Het uitnodigingsbeleid voor COVID-19 vaccinatie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Kunt u concreet antwoord geven op de vraag of het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport actief betrokken is bij de inhoud van de uitnodigingen voor COVID-19-vaccinatie voor personen waarvoor door zorginstellingen geïnformeerde toestemming (informed consent) moet worden gevraagd aan cliënten? Speelt het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hierbij wel of niet een actieve, inhoudelijke rol en zo ja, welke en middels welke instrumenten?
Zie het antwoord op vraag 1 van de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 19 september 2023. Ik heb hier niets aan toe te voegen.
Kunt u concreet antwoord geven op de vraag welke andere organisaties en/of personen inhoudelijk betrokken zijn bij het uitnodigingsbeleid voor COVID-19-vaccinatie? Waarom voldoet u niet aan het verzoek om een volledige lijst aan te leveren van organisaties en/of personen/functies die hierbij betrokken zijn? Kunt u een dergelijk overzicht alsnog geven? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2 van de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 19 september 2023. Ik heb hier niets aan toe te voegen.
Welke «betrokken partijen» bedoelt u in uw antwoord op vraag 3 en 4 van de eerdere vragen van het lid Van Haga? Kunt een volledig overzicht geven van al deze «betrokken partijen», met hun rollen en input concreet en afzonderlijk gespecificeerd? Zo nee, waarom niet?1
Zie het antwoord op vraag 1 van de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 19 september 2023.
Kunt u uitleggen waarom de «afzender», zoals bijvoorbeeld een zorginstelling, van een vaccinatie-uitnodiging verantwoordelijk wordt gehouden voor de inhoud ervan, terwijl er geen wettelijke, inhoudelijke richtlijnen en kaders zijn waaraan dergelijke uitnodigingen moeten voldoen? Hoe wordt de volledigheid en de validiteit van de informatie in zo’n uitnodiging dan gewaarborgd en getoetst? Hoe weten betreffende «afzenders» of zij wel altijd over de juiste, wetenschappelijke, meest recente, informatie beschikken waarop zij hun vaccinatie-uitnodigingen kunnen baseren?
Zorginstellingen kunnen gebruik maken van een format voor de uitnodigingsbrief welke door het RIVM is opgesteld, in samenwerking met de GGD GHOR Nederland en de koepels van zorginstellingen. Om een geïnformeerde keuze te maken is een visuele uitleg over de coronaprik als bijlage beschikbaar evenals een vereenvoudigde versie van de bijsluiter van het COVID-19-vaccin (»t Vaccin in het Kort).
Waarom is het niet noodzakelijk dat personen binnen een zorginstelling een Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)-registratie hebben om geïnformeerde toestemming van een cliënt, of zijn/haar wettelijk vertegenwoordiger voor een vaccinatie te verkrijgen? Betekent dit dus dat elke werknemer/persoon binnen een zorginstelling, ongeacht zijn/haar opleiding, functie, bevoegdheid etc., bevoegd is om deze toestemming te vragen en te verkrijgen en zo ja, worden dan ook geen eisen gesteld aan de (medische) kennis die deze personen hebben met betrekking tot de vaccinatie en de handeling van het zetten van de prik bij cliënten?
Om een geïnformeerde keuze te maken krijgen bewoners van instellingen bij de uitnodiging voor een coronaprik ook een visuele uitleg over de coronaprik. Eventuele vragen en twijfels kunnen besproken worden met de behandelend arts. Bewoners van instellingen of hun wettelijke vertegenwoordiger geven op basis van de verkregen informatie al dan niet toestemming tot het laten zetten van COVID-19-vaccinatie. Het geven van toestemming voor de vaccinatie kan mondeling plaatsvinden, maar dient schriftelijk te worden vastgelegd in het EPD/Cliëntendossier door een zorgverlener. Voor het registreren van deze toestemming in het EPD/Cliëntendossier is geen BIG-registratie nodig. Door de medische dienst of de GGD-medewerker wordt in het EPD gecontroleerd of er sprake is geweest van geïnformeerde toestemming. Dit is een specifieke rapportageverplichting.
Wat houdt de controle van de verkregen geïnformeerde toestemming door «de medische dienst of de GGD-medewerker die de vaccinaties zet» concreet in? Hoe wordt getoetst of de geïnformeerde toestemming wel echt is verkregen? Is een vermelding daarvan in het elektronisch patiëntendossier (EPD) het enige bewijs en controlemechanisme en hoe wordt dan geverifieerd of er daadwerkelijk een (individueel) informatiemoment is geweest waarbij de cliënt en/of zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger volledig op de hoogte is gesteld van alle informatie met betrekking tot de vaccinatie en de eventuele gevolgen daarvan? Waarom zijn er geen specifieke rapportageverplichtingen anders dan een aantekening in het EPD?
Zie antwoord vraag 5.
Als de informatie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport grotendeels leidend is bij de inhoud van de uitnodiging voor een COVID-19-vaccinatie, ook voor cliënten in zorginstellingen en/of hun wettelijke vertegenwoordigers, klopt het dan dat deze informatie, niet in de laatste plaats over de mogelijke bijwerkingen, overeenkomt met de informatie in de algemene uitnodiging voor COVID-19-vaccinatie die ook voor andere bevolkingsgroepen wordt verstrekt en waarover het lid Van Haga onlangs schriftelijke vragen heeft gesteld?2
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Zo ja, klopt het dan dus dat belangrijke informatie over mogelijke bijwerkingen in deze uitnodiging ontbreekt, terwijl deze, bijvoorbeeld, wel wordt vermeld door het Lareb? Zo ja, hebben de zorginstellingen, buiten de uitnodiging voor de COVID-19-vaccinatie, deze additionele informatie – en de andere informatie over mogelijke bijwerkingen waarover wereldwijd steeds meer bekend wordt – wel ontvangen en worden zij actief van de nieuwste wetenschappelijke bevindingen op de hoogte gebracht door het RIVM en/of het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid van Haga (Groep Van Haga) van 4 december jl. en het antwoord op vraag 4 van de huidige set schriftelijke Kamervragen.
Kunt u uitleggen waarom bovengenoemde informatie niet in de uitnodiging staat en/of aan de zorginstellingen wordt verstrekt, aangezien het hier gaat om kwetsbare mensen die vaak lijden aan (meerdere) gezondheidsproblemen en dus een risicogroep zijn voor eventuele bijwerkingen door/na coronavaccinatie? Is het niet van essentieel belang dat juist deze doelgroep en/of hun wettelijk vertegenwoordigers op de hoogte worden gesteld van dergelijke belangrijke medische informatie, zodat zij, in overleg met hun naasten en zorgverleners, een bewuste en volledig geïnformeerde keuze kunnen maken?
Ik verwijs naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid van Haga (Groep Van Haga) van 4 december jl. en het antwoord op vraag 4 van de huidige set schriftelijke Kamervragen.
Staat het zorginstellingen/zorgverleners/medewerkers van zorginstellingen vrij om hun cliënten en/of hun wettelijk vertegenwoordigers alle naar hun inzicht nodige en/of relevante informatie over coronavaccinatie en de eventuele bijwerkingen daarvan te verstrekken, of wordt hen actief door de overheid opgedragen om alleen de informatie die vanuit de overheid wordt verstrekt te gebruiken voor hun informatievoorziening?
Dit staat zorginstellingen vrij.
Wat gebeurt er met informatieverzoeken vanuit zorginstellingen bij het RIVM en/of het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over mogelijke bijwerkingen anders/meer dan waarover vanuit de overheid informatie wordt verstrekt? Wordt extra informatie verstrekt en/of worden de verzoekers doorverwezen naar andere bronnen en zo ja, welke?
Deze verzoeken worden beantwoord en als het verzoek hier aanleiding toe geeft worden personen doorverwezen naar de website van Bijwerkingencentrum Lareb.
Is het mogelijk dat in zorginstellingen helemaal geen individuele geïnformeerde toestemming wordt gevraagd aan cliënten en/of hun wettelijk vertegenwoordigers voor COVID-19-vaccinatie, maar dat alle cliënten slechts een aantekening daarvan in hun EPD krijgen en dus zonder expliciete instemming (kunnen) worden gevaccineerd? Zo nee, hoe kunt u garanderen dat dit niet gebeurt en kunt u dit aantonen?
Het verkrijgen van geïnformeerde toestemming vóóraf aan vaccinatie is een wettelijke verplichting op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Er zijn op dit moment van schrijven geen aanwijzingen dat er geen individuele toestemming wordt gevraagd.
Zijn alle medewerkers van zorginstellingen ervan op de hoogte dat er geïnformeerde toestemming moet zijn van hun cliënten en/of hun wettelijk vertegenwoordigers voordat zij een COVID-19-vaccinatie mogen ontvangen? Zo ja, zijn hier dan protocollen voor en hoe worden zorginstellingen gecontroleerd op het naleven van deze scholing aan hun medewerkers?
Informatie over het proces van vaccineren van bewoners in zorginstellingen met en zonder medische dienst is terug te vinden in de werkinstructies op de website van het RIVM. Inmiddels staan de nieuwe werkinstructies op de website van het RIVM voor de situatie in 2024.
Het betreft het proces van toestemming vragen tot aan registratie van de vaccinatie. Het uitvoeren van vaccinaties wordt gedaan door de medische dienst of een GGD-arts. Zij zijn op de hoogte van de noodzaak tot het verkrijgen van geïnformeerde toestemming en het controleren hierop.
Kunnen cliënten en/of hun wettelijk vertegenwoordigers melding doen wanneer zij van mening zijn dat er zonder (volledig) geïnformeerde toestemming is gevaccineerd? Zo ja, welke procedure geldt hiervoor, waar komen deze meldingen terecht en wat wordt daarmee gedaan?
Klachten over de gezondheidszorg kunnen worden ingediend bij een Regionaal Tuchtcollege van de Gezondheidszorg. Informatie over de procedure is terug te vinden op de website van de Tuchtcolleges.
Een mogelijk onrechtmatige werkwijze bij RIEC & LIEC. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het RIEC-project Bloedkoraal, bij de aanpak van recreatiepark Fort Oranje in Rijsbergen?
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is niet bekend met het door u aangeduide RIEC-project Bloedkoraal.
Naar aanleiding van de sluiting van recreatiepark Fort Oranje heeft mijn ministerie ter bevordering van de kennis- en ervaringsuitwisseling op landelijk niveau de gemeente Zundert gevraagd een juridische handreiking voor gemeenten op te stellen. In het kader van de uitvoering van de landelijke Actie-agenda vakantieparken 2018–2020 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarvoor bij decembercirculaire gemeentefonds 2018 een bijdrage ter beschikking gesteld van € 75.000. De handreiking ten behoeve van de handhaving op vakantieparken is eind 2019 beschikbaar gekomen. Daarnaast heeft mijn ministerie bij meicirculaire gemeentefonds 2019 een bijdrage van € 1,5 miljoen aan de gemeente Zundert verstrekt als tegemoetkoming in de juridische kosten voor de (landelijke) pilot met betrekking tot de sluiting en beheer- overname van recreatiepark Fort Oranje.
Waarom sleept de door Bloedkoraal georganiseerde sluiting en ontruiming van de camping zich inmiddels meer dan zes jaar voort? Is er uitzicht op een oplossing?
Het is aan de gemeente Zundert om in te gaan op de aanpak van recreatiepark Fort Oranje in Rijsbergen.
Kunt u reflecteren op de situatie waarbij de gemeente Zundert zich de 24 hectare grond probeert toe te eigenen door bij de eigenaren miljoenen in rekening te brengen voor de sloop? Waarom kan de gemeente zonder bevoegdheid onteigening van burgers proberen te bewerkstelligen?
Het is niet aan mij om vanuit de rijksoverheid te reflecteren op de aanpak van de gemeente Zundert met betrekking tot recreatiepark Fort Oranje. Het is aan de lokale overheid, de gemeente Zundert in dit geval, om op de aanpak in te gaan.
Bent u ervan op de hoogte dat de aanpak van Fort Oranje voorafgaand aan de ontruiming op 7 juni 2017 tijdens een samenkomst met de Rechtbank Zeeland-West-Brabant besproken is?
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is niet op de hoogte van de door u aangehaalde bijeenkomst.
Hoe verhoudt zich deze ontmoeting tot artikel 12 van de Wet rechterlijke organisatie, dat rechters verbiedt zich op enige wijze met (toekomstige) procespartijen in te laten en met het rechtstatelijke beginsel van machtenscheiding?
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is niet op de hoogte van de door u aangehaalde ontmoeting. Ik kan over uw vraag dan ook geen oordeel geven.
Waarom werd de bijeenkomst van Bloedkoraal, eind oktober 2016, waarna kort daarna de Steuerfahndung in Duitsland een strafrechtelijk belastingonderzoek begon, bijgewoond door een belastingambtenaar van de afdeling Externe Overheid Samenwerking (EOS)?
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is niet op de hoogte van de door u aangehaalde bijeenkomst en wie daar aanwezig zijn geweest.
Zijn er directe of indirecte contacten geweest met autoriteiten in Bremen over dit of andere onderzoeken tegen Jan Engel en Jeroen Pols? Zo ja, kunt u vertellen wat deze contacten hebben behelsd en alle communicatie hieromtrent openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is niet bekend met de door u aangeduide contacten met autoriteiten in Bremen.
De verlaagde GLB premies |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft uw ministerie in mei 2023 na de aanvraag Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)/het invullen van de Gecombineerde opgave een raming gemaakt van de benodigde budgetten? Was deze raming ook hoger dan de beschikbare budgetten indien dit is gebeurd? Zo niet, waarom niet?
De Gecombineerde Opgave is dit jaar verlengd: boeren konden tot en met 30 juni nog aanpassingen doorvoeren in hun aanmelding voor de rechtstreekse betalingen van het GLB1. Vervolgens heeft mijn ministerie samen met RVO, op basis van de gegevens uit de Gecombineerde opgave, berekeningen gemaakt over de uitputting van de budgetten. Hieruit is het beeld naar voren gekomen dat er meer hectares zijn opgegeven voor zowel de basisinkomenssteun als de ecoregeling, en dat meer boeren op basis van hun aanmelding in aanmerking zouden komen voor de goud-premie van de ecoregeling. Als er meer hectares worden aangevraagd, moet het beschikbare budget over meer hectares worden verdeeld. Dat zou tot lagere tarieven leiden. In mijn brief van 16 november2 heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd.
Wijken de definitieve aanvragen van 30 november 2023 (erg) af van de eerste aanvraag van mei 2023? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak en was dit onvoorzienbaar? Zo nee, waarom is er niet eerder over een korting gecommuniceerd?
De definitieve aanvragen, die tot en met 30 november konden worden ingediend, wijken niet zodanig af van de Gecombineerde opgave dat het tekort daarmee wezenlijk is teruggebracht. Het betekent dat boeren echt de stap hebben gezet om te werken aan de verduurzaming van de landbouw en dat veel boeren het ook hebben gepresteerd om te voldoen aan de voorwaarden voor de goud-premie in de ecoregeling. Ik ben trots op dit resultaat.
Dit is het eerste jaar dat we met de ecoregeling en met deze nieuwe procedure werken. In dit eerste uitvoeringsjaar van het nieuwe GLB was niet goed te voorzien in hoeverre de uiteindelijke aanvragen zouden afwijken van hetgeen bij de aanmelding was opgegeven. Boeren konden tot en met 30 november zowel hectares als activiteiten intrekken, maar geen nieuwe hectares of activiteiten meer toevoegen.
Waarom gaat u pas nu op zoek gaat naar aanvulling van de bedragen bij de Europese Unie (EU) en heeft u dit niet eerder gedaan?
Zodra duidelijk werd dat dit probleem zich kon voordoen, heb ik de verschillende mogelijkheden geïnventariseerd hoe hiermee om te gaan. Mijn ministerie heeft daarvoor onder andere gesprekken gevoerd met de Europese Commissie.
Hoe draagt de verlaging van de GLB bij aan het verdienmodel van de Nederlandse boer en wat is het effect van de verlaging op het verdienvermogen van een gemiddeld agrarisch gezinsbedrijf?
De bekendmaking van de voorlopige tarieven voor de basisinkomenssteun en de aanvullende herverdelende inkomenssteun hebben helaas tot de nodige onrust geleid. Ik betreur dat. Voor boeren zijn de subsidies van het GLB een onderdeel van het inkomen. Ik benadruk dat het gaat om voorlopige tarieven om alvast een gedeeltelijke uitbetaling van de basispremie in december van dit jaar mogelijk maken. Het definitieve beeld moet nog bepaald worden daarna kan pas gekeken worden wat het effect gaat zijn op het verdienvermogen. In de meeste gevallen volgt dus nog een nabetaling. Zoals aangegeven in mijn brief van 16 november3 en in het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad van 7 december zoek ik, zonder garanties te kunnen geven, voor de ecoregeling naar mogelijkheden om de boeren volledig voor de geleverde maatschappelijke diensten te belonen.
Had de verlaging naar uw mening voorkomen moeten worden?
Inschattingen van de deelnamebereidheid aan de ecoregeling vooraf gaven geen indicatie van deze hoge inschrijvingen. Het feit dat er meer hectares zijn aangevraagd, maakt dat het beschikbare budget over meer hectares verdeeld moet worden. Dat leidt tot lagere tarieven. Zoals ik in mijn brief van 16 november4 aan uw Kamer heb gemeld, is het nog niet mogelijk om definitieve tarieven vast te stellen omdat er nog te veel onzekerheid bestaat over de definitieve getallen.
Is er zicht op verhoging van de GLB-bedragen buiten de reeds aangekondigde verhogingen op uw eerdere verlaging?
De voorlopige tarieven zijn lager dan de later vast te stellen definitieve tarieven. In de meeste gevallen volgt dus nog een nabetaling. Zodra ik de definitieve gegevens heb, kan ik de definitieve tarieven vaststellen. In het Nationaal Strategisch Plan van het GLB is afgesproken dat we in 2023 minimaal 207 euro per hectare betalen aan basisinkomenssteun. Daarnaast zet ik voor de ecoregeling in op het maximaal belonen van de investeringen die boeren hebben gedaan om te werken aan de verduurzaming van de landbouw.
Wanneer komt er hierover duidelijkheid en had dit niet vooraf gemoeten?
Het definitieve beeld moet nog bepaald worden. In het voorjaar van 2024 stel ik de definitieve tarieven vast. Het feit dat er meer hectares zijn aangevraagd, maakt dat het beschikbare budget over meer hectares verdeeld moet worden. Dat leidt tot lagere tarieven. Ik zoek, zonder garanties te kunnen geven, voor de ecoregeling naar mogelijkheden om de boeren volledig voor de geleverde maatschappelijke diensten te belonen (zie ook mijn brief van 16 november5.
Hoe verhoudt zich de verlaging van de GLB-bedragen ten opzichte van artikel 20 van de Grondwet met betrekking tot bestaanszekerheid?
De verlaging van de tarieven is een vervelende boodschap voor alle boeren, vooral die boeren die willen verduurzamen. Boeren hebben investeringen gedaan om te werken aan verduurzaming van de landbouw. De subsidies van het GLB, en de ecoregeling in het bijzonder, zijn er juist voor bedoeld om bij te dragen aan de transitie naar een duurzamere landbouw. Hierbij is er geen directe relatie met artikel 20 van de Grondwet. Dat grondwetsartikel ziet op bestaanszekerheid in relatie tot door de overheid te verstrekken bijstand om ieder een sociaal minimum te verzekeren.
Lobby-activiteiten van de farmaceutische industrie in het Europees en Nederlands parlement |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Kunt u verklaren of vanuit de Nederlandse overheid contact is geweest met vaccinproducenten Astra Zeneca en/of Janssen, teneinde (een) wetswijziging(en) door te voeren die de toegang van de producten van deze producenten op de Europese en Nederlandse markt zouden vergemakkelijken? Zo ja, kunt u al deze communicatie tussen de Rijksoverheid en vaccinproducenten hieromtrent openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Daarvan is mij niets bekend.
Zou nee, kunt u dan verklaren waarom het lid Veldman in de periode 2019–2020 meerdere moties en voorstellen indiende die de voorwaarden voor DNA-technieken en de toelating van mRNA en vectorcoronavaccins tot de Europese markt zouden versoepelen? Op basis van welke kennis en expertise kon dit lid dit doen en weet u of er voor deze moties en voorstellen contact is geweest met / input is gevraagd aan / gegeven door derden, zoals farmaceutische partijen? Kan de communicatie hieromtrent openbaar gemaakt worden? Zo nee, waarom niet?
Kamerleden gaan over hun eigen inbreng. Ik kan geen inzicht bieden in de beweegredenen en contacten van Kamerleden.
Klopt het dat er op 13 juni 2020 door een kopgroep landen, te weten Nederland, Frankrijk, Italië en Duitsland, een deal werd afgesloten met AstraZeneca, dat een vaccin tegen Covid-19 ontwikkelde gebaseerd op een Adeno-vector, dat zowel genetisch gemodificeerd, als gentherapie is?
De landen van de Inclusive Vaccine Alliance (IVA) hebben op 12 juni 2020 een deal gesloten met AstraZeneca voor de levering van COVID-19-vaccins. Het vaccin van AstraZeneca bevat een genetisch gemodificeerd adenovirus. Het gaat hier niet om een vorm van gentherapie.
Klopt het dat er op 17 juni 2020 een verordening werd voorgesteld waarmee op Europees niveau de veiligheidseisen werden versoepeld, waarmee genetisch gemodificeerde organismen mochten worden gebruikt voor klinisch onderzoek en het gebruik van deze middelen na het onderzoek?
Over de desbetreffende ontwerpverordening heeft de toenmalige Minister van Infrastructuur en Waterstaat uw Kamer op 1 juli 20201 geïnformeerd. Het voorstel zag uitsluitend op de versoepeling van regels voor klinische studies naar, en de levering en het gebruik van geneesmiddelen met genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) ten behoeve van de behandeling of preventie van COVID-19, en niet op de versoepeling van de eisen voor marktautorisatie.
Klopt het dat op 17 juni 2020 een communiqué werd uitgevaardigd met de titel «EU strategy for COVID-19 vaccines», waarbij de deal van 13 juni 2020 van de eerder genoemde vier landen werd overgenomen?
Ja.
Kunt u bevestigen dat door nationaal (Janssen) en Europees (Janssen, Astra, Pfizer, Moderna) de wet aan te passen, de investeringen die werden gedaan in de vaccindeal van 13 juni 2020 «veilig» werden gesteld, door de kans van het verkrijgen van een vergunning aanmerkelijk te verhogen en te versnellen? Zo nee, waarom niet?
Om te zorgen dat klinische studies met geneesmiddelen en vaccins bedoeld om COVID-19 te bestrijden snel van start konden gaan, zijn tijdelijke wijzigingen aangebracht in de ggo-regelgeving: op nationaal niveau door verkorting van de procedure voor ggo-vergunningen middels een tijdelijke regeling2, en vervolgens op Europees niveau door buitenwerkingstelling van delen van de ggo-regelgeving middels Verordening 2020/1043. Deze verordening stelt producenten vrij van de aanvraag van een ggo-vergunning en de uitvoering van een milieurisicobeoordeling voor klinisch onderzoek ten behoeve van de bestrijding van COVID-19. Deze vereisten zijn wel blijven gelden voor de markttoelatingsprocedure en voor de productie van het medicinale product. De kans op het verkrijgen van een (voorwaardelijke) handelsvergunning is dus niet vergroot.
Klopt het dat de heer Canfin (Liste Renaissance) een leidende rol had in het veranderen van de voorwaarden voor de COVID-19-vaccinaties na de voorwaardelijke markt-autorisatie voor de vector en mRNA-injecties en dat deze veranderingen lijken te zijn ingegeven door een rechtszaak in Nederland? Is er contact geweest met Canfin over de betreffende injecties vanuit de Rijksoverheid, of via vertegenwoordigers van de overheid, zoals bijvoorbeeld de Landsadvocaat of consultancy bureau’s? Zo ja, wat heeft dat contact behelsd en tussen wie heeft dat contact plaatsgevonden?
