Heeft u kennisgenomen van de uitspraak 201700522/1/A3 van de Raad van State1 en het bericht van RTL Nieuws «Gevolgen van vernietiging IS door Nederlandse bommen blijven geheim»?2
Ja.
Bent u bekend met de persberichten op http://www.centcom.mil/ van de militaire aanvallen uitgevoerd door de coalitiepartners in de strijd tegen IS?
Het Amerikaanse hoofdkwartier CENTCOM rapporteert met regelmaat over de inzet van het luchtwapen door de coalitie. Hierin wordt per dag beschreven hoe veel zogenoemde aanvallen zijn uitgevoerd, waar deze ongeveer hebben plaatsgevonden en welke doelen zijn aangegrepen. Deze berichtgeving omvat de luchtinzet van de hele coalitie in de strijd tegen ISIS. Aanvallen zijn hieruit niet te herleiden naar landen.
Wapeninzet is het resultaat van een zorgvuldig targetingproces. Het kabinet hecht aan open en transparante communicatie over inzet. Daarom is begin dit jaar de rapportage over de Nederlandse wapeninzet tegen ISIS uitgebreid. Het openbare «weekoverzicht Defensieoperaties» rapporteert nu in meer detail over het aantal missies, de locaties en het soort doel van de F-16»s in de strijd tegen ISIS. Hiermee is de Nederlandse rapportage eveneens meer in lijn met de berichtgeving van CENTCOM.
Is het mogelijk, wanneer men het weekoverzicht van Defensie naast dit persbericht legt, te achterhalen is waar en wanneer de Nederlandse bijdrage heeft plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om bij het weekoverzicht Defensie meer informatie over de Nederlandse wapeninzet, vergelijkbaar met dat van CENTOM, te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u eventueel bereid om, al dan niet vertrouwelijk, met de Kamer dezelfde informatie te delen over iedere wapeninzet van Nederlandse eenheden, zoals die, door tussenkomst van de Koninklijke Marechaussee, naar het OM gaat? Zo nee, waarom niet?
Eerder is uw Kamer, openbaar en vertrouwelijk, geïnformeerd over het uiterst zorgvuldige targetingprocesvan de coalitie en dus ook van Nederland. De Commandant der Strijdkrachten heeft in een besloten sessie met uw Kamer ook over dit onderwerp gesproken.
Sinds het begin van de inzet in oktober 2014 hebben Nederlandse F-16»s 2.100 missies uitgevoerd, waarbij meer dan 1.800 keer wapens zijn ingezet. Het is aan het OM om te beoordelen of een onderzoek wordt ingesteld naar aanleiding van de inzet van geweldsmiddelen.
Het bericht dat de Koninklijke Marechaussee etnisch profileert op Eindhoven Airport |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Oud-raadslid Bamenga uit Eindhoven ontzettend woedend om «etnisch profileren» op Eindhoven Airport»?1
Ja.
Bent u het er mee eens dat het een vereiste is van behoorlijk overheidsoptreden dat grondrechten van burgers worden gerespecteerd en dat artikel 1 van de Grondwet een belangrijke basis biedt voor de bestrijding van discriminatie? Bent u het er voorts mee eens dat het discriminatieverbod voor bestuursorganen inhoudt dat zij geen onderscheid mogen maken naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het voorgaande met zich meebrengt dat ambtenaren bij hun optreden personen op grond van hun uiterlijk en/of afkomst niet in negatieve zin anders mogen behandelen dan andere personen en dat ook de schijn van een dergelijk optreden op grond van iemands uiterlijk en/of afkomst dient te worden vermeden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe duidt u de gebeurtenissen van afgelopen maandag op Eindhoven Airport, waaruit blijkt dat meerdere personen op basis van hun huidskleur apart genomen werden voor extra controle?
Ik vind het vervelend dat betrokkene de controle als kwetsend en discriminerend ervaren heeft. Non-discriminatoir handelen is het uitgangspunt bij alle uitvoeringshandelingen van de KMar. Profileren is een belangrijk element voor de KMar om informatie gestuurd, professioneel en integer uitvoering te geven aan haar taken ten behoeve van de veiligheid van Nederland.
De Koninklijke Marechaussee heeft naar aanleiding van de berichtgeving zelf contact opgenomen met betrokkene en heeft betrokkene uitgenodigd om een klacht in te dienen. Wanneer een klacht wordt ingediend, zal de klachtenprocedure in gang worden gezet en zal de gebeurtenis worden geduid aan de hand van constateringen van beide partijen. Op dit moment is nog geen klacht van betrokkene ontvangen. De Koninklijke Marechaussee en betrokkene zijn nog in gesprek met elkaar.
Bent u bereid om te onderzoeken of deze casus duidt op een trend of past in een breder patroon?
Ja, klachten over discriminatie neem ik zeer serieus en zullen grondig moeten worden onderzocht. Ik deel de mening dat het ook in het belang van het bestuursorgaan is, om beschuldigingen als deze als klacht te onderzoeken. De Koninklijke Marechaussee heeft contact opgenomen met betrokkene en heeft hem uitgenodigd om een klacht in te dienen. Op dit moment is nog geen klacht van betrokkene ontvangen. De Koninklijke Marechaussee en de betrokkene zijn in gesprek met elkaar.
Daarnaast reflecteert de Koninklijke Marechaussee intern op haar handelen zowel ten aanzien van een individuele casus als aan de hand van analyses die kunnen duiden op trends of patronen. Hierbij verwijs ik tevens naar de antwoorden op de vragen 17 t/m 20.
Deelt u de mening dat klachten over discriminatie zeer ernstig dienen te worden genomen en dat wanneer er serieuze aanwijzingen zijn deze grondig dienen te worden onderzocht? Zo ja, gaat u naar aanleiding van het incident op Eindhoven Airport zelfstandig onderzoek verrichten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat juist bij een beschuldiging als deze in het kader van de Mobiele Toezicht Veiligheidscontroles het ook in het belang is van het bestuursorgaan om deze klacht te onderzoeken en precies te achterhalen wat er is gebeurd?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met de reactie van de Koninklijke Marechaussee (Kmar), waarin het volgende werd aangeven: «Profileren is een belangrijk middel voor de Marechaussee. De profielen berusten op historische ervaringen en cijfers, informatie, inlichtingen en risico-indicatoren. Het uiterlijk voorkomen (waaronder etniciteit) kan hierbij relevant zijn, maar altijd mede op grond van andere objectieve indicatoren of informatie»?2
Ja.
Kunt u in uw antwoord reflecteren op het gegeven dat op Eindhoven Airport niet alleen twee mannen (apart van elkaar) met een donkere huidskleur uit de rij werden gehaald, maar ook een donkere vrouw met kinderen? Bent u het eens dat de mannen en de vrouw met kinderen compleet verschillende profielen hebben behalve hun overeenkomstige huidskleur? Bent u het er mee eens dat hiermee het beeld kan ontstaan dat sprake was van etnisch profileren? Waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het er mee eens dat huidskleur en/of (vermeende) afkomst nooit een objectieve indicator is of iemand een zware crimineel of terrorist is en nooit een reden mag zijn voor een controle?
Non-discriminatoir handelen is het uitgangspunt bij alle uitvoeringshandelingen van de KMar. Profileren is een belangrijk middel voor de KMar om informatiegestuurd, professioneel en integer haar taken ten behoeve van de veiligheid van Nederland te verrichten. De KMar gebruikt profielen die berusten op historische ervaringen en cijfers, informatie, inlichtingen en risico-indicatoren. Op basis van deze profielen wordt met behulp van technische middelen bepaald wie wordt gecontroleerd. Ook wordt gekeken naar afwijkingen van de norm, risico-indicatoren en specifieke signaleringen van personen. Het uiterlijk voorkomen (waaronder etniciteit) kan hier onderdeel van uitmaken, maar altijd in combinatie met andere objectieve indicatoren of informatie zoals hierboven genoemd. Daarnaast moet een controle uitlegbaar zijn en dient correcte bejegening van personen voorop te staan. Ter ondersteuning hiervan is gekozen om de Behavior Detection methode Predictive Profiling breed in de organisatie te hanteren. De methode biedt handvatten voor zelfreflectie, objectief handelen en het verbaliseren van waargenomen afwijkend gedrag.
Zie ook de beantwoording op de Kamervragen van 13 april 2017 (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1900).
Bent u bekend met het rapport «Uit de rij gehaald», een onderzoek naar de wijze waarop de Kmar het Mobiele Toezicht Veiligheid op Rotterdam The Hague Airport verrichtte? Zo ja, bent u voorts bekend met het advies van de Nationale ombudsman om op basis van objectieve criteria de MTV-controles in te zetten zodat (de schijn van) discriminaties op basis van huidskleur vermeden wordt?3
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze is door zowel het Ministerie van Defensie als de Kmar opvolging gegeven aan het rapport «Uit de rij gehaald» en de aanbevelingen van de Nationale ombudsman? Hoe verhoudt de reactie van de woordvoerder van de Kmar in het Eindhovens Dagblad hiertoe dan wel het naar aanleiding van die aanbeveling gewijzigde beleid?
De Koninklijke Marechaussee heeft reeds een werkgroep «Profileren» ingesteld die zich bezighoudt met het verder verbeteren van profileringstechnieken en het breed uitdragen van de Behavior Detection methode Predictive Profiling in de organisatie. De medewerkers worden opgeleid afwijkend gedrag te detecteren. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de (relevantie van de) indicator «etniciteit». Tevens wordt er in de uitvoering geïnvesteerd in specifieke profileringstechnieken gericht op gedragsonderkenning. De implementatie van deze maatregelen is nog volop aan de gang.
De KMar neemt samen met de NCTV deel aan de European Civil Aviation Conference (ECAC) Behavior Detection Studygroup (BDSG). Doelstellingen van deze BDSG zijn het uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van «Behavior Detection». De KMar streeft naar verbetering en vooruitgang en heeft daarom haar methode onlangs onderworpen aan de kritische blik van onze internationale ketenpartners in de luchthavenbranche en de wetenschap (ECAC BDSG). De methode van de KMar dient nu zelfs als voorbeeld voor onze partners.
De KMar heeft een nieuwe folder Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) ontwikkeld. De brochure is gemaakt om de burger die staande is gehouden bij een MTV-controle informatie mee te geven. Het helpt daarmee ook de KMar-collega bij vragen van burgers over de MTV-controle en/of staande houding. Uit de rapportage is naar voren gekomen dat er behoefte is naar eenduidige uitleg over de controle zoals door ons wordt uitgevoerd. Deze nieuwe meertalige folder is vanaf 14 mei 2018 beschikbaar.
Objectieve criteria en profielen zijn plaats- en tijdsgebonden. Al naar gelang van veranderde modus operandi, trends, ervaring, risico-indicatoren, informatie van (internationale)partners worden de objectieve criteria en profielen aangepast. Deze profielen zijn vertrouwelijk en worden intern gebruikt.
Tenslotte is met de Nationale ombudsman is afgesproken dat hij binnenkort een werkbezoek aan de Koninklijke Marechaussee brengt, zodat hij de voortgang van zijn aanbevelingen kan zien en beoordelen.
In welke mate heeft de KMar sinds 19 mei 2017 naar aanleiding van de beantwoording van Kamervragen over het bericht dat de marechaussee bij de Rotterdam The Hague Airport discrimineert, werkelijk objectieve criteria aangepast? Kunt u in uw antwoord reflecteren op uw beantwoording van destijds, waarin werd aangegeven dat de KMar doorlopend beziet of objectieve criteria moeten worden aangepast en aangevuld om de informatie gestuurde controles zorgvuldig te kunnen uitvoeren en op een juiste manier te kunnen profileren?4
Zie antwoord vraag 12.
Welke aanvullend beleid is er ingevoerd om (de schijn van) etnisch profileren te vermijden naar aanleiding van bijvoorbeeld het rapport «Beslissen in Grensgebieden» van de Universiteit Leiden (april 2016) door professor Maartje van der Woude?
Zie antwoord vraag 10.
Welke initiatieven en concrete maatregelen worden op dit moment binnen de KMar genomen om etnisch profileren te voorkomen?
Zie antwoord vraag 12.
In hoeverre is etnisch profileren onderdeel van de scholing en opleiding binnen Defensie? In hoeverre vindt u de eerder genomen maatregelen en initiatieven voldoende?
Professioneel en integer optreden zitten in alle opleidingen verweven. Als rode draad in de opleiding komt het overal aan bod. Het is een vaardigheid die continue aangescherpt wordt. In opleidingen, trainingen en dagelijkse briefings wordt hier dan ook aandacht aan besteed. Daarnaast zijn informatie en e-learning modules over het uitvoeren van controles beschikbaar via de (mobiele) digitale werkplek en worden medewerkers getraind om elkaar aan te spreken op onjuist gedrag. De Behavior Detection methode Predictive Profiling is thans geïntegreerd in de initiële opleidingen op het taakveld bewaken en beveiligen en wordt geïntegreerd in de overige initiële opleidingen.
Ziet u aanleiding om actief beleid (en dus meer dan op basis van ingediende klachten) te voeren om een beeld te krijgen van de omvang van etnisch profileren door de KMar op vliegvelden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Vanaf april 2017 heef de Koninklijke Marechaussee acht klachten ontvangen over etnisch profileren. De meldingsbereidheid met betrekking tot klachten is de laatste jaren sterk vergroot. De melder/klager kan een klacht/melding indienen middels een internetformulier, een email of middels brief op het postadres. De melder kan ook contact opnemen middels het centrale 0800–1814 nummer waarbij deze telefonisch te woord wordt gestaan en melder het proces wordt toegelicht. Tot slot zijn op de doorlaatposten dan wel controle posten van de Koninklijke Marechaussee folders ter beschikking in diverse talen welke uitgereikt kunnen worden aan de melder indien deze een klacht wenst in te dienen. Alle klachten, waaronder over etnisch profileren die worden ingediend, worden afgehandeld conform de Algemene wet bestuursrecht (AWB). Voor de behandeling van deze klachten heeft de Koninklijke Marechaussee haar eigen Klachtenregeling politietaken Koninklijke Marechaussee/krijgsmacht 2004. De klachten krijgen eerst behandeling in de eerste fase (ook wel informele fase genoemd). Hierbij tracht de Koninklijke Marechaussee in gesprek ter gaan met melder en het eventueel geschonden vertrouwen te herstellen en te leren uit de ervaring(en) van melder. Mocht dit in de eerste fase niet zijn gelukt, dan wordt de klacht voorgelegd aan de Onafhankelijke klachtencommissie. Deze commissie bestaat niet uit medewerkers van Defensie/Koninklijke Marechaussee. Op basis van het advies van de commissie wordt door/namens de Commandant Koninklijke Marechaussee de «Beslissing op Klacht» gesteld. Mocht melder het hier niet mee eens zijn, dan kan melder zich wenden tot de Nationale ombudsman.
