De hervatting van de financiering van UNRWA door de Verenigde Staten. |
|
Sarah Dobbe |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Klopt het bericht dat de Verenigde Staten (VS) de financiering van het United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) hebben hervat?1
UNRWA USA heeft de fondsenwerving ten behoeve van UNRWA weer hervat. UNRWA USA is een onafhankelijke non-profitorganisatie waar Amerikanen geld aan kunnen doneren ten behoeve van UNRWA.2
Klopt het dat de regering van de VS andere landen actief oproept om de financiering van UNRWA te hervatten?
De Amerikaanse regering spreekt zich regelmatig uit over het belang van UNRWA voor humanitaire hulp in Gaza en stelt publiekelijk in gesprek te zijn met internationale partners over steun om de humanitaire noden in Gaza te verlichten.
Onderschrijft u dat UNRWA verregaande maatregelen heeft genomen om risico’s te beperken, zoals in het bericht wordt vermeld?
Graag verwijs ik naar de Kamerbrief d.d. 26 april 20243 waarin u bent geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar het integriteits- en neutraliteitsbeleid van UNRWA en de kabinetsreactie op de onderzoeksresultaten.
Deelt u de mening dat dit een goed moment is om de financiering van UNRWA door Nederland weer te hervatten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een update geven van de voortgang van het onderzoek?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 25 april 2024?
Dit is helaas niet gelukt.
Toegenomen Nederlandse importen uit de Chinese provincie Xinjiang |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Chris Stoffer (SGP), Daniëlle Hirsch (GL), Don Ceder (CU) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Klopt het dat de Chinese handelscijfers over de eerste maanden van dit jaar laten zien dat de export vanuit de provincie Xinjiang naar de EU sterk is toegenomen, zoals gesteld in hetNederlands Dagbladvan 25 maart jl.?1 Klopt het dat Nederland op de derde plaats staat?
De berichtgeving is gebaseerd op cijfers van de Chinese douane. Op dit moment is het niet mogelijk om deze cijfers te verifiëren. Daarnaast kunnen andere mogelijke verklaringen bestaan voor een ogenschijnlijke toename, zoals prijsstijgingen, doorvoer via de provincie Xinjiang vanuit andere Chinese provincies, en doorvoer van producten via Nederlandse (lucht)havens.
Bent u bekend met het onderzoek van Adrian Zenz dat in het artikel genoemd wordt en deelt u zijn conclusie dat de inzet van Oeigoeren in sectoren die bekend zijn vanwege dwangarbeid sterk is toegenomen?
Ja, ik ben bekend met het onderzoek van Adrian Zenz. De bevindingen beschreven in dit onderzoek, maar ook andere internationale rapporten over dwangarbeid door Oeigoeren zijn zorgelijk. Het kabinet heeft echter geen eigenstandige informatiepositie over de situatie ter plaatse en kan de specifieke conclusies van dit onderzoek dus niet bevestigen.
Welke verantwoordelijkheid hebben bedrijven om zeker te stellen dat de producten die zij importeren uit Xinjiang niet met behulp van dwangarbeid geproduceerd zijn?
Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles for Business and Human Rights (UNGP’s) toepassen. Volgens deze kaders moeten bedrijven rekening houden met potentiële en daadwerkelijke negatieve gevolgen van hun eigen activiteiten, diensten of producten, en die van hun zakelijke relaties. Potentiële en daadwerkelijke negatieve gevolgen – zoals dwangarbeid – dienen zij volgens het gepaste zorgvuldigheidsproces te identificeren, voorkomen of mitigeren, en hier rekenschap over af te leggen. Met totstandkoming van de Europese anti-dwangarbeidverordening wordt het voor bedrijven ook wettelijk verboden om producten die zijn vervaardigd met dwangarbeid op de Europese markt te brengen. Meer detail over de uitkomst van de onderhandelingen over de anti-dwangarbeidverordening is per brief met uw Kamer gedeeld op 29 april jl. (Kamerstuk 26 485, nr. 436).
Kunnen Nederlandse consumenten ervan uitgaan dat zij geen producten kopen die gemaakt zijn met behulp van dwangarbeid wanneer zij bijvoorbeeld Chinese zonnepanelen of andere Chinese producten aanschaffen? Zo nee, acht u dat een aanvaardbare situatie?
Het kabinet kan helaas niet uitsluiten dat Nederlandse consumenten producten kopen die gemaakt zijn met behulp van dwangarbeid. Het kabinet veroordeelt gedwongen arbeid waar ook ter wereld. Dwangarbeid doet grove afbreuk aan de waardigheid van mensen. Daarbij verstoort dwangarbeid het internationale gelijke speelveld door oneerlijke concurrentie. Het kabinet ziet daarom de urgentie om hier paal en perk aan te stellen en onderschrijft het belang van de Europese inspanningen om dwangarbeid effectief tegen te gaan, met name met de anti-dwangarbeidverordening en de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD).
Ziet u een verband tussen de stijging van deze importen uit Xinjiang en de aanstaande inwerkingtreding van de dwangarbeidverordening? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is niet te zeggen of de import uit Xinjiang is gestegen vanwege de aanstaande inwerkingtreding van de anti-dwangarbeidverordening. Er kunnen meerdere mogelijke verklaringen bestaan voor een ogenschijnlijke toename, zoals ook omschreven in het antwoord op vraag 1.
Wanneer verwacht u dat de dwangarbeidverordening effect zal gaan hebben?
Vanwege de benodigde juridische tekstcontroles en vertalingen en de aanstaande Europese Parlementsverkiezingen kunnen de stappen om de anti-dwangarbeidverordening formeel vast te stellen pas na de zomer worden afgerond. Na vaststelling van de verordening wordt de definitieve tekst gepubliceerd in het EU Publicatieblad en treedt de verordening de volgende dag in werking. De bepalingen uit de verordening waarop gehandhaafd wordt, worden drie jaar na inwerkingtreding van toepassing. Naar verwachting gebeurt dat in het najaar van 2027. Vanaf dat moment zal de verordening in ieder geval effect hebben, maar naar verwachting anticiperen bedrijven al eerder op de inwerkingtreding van de verordening. Het kabinet zal bedrijven daarbij ook ondersteunen onder andere in relatie tot het toepassen van gepaste zorgvuldigheid via het IMVO-steunpunt.
Welk effect verwacht u op de importen uit Xinjiang wanneer ook deCorporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) in werking zal treden?
De CSDDD zal zeer grote bedrijven verplichten om gepaste zorgvuldigheid toe te passen in hun keten van activiteiten om zo risico’s voor mens en milieu – waaronder dwangarbeid – te identificeren, te voorkomen en aan te pakken Naar verwachting zal de CSDDD daarmee een positief effect hebben op het tegengaan van dwangarbeid. Anders dan de anti-dwangarbeidverordening legt de CSDDD echter geen verbod op om producten, bijvoorbeeld gemaakt met dwangarbeid, op de markt van de Unie te brengen. Meer detail over de uitkomst van de onderhandelingen over de CSDDD is per brief met uw Kamer gedeeld op 12 april jl. (Kamerstuk 26 485, nr. 435).
