De sluiting van het Hoenderloo College |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat onderwijsmedewerkers en ouders 19 juni 2020 samenkomen om te bespreken hoe zij verder moeten nu het Hoenderloo College al per 1 augustus 2020 wordt gesloten? Bent u bereid contact met hen op te nemen om mogelijkheden te bespreken?
Ja, dit was ons bekend. Vanuit de onderwijsinspectie en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is er veelvuldig contact geweest met de medezeggenschapsraad (mr) van het Hoenderloo College, een vertegenwoordiging van de onderwijsvakbonden, en de Raad van Bestuur (RvB). De mogelijkheden waar u naar verwijst in uw vraag, dienen vooralsnog besproken te worden tussen de mr en RvB.
Vindt u het een verantwoordelijke keuze dat deze onderwijsinstelling op zo korte termijn wordt gesloten gegeven de specialistische combinatie van zorg en onderwijs die hier wordt geboden en gelet op het feit dat veel van de jongeren nog geen passend alternatief wordt geboden?
Laten we voorop stellen dat het Ministerie van OCW vooralsnog geen formeel besluit over de sluitingsdatum van het Hoenderloo College heeft ontvangen. De richtdatum voor de sluiting van de Hoenderloo Groep is 1 augustus. Afgesproken is, echter, dat de Hoenderloo Groep pas sluit als er voor iedere jongere een passende en duurzame vervolgplek is. Dit geldt voor zowel zorg als onderwijs. Dit is recent opnieuw bevestigd door de Hoenderloo Groep aan de onderwijsinspectie. De onderwijsinspectie ziet hier op toe.
Betreft uw opmerking over het vinden van een passend alternatief verwijzen we graag naar de antwoorden op de eerdere Kamervragen1 van 14 april jl. Daarin gaven we al aan dat Pluryn voor alle jongeren van wie de behandeling in augustus 2020 nog niet is afgerond, naar een passende en duurzame plek binnen de jeugdzorg zoekt. Een plek is alleen passend wanneer onderwijs daar onderdeel van is. Aan deze jeugdzorginstellingen zijn onderwijsinstellingen met specialistische kennis verbonden die bekend zijn met de problematiek van de jongeren.
Bent u van mening dat de leerlingen en medewerkers een eerlijke en gedegen kans is gegeven op het vinden van alternatieve leer- en werkplekken met het versnellen van de sluiting van uiterlijk 1 augustus 2021 naar 1 augustus 2020?
Wat betreft het vinden van alternatieve plekken voor leerlingen, zie antwoord vraag 2. Over het vinden van alternatieve plekken voor medewerkers van het Hoenderloo College is op 26 juni een akkoord getroffen tussen vertegenwoordigers van het onderwijspersoneel en de RvB van Pluryn2.
Bent u van mening dat Pluryn haar zorgplicht degelijk naleeft door de plotselinge sluiting van deze onderwijs- en zorginstelling? Zo ja, hoe verklaart u dat er per 1 augustus jongeren geen passend onderwijs en zorg kunnen krijgen? Zo nee, hoe gaat u ingrijpen?
Wij willen hier graag duidelijk over zijn: elke jongere voor wie geen nieuwe, passende zorg- en onderwijsplek wordt gevonden is er een te veel. Het is aan Pluryn om deze plek samen met gemeenten te vinden. Pluryn ziet dit ook als haar opdracht en is op zoek naar een passende en duurzame vervolgplek voor alle jongeren. Pluryn heeft aangegeven de instelling pas te sluiten als elke jongere een vervolgplek heeft. Met het Ministerie van OCW en de onderwijsinspectie heeft Pluryn afgesproken dat ook voor het onderwijs geldt dat dit pas sluit als iedere leerling is overgeplaatst. Dit proces wordt nauwlettend gevolgd door de IGJ en de onderwijsinspectie.
Welke stappen gaat u zetten om te voorkomen dat deze groep jongeren met complexe problematiek thuiszitters worden?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer bent u in contact getreden met het Hoenderloo College toen het plan van aanpak de ondermaatse kwaliteit en veiligheid te verbeteren zoals de Inspectie van het Onderwijs in januari constateerde uitbleef? Vindt u het te verantwoorden dat Pluryn al die tijd geen actie heeft ondernomen haar zorgplicht na te komen?
De onderwijsinspectie ziet toe op de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs. De onderwijsinspectie heeft voortdurend contact met Pluryn gehouden om toe te zien op een goede borging van het onderwijs. De onderwijsinspectie ontvangt wekelijks een geïntegreerd (onderwijs/zorg) overzicht (dit was voorheen maandelijks) van de overdracht van leerlingen naar een vervolgplek en voert periodiek voortgangsgesprekken. Ook voert de onderwijsinspectie intensief overleg met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd over de groep leerlingen die nog geen duidelijk zicht hebben op een vervolgplek.
De afgelopen tijd ontving de onderwijsinspectie diverse signalen over het Hoenderloo College. De onderwijsinspectie beoordeelt de ontvangen signalen als ernstig. Daarnaast constateert de onderwijsinspectie een gebrek aan voortgang in de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs op het Hoenderloo College. De onderwijsinspectie heeft daarom haar toezicht verder aangescherpt.
Zoals ook in antwoord op vraag 4 is aangegeven, blijft Pluryn tot de laatste jongere verantwoordelijk voor een passende en duurzame vervolgplek. De Minister van VWS lichtte tijdens het debat van 23 juni jl. al toe dat de Hoenderloo Groep niet sluit voordat dat geregeld is.
Bent u bereid in contact te treden met het bestuur van Pluryn om deze nijpende situatie te bespreken en te zoeken naar een oplossing?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u tevens bereid te onderzoeken of er tussen uw twee ministeries een mogelijkheid is een (tijdelijke) onder curatele stelling om de sluiting per 1 augustus aanstaande te voorkomen? Zo nee, hoe verhoudt deze weigering regie te nemen zich tot de oproep van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor minder marktwerking en meer regie in de zorg in zijn interview in het Algemeen Dagblad van 13 juni 2020?
Nee. Wij kunnen de stichting Pluryn niet onder curatele stellen. Zorgaanbieders zijn private instellingen (meestal stichtingen), die zelf verantwoordelijk zijn voor de borging van kwaliteit van zorg, een goede bedrijfsvoering en governance. Een stichting kan alleen onder curatele worden gesteld door een rechter als er sprake is van een faillissement. Voor een uitleg over onze inzet voor de borging van continuïteit van onderwijs, zie antwoord vraag 6.
De opkomende criminaliteit en toenemende kansenongelijkheid in achterstandswijken |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Het project voor jongeren is weg, de dealers zijn er nog»1 en «Burgemeesters: coronacrisis treft kwetsbare wijken hard, 1,25 miljard euro nodig voor actieplan»?2
Ja.
Herkent u het in het bericht geschetste beeld van de wijk in Zaandam waar de criminaliteit en de kansenongelijkheid toeneemt? Zo ja, ziet u dit beeld ook terugkomen in andere wijken in de Nederlandse steden? Zo nee, waarom niet?
De Minister van BZK is op 27 mei jl. op werkbezoek geweest in Zaanstad, waarbij zij samen met de burgemeester, mensen van het welzijnswerk en de politie het gebied heeft bezocht. Zij herkent het geschetste beeld. Toenemende criminaliteit en kansenongelijkheid is, zoals blijkt uit de Leefbaarometer 20193, ook aan de orde in andere gebieden, in het bijzonder in de 16 stedelijke vernieuwingsgebieden, waarover de Minister van BZK u op 31 maart jl. heeft geïnformeerd4, en waarvoor 15 burgemeesters onlangs aandacht hebben gevraagd in hun Manifest «Kom op voor de kwetsbare gebieden».
In de politiecijfers is geen toename van criminaliteit te zien in de periode van de coronacrisis, ook niet specifiek in genoemde wijk in Zaandam. Sinds het begin van de coronacrisis is er landelijk bij de politie wel sprake van een toename van meldingen over jongerenoverlast, alsook van online misdrijven. Daarentegen zagen we een daling van het overgrote deel van de andere vormen van criminaliteit, zoals onder andere het aantal inbraken, fietsendiefstallen en overvallen.
Deelt u de mening dat het voor jongeren nog steeds te verleidelijk en te gemakkelijk is om voor een criminele «carrière» te kiezen? Zo ja, wat gaat u doen om er weer voor te zorgen dat jongeren een maatschappelijke carrière met een baan of studie gaan kiezen boven een criminele carrière? Zo nee, waarom niet?
Met name kinderen, jongeren en jongvolwassenen in sociaaleconomisch zwakkere wijken komen te gemakkelijk in de georganiseerde criminaliteit terecht. Onder meer de verleiding van snel en veel geld trekt een deel van deze jongeren de verkeerde kant op.
Daarom is een onderdeel van het brede offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit de preventieve en lokale aanpak gericht op (kwetsbare) jongeren en hun leefomgeving, met als doel te voorkomen dat zij in de criminaliteit terecht komen. Concreet betekent dit dat acht gemeenten (alle ondertekenaars van het eerder genoemde Manifest) onder meer met behulp van dadergerichte interventies, het weerbaar maken van scholieren, studenten en docenten in het onderwijs en/of de inzet van wijkregisseurs ter versterking van de samenwerking tussen de domeinen veiligheid en sociaal aan de slag gaan. In oktober 2019 en april 2020 informeerde ik uw Kamer over dit brede offensief en de financiële middelen die het kabinet hiervoor beschikbaar stelt. Met de brief van 18 juni jl. informeerde ik u over de uitwerking hiervan.
Daarnaast zijn we in het kader van het programma Leefbaarheid en Veiligheid in 16 gebieden aan de slag gegaan met een integrale aanpak naar voorbeeld van Rotterdam-Zuid, waarbij zowel gewerkt wordt aan het versterken van onderwijs, werkgelegenheid, wonen en het aanpakken van de criminaliteit (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 30 995, nr. 98).
Deelt u mening van de in het tweede bericht genoemde burgemeester van Zaanstad dat «kwetsbare inwoners van de kwetsbaarste woonwijken [...] het hardst getroffen zijn door de maatregelen rond de lockdown» en dat «maatschappelijke schade [wordt] aangericht die nog heel erg lang zal doorwerken»? Zo ja, wat is uw reactie op het in het bericht genoemde manifest van 15 burgemeesters? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
De sociale effecten van de coronacrisis manifesteren zich zeker ook in 16 stedelijke vernieuwingsgebieden, zoals de burgemeesters van de 15 gemeenten hebben aangegeven in hun Manifest «Kom op voor de kwetsbare gebieden». Het bericht van de burgemeesters sluit aan bij het verslag van de werkgroep Sociale Impact van de coronacrisis. Het kabinet bereidt naar aanleiding van het verslag een reactie voor. Daarin wordt ook verwezen naar het interbestuurlijk programma Leefbaarheid en Veiligheid, dat zich richt op een gebiedsgerichte aanpak van leefbaarheid en veiligheid in m.n. kwetsbare stedelijke gebieden. In spoor één van het programma werken Rijk, gemeentebesturen burgers en maatschappelijke partners aan een langjarige integrale aanpak in 16 stedelijke vernieuwingsgebieden, waar zich nu ook de sociale effecten van de coronacrisis sterk laten voelen. Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid dient hierbij als inspiratiebron. Daarnaast wordt in spoor twee met gemeenten, maatschappelijke partners en kenniscentra verkend wat mogelijk effectieve interventies in een bredere gebiedsgerichte aanpak van leefbaarheid en veiligheid zijn.
Bent u bereid om naar het voorbeeld van de wijkaanpak in Rotterdam-Zuid ook in andere steden tot een integrale aanpak van de problemen in achterstandswijken te komen? Zo ja, op welke wijze en welke budget gaat u daarvoor beschikbaar stellen? Zo nee, waarom niet?
In de brieven van de Minister van BZK aan uw Kamer van 28 oktober 2019 en 31 maart jl.5 bent u geïnformeerd over het Interbestuurlijk Programma Leefbaarheid en Veiligheid, en de verkenning van integrale ontwikkelingsmogelijkheden in 16 stedelijke vernieuwingsgebieden. Het programma wordt vormgegeven in samenwerking met betrokken gemeenten en de collega’s van J&V, OCW, SZW en VWS, waarbij het Nationaal Programma Rotterdam Zuid ter inspiratie dient. Het programma is toegespitst op een verkenning van nut, noodzaak en (financiële) mogelijkheden van een meerjarige inzet van het Rijk ten behoeve van een integrale maatwerkaanpak van stedelijke vernieuwingsgebieden. De verkenningen met gemeenten vinden momenteel plaats. In deze kabinetsperiode zal, zoals ik aangaf in mijn brief d.d. 18 juni 2020, voor de verdere uitwerking van de preventieve aanpak van ondermijnende criminaliteit bij deze verkenning worden aangesloten.6
Jehova’s getuigen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Geoliede machine van manipulatie»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de gesloten cultuur bij Jehova’s getuigen en de wijze waarop met kritiek van binnen en buiten wordt omgegaan weinig vertrouwen biedt dat misstanden binnen deze geloofsgemeenschap serieus genomen worden? Zo ja, waarom en wat zegt dat over de aanpak van die misstanden door de geloofsgemeenschap zelf? Zo nee, waarom niet?
Er is onderzoek uitgevoerd naar seksueel misbruik en aangiftebereidheid binnen de gemeenschap van Jehova´s Getuigen.2 Daarin is onderzocht hoe de geloofsgemeenschap omgaat met deze misstand. Voor de antwoorden van uw vragen die betrekking hebben op seksueel misbruik verwijs ik u naar de brief aan uw Kamer van 23 januari jl. en de inhoudelijke beleidsreactie op dit onderzoek die ik uw Kamer later deze zomer zal sturen.3 Ik heb geen zicht op hoe de gemeenschap van Jehova´s Getuigen omgaat met andere misstanden. Ik hecht eraan te benadrukken dat bij strafbare feiten het altijd mogelijk is om aangifte te doen bij de politie.
Deelt u de mening dat het ongewenst is als een geloofsgemeenschap leden, die kritiek hebben, uitsluit? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Wie lid mag zijn en blijven van een kerkelijke gemeenschap betreft een interne aangelegenheid van een kerkgemeenschap. De vrijheid van godsdienst, zoals we die in Nederland kennen, houdt onder andere in dat de overheid zich zoveel mogelijk onthoudt van ingrijpen in de interne organisatie van een kerkgenootschap. Kerkelijke besluiten mogen niet strijdig zijn met fundamentele normen van dwingend recht. Wanneer een (ex-)lid van een gemeenschap door andere leden ertoe wordt aangezet om iets te doen of na te laten, kan sprake zijn van uitoefening van strafbare dwang (artikel 284 Sr) of – in extremere gevallen – bedreiging (artikel 285 Sr). Bij het weghouden van een minderjarig kind bij (een van) de ouders of het faciliteren daarvan, zou zelfs sprake kunnen zijn van onttrekking van een kind aan het wettelijk gezag of opzicht, hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 279 Sr. Wanneer hiervan sprake is kan aangifte worden gedaan bij de politie. Er zijn daarmee voldoende wettelijke mogelijkheden om te kunnen ingrijpen.