De Koninklijke Marechaussee analyseert de ontwikkelingen en berichten uit de maatschappij voor wat betreft de betekenis voor de uitvoering van haar processen. Ontwikkelingen voortkomend uit klachten worden zo snel mogelijk gesignaleerd en hierover wordt jaarlijks verslaglegging gedaan in het Jaarverslag Integriteit KMar. Vanaf 2018 zal in het jaarverslag expliciet ingegaan worden op het beeld en omvang van etnisch profileren door de Koninklijke Marechaussee op vliegvelden. De Koninklijke Marechaussee is daarnaast voornemens om haar ingestelde beleid te evalueren.
Kunt u aangeven hoeveel klachten er zijn ingediend sinds april 2017 met betrekking tot etnisch profileren door de KMar? Op welke wijze zijn dergelijke klachten afgehandeld?
Zie antwoord vraag 17.
Bent u bereid periodiek verslaglegging doen over het aantal meldingen aan de Kamer? Zo ja, met welke frequentie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 17.
Kunt u aangeven hoe het is gesteld met de meldingsbereidheid met betrekking tot klachten over etnisch profileren door de KMar? Zo ja, indien deze laag is, kunt u dan aangeven waardoor dit komt en bent u bereid om de meldingsbereidheid te verhogen?
Zie antwoord vraag 17.
De uitnodiging voor een Defensie Iftar op donderdag 24 mei 2018 |
|
Emiel van Dijk (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met de uitnodiging door Defensie voor een Defensie Iftar op 24 mei in de Marinekazerne Den Helder?1
Ja.
Deelt u de mening dat de islam een totalitaire ideologie is, die haaks staat op de normen en waarden waar wij als samenleving voor staan en die wij met onze militairen wereldwijd ook proberen uit te dragen? Zo nee, waarom niet?
De vrijheid van godsdienst of levensovertuiging is één van de klassieke grondrechten die eenieder in Nederland heeft behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Deze vrijheid beschouw ik als een kernwaarde van de Nederlandse samenleving.
De Nederlandse krijgsmacht kent al meer dan 100 jaar een in de krijgsmacht geïntegreerde Diensten Geestelijke Verzorging (DGV). Deze organisatie bestaat uit zes diensten van verschillende religieuze en levensbeschouwelijke overtuigingen.2
De Diensten Geestelijke Verzorging dragen bij aan het (geestelijk) welbevinden van militairen, veteranen, het thuisfront en overig defensiepersoneel. De kerntaken van de DGV zijn het organiseren van bijeenkomsten en activiteiten en het bieden van een vertrouwelijke plaats voor defensiepersoneel om hun verhaal te doen.
Zou het niet beter zijn om in plaats van deze totalitaire ideologie, die vrouwenhaat, Jodenhaat, homohaat en discriminatie voorstaat, te bestrijden in plaats van daarvoor te capituleren en binnen Defensie te faciliteren?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om dit door de belastingbetaler betaalde bewieroken van een gewelddadige ideologie per direct af te blazen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat er binnen onze seculiere krijgsmacht geen plaats is voor extremistische uitingen, zoals die van een totalitaire ideologie zoals de islam dat is? Zo nee, waarom niet?
Binnen de krijgsmacht is geen plaats voor extremistische uitingen op welke grond dan ook. Verder wijs ik u naar het antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Het gelekte water uit kernreactor Doel 1 dat radioactief kan zijn |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «Meiler Doel 1: Wasser könnte radioaktiv sein», waaruit blijkt dat het water dat vorige week is gelekt uit de Belgische kenrector Doel 1 radioactief kan zijn?1
Ja.
Bent u door de Belgische autoriteiten op de hoogte gebracht van dit nieuws? Zo ja, wanneer?
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) heeft op 23 april 2018 contact gezocht met het Federaal Agentschap Nucleaire Controle (FANC) naar aanleiding van de berichtgeving over deze kwestie in de media. Door een administratieve vergissing was de ANVS, tegen de afspraken in, niet actief door de Belgische autoriteiten geïnformeerd over het opgetreden lek in de kerncentrale Doel-1. Het FANC gaf aan dat er geen gevolgen waren voor de veiligheid van de installatie of de omgeving en de bevolking in Nederland.
Doordat er geen melding is gedaan aan de ANVS, heeft de melding mij op dat moment niet bereikt.
Zijn tegelijkertijd ook de lokale autoriteiten op de hoogte gebracht? Zijn zij tevreden over hoe de communicatie heeft plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
De veiligheidsregio’s Zeeland en Midden- en West-Brabant hebben volgens staande afspraak op 23 april ter informatie een melding over de gebeurtenis ontvangen van de regionale meldkamer in België.
Vanaf 23 april is juist en consequent door alle betrokkenen meegedeeld dat er geen gevolgen waren voor de veiligheid. Daar zijn betrokkenen tevreden over. De veiligheidsregio’s Zeeland en Midden- en West-Brabant achten de eerste communicatie naar het publiek echter, en mijns inziens terecht, onvoldoende, nu daarbij geen duidelijkheid is betracht over de aard en de locatie van het lek. Hierover is vervolgens beroering ontstaan, die wellicht te vermijden was geweest bij adequatere informatievoorziening aan publiek en (regionaal en lokaal) bestuur. De bestaande afspraken hierover zullen door alle betrokken partijen worden bezien.
Kunt u uitleggen waarom pas na een week in een Duitse krant is te lezen dat het gelekte water mogelijk radioactief is? Deelt u de mening dat dit niet bijdraagt aan het vertrouwen in de communicatie van de betreffende energiemaatschappij en de autoriteiten? Zo ja, wat kunt u hier zelf aan verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ziet u redenen om na deze lekkage in de kernreactor de communicatie naar omwonenden en de samenwerking met buurlanden en lokale autoriteiten aan te passen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Is inmiddels bekend of het gelekte water werkelijk radioactief is? Zo ja, wat zijn de gevolgen hiervan voor mens, dier en milieu? Zo nee, waarom nog niet?
Het gelekte water is licht radioactief. Er zijn geen gevolgen voor mens, dier en milieu omdat het water opgevangen is in een daarvoor ontworpen en gesloten systeem binnen de centrale zelf. Het opgevangen water wordt verder op dezelfde wijze behandeld en gerecycled als de rest van het water in de kringloop waarin zich het lek bevindt. Dit vindt allemaal plaats binnen in de reactorgebouwen, er is geen sprake van radioactief water dat vrijkomt in de omgeving, ook niet bij dit incident. Het was belangrijk geweest, dit meteen voor alle omwonenden helder te maken.
Deelt u de mening van het voormalig hoofd van de Duitse Nuclear Regulatory Authority dat het lek in het nood- en onderkoelsysteem absoluut abnormaal is en dat dit lek betekent dat het kwaliteitsmanagement bij Engie-Electrabel aanzienlijke tekorten vertoont? Zo nee, waarom niet?
Onderzoek moet uitwijzen wat de oorzaak is van het lek. Daarna pas kunnen er door het FANC als toezichthouder conclusies worden getrokken. Vooralsnog heeft het FANC de gebeurtenis ingeschaald als INES-0, dat wil zeggen dat het een afwijking was zonder impact op de veiligheid.
Bent u bereid om u, in het belang van de veiligheid van inwoners en in het belang van het milieu, uit te spreken tegen de levensduurverlenging van de kerncentrales in Doel en Tihange? Zo nee, waarom niet?
Levensduurverlenging van de Belgische kerncentrales en keuzes op het gebied van het Belgische energiebeleid zijn beslissingen die vallen onder de bevoegdheid van de Belgische overheid. Dat neemt niet weg dat ik de besluitvorming over levensduurverlenging van de kerncentrales in België, waartoe onlangs een principebesluit is genomen door het Belgische kabinet, de komende tijd nauwlettend zal volgen en mij zal laten informeren over de veiligheidsaspecten hiervan, voor zover gerelateerd aan de veiligheid van de bevolking in Nederland. Daarbij vormen verouderingsaspecten een bijzonder aandachtspunt, zoals ik hierboven eerder heb aangegeven. Indien hierover twijfel zal ontstaan zal ik niet aarzelen hierover in overleg te treden met de regering van België. Op dit moment vindt een Europese peer review-sessie plaats in Luxemburg door de Europese toezichthouders, specifiek gericht op veroudering in kernreactoren. Nederland zal hierbij specifiek aandacht besteden aan de presentatie en toelichting van België hieromtrent.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen Overleg Nucleaire Veiligheid, dat plaats vindt op 17 mei 2018?
Ja.
Een MIVD-operatie in Afghanistan |
|
Sadet Karabulut , Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving van Nieuwsuur dat (oud-)medewerkers van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), die in Afghanistan werkten aan en met een inlichtingennetwerk uit de Afghaanse politiek-militaire samenleving, vrezen voor hun leven na de onthullingen van majoor Kroon dat hij betrokken is geweest bij een geheime operatie in Afghanistan?1 2
Ja.
Klopt het dat sinds 2015 een procedure van tenminste een van de twee (of beide) oud-medewerkers gaande is teneinde hun doel te bereiken om adequate beveiliging voor henzelf en hun familie in Afghanistan te verkrijgen? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Zoals bij u bekend is, doe ik over inlichtingenoperaties en individuele gevallen in het openbaar geen uitspraken.
Welke vorm van bescherming biedt u deze oud-medewerkers?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten waarom deze zaak al drie jaar duurt, met daarbij een overzicht van de acties die u in de tussenliggende jaren heeft ondernomen?
Zie antwoord vraag 2.
Is het mogelijk dat de geboden bescherming onvoldoende is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen neemt u om de bescherming te verbeteren?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het tevens dat inmiddels door beide oud-medewerkers een rechtszaak tegen u is aangespannen om hun wensen te realiseren?
Nee, er is geen rechtszaak aangespannen. Door de advocaat van een van de Afghaanse personen genoemd in de uitzending van Nieuwsuur, is contact opgenomen met het Ministerie van Defensie. De brief van de advocaat wordt thans bestudeerd.
Kunt u aangeven of er nog meer interne procedures in gang zijn gezet door oud-medewerkers van de MIVD tegen u? Zo ja, om hoeveel zaken gaat het daarbij?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de werkzaamheden van deze oud-medewerkers andere operaties betroffen dan de operatie waarop majoor Kroon doelde bij zijn publieke bekentenis? Zo nee, kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Het benoemen van een defensieattaché in Iran |
|
Martijn van Helvert (CDA), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Nederland haalt militaire banden met Iran aan»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland voornemens is een defensieattaché te benoemen in Iran? Waarom is hiervoor gekozen?
Iran bevindt zich in een regio met grote belangen voor Nederland, vooral op het gebied van veiligheid en migratie. Nederland had al een defensie-attaché (defat) die geaccrediteerd was voor Iran en gestationeerd was in Beiroet. Vanwege de Nederlandse belangen in de regio en de rol van Iran daarin is ervoor gekozen de nieuwe defat in Teheran zelf te plaatsen. Zo kunnen militaire ontwikkelingen in het land zelf en in de regio beter gevolgd en geduid worden. Ook vergemakkelijkt de plaatsing van een defat in Teheran de contacten met de Iraanse autoriteiten en met andere defats ter plaatse.
Welke andere bondgenoten van Nederland hebben (een) defensieattaché(s) aangesteld in Iran? Zijn er ook bevriende landen die er bewust voor hebben gekozen dit niet te doen?
Op dit moment hebben 28 landen een defat geplaatst in Iran, waaronder de EU-lidstaten Duitsland, Italië, Griekenland, Polen, Tsjechië, Slowakije, Bulgarije, Oostenrijk en NAVO-bondgenoot Turkije. Daarnaast hebben vijf landen een defat voor Iran geaccrediteerd in een buurland. Het VK, dat sinds januari 2016 weer een ambassade heeft in Teheran, en Frankrijk hebben geen defat in Iran noch een medeaccreditatie vanuit een buurland.
Hoe verhoudt het benoemen van een defensieattaché en het aanhalen van de militaire banden met Iran zich tot de geopolitieke en militaire ambities van Iran in het Midden-Oosten, met inbegrip van de wapenleveranties aan Hezbollah en de bedreigingen aan het adres van Israël?
Het is voor de defat eenvoudiger om vanuit Teheran de militaire ontwikkelingen in Iran en de regio te volgen en te duiden dan vanuit een buurland. Het is bekend dat het kabinet bezorgd is over de Iraanse rol in de regio en over het ballistische raketprogramma van Iran. Juist daarom steunt Nederland de Europese inzet om te komen tot een constructieve inhoudelijke dialoog met Iran.
Kunt u tevens toelichten hoe de voorgenomen benoeming zich verhoudt tot mogelijke aanscherping van Europese sancties tegen Iran vanwege het ballistische raketprogramma?2
Het feit dat Nederland, evenals andere internationale partners, zich zorgen maakt over het ballistisch raketprogramma, sluit het belang van een hieraan parallel te voeren dialoog over deze onderwerpen met Iran niet uit.
Het bericht dat Nederland de militaire banden met Iran aanhaalt |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Nederland de militaire banden met Iran aanhaalt?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Nederland de militaire banden met Iran aanhaalt? Zo ja, kunt u uitgebreid aangeven wat Defensie van plan is? Zo nee, waarom niet?
Iran bevindt zich in een regio met grote belangen voor Nederland, vooral op het gebied van veiligheid en migratie. Nederland had al een defensie-attaché (defat) die geaccrediteerd was voor Iran en gestationeerd was in Beiroet. Vanwege de Nederlandse belangen in de regio en de rol van Iran daarin is ervoor gekozen de nieuwe defat in Teheran zelf te plaatsen. Zo kunnen militaire ontwikkelingen in het land zelf en in de regio beter gevolgd en geduid worden. Ook vergemakkelijkt de plaatsing van een defat in Teheran de contacten met de Iraanse autoriteiten en met andere defats ter plaatse.
Erkent u dat Iran een gevaar vormt voor de westerse wereld? Zo nee, waarom niet?
Het is voor de defat eenvoudiger om vanuit Teheran de militaire ontwikkelingen in Iran en de regio te volgen en te duiden dan vanuit een buurland. Het is bekend dat het kabinet bezorgd is over de Iraanse rol in de regio en over het ballistische raketprogramma van Iran. Juist daarom steunt Nederland de Europese inzet om te komen tot een constructieve inhoudelijke dialoog met Iran.
Erkent u dat Iran een gevaar vormt voor Israël? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Indien de antwoorden op bovenstaande vragen voornamelijk «ja» worden beantwoord, waar bent u dan in hemelsnaam mee bezig?
Zie antwoord vraag 3.
Het afbreken van een inlichtingenoperatie naar aanleiding van de verklaring van een oud-commando |
|
Sadet Karabulut , Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Klopt het dat leden van het Korps Commandotroepen recent, vervroegd zijn teruggehaald uit een missiegebied naar aanleiding van de verklaring van oud-commando Kroon over een gijzelingsincident? Zo nee, wat zijn dan de feiten?1
Over inlichtingenoperaties doe ik in het openbaar geen uitspraken.
In hoeverre hebben geheime operaties invloed op lopende, niet geheime, missies zoals in de Tweede Kamer besproken?
Zie het antwoord op vraag 1.
Klopt het dat het de operatie in Kabul betrof?2
Zie het antwoord op vraag 1.
