De al maar weer terugkerende berichten dat er vele veroordeelde criminelen nog steeds vrij rond lopen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de uitzending «Zeker 15 000 veroordeelden lopen vrij rond»?1
Ja,
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over veroordeelde criminelen die nog niet in de gevangenis zitten?2 Herinnert u zich ook de eerdere vragen over het feit dat er alleen al in de regio Amsterdam Amstelland 1700 veroordeelden vrij zouden rondlopen?3
Zie antwoord vraag 1.
Bevat de uitzending feitelijke informatie die afwijkt van die u al op 29 maart 2012. in uw antwoorden hebt gegeven? Zo ja, welke informatie betreft dit?
Op dit moment zijn er ongeveer 15 000 personen4 die zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf en deze straf nog moeten ondergaan5. Deze personen ondergaan hun straf doordat zij gearresteerd worden, doordat zij zich zelf melden bij de gevangenis, de zogenaamde zelfmelders, of doordat zij momenteel gedetineerd zijn en aansluitend nog een openstaande straf moeten uitzitten.
Een deel van deze personen maakt zich bewust onvindbaar voor politie en justitie. Dit wil echter niet zeggen dat zij hun straf ontlopen. Deze personen staan geregistreerd in het Opsporingsregister (OPS) en afhankelijk van de hoogte van hun straf internationaal gesignaleerd (vrijheidsstraf meer dan 120 dagen). Daarnaast richt het Team Executie Strafvonnissen (TES) zich actief op het opsporen van personen met een opgelegde vrijheidsstraf van 300 dagen en meer. Om personen alsnog op te sporen, is het mogelijk hen bepaalde sociale zekerheidsrechten te ontzeggen. Tevens kan het paspoort worden onthouden of vervallen verklaard worden6.
De cijfers die in de nieuwsuitzending van RTL zijn genoemd, verschillen met mijn eerdere antwoord7 op uw vragen, omdat het in beide gevallen gaat om een momentopname8. Daarnaast gaat de uitzending in op het aantal personen met een vrijheidsstraf en heb ik in mijn antwoord het aantal lopende zaken (een persoon kan meerdere zaken op zijn naam hebben staan) ten aanzien van vrijheidsstraffen aangegeven9.
Uit recente gegevens blijkt dat op peildatum 1 september 2012 in totaal 55 937 zaken10 in het opsporingsregister stonden, daarvan is in 13 447 zaken een vrijheidsstraf opgelegd. In dit jaar zijn tot nu toe11 1 093 vrijheidsstraffen verjaard.
Hoeveel veroordeelde criminelen lopen er op dit moment vrij rond? Kunt u garanderen dat zij geen gevaar voor de samenleving opleveren? Zo ja, hoe dan? Zo nee, wat vindt u daar nu zelf van?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn de cijfers, die u in uw antwoorden van 29 maart 2012 gaf, veranderd? Zo ja, kunt u de tabellen met cijfers ten aanzien van het aantal criminelen dat vrij rondloopt actualiseren evenals de cijfers over het aantal criminelen dat vanwege verjaring nooit meer een straf zal ondergaan?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u inmiddels wel aangeven hoeveel van de vrij rondlopende criminelen tijdens hun vrijheid opnieuw strafbare feiten hebben gepleegd?
Nee, zoals ik eerder in mijn antwoord op uw vragen over veroordeelde criminelen die nog niet in de gevangenis zitten heb aangegeven12, biedt de Recidivemonitor van het WODC geen inzicht in het aantal veroordeelden dat in afwachting van hun gevangenisstraf opnieuw recidiveert.
Deelt u de mening dat het feit dat u niet in staat blijkt te zijn veroordeelde criminelen hun straf te laten ondergaan, een teken is dat op dit punt de rechtstaat faalt? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het van groot belang dat de door de rechter opgelegde straffen ook daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. Door een eenmaal opgelegde straf ook snel en zeker uit te voeren, neemt de geloofwaardigheid van het strafrechtsysteem toe. Zowel in de ogen van de maatschappij en de slachtoffers, als in de ogen van de daders. Zoals in antwoord op vragen 11 en 12 uiteen wordt gezet, werk ik hard aan het sneller en zekerder ten uitvoerleggen van straffen.
Deelt u de mening dat zwaardere maximumstraffen weinig nut hebben als die niet worden uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Mijn uitgangspunt is dat een veroordeelde elke straf die hem wordt opgelegd moet ondergaan, onafhankelijk van het wel of niet invoeren van minimumstraffen of het verhogen van de maximumstraffen.
Deelt u de mening dat ook minimumstraffen van geen enkel nut zijn als die niet worden uitgevoerd? Zo ja, wat zegt dat over die straffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat de doelen van vrijheidsstraffen, waaronder een preventief afschrikkende werking, bescherming van de maatschappij, het kunnen heropvoeden van gestraften en vergelding, worden ondermijnd als criminelen hun opgelegde straf niet hoeven te ondergaan? Zo nee, is dan een gebrek aan vertrouwen in het nut van straffen een reden om veroordeelde criminelen dan maar niet hun straf te laten ondergaan?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is de stand van zaken van programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) dat u in oktober 2011 aankondigde? Wat is er concreet bereikt anders dan het maken van plannen, afspraken dan wel beleid?
Om het aantal veroordeelden dat vrij rond loopt te beperken zijn concrete maatregelen genomen. Er zijn zogenaamde «Pakze-teams» bij de korpsen ingezet en er is vorig jaar gestart met het opschonen van het statische deel van het opsporingsregister (langer dan 3 jaar in OPS). Daarnaast zijn er maatregelen genomen gericht op de onthouding van bepaalde sociale zekerheidsrechten aan OPS-gesignaleerden en op een betere toepassing van de mogelijkheden die de Paspoortwet biedt.
Er worden ook extra maatregelen genomen. Het administratieve proces, zoals het betekenen van vonnissen13 wordt verbeterd, zodat een groter aantal zaken onherroepelijk wordt en sneller met de tenuitvoerlegging van een straf kan worden gestart. Daarnaast wordt een Administratie- en Informatiecentrum in de Executieketen ingericht bij het CJIB, zodat op persoonsniveau meer zicht is op het aantal openstaande straffen.
Het programma USB zet, zoals recentelijk in de brief over de Versterking van de prestaties in de strafrechtketen is aangekondigd14, in op een forse versterking van de praktijk van de tenuitvoerlegging om de prestaties te verbeteren. Door de betrokken organisaties is al veel werk verzet, zo zijn de noodzakelijke veranderingen binnen alle betrokken organisaties in gang gezet en is door het WODC een monitorinstrument ontwikkeld. De komende tijd wordt toegewerkt naar een nieuwe taak- en verantwoordelijkheidsverdeling van de betrokken partners in de uitvoeringsketen strafrechtelijke beslissingen. De te nemen maatregelen in de tenuitvoerlegging vergen enige tijd, maar leiden op langere termijn tot een structurele verbetering.
Deelt u de mening dat het feit dat het al jarenlang bekend is dat er zelfs veroordeelde zware criminelen vrij rondlopen en het daarvan afgeleide feit dat u vanuit de politiek meerdere malen tot actie bent aangezet, op zijn minst een teken zijn dat u te weinig hebt gedaan om dit probleem substantieel te reduceren? Zo ja, welke consequentie trekt u daaruit ten aanzien van uw eigen functioneren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Kent u het bericht «Teeven verlengt verhuur gevangenis Tilburg aan België met een jaar»?4
Ja,
Waarom sluit u Belgen op in Nederlandse gevangenissen terwijl er nog 15 000 veroordeelde Nederlandse criminelen vrij rond lopen?
Het WODC raamt het aantal benodigde celplaatsen op grond van meerjarige in-, door- en uitstroomgegevens van de gehele strafrechtsketen. Op basis hiervan wordt de totale behoefte aan capaciteit voor het gevangeniswezen bepaald. Op grond van de raming van het WODC is geconcludeerd dat Nederland het komende jaar over voldoende celcapaciteit beschikt, zodat de verhuur van de penitentiaire inrichting Tilburg aan België met een jaar kan worden verlengd.
Deelt u de mening dat dit duidt of een verkeerde prioriteitstelling of in ieder geval op weinig begrip zal stuiten bij de Nederlandse bevolking? Zo ja, waarop zijn uw prioriteiten ten aanzien van het laten uitvoeren van vrijheidsstraffen precies gebaseerd? Zo nee, waarom niet?
In deze kabinetsperiode is juist prioriteit gegeven aan de tenuitvoerlegging van opgelegde straffen. Daarom is gestart met het programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB). Dit programma richt zich op het in samenhang doorvoeren van verbeteringen in de uitvoeringsketen strafrechtelijke beslissingen, waaronder het bevorderen van het sneller ten uitvoerleggen van straffen en het voorkomen van uitval. Op deze wijze worden alle beschikbare middelen in samenhang ingezet om er voor te zorgen dat veroordeelden (alsnog) hun straf ondergaan.
De aanpak van homogeweld als prioriteit bij de Nationale Politie |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «De maat is vol, homogeweld moet stoppen» en andere meldingen over toename van geweld tegen homo’s?1
Ja.
Deelt u de mening dat de aanpak van anti-homogeweld2 in Amsterdam of andere best-practices een voorbeeld moeten zijn voor het hele land? Zo ja, hoe gaat u in het kader van de Nationale Politie er voor zorgen dat er een optimaal en uniform landelijk beleid komt voor de aanpak van anti-homogeweld? Zo nee, waarom niet?
De politie traint medewerkers in het herkennen en beter registreren van discriminatie-incidenten. Een goed voorbeeld daarvan is de werkwijze die het korps Amsterdam Amstelland heeft opgedaan met Roze in Blauw en de inzet van speciaal opgeleide agenten bij discriminatoire delicten gepleegd tegen LHBT’s. Deze aanpak wordt landelijk uitgerold binnen de Politie.
Met de komst van de Nationale Politie zal het landelijk beleid op het gebied van discriminatie worden voortgezet. Zie ook de beantwoording van vraag 4.
Deelt u de mening dat de landelijke prioriteiten politie zoals u die met de korpsbeheerders en het College van procureurs-generaal heeft afgesproken dienen te worden aangevuld met de aanpak van specifiek geweld tegen homo’s? Zo ja, hoe kunt u garanderen dat dit met de start van de Nationale Politie per 1 januari 2013 een feit is? Zo nee, waarom niet?
Onderdeel van de landelijke prioriteiten is de aanpak van delicten met een hoge impact op het slachtoffer, waaronder geweld (mishandeling, bedreiging, openlijk geweld tegen personen). De aanpak van specifiek geweld tegen homo’s is hierin niet als afzonderlijke categorie opgenomen. Ik vind discriminatie van en geweld tegen homo’s onaanvaardbaar. Zodoende is vorig jaar een set aan maatregelen geformuleerd. Ik verwijs u hiervoor naar de meest recente discriminatiebrief van 7 juli 2011 [5699933/11]. Dit najaar zal ik uw Kamer wederom informeren over de voortgang van de aanpak van discriminatie.
Deelt u de mening dat binnen de Nationale Politie specifieke capaciteit dient te worden vrijgemaakt voor politiemensen die gespecialiseerd zijn in het voorkomen en opsporen van homogerelateerde delicten en die kunnen zorgen voor een hogere aangiftebereidheid bij dergelijke delicten («Roze in blauw»)? Zo ja, wanneer kunnen de politiemensen functioneel zijn en aan hoeveel fte’s denkt u? Zo nee, waarom niet?
Binnen de Nationale politie zal er landelijk zicht zijn op (de aanpak van) anti-homogeweld. Daarbij kunnen lokale best practises landelijk worden uitgerold. De korpsleiding is aanspreekbaar op de resultaten en heeft ter ondersteuning op landelijk niveau expertise ( huidige LECD), informatie en stuurkracht voorhanden. Binnen de nationale politie wil ik niet de aanpak van geweld tegen homo’s beperken tot een aantal gelabelde fte’s, maar breed aanpakken. De politie pakt, in overeenstemming met de prioriteiten die zijn gesteld door het gezag, veiligheidsproblemen zoals anti-homogeweld effectief en slagvaardig aan middels een probleemgerichte benadering en het werken vanuit (tijdelijke) interventieteams/netwerken. Zie ook de beantwoording van vraag 2.