Deelt u de mening dat de dwangarbeidverordening en de CSDDD eraan kunnen bijdragen dat Europa de afhankelijkheid van Chinese producten en grondstoffen sneller zal verminderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet deelt in algemene zin de groeiende zorgen van de Kamer over risicovolle strategische afhankelijkheden en ziet de urgentie van het thema. Uitgangspunt voor het kabinet is dat open markten bedrijven de mogelijkheid bieden om toegang te krijgen tot verschillende leveranciers en afzetmarkten, waardoor bedrijven hun toeleveringsketens effectief kunnen diversifiëren. Dat draagt bij aan het voorkomen of verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden.
Het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden is niet het doel van de anti-dwangarbeidverordening en CSDDD. Wanneer de CSDDD in werking treedt, worden bedrijven die onder de reikwijdte van de richtlijn vallen verplicht om gepaste zorgvuldigheid toe te passen en dus risico’s voor mens en milieu in hun keten van activiteiten in kaart te brengen en te adresseren, ongeacht waar ter wereld deze risico’s plaatsvinden. Een mogelijk aandachtspunt daarbij is dat dit zou kunnen leiden tot terughoudendheid bij bedrijven om te investeren in nieuwe grondstoffenketens met hoge IMVO-risico’s, met als gevolg dat er minder diversificatie plaatsvindt. Dit punt geldt minder als het gaat om verder uitbouwen van bestaande grondstoffenketens in hoog-risicogebieden, omdat bedrijven daar al gecommitteerd zijn. Andersom zou de CSDDD juist kunnen bijdragen aan diversificatie wanneer bedrijven besluiten relatief meer te investeren in gebieden met minder IMVO-risico’s. Daarbij geldt overigens dat de CSDDD bedrijven juist stimuleert om, in lijn met de OESO-richtlijnen, hun invloed aan te wenden om via gepaste zorgvuldigheid geleidelijke verbetering aan te brengen in waardeketens. Terugtrekking uit risicogebieden is daarbij alleen passend als laatste redmiddel. Alhoewel bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor de inrichting van hun waardeketen faciliteert en stimuleert het kabinet diversificatie door middel van partnerschappen, handelsakkoorden, diplomatie en financiële instrumenten op Europees en nationaal niveau.
Met de anti-dwangarbeidverordening wordt o.a. beoogd oneerlijke concurrentie te bestrijden door het verdienmodel dat gebruik maakt van dwangarbeid bij bedrijven weg te nemen.
Is de reikwijdte van de CSDDD volgens u voldoende om de import van producten die gemaakt zijn met behulp van dwangarbeid, of gepaard gaande met andere mensenrechtenschendingen of milieuschade, substantieel te verminderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen dat zij de OESO-richtlijnen en UNGP’s toepassen en de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart brengen en adresseren. Met de CSDDD wordt het proces van gepaste zorgvuldigheid voor bedrijven binnen de reikwijdte wettelijk verankerd. Meer detail over de uitkomst van de onderhandelingen over de CSDDD is per brief met uw Kamer gedeeld op 12 april jl. (Kamerstuk 26 485, nr. 435).
Op welke manier verwacht u dat deCorporate Social Responsibility Directive (CSRD) zal bijdragen aan meer transparantie over importen uit Xinjiang?
Met de inwerkingtreding van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) worden bedrijven verplicht te rapporteren over hun impact op mens en milieu, waar dan ook ter wereld. Onder de gedelegeerde handelingen van de CSRD zijn rapportagestandaarden aangenomen die o.a. vragen om te rapporteren over werknemers in de waardeketen en getroffen gemeenschappen. Deze duurzaamheidsrapportage draagt bij aan transparantie over waardeketens.
Kunt u garanderen dat bedrijven die nog steeds handelen in goederen vanuit Xinjiang waarvoor het risico bestaat dat ze geproduceerd zijn met gebruikmaking van dwangarbeid, geen steun van de Nederlandse staat ontvangen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het onderschrijven van de OESO-richtlijnen is een voorwaarde voor het gebruik van door Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gefinancierde economische dienstverlening. De overheid verwacht van bedrijven dat zij zich houden aan deze richtlijnen. Het kabinet kan niet uitsluiten dat bedrijven die producten importeren uit Xinjiang steun van de Nederlandse overheid ontvangen. Het kabinet veroordeelt gedwongen arbeid waar ook ter wereld. In alle gevallen geldt: als blijkt dat een bedrijf zich niet aan de OESO-richtlijnen houdt of een verbetertraject onvoldoende uitvoert, dan kan dit beëindiging (en terugvordering) van de steun tot gevolg hebben. Daarnaast onderschrijft het kabinet het belang van de Europese inspanningen om dwangarbeid effectief tegen te gaan, met name met de anti-dwangarbeidverordening en CSDDD.
Het artikel 'Kabinet zoekt na verbod naar andere wegen voor leveren F-35-onderdelen aan Israël' |
|
Kati Piri (PvdA), Laurens Dassen (Volt), Stephan van Baarle (DENK) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met de inhoud van bovenstaand artikel1?
Ja.
Klopt het dat het ministerie sinds het vonnis in het hoger beroep heeft gezocht naar indirecte manieren om F35-onderdelen te leveren aan Israël?
Zie hiervoor de toelichting in de Kamerbrief over «de opvolging die het kabinet geeft aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël» van 24 april 2024 (Kamerstuk 2024D16833). Het kabinet is in regelmatig contact met de F-35-partners, ook over de gevolgen van de rechterlijke uitspraak om door- en uitvoer van F-35-onderdelen vanuit Nederland naar Israël te staken. Er is niet gevraagd naar alternatieve routes te zoeken om alsnog F-35-onderdelen te kunnen leveren aan Israël. Er is dan ook geen sprake van omzeiling van de rechterlijke uitspraak.
Wel wil het kabinet zich ten volste inspannen om te voorkomen dat het F-35-programma in gevaar wordt gebracht, omdat dit programma cruciaal is voor de nationale veiligheid van Nederland en betrokken bondgenoten. De Kamer roept het kabinet hier ook toe op middels de motie Brekelmans (Kamerstuk 2024D0565). In de genoemde Kamerbrief wordt ook ingegaan op de motie Van Dijk (Kamerstuk 2024D15530) die het kabinet oproept te bezien of en op welke wijze het doorvoeren van F-35-onderdelen zo spoedig mogelijk kan worden hervat.
Kunt u deze interne correspondentie (departementaal en interdepartementaal) op grond van Artikel 68 van de Grondwet zo spoedig mogelijk aan de Kamer doen toekomen?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2 hebben er geen gesprekken plaatsgevonden waarin is gevraagd naar alternatieve routes te zoeken om alsnog F-35-onderdelen te kunnen leveren aan Israël. Hierover heeft dus ook geen interne correspondentie plaatsgevonden en daarom zijn er geen stukken te delen.
Heeft Nederland sinds het vonnis F35-onderdelen geleverd aan andere landen? Zo ja, is er een toename geweest in leveringen naar andere landen?