Klopt het dat de juridische basis van deze operatie de Wet Inlichtingen- en Veiligheidsdienst is?3 Welk artikel in de Wet Inlichtingen- en Veiligheidsdienst is daarvoor ingeroepen?4
Operaties op basis van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 moeten passen binnen de taken van de diensten zoals genoemd in de artikelen 6 en 7 van die wet. Voor zover tijdens de uitvoering van een operatie sprake is van het uitoefenen van bijzondere bevoegdheden, wordt daarvoor de goedkeuringsprocedure toegepast zoals omschreven in de wet.
Wat is het verschil tussen geen toestemming verlenen voor de verklaring van Kroon verlenen en geen verbod opleggen om naar buiten te treden? Hoe verhoudt het niet verbieden van naar buiten treden zich tot de strikte geheimhoudingsplicht zoals geldt voor geheime operaties? Wanneer en onder welke voorwaarden kan worden afgeweken van de geheimhoudingsplicht?
Een ambtenaar dient zelf de afweging te maken of een uitlating past binnen de geldende wet- en regelgeving, waaronder de (Militaire) Ambtenarenwet. Een verbod op het doen van uitlatingen is, indachtig artikel 7 van de Grondwet, slechts mogelijk voor zover daarvoor een wettelijke basis bestaat. Wat betreft de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren, verwijs ik u naar de antwoorden van 26 mei 2015 op de Kamervragen van het lid Hachchi (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2354). Van een wettelijke geheimhoudingsplicht, zoals ten aanzien van staatsgeheimen, kan alleen worden afgeweken na toestemming van de Minister. De verklaring van majoor Kroon bevatte geen staatsgeheimen.
Is de veiligheid van Nederlandse militairen door de onthullingen in het geding geweest? Zo ja, op welke wijze en welke consequenties heeft dit voor missies?
Zie het antwoord op vraag 1.
Waarom is, vanuit redenen van compromittering van de operatie alsook bescherming van andere betrokkenen, niet gekozen voor een verbod op naar buiten treden voor betrokken oud-commando?
Zie het antwoord op vraag 5.
Is met betrokken oud-commando, als Veteraan, contact onderhouden door Defensie? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Ja. Majoor Kroon is in actieve dienst bij Defensie waardoor er uiteraard contact met hem is.
Kunt u, gezien de verklaringen van de betrokken oud-commando, de veiligheid van uitgezonden militairen en commando’s op missie nu en in de toekomst waarborgen?
Mocht er onrust zijn ontstaan, dan betreur ik dat. Ik kan u echter verzekeren dat Defensie bij alle missies en uitzendingen constant aandacht heeft voor de veiligheid van uitgezonden militairen.
Wat is uw reactie op de ontstane onrust naar aanleiding van Kroon’s verklaring onder militairen en hun familie?
Zie het antwoord op vraag 9.
Op welke wijze wordt het thuisfront op de hoogte gehouden van de veiligheid van de militairen die in desbetreffende missiegebieden waren en zijn?
Bij missies en uitzendingen wordt het thuisfront voor vertrek op een thuisfrontinformatiedag uitgebreid voorgelicht over de missie, het land waar de missie plaatsvindt en over de ondersteuning en informatielijnen waarop het thuisfront kan rekenen. De ondersteuning bestaat uit de Diensten Geestelijke Verzorging, Bedrijfsmaatschappelijk werk, de militaire gezondheidszorg, de situatiecentra, de bureaus thuisfrontzorg en de vrijwilligersorganisatie «Defensie Organisatie Thuisfront». Per missie wordt daarnaast uit de families van de militairen een thuisfrontcomité opgericht. Het thuisfront kan bij deze instanties terecht voor informatie en hulp. Gedurende de missie zijn er ook thuisfrontcontactdagen waarop actuele informatie over de missie wordt verstrekt. Over de actuele situatie in het missiegebied kan het thuisfront echter niet altijd worden geïnformeerd om de veiligheid van de operatie te garanderen.
Klopt het dat tot deze operatie is beslist op basis van het politieke beleid, zoals dat door Minister De Grave in augustus 2000 is vastgesteld?5 In hoeverre verhoudt dit politieke beleidskader uit augustus 2000 zich tot de Wet Inlichtingen en Veiligheidsdiensten?6 Kunt u dit toelichten?.
Wat betreft de besluitvorming en verantwoording inzake speciale operaties en geheime operaties en de verhouding tussen het beleidskader en de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten verwijs ik u naar mijn brief van 27 maart jl. (Kamerstuk 34 775 X, nr. 88).
Klopt het dat de afgelaste operatie valt onder bijzondere inlichtingenverzameling?
Zie het antwoord op vraag 1.
Bent u bereid algemene (dus geen gedetailleerde) informatie aan de Kamer te verstrekken over het aantal operaties dat u sinds 2000 hebt uitgevoerd op basis van het beleidskader van De Grave? Kunt u dat aangeven per ieder van de zes beleidsterreinen afzonderlijk?7
Zie het antwoord op vraag 12.
Deelt u de opvatting dat de democratische controle, gezien de grote impact van dergelijke missies op samenleving alsmede de onthullingen van majoor Kroon, verbeterd dient te worden? Zo ja, bent u bereid het bestaande beleidskader te evalueren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Welke mogelijkheden ziet u om de Kamer beter te informeren over publicaties die de veiligheid van militairen tijdens lopende missies mogelijk in gevaar kunnen brengen?
Ik kan hierover geen algemene uitspraak doen. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet, wordt zorgvuldig bekeken hoe de Kamer zo goed mogelijk kan worden geïnformeerd; dit kan per geval verschillen.
Wanneer verwacht u dat het openbaar ministerie het onderzoek naar de uitlatingen van majoor Kroon afrondt? Bent u bereid de Tweede Kamer hierover te informeren?
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft laten weten dat het Openbaar Ministerie de melding omtrent de gebeurtenissen in 2007 zorgvuldig onderzoekt. Zodra het Openbaar Ministerie een besluit heeft genomen, zal de Kamer daarover worden geïnformeerd.
Het bericht ‘Luchtmacht baas wil extra aandacht voor veiligheidscultuur na lekken’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht Luchtmacht baas wil extra aandacht voor veiligheidscultuur na lekken»?1
Ja.
Bent u vooraf in kennis gesteld van het voornemen van de commandant Luchtstrijdkrachten om per mail zijn militairen te laten weten meer aandacht en bekendheid te willen geven aan de «veiligheidscultuur» bij de Luchtmacht? Zo ja, heeft u hierbij nog specifieke instructies gegeven? Zo nee, is het gebruikelijk dat militairen op deze wijze geïnstrueerd worden?
Nee. Commandanten van Operationele Commando’s, zoals de Commandant Luchtstrijdkrachten (C-LSK), zijn zelf verantwoordelijk voor de communicatie met hun medewerkers. C-LSK publiceert op het intranet van het Commando Luchtstrijdkrachten periodiek berichten (weblogs), waarin hij de aandacht vraagt voor uiteenlopende onderwerpen. De berichten worden naast publicatie op het intranet van tijd tot tijd, zoals in dit geval, ook per e-mail aan CLSK-medewerkers verzonden. In het laatste geval, zoals door C-LSK is gedaan, is de mail verzonden als «dagorder». In een «dagorder» richt de commandant zich tot de medewerkers om persoonlijk een boodschap over te brengen.
Wanneer de veiligheidscultuur is een groot goed is en bovenaan staat, hoe oordeelt u in dat opzicht over de uitspraak «. medewerkers voelden de noodzaak om naar de pers te stappen in plaats van het gesprek aan te gaan met collega's. Zo ontstaat intern en extern het beeld dat wij een onveilige organisatie zijn en niet veilig werken.»?
De Commandant Luchtstrijdkrachten heeft met zijn dagorder actief en persoonlijk medewerkers opgeroepen problemen te melden via daarvoor ingerichte systemen, meldpunt en standaard procedures. In het vervolg van de dagorder benadrukt hij dat onze veiligheidscultuur is gebaat bij een omgeving waarin mensen open en eerlijk hun zorgen kunnen uiten en hun verhaal kunnen doen als iets is misgegaan. In het op 28 maart jongstleden aan uw Kamer verstuurde plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» nemen we als Defensie maatregelen om de meldingsbereidheid bij medewerkers te verhogen en het lerend vermogen te vergroten.
Kunt u begrijpen dat door de wijze waarop de mail is opgesteld juist een onveilig gevoel bij medewerkers ontstaat om hun zorgen te uitten?
In de mail wordt het belang benadrukt van het bespreken van problematiek met elkaar en wordt opgeroepen hiervoor het meldings- en rapportagesysteem te gebruiken. Daarbij bestaat ook de mogelijkheid om rechtstreeks en anoniem binnen Defensie te melden. Het zou spijtig zijn indien er bij medewerkers een onveilig gevoel is ontstaan. Zoals u weet, hecht ik veel waarde aan het veilig kunnen melden. Defensie moet een organisatie zijn waarin het niet alleen veilig is om vergissingen en veiligheidsincidenten te melden, maar waarin dat wordt gewaardeerd, er geen negatieve gevolgen zijn voor de melder, zodat kan worden onderzocht wat eraan moet worden gedaan. Momenteel wordt juist veel geïnvesteerd in het verhogen van de meldingsbereidheid, onder andere doordat commandanten hiertoe oproepen, er bekendheid wordt gegeven aan de procedures voor het melden en nieuwe klachtregistratieformulieren worden uitgegeven. Dit naast de maatregelen die in het plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» zijn beschreven waarin de aanbevelingen uit de tussentijdse rapportage van de commissie-Giebels, die onderzoek doet naar de sociale werkomgeving en de meldingsbereidheid, voor zo ver als mogelijk zijn verwerkt.
Zijn er na de recente veiligheidsincidenten – ook buiten de luchtmacht – maatregelen genomen ter verbetering van het oppakken van de interne meldingen?
In de afgelopen maanden hebben alle leidinggevenden binnen de defensieonderdelen het belang van het melden van voorvallen benadrukt. Dit gebeurt op momenten waarbij commandanten met hun personeel spreken, middels nieuwsbrieven en in directe communicatie naar iedere defensiemedewerker. Daarnaast is één van de maatregelen in het plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» dat het onderwerp veiligheid besproken wordt tijdens werkoverleggen, commandantenvergaderingen en beraden tot op het hoogste niveau van de defensieorganisatie. De maatregelen zoals geïntroduceerd in het plan van aanpak hebben hun weerslag in de strategie, structuur, systeem en cultuur van de defensieorganisatie.
Het Commando Luchtstrijdkrachten implementeert op dit moment een Safety Management Systeem (SMS). Het doel van het SMS is dat onderdeelsoverstijgende veiligheidsgerelateerde problemen centraal in behandeling worden genomen. Een belangrijk onderdeel van het SMS is een werkende en sluitende planning- en controlcyclus, zodat volledige afhandeling van interne meldingen wordt gewaarborgd.
Is het ook mogelijk om eventuele veiligheidsincidenten wel intern, maar niet bij de direct leidinggevende, te melden in geval deze daar direct of indirect te zeer bij betrokken is?
Ja. Voor het op uniforme wijze melden van voorvallen waaronder veiligheidsincidenten beschikt Defensie over het IT-systeem «Melden van Voorvallen (MVV)». Iedere medewerker van Defensie dient een voorval te melden waarvan hij kennis draagt. De melding gaat via het MVV door naar het zogenoemde bevoegd gezag. Dat bevoegd gezag is een commandant of leidinggevende die binnen Defensie geautoriseerd is een initiële melding van een melder te registreren, waarmee de melding wordt doorgezet in de lijn en/of buiten het eigen defensieonderdeel. Indien een melder een voorval anoniem wil melden, kan het voorval via een derde in MVV worden gezet. Dit kan bijvoorbeeld door de vertrouwenspersoon of veiligheidsfunctionaris van de eenheid geschieden. Daarnaast kan elke defensiemedewerker elke andere leidinggevende ofwel het meldpunt van de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) via e-mail of telefonisch benaderen.
Is het mogelijk dat juist medewerkers de noodzaak voelden om naar de pers te stappen in plaats van het gesprek aan te gaan met collega's medewerkers, omdat het gevoel ontbreekt dat ze zich in een omgeving bevinden waarin mensen open en eerlijk hun zorgen kunnen uiten en hun verhaal kunnen doen als er iets is misgegaan? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoe beoordeelt u de veiligheidscultuur binnen de defensieorganisatie na de verschillende incidenten waar de commandant Luchtstrijdkrachten naar verwijst?
We zijn de afgelopen periode door verscheidene tragische ongevallen hard met onze neus op de feiten gedrukt. Deze ongevallen kunnen we helaas niet meer ongedaan maken, maar we moeten er wel alles aan doen om herhaling te voorkomen door ervan te leren. Er mag dan ook geen misverstand over bestaan: werken bij Defensie moet en kan veiliger. Het veiliger maken van de werkomgeving is daarom topprioriteit voor de komende jaren.
Het schenden van oorlogsgraven in de Waddenzee en de Noordzee |
|
Wybren van Haga (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving in het Dagblad Van Het Noorden over het schenden van oorlogsgraven in de Waddenzee en de Noordzee?1
Ja.
Onderschrijft u de problemen en de gevoeligheden met betrekking het schenden van oorlogsgraven in de Waddenzee en de Noordzee?
Ja. Schendingen van oorlogsgraven zijn, in het bijzonder voor nabestaanden, een zeer gevoelige en emotionele zaak. Het is echter onmogelijk om oorlogsgraven ter zee permanent fysiek te beveiligen. Met het oog op het vergroten van het bewustzijn is samenwerking met betrokken staten van groot belang ten behoeve van preventie.
Bent u op de hoogte van de ophef in de Britse media naar aanleiding van het feit dat duikers de Britse duikboten E5 en E3 uit de Eerste Wereldoorlog hebben geplunderd?
Wij zijn op de hoogte van deze berichtgeving.
Bent u op de hoogte van het feit dat het Duitse Consulaat-Generaal in 2016 probeerde via een advocaat spullen terug te krijgen die door een duikteam illegaal uit de in 1914 gezonken kruiser SMS Mainz waren gehaald? Zo ja, heeft u enige betrokkenheid gehad bij het zoeken naar een oplossing of het vervolgen van de daders?
Wij zijn hiervan op de hoogte. De duikers in kwestie hebben de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed laten weten dat zij contact hebben gelegd met het Duitse Consulaat om de geborgen vondsten aan de Duitse autoriteiten over te dragen.
Kunt u aangeven hoe de registratie en bescherming van scheepswrakken, waarin vaak nog menselijke resten aanwezig zijn en die dus feitelijk oorlogsgraven zijn, in de Nederlandse wateren op dit moment is geregeld?
Sinds de jaren tachtig is er voor wat betreft de registratie door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en zijn voorgangers samengewerkt met waterbeheerders, gemeenten, provincies en verschillende groeperingen van sportduikers in het beheer van het onderwatererfgoed. Op deze manier wordt veel informatie verkregen over verschillende scheepsvindplaatsen en andersoortige vindplaatsen onder water. De informatie over wrakken wordt beheerd in de Archeologische database ARCHIS van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de wrakkendatabases van Rijkswaterstaat en de Hydrografische Dienst.