De georganiseerde escorte van de begrafenisstoet van een lid van de motorclub Satudarah. |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat een begrafenisstoet van een lid van de motorclub Satudarah door de politie wordt begeleid?1
Van een politiële escorte is geen sprake geweest.
Gebeurt het vaker dat de politie een begrafenisstoet van een burger begeleidt? Zo ja, wanneer besluit de politie om een begrafenisstoet te begeleiden? Zo nee, waarom is er in dit geval wel voor gekozen?
Indien nodig kan de politie voor een juiste gang van zaken rond een uitvaartstoet maatregelen treffen. Zo is in dit geval het aantal Saturdarah-leden dat als motorrijder van de rouwstoet deel uit maakte beperkt. Het was de motorclub niet toegestaan de stoet te begeleiden. De politie heeft daarnaast algemeen toezicht gehouden op de naleving van de verkeersregels.
Waaruit bestaat de begeleiding van de politie en in hoeverre zullen de burgers van Amsterdam hinder ondervinden van de begrafenisstoet?
Er zijn geen meldingen van overlast met betrekking tot de begrafenisstoet bekend. Zie verder de beantwoording bij vraag 1 en 2.
Wat zijn de gevolgen of wat zouden de gevolgen zijn geweest voor de openbare orde en (verkeers)veiligheid wanneer deze begrafenisstoet niet begeleid zou worden door de politie?
Er zijn geen concrete gevolgen geweest voor de openbare orde noch is de verkeersveiligheid in gevaar geweest.
Hoe kunt u voorkomen dat de politie bij het begeleiden van motorclubs, waarvan eerder is gezegd dat deze clubs normoverschrijdend en crimineel gedrag vertonen, de indruk wekt dit gedrag te billijken?
De politie heeft handhavend en verbaliserend opgetreden. Zie verder de antwoorden op de vragen 1 en 2.
Het bericht dat het succesvolle Landelijk Team Transportcriminaliteit door de minister wordt opgeheven |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht over de op handen zijnde opheffing van het Landelijk Team Transportcriminaliteit?1
Ja.
Is het bovenstaande bericht geheel dan wel gedeeltelijk waar? Zo nee, wat is er dan niet waar aan het bericht?
In het kader van de vorming van de Nationale Politie wordt de huidige organisatiestructuur van de politie herzien. Dit betekent echter niet dat bestaande succesvolle werkwijzen, zoals de inzet van de politie bij de aanpak van transportcriminaliteit, worden beëindigd. De samenwerking tussen het Landelijk Team Transportcriminaliteit (LTT) van het KLPD en het projectteam ladingdiefstal van het Bovenregionale Recherche Team Zuid-Nederland is succesvol gebleken. De opgedane kennis en expertise worden daarom geborgd binnen de Nationale Politie. Transportcriminaliteit zal vanuit de Landelijke Eenheid (LE) programmatisch worden aangepakt, in samenwerking met de regionale eenheden en de (keten)partners. Bij de LE wordt een gerichte informatiepositie rond transportcriminaliteit opgebouwd.
In de door u genoemde brief van 8 juni jl. heb ik antwoord gegeven op een specifieke vraag van het lid De Jong van uw Kamer over de beveiligde transportcorridor Secure Lane langs de A67, A58 en de A16, die in het Algemeen Overleg Verkeersveiligheid van 15 maart jl. was gesteld. Deze kwestie stond los van de borging van de aanpak van transportcriminaliteit binnen de Nationale Politie.
Had de Kamer dit nieuws eerder kunnen vernemen? Zo ja, hoe dan? Zo nee, hoe komt het dat de Kamer dit nieuws niet van u maar uit de krant moet vernemen terwijl doorgaans als u de aanpak van criminaliteit intensiveert, dit wel snel met de Kamer en de pers deelt? Waarom heeft u in uw brief van 8 juni 2012 (29 398, nr. 327) over onder andere maatregelen tegen ladingdiefstal (cameratoezicht) de Kamer hierover niet geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich de motie-Heerts/Teeven van 5 november 2008 (Kamerstuk 31 700-VI, nr. 48) waarin onder andere werd gevraagd om een landelijk projectteam ladingdiefstal bij de politie?
Ja.
Kent u ook de berichten «De KLPD-inzet in de strijd tegen ladingdiefstal» van nog maar juni 20122 en het bericht «Aanpak transportcriminaliteit werpt vruchten af» van maart 20123, waarin gewag wordt gemaakt van de grote successen van het team tegen ladingdiefstal? Is er inderdaad sprake van een succesvolle aanpak? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Ja. De halfjaarcijfers uit de «Criminaliteitsrapportage van ladingdiefstallen in de
wegtransportsector» van het KLPD (augustus 2012) laten een sterke daling zien in het aantal diefstallen in de transportsector: van 431 gevallen in de eerste helft van 2011 naar 176 in de eerste helft van 2012. Dit betekent een daling van 59%.
Het «zeilensnijden» is zelfs met 75% afgenomen. Het totale beeld van de diefstallen in het wegtransport – inclusief de voertuigen en containers – laat een daling zien van bijna 40%.
Is het waar dat ladingdieven per jaar maar liefst in totaal 350 miljoen euro schade aanrichten? Zo nee, hoeveel is dit bedrag dan wel?
De hoogte van de schade is afhankelijk van de definities die gehanteerd wordt.
De koepelorganisaties Transport Logistiek Nederland (TLN), de Stichting Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit (VbV) en de Eigen Vervoerders Organisaties (EVO), schatten de totale schade van transportcriminaliteit op minimaal 350 miljoen euro per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op het rapport «Study on organized theft of commercial vehicles and their loads in the EU» (mei 2007). Hoewel de criminaliteitsrapportage ladingdiefstallen van het KLPD geen inzicht geeft in de hoogte van de aangerichte schade, is het aannemelijk dat de totale schade is afgenomen als gevolg van de daling van het aantal diefstallen in de transportsector.
Deelt u de mening dat ladingdiefstal een zeer ernstige vorm van gewetenloze georganiseerde misdaad betreft, waar naast vermogensdelicten ook zware geweldsdelicten mee gepaard gaan waarbij de gezondheid van chauffeurs of zelfs hun leven in het geding kan zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. Een veilige werkomgeving en een optimaal ondernemersklimaat zijn voor de transportsector van groot belang. Criminaliteit – en met name gewelddadige criminaliteit – tegen chauffeurs en transportondernemers moet hard worden aangepakt.
Hoe is het mogelijk, mede gezien de bovenstaande vragen, dat u een dergelijk succesvolle aanpak van ladingdiefstal wilt staken? Welke overwegingen spelen mee bij uw beslissing om het team ladingdiefstal af te schaffen?
Zie het antwoord op vraag 2 en 3.
Hebt u hierover eerder met de transportbranche of met andere betrokken organisaties overleg gehad? Zo ja, wat waren hun reacties? Zo nee, waarom niet?
Op 9 december 2009 is een tweede convenant Aanpak Criminaliteit Transportsector gesloten door de betrokken publieke en private partijen. In het convenant, dat loopt tot eind 2013, zijn 38 maatregelen opgenomen om transportcriminaliteit terug te dringen. De inzet van de politie en OM maakt hiervan deel uit. Om de voortgang van de maatregelen te bewaken is voorzien in een stuurgroep, begeleidingsgroep en diverse werkgroepen waarin de convenantspartijen participeren en regelmatig met elkaar afstemmen. Deze vorm van publiek-private samenwerking heeft tot dusver tot uitstekende resultaten geleid. In dit verband wordt nu reeds nagedacht over de borging van deze aanpak van transportcriminaliteit na 2013.
Deelt u de mening dat de gebleken succesvolle aanpak ladingdiefstal er niet toe mag leiden dat u op dit punt op uw lauweren gaat rusten, maar dat juist nu het volhouden en het uitbreiden naar alle delen van het land van dit team de aangewezen weg is? Zo ja, hoe gaat u garanderen dat de succesvolle aanpak alsnog in stand blijft of uitgebreid wordt? Zo nee, gaat u nog meer succesvol gebleken methoden in de strijd tegen de misdaad staken op het moment dat er sprake is van succes en welke methoden dreigt u dan concreet te staken?
Zie antwoord vraag 9.
De halvering van de politie-inzet tegen zakkenrollers in Amsterdam |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Zakkenrollersteam dupe van bezuiniging»?1
Ja.
Is het waar dat het zakkenrollersteam van de politie Amsterdam wordt of al is verkleind? Zo ja, hoeveel politiemensen werkten er tot voor kort in dat team en hoeveel zouden dat er moeten gaan worden?Zo ja, wie heeft hiertoe besloten? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Het doelgroepenteam en het zakkenrollersteam zijn twee benamingen voor hetzelfde team dat actief is in de binnenstad van Amsterdam. Dit doelgroepenteam wordt ingezet op de bestrijding van zakkenrollerij, veelplegende winkeldieven en (nep)drugsoverlast. Het doelgroepenteam, is anders dan de naam doet vermoeden, geen team met een vastgestelde formatie zoals een wijkteam, maar een flexibel team. Het is een tijdelijk verband van personeelsleden uit de diverse onderdelen en met een wisselende samenstelling. De omvang van dit flexibele team is afhankelijk van de totaal beschikbare capaciteit.De regionale driehoek beslist over de inzet van de politie. Hierdoor is de inzet van dit doelgroepenteam lastig te kwantificeren in termen van aantallen politiemensen die werkzaamheden hebben verricht binnen dit tijdelijke verband.
Deelt u de mening dat zakkenrollen een ernstig delict is dat een grote impact heeft op het slachtoffer in het bijzonder en onveiligheidsgevoelens op straat, in de tram, in winkels e.d. in het algemeen? Zo ja, deelt u dan de mening dat het inkrimpen van de politie-inzet tegen zakkenrollen ongewenst is en hoe gaat u dit tegen? Zo nee, waarom niet?
Ja. De inzet van het doelgroepenteam in de binnenstad van Amsterdam is slechts een onderdeel van de acties die gericht zijn op het tegengaan van zakkenrollerij. Vanuit de reguliere surveillance en de buurtregie is er altijd aandacht voor dit thema. Ook wordt in samenspraak met ondermeer de gemeente veel aandacht besteed aan preventie en voorlichting aan burgers.
Is het waar dat het aantal aangiften van zakkenrollen tijdens Gay Pride drie keer zo hoog was als vorig jaar? Zo ja, heeft dit te maken met het inkrimpen van het zakkenrollersteam? Zo nee, hoeveel aangiftes zijn er vorig jaar en dit jaar gedaan?
Op een gemiddelde zaterdag in de regio Amsterdam-Amstelland worden afgerond 37 incidenten gepleegd. Op de drukste dag van de Gay pride (6 augustus 2011) zijn vorig jaar 21 aangiftes van zakkenrollerij gedaan. Dit jaar waren dat er op diezelfde drukste dag (4 augustus 2012) 42. Overigens is de correlatie die wordt verondersteld tussen de stijging van het aantal aangiften van zakkenrollerij bij de Gaypride en de inzet van het doelgroepenteam niet aan te tonen. De impact van een klein specialistisch team, zoals het doelgroepenteam, bij de enorme bezoekersaantallen van de Gaypride is per definitie beperkt. Ook kan een stijging van het aantal gevallen van zakkenrollerij ten opzichte van een voorgaand jaar mogelijk zijn veroorzaakt doordat bijvoorbeeld een groep zakkenrollers dit jaar haar keuze heeft laten vallen op het evenement.
Beschikt u over cijfers ten aanzien van het aantal gevallen van zakkenrollerij in Amsterdam in de afgelopen jaren? Zo ja, wat zijn die cijfers en geven die aanleiding om de aandacht voor zakkenrollerij te laten verslappen?
Hieronder worden de aantallen aangiften van zakkenrollerij die zijn gepleegd in het centrum van Amsterdam weergegeven. Zakkenrollerij is een delict met een grote impact op het slachtoffer. Dit delict verdient dan ook blijvende aandacht.
Neonazi's in Duitsland |
|
Frans Timmermans (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het verbod van drie rechts-extremistische «Kameradschaften»door de minister van Binnenlandse Zaken van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen (NRW)?1
Ja.
Kent u ook de grootschalige politieactie die vanochtend is ingezet, waarbij meer dan 900 agenten in de gehele deelstaat (maar vooral in Aken, Dortmund en Hamm) 120 woningen en verenigingsgebouwen doorzoeken op verboden materialen, zoals wapens?
Ja.
