? Zo nee, waarom niet?
Zoals u bekend is, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het kabinet kiest ervoor risico’s voor de openbare orde zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.
Bent u bereid islamterroristen te denaturaliseren en te garanderen dat zij na hun hopelijk lange straf definitief ons land worden uitgezet?
Op grond van artikel 14 lid 2 Rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap worden ingetrokken van personen die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf of het voorbereiden daarvan als beschreven in het Wetboek van Strafrecht. De betrokkene moet dan wel ook beschikken over een andere nationaliteit omdat hij anders staatloos zou worden.
Mocht het antwoord op vraag 5 en/of 6 nee luiden, interesseert de veiligheid van ons land u eigenlijk wel, of gaat u liever de geschiedenis in als de Minister die de veiligheid in Nederland definitief om zeep heeft geholpen?
Kerntaak van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is de zorg voor een vrije, veilige en rechtvaardige samenleving. Het bestrijden van terrorisme en extremisme is zodoende mijn hoogste prioriteit.
Het bericht 'Onrust in Maastrichtse wijk om komst 'jihadbruid' Aïcha'' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Onrust in Maastrichtse wijk om komst «jihadbruid» Aïcha»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Deelt u de mening dat mensen die naar IS-gebied zijn gereisd, al is het alleen om brood te smeren en de was te doen, nooit en te nimmer meer naar Nederland terug mogen keren? Zo nee, waarom niet?
Personen met de Nederlandse nationaliteit kan de toegang tot Nederland niet worden ontzegd. Terugkeerders worden bij terugkeer naar Nederland voor verhoor staande gehouden. Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) gaat, waar opportuun, over tot strafvervolging. Terugkeerders worden tevens besproken in een multidisciplinair casusoverleg. Hier wordt informatie over personen die (mogelijk) geradicaliseerd zijn, gedeeld, geduid en worden maatregelen en interventies, die zowel landelijk als lokaal kunnen worden genomen, zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Alle partijen hebben het doel om de mogelijke dreiging die van terugkeerders uit kan gaan te verminderen.
Bent u bereid de betreffende kalifaatbruid per direct preventief op te sluiten, haar haar Nederlandse nationaliteit te ontnemen en haar Nederland uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zoals u weet ga ik niet in op individuele zaken. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven dat administratieve detentie, in de zin van preventieve detentie, zonder dat sprake is van een redelijke verdenking, geen gerechtvaardigde vrijheidsontneming is. Dit volgt uit de rechtspraak en verdragsrechtelijke verplichtingen.
Verder kan het Nederlanderschap op grond van artikel 14, tweede lid aanhef en onder b, Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) worden ingetrokken na onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf. Ook kan het Nederlanderschap op grond van artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap worden ingetrokken van personen die zich buiten Nederland bevinden en zich hebben aangesloten bij een terroristische organisatie in het belang van de nationale veiligheid worden ingetrokken. Voorwaarde is dat de betrokkene naast de Nederlandse nationaliteit een of meerdere andere nationaliteiten heeft. Reden hiervoor is dat de intrekking niet tot staatloosheid mag leiden.
Wilt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Eritreeër verdacht van verkrachting in Oisterwijk: ‘Het is opgelost, we gaan trouwen’' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Eritreeër verdacht van verkrachting in Oisterwijk: «Het is opgelost, we gaan trouwen»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze barbarij, de verkrachting vervangen/oplossen door te trouwen, absoluut niet bij onze Nederlandse cultuur past? Zo nee, waarom niet?
Seksueel misbruik vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers. Ook verkrachting is een ernstig delict waarop in ons land een hoge straf staat. In het algemeen kan ik u zeggen dat elke vorm van onvrijwilligheid in het seksueel verkeer in Nederland en in de Nederlandse cultuur wordt afgewezen. Ik verwijs daarbij ook naar mijn aangekondigd voornemen om na de zomer met nieuwe strafbaarstellingen van seks tegen de wil en seksuele intimidatie te komen.2 Daarnaast kan ik u melden dat er 614 fte aan zedenrechercheurs en 150 ft aan kinderporno rechercheurs bij de politie zijn die zich dagelijks bezig houden met het opsporen van deze ernstige delicten. Dit zo gezegd zijnde, loopt er thans in de door u genoemde kwestie een strafzaak. Daar kan ik, zoals u bekend, niets over zeggen.
Is dit een voorbeeld van de verrijking van onze cultuur? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak is een vergelijkbare situatie voor zo ver bekend in Nederland voorgekomen in de afgelopen 20 jaar en wat is er met de daders gebeurd?
Het OM en de Raad voor de Rechtspraak registreren enkel op delicten zoals deze in het Wetboek van Strafrecht zijn omschreven. Hier valt niet uit af te leiden hoeveel vergelijkbare zaken zich de afgelopen 20 jaar hebben voorgedaan, of er vervolging is ingesteld en zo ja, welke straf is opgelegd.
Bent u bereid middels een aanwijzing zorg te dragen voor een berechting van de verdachte en hem na zijn hopelijk zware straf uit te zetten en nooit meer Nederland in te laten komen? Bent u bereid dezelfde maatregelen te nemen tegen eventuele eerdere verdachten van een vergelijkbaar vergrijp, zoals gesteld in vraag 3? Zo nee, waarom niet?
Wanneer eenmaal aangifte is gedaan bepaalt het Openbaar Ministerie of de verdachte wordt vervolgd of niet. Zoals ik eerder heb aangegeven is de zaak onder de rechter. Het past mij als Minister niet op dit moment uitspraken te doen over de betreffende zaak.
Het bericht ‘Groen licht voor islamitisch meisjesinternaat in Blerick’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groen licht voor islamitisch meisjesinternaat in Blerick»?1
Ja.
Bent u bereid dit sharia-internaat meteen te sluiten, danwel dicht te laten timmeren?
Nee. Nederland is een open en vrije samenleving. De vrijheden van vereniging en van vergadering zoals vastgelegd in onze Grondwet zijn een groot goed. Het staat iedere burger vrij om hun kinderen buiten de onderwijstijd informeel onderwijs te laten volgen en/of in een jeugdverblijf te laten verblijven.
Wat het kabinet niet wenselijk vindt, is onderwijs dat de integratie in Nederland belemmert of antidemocratische opvattingen stimuleert. Het kabinet vindt het van belang dat in ons land alle mensen meedoen in de samenleving; informeel onderwijs zou dat niet in de weg moeten staan.
Na opening van het jeugdverblijf valt de instelling onder het toezicht dat is gerealiseerd met de Wet op de jeugdverblijven. In deze wet is het toezicht opgedragen aan de gemeente waarin het jeugdverblijf is gevestigd. De burgemeester is bevoegd tot sluiting van het jeugdverblijf bij een gegrond vermoeden van een overtreding of misdrijf dat directe gevolgen heeft voor de veiligheid van de minderjarige dan wel een ernstige bedreiging vormt voor de ontwikkeling van de minderjarige in het jeugdverblijf.