Deelt u de mening dat als een geloofsgemeenschap leden die een legitiem burgerlijk huwelijk aangaan uitsluit, en het echtpaar van contact met hun kinderen afhoudt, dat dat ongewenst is? Zo ja, waarom? Kan dat zelfs strafbaar zijn en op grond van welke delicten? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat er meer wettelijke mogelijkheden moeten komen om binnen de vrijheid van godsdienst toch te kunnen ingrijpen in geloofsgemeenschappen waar leden worden geïntimideerd, geïsoleerd of verstoten? Zo ja, aan welke wettelijke mogelijkheden denkt u? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De Hoenderloo Groep |
|
Attje Kuiken (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u nog steeds van mening dat Pluryn het vastgoed van de Hoenderloo Groep dient te verkopen om financieel gezond te worden, zoals u stelt in uw brief van 26 mei 2020?1
Jeugdhulpaanbieders zijn zelf verantwoordelijk voor hun bedrijfsvoering. Pluryn geeft in haar meerjarenherstelplan «Focus binnen Focus» aan dat het verkopen van vastgoed, naast tal van andere maatregelen, nodig is om de organisatie financieel weer gezond te maken en daarmee de continuïteit van de zorg aan de ruim 7000 cliënten van Pluryn zeker te stellen. Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke houd ik de financiële ontwikkelingen van Pluryn nauwlettend in de gaten. De Jeugdautoriteit monitort de financiële gezondheid van Pluryn zodat vroegtijdig inzicht ontstaat in eventuele risico’s voor de continuïteit van zorg.
Bent van mening dat het opschroeven van de zorgprijs een teken is dat de verkoop van het vastgoed de oplossing is voor de financiële malaise van de zorgaanbieder? Bent u ervan verzekerd dat hiermee de financiële problemen worden opgelost of dienen er volgens u ingrijpendere maatregelen getroffen te worden om te verzekeren dat de zorgaanbieder op de middellange termijn niet alsnog omvalt?2
Naast het verkopen van vastgoed en het afbouwen van activiteiten op locaties Hoenderloo en Kop van Deelen heeft Pluryn in haar meerjarenherstelplan nog zeven andere maatregelen genoemd om de organisatie weer financieel gezond en toekomstbestendig te maken. Het verhogen van tarieven is er daar één van. Hierover is Pluryn in overleg met gemeenten. Dit zijn niet de enige waarborgen die nodig zijn voor een duurzame exploitatie. Pluryn kijkt tevens kritisch naar de eigen bedrijfsvoering en is voornemens daarin komend jaar verbeteringen door te voeren qua efficiency en kwaliteit. Ook de invulling en totstandkoming van deze randvoorwaarden (en wellicht nog andere randvoorwaarden) zijn nodig om de continuïteit op de lange termijn te kunnen borgen. Momenteel monitort de Jeugdautoriteit de uitvoering van het plan «Focus binnen Focus» en neemt hierin deze randvoorwaarden mee.
Kunt u een concreet aantal geven voor het aantal jongeren voor wie nog geen passende herplaatsing is gevonden, inachtnemend de discrepantie tussen het door u genoemde veertigtal over wie nog overlegd wordt en de 115 jongeren waar de media over rapporteren?3
De Hoenderloo Groep levert Jeugdzorgplus en open 3-milieus voorzieningen. Zoals eerder gemeld in mijn brieven van 15 januari 20204, 20 februari 20205, 26 mei 20206 en in de beantwoording van feitelijke vragen en Kamervragen van 26 mei rondt het overgrote deel van de jongeren zijn of haar behandeling zoals gepland af bij de Hoenderloo Groep. 7 8 9 In december 2019 verbleven er ongeveer 220 jongeren bij de Hoenderloo groep. Het getal van 115 uit de publicatie verwijst naar het totaal aantal jongeren dat er op het moment van publicatie nog verbleef. Dat aantal loopt door het afronden van de behandeling gestaag terug: op 12 juni was het 99. De komende maand zal het versneld teruglopen omdat een groot deel van deze 99 jongeren nog bij DHG verblijft tot het einde van het schooljaar.
Alle ouders/voogden van de ca. 40 jongeren van wie we verwacht werd dat zij niet zouden uitstromen voor augustus 2020, hebben begin april een aanbod gekregen met een, volgens Pluryn, passende vervolgplek. Dit betreft onder meer 28 jongeren met zware ASS en hechtingsproblematiek, die niet gebaat zijn met een behandelcentrum voor kort verblijf zoals DHG, maar met een plek waar ze kunnen blijven. Om een duurzame oplossing voor deze jongeren te vinden, creëert Pluryn voor hen nieuwe plekken binnen de eigen organisatie. Pluryn geeft aan dat de ouders/voogden van alle 28 jongeren de intentie hebben uitgesproken om op het aanbod in te gaan zodat Pluryn verder kon met de voorbereidingen. Daarvan hebben er 17 inmiddels definitief akkoord gegeven. In augustus zullen deze jongeren naar deze vervolgplek verhuizen. Naast deze groep van 28 jongeren is er een aantal jongeren voor wie op dit moment nog geen oplossing met perspectief is gevonden. Op 12 juni waren dit er 18. Voor hen zijn Pluryn, gemeenten en OZJ intensief in gesprek met andere zorgaanbieders en zorgbemiddeling. IGJ ziet hierop toe.
Hoe verhoudt uw uitspraak van 26 mei 2020 over het feit dat de ouders en voogden van de jongeren voor wie nog een vervangende woonplek wordt of werd gezocht inmiddels de intentie hebben uitgesproken akkoord te gaan met het alternatief dat is aangedragen door Pluryn zich met het feit dat Ouders Hoenderloogroep de gesprekken met het management van de zorgkoepel hebben gestaakt met als reden dat Pluryn adviezen niet opvolgt en gemaakte afspraken niet nakomt? Heeft u sinds deze opzegging van het vertrouwen contact gehad met zowel de zorgaanbieder als met de Ouders Hoenderloogroep?
Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de gesprekken met de ouders/voogden van alle individuele jongeren, en anderzijds de gesprekken met de oudergroep als geheel. Volgens Pluryn is er in de behandelrelatie doorlopend intensief contact met alle ouders/voogden geweest over de individuele trajecten van de jongeren en is dat er nog steeds. De ouders/voogden van alle, in het antwoord op vraag 3 genoemde, 28 jongeren hebben volgens Pluryn de intentie uitgesproken om op het aanbod in te gaan zodat Pluryn verder kon met het creëren van nieuwe plekken.
Nadat het voorgenomen besluit tot sluiting van de Hoenderloo Groep bekend werd, heeft een aantal ouders zich verenigd in de Facebookgroep «Ouders Hoenderloogroep». Het management van Pluryn heeft maandelijkse overleggen over het sluitingsproces geïnitieerd met enkele vertegenwoordigers van deze groep. In mei lieten deze vertegenwoordigers, die de kern vormen van de Facebookgroep «Ouders Hoenderloogroep», weten ontevreden te zijn met de gang van zaken en staakten het maandelijkse overleg. Pluryn betreurt dit besluit en geeft aan dat samenwerking juist van groot belang is. Ik hoop daarom van harte dat ouders en Pluryn, in het belang van passende zorg voor alle jongeren, zo goed mogelijk samen optrekken.
Bent u van mening dat het afdoende is Pluryn te laten stellen dat de verantwoordelijkheid voor het vinden van geschikte plekken voor de jongeren niet ophoudt in augustus 2020, wanneer de instelling wordt gesloten? Deelt u de mening dat dit wel een erg lege belofte is gezien het feit dat deze jongeren dan per definitie geen geschikte zorgplek hebben? Bent u bereid hier persoonlijk verantwoordelijkheid in te nemen om te verzekeren dat er daadwerkelijk geen kinderen tussen wal en schip vallen? Zo nee, waarom niet?
Pluryn en betrokken gemeenten zijn verantwoordelijk voor duurzame en passende zorg voor alle jongeren, en deze verantwoordelijkheid houdt niet op na augustus. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 3, zijn er op dit moment nog 18 jongeren voor wie nog geen duurzame en passende plek is gevonden. Voor hen zijn Pluryn, gemeenten en OZJ intensief in gesprek met andere zorgaanbieders en zorgbemiddeling. IGJ ziet hierop toe. Pluryn en de gemeenten verwachten dat vóór 1 augustus 2020 voor alle jongeren een goede oplossing wordt gevonden. De sluitingsdatum van 1 augustus is een richtdatum. Pluryn heeft mij bevestigd dat de Hoenderloo Groep pas sluit als voor de laatste jongere een passende plek is gevonden.
Kunt u toelichten hoe uw antwoord op de Kamervragen van 26 mei 2020 dat ouders niet worden gedwongen intentiecontracten te tekenen zich verhoudt met uw uitspraak in de brief van 26 mei 2020 dat het grootste aantal ouders/voogden de intentie hebben uitgesproken akkoord te gaan met de vervangende plek? Ligt dit onderscheid enkel in het feit dat het geen contract betreft, slechts een mondelinge overeenkomst? Kunt u zich voorstellen dat ouderen en voogden zich in dit proces in de hoek gedreven kunnen hebben gevoeld en daarmee de prioriteit niet meer ligt bij het verlenen van de beste zorg voor de jongeren maar het snel en effectief afhandelen van een faillissement?4
Ik begrijp heel goed dat dit proces voor sommige ouders lang duurt, en dat iedereen graag snel duidelijkheid wil. Pluryn geeft aan alleen een intentieverklaring te hebben gevraagd van de ouders van de 28 jongeren voor wie nieuw aanbod binnen Pluryn ontwikkeld wordt. Dat is gebeurd in het kader van verdere doorontwikkeling van het aanbod en het voorbereiden van maatwerk. Volgens Pluryn is daarbij altijd aangegeven dat de ouders/voogden na het uitspreken van hun intentie nergens aan vast zouden zitten en ze op elk moment konden aangeven toch liever voor een andere oplossing te gaan.
Bent u van mening dat het dreigende faillissement van (delen van) grote zorgaanbieders zoals Pluryn exemplarisch is voor het gevaar van zorgaanbieders die 'too big to fail' zijn, zeker gegeven het nu al nijpende tekort aan passende zorgplekken? Deelt u de mening dat er regie gevoerd dient te worden om te voorkomen dat grote zorgaanbieders omvallen, desnoods door het onder curatele stellen van zorgaanbieders die in zwaar weer verkeren onder leiding van uw ministerie dan wel de Inspectie? Zo nee, kunt u toelichten waarom u uw vertrouwen legt in zorgaanbieders die beleid hebben gevoerd dat hen in dusdanige problemen heeft gebracht?
Bij het beleid rondom zorgaanbieders in financiële problemen staat de zorgcontinuïteit van de cliënt voorop en niet de continuïteit van een individuele zorgaanbieder. Regionale samenwerking is daarbij van belang, zeker wanneer zorgaanbieders dusdanig groot zijn dat ze lastig bij te sturen zijn door opdrachtgevers, bijvoorbeeld omdat honderden gemeenten het opdrachtgeverschap delen. In mijn brief van brief van 20 maart 2020 «Perspectief voor de Jeugd» benoem ik het belang van regionale samenwerking tussen gemeenten om de kwaliteit en continuïteit van zorg te kunnen borgen opdat alle betrokken partijen hun verantwoordelijkheid kunnen waarmaken. Naast deze regionale samenwerking tussen gemeenten is het ook van belang dat jeugdzorgaanbieders hun opdrachtnemerschap, werkgeverschap en goed bestuur versterken en dat er kaders opgesteld worden voor reële tarieven en zorgvuldigheidseisen bij inkoop van zorg.11
Daarnaast zijn zorgaanbieders particuliere instellingen (meestal stichtingen), die zelf verantwoordelijk zijn voor de borging van kwaliteit van zorg, een goede bedrijfsvoering en governance. Een stichting kan alleen onder curatele worden gesteld door een rechter als er sprake is van een faillissement. Het valt dan ook niet binnen mijn bevoegdheid, evenmin als binnen die van de IGJ, om een jeugdhulpaanbieder onder curatele stellen.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Jeugd op 23 juni 2020?
Ja.
Het bericht dat Griekenland asielzoekers stiekem terugstuurt naar Turkije |
|
Jasper van Dijk , Joël Voordewind (CU), Bram van Ojik (GL), Attje Kuiken (PvdA), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Griekenland stuurt asielzoekers stiekem terug naar Turkije»?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van het bericht «Griekenland stuurt asielzoekers stiekem terug naar Turkije». Nederland beschikt niet over eigenstandige informatie om de precieze toedracht van de in het artikel geschetste bevindingen te bevestigen of te ontkrachten. In het artikel wordt gesteld dat de Griekse politie migranten uitzet naar Turkije zonder het recht op toegang tot de asielprocedure te waarborgen. De Griekse autoriteiten ontkennen de berichten en aantijgingen van mensenrechtenschendingen door Griekse grenswachten.2
Is het juist dat de Griekse overheid asielzoekers, waarvan sommigen al maanden in het land verblijven, onder dwang de grens met Turkije heeft overgezet? Zo nee, hoe zit het wel?
Zie antwoord vraag 1.
Wordt met deze handelwijze het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en andere internationale verdragen geschonden? Wat zijn daarvan de consequenties?
Vanaf 28 februari jl. heeft Griekenland een aantal noodmaatregelen getroffen in reactie op de beslissing van Turkije om migranten niet langer te beletten om vanuit Turkije naar Griekenland en Bulgarije door te reizen. Een van deze maatregelen was de tijdelijke opschorting van de asielprocedure van 1 maart jl. tot 1 april jl. Tevens heeft Griekenland, met ondersteuning van de EU, het grensbeheer versterkt. Het doel van deze maatregelen was om de irreguliere grensoverschrijdingen tegen te gaan. Volgens de Griekse autoriteiten hebben de circa 2.500 asielzoekers die in deze periode in Griekenland aankwamen en asiel aanvroegen, na deze periode alsnog toegang gekregen tot de Griekse asielprocedure. Verder vindt sinds medio maart 2020,in verband met COVID-19, geen terugkeer vanuit Griekenland naar Turkije plaats.
Ik deel uiteraard de mening dat Griekenland, net als alle EU-lidstaten, zich moet houden aan het EVRM en de overige van toepassing zijnde internationale en Europese wet- en regelgeving. Dit geldt ook voor het optreden van Griekenland (en Turkije) aan hun gemeenschappelijke grens. Het kabinet draagt dit ook uit in Europees en bilateraal verband. Dit heb ik ook meermaals benadrukt bij mijn Griekse ambtgenoot. Het is aan de Europese Commissie, als hoedster van de verdragen, om toe te zien op adequate implementatie en naleving van de Europese wetgeving. Bij vermoedens van het niet naleven van het EVRM kan door betrokkenen, maar ook door een advocaat of belangenorganisatie, aangifte worden gedaan bij de verantwoordelijke autoriteiten, waarna een onderzoek kan worden ingesteld.