Zijn dit verbod en deze acties een gevolg van de toename van de criminaliteit door extreem-rechts in NRW, waarbij het vorig jaar zou gaan om meer dan 3000 strafbare feiten?
De reden voor het verbod van de drie «Kameradschaften» was dat de activiteiten van deze neonazistische groeperingen ingingen tegen de Duitse democratische rechtsorde en de Duitse grondwet. Daarnaast werden de acties van de drie Kameradschaften steeds gewelddadiger. Rechts-extremisme is in NRW een relatief groot probleem met 1 517 gevallen van «Rechtsmotivierte» strafbare feiten in een half jaar. Deze acties en het verbod maken onderdeel uit van de aanpak van de minister van Binnenlandse Zaken in NRW, Jäger, om rechts-extremisme in NRW tegen te gaan.
Bent u bereid contact te zoeken met uw collega van NRW om te bezien of als gevolg van de doorzoekingen feiten boven water komen die zouden kunnen duiden op vertakkingen van deze neonazi organisaties naar Nederland dan wel van mogelijk in Nederland gepleegde of voorbereide strafbare feiten door extreem-rechts? Zo ja, zijn er reeds bestaande contacten met justitie in NRW of op het niveau van de Bondsrepubliek zodat er in samenwerking voor wordt gezorgd dat eventuele rechts-extremistische activiteiten zich niet vanuit Duitsland naar Nederland kunnen verspreiden? Zo ja, wat hebben die contacten aan informatie opgeleverd? Zo nee, wordt het dan niet hoog tijd deze contacten te leggen of te intensiveren?
Er is sprake van een goede en structurele samenwerking op het terrein van rechts-extremisme. Het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) werkt samen met het Bundeskriminalamt (BKA) en de Landeskriminalämter (LKA’s) waaronder LKA-NRW met als doel relaties en contacten tussen de Duitse en de Nederlandse rechts-extremistische «scene» te onderkennen en eventuele wetsovertredingen op te sporen. Ten aanzien van de acties van 24 augustus jl. is er uiteraard informatie uitgewisseld met het Bundeskriminalamt en de Landeskriminalämter, die echter geen aanleiding gaf voor vervolging. Mochten er in het verdere verloop van het onderzoek alsnog feiten boven tafel komen die verband houden met Nederland, dan zal hier actie op worden ondernomen.
Naast de voornoemde samenwerking op politiegebied, werkt de AIVD op dit terrein nauw samen met het Bundesamt für Verfassungsschutz. Zoals ook in het jaarverslag 2011 van de AIVD is vermeld, hebben ontwikkelingen in onder andere Duitsland in 2011 nauwelijks tot geen invloed gehad op het Nederlandse rechts-extremisme. Dit beeld is tot op heden onveranderd gebleven.
Het gebrek aan regels bij het opzetten van een filefuik bij autoachtervolgingen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Geen strafrechtelijke vervolging voor creëren file A2»?1 en «Korpchefs: voorlopig geen filefuik»?2
Ja.
Is het waar dat politieambtenaren die moeten besluiten over het creëren van een filefuik niet kunnen terugvallen op regelgeving of beleid op dit punt? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit onverantwoord is en hoe gaat u ervoor zorgen dat deze regelgeving of dit beleid er wel komt? Zo nee, wat klopt er niet aan dit bericht?
Enkele regiokorpsen hebben formeel beleid opgesteld met betrekking tot achtervolgingen en het creëren van files. Om te komen tot landelijk beleid op dit punt heeft de politie een werkgroep samengesteld met de opdracht een richtinggevend kader op te stellen voor achtervolgingen en geforceerde stops. Ik deel de wens dat dit kader snel ontwikkeld moet worden. De politie heeft mij toegezegd dat binnen drie maanden een concept zal zijn afgerond. Naast een landelijk richtinggevend kader zal ook bezien worden of aanvullende opleidingen op dit terrein nodig zijn. In afwachting hiervan zal terughoudendheid worden betracht met het creëren van een filefuik ter aanhouding van een verdachte.
Hoe vaak worden filefuiken jaarlijks toegepast? Acht u het mogelijk dat vanwege het feit dat er voorlopig geen filefuiken zullen zijn dat verdachten kunnen ontkomen? Zo ja, hoe snel kunt u voor het de benodigde regels en beleid zorgen?
Zogenaamde filefuiken worden niet als zodanig geregistreerd en cijfers over de aantallen zijn dan ook niet voorhanden.
De politie beschikt over een voldoende ruim repertoire aan mogelijkheden om verdachten aan te houden, en zal vanzelfsprekend in voorkomende gevallen daarvan gebruik blijven maken. Zie verder ook mijn antwoord op de vragen 2 en 4.
Ontbreekt het op het gebied van politieachtervolgingen, roadblocks en aanverwante middelen aan nog meer regelgeving of beleid? Zo ja, welke lacunes zijn er nog en hoe gaat u die opvullen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van het Openbaar Ministerie dat het creëren van een file een te groot risico voor de burgers in de file heeft opgeleverd? Zo ja, kan dit gevolgen hebben voor de civiele aansprakelijkheid ten aanzien van de nabestaanden van de slachtoffers? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geoordeeld dat de vorming van een file op de A2 een te groot risico heeft opgeleverd voor de weggebruikers die zich in die file bevonden. Onder de gegeven omstandigheden was naar het oordeel van het OM niet voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en hadden de risico’s voor de verkeersveiligheid zwaarder moeten wegen dan het belang van de aanhouding van de verdachte. Het is evenwel niet aan mij om te treden in de eventuele civiele aansprakelijkheid. Dat zal in eerste instantie worden beoordeeld door het regiokorps Utrecht.
Acht u het mogelijk dat nu de individuele agent(en) niet strafrechtelijk aansprakelijk zijn, er wel sprake kan zijn van strafrechtelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon waar zij voor werken? Zo ja, welke rechtspersoon betreft dit? Zo nee, waarom niet?
Artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (het in gevaar brengen van verkeer) is gericht tot natuurlijk personen. Vervolging van een rechtspersoon wegens dit artikel acht ik daarom, met het OM, niet mogelijk. Daarnaast geldt dat de door een politiekorps verrichte handelingen moeten worden gezien als exclusieve overheidstaak. In de jurisprudentie is bepaald dat handelingen die worden verricht door een overheidsorgaan en die als exclusieve overheidstaak moeten worden gezien, niet met succes strafrechtelijk kunnen worden vervolgd.
Is er sprake van dat op grond van een artikel 12 Wetboek van Strafvordering procedure alsnog strafrechtelijke vervolging plaats kan of gaat vinden? Zo ja, kunt u dan met beantwoording van voorliggende vragen wachten tot het moment dat er definitief zekerheid bestaat over de vervolging?
Artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering biedt aan rechtstreeks belanghebbenden de mogelijkheid om het Gerechtshof te verzoeken het OM te bevelen alsnog te vervolgen, als eerder een sepotbeslissing werd genomen. Zulks kan geschieden binnen de wettelijke termijn van drie maanden, nadat de rechtstreeks belanghebbenden kennis hebben genomen van de sepotbeslissing. Er is mij niet bekend of een verzoek bij het Hof is ingediend.
Het bericht dat gemeenten woonwagenkampen mijden |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Gemeenten laten woonwagenkampen links liggen»?1
Ja.
Is het waar dat er in circa veertig gemeenten nauwelijks wordt gehandhaafd op een of meerdere woonwagenkampen? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit ongewenst is en wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo nee, wat is er niet waar en over welke gegevens beschikt u?
In de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 augustus 2012 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33000-VII, nr. 125) wordt vermeld dat uit onderzoek van de toenmalige VROM-Inspectie blijkt dat de inspectie het mogelijk acht dat 44 gemeenten te maken hebben met vrijplaatsenproblematiek op woonwagenlocaties.
Vrijplaatsen, waarbinnen personen zich niets gelegen laten liggen aan normen en geldende wet- en regelgeving, kunnen niet worden getolereerd. Zoals aangegeven in de genoemde brief zullen de aanbevelingen uit het rapport onder de aandacht worden gebracht van gemeenten. Door de toenmalige VROM-Inspectie is in 2011 een handleiding geactualiseerd voor de aanpak van (woon) overlast en verloedering in wijken. Ook specifiek voor de aanpak van woonwagenlocaties is door deze inspectie een handreiking beschikbaar gesteld. Verder kunnen de handhavingspartners bij het bepalen van hun handhavingsstrategie gebruik maken van het convenant van de Regionale Informatie en Expertise Centra (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 29 911, nr. 59), dat de grondslag biedt voor het uitwisselen van informatie.
Worden er veel aangiftes gedaan door toezichthouders, ambtenaren of hulpverleners vanwege bedreiging, geweldpleging of andere delicten waarvan woonwagenbewoners worden verdacht? Zo ja, hebt u de indruk dat het aantal aangiftes disproportioneel is ten opzichte van dergelijke aangiftes gedaan tegen niet-woonwagenbewoners? Zo nee, wat zegt dat over de vermeende status van «vrijplaats» van woonwagenkampen?
In de registratiesystemen van de politie wordt niet vastgelegd of een persoon woont op een woonwagenlocatie. Zodoende beschik ik niet over de gevraagde gegevens.
Is het waar dat het na een brand in Maastricht een meisje uit het woonwagenkamp geen slachtofferhulp krijgt? Zo ja, waarom is dat? Bestaan er concrete aanwijzingen dat medewerkers van slachtofferhulp onveilig zouden zijn als zij in het kamp hulp zouden verlenen?
Uit navraag bij Slachtofferhulp Nederland blijkt dat aan het slachtoffer van de brand in Maastricht wel degelijk slachtofferhulp is verleend. Slachtofferhulp Nederland deelt mee dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het voor hun medewerkers onveilig zou zijn als zij op een woonwagenlocatie hulp zouden verlenen. In de dagelijkse praktijk bezoeken medewerkers van Slachtofferhulp Nederland met enige regelmaat cliënten die woonachtig zijn op een woonwagenlocatie.
Hebt u de indruk dat agressie tegen toezichthouders, ambtenaren of hulpverleners een probleem is dat op woonwagenkampen relatief vaker voorkomt dan elders? Zo ja, kunt u dit met cijfers onderbouwen en wat gaat u hiertegen doen?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat vrijplaatsen en een verziekte sfeer op een woonwagenkamp vooral ontstaan als een minderheid van de bewoners het voor de overgrote meerderheid van de kampbewoners verpest? Zo ja, deelt u dan de mening dat een aanpak die specifiek op die minderheid wordt gericht gewenst is? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
Net als in andere buurten en wijken kunnen enkelen het voor velen bederven. Dat kan ook op woonwagenlocaties het geval zijn. Een handhavingsactie is erop gericht vast te stellen wie de regels overtreedt en wie niet. De verdere aanpak kan vervolgens worden gericht op de overtreders.
Deelt u de mening dat het doen van melding of aangifte door woonwagenbewoners zelf over misstanden op hun kampen kan bijdragen aan het terugdringen van die misstanden? Zo ja, wat gaat u doen om deze aangiftebereidheid te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
Ja, het doen van aangifte of een melding door woonwagenbewoners kan bijdragen aan het terugdringen van deze misstanden. In het kader van het dienstverleningsconcept van de Nationale politie wordt gewerkt aan verbetering van het aangifteproces. Een van de onderdelen hiervan is het verbeteren van de mogelijkheden om aangifte te doen. Mocht een woonwagenbewoner vrezen voor represailles van medebewoners, dan kan gemeld worden via Meld Misdaad Anoniem en bestaat de mogelijkheid om beschermd aangifte te doen op grond van de OM-handleiding Opnemen (deels) anonieme aangifte/verklaring
(Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 28 684, nr. 283).
Is het waar dat gemeenten uit onvermogen of angst de problemen met woonwagenkampen liever uit de weg gaan? Zo ja, waarom is dat zo? Zo nee, waarom niet?
In het rapport «Woonwagenbewoners in Nederland 2011» dat met de eerder genoemde brief van 28 augustus 2012 aan de Tweede Kamer is gezonden, wordt aangegeven dat er lang niet op alle woonwagenlocaties sprake is van problematische situaties. De redenen dat sommige gemeenten en andere gezagsdragers niet ingrijpen bij problematische situaties zijn volgens de onderzoekers divers. Zij kennen voorbeelden waarin woonwagenbewoners hun zin hebben gekregen door intimidatie en geweldsdreiging. Andere factoren die zij noemen zijn de complexiteit van de problematiek, de kosten die ingrijpen met zich brengt, een gebrek aan kennis en contacten en de geringe omvang van de groep woonwagenbewoners.