Wat betreft de bescherming van oorlogswrakken geldt dat deze vallen onder de staatsimmuniteit en op grond daarvan onschendbaarheid genieten. Handelingen ten aanzien van oorlogswrakken, inclusief de berging van (onderdelen van) deze wrakken, zijn onder internationaal recht zonder toestemming van de vlaggenstaat niet toegestaan. Daarnaast beschermt het internationale humanitaire oorlogsrecht oorlogsgraven, waar zij zich ook mogen bevinden.
Mede hierom zijn met de komst van de Erfgoedwet de regels aangescherpt. Sinds 1 juli 2016 is de reikwijdte van het opgravingsverbod uitgebreid. Het is nu ook expliciet verboden om erfgoed van de zeebodem mee te nemen. De directe aanleiding voor deze aanscherping waren de toename van het aantal objecten dat werd geborgen uit wrakken (niet alleen oorlogswrakken) en de sterke aanwijzingen dat er voor geldelijk gewin (o.a. metaalwaarde) wraklocaties werden verstoord door bergers. Tegelijk met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet is een handhavingsplan van kracht geworden, opgesteld door de Erfgoedinspectie, in samenwerking met de Kustwacht, het Openbaar Ministerie en de RCE.
Nederland heeft de plicht en de wens wrakken van gezonken oorlogsschepen van andere staten te beschermen, in het bijzonder wanneer deze oorlogsgraven vormen. Uit respect voor de bemanning voor wie het oorlogswrak de laatste rustplaats vormt en de nabestaanden, dienen deze plekken met rust gelaten te worden.
Hoe vindt op dit moment het contact met of de zoektocht naar eventuele nabestaanden plaats?
Ten aanzien van in Nederlandse wateren aangetroffen oorlogswrakken van buitenlandse oorlogsschepen, waaronder ook HMS E3 en HMS E5, wordt niet structureel vanuit Nederland gezocht naar nabestaanden van op die schepen omgekomen bemanningsleden. Bij het opsporen van nabestaanden ligt het voortouw bij de vlagstaat, in dit geval dus het Verenigd Koninkrijk.
Wanneer het gaat over de nabestaanden van opvarenden van Nederlandse oorlogswrakken, zowel in Nederlandse als in internationale wateren, onderhouden de Stichting Nabestaanden Onderzeeboten en het Karel Doormanfonds nauw contact met de Koninklijke Marine. De namen van de opvarenden zijn bij ons bekend, net zoals de nabestaanden die zich bij ons hebben gemeld. Op 4 mei is er een jaarlijkse herdenking bij de onderzeedienst in Den Helder waarbij nabestaanden worden uitgenodigd. Ook is er jaarlijks op 27 februari een kleine herdenking in de Kloosterkerk in Den Haag voor de omgekomen opvarenden van de Slag in de Javazee. Elke vijf jaar wordt er een grote herdenking georganiseerd. Ook in Indonesië wordt de Slag in de Javazee jaarlijks herdacht met een kranslegging op de militaire erebegraafplaats Kembang Kuning. Op het ereveld in Loenen is een kapel waar alle gesneuvelden worden herdacht.
Vindt u niet dat naar aanleiding van de verschillende incidenten rond dit thema (zie ook de verdwenen oorlogswrakken in de Javazee) de bescherming van oorlogswrakken op korte termijn beter moet worden geregeld?
Het verbeteren van het beheer en de bescherming van onderwatererfgoed, met inbegrip van oorlogswrakken, heeft inderdaad onze aandacht. In de brief over het cultuurbeleid die uw Kamer recentelijk heeft ontvangen, zijn middelen gereserveerd voor een intensiever beheer en monitoring van onderwatererfgoed. Nadere uitwerking hiervan vindt in het kader van de beleidsbrief Erfgoed Telt plaats. Ook is Nederland gestart met het traject om het Unesco Verdrag ter bescherming van het cultureel erfgoed onderwater te implementeren. Dit verdrag voorziet in een multilateraal beschermingsregime waarmee het onderwatererfgoed buiten Nederlandse wateren beter beschermd kan worden. De verwachting is dat Nederland begin 2021 tot dit verdrag zal kunnen toetreden.
De Nederlandse praktijk is hiermee sterk in ontwikkeling. Een belangrijk onderdeel daarvan vormt, naast de aangescherpte Erfgoedwet, de intensivering van het contact en de samenwerking tussen professionele onderwaterarcheologen en sportduikers. Om binnen deze dynamische omgeving de bekendheid met de wettelijke kaders te borgen zullen de ministeries van OCW en Defensie, samen met de Kustwacht de bestaande afspraken in een brief aan «Duikend Nederland» nog eens op een rij zetten.
Een ander punt van aandacht is de samenwerking tussen de Noordzeelanden. Ook tussen hen is meer uitwisseling gewenst over wettelijke kaders en procedures.
Ondanks alle inspanningen moet bij dit alles worden opgemerkt dat het, gezien het steeds laagdrempeliger beschikbaar komen van technieken als side scan sonar en andere tot voor kort zeer kostbare apparatuur, en ook gezien de onmogelijkheid om met de bestaande capaciteit op zee alles waar te nemen, niet mogelijk is om alle overtredingen van kwaadwillenden op te sporen. Dit maakt inzet op preventie des te urgenter.
Het bericht ‘Rol België in geheime operatie tegen IS’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Rol België in geheime operatie tegen IS» van 8 maart 2018 van het ANP?1
Ja.
Heeft u contact gehad met uw Belgische collega over het dit bericht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, klopt het bericht?
Er is op basis van dit bericht geen contact geweest met de Belgische Minister van Defensie.
Verricht Nederland inlichtingenwerk voor de operatie «Gallant Phoenix»?
Nederland neemt deel aan de door de VS geleide internationale anti-ISIS coalitie. Binnen deze coalitie delen landen inlichtingen met elkaar. Dit is ook in het belang van de veiligheid in Nederland. In het kader van de operationele veiligheid doet het kabinet geen uitspraken over specifieke werkzaamheden in het inlichtingendomein. Nederlanders die zich bij ISIS hebben aangesloten zijn geen expliciet doelwit van de Nederlandse overheid.
Zijn er Nederlanders betrokken bij het doorzoeken van de database in Jordanië?
Zie antwoord vraag 3.
Is het mogelijk dat Nederland op een andere manier inlichtingen verstrekt die bijdragen aan de operatie «Gallant Phoenix»? Zo ja, gaat u hiertegen stappen ondernemen?
Zie antwoord vraag 3.
De ontwikkeling en het gebruik van ‘killer robots’ |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «As swarms of drones become a reality, the rise of weapons that can think for themselves alarms human rights activists – and soldiers»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de door mensenrechtenorganisaties, denktanks en militairen geuite kritiek op de ontwikkeling en inzet van «killer robots», onder meer aangaande het ontbreken van een bewustzijn bij dergelijke militaire platforms?
Volgens het kabinet moeten mensen altijd verantwoordelijk en aansprakelijk blijven voor de inzet van wapensystemen. Dit uitgangspunt verandert niet als er (in toenemende mate) autonome functies aan wapensystemen worden toegevoegd. In lijn hiermee heeft het kabinet in zijn reactie op het advies «Autonome wapensystemen: de noodzaak van betekenisvolle menselijke controle» van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV)2, de aanbeveling overgenomen dat betekenisvolle menselijke controle altijd noodzakelijk is bij de inzet van autonome wapensystemen.
Het kabinet verwerpt dan ook op voorhand de ontwikkeling en inzet van volledig autonome wapensystemen, waarbij geen sprake meer is van betekenisvolle menselijke controle. Volgens het kabinet vallen de zogenoemde «killer robots» in deze laatste categorie.
Wat zijn de (internationaal) rechtelijke en ethische kaders voor de ontwikkeling en inzet van militaire robots die, met behulp van kunstmatige intelligentie, hun doelen onafhankelijk kunnen selecteren en uitschakelen en onderling kunnen samenwerken?
De ontwikkeling en inzet van alle wapensystemen moeten voldoen aan het internationaal recht, in het bijzonder de rechten van de mens en het humanitair oorlogsrecht, waaronder artikel 36 van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Geneefse Verdragen, dat landen verplicht om nieuwe wapens te toetsen aan het internationaalrechtelijk kader.
In hoeverre acht u het waarschijnlijk dat dergelijke platforms al op korte termijn zullen worden ingezet in conflicten waar Nederland bij betrokken is? Is Nederland hier voldoende op voorbereid?
Het kabinet verwacht op de korte termijn – als ze al ooit ontwikkeld worden – geen inzet van volledig autonome wapensystemen waarbij de kunstmatige intelligentie zich «zelfstandig» onttrekt aan betekenisvolle menselijke controle. Het kabinet is zich er echter van bewust dat toekomstige ontwikkelingen, in het bijzonder technologische ontwikkelingen en de toepassing daarvan, lastig accuraat te voorspellen zijn. Om die reden heeft het kabinet reeds toegezegd het AIV/CAVV-advies 5 jaar na verschijning, in 2020, opnieuw tegen het licht te zullen houden. Tevens volgt het kabinet de (technologische) ontwikkelingen op dit terrein op de voet zodat het, indien de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven, hier meteen op kan reageren.
Ofschoon het kabinet in ieder geval op korte termijn geen volledig autonome wapensystemen verwacht die niet onder betekenisvolle menselijke controle staan, neemt de mate van autonomie in wapensystemen wel verder toe. Hierop zal ook de Nederlandse krijgsmacht moeten zijn voorbereid. Er wordt hierover dan ook kennis opgebouwd en er vindt wetenschappelijk onderzoek naar juridische, ethische en veiligheidsaspecten van toenemende autonome functies in wapensystemen plaats.
In hoeverre en op welke wijze is ook de Nederlandse defensie of de Nederlandse defensie-industrie, ook in Europees of NAVO-verband, betrokken bij de ontwikkeling van dergelijke autonome wapens of «killer robots»?
De toename van autonomie is een brede technologische ontwikkeling die allereerst volop plaatsvindt in de civiele sector, maar logischerwijs ook in de defensie-industrie. Autonome wapensystemen, die onder betekenisvolle menselijke controle staan, kunnen immers ook belangrijke militaire voordelen hebben. Zo reageren computers vaak sneller en preciezer dan mensen, waardoor risico’s voor eigen eenheden en de burgerbevolking kunnen afnemen. Ook kunnen dergelijke systemen opereren in een omgeving die voor mensen moeilijk bereikbaar en gevaarlijk is. Dergelijke toename van autonomie is dus essentieel voor een hoogwaardige Nederlandse krijgsmacht.
Voor zover bij het kabinet bekend, is de Nederlands defensie-industrie echter niet betrokken bij de ontwikkeling van volledig autonome wapensystemen die niet onder betekenisvolle menselijke controle staan.
In hoeverre acht u het ontwikkelen of inzetten van «killer robots» door Nederland of door Nederlandse bondgenoten wenselijk dan wel noodzakelijk?
Zoals aangegeven in eerdergenoemde kabinetsreactie is het kabinet tegen de ontwikkeling en inzet van volledig autonome wapensystemen, waarbij geen sprake meer is van betekenisvolle menselijke controle. Het is daarom niet wenselijk dat Nederland of Nederlandse bondgenoten dergelijke systemen zouden ontwikkelen.
Aan welke (beleids-)doelstellingen zou de inzet van «killer robots» moeten bijdragen?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe borgen betrokken landen en partijen dat «killer robots», die met behulp van kunstmatige intelligentie niet alleen autonoom maar ook «zelflerend» zijn, toch volledig onder menselijke controle en verantwoordelijkheid blijven staan?
De vraag hoe mensen in controle kunnen blijven en de verantwoordelijkheid kunnen blijven dragen voor systemen die beschikken over een zelflerend vermogen, of meer in het algemeen kunstmatige intelligentie, is een belangrijk actueel maatschappelijk vraagstuk. Aangezien de ontwikkeling in kunstmatige intelligentie allereerst een civiele ontwikkeling is, speelt de vraag niet alleen in het militaire domein, maar ook in tal van civiele applicaties, zoals vervoer, telecommunicatie, internet, medische zorg, financiële handel, enz. Met betrekking tot het militaire domein is het huidige internationale recht, in het bijzonder het humanitair oorlogsrecht, een waarborg. Zo verplicht artikel 36 van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Geneefse Verdragen landen om de ontwikkeling en verwerving van nieuwe middelen en methoden van oorlogvoering te toetsen aan het internationaalrechtelijk kader. In Nederland is hiermee de Adviescommissie Internationaal Recht en Conventioneel Wapengebruik (AIRCW) van het Ministerie van Defensie belast. De AIRCW beoordeelt in voorkomend geval ook of de inzet van wapensystemen met autonome functies onder betekenisvolle menselijke controle kan worden uitgevoerd. In het internationale debat over autonome wapensystemen onderstreept Nederland het belang van een goede uitvoering van artikel 36 en bevordert het de onderlinge uitwisseling van ervaringen hieromtrent (best practices).
Hoe kan geborgd worden dat internationale verdragen inzake het internationale (humanitaire) oorlogsrecht gerespecteerd worden tijdens de inzet van «killer robots», bijvoorbeeld als het gaat om onderscheid maken tussen burgers en strijders?
Het kabinet is van mening dat voor elk wapen geldt, dat het altijd de mens moet zijn die bepaalt of een wapen wordt ingezet conform het humanitaire oorlogsrecht en niet het wapen zelf. Zoals gesteld verwerpt het kabinet de inzet van volledig autonome wapensystemen of killer robots die niet onder betekenisvolle menselijke controle staan. Bij autonome wapensystemen die wel onder menselijke controle staan, geldt dat de verantwoordelijke bediener daarvan per geval bepaalt of de inzet daarvan volgens het internationaal oorlogsrecht kan geschieden, daarbij onder meer rekening houdend met Rules of Engagement en de technische (on)mogelijkheden van het systeem. Gezien de huidige stand van de techniek is het kabinet van mening dat er op dit moment weinig situaties bestaan waarin autonome wapensystemen rechtmatig kunnen worden ingezet.
Hoe groot is het risico dat «killer robots», bedoeld of onbedoeld, de kaders van het internationale (humanitaire) oorlogsrecht niet respecteren?
Zie antwoord vraag 9.
In hoeverre kunnen de verantwoordelijken in dergelijke gevallen aangewezen en ter verantwoording geroepen worden? Welke instantie is daarvoor verantwoordelijk?
Zoals in mei 2016 aangegeven in de beantwoording3 van schriftelijke Kamervragen is het kabinet van mening, dat wanneer mensen bij de inzet van autonome wapensystemen betekenisvolle controle uitoefenen er geen aansprakelijkheidsprobleem is. Het geldende rechtsregime is in dat geval voldoende om overtreders aansprakelijk te stellen. Aansprakelijkheid voor aanvallen uitgevoerd door autonome wapensystemen onder betekenisvolle menselijke controle verschilt niet van aansprakelijkheid voor de inzet van welk ander wapen dan ook.