Sinds het arrest van het Gerechtshof van 12 februari 2024 zijn F-35-onderdelen vanuit Nederland uitgevoerd naar andere F-35-landen, niet zijnde Israël. Dergelijke uitvoer vindt plaats onder de Regeling algemene vergunning NL009 inzake doorvoer, uitvoer of overdracht waarop een overeenkomst in het kader van het F-35 Lightning II programma van toepassing is. Het instrument van de algemene vergunning vraagt van geregistreerde bedrijven om twee keer per jaar over de realisatie in het voorgaande half jaar te rapporteren. Een toename in leveringen aan andere landen kan alleen vastgesteld worden op basis van volledige rapportage-data. De bedrijven zijn verplicht de informatie over de periode januari 2024–juni 2024 voor 1 september 2024 bij de overheid aan te leveren, waarna deze gegevens kunnen worden verwerkt.
Zijn er afspraken met andere landen gemaakt over de levering van F35-onderdelen naar Israël via deze of andere landen?
Het kabinet is voortdurend met F-35-partners in gesprek en heeft hen geïnformeerd over het arrest. Zij weten hierdoor dat eventuele leveringen van F-35-onderdelen aan Israël niet vanuit Nederland kunnen plaatsvinden. Er zijn geen nadere afspraken gemaakt over de levering van F-35-onderdelen naar Israël via andere landen.
Klopt het dat u niet kunt uitsluiten dat via deze weg onderdelen indirect in Israël terecht zijn gekomen?
Zie hiervoor de toelichting in de Kamerbrief over «de opvolging die het kabinet geeft aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël» van 24 april 2024 (Kamerstuk 2024D16833).
Kunt u aangeven of (een deel van) deze onderdelen indirect daadwerkelijk in Israël terecht zijn gekomen?
Zie het antwoord op vraag 6.
Sluit u uit dat er directe levering van F35-onderdelen aan Israël heeft plaatsgevonden in de zeven dagen na het vonnis?
Ja.
Kunt u aangeven of het indirect leveren van F35-onderdelen in strijd is met het internationaal recht? Graag een reflectie.
Bij transacties van F-35-onderdelen naar de VS, bijvoorbeeld voor de productie van nieuwe toestellen, is het vanwege de werking van de internationale logistieke keten in het F-35-programma op het moment van uitvoer niet duidelijk wie de eindgebruiker zal zijn van de toestellen waarin de componenten worden geïntegreerd. Er kunnen meerdere jaren zitten tussen de uitvoer van deze componenten uit Nederland en het moment dat het afgebouwde F-35-toestel daadwerkelijk aan een F-35-land geleverd wordt. Mutatis mutandis is hetzelfde van toepassing op reserve-onderdelen. Voor de Nederlandse exportcontrole geldt de Verenigde Staten dan ook als het ontvangende en integrerende land waaraan getoetst wordt. Deze methodiek wordt al langer toegepast in het Nederlandse exportcontrolestelsel voor de uitvoer van componenten naar producenten in EU-, NAVO-, en daaraan gelijkgestelde landen (Australië, Japan, Nieuw-Zeeland en Zwitserland) waarbij op het moment van uitvoer geen eindgebruiker bekend is. Over deze methode werd uw Kamer in het verleden ook meermaals geïnformeerd, waaronder in de eerdergenoemde Kamerbrief van 24 april 2024 waarin nader ingegaan wordt op de internationale verplichtingen van Nederland inzake wapenexportcontrole (Kamerstuk 2024D16833).
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar en in ieder geval voor het dertigledendebat over de situatie in Gaza beantwoorden?
Ja.
De huidige ontwikkelingen rondom Gaza |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Gerrit van Leeuwen , Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Frankrijk een voorstel doet voor Verenigde Naties (VN)-toezicht op een staakt-het-vuren in de Gazastrook?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten wat de huidige positie van de Nederlandse regering is met betrekking tot deze door Frankrijk voorgestelde VN-resolutie?
Er is op dit moment nog geen definitieve resolutietekst gepresenteerd door Frankrijk waar de leden van de VN-Veiligheidsraad over kunnen stemmen. Voor zover bekend, wordt er achter de schermen onderhandeld over een tekst. Het is niet bekend wanneer deze resolutie ter stemming wordt gebracht. Nederland is geen lid van de VN-Veiligheidsraad en is bij deze onderhandelingen niet betrokken. Daarom is het innemen van een nationale positie momenteel voorbarig. Deze zal afhangen van de uiteindelijke resolutietekst.
Bent u bereid zich actief in te zetten om de kans van slagen van het Franse voorstel voor VN-toezicht op een staakt-het-vuren te vergroten?
Op dit moment heeft Frankrijk geen definitief voorstel voorgelegd aan de VN voor VN-toezicht op een staakt-het-vuren. Nederland deelt wel de oproep tot een onmiddellijk staakt-het-vuren in Gaza en het onvoorwaardelijk vrijlaten van de gijzelaars. Een onmiddellijk staakt-het-vuren moet eveneens leiden tot massief meer humanitaire hulp aan Gaza. Hier zet het kabinet zich actief voor in middels diplomatieke contacten in de regio.
Bent u bereid, gelet op de tragische dood van zeven medewerkers van World Central Kitchen in Gaza door een aanval, om met de Europese Ministers van Buitenlandse Zaken gezamenlijk en resoluut aan te dringen bij de Israëlische autoriteiten op het wegnemen van alle belemmeringen voor humanitaire hulp naar Gaza? Zo ja, kunt u hier op een zo’n kort mogelijke termijn op inzetten? Zo nee, waarom niet?
Nederland dringt veelvuldig en op alle niveaus en met andere gelijkgezinde landen bij de Israëlische autoriteiten aan op onmiddellijke en aanzienlijke verbetering van humanitaire toegang naar alle delen van Gaza. Hierbij heeft het, zowel in bilateraal contact met Israël als in diplomatieke interventies met gelijkgezinde landen, herhaaldelijk onderstreept dat belemmeringen van humanitaire toegang per ommegaande moeten worden verholpen, rekening houdend met het recht van Israël om de goederen te controleren. Het gebrek aan veiligheid voor humanitaire hulpverleners is één van de kritieke punten van zorg, en heeft in het afgelopen half jaar geleid tot de dood van meer dan 200 hulpverleners in Gaza. De dood van de zeven hulpverleners van World Central Kitchen heeft het belang van coördinatie- en deconflictiemechanismes andermaal onderstreept. Humanitaire hulpverleners moeten hun werk ongehinderd en veilig kunnen uitvoeren. Ook op dit punt zal Nederland zich, in nauwe afstemming met de VN en met name de VN Senior Humanitair en Wederopbouw Coördinator voor Gaza, Sigrid Kaag en haar team, blijven inspannen.
Hoe verklaart u het feit dat er nu gewacht wordt op het onderzoek naar de toedracht van de dood van de medewerkers bij World Central Kitchen, terwijl er na de vermeende betrokkenheid van UNWRA-medewerkers bij Hamas wel direct conclusies konden worden getrokken ten aanzien van de ontvankelijkheid van Nederlandse steun?