Er is vanuit de Nederlandse overheid geen contact geweest over Verordening 2020/1043 met de heer Canfin.
Is vanuit de Nederlandse overheid contact geweest met de heer Canfin, in de periode 2019–2021? Zo ja, kan al deze communicatie worden geopenbaard? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Is er contact geweest vanuit een van de eerder genoemde farmaceuten, of hun vertegenwoordigers, het lid Veldman, in de periode 2019–2021? Zo ja, kan al deze communicatie worden geopenbaard? Zo nee, waarom niet?
Voor wat betreft contacten over een eventuele wetswijziging verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1. Voor wat betreft contacten van het lid Veldman verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Is er contact geweest vanuit de overheid met de genoemde farmaceutische bedrijven over wetgeving en voorwaarden voor markt-autorisatie? Is er gesproken over risico’s van de klinische proeven? Is gesproken over gentherapie? Is er gesproken over genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)? Kunt u al deze communicatie openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoorden op vragen 1, 4 en 6.
Hoe reflecteert u op de (schijn van) invloed op democratische (nationale) (wetgevings) processen door farmaceutische bedrijven? Indien u van mening bent dat deze invloed er niet was, kunt u dan uitleggen waarom dat volgens u niet het geval was?
De tijdelijke wijziging van de ggo-regelgeving dient een publiek belang. Eventuele belangen van farmaceutische bedrijven waren hierbij niet leidend.
Beïnvloeding van en door de overheid op social media mbt de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023 |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Is er contact geweest tussen overheidsorganen en sociale media platforms voorafgaand aan en tijdens de campagneperiode voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023? Zo ja, met welke platforms is er contact geweest door wie en/of welk departement van de Rijksoverheid en wat heeft dit contact behelst? Betrof dit contact (ook) specifiek de verkiezingen van 22 november zo ja, op welke manier?
Het Ministerie van BZK heeft voorafgaand aan de verkiezingen op ambtelijk niveau gesproken met vertegenwoordigers van Google, Meta, Microsoft, Snapchat, TikTok en X. Het doel van deze gesprekken was om te begrijpen hoe de platformen de risico’s van hun systemen rondom de verkiezingen beoordelen en om inzicht te krijgen in de mitigerende maatregelen die de platformen nemen en de effectiviteit daarvan. Tijdens deze gesprekken is bijvoorbeeld het beleid van platformen besproken, zoals vastgelegd in de eigen gebruikersvoorwaarden, om des- en misinformatie rondom de verkiezingen tegen te gaan.
Ook is er in het kader van de opkomstbevorderende campagne «Elke Stem Telt» van het Ministerie van BZK op Google, Meta en Snapchat geadverteerd met als doel kiesgerechtigden te attenderen op de verkiezing en hen te motiveren om te gaan stemmen. Over het effect van de campagne wordt gerapporteerd in de evaluatie van de Tweede Kamer verkiezing. Daarnaast hebben Google, Meta en Snapchat op eigen initiatief op hun platformen de verkiezingen gepromoot. Dit hebben zij ter kennisgeving voorafgaand aan de verkiezingen bij het Ministerie van BZK gemeld. Het initiatief hiervoor kwam van de platformen.
In de ochtend van 15 november heeft het Ministerie van BZK telefonisch contact opgenomen met een vertegenwoordiger van Meta. Reden hiervoor was de melding die gebruikers van Facebook kregen waarin stond «vandaag zijn de verkiezingen». Daarmee was het sociale medium een week te vroeg. Twee uur na dit telefonisch contact was het bericht op Facebook aangepast.
Op 22 november heeft het Ministerie van BZK éénmaal gebruik gemaakt van een «trusted flagger status». Dit betrof een melding bij X, gedaan via het Urgent Escalation Channel, over een bericht waarin werd opgeroepen tot het inkleuren van twee vakjes op het stembiljet. Dit leidt tot een ongeldige stem. Een rapportage over deze melding en een afschrift van de melding zelf en de reactie van X zal volgens staand protocol worden meegezonden met de evaluatie van de Tweede Kamer verkiezing. Deze wordt dit voorjaar aan uw Kamer verzonden.
Zijn er afspraken gemaakt met deze social media platforms over aan de verkiezingen gerelateerde content, de personen van wie deze content afkomstig was en de inhoud van deze content? Zo ja, welke afspraken zijn hierover gemaakt, door wie en op basis van welke overwegingen? Kunt u deze afspraken gespecificeerd inzichtelijk maken?
Nee, dergelijke afspraken zijn niet gemaakt.
Is er door de overheid met social media platforms gesproken over het beperken van het bereik van bepaalde accounts/personen? Zo ja, wat is hierover besproken, om welke personen/accounts is dit exact gegaan, op basis van welke overwegingen?
Nee, daar is niet over gesproken.
Is er aan de verkiezingen van 22 november gerelateerde informatie/content onderdrukt door social media platforms en zo ja, is dit in overleg/op aandringen/advies van de overheid gebeurd en op basis van welke overwegingen en rechtvaardiging?
Waar het gaat over content van platformen zelf, heeft het Ministerie van BZK één keer contact opgenomen met een platform en wel op 15 november met Meta en geadviseerd de melding die gebruikers van Facebook kregen waarin stond «vandaag zijn de verkiezingen», aan te passen. Dit omdat het van belang is dat burgers juist geïnformeerd worden over de correcte datum van de verkiezingen, ook door platformen.
Waar het gaat om content van gebruikers van platformen, kan het Ministerie van BZK via haar trusted flagger status een melding doen van mogelijke des- of misinformatie over het verkiezingsproces. De bedrijven waarbij een melding wordt gedaan maken vervolgens een eigen onafhankelijke afweging of er sprake is van een overtreding van hun gebruikersvoorwaarden en bepalen op basis daarvan of verwijdering, labelen of een andere actie noodzakelijk is. Over de inzet van de trusted flager status is uw Kamer eerder geïnformeerd.1
Is er op social media platforms gebruik gemaakt van specifieke algoritmen om aan de verkiezingen van 22 november 2023 gerelateerde content niet/minder/wel/vaker te laten zien?
Waar het gaat om de advertenties voor de opkomstbevorderende campagne heeft het Ministerie van BZK bij de inkoop ingezet op advertenties voor de volgende doelgroepen:
Het Ministerie van BZK heeft geen inzicht in de algoritmen die platformen gebruiken om deze doelgroepen te bereiken en geen zicht op algoritmen die door platformen al dan niet worden ingezet om content gerelateerd aan de verkiezing niet/minder/wel/vaker te laten zien. Over het effect van de campagne wordt gerapporteerd in de evaluatie van de Tweede Kamer verkiezing.
Hadden ambtenaren via portals toegang tot sociale media escalatie-channels of andere methodes en kanalen? Zo ja, kunt u uiteenzetten welke methodes en kanalen dat waren en wat de reden was dat ambtenaren hierop actief waren?
Ja. Zoals eerder gecommuniceerd aan uw Kamer heeft het Ministerie van BZK de status van «trusted flagger» bij Meta, Google, TikTok en Snapchat. Voor X wordt sinds deze verkiezingen gebruik gemaakt van een Urgent Escalation Channel. Het Ministerie van BZK hanteert voor dit kanaal dezelfde standaard werkwijze als bij vergelijkbare trusted flagger statussen bij andere sociale media platformen. Voor informatie over de werkwijze, de verschillende kanalen en de redenen dat ambtenaren hierop actief zijn verwijs ik u graag naar de antwoorden op eerdere Kamervragen en de Kamerbrieven die ik hierover aan de Kamer heb verzonden.2
Is dergelijke inmenging van de overheid en het beïnvloeden van de berichtgeving op social media volgens u te verenigen met het uitgangspunt van eerlijke verkiezingen? Zo ja, kunt u dit uitgebreid uitleggen?
Er vindt geen beïnvloeding of inmenging door de overheid plaats. Het Ministerie van BZK zet de trusted flagger status zeer terughoudend in, en alleen wanneer er een risico bestaat voor de organisatie, uitvoering en integriteit van het verkiezingsproces. Het ministerie kijkt niet naar, en doet geen uitspraken over, andere onderwerpen gerelateerd aan de verkiezingen. De bedrijven waarbij het ministerie een melding doet over mogelijke des- of misinformatie over het verkiezingsproces maken vervolgens hun eigen onafhankelijke afweging of er sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden en bepalen op basis daarvan of verwijdering, labelen of een andere actie gerechtvaardigd is.
Op welke manier waren de verkiezingen van 22 november een onderdeel van de werkbezoeken van de Staatssecretaris aan het Caribisch gebied? Kunt u vertellen welke afspraken met welke personen er tijdens die werkbezoeken hebben plaatsgevonden die te maken hadden en/of op enige manier gerelateerd waren aan de verkiezingen van 22 november en wat deze afspraken hebben behelsd?
Het onderwerp verkiezingen stond bij de bezoeken dit najaar niet op de agenda.
Het rapport 'Nitrogen deposition around dairy farms: spatial and temporal patterns' |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het rapport «Nitrogen deposition around dairy farms: spatial and temporal patterns», waaruit bleek dat ongeveer 90 procent van de uitgestoten stikstof in hogere luchtlagen van de atmosfeer terecht komt en elders neerslaat?1
Ja.
Zo ja, kunt u dan toelichten, in het kader van de wetenschappelijke conclusies in dat rapport, hoe u, met het aanwijzen van Derogatievrije Zones rondom Natura 2000-gebieden, invulling geeft aan het doel van een bufferzone rondom Natura 2000-gebieden, het beschermen tegen een teveel aan stikstofdepositie?
In de Kamerbrief over de implementatie van de derogatiebeschikking (Kamerstuk 33 037, nr. 521) heb ik toegelicht op welke wijze ik ben gekomen tot het aanwijzen van derogatievrije zones rondom Natura 2000-gebieden. Ik heb aan Wageningen Environmental Research (WEnR) advies gevraagd wat op basis van de beschikbare wetenschappelijke kennis en onderzoeken een realistische breedte is voor een derogatievrije zone rond een Natura 2000-gebied waarin de kritische depositiewaarde (KDW) wordt overschreden. Dit advies van WEnR is toegevoegd in de bijlage bij de Kamerbrief. In het advies wordt bij de geraadpleegde referenties het door u aangehaalde wetenschappelijke rapport genoemd en is dus gebruikt om tot het advies te komen («Nitrogen deposition around dairy farms: spatial and temporal patterns. Ecosystem and Landscape Dynamics, Institute of Biodiversity and Ecosystem Dynamics, University of Amsterdam»).
Kunt u uitleggen dat als zowel de bron als de hoeveelheid van de depositie onbekend is en derhalve ook de effectiviteit van deze opgelegde beperking aan individuele boeren, hoe u de instelling van deze derogatievrije zones rechtvaardigt?
De invoering van de derogatievrije zones volgt direct uit de derogatiebeschikking is noodzakelijk om te voldoen aan de voorwaarden vanuit de derogatiebeschikking.
In het bovengenoemde advies van WEnR is op basis van beschikbare kennis en onderzoek beoordeeld wat een realistische afstand van een Natura 2000-gebied is waarbij kan worden vastgesteld dat een verminderde uitstoot van stikstof door veldemissies vanaf een bron effect heeft op de depositie in het naburige Natura 2000-gebied. Dit draagt bij aan de opgave die er ligt om de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden te verminderen.
Uit het door u aangehaalde wettenschappelijke rapport blijkt overigens niet dat de hoeveelheid stikstofdepositie in een natuurgebied op grotere afstand onbekend is of dat die depositie niet te relateren is aan een bron. In de Kamerbrief van de Minister voor Natuur en Stikstof van 29 september 20232 wordt specifiek ingegaan op dit onderwerp.
Bent u bekend met de resultaten van het rapport «Significant contributions of combustion-related sources to ammonia emissions» gepuliceerd op 22 december 2022 op Nature Communications, waar melding wordt gemaakt van een ontwikkelde isotopenmethode waardoor de bron van stikstofdepositie kan worden vastgesteld?2
Ja.
Bent u bereid deze isotopenmethode toe te laten passen zodat onomstotelijk de bron van de stikstofdepositie, humaan, dierlijk, of afkomstig van verbrandingsprocessen, wordt vastgesteld? Zo ja, bent u dan bereid de instelling van derogatievrije zones uit te stellen tot onomstotelijk vaststaat dat de (bemesting door de) grondeigenaar de oorzaak is van het niet halen van de kritische depositiewaarden (KDW’s)? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2. Op 5 december 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanwijzing van de derogatievrije zones rondom Natura 2000-gebieden. Ik zie op dit moment geen aanleiding om dit aan te passen, bijvoorbeeld met de isotopenmethode. Wel blijf ik met interesse de wetenschappelijke ontwikkelingen volgen. Nieuwe inzichten worden waar mogelijk en relevant meegenomen in toekomstige beslissingen.
Deelt u de mening dat er aan de grondeigenaren een disproportionele last wordt opgelegd nu niet is vast te stellen wie de bron is van de stikstofdepositie in de door u ingestelde mestvrije zones?
Nee, deze mening deel ik niet. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3 is met de huidige methodiek goed vast te stellen wat de herkomst is van de stikstofdepositie in de natuur.
Waarom baseert u opnieuw zijn maatregelen op het model-AERIUS, nu onomstotelijk vast is komen te staan dat AERIUS niet voldoet voor de vaststelling van stikstofdepositie van individuele bronnen?
Deze conclusie deel ik niet. AERIUS is het best beschikbare instrument en gaat uit van actuele wetenschappelijke kennis en inzichten.
Gaat u de gedupeerde grondeigenaren/pachters compenseren voor de schade die ontstaat door zijn mestbeperkingen die een wetenschappelijke grond missen?
Voor derogatiebedrijven bestaat de mogelijkheid gebruik te maken van de Subsidieregeling Behoud grasland. Bedrijven in de derogatievrije zones die niet meer gebruik kunnen maken van derogatie, komen in aanmerking voor een hogere vergoeding, omdat de hoogte van de subsidie afhankelijk is van de vermindering van de hoeveelheid plaatsingsruimte.
Waarom verwerkt u de nieuwste (ge-peerreviewde) wetenschappelijke methodes/rapporten en uitkomsten niet in uw beleid?
Zie het antwoord op vraag 2. Het door u genoemde onderzoek is gebruikt bij de advisering over het aanwijzen van derogatievrije zones rondom Natura 2000-gebieden.
Waarom voert u deze bemestingsbeperkingen in «bufferzones» in, terwijl u daarmee overduidelijk de wetenschap negeert? Hoe rechtvaardigt u deze onwetenschappelijk en niet-onderbouwde keuzes?
Voor de aanwijzing van derogatievrije zones is gebruik gemaakt van de beschikbare wetenschappelijke kennis en onderzoeken.
Hoe kan het dat de nutriënten verontreinigde (NV)-gebieden in de noordelijke kleischil zijn aangewezen, terwijl de natuurlijke achtergrondwaarden in de bodem al hoger zijn dan de normwaarden?
Voor de aanwijzing van verontreinigde KRW-oppervlaktewaterlichamen wordt gekeken naar de oordelen van de waterschappen over de kwaliteit van het water voor onder andere totaal fosfor (P) en totaal stikstof (N) op basis van de zomergemiddelden waarden conform de protocollen die hiervoor zijn voorgeschreven in het kader van de KRW-systematiek. De gebruikte normen zijn afgeleid door de waterschappen en vastgesteld door de provincies. Als nutriënten in de achtergrondbelasting een natuurlijke oorzaak hebben, dan is er voor de waterschappen (en provincies) ruimte om dat te verwerken in hun doelen voor waterkwaliteit in de stroomgebiedbeheerplannen.
Waarom zijn NV-gebieden aangewezen op basis van 13 jaar oude data?
In de Kamerbrieven van 20 december 2023 (Kamerstuk 33 037, nr. 525) en van 22 december 2023 (Kamerstuk 33 037, nr. 526) heb ik toegelicht welke data ik heb gebruikt voor de aanwijzing van de NV-gebieden voor 2024 en 2025 en de reden waarom ik de betreffende data heb gebruikt.
Kunt u aangeven hoeveel er in de afgelopen 13 jaar is bemest op Vlieland?
Ik kan niet aangeven hoeveel er in de afgelopen jaren is bemest op Vlieland. Op Vlieland zijn in ieder geval geen agrarische bedrijven actief.
Kunt u ook aangeven hoe het kan dat er, terwijl er niet op Vlieland wordt bemest, daar toch sprake van een NV-gebied kan zijn?
Vlieland is niet aangewezen als NV-gebied.
Klopt het dat Nederland mag afwijken van een Europese Unie (EU)-richtlijn, indien de sociaal economische impact op het gebied en haar inwoners buitenproportioneel is?
Soms laat een richtlijn expliciet ruimte voor het meewegen van sociaaleconomische omstandigheden bij de op grond van de richtlijn te nemen maatregelen. Er bestaat echter geen ruimte om op basis van sociaaleconomische omstandigheden af te wijken van de Nitraatrichtlijn of derogatiebeschikking die gebaseerd is op de Nitraatrichtlijn. Wel zullen lidstaten bij de keuze van maatregelen in een op te stellen actieprogramma ter uitvoering van de Nitraatrichtlijn de sociaaleconomische impact van maatregelen meewegen.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Alle vragen zijn afzonderlijk beantwoord.
De wenselijkheid van politieke peilingen vlak voor verkiezingen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hoe reflecteert u op de invloed die de verschillende politieke peilingen in de aanloop naar de verkiezingen van 22 november 2023 op de betreffende verkiezingen hebben gehad? Kunt u een tijdlijn en een impactanalyse geven met betrekking tot de invloed van de peilingen op de afgelopen verkiezingen, de maatschappelijk en politieke dynamiek in de samenleving en de daarbij behorende uiteenzetting van de gevolgtrekkingen die daaruit kunnen voortvloeien?
Het staat peilbureaus vrij om peilingen uit te voeren in de aanloop naar een verkiezing en media staat het vrij om daarover te berichten. In Nederland kennen we geen wettelijke regulering van peilingen of berichtgeving daarover. Er is bij het kabinet geen onderzoek bekend naar de invloed van peilingen op de recente Tweede Kamerverkiezing van 22 november 2023.
De impactanalyse en tijdlijn die worden gevraagd zijn met de beschikbare gegevens niet te geven door het kabinet.
Welke invloed denkt u dat de plotselinge stijging van zetels voor de PVV in de peilingen heeft gehad op de publieke beeldvorming en het stemgedrag van de kiezers in Nederland in de laatste dagen voor de verkiezingen? Erkent u dat politieke peilingen en plotselinge verschuivingen in de peildata kiezers ertoe kunnen bewegen om hun stemkeuze aan te passen en/of «strategisch» te stemmen op de partij waarvan de peilingen aangeven dat die de grootste zal worden?
Er wordt zowel in Nederland als internationaal wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de relatie tussen peilingen en stemgedrag. Uit dat onderzoek zijn er een aantal effecten waar te nemen. In de eerste plaats het bandwagon effect. Dat houdt in dat kiezers vaker op een partij stemmen die in peilingen op winst staat. Door dit effect kunnen peilingen zichzelf bevestigen. Het bandwagon effect is lastig te meten, maar volgens een experimenteel onderzoek uit 2013 kwamen onderzoekers uit op een verschil van 2 tot 3 zetels bij een partij op basis van het bandwagon effect.1 Het is echter moeilijk te bepalen of er een effect is geweest bij de afgelopen verkiezing en zo ja hoe groot het effect is geweest. Daarnaast identificeert de literatuur ook het horse race effect. Daarbij stemmen kiezers strategisch op wie de grootste partij kan worden om zo samenstelling van coalitie en keuze Minister-President te beïnvloeden. Het strategisch stemmen dat voortkomt uit het horse race effect is aanzienlijk groter. Zo bleek uit de Ipsos exit poll dat 17% van de deelnemers aan de Tweede Kamerverkiezingen 2023 strategisch hadden gestemd.2 Het is echter niet te bepalen of dit specifiek door peilingen komt, of andere factoren meespelen. In de literatuur is wel ook aandacht voor het mogelijk positieve belang van peilingen als kennisinstrument voor kiezers om zich te informeren bij de oriëntatie van hun keuze. Peilingen maken daarmee onderdeel uit van het landschap van nieuwsgaring en nieuwsverstrekking voor kiezers. De verantwoordelijkheid hiervoor berust bij de media zelf en is geen taak van de overheid. Het is aan de kiezer zelf om te bepalen op welke wijze en op basis van welke informatiebronnen zij tot hun keuze komen.
Deelt u de mening dat politieke peilingen grote invloed uitoefenen op de maatschappelijke beeldvorming en daarmee samenhangend met het stemgedrag van kiezers, het zogenaamde «bandwagon-effect», omdat zij zich laten leiden door het beeld dat in de politieke peilingen wordt geschetst, maar dat dat beeld niet noodzakelijkerwijs representatief is voor het echte politieke speelveld in de maatschappij en bovendien vaak ook niet onafhankelijk en op ondoorzichtige wijze tot stand komt?
De Rijksoverheid heeft geen zicht op de wijze waarop peilingen tot stand komen aangezien dat een aangelegenheid van de peilbureaus zelf is. Het is de rol van de media, en niet van de overheid, om te wegen of de peilingen methodologisch juist zijn. Echter moet er op vertrouwd worden dat de peilbureaus en de media op een zorgvuldige wijze omgaan met het maken van en berichten over peilingen.
Zo ja, is het dan wat u betreft wenselijk dat er vlak voor verkiezingen nog politieke peilingen worden gehouden, aangezien dit de onafhankelijkheid van het stemgedrag en daarmee de vrije keuze van de kiezer in gevaar brengt? En is het überhaupt wenselijk dat er in tijden van verkiezingen politieke peilingen worden gehouden, die onvermijdelijk leiden tot beïnvloeding van de bevolking?
Er zijn geen voornemens om peilingen te reguleren. Het kabinet heeft er vertrouwen in dat kiezers zelf in staat zijn om een afweging te maken over waar ze op gaan stemmen. Daarbij kunnen zij zich op meerdere manier laten informeren. Bijvoorbeeld door middel van het kijken van debatten, het lezen van verkiezingsprogramma’s of het bekijken van peilingen.
Worden de peilmethodes en de uitslagen van de politieke peilingen op enigerlei wijze aan een bepaalde vorm van toetsing en controle onderworpen, om te bepalen hoe accuraat de methodieken en de uitslag van deze peilingen zijn en indien dat niet het geval is, hoe kunnen kiezers dan beoordelen of zij zich terecht of onterecht hebben laten beïnvloeden en/of adviseren?
De Rijksoverheid heeft geen taak bij het beoordelen of toetsen van politieke peilingen. Het is aan de peilbureaus zelf om te komen tot een methodiek. Dat past ook bij de vrijheid van pers zoals we die in Nederland kennen. Kiezers kunnen zich bij het uitbrengen van de hun stem baseren op veel verschillende kanalen. Bijvoorbeeld debatten, het lezen van verkiezingsprogramma’s en het bekijken van peilingen. Het vervolgens aan de kiezer zelf om een keuze te maken om de partij te kiezen die het dichtst bij de eigen ideeën staat.