In hoeverre overlegt Nederland met bondgenoten, maar ook met landen als Rusland en China, over de risico’s en kansen van het ontwikkelen en inzetten van «killer robots»? Wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan een gezamenlijke juridisch en ethisch kader?
Nederland neemt actief deel aan het internationale debat over autonome wapensystemen dat plaatsvindt binnen de Convention on Certain Conventional Weapons (CCW) van de VN. Ook China en Rusland nemen hieraan deel. In beginsel is Nederland bereid om met iedereen de dialoog aan te gaan en waar mogelijk samen te werken, maar wanneer posities ver uit elkaar liggen is concrete samenwerking vaak niet mogelijk. Daar waar samenwerking wel mogelijk of vanzelfsprekend is, neemt Nederland het initiatief. Zo heeft Nederland samen met Zwitserland voor de eerste vergadering van de Governmental Group of Experts (GGE) in november 2017 een non-paper geschreven over wapenreviews in het kader van het hierboven genoemde artikel 36. Daarnaast heeft Nederland als één van de weinige landen met een uitgebreid kabinetsstandpunt over dit onderwerp de samenvatting hiervan ook als non-paper ingediend. Beide papers zijn door de CCW op hun webpagina geplaatst en zijn positief ontvangen door de aanwezige lidstaten en experts.
Is het kabinet bereid zich, ook in het kader van de Nederlandse zetel bij de VN-Veiligheidsraad en binnen de United Nations Convention on Conventional Weapons (CCW), in te zetten voor voortvarende internationale afstemming en besluitvorming inzake verantwoord beheer en gebruik van «killer robots»?
Zie antwoord vraag 12.
Vluchtende dieren door heliherrie |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht in de Gelderlander «Koeien vluchten en geven minder melk door heliherrie» en de videobeelden die daarbij te zien zijn?1
Ja.
Bent u van mening dat er voldoende voorzorgsmaatregelen zijn genomen om boeren en omwonenden tijdig en juist te informeren over de mate van de geluidsoverlast en mogelijke impact? Zo ja, hoe heeft de communicatie hierover plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet en wat zijn hier verbeterpunten?
Ja.
Om bekendheid te geven aan de vliegoefening zijn op 15 januari 2018 alle betrokken gemeenten en veiligheidsregio’s actief geïnformeerd, met het verzoek melding te doen van de oefening op de eigen website en/of via sociale mediakanalen. De betrokken gemeenten hebben aan dit verzoek ook daadwerkelijk gehoor gegeven.
Gemeenten, landeigenaren en omwonenden waar grond(radar)systemen zijn geplaatst, zijn hierover actief geïnformeerd door middel van presentaties en (huis)bezoeken.
Op 30 januari 2018 is het besluit waarmee toestemming is verleend voor het uitvoeren van militaire vluchten voor oefendoeleinden op zeer lage hoogte tevens in de Staatscourant gepubliceerd en is het verzoek aan de lokale overheden om de informatie verder te verspreiden herhaald. Met het oog op de mogelijke overlast, is via de website van Defensie, gemeenten en lokale media ook informatie verstrekt over waar omwonenden terecht kunnen met hun klachten en op welke manier zij op individuele basis op de hoogte kunnen blijven van oefeningen en activiteiten van de helikopters.
Informatie over vliegbewegingen en oefeningen zijn en worden ook bekend gesteld via de website van Defensie en NOS teletekstpagina 766. Via diverse sociale media-kanalen van de Koninklijke Luchtmacht is vanaf begin februari informatie over deze oefening verstrekt. Op de eerste ochtend van de oefening heeft een vertegenwoordiger van Defensie een interview gegeven bij Omroep Gelderland, om een toelichting te geven over de oefening.
Naar aanleiding van deze oefening wordt de communicatie verbeterd door LTO toe te voegen aan de lijst van te informeren instanties bij grootschalige vliegoefeningen.
Gezien in de beschikking van uw ministerie (MLA/005/2018, 30 januari 2018) staat dat aaneengesloten bebouwing, ziekenhuizen, sanatoria en dergelijke worden vermeden, vallen onder «en dergelijke» ook stallen, omheind gebied waar dieren zich in bevinden en natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Onder «aaneengesloten bebouwing» worden mede begrepen haven- en industriegebieden. Onder «en dergelijke» wordt bijvoorbeeld verstaan andersoortige zorginstellingen zoals psychiatrische inrichtingen en Tbs-klinieken. Voor bebouwing, waaronder begrepen stallen, geldt in het algemeen dat het overvliegen hiervan zoveel mogelijk wordt vermeden.
Wat is de afweging geweest om deze oefening boven dit gebied te houden en zijn er andere gebieden onderzocht om deze oefening te houden? Zo ja, wat is de reden dat deze andere gebieden het uiteindelijk niet zijn geworden?
Op 18 januari 2018 (Kamerstuk 34 775 X, nr. 77) is de Kamer geïnformeerd dat de meeste militaire operaties niet uitvoerbaar zijn zonder helikopters. Het vliegen op lage hoogte, zeker bij duisternis en onder dreiging van een tegenstander vergt specifieke training en ervaring. De vliegende bemanningen van de Nederlandse helikopters volgen een oefen- en trainingsprogramma om hen zo goed mogelijk voor te bereiden op een inzet. Het is niet mogelijk het oefenen met laagvliegen uit te stellen totdat vliegers en helikopters operationeel worden ingezet bij bijvoorbeeld crisisbeheersingsoperaties of humanitaire hulpoperaties. In dat geval is de tijd te kort en de training te veelomvattend om voldoende vliegers het trainingsprogramma te laten doorlopen.
Grootschalige oefeningen vinden gemiddeld een tot twee keer per jaar afgewisseld in Nederland dan wel in het buitenland plaats. In de Verenigde Staten wordt regulier vier maal per jaar gedurende een maand getraind. In zo’n maand vinden op meerdere momenten oefeningen van grotere omvang plaats.
Voor dit soort tactische oefeningen werd in het verleden gebruik gemaakt van het oefenterrein Spadeadam in Groot-Brittannië. Omdat oefeningen voor Britse eenheden daar voorrang krijgen voor oefeningen van buitenlandse eenheden, hebben Nederlandse oefeningen in het verleden niet altijd doorgang kunnen vinden. Daarom is besloten deze oefening in Nederland te houden. Dit is ook zo gebeurd in het voorjaar van 2017 in de omgeving van vliegveld Deelen. In het najaar van 2017 is er gedurende drie weken grootschalig geoefend in de omgeving van Grafenwöhr, Duitsland.
Bij de keuze van het oefenterrein is rekening gehouden met het kunnen plaatsen van radarsystemen op de grond, het gebruik van voor de helikopterbemanningen onbekend gebied, het vermijden van dichtbevolkte gebieden en het verdelen van de lasten voor de omgeving, die zijn verbonden aan dit soort oefeningen.
Wordt het geluid van een Apache helikopter, net als het geluid andere vliegtuigen zoals de F-16, «geëxporteerd» naar het buitenland? Zo ja, waarom is er in dit geval voor Nederlands grondgebied boven land gekozen? Waarom worden niet alle laagvlieg oefeningen van Apaches in het buitenland gehouden?
Voor een goede inzetbaarheid van helikopterbemanningen moet, vanwege de internationale veiligheidssituatie en vanwege de ondersteuning van civiele autoriteiten, ook in Nederland zelf worden geoefend. Op 18 januari 2018 (Kamerstuk 34 775 X, nr. 77) is de Kamer geïnformeerd dat laagvliegtraining al zoveel mogelijk wordt uitgevoerd in het buitenland en dat op het gebied van laagvliegen internationaal weinig winst meer valt te behalen, omdat de intensiteit ook daar al is gemaximaliseerd. Om de geoefendheid van helikopterbemanningen op peil te brengen en te houden zijn naast oefeningen boven of op de daarvoor aangewezen oefenterreinen in Nederland, ook incidenteel bijzondere oefeningen noodzakelijk waarbij niet de reguliere laagvlieggebieden worden gebruikt. Niet alleen om de hinder, die onmiskenbaar gepaard gaat met dit soort oefeningen, over Nederland te spreiden, maar ook om de oefenwaarde te vergroten.
Hoe is het mogelijk dat de vliegoefeningen al begonnen zijn in de periode dat het nog mogelijk was om bezwaar te maken tegen deze beschikking? Wanneer was bij Defensie bekend dat de vliegoefeningen in februari 2018 gepland zouden worden en waarom is de beschikking over de vlieghoogte in het oefengebied niet eerder gepubliceerd?
Een aanvraag voor een ontheffing voor laagvliegen wordt altijd zorgvuldig beoordeeld op verschillende aspecten. Deze beoordeling vindt eerst plaats door het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) en vervolgens door de Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA). De veiligheid van het luchtverkeer en de omgeving staat bij deze beoordeling voorop, maar ook aspecten zoals hinder voor derden en natuurwaarden worden afgewogen. Uit de beoordeling door de CLSK van de initiële aanvraag van 3 oktober 2017 bleek dat deze teveel beperkingen meebracht voor het overig luchtverkeer. Naar aanleiding hiervan heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden tussen het Defensie Helikopter Commando, de Staf van het Commando Luchtstrijdkrachten en de Militaire Luchtvaart Autoriteit. Uiteindelijk heeft dit proces, waarbij is gelet op de omvang en inhoud van de geplande oefeningen en de bijkomende risico's, niet eerder kunnen leiden tot een beschikking dan op 30 januari 2018.
Beschikkingen waarmee grootschalige oefeningen bekend worden gemaakt, zullen voortaan in een zo vroeg mogelijk stadium en bij voorkeur uiterlijk 4 weken voor de aanvang van een oefening worden gepubliceerd. Er blijven altijd bijzondere omstandigheden waarbij dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij een ongeplande of urgente oefen- of trainingsnoodzaak in verband met inzet.
Hoeveel bezwaren van belanghebbenden zijn er tegen de beschikking ingediend en wat was de aard van deze bezwaren?
Tot 5 maart 2018 zijn twee bezwaarschriften ingediend tegen de beschikking van 30 januari 2018. Het betreft bezwaren van omwonenden die zelf hinder of schade ondervinden of dieren hebben die hinder of schade ondervinden van de laagvliegende helikopters. Een van de bezwaren is ook gericht tegen de (wijze van) bekendmaking van de beschikking.
Hoeveel klachten zijn er binnengekomen naar aanleiding van deze oefeningen en is dit vergelijkbaar met andere (vlieg-)oefeningen van Defensie boven bewoond gebied? Hoeveel klachten daarvan gingen over gestreste, op hol geslagen of anderszins geschrokken dieren?
Tot 5 maart 2018 zijn 278 meldingen ingediend, waarvan 45 schadeclaims. Dit aantal is hoger in vergelijking met oefeningen die worden gehouden in de daarvoor aangewezen laagvlieggebieden. Voor oefeningen buiten de aangewezen laagvlieggebieden zijn geen cijfers beschikbaar om een vergelijking mee te kunnen maken.
Bent u bekend met wetenschappelijke onderzoeken naar de invloed van geluid op dieren, waaruit blijkt dat dieren over het algemeen gevoeliger zijn voor verstoring door geluid dan mensen, dat een relatief kortdurende en onvoorspelbare geluidsbron bij veel diersoorten werkt als een alarmsignaal die een vecht-of-vlucht reactie oproept en zich uit in een fysiologische stressreactie met allerlei negatieve gevolgen voor het dierenwelzijn?2 Zo nee, wilt u kennisnemen van dergelijke onderzoeken voor besluitvorming over toekomstige oefeningen? Zo ja, in hoeverre is deze kennis meegewogen in de besluitvorming over deze oefeningen?
Ja, hiermee ben ik bekend. Er kan niet in zijn algemeenheid worden gesteld dat geluid van luchtvaartuigen leidt tot reacties bij dieren. Dit hangt samen met verschillende factoren, waaronder de zichtbaarheid van, de afstand tot en de hoogte van het luchtvaartuig, de locatie van het dier (binnen of buiten), de gevoeligheid van het dier en de tijd van het jaar (bijvoorbeeld het broedseizoen), de regelmaat van passerende luchtvaartuigen, de omvang van het luchtvaartuig en de hoeveel geluid dat wordt geproduceerd.
Bij besluitvorming over een oefening worden verschillende aspecten meegewogen, waaronder hinder voor mens en mogelijke schade aan flora en fauna.
Wat is het aantal «Ke» (kosteneenheden) en/of dB(A) dat laagvliegende en/of stil hangende Apaches veroorzaken?
Kosteneenheid (Ke) is een eenheid om de geluidsbelasting rond vliegvelden te berekenen. Het aantal Kosteneenheden is de optelsom van een aantal factoren, die bepalend zijn voor de geluidsbelasting en wordt berekend over een periode van een jaar. Het aantal kosteenheden en/of dB(A) van een Apache kan niet generiek worden gegeven, dit is afhankelijk van de afstand in meters vanaf de waarnemer tot de geluidsbron, het aantal vliegdagen en het aantal toestellen.
Het aantal «Ke» (kosteneenheden) en/of dB(A) is bedoeld om geluidsoverlast te meten voor de mens. Is er ooit onderzoek gedaan naar het effect van geluidshinder veroorzaakt door (Defensie-)vliegtuigen of helikopters bij dieren met dezelfde «Ke» en/of dB(A) metingen, aangezien dieren gevoeliger zijn voor geluid dan mensen? Zo nee, bent u met de Partij voor de Dieren van mening dat hier onderzoek naar gedaan moet worden?
Defensie heeft in het verleden onderzoek laten uitvoeren en draagt bij aan onderzoek naar de effecten van geluid van militaire helikopters op dieren. Onder meer in 2010 door het NLR en WUR over de effecten op geiten3en in 2015 door Imares over de effecten op vogels4. De Koninklijke Luchtmacht draagt momenteel bij aan het onderzoek Cumulative Human Impact on biRd Populations (CHIRP) 5.
Zijn er door waarnemers ter plekke geluidsmetingen gedaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn er geluidsoverschrijdingen geweest en in welke mate?
Nee, bij militaire laagvliegoefeningen worden geen geluidmetingen gedaan.
Gezien de videobeelden en berichtgeving over gestreste en van slag zijnde koeien, op hol geslagen en uitgebroken paarden, bent u met de Partij voor de Dieren van mening dat de laag vliegoefeningen boven dit gebied direct gestaakt dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
Hinder en overlast is vervelend voor diegene die het treft, maar is onvermijdelijk bij dit soort oefeningen. Deze laagvliegoefeningen zijn noodzakelijk om de inzetbaarheid van de krijgsmacht op peil te brengen en te houden, in het belang van de veiligheid van Nederland. Naar aanleiding van de hinder bij stallen met dieren als gevolg van deze oefening, zijn afspraken gemaakt met vertegenwoordigers van LTO Noord, om de overlast bij stallen met dieren bij het vervolg van de oefening te beperken. Schade aan vee of andere eigendommen, die onverhoopt toch zou ontstaan, wordt vergoed. Claims in dat kader worden binnen Defensie afgehandeld conform de «Regeling melding verkeers- en oefenschade Defensie».