Het kabinet roept consequent op tot bescherming van humanitaire hulpverleners en benadrukt dat bij dit conflict al veel te veel hulpverleners om het leven zijn gekomen. Hulpverleners mogen nooit een doelwit zijn, niet in Gaza en niet elders in de wereld. Nederland heeft aangegeven dat het belangrijk is dat de gebeurtenissen snel en gedegen worden onderzocht.
Klopt het dat sinds het laatste debat over de Raad Buitenlandse Zaken van 12 maart 2024 slechts één Nederlander Gaza heeft kunnen verlaten? Zo ja, welke belemmeringen spelen een rol bij de evacuatie van Nederlanders uit Gaza?
Ja. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zorgt ervoor dat de namen van de mensen met wie het ministerie in contact staat en die in aanmerking komen voor consulaire steun, bekend zijn bij de relevante autoriteiten. Hieronder vallen de Israëlische en Egyptische autoriteiten, die de lijsten opstellen van mensen die de grens over mogen. Het ministerie en de Nederlandse ambassades en vertegenwoordigingen in de regio onderhouden actief contact met alle betrokken partners in de regio. De definitieve lijst wordt opgesteld door Israël en Egypte, die ook gezamenlijk de grens bewaken. Aan de grens wordt toegang verzocht; de autoriteiten ter plekke bepalen vervolgens de feitelijke toelating. Ook zijn er mensen die vanwege individuele en veiligheidsomstandigheden Gaza (nog) niet kunnen verlaten.
Kunt u aangeven hoeveel Nederlanders en Nederlandse ingezetenen nog in Gaza verblijven, en hoeveel van hen Gaza zo snel mogelijk zouden willen verlaten?
Het aantal mensen dat het ministerie probeert Gaza uit te helpen, is constant in beweging omdat zich (nog) steeds nieuwe mensen aanmelden zowel vanuit Gaza als via de IND die machtigingen tot voorlopig verblijf (MVV’s) inwilligt. Het ministerie staat op dit moment in contact met een dertigtal mensen in Gaza die het gebied willen verlaten, van wie een enkeling vanwege individuele- en veiligheidsomstandigheden Gaza (nog) niet heeft kunnen verlaten. Dat zijn mensen met een Nederlands paspoort, hun kerngezinsleden, mensen met een Nederlandse verblijfsstatus en mensen met een MVV inwilliging van de IND voor gezinshereniging. Het ministerie zet zich in om deze personen, indien zij hebben aangegeven te willen vertrekken, te ondersteunen bij vertrek uit Gaza. Het is tot nu toe gelukt om meer dan 90 mensen uit onze doelgroep te ondersteunen bij het verlaten van Gaza en het doorreizen naar Nederland.
Welke stappen gaat u ondernemen om evacuatie van overgebleven Nederlanders uit Gaza te versnellen zodat ze in veiligheid worden gebracht?
Het ministerie blijft zich actief inspannen om de relevante mensen in Gaza met wie contact is, zo snel mogelijk het gebied uit te helpen. Via alle beschikbare diplomatieke kanalen, ook in EU-verband, zet het ministerie zich er voor in dat deze personen zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten. Daarnaast wordt op politiek niveau door verschillende leden van het kabinet – onder wie de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister-President – blijvend aangedrongen bij de relevante landelijke autoriteiten dat alle Nederlanders, inclusief kerngezinsleden, mensen met een Nederlandse verblijfsstatus en mensen die een positief besluit van de IND hebben in het kader van gezinshereniging, zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten.
Exportkredietverzekeringen voor de baggersector |
|
Christine Teunissen (PvdD), Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Gerrit van Leeuwen , Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het op 25 maart 2024 gepubliceerde rapport «Dredging destruction» van Both Ends1?
Ja.
Uw ministeries en Atradius DSB schrijven in reactie op het rapport zich niet te herkennen in de conclusie van het rapport, herkent u zich wel in de feiten? Erkent u dat er in Brazilië, Egypte, de Filipijnen, de Malediven, Mozambique en Indonesië vissers en boeren hun bestaan hebben verloren en het milieu is aangetast door de via de overheid verzekerde baggerprojecten van Boskalis en Van Oord? Zo nee, waarom niet?
Grootschalige infrastructuur- en baggerprojecten kunnen negatieve effecten voor mens, dier en milieu opleveren. De Nederlandse staat verzekert geen transacties met onaanvaardbare gevolgen voor mens, dier en milieu. Negatieve neveneffecten moeten worden voorkomen, beperkt of gecompenseerd. Het kabinet verwacht ook van Nederlandse bedrijven dat zij deze werkwijze zoals beschreven in de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen toepassen. Aanvragers van een exportkredietverzekering (ekv) tekenen daarom een inspanningsverklaring. Afgifte van een ekv bij hoog risico projecten is daarnaast alleen mogelijk nadat een uitgebreide milieu- en sociale beoordeling heeft plaatsgevonden en de projecten voldoen aan internationale standaarden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo).2 Sinds 1 januari 2022 monitort Atradius Dutch State Business (ADSB) de hoogste risico projecten gedurende de looptijd van de polis. Vaak wordt dan een onafhankelijke consultant ingezet en wordt samengewerkt binnen een consortium van banken, internationale instellingen en buitenlandse exportkredietverzekeraars.
Als er in projecten milieu wordt aangetast of het levensonderhoud van belanghebbenden wordt getroffen, dan moet volgens de internationale standaarden eerst onderzocht worden of dit in voldoende mate voorkomen kan worden, gemitigeerd kan worden en in het uiterste geval worden gecompenseerd. Compensatie dient zo te worden uitgevoerd dat het levensonderhoud van de belanghebbenden hetzelfde of beter wordt dan de situatie voor de start van een project. Dit kan door middel van bijvoorbeeld alternatieve werkgelegenheid, vervangende woonruimte en/of financiële compensatie. Compensatie voor milieuschade kan bijvoorbeeld worden bereikt door de aanleg van nieuwe natuur.
Uit de milieu- en sociale beoordelingen door ADSB blijkt dat de projecteigenaren van de in het rapport besproken projecten deze vereisten onder de internationale maatstaven goed hebben toegepast. Om die reden herkent het kabinet zich niet in het geschetste beeld van het rapport. Het kabinet benadrukt dat ook in de wereld van grootschalige baggerprojecten en het verzekeren daarvan de ontwikkeling van kennis en techniek niet stilstaat. Zo kunnen steeds vaker oude technieken op het terrein van baggeren worden vervangen met een zogenoemde «buillding with nature» aanpak en ook op dit terrein beweegt de wereld van de exportkredietverzekering mee om dit soort nieuwe meer duurzame technologieën te kunnen verzekeren.
Is Atradius DSB begonnen met de herbeoordeling van de exportkredietverzekering voor het Mozambique LNG project? Hoe kijkt u naar de huidige veiligheidssituatie van het Mozambique LNG project? Wat is de stand van zaken rondom de veiligheidssituatie en de analyse van Atradius DSB?