Vrijplaatsen zijn ontoelaatbaar. Desgevraagd ondersteun ik gemeenten bij de aanpak van problematische woonwagenlocaties, opdat gemeenten hun regierol invullen en er met de relevante partners (alsnog) een handhavingsstrategie wordt opgesteld en uitgevoerd. Verder bieden de in het antwoord op vraag 2 genoemde instrumenten gemeenten een basis om tot aanpak over te gaan.
Kent u andere vrijplaatsen dan kampen? Zo ja, welke zijn dat?
In de omschrijving die bijvoorbeeld het Van Traa-team voor de bestuurlijke aanpak van criminaliteit te Amsterdam hanteert, wordt onder vrijplaatsen begrepen: groepen of locaties waar(door) een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, met als gevolg dat een maatschappelijk ongewenste situatie ontstaat waar structurele fraude van wezenlijke betekenis is2. Het kan gaan om een winkelstraat, industriegebied of een clubhuis. Tegen vrijplaatsen kan worden opgetreden door met de verschillende samenwerkende partijen gebruikers van het gebied te controleren op naleving van de vigerende wet- en regelgeving. De overheid is weer zichtbaar aanwezig in het gebied en hierdoor wordt een signaal afgegeven dat negatieve ontwikkelingen in het gebied niet gewenst zijn.
In hoeverre worden, bijvoorbeeld in het kader van het programma Veilige Publieke Taak (VPT), toezichthouders, ambtenaren of hulpverleners, behalve in het omgaan met ervaren agressie, ook getraind in het voorkomen van agressie en het omgaan met potentieel moeilijke situaties?
Conform de Arbeidsomstandighedenwet is het de verantwoordelijkheid van werkgevers om een goed arbeidsomstandighedenbeleid te voeren. Het voorkomen van agressie en geweld is hiervan een afgeleide verplichting. Training op dat vlak is dan ook een van de acht standaard maatregelen uit het programma Veilige Publieke Taak van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uit de monitor Agressie en geweld uit 2011 blijkt dat circa 50 % van de werknemers met een publieke taak aangeeft dat er trainingen zijn op dit gebied (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 684, nr. 327). Vanuit het expertisecentrum Veilige Publieke Taak wordt momenteel een handreiking «Voorkomen van agressie en geweld» opgesteld. Deze handreiking wordt beschikbaar gesteld aan alle werkgevers met een publieke taak. Het gaat om een stappenplan waarvan maatregelen als het in kaart brengen van risico’s, het opstellen van gedragsregels, het trainen van personeel en de samenwerking met andere organisaties deel uit maken.
Een verplichte drugs- of alcoholtest |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich de (aangehouden) motie-Marcouch van 20 januari 2011 (Kamerstuk 28 684, nr. 300), waarin gevraagd werd om het gebruik van alcohol en drugs bij geweld als strafverzwarende omstandigheid vast te leggen?
Ja.
Kent u de berichten «Opstelten wil verplichte drugstest1 en «Opstelten wil bij geweld drugs- of alcoholtest mogelijk maken»?2
Ja.
Is het waar dat de Kamer al in 2005 is toegezegd dat zou worden bezien hoe bij geweldsincidenten de registratie van alcohol- en/of drugsgebruik systematisch kan plaatsvinden (Kamerstuk 28 345, nr. 33)? Zo ja, waarom duurt het dan zo lang voordat deze toezegging tot actie leidt? Zo nee, wat is er dan niet waar aan die toezegging?
In de brief aan de Tweede Kamer van 17 februari 2005 over het rapport Geweld binnen en buiten is geconstateerd dat slechts in circa 10% van de onderzochte gewelddossiers informatie was opgenomen over alcohol- en drugsgebruik bij geweld.3 De geringe aantallen lieten geen conclusies toe over de invloed van middelengebruik bij het plegen van geweld in ons land. Vermoed werd dat de politie niet systematisch registreert op het middelengebruik. Daarom is toegezegd dat bezien zal worden hoe bij geweld de registratie van alcohol- en/of drugsgebruik systematisch kan plaatsvinden. Zoals aangegeven in antwoord op eerdere Kamervragen van de leden Joldersma en Çörüz4, is hierna in drie pilots de registratie van alcohol en drugs bij geweld beproefd (2006–2007) en geëvalueerd (2008). Daaruit bleek onder meer dat de omvang van middelengerelateerd geweld 31% van het totale geweld omvatte (als seizoenseffecten worden meegenomen stijgt het percentage naar bijna 50%), in bijna de helft van de gevallen het zwaar geweld betrof en de recidive rond de 50% lag. Hierna is besloten tot invoering van de registratie en zijn de technische, personele en financiële consequenties voor de politie berekend (2009–2010). Naar aanleiding van de motie-Marcouch5, waarin verzocht wordt het gebruik van alcohol en drugs aan te merken als een zelfstandig strafverhogend element in de strafeis, is het wetgevingstraject gestart dat voorziet in de mogelijkheid van een verplichte drugs- en alcoholtest bij geweldsdelicten.
Hoe lang is het al bekend dat er een relatie bestaat tussen alcohol en/of drugsgebruik en geweldpleging? Hoe lang is bij u die relatie al bekend?
In tal van – vooral buitenlandse – onderzoeken in de afgelopen decennia is een relatie gevonden tussen middelengebruik en geweldpleging. Vooral alcohol, ook in combinatie met drugs, blijkt dan een factor van belang. Het verband is statistisch aangetoond, maar is niet causaal; niet iedere gebruiker van alcohol of drugs pleegt immers geweld. Middelengebruik wordt dan ook beschouwd als een risicofactor voor geweldpleging. Bij personen die vanwege hun individuele, maatschappelijke of sociale achtergrond een grotere geneigdheid hebben tot agressief gedrag, verlaagt het middelengebruik de drempel om geweld te plegen. Niet voor alle vormen van geweld is het verband even sterk. Bovendien varieert de invloed van alcohol en drugs met de vigerende drinkcultuur; in het noordelijke deel van Europa is de sociale acceptatie van alcoholmisbruik groter dan in de mediterrane landen. Alcoholgerelateerd geweld komt daardoor vaker voor in bijvoorbeeld Groot-Brittannië (40% van alle geweldsdelicten), Finland (66%), Noorwegen (80%) en Zweden (86%) dan in Frankrijk (25%).6
Is het waar dat u nog steeds een plan hebt voor een verplichte alcohol- en drugstest? Zo ja, waarin verschilt dit plan dat u vorig jaar maart (Kamerstuk 28 684, nr. 311) al heeft genoemd en waarom blijft het zo lang bij plannen en komt u niet tot daden? Zo nee, wat is de stand van zaken ten aanzien van het bestraffen van alcohol en drugs bij geweld dan wel?
Op 17 augustus jongstleden is het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het terugdringen van geweld onder invloed van middelen in consultatie gegeven. Dit wetsvoorstel is in lijn met mijn brief van 25 maart 2011.7 Het voorziet in de mogelijkheid van een verplichte drugs- en alcoholtest bij geweldsdelicten. Op 15 februari 2012 heb ik uw Kamer gemeld dat het wetgevingstraject is gestart en de inwerkingtreding – onder voorbehoud van instemming van het parlement – voorzien is in 2013.8 De uitvoering van dit beleidsvoornemen ligt met het in consultatie geven van dit wetsvoorstel op schema.
Acht u het mogelijk dat de uitkomst van het in consultatie brengen van een wetsvoorstel kan betekenen dat u toch geen wetsvoorstel bij de Kamer indient?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de u ten aanzien van het reeds lang bekende gegeven dat alcohol en drugs factoren zijn die bijdragen tot geweldpleging, weinig alert heeft gehandeld om iets aan dat gegeven te doen? Zo ja, kunt u garanderen dat dat alsnog zeer snel wel gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kent u het bericht «VVD-raadslid: politie Noordwijk was agressief»?1
Ja.
Kunt u de Kamer een feitenrelaas doen toekomen over deze rellen, in het bijzonder over het optreden van de politie daarbij?
Ik heb hiervoor informatie opgevraagd bij de korpsbeheerder van het korps Hollands-Midden. Hij heeft mij het volgende gemeld over de gebeurtenissen in de nacht van zaterdag op zondag 12 augustus 2012 in Noordwijk.
Omstreeks 2:00 uur hebben agenten van politie Hollands-Midden iemand staande gehouden op de Grent. Vlak daarna vond ook een aanrijding plaats tussen een bromfiets en een voetganger. Omdat de bestuurder van de bromfiets niet aanspreekbaar was is om een ambulance gevraagd. Op het ongeval kwam veel uitgaanspubliek af, ook omdat de horecagelegenheden net op dat moment werden gesloten. Om voor het ambulancepersoneel een vrije werkruimte te creëren, heeft de politie getracht het slachtoffer af te schermen. Omdat zich toen inmiddels veel mensen daar verzameld hadden en er wat opstootjes tussen het uitgaanspubliek plaatsvonden, heeft de politie om extra agenten gevraagd. Uiteindelijk is het gelukt een vrije werkruimte voor de inmiddels gearriveerde ambulancemedewerkers te creëren. Zij zijn tijdens hun werk daardoor niet lastig gevallen of belaagd. Sommige mensen gedroegen zich echter agressief en wilden niet weg gaan. Toen er met flessen werd gegooid en er meerdere vechtpartijen tussen groepen uitgaanspubliek uitbraken heeft de politie enkele charges uitgevoerd. Hierna vertrokken de meeste mensen van de Grent en is de linie teruggetrokken. Hierop is het de rest van de nacht rustig gebleven op de Grent.
Deelt u de mening dat de politie medeverantwoordelijk voor de agressie was die zich tegen ambulancemedewerkers richtte? Zo ja, waarom deelt u die mening? Zo nee, deelt u dan de mening van het VVD-raadslid de wereld op zijn kop zet door te stellen dat de politie medeverantwoordelijk was?
Ik deel die mening niet.
Deelt u de mening dat, mede gezien het aantal incidenten tegen ambulancemedewerkers, de bescherming van ambulancemedewerkers hoge prioriteit van de politie verdient? Zo ja, hoe oordeelt u in dat licht over het optreden van de politie ten tijde van het genoemde incident in Noordwijk? Zo nee, waarom niet?
Het is ontoelaatbaar dat hulpverleners in hun werkzaamheden worden belaagd en belemmerd. De politie heeft in Noordwijk tot drie keer toe het publiek moeten vragen om ruimte te maken voor de hulpverleners. Hierdoor is het de politie gelukt een vrije werkruimte voor de hulpverleners te creëren. Zij zijn tijdens hun werk niet lastig gevallen of belaagd.
Het optreden van de politie is inmiddels in de lokale driehoek waar de verantwoordelijkheid ligt voor het handhaven van de openbare orde en veiligheid besproken.
Zijn er naar aanleiding van het optreden van de politie tijdens de genoemde rellen klachten tegen de politie ingediend?
Er is bij de politie Hollands-Midden één klacht ingediend omtrent het politieoptreden op de Grent. Deze klacht wordt behandeld conform de klachtenprocedure.
De ontsnapping van twee jeugdige gedetineerden |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht van de Politie Groningen «Twee tieners uit ‘t Poortje vermist»1 en het bericht «Een van de meisjes uit Poortje terug»2?
Ja.
Bevat een van beide artikelen informatie die feitelijk onjuist is? Zo ja, wat klopt niet?
Het bericht van de Politie Groningen meldt dat beide meisjes in detentie zitten, dit is feitelijk onjuist. Het betreft twee meisjes die met een machtiging gesloten jeugdzorg zijn opgenomen in Het Poortje Jeugdinrichtingen. In het Poortje verblijven geen jongeren op strafrechtelijke titel.
Is het gebruikelijk dat tieners die in een jeugdinrichting, zoals Het Poortje, verblijven een uitje naar een pretpark krijgen? Zo ja, waarom is dat dan gebruikelijk en welk doel dient een dergelijk uitje? Zo nee, waarom mochten deze meisjes dit uitstapje dan wel maken?