Hoe beoordeelt u het handelen van de Griekse overheid en welke gevolgen verbindt u daaraan, gezien de Europese samenwerking met dit land op het gebied van asiel en migratie?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat Griekenland zich moet houden aan het EVRM en de afspraken op het gebied van asiel en migratie die zij in Europees verband hebben gemaakt?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de bevindingen van experts dat sprake is van een nieuwe strategie van de Griekse overheid, nu het ook asielzoekers die al lang en breed op Griekse bodem zijn aangeland, oppakt en de grens over zet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uitsluiten dat bovengenoemde praktijken zich nog voordoen? Op welke manier wordt dat gemonitord?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat u deze zaak in Europees verband in Brussel (EU) en in Straatsburg (Raad van Europa) aan de orde stellen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om in Europees verband aan te dringen op onafhankelijk onderzoek naar deze gang van zaken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De voorgenomen stelselwijziging in de jeugdzorg |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Afspraken jeugdzorg zijn «te vrijblijvend»»?1
Ja
Bent u van mening dat dit voorstel van de VNG voldoende antwoord is op de vraag om niet-vrijblijvende samenwerking tussen gemeenten tot stand te brengen, zoals u meldde in uw brief van 7 november 2019?2
Gemeenten zien ook het belang van niet-vrijblijvende regionale samenwerking. De VNG heeft daarom een «Norm voor Opdrachtgeverschap» (NvO) uitgewerkt, die op dit moment ter digitale besluitvorming voorligt bij haar leden. Deze norm beschrijft waaraan de (boven)regionale samenwerking van jeugdhulpregio’s moet voldoen en hoe wordt gezorgd voor voldoende aanbod van specialistische jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. De NvO sluit voldoende aan bij de voorstellen van onze brieven van 7 november 2019 en 20 maart jl. Met de NvO wordt vooruitgelopen op de gewenste verandering in de uitvoeringspraktijk.
Het kabinet heeft een wetsvoorstel in voorbereiding. Deze ziet onder meer op het versterken van regionale samenwerking. Over de vormgeving van dit wetsvoorstel ben ik in overleg met gemeenten, aanbieders professionals en cliëntvertegenwoordigers. Streven is om het wetsvoorstel in de zomer gereed te hebben voor internetconsultatie. De lessen uit de praktijk worden meegenomen in het wetsvoorstel zodat dit zo veel mogelijk de staande praktijk codificeert.
Bent u van mening dat de voorgenomen taak van meer duidelijkheid scheppen en regievoeren in de jeugdzorg kan worden uitgevoerd door zelfregulering van gemeenten? Zo nee, wat is uw reactie richting dit voorstel van de VNG?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de VNG dat er structureel meer geld nodig is om te kunnen sturen op de reikwijdte van de jeugdhulpplicht?
Het afgelopen jaar heb ik heel veel met de VNG gesproken over de gemeentelijke budgetten. Het verdiepend onderzoek jeugd dat ik uw Kamer op 24 april 2019 heb toegestuurd, vormde een belangrijke basis. Het kabinet heeft bij Voorjaarsnota 2019 besloten gemeenten met € 1 miljard tegemoet te komen voor de uitvoering van de Jeugdwet: € 420 mln extra in 2019 en in 2020 en 2021 jaarlijks extra € 300 mln. Daarnaast is afgesproken dat er een onderzoek zal plaatsvinden dat antwoord moet geven op de vraag of – en zo ja in welke mate – gemeenten structureel (na 2021) extra middelen nodig hebben voor de uitvoering van de
Jeugdwet. Dit onderzoek is recent gestart en de resultaten worden eind 2020 verwacht. De resultaten van het onderzoek dienen als inbreng van de komende kabinetsformatie.
Eind maart jl. heeft het expertiseteam dat de VNG had ingesteld om te komen tot richtinggevende uitspraken over de reikwijdte van de jeugdhulpplicht, advies uitgebracht. Het expertiseteam is van mening dat de Jeugdwet gemeenten voldoende mogelijkheden biedt om de jeugdhulp goed te sturen of in te richten. Wettelijke begrenzing van de jeugdhulpplicht of de toegang tot jeugdhulp is naar de mening van het expertiseteam dan ook niet zinvol. De sleutel ligt veeleer bij transformatie. Het advies roept gemeenten dan ook op om tot een omvattende ontwikkelagenda voor transformatie te komen, en daarbij breder te kijken dan de Jeugdwet alleen.
Ik onderschrijf het belang van een dergelijke ontwikkelagenda om transformatie van het jeugdstelsel vorm te geven. Dat mag echter niet vrijblijvend zijn. De invulling van de bestuurlijke afspraken over normaliseren, demedicaliseren en inzet van eigen kracht en preventie en het advies van het expertiseteam kunnen niet los gezien worden van de lopende trajecten over de benodigde financiële middelen en de verbetering van het jeugdstelsel. Ik heb u hierover geïnformeerd in de brief van 20 maart jl. over Perspectief voor de Jeugd.
Bent u van mening dat de verantwoordelijkheid over de stelselwijziging geheel bij gemeenten zelf leggen zal leiden tot de gewenste afname in administratieve lasten, of juist niet? Meent u dat bijvoorbeeld het oprichten van een geschillencommissie enkel en alleen voor verschillen van mening tussen regio’s in het opstellen van hun visie op jeugdbeleid een stap in de goede richting is?
Administratieve lasten verminderen is een belangrijke en weerbarstige opgave die op meerdere fronten actie vraagt, breder dan de stelselvraag. Hierbij werken wij samen met professionals, gemeenten en jeugdhulpaanbieders in het programma «Ontregel de zorg». Vanuit dit programma worden ook grote administratieve irritaties aangepakt, zoals met het convenant stoppen met tijdschrijven. Daarnaast wordt middels het bovengenoemde wetsvoorstel het opdrachtgeverschap van gemeenten versterkt en wordt voor bepaalde soorten van jeugdhulp regionale samenwerking verplicht gesteld. De verwachting is dat dit zal leiden tot lagere uitvoeringskosten tussen gemeenten en aanbieders en tot lagere administratieve lasten bij aanbieders.
De geschillencommissie die genoemd wordt in het voorstel van de VNG is een bestaande commissie wiens taken de VNG uitbreidt naar geschilbeslechting over de Norm voor Opdrachtgeverschap. Het is logisch dat er arbitrage bij geschillen wordt georganiseerd door de betrokken partijen, oftewel tussen gemeenten en tussen gemeenten en aanbieders.
Deelt u de mening dat deze voorgestelde afspraken veel te vrijblijvend zijn? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen om of zelf een plan te presenteren, dan wel de VNG te informeren over welke voorwaarden een volgend voorstel aan moet voldoen? Zo nee, waarom niet?
Het voorstel voor een NvO sluit voldoende aan bij de voorstellen in mijn brief van 7 november 2019. In het antwoord op vraag 2 is aangegeven dat het kabinet een wetsvoorstel met nadere voorwaarden in voorbereiding heeft om de regionale samenwerking van gemeenten te versterken bij de organisatie van specialistische jeugdhulp, zoals aangekondigd bij brief van 20 maart 2020. Over de vormgeving van dit wetsvoorstel ben ik in overleg met gemeenten, aanbieders professionals en cliëntvertegenwoordigers. Streven is om het wetsvoorstel in de zomer gereed te hebben voor internetconsultatie.
De vergoedingen van de inrichting van de privévertrekken van paleis Huis ten Bosch |
|
Attje Kuiken (PvdA), Joost Sneller (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Koning betaalde niet voor inrichting privévertrekken Huis ten Bosch»?1
Ja.
Kunt u openheid geven over de wijze waarop de vergoedingen van de privévertrekken van Huis ten Bosch zijn verrekend?
Ja. In artikel 4 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH) is bepaald dat ten laste van het Rijk aan de Koning de drie daarin genoemde paleizen tot gebruik ter beschikking worden gesteld. De paleizen zijn rijkseigendom en worden ter beschikking gesteld aan de Koning. Het is de verantwoordelijkheid van de Staat ervoor te zorgen dat deze paleizen gebruiksklaar zijn, afgestemd op het gebruik. Het gaat hierbij om zowel de bouwkundige staat als de stoffering en inrichting (Kamerstuk 34 000 XVIII, nr. 22). Daarbij geldt dat paleis Huis ten Bosch kan worden beschouwd als de ambtswoning van de Koning. De gehele renovatie is betaald door de rijksoverheid, waarbij, zoals te doen gebruikelijk is, de gebruiker is betrokken bij de wijze waarop de renovatie plaatsvindt, met name ten aanzien van afwerking en inrichting, voor zover deze samenhangt met de renovatie.
In de rijksbegroting 2015 van Wonen en Rijksdienst is door de Minister voor Wonen en Rijksdienst melding gemaakt van de noodzaak tot renovatie van paleis Huis ten Bosch (Kamerstuk 34 000 XVIII, nr. 1, p. 77). In zijn brief van 19 juni 2015 (Kamerstuk 34 000 XVIII, nr. 22) is uiteengezet op welke gronden gekozen is voor een algehele renovatie en welke kosten hiermee naar verwachting gemoeid zouden zijn. In deze brief is opgenomen hoe op hoofdlijnen de verdeling van de kosten voor de renovatie was voorzien (inclusief basisinrichting van het paleis, en de scheiding van wonen en werken en modernisering van de woonfunctie) (Kamerstuk 34 000 XVIII, nr. 22, p. 2–3). Eveneens heeft de Minister in deze brief uiteengezet dat bij de renovatie is uitgegaan van een kwaliteitsniveau dat adequaat en comfortabel is, vergelijkbaar met de werk- en vergaderruimten bij de ministeries waar de bewindspersonen gebruik van maken. Indien de Koning aanvullende wensen heeft die dit kwaliteitsniveau overstijgen, zal de Koning de kosten zelf dragen (Kamerstuk 34 000 XVIII, nr. 22, p. 4).
Op 13 november 2017 heeft de Staatssecretaris van BZK in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat er meerkosten van € 4,1 miljoen, waarvan € 1,1 miljoen als gevolg van prijsindexatie en € 3 miljoen als gevolg van meerkosten door tegenvallers tijdens het project te verwachten zijn. Hiermee is de begroting voor de renovatie bijgesteld naar 63,1 miljoen euro. In de jaarverslagen van het Ministerie van BZK en de Koning is opgenomen dat de kosten van de renovatie binnen de financiële kaders zijn gebleven (Kamerstuk 35 470 I, nr. 1). Tot slot is de renovatie van Huis ten Bosch in de Tweede Kamer aan de orde geweest bij de behandeling van de begrotingen van de Koning en van Algemene Zaken op 19 december 2017.
In mijn brief van 14 oktober 2019 (Kamerstuk 35 300 I, nr. 5) ben ik ingegaan op de historische context van de inrichting van de door de Staat ter beschikking gestelde paleizen. Het eigenaarsonderhoud van het meubilair van de Staat in de wettelijk ter beschikking gestelde paleizen wordt bekostigd uit de begroting van BZK uit de middelen van het Rijksvastgoedbedrijf (art. 9.1). Het gebruikersonderhoud van het meubilair van de Staat in de ter beschikking gestelde paleizen wordt nu, overeenkomstig art. 3 van de Wet financieel statuut Koninklijk Huis, bekostigd uit artikel 2 van begrotingshoofdstuk I. Hiernaast heeft de Koning zelf bijgedragen aan de inrichting van de privévertrekken in paleis Huis ten Bosch. Hierop kan ik, gelet op artikel 41 Grondwet en om redenen van bescherming van de persoonlijke levenssfeer, niet nader ingaan.
Deelt u de mening dat schimmigheid over deze vergoedingen niet nodig en ook onnodig schadelijk is voor het aanzien van ons Koninklijk huis?
Nee, er is geen sprake van schimmigheid.
Welke maatregelen gaat u nemen om dergelijke schimmigheid in de toekomst te voorkomen?
Geen, er is geen sprake van schimmigheid.
Bent u bereid de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over te nemen om elke 5 jaar de zogenoemde B-component van de Koning te evalueren en zo transparantie te betrachten en schade te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De B-component (niet-declarabele component) is een onderdeel van de grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis op artikel 1 van de begroting van de Koning. De B-component wordt gewijzigd door de wettelijke indexatie. De tussen 1973 en 2008 bestaande A-component en B-component kregen door de diverse feitelijke ontwikkelingen waarbij bijvoorbeeld bepaalde kostensoorten bij de declarabele uitgaven verdwenen (telefonie) en nieuwe ontstonden (ICT), het karakter van een «lump sum». Bij de aanpassing van de WFSKH in 2008 is dit expliciet gemaakt door het samenvoegen van de «oude» A-component en B-component tot de huidige B-component voor niet-declarabele uitgaven voor personeel en materieel. Deze aanpassing maakt het mogelijk dat er voldoende ruimte is voor het opvangen van nieuwe ontwikkelingen.
Hierbij is verder artikel 41 van de Grondwet van belang. Dit artikel waarborgt de ruimte die de Koning heeft voor de inrichting van zijn Huis, met inachtneming van het openbaar belang. De Minister-President draagt hiervoor de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarnaast is er binnen het Ministerie van Algemene Zaken een interne administratieve organisatie en control framework voor de begroting van de Koning ingericht. In dit framework is vastgelegd hoe de controle op de uitgaven van de begroting van de Koning is ingericht. In dit framework zijn verschillende rollen belegd in de controle achtereenvolgens voor de interne controle bij de thesaurier van de Koning en de externe accountant van de Dienst van het Koninklijk Huis en voor de externe controle bij de directie Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Algemene Zaken, de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer. In dit framework is ook de «brengplicht» vastgelegd van de thesaurier. De externe accountant van de Dienst van het Koninklijk Huis controleert jaarlijks of de verhouding tussen de B-component en de functioneel declarabele kosten in acht is genomen. Uit de review hierop van de Algemene Rekenkamer is gebleken dat deze verhouding in acht is genomen.
Corona onder bewoners azc Sneek |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Besmette bewoners azc Sneek overgeplaatst naar noodopvang Zoutkamp»1 en het bericht «Man uit AZC Sneek slaapt buiten uit angst voor corona»?2
Ja.
Wie heeft het besluit genomen om de bewoners van het asielzoekerscentrum (AZC) Sneek over te plaatsen? Wat was de rol van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de GGD hierbij?
Naar aanleiding van de testuitslagen is in afstemming tussen GGD Fryslân, Veiligheidsregio Fryslân en het COA besloten om besmette personen, hun gezinsleden en degenen die tot hun wooneenheid behoren over te plaatsen.
Er is voor deze aparte opvang voor besmette bewoners uit Sneek en hun gezinsleden en/of huisgenoten gekozen om de verspreiding van het virus zo snel mogelijk te stoppen. Op de locatie in Sneek is onvoldoende mogelijkheid om deze verschillende groepen gescheiden van elkaar te huisvesten.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van deze overplaatsing?
Vrijwel alle bewoners die in Zoutkamp in quarantaine verbleven, zijn na het aflopen van hun quarantaine periode weer teruggeplaatst naar het AZC in Sneek. Drie bewoners zijn vanaf Zoutkamp op een andere COA locatie geplaatst.