Ja, ADSB en de Staat zijn momenteel bezig met de herbeoordeling van de ekv voor dit project. Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 15 december jl.3 heeft Nederland het recht voorbehouden om het project opnieuw te beoordelen op financiële, milieu- en sociale en veiligheidsrisico’s. Dit betekent dat het project getoetst wordt aan nationale en internationale standaarden, waaronder de IFC Performance Standards en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Daarnaast worden de aanbevelingen uit het Proximities rapport inzake de veiligheid integraal meegenomen bij de herbeoordeling.
In de Kamerbrief van 15 december jl. is eveneens aangegeven dat het kabinet uw Kamer na de afronding van het herbeoordelingsproces, binnen de geldende juridische en commerciële randvoorwaarden, zo goed mogelijk informeert over de uitkomsten hiervan en de beslissing van het kabinet hierop. Daarbij zal ook worden ingegaan op de beoordeling van de veiligheidssituatie voor zover daarover in het openbaar kan worden gecommuniceerd.
Hoe staat het met de implementatie van de aanbevelingen van het door onderzoeksbureau Proximities Risk Consultancy opgeleverde rapport, waarover u op 19 juni 2023 de Kamer heeft geïnformeerd?2
Het kabinet heeft de aanbevelingen conform de beleidsreactie van 21 februari 2023 geïntegreerd in het beleid en de uitvoering van de ekv.5 De interne procedures zijn aangepast en er is een werkinstructie opgesteld voor de beoordeling van de veiligheidssituatie. De specifieke aanbevelingen uit het Proximities rapport voor het project in Mozambique maken integraal onderdeel uit van het herbeoordelingsproces voor dit project. Uw Kamer zal hierover na afronding van dit herbeoordelingsproces nader worden geïnformeerd.
Is er een concreet en effectief plan om te zorgen dat de vissers en boeren rondom het Mozambique LNG project weer kunnen vissen en oogsten?
Om in aanmerking te komen voor een ekv dienen negatieve economische effecten conform internationale standaarden voorkomen, gemitigeerd of gecompenseerd te worden. De acties vanuit het project voor deze groepen mensen zijn vastgelegd in het zogenoemde livelihood restoration program dat gepubliceerd is op de projectwebsite.6 Onderdeel van de herbeoordeling van het Mozambique LNG-project is of dat deze aanpak voldoet aan de internationale standaarden voor de ekv.
Hoe beoordeelde Atradius DSB de publieke consultatie van de milieustudie (IEA) in het kader van het Gulhifalhu project op de Malediven nadat deze voor slechts vijf dagen online open stond tijdens de COVID-19 lockdown? Hoe is de input van de slechts zeven respondenten meegewogen?
De milieustudie waar in de vraag naar wordt verwezen is een lokaal document dat was opgesteld op basis van de nationale wet- en regelgeving van de Malediven. Tijdens de due diligence fase voor dit project heeft ADSB bepaald dat voor een ekv sprake dient te zijn van een Environmental and Social Impact Assessment (ESIA) op basis van de internationale mvo-standaarden. Deze ESIA is vervolgens opgesteld en publiek beschikbaar op de projectwebsite.7
Conform de internationale standaarden zijn er meerdere consultatiemomenten geweest met stakeholders, waaronder vissers en duikscholen. Tijdens deze gesprekken hebben stakeholders aangegeven dat zij geen negatieve effecten op hun werkzaamheden verwachten vanuit onderhavig project, maar wel van andere projecten in de omgeving. Dit is ook bevestigd tijdens het laatste monitoringsbezoek van ADSB aan de projectlocatie in juni 2023.
Hoe beoordeelde Atradius DSB de te verwachten onomkeerbare milieuverwoesting in de Malediven en de gevolgen daarvan voor de lokale economie zoals toerisme en vissers?
Het project is door ADSB beoordeeld op het voorkomen, mitigeren of compenseren van nadelige gevolgen voor mens, dier en milieu. Onderdeel van deze beoordeling is een Environmental and Social Impact Assessment (ESIA) conform internationale standaarden. De ESIA is specifiek gericht op het identificeren van milieueffecten en de ontwikkeling van strategieën om deze te mitigeren of compenseren. Deze ESIA is publiek beschikbaar op de projectwebsite.8
Volgens de ESIA zijn er maatregelen gepland om negatieve milieueffecten te minimaliseren. Waar deze effecten niet volledig vermeden kunnen worden, is voorzien in compensatieplannen die overeenkomen met internationale standaarden. Deze plannen zijn beoordeeld en voldoende bevonden door een onafhankelijke consultant en zullen regelmatig worden gemonitord om de uitvoering te waarborgen.
Het project heeft meerdere consultatierondes gehouden met lokale stakeholders, zoals beschreven in het antwoord op vraag 6. ADSB blijft alert op mogelijke tegenstrijdige visies en zorgen die naar voren kunnen komen. Deze zorgen worden vervolgens gedeeld met het project en ADSB neemt dit mee in de monitoring van het project.
Bent u bekend met de ontvoering van activisten Jhed Tamano en Jonila Castro en de klacht bij de VN rapporteur?3 Hoe zijn uw ministeries en Atradius DSB omgegaan met het nieuws van de ontvoering? Is de veiligheid van activisten meegenomen in de afgifte van de exportkredietverzekering?
Op 15 september jl. publiceerde de Filipijnse Commission on Human Rights een publieke verklaring over deze kwestie en het kabinet is bekend met berichten over de ontvoering van deze activisten. De Nederlandse ambassade staat in contact met verschillende partijen in de Filipijnen over de mogelijke toedracht en achtergrond. De Nederlandse ambassade heeft contact opgenomen met de projecteigenaar van het luchthavenproject om het belang van het waarborgen van de veiligheid van actievoerders te benadrukken. Ook heeft de ambassadeur publiekelijk aandacht gevraagd voor de kwestie en de positie van mensenrechten in de Filipijnen in het algemeen op het platform X. De ambassade heeft daarnaast gesproken met de NGO Both ENDS over deze situatie. Tot slot heeft ADSB zich ingezet naar aanleiding van deze kwestie. Zo heeft ADSB de ontvoering geadresseerd bij de projecteigenaar en betrokken financiers en de onafhankelijke consultant.
Bent u bekend met de zeer repressieve wetgeving in de Filippijnen, waar mensenrechtenverdedigers aangemerkt worden als terroristen? Hoe heeft u deze realiteit meegewogen in uw beslissing over het afgeven van een exportkredietverzekering? Welke maatregelen neemt u om te zorgen dat er geen mensenrechtenschendingen plaatsvinden in de context van het project?
De Filipijnen kennen een complexe situatie als het gaat om de positie en bescherming van mensenrechtenverdedigers. Daarom monitort de ambassade de ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten nauwgezet, inclusief het zogenoemde red-taggingvan activisten, en ondersteunt het lokale partners om deze situatie te verbeteren. Met gelijkgestemde partners, zoals de EU, zet de ambassade zich actief in om te zorgen dat mensenrechtenverdedigers hun werk kunnen doen. In het kader van de ekv-beoordeling voor het luchthavenproject is een human rights impact assessment uitgevoerd om projectgerelateerde risico’s op mensenrechtenterrein te identificeren en waar nodig maatregelen te nemen.