Deelt u de mening dat meisjes in Nederland nooit op een internaat mogen zitten, waarvan de grondslag is gebaseerd op de islam en dus de sharia? Zo ja, bent u dan bereid om alle islamitische internaten, weekendscholen, koranscholen en huiswerkbegeleidingsinstituten te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat de politie in Limburg negen islamitische nachtmaaltijden organiseert |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de politie in Limburg negen islamitische nachtmaaltijden organiseert?1
Ja.
Deelt u de mening dat het idioot is dat de politie zich bezighoudt met activiteiten die de islam promoten? Zo nee, waarom niet?
De politie is van iedereen. Dit vraagt om een open, transparante en verbindende houding ten opzichte van alle groepen in onze samenleving. Het is van belang dat de politie neutraal blijft en contacten heeft met alle geledingen van de samenleving. Daarnaast is het een groot voordeel als politiemensen kennis hebben van de verschillende sociaal-culturele omgevingen waarin zij optreden. Dit vertaalt zich naar beleid om verschillende doelgroepen in de maatschappij te bereiken. De wijze waarop het beleid lokaal het beste vorm gegeven kan worden en met welke activiteiten dat gepaard gaat, laat ik aan de politie-eenheden zelf. De eenheden organiseren verschillende activiteiten gericht op verschillende doelgroepen, waaronder herdenkingen, culturele festiviteiten en religieuze vieringen zoals pasar malam, Chanoeka, kwakoefestival, en kerstvieringen.
Ook de politie-eenheid Limburg onderneemt uiteenlopende activiteiten, van deelname aan de Roze Zaterdag in Venlo tot de organisatie van Iftar-maaltijden. Ik ben hier voorstander van, omdat de deelname van de politie aan dergelijke activiteiten zorgt voor nauwere verbinding met de samenleving, en daarmee een versterking van het gezag.
Bent u bereid te stoppen met islampromotie, alle islamitische nachtmaaltijden die de politie wil organiseren in ons land te annuleren en in plaats daarvan werk te maken van de aanpak van criminaliteit en de-islamisering? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Moslimdocenten wilden mij weg hebben’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Moslimdocenten wilden mij weg hebben»?1
Ja.
Zijn er nog meer gevallen bekend van leraren die het werken onmogelijk is gemaakt omdat ze kritiek op de islam hebben geuit, zoals eerder de praktijkleraar die is geschorst, omdat hij de profeet Mohammed beledigd zou hebben?2
Dergelijke gevallen zijn mij niet bekend.
Bent u van mening dat een docent het recht heeft zich, buitenschools, kritisch uit te laten over de islam, de immigratie- en de klimaatpolitiek?
Ja.
Deelt u de mening dat de 13 islamitische collega’s op het Sweelinck College in Amsterdam zich buitengewoon onverdraagzaam hebben opgesteld door een pressiegroep op te richten (zelfs met een woordvoerder) en een hetze te starten onder managers, bestuur en zelfs leerlingen, met als enig doel de betreffende docente het werken onmogelijk te maken en uiteindelijk uit de school weg te krijgen en zelfs geen mediation meer wilden aangaan?
Het past mij niet om daarover op basis van een krantenartikel een oordeel te vellen. De onderlinge verhouding tussen medewerkers op een school is primair de verantwoordelijkheid van de leiding van de desbetreffende school. Als er spanningen zijn tussen personeelsleden, mag in algemene zin van de schoolleiding worden verwacht dat zij bijdragen aan een oplossing, in het belang van de school en het welzijn van het personeel.
Deelt u de mening dat docenten, van welke denominatie of politieke overtuiging dan ook, democratische uitgangspunten naar hun leerlingen moeten uitdragen en stimuleren en het respecteren en tolereren van andere meningen dan de hunne actief moeten uitdragen? Zo ja, deelt u de mening dat er voor docenten die het recht op vrijheid van meningsuiting van een collega zo flagrant hebben geschonden, geen plaats is in het onderwijs dat tenslotte als kerntaak heeft om burgerschap te ontwikkelen?
Ja, er ligt een belangrijke taak bij leraren en scholen om hun leerlingen de waarden van onze democratische rechtsstaat bij te brengen. Daar hoort ook het respectvol omgaan met andersdenkenden bij.
Het past mij niet om daarover op basis van een krantenartikel een oordeel te vellen. De onderlinge verhouding tussen medewerkers op een school is primair de verantwoordelijkheid van de leiding van de desbetreffende school.
Deelt u de mening dat hetzelfde geldt voor onderwijsmanagers en -bestuurders die deze docente als een baksteen hebben laten vallen en daarmee hebben toegegeven aan islamitische haat en intolerantie? Zo ja, welke rechtspositionele actie gaat u nemen? Zo nee, waarom slaat u uw eigen regeringsbeleid in de wind?
Mij past op basis van een krantenartikel geen oordeel over vermeende handelwijzen van onderwijsmanagers en -bestuurders bij een individuele casus.
Het bericht dat oud-minister Opstelten het ‘minder Marokkanen-proces heeft beïnvloed’ |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u voor 100% uitsluiten dat er op enig moment door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, een mening is gegeven aan het openbaar ministerie (OM) dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal over de eventuele vervolging van Geert Wilders? Kunt u dit keer wel specifiek op deze vraag in gaan en deze apart beantwoorden?
Zoals in de antwoorden op Kamervragen van het lid Wilders van 12 november 2018 is aangegeven1, is bij onderzoek in de mij ter beschikking staande documenten en bij navraag van de toenmalige betrokkenen niet gebleken van een (formele) aanwijzing van de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie ex artikel 127 en 128 Wet RO, noch anderszins van een verzoek tot vervolging van de heer Wilders. Ook van het geven van een mening door de toenmalig Minister aan het OM in het algemeen of (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal in het bijzonder, over de eventuele vervolging van de heer Wilders, voorafgaande aan het moment dat de beslissing over de vervolging bekend werd gemaakt, is uit dit onderzoek niet gebleken. Bij het onderzoek is een ambtsbericht van 10 september 2014 aangetroffen waarin mijn ambtsvoorganger door het College van procureurs-generaal is geïnformeerd over de door het OM genomen beslissing over de vervolging.
Kunt u voor 100% uitsluiten dat er op enig moment door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, een persoonlijke opvatting kenbaar is aan het OM dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal over de eventuele vervolging van Geert Wilders? Kunt u dit keer wel specifiek op deze vraag in gaan en apart beantwoorden?
In het onderzoek, zoals genoemd in het antwoord op vraag 1, is uit de mij ter beschikking staande documenten en bij navraag van de toenmalig betrokkenen niet gebleken dat de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie een persoonlijke opvatting heeft kenbaar gemaakt aan het OM in het algemeen dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal in het bijzonder, voorafgaande aan het moment dat de vervolgingsbeslissing bekend werd gemaakt, over de eventuele vervolging van de heer Wilders.
Kunt u voor 100% uitsluiten dat er op enig moment door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, een oordeel is gegeven aan het OM dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal over de eventuele vervolging van Geert Wilders? Kunt u dit keer wel specifiek op deze vraag in gaan en apart beantwoorden?
In het onderzoek, zoals genoemd in het antwoord op vraag 1, is uit de mij ter beschikking staande documenten en bij navraag van de toenmalig betrokkenen niet gebleken dat de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie een oordeel heeft gegeven aan het OM in het algemeen dan wel aan (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal in het bijzonder over de eventuele vervolging van de heer Wilders.