Op welke wijze, op welk moment en door wie zijn de bewoners op de hoogte gebracht van de verhuizing?
Naar aanleiding van de testuitslagen heeft er overleg plaatsgevonden tussen GGD Fryslân, Veiligheidsregio Fryslân en het COA over de te nemen vervolgstappen. Nadat duidelijk was dat de locatie in Zoutkamp daadwerkelijk kon worden ingezet en ingericht als quarantainelocatie zijn de betrokken bewoners zijn door COA medewerkers van de locatie Sneek geïnformeerd over hun verhuizing.
Kent u signalen van onrust onder de bewoners? Zo ja, waar bestaan die uit? Zo nee, wilt u zich op de hoogte laten stellen?
De overplaatsing van een groep bewoners naar de quarantaine locatie in Zoutkamp had vanzelfsprekend grote impact op de bewoners van AZC Sneek. Het COA personeel heeft er alles aan gedaan om de situatie voor de bewoners zo aangenaam mogelijk te maken en zorgen die leefden onder bewoners weg te nemen. Dit laat onverlet dat deze periode voor bewoners en het personeel van COA een bijzondere uitdaging is geweest.
Alle bewoners die zijn overgeplaatst naar Zoutkamp kregen op hun kamer de nodige voorzieningen voor het verblijf in quarantaine; zoals een ijskast, magnetron of oven. Daarnaast ontvingen bewoners fruitpakketten, speelgoed voor de kinderen en spelletjes voor volwassenen. Ook konden bewoners bij het COA personeel aangeven welke boodschappen ze nodig hadden. Bij sommige bewoners leidde deze situatie tot zorgen en medische vragen. De GGD is verschillende keren op de locatie aanwezig geweest om uitleg te geven aan de betrokken bewoners.
Welke beschermingsmaatregelen zijn er getroffen om bewoners en medewerkers tegen verdere verspreiding van het virus te beschermen? Zijn de regels over het gebruik voor iedereen duidelijk? Is er voldoende beschermingsmateriaal beschikbaar?
Het COA heeft verschillende maatregelen getroffen ter voorkoming van verspreiding van het virus. Een duidelijke en doelgerichte informatievoorziening aan bewoners speelt daarbij een zeer belangrijke rol. COA-medewerkers informeren de bewoners over het coronavirus, de maatregelen die het COA treft en wat bewoners zelf kunnen doen om besmetting te voorkomen.
Via «MyCOA», de website speciaal voor asielzoekers, zijn bewoners in meerdere talen geïnformeerd over het coronavirus. In de AZC’s hangen posters en tevens worden flyers verspreid over het coronavirus en hygiënemaatregelen. Om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen, volgen medewerkers de algemene richtlijn «houd anderhalve meter afstand» en heeft het COA de infobalies voorzien van plexiglas schermen. Een verpleegkundige «infectieziektebestrijding / publieke gezondheidszorg asielzoekers» van de GGD geeft persoonlijke voorlichting op de COA locaties.
Beschikbaarheid van voldoende beschermingsmiddelen is in Nederland in meer algemene zin een knelpunt geweest in de achterliggende periode. Alle COA locaties hebben sinds eind april voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor situaties waarbij het gebruik hiervan noodzakelijk is. Voor bewoners en medewerkers van de locatie Zoutkamp zijn verschillende aanvullende maatregelen getroffen, zoals het volledig scheiden van positief geteste bewoners van niet-positief geteste bewoners en het beschikbaar stellen van aanvullende persoonlijke beschermingsmiddelen voor medewerkers.
Begrijpt u dat bewoners die negatief op corona zijn getest, liever niet met besmette bewoners in een opvang in quarantaine willen worden gebracht? Zo ja, waarom en kan daar rekening mee worden gehouden? Zo nee, waarom niet?
Na de vastgestelde besmettingen in Sneek hebben COA, GGD en de Veiligheidsregio overleg gehad over de noodzakelijke stappen. Ter bescherming van de volksgezondheid in het algemeen en de COA bewoners in het bijzonder, is besloten tot overplaatsing van geïnfecteerde personen plus hun gezinsleden en/of huisgenoten naar Zoutkamp. De locatie Sneek bood voor deze groep onvoldoende mogelijkheden voor isolatie en quarantaine. In de locatie Zoutkamp zijn de positief geteste (geïnfecteerde) mensen en negatief geteste (maar mogelijk wel besmette) huisgenoten separaat opgevangen (in respectievelijk een isolatie- en quarantaine-afdeling).
Deelt u de mening dat, als asielzoekers de voorkeur geven aan het slapen in een tent zonder voorzieningen, dat er op duidt dat men bang is om door contact met positief geteste bewoners besmet te worden en dit daarom niet als een echt vrijwillige keuze kan worden beschouwd? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Na de vastgestelde besmettingen in Sneek heeft de GGD telefonische gesprekken gevoerd met alle bewoners die waren getest. Bewoners die bijzondere zorgen of aandachtspunten hadden, hebben aanvullend contact gehad met een arts. De GGD, noch de behandelend artsen hebben specifieke zorgpunten gesignaleerd ten aanzien van de betrokken personen en geadviseerd dat alle bewoners op hun gebruikelijke kamer kunnen blijven.
Waarom worden zowel positief als negatief geteste bewoners samen in hun nieuw onderkomen geplaatst? Is het mogelijk om positief en negatief geteste asielzoekers afzonderlijk ergens onder te brengen? Zo ja, welke mogelijkheden zijn daarvoor en onder welke voorwaarden kan daar alsnog voor worden gekozen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Drugssmokkel op zee |
|
William Moorlag (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Drugssmokkel op zee. Bij terugkeer ligt het bootje lager in het water»?1
Ja.
Deelt u de mening van de in het artikel genoemde officier van justitie dat de visserijsector in toenemende mate vatbaar lijkt voor druk en geld van criminelen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen jaren heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan die invloed hebben op de visserijsector. Brexit, het verbod op pulsvisserij, beperking van het aantal visgronden en recent de coronacrisis kunnen de verdiensten in de visserij onder druk zetten. Uit wetenschappelijk onderzoek is bekend dat er een sterke relatie bestaat tussen financiële problematiek en delictgedrag.2 De zorg dat vissers die in financiële problemen raken in toenemende mate vatbaar worden voor criminele aanbiedingen lijkt daarom terecht. Overigens is voor de vatbaarheid van vissers voor criminele aanbiedingen de gelegenheidsstructuur die de visserij biedt sterk bepalend. Vervoersmiddelen en transport zijn onmisbare schakels in het proces van georganiseerde criminele activiteiten. Dat maakt vissersschepen aantrekkelijk voor criminelen die drugs willen smokkelen, ook in tijden van economische voorspoed.
Deelt u de mening van het team Volans dat drugssmokkelende vissers niet in aanmerking mogen komen voor subsidies om de visserij op de Noordzee te saneren of verduurzamen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de opvatting van Volans dat vissers die zich schuldig maken aan strafbare feiten, zoals drugssmokkel, niet in aanmerking zouden moeten komen voor subsidies voor sanering of verduurzaming. Belangrijk hierbij is onderscheid te maken tussen nationale middelen en Europese middelen. Subsidies voor verduurzaming komen vanaf 2021 uit het Europees Maritiem Visserij en Aquacultuur Fonds (EMVAF) waarover in Brussel onderhandeld wordt. Dit biedt geen concrete mogelijkheid vissers op grond van criminele activiteiten uit te sluiten. Onderzocht wordt of lidstaten nationaal nog ruimte hebben om dergelijke verleningscriteria te hanteren. Daarnaast zal de Minister van LNV dit onderwerp bij haar collega’s uit Groot-Brittannië en van de Europese lidstaten aankaarten.
In het Noordzeeakkoord komen ook nationale middelen beschikbaar voor de visserij ten behoeve van sanering en verduurzaming. De Minister van LNV zal onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om vissers die strafbare feiten hebben gepleegd uit te sluiten van deze middelen.
Deelt u de mening van dit team dat de pakkans voor drugssmokkelende vissers op dit moment laag is? Zo ja, wat gaat u doen om die pakkans te vergroten? Zo nee, waar blijkt het tegendeel uit?
Ik beschik niet over cijfers waaruit de pakkans voor drugs smokkelende vissers kan worden afgeleid. Omdat drugssmokkel een delict is waarvan de betrokkenen vrijwel nooit aangifte doen, bestaat geen zicht op de totale omvang van de drugssmokkel op zee. In het algemeen kan wel worden gezegd dat maritieme smokkel geen eenvoudig oplosbaar probleem is. Dat komt door de uitgestrektheid van het gebied waarin deze plaatsvindt, de ruime mogelijkheden om smokkelactiviteiten in en rond visserijschepen te verhullen, de diversiteit van partijen die bij de aanpak van maritieme smokkel betrokken zijn en de lage meldingsbereidheid binnen de visserijsector.
Juist vanwege deze complexiteit zijn in het kader van het Programma Aanpak Ondermijning Noord-Holland versterkingsgelden toegekend aan het project maritieme smokkel. In dit programma worden de verschillende actoren samengebracht en wordt er gewerkt aan het weerbaarder maken van de visserijsector, het verkrijgen van inzicht in de aard en omvang van de betrokkenheid van vissers bij drugssmokkel en het geven van inzicht in de gevaren van ondermijning. In het najaar wordt u per brief geïnformeerd over de voortgang van de regionale aanpak die is gefinancierd met de versterkingsgelden.
Deelt u de mening van dit team dat het mogelijk moet worden om visvergunningen en schepen van veroordeelde vissers af te nemen? Zo ja, waarom en hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Schepen kunnen nu al van veroordeelde vissers worden afgenomen. Op basis van artikel 33a, eerste lid, onderdeel c van het Wetboek van Strafrecht, kunnen voorwerpen waarmee het feit is begaan of voorbereid verbeurd worden verklaard. Deze straf is in de praktijk bij vissers die drugs hebben gesmokkeld in een enkel geval gevorderd, maar voor zover het kabinet bekend nooit opgelegd. Het OM heeft hierover bericht dat het in de belangenafweging vaak te ingrijpend wordt geacht om een schip te vorderen mede vanwege het punt dat hierdoor iemands kostwinning geheel wordt weggenomen en daarnaast bijvoorbeeld ook niet-verdachte personen bij een dergelijke vordering hard geraakt worden.
Daarnaast bestaat in het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de Economische Delicten (WED) de mogelijkheid om als straf ontzetting van rechten te vorderen (artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 7 van de WED). Dit kan ook betrekking hebben op het recht om te vissen. Een dergelijk verbod is ook eerder aan vissers opgelegd, ook wanneer geen sprake was van overtredingen van de visserijregelgeving als zodanig.
De Minister van LNV bekijkt thans de mogelijkheden om visvergunningen van veroordeelde vissers in te nemen. Een optie is dat na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Bibob de visserij onder de reikwijdte van de Wet Bibob wordt gebracht. Daarbij moet worden bezien in hoeverre de Europeesrechtelijke visserijregelgeving hiertoe ruimte laat, met name in de gevallen dat vissers zijn veroordeeld voor strafbare feiten die, anders dan bij bijvoorbeeld drugssmokkel, bestaan uit een schending van de visserijregelgeving als zodanig. Verder wordt, door LNV, tezamen met JenV en IenW, ook onderzocht of andere, minder vergaande maatregelen denkbaar zijn. De Wet Bibob is tenslotte een zwaar instrument, aangezien op basis van een Bibob-toetsing niet alleen aangevraagde beschikkingen kunnen worden geweigerd, maar ook afgegeven beschikkingen kunnen worden ingetrokken. Daarnaast betekent toepassing een vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de onderzochte personen.
Acht u de omvang van de geschetste problematiek dusdanig groot dat vissers die vergunningen aanvragen voortaan een Bibob-toets moeten ondergaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en hoe gaat er dan wel de integriteit van vergunning aanvragers getoetst worden?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening van de in het bericht genoemde officier van justitie dat betere controles van vissersschepen op opvallende financieringen, het uitzetten van volgsystemen op zee of op verdachte tijdstippen waarop schepen uitvaren nodig is? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Vanuit het interdepartementale samenwerkingsverband Kustwacht wordt jaarlijks opdracht gegeven aan de Directeur Kustwacht om een pakket aan taken uit te voeren en daaraan middelen en capaciteit toe te kennen. Op het onderdeel Handhaving neemt het Openbaar Ministerie deel aan de totstandkoming van het handhavingsplan. Toezicht op visserijschepen ter handhaving van de visserijregelgeving maakt daar onderdeel van uit. Het Openbaar Ministerie zal bij de totstandkoming van een nieuw handhavingsplan respectievelijk uitvoeringsplan handhaving aandacht vragen voor de verbetering van de in het artikel door de officier van justitie genoemde controles op het uitzetten van volgsystemen en scheepsbewegingen ter verhoging van de pakkans van maritieme smokkel.
Daarnaast werkt Nederland in internationaal verband o.a. samen met 6 landen (IER, VK, FRA, SPA, POR en ITA) binnen het Maritime Analysis Operation Centre Narcotics (MAOC-N) ter bestrijding van de aanpak van trans-Atlantische drugssmokkel over zee (irreguliere vaart) en door de lucht. MAOC-N is een verdragsrechtelijke organisatie die opgericht is in 2007 en zetelt in Lissabon. Nederland heeft net als de andere landen een Liaison Officer geplaatst bij MAOC-N t.b.v. de informatievoorziening vanuit en naar nationale politiediensten. MAOC-N heeft zich als relatief kleine organisatie ontwikkeld tot een erg succesvolle wereldwijde speler in de bestrijding van drugssmokkel. Inmiddels zijn door toedoen van MAOC-N honderden tonnen verdovende middelen inbeslaggenomen met een omgerekende straatwaarde van meerdere miljarden. Hun informatie kan ook behulpzaam zijn bij het signaleren van vissersschepen die mogelijk drugs smokkelen.
Het optreden van de Griekse grenspolitie en de gewonden en de dood van een migrant |
|
Jasper van Dijk , Joël Voordewind (CU), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht en de uitzending van de KRO/NCRV over de dood van een migrant en de mogelijkje betrokkenheid van de Griekse grenspolitie?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat op 4 maart door de Griekse politie aan de Turkse grens vlakbij de Pazarkule-grensovergang, tussen de Turkse stad Edirne en het Griekse Kastanies, met scherp geschoten is en dat er zes mensen gewond zijn geraakt en een Pakistaanse man Muhammed Gulzar is overleden? Zo nee, waarom niet?
Nederland beschikt niet over eigenstandige informatie om de precieze toedracht van de genoemde situatie begin maart aan de Grieks-Turkse grens en de berichten daaromtrent te bevestigen of te ontkrachten. Volgens het aangehaalde onderzoek zijn er aan de Grieks-Turkse grens gewonden gevallen die naar het universiteitsziekenhuis in Edirne zijn gebracht, waar Muhammed Gulzar zou zijn overleden. De Griekse autoriteiten hebben aangegeven dat Griekse eenheden aan de grens uitsluitend traangas en andere middelen om menigtes uiteen te drijven gebruiken, en daarbij niet met scherp te schieten. De Griekse autoriteiten spreken dan ook met klem tegen dat het overlijden van genoemde Pakistaanse man aan de noordelijke grens begin maart, het gevolg van Grieks vuur is geweest.