Bent u zich ervan bewust dat het in verschillende Europese landen, waaronder Luxemburg, Frankrijk, Italië en Cyprus verboden is om vlak voor verkiezingen nog peilingen te doen, teneinde ervoor te zorgen dat kiezers een echt onafhankelijke keuze kunnen maken? Waarom is dit in Nederland niet het geval en zou een dergelijke maatregel in ons land niet ook moeten worden ingevoerd? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is ervan op de hoogte dat er landen zijn die anders omgaan met politieke peilingen. Tegelijkertijd zijn er natuurlijk ook landen die net als Nederland geen beperkingen aan peilingen stellen. Het kabinet heeft geen voornemens een dergelijke maatregel in te voeren. Het is aan de peilbureaus om de afweging te maken om peilingen uit te voeren en deze te publiceren. Het is vervolgens aan de media om te beoordelen of ze hierover berichten. Daarnaast kan de kiezer uiteraard zelf de afweging maken of hij zijn stem (mede) baseert op deze peilingen.
Is er data en/of zijn er analyses beschikbaar over de invloed van politieke peilingen op verkiezingsuitslagen, van de afgelopen tien jaar? Zo ja, welke trends zijn er zichtbaar en welke conclusies kunnen daaruit worden getrokken?
Er wordt zowel in Nederland als internationaal wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de relatie tussen peilingen en stemgedrag. In de literatuur is aandacht voor: de aard, omvang en mogelijke gevolgen van veronderstelde effecten. De veel gesignaleerde trends heb ik beschreven in het antwoord op vraag 2. Uit het wetenschappelijk onderzoek komt geen eenduidig positief of negatief beeld naar voren. Ook omdat het in de praktijk nauwelijks mogelijk is om de invloed van peilingen te isoleren van persoonlijke kenmerken en het gebruik van andere informatiebronnen waarmee de kiezer uiteindelijk tot zijn of haar autonome keuze komt.
Op welke manier zijn de politieke peilingen de afgelopen tien jaar veranderd en wat is daarvan de invloed geweest op verkiezingen en de uitslagen daarvan?
Er is bij het kabinet geen onderzoek bekend naar de veranderingen in en invloed op de verkiezingsuitslag van politieke peilingen in de laatste tien jaar. Daarnaast heeft het Ministerie van BZK ook geen analyse gedaan van de politieke peilingen en de effecten daarvan in afgelopen tien jaar. Derhalve kan hier geen analyse van worden gegeven.
Is bekend welke politieke peiling het meeste invloed heeft gehad op de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023 en wat hiervan de oorzaak was? Zo nee, gaat u dit in kaart brengen?
Er is bij het kabinet geen analyse bekend over de invloed van specifieke peilingen of peilingen in het algemeen bij de Tweede Kamerverkiezing op 22 november 2023. De regering ziet ook geen aanleiding om hier nader onderzoek naar te verrichten. Dat is er in gelegen dat er geen voornemens zijn om peilingen te reguleren.
Is van alle peilbureaus bekend of en welke connecties er zijn met politieke partijen en/of organisaties gelieerd aan en/of betrokken bij de politiek en op welke manier die invloed uitoefenen op de peilingen van specifieke verkiezingen?
Zoals geantwoord op eerdere vragen van het lid Van Haga, ingezonden op 23 oktober 2023, met kenmerk 2023Z18066, is de peiling van Ipsos/EenVandaag van publieke omroep AVROTROS de enige peiling die vanuit de Rijksoverheid bekostigd wordt. De Rijksoverheid oefent geen enkele invloed op uit op de peilingen van Ipsos/EenVandaag, in bredere zin op de programma’s van de publieke omroep of op andere peilingen.
Hoe reflecteert u op de impact van politieke peilingen vlak voor verkiezingen op het gelijke speelveld voor grote en kleine politieke partijen? Erkent u dat kleine en/of nieuwe partijen makkelijk benadeeld raken door peilingen vlak voor de verkiezingen, omdat deze veel kiezers richting grotere/bekende partijen met een hoog voorspeld aantal zetels zullen doen bewegen?
Er is naar mening van het kabinet een gelijk speelveld voor alle partijen. Het staat media vrij te berichten over de verkiezingen en de standpunten van de verschillende partijen. Het is te zien dat bepaalde partijen meer aandacht krijgen in het publieke debat in aanloop naar een verkiezing. Echter betekent dat niet dat andere grote of kleinere partijen geen gelijk speelveld meer hebben. Er zijn verschillende manieren om als politieke partij kiezers te informeren over de standpunten van een partij, bijvoorbeeld ook via social media of flyeren in het land.
Erkent u dan ook dat politieke peilingen vlak voor de verkiezingen kunnen worden ingezet om kleinere partijen uit de race te prijzen en hoe wordt erop toegezien dat politieke peilingen hiervoor niet worden gebruikt door belangengroepen?
Zie antwoord 11. De Minister van BZK heeft geen invloed op de wijze waarop peilingen tot stand komen en de Rijksoverheid heeft geen taak bij het beoordelen of toetsen van politieke peilingen. Het is aan de peilbureaus om te komen tot een methodiek. Dat past ook bij de vrijheid van pers zoals we die in Nederland kennen. Ik ben ervan overtuigd dat de peilbureaus daar zorgvuldige keuzes in maken en er niet op uit zijn om politieke partijen te bevoordelen danwel benadelen door middel van hun peiling.
Kunt u in kaart brengen op welke manier de politieke peilingen voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023 de media hebben beïnvloed, die vervolgens in hun uitingen een bias ontwikkelden voor partijen die hoog stonden in de peilingen, of juist partijen die in de peilingen op een gering aantal zetels stonden negatief hebben belicht en daarmee het stemgedrag van de kiezers hebben beïnvloed? Kunt u ook een analyse geven van de manier waarop politieke peilingen de afgelopen tien jaar de media hebben beïnvloed, de banden van de media met peilbureaus en wat de impact daarvan was op verkiezingsuitslagen? Indien een dergelijke analyse er niet is, bent u dan bereid dit te gaan onderzoeken?
Er is bij het kabinet geen analyse bekend over de exacte invloed van specifieke peilingen of peilingen in het algemeen bij de Tweede Kamerverkiezing van 22 november 2023. De regering ziet ook geen aanleiding om hier onderzoek naar te verrichten. Het kabinet hecht eraan dat peilbureaus en media zelf kunnen bepalen op welke wijze zij verslag doen van een verkiezing.
Bent u voornemens om, nu de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023 de invloed van politieke peilingen op de verkiezingsuitslag onomstotelijk duidelijk hebben gemaakt, na te gaan denken over politieke maatregelen om politieke peilingen in verkiezingstijd te reguleren, aan banden te leggen, of wellicht zelfs helemaal te verbieden?
Het kabinet heeft geen voornemens om een voorstel voor het reguleren van peilingen in te dienen.
De verspreiding van misinformatie door Pfizer over de effectiviteit van het COVID-19 vaccin en het daarna verhullen van die informatie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving over de aanklacht tegen Pfizer over het verspreiden van misinformatie over de effectiviteit van het COVID-19 vaccin en het daaropvolgende achterhouden van die informatie1?
Ja.
Hoe reflecteert u op de aantijgingen tegen Pfizer, die stellen dat de vaccinproducent niet had kunnen claimen dat het COVID-19 vaccin «95% effectiviteit» bood tegen infectie met het SARS-COV-2 virus, terwijl er geen data bestond om die stelling te staven en de data die er wel was slechts tot twee maanden na injectie mogelijke bescherming liet zien?
De effectiviteit van 95% is in lijn met de eerste bevindingen van onder andere het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) ten tijde van goedkeuring van het eerste COVID-19-vaccin van Pfizer.
Kunt u verklaren welke informatie over de effectiviteit van de COVID-19 vaccins de Nederlandse overheid/het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport/het kabinet op welk moment precies had, gebaseerd op welke data en van welke bronnen en of de Nederlandse overheid er bij het uitrollen van de vaccinatiestrategie en campagnes van op de hoogte was dat er eigenlijk (nog) weinig te zeggen viel over de effectiviteit van de COVID-19 vaccins, zowel op het gebied van het voorkomen van infectie, als transmissie?
Bij de inrichting van de vaccinatiecampagne en de communicatie over de effectiviteit van de COVID-19-vaccinaties is altijd gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur en adviezen van onder andere het EMA, het CBG en het RIVM. Deze informatie is ook altijd publiek toegankelijk.
Waarom heeft de Nederlandse overheid altijd met grote stelligheid de informatie over de effectiviteit van de COVID-19 vaccins van de vaccinproducenten overgenomen, terwijl er nauwelijks data was om deze claims te onderbouwen en de data die er was minimaal was? Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse overheid deze informatie, die weinig meer behelsde dan hypotheses en aannames, als harde, wetenschappelijke feiten heeft gepresenteerd aan het volk, in plaats van eerlijk te zijn over de minimale wetenschappelijke onderbouwing van de weinige informatie die voorhanden was?
Het is onjuist dat de Nederlandse overheid met grote stelligheid de informatie over de effectiviteit van de COVID-19-vaccinaties van de vaccinproducten zou hebben overgenomen. De overheid baseert zich op adviezen van onder andere het EMA en het CBG. Deze adviezen omvatten een nauwkeurige analyse van de op dat moment beschikbare wetenschappelijke informatie.
Heeft de Nederlandse Staat de claims van Pfizer over de effectiviteit van het COVID-19 vaccin op enigerlei wijze laten toetsen door onafhankelijke, wetenschappelijke partijen, alvorens deze informatie in te zetten voor de vaccinatiestrategie? Zo nee, waarom niet en vindt u dat niet opmerkelijk, aangezien de grote stelligheid van de informatie van vaccinproducenten op zijn minst discutabel was op grond van de geringe ervaring met klinische trials van de vaccins en de daadwerkelijke bevolkingsbrede inzet ervan?
Ja. Zie mijn antwoord op vraag 4.
Indien de Nederlandse overheid in het geheel niet op de hoogte was van de valse claims mbt de effectiviteit van het COVID-19 vaccin van in ieder geval Pfizer, wat is uw reactie nu u daar wel kennis van heeft genomen en op welk moment heeft de Nederlandse overheid daar kennis van genomen? Gaat u naar aanleiding van deze kennis actie ondernemen tegen Pfizer en zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom verbindt u hieraan geen consequenties?
Ik deel niet het beeld dat er valse claims over de effectiviteit van het coronavaccin van Pfizer zouden zijn verspreid. Zoals meermaals aangegeven in de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga), zijn de keuzes voor inrichting van de COVID-19-vaccinatiecampagne gebaseerd op wetenschappelijke adviezen. Ik zie geen reden om actie te ondernemen tegen Pfizer.
Bent u voornemens de informatie die door zowel Pfizer als door de rijksoverheid over de effectiviteit van de COVID-19 vaccins is gecommuniceerd actief aan de burger te rectificeren en het Nederlandse volk voor te lichten over de werkelijke effectiviteit van de COVID-19 vaccins? Zo nee, waarom niet?
Nee, er is geen reden om informatie te rectificeren. De vaccinaties hebben een bewezen positief effect gehad op de bestrijding van het coronavirus.
Wat vindt u ervan dat Pfizer actief werk heeft gemaakt van het onderdrukken van informatie en personen die de onjuiste claims over de effectiviteit van het COVID-19 vaccins probeerden te ontkrachten en te toetsen? Heeft Pfizer ook actief geprobeerd om de Nederlandse overheid aan te zetten tot het censureren van dergelijke informatie en personen? Zo ja, op welke manier en is hieraan gehoor gegeven? Met welke (bewinds)personen/departementen binnen de Nederlandse overheid heeft Pfizer hierover contact gehad?
Er is geen sprake van de gesuggereerde onderdrukking door Pfizer.
Zijn er afspraken gemaakt tussen Pfizer en de Nederlandse overheid over de informatievoorziening met betrekking tot de effectiviteit van het COVID-19 vaccin en zo ja, welke afspraken waren/zijn dat, onder welke voorwaarden en door wie zijn die afspraken gemaakt?
Nee, daar zijn geen afspraken over gemaakt.
Indien er afspraken zijn gemaakt tussen Pfizer en de Nederlandse Staat over de informatievoorziening en verspreiding over de effectiviteit van het COVID-19 vaccin, gelden deze afspraken dan op dit moment nog steeds en worden deze nog steeds actief geïmplementeerd, ondanks de nieuwe kennis? Zo ja, waarom en erkent u dan dat de Nederlandse overheid daarmee actief desinformatie verspreidt?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Is er contact geweest van de Nederlandse overheid met Pfizer over de valse claims die de producent heeft gedaan over de effectiviteit van het COVID-19 vaccin? Zo ja, wat heeft dat contact behelst en wie was binnen de Nederlandse overheid degene die dit contact heeft onderhouden?
Nee, hierover is geen contact geweest.
Is de Nederlandse Staat voornemens om Pfizer aan te klagen voor de valse claims met betrekking tot effectiviteit van het COVID-19 vaccin en het vervolgens onderdrukken van de juiste informatie hierover? Zo nee, waarom niet? Vindt u niet dat zowel de Nederlandse Staat als de bevolking recht heeft op gerechtigheid voor de misleiding door Pfizer, die op verschillende fronten schadelijke gevolgen heeft gehad voor zowel de maatschappij als het individu?
Nee, ik zie hier geen reden toe.
Bent u van mening dat de Nederlandse overheid door Pfizer is misleid?
Nee, ik deel die mening niet.
Hoe reflecteert in het licht van deze informatie op de door de Nederlandse Staat overgenomen aansprakelijkheid voor vaccinatieschade door COVID-19 vaccins?
Bent u voornemens om personen met mogelijke/waarschijnlijke vaccinatieschade vanaf nu beter te faciliteren en ondersteunen, nu u weet dat deze mensen onder de valse voorwendselen van Pfizer een medische behandeling hebben ondergaan die hen potentieel ernstige schade heeft berokkend, welke het directe gevolg is van misleiding die door de Nederlandse overheid is gefaciliteerd? Zo nee, waarom niet? Voelt u zich hiervoor niet verantwoordelijk?
Welke mogelijkheden zijn er om de kosten als gevolg van vaccinatie- en nevenschade, zowel voor de maatschappij als voor het individu, middels de overheid op Pfizer te verhalen?
Gaat u namens de Nederlandse overheid excuses aanbieden voor het actief verspreiden van onjuiste informatie over de effectiviteit van COVID-19 vaccins en het censureren en demoniseren van personen en informatie die deze informatie ontkrachtten? Zo nee, waarom niet?
Ik werp de suggestie dat er vanuit de overheid zou zijn gecensureerd en gedemoniseerd verre van mij.
De uitnodiging voor coronavaccinatie en de volledigheid van de informatie daarin |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met de inhoud van de recente uitnodiging van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voor het halen van een coronavaccinatie?
Ja.
Klopt het dat de mogelijke bijwerkingen die in deze uitnodiging staan vermeld de volgende zijn: pijn op de plek van de prik, hoofdpijn, vermoeidheid, spierpijn en koorts? Klopt het dat in geen enkele andere uitnodiging voor coronavaccinatie van het RIVM meer/andere bijwerkingen staan vermeld dan de hierboven genoemde bijwerkingen?
Ja, deze (meestal kortdurende) bijwerkingen staan vermeld in een visuele uitleg over de coronaprik die als bijlage bij de uitnodigingsbrief is meegezonden.
Klopt het dat het Lareb naast bovengenoemde bijwerkingen ook nog andere mogelijke bijwerkingen meldt, te weten: ontsteking van de hartspier of het hartzakje (Myocarditis) en ontsteking van het ruggenmerg (Myelitis transversa)?
Ja. Myocarditis en pericarditis zijn bekende zeldzame bijwerkingen van de vaccins van BioNTech/Pfizer, Moderna en Novavax. Myelitis transversa is een bekende zeldzame bijwerking van de vaccins van AstraZeneca en Janssen.
Klopt het dat er inmiddels brede wetenschappelijke consensus bestaat dat coronavaccinatie mogelijk kan leiden tot nog meer andere (ernstige en langdurige) bijwerkingen, zoals onder andere trombose, «long-vax/long-COVID», auto-immuunstoornissen?
Nee, er is geen brede wetenschappelijke consensus dat coronavaccinatie kan leiden tot post-COVID-klachten of auto-immuunziekten. Vormen van trombose, zoals trombose met trombocytopenie syndroom (TTS), zijn bekende zeldzame bijwerkingen van de vaccins van AstraZeneca en Janssen. AstraZeneca en Janssen zijn respectievelijk per 1 november 2021 en per 31 juli 2023 niet langer beschikbaar in het COVID-19-vaccinatieprogramma. Na vaccinatie met een mRNA-vaccin is TTS zeer zelden beschreven.
Kunt u uitleggen waarom de bijwerkingen die het Lareb vermeldt en andere bijwerkingen die door de (medische) wetenschap als mogelijke gevolgen van coronavaccinatie worden genoemd, niet worden vermeld in de uitnodiging van het RIVM voor de coronavaccinatie?
De bijwerkingen die in de bijlage bij de uitnodigingsbrief genoemd worden zijn de meest voorkomende bijwerkingen na coronavaccinatie. Voor meer informatie wordt verwezen naar www.mijnvraagovercorona.nl.
Kunt u uitleggen waarom in de uitnodiging van het RIVM voor coronavaccinatie ook niet verwezen wordt naar een additionele informatiebron (zoals bijvoorbeeld het Lareb, of de bijsluiters van de verschillende coronavaccins) waar mogelijke bijwerkingen van coronavaccinatie worden vermeld?
Zie antwoord vraag 5.
Worden mensen bij hun afspraak voor een coronavaccinatie actief op de hoogte gesteld van de andere mogelijke bijwerkingen, naast de bijwerkingen die staan vermeld in de uitnodiging van het RIVM? Zo nee, waarom gebeurt dit niet? Is dit niet in strijd met het beginsel van informed consent, dat voorschrijft dat personen volledig op de hoogte moeten zijn van alle aspecten van de medische behandeling die zij op het punt staan te ondergaan?
Er is een toegankelijke visuele uitleg over de coronaprik beschikbaar als bijlage bij de uitnodigingbrief. Daarin wordt verwezen naar meer informatie op www.mijnvraagovercorona.nl. Er is gedegen, onderbouwde en begrijpelijke voorlichting en informatie beschikbaar op diverse websites van de Rijksoverheid om tot een geïnformeerde keuze te komen. Als iemand een afspraak maakt voor een vaccinatie, wordt ervan uitgegaan dat diegene zich op de hoogte heeft kunnen stellen van de bijwerkingen en de risico’s die op dat moment bekend zijn.
Is informatie over bijwerkingen van het Lareb en/of zijn de bijsluiters van de coronavaccins aanwezig op de locaties waar mensen hun coronavaccinatie ontvangen? Zo nee, waarom niet?
De bijsluiters van de COVID-19-vaccins en informatie over bijwerkingen zijn online te raadplegen. Voor mensen die daar om vragen zijn op de vaccinatielocaties eventueel uitdraaien beschikbaar van het «Vaccin in het kort».
Is het personeel dat de vaccinaties toedient voorgelicht over de additionele mogelijke bijwerkingen naast de bijwerkingen die staan vermeld in de uitnodiging van het RIVM? Zo ja, over welke informatie beschikken zij, afkomstig van welke bron? Heeft het personeel dat de vaccinaties toedient de opdracht gekregen om de ontvangers volledig voor te lichten over alle mogelijke bijwerkingen van coronavaccinatie? Zo nee, waarom niet?
Zorgverleners die bevoegd zijn om te vaccineren zijn bekend met de informatie in de uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie van het RIVM1. Zij hebben niet de opdracht gekregen om mensen volledig voor te lichten over alle mogelijke bijwerkingen. Zie mijn antwoord op vraag 7.
Is er een protocol voor personeel dat de coronavaccinaties toedient dat voorschrijft hoe te handelen bij vragen van ontvangers over andere mogelijke bijwerkingen dan die vermeld staan in de uitnodiging van het RIVM? Zo ja, kunt u dit protocol inzichtelijk maken?
Zorgverleners die bevoegd zijn om te vaccineren kunnen de uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie van het RIVM raadplegen of overleggen met de verantwoordelijk arts op de vaccinatielocatie. Personen met twijfels of vragen over de COVID-19-vaccinatie kunnen ook door zorgverleners verwezen worden naar www.mijnvraagovercorona.nl.
Is het personeel dat de coronavaccinaties toedient actief geïnstrueerd om bij vragen over mogelijke bijwerkingen slechts de bijwerkingen te noemen die vermeld staan in de uitnodiging van het RIVM, of zijn er geen informatie- en voorlichtingsrestricties opgelegd van hogerhand? Indien die er wel zijn, kunt dan uitleggen waarom dat zo is?
Nee.
Vindt u niet dat het RIVM in gebreke blijft door niet in ieder geval de twee ernstige mogelijke bijwerkingen van coronavaccinatie die door het Lareb wel worden vermeld, op te nemen in de uitnodiging voor coronavaccinatie? Verzaakt het RIVM hiermee niet de plicht om de burger goed en volledig te informeren? Zo nee, waarom vindt u van niet?
Er is gekozen om de meest voorkomende bijwerkingen na een coronavaccinatie te vermelden in de visuele uitleg over de coronaprik als bijlage bij de uitnodigingsbrief. Het risico op myocarditis of pericarditis is groter na een infectie met het coronavirus dan na vaccinatie. Zeldzame gevallen van myocarditis en pericarditis worden vooral gezien bij jongens en jongere mannen tussen 12 en 40 jaar. De burger wordt geïnformeerd over zeer zeldzame bijwerkingen als myocarditis en pericarditis via de websites van de Rijksoverheid. Myelitis transversa is een bekende zeldzame bijwerking van de vaccins van AstraZeneca en Janssen. AstraZeneca en Janssen zijn respectievelijk per 1 november 2021 en per 31 juli 2023 niet langer beschikbaar binnen het COVID-19-vaccinatieprogramma.
Bent u niet van mening dat het RIVM zich met deze uitnodiging en de summiere informatievoorziening daarin schuldig maakt aan het verspreiden van desinformatie, aangezien de verstrekte informatie niet volledig is en een vertekend beeld schetst van de (mogelijke) realiteit als gevolg van het ontvangen van een coronavaccinatie? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel het beeld dat de informatievoorziening summier zou zijn niet.
Bent u voornemens het RIVM aan te spreken op de onvolledige informatie in de uitnodiging voor coronavaccinatie, teneinde ervoor te zorgen dat deze zo snel mogelijk wordt aangepast? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik zie hier geen noodzaak toe.
De oproep tot ambtenarenprotest tegen de verkiezingsuitslag |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Was u op de hoogte van de oproep tot een ambtenarenprotest tegen de verkiezingsuitslag1, die op LinkedIn werd geplaatst? Zo ja, wanneer bent u hiervan op de hoogte gebracht?
Ik heb in het weekend voorafgaand aan de bijeenkomst kennisgenomen van de oproep op social media tot een samenkomst van ambtenaren om een signaal af te geven naar aanleiding van de verkiezingsuitslag.
Wat vindt u van deze oproep tot een politiek protest, specifiek gericht tot ambtenaren, waarbij hen in die hoedanigheid wordt verzocht om politiek kleur te bekennen?
Ik heb begrepen dat het geen protest tegen de verkiezingsuitslag betrof. De oproep gaat over het afgeven van een signaal dat ambtenaren de ambtseed serieus nemen, dat zij er voor alle burgers zijn en dat zij staan voor de rechtsstaat en de Grondwet. Voor het uiten van je mening zijn regels gesteld. In het antwoord op vraag 3 ga ik hierop in.
Bent u van mening dat ambtenaren in die hoedanigheid deel mogen nemen aan een protest tegen de uitkomst van een democratische politieke gebeurtenis? Zo ja, kunt u hiervoor een uitgebreide onderbouwing geven?