Wat verstaat u onder «persoonlijke opvatting» en «miscommunicatie» in het antwoord op vraag 9?1 Heeft u aanwijzingen dat dergelijke opvattingen door ambtenaren zijn doorgegeven aan het OM, dan wel dat er «miscommunicatie» over is ontstaan? Kunt u concrete voorbeelden noemen?
Ik heb geen aanwijzingen dat er persoonlijke opvattingen ten aanzien van de vervolgingsbeslissing zijn doorgegeven aan het OM danwel dat er sprake is geweest van miscommunicatie. Met een «persoonlijke opvatting» heb ik bedoeld een persoonlijke mening die niet noodzakelijkerwijs het beleid van de Minister van Justitie en Veiligheid reflecteert. Met «miscommunicatie» heb ik bedoeld dat de ontvanger een boodschap anders ontvangt dan dat de zender van de boodschap deze heeft bedoeld. Aangezien ik geen enkele aanwijzing heb aangetroffen dat hiervan sprake zou zijn, kan ik evenmin concrete voorbeelden noemen.
Welke onderzoeksvraag is gesteld in het kader van de zoekslag in de digitale systemen van het bestuursdepartement en het OM? Wie heeft het onderzoek naar deze documenten uitgevoerd? Aan wie is verslag uitbracht van dit onderzoek? Kunt u de Kamer een afschrift doen toekomen van dit onderzoek en alle documenten die hierbij horen? Zo nee, kunt u het afschrift dan toezenden aan het Hof belast met de behandeling van de zaak Wilders?
Het onderzoek binnen mijn departement is uitgevoerd door de betrokken ambtenaren bij de behandeling van het Wob-verzoek over deze zaak en bij de Kamervragen van het lid Wilders van 12 november 2018. Voor het onderzoek is gezocht naar documenten die betrekking hebben op correspondentie over de vervolgingsbeslissing van het OM. Daarnaast is navraag gedaan bij de toenmalig betrokkenen.
Ik ben zowel over het Wob-verzoek als over de zoekslag voor de Kamervragen van 12 november 2018 geïnformeerd.
In het antwoord op vraag 3 van de Kamervragen van het lid Wilders van 12 november 2018 heb ik uiteengezet welke documenten zijn aangetroffen.3 Het betreft het ambtsbericht van 10 september 2014 middels welke de Minister door het Openbaar Ministerie werd geïnformeerd over de door het OM zelfstandig genomen vervolgingsbeslissing. In de beantwoording van de eerdere Kamervragen heb ik eveneens melding gemaakt van interne correspondentie waarmee dit ambtsbericht aan mijn voorganger is aangeboden. Dat betreft een nota en enkele e-mails ter voorbereiding van die nota tussen ambtenaren van het departement. Verder betreft het twee ambtsberichten van oktober en december 2014 van het College van procureurs-generaal van na de vervolgingsbeslissing, een korte aantekening van een regulier periodiek overleg van 2 april 2014 tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalig voorzitter van het College, een memo inzake de beveiliging rondom een eventuele rechtszaak en een persbericht.
Ik zal deze stukken niet aan het Hof sturen, aangezien het aan het Hof is om stukken aan het strafdossier toe te voegen, al dan niet op verzoek van het OM dan/wel de verdediging.
In het antwoord op de Kamervragen van 12 november 2018 is de tekst van de korte aantekening openbaar gemaakt. De ambtsberichten, de memo van het OM inzake de beveiliging en de intern ambtelijke correspondentie maak ik niet openbaar.
In ambtsberichten en memo’s van het OM informeert het College de Minister van Justitie en Veiligheid, gelet op de ministeriële verantwoordelijkheid, in alle vertrouwelijkheid over bepaalde gevoelige zaken en onderwerpen. Ook de nota en de daarbij behorende e-mailberichten maak ik niet openbaar. Ambtenaren moeten zich veilig weten om onbelast informatie met elkaar en met de politieke leiding van het departement te delen. Dit uitgangspunt is wezenlijk voor de functievervulling van ambtenaren. De verstrekking van ambtelijk notaverkeer is niet verenigbaar met het wezenlijke belang dat is gemoeid met een goede besluitvorming die wordt gediend door de vertrouwelijkheid van een vrije en open gedachtewisseling. Daarnaast bevat de nota grotendeels informatie die afkomstig is uit het ambtsbericht van 10 september 2014. Openbaarmaking van dergelijke gegevens kan de strafrechtelijke opsporing en vervolging frustreren. Daarom verstrek ik in het algemeen geen informatie over een strafrechtelijke procedure die nog loopt. Voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten de strafrechtketen om, zoals aan uw Kamer, gevolgen heeft – gelet op het vereiste van een eerlijke procesgang in het algemeen en het vermoeden van onschuld in het bijzonder – voor een (in dit geval nog lopende) zaak.4
Met welke (voormalig) ambtenaren van het toenmalige Ministerie van Veiligheid en Justitie (V&J) dan wel het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) dan wel een ander departement en/of het OM is contact opgenomen ter gelegenheid van de beantwoording van de Kamervragen en waarom?
Voor de beantwoording van de Kamervragen van 12 november 2018 is op mijn departement en op het departement van BZK naast een zoektocht in de (digitale) systemen navraag gedaan bij medewerkers die betrokken waren bij het Wob-verzoek en bij (oud-) medewerkers die ten tijde van de ambtsberichten in de parafeerlijn zaten of contactpersoon waren voor het ontvangen van de ambtsberichten.
Met welke (voormalig) ambtenaren van het toenmalige Ministerie van V&J, dan wel BZK dan wel een ander departement en/ of het OM is contact opgenomen naar aanleiding van het WOB-verzoek van RTL en waarom?
Voorafgaand aan het Wob-verzoek zijn door RTL persvragen gesteld. Voor het beantwoorden van deze vragen zijn de betrokken (oud-) medewerkers waaronder de toenmalig SG en dgRR, bevraagd. Overigens is ook mijn toenmalige ambtsvoorganger bevraagd. Voor de behandeling van het Wob-verzoek zijn deze personen niet opnieuw bevraagd maar is wederom in de (digitale) systemen gezocht.
Is het gebruikelijk dat voormalig ambtenaren van het toenmalige Ministerie van V&J en het Ministerie van BZK rechtsbijstand wordt geboden in het geval ze moeten getuigen in een rechtszaak? Zo ja, wat is de wettelijke basis hiervoor?
Een getuige heeft het recht zich voor te bereiden op een getuigengehoor bij de rechter. Dat is niet anders voor mensen die werkzaam zijn (geweest) bij een van de twee ministeries. Het is inderdaad binnen deze ministeries gebruikelijk dat op grond van goed werkgeverschap (artikel 125ter Ambtenarenwet) in dergelijke gevallen bijstand wordt aangeboden. Onderdeel daarvan is dat de persoon die werkzaam is (geweest) gevraagd wordt of hij/zij behoefte heeft aan juridische bijstand (zie in dit verband ook artikel 69 ARAR). Het gaat dan om de vergoeding van redelijkerwijs te maken kosten van rechtsbijstand en alleen voor zover de aangelegenheid verband houdt met de toenmalige functie en verantwoordelijkheid.