In welke gevallen kunt u een exportkredietverzekering intrekken? Kunt u toelichten of intrekking mogelijk is als de Nederlandse exporteur en/of de projecteigenaar mensenrechten schendt dan wel milieuschade veroorzaakt, dan wel daar aan bijdraagt, dan wel daarbij betrokken is?
Het kabinet overweegt niet om de exportkredietverzekeringen in te trekken voor deze projecten. Deze projecten zijn (of in het geval van de eventuele herstart van het LNG-project in Mozambique: worden) beoordeeld aan de hand van het vigerende beleidskader voor de ekv, o.a. op milieu- en sociale, financiële en compliance risico’s, en op basis daarvan is er ingestemd met de afgifte van een polis.
Het intrekken van afgegeven polissen is alleen mogelijk indien sprake is van verzuim, aantoonbare nalatigheid of fraude door de verzekerde partij. Schending van de polisvoorwaarden kan in het uiterste geval gevolgen hebben voor het recht op schade-uitkering onder de polis. Deze situatie is voor geen van de genoemde projecten aan de orde.
Overweegt u de exportkredietsteun voor de projecten in Mozambique, de Malediven en de Filipijnen stop te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe leest u dit rapport in het kader van de aangenomen motie van de leden Alkaya en Van Raan over geen exportkredietverzekeringen bij risico's op mensenrechtenschendingen of milieuschade uit 2018?4 Bent u het eens dat de uitvoering van deze motie tekort schiet? Kunt u uw antwoord toelichten?
De motie van de leden Alkaya en van Raan verzoekt de regering «er zorg voor te dragen dat iedere aanvraag voor een exportkredietverzekering waarbij de risico's op schending van mensenrechten of milieuschade te groot zijn, wordt afgekeurd ongeacht het zogenaamde gelijke speelveld en de gevolgen voor de aanvragende bedrijven». Zoals hierboven aangegeven verzekert de Nederlandse staat geen transacties met onaanvaardbare risico’s voor mens, dier en milieu. Zodanige risico’s dienen te worden voorkomen, gemitigeerd of te worden gecompenseerd. Dit conform het Nederlandse milieu en sociale beleid voor de ekv, dat in lijn is met de internationale mvo-standaarden. Het kabinet handelt daarmee conform de motie van de leden Alkaya en Van Raan.
Klopt het dat de zeven in het rapport beschreven projecten waaraan exportkredietsteun is geboden niet zijn meegenomen in de beleidsevaluatie van het mvo-beleid uit 2021?5 Waarom niet?
Bij de onafhankelijke evaluatie van het mvo-beleid voor de ekv-faciliteit uit 2021 is integraal gekeken naar het mvo-beleid dat gold vanaf 2018.12 Hierbij is gekeken naar vijf transacties/casestudies, waaronder ook twee projecten in de baggersector (één transactie van Van Oord in Angola en één transactie van Royal IHC in Argentinië). Bij de selectie van de vijf cases is door de onderzoekers gestreefd een evenwichtige selectie te maken uit verschillende sectoren en risicoclassificaties. De aanbevelingen uit de evaluatie zijn doorgevoerd in de laatste herziening van het mvo-beleid voor de ekv in 2023.13 De ekv-besluitvorming over projecten uit het rapport van Both ENDS et al. vond plaats vóór de mvo-beleidsherziening in 2018 of ná afronding van de evaluatie in januari 2021 en maakt om die reden geen onderdeel uit van de selectie die de onafhankelijke onderzoeker destijds heeft gemaakt, maar waarbij dus wel andere projecten uit de baggersector zijn geëvalueerd.
Bent u het ermee eens dat, in lijn met de OESO standaarden, UNGPs, SDGs en de Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework, alle relevante sociale, milieu en mensenrechten documentatie rondom de verzekerde projecten openbaar moet zijn? Bent u het ermee eens dat het mvo-beleid van Atradius DSB momenteel niet in deze eis voorziet?
De OESO Common Approaches zijn leidend op het terrein van standaarden voor transparantie bij exportkredietverzekeringen die verstrekt worden door OESO-landen.14 Daarnaast onderschrijft ADSB de OESO-richtlijnen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen. De OESO Common Approachesen OESO-richtlijnen bepalen dat partijen transparant dienen te zijn binnen de grenzen van bedrijfsvertrouwelijke- en concurrentieoverwegingen.
In de vraag wordt gesteld dat de daarin genoemde kaders verplichten tot openbaarmaking van de documentatie. Dat is niet het geval. Wel geven deze kaders aan dat gestreefd moet worden naar transparantie met inachtneming van commerciële, juridische en andere beperkingen.
Het kabinet is van oordeel dat ADSB de verplichtingen uit de bovengenoemde internationale kaders correct toepast en wordt daarbij gesterkt door de conclusies van de beleidsevaluatie van het mvo-beleid voor de ekv uit 2021 uitgevoerd door een externe partij.15 De evaluatie stelt op dit punt dat ADSB transparant is over het mvo-beleid en de uitgangspunten van die transparantie zijn vastgelegd in een expliciet transparantiebeleid, dat ook is gepubliceerd op de website.16 De evaluator merkt hierbij op dat exportkredietverzekeraars in andere landen minder transparant zijn over hun beleid en dat ADSB op dit punt dus verder lijkt te gaan dan hun evenknie in andere landen.
Zoals hierboven aangegeven dient ADSB op basis van de OESO Common Approaches bij het openbaar maken van documenten rekening te houden met onder meer de bedrijfsvertrouwelijkheid van documentatie. Van belang hierbij is dat ADSB in de meeste gevallen geen eigenaar is van (onderliggende) documentatie. ADSB moedigt projecteigenaren aan om zo transparant mogelijk te communiceren met stakeholders, bijvoorbeeld door het opzetten van een projectwebsite. Bij de lopende onderhandelingen over de herziening van de OESO Common Approaches zet Nederland in op het opnemen van een inspanningsverplichting voor projecteigenaren om transparantie te bevorderen. Dit is ook belangrijk voor een internationaal gelijk speelveld.
Waarom kan Atradius DSB het environmental social action plan (ESAP) niet delen met de (mogelijk) getroffen gemeenschappen en maatschappelijke organisaties? Bent u bereid om in de poliswaarden van Atradius DSB op te nemen dat de ESAP publiek gedeeld wordt? Zo nee, waarom niet?
Het Environmental and Social Action Plan (ESAP) is een contractdocument dat valt onder het juridische eigendom van de financierende partijen en de projecteigenaar. ADSB heeft niet de juridische bevoegdheid om dergelijke documenten zelfstandig openbaar te maken.
Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 14 moedigt ADSB projecteigenaren aan om zo transparant mogelijk te communiceren met stakeholders, bijvoorbeeld door het opzetten van een projectwebsite. Het kabinet zet zich binnen de OESO in voor een inspanningsverplichting voor projecteigenaren om transparantie te bevorderen. Dit is ook belangrijk voor een internationaal gelijk speelveld.