Kernwapenbeleid |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Sadet Karabulut , Bram van Ojik (GL) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Halbe Zijlstra (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van de specifieke plannen met de nucleaire vrije val vliegtuigbommen van het type B61 in de Nuclear Posture Review (NPR)?1
Ja.
Heeft de Amerikaanse overheid met u overlegd over het moderniseren van de B61-11 en kunt u aangeven wanneer precies de verouderde B61-11 van de Europese locaties verwijderd zal worden? Kunt u, meer specifiek, aangeven wanneer deze B61-11 bommen van Nederlands grondgebied naar de Verenigde Staten (VS) zullen worden overgebracht voor moderniseringswerkzaamheden?2
Zoals de Kamer bekend kunnen op basis van bondgenootschappelijke afspraken geen mededelingen worden gedaan over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens. De Verenigde Staten hebben een levensduurverlengingsprogramma (zogenaamde «Life Extension Program») met als doel de veiligheid, beveiliging en effectiviteit van kernwapens van onder meer het type B61 blijvend te garanderen.
Is het tevens juist dat dit type kernwapen geschikt is voor de F-35?3 Hebt u tevens in het fact sheet over de modernisering dat bij de NPR was gevoegd, geconstateerd dat de F-35 een nucleaire taak krijgt?4 Op welke wijze heeft de Amerikaanse regering u hierover ingelicht?
De F-35 als systeem zal in opdracht van de Amerikaanse overheid geschikt zijn om kernwapens te dragen. De Amerikaanse overheid heeft het kabinet hierover in een vroeg stadium ingelicht, en de Kamer is hierover reeds in 2002 geïnformeerd (Kamerstuk 26 488, nr. 9).
Hebt u de Amerikaanse regering ingelicht over het feit dat Nederland geen atoomtaak neemt voor de F-35, zoals vastgelegd in de motie-Van Dijk? Indien nee, waarom niet?5
Graag verwijst het kabinet naar de kabinetsreactie op de motie-Van Dijk (Kamerstuk 33 783, nr. 5). Hierin stelt het kabinet dat het de bedoeling is dat de F-35 deze taak van de F-16 zal overnemen.
Kunt u aangeven wat de voortgang in de productie van de B61-12 is? Kunt u aangeven in welke tijdsperiode de B61-12, die op Europese locaties gestationeerd zal worden, geproduceerd zal worden?6
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bovendien bereid de Kamer te informeren over de wijze waarop u burgers in de omgeving beschermt tegen eventuele ongevallen, gezien de lange lijst met (bijna) ongelukken die inmiddels in de openbaarheid zijn gekomen?
Het Nationaal Crisisplan Straling (NCS) beschrijft de hoofdstructuur van de organisatie voor de crisisbeheersing bij alle situaties waarin ongewenst straling en/of radioactief materiaal vrijkomt of vrij dreigt te komen met een verhoogd risico voor mens en milieu. Dit plan is een uitwerking van vigerende wet- en regelgeving, zowel nationaal (zoals de Kernenergiewet (in het bijzonder art. 40), de Wet Veiligheidsregio’s en Politiewet 2012) als internationaal (bijvoorbeeld de relevante richtlijnen van de Europese Unie en conventies van het Internationaal Atoomenergieagentschap).
Kunt u de Kamer, desnoods vertrouwelijk, informeren over de wijze waarop deze kernwapens over Nederlands grondgebied/door het Nederlandse luchtruim of door water worden vervoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend dat het vertragingssysteem, waarbij de bom met een parachute vertraagd wordt zodat de piloot de «ground zero» tijdig kan verlaten, in het nieuwe model vervangen is door een tailkit? Kunt u toelichten wat deze nieuwe capaciteiten exact zijn, vooral waar het gaat om de toegevoegde «tailkit»?7
Uw kamer is hierover geïnformeerd in antwoord op vragen van de leden Knops en Omtzigt (beiden CDA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over nucleaire ontwapening en non-proliferatie (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1426).
Is het u bekend dat de toevoeging van de «tailkit» als doel heeft om meer gericht een doelwit te raken met dit kernwapen?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat kernwapens die gerichter ingezet kunnen worden de drempel voor gebruik verlagen? Indien neen, waarom niet?
De omstandigheden waarin de NAVO de inzet van kernwapens zou kunnen overwegen zijn extremely remote, zoals de NAVO stelt in de Deterrence and Defence Posture Review. Het doel van kernwapens is immers de afschrikking van agressie, niet militaire inzet. Het effectiever maken van kernwapens vergroot de geloofwaardigheid van deze afschrikking, zodat een inzet ervan blijvend kan worden vermeden.
Deelt u de mening dat het nu een geschikt moment is om van modernisering van de B-61 af te zien?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat Nederland een stap moet doen om kernwapens te weren uit ons land? Zo ja, welke stappen wilt u ondernemen? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid in het licht van de regeringsverklaring dat een nieuwe veiligheidsstrategie aankondigt, van een Nederlandse kernwapentaak af te zien? Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
De berichten ‘Spionnenjacht blokt 5G’ en ‘Arena geen proeftuin voor nieuwste generatie mobiel internet’ |
|
Jan Paternotte (D66), Arne Weverling (VVD), Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennis genomen van de artikelen «Spionnenjacht blokt 5G»1 en «Arena geen proeftuin voor nieuwste generatie mobiel internet»?2
Ja.
Deelt u de mening dat het hoogwaardige en zeer snelle 5G-internet van cruciaal belang is voor onze telecommunicatie, economie en maatschappelijke uitdagingen?
Ja. Overigens geeft de kop van het artikel niet een juiste voorstelling van zaken. Agentschap Telecom van het Ministerie van EZK is met de Amsterdam Arena en andere partijen in gesprek om een dergelijk experiment mogelijk te maken.
Hoe beoordeelt u de houding van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) ten aanzien van de 5G-openstelling?
Ja, zoals ik in antwoord op eerdere vragen van het lid Van der Lee al heb aangegeven speelt snelle uitrol van 5G een belangrijke rol om een bijdrage te leveren aan het mogelijk maken van nieuwe diensten en dienstverleningsconcepten die tegemoet komen aan economische en maatschappelijke uitdagingen. Samen met andere technologieën, zoals LoRaWAN en ITS-5G wordt zo de communicatie-infrastructuur ontwikkeld voor innovatie in allerlei sectoren.3 Met 5G wordt nagestreefd dat mobiele netwerken straks ook diensten kunnen leveren waar op dit moment nog eigenstandige netwerken voor bestaan, zoals portofoonnetwerken die onder meer worden gebruikt in de evenementen-, beveiligings- en mediasector. Verder moet 5G diensten en dienstverleningsconcepten mogelijk maken die op dit moment in ontwikkeling zijn, zoals inspecties op afstand, monitoring door middel van grote hoeveelheden sensoren, en zelfrijdende auto’s. Afhankelijk van de precieze toepassing kan dit ook een bijdrage leveren aan CO2-reductie. Later dit jaar kom ik met een Actieplan Digitale Connectiviteit, zoals aangekondigd in de brief «Digitale connectiviteit» die op 12 februari jl. aan uw Kamer is gestuurd. Daarin zal ik acties aankondigen ten behoeve van de juiste randvoorwaarden voor verdere uitrol van vaste en mobiele netwerken in Nederland, waaronder dus ook 5G.
Welke gevolgen heeft dit voor 5G-experimenten en innovatieve proeftuinen, zoals in Noord-Groningen, die juist vanwege de (sociaal-)economische en maatschappelijke uitdagingen zijn geïnitieerd door overheden, kennisinstellingen en bedrijven?
Ik ben een constructieve dialoog aangegaan met de inlichtingendiensten om tot een oplossing te komen over het gebruik van de 3,5 GHz-band. Ik vertrouw er op dat we samen tot een oplossing kunnen komen. Zie voor het verdere proces de beantwoording van vraag 6.
Op welke manier denkt u een oplossing te vinden voor de beschikbaarstelling van de band van 3,5 gigahertz (GHz) ten noorden van de denkbeeldige lijn Amsterdam-Zwolle?
Experimenten voor 5G richten zich vooral op de ontwikkeling van nieuwe type dienstverlening. Dergelijke experimenten zijn niet afhankelijk van de inzet van één frequentieband. Er zijn ook mogelijkheden om in andere frequentiebanden experimenten op te zetten. Een goed voorbeeld hiervan is de proef van T-Mobile met een 5G antenne op het Leidseplein. Deze 5G antenne maakt gebruik van de 2.600 MHz band.4
Overigens kan de 3,5 GHz-band beneden de lijn Amsterdam – Zwolle wel voor mobiele communicatie (5G) worden gebruikt. Er zijn diverse initiatieven om 5G dienstverlening mogelijk te maken, zoals in Zeeland waar experimenten worden gedaan om rurale gebieden van hoogwaardig breedband internet te voorzien. Verder zijn er verschillende bedrijven bezig om met mobiele technologie in de 3,5 GHz-band hun bedrijfsproces te automatiseren. Een goed voorbeeld hiervan is de containerterminal van ECT in de Rotterdamse haven.
Wat betekent het voornemen van de Duitse regering om ook aan de Nederlandse grens de 3.5 GHz-band vrij te maken voor 5G voor de Signals Intelligence (SIGINT)-functies in Burum?
Op dit moment geldt tot 2023 een beperking van de uitrol van 5G-netwerken boven de lijn Amsterdam – Zwolle ter voorkoming van storing op de interceptie van satellietcommunicatie. Dit is vastgelegd in het Nationaal Frequentie Plan uit 2011.
Zowel de ministers van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties als de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat zetten zich in om op basis van technisch onderzoek tot oplossingsmogelijkheden te komen voor de beschikbaarstelling van de 3,5 GHz-band. Een belangrijk element daarin is het gebruik van de 3,5 GHz-band door de inlichtingdiensten voor het vergaren van inlichtingen in het kader van de nationale veiligheid. Dit betekent ook dat het om complexe besluitvorming gaat, die niet uit de weg wordt gegaan, maar wel zorgvuldig moet gebeuren. Uw Kamer zal naar verwachting medio dit jaar over de mogelijke oplossingsrichtingen worden geïnformeerd.
Bent u reeds in gesprek met de Duitse regering over de toekomstige ingebruikname van de 3,5 GHz-band in de grensregio? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de standpunten van de Nederlandse en Duitse regering?
De invloed van dit voornemen van de Duitse regering op de satellietcommunicatie is onderdeel van het onderzoek naar oplossingsmogelijkheden waar ik bij de beantwoording van vraag 6 al op in ben gegaan. Overigens is het voornemen van de Duitse regering om de band vanaf 2021 voor 5G te gaan gebruiken. Daarbij gelden aan de bovenkant van de band, te weten 3,7 – 3,8 GHz restricties om het commerciële satellietgebruik in de naastliggende band (3,8 – 4,2 GHz) te ontzien. Zie verder ook de beantwoording van vraag 8.
Hoe plaatst u de mogelijke boycot van 5G-uitrol in het kader van het regeerakkoord, waarin de ambitie wordt uitgesproken om digitaal de Europese koploper te worden?
Ja, ik ben met de ons omringende landen in gesprek om het gebruik van de 3,5 GHz-band in grensregio’s te coördineren. Bij dit gesprek is niet alleen Duitsland betrokken, maar ook België, Luxenburg, Frankrijk en Zwitserland.
Bent u ervan op de hoogte dat in veel Europese lidstaten de 3,5 GHz-band veiling al heeft plaatsgevonden dan wel dit jaar zal plaatsvinden?
De ambitie om in Europa koploper te zijn in digitale connectiviteit onderschrijf ik. Dit is breder dan de uitrol van 5G in de 3,5 GHz-band. Het gaat hierbij om het totale telecombeleid en de Nationale Digitaliseringsstrategie voor de komende jaren. Om die ambitie vorm te geven werk ik aan een actieplan connectiviteit. Dit plan zal ingaan op verschillende onderwerpen: spectrum, lokaal beleid, investeringen, continuïteit en innovatie. Belangrijke elementen hierin in relatie tot 5G zijn vooral het ontsluiten van rurale gebieden en mobiele dienstverlening voor bedrijfsspecifieke toepassingen.
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat Nederland niet de Europese achterblijver wordt op het gebied van digitale communicatie en mobiel internet?
In verschillende Europese lidstaten zijn inderdaad al vergunningen voor de 3,5 GHz-band verleend of is men bezig om de verdeling van frequenties in de 3,5 GHz-band voor te bereiden. De hoeveelheid frequenties die wordt uitgegeven, en de termijn waarop, verschilt overigens aanzienlijk tussen lidstaten. Het meest vergevorderd is naar mijn weten Ierland waar inmiddels 350 MHz beschikbaar is gesteld in de vorm van regionale vergunningen. 5 Een ander voorbeeld is Duitsland waar wordt gewerkt aan het (vrijwel) landelijk beschikbaar stellen van 300 MHz. Het merendeel van die frequenties komt beschikbaar in 2021, 2022, of 2023 omdat er nog lopende vergunningen zijn. Lopende vergunningen zijn overigens net als voor Nederland een uitdaging in veel lidstaten omdat op grond van een EU-besluit uit 2008 (2008/411/EG) de frequenties reeds eerder zijn uitgegeven. Als gevolg worden in verschillende lidstaten de frequenties reeds verdeeld maar kunnen deze niet direct na vergunningverlening in gebruik worden genomen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg Telecommunicatie van 15 februari aanstaande?
5G betreft vooral een verbreding van het dienstenaanbod dat verder gaat dan alleen maar snel mobiel internet. Een belangrijke drijfveer achter 5G is een gedifferentieerde dienstenaanbod dat aansluit op de economische en maatschappelijke behoefte. Die verbreding van het dienstenaanbod ondersteun ik onder andere door het faciliteren van experimenten (zie hiervoor ook vraag 5). Daarnaast kan dergelijke dienstverlening ook op andere frequentiebanden worden aangeboden die in het bezit zijn van de mobiele operators. Daarbij worden er ook andere aanvullende frequentiebanden aan de markt ter beschikking gesteld, zoals de 700 MHz band, de 1.400 MHz band en de 26 GHz band.
Tot slot wil ik er op wijzen dat in delen van Nederland de 3,5 GHz al gebruikt wordt voor bedrijfsspecifieke toepassingen en het ontsluiten van rurale gebieden. In dat verband wil bijvoorbeeld wijzen op de voorbeelden die zijn gegeven in antwoord op vraag 5.
WIFI Luchtmobiele Brigade te Schaarsbergen |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met de problemen op de kazerne te Schaarsbergen, waaronder het overmatig gebruik van drank en drugs, prostitutie en doorgeslagen pesterijen?
Ja. Ik heb u hierover, en over de genomen maatregelen, geïnformeerd in mijn brief van 22 december 2017 (Kamerstuk 34 775X nr. 70).