Het kabinet heeft steeds benadrukt dat het optreden rond de Grieks-Turkse grens in lijn moet zijn met het internationale recht. Het kabinet zou het daarom ten zeerste betreuren en afkeuren als er slachtoffers zouden zijn gevallen. Bij vermoedens van misstanden kan door betrokkenen, maar ook door een advocaat of belangenorganisatie, aangifte worden gedaan bij de verantwoordelijke autoriteiten, waarna een onderzoek kan worden ingesteld.
Kunt u bevestigen dat de gewonden naar het universiteitsziekenhuis in het Turkse Edirne zijn gebracht en dat de 42-jarige Pakistaan Muhammed Gulzar na aankomst in het ziekenhuis werd doodverklaard? Zo nee, bent u bereid dit te achterhalen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat de kogel die volgens documenten van het Turks mortuarium door artsen uit zijn lichaam is gehaald, overeen komt met munitie die past bij wapens die Griekse militairen die dag aan de grens bij zich droegen?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat er sprake is geweest van disproportioneel geweld op de vierde maart aan de Grieks-Turkse grens?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat de Griekse overheid openheid van zaken moeten geven of er met scherp geschoten is op de migranten die vierde maart? Zo ja hoe gaat u om die openheid vragen?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat te allen tijden bij het tegenhouden van illegale grensoverstekingen het internationale recht gerespecteerd dient te worden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ook van mening de Griekse overheid openheid van zaken moet geven en deze berichten niet kan afdoen met nepnieuws? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid er bij uw Europese collega’s op aan te dringen om tot een onafhankelijk onderzoek te komen naar de beschietingen en de oorzaak van de zes gewonden en de dood van de heer Gulzar op 4 maart jl.? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid bij uw Griekse collega om opheldering te vragen over de slachtoffers van de beschietingen van de Griekse grenspolitie op 4 maart jl.? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u tevens bereid uw Griekse collega te vragen om een onderzoek in te stellen naar de manier en middelen waarop migranten zijn teruggedrongen bij de Grieks-Turkse grens op 4 maart jl.? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Onderwijs in asielzoekerscentra |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA), Lisa Westerveld (GL), Bram van Ojik (GL), Paul van Meenen (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Jongeren in azc's verstoken van onlineonderwijs door slechte wifi: «soms doen ze 's nachts hun huiswerk»»?1
Ja.
Is het u bekend dat vanwege slechtwerkende wifi honderden jongeren in asielzoekerscentra (azc’s) geen onlineonderwijs kunnen volgen? Zo ja, wat is de aard en de omvang van deze problemen? Zo nee, kunt u zich dan op de hoogte stellen van deze problemen?
Zoals ik in mijn brief van 17 april jl met uw Kamer heb gedeeld, bleek al vrij snel na de invoering van de coronamaatregelen dat de netwerkcapaciteit op een aantal COA-locaties niet was ingericht op het intensieve gebruik waar toen behoefte aan ontstond, waaronder voor thuisonderwijs aan studenten en kinderen. Dit was reden voor het COA om, in samenwerking met de provider, waar mogelijk zowel de bandbreedte als de WiFi-capaciteit uit te breiden. De verwachting was dat dit in april gereed zou komen, maar deze planning bleek te ambitieus. Inmiddels kan evenwel gemeld worden, dat de voorgenomen uitbreiding op alle locaties gerealiseerd is.
Het onderzoek van de werkgroep Kind in AZC onder scholen vond plaats op een moment dat de uitbreiding van de bandbreedte en de WiFI-capaciteit op de diverse COA-locaties nog gaande was. Inmiddels is deze afgerond, waarbij ik aanteken dat dit niet betekent dat overal volledige dekking zal zijn van goedwerkende WiFi. Net als voor alle locaties in Nederland geldt namelijk dat dekking op COA-locaties van meerdere factoren afhankelijk is, te weten de lokaal beschikbare bandbreedte, gebouwtype, afstanden binnen de locatie, gebruikte materialen in het gebouw, verstoringen door andere randapparatuur etc.
In het kader van de uitbreiding die is gerealiseerd, zijn op de COA-locaties de bandbreedtes verhoogd en daarnaast zijn twee nieuwe netwerken uitgerold: één voor scholieren en één voor bewoners. Het netwerk «Student» biedt op schooldagen tussen 08.00 en 18.00 uur een hogere prioriteit dan het netwerk «bewoners», waardoor voor scholieren beter (video)contact met school mogelijk is en er goed gewerkt kan worden aan schoolopdrachten. Dit kan tenminste in de centrale ruimtes en de computerruimtes, zowel met eigen (school)apparatuur door middel van WiFi als met de computers die zich in de computerruimtes bevinden. Uiteraard worden in deze ruimtes de RIVM-richtlijnen in acht genomen.
Sinds de uitbreiding monitort het COA dagelijks het gebruik van de bandbreedte en het gebruik van de WiFi via het netwerk »Student». Daaruit is tot nu toe gebleken dat anders dan daarvoor met de opwaardering op alle COA-locaties voldoende netwerkcapaciteit beschikbaar is gekomen om aan de vraag te voldoen. Verder heeft het COA tijdelijk een separate helpvoorziening ingericht ten behoeve van de promotie van deze voorzieningen, het beantwoorden van vragen en het oplossen van problemen.
Is het waar dat er azc’s zijn waar onvoldoende laptops of tablets zijn om schoolgaande kinderen online onderwijs te laten krijgen? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Uit de signalen die zijn ontvangen, blijkt inderdaad dat er COA-locaties waren waar niet alle kinderen beschikking hadden over apparatuur om online onderwijs te volgen. De Minister van Basis-, Voortgezet Onderwijs en Media acht het van groot belang dat alle leerlingen in deze bijzondere tijd onderwijs op afstand kunnen volgen. Daarom heeft hij in totaal EUR 6,3 mln. vrijgemaakt voor de aanschaf van laptops en tablets voor leerlingen die daar niet over kunnen beschikken. Schoolgaande kinderen op COA-locaties of in internationale schakelklassen zijn in dit kader aangemerkt als kwetsbare groep.
SIVON, een coöperatie van schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs, heeft geïnventariseerd wat de behoefte is aan laptops en tablets en waar schoolbesturen zelf of in samenwerking met lokale initiatieven niet in konden voorzien. Dertig schoolbesturen hebben aangegeven behoefte te hebben aan bijna 1.100 apparaten voor schoolgaande kinderen op COA-locaties of in internationale schakelklassen. Deze aanvragen zijn met voorrang behandeld en de benodigde apparatuur wordt in bruikleen verstrekt. Er is voldoende budget om in de behoefte voor deze leerlingen te voorzien, zodat deze leerlingen onderwijs op afstand kunnen volgen.
Deelt u de mening dat kinderen in azc’s die vanwege corona geen regulier onderwijs kunnen krijgen dan tenminste online onderwijs moeten kunnen krijgen? Zo ja, in hoeverre wordt dit belemmerd door slechte internetverbindingen? Zo nee, waarom niet?
Voor zover schoolgaande kinderen op COA-locaties of in internationale schakelklassen inderdaad geen regulier onderwijs kunnen volgen, geldt (net als voor andere kinderen) dat van scholen wordt gevraagd dat zij onderwijs op afstand aanbieden. Dat kan online onderwijs zijn, maar dit kan bijvoorbeeld ook met papieren lespakketten. Het is aan de scholen om te bepalen hoe dit precies wordt vormgegeven. Het is onwenselijk dat online onderwijs niet mogelijk is door beperkingen in netwerkverbindingen of de beschikbaarheid van tablets, laptops of computers. Zoals aangegeven in de antwoorden onder vragen 2 en 3, is de afgelopen periode fors ingezet op uitbreiding van de brandbreedte en de WiFi-capaciteit op COA-locaties respectievelijk de beschikbaarheid van voldoende apparatuur.
Overigens kunnen de kinderen in het primair onderwijs waar het hier om gaat sinds 11 mei weer volledig naar school. Dit geldt voor het primair onderwijs aan kinderen die verbonden zijn aan een COA-locatie en op schoollocaties die uitsluitend onderwijs geven aan nieuwkomers, zolang het onderwijs hier plaatsvindt in relatief kleine groepen van ongeveer 15 kinderen. Nieuwkomers op andere scholen in het primair onderwijs kunnen sinds 11 mei weer deels naar school. Het primair onderwijs is sinds 8 juni weer volledig open. Leerlingen in het voortgezet onderwijs, waaronder kinderen op een COA-locatie die deelnemen aan een internationale schakelklas, gaan per 2 juni weer (deels) naar school.
Welke rol hebben de Onderwijsinspectie en de leerplichtambtenaren bij het toezicht op onderwijs aan vluchtelingkinderen?
Als leerlingen niet op school komen, maakt de school hiervan melding via het verzuimregister bij de gemeente. De leerplichtambtenaar stelt dan een onderzoek in naar de reden van het verzuim en gaat in de meeste gevallen eerst het gesprek aan met de ouders en/of leerling. Op basis hiervan wordt besloten of er vervolgacties nodig zijn. In de periode van de sluiting van de scholen waren scholen niet verplicht verzuim te melden. Des te meer is het van belang dat scholen het gesprek met leerlingen aangaan als de (online) lessen niet worden gevolgd. De leerplichtambtenaar kan hierbij behulpzaam zijn. De functie van de leerplichtambtenaar is in het bijzonder in deze tijd gericht op gedeelde maatschappelijke zorg, waarbij het contact met de ouders en/of leerling centraal staat.
De Onderwijsinspectie (hierna: inspectie) houdt toezicht op de eerste opvang anderstaligen (hierna: EOA). De inspectie neemt dit onderwijs mee in haar reguliere toezicht. Dat betekent dat de inspectie elk jaar een prestatieanalyse uitvoert voor zogeheten nieuwkomersvoorzieningen en dat zij deze voorzieningen meeneemt in de vierjaarlijkse onderzoeken bij besturen en hun scholen. De inspectie gebruikt hierbij haar reguliere onderzoekskader, zij het in een iets aangepaste vorm; de inspectie kan de resultaten van de nieuwkomers immers niet beoordelen, omdat de nieuwkomers maximaal twee jaar onderwijs krijgen op een EOA.
Wat gaat u op korte termijn doen om ervoor te zorgen dat kinderen in azc’s wel over voldoende laptops of tablets beschikken en er wel goede internetverbindingen komen?
Het onderzoek naar de nevenfuncties van professor Kochenov van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en zijn rol in de promotie van de verkoop van paspoorten |
|
Renske Leijten , Harry van der Molen (CDA), Attje Kuiken (PvdA), Kees Verhoeven (D66), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzendingen van Nieuwsuur van 26 en 27 september 2019 over de verkoop van paspoorten op Malta en de rol van professor Kochenov (RUG) hierin en de vele Kamervragen die daarover tot nu toe gesteld zijn?1
Ja.
Herinnert u zich dat er onafhankelijk onderzoek zou plaatsvinden in opdracht van de RUG, dat in het eerste kwartaal van 2020 zou zijn afgerond, dat het openbaar gemaakt zou worden, naar de inspectie en u gestuurd zou worden en dat de inspectie er een oordeel over zou geven en dat u het onderzoek aan de Kamer zou doen toekomen?
Ja. In antwoord op eerdere vragen van de leden Omtzigt en Van der Molen heb ik aangegeven dat de oplevering van het onderzoeksrapport werd voorzien in het eerste kwartaal van 2020 en dat het rapport van het onderzoek openbaar gemaakt wordt.2 Daarbij heb ik ook aangegeven dat de verspreiding en openbaarmaking een verantwoordelijkheid is van de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: RUG) en heb ik toegezegd een afschrift van een door de RUG openbaar gemaakt rapport aan uw Kamer toe te zenden.
Heden is uw kamer bij brief met kenmerk 24674941 geïnformeerd over het onderzoeksrapport. In deze brief heb ik aangegeven dat van de RUG is begrepen dat de oplevering van het onderzoeksrapport door onvoorziene omstandigheden werd vertraagd. Per brief gedateerd 27 mei 2020 ben ik door het College van Bestuur van de RUG geïnformeerd over de besluiten die het bestuur heeft genomen naar aanleiding van het onderzoeksrapport. Het onderzoeksrapport is heden openbaar gemaakt door de RUG, een afschrift van dit rapport heb ik u – conform mijn toezegging – doen toekomen.
Heeft de heer Kochenov tussen september 2019 en nu nog nevenactiviteiten op het gebied van de advisering over de verkoop van paspoorten verricht? Zo ja welke zijn dat dan en hoe beoordelen de RUG en u die activiteiten gedurende het onderzoek?
In de bijlage bij het onderzoekrapport van de commissie Van Keulen/Berenschot is een overzicht opgenomen van activiteiten van de heer Kochenov. Uit dit overzicht komt naar voren dat door de heer Kochenov tussen september 2019 en nu geen nevenactiviteiten op het gebied van advisering over de verkoop van paspoorten zijn verricht. Van de RUG heb ik begrepen dat er ook geen nevenactiviteiten van deze strekking door de heer Kochenov zijn gemeld of anderszins bekend zijn.
Zoals ook in het onderzoeksrapport van de commissie van Keulen/Berenschot is opgenomen is de heer Kochenov wel aanwezig geweest bij een congres in Londen van Henley & Partners op 13 november 2019, ondanks een dringend advies van de decaan om niet te gaan. In het onderzoeksrapport is opgenomen dat de heer Kochenov er voor heeft gekozen dit congres wel te bezoeken omdat het hem niet verboden was, hij de resultaten van de voorpublicatie van de nieuwe – mede door hem ontwikkelde – Quality of Nationality Index (QNI) wilde presenteren en de wetenschappelijke context en ontmoetingen met collega-hoogleraren voor hem relevant waren. Van de RUG heb ik begrepen dat de heer Kochenov de niet-wetenschappelijke onderdelen van het congres niet heeft bezocht. In antwoorden op eerdere Kamervragen is aangegeven dat het kabinet weinig begrip heeft voor de keuze die de heer Kochenov in onderhavig geval heeft gemaakt.3 Dit standpunt is niet gewijzigd na kennisname van het onderzoeksrapport.
Kunt u het rapport, inclusief de reactie van de onderwijsinspectie, aan de Kamer doen toekomen?
Ja. Met de brief met kenmerk 24674941 heeft uw Kamer een afschrift van het door de RUG openbaar gemaakt rapport ontvangen. In de brief ben ik ook ingegaan op de reactie van de onderwijsinspectie.
Wat vindt u zelf van de conclusies van het rapport en de acties van de Rijksuniversiteit Groningen?
In mijn brief met kenmerk 24674941 ben ik ingegaan op het rapport, het oordeel van de inspectie en heb ik aangegeven hoe ik aankijk tegen de belangrijkste conclusies en maatregelen.