Ambtenaren hebben, zoals iedereen, het recht van vrijheid van meningsuiting en het recht op vergadering en betoging. Tegelijkertijd dienen ambtenaren zich te houden aan de Ambtenarenwet en de Gedragscode Integriteit Rijk (GIR). Artikel 10 van de Ambtenarenwet stelt dat ambtenaren zich dienen te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Dit kan per situatie verschillen. Allerlei factoren kunnen meespelen, zoals maatschappelijke gevoeligheid van het onderwerp, de betrokkenheid van de ambtenaar bij het onderwerp, en het moment en de manier waarop ambtenaren opvattingen kenbaar maken. Het is aan de individuele ambtenaar om deze aspecten mee te nemen in de afweging tot (openbare) uiting, zoals deelname aan een demonstratie of protest. Hiervoor hoeft geen toestemming vooraf te worden gevraagd. Dit heeft te maken met het verbod op censuur. Als daar aanleiding toe bestaat dienen ambtenaren zich jegens hun werkgever wel te verantwoorden over de afwegingen en keuzes die zijn gemaakt. De werkgever beoordeelt dit per situatie waarbij alle omstandigheden zorgvuldig worden gewogen.
Wat heeft u gedaan nadat u kennis had genomen van de oproep tot dit protest? Heeft u bepaalde actie ondernomen, of is er niets gebeurd?
Binnen de Rijksoverheid is het gesprek over ambtenaren die zich uitspreken volop gaande, al voor het desbetreffende protest. Onder meer naar aanleiding van de klimaatprotesten en het conflict Israël-Gaza. Recent is de handreiking Ambtenaar en grondrechten2 tot stand gebracht. Deze biedt medewerkers en leidinggevenden op basis van de bestaande regelgeving en gedragsregels handvatten om hiermee om te gaan.
Bent u niet van mening dat de Nederlandse overheid zich had moeten uitspreken tegen dit protest, aangezien de verkiezingsuitslag het resultaat is van een democratisch proces in Nederland, de Nederlandse Staat de plicht heeft om deze processen te faciliteren en te waarborgen en haar werknemers daarvoor dus ook verantwoordelijk te houden?
Ik heb begrepen dat het geen protest tegen de verkiezingsuitslag betrof. Zie ook het antwoord op vraag 2. Los daarvan geldt dat zolang deelname aan een protest de goede vervulling van de functie of de goede functionering van de openbare dienst niet in de weg staat, het ambtenaren vrij staat om in hun vrije tijd deel te nemen aan openbare bijeenkomsten zoals demonstraties en protesten. Daarbij geldt ook dat ambtenaren voorafgaand aan deelname geen toestemming hoeven te vragen aan hun werkgever. Het ligt daarom niet voor de hand dat de Nederlandse overheid zich in algemene zin hierover uitspreekt. Dat zou immers een ongeoorloofde inperking betekenen van de grondrechten die ambtenaren hebben.
Kunt u reflecteren op de noodzakelijke neutraliteit van het ambtenarenapparaat in Nederland, in het licht van de reactie van dit apparaat op de verkiezingsuitslag? Moet niet geconstateerd worden dat het ambtenarenapparaat een dusdanige politieke kleur heeft (gekregen) dat dit onvermijdelijk invloed heeft op de uitvoeringsorganisatie van de Nederlandse Staat en alles wat daarmee samenhangt? Vindt u dit niet onwenselijk?
Het is belangrijk dat ambtenaren politiek neutraal zijn en blijven in hun werk. In Nederland werken ambtenaren zonder politieke binding en ongeacht de eigen politieke voorkeur voor het algemeen belang. Dat past ook bij ons democratische bestel, de ministeriële verantwoordelijkheid en het gegeven dat Nederland geen wisseling van de ambtenaren kent bij een nieuwe regering. Een bewindspersoon is verantwoordelijk voor een politiek besluit, hij of zij legt hierover verantwoording af aan het parlement. Ambtenaren hebben hierbij een ondersteunende, adviserende en uitvoerende rol, waarin zij op basis van professionaliteit worden geacht om objectief te adviseren, en alle inzichten en opties aan bewindspersonen voor te leggen. Het is de taak van ambtenaren om te zorgen voor een transparant en goed besluitvormingsproces. Vervolgens voeren ambtenaren uit wat politiek is besloten, ook als de politieke weging tot een ander besluit heeft geleid dan werd geadviseerd. Als de uitvoering van een politiek besluit onbedoelde gevolgen heeft, is het de taak van ambtenaren om die signalen terug te leggen bij de verantwoordelijk bewindspersoon zodat die het besluit kan heroverwegen. Een en ander laat onverlet dat ambtenaren persoonlijke meningen en voorkeuren kunnen hebben en daar, binnen gestelde grenzen (zie het antwoord op vraag 3), uiting aan kunnen geven.
Vindt u niet dat de ambtenaren die in die hoedanigheid gehoor hebben gegeven aan de protestoproep zich schuldig hebben gemaakt aan werkweigering, aangezien de verkiezingen en de daaropvolgende uitslag onlosmakelijk en onvermijdelijk verbonden zijn met hun werk en niet geclassificeerd kunnen worden als een maatschappelijke misstand, waarvoor zij zich zouden kunnen beroepen op het demonstratierecht?
Het demonstratierecht en vrijheid van meningsuiting zijn grondrechten die ook gelden voor ambtenaren. Artikel 10 van de Ambtenarenwet stelt hieraan slechts de beperking dat ambtenaren zich dienen te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Overigens voor zover bekend, heeft de bijeenkomst plaatsgevonden in de eigen tijd van de ambtenaren, en is er ook in die zin geen sprake geweest van werkweigering. Het is aan de werkgever om te beoordelen of er door deelname aan de bijeenkomst een grens is overschreden. Zie ook het antwoord onder vraag 2.
Waarom heeft de Nederlandse overheid als werkgever ambtenaren niet actief opgeroepen, of zelfs verboden, om niet deel te nemen aan dit protest, aangezien dit in strijd is met hun werkzaamheden en verantwoordelijkheden voor de Nederlandse democratische rechtsstaat, waarvan de verkiezingsuitslag een resultaat is?
Zie antwoord op vraag 5.
Zijn er binnen de brede Nederlandse overheid departementen/afdelingen/bewindspersonen geweest die ambtenaren actief hebben opgeroepen en/of aangemoedigd om deel te nemen aan dit protest? Zo ja, waar is dit gebeurd en waarom?
Ik ben niet op de hoogte van actieve oproepen tot deelname aan deze bijeenkomst door departementen, afdelingen of bewindspersonen binnen de Rijksoverheid.
Wat vindt u ervan dat een dergelijk protest eigenlijk bekostigd wordt door de burger, aangezien de salarissen van ambtenaren worden betaald met belastinggeld? Is het wat u betreft niet onwenselijk dat de kiezer/belastingbetaler als financier van het ambtenarenapparaat opdraait voor de gevolgen en kosten van een niet-legitieme werkweigering van ambtenaren die door deelname aan dit protest bepaalde diensten niet hebben geleverd, terwijl de burger hiervoor wel betaalt en nu dus extra kosten moet maken voor het opvangen van de gevolgen hiervan?
Zie antwoord op vraag 7.
Gaat u in kaart brengen hoeveel en welke werkzaamheden er geen doorgang hebben kunnen vinden door deelname van ambtenaren aan dit protest en hoeveel en op welke manier burgers hierdoor zijn benadeeld? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 7.
Hoe reflecteert u op de stelling van de organisatoren van dit protest, dat het «belangrijk is dat ambtenaren een signaal afgeven» tegen de verkiezingsuitslag? Deelt u de mening dat het niet aan ambtenaren in die hoedanigheid is om op een dusdanige manier stelling te nemen tegen een democratische gebeurtenis en de organisatoren hiermee dus aan stemmingmakerij doen die zorgt voor maatschappelijke onrust en polarisatie?
Zie antwoord op vraag 2.
Hoe reflecteert u op de stelling van de organisatoren van dit protest en de daaraan deelnemende ambtenaren dat «ambtenaren bereid moeten zijn het werk neer te leggen wanneer zij niet iedereen gelijk mogen behandelen»? Kunt u uitleggen waar deze stelling op is gebaseerd, aangezien er helemaal geen sprake van is dat ambtenaren mensen niet langer gelijk mogen behandelen?
Ambtenaren dienen zich, net als iedereen in Nederland, te houden aan de Grondwet, waarin artikel 1 bepaalt dat «allen die zich in Nederland bevinden, in gelijke gevallen gelijk worden behandeld». Ambtenaren zijn wettelijk verplicht mensen gelijk te behandelen. Voor zover mij bekend hebben de initiatiefnemers en deelnemers aan de bijeenkomst aangegeven zelf bereid te zijn het werk neer te leggen als zij in strijd met deze verplichting zouden moeten handelen. Dit betreft een hypothetische situatie, waarvan de gevolgen pas kunnen worden beoordeeld als die situatie zich daadwerkelijk voor zou doen. Los daarvan is het uitgangspunt dat het bestempelen van desinformatie als zodanig primair geen taak van overheden is.3
Vindt u niet dat bovengenoemde stelling classificeert als het verspreiden van desinformatie, aangezien het aantoonbaar niet waar is en dus gezien zou moeten worden als misleiding? Zo ja, hoe gaat u acteren op deze verspreiding van gevaarlijk nepnieuws en onderkent u dat dergelijke stemmingmakerij een gevaar oplevert voor de sociale cohesie en de veiligheid in de samenleving?
Zie antwoord vraag 13.
Gaat u personen die de komende tijd vergelijkbare oproepen en uitspraken doen op social media aangaande de verkiezingsuitslag en de gevolgen daarvan actief (laten) monitoren en waar nodig censureren, bijvoorbeeld door de Denktank Desinformatie, aangezien het bestrijden van desinformatie volgens de rijksoverheid de afgelopen jaren een belangrijke en noodzakelijk taak was? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals ik heb uiteengezet in de antwoorden op de voorgaande vragen, valt het oproepen tot een bijeenkomst onder het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting die gelden voor alle mensen. Ik ben daarom niet van plan om de sociale media te monitoren op zulke oproepen. Daarnaast doet de overheid niet aan censuur. Bovendien acht ik het juist van belang dat ambtenaren zich kunnen uitspreken binnen de daartoe gestelde grenzen, zoals hiervoor al uiteen is gezet.
Het verzoek om voorbehoud en een parlementaire behandeling van de wijziging van de IHR van de WHO |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kunt u zich de brief herinneren van de Voorzitter, van 5 juli 2023, aan de toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken, verwijzend naar het verzoek van dertig leden van de Tweede Kamer om een voorbehoud voor en een parlementaire behandeling1 van de wijziging van de International Health Regulations van de WHO?
Ja.
Is de brief die de Minister van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van dit verzoek van deze dertig leden naar de WHO had moeten sturen ook daadwerkelijk verstuurd?
Ja, vanzelfsprekend.
Zo ja, kunt u deze brief, al dan niet vertrouwelijk, ter inzage geven en aangeven wanneer deze naar de WHO is verstuurd en door de WHO is ontvangen?
Zoals reeds genoegzaam is gebleken uit de beantwoording van vraag 1 van de vragen van het lid Pouw-Verweij (BBB) op 29 november 2023, waarnaar u hieronder verwijst, heeft Nederland de Directeur-Generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in een diplomatieke nota op 16 augustus 2023 ervan in kennis gesteld dat de wijzigingen van de Internationale Gezondheidsregeling 2005 (IHR) van 18 mei 2022 hangende de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure in de Staten-Generaal worden verworpen. De WHO heeft Nederland diezelfde 16 augustus 2023 een ontvangstbevestiging doen toekomen. De diplomatieke nota kan desgewenst vertrouwelijk aan uw Kamer ter inzage worden aangeboden.
Weet u wat er na het ontvangen van de brief door de WHO is gebeurd met het verzoek van de betreffende dertig leden van de Tweede Kamer? Is er over deze brief en het verzoek contact opgenomen door de WHO met de Nederlandse overheid? Zo ja, wie bij de rijksoverheid heeft hierover contact gehad en wat is de uitkomst van dit contact geweest?
Nederland heeft als reactie op zijn brief op 16 augustus 2023 een ontvangstbevestiging van de WHO ontvangen. Er is daarnaast een ontmoeting geweest tussen de WHO en de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in Genève, waarbij nader is toegelicht dat een uitdrukkelijke parlementaire goedkeuringsprocedure wordt gevolgd die niet voor het verstrijken van de bezwaartermijn op 1 december 2023 zou zijn afgerond.
Kunt u uitleggen waarom de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport pas op 29 november 2023, in de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Pouw-Verweij, melding maakt van «voorbereidingen» van een «nationale goedkeuringsprocedure»? Waarom is de Tweede Kamer hierover niet eerder geïnformeerd, niet in de laatste plaats aangezien de deadline voor het aantekenen van bezwaar en voorbehoud is vastgesteld op 1 december 2023?
Aangezien dertig leden van de Tweede Kamer kenbaar hebben gemaakt uitdrukkelijke parlementaire behandeling te wensen van de wijzigingen, is ruim voor het verstrijken van de bezwaartermijn van 1 december 2023 kenbaar gemaakt aan de WHO dat Nederland de wijzigingen hangende de nationale uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure verwerpt. Er zijn gelijktijdig voorbereidingen getroffen voor de uitdrukkelijke parlementaire goedkeuring van de wijzigingen, zoals (een deel van) de Kamer wenselijk heeft geacht en dat kenbaar heeft gemaakt overeenkomstig artikel 10.4 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en ingevolge artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Het directe gevolg van dit verzoek (23 908 R1519, nr. 162) is dat de (Rijks)ministerraad wordt gevraagd in te stemmen met het opstarten van de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure. Het wetgevingsproces is vanzelfsprekend een zorgvuldige procedure die goed voorbereid dient te worden. Het opstellen van de goedkeuringsstukken neemt tijd in beslag. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de termijnen van in dit geval de Rijksministerraad, aangezien de Internationale Gezondheidsregeling geldt voor het gehele Koninkrijk.
Kunt u verduidelijken welke «voorbereidingen» er op dit moment worden getroffen, waar deze precies voor nodig zijn en wanneer deze zullen worden afgerond, zodat de parlementaire behandeling kan starten?
Het verzoek tot de uitdrukkelijke goedkeuring brengt met zich mee dat de Kamer de wijzigingen van het verdrag behandelt als een voorstel van rijkswet. Dit voorstel van rijkswet dient voorbereid te worden. Vanzelfsprekende voorbereidingen als het opstellen van de goedkeuringsstukken zijn reeds in aanloop naar de Rijksministerraad van 24 november 2023 afgerond, in overeenstemming met de termijnen die het Ministerie van Algemene Zaken daartoe hanteert. Na instemming van de Rijksministerraad met het opstarten van de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure van de IHR-wijzigingen zijn de stukken conform de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure bij verdragen, die in grote lijnen overeenkomt met de Nederlandse wetgevingsprocedure, aanhangig gemaakt bij de Raad van State van het Koninkrijk voor advies.
Indien er geen brief is verstuurd om het verzoek om een voorbehoud van het Nederlandse parlement kenbaar te maken aan de WHO, waarom niet? Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse overheid de regels hieromtrent heeft overtreden en op basis van welke rechtsgronden dit is gebeurd?
Deze vragen zijn blijkens de eerder genoemde beantwoording van de vragen van het lid Pouw-Verweij op 29 november 2023 alsmede bovenstaande antwoorden niet van toepassing.
Klopt het dat de WHO hiermee bovendien haar eigen wetten en regels overtreedt door lidstaten actief en bewust niet en/of zeer verkapt, te informeren over procedures en beslissingen? Kunt u bovendien uitleggen waarom het Nederlandse kabinet de WHO niet actief controleert op het naleven van deze wetten en verplichtingen richting de lidstaten en geen proactieve houding aanneemt in het bewaken van de Nederlandse bestuurlijke en soevereiniteit?
Het hier geschetste beeld herken ik niet en is mijns inziens onjuist. De samenwerking tussen Nederland en de WHO ervaar ik als constructief en van belangrijke meerwaarde. De vragen staan een inhoudelijke beantwoording in de weg.
Viruswaarheid |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Waarom werden meerdere inlichtingendiensten ingezet om groepen zoals Viruswaarheid te monitoren? Waarom gebeurde dit al vanaf medio juni 2020, wat was de directe aanleiding hiervoor?1
Burgers geven vorm aan democratie en rechtsstaat door te participeren in de samenleving en door op een respectvolle manier met elkaar om te gaan. Kritiek hoort hierbij. Gezond wantrouwen, protest en demonstraties tegen het optreden van de overheid zijn essentieel voor het functioneren van de democratische rechtsstaat. Dit staat niet ter discussie.
Zoals de Ministers voor Rechtsbescherming en van Justitie en Veiligheid op eerdere Kamervragen hebben geantwoord, heeft de NCTV Viruswaarheid niet in de gaten gehouden, gemonitord of gevolgd.2 De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen in het openbaar geen uitspraken over de wijze waarop zij hun wettelijke taken uitvoeren.
Waren de uitingen en initiatieven van Viruswaarheid, te weten petities, uitzendingen, demonstraties en rechtszaken de reden voor het monitoren van deze organisatie? Zo, hoe rijmt u dat met de rechten die burgers en organisaties hebben in onze democratische rechtsstaat om dergelijke dingen binnen de grenzen van de wet te doen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat was de aanleiding voor en rechtvaardiging van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) om in de Whatsapp-groepen van Viruswaarheid mee te kijken en op basis daarvan mensen te benaderen en te interviewen?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom weigert het Openbaar Ministerie (OM) tot op heden om de siterep van de demonstraties van 21 en 28 juni die de politie en het OM hebben gemaakt toe te voegen aan de strafzaak? Erkent u dat het achterhouden van bewijsmateriaal onacceptabel is?
De Minister van Justitie en Veiligheid kan niet ingaan op een specifieke strafzaak met name als deze nog onder de rechter is om beïnvloeding van de rechtsgang te voorkomen. In algemene zin kan ik aangeven dat op het voegen van stukken artikel 34 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is. Een verdachte kan een onderbouwd verzoek indienen bij de officier van justitie. De officier van justitie kan het voegen van de stukken weigeren indien hij van oordeel is dat de stukken niet als processtukken kunnen worden aangemerkt dan wel indien hij dit onverenigbaar acht met een van de in artikel 187d, eerste lid, vermelde belangen.
Waar zijn de activiteiten van het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC), na de opheffing van dit orgaan, ondergebracht? En worden de activiteiten van groepen zoals Viruswaarheid nog steeds gemonitord? Zo ja, door wie, waarom en op welke schaal?
Zoals de commissie Brouwer in haar onafhankelijke onderzoek naar de activiteiten van het LIMC heeft onderstreept, mag de krijgsmacht zonder juridische grondslag geen mediamonitoring uitvoeren. De Minister van Defensie heeft de conclusies van dit rapport in haar beleidsreactie omarmd.3 Uit dit onafhankelijke onderzoek is verder «niet gebleken» dat er door het LIMC «specifiek naar individuen werd gezocht of dat er profielen werden bijgehouden van personen».
Wat was de juridische grondslag in 2020 om Viruswaarheid te monitoren? Zijn er ooit criminele activiteiten geconstateerd? Zo nee, waarom werd de monitoring dan toch doorgezet?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is de juridische grondslag van de vergaarbak? Op basis waarvan mocht deze bevoegdheid worden ingezet?
In zijn algemeenheid is het zo dat de politie als taak heeft de strafrechtelijke rechtshandhaving en het handhaven van de openbare orde. Het is noodzakelijk dat de politie informatie verzamelt om deze taken uit te kunnen voeren. Dit doet de politie onder andere op basis van artikel 3 van de Politiewet 2012, mits de vergaring niet meer dan een geringe inbreuk maakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Hierover heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer uitgebreider geïnformeerd in het Halfjaarbericht politie van juni jl.4 Het vergaren van informatie voor deze doelen is als zodanig dan ook niet illegaal.
De Minister van Justitie en Veiligheid herkent zich dan ook niet in het beeld dat met deze vraagstelling wordt geschetst door het gebruik van woorden als «vergaarbak».
Welke juridische grondslag was er voor het bijhouden van de mappen met «bekende Nederlanders»?
Zoals bij eerdere gelegenheden uitgelegd5, wordt de Minister van Justitie en Veiligheid door het Openbaar Ministerie op hoofdlijnen geïnformeerd over het verloop van bepaalde strafrechtelijke onderzoeken, voor zover nodig zoals wettelijk geregeld in artikel 129 Wet op de rechterlijke organisatie. Deze informatie moet vervolgens gearchiveerd worden conform de Archiefwet, op een manier waardoor de informatie eenvoudig teruggevonden kan worden. De map «bekende Nederlanders» was onderdeel van een mappenstructuur die in 2022 gebruikt is om de informatie van het Openbaar Ministerie te archiveren.
Welke juridische grondslag is er voor het bijhouden van een lijst van 20 verspreiders van desinformatie, die de onderstroom zouden aanjagen? Wie stelde deze lijst samen?
Voor zover met de «lijst van 20 verspreiders van desinformatie» wordt gedoeld op de groep van «een kleine twintig (online) agitatoren» die is aangeduid in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 57, kan daarover het volgende worden gezegd.6 Voor de totstandkoming van het DTN maakt de NCTV gebruik van informatie verkregen uit open en gesloten bronnen, van nationale en internationale partners. Het werd destijds wenselijk geacht een kwantitatieve inschatting van het fenomeen anti-overheidsextremisme op te nemen in het DTN om zo een betere indicatie van de omvang van dit fenomeen te kunnen geven. Tijdens een overleg tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de politie en de NCTV bleek dat de omschrijving «een kleine twintig (online) agitatoren» een accurate en concrete beschrijving is. Namen van agitatoren zijn daarbij niet besproken of gedeeld. Er is geen sprake van het bijhouden van een lijst van 20 verspreiders van desinformatie.
Is de afdeling ondermijning van de politie en OM, bedoeld voor georganiseerde misdaad, ingezet bij het bestrijden van «desinformatie»? Is deze afdeling ingezet om groepen demonstranten in kaart te brengen en om zicht te krijgen op Viruswaarheid in het bijzonder?
Het is niet aan de Minister van Justitie en Veiligheid, als stelselverantwoordelijke, maar aan de korpschef om invulling te geven aan de politietaak. Navraag bij de nationale politie leert dat er binnen de politie geen «afdeling ondermijning» bestaat. Er wordt binnen de politie themagericht gewerkt en één van de thema’s is ondermijning. De politie geeft aan dat er binnen dit thema niet is gekeken naar Viruswaarheid en dat in brede zin de politie binnen dit thema niet heeft gewerkt aan het «in kaart brengen van groepen demonstranten».
Bent u, terugkijkend op de gebeurtenissen van 2020–2022, het eens met de stelling dat er grove schendingen hebben plaatsgevonden, met name aangaande artikel 8, artikel 10, artikel 11 en artikel 14 EVRM (art 1, art 7, art 9 en art 10 Grondwet)? Zo nee, waarom niet?
Op 25 mei 2023 heeft de voorzitter van de Tweede Kamer, namens het presidium, de brief van de tijdelijke commissie corona, waar de heer Van Haga onderdeel van was, van 31 maart 2023 aan de Kamer gestuurd.7 Deze brief bevat een onderzoeksvoorstel inzake de uitvoering van een parlementaire enquête naar de aanpak van de coronapandemie in zeven thema´s. Het derde thema betreft de «Afwegingen van het kabinet tussen volksgezondheid en andere grondrechten». Op 13 december 2023 is de motie-Wilders aangenomen die verzoekt leden voor te dragen voor de parlementaire enquêtecommissie en van start te gaan met externe onderzoeken op basis van dit onderzoeksvoorstel.8
Wij achten het van belang dat de toekomstige parlementaire enquêtecommissie geheel onbevangen met dit belangrijke thema aan de slag kan gaan. Wij willen hier dan ook niet vooruitlopen op eventuele conclusies.
Overigens merken wij in het algemeen op dat de grondrechten, die door de door u genoemde artikelen uit het EVRM en de Grondwet worden beschermd, niet absoluut zijn en beperkt kunnen worden. Dit is mogelijk indien deze beperking bij wet is voorzien, een legitiem doel dient en noodzakelijk is in een democratische samenleving. De bescherming van de volksgezondheid geldt als een dergelijk legitiem doel conform artikel 11, lid 2 EVRM.