Het bericht ‘Oeganda handhaaft een van de strengste antihomowetten ter wereld’ |
|
Roelien Kamminga (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met het artikel «Oeganda handhaaft een van de strengste antihomowetten ter wereld»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat het Grondwettelijk Hof in Oeganda heeft uitgesproken de «antihomoseksualiteitswet 2023» niet terug te draaien?
Het kabinet is zeer teleurgesteld dat het Grondwettelijk Hof in Oeganda de Anti-Homosexuality Act niet onconstitutioneel heeft verklaard. Hoewel enkele elementen uit de wet ongrondwettelijk zijn verklaard en dus zullen worden verwijderd uit de wetstekst, blijft de Anti-Homosexuality Act verder van kracht. De wet is discriminerend, leidt tot uitsluiting en kan leiden tot geweld.
Deelt u de mening dat dit een zeer zorgwekkende ontwikkeling is en het des te meer van belang is om kritisch te wegen of en welke steun we vanuit het ontwikkelingssamenwerkingsbudget geven aan Oeganda?
Ja, het kabinet is van mening dat dit een zeer zorgelijke ontwikkeling is. Vorig jaar heeft het kabinet, in reactie op het invoeren van de wet, dan ook aanpassingen doorgevoerd in de ontwikkelingssamenwerking met Oeganda.
Zo heeft het kabinet de directe steun aan de centrale Oegandese overheid stopgezet door af te zien van financiering van het Justice Law and Order(JLOS) programma en door beurzen voor overheidsvertegenwoordigers onder het Orange Knowledge Programma op te schorten. Zie verder de antwoorden op vragen 5–7.
Is het kabinet, dan wel de ambassade, nu of eerder in het traject in contact getreden met de Oegandese regering naar aanleiding van deze aangenomen wet? Zo ja, wat is er uit dit contact voortgekomen? Zo nee, bent u bereid dit zo snel mogelijk te doen?
Nederland is veelvuldig in contact getreden met de Oegandese regering in aanloop naar de totstandkoming van de wet (zie ook antwoorden op Kamervragen van het lid Klink met kernmerk 2023Z05176 d.d. april 2023).
Zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in september 2023, en marge van de AVVN in New York, haar zorgen over deze wetgeving kenbaar gemaakt aan de Oegandese Minister van Buitenlandse Zaken. Ook in de periode tussen aanname van de wet en de uitspraak van het Hof heeft de waarnemend Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dit gedaan in een gesprek met de Oegandese Minister van Justitie in februari 2024. Daarnaast heeft de Minister van Buitenlandse Zaken daags na de uitspraak van het Hof de teleurstelling van het kabinet in persoon kenbaar gemaakt aan de vice-president van Oeganda. Ook op ambtelijk niveau wordt in contact met Oegandese overheidsvertegenwoordigers doorlopend aandacht gevraagd voor de negatieve gevolgen van de wet en worden onze zorgen overgebracht. Tevens is samen met andere EU-lidstaten na de uitspraak van het Hof een verklaring gepubliceerd waarin wordt benadrukt dat de wet tegen internationale mensenrechtenwetgeving in gaat en de EU zich zal blijven inzetten voor alle Oegandezen, ongeacht seksuele oriëntatie of gender identiteit.
De betreffende vertegenwoordigers van de Oegandese overheid hebben aangegeven dat ze ons standpunt begrijpen en accepteren, maar dat ze ook te maken hebben met een parlementair proces en de uitspraak van hun rechterlijke macht. Zij zijn ook kritisch op de reacties van Nederland en andere Westerse landen op het instellen van de wet. In diplomatiek contact wordt gewezen op de invloed van Westerse groepen die lobbyen voor de totstandkoming van deze wetgeving en tevens op de «dubbele standaarden» die Westerse landen zouden hanteren door zich kritisch uit te spreken over de wet.
Kunt u aangeven op welke wijze Nederland financieel steun verleent aan Oeganda en zo ja, om hoeveel euro per jaar dit gaat? Kunt u daarnaast aangeven hoeveel er door de Nederlandse overheid de afgelopen 10 jaar geïnvesteerd is in de rechtsstaat van Oeganda? Welke positieve resultaten heeft dit opgeleverd?
Het kabinet heeft, middels de voorgenoemde aanpassingen in de ontwikkelingssamenwerking, de directe steun aan de centrale Oegandese overheid stopgezet. Zo is, als ook genoemd in het antwoord op vraag 3, de financiering van het Justice Law and Order(JLOS) programma stopgezet en zijn de beurzen voor overheidsvertegenwoordigers onder het Orange Knowledge Programma opgeschort.
Nederland investeerde over de periode van 2013–2023 gemiddeld 60 miljoen euro per jaar in Oeganda. Deze investeringen worden gedaan via multilaterale instellingen, de Wereldbank, internationale ngo’s, lokale ngo’s en de private sector. De bijdragen aan VN organisaties die ook actief zijn in Oeganda (bijv. UNHCR) zijn hierin niet meegenomen.
In de periode 2013–2023 heeft Nederland in totaal 73,3 miljoen euro geïnvesteerd op het gebied van veiligheid en rechtsorde. 17,8 miljoen euro hiervan betrof directe steun aan de centrale Oegandese overheid door middel van het Justice Law and Order(JLOS) programma. De Nederlandse investeringen op het gebied van veiligheid en rechtsorde hebben over de jaren positieve resultaten opgeleverd. Bijvoorbeeld, in 2021 hebben bijvoorbeeld 352.000 mensen toegang tot recht verkregen via met Nederlandse steun tot stand gekomen centra waar politie, openbaar aanklagers en rechtbanken samenkomen en beschikbaar zijn voor publiek. In een brief aan uw Kamer op 19 oktober 2022 zijn u de laatst behaalde resultaten van het JLOS-programma toegekomen.
Heeft Nederland in het kader van de «antihomoseksualiteitswet 2023» projecten in Oeganda stopgezet? Zo nee, waarom niet?
Zie ook het antwoord op vraag 3 en 5. In reactie op de aanname van de Anti-Homosexuality Act heeft het kabinet in 2023 het Orange Knowledge Programme beurzen voor Oegandese overheidsvertegenwoordigers gepauzeerd, alsook de gesprekken met de Oegandese overheid over mogelijke vervolgsteun aan JLOS gestaakt.
Door de steun aan JLOS te stoppen heeft het kabinet het signaal afgegeven dat Nederland opkomt voor het waarborgen van mensenrechten en in het bijzonder van lhbtiq+-personen. Ook wordt hiermee voorkomen dat Nederland instituties steunt die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van deze wet.
Bent u voornemens om na dit bericht (meer) projecten in Oeganda stop te zetten?
Nee. Het kabinet is van mening dat het stopzetten van andere programma’s (die de Oegandese centrale overheid niet rechtstreeks steunen) de Oegandese bevolking juist zal benadelen. O.a om die reden vindt het kabinet het stopzetten van programma’s met lokale en internationale organisaties gericht op andere thema’s, zoals de opvang in de regio, de private sector en voedselzekerheid, niet wenselijk. Dit zou ook niet in het belang zijn van Nederland, bijvoorbeeld als het gaat om het bieden van perspectief aan migranten en vluchtelingen in de regio om de noodzaak om door te reizen te verkleinen. Het kabinet vindt het belangrijk om het maatschappelijk middenveld (waaronder organisaties die opkomen voor de rechten van lhbtiq+), ngo’s en multilaterale organisaties zoals de Verenigde Naties te blijven steunen. Zij werken onder andere aan projecten die de negatieve effecten van deze wet mitigeren of die bijdragen aan inclusieve toegang tot recht en gezondheid. Ook zijn deze organisaties actief op het gebied van andere prioriteiten als het voorkomen van radicalisering of illegale geldstromen.