Bent u bekend met berichten over het algemeen gedeelde gevoel van eenzaamheid en verveling onder het legerpersoneel op de kazerne te Schaarsbergen? Zo nee, kunt u aangeven hoe u op de hoogte blijft van wat er speelt op de werkvloer? Zo ja, kunt u aangeven welke maatregelen u inmiddels heeft getroffen om dit tegen te gaan?
Het welbevinden van het personeel gelegerd op de Oranjekazerne in Schaarsbergen heeft de voortdurende aandacht van de kazerneleiding en andere betrokkenen, onder andere via het overleg met de Medezeggenschapscommissie. Via werkbezoeken en regulier overleg met de commandanten van de defensieonderdelen blijf ik op de hoogte van wat er speelt op de werkvloer. Commandanten kunnen mij ook altijd rechtstreeks benaderen als daar behoefte aan is. Verveling buiten de diensturen is een punt van zorg dat bekend is en de aandacht heeft. Om verveling buiten de diensturen te voorkomen, neemt Defensie maatregelen om de internetverbindingen op kazernes te verbeteren, zo ook in Schaarsbergen. Gebleken is dat de belangstelling voor georganiseerde avondactiviteiten, zoals een duik- en autohobbyclub, is afgenomen waardoor deze activiteiten grotendeels zijn gestopt. De sport- en kantinefaciliteiten in Schaarsbergen zijn ’s avonds wel toegankelijk. In overleg met de Medezeggenschapscommissie wordt bezien of er behoefte is aan aanvullende activiteiten of maatregelen. Ik krijg geen signalen dat er sprake is van een algemeen gedeeld gevoel van eenzaamheid op de kazerne in Schaarsbergen.
Deelt u de opvatting dat een groot deel van de problemen op de kazerne te wijten is aan dit algemene gevoel van eenzaamheid en verveling? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd is verveling buiten de diensturen een punt van zorg dat de aandacht heeft. Echter, verveling kan nooit een excuus zijn voor normoverschrijdend gedrag. Iedereen bij Defensie heeft recht op een sociaal veilige werkomgeving: discriminatie, machtsmisbruik, vandalisme en ander ontoelaatbaar gedrag horen niet thuis bij Defensie.
Bent u bekend met het feit dat de draadloze internetverbinding op de kazerne in Schaarsbergen al jaren dermate laag is dat het internet haast onbruikbaar is? Zo nee, kunt u aangeven hoe u op de hoogte blijft van wat er speelt op de werkvloer?
Ja, het is mij bekend dat de beschikbare bandbreedte niet voorziet in de hedendaagse behoefte. Het komend half jaar wordt gewerkt aan de verbetering van de bandbreedte en dus de internetsnelheid in Schaarsbergen. Bij vraag 10 zal ik verder ingaan op de planning van deze verbetering. Verdere verbetering is pas mogelijk zodra de kazerne is voorzien van een glasvezelnetwerk. Of en hoe hieraan invulling wordt gegeven, wordt onderzocht.
Bent u bekend met het feit dat tevens de ontvangst van de kabel TV dermate slecht is dat enkel NPO1, NPO2 en NPO3 ontvangen kunnen worden? Zo nee, kunt u aangeven hoe u op de hoogte blijft van wat er speelt op de werkvloer?
In de legering van de Oranjekazerne in Schaarsbergen is een zenderpakket van dertig zenders beschikbaar. Het is dus niet zo dat de bewoners alleen NPO 1, 2 en 3 kunnen kijken. Echter, omdat het een analoog signaal is, laat de kwaliteit te wensen over. Voorts komt het voor dat bij verstoringen van het satellietsignaal het beeld tijdelijk wegvalt. Een snelle oplossing is hier niet voorhanden vanwege het ontbreken van een glasvezelnetwerk op de kazerne, zoals vermeld in het antwoord op vraag 4.
Bent u bekend met de slechte GSM en 4G dekking op de kazerne? Zo nee, kunt u aangeven hoe u op de hoogte blijft van wat er speelt op de werkvloer?
Ja, dit probleem komt voor op meerdere defensielocaties. Het voorzien in een goede dekking van GSM en 4G is een verantwoordelijkheid van de betreffende providers. Defensie is dan ook afhankelijk van de dekkingsgraad die de civiele provider aanbiedt, maar realiseert zich dat ze hier in het kader van goed werkgeverschap ook een rol heeft. In overleg met KPN, als huisprovider van Defensie, zijn of worden maatregelen genomen om de GSM/4G-dekking te verbeteren. Zo is er voor locatie Havelte een (KPN)-mast geplaatst om de dekking te verbeteren. Deze mast wordt momenteel gereed gemaakt voor gebruik. Ook voor de kazerne in Schaarsbergen wordt nog dit jaar gewerkt aan een oplossing.
Deelt u de opvatting dat een goede (draadloze) internetverbinding essentieel is voor het onderhouden van contact met familie en vrienden door het legerpersoneel? Zo nee, waarom niet?
Goede internet- en televisiefaciliteiten dragen zeker bij aan het welbevinden van het personeel en de sfeer op de kazerne aangezien daardoor meer mogelijkheden voor ontspanning ontstaan, zoals het spelen van videogames, en beter contact met familie en vrienden mogelijk is. Daarom verbetert Defensie het draadloze internet op de legering. De planning is dat medio 2019 de internetsnelheid op veertig locaties is verbeterd. Zoals gezegd, is gebleken dat er in Schaarsbergen weinig behoefte is aan entertainmentmogelijkheden in de avond. In overleg met de Medezeggenschapscommissie wordt bezien of er behoefte is aan aanvullende activiteiten of maatregelen. Overigens, het gebrek aan een goede draadloze internetverbinding mag nooit een excuus zijn voor het vertonen van normoverschrijdend gedrag.
Deelt u de opvatting dat entertainmentmogelijkheden in de avond kunnen bijdragen aan een verbetering van de sfeer op de kazerne? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de opvatting dat gezamenlijke avondactiviteiten, zoals het spelen videogames, kunnen bijdragen aan de verbetering van de onderlinge verhoudingen bij het personeel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de opvatting dat het faciliteren van een goede draadloze internetverbinding zou kunnen helpen in het tegengaan van drank- en drugsproblemen en pesterijen op de kazerne? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de opvatting dat het tot de verantwoordelijkheid van de leiding behoort om een goede draadloze internetverbinding te realiseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten welke maatregelen u zal nemen om de situatie met betrekking tot het internet te verbeteren en op welke termijn deze maatregelen gerealiseerd worden?
Een draadloze internettoegang zowel op de legering als op de werk- en leslocaties acht ik van groot belang, zowel voor werk- en studiedoeleinden als voor ontspanning. Ofschoon vrijwel alle legeringsruimtes reeds draadloos internet hebben, voorziet de beschikbare bandbreedte niet op alle locaties in de hedendaagse behoefte. Daarom worden verbeteringen voorzien op veertig locaties. De mate van verbetering hangt mede af van de beschikbare infrastructuur. Op vijftien locaties is de bandbreedte al substantieel verbeterd; de internetsnelheid is daar verdubbeld. In het komende half jaar worden drie grote locaties aangepakt: Legerplaats Oirschot, Vliegbasis Woensdrecht en de Oranjekazerne in Schaarsbergen. Op de overige locaties wordt het internet in 2018 of de eerste helft van 2019 verbeterd.
De belemmering van de uitrol van 5G |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Spionnenjacht Burum blokt 5G»?1
Ja.
Is het waar dat als het aan de inlichtingendiensten ligt er boven de lijn Zandvoort – Coevorden «hoogstens een sterk afgezwakte versie van 5G» wordt toegestaan en dat dat dan alleen mogelijk zou zijn met «een kostbaar woud aan antennes»? Zo ja, wat is de aard van de bezwaren van de inlichtingendiensten? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Op dit moment geldt tot 2023 een beperking van de uitrol van 5G-netwerken boven de lijn Amsterdam – Zwolle ter voorkoming van storing op de interceptie van satellietcommunicatie. Dit is vastgelegd in het Nationaal Frequentie Plan uit 2011.
Zowel de ministers van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties als de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat zetten zich in om op basis van technisch onderzoek tot oplossingsmogelijkheden te komen voor de beschikbaarstelling van de 3,5 GHz-band. Een belangrijk element daarin is het gebruik van de 3,5 GHz-band door de inlichtingdiensten voor het vergaren van inlichtingen in het kader van de nationale veiligheid. Dit betekent ook dat het om complexe besluitvorming gaat, die niet uit de weg wordt gegaan, maar wel zorgvuldig moet gebeuren. Uw Kamer zal naar verwachting medio dit jaar over de mogelijke oplossingsrichtingen worden geïnformeerd.
Deelt u de mening dat de 5G van groot belang is voor de verdere ontwikkeling van moderne toepassingen van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en dat het noorden van het land daarbij zeker niet achter mag blijven? Zo ja, waarom en hoe gaat u voorkomen dat 5G in het noorden slechts op een dure en gebrekkige manier kan worden uitgerold? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Ja, zoals ik in antwoord op eerdere vragen van het lid Van der Lee al heb aangegeven speelt snelle uitrol van 5G een belangrijke rol om een bijdrage te leveren aan het mogelijk maken van nieuwe diensten en dienstverleningsconcepten die tegemoet komen aan economische en maatschappelijke uitdagingen. Samen met andere technologieën, zoals LoRaWAN en ITS-5G wordt zo de communicatie-infrastructuur ontwikkeld voor innovatie in allerlei sectoren.2 Met 5G wordt nagestreefd dat mobiele netwerken straks ook diensten kunnen leveren waar op dit moment nog eigenstandige netwerken voor bestaan, zoals portofoonnetwerken die onder meer worden gebruikt in de evenementen-, beveiligings- en mediasector. Verder moet 5G diensten en dienstverleningsconcepten mogelijk maken die op dit moment in ontwikkeling zijn, zoals inspecties op afstand, monitoring door middel van grote hoeveelheden sensoren, en zelfrijdende auto’s. Afhankelijk van de precieze toepassing kan dit ook een bijdrage leveren aan CO2-reductie. Later dit jaar kom ik met een Actieplan Digitale Connectiviteit, zoals aangekondigd in de brief «Digitale connectiviteit» die op 12 februari jl. aan uw Kamer is gestuurd. Daarin zal ik acties aankondigen ten behoeve van de juiste randvoorwaarden voor verdere uitrol van vaste en mobiele netwerken in Nederland, waaronder dus ook 5G.
Sinds wanneer is het bekend dat het gebruik van frequenties door de Nationale Sigint Organisatie (NSO) de uitrol van 5G in het noorden van het land kan belemmeren? Wat heeft u sinds die tijd gedaan om hier uit te komen?
In 2011 is ter bescherming van de satellietinterceptie in Burum in het Nationaal Frequentie Plan vastgelegd dat in de 3,5 GHz-band boven de lijn Amsterdam – Zwolle draadloze of mobiele communicatie niet is toegestaan. In Nederland wordt onder de lijn Amsterdam – Zwolle de 3,5 GHz-band gebruikt voor draadloze of mobiele communicatie. Inmiddels zijn zo’n 130 vergunningen daarvoor verleend. Vanaf 2011 heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden naar de haalbaarheid van het plaatsen van een scherm rond het satellietgrondstation in Burum waarmee storing kan worden afgeschermd. Uit dit onderzoek is echter gebleken dat een scherm niet haalbaar en effectief is. Om deze reden worden nu andere oplossingsmogelijkheden onderzocht.
Welke technische mogelijkheden worden overwogen om 5G uit te rollen zonder dat de werkzaamheden van de inlichtingendiensten daardoor worden gestoord? Is verplaatsing van de grondstations van NSO naar bijvoorbeeld niet meer gebruikte boorplatforms daarbij een optie?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat indien de uitrol van 5G vanwege de activiteiten van de inlichtingendiensten duurder wordt, dat de rekening daarvan niet bij de burger neergelegd mag worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is het te vroeg om daar een uitspraak over te kunnen doen. De ministeries van BZK, Defensie en EZK zijn gezamenlijk op zoek naar oplossingsmogelijkheden voor het gebruik in Burum. Rond de zomer zal daar meer duidelijkheid over zijn. Dan kan ook inzichtelijk worden gemaakt wat het effect is van een oplossing voor Burum op toekomstige uitrol van 5G in Nederland.
De berichtgeving dat resten van zeehelden op de vuilnisbelt liggen |
|
Wybren van Haga (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de nieuwe berichtgeving dat stoffelijke resten van zeehelden op drie verschillende plekken rondom de Javazee liggen?1 2 3
Ja.
Kunt u deze informatie betrekken bij de beantwoording van de eerder gestelde schriftelijke vragen?4
Ja.
In hoeverre bent u met het Verenigd Koninkrijk in contact over deze situatie?
Via onder andere de ambassade in Jakarta is er contact met vlagstaten van andere wrakken van gezonken oorlogsschepen die tevens oorlogsgraven vormen in de Indonesische wateren, waaronder Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Ook wordt met verschillende landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, contact gehouden over de recente berichtgeving. Er is afgesproken onderling informatie te delen over de ontwikkelingen.
Wat gaat u doen – indien de door Nederland aangeboden hulp aan Indonesië niet wordt aanvaard – wanneer blijkt dat de stoffelijke resten van de Nederlandse oorlogsschepen afkomstig zijn?5
Het kabinet is net als de Nederlandse Oorlogsgravenstichting van mening dat alle gesneuvelde militairen een respectvolle laatste rustplaats verdienen. Dit hebben wij ook bevestigd in de Kamerbrief van 25 februari en in de beantwoording van uw eerdere schriftelijke vragen over oorlogswrakken in de Javazee.
Het kabinet zal zich dan ook tot het uiterste blijven inspannen voor een respectvolle omgang met de slachtoffers nu de oorlogsgraven zijn geschonden door illegale berging. Een eervolle laatste rustplaats voor de gesneuvelde militairen is ook voor de nabestaanden is zeer belangrijk, want ook zij verdienen rust.
Op dit moment is het onduidelijk of het hier gaat om de stoffelijke overschotten van opvarenden van Hr. Ms. De Ruyter, Hr. Ms. Java of Hr. Ms. Kortenaer. We moeten nu eerst vaststellen of er inderdaad een relatie is tussen de desbetreffende stoffelijke overschotten en de geschonden oorlogsgraven.
Nederland voert op dit moment dan ook nauw overleg met de Indonesische autoriteiten over de mogelijkheid van vervolgonderzoek ter plaatse om de vragen die naar aanleiding van de recente berichtgeving zijn gerezen zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. Nederland heeft Indonesië om nader onderzoek ter plaatse verzocht, waarbij wij onze hulp hebben aangeboden. De samenwerking en contacten met Indonesië verlopen goed en we hebben er vertrouwen in dat wij goede afspraken kunnen maken. Zodra er duidelijkheid is over het onderzoek ter plaatse, zullen wij u hierover berichten. Dat geldt ook voor de vervolgstappen.
Onderschrijft u de mening van De Nederlandse Oorlogsgravenstichting dat de stoffelijke resten uit Brondong weg moeten worden gehaald en daarna veilig moeten worden gesteld?6
Zie antwoord vraag 4.