Is het met deze wetenschap niet heel logisch dat burgers grote en terechte argwaan hebben tegenover bepaalde onderdelen van de overheid? Is de term «anti-institutioneel extremisme» dan ook geen onrechtmatige vorm van criminalisering van deze burgers en een voortdurende schending van artikel 8 EVRM (art 10 GW)? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd in het antwoord 1 tot en met 3, hoort het bij een gezonde democratische rechtsorde dat mensen kritiek kunnen uiten op de overheid. Daar hoort ook argwaan of zelfs wantrouwen bij. Dit is echter heel iets anders dan extremistisch gedachtegoed aanhangen. Van extremisme wordt gesproken wanneer men uit ideologische motieven bereid is om niet-gewelddadige en/of gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen. Anti-institutioneel extremisme is een fenomeen waarbij personen en groepen zich vanuit ideologisch motief specifiek richten tegen democratische instituties en processen, en daarbij bereid zijn om (niet-)gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen.
Met het hanteren van deze termen als definitie om een fenomeen aan te duiden, wordt er geen beoordeling uitgevoerd of conclusie getrokken over individuele gedragingen van burgers in specifieke situaties. Bij het hanteren van de term «anti-institutioneel extremisme» is dus geen sprake van een weging van belangen of grondrechten.
Waarom weigert u communicatie te delen over de strafzaak Engel, omdat het nog onder de rechter zou zijn, terwijl de verdachte zelf toestemming heeft gegeven om alle communicatie openbaar te maken? Waarom beroept u zich op de stelling dat de communicatie geen betrekking heeft op de inhoud van de zaak, terwijl dit geen belemmering zou moeten zijn voor openbaarmaking?
Zoals bij eerdere gelegenheid uitgelegd9, wordt zorgvuldig beoordeeld welke informatie onder het belang van de Staat kan vallen. Verschillende aspecten kunnen een reden vormen om informatie «in het belang van de Staat» niet te verstrekken. In dit geval ziet uw verzoek op stukken die figureren in een strafrechtelijk onderzoek of dat hebben gedaan en die de bescherming van de persoonlijke levenssfeer raken. Openbaarmaking van gegevens die een rol spelen in de opsporing en vervolging van strafbare feiten kan die opsporing en vervolging frustreren. In het algemeen zal daarom geen informatie worden verstrekt over een strafrechtelijke procedure die nog loopt. Een eventuele toestemming van een verdachte om deze informatie openbaar te maken maakt dit niet anders. In bijvoorbeeld het Kamerstuk 2001/02, 28 362, nr. 2 wordt nader ingegaan op de reikwijdte van artikel 68 Grondwet.
Voor zover een verdachte dan wel zijn raadsman meent dat er stukken aan het dossier toegevoegd moeten worden, kan dat verzoek schriftelijk en met redenen omkleed op grond van artikel 34 van het Wetboek van Strafvordering aan de officier van justitie worden gedaan, zoals aangegeven in antwoord 4. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van artikel 6 EVRM en het zogenaamde beginsel van «equality of arms». Indien de officier van justitie van mening is dat deze stukken niet aan het dossier moeten worden gevoegd, kan de verdachte dan wel zijn raadsman hiertegen ageren bij de rechter-commissaris.
Kunt u uitleggen waarom «het belang van de Staat» de openbaarmaking van communicatie in de weg staat en hoe dit zich verhoudt tot het belang van de verdachte in zijn eigen zaak? Is er hierdoor geen sprake van een schending van artikel 6 EVRM, equality of arms?
Zie antwoord vraag 13.
Snapt u dat de Kamervragen die zij stelde in haar rol als Kamerlid, op 9 februari 2021, de indruk geven dat deze zaak persoonlijk is voor haar?
Ik ga ervan uit dat «zij» in deze vraag verwijst naar de huidige Minister van Justitie en Veiligheid.
Ik begrijp niet hoe mijn vragen aan mijn ambtsvoorganger de indruk kunnen geven dat deze zaak persoonlijk is voor mij. Als woordvoerder Justitie en Veiligheid had ik eerder een motie10 ingediend met betrekking tot het afschermen van privégegevens in openbare registers. Mijn vragen moeten mede in die context worden bezien. Van een persoonlijke betrokkenheid bij de zaak tegen Viruswaarheid is geen sprake geweest.
Heeft de raadpleging van de gegevens van Engel van de afdeling extra judiciële taken (702701) van het OM op 21 en op 23 maart 2022 er niet alle schijn van dat deze raadpleging is gedaan in het kader van de strafvervolging van de heer Engel, samenvallend met de afstemming tussen verschillende onderdelen in de rechtspraak die allen op 23 maart 2022 tot een besluit kwamen om een zaak aangaande demonstraties van 21 en 28 juni 2020 af te wijzen, om een artikel 12 procedure af te wijzen aangaande een aangifte tegen een officier, om de aanvaller van Engel niet te vervolgen en een schikking aan te bieden, om Engel zijn VOG af te wijzen?
De Minister van Justitie en Veiligheid kan uw vraag niet plaatsen.
Zou u alle communicatie met Twitter en Facebook van alle betrokken departementen – Defensie, Binnenlandse Zaken, VWS en J&V, aangaande de heer Engel openbaar willen maken? Zo nee, waarom niet?
Wij zijn niet bekend met, en hebben geen signalen ontvangen inzake communicatie tussen de genoemde departementen en Twitter en Facebook, aangaande de heer Engel.
Onderschrijft u dat het vervolgen van Engel politiek gemotiveerd is? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het Openbaar Ministerie is een eigenstandige organisatie. Of er in een bepaalde zaak vervolging wordt ingesteld is aan het Openbaar Ministerie; meer in het bijzonder aan de desbetreffende officier van justitie. Ik meng mij niet in de vervolgbeslissing van het Openbaar Ministerie, ook niet in het geval van de heer Engel.
Hoe rechtvaardigt het OM dat zij meerdere uitingen heeft veranderd en daarmee beeldvorming bewust heeft beïnvloed en feiten heeft verdraaid, om daarmee de kans op veroordeling te vergroten? Erkent u dat dit niet alleen onacceptabel is, maar dat het OM daarmee een misdrijf heeft gepleegd? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie herkent zich niet in dit beeld en heeft de Minister van Justitie en Veiligheid laten weten dat het uit uw vraag niet kan opmaken welke uitingen zouden zijn veranderd. Ik kan deze vraag dan ook niet kan beantwoorden.
Erkent u dat de onrechtmatigheden in de zaak Engel passen in het patroon van een criminele overheid, gezien de vele flaters van het OM, zoals het afluisteren van journalisten, het verkeerd onrechtmatig gebruik van bewijsmateriaal zoals in de zaak Stibbe, het inzetten van vervolging voor lidmaatschap van en/of betrokkenheid bij een criminele organisatie als politiek wapen in de zaak De Mos? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Minister van Justitie en Veiligheid herkent zich niet in het door u geschetste beeld.
Coronavaccinatie, vaccinatieschade en aanverwante zaken |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
Bent u nog altijd niet van plan om onderzoek te laten doen dat specifiek en alleen is gericht op het mogelijke verband tussen de coronavaccinatie en langdurige, ernstige bijwerkingen? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat, zonder onderzoek en zonder diagnose, dan adequate zorg geleverd worden aan mensen die na vaccinatie te maken hebben gekregen met dergelijke langdurige, ernstige klachten?
Hier wordt wel degelijk onderzoek naar gedaan. Zie de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 5 juli jl.1
Klopt het dat patiënten die zich melden met langdurige ernstige klachten na coronavaccinatie te horen krijgen dat onderzoek naar vaccinatieschade niet vergoed wordt en voor hen dus «onbetaalbaar» is? Zo ja, waar is deze bewering op gestoeld? Wat maakt dat onderzoek naar de oorzaak van de klachten van deze mensen kennelijk zo kostbaar is? Kunt u gespecificeerd uiteenzetten om welke kosten voor welke klinische onderzoeken/diagnostiek het dan gaat?
Nee, dit is niet correct.
Waarom is de website van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) zo aangepast dat sinds enige tijd plotseling informatie en adviezen worden gegeven met betrekking tot bijwerkingen na een COVID-19-vaccinatie? Waarom is deze website wel aangepast, maar zijn huisartsen en de bevolking daarover niet actief geïnformeerd?
Webpagina’s van de overheid worden voortdurend actueel gehouden op basis van de meest recent beschikbare wetenschappelijke kennis. Daar hoort actuele informatie over de kans op bijwerkingen bij. Op deze manier wordt de bevolking geïnformeerd. Daarnaast wordt geadviseerd bij vragen of zorgen over bijwerkingen contact op te nemen met de (huis)arts. Informatie is te raadplegen op mijnvraagovercorona.nl, de website van het RIVM en de Rijksoverheid, en bij Bijwerkingencentrum Lareb.
Kunt u verklaren waarom u personen die zich melden met mogelijke vaccinatieschade adviseert een civiele zaak te starten om de overheid aansprakelijk te stellen, terwijl u ook weet dat de klachten van deze mensen niet onderzocht zullen worden en zij dus niet staat zijn tot het aanleveren van bewijslast?
Het is mij niet duidelijk waar de bewering op is gebaseerd dat door het Ministerie van VWS aan personen met mogelijke vaccinatieschade zou worden geadviseerd een civiele zaak tegen de overheid te starten. Hier is geen sprake van.
Uitgangspunt is dat de producent van het vaccin verantwoordelijk is voor de kwaliteit en veiligheid van het vaccin. Er gelden strenge eisen voor het maken van vaccins. Daaraan moet de producent zich houden. Heeft de producent dit niet gedaan, dan kan hij worden aangesproken voor de gevolgen van de bijwerking. Een aansprakelijkstelling voor mogelijke vaccinatieschade vanwege medische klachten na vaccinatie dient daarom bij de producent ingediend te worden. Deze aansprakelijkstelling moet goed onderbouwd worden en (medische) informatie bevatten, zodat deze beoordeeld kan worden door de producent. Mocht blijken dat een bepaalde bijwerking door het vaccin kan komen, dan kan de producent voor vaccinatieschade aansprakelijk worden gehouden. Onderzoek zal dan moeten bewijzen dat de producent van het vaccin verantwoordelijk is voor deze bijwerking.
Waarom is er geen duidelijk zorgprotocol voor personen die zich melden met mogelijke vaccinatieschade en waarom worden artsen hierover niet goed voorgelicht? Waarom is het voor personen met klachten niet mogelijk om melding te maken van het feit dat hun klachten specifiek na COVID-19-vaccinatie begonnen zijn en dat er daarvoor geen andere medische problemen waren? Waarom geeft vaccinproducent Pfizer aan dat dit wel degelijk mogelijk is, terwijl de Nederlandse overheid het tegenovergestelde beweert? Waarom is nog steeds geen specifiek zorgprotocol opgesteld voor mensen met vaccinatieschade, aangezien zowel de Rijksoverheid als de vaccinproducenten er inmiddels van op de hoogte zijn dat (nog onbekende) ernstige bijwerkingen kunnen optreden na COVID-19-vaccinatie? Gaat een dergelijk zorgprotocol er nog wel komen?
Zowel kortdurende bijwerkingen als langdurige klachten na vaccinatie kunnen worden gemeld bij Bijwerkingencentrum Lareb en in gesprekken met zorgverleners. Zorgverleners zijn verplicht een melding te maken van ernstige en onverwachte vermeende bijwerkingen. Op de website van de Rijksoverheid staat informatie voor de bevolking over hulp bij (langdurige) klachten of gevolgen na coronavaccinatie. Vanaf november 2021 biedt C-support ondersteuning aan mensen met post-COVID klachten en mensen die langdurige klachten hebben na een COVID-19-vaccinatie. Voor medische zorg kan iemand terecht bij zijn huisarts of medisch specialist. Er zijn nog geen standaardbehandelingen voor mensen met langdurige klachten na vaccinatie.
Kunt u aangeven waarom de bijsluiters van de COVID-19-vaccins nooit actief verstrekt zijn aan de bevolking, bijvoorbeeld door duidelijke publicatie op internet, of door deze ter beschikking te stellen bij huisartsen en op vaccinatielocaties?
De bijsluiters zijn wel degelijk laagdrempelig beschikbaar gemaakt. Op de website van het College ter beoordeling van geneesmiddelen is een verkorte en uitgebreide versie van de bijsluiters van de COVID-19-vaccins te vinden.2
Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse overheid expliciet en bewust tegen het Nederlandse volk heeft gezegd dat COVID-19-vaccins veilig waren, terwijl in de contracten met vaccinproducenten duidelijk stond dat de veiligheid niet gegarandeerd kan worden? Hoe reflecteert u op het feit dat deze producenten dit ook hebben bevestigd aan personen met waarschijnlijke vaccinatieschade?
Alle COVID-19-vaccins die in Nederland (en Europa) worden ingezet zijn uitgebreid getest en voldoen aan strenge veiligheidseisen.
Waarom zijn de COVID-19-vaccins van Jansen en AstraZeneca van de markt gehaald zonder de bevolking te informeren over de reden daarvan, terwijl vaccinatieschade daar in ieder geval bij AstraZeneca de oorzaak van was?
De bevolking is wel degelijk geïnformeerd over het van de markt halen van de COVID-19-vaccins van Jansen en AstraZeneca. Bijvoorbeeld via een nieuwsbericht van de Rijksoverheid. Voor AstraZeneca was de directe aanleiding nieuwe meldingen over gevallen van trombose in combinatie met een laag aantal bloedplaatjes na vaccinatie.
Welke informatie en welk zorgprotocol hebben artsen vanuit de Rijksoverheid tijdens de vaccinatiecampagnes gekregen met betrekking tot gevaccineerde personen die na vaccinatie zorg nodig hadden?
Eind 2020 heeft het RIVM in samenwerking met gemandateerden vanuit diverse beroepsgroepen een Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie opgesteld voor professionals betrokken bij de uitvoering van de COVID-19-vaccinatie. Via deze Uitvoeringsrichtlijn hebben artsen informatie gekregen over de kans op kortdurende of ernstige bijwerkingen, postvaccinale verschijnselen en het handelingsperspectief. Ook staat in deze richtlijn beschreven welke voorzorgsmaatregelen er op de vaccinatielocatie genomen kunnen worden, zoals een observatieperiode na vaccinatie. De uitvoerende organisatie dient te beschikken over een protocol voor ernstige acute bijwerkingen na vaccinatie. Zo zijn anafylactische reacties uitermate zeldzaam, maar niet uit te sluiten.
Nu duidelijk is dat zowel de vaccinproducenten als het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) direct al wisten dat er niks gezegd kon worden over de effectiviteit van de vaccins en het effect op transmissie van het virus en het kunnen oplopen van «Long Covid», omdat daarover geen gegevens beschikbaar waren, kunt u dan uitleggen waarom de Rijksoverheid heeft gecommuniceerd alsof deze data er wel was?
Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 12 oktober 20223.
Kunt u uitleggen waarom het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en/of de Rijksoverheid de vaccinproducenten niet wil/gaat aanklagen nu er zoveel bewijs is dat de data van de clinical trials zijn vervalst? Klopt het dat verscheidene personen met waarschijnlijke vaccinatieschade hiervoor bewijs hebben aangeleverd bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Kunt u deze bewijsstukken openbaar maken en/of vertrouwelijk ter inzage geven? Waarom is er met deze bewijslast vooralsnog niets gedaan?
Ik onderschrijf de bewering dat de data van de clinical trials zouden zijn vervalst niet. Ik zie dan ook geen reden om vaccinproducenten aan te klagen.
Kunt u aangeven wie exact aansprakelijk is voor vaccinatieschade na COVID-19-vaccinatie? Aangezien u zelf heeft verklaard en ook uit verschillende vrijgegeven contracten uit verschillende landen is gebleken dat overheden aansprakelijkheid hebben overgenomen van vaccinproducenten, waarom blijft u dan de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de overheid voor vaccinatieschade ontkennen en verwijzen naar de producenten? Kunt u uitleggen waarom u zelf heeft aangegeven geen 60-minners meer uit te nodigen voor een COVID-19-vaccinatie omdat u dan zelf aansprakelijk zou zijn voor eventuele vaccinatieschade, terwijl waarschijnlijke vaccinatieschadeslachtoffers wordt verteld dat zij zelf aansprakelijk zijn voor schade, aangezien zij zelf de keuze hebben gemaakt om een COVID-19-vaccinatie te nemen?
In lijn met het advies van de Gezondheidsraad van 28 juni 20234, behoort de bevolking onder de 60 jaar niet meer tot de doelgroep voor COVID-19-vaccinatie, met uitzondering van de groep die jaarlijks een uitnodiging krijgt voor de griepprik. Vanwege de hoge mate van hybride immuniteit verwacht de Gezondheidsraad dat revaccinatie op dit moment relatief weinig bijdraagt aan aanvullende bescherming tegen ernstige ziekte bij 60-minners buiten de griepprik-groep.
Voor het antwoord betreffende aansprakelijkheid verwijs ik u naar de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) van 25 augustus 2022.5
Waarom zijn de Nederlandse burgers niet geïnformeerd over de technische storingen bij het Lareb en zijn zij niet opgeroepen hun meldingen te controleren en indien nodig opnieuw in te dienen?
Er is geen sprake geweest van technische storingen bij Lareb. Een melder krijgt na het invullen van het meldformulier een bevestigingsmail om de melding te bevestigen. De website van Bijwerkingencentrum Lareb6 vermeldt dat indien geen bevestigingsmail is ontvangen, het raadzaam is de melding opnieuw te doen. Het is dus van belang dat de melder controleert of de melding daadwerkelijk in goede orde is ontvangen.
Wat is de reden dat het Lareb na drie jaar nog steeds op de website heeft staan dat de gemelde bijwerkingen verder onderzocht moeten worden, maar heeft de overheid nog steeds geen onderzoeksvoorstel dat zich specifiek en alleen richt op het mogelijke verband tussen COVID-19-vaccinatie en ernstige langdurige klachten gehonoreerd?
Bijwerkingencentrum Lareb wordt vanaf de start van de inzet van de COVID-19-vaccins voortdurend gefinancierd om te onderzoeken of er een mogelijk verband is tussen COVID-19-vaccinatie en klachten. Op 23 januari 2024 heeft Lareb een rapport uitgebracht waarin wordt geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor een verband tussen coronavaccinaties en post-COVID-achtige klachten. Een causaal verband kan niet worden vastgesteld omdat potentiële alternatieve oorzaken niet kunnen worden uitgesloten, zoals andere – nog onbekende- oorzaken die ten grondslag liggen aan de klachten of een niet gediagnosticeerde COVID-19-infectie voorafgaand of vlak na een COVID-19-vaccinatie. Dit kan moeilijk worden uitgesloten omdat veel COVID-19 infecties mild of asymptomatisch verlopen. Lareb adviseert om hier verder onderzoek naar te doen. Dit is in de eerste plaats aan wetenschappers. VWS financiert Lareb en kan eventueel aanvullend onderzoek financieren.
Klopt het dat vanuit het Lareb geen opvolging wordt gegeven aan meldingen die zijn gedaan van bijwerkingen na COVID-19 vaccinatie? Hoe wordt geïnventariseerd hoe deze bijwerkingen zich ontwikkelen en of deze langdurig zijn?
Nee, dit klopt niet. Zie mijn antwoord op vraag 15.
Waarom is het leeftijdsadvies voor COVID-19-vaccinatie aangepast en waarom is de bevolking hiervan niet actief op de hoogte gesteld?
Het leeftijdsadvies voor COVID-19-vaccinatie is niet aangepast.
Wat is de reden dat er geen gespecialiseerde kliniek komt voor mensen met waarschijnlijke/mogelijke vaccinatieschade en/of post-COVID, naar Duits model?
Er is op dit moment nog geen effectief bewezen behandeling voor post-COVID, maar het is belangrijk dat post-COVID patiënten toegang hebben tot de zorg die op dit moment beschikbaar is. Hoe deze zorg wordt vormgegeven en gefinancierd is de taak van de zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Het lid Drost c.s. heeft de regering verzocht er samen met patiënten, zorgverzekeraars, ziekenhuizen en zorgaanbieders, aan te werken dat er door het hele land integrale ondersteuning beschikbaar is voor post-COVID patiënten, onder andere in poliklinieken die goed aangehaakt zijn bij het onderzoeks- en expertisenetwerk post-COVID7. Mijn ministerie is in gesprek met koplopers en andere zorgaanbieders die zich (willen) inzetten om de zorg voor mensen met post-COVID te organiseren om te onderzoeken welke mogelijkheden en eventuele knelpunten worden ervaren. Het uitgangspunt daarbij is dat zorg moet worden verleend op de plek waar dat het meest passend is. Dit vanuit het belang van de patiënt zelf, als ook vanuit de efficiënte inzet van middelen. Het Ministerie van VWS organiseert, in samenwerking met patiëntenorganisaties, eind februari 2024 een bijeenkomst om partijen (zoals patiëntenorganisaties, zorgaanbieders, zorgverzekeraars, de NZa en partijen uit het expertisenetwerk) te verbinden rond de organisatie van integrale ondersteuning voor post-COVID patiënten. Mensen met langdurige klachten na vaccinatie kunnen terecht bij C-support, die hen kan ondersteunen bij het vinden van passende zorg. Ook hier is het uitgangspunt dat de zorg moet worden verleend op de plek die het meest passend is.
Waarom wilt u geen financiële compensatie/ondersteuning bieden aan mensen die zich met een COVID-19-vaccin lieten vaccineren omdat hen werd verteld dat zij dit moesten doen «voor een ander», terwijl dit bewuste misinformatie van de overheid was en sommige van deze mensen door waarschijnlijke vaccinatieschade nu hun inkomen, toekomst, gezin en hun welzijn kwijt zijn? Welke verantwoordelijkheid heeft de overheid hier wat u betreft in, aangezien deze mensen afgingen op een duidelijk advies van de overheid? Waarom was u zelfs niet bereid om 500 euro toe te kennen voor het oprichten van een stichting?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 5, kunnen mensen met langdurige klachten na vaccinatie zich melden bij C-support. C-support helpt mensen bij het vinden van de juiste hulpverleners en ondersteunt en adviseert ook op het gebied van werk en inkomen.
Kunt u aangeven welke signaalwaarden het EMA hanteert op basis waarvan alarm geslagen moet worden met betrekking tot de hoeveelheid door Europese bijwerkingscentra gemelde, ernstige en langdurige, bijwerkingen na COVID-19-vaccinatie? Hoe wordt het EMA op de hoogte gehouden door de verschillende Europese bijwerkingencentra? Waarom ligt de beslissing over een dergelijk alarm bij het EMA en, voor Nederland, niet bij het Lareb zelf?
Het Nederlands Bijwerkingencentrum Lareb beheert in opdracht van het CBG het landelijke spontane meldsysteem en stuurt de meldingen door naar EudraVigilance. Spontane meldingen van bekende en vermoede bijwerkingen worden door zorgverleners en gebruikers van geneesmiddelen aan het Lareb doorgegeven. EudraVigilance is een gecentraliseerde Europese database met bekende en vermoedelijke nog onbekende bijwerkingen van geneesmiddelen. Alle EU-lidstaten en ook handelsvergunninghouders zijn volgens Europese regelgeving verplicht er zorg voor te dragen dat meldingen van vermoedelijke bijwerkingen worden doorgestuurd naar EudraVigilance. Het monitoren van de EudraVigilance-databank is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het EMA, geneesmiddelautoriteiten in de EU-lidstaten en handelsvergunninghouders. De methodiek staat beschreven in het EMA-document «Screening for Adverse Reactions in EudraVigilance».8 Hierbij moet worden opgemerkt dat het opmerken van een mogelijk signaal in de EudraVigilance-databank nog niet betekent dat er ook een causaal verband bestaat tussen de vermoede bijwerking en het geneesmiddel/vaccin.