Is het gebruikelijk dat voormalig ambtenaren en bewindspersonen van het toenmalige Ministerie van V&J een dossier met relevante stukken wordt aangeboden ter voorbereiding? Wat is de wettelijke basis hiervoor?
Ja, voormalige ambtenaren en bewindspersonen wordt gevraagd of men ter voorbereiding relevante stukken wil inzien. Dat kan betrekking hebben op openbare stukken of ambtelijke stukken waar men destijds persoonlijk kennis van heeft genomen. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 8 voor de wettelijke basis.
Kunt u aangeven welke kosten er tot nu toe gemaakt zijn door het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) en/of BZK aan de verleende rechtsbijstand voor getuigen in de zaak Wilders?
In het kader van de onderhavige rechtszaak zijn getuigen die werkzaam zijn (geweest) voor één van de ministeries door verschillende advocatenkantoren bijgestaan. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 8. Deze rechtsbijstand heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – bij elkaar opgeteld – in totaal 8.193,15 euro (incl. btw) gekost.
Wat vindt u van het feit dat het Ministerie van J&V getuigen in de zaak Wilders actief heeft benaderd met het oog op hun aankomende verhoor?
Zoals hierboven beschreven vind ik het van goed werkgeverschap getuigen als (voormalig) ambtenaren en bewindslieden worden benaderd door hun (voormalig) werkgever indien zij zich geconfronteerd zien met aangelegenheden die verband houden met hun (toenmalige) functie.
Kunt u uitsluiten dat er op enige manier vanuit het Ministerie van J&V dan wel het Ministerie van BZK of een ander ministerie regie dan wel sturing heeft plaatsgevonden op de voorbereiding van de getuigenverhoren in de zaak Wilders?
Voor de betrokkenheid van de genoemde departementen verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen 8 en 9. Het is zo nodig aan het gerechtshof om de betrouwbaarheid van getuigen in een specifieke rechtszaak te beoordelen.
Kunt u toelichten hoe uw ambtsvoorganger, de heer Opstelten en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal het periodieke overleg voorbereidden? Middels welke documenten gebeurde dit, welke functionarissen waren betrokken bij dit overleg en wie werden er over de uitkomsten van dit overleg geïnformeerd?
Op 10 januari jl. heeft het gerechtshof besloten getuigen te horen aangaande de gestelde inmenging van de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie bij de vervolgingsbeslissing in de zaak waar deze Kamervragen op zien. Ik ga er vanuit dat het periodieke overleg onderwerp is geweest tijdens deze verhoren en daarmee onderwerp is in de lopende strafzaak. Ik kan hierdoor niet specifiek op het periodieke overleg ingaan bij deze vraag en de vragen 14, 15 en 16.
In zijn algemeenheid kan ik aangeven dat ter voorbereiding van het overleg een agenda werd en wordt opgesteld. Aan de hand van deze agenda inclusief eventueel onderliggende stukken als een ambtsbericht en begeleidende nota, wordt het overleg gevoerd. Het is een overleg tussen de Minister van Justitie en Veiligheid en de voorzitter van het College waarbij deze twee functionarissen ambtelijk worden ondersteund en waarbij er wordt teruggekoppeld aan betrokken ambtenaren voor zover relevant.
Is het voorgekomen dat deze gevoelige zaak van de heer Wilders in het periodiek overleg met de voorzitter van het College procureurs-generaal met iemand anders van de zijde van het voormalige Ministerie van V&J is besproken dan de (toenmaligd) Minister, secretaris-generaal of directeur-generaal? Zo ja, met wie?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 13.
Welke personen waren er aanwezig bij het periodiek overleg van 2 april 2014 waar de korte aantekening werd gemaakt die is opgedoken «Wilders – procedure besproken – 1.000 aangiften» waaraan u refereerde in de beantwoording van vraag 3?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 13.
Komt het voor dat er tijdens het periodiek overleg sprake is van een gedachtewisseling in plaats van alleen informatievoorziening?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 13.
Wat is er exact besproken tijdens het periodiek overleg op 2 april 2014? Welke aspecten van de «procedure» zijn besproken? Is het aangifteproces aan de orde geweest? Was het aan de (toenmalige) Minister van V&J om te kijken of dit aangifteproces goed liep?
Op 10 januari jl. heeft het gerechtshof besloten getuigen te horen aangaande de gestelde inmenging van de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie bij de vervolgingsbeslissing in de zaak waar deze Kamervragen op zien. Nu deze zaak onder de rechter is, kan ik hier niet op ingaan.
Hoe kan het dat er tijdens het bovengenoemde periodieke overleg op 2 april 2014, blijkens de korte aantekening, is gesproken van 1000 aangiften terwijl het OM een dag later, op 3 april 2014, met een persbericht bekend maakte dat de politie-eenheid Den Haag die de aangiftestroom uit het hele land coördineerde, tot en met woensdag 2 april 2014 ruim 5000 aangiften tegen Geert Wilders had verwerkt? Is de toenmalige Minister van V&J indertijd verkeerd ingelicht door de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 17.
Zijn er nog andere periodieke overleggen geweest waarop deze kwestie, in welke vorm dan ook, is besproken? Zo ja, wanneer, wat is er besproken en wie waren er aanwezig?
Uit het onderzoek, zoals genoemd in het antwoord op vraag 1, is niet gebleken dat er, voor de beslissing over de vervolging, hierover is gesproken tijdens andere periodieke overleggen.
Op 25 sept 2014, dus na de beslissing over vervolging, is over de zaak gesproken. Zie verder het antwoord op vraag 26.
Klopt het dat er in de begeleidende nota bij het ambtsbericht van 10 september 2014 een (korte) samenvatting staat van het bijbehorende ambtsbericht?
Ja.
Klopt het dat er in deze nota een ambtelijk advies staat over hoe om te gaan met het ambtsbericht?
Ja. Het doel van de nota is het ambtsbericht te duiden voor de Minister.
Klopt het dat in de betreffende nota positief is geoordeeld over het ambtsbericht van het OM?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 maak ik deze nota niet openbaar. Ik kan dan ook niet ingaan op deze vraag.
Klopt het dat er in de betreffende nota melding wordt gemaakt van het aantal aangiften en klachten?
Ja.
Klopt het dat de nota een advies geeft om wel of niet met de toenmalige Minister van V&J nader over het ambtsbericht te spreken?
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven maak ik deze nota niet openbaar. Ik kan dan ook niet ingaan op deze vraag.
Klopt het dat de nota bij het ambtsbericht van 10 september 2014 is opgesteld door ambtenaren vallend onder het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving? Zo nee, door wie dan wel? Zo ja, hoe verhoudt dat zich dan tot uw antwoord op vraag 18 van de Kamervragen waarin u stelt dat «uit de onder vraag 3 beschreven onderzoeken is mij niet gebleken van dergelijke notities»?