Zoals aangegeven in antwoord 2 ging het niet om gedetineerden. Jongeren verblijven zo kort als mogelijk, maar zo lang als noodzakelijk in een instelling voor jeugdzorg plus. Het voorbereiden van jongeren op hun terugkeer in de samenleving is een wezenlijk onderdeel van de behandeling. Dit gebeurt planmatig en methodisch. Jongeren doorlopen hun behandeling in fasen en verlof is hier (stapsgewijs) een onderdeel van: van begeleid naar onbegeleid verlof. Ook een uitstapje naar Walibi past hierin. Jongeren moeten leren om te gaan met de prikkels die de samenleving kent. Voorafgaand aan een dergelijke activiteit en verlof wordt een individuele risicotaxatie gemaakt. In dit geval hebben ook de ouders toestemming gegeven voor deelname aan het uitje.
Deelt u de mening dat het een verkeerd signaal is om gedetineerden in pretparken te entertainen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Werden de beide meisjes begeleid door iemand van de jeugdinrichting of iemand anders die toezicht hield? Zo ja, hoe hebben zij dan toch kunnen ontsnappen? Zo nee, waarom niet? Wat is uw mening hierover?
Ja, er waren twee groepstherapeuten als begeleiders mee. Het eerste gedeelte van de dag verliep conform het principe van «hand-in-hand-begeleiding», d.w.z. dat de begeleiders voortdurend bij de jongeren waren. Het goede gedrag van de ochtend is beloond door de jongeren toestemming te geven om ’s middags een deel alleen met de groepsgenoten in het park te mogen. Afgesproken werd om na het bezoeken van meerdere attracties elkaar weer te treffen. De twee meisjes in kwestie hebben zich niet aan deze afspraak gehouden.
Kan uit het politiebericht dat beide dames zich aan hun detentie hebben onttrokken, worden opgemaakt dat zij vanwege een delict in Het Poortje waren opgenomen? Zo ja, was de aard van hun delicten zodanig dat er al een dag na hun ontsnapping een politiebericht uit is gegaan of had dat een andere reden? Zo nee, waarom wordt er dan van detentie gesproken?
Er is geen spraken van een delict. Een van de meisjes is diabetes patiënt en het andere meisje verbleef pas kort in het Poortje, daarom is er een politiebericht uitgegaan.
Loopt het ontsnapte meisje het risico slachtoffer van een loverboy te worden, mede gezien de melding dat zij in het gezelschap van een jongeman is gezien en het feit dat Het Poortje ook meisjes tegen zichzelf of anderen in bescherming neemt? Zo ja, was dit risico al voor de ontsnapping van het meisje bekend? Zo ja, hoe kan het dan dat zij toch kans heeft gezien te ontsnappen aan haar detentie of gedwongen behandeling? Zo nee, hoe weet u dat zij dat risico niet loopt of dat dat niet aannemelijk is?
Beide meisjes verblijven sinds 12 augustus weer in het Poortje. Van loverboycontacten is geen sprake geweest. De instelling erkent dat in dit geval de individuele risicotaxatie van de meisjes zwaarder had moeten wegen dan het groepsbelang.
De bestrijding van drugssmokkel via Schiphol |
|
Angelien Eijsink (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
Kent u de berichten «Jongen (12) uit Mali vast voor heroïnesmokkel»1, «Vrouw smokkelt 5 kilo drugs»2, «Koffer met drugs in bagagekelder»3 en andere berichten over drugsvangsten op Schiphol?
Ja.
Deelt u de mening dat bij de aanpak van vooral drugssmokkel via Schiphol het zogenoemde Schipholteam, dat bestaat uit rechercheurs van de Belastingdienst/Douane en de Koninklijke Marechaussee (Kmar), een belangrijke rol speelt? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Om de drugssmokkel op Schiphol effectief tegen te gaan, is naar mijn mening een integrale aanpak noodzakelijk. Op de luchthaven Schiphol is dat het geval. In de keten van de rechtshandhaving op Schiphol werken de Douane (controle), Koninklijke Marechaussee (opsporing) en het Openbaar Ministerie (vervolging) nauw samen en zijn afspraken gemaakt wie wat doet. In het Schipholteam zijn de controletaken van de Douane gecombineerd met de opsporingstaken van de Koninklijke Marechaussee. De zogenaamde 100% drugscontroles op vluchten uit bepaalde hoog risicolanden zijn een ander voorbeeld van deze integrale aanpak.
In hoeverre is het optreden tegen drugssmokkel op Schiphol gebaat bij een snel en effectief optreden van leden van het Schipholteam?
Zie antwoord vraag 2.
Welke taken kent het Schipholteam nog meer naast het optreden tegen drugssmokkel?
Het Schipholteam heeft als enige taak het optreden tegen drugssmokkel.
In hoeverre draagt het feit dat de Kmar-medewerkers van het Schipholteam, naast hun reguliere bevoegdheden, ook douaneambtenaar zijn, bij aan het slagvaardig optreden tegen criminaliteit op Schiphol?
Een goede samenwerking in de rechtshandhavingsketen van controle (Douane), opsporing (Koninklijke Marechaussee) en vervolging (Openbaar Ministerie) is van groot belang bij een effectieve bestrijding van de drugssmokkel. Deze samenwerking is intensief en verloopt goed, zowel binnen het reguliere controleproces, de zogenaamde 100% controles als binnen het Schipholteam.
Is het waar dat er plannen zijn om op het gebied van drugsbestrijding op Schiphol de Kmar en de Douane weer gescheiden te laten werken, waarmee het Schipholteam de facto wordt opgeheven? Zo ja, heeft dit te maken met het huidig functioneren van het Schipholteam? Kunt u deze plannen nader toelichten? Had de Tweede Kamer eerder van deze plannen op de hoogte kunnen zijn? Zo nee, wat zijn dan wel de plannen ten aanzien van bestrijding van criminaliteit op Schiphol in het algemeen en ten aanzien van het Schipholteam in het bijzonder?
Nee, er bestaan geen plannen om de Koninklijke Marechaussee en de Douane gescheiden te laten werken. Het voornemen bestaat om de integrale aanpak verder te uit te breiden. Steeds wijzigende smokkelmethoden vragen om slimmere en effectievere drugscontroles. Dit wordt mogelijk omdat door de afschrikwekkende werking van de huidige 100% controles de stroom koeriers uit de desbetreffende landen beter beheersbaar is geworden. Daarnaast zijn de technische mogelijkheden om beter te controleren toegenomen. Zo heeft de Douane ervaring opgedaan met profiling van passagiersgegevens. De controles kunnen daardoor meer gericht worden ingezet waardoor bonafide reizigers minder oponthoud aan de grens ondervinden. Hoe de uitbreiding van de integrale aanpak er precies uit gaat zien, wordt thans door de Douane, de Koninklijke Marechaussee en het Openbaar Ministerie gezamenlijk onderzocht. Het functioneren van het Schipholteam vormt een onderdeel van dit onderzoek. Zodra het onderzoek is afgerond, informeer ik uw Kamer over de uitkomsten en de consequenties hiervan voor het Schipholteam.
De bedreiging van Turkse homo’s |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Deelnemers Turkse boot Gay Pride bedreigd»?1 en «Opvarenden Turkse boot Canal Parade ernstig bedreigd»?2
Ja.
Hoeveel meldingen zijn er gedaan van bedreigingen van de opvarenden van de Turkse boot tijdens de Canal Parade van Gay Pride? Wat was de aard van de gemelde bedreigingen? Welke actie is of wordt er naar aanleiding van die meldingen ondernomen?
Er zijn vijf meldingen gedaan bij de politie tegen uitlatingen over de boot met Turkse homoseksuelen. Enkele van deze uitlatingen zijn door de officier van justitie beoordeeld als strafbaar op grond van artikel 137c (groepsbelediging) of 137d (aanzetten tot geweld tegen een groep) van het Wetboek van Strafrecht. De melders zijn door de politie benaderd om te vragen of zij aangifte willen doen.
Is er al aangifte gedaan? Zo ja, hoeveel aangiftes en wat is de stand van zaken van het onderzoek? Zo nee, waarom niet? Kan dat te maken hebben met angst van de slachtoffers voor de daders?
Nee, er is geen aangifte gedaan. Een aantal melders heeft aangegeven dat zij geen aangifte wensen te doen, omdat zij zich niet zelf bedreigd of beledigd hebben gevoeld, maar wel vonden dat de uitlatingen gemeld moesten worden. Er zijn geen aanknopingspunten om te vermoeden dat angst voor de daders hierbij een rol speelt. Een aantal melders heeft niet gereageerd op de vraag of zij aangifte willen doen.
Zijn de slachtoffers gewezen op de mogelijkheid van het doen van anonieme aangifte? Zo ja, waar heeft dit toe geleid? Zo nee, waarom niet?
Nee, er is geen aanleiding geweest om de melders te wijzen op deze mogelijkheid. Zie het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat de aard van de in de genoemde berichten gemelde bedreigingen aanleiding kunnen zijn voor ambtshalve vervolging? Zo ja, gebeurt dit ook? Zo nee, waarom niet?
Ingevolge de Aanwijzing Discriminatie (2007A010) van het College van procureurs-generaal heeft een melding in beginsel geen strafrechtelijk vervolg. Een aangifte van een strafbaar discriminatiefeit kan dat wel hebben. Een aangifte is een belangrijk signaal dat opsporing en vervolging vanuit de samenleving wenselijk wordt geacht. Zo kunnen bijvoorbeeld ook belangenorganisaties of andere betrokkenen aangifte doen. Discriminatiedelicten zoals artikel 137c en 137d van het Wetboek van Strafrecht kunnen wel ambtshalve worden vervolgd, maar het Openbaar Ministerie ziet hiervoor in dit geval vooralsnog geen aanleiding.
Deelt u de mening dat het van belang voor de verdere emancipatie van Turkse homo’s het van belang blijft dat zich voor hun seksuele geaardheid kunnen blijven uitkomen en dat zij in dat kader alle steun verdienen? Zo ja, heeft u contact met de slachtoffers opgenomen om hen uw steun toe te zeggen?
Ja. Er is contact geweest met de organisatoren van de Turkse boot, vanuit de verschillende betrokken ministeries (Veiligheid en Justitie, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). Het kabinet onderkent het belang van de emancipatie van LHBT-ers (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders) in kringen waar dit gevoelig ligt, zoals in etnische kringen en levensbeschouwelijke kringen. Het uitgangspunt is dat iedereen veilig voor zijn of haar seksuele geaardheid en genderidentiteit moet kunnen uitkomen, dat geldt uiteraard ook voor LHBT-ers met een Turkse achtergrond.
Het kabinet legt wel andere accenten in zijn steun voor deze emancipatie dan in voorgaande jaren. Zie hierover de hoofdlijnenbrief emancipatie en de voortgangsrapportage emancipatiebeleid (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, nrs. 72 en 74). In de vorige fase lag de nadruk op het bespreekbaar maken van homoseksualiteit via ondersteuning van etnische en levensbeschouwelijke LHBT-organisaties en projecten van onder meer het IOT (Overlegorgaan Turken)3. De dialoog over homoseksualiteit is mede
hierdoor in levensbeschouwelijke en etnische groepen op gang gekomen. Dit vormt de basis voor de volgende fase, die gericht is op vergroten van de veiligheid en sociale acceptatie van LHBT-ers in deze kringen .
De staat van de Politieacademie |
|
Attje Kuiken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending over een miljoenentekort bij de Politieacademie?1
Ja.
Deelt u de mening dat het politieonderwijs excellent moet zijn? Onderschrijft u de mening van de Inspectie Veiligheid en Justitie, die het politieonderwijs weliswaar als voldoende kwalificeert, maar ook nog vele verbeterpunten aanwijst? Wat moet er gebeuren om excellent onderwijs te garanderen? Waarom denkt u dat dit bereikt kan worden met minder geld?
Het politieonderwijs moet van goede kwaliteit zijn. Het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie heb ik op 5 juli jl. aan de Tweede Kamer aangeboden met mijn reactie daarop. Van de Politieacademie heb ik inmiddels een verbeterplan ontvangen. Dit maakt duidelijk op welke wijze en wanneer de verbeterpunten opgepakt en opgelost zullen worden. Op 13 september jl. heeft een commissie onder leiding van de heer Cohen de Politieacademie gevisiteerd. Deze visitatie past in dit traject van de ingezette kwaliteitsverbetering. De constateringen van de commissie onderschrijven de door de Politieacademie ingezette verbeteraanpak, scherpen de conclusies van de Inspectie aan en worden in de verbeteraanpak meegenomen.