Indien het zeker is dat de stoffelijke resten van de Nederlandse oorlogsschepen afkomstig zijn, worden deze dan zo snel mogelijk veilig gesteld? Zo ja, op welke termijn zal dit plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke termijn krijgen de nabestaanden uitsluitsel over de identiteit van de stoffelijke resten?
Het Ministerie van Defensie heeft de bij hen bekende nabestaanden met een brief geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de verdwenen scheepswrakken in de Javazee. Eerder werden zij ook per brief geïnformeerd over de start van het onderzoek, in 2016, en in januari jl. over uitkomsten van het onderzoek. Wij blijven de nabestaanden nauwgezet informeren zodra er nieuwe informatie bekend is, zoals over het onderzoek ter plaatse. Dit hebben wij hen ook toegezegd. De onzekerheid die bij nabestaanden bestaat willen wij uiteraard graag proberen weg te nemen maar gezien de complexiteit kunnen wij hiervoor nog geen tijdpad geven.
Worden de overgebleven stoffelijke resten naar het ereveld Kembang Kuning in Soerabaja overgebracht, zodat een eervolle begrafenis kan plaatsvinden? Op welke termijn zal dit plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 4.
Berichten dat Belgische en Duitse defensiehelikopters met grote problemen kampen |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Grote problemen met nieuwe reddingshelikopter Defensie»?1
Ja.
Klopt het dat de vier Belgische NFH-90-helikopters door problemen met de radar sinds kort allemaal aan de grond staan en tot wel anderhalf jaar buiten gebruik zijn?
België heeft vier NH-90 helikopters van het type NFH: NATO Frigate Helicopter, de maritieme uitvoering van de NH-90 helikopter. Drie daarvan staan op dit moment aan de grond in verband met een gepland modificatieprogramma («retrofit») dat alle NH-90»s van dit type doorlopen. Het doel van dit programma is de helikopters van de beoogde eindconfiguratie te voorzien, zoals contractueel bepaald. Hiermee zal ook het radarsysteem op het gewenste niveau komen. Het eerste van de drie toestellen die de retrofitondergaan, zou in maart van dit jaar beschikbaar moeten zijn. Het tweede toestel ondergaat de retrofitin de herfst en het derde in het begin van 2019. Ook de vierde NFH-helikopter is tijdelijk niet beschikbaar in verband met regulier onderhoud. Deze helikopter is evenwel medio februari 2018 weer operationeel inzetbaar.
Ook de Nederlandse NH-90 toestellen, alle van het NFH-type, moeten een upgrade in het retrofitprogramma ondergaan. Het verschil met België is dat Nederland een groter aantal NH-90 helikopters heeft dan België (twintig, in plaats van vier), waardoor de retrofit beter binnen de operationele planning op te vangen is. Nederland laat de upgrade bovendien bij een ander bedrijf uitvoeren dan België. Met dit bedrijf zijn afspraken gemaakt over de doorlooptijden van de werkzaamheden zonder ingrijpende gevolgen voor de beschikbaarheid en operationele inzetbaarheid van de Nederlandse NH-90»s.
België heeft twee verschillende typen NH-90 helikopters. Het ene type betreft de eerder genoemde NATO Frigate Helicopter (NFH), het andere de Tactical Transport Helicopter (TTH). De retrofit is nodig voor het NFH-type, niet voor het TTH-type, dat beschikbaar en inzetbaar is. Met het TTH-type, waarvan België er net zoals het NFH-type vier heeft, neemt België deel aan MINUSMA.
Klopt het dat de Nederlandse NFH-90-helikopters met dezelfde problemen kampen, zoals de VRT schrijft? Zo ja, welke gevolgen heeft dat voor de inzetbaarheid van de toestellen en de oefengereedheid van de piloten? En welke maatregelen gaat u nemen om de problemen zo snel mogelijk te verhelpen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat betekenen de problemen met de Belgische NFH-90’s voor de Belgische bijdrage aan MINUSMA, die in de eerste helft van 2018 onder meer zou bestaan uit twee NH-90-helikopters? Kunnen de Nederlandse militairen in Gao vanaf maart nog rekenen op de door België toegezegde transport- en (medische) evacuatiecapaciteit?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u het bericht «Bundeswehrpiloten müssen auf ADAC-Helikoptern trainieren»?2
Ja.
Klopt het dat de Duitse NH-90’s en Tigre-gevechtshelikopters met zulke omvangrijke technische problemen kampen dat ze nauwelijks inzetbaar zijn en dat de piloten van deze toestellen noodgedwongen hun vlieguren maken in EC-135-helikopters van de Duitse wegenwacht?
De staat van de helikoptervloot in Duitsland is een Duitse aangelegenheid die Nederland niet kan beoordelen.
Hoe beoordeelt u de berichten dat de staat van de Duitse defensiehelikoptervloot, die onder meer belast is met de bescherming van de Nederlandse militairen in Mali, «catastrofaal» zou zijn? Kunt u daarbij ook ingaan op het dodelijke ongeluk met een Duitse Tigre in juli 2017 ten noorden van Gao en het vliegverbod dat in oktober 2017 enige tijd van kracht was voor alle Duitse NH-90’s vanwege technische onvolkomenheden?
De Duitse deelname met helikopters aan MINUSMA is op orde. Het personeel is getraind en het materiaal voldoet aan de eisen. Het voortzettingsvermogen van de Duitse helikopters is evenwel niet onbeperkt. Daarom zal Duitsland de helikopters medio 2018 terugtrekken.
Op 26 juli 2017 crashte één van de Duitse Tigre helikopters. In verband daarmee hebben de Tigres die dag niet meer gevlogen en waren zij niet beschikbaar voor Nederland. Eén dag later, op 27 juli, waren de Duitse helikopters weer beperkt inzetbaar, men noemt dat in extremis. Dit betekent dat de toestellen vanaf dat moment beschikbaar waren voor escalatiedominantie ten behoeve van de Nederlandse Long Range Reconnaissance Patrol Taskgroup. Vanaf 4 oktober 2017 waren de Tigres weer volledig inzetbaar.
Deelt u de zorgen over de veiligheid en inzetmogelijkheden van de Nederlandse militairen in Mali, die voor luchtsteun en (medische) evacuaties afhankelijk zijn van onder meer Duitse helikopters? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u deze zorgen adresseren?
Zie antwoord vraag 7.
Herinnert u zich uw uitspraken over de beschikbaarheid van Duitse en Belgische helikopters in Gao tijdens het algemeen overleg over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA op 4 december 2017 («Dat moet geregeld zijn, anders kunnen we [...] niet opereren.»)?
Ja.
Is er, in het licht van de berichtgeving over de zorgelijke staat van de Duitse en Belgische defensiehelikoptervloot, aanleiding om de Nederlandse operaties in Mali aan te passen? Bent u in voorkomend geval bereid passende maatregelen te nemen en de Kamer te informeren?
Nee, er is geen aanleiding te twijfelen aan de Duitse of Belgische helikopterbijdrage aan MINUSMA. De Nederlandse operaties in Mali behoeven derhalve geen aanpassing.
Wat kunt u zeggen over de helikoptercapaciteit in Gao in de tweede helft van 2018? Hoe concreet zijn de toezeggingen van El Salvador en Jordanië om respectievelijk gevechts- en transporthelikopters te leveren? Met welke andere landen bent u in gesprek?
De helikoptercapaciteit in Gao in de tweede helft van 2018 is een verantwoordelijkheid van de VN. Nederland is belanghebbend, maar niet eindverantwoordelijk. Als belanghebbende is Nederland over de beschikbaarheid van helikoptercapaciteit in gesprek met zowel de VN als individuele landen.
De toezegging van El Salvador om de Duitse Tigre helikopters af te lossen medio 2018 is concreet. Defensie beziet thans de capaciteiten van de helikopters van El Salvador om te bepalen of deze een geschikte vervanger zijn voor de Tigres ter ondersteuning van de Nederlandse operaties.
Jordanië heeft de VN toegezegd om Super Puma transporthelikopters te leveren om de Belgische en Duitse NH-90 helikopters af te lossen. De onderhandelingen daarover tussen Jordanië en de VN lopen op dit moment echter nog.
Zodra meer bekend is over de inzet van helikoptercapaciteit in de tweede helft van 2018 wordt u hierover geïnformeerd, zoals ik u tijdens het algemeen overleg van 4 december 2017 heb toegezegd.
Krijgt de Force Generation Conference van 22 mei 2017, waar onder meer werd gesproken over een VN-rotatieschema voor schaarse capaciteiten, een vervolg? Zo ja, wanneer? Zo nee, bent u bereid zich daarvoor in te zetten?
In mei 2018 is de volgende Force Generation Conference in New York. Nederland is voorstander van een rotatieschema voor schaarse capaciteit, waaronder helikoptercapaciteit, en steunt de VN bij het instellen van een dergelijk schema.
Fraude met oorlogswrakken in de Java-zee |
|
Salima Belhaj (D66), Wybren van Haga (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over het illegaal bergen van oorlogswrakken in de Javazee?1 2 3
Ja.
Onderschrijft u de problemen en de gevoeligheden met betrekking tot het illegaal bergen van oorlogswrakken in de Javazee?
Het is volkomen begrijpelijk dat de berichtgeving van de afgelopen dagen in de Nederlandse en Indonesische media over illegale berging van scheepswrakken in de Javazee veel emoties oproept. Dat geldt in het bijzonder voor de berichtgeving over de omgang met stoffelijke overschotten. We betreuren het zeer dat de nabestaanden door deze berichtgeving wederom in onzekerheid zijn gebracht, aangezien onduidelijk blijft of het hier gaat om stoffelijke overschotten van opvarenden van een van de drie gezonken Nederlandse oorlogsschepen.
Zoals wij in onze brief van 25 januari jl. duidelijk maakten: nieuwe informatie gerelateerd aan de Nederlandse oorlogswrakken zal altijd worden onderzocht. Dit geldt in het bijzonder voor informatie over vermeende stoffelijke overschotten van de opvarenden. Nederland voert daarom op dit ogenblik nauw overleg met de Indonesische autoriteiten over de mogelijkheid van vervolgonderzoek ter plaatse om de vragen die naar aanleiding van de recente berichtgeving zijn gerezen zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. Nederland heeft Indonesië in gesprekken en via een Note Verbaleom onderzoek ter plaatse verzocht, waarbij wij onze hulp hebben aangeboden. Dit onderzoek is onder meer nodig om te kunnen bepalen of er een relatie is tussen de stoffelijke overschotten waarover in de berichtgeving wordt gesproken en de verdwenen Nederlandse scheepswrakken. De gesprekken hierover vinden plaats op het hoogste niveau. Zo heeft de Nederlandse ambassadeur de ontwikkelingen onder meer besproken met de Indonesische Minister van Transport en contact met de Minister van Buitenlandse Zaken.
Hebt u kennisgenomen van de belangrijkste conclusie uit het recent verschenen onderzoek naar aanleiding van de verdwijning van de oorlogswrakken Hr. Ms. De Ruyter, Hr. Ms. Java en de gedeeltelijke verdwijning van Hr. Ms. Kortenaer dat de scheepswrakken zonder vergunning van de Indonesische autoriteiten op industriële wijze zijn geborgen en het feit dat de Indonesische overheid twee vergunningen heeft afgegeven? In hoeverre is dit waar en wordt het onderzoek door Nederland heropend?
Ja.
De Indonesische autoriteiten hebben desgevraagd nogmaals in een brief verklaard geen vergunning te hebben verstrekt voor het bergen van de Nederlandse oorlogswrakken. De coördinaten van de vergunningen die in verschillende media werden genoemd, zijn door Nederlandse deskundigen onmiddellijk vergeleken met de coördinaten van de gezonken Nederlandse oorlogsschepen (zie bijlage4). Uit deze vergelijking blijkt dat de posities van de twee afgegeven vergunningen waarop de Telegraaf doelt niet overeen komen met de coördinaten van de scheepswrakken en ruim twintig kilometer van het dichtstbijzijnde Nederlandse wrak, Hr. Ms. Kortenaer, af liggen.
Hoe verhoudt zich de informatie uit de Indonesische pers tot de brief die is verzonden op 18 januari 2018?4
In de brief van 18 januari jl. berichtten wij u over de uitkomsten van het gezamenlijke onderzoek dat door Indonesië en Nederland is uitgevoerd op basis van het beschikbare materiaal. Het merendeel van in de Indonesische pers gepubliceerde beelden was al eerder door deskundigen van Defensie en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed onderzocht. Dit schreven we u ook in onze brief van 25 januari jl. Hun conclusie was dat er op deze beelden geen bewijs kon worden gevonden voor de aanwezigheid van wrakstukken van de Nederlandse oorlogsschepen Hr. Ms. De Ruyter, Hr. Ms. Java of Hr. Ms. Kortenaer.
Kunt u bij de Indonesische regering nagaan of het nog mogelijk is om de stoffelijke resten van de slachtoffers die nu in een massagraf schijnen te zijn gedumpt veilig te stellen, zodat er nog een fatsoenlijke begrafenis kan plaatsvinden?
Als uit nader onderzoek ter plaatse blijkt dat het hier gaat om schending van een oorlogsgraf door illegale berging, zal het kabinet zich tot het uiterste blijven inspannen voor een eervolle laatste rustplaats voor de slachtoffers. Voor de nabestaanden is dit zeer belangrijk, want ook zij verdienen rust. Nederland voert dan ook op dit ogenblik nauw overleg met de Indonesische autoriteiten over gezamenlijk nader onderzoek ter plaatse om de vragen die naar aanleiding van de recente berichtgeving zijn gerezen zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. Dit onderzoek is onder meer nodig om te kunnen bepalen of er een relatie is tussen de stoffelijke overschotten waarover in de berichtgeving wordt gesproken en de verdwenen Nederlandse scheepswrakken. Wij onderhouden hierover ook goed contact met andere betrokken landen.
Waarom is niet gemeld in de samenvatting van het rapport dat er tijdens het onderzoek geen forensisch vergaard bewijs ter tafel is gekomen?
In de brief van 18 januari schreven wij dat Nederlandse en Indonesische deskundigen in augustus 2017 tijdens een bijeenkomst de beschikbare informatie hebben onderzocht om te bepalen wat er met de scheepswrakken gebeurd kan zijn. Er was volgens de Indonesische autoriteiten geen informatie bekend die erop wees dat ter plaatse schroot van de wrakken is aangeboden. Forensisch onderzoek maakte geen onderdeel uit van het onderzoek en daardoor ook niet van de samenvatting.
Bent u in contact met de nabestaanden bijvoorbeeld via het Karel Doormanfonds? Zo ja, op welke wijze zijn zij geïnformeerd en wanneer?
Ja. Defensie heeft de bij ons bekende nabestaanden vorige week met een brief geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de verdwenen scheepswrakken in de Javazee. Eerder informeerden wij hen ook al per brief over de uitkomsten van het onderzoek. Wij hebben de nabestaanden toegezegd hen nauwgezet te blijven informeren als er nieuwe informatie bekend is. Het kabinet hecht hieraan vanzelfsprekend groot belang.