Dat klopt. De nota is in het antwoord op vraag 3 van de hiervoor genoemde vragen vermeld, middels de zin «Het genoemde ambtsbericht is middels interne correspondentie aan mijn ambtsvoorganger aangeboden».
Heeft de toenmalige Minister van V&J, formeel dan wel informeel, overleg gevoerd met zijn ambtenaren of anderen over het ambtsbericht van 10 september 2014 met bijbehorende nota na ontvangst van deze stukken? Zo ja, wanneer, waarom en met wie?
Naar aanleiding van het ambtsbericht en de begeleidende nota heeft er een overleg plaatsgevonden op 25 september 2014 tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de voorzitter van het College waarbij deze twee functionarissen ambtelijk worden ondersteund.
Bent u bereid de begeleidende nota van 3,5 pagina bij het ambtsbericht van 10 september 2014 in afschrift bij de beantwoording van deze Kamervragen toe te voegen? Zo nee, kunt u deze nota dan aan het Hof belast met de behandeling van deze zaak zenden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ambtenaren moeten zich veilig weten om onbelast informatie met elkaar en met de politieke leiding van het departement te delen. Dit uitgangspunt is wezenlijk voor de functievervulling van ambtenaren. De verstrekking van ambtelijk notaverkeer is niet verenigbaar met het wezenlijke belang dat is gemoeid met een goede besluitvorming die wordt gediend door de vertrouwelijkheid van een vrije en open gedachtewisseling. Daarnaast bevat de nota grotendeels informatie die afkomstig is uit het ambtsbericht van 10 september 2014. Openbaarmaking van dergelijke gegevens kan de strafrechtelijke opsporing en vervolging frustreren. Daarom verstrek ik in het algemeen geen informatie over een strafrechtelijke procedure die nog loopt. Voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten de strafrechtketen om, zoals aan uw Kamer, gevolgen heeft – gelet op het vereiste van een eerlijke procesgang in het algemeen en het vermoeden van onschuld in het bijzonder – voor een (in dit geval nog lopende) zaak.5
Ik zal deze stukken ook niet aan het Hof sturen waar de zaak wordt behandeld. Het is aan het Hof om stukken aan het strafdossier toe te voegen, al dan niet op verzoek van het OM dan wel de verdediging.
Behelst het ambtsbericht van 10 september 2014 de vervolgingsbeslissing of een voornemen tot vervolging? In geval het een voornemen betreft, waar hing dat voornemen vanaf?
Nadat het besluit door het OM was genomen, informeerde het OM door middel van het ambtsbericht mijn ambtsvoorganger over het genomen besluit tot vervolging.
Bedoelde u met «interne correspondentie» in antwoord op vraag drie van de Kamervragen de begeleidende nota die door ambtenaren werd opgesteld bij het ambtsbericht?
Ja.
Wat is de status van een dergelijke nota? Hoe wordt deze geclassificeerd in termen van geheim / vertrouwelijk etc.? Wat is de wettelijke basis hiervoor?
In het algemeen zijn nota’s interne stukken die worden opgesteld ten behoeve van intern beraad tussen ambtenaren en tussen ambtenaren en de politieke leiding. Nota’s bij ambtsberichten bevatten een samenvatting van het betreffende ambtsbericht en, indien van toepassing, een uitzetting van het eerdere verloop van een zaak of casus en achtergronden. Ambtsberichten zijn vertrouwelijk, de nota’s bij deze ambtsberichten zijn vanwege de inhoud ook vertrouwelijk. Dit volgt uit artikel 4 onder d van het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013.
Hoeveel ambtsberichten zijn er door het OM uitgebracht aan de toenmalige Minister van V&J over (welke aspect dan ook) van de onderhavige kwestie Wilders?
Zoals in het antwoord op vraag 3 van de Kamervragen van het lid Wilders van 12 november 2018 staat vermeld, heeft het College naast het ambtsbericht van 10 september 2014 ook een ambtsbericht aan mijn ambtsvoorganger gestuurd op 7 oktober 2014 en één op 17 december 2014.
Hoeveel begeleidende nota’s bij deze ambtsberichten zijn er opgesteld door ambtenaren (van welk departement dan ook) over deze kwestie Wilders?
Er zijn twee nota’s opgesteld.
Kunt u daarnaast per nota aangeven uit hoeveel pagina’s deze bestaat?
Er is een nota van vier pagina’s en een nota van twee pagina’s.
Wie hebben er momenteel inzage in de begeleidende nota’s bij de ambtsberichten die over, welke aspect dan ook, van de onderhavige zaak Wilders aan de toenmalig Minister van V&J zijn verzonden?
Vanwege de vertrouwelijkheid van de inhoud van deze nota’s heeft slechts een beperkt aantal ambtenaren van mijn departement toegang tot deze nota’s.
Mogen getuigen vrijelijk verklaren uit een dergelijke ambtelijke nota bij een ambtsbericht? Zo nee, waarom niet?
Getuigen zijn verplicht te verklaren, tenzij er sprake is van een verschoningsrecht (artikelen 217–219b Sv). Ook heeft de rechter de mogelijkheid om vragen te beletten (artikelen 187b en 293 SV) en heeft de raadsheer-commissaris de mogelijkheid te voorkomen dat antwoorden op vragen ter kennis komen van de advocaat-generaal of de verdachte en zijn raadsman op de in artikel 187d Sv genoemde gronden. Het is aan de rechter in de desbetreffende zaak om hierover te beslissen.
Bent u bereid alle ambtsberichten / begeleidende nota’s / memo’s / interne correspondentie / notities over onderhavige kwestie Wilders als bijlage voegen bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, bent u dan bereid deze aan het Hof belast met de behandeling van deze zaak te zenden? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 27.
Is er tijdens of en marge van de ministerraad van 21 maart 2014, twee dagen na de uitspraken van de heer Wilders, formeel dan wel informeel gesproken over deze uitspraken? Zo ja, wat is er besproken?
Op grond van het reglement van orde van de ministerraad is hetgeen besproken is tijdens de ministerraad vertrouwelijk. Ik kan dan ook geen mededelingen doen van hetgeen daar al dan niet besproken is. Van wat er en marge van de ministerraad is besproken draag ik geen wetenschap noch worden daar verslagen van gemaakt.
Heeft de toenmalige vicepremier, de heer Asscher, die zich negatief uitsprak over de uitspraken van de heer Wilders tijdens de persconferentie na afloop van deze ministerraad waar hij – naar eigen zeggen – namens het voltallige kabinet sprak, indertijd daadwerkelijk namens het voltallige kabinet gesproken? Zo ja, met wie en wanneer is dit kabinetsstandpunt besproken, formeel dan wel informeel? Is dit ook vastgelegd?
Ja. Zie verder het antwoord op vraag 37.
Is de onderhavige kwestie, formeel dan wel informeel, op een ander moment aan de orde geweest tijdens of en marge van een ministerraad?
Zie het antwoord op vraag 37.
Is er ooit een zogenaamde «blauwe brief» verzonden over onderhavige kwestie Wilders? Zo ja, door welke bewindspersoon, wie was de ontvanger, wanneer en waarover ging deze «blauwe brief»?