Uitgangspunt is dat eind 2013 alle verbeterpunten zijn gerealiseerd. Ik zal vanuit mijn positie toezien op de realisatie van de verbeterpunten.
Wat is feitelijk het tekort en tot welk niveau dreigt dit tekort op te lopen? Klopt het dat de ondernemingsraad en de raad van toezicht de begroting van de Politieacademie niet goedgekeurd hebben? Wat is hiermee de status van de begroting?
Zoals in de wet op het LSOP is vastgelegd stelt het College van Bestuur (CvB) van de Politieacademie (PA) jaarlijks een begroting en een meerjarenraming vast. Deze stukken behoeven de instemming van de Raad van Toezicht (RvT). De Ondernemingsraad heeft geen formele rol bij de vaststelling van de begroting.
De RvT heeft de begroting 2012 niet goedgekeurd omdat de RvT van mening was dat er een financieringsrisico van circa € 12 mln. bestond.
Begin 2012 heb ik een herziene begroting ontvangen waarin het financieringsrisico tot € 10,5 mln. was terug gebracht.
Met de voorzitters van het CvB en de RvT heb ik afgesproken dat zij maatregelen zullen nemen welke erop gericht zijn om een mogelijk incidenteel tekort in 2012 zo klein mogelijk te laten zijn en in ieder geval niet groter dan € 10 mln. Voor het opvangen van een mogelijk incidenteel tekort in 2012 kan de PA het eigen vermogen inzetten.
De maatregelen zullen geen directe invloed op de uitvoering van de primaire taken en dienstverlening van de PA hebben.
Ik heb het CvB verzocht uiterlijk 1 november a.s. met een sluitende en realistische begroting 2013 en een meerjarenraming te komen.
In het kader van het inbedden van de PA in het nationaal politiebestel zal een boekenonderzoek naar de bedrijfsvoering en de financiële positie van de Politieacademie worden uitgevoerd waarin ook het eigen vermogen wordt betrokken. In dit licht en gezien de recente onderzoeken op het gebied van politieonderwijs zoals «De Staat van het Nederlandse Politieonderwijs» van de Inspectie Veiligheid en Justitie, zie ik geen aanleiding om nu een onderzoek van de Algemene Rekenkamer te initiëren.
Klopt de informatie van de Politieacademie dat het tekort grotendeels veroorzaakt wordt door de extra instroom van aspiranten? Zo nee, wat is dan de oorzaak? Zo ja, voelt u zich dan medeverantwoordelijk? Vindt u dat u bij zou moeten dragen in deze onvoorziene kosten?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen zal de Politieacademie nemen om op korte en op langere termijn een sluitende begroting te krijgen en voldoende vermogen, volgens de normen van uw eigen ministerie, op te bouwen? Welke gevolgen zullen deze bezuinigingen hebben op onderwijs en examinering bij de academie?
Zie antwoord vraag 3.
Herkent u het beeld dat niet alle korpsen een gelijke inspanning leveren om studie-uitval te voorkomen en studierendement te verbeteren? Zo nee, bent u tevreden met de huidige uitval en studietempo? Zo ja, bent u bereid te kijken of er slimme prikkels te vinden zijn waardoor de werkgever van de agent in opleiding meer belang heeft bij het studieresultaat?
Ja. Inmiddels zijn tussen Politieacademie en alle korpsen onderwijsovereenkomsten getekend. Dit is bevorderlijk voor de eenduidige begeleiding die studenten krijgen in de praktijkdelen van hun opleiding en zal de studie-uitval verminderen. Aan het eind van het eerste opleidingsjaar krijgen de studenten een bindend studieadvies. Als er sprake is van een negatief studieadvies dan leidt dit tot beëindiging van de studie.
Ook is het belangrijk dat het Student volgsysteem op korte termijn volledig operationeel is. Het Student volgsysteem verschaft voor zowel de Politieacademie als voor de korpsen, inzicht in de studievoortgang en rendementscijfers en is daardoor een instrument voor betere begeleiding.
De uitval bij de Politieacademie is overigens in vergelijking met het reguliere onderwijs relatief laag.
Klopt het dat de knelpunten in de examinering niet voor de toegezegde datum opgelost zijn? Klopt het dat examinatoren en gastdocenten nu feitelijk betaald worden uit de formatiekosten van de korpsen? Hoeveel examinatoren en gastdocenten hebben zich hierdoor teruggetrokken?
Met de Politieacademie is het volgende afgesproken:
De afspraken 1, 2 en 4 zijn op 1 augustus 2012 gerealiseerd. Afspraak 3: de examens initieel waar nog een achterstand bestond zijn ingepland. De meeste examens zijn vóór 1 augustus afgenomen. Het resterende aantal, zo’n 60, is na 1 augustus afgenomen.
De korpsen krijgen een vergoeding van de Politieacademie als korpsen hun medewerkers als examinator of gastdocent bij de Politieacademie inzetten. Sinds besloten is dat examinatoren en gastdocenten hier geen persoonlijke vergoeding voor krijgen heeft een onverwacht groot aantal examinatoren zich teruggetrokken. Dit is één van de redenen van het examinatorentekort.
Om het examentekort in de toekomst te voorkomen en de examencapaciteit te waarborgen worden tussen de PA, de regionale korpsen en Nationale Politie afspraken over de omvang van de examencapaciteit gemaakt.
Ondersteunt u de roep van de accountant van de Politieacademie om een stresstest uit te voeren om de soliditeit van de begroting onder verschillende scenario's te onderzoeken? Zo ja, bent u bereid de uitkomsten te betrekken in uw gesprekken met de Politieacademie over de bekostiging? Wilt u de resultaten van deze stresstest met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat u bij het vaststellen van uw bijdrage van de Politieacademie afwijkt van het adviesrapport bekostiging van het politieonderwijs en de Politieacademie? Waarin wijkt u af en wat zijn uw redenen om hiervan af te wijken?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel korpsen kopen opleidingen in buiten de Politieacademie en om wat voor opleidingen gaat het daarbij? Bent u bereid onderzoek te doen naar de redenen van deze externe inkoop? Hoe gaat u er voor zorgen dat na de invoering van de nationale politie het aanbod en de kwaliteit van de opleidingen zodanig is dat er geen noodzaak meer is om opleidingen buiten de Politieacademie in te kopen?
Korpsen kopen soms opleidingen in die een algemeen vormend, ondersteunend en niet-politieel karakter hebben. Voor executieve opleidingen zijn de korpsen aangewezen op de Politieacademie. Het is mij bekend dat zij incidenteel specifieke, (deels) executieve opleidingen (bv. arrestantenzorg, wijkagent, Hulpofficier van Justitie) op de markt inkopen. De korpsen hebben nu de vrijheid om opleidingen extern in te kopen. Na de invoering van de Nationale Politie zal dit anders zijn. Het Nationale politiekorps zal alle opleidingen voor de executieve opleidingen bij de Politieacademie afnemen. De Politieacademie draagt er zorg voor dat al deze opleidingen ook geleverd worden.
Deelt u de mening dat alle twijfels over de organisatie van de Politieacademie en haar financiële positie vragen om een gedegen onderzoek dat hierin duidelijkheid kan verschaffen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de Algemene Rekenkamer verzoeken onderzoek te doen naar de naar de financiële situatie, de bedrijfsvoering en het studierendement bij de Politieacademie?
Zie antwoord vraag 3.
Trage teruggave van gestolen goederen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van bijgaande mailwisseling tussen een slachtoffer van diefstal en het Openbaar Ministerie (OM)?1
Ja.
Deelt u de mening dat politie en OM gestolen goederen zo snel mogelijk aan de rechtmatige eigenaar terug moeten geven, zonder dat hier druk op uitgeoefend moet worden?
Ja. Zodra er geen strafvorderlijk belang meer is dat zich hiertegen verzet, dienen de goederen te worden teruggegeven.
Wat is er in de afhandeling van deze inbeslagname misgegaan, waardoor het slachtoffer ruim een half jaar op haar gestolen en teruggevonden spullen heeft moeten wachten, terwijl vanaf het begin de rechtmatige eigenaar duidelijk was? Schrikt u ook dat uiteindelijk de druk van openbaarmaking nodig was om een snelle beslissing af te dwingen?
Het OM heeft mij bericht dat de betreffende goederen werden aangetroffen bij een persoon die verklaarde dat het om zijn eigen goederen ging. Er was onderzoek voor nodig om vast te stellen dat de goederen gekoppeld konden worden aan een tweetal inbraken. Vervolgens vormde nader onderzoek naar deze inbraken, en de weigering van de verdachte om afstand van de goederen te doen, een belemmering voor de onmiddellijke teruggave van de goederen aan de slachtoffers. Na het afronden van het onderzoek heeft het helaas nog een maand geduurd voordat de goederen zijn teruggegeven, terwijl deze onmiddellijk na het beëindigen van het onderzoek geretourneerd hadden kunnen worden. Ik betreur deze gang van zaken. Overigens is de uiteindelijke beslissing tot teruggave van de goederen niet genomen onder druk van openbaarmaking.
Is deze afhandeling symptomatisch voor een gebrek aan aandacht voor het slachtoffer bij OM en politie? Zo nee, waaruit blijkt dat deze organisaties wel voldoende aandacht besteden aan de belangen van slachtoffers?
Aandacht voor slachtoffers is een speerpunt voor het OM. Dit blijkt onder meer uit de Aanwijzing slachtofferzorg en de OM-visie op slachtofferzorg. Het belang van een snelle afhandeling van beslag, waaronder de mogelijkheden van artikel 116 Sv., zal binnen het OM worden benadrukt.
Een algemene termijn waarbinnen slachtoffers hun goederen kunnen ontvangen valt niet te geven, omdat dit mede afhangt van het verloop van het strafrechtelijk onderzoek. In dit kader is het wetsvoorstel conservatoir beslag ten behoeve van slachtoffers van belang, dat bij uw Kamer aanhangig is (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33 295, nr. 2. Dit omvat onder andere een wijziging van artikel 552a, eerste lid, Sv., waarmee voor slachtoffers de mogelijkheid ontstaat om beklag te doen als het OM besluit om geen gebruik te maken van de mogelijkheid van artikel 116, vierde lid, Sv. om het goed in bewaring te geven bij het slachtoffer.
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat het OM alle mogelijkheden van artikel 116 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) benut om gestolen goederen zo snel mogelijk aan de eigenaar terug te geven, zodat slachtoffers van diefstal niet ook nog eens slachtoffer worden van een falende overheid?
Zie antwoord vraag 4.
Binnen welke termijn mogen slachtoffers vanaf nu rekenen op duidelijkheid van het OM over de teruggave van hun gevonden goederen? Hoe gaat u de Kamer informeren over de behaalde resultaten?
Zie antwoord vraag 4.
Identiteitsfraude |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Kent u het bericht «BRIEF. Gevaarlijk falen bij politie & PostNL»?1
Ja.
Is het waar dat iemand op de in het bericht geschetste wijze slachtoffer van identiteitsfraude kan worden? Zo ja, hoe kan dat en hoe gaat u dit voorkomen? Zo nee, waarom niet?
In het artikel gaat het om verschillende vormen van fraude, waarvan het gebruik van de doorzendservice voor zakelijke gebruikers er één is. Een voor het slachtoffer onbekende persoon heeft zich kennelijk uitgegeven als vertegenwoordiger van de BV van het slachtoffer en in die valse hoedanigheid is een klantnummer bij PostNL aangevraagd. PostNL en justitie trachten de exacte toedracht te achterhalen. In het belang van het onderzoek en met het oog op eventuele toekomstige fraudepogingen kan over specifieke zaken geen verdere mededeling worden gedaan. PostNL heeft overigens in overleg met het slachtoffer inmiddels maatregelen genomen.
Is het waar dat bedrijven die via internet producten verkopen niet of niet altijd controleren of de tenaamstelling van het gebruikte rekeningnummer wel overeenkomt met de naam van het bedrijf dat de bestelling heeft geplaatst? Zo ja, deelt u de mening dat dergelijke controles de verantwoordelijkheid van het desbetreffende bedrijf dan wel de bank zouden moeten zijn? Hoe kunnen die controles worden uitgevoerd? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Ik ben niet bekend met de wijze waarop bedrijven die via internet producten verkopen, de betalingsgegevens van hun klanten verifiëren. Ik zie dat als een verantwoordelijkheid van die bedrijven, in de wetenschap dat onvoldoende verificatie zal leiden tot een verstoorde leverancier/klantrelatie en derhalve tot inkomstenderving.