Hoe kan herhaling van een soortgelijke affaire voorkomen worden?
Uit het onderzoeksrapport blijkt dat de heer Kochenov, zijn leidinggevende en de universiteit (i.c. het faculteitsbestuur) bij de naleving en uitwerking van bestaande sectorale regelgeving (cao Nederlandse universiteiten en de sectorale regeling nevenwerkzaamheden 2017) tekort zijn geschoten. Ik kan geen garanties geven op het voorkòmen van soortgelijke affaires. Zoals ook aangegeven in mijn brief met kenmerk 24674941 juich ik toe dat de RUG de naleving, toepassing en handhaving van sectorale regelgeving inzake nevenwerkzaamheden in landelijk overleg agendeert en bespreekt. Ik verwacht over de resultaten hiervan door de VSNU geïnformeerd te worden. De inspectie volgt ook op stelselniveau ontwikkelingen op het terrein van nevenwerkzaamheden en zal hier bij de VSNU, de VH en de KNAW aandacht voor vragen.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen twee weken beantwoorden?
Op 26 mei 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd waarom beantwoording binnen de gestelde termijn voor beantwoording van Kamervragen niet mogelijk was.4 Daarbij heb ik ook aangegeven uw Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over het rapport en oordeel van de inspectie. Deze toezegging ben ik heden nagekomen.
Nieuwe onthullingen in de zaak van Julio Poch |
|
Michiel van Nispen , Frank Wassenberg (PvdD), Joost Sneller (D66), Kathalijne Buitenweg (GL), Gidi Markuszower (PVV), Attje Kuiken (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van VPRO Bureau Buitenland met nieuwe onthullingen in de zaak Poch?1
Ja.
Waarom is altijd ontkend dat het Koninklijk Huis op de hoogte was (gebracht) van deze zaak? Waarom en wanneer precies is destijds het Koninklijk Huis geïnformeerd over deze zaak? Met welk doel is dit gebeurd? Indien u het antwoord hierop niet weet, wordt dit onderzocht? Zo niet, waarom niet?
In de uitzending van VPRO Bureau Buitenland van 7 mei 2020 heeft VPRO Bureau Buitenland gemeld dat de toenmalig politie-liaison in Venezuela in 2008 zou hebben opgeschreven dat de Nederlandse ambassadeur in Argentinië in een onderhoud zou hebben opgemerkt «dat het koningshuis er toch vrij makkelijk in steekt». Uit de door VPRO Bureau Buitenland genoemde bron werd vervolgens door de media afgeleid dat het Koninklijk Huis al «in een zeer vroeg stadium« zou zijn geïnformeerd over het lopende onderzoek. Met het artikel in Vrij Nederland dat in oktober 2007 was verschenen was de casus van een verdachte Argentijnse piloot echter al in de publiciteit geweest.
In de opdracht aan de Commissie Dossier J.A. Poch heb ik naast een aantal meer afgebakende vragen de commissie expliciet de vrijheid gegeven om relevante feiten te signaleren in het licht van de onderzoeksvragen die bij kunnen dragen aan de waarheidsvinding. Daaronder kan evenzeer bovengenoemd onderwerp vallen.
De Commissie heeft mijn Directeur-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving op 12 juni 2020 een brief gestuurd over de voortgang van het onderzoek en over de termijn waarbinnen de Commissie haar onderzoek denkt af te ronden. Deze brief treft u aan in de bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen2.
Waarom heeft u niet eerder aan de Kamer gemeld dat toenmalig Minister van Justitie Hirsch Ballin zich al in 2008 persoonlijk heeft bemoeid met, en aangedrongen op strafrechtelijk onderzoek naar de heer Poch en overleg met Argentinië hierover?
Zoals ik ook in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, doet de Commissie Dossier J.A. Poch onderzoek naar deze zaak. Naast een aantal meer afgebakende vragen heb ik de Commissie expliciet de vrijheid gegeven om relevante feiten te signaleren in het licht van de onderzoeksvragen die bij kunnen dragen aan de waarheidsvinding. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek van de Commissie.
Sinds wanneer wist u van het bestaan van dit reisverslag? Sinds wanneer kende u de inhoud of de strekking daarvan?
In de beantwoording d.d. 30 april 20203 van Kamervraag 4 van het Lid Sjoerdsma (D66) heb ik gemeld dat de politie aanvullende documenten had gevonden. Dit heeft de politie in maart van dit jaar aan mijn ambtenaren gemeld. Een van deze documenten betreft het «Journaal van een politieliaison die in januari/februari 2008 voor de eerste dienstreis naar Argentinië is afgereisd». Dit is het document dat ook in de uitzending van VPRO Bureau Buitenland is besproken.
Het journaal is door de politie ter beschikking gesteld aan de Commissie, zoals dat gebeurt met alle documenten die in dit kader worden aangetroffen. Het is nu aan de Commissie om onderzoek te doen. Als gezegd wil ik niet vooruitlopen op de uitkomsten van dat onderzoek.
Dit betreft overigens een ander document dan het reisverslag waar uw Kamer om heeft verzocht en waarover ik tot op heden niet meer informatie heb dan dat dit document vernietigd zou zijn. Hierover heb ik uw Kamer eerder bericht.4
Waarom heeft u dit reisverslag niet eerder aan de Kamer gestuurd, ondanks herhaaldelijk verzoek?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid dit document, op grond van artikel 68 van de Grondwet, alsnog zo snel mogelijk aan de Kamer te sturen, alsmede de ministeriële nota uit 2009 die u wel aan de onderzoekscommissie Machielse, maar niet aan de Kamer wilde verstrekken, zoals de vaste commissie voor Justitie u vorige week nog indringend verzocht?2 Waarom weigerde u dit tot nu toe?
De gevraagde nota uit 2009 heb ik bij mijn brief van 3 juni 2020 vertrouwelijk ter inzage aan uw Kamer gestuurd. Zoals ik ook in deze brief heb aangegeven, heb ik de gevraagde nota bij wijze van uitzondering vertrouwelijk met uw Kamer gedeeld.
Ik hecht eraan dat er duidelijkheid bestaat over de feiten. Daarom doet de Commissie Dossier J.A. Poch op mijn verzoek, sinds 1 maart 2019, onder leiding van de heer Machielse, onderzoek. Dit onderzoek dient grondig en zorgvuldig te gebeuren. Dit vereist dat de Commissie haar onderzoek in onafhankelijkheid kan uitvoeren. Deze onafhankelijkheid moet boven elke twijfel verheven zijn.
Zoals ik ook in mijn brief van 3 juni 20206 aan uw Kamer heb gemeld, heeft de Commissie mijn ambtenaren recent per brief uitdrukkelijk laten weten dat het onderzoek kan worden gehinderd indien voor oplevering van het rapport afzonderlijke documenten middels verstrekking door mij of anderszins in de openbaarheid komen. Dit kan ertoe leiden dat personen die de Commissie in het kader van haar onderzoek nog wil horen, beïnvloed of vooringenomen worden.
Ik deel de zorg van de Commissie. Tegelijkertijd zie en begrijp ik de vragen vanuit uw Kamer om bepaalde documenten te ontvangen. Gezien het belang van de waarheidsvinding ben ik echter terughoudend met het verstrekken van separate documenten tijdens het lopende onderzoek. Genoemde brief van de Commissie heb ik in de bijlage van mijn brief van 3 juni 2020 aan uw Kamer gestuurd.
Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, treft u de brief van 12 juni 2020 over de voortgang van het onderzoek en over de termijn waarbinnen de Commissie haar onderzoek denkt af te ronden, aan in de bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen.
Zoals toegezegd in mijn brief van 3 juli 20197 zal ik uw Kamer informeren over de bevindingen van de Commissie.
Welke juridische basis kent uw weigering om informatieverzoeken op basis van artikel 68 van de Grondwet te verstrekken, vanwege een lopend onderzoek zonder einddatum?
Zie antwoord vraag 6.
Waarom bent u van mening dat een onderzoek zonder einddatum een basis zou kunnen zijn om een verzoek op basis van artikel 68 van de Grondwet te weigeren?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u het ermee eens dat de informatiepositie van de Tweede Kamer ernstig belemmerd wordt als informatie achtergehouden kan worden door een onderzoek zonder einddatum in te stellen, en daarmee elke grondwettelijk verzoek tot informatie geblokkeerd kan worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u dan bereid zo snel mogelijk alle gevraagde documenten naar de Kamer te sturen?»
Zie antwoord vraag 6.
Welke juridische basis gebruikt u om bepaalde documenten die naar boven komen in het onderzoek wel naar de Kamer te sturen en andere juist niet? Welk beoordelingscriterium ligt daarachter? Kunt u per verzocht document in de zaak Poch aangeven welke afweging voor het wel of niet zenden daaraan vooraf ging en op welke basis u dit besloten hebt?
Zie antwoord vraag 6.
Arbeidsmigranten met corona |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Kent u het bericht «Tientallen arbeidsmigranten Velp besmet, quarantaine op schip in Arnhem»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Deelt u de mening dat werkgevers, zeker in tijden van corona, hun verantwoordelijkheid ten aanzien van gezonde en veilige arbeidsomstandigheden voor arbeidsmigranten moeten waarmaken? Zo ja, doen zij dat ook daadwerkelijk en wie controleert dat? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Ja ik deel uw mening dat werkgevers altijd en zeker in tijden van corona moeten zorgen voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden voor al hun werknemers en dus ook voor arbeidsmigranten.
Verschillende sectoren hebben protocollen opgesteld. Van elke organisatie wordt verwacht dat zij conform de Arbowet de risico-inventarisatie en -evaluatie tegen het licht houdt in relatie tot de nieuwe arbeidsrisico COVID-19 en de nodige maatregelen neemt. De Inspectie SZW houdt toezicht op de Arbowet. Daarnaast geeft de Inspectie SZW zo spoedig mogelijk gehoor aan meldingen. Dit kan bijvoorbeeld door het uitvoeren van een inspectie ter plekke. Ten aanzien van de slachterijen werkt de Inspectie SZW nauw samen met de NVWA. Zij doen dit vanuit hun eigen verantwoordelijkheden. De NVWA houdt in de slachterijen toezicht op het dierenwelzijn. De Inspectie SZW houdt in de slachterijen toezicht op de arbeidsomstandigheden van de werknemers. De NVWA en de Inspectie SZW stemmen hun aanpak af en wisselen gegevens uit om de situatie in de vleessector beter in beeld te krijgen en waar nodig te inspecteren.
Kent u ook u de signalen van arbeidsmigranten die ziek zijn en worden ontslagen en hun huisvesting moeten verlaten? Of signalen van arbeidsmigranten die moeten komen werken terwijl ze ziek zijn?2
Veel arbeidsmigranten zijn voor hun werk en huisvesting afhankelijk van de werkgever of het uitzendbureau. Zij lopen daarom het risico hun woning te moeten verlaten als het werk stopt. Het kabinet roept allereerst werkgevers op om werknemers niet te ontslaan, maar in dienst te houden en gebruik te maken van de NOW-regeling. Indien een werkgever wel de arbeidsmigrant ontslaat, vraagt het kabinet de werkgever om hier ook een verantwoordelijkheid voor te nemen en de arbeidsmigrant niet per direct op straat te zetten. Daarnaast wordt van alle werkgevers verwacht dat zij de instructies van het RIVM volgen. Zeker in deze tijd is het van belang dat een werkgever zieke mensen niet laat doorwerken, maar een werknemer de ruimte en tijd geeft om te herstellen, zodat deze na herstel weer gezond aan het werk kan en bovendien een besmetting van andere werknemers kan worden voorkomen. De richtlijnen van het RIVM hierover zijn helder: werknemers dienen thuis te blijven bij ziekte- en verkoudheidsverschijnselen. Wanneer onduidelijkheid is over of een werknemer kan werken en welke werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden, kunnen werkgevers en werknemers advies vragen aan de bedrijfsarts. Sommige arbeidsmigranten zijn echter niet bekend met de bedrijfsarts. Het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten3 werkt aan het verbeteren van de informatievoorziening voor de arbeidsmigranten waardoor zij onder andere de bedrijfsarts beter kunnen vinden.
Wat heeft de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) inmiddels concreet gedaan met coronagerelateerde signalen over onveiligheid op de werkplek ten aanzien van arbeidsmigranten? Hoeveel meldingen zijn er gedaan? Hoeveel onderzoeken heeft de Inspectie SZW gedaan? Hoeveel overtredingen zijn er geconstateerd en hoe is hiertegen opgetreden?
De Inspectie SZW heeft tot en met 15 mei 1210 Corona gerelateerde meldingen ontvangen. 169 meldingen daarvan zijn gerelateerd aan arbeidsmigranten.
De meeste meldingen gaan over het onvoldoende afstand kunnen houden op de werkvloer. 109 meldingen zijn in onderzoek genomen. Over 16 meldingen moet nog een beslissing worden genomen. 44 meldingen zijn niet in onderzoek genomen.
Redenen om een melding niet in onderzoek te nemen zijn bijvoorbeeld dat door de melder onvolledige informatie is verleend, maar de melder kan niet om nadere informatie worden gevraagd omdat deze anoniem is. Een andere reden om een melding niet in behandeling te nemen is dat het onderwerp niet op het terrein van de Inspectie SZW ligt. In dat geval wordt de melding doorgestuurd naar de juiste instantie.
In verband met Corona, het beperken van mobiliteit en zoveel als mogelijk thuis werken, heeft de Inspectie SZW haar meldingen en interventieproces aangepast. Op grond van bestaande wet- en regelgeving zouden coronameldingen bijna niet in aanmerking komen voor onderzoek. Dat is onwenselijk omdat het maatschappelijk belang erbij gediend is dat werknemers en burgers meldingen kunnen doen en dat de Inspectie SZW zoveel mogelijk bijdraagt aan het beperken van besmettingsrisico’s, etc.
Een interventie bestaat meestal uit het bevragen van de werkgever, het opvragen van bewijsstukken, bij melders checken of er verbeteringen zijn, etc. Deze interventie, niet primair gericht op handhaven maar op het bevorderen van naleven, past erbij dat omgaan met Corona een leerproces is. Waar nodig vindt inspectie ter plekke plaats. Zie de website www.inspectieszw.nl over handhaving van de Inspectie SZW op de coronamaatregelen.