Uit het in antwoord 1 genoemde onderzoek in de mij ter beschikking staande documenten is niet gebleken dat er vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid een blauwe brief is gestuurd.
Heeft u op enig moment, met wie dan ook, formeel dan wel informeel overleg gehad over de zaak Pechtold (uitspraak over Russen)? Zo ja, met wie, wanneer en wat was de strekking van dat overleg?
Deze zaak heeft niet als formeel agendapunt geagendeerd gestaan tijdens een overleg maar het OM heeft mij bij wijze van mededeling wel geïnformeerd over deze zaak.
Is de kwestie Pechtold, formeel dan wel informeel, aan de orde gekomen tijdens een periodiek overleg tussen de Minister van J&V en de voorzitter van het College van procureurs-generaal? Zo ja, wanneer en wat is er besproken?
De zaak zoals genoemd in vraag 41 is niet als formeel agendapunt besproken tijdens een regulier periodiek overleg tussen mij en de voorzitter van het College. Zoals in het antwoord op vraag 41 aangegeven, heeft het OM mij wel bij wijze van mededeling geïnformeerd dat deze zaak aan de orde was.
Is de kwestie Pechtold aan de orde gekomen op het bewindspersonenoverleg van het CDA, formeel dan wel informeel?
Nee.
Werd de kwestie Pechtold beschouwd als een zogenaamde «gevoelige zaak»?
Ja, in navolging van het OM is deze zaak als gevoelige zaak beschouwd.
Zijn er ambtsberichten door het OM aan u uitgebracht over de zaak Pechtold? Zo ja, wanneer en werd dat ambtsbericht vergezeld van een begeleidende nota? Zo ja, wat was het ambtelijk advies?
Ja, ik ben door het College bij ambtsbericht van 29 maart 2018 geïnformeerd over deze zaak. Er is bij dit ambtsbericht geen nota opgesteld maar in het digitale systeem van mijn departement waarmee ik dit ambtsbericht heb ontvangen, is een korte samenvatting van het ambtsbericht opgenomen. Deze tekst bevat geen ambtelijk advies.
Kunt u een limitatieve opsomming maken van alle ambtsberichten / begeleidende nota’s, memo, notities, notulen of welke vorm van schriftelijke vastlegging dan ook over de kwestie Pechtold?
Over de zaak van de heer Pechtold, naar aanleiding van diens uitspraken over Russen, heb ik, zoals in het antwoord op vraag 45 aangegeven, een ambtsbericht ontvangen van het College. Daarnaast bevindt zich op mijn departement een e-mail d.d. 4 april 2018 tussen een medewerker van het OM en een ambtenaar van mijn departement met in de bijlage een e-mail d.d. 4 april 2018 van het OM aan de voorlichter van D66 van de Tweede Kamer met als bijlage de sepotbeslissing van de officier van justitie. Onder deze mail bevindt zich een e-mail van 28 maart 2018 tussen medewerkers van het OM. Tot slot een e-mail d.d. 30 maart 2018 tussen ambtenaren van mijn departement.
Bent u bereid de aangetroffen stukken als bijlage voegen bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, bent u bereid deze stukken toe te zenden aan het Hof belast met de behandeling van de zaak Wilders? Zo nee, waarom niet?
Voor het ambtsbericht verwijs ik naar het antwoord op vraag 27. Voor wat betreft de e-mails kan ik u melden dat deze gaan over het bekendmaken van de sepotbeslissing aan de woordvoerder van D66, de aangevers en over het bekendmaken van deze beslissing in een persbericht.
Bent u bereid voorts alle formele dan wel informele contacten over de kwestie Pechtold met bewindspersonen of anderen op een rijtje zetten?
In het antwoord op vraag 46 treft u aan welke (digitale) contacten er hebben plaatsgevonden in deze zaak.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen de gestelde termijn van drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht dat er op een basisschool in Tilburg ramadanvoorlichting wordt gegeven aan kinderen door de GGD |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat er op basisschool de Stelaertshoeve te Tilburg ramadanvoorlichting wordt gegeven aan kinderen door de Gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD)?1
Ja.
Deelt u de mening dat islamisering niet gestimuleerd dient te worden, maar bestreden en teruggedrongen? Zo nee, waarom niet?
De grondrechten gelijkheid, vrijheid van spreken en vrijheid van godsdienst, gelden voor iedereen in Nederland. Daardoor kunnen we in Nederland zelf kiezen hoe we ons leven inrichten, met wie we trouwen en of we geloven (of niet). Deze grondrechten zijn een essentieel element van de Nederlandse democratische rechtstaat.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de GGD stopt met deze ontwrichtende onzin en de kinderen met rust laat? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de antwoorden van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de Kamervragen van 28 mei 20192, adviseert de GGD scholen in het kader van de Gezonde School aanpak, zie www.gezondeschool.nl. De advisering door de GGD kan gaan over verschillende thema’s, zoals gezonde voeding, bewegen, weerbaarheid en seksualiteit. De school kiest daarbij zelf de (gezondheids-) thema’s waarin ze ondersteuning van de GGD wil hebben. In dit geval kwam de genoemde basisschool met het verzoek aan de GGD om voorlichting aan ouders te geven over gezondheid (van kinderen) en de ramadan. Scholen hebben in verband met de hun toekomende vrijheid van onderwijs ruimte om dergelijke activiteiten te organiseren. De vrijheid van onderwijs en vrijheid van godsdienst zijn grondrechten in onze samenleving waar het kabinet pal voor staat.
Wat zijn de jaarlijkse maatschappelijke kosten van ramadan vanwege ziekteverzuim, te laat komen, slecht slapen, ontregelde diabetes, ordeverstoring en ramadangerelateerde criminaliteit?
Ik zie geen aanleiding om hiernaar te kijken.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat heel Nederland vanaf dit jaar gevrijwaard blijft van allerhande islampromotie vanwege ramadan via de gezondheidszorg, onderwijs, staatstelevisie en -radio, sociale partners, et cetera? Bent u bereid daartoe snel in actie te komen?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 gelden de grondrechten gelijkheid, vrijheid van spreken en vrijheid van godsdienst voor iedereen in Nederland. Daardoor kunnen we in Nederland zelf kiezen hoe we ons leven inrichten, met wie we trouwen en of we geloven (of niet). Het staat eenieder vrij daar al dan niet uiting aan te geven of aandacht aan te schenken. Deze grondrechten vormen een essentieel element van de democratische rechtstaat.
De islam is een godsdienst. Deze godsdienst valt net als andere religies in Nederland onder de vrijheid van godsdienst en is met dezelfde regels omgeven. Nederland is een pluriforme samenleving, waar – binnen de grenzen van de rechtsstaat – voor alle religies, overtuigingen en leefstijlen ruimte is.
De juridische werking van het Migratiepact van Marrakesh |
|
Geert Wilders (PVV), Vicky Maeijer (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u de authenticiteit van de gelekte nota d.d. 1 februari 2019 van de juridische dienst van de Europese Commissie «The legal effects of the adoption of the Global Compact for Safe, Orderly and regular Migration by the UN General Assembly» bevestigen?1
De Europese Commissie heeft in een reactie op berichtgeving over dit document gemeld dat dit een niet officieel document betreft. Het gaat om een document dat weliswaar door een individuele medewerker van de Commissie is opgesteld, maar niet breder wordt gedragen binnen de Commissie. Het verandert niets aan de zienswijze van de Commissie ten aanzien van het juridisch niet-bindende karakter van het Compact. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken heeft Commissaris Hahn dit ook desgevraagd bevestigd. De Juridische Dienst van de Raad beaamde deze lezing.