Is het mogelijk dat een crimineel op naam van een bedrijf van een ander een klantnummer bij PostNL laat aanmaken en op die wijze via een zakelijke doorstuurdienst de post kan laten doorsturen? Als dit mogelijk blijkt te zijn, hoe kan dit? Hoe verhoudt zich dit tot wettelijke voorschriften, zoals het briefgeheim?
Zakelijke klanten van PostNL kunnen een klantnummer bij PostNL aanvragen. Dit is te vergelijken met een debiteurennummer. De klant betaalt achteraf voor afgenomen producten en diensten. Het klantnummer is een interne identificatie. Bij de aanvraag van een klantnummer moet ook het KvK-nummer uit het Handelsregister worden opgegeven. Dat is ook in dit geval gebeurd. Wanneer een zakelijke doorzendservice wordt afgesloten, zendt PostNL altijd eerst een bevestigingsbrief naar het vestigingsadres van het bedrijf voordat de service daadwerkelijk start. Het vestigingsadres was in dit geval identiek aan het huisadres van het slachtoffer. Deze geeft aan deze brief nooit te hebben ontvangen. Wellicht is deze bevestigingsbrief onderschept door een kwaadwillende. Er kan een relatie zijn tot het strafrechtelijk aspect van het briefgeheim, waarbij iemand onbezorgde post steelt om kennis te nemen van de inhoud van het poststuk. Er zou ook sprake van kunnen zijn dat bezorgde post is gestolen. Dan gaat het puur om diefstal en is er geen relatie tot het briefgeheim. Wat in dit geval de precieze overtreding was wordt onderzocht.
Zijn er in het genoemde geval inderdaad meerdere aangiftes gedaan? Zo ja, wat is er met die aangiftes gedaan? Wat is de stand van zaken van het onderzoek? Op welke wijze wordt het slachtoffer op de hoogte gehouden?
Ja. Naar aanleiding van de aangiftes zijn diverse opsporingshandelingen verricht door de politie. Deze hebben niet geleid tot de aanhouding van een verdachte. Het slachtoffer is op de hoogte gebracht van het feit dat het opsporingsonderzoek geen resultaat heeft opgeleverd. Ook zijn afspraken gemaakt met het slachtoffer over eventuele toekomstige gevallen.
Kunt u de volgende in het bericht gestelde vragen beantwoorden:
Als iemand, zakelijk of particulier, een postbus wil openen, dan vindt bij het ophalen van de sleutel op de postbuslocatie controle plaats aan de hand van een legitimatiebewijs en aan de hand van de bevestigingsbrief die naar het woon- of vestigingsadres van de aanvrager is gestuurd. Pas daarna wordt een sleutel uitgereikt. In het onderhavige geval geeft het slachtoffer aan deze brief nooit te hebben ontvangen. Mogelijk dat de bevestigingsbrief is onderschept, want zonder bevestigingsbrief wordt geen sleutel overhandigd. Dat in dit geval ook de privé post is doorgestuurd, komt omdat de naam van de BV en de familienaam identiek waren.
Weet u hoe vaak er naar schatting jaarlijks op de in het bericht genoemde wijze identiteitsfraude wordt gepleegd? Zo ja, was is uw schatting? Zo nee, waarom weet u dit niet?
Volgens gegevens van PostNL vormen pogingen tot fraude minder dan 0,03 % van het aantal jaarlijks afgesloten doorzendcontracten. Bijna altijd worden deze pogingen op tijd herkend en verijdeld. Het aantal geslaagde fraudepogingen is zeer gering.
Wat gaat u doen om de in het bericht genoemde criminele praktijken te bestrijden?
Een belangrijke rol is weggelegd voor het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude (CMI). Het CMI is ingesteld om zoveel mogelijk te voorkomen dat slachtoffers van identiteitsfraude klem komen te zitten tussen overheidsinstanties, fouten niet hersteld worden en slachtoffers geconfronteerd blijven worden met de ongewenste gevolgen van identiteitsfraude. PostNL heeft overigens het slachtoffer in het proces van afhandeling van de klacht geïnformeerd over het CMI. Daarnaast heeft het CMI naar aanleiding van het artikel op Geenstijl.nl contact opgenomen met het slachtoffer en heeft het de melding in behandeling genomen. Tot slot benadruk ik het belang dat gedupeerden aangifte doen ten behoeve van opsporing en vervolging van de daders.
Het niet uitvoeren van de motie die verzoekt bloeddonatie voor homoseksuelen mogelijk te maken. |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Ineke van Gent (GL), Pia Dijkstra (D66) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Waarom bent u voor uw besluit over het niet uitvoeren van de motie die verzoekt bloeddonatie voor homoseksuelen mogelijk te maken, louter afgegaan op de afwegingen van bloedbank Sanquin?1
In mijn brief d.d. 29 mei 2012 heb ik aangegeven waarom ik op dit moment geen uitvoering kan geven aan de betreffende motie.2 Daarbij heb ik aangegeven waarom ik het advies van de Stichting Bloedvoorziening Sanquin van groot belang vind voor beslissingen over donorselectiecriteria. Dat betekent echter niet dat ik mij uitsluitend heb laten leiden door dit advies. Ik volg de wetenschappelijke ontwikkelingen op dit terrein op de voet. Deze ontwikkelingen hebben mij er echter nog niet van kunnen overtuigen dat de veiligheid van ontvangers van bloedproducten in Nederland kan worden gegarandeerd met de voorgestelde beleidswijziging.
Bent u bereid uw afweging te herzien door daarbij wetenschappelijke informatie te betrekken, zoals het artikel: «Why are all men who have had sex with men even once since 1977 indefinitely deferred from donating blood»?2 Zo nee, waarom niet?
Hoewel dit kabinet emancipatie hoog op de agenda heeft staan, ben ik op dit moment niet bereid mijn besluit in dezen op dit moment te herzien. Ik zal uiteraard de (wetenschappelijke) ontwikkelingen op dit terrein steeds opnieuw mee nemen in mijn afwegingen. Maar pas als de veiligheid van ontvangers van bloedproducten in Nederland kan worden gegarandeerd, zal ik het donorselectiebeleid rondom Mannen die Seks hebben met Mannen (MSM) heroverwegen. Op grond van de huidige epidemiologische gegevens kan dat nu echter nog niet. Sanquin geeft namelijk aan dat uit deze gegevens blijkt dat MSM-gedrag in Nederland geassocieerd is met een hoog risico op hepatitis B en HIV.
Bent u bereid uw afweging te herzien door daarbij informatie te betrekken van de bloedbanken in Spanje en Italië, waar het donorselectiebeleid zodanig is gewijzigd dat homoseksuelen wel degelijk bloed mogen geven? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in de hierboven genoemde brief is nog onduidelijk wat het effect is van deze wijziging op de veiligheid van het bloed voor de ontvangers. Ik kan dan ook op dit moment mijn beslissing niet herzien. Uiteraard zal deze informatie, zodra deze beschikbaar is, worden betrokken bij verdere beslissingen op dit terrein.
Bent u bereid uw afweging te herzien door daarbij, naast de inlichtingen van Sanquin, informatie te betrekken van andere experts en organisaties op het terrein van bloeddonatie? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven ben ik op dit moment niet bereid mijn afweging te herzien. Wel zal ik, in het kader van de aangekondigde verkenning naar andere mogelijkheden om de donorselectiecriteria aan te passen, binnenkort naast overleg met Sanquin ook overleg voeren met andere experts op dit terrein.
Wilt u de Kamer voor het zomerreces alsnog informeren over de mogelijkheden om onder voorwaarden homoseksuelen bloed te laten doneren, zonder dat de veiligheid van ontvangers in het geding komt? Zo nee, waarom niet?
Ik streef ernaar om uw Kamer op korte termijn, uiterlijk begin september, een brief over dit onderwerp te sturen. Ik kan uw Kamer echter niet vóór het zomerreces informeren aangezien de gesprekken die ik hierover voer met Sanquin en andere experts op dit terrein enige tijd in beslag nemen.
Het toenemend aantal woninginbraken |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Woninginbraak rijst de pan uit»1 en kent u de AD Misdaadmeter2?
Ja.
Is het waar dat het aantal woninginbraken het afgelopen jaar met bijna 7% is gestegen? Zo ja, hoe komt dit en is dit een versnelling van de eerder waargenomen stijging? Zo nee, waarom niet en over welke cijfers beschikt u dan wel?
Het aantal woninginbraken is het afgelopen jaar met bijna 7% gestegen ten opzichte van vorig jaar. De groei is afgenomen van bijna 9% vorig jaar naar 7% dit jaar. Daarnaast is ook de pakkans van woninginbraak in 2011 en begin 2012 verder gestegen. Dit is conform de afspraken die met de politie gemaakt zijn in het kader van de landelijke prioriteiten voor de politie 2011–2014. Een van deze afspraken is dat de pakkans op high impact crimes (o.a. woninginbraken) tussen 2011 en 2014 met 25% zal stijgen.
Is het waar dat woninginbraken al sinds februari 2011 onderdeel uitmaken van de landelijke prioriteiten van de politie? Zo ja, waarom wordt dan nu pas, bij de publicatie van deze schokkende cijfers, een groot offensief tegen inbrekers aangekondigd? Wat voor nieuwe aanpak zal dit offensief gaan bevatten?
Het klopt dat woninginbraken uitmaken van de landelijke prioriteiten 2011 tot 2014. Sinds 2011 is er een samenstelling van diverse maatregelen opgesteld door de politie. Deze maatregelen worden op dit moment geïmplementeerd. Dit behelst een landelijke aanpak die zich zowel richt op preventie, toezicht en handhaving, opsporing en repressie als innovatie. De aanpak draagt tevens bij aan de doelstellingen die gesteld zijn, namelijk het vergroten van de heterdaadkracht en het vergroten van de pakkans.
Kan uit het feit dat er bij woninginbraken tot nu toe blijkbaar niet altijd sprake was van uitvoerig onderzoek, worden afgeleid dat dit gebrek aan onderzoek ten minste mede de oorzaak is voor het gestegen aantal woninginbraken? Zo nee, waarom niet?
Deze causale veronderstelling is niet vast te stellen. Er zijn meer woninginbraken gepleegd, maar de pakkans van de dader is ook toegenomen. Het voorliggende plan van aanpak met de bijbehorende maatregelen om woninginbraak tegen te gaan zet in op zowel preventie, toezicht en handhaving, opsporing en repressie als innovatie en poogt hiermee zowel woninginbraken tegen te gaan aan de voorkant als daders op te sporen aan de achterkant.
Hoe staat het met de uitvoering van de in juni 2011 aangekondigde pilot om in zes politieregio’s verbeteringen in de forensische opsporing door te voeren3? Tot welke wijzigingen in de opsporing heeft dit geleid en wat zijn de effecten? Zal deze pilot landelijk uitgerold worden?
Deze pilot is door de politie opgezet in eerste instantie om de relatie tussen forensische opsporing en intelligence te versterken. De pilot loop nog. Zodra de pilot is afgerond kan er inzicht worden verschaft in de resultaten en het mogelijk uitrollen op landelijke niveau.
Is het gelukt om eind 2011 de toegezegde 500 extra forensisch assistenten aan het werk te hebben bij de politie? Welke resultaten levert hun werk op en hoe verhoudt dit zich tot de stijging van het aantal inbraken?
Er zijn eind 2011 407 forensisch assistenten aangesteld. Momenteel wordt er een WODC onderzoek gestart waarin wordt bekeken hoeveel of dit aantal voldoende is en of alle standaard plaatsen delict worden bezocht. Hierin worden ook de werkzaamheden van de forensisch assistenten bekeken en de kwaliteit van het forensisch onderzoek.
Hoeveel woningen beschikken er in Nederland wel en hoeveel niet over het Politiekeurmerk Veilig Wonen? Met hoeveel procent neemt de kans op een inbraak af indien een woning over dit keurmerk beschikt ten opzichte van een woning zonder dit keurmerk?
In Nederland hebben 645 000 woningen het keurmerk. De kans op een geslaagde inbraak neemt met circa 50% af in een woning voorzien van het keurmerk en met het bijbehorende gedrag van bewoners zoals het afsluiten van de woning.