Deelt u de mening dat dit, zeker in tijden waarin iedereen geacht wordt voor elkaar te zorgen, volstrekt onwenselijke praktijken zijn? Zo ja, wat wordt er gedaan om ervoor te zorgen dat deze praktijken stoppen of wat gaat u eraan doen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Een groot deel van de thema’s die in bovengenoemde berichten terugkomen hebben al langere tijd de aandacht van het kabinet. Ik deel uw mening dat wij altijd, en zeker in tijden van corona, moeten zorgen voor eerlijke, gezonde en veilige arbeidsomstandigheden voor alle werknemers in Nederland en dus ook voor arbeidsmigranten. Naast de aangepaste interventieproces van de Inspectie SZW, is er ook mede door de urgentie van de problematiek, besloten een Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten in te richten. Dit interdepartementaal team is inmiddels actief om op regionaal niveau tot oplossingen en mogelijke maatregelen te komen die arbeidsmigranten zullen beschermen tegen het coronavirus en daaraan gerelateerde problematiek. Het doel van het aanjaagteam is drieledig. Allereerst agendeert het aanjaagteam de bescherming van arbeidsmigranten bij werkgevers, gemeenten en provincies, en brengt partijen op regionaal niveau samen. Tegelijkertijd wordt er samen met deze partijen en interdepartementaal gezocht naar maatregelen voor de bescherming van arbeidsmigranten op de korte en (middel)lange termijn. Het kan zijn dat dit vraagt om lokale oplossingen, maar ook dat er moet worden gekeken naar landelijk beleid. Tot slot zal het aanjaagteam monitoren of er sprake is van tekorten of overschotten aan arbeidsmigranten in deelsectoren en zo nodig stimuleren tot arbeidsbemiddeling.
Bent u bekend met het feit dat er arbeidsmigranten in Nederland zijn die terug willen naar hun eigen land? Kunt u een indicatie geven van het aantal arbeidsmigranten en hun herkomst die willen terugkeren en welke reisbeperkingen zij nu ondervinden?
Wordt er overleg gepleegd met andere lidstaten van de Europese Unie om te bezien hoe arbeidsmigranten terug kunnen keren naar hun land van herkomst? Zo ja, wat is de stand van zaken? Zo nee, waarom niet en gaat u hier alsnog voor zorgen?
Het in brand steken van C2000 masten |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Zendmast nummer 25 in brand, dit keer in het Limburgse Maasbree»?1
Ja, hier hebben wij kennis van genomen.
Is door deze of de vorige 24 branden in zendmasten het telefoonnetwerk uitgevallen waardoor hulpdiensten niet meer bereikbaar waren via 112? Zo ja, wat was de aard en de omvang van die storingen?
Het alarmnummer 1-1-2 is zowel via vaste- als mobiele netwerken bereikbaar. Ten minste één brand heeft mogelijk impact gehad op de bereikbaarheid van 1-1-2. Deze situatie heeft voor zover bekend niet geleid tot persoonlijke ongevallen.
In hoeverre bedreigen deze branden het functioneren van het C2000-netwerk? Is daar al sprake van uitval geweest?
De bereikbaarheid van de meldkamer zelf is voor zover bekend niet in het geding geweest, en ook de bereikbaarheid via vaste telefonie is niet verstoord. De impact van de branden is voor C2000 beperkt. In een gebied waar de C2000-dekking kwetsbaar is, bestaat er risico op langer durende dekkingsproblemen.
Wat wordt er gedaan om zendmasten te beschermen? Is dit gezien het feit dat er nog steeds branden plaatsvinden wel afdoende? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) staat in nauw overleg met de sector, het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en de Landelijke Eenheid van de politie om te bezien in hoeverre aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Het is op dit moment te vroeg om in te gaan op specifieke beveiligingsmaatregelen.
Acht u het mogelijk en wenselijk om de 525 zendmasten voor C2000 met cameratoezicht te beschermen? Zo ja, hoe gaat u hier op korte termijn voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
De C2000-masten zullen extra beveiligd worden. Vanuit veiligheidsoogpunt ga ik niet in op de specifieke beveiligingsmaatregelen. De maatregelen hebben zowel een preventieve als repressieve werking. De meest kritische masten zullen eerst beveiligd worden. Het kost naar verwachting ongeveer drie maanden om alle masten te beveiligen.
Gemeenten die in geldnood dreigen te komen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Geldnood dreigt in veel gemeenten»?1
Ja, ik ken het artikel en de signalen. Om te voorkomen dat gemeenten door de coronacrisis in financiële problemen komen, hebben de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en ik, in overleg met de medeoverheden, maatregelen genomen om medeoverheden te compenseren. Uw Kamer is hierover op 28 mei jl. geïnformeerd (Kamerstuk 35 420, nr. 43).
Met betrekking tot het OV zijn er inmiddels op 5 juni 2020 afspraken gemaakt over een beschikbaarheidsvergoeding (Kamerstuk 23 645, nr. 723).
Er lopen nog gesprekken met de medeoverheden op het gebied van onder andere, de veiligheidsregio’s, de GGD-en, afvalinzameling, de buurthuizen en het watermanagement. De komende tijd wordt samen met de medeoverheden gewerkt aan afspraken op deze gebieden. Doel is om medio juli een compleet beeld te hebben van de impact van de corona-aanpak op de medeoverheden voor de periode tot 1 juni. De hoogte en omvang van de reële compensatie vraagt een politiek-bestuurlijke afweging, waarbij het uitgangspunt is dat de medeoverheden er als gevolg van de corona-aanpak niet slechter voor komen te staan dan daarvoor.
Voor de periode na 1 juni, trekken Rijk en medeoverheden samen op bij de invulling van de nodige maatregelen en om de sociaaleconomische crisis het hoofd te bieden.
Kent ook u de signalen van gemeenten die door de coronacrisis in een (nog) slechtere financiële positie dreigen te komen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel gemeenten zullen ten gevolge van weggevallen inkomsten door de coronacrisis hun begroting naar verwachting niet rond krijgen?
Om te voorkomen dat gemeenten door de coronacrisis in financiële problemen komen, hebben de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en ik, in overleg met de medeoverheden, maatregelen genomen om medeoverheden te compenseren. Uw Kamer is hierover op 28 mei jl. geïnformeerd (Kamerstuk 35 420, nr. 43), zie ook mijn antwoord op de vorige vraag.
Mij zijn geen signalen van liquiditeitsproblemen bekend. Ik zie dat gemeenten waar dit nodig is, hebben kunnen lenen om verplichtingen na te komen, vooruitlopend op de uitbetaling van de afgesproken compensatiemaatregelen. Het aantal gemeenten dat in 2020 onder verscherpt toezicht staat (preventief) is nog beperkt en wijkt niet sterk af van de aantallen van de afgelopen tien jaar. Tegelijk is duidelijk dat, ook los van de corona-gevolgen, de financiële positie van gemeenten aandacht vergt. De gevolgen van de coronacrisis op de financiële positie van gemeenten zal het kabinet nauwlettend blijven volgen en ik voer hierover structureel het gesprek met medeoverheden.
Welke ruimte hebben gemeenten nog om, naast de al bestaande, ook nog de nieuwe financiële problemen met eigen middelen op te vangen? Aan welke mogelijkheden denkt u dan?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening van de gedeputeerden die u een brandbrief schreven dat er meer geld naar gemeenten moet en dat er anders «schrijnende en verregaande maatregelen» nodig zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik al in antwoord op vraag 2 schreef ken ik de signalen van medeoverheden met betrekking tot hun financiële positie. Het is voor een bestendige, gezamenlijke en slagvaardige overheid noodzakelijk dat medeoverheden hun reguliere taken waaronder vergunningverlening, en hun taken met betrekking tot participatie, zorg, jeugd, bewegen, vervoer, lokale culturele voorzieningen en watermanagement kunnen blijven uitvoeren.
Daarom hebben in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) van 23 april jl. het kabinet en de medeoverheden besloten een regiegroep in te stellen die de omvang van de problematiek in beeld brengt met nadruk op de financiële effecten en de daarbij voorgestelde oplossingsrichtingen, waaronder compensatie. Hierbij gaat het om een reëel beeld van de kosten, waarbij ook de inkomstenderving wordt meegenomen. Zoals eerder genoemd heb ik u daarin mijn brief van 28 mei jl. over geïnformeerd.
Deelt u de mening dat inwoners van gemeenten die door de coronacrisis in financiële nood zijn gekomen niet door bezuinigingen op gemeentelijke dienstverlening, waaronder in het sociale domein, getroffen zouden mogen worden? Zo ja, hoe gaat u eraan bijdragen dat dit niet gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u, gezien de toch al precaire financiële situatie van veel gemeenten met daarboven op ook nog de gevolgen van de coronacrisis, bereid om in overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten deze grotere financiële problemen op te lossen? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen en kunt u de Kamer op de hoogte brengen van de resultaten? Zo nee, waarom niet? En zo nee, waarom helpt u wel bedrijven die door de coronacrisis in problemen zijn gekomen maar niet gemeenten en hun inwoners?
Het Ministerie van BZK is, nadat de directe gevolgen van de coronamaatregelen voor gemeenten duidelijk werden, met VNG, maar ook met vertegenwoordigers van andere medeoverheden in overleg getreden. Dit overleg heeft geresulteerd in maatregelen om medeoverheden te compenseren en om te voorkomen dat gemeenten door de coronacrisis in financiële problemen komen. Uw Kamer is hierover per brief op 28 mei jl. geïnformeerd en over eventuele nadere maatregelen zal het kabinet niet nalaten uw Kamer te informeren.
Naast de genomen maatregelen ter compensatie vindt het kabinet het ook belangrijk om in deze bijzondere tijd de schommelingen voor medeoverheden te dempen; hoe stabieler de inkomsten, hoe minder verstoringen van het gemeentelijke en provinciale begrotingsproces. In overleg met de VNG en het IPO is daarom besloten om de stand van het accres (volume en loon- en prijsontwikkeling) 2 zoals gepresenteerd in de Voorjaarsnota 2020 te bevriezen voor de jaren 2020 en 2021. Als er zich grote onverwachte wijzigingen voordoen, zal het kabinet hierover met de VNG en het IPO in gesprek gaan.
Partners van slachtoffers in de rechtszaal |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Bijna onmenselijk dat partners van slachtoffers niet in de rechtszaal mogen»?1
Ja, dat bericht ken ik.
Welke coronamaatregelen gelden er ten aanzien van de aanwezigheid van slachtoffers in de rechtszaal en ten aanzien van hun partners of familieleden?
Nadat de coronamaatregelen van kracht werden, werden zaken in eerste instantie zoveel mogelijk schriftelijk of via videoconferentie behandeld. Bij zaken die wel ter zitting werden behandeld, waren in beginsel alleen de officier van justitie en de advocaat desgewenst fysiek ter zitting aanwezig. Alle andere procesdeelnemers, waaronder slachtoffers, namen deel aan de behandeling via videoconferentie of brachten schriftelijk hun verklaring naar voren. Dit heeft de Rechtspraak destijds ook gepubliceerd op Rechtspraak.nl.
Vanaf 11 mei jl. is het aantal fysieke zittingen in strafzaken verder uitgebreid. In de Tijdelijke regeling strafzaken in verband met de geleidelijke openstelling gerechtsgebouwen is opgenomen dat indien er een fysieke zitting plaatsvindt in beginsel alle bij het strafproces betrokken partijen zoals tolken, deskundigen, slachtoffers, benadeelde partijen, getuigen, ouder(s) met gezag/voogd, (jeugd)reclassering, Raad voor de Kinderbescherming en journalisten worden uitgenodigd fysiek in de zittingzaal aanwezig te zijn.2 Indien de zaalcapaciteit fysieke aanwezigheid niet toelaat, is deelname uitsluitend mogelijk via audiovisuele middelen. Publiek wordt niet toegelaten tot de gerechtsgebouwen, aldus de regeling.
De Raad voor de rechtspraak heeft mij laten weten dat Henk Naves, in zijn rol als voorzitter van het crisisbestuur van de Rechtspraak – dat is samengesteld uit een aantal presidenten van gerechten en uit leden van de Raad voor de rechtspraak -onlangs in een brief aan de heer Korver, voorzitter van Stichting Landelijk Advocaten Netwerk Gewelds- en Zeden Slachtoffers, heeft laten weten dat in het strafrecht de keuze is gemaakt om het slachtoffer met zijn/haar advocaat of begeleider van Slachtofferhulp Nederland toegang te geven tot de zittingszaal.3 Men begrijpt evenwel het pleidooi om ook «een naaste» van het slachtoffer deze toegang te verlenen. Men laat weten dat – mochten zich in het betreffende gerechtsgebouw geen belemmeringen in het licht van de volksgezondheid voordoen – deze «naaste» ook zal worden toegelaten. Dit kan afgestemd worden met de betrokken rechtbank dan wel de betrokken rechter, aldus de brief.
Kent u de zorgen van de in het bericht genoemde voorzitter van het Landelijk Advocaten Netwerk Gewelds- en Zeden Slachtoffers (LANGZS) of van andere advocaten die hun zorgen uiten over dat partners of familieleden van slachtoffers niet in de rechtszaal mogen? Zo ja, wat is de aard en omvang van die zorgen? Zo nee, kunt u zich bijvoorbeeld door Slachtofferhulp Nederland of vertegenwoordigers van de advocatuur op de hoogte laten brengen?
Deze zorgen zijn bij mij. Ook heb ik onlangs met de voorzitter van LANGZS gesproken. Aan Slachtofferhulp Nederland heb ik gevraagd of zij zich herkennen in het opgeworpen probleem. Zij hebben mij laten weten dat er vooralsnog geen gevallen bekend zijn waarbij dit probleem zich heeft voorgedaan. Vanuit de Rechtspraak hebben zij bevestigd gekregen dat het slachtoffer zich altijd kan laten bijstaan door één andere persoon en dat, indien er behoefte is aan nog een steunfiguur, een verzoek daartoe zal worden ingewilligd als dit gelet op de coronamaatregelen mogelijk is.
Kunt u in overleg treden met de Raad voor de rechtspraak om te bezien of er onder voorwaarden toch partners of familieleden van slachtoffers in de rechtszaal toegelaten kunnen worden? Zo ja, kunt u de Kamer van de uitkomsten van dat overleg op de hoogte stellen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven wordt ook «een naaste» van het slachtoffer toegang verleend tot de zittingszaal als zich in het betreffende gerechtsgebouw geen belemmeringen in het licht van de volksgezondheid voordoen. Het is niet nodig hierover nog in overleg te treden met de Raad voor de rechtspraak. Mocht ik constateren dat de werkwijze in de praktijk toch tot problemen leidt, dan zal ik niet nalaten dit punt ter sprake te brengen in het wekelijks overleg dat ik heb met de Raad voor de rechtspraak. Dit aspect heeft mijn aandacht.
Zelfmoordpreventie ten tijde van corona |
|
Anne Kuik (CDA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Kent u de pagina op de website van 113 Zelfmoordpreventie «Naasten: steun in coronatijd»?1
Ja.
Loopt er momenteel een onderzoek naar de impact van de coronacrisis en het aantal suïcides, aangezien er in Nederland in eerdere economische recessies (begin jaren tachtig en na 2007) een stijging was in het aantal suïcides (37 procent)? Zo ja, wanneer kan dit onderzoek worden verwacht en zo nee, bent u bereid dit onderzoek uit te voeren?
Om na te gaan hoe de suïcidecijfers zich de komende tijd ontwikkelen, is een snelle monitoring van het aantal suïcides in Nederland van belang. Hiertoe heeft 113 Zelfmoordpreventie een commissie opgericht met leden uit diverse instellingen (waaronder GGZ NL, NS, ProRail, Forensisch artsen, CBS, IGJ) die suïcidecijfers wekelijks met elkaar deelt en zicht houdt op de ontwikkeling van de cijfers en op de noodzaak van preventieve maatregelen.