Wat is uw reactie op de hierin staande mededeling (paragraaf 46) dat het VN-migratiepact via EU-wetgeving wel degelijk bindende juridische effecten zal hebben?
Dit niet-officiële document doet niet af aan de zorgvuldige juridische analyse die mede op verzoek van uw Kamer is uitgevoerd en waarover uitgebreid met uw Kamer is gedebatteerd. Ook de Europese Commissie heeft in reactie op vragen naar aanleiding van de berichtgeving over dit document, benadrukt dat dit niet de zienswijze is van de Commissie. Feit blijft dat het Compact een juridisch niet-bindend document is en geen afdwingbare rechten genereert.
Waarom heeft u tijdens eerdere debatten juist het tegenovergestelde gezegd, namelijk dat het migratiepact van Marrakesh niet juridisch bindend en/of afdwingbaar is?2
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat u daarmee niet alleen de Kamer, maar ook de Nederlandse bevolking op het verkeerde been heeft gezet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat herstellen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen vóór dinsdag 26 maart 2019 beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Leerkracht geschorst na beledigen profeet’ |
|
Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Leerkracht geschorst na beledigen profeet»?1
Ja.
Ziet u door dit incident in dat islam onderwerping betekent en dat, als iedere keer wordt gebogen voor de eisen van de islam, dit geen incident zal blijven? Zo nee, waarom niet?
Ik neem afstand van de suggestie die in uw vraag schuilt. In Nederland is er vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting. Het kabinet staat pal voor deze waarden.
Deelt u de mening dat het vertellen van de waarheid over de islam nooit mag leiden tot een schorsing van een docent en dat hier de intimiderende leerlingen geschorst en desnoods van school verwijderd hadden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
In de praktijk is het aan het bestuur, schoolleider, leraren, ouders en leerlingen om met elkaar en uiteraard binnen de grenzen van de wet afspraken te maken over de invulling van een schoolcultuur waarin iedereen zijn grondwettelijke rechten kan beleven. Daarbij hangt het sterk af van de feitelijke uitspraken, gedragingen en van de context af of een schorsing eventueel op zijn plaats is. Dit is ter beoordeling van het bestuur en de school. In beginsel past mij hier geen oordeel.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om de docent direct weer veilig zijn werk te kunnen laten doen en de betrokken leerlingen gestraft te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat is niet aan mij.
Het bericht ‘Vrouwelijke IS’er wil naar Nederland’ |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vrouwelijke IS’er wil naar Nederland?»1
Ja.
Kunt u zo snel mogelijk duidelijk maken dat de bewuste IS’er nooit, maar dan ook nooit een verblijfsvergunning en ook nooit de Nederlandse nationaliteit zal krijgen en altijd toegang tot Nederland zal worden geweigerd? Zo nee, waarom niet?
Zoals u weet ga ik niet op individuele zaken in. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven dat vreemdelingen op verschillende manieren Nederlander kunnen worden; van rechtswege (door geboorte of erkenning), door optie of naturalisatie. Hiervoor gelden aparte voorwaarden. In het geval een vreemdeling getrouwd is met een Nederlander kan de vreemdeling genaturaliseerd worden als het huwelijk reeds drie jaar heeft geduurd én sprake is van onafgebroken samenwoning. Daarnaast geldt dat het moet gaan om een in Nederland wettelijk gesloten huwelijk of een buiten Nederland gesloten huwelijk dat volgens het Nederlands internationaal privaatrecht kan worden erkend. Een alleen kerkelijk, religieus of anderszins ceremonieel gesloten huwelijk, ongeacht waar dat is gesloten, wordt niet erkend. Tegen het verblijf van de verzoeker in Nederland mogen geen bedenkingen bestaan. De vreemdeling mag geen gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid zijn.
Ten aanzien van de verlening van een Nederlandse verblijfsvergunning voor niet EU-burgers gelden voorwaarden zoals, in geval van verblijf bij partner, een inkomenseis, een inburgeringsvereiste en een leeftijdseis van 21 jaar. Daarnaast dient sprake te zijn van een huwelijk, geregistreerd partnerschap of een duurzame en exclusieve relatie. Ook hier geldt dat de vreemdeling geen gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid mag zijn.
Wat betreft de voorwaarden voor vreemdelingen om toegang te krijgen tot het Schengengebied, zijn deze opgenomen in de Schengengrenscode. Zo behoort het hebben van geldige reisdocumenten tot een van de voorwaarden. Daarnaast kan aan de vreemdeling de toegang tot Nederland worden geweigerd in geval deze een gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid vormt.
Het bericht ‘Opnieuw geschiedvervalsing in Nederlands schoolboek’ |
|
Harm Beertema (PVV), Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Opnieuw geschiedvervalsing in Nederlands schoolboek»?1
Ja.
Wat is de reden dat de belangrijkste geschiedenis van Jeruzalem (de Joodse geschiedenis) wordt verzwegen in het VMBO-boek «Plein M»?
Met enige regelmaat krijgt het kabinet vragen over de inhoud van leermiddelen. Hoe begrijpelijk het soms ook is dat bepaalde passages uit leermiddelen vragen oproepen, ik hecht er toch aan de formele verantwoordelijkheidsverdeling omtrent de inhoud van leermiddelen te respecteren. Zoals ik en mijn voorgangers aan uw Kamer in vele eerdere schriftelijke vragen hierover ook al hebben aangegeven, is het niet aan het kabinet om de inhoud van leermiddelen te beoordelen, maar aan scholen. We hebben, via de vrijheid van onderwijs, grondwettelijk verankerd dat scholen het onderwijs zelf mogen inrichten en daarbij leermiddelen van hun keuze mogen gebruiken. Dat past bij de autonomie van scholen en de professionele ruimte van leraren om daarin eigen afwegingen te maken. Tegelijkertijd is onderdeel van die vrijheid dat scholen de verantwoordelijkheid hebben om richting ouders en leerlingen aanspreekbaar te zijn op de gemaakte keuzes en de omgang met leermethoden. Ouders en leerlingen kunnen kwesties via de vertegenwoordiging in de medezeggenschapsraad bij het schoolbestuur aankaarten. Daarnaast kan een klacht worden ingediend via de daarvoor geldende klachtenregeling. Bovendien zijn de grondwettelijke vrijheden van scholen niet onbegrensd; zij worden bijvoorbeeld begrensd door het strafrecht. Indien er strafrechtelijke grenzen worden overschreden is het aan het Openbaar Ministerie om op te treden.