Deelt u de mening dat naarmate er meer woningen met voornoemd keurmerk komen, het aantal woninginbraken zal afnemen? Zo ja, wat gaat u doen om te stimuleren dat alle gemeenten deelnemen aan dit programma en meer woningen gaan voldoen aan het keurmerk? Zo nee, waarom niet?
Preventieve maatregelen dragen voor een groot gedeelte bij aan het voorkomen van inbraken. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen is een bewezen effectief instrument tegen het voorkomen van woninginbraken. Vanuit het ministerie wordt het verder gebruik maken van PKVW gestimuleerd. Het CCV beheert het keurmerk, gemeenten kunnen bij het CCV terecht voor informatie, goede voorbeelden, effectmetingen van het instrument, bijeenkomsten en congressen. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf om te beslissen over deelname aan het keurmerk.
Wanneer zal de in september 2011 aangekondigde website beschikbaar komen, waarop het ministerie van Veiligheid en Justitie informatie geeft over de manier waarop burgers hun huis beter kunnen beveiligen?
De website van het Politiekeurmerk biedt al veel informatie. Alle brochures zijn gratis te downloaden en ook is de site voorzien van diverse promotiefilmpjes die gratis bekeken kunnen worden. Daarnaast biedt de website een overzicht van aangesloten PKVW beveiligingsbedrijven die op postcodegebied te selecteren zijn. Deze bedrijven komen bij mensen langs voor een woningadvies aangezien het toch altijd om maatwerk gaat.
Kan een financiële stimulans, anders dan een lagere premie voor een inboedelverzekering, burgers helpen bij het aanschaffen van deugdelijk inbraakwerend hang- en sluitwerk? Zo ja, hoe gaat u daar voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
In gemeenten waar een subsidie geboden wordt zoals in Utrecht en Almere nemen de aanvragen tot beveiligingsadvies en de uitvoering daarvan toe. Het gaat dan om subsidies van 30% tot 50% van de beveiligingsfactuur met een maximum bedrag van rond de 400,00 euro. Randvoorwaarden zijn dat de subsidies langer lopen, er geen hoeveelheid papierwerk voor bewoners aan verbonden is en dat er een projectleider aangewezen wordt die de woninginbraken goed op de lokale agenda weet te houden. Er zijn voorbeelden van een aantal jaren geleden dat gemeenten ook corporaties een financiële prikkel boden wanneer zij niet alleen de woningen, maar ook het gehele wooncomplex op keurmerkniveau brachten. In Den Haag heeft dit veel keurmerkwoningen opgeleverd. Het blijft aan de gemeenten zelf om hierover te beslissen.
Een gepland bezoek van de woordvoerder van Sharia4Belgium aan Nederland |
|
Sharon Dijksma (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het geplande bezoek van de woordvoerder van Sharia4Belgium, Fouad Belkacem, op zaterdag 26 mei 2012 aan Amsterdam en zijn deelname aan een bijeenkomst van Shariah4Holland1?
Wat doet u om te voorkomen dat op deze bijeenkomst strafbare feiten worden gepleegd?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de ordeverstoringen en bedreigingen door genoemde organisaties van een debat in de Balie op 8 december 2011 over modernisering van de islam? Zijn er strafbare feiten geconstateerd in de Balie en is daar aangifte van gedaan? Is de heer Belkacem of de organisator van de bijeenkomst op 26 mei 2012 in deze zaak aan te merken als verdachte?
Bent u op de hoogte van de recente veroordeling van de woordvoerder van Sharia4Belgium voor belediging en smaad in België? Wilt u contact opnemen met uw Belgische collega over de uitvoering van deze straf en de wenselijkheid dat de veroordeelde het land verlaat?
Zijn de incidenten rond deze twee organisaties voor u reden om te vrezen voor de openbare orde bij de bijeenkomst in Amsterdam op zaterdag 26 mei 2012? Wat kunt u doen om dit gevaar af te wenden?
Ziet u mogelijkheden om de heer Belkacem tot ongewenst vreemdeling te verklaren? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen voor 25 mei 2012 beantwoorden?
De verhouding tussen de politie en buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Handhavingsbeleid gemeente veelvormig en versnipperd»?1 Kent u de paragraaf over gemeentebrigadiers in het hoofdstuk Veiligheid uit de nota «Keuzes voor de toekomst van Nederland»?2
Ja.
Deelt u de mening van de voorzitter van de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (SMVP) dat de politie een terugtrekkende beweging maakt vanwege de steeds ruimere taakstelling van buitengewone opsporingsambtenaren (boa's)? Zo ja, baart u dit zorgen en waarom? Zo nee, waarom niet?
Het verzorgen van veiligheid in het publieke domein is een zaak van alle betrokken partijen, niet alleen van de politie. De burgemeester kan diverse middelen inzetten bij het waarmaken van zijn verantwoordelijkheden op dit gebied. Eén van die middelen is de inzet van gemeentelijk toezicht en handhaving. Deze gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), werken naast en samen met de politie, niet in plaats van de politie. De taken van de boa’s en de (bekwaamheids)eisen waaraan zij dienen te voldoen, staan omschreven in de circulaire buitengewone opsporingsambtenaren en de daarin genoemde zes domeinen waar boa’s kunnen worden ingezet.3 Behoudens de pilot met de winkelboa’s, waarbij een (vooralsnog tijdelijke) uitbreiding van domein I (Openbare ruimte) plaatsvindt met opsporingsactiviteiten op het gebied van winkeldiefstal, zijn er geen uitbreidingen voorgenomen. De ontwikkelingen baren mij derhalve geen zorgen, temeer daar ook de bestuurlijke regie van de gemeente en de operationele regie vanuit de politie en het dagelijkse toezicht op de boa’s onverkort blijven gelden. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Deelt u de conclusie van SMVP dat er sprake is van een wildgroei aan uniformen, taken en uitrusting van de boa’s? Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Zo nee, hoe is de situatie dan wel?
De grote variatie aan uniformen voor gemeentelijke handhavers is mij bekend. Daarom heb ik in mijn brief van 5 maart jl. aan uw Kamer (Kamerstukken 28 684, nr. 340) aangegeven samen met de VNG te onderzoeken of één uniform voor gemeentelijke handhavers mogelijk is. De conclusie van het SMVP wat betreft de wildgroei van taken deel ik niet. De circulaire Boa bevat criteria voor de maximale toekenning van bevoegdheden en uitrusting. Hiervoor moet de noodzaak zijn aangetoond en dienen de boa’s te voldoen aan de criteria van betrouwbaarheid en bekwaamheid. Het is aan de gemeenten om samen met de politie en het OM te bepalen of zij het totale pakket aan bevoegdheden en uitrusting toegekend willen krijgen. Vervolgens wordt er door mij op de daartoe strekkende aanvraag beslist.
Deelt u de mening dat gemeentelijk beleid gericht op toezicht en handhaving veelvormig en versnipperd is, dat het opleidingsniveau van boa’s in gemeenten sterk wisselt en dat het de vraag is of de kwaliteit van optreden in alle gevallen gewaarborgd is? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat de taken en bevoegdheden van gemeentelijke toezichthouders en handhavers afgebakend en gestroomlijnd dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
De taken en bevoegdheden zijn omschreven in de circulaire buitengewone opsporingsambtenaren. Hoe het gemeentelijk beleid voor toezicht en handhaving verder wordt vorm gegeven is aan de gemeenten zelf. De vormgeving van het beleid en de organisatie is immers mede afhankelijk van de lokale situatie, verantwoordelijkheden en prioriteiten. Ik ben niet voornemens hier verder wijzigingen in aan te brengen. Wel acht ik het van belang dat wordt gekomen tot een uniforme kwaliteitsverbetering van boa’s. Daarom ga ik de eisen aan de examinering van boa’s aanscherpen. Per 1 oktober a.s. worden boa’s en aspirant-boa’s niet meer alleen getoetst op kennis van wet- en regelgeving. Men moet voortaan ook aantonen dat men in staat is conflictsituaties te hanteren en daarbij ook over vaardigheden beschikt om de-escalerend te kunnen optreden. Voor de gemeentelijke boa’s komt er daarnaast een systeem van permanente her- en bijscholing.
Deelt u de mening dat de aansturing van boa’s en de operationele regie van de politie en samenwerking met de politie in veel gevallen tekort schiet en dat een integraal veiligheidsbeleid meestal een papieren werkelijkheid blijft? Zo ja, hoe gaat u dit verbeteren? Zo nee, waarom en op welke punten acht u de conclusies van SMVP dan niet adequaat?
Voor de lokale veiligheid in de gemeente is het integraal veiligheidsplan de basis. De gemeenteraad stelt daarbij de doelen en prioriteiten vast. Ter concretisering van het integraal veiligheidsplan overlegt het college van burgemeester en wethouders vervolgens met de partners hoe de taakverdeling bij het halen van die doelen er uit moet zien. De burgemeester en de officier van Justitie maken, in afstemming met de politie, in de driehoek afspraken over de taakverdeling tussen gemeentelijke toezichthouders en handhavers en de politie. Daarbij moeten ook de gevolgen voor de andere partijen aan bod komen. Handhavers moeten, voor zover zij opsporingstaken verrichten, samenwerken met de politie. De politie kan als direct toezichthouder tevens aanwijzingen geven aan een boa met het oog op de goede samenwerking. Op lokaal niveau geeft de politie aan de operationele regie verder vorm door ook toe te zien op de onderlinge operationele samenwerking, afspraken te maken over de dagelijkse uitvoeringspraktijk en de dagelijkse prioritering, het signaleren van misstanden en het verlenen van wederzijdse assistentie. Deze worden veelal in handhavingsarrangementen en werkafspraken neergelegd. Om dit meer uniform te laten plaatsvinden, ben ik voornemens deze concrete vormgeving van de operationele regierol ook in regelgeving vast te leggen.
Deelt u de mening dat, mede door de – ook door de SMVP geconstateerde – onduidelijke positie van boa’s, per gemeente één gemeentelijke handhavingsdienst moet komen in de vorm van gemeentebrigadiers, zoals verwoord in bovengenoemde nota? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
De veronderstelling dat het rapport van de SMVP noopt tot het oprichten van een gemeentelijke handhavingsdienst in de vorm van gemeentebrigadiers deel ik niet. Boa’s hebben een eigenstandige taak op het gebied van overlast en verloedering. Het gaat hier over relatief lichte overtredingen die desalniettemin grote invloed kunnen hebben op de leefbaarheid en de veiligheidsbeleving. De regelgeving en de daarvoor gestelde kaders zijn afdoende. Zoals uit mijn antwoord op vraag 2 blijkt, is het niet mijn intentie om de bevoegdheden van de boa verder uit te breiden, met uitzondering van de mogelijkheid om op te treden bij eenvoudige winkeldiefstal, de pilot met de winkelboa dus. De wijze waarop de betreffende taken binnen een gemeente worden vorm gegeven en hoe dit in de gemeentelijke organisatie wordt ingericht, is aan de gemeenten. Ook hier is geen aanleiding tot het stellen van nadere regels of het voorschrijven van de wijze waarop dit dient te gebeuren.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de taken en bevoegdheden van de boa’s ten opzichte van de nationale politie duidelijk worden ingekaderd?
Het wetsvoorstel tot vaststelling van een nieuwe Politiewet dat momenteel bij de Eerste Kamer aanhangig is (Kamerstukken 30 880) brengt geen verandering aan in het beleid ten aanzien van boa’s. Evenmin is de ontwikkeling dat gemeenten, naast de politie, ook eigen toezicht en handhaving inzetten, een gevolg van de in dat voorstel beoogde bestelwijziging. Gemeenten hebben al sinds 1994 de mogelijkheid om boa’s aan te stellen. De taken en bevoegdheden zijn in de bestaande regelgeving voldoende omschreven en ingekaderd. Dat gemeentelijke diensten straattoezicht en handhaving verzorgen binnen de domeinen die de circulaire boa’s noemt betekent overigens niet dat de politietaak hierdoor is ingeperkt. Wel kan onderling een taakverdeling worden gemaakt met daarbij afspraken over de wijze waarop en de intensiteit waarmee toezicht wordt gehouden. De afstemming van de inzet van de gemeentelijke straattoezicht- en handhavingsdiensten en de politie vindt plaats in de driehoek en dient gemaakt te worden op basis van lokale prioriteiten, kunde, verantwoordelijkheden en bevoegdheden.