Daarnaast lopen momenteel verschillende onderzoeken naar de invloed van de coronacrisis op de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en haar cliënten, naast de onderzoekslijnen die breder kijken naar de impact van de coronacrisis op de mentale gezondheid van de algemene Nederlandse bevolking. ZonMw inventariseert in opdracht van VWS de uitkomsten van deze onderzoeken. Binnen deze onderzoeken wordt ook gekeken naar suïcidaliteit, waarbij er aandacht is voor het aantal zorgvragen en meldingen met betrekking tot suïcidaliteit. De Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de opbrengsten van de verschillende onderzoeken die er lopen naar de effecten van corona op de ggz.
Acht u het mogelijk dat in tijden waarin mensen hun sociale contacten moeten beperken, onzeker of bang zijn of vrezen voor hun baan of inkomen, dit tot een toename van psychische klachten of meer zelfmoorden zou kunnen leiden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De coronacrisis heeft op iedereen invloed. Het is begrijpelijk als mensen zich somber, gespannen of angstig voelen in deze tijd. Ik heb uw Kamer reeds verschillende keren aangegeven dat wij met elkaar een verantwoordelijkheid dragen om te waken voor het mentale welzijn van iedereen in onze samenleving. Mede daarom heb ik de uitvoering van de motie Segers aangaande preventieve maatregelen om de negatieve gevolgen voor het mentaal welzijn te beperken (Kamerstuk 25 295, nr. 230) met urgentie ter hand genomen. Bij brief van 15 april (Kamerstuk 25 295, nr. 249) jl. heb ik u aangeven op welke manier ik hier invulling aan geef. De coronacrisis of de gevolgen daarvan kunnen zeker van invloed zijn op het aantal mensen met psychische klachten en ook op het aantal mensen met suïcidaal gedrag.2 Het is belangrijk om dit actief te blijven monitoren. Daarom worden er verschillende onderzoeken uitgevoerd, die bij de beantwoording op vraag 2 zijn beschreven.
Bent u bereid om contact met 113 Zelfmoordpreventie op te nemen om te vernemen of er aanwijzingen zijn voor een toename van het aantal zelfmoorden en welke preventieve maatregelen nog genomen zouden kunnen worden? Wilt u ook informeren of 113 Zelfmoordpreventie voldoende mensen en middelen heeft om het belangrijke werk goed voort te kunnen zetten? Zo ja, wilt u de Kamer van de uitkomsten daarvan op de hoogte stellen? Zo nee, waarom niet?
Het is van belang, zeker in deze tijd, dat mensen met suïcidale gedachten kunnen worden geholpen. De hulpverlening van 113 Zelfmoordpreventie is daarin van grote waarde. De genoemde organisatie neemt daarom vanaf de beginfase ook deel binnen de crisisstructuur die ik heb ingericht met betrekking tot corona&ggz.
Ik hecht eraan hierbij te melden dat naast 113 Zelfmoordpreventie ook andere hulplijnen, zoals de Luisterlijn, de Kindertelefoon, en MIND Korrelatie, hun diensten en openingstijden hebben uitgebreid. Ook zij doen belangrijk werk ten behoeve voor mensen die door de coronacrisis worden getroffen in hun mentale welzijn. Ik heb actief contact met 113 Zelfmoordpreventie over de ontwikkelingen die zij zien, de preventieve activiteiten en de middelen en mensen die daarvoor nodig zijn. Ik vind het belangrijk dat zij voldoende toegerust worden om juist ook in deze en komende jaren, waarin we een toename van mentale problematiek verwachten, hun werk te kunnen doen. Ik zal de Kamer informeren over de uitkomsten van mijn contact met 113 Zelfmoordpreventie in de brief die ik voor het notaoverleg op 8 juni aanstaande naar de Kamer zal sturen. Daarmee samenhangend zal ik in deze brief ook aangeven hoe ik uitvoering ga geven aan de motie Van Brenk en Van der Staaij die de regering verzoekt extra middelen vrij te maken als het noodzakelijk is om de capaciteit van 113 Zelfmoordpreventie te vergroten.3
Kunt u de Kamer voor 1 juni 2020 informeren over het vervolg van de Landelijke agenda suïcidepreventie?
Er wordt momenteel gewerkt aan het opstellen van een nieuwe Landelijke Agenda Suïcidepreventie. Conform de toezeggingen die gedaan zijn tijdens het AO van 17 oktober 2019 zal de Kamer voor de zomer geïnformeerd worden over de stand van zaken van de nieuwe Landelijke Agenda en zal deze nieuwe agenda uiterlijk in oktober 2020 naar de Kamer gestuurd worden.
De Hoenderloo-groep |
|
John Kerstens (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Pluryn: «Terrein Hoenderloo Groep wordt door inschrijving verkocht»«?1
Ja
Klopt het dat Youngster en Trauma Centrum Nederland een plan ter overname hebben aangeboden? Zo ja, klopt het dat dit plan inhoudelijk niet door Pluryn is beoordeeld en zo ja wat is uw oordeel over deze gang van zaken?
Pluryn laat desgevraagd weten dat zij in eerste instantie het initiatief van Youngster uit de media hebben gehoord. Hierna volgde een mail vanuit Youngster aan Pluryn met daar bij een pamflet toegevoegd. Pluryn geeft aan geen plan van aanpak te hebben ontvangen. Het pamflet is door de Raad van Bestuur van Pluryn besproken en zij hebben Youngster laten weten dat hun voorstel tot samenwerking geen aanknopingspunten biedt. Ook heeft Pluryn laten weten dat de locatie na de afbouw wordt verkocht en dat Youngster zich bij de tender kan intekenen om hun plannen te verwezenlijken.
Welke rol heeft de gemeenteraad in deze besluitvorming?
Het college van B&W van de gemeente Apeldoorn heeft een ruimtelijk kader opgesteld voor het terrein van DHG. De gemeente geeft aan het belangrijk te vinden dat de toekomstig nieuwe eigenaar van het terrein weet binnen welke kaders hij/zij dat terrein koopt.
Dit ruimtelijk kader wordt op korte termijn met de gemeenteraad besproken. Binnen dit ruimtelijk kader werkt Pluryn een eigen ruimtelijke visie uit. Hierin geven zij weer welke opties zij zien voor het terrein. Deze visie zal worden voorzien van een opvatting van het college van B&W en wordt ook op korte termijn met de gemeenteraad besproken. De gemeenteraad heeft uiteindelijk het laatste woord.
Begrijpt u als u dit artikel leest het gevoel van de ouders van cliënten en van medewerkers dat de Hoenderloo Groep wordt opgeofferd om het financiële plaatje van Pluryn kloppend te maken en het welzijn van cliënten daaraan blijkbaar ondergeschikt is?
Om weer financieel gezond te worden is het nodig dat Pluryn vastgoed verkoopt. Ik kan me goed voorstellen dat dit overkomt als een keuze voor geld boven cliënten. Dat is echter niet de insteek. Pluryn had, naast de structureel slechte financiële resultaten van de Hoenderloo Groep, nog twee redenen om de Hoenderloo Groep te sluiten: zorgen over de kwaliteit van de hulpverlening en de wens om complexe zorg meer gezinsgericht en in de regio de organiseren. Deze visie wordt door de gemeenten en IGJ gedeeld. Bovendien: Pluryn is een stichting. Dat betekent dat de opbrengst uit (bijvoorbeeld) verkoop van vastgoed in beginsel zal worden aangewend voor activiteiten die bijdragen aan de doelomschrijving van de stichting (dus voor zorgactiviteiten). Zo heeft Pluryn dat ook beschreven in haar meerjarenherstelplan. Ik zie erop toe dat Pluryn een strak (besluitvormings)proces inricht met gemeenten en zorgkantoren om tot (financieel) herstel te komen en een toekomstbestendige organisatie te worden. Juist om ervoor te zorgen dat de continuïteit van zorg geborgd wordt voor niet alleen de jongeren van de Hoenderloo Groep, maar voor alle ruim 7.000 mensen in zorg bij Pluryn.
Hoe staat het met het vinden van een «passend» alternatief voor de jongeren die op deze plek werden opgevangen? Klopt het dat ondanks al uw mooie woorden nog steeds veel ouders en hun kinderen in onzekerheid verkeren? Zo ja, wat is uw oordeel daarover?
Pluryn streeft naar sluiting eind augustus 2020, omdat dat goed aansluit op het schooljaar. Pluryn werkt dus toe naar overplaatsing voor die datum. Pluryn garandeert dat geen kind tussen wal en schip gaat vallen. Die verantwoordelijkheid houdt niet op in augustus. De IGJ zal in de praktijk beoordelen of dit ook het geval is en grijpt indien nodig in. Met de ouders van de ongeveer 40 jongeren van wie Pluryn op dit moment verwacht dat de behandeling in augustus 2020 nog niet is afgerond, hebben in maart oriënterende gesprekken plaatsgevonden over een mogelijke vervolgplek. Op basis hiervan heeft Pluryn op 7 april 2020 aan de ouders/voogden van alle jongeren een aanbod met een, volgens Pluryn, passende vervolgplek gedaan. Deels zijn dit plekken binnen en deels buiten Pluryn. Een deel van de ouders en jongeren heeft aangegeven tevreden te zijn over de aangeboden vervolg zorg. De komende weken zullen met ouders en jongeren die dat wensen (vervolg)gesprekken plaatsvinden.
Omdat een belangrijk deel van deze vervolgplekken nieuw aanbod is dat de komende maanden ontwikkeld wordt, is het niet mogelijk alle onzekerheid bij ouders en hun kinderen weg te nemen. Ook is het vanwege de COVID-19 maatregelen nu niet mogelijk de locatie van de vervolgplek te bezoeken. Ik kan daarom begrijpen dat er bij een deel van de ouders en hun kinderen onzekerheid blijft bestaan, maar helaas is die nu nog niet volledig weg te nemen. Dat laat onverlet dat zij er wel zeker van mogen zijn dat er in augustus een plek is. Dat heeft Pluryn toegezegd en de IGJ ziet daarop toe. In haar laatste voortgangsrapportage laat de IGJ weten dat de uitstroom van de jeugdigen op dit moment volgens planning verloopt.
Klopt het dat Pluryn ouders dwingt om intentiecontracten te ondertekenen zonder dat duidelijk is wat een alternatieve opvangplek concreet gaat inhouden. Zo ja, wat is uw oordeel over deze gang van zaken?
Er is geen sprake van een contract dat ouders moeten ondertekenen. Pluryn vraagt ouders wel om een intentie uit te spreken bij het aanbod dat zij en hun kinderen hebben gekregen voor een vervolgplek. Pluryn heeft dat nodig om de beoogde plek passend te maken en te zorgen dat deze op tijd gereed is, zeker als het nieuw aanbod is dat de komende periode verder ontwikkeld moet worden. Ik vind dat een zorgvuldige gang van zaken.
Een toename van geweld door verwarde personen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Kent u het bericht «Geweld door verwarde mensen lijkt vaker voor te komen, maar wat is verward eigenlijk?»?1
Ja.
Is het waar dat er sinds het uitbreken van het coronavirus er meer geweld door personen met psychische problemen voorkomt? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Een toename van geweld door personen met psychische problemen kan niet worden vastgesteld. Sinds het begin van de coronacrisis is bij de politie wel sprake van een toename van de zogenoemde E33 meldingen (meldingen van overlast waarbij personen met verward gedrag betrokken zijn). Overigens vind ik het belangrijk om te benadrukken dat het grootste deel van de groep personen met verward gedrag – waar o.a. mensen met dementie, mensen met psychosociale problemen of een verstandelijke beperking en mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen onder vallen – niet gevaarlijk is voor zichzelf of voor anderen en geen overlast veroorzaakt.
Welke oorzaken kan het meer voorkomen van geweld door personen met psychische klachten hebben? Ziet u verband tussen het mijden van hulp door personen met psychische klachten of het ontbreken van hulp aan huis enerzijds en het aantal incidenten met geweld anderzijds?
Zoals hierboven reeds opgemerkt zijn er geen cijfers die wijzen op een stijging van het aantal (gewelds)incidenten waarbij personen met psychische klachten betrokken zijn. Ik hecht er zeer aan om dat nogmaals te benadrukken. Indien zich wel (gewelds)incidenten voor doen waar een persoon met psychische klachten bij betrokken is, is daarnaast niet een op een vast te stellen of dit samenhangt met het al dan niet ontbreken van aanbod van zorg als gevolg van de coronamaatregelen.
Dit neemt niet weg dat we wel zien dat de huidige situatie specifiek voor kwetsbare personen met psychische klachten extra zwaar is. Daarom werkt het Ministerie van VWS op alle fronten hard aan het zo goed mogelijk zorgdragen voor een gezond en veilig Nederland. De ggz maakt dan ook nadrukkelijk onderdeel uit van de nationale crisisaanpak. Ook houd ik nauw contact met alle veldpartijen, zoals geschetst in mijn 2brief van 20 maart. In het contact met veldpartijen is ook nadrukkelijk aandacht voor de continuïteit van zorg aan cliënten in de ggz.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek van het Trimbos-instituut of de problemen van mensen met psychische klachten toenemen door de coronacrisis? Kunt u de Kamer van de uitkomsten van dat onderzoek op de hoogte brengen?
Ik merk dat er behoefte is aan meer inzicht in de gevolgen van de huidige maatregelen op de cliënten in de ggz. In dit kader zijn er meerdere initiatieven, waaronder ook dat van het Trimbos Instituut. Het Trimbos Instituut peilt regulier het welbevinden van volwassenen met een ernstige psychische stoornis, dit gebeurt binnen het panel Psychisch Gezien. De opbrengsten van deze uitvraag stelt het Trimbos beschikbaar op haar eigen website.
Overigens merk ik ook graag op dat de uitvraag van het Trimbos Instituut niet op zichzelf staat. Specifiek voor de ggz werken we aan het in beeld krijgen van de gevolgen van de huidige maatregelen op de cliënten: welke behoefte hebben zij in relatie tot de zorg en in welke mate kan de ggz – gegeven de huidige situatie – hierin voorzien? Ik heb in dit kader bijvoorbeeld de landelijke cliënten- en familieorganisaties in de ggz (MIND) gevraagd nader onderzoek te doen naar het welbevinden van clienten in de ggz. Ook hebben de vertegenwoordigers van zorgprofessionals (NVvP, V&V Nl en P3Nl) aangeboden om meer inzicht te verschaffen in het aanbod van zorg in deze periode, dit wordt met ZonMw nu nader uitgewerkt. Zodra de opbrengsten van deze onderzoeken beschikbaar zijn zal ik deze met Uw Kamer delen. Ook stelt het kabinet € 42 miljoen beschikbaar voor onderzoek naar corona en Covid-19. De eerste € 5,5 miljoen is inmiddels ingezet voor onderzoeken die mogelijk een direct effect hebben op de volksgezondheid.3