Lareb-meldingen van vermoedelijke bijwerkingen die kunnen leiden tot een signaal worden altijd besproken met het CBG. Het CBG beoordeelt of er sprake is van een signaal, en voert een causaliteitsbeoordeling uit. Als het signaal wordt bevestigd, dan brengt het CBG dit in in het Europese netwerk. De informatie die Lareb verzamelt over de Nederlandse meldingen van vermoede bijwerkingen is zeer waardevol, maar deze wordt tezamen met de gegevens uit klinische studies, pharmaco-epidemiologische studies en meldingen van alle EU-lidstaten en ook wereldwijd geëvalueerd, op basis waarvan het bijwerkingenprofiel wordt bepaald. De gegevens van Lareb alleen zijn dus niet leidend.
Het Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) waarin ook Nederland zitting heeft evalueert de veiligheidssignalen en kan op grond daarvan maatregelen aanbevelen. Zo kan eventueel de bijsluiter worden aangepast van het COVID-19-vaccin.
De herkomst van het Blauwtongvirus in Nederland. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de recente perspublicatie «Adema: schade blauwtong te klein voor compensatie»?1
Ja.
Deelt u de mening dat uw uitingen in de perspublicatie onhoudbaar en meedogenloos zijn in het licht van de ongeveer 30.000 schapenlevens die blijkens het BVNL-onderzoeksrapport reeds verloren zijn gegaan door de uitbraak van blauwtongvirus serotype-3 in Nederland? Zo ja, waarom wel of zo nee, waarom niet?
Zoals het is verwoord komt de tekst koel en afstandelijk over. De context waarin ik deze uitspraak heb gedaan is in het artikel mijns inziens onvoldoende meegenomen. Ik heb in het interview het volgende gezegd. Blauwtong is nog steeds aanwezig in Nederland. De virusdruk gaat naar beneden, maar het blijft nog steeds een groot verlies voor de houders. Op dit moment is ten aanzien van de totale schapenpopulatie 5% doodgegaan door blauwtong. Ik heb daarbij inderdaad gezegd dat dit nog relatief beperkt. Wat ik daarmee wilde zeggen is dat die 5% op dit moment nog van een dusdanig niveau is dat dit verlies, hoe ernstig ook, het voortbestaan van de schapensector niet op het spel zet. Dat kan echter volgend jaar anders zijn. Daarbij heb ik ook gezegd dat die 5% gaat over de hele sector; voor individuele houders is het verlies soms wel 40% geweest, wat voor die houders heel ernstig is. Dat realiseer ik mij terdege, en daarom blijf ik met de schapensector in gesprek, mede omdat de sector wil kijken hoe ze in het kader van solidariteit met elkaar kunnen komen tot een oplossing. Het beste perspectief voor de sector is een vaccin, dus daar zet ik nu vol op in.
Herinnert u zich uw antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga over de verdenking dat de treinen met Romeins huisafval mogelijk de bron zijn van het blauwtongvirus serotype 3?2
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bij de onderhavige Kamervragen gevoegd onderzoeksrapport met als titel «Blauwtong uitbraak in Nederland 2023»? Is er aanleiding voor onafhankelijk onderzoek? Of voor een eerste oriëntatie?
Ja, ik heb kennis genomen van het rapport. Er wordt geadviseerd verder onderzoek te doen naar de herkomst van het virus.
Zoals bij elke ernstige dierziekte-uitbraak in Nederland wordt onderzoek gedaan naar de bron van de ziektekiem, de herkomst ervan en mogelijke route van introductie op de besmette locatie. Dat onderzoek wordt uitgevoerd door de NVWA, in samenwerking met Wageningen Bioveterinary Research (WBVR), die immers de informatie over de karakteristieken van de ziektekiemen heeft.
Zoals eerder aangegeven is de BTV3 variant die in Italië voorkomt een andere variant dan die nu in Nederland circuleert. In andere EU lidstaten kwam, voor de eerste uitbraak in Nederland, dit serotype evenmin voor. Uit andere landen in de wereld is geen informatie bekend over het voorkomen van deze variant van het serotype. Dat betekent dat de kans dat er ooit een bron wordt gevonden, die gelinkt kan worden met het type dat nu in Nederland tot zoveel uitbraken heeft geleid, erg klein is.
In de brief aan de Tweede Kamer van 16 november 2023 (Kamerstuk 30 669, nr. 24) ben ik ingegaan op het verzoek van lid Van Haga waarin onder andere wordt verzocht onderzoek te laten uitvoeren naar de herkomst van de blauwtongvarianten (Kamerstuk 35 334, nr. 270). In die brief heb ik aangegeven dat ik invulling wil geven aan de ingediende motie. Daarom heb ik een aantal experts op het gebied van entomologie en epidemiologie gevraagd om een inschatting te maken van de kans van introductie van en een besmetting met BTV-serotypen in Nederland en Noordwest Europa. Ik zal nog bekijken of nader onderzoek daarnaar zinvol is en zo ja op welke wijze dit kan worden vormgegeven. Het verslag van deze discussie is bijgevoegd.
Vindt u ook dat het ter gelegenheid van de eerdere schriftelijke vragen genoemd onderzoeksrapport van de Wageningen University & Rearch (WUR) «Emergence of bluetongue virus serotype 3 in the Netherlands in September 2023», waaraan uw antwoorden op de eerdere Kamervragen in overwegende mate lijken te zijn ontleend, op heden niet is peer reviewed, zodat het gelet op de aard en ernst van de betrokken materie onverantwoord is om daaraan stellige conclusies te ontlenen? Zo ja, waarom wel of zo nee, waarom niet?
Er is door WBVR, het nationaal referentielaboratorium voor BT, een artikel over BVT3 geschreven dat in september 2023 op de site van bioRxiv is gepubliceerd. Zoals vermeld op de website is dit artikel niet beoordeeld door andere wetenschappers, niet voorgelegd voor peer-review, zoals meestal wordt gedaan bij wetenschappelijke publicaties. Dat laat onverlet dat het artikel wetenschappelijk solide is en dat het onderzoek waarop het artikel is gebaseerd volgens de hoge standaarden, die WBVR en zijn medewerkers hanteren, is uitgevoerd. Ik twijfel daarom niet aan de kwaliteit ervan en de conclusies van deze publicatie. Ik onderschrijf de stelling niet dat het onverantwoord is om daaraan stellige conclusies te ontlenen. WBVR is een gerenommeerd instituut, de onderzoekers (en het ondersteundend personeel) zijn hoog-gekwalificeerd en internationaal erkend als experts. Daarnaast wordt WBVR geregeld door een externe auditcommissie gecontroleerd en beoordeeld op wetenschappelijke kwaliteit en is er een onafhankelijke Adviescommissie Wettelijke onderzoekstaken die tweemaal per jaar de publicaties en werkplannen van WBVR op hoofdlijnen kan beoordelen.
Vindt u ook dat, gelet op het overwogene in het BVNL-onderzoeksrapport, aan de hand van de in het WUR-onderzoeksrapport aangehaalde genetische informatie niet de stellige conclusie gerechtvaardigd is dat de afvalbalen uit Italië niet de bron kunnen zijn van de uitbraak van blauwtongvirus serotype-3 in Nederland, omdat een vergelijking is gemaakt met oude genomen waarvan de geografische oorsprong lastig is vast te stellen, terwijl een recent genoom afkomstig uit Rome (Italië) ten onrechte niet in het WUR-onderzoeksrapport is meegenomen en zo ja, waarom wel of, zo nee, waarom niet?
Nee. WBVR is alleen op de hoogte van serotypen en varianten die openbaar zijn gemaakt. WBVR heeft onder deze bekende serotypen geen BTV3-varianten gevonden die een grote mate van gelijkenis vertonen met de variant die nu in Nederland circuleert.
De vergelijking van het Nederlandse BTV3-isolaat is gemaakt met sequenties (genetische samenstelling) die bekend zijn in de internationale NCBI database (National Center for Biotechnology Information3). WBVR heeft van het Italiaanse zusterinstituut (Istituto Zooprofilattico Sperimentale; IZS Teramo), nog informeel, sequenties gekregen van recente BTV3-isolaten uit 2022 die gevonden zijn op Sardinië. Deze leken op de isolaten van 2016 en 2021 van Tunesië en die van 2018 op Sardinië, die wel in de NCBI database stonden en ook meegenomen in de analyse. Deze gegevens zijn nog niet gepubliceerd in het publieke domein. Ik onderschrijf de stelling dat een recent isolaat (genoom) niet is meegenomen in de analyse daarom niet.
Bent u ermee bekend dat de verplaatsing van (sperma en embryo’s van) herkauwers strikt is gereguleerd en voorzien van maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van blauwtongvirus serotype-3, zodat nagenoeg is uitgesloten dat blauwtongvirus serotype-3 in Nederland is geïntroduceerd door de ontvangst of verwerking van (sperma of embryo’s van) herkauwers uit Italië?3
Ja. Ik wil daarbij wel opmerken dat nooit kan worden uitgesloten dat er virus wordt meegebracht met een bepaald transport. Een nulrisico bestaat niet.
Vindt u ook dat het handelsverkeer tussen Nederland en Italië enerzijds en andere Europese landen en Italië anderzijds (op grote schaal) slechts in zoverre verschillend is dat in Nederland afval wordt ontvangen en verwerkt dat afkomstig is uit Italië, terwijl (i) de afvalbalen uit Italië voor een groot deel bestaan uit organisch materiaal (nat en groen), (ii) knutten die reeds zijn besmet met blauwtongvirus serotype-3 dat virus kunnen overdragen op hun eitjes, (iii) een knut zich in ongeveer één maand tijd ontwikkelt van eitje tot larve en volwassene, (iv) de eitjes onder meer worden gelegd in aarde, mest en organisch materiaal, zodat (v) de conclusie is gerechtvaardigd dat de eitjes en larven van besmette knutten, met de afvalbalen uit Italië in Nederland zijn gekomen, waarna (vi) de eitjes en larven zich zullen hebben ontpopt tot knutten die blauwtongvirus serotype-3 (verder) hebben verspreid door zelfstandig te vliegen naar andere locaties of zich met de wind te laten meedragen en zo ja, waarom of, zo nee, waarom niet?4 5 6 7
Tot de dag van vandaag is er geen verband gevonden tussen BTV3-virussen in Italië en de variant die in Nederland is aangetroffen. Daarnaast is ook nooit aangetoond dat er verticale transmissie, van volwassen knut op eitjes, heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat het voor virusoverdracht nodig is dat volwassen vrouwelijke knutten (Culicoides) levend meegekomen zijn met een transport.
Nederland krijgt afval uit Italië en de suggestie is gedaan dat met dit afval met blauwtongvirus besmette knutten in Nederland gebracht zouden zijn. Er zijn veel routes en vervoersbewegingen mogelijk waarmee (besmette) knutten het land in kunnen worden gebracht. Dat geldt niet alleen voor afvaltransporten, maar ook voor bijvoorbeeld vliegtuigen en reizigersvervoer. De kans dat een virus meelift en dat de introductie ervan vervolgens resulteert in een besmetting hangt van vele factoren af, en die verschillen per lidstaat en zelfs per regio. Zo hangt de kans op besmetting onder andere samen met de dichtheid en aantal knutten en het aantal gevoelige gastheren zoals schapen. Een vergelijking tussen lidstaten is daarom erg moeilijk te maken.
In de brief van 16 november (Kamerstuk 35 334, nr. 270) heb ik aangegeven dat ik invulling wil geven aan de ingediende motie. Daarom heb ik als eerste stap een aantal experts op het gebied van entomologie en epidemiologie heb gevraagd om een inschatting te maken van de kans op introducties van en besmettingen met BTV-serotypen in Nederland en Noordwest Europa. We zullen beoordelen of verder onderzoek daarnaar meer inzicht biedt, en zo ja op welke wijze dit kan worden vormgegeven, bijvoorbeeld door het plaatsen van knuttenvallen. Het blauwtongvirus wordt niet overgedragen via eitjes en larven, dus import van eitjes, larven of poppen in GFT-afval vormt geen risico voor insleep van blauwtongvirus.Het rapport van de Deskundigengroep Dierziekten stuur ik met deze brief aan de Tweede Kamer.
Vindt u ook dat het overwogene in het BVNL-onderzoeksrapport, verrijkt door hetgeen u zojuist is voorgehouden in de zevende en achtste vragen, ten minste met zich meebrengt dat allesbehalve kan worden uitgesloten de afvalbalen uit Italië de bron kunnen zijn van de uitbraak van blauwtongvirus serotype-3 in Nederland en zo ja, waarom wel of, zo nee, waarom niet?
Een bepaalde besmettingsroute kan maar zelden worden uitgesloten. Het is echter niet waarschijnlijk, omdat er weinig verwantschap is tussen de BTV3-varianten in Italië en de huidige in Nederland circulerende BTV3-variant. De kans dat de route wordt opgehelderd is zeer klein.
Vindt u ook dat het overwogene in het BVNL-onderzoeksrapport, verrijkt door hetgeen u zojuist is voorgehouden in de zevende en achtste vragen, bovendien met zich meebrengt dat aanvullend (wetenschappelijk) onderzoek behoort te worden verricht naar de bron van de uitbraak van blauwtongvirus serotype-3 in Nederland en zo ja, waarom wel of zo nee, waarom niet?
In de brief van 16 november (Kamerstuk 35 334, nr. 270) heb ik aangegeven dat ik invulling wil geven aan de ingediende motie. Daarom heb ik als eerste stap een aantal experts op het gebied van entomologie en epidemiologie heb gevraagd om een inschatting te maken van de kans op introductie van en besmettingen met BTV-serotypen in Nederland en Noordwest Europa. We zullen beoordelen of onderzoek daarnaar meer inzicht kan bieden en zo ja op welke wijze dit kan worden vormgegeven.
Vindt u ook dat het BVNL-onderzoeksrapport, verrijkt door hetgeen u is zojuist voorgehouden in de zevende en achtste vragen, ten slotte met zich meebrengt dat (i) door de ontvangst van de afvalbalen uit Italië sprake is van een situatie die voor anderen gevaarlijk is, zodat (ii) de publiekrechtelijke rechtsperso(o)n(en) Staat der Nederlanden, Provincie Noord-Holland of gemeente Amsterdam is/zijn gehouden om relatief eenvoudige en economisch behapbare veiligheidsmaatregelen te treffen door bijvoorbeeld monsters te (doen) nemen van de afvalbalen uit Italië, bij gebreke waarvan (iii) de genoemde publiekrechtelijke rechtsperso(o)n(en) mogelijk onrechtmatig handelt/handelen jegens de betrokken risicogroep(en)? Zo ja, waarom wel of zo nee, waarom niet?8
Het vervoer gebeurt conform de daarvoor geëigende regelgeving. Er is voor mij geen reden om een standaard controlemaatregel uit te voeren.
Vindt u ook dat de dichtheid van knuttenpopulaties in natte teeltgebieden zonder doorstromend water (10.000/m2), in vergelijking tot de dichtheid van knuttenpopulaties in regulier slootwater (100/m2), in het licht van het daarmee onlosmakelijk verknoopt gevaar van ziekteverspreiding ten minste met zich meebrengt dat nationale en internationale afspraken om meer natte natuur- en teeltgebieden te creëren moeten worden heroverwogen en zo ja, waarom wel of zo nee, waarom niet?
Knutten zijn afhankelijk van geschikte gastheren voor hun bloedmaal. Knutten worden daarom vooral gezien in de omgeving van veehouderijen, dus in gebieden met veel gastheren (zoals schapen en runderen). Knuttensoorten die verspreiding van blauwtong veroorzaken komen in heel Europa voor, maar er zijn ook soorten die bijvoorbeeld alleen in Zuid Europa voorkomen. Ook is het soms zo dat in bepaalde knuttensoorten bepaalde blauwtongvirus seroptypen voorkomen. Het Centrum Monitoring Vectoren van de NVWA doet momenteel onderzoek naar het voorkomen van knutten, waarbij wordt gekeken welke soorten besmet kunnen worden met het nu circulerende BTV3. Dit onderzoek is net gestart en resultaten zijn er nog niet. Zoals ook in mijn brief van 16 november verwoord kan klimaatverandering in de toekomst mogelijk leiden tot andere patronen, in knuttensoorten en -aantallen, de duur van de periode dat knutten actief zijn gedurende het jaar en mogelijk in de mate waarin ze infectieus zijn. Het is echter niet eenduidig. Ik onderschrijf de stelling dat de afspraken over natte natuur of teeltgebieden in verband met blauwtong moet worden heroverwogen daarom niet.
Op basis van de geciteerde bron is er geen aanleiding natuurontwikkeling te heroverwegen. Uit het rapport dat is geschreven binnen het Innovatieprogramma Veen kan niet worden afgeleid dat ziekterisico’s of overlast omhoog gaan bij vernattingsprojecten. Daar is niet aan gemeten. De hier in de vraag geciteerde aantallen (10.000 m2) hebben betrekking op monsternames binnen een praktijkproef. Die proef is niet maatgevend voor alle typen vernat gebied. In de monsters zaten veel fn uit de familie van de knutten, waar echter ook veel niet-stekende soorten onder vallen. Het is niet bekend of het ging om stekende soorten, en zo ja of dit dan mogelijk overbrengers van ziektekiemen zijn. Een onlosmakelijk verband is daarom niet aangetoond. De gedeelten uit het rapport die uitspraken doen over ziekterisico’s zijn daarmee onvoldoende onderbouwd. Het CMV voert wel, in aansluiting hierop, onderzoek uit naar knutten.
Vindt u ook dat uw antwoorden op de eerdere Kamervragen, in het bijzonder de achtste, negende en tiende vragen, gelet op het overwogene in het BVNL-onderzoeksrapport, verrijkt door hetgeen u zojuist is voorgehouden, ontoereikend zijn en heroverweging behoeven? Zo ja, waarom wel of zo nee, waarom niet?
Die vraag beantwoord ik ontkennend. Ik vind dat we alles wat redelijk is en in ons vermogen ligt hebben gedaan om de bron en transmissieroute vast te stellen. Er is geen reden te veronderstellen dat wie ook daarin nalatig is geweest. Wel heb ik de Deskundigengroep Dierziekten gevraagd naar de risico’s van besmettingen van vectoroverdraagbare ziekten in Nederland en Noordwest Europa. Het verslag heb ik bijgevoegd. De deskundigen stellen dat er nog gekeken kan worden naar vervoersstromen om inzicht te krijgen welke diersoorten en goederen het land binnenkomen via welke knutten kunnen meekomen. Dit geeft mogelijk aanleiding tot het plaatsen van knuttenvallen op specifieke concentratieplaatsen van in- en doorvoer. Het Centrum Monitoring Vectoren van de NVWA doet momenteel onderzoek naar het voorkomen van knutten. Ik zal in overleg met deskundigen kijken op welke wijze, risicogebaseerd, hieraan invulling kan worden gegeven.
Kunt u uitleggen waarom in de opdracht voor het fylogenetisch onderzoek aan de WUR niet is opgenomen dat men monsters uit Italië en Rome niet heeft onderzocht?
Onderzoekers in Italië doen zelf onderzoek naar blauwtongvirussen die daar voorkomen. Italië heeft gegevens van recente virusisolaten die nog niet zijn gepubliceerd met WBVR in vertrouwelijkheid gedeeld. Al deze gegevens zijn meegenomen in het onderzoek van WBVR om de voorloper van BTV3 die nu in Nederland circuleert te achterhalen. Wegens de vertrouwelijkheid van die gegevens zijn deze resultaten niet opgenomen in het betreffende manuscript.
De casus van mevrouw Passemiers bij de Jeugdbescherming |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Kent u de casus van Emily Passemiers m.b.t de Jeugdbescherming en de uithuisplaatsing van haar kinderen?1
Ja.
Kunt u uitleggen waarom het Hof Den-Bosch een gunstig rapport m.b.t terugplaatsing voor thuisplaatsing, dat door 11 gekwalificeerde deskundigen (pedagogisch opgeleide deskundigen, een orthopedagoog en een unitmanager) is bekrachtigd, terzijde kan schuiven?
Het past niet om als Minister voor Rechtsbescherming te treden in individuele zaken en/of te oordelen over beslissingen van de rechterlijke macht.
Hoe kan het dat de procureur-generaal van de Hoge Raad, de Rechtbank Middelburg en het Gerechtshof Den-Bosch, zo’n gunstig rapport voor terugplaatsing van de kinderen zonder goede onderbouwing naast zich neerleggen? Kunt u hiervoor alsnog een gedetailleerde onderbouwing overleggen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan de politie Middelburg een huis binnendringen en een mannelijke politieman de badkamerdeur laten opendoen, terwijl de vader aangeeft dat mevrouw Passemiers naakt was?
Ik kan niet oordelen over het optreden van de politie in dit geval. In algemene zin geldt het uitgangspunt dat de politie alleen assisteert in jeugdbeschermingszaken als dit nodig is ter waarborging van de veiligheid en als de omstandigheden daarom vragen.2 Over de inzet van de politie zijn afspraken vastgelegd in een interne richtlijn in samenwerking met het OM en Jeugdzorg NL (namens alle gecertificeerde instellingen). De afspraken zijn gericht op de-escalatie en het voorkomen van schade. De daadwerkelijke inzet van politie vindt plaats in afstemming met het Openbaar Ministerie. De Officier van Justitie beslist daarbij over inzet door de politie.
Hoe kan de klachtencommissie van de politie en de Nationale ombudsman alle serieuze klachten die zijn ingediend ongegrond verklaren?
Ook hier geldt dat het niet past om als Minister voor Rechtsbescherming te treden in de beoordeling van individuele klachten door de politie en de Nationale ombudsman.
Hoe kan het dat Minister-President Rutte, op camera, beloofd heeft om de zaak te onderzoeken en hier vervolgens niet inhoudelijk op terugkomt?
Het past niet om als Minister voor Rechtsbescherming te treden in individuele zaken en/of te oordelen over de manier waarop de Minister-President in deze zaak heeft gehandeld.
Waarom mogen de kinderen van E. Passemiers na 35 rechtszaken niet een weekend thuis logeren?
Vanwege de bescherming van de privacy van betrokkenen past het niet om in te gaan op deze individuele zaken. Daarnaast past het niet om als Minister voor Rechtsbescherming te oordelen over de beslissing van de burgemeester van Middelburg. In algemene zin hecht ik er wel aan mee te geven dat een behandeling alleen met toestemming van de ouder met gezag en/of de jeugdige zelf kan starten.3 Zij hebben het recht om hulp te weigeren of te beëindigen.
Waarom wordt er niet gewerkt naar terugplaatsing thuis?
Zie antwoord vraag 7.
Waarom kan de William Schrikker Stichting niet toewerken naar uitbreiding van bezoeken thuis?
Zie antwoord vraag 7.
Waarom wil de burgemeester van de gemeente Middelburg, Harald Bergmann, geen onafhankelijk dossieronderzoek verrichten in deze zaak?
Zie antwoord vraag 7.
Wordt er op dit moment dwang toegepast bij een van de kinderen om een EMDR-therapie te ondergaan?
Zie antwoord vraag 7.
Wilt u terugkijken naar de eerdere Kamervragen die gesteld zijn over deze zaak, op de jaarvergadering 2019–2020? Zo ja, kunt u hierop reflecteren?
De destijds gestelde schriftelijke vragen gingen over de eis van de betrokken jeugdzorginstelling dat de ouders een video van de uithuisplaatsing van hun dochter van internet moesten verwijderen. De rechter oordeelde in deze zaak dat het belang van de instelling en haar medewerkers prevaleerde boven het belang van de ouders en dat door de publicatie van de video en de brief de ouders onrechtmatig handelden.4
Hoe kan het zo zijn dat de broertjes en zusjes uit dit gezin uit elkaar worden gehaald?