Met welk doel wordt een groot deel van de Joodse geschiedenis van het Midden-Oosten, zoals de pogroms en slachtpartijen door islamitische Arabieren en de verdrijving van Joden, alsmede de Armeense genocide en discriminatie van christenen weggelaten in hetzelfde boek?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de geschiedvervalsing die in het betreffende boek wordt gepleegd? Zo ja, waarom en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het tijdens geschiedenis- en maatschappijlessen verzwijgen van het leed dat Joden en christenen in het Midden-Oosten is aangedaan -veelal door moslims- en het verzwijgen van de belangrijkste geschiedenis aangaande Jeruzalem bijdraagt aan het ontstaan en in stand houden van een verkeerd beeld aangaande Joden en het jodendom en daarmee antisemitisme in de maatschappij aanwakkert? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de scholen die het betreffende boek gebruiken ertoe te bewegen dit boek in de prullenbak te gooien en ervoor zorg te dragen dat leerlingen op een historisch juiste manier worden onderwezen over de geschiedenis van het jodendom, het Midden-Oosten en Jeruzalem? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De kinderen die bij het kinderpardon zijn afgewezen en nu een herbeoordeling krijgen zoals vermeld in de brief van 29 januari 2019 |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is het gemiddeld aantal gezinsleden, ouders, broers en zussen, dat met deze kinderen in Nederland verblijft?1
Hoofdpersonen die zijn afgewezen op de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen hebben gemiddeld 2,2 gezinsleden.
Wat is de top vijf van de landen van herkomst?
Wat is het gemiddeld aantal verblijfsprocedures dat deze gezinnen in Nederland hebben doorlopen, zowel asiel als regulier, en wat is de top vijf van de gevraagde verblijfsdoelen?
De gegevens waar in deze vragen om wordt verzocht zijn niet op een geaggregeerd niveau beschikbaar. Om deze gegevens te achterhalen dient ieder afzonderlijk dossier van (de gezinsleden van) de hoofdpersonen die in aanmerking komen voor een herbeoordeling opnieuw te worden bekeken. Die herbeoordeling vindt op dit moment plaats in het kader van de uitvoering van de Afsluitingsregeling. Ik informeer uw Kamer later dit jaar over de afhandeling van de Afsluitingsregeling met daarin cijfermatige overzichten.
In hoeveel gevallen zijn er meer dan drie verschillende procedures doorlopen en is het procedurestapelen dus tot kunst verheven?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is de gemiddelde periode van illegaal verblijf in Nederland van deze gezinnen, vanaf de periode dat de wettelijke vertrekplicht van toepassing was?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe vaak is de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in deze zaken zelf in beroep gegaan in alle verblijfsprocedures van deze gezinnen?
Zie antwoord vraag 3.
Bij hoeveel van deze gezinnen is het meewerkcriterium tegengeworpen toen een beroep werd gedaan op het kinderpardon?
Zie antwoord vraag 3.
Bij hoeveel gezinnen is bij tegenwerping van de meewerkplicht vaker dan een keer een situatie geweest dat men bijvoorbeeld niet is komen opdagen bij een afspraak bij de Dienst Terugkeer en Vertrek?
Zie antwoord vraag 3.
Bij hoeveel van de gezinnen is ooit een situatie geweest dat er al een vertrekdatum vast heeft gestaan maar dat men niet kwam opdagen op het vliegveld of het vertrek tegenwerkte met een nieuwe verblijfsaanvraag, de zogenaamde vliegtuigtrapaanvraag?
Zie antwoord vraag 3.
Verbleven alle gezinnen in voorzieningen van het Rijk? Zo nee, in hoeveel gevallen werd illegaal verblijf gefaciliteerd door gemeenten middels huisvesting en / of financiële middelen en wat zijn de details hieromtrent?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'Jihadboeken in bajesbieb/Haatlectuur op bestelling' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Jihadboeken in bajesbieb/Haatlectuur op bestelling»?1
Ja.
Hoe komt het dat u zo van het padje bent dat u beter zorgt voor islamitische bajesklanten dan voor gewone burgers?
Deze vraag gaat uit van een veronderstelling die ik niet onderschrijf.
Wat is uw reactie op uw confrontatie met de ware aard van de islam, zoals beschreven in de in het artikel genoemde islamboeken zoals het vernederen, terroriseren en doden van Joden, christenen en andere niet moslims, het (met geweld) onderwerpen van niet-moslims, gebieden en landen, het invoeren van de sharia in onderworpen gebieden en het islamiseren van o.a. Nederland?
Alle literatuur die aanzet tot haat, geweld of strafbare feiten in het algemeen keur ik ten zeerste af.
In hoeveel gevangenissen hebben moslims toegang tot islamitische boeken?
In de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) is bepaald dat elke gedetineerde in beginsel het recht heeft om boeken te lezen die passen bij zijn levensovertuiging en interesses. Daarom hebben gedetineerden in een Penitentiaire Inrichting in Nederland ook toegang tot boeken met betrekking tot de Islam. De directeur kan wel de invoer van bepaalde boeken, kranten en tijdschriften weigeren, wanneer die de orde of de veiligheid binnen de inrichting verstoren. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als boeken aanzetten tot discriminatie of geweld. In de beantwoording van de schriftelijke vragen van het CDA over hetzelfde onderwerp licht ik deze afweging nader toe.2
Hoeveel moslims zitten er in Nederland in een gevangenis en hoeveel gevangenisimams zijn er werkzaam?
Gedetineerden worden niet centraal geregistreerd op religie of levensbeschouwing.
Er zijn 43 FTE islamitisch geestelijk verzorgers in dienst (peildatum 1-1-2019) ten behoeve van alle locaties van DJI (gevangeniswezen, vreemdelingenbewaring, forensische zorg en justitiële jeugdinrichtingen).
Ziet u eindelijk in wat het doel van de islam is? Zo nee, wat is het doel dan volgens u?
De Nederlandse staat gaat niet over de inhoudelijke invulling van religies voor zover deze passen binnen de wettelijke kaders. Dit strookt namelijk niet met het basisbeginsel van scheiding tussen kerk en staat dat we in Nederland hanteren.
Bent u bereid alle islamitische boeken uit de gevangenissen te bannen en gevangenisimams te ontslaan? Zo nee, waarom niet?
Nee. Een gedetineerde heeft in beginsel het recht om boeken te lezen die passen bij de eigen levensovertuiging en interesses. Slechts wanneer de orde of veiligheid binnen de inrichting in het geding is, kan de directeur de invoer van bepaalde boeken, kranten en tijdschriften weigeren.
Op grond van artikel 41 lid 2 van de Pbw is de directeur van de inrichting verplicht zorg te dragen voor voldoende geestelijke verzorging, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden. Daarom heeft DJI naast geestelijk verzorgers van andere godsdiensten of overtuigingen ook islamitisch geestelijk verzorgers in dienst.
Begrijpt u nu dat Nederland gede-islamiseerd moet worden teneinde onze democratie, rechtsstaat en veiligheid te waarborgen? Zo ja, wanneer neemt u een aanvang daarmee? Zo nee, welke reden heeft u nog meer nodig?
Twee kernelementen van onze democratische rechtstaat die grondwettelijk zijn vastgelegd zijn de vrijheid van godsdienst en gelijke behandeling van religies. Alle religies zijn in Nederland gelijk voor de wet. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zetten zich in voor deze en andere vrijheden.