Vanwege de bescherming van de privacy van betrokkenen past het niet om in te gaan op deze individuele zaken. In algemene zin hecht ik er wel aan nog het volgende mee te geven. De Richtlijn uithuisplaatsing en terugplaatsing schrijft voor dat broers en zussen samen moeten worden geplaatst bij een uithuisplaatsing, tenzij dit niet in het belang van (een van de) kinderen is. In mijn brief over de verbetering van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming van 18 november 2022 heb ik aangegeven dat het uitgangspunt «samen, tenzij» ook in de Jeugdwet wordt opgenomen. Deze aanpassing wordt meegenomen in het wetsvoorstel voor aanpassing van de kinderbeschermingswetgeving.5
Hoe kan het zo zijn dat mevrouw Passemiers geen moeder mag zijn van al haar kinderen, terwijl zij nu voor een peuter van 1 jaar oud zorgt, die wel thuis mag wonen?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u de kosten specificeren die door de (gemeentelijke) overheid zouden moeten worden gemaakt bij/voor een OTS, zoals in het geval van de casus van mevrouw Passemiers?
De gecertificeerde instellingen (GI) krijgen van de gemeenten een gemiddeld bedrag/tarief per kind voor de uitvoering van de maatregelen voor kinderbescherming. Recent heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de bestuurlijke afspraken die ik met gemeenten heb gemaakt voor het toepassen van een landelijk tarief in de jeugdbescherming6. Op dit moment verschilt het tarief per regio. Als een GI conform de bestuurlijke afspraken bekostigd zou worden, zouden ze in 2023 een tarief van € 12.918 krijgen voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
Waarom wordt de aanvaardbare termijn in deze zaak tegen mevr. Passemiers gebruikt?
Vanwege de bescherming van de privacy van betrokkenen past het niet om in te gaan op deze individuele zaak.
Het afgelasten van diverse Sinterklaasintochten |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat de Sinterklaasintocht in het Overijsselse dorpje Enter dit jaar niet door gaat omdat het organisatiecomité dit heeft besloten uit angst voor acties door Kick Out Zwarte Piet (KOZP)?1 Bent u voorts bekend met het feit dat in Rijswijk burgemeester Huri Sahin geen vergunning verleent aan de organisatie die op 25 november een sinterklaasintocht met zwart geschminkte pieten wil houden, dit omdat de burgemeester oordeelt dat de openbare orde en veiligheid niet gewaarborgd kunnen worden bij de optocht die vanuit burgers werd geïnitieerd?2
Ja, het is mij bekend dat in Enter en Rijswijk demonstratieve acties waren aangekondigd door KOZP rondom de intocht van Sinterklaas en dat de eerder geplande intochten daar niet zijn doorgegaan.
Deelt u de mening dat het van de zotte is dat de dwingelandij-terreur van KOZP en die andere radicale groep, Extinction Rebellion, de oer-Hollandse Sinterklaastraditie om helemaal om zeep helpen? Zo ja, hoe gaat u deze oer-Hollandse traditie beschermen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Ik ben van mening dat KOZP en Extinction Rebellion net als een ieder gebruik mogen maken van hun vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van demonstreren. Het is aan het lokale gezag om dit in goede banen te leiden.
Deelt u de mening dat we in plaats van Sinterklaasintochten afgelasten, organisaties die dreigen met ongeregeldheden moeten aanpakken, moeten isoleren en weghouden van kinderen? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Het is mij bekend dat KOZP wilde demonstreren tijdens de intocht van Sinterklaas. Dit is toegestaan. Het is mij niet bekend dat zij hebben gedreigd met geweld of ongeregeldheden.
Krijgen clubs als KOZP en Extinction Rebellion subsidie? Zo ja, moet dat niet meteen stoppen, daar clubs namelijk keer op keer onze samenleving ontwrichten? Graag een gedetailleerd antwoord.
Uit het openbare overzicht van het Ministerie van Financiën, dat inzichtelijk maakt welke partijen middelen hebben ontvangen uit de Rijksbegroting, blijkt dat KOZP en Extinction Rebellion op de meest recente peildatum (ultimo 2022) geen middelen hebben ontvangen van de Rijksoverheid.3
Zijn er andere manieren die u weet om maatschappij ontwrichtende organisaties, zoals KOZP en Extinction Rebellion, aan te pakken? Zo ja welke en wilt u deze manieren gaan inzetten? Graag een gedetailleerd.
KOZP en Extinction Rebellion hebben net als iedere andere organisatie recht op vrijheid van vereniging. Deze vrijheid kan alleen door de rechter worden ingeperkt, als Minister heb ik hierin geen rol. Zolang deze organisaties vreedzaam demonstreren vallen hun acties ook onder de bescherming van het demonstratierecht. Dat betekent niet dat alles is toegestaan, de burgemeester kan demonstraties beperken als dat noodzakelijk is. Ook is demonstreren geen vrijbrief voor wetsovertredingen.
Een nieuw azc in Alphen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat bewoners in rep en roer zijn inzake de komst van een nieuw asielzoekerscentrum (azc) in Alphen aan den Rijn?
Ja, ik ben op de hoogte dat een aantal bewoners uit de directe omgeving van de beoogde AZC-locatie zorgen heeft geuit over de komst van het AZC en hierover in gesprek is met de gemeente.
Hoe kan het zo zijn dat er maximaal 400 vluchtelingen, voor een periode van vijf jaar direct naast een al bestaand centrum waar zo’n 200 Poolse arbeidsmigranten en Oekraïense vluchtelingen zitten én een gevangenis met 1.100 gedetineerden komt? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven hoe je het kunt verzinnen om deze mensen allemaal bij elkaar te stoppen?
De gemeente Alphen aan den Rijn is voornemens opvang mogelijk te maken voor maximaal 400 asielzoekers. Ik ben het gemeentebestuur van de gemeente Alphen aan den Rijn daarvoor zeer erkentelijk. De gemeente geeft daarmee invulling aan haar verantwoordelijkheid ten aanzien van het mogelijk maken van opvang voor asielzoekers. Het is aan de gemeente om invulling te geven aan hoe de asielopvang in Alphen tot stand komt.
Wat zegt het over de huidige staat van de democratie dat bezorgde bewoners, a) nooit voor een grootschalig asielzoekerscentrum hebben gestemd en b) daarover zeer grote zorgen hebben, zorgen die niet gehoord worden, want bewoners stellen dat er geen structureel overleg is geweest met de bewoners en de aangrenzende bedrijven op het bedrijventerrein, ook gezien het feit dat de gevangenis en de bestaande locatie voor arbeidsmigranten van niks weten?
Het Rijk en gemeenten dragen een gezamenlijke verantwoordelijkheid om opvang te realiseren voor mensen die asiel aanvragen. Het is aan het gemeentebestuur om invulling te geven aan de wijze waarop democratische besluitvorming tot stand komt, om asielopvang mogelijk te maken. Afhankelijk van de situatie hebben de gemeenten verschillende mogelijkheden om hieraan uitvoering te geven. De gemeenteraad van Alphen aan den Rijn heeft in april 2023 besloten om de realisatie van een AZC-voorziening in de gemeente te onderzoeken en heeft in november 2023 wensen en bedenkingen aan het college kenbaar gemaakt ten aanzien van de concept bestuursovereenkomst met het COA. Het is aan het gemeentebestuur zelf om te bepalen op welke wijze ze haar burgers daarbij betrekt en hoe inbreng van haar burgers wordt verwerkt en betrokken bij definitieve besluitvorming. Het spreekt voor de gemeente Alphen aan den Rijn dat zij haar bewoners, bedrijven, sociale partners en maatschappelijke (vrijwilligers)organisaties al in een vroeg stadium heeft betrokken.
Deelt u de mening dat een burgemeester zou moeten kiezen voor het dienen van de belangen van de eigen inwoners, in dit geval de inwoners van Alphen, voor wie zij burgemeester is? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van het feit dat bewoners waarschuwen voor ernstige overlast en veiligheidsproblemen? En kunt u duiden waarom voorzieningen zoals onderwijs, openbaar vervoer, winkelen en recreatie nauwelijks voorhanden zijn?
Uiteraard begrijp ik de zorgen van de bewoners. Overlast en veiligheidsproblematiek is altijd onaanvaardbaar. Om het draagvlak voor opvang te behouden, is het van blijvend belang om overlastgevend en crimineel gedrag gericht aan te pakken. In mijn brief van 10 november jl. heb ik toegelicht welke maatregelen ik tref in het kader van de nationale aanpak overlast om overlastgevend gedrag door asielzoekers te voorkomen en aan te pakken.1 Tevens zijn er lokale maatregelen die getroffen kunnen worden door de gemeente. De gemeente kan hierbij geholpen worden door de ketenmariniers en de toolbox te raadplegen. Het is aan de gemeente om te zorgen dat voorzieningen als onderwijs, openbaar vervoer, winkels en recreatie beschikbaar zijn voor alle inwoners van de gemeente.
Wat gaat u doen om een einde te maken aan deze vorm van dwang en drang waar bewoners en andere betrokkenen volledig buitenspel worden gezet? Kunt u in uw antwoord gedetailleerd aangeven wat u gaat doen om de bezorgde bewoners uit Alphen aan den Rijn, die allen slachtoffer zijn van uw asielbeleid, te helpen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het inmiddels met de stelling eens het absorptievermogen van wat Nederland qua asielzoekers aankan allang is bereikt? Zo ja, wanneer komt u met voorstellen zoals een asielstop, het opzeggen van het Vluchtelingenverdrag uit 1951, het uitzetten van veilige landers en asielzoekers die de wet overtreden en het invoeren van grenscontroles? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Nederland is op grond van internationale en Europeesrechtelijke verdragen verplicht om asielzoekers die daar recht op hebben opvang te bieden. Een asielstop is derhalve niet mogelijk. Ik vind het belangrijk dat er meer grip op migratie komt en ik zet mij daar al geruime tijd voor in, zowel binnen als buiten de EU. Op het terrein van de nieuwe Europese asielwetgeving zijn onlangs goede stappen gezet middels de aanname van Raadsposities op o.a. de Screeningsverordening en de Asielprocedureverordening. Als onderdeel van het wetgevende proces vinden deze week de onderhandelingen met het Europees Parlement plaats in de zogenoemde triloog. Daarnaast zet het kabinet in op het ontwikkelen van brede en gelijkwaardige migratiepartnerschappen om terugkeer te bevorderen, migranten te beschermen en irreguliere migratie te beperken.
De berichten dat AEB (Amsterdams afvalverwerkingsbedrijf) door de gemeente Amsterdam opnieuw in de verkoop is gezet’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Hoe groot is de overcapaciteit bij Nederlandse afvalenergiecentrales momenteel precies als het verschil tussen de import en export van brandbare afvalstromen wordt afgezet tegen de totale hoeveelheid verwerkt afval in Nederlandse afvalenergiecentrales uitgedrukt in tonnen en een percentage?1
Voor de beantwoording van deze vraag wordt overcapaciteit gedefinieerd als de capaciteit die overblijft als de totale hoeveelheid afval die is verbrand door Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties, wordt vergeleken met het totaal aan brandbaar afval dat in Nederland wordt geproduceerd. Dit is dus inclusief het brandbaar afval dat niet in Nederland wordt verwerkt maar naar buitenlandse afvalverbrandingsinstallaties wordt geëxporteerd, maar exclusief het afval dat wordt geïmporteerd om hier te verbranden. Voor het bepalen van de export van brandbaar afval vanuit Nederland wordt hier alleen uitgegaan van export naar afvalverbrandingsinstallaties en niet van export naar andersoortige afvalverbrandingslocaties, zoals cementovens, biomassacentrales en draaitrommelovens. Dat betreft in het algemeen een ander type afval qua samenstelling.
De totale vergunde capaciteit van de Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties is 8.254 kiloton. In 2021, het meest recente jaar waarvoor deze data beschikbaar zijn, werd in deze installaties in totaal 7.504 kiloton afval verwerkt. Daarvan was 6.387 kiloton afkomstig uit Nederland zelf en werd 1.117 kiloton afval geïmporteerd uit het buitenland.2 Er werd voor 317 kiloton Nederlandse brandbaar afval geëxporteerd naar buitenlandse afvalverbrandingsinstallaties.3
De overcapaciteit, zoals gedefinieerd voor de beantwoording van deze vraag, is dan 7.504 kiloton minus 6.387 kiloton, plus de 317 kiloton die momenteel geëxporteerd wordt, wat resulteert in 800 kiloton op jaarbasis (10,7% van het totaal bij afvalverbrandingsinstallaties verwerkte afval). De verwachting is dat het aanbod van Nederlands brandbaar afval de komende jaren verder zal dalen door de transitie naar de circulaire economie, waardoor de overcapaciteit ook verder zal toenemen.
Uit hoeveel verbrandingslijnen bestaat het AEB en hoeveel verbrandingscapaciteit heeft elke afzonderlijke lijn?
De afvalverbrandingsinstallatie van AEB bestaat uit twee delen die afzonderlijk van elkaar kunnen opereren, te weten de «Afval Energie Centrale» (AEB AEC) en de «Hoog Rendement Centrale» (AEB HRC). De AEC bestaat uit vier afzonderlijke verbrandingslijnen die elk een capaciteit hebben van ongeveer 213 kiloton op jaarbasis. De HRC bestaat uit twee afzonderlijke verbrandingslijnen, met elk een capaciteit van ongeveer 250 kiloton.4
Met het sluiten van hoeveel van deze lijnen bij AEB zou de Nederlandse overcapaciteit momenteel weer opgelost zijn?
Op basis van de berekende overcapaciteit in het antwoord op vraag 1 is er met het sluiten van de AEB AEC in theoretische zin geen overcapaciteit meer. Als het deel AEB HRC gesloten zou worden, moeten er nog één of twee lijnen bij AEB AEC gesloten worden wil er geen overcapaciteit meer zijn. Echter, het abrupt sluiten van lijnen heeft gevolgen voor de energielevering in de regio. AEB is de belangrijkste leverancier van warmte voor het warmtenetwerk van Amsterdam Noord en West. Ook vervult AEB een belangrijke rol in het verwerken van gevaarlijk afval in Nederland. Die capaciteit is landelijk gezien al zeer beperkt en voor de verwerking ervan is Nederland momenteel in grote mate afhankelijk van het buitenland. Tot slot moet bij afbouw van verbrandingscapaciteit ook rekening worden gehouden met het in stand houden van voldoende capaciteit om eventueel in te kunnen zetten voor het geval een grote calamiteit bij een AVI plaatsvindt (denk bijvoorbeeld aan de brand die september jl. bij afvalverwerker AVR Rozenburg woedde). Kortom, het verminderen van verbrandingscapaciteit ziet de Rijksoverheid als een geleidelijk proces waarbij mitigerende maatregelen worden getroffen voor de beschreven gevolgen.
Begrijp ik goed dat de reservering van € 222 miljoen in het Klimaatfonds toch kan worden aangewend voor de afbouw van verbrandingscapaciteit?
Zoals ik in antwoord op eerdere Kamervragen heb aangegeven,5 kan de reservering worden aangewend voor maatregelen die leiden tot een hoogwaardige verwerking van afval en dan specifiek recycling. De middelen zijn dus bedoeld voor een investering. Vanuit het oogpunt van circulaire economie is het echter van belang dat ook het afbouwen van verbrandingslijnen onderdeel is van de bredere afspraken waar die investering deel van uitmaakt. De huidige aanpak ziet echter niet toe op het sec financieel compenseren van een bedrijf met middelen uit het Klimaatfonds voor het afbouwen van een verbrandingslijn.
Bent u bereid via maatwerkafspraken met gemeente Amsterdam – die aangekondigd heeft AEB te koop te zullen zetten – één of meerdere lijnen van AEB te sluiten zodat AEB als bedrijf niet gesloten hoeft te worden en nog steeds verkocht kan worden, maar zodat uw beleidsintentie (om de Nederlandse verbrandingscapaciteit aan te laten sluiten bij de hoeveelheid binnenlands geproduceerd restafval) uitgevoerd kan worden? Zo nee, graag een uitvoerige uitleg waarom deze capaciteit van een publieke organisatie niet uit de markt gehaald kan worden?
Momenteel ben ik bezig met het opstellen van een toekomstbeeld voor afvalverbranding in Nederland richting 2030 en 2050, en een routekaart waarin wordt ingegaan op de keuzes die gemaakt moeten worden om het geschetste toekomstbeeld te realiseren. Op basis daarvan wordt bezien of er maatwerkgesprekken met afvalverbrandende bedrijven kunnen worden aangegaan. Afbouw van verbrandingscapaciteit zou daar onderdeel van kunnen zijn.
En kunt u precies aangeven wat er bedoeld wordt met de duiding dat de € 222 miljoen voor afvalenergiecentrales uit het Klimaatfonds ook aangewend kan worden voor de afbouw van verbrandingscapaciteit?
Deze reservering kan worden aangewend voor maatregelen die leiden tot een hoogwaardige verwerking van afval en dan specifiek recycling. De middelen zijn dus bedoeld voor een investering. Afbouw van verbrandingscapaciteit zou onderdeel kunnen zijn van afspraken over dergelijke investeringen. Zie verder mijn antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven op welke aspecten dit naar uw mening toch niet duurzaam is?
De circulaire economie beoogt het efficiënt en effectief inzetten van grondstoffen. Het vernietigen van materialen die we op een andere manier nog kunnen inzetten past hier niet bij. Afbouwen van onze afvalverbrandingscapaciteit kan, zoals eerder aangegeven, onderdeel zijn van de maatwerkafspraken.
Welke mogelijkheden ziet u in dat geval wel voor bedrijven als AEB om in aanmerking te komen voor gelden uit de € 222 miljoen reservering voor afvalenergiecentrales uit het Klimaatfonds?
Dan kunt u denken aan het opschalen van sorteer- en scheidingscapaciteit bij afvalverbranders, of het opzetten van recyclingcapaciteit als alternatief voor afvalverbranding. Dit alles onder de voorwaarden dat het reguliere subsidie-instrumentarium (SDE++, VEKI, DEI en NIKI) hier niet toereikend voor is en er sprake is van additionele CO2-reductie bij het bedrijf. Bovendien kan ook het moderniseren van de rookgasreinigingsinstallaties en het terugdringen van de stikstofuitstoot onderdeel uitmaken van de afspraken.
Klimaatstress onder jongeren |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kunt u nader toelichten hoe het kabinet van plan is de participatie van jongeren in het klimaatbeleid te vergroten, afgezien van het verlagen van de leeftijdsgrens voor deelnemers aan het Burgerforum Klimaat? Zijn er concrete initiatieven in ontwikkeling om de stem van jongeren te versterken in het besluitvormingsproces?
Tijdens het Kamerdebat over de instelling van het Burgerforum Klimaatbeleid1 heb ik toegezegd in overleg met de jongeren naar extra participatiemogelijkheden te kijken. Er zal daarom op korte termijn in samenwerking met het Nationaal Klimaatplatform (NKP) een bijeenkomst met jongeren georganiseerd worden waarin de kansen en belemmeringen voor meer en betere participatie geïnventariseerd worden. Ook zal samen met het NKP een consulatie van jongeren worden georganiseerd over het Klimaatplan 2024. Verder komt er in 2024 een speciale jongerenversie van de nieuwe klimaatcampagne. Deze versie zal in nauwe afstemming met jongeren en rekening houdend met het kritisch oordeel van deze doelgroep worden ontwikkeld.
Uit uw beantwoording blijkt dat er in het recente onderzoek geen verband is gevonden tussen geïnternaliseerde zorgen over het klimaat en de psychische gezondheid van jongeren, kunt u meer inzicht geven in hoe het kabinet deze specifieke kwestie blijft monitoren en hoe het reageert op eventuele veranderingen in deze dynamiek?
Het Ministerie van VWS heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gevraagd de gezondheidseffecten van klimaatverandering en de samenhang daartussen te onderzoeken. Als eerste stap daarin heeft het RIVM een plan van aanpak opgesteld2. Dit plan van aanpak maakt duidelijk op welke gebieden kennis ontbreekt over klimaatverandering en de gezondheidseffecten. Het beschrijft de onderzoeksvragen die nodig zijn om bij te dragen aan een integrale analyse van huidige en toekomstige gezondheidsrisico’s van klimaatverandering. Het onderzoek gaat vooral over de lichamelijke effecten van klimaatverandering, maar heeft voor het eerst ook aandacht voor mentale effecten. Voor het Ministerie van VWS is meer kennis van belang om de eigen beleidsprioriteiten in de toekomst beter te kunnen bepalen.
Het kabinet heeft speciale aandacht voor het verbeteren van de mentale gezondheid van jongeren. We zetten in op het versterken van mentale weerbaarheid en het bieden van laagdrempelige ondersteuning met de aanpak «Mentale gezondheid van ons allemaal»3. De recente cijfers over de mentale gezondheid van jongeren benadrukken het belang van de aanpak. Volgend jaar zal de aanpak worden doorontwikkeld. De aanpak is opgesteld samen met jongeren en zij zullen ook in de doorontwikkeling weer nauw betrokken worden. In de gesprekken die hierover worden gevoerd met jongeren zal het onderwerp klimaatstress worden meegenomen.
In hoeverre wordt er rekening gehouden met de langetermijneffecten van klimaatstress op de mentale gezondheid van jongeren bij het vormgeven van het beleid? Zijn er specifieke strategieën om proactief om te gaan met mogelijke toekomstige uitdagingen op dit gebied?
De kabinetsaanpak «Mentale gezondheid van ons allemaal» is gericht op het versterken van mentale weerbaarheid. Door in te zetten op een veerkrachtige samenleving, willen we mensen in staat stellen om goed om te kunnen gaan met uitdagingen in het leven. Door in gesprek te blijven met jongeren over hun leefwereld blijven we proactief omgaan met toekomstige uitdagingen. Klimaatstress zal ook tijdens de halfjaarlijkse gesprekken die ik voer met klimaatjongeren4 op de agenda worden gezet. Zie ook antwoord 2.
In uw beantwoording benadrukt u dat jongeren meer stress ervaren als ze het gevoel hebben dat de overheid niet voldoende doet tegen klimaatverandering. Kunt u concreet aangeven welke maatregelen het kabinet neemt om aan deze zorgen tegemoet te komen en het vertrouwen van jongeren in het klimaatbeleid te versterken? Bent u niet van mening dat er hier sprake is van een selffulfilling prophecy, aangezien de klimaatstress onder jongeren niet heeft kunnen ontstaan zonder de alarmistische berichtgeving over klimaatverandering door de overheid en in de media?
Met de doelen uit de Klimaatwet en de maatregelen uit het beleidsprogramma Klimaat is er een volwaardig pakket ontwikkeld waarmee de afgesproken klimaatdoelen binnen bereik komen. Dit pakket richt zich alle actoren, zowel burgers, bedrijven als overheden. Een dergelijk appèl op breed nationaal draagvlak en medewerking draagt bij aan het vertrouwen van jongeren in het huidige klimaatbeleid en in hun eigen toekomst. Van de in de vraagstelling veronderstelde alarmistische berichtgeving van de zijde van de overheid is geen sprake. Het is ook bekend uit sociaal wetenschappelijk onderzoek5 dat het opwekken van angstgevoelens om een boodschap over te brengen contraproductief werkt. Feitelijke informatie was en is het fundament voor overheidscommunicatie.
Kunt u meer inzicht verschaffen in de verwachte impact van de publiekscampagne «Zet ook de Knop Om», op het verminderen van klimaatstress onder jongeren? Hoe wordt het succes van deze campagne gemeten en welke indicatoren worden hierbij gehanteerd?
Als onderdeel van de campagne «Zet ook de Knop Om», wordt momenteel ook een jongerencampagne in overleg met jongeren zelf ontwikkeld. Daarbij zullen ook de doelen en gewenste effecten worden vastgelegd. Pas als het campagneconcept gereed is kan iets gezegd worden over de beoogde resultaten of impact. Voor het meten van de uiteindelijke resultaten van deze campagne zal worden gebruik gemaakt van het standaard instrumentarium waarmee alle campagnes van de rijksoverheid worden gemonitord en beoordeeld.
Vreest u niet dat een intensievere inzet op klimaatverandering, een actievere externe communicatie en het voorschrijven van een bepaalde leefstijl het risico met zich meebrengt dat dit de klimaatstress onder jongeren juist vergroot? Erkent u dat het mogelijk is dat zij het gevoel kunnen krijgen dat hun inspanningen ontoereikend zijn en dat het redden van het klimaat onhaalbaar lijkt, waarmee de aanpak dus contraproductief wordt?
Het is niet juist om de oorzaak van klimaatstress onder jongeren te zoeken bij het klimaatbeleid en de communicatie van de overheid daarover. Over de noodzaak om klimaatverandering tegen te gaan bestaat juist veel eensgezindheid. Zo is op initiatief van de Tweede Kamer en met een grote parlementaire meerderheid de Klimaatwet tot stand gekomen. In de eerder genoemde campagne «Zet ook de Knop Om» is de kernboodschap daarom dat het aanpakken van het klimaatvraagstuk om een gezamenlijke inspanning vraagt van overheden, bedrijven en burgers waarbij iedereen naar eigen vermogen een steentje bijdraagt en we elkaar helpen. De campagne geeft feitelijke informatie over duurzame keuzemogelijkheden zonder dat een leefstijl wordt voorgeschreven. Zie ook antwoord op vraag 4.
Gezien het ontbreken van specifiek onderzoek naar de langetermijneffecten van klimaatstress onder jongeren, overweegt de regering om dergelijk onderzoek te initiëren en zo meer inzicht te verkrijgen in de mogelijke gevolgen van klimaatstress op het latere leven van deze jongeren?
Zoals gesteld in antwoord 2 wordt momenteel onderzoek gedaan naar de toekomstige gezondheidsrisico’s van klimaatverandering door het RIVM. Mentale gezondheid wordt hierin meegenomen.
Hoe reageert u op de bevindingen van het Trimbosinstituut met betrekking tot de invloed van maatschappelijke onzekerheid, waaronder klimaatverandering, op studenten in het hbo en WO? Overweegt u specifieke maatregelen in het onderwijs, om studenten beter te ondersteunen bij het omgaan met deze onzekerheden en stressfactoren?
Voor de zomer heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een brief6 naar de Tweede Kamer gestuurd over de aanpak studentenwelzijn in het mbo, hbo en wo. Daarin wordt ook ingegaan op de bevindingen uit het onderzoek waarnaar u verwijst. Uit het onderzoek blijkt dat de hoge ervaren stress en prestatiedruk verklaard lijkt te kunnen worden door een opeenstapeling van onzekerheden. De onzekerheid komt voort uit de 1) persoonlijke omstandigheden, 2) het studieklimaat en 3) de maatschappij.
Dat onzekerheid voortkomt uit deze drie domeinen laat zien dat de oorzaken én oplossingen van onzekerheid en de daaropvolgende stress en prestatiedruk breed zijn en niet enkel binnen het vervolgonderwijs liggen. Maar binnen het onderwijs ligt er wel degelijk een opgave. Ten eerste kan worden ingezet op het versterken van de zelfregie van studenten, bijvoorbeeld door hen mentale vaardigheden (persoonlijk leiderschap, herkennen van risicosignalen) aan te leren en hen te laten zorgdragen voor het eigen leerproces. Ten tweede kan worden ingezet op het reduceren van onzekerheden waar studenten zelf geen invloed op hebben. Zo kan binnen het onderwijs worden gedacht aan verbetering van de studeerbaarheid van het curriculum door bijvoorbeeld vermindering van piekbelasting en aandacht te geven aan binding in het onderwijsontwerp en informatievoorziening. Hier wordt binnen het onderwijs al aan gewerkt, door bijvoorbeeld de pilots van een «Slimmer Collegejaar», maar ook door de implementatie van het kader studentenwelzijn. We zien al verschillende voorbeelden van opleidingen waar (mentale) vaardigheden al onderdeel zijn van het curriculum of anderszins binnen het onderwijs.
Overweegt u samenwerking met het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (Nivel), om de zorgregistraties te verfijnen en specifieker te maken, zodat het aantal jongeren dat professionele hulp zoekt specifiek voor klimaatstress beter kan worden gemonitord en geanalyseerd?
Klimaatstress is geen DSM-5-diagnose. Daarom kan dit ook niet als zodanig door zorgverleners wordt onderscheiden en geregistreerd.
Gezien de verwachting van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat de gevolgen van klimaatverandering kunnen leiden tot een toename van jongeren en volwassenen die psychische hulpverlening nodig hebben, welke concrete strategieën zijn er ontwikkeld om de geestelijke gezondheidszorg voor te bereiden op de mogelijk toenemende vraag naar hulp en is er een toereikend hulpaanbod voor deze specifieke probematiek?
De verwachte toename van het aantal jongeren dat psychische hulpverlening nodig heeft als gevolg van klimaatstress, wordt volgens het RIVM veroorzaakt door het zichtbaarder worden van (de gevolgen van) klimaatverandering7. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 2 wordt met de aanpak «Mentale gezondheid van ons allemaal» gewerkt aan het versterken van de mentale gezondheid van onze samenleving.
Onderkent u dat het toevertrouwen van het initiatief voor klimaatacties aan jongeren zou kunnen leiden tot een verhoogde klimaatstress onder deze doelgroep? Vreest u niet dat het neerleggen van een dergelijke verantwoordelijkheid bij jongeren ervoor kan zorgen dat zij zichzelf persoonlijk verantwoordelijk gaan voelen voor verslechteringen in het klimaat, wat mogelijk resulteert in toenemende stress en psychische klachten?
Het initiatief voor klimaatactie wordt door het kabinet niet alleen toevertrouwd aan jongeren. Zoals eerder vermeld richt het huidige klimaatbeleid zich nadrukkelijk op álle actoren, zowel burgers, bedrijven als overheden. Een dergelijk appèl op breed nationaal draagvlak en medewerking draagt bij aan het vertrouwen van jongeren in het huidige klimaatbeleid en in hun eigen toekomst. Zie ook antwoord op vraag 4.
Hoe beoordeelt u de impact van twijfels over het krijgen van kinderen, zelfs als klimaatstress (nog) niet als directe oorzaak van de afname van de kinderwens kan worden beschouwd, op de Nederlandse bevolking op de lange termijn?
Er zijn niet voldoende gegevens beschikbaar om de conclusie te kunnen trekken dat klimaatstress leidt tot een afgenomen kinderwens. De wens om kinderen te krijgen is een persoonlijke afweging die uit veel aspecten bestaat. Zorgen voor de toekomst en het klimaat is één van de vele thema’s die hier invloed op hebben. Het is erg moeilijk om onderzoek te doen naar dit specifieke aspect en daar vervolgens conclusies uit te trekken.
Bent u voornemens om gericht onderzoek uit te voeren naar de mogelijke relatie tussen klimaatstress en een afgenomen kinderwens onder jongeren, zodat er wellicht wel een duidelijke conclusie kan worden getrokken over een verband? Indien uit dit onderzoek blijkt dat klimaatstress daadwerkelijk een impact heeft op de kinderwens van jongeren, welke concrete stappen overweegt u dan om dit aan te pakken en jongeren te ondersteunen bij het omgaan met deze zorgen en hun kinderwens?
Zie antwoord op vraag 12.
Overweegt u in het licht van de toenemende erkenning van de mentale effecten van klimaatverandering specifieke programma's of interventies te implementeren ter ondersteuning van jongeren met klimaatgerelateerde zorgen? Zo ja, kunt u concrete informatie verstrekken over deze programma's, inclusief de verwachte kosten en beoogde effectiviteit?
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 2 zal volgend jaar een doorontwikkeling van de aanpak Mentale gezondheid van ons allemaal plaatsvinden. Hierin worden de actuele wensen en zorgen van jongeren besproken. Over verwachte kosten en beoogde effectiviteit kan in deze verkennende fase nog geen uitspraak worden gedaan.
Wordt er actief geluisterd naar feedback van jongeren zelf over hoe zij de klimaatcommunicatie ervaren? Zo ja, welke kanalen worden hiervoor ingezet en welke wijzigingen in de communicatiestrategie zijn doorgevoerd op basis van deze feedback, om de voorlichting en informatievoorziening positiever te maken?
Ja. Er is in opdracht van EZK afgelopen maanden door bureau Motivaction een flitspeiling onder jongeren gehouden waarin is onderzocht hoe jongeren tegen het klimaatvraagstuk aankijken en hoe ze over klimaatbeleid denken. De resultaten van het onderzoek zullen gebruikt worden als basis voor de jongerencampagne die in 2024 van start zal gaan. Het onderzoek is onlangs op rijksoverheid.nl gepubliceerd. Daarnaast spreken de jongeren ieder half jaar met de bewindspersoon voor Klimaat en Energie. Klimaatcommunicatie is hierbij meerdere keren aan de orde geweest en mede naar aanleiding hiervan zal de jongerencampagne in nauw overleg met de doelgroep worden opgezet.
Kunt u meer details verstrekken over de concrete resultaten of wijzigingen die zijn voortgekomen uit de halfjaarlijkse gesprekken met jongerenorganisaties? Op welke manieren heeft dit overleg bijgedragen aan de aanpassing van het beleid en de communicatiestrategie?
Bij deze gesprekken gaat het om een vrije en open dialoog, waarbij de jongeren zelf de agenda bepalen. Mede op verzoek van de jongeren worden de halfjaargesprekken niet verder geformaliseerd of ingekaderd. Zoals hierboven ook benoemd bij vraag 15 hebben de gesprekken er bijvoorbeeld toe geleid dat de jongerencampagne in nauw overleg met de jongeren zal worden vormgegeven.
Zijn er plannen om de evaluatie en feedback van jongeren te integreren in een bredere reflectie op de communicatiestrategie van de overheid met betrekking tot klimaat- en duurzaamheidszaken?
Wat betreft de communicatiestrategie zal in ieder geval de nieuwe jongerencampagne onder het label «Zet ook de knop om» in nauw overleg met jongeren zelf worden ontwikkeld. Daarnaast is de kernboodschap en het concept van de algemene klimaatcampagne «Zet ook de knop om» uitgebreid getest en besproken in panels van burgers en ondernemers. Hierbij waren ook enkele jongeren aanwezig, maar de panels hadden een bredere samenstelling omdat de algemene klimaatcampagne alle Nederlanders uit elke leeftijdscategorie moet aanspreken.
Hoe evalueert u de specifieke impact van de communicatie en beeldvorming van de overheid over de klimaatcrisis op de polarisatie in de samenleving en de effecten daarvan op de levens van jongeren? Zijn er specifieke maatregelen genomen of overwegingen gemaakt om de negatieve effecten van polarisatie door klimaatcommunicatie te verminderen?
De toename van polarisatie doet zich voor op verschillende maatschappelijke thema’s en binnen verschillende maatschappelijke domeinen. Er is dus sprake van een algemene trend in de samenleving. Het is daarom niet juist om de oorzaak van deze maatschappelijke polarisatie alleen te zoeken bij de communicatie van de overheid over toenemende klimaatverandering. Over de noodzaak om klimaatverandering tegen te gaan bestaat juist ook veel eensgezindheid. Zo is op initiatief van de Tweede Kamer en met een grote parlementaire meerderheid de Klimaatwet tot stand gekomen. Ook wordt bij nieuwe maatregelen steeds vaker het aspect van klimaatrechtvaardigheid meegenomen.
De zoutwinning in het Heiligerleeveld |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Stemt u in met de overschrijding van de diameter van de cavernes in het zogenoemde Heiligerleeveld met meer dan 20 meter (zo’n 20 procent)?
Nee, daar stem ik niet mee in. De diameter van een holruimte (caverne) in het Heiligerleeveld mag maximaal 125 meter zijn. Op basis van sonarmetingen1 is in 2022 vastgesteld dat drie cavernes een overschrijding kennen van de maximale cavernediameter bij een deel van de caverne: caverne HL-A kent een overschrijding van de cavernediameter met 13 meter, caverne HL-F en HL-H beiden een overschrijding met 6 meter. De geconstateerde afwijkingen zijn in het verleden ontstaan.
De productie van de caverne HL-A ligt sinds november 2022 stil. Daarmee groeit deze caverne en dus ook de cavernediameter niet meer. Dit geldt ook voor caverne HL-H, waaruit sinds 2006 niet meer wordt gewonnen.
Uit caverne HL-F wordt nog wel gewonnen. Nobian heeft beheersmaatregelen getroffen waardoor overschrijding van de diameter niet groter wordt. SodM houdt toezicht op het uitvoeren van de beheersmaatregelen door Nobian.
Stemt u in met de afwijking van de onderlinge afstand van de cavernes met circa 35 meter (zo’n 15 procent)?
Nee, daar stem ik niet mee in. In het verleden moest de onderlinge afstand van de cavernes minimaal 250 meter zijn. Tussen de cavernes HL-C en HL-E is sprake van een afstand van 215 meter. Dit is een verschil van 35 meter ten opzichte van de voor 2009 gehanteerde eis van 250 meter onderlinge afstand. Sinds 2009 is dit veranderd in een vereiste voor minimale pijlerdikte. De pijlerdikte is de dikte van het intacte zout tussen twee cavernes. De pijlerdikte moet minimaal 100 meter zijn. Uit onderzoek van SodM is gebleken dat de pijlerdikte tussen de cavernes meer dan 100 meter is. Hiermee voldoen de cavernes aan de huidige eisen.
Gaat u instemmen met de aanpassing van het winningsplan vanwege de (forse) toename van de bodemdaling, die door item 1 en item 2 wordt veroorzaakt?
Ik heb recent ingestemd met een aanpassing van het winningsplan. Deze aanpassing was nodig vanwege het geconstateerde verschil tussen de bodemdaling zoals verwacht bij het opstellen van het huidig winningsplan en de gemeten bodemdaling in 2022. Dit verschil bleek te komen door een onderschatting in het vorige winningsplan van het aandeel bodemdaling door zoutwinning in de totale bodemdaling door mijnbouwactiviteiten in dit gebied. Het door Nobian extra aangevraagde aandeel in de totale bodemdaling door mijnbouwactiviteiten in het gebied is 4 cm. Deze prognose is een correctie van de eerder vergunde ruimte en passend bij de al eerder vergunde zoutproductie volumes.
Gaat u instemmen met deze wijzigingen zonder hiervoor de in de Mijnbouwwet1 vereiste (burger-)participatie toe te passen?
Bij de beoordeling van de aanvraag heb ik de vereiste procedure zoals beschreven in de Mijnbouwwet toegepast. Ik heb er begrip voor dat ondanks deze werkwijze niet iedere omwonende blij is met het besluit. Tegen het besluit kan bezwaar worden aangetekend. Zowel Nobian als ik leren continu van de ervaringen met het betrekken van bewoners. Deze lessen worden in de praktijk toegepast op lopende en nieuwe projecten.
Gaat u akkoord met verdere winning in caverne HL-D, nu de zogenoemde pijlerafstand (breedte van de zoutpilaar tussen twee cavernes) tussen caverne HL-A (148 meter diameter) en HL-D nog slechts 112 meter bedraagt (op basis van meetgegevens uit 2021) en bij voortgang van de winning dus dagelijks minder wordt?
Uit een analyse (op basis van data uit 2021) blijkt inderdaad dat de onderlinge afstand tussen de cavernes HL-A en HL-D 112 meter is. Zoals reeds in mijn antwoord bij vraag 2 aangegeven, wordt sinds 2009 de eis van minimale pijlerdikte van 100 meter gehanteerd. Uit onderzoek van SodM is gebleken dat de pijlerdikte tussen de beide cavernes meer dan 100 meter is. Hiermee voldoen de cavernes aan de huidige eisen.
Er is op dit moment geen aanleiding om te denken dat deze afstand leidt tot risico’s ten aanzien van veiligheid van omwonenden of risico’s voor schade aan bouwwerken of infrastructuur. SodM zal de stabiliteit van deze cavernes nauwgezet in de gaten blijven houden. Hierbij controleert SodM onder meer de door Nobian uitgevoerde periodieke sonarmetingen en de monitoring met een microseismisch meetnetwerk in deze cavernes.
Gaat u voorwaarden stellen aan de productie uit de cavernes die de extra en bovenmatige bodemdaling veroorzaken?
Nee. Het verschil in bodemdaling ten opzichte van de prognose is het resultaat van een onderschatting in het verleden van het aandeel bodemdaling door zoutwinning in de totale bodemdaling door mijnbouwactiviteiten. Met de recent ingestemde aanpassing van het winningsplan is de onderschatting gecorrigeerd. In deze procedure heeft SodM mij geadviseerd over de mogelijke gevolgen voor de veiligheid van mens en milieu voor de bijgestelde bodemdaling. SodM heeft geconstateerd dat er geen risico’s zijn voor de veiligheid. Ik zie daarom geen noodzaak extra voorwaarden te stellen aan de productie. Indien meer bodemdaling ontstaat als gevolg van de zoutwinning dan vergund, moet de winning worden stopgezet. SodM ziet hier op toe.
Kunt u aangeven waarom jarenlang het overschrijden van de maatvoering in dit winningsgebied niet is opgemerkt, c.q. er niet tegen is opgetreden?
SodM heeft in 2022 onderzocht of zoutondernemingen zich houden aan de geometrische begrenzingen van cavernes. Bij de cavernes in Heiligerlee zijn geen recente overschrijdingen geconstateerd. Wel zijn oude overschrijdingen gevonden die tot wel enkele decennia geleden zijn ontstaan. Op dit moment leidt dit volgens SodM niet tot risico’s voor omwonenden of het milieu. SodM houdt de stabiliteit van de cavernes nauwgezet in de gaten. Hierbij controleert SodM onder meer de door Nobian uitgevoerde periodieke sonarmetingen en de monitoring met een microseismisch meetnetwerk.
Kunt u aangeven waarom er dergelijke overschrijdingen worden gedoogd, terwijl er geen afsluitingsplan voor dergelijk grote cavernes bestaat?
In het verleden hoefde een afsluitplan voor een zoutcaverne pas opgesteld te worden wanneer duidelijk was dat deze binnen afzienbare tijd zou worden afgesloten. Naar aanleiding van voortschrijdend wetenschappelijk inzicht, met name het onderzoek uit 2017 binnen het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw3, wordt hier nu anders naar gekeken. Nieuwe zoutcavernes (in Heiligerlee of op andere plaatsen) moeten voorafgaand aan de zoutwinning (of binnen een redelijke termijn) een afsluitplan indienen (artikel 25, eerste lid onder f van het Mijnbouwbesluit).
Op dit moment doet Nobian uitgebreid onderzoek naar de verschillende afsluitscenario’s voor hun cavernes. In 2019 heeft Nobian daartoe het Cavern Closure Consortium (CCC) in het leven geroepen. Dit consortium bestaat uit experts die wereldwijd erkend worden voor hun kennis op gebied van cavernes en gesteentemechanica. Nobian informeert zowel mij als SodM regelmatig over dit onderzoek. In het voorjaar van 2024 verwacht ik de resultaten. Nobian moet de opgedane kennis inzetten bij zowel het bepalen van de meeste geschikte wijze van afsluiting alsook bij het ontwerpen van nieuwe cavernes.
Bent u van plan opnieuw of op andere plaatsen wederom dergelijke cavernes te vergunnen?
Nieuwe winningsplannen voor zoutwinning moeten een beschrijving bevatten van de wijze waarop de holruimte (de caverne) na beëindiging van de winning buiten gebruik wordt gesteld (artikel 25, eerste lid onder f van het Mijnbouwbesluit).
Kunt u aangeven hoe dit zich verhoudt tot de Mijnbouwwet, die een afsluitplan voorschrijft als voorwaarde voor een vergunning?
Zie het antwoord bij vraag 9.
Bent u zich bewust van de zorgen die leven onder de omwonenden van zoutwinning-locaties en de overlast die zij onder meer door verzakkingen en scheuren in huizen ondervinden?
Ik ben mij bewust van de zorgen in de omgeving van de zoutwinning. Ik stem dan ook enkel in met een plan tot zoutwinning als dat veilig en verantwoord kan. Onder meer TNO, SodM en de gemeenten adviseren mij hierbij.
Bent u op de hoogte van de enorme diesellekkage die zich in 2017 in het Heiligerleeveld voordeed?
Ja, ik ben bekend met een diesellekkage in caverne HL-B.
Kunt u aangeven hoe hier tegen is opgetreden en welke maatregelen er zijn genomen om de gevolgen van deze milieuramp aan te pakken?
Nadat Nobian de diesellekkage had vastgesteld, heeft Nobian de winning uit deze caverne stilgelegd. Nobian heeft de diesel die terug te halen viel, uit de caverne gehaald. Tevens is er in kaart gebracht hoeveel diesel er uit de caverne is verdwenen. Uit onderzoek door Nobian is gebleken dat de verdwenen diesel naar alle waarschijnlijkheid in lagen op een diepte van meer dan 400 meter zit vanwaar het geen risico vormt voor mens en milieu. Deze lagen bevatten geen zoet water (reserves). SodM heeft geen aanleiding om aan te nemen dat de veiligheid van omwonenden of het milieu in geding is.
Nobian heeft naar aanleiding van dit voorval de caverne uit productie genomen. SodM houdt er toezicht op dat Nobian winning uit deze caverne niet meer opstart.
Kunt u aangeven waarom er «powerplay» wordt gespeeld door het ministerie naar de lagere overheden om instemming, dan wel een vergunning af te geven?
Ik herken me niet in de term «powerplay». Indien Nobian een vergunning aanvraagt voor zoutwinningsactiviteiten vraag ik de betrokken provincies, gemeenten en waterschappen om advies. Dit advies betrek ik bij het besluit tot verlenen van een vergunning. Dit is ook gebeurd bij de zoutwinning bij Heiligerlee.
Kunt u aangeven waarom er anno 2023 geen toezicht is op de wijze waarop participatie met de omgeving plaatsvindt als er nieuwe plannen worden ontwikkeld op het gebied van de zoutwinning?
Ik vraag altijd advies aan de betrokken decentrale overheden in vergunningprocedures rond zoutwinning. Nobian is in de omgeving van Heiligerlee bezig met het organiseren van een omgevingstraject. Hierover ben ik in contact met Nobian. Zoals ik heb aangeven in mijn brief aan uw Kamer over de contourennota aanpassing Mijnbouwwet (Kamerstukken 2022–2023, 32 849, nr. 214) zal participatie na aanpassing van de Mijnbouwwet bij het vergunningentraject voor concrete projecten een rol krijgen.
Bent u bereid om het onderdeel «Zoutwinning tot nationaal belang te verklaren» te schrappen in de voorliggende «Contournota», om recht te doen aan het lokale democratische proces en de burgerparticipatie?
Op dit moment is zoutwinning niet van nationaal belang. Het van nationaal belang verklaren van een grondstof vergt een goede onderbouwing. Om te kijken of deze er al dan niet is, is een onderzoek uitgezet. Daar zal bijvoorbeeld gekeken worden naar waar de grondstof voor nodig is, in dit geval voor de energietransitie, maar ook voor de chemische en farmaceutische industrie. De resultaten van dit onderzoek verwacht ik volgende maand te ontvangen.
Het eventueel van nationaal belang verklaren van zout betekent overigens niet dat ik de decentrale overheden niet zal betrekken bij lokale zoutwinningsactiviteiten. Ook doet het niets af aan het feit dat zoutwinning alleen mag plaatsvinden als dit veilig kan voor mens en milieu.