Het kabinet heeft de projecten met directe (financiële) steun aan de centrale Oegandese overheid reeds stopgezet in 2023.
Kunt u aangeven op welke wijze Nederland de LHBTIQ+-gemeenschap in Oeganda steunt? Gaan er bijvoorbeeld middelen vanuit het Mensenrechtenfonds naar partnerorganisaties in Oeganda?
Ja, het kabinet steunt de lhbtiq+-gemeenschap in hun streven naar een menswaardig bestaan in Oeganda. Het kabinet blijft daartoe ook projecten steunen die de positie lhbtiq+-gemeenschap en het maatschappelijk middenveld versterken.
Zowel het ministerie in Den Haag als de Nederlandse ambassade in Kampala overleggen doorlopend met partners die in de Oegandese context werken om de situatie van de lhbtiq+-gemeenschap te verbeteren. Hierbij staan de behoeften van de Oegandese lhbtiq+-gemeenschap voorop.
Vanuit verschillende partnerschappen ondersteunt het kabinet diverse activiteiten in Oeganda, die zich richten op het verbeteren van de positie en gelijke rechten van de lhbtiq+-gemeenschap in Oeganda, alsmede hun toegang tot gezondheid, incl. op hiv/aids. Zo ondersteunt Nederland vanuit het budget voor Mondiale Gezondheid en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten twee programma’s die bijdragen aan toegang voor de lhbtiq+-gemeenschap tot de publieke gezondheidszorg en aan de gecoördineerde reactie van het maatschappelijk middenveld op de wet en de bredere anti-lhbtiq+-sentimenten in de samenleving.
Vanuit het Mensenrechtenfonds werkt de Nederlandse ambassade in Oeganda nauw samen met mensenrechtenorganisaties die zich inzetten voor het beschermen van mensenrechtenverdedigers, door o.a. financiële, juridische en logistieke steun te verlenen aan deze mensenrechtenverdedigers die in direct gevaar verkeren.
Hiernaast staat de Nederlandse ambassade in Kampala in contact met de lhbtiq+-gemeenschap in Oeganda en steunt deze. Zo reikte de Nederlandse ambassade in december nog een ambassade Mensenrechtentulp met bijgaande financiële ondersteuning uit aan een lhbtiq+-mensenrechtenverdediger die samenwerkt met ouders van lhbtiq+-personen om meer begrip en bondgenoten voor de gemeenschap te genereren.
Daarnaast steunt de ambassade, samen met andere donoren, een programma dat zich richt op het bredere maatschappelijk middenveld. Dit programma levert een bijdrage aan de versterking van de democratische waarden en de bescherming en bevordering van de maatschappelijke ruimte en de mensenrechten. Gezien de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld en na aanname van de Anti-Homosexuality Act heeft Nederland eind 2023 besloten om de bijdrage aan dit programma te verhogen.
Deelt u de mening dat het juist nu van groot belang is om de LHBTQI+ gemeenschap in Oeganda te steunen en kunt u er in dit kader alles aan doen om te voorkomen dat middelen die ten goede komen aan LHBTQI+-projecten in Oeganda worden stopgezet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe staat het met het besluit van de Wereldbank om het verlenen van nieuwe leningen aan Oeganda op te schorten als reactie op het invoeren van de «antihomoseksualiteitswet 2023»? En kunt u aangeven wat het effect van dit laatste bericht hierop gaat zijn? Zijn er daarnaast nog andere maatregelen mogelijk die de Wereldbank kan nemen in dit kader? Zo ja, waar bestaan deze maatregelen uit?
Het besluit van de Wereldbank van 8 augustus 2023 is nog altijd van kracht. De Wereldbank werkt samen met de Oegandese overheid aan maatregelen om discriminatie en uitsluiting in door de Wereldbank gefinancierde projecten te voorkomen. Die onderhandelingen zijn grotendeels afgerond. De uitspraak door het Hof zal hierop enige invloed hebben, omdat sommige problematische clausules van de oorspronkelijke wet nu ongrondwettelijk zijn verklaard. De Wereldbank werkt ook aan een mechanisme om te toetsen of de te nemen maatregelen in de praktijk ook effectief zijn.
Het kabinet wil deze onderhandelingen en de toets afwachten, zodat kan worden vastgesteld of deze in voldoende mate bescherming bieden.
Ziet u nog mogelijkheden voor andere internationale organisaties om hun steun aan de Oegandese regering te verminderen in reactie op het invoeren van de «antihomoseksualiteitswet 2023»? Zo ja, op welke wijze zou dit kunnen worden geïmplementeerd?
Alle internationale organisaties en bilaterale ontwikkelingspartners in Oeganda nemen het risico op discriminatie en uitsluiting als gevolg van de anti-homoseksualiteit wet serieus. Onder leiding van de Wereldbank en VN stemmen zij onderling af hoe zij discriminatie en uitsluiting het beste kunnen voorkomen in hun programma’s. Daarbij worden ook mensenrechten- en lhbtiq+-organisaties actief betrokken. Ook internationale en bilaterale ontwikkelingspartners houden, net als Nederland, rekening met het niet benadelen van de Oegandese bevolking in de afweging tot het eventueel stopzetten van programma’s.
Is er vanuit de Equal Rights Coalition, waar Nederland onderdeel van uitmaakt, druk uitgeoefend op Oeganda om de «antihomoseksualiteitswet 2023» in te trekken? Zo ja, waar bestond deze druk uit?
In antwoord op uw eerdere vragen, dat u op 4 juli 2023 is toegekomen (2023Z09656), is het kabinet hier reeds op ingegaan. Sindsdien is de situatie in Oeganda binnen de Equal Rights Coalition meermaals besproken, meest recent tijdens de internationale diplomatie-werkgroep van 20 maart jl.
Leden van de Equal Rights Coalition hebben onder andere afspraken gemaakt over het bilateraal adresseren van de zorgen over de wet en het onderling delen van de uitkomsten hiervan. Zo is ook informatie uitgewisseld tussen een aantal lhbtiq+-gezanten en mensenrechtenambassadeurs van gelijkgezinde landen.
Is het instellen van de «antihomoseksualiteitswet 2023» in strijd met internationale verdragen waar Oeganda partij is? Zo ja, om welke verdragen gaat het en zal Nederland dit bij Oeganda onder de aandacht brengen?
Ja, de Anti-Homosexuality Act is, zoals ook de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten verklaard heeft, in strijd met diverse internationale verdragen op het gebied van mensenrechten waar Oeganda partij is. In het bijzonder het strafbaar stellen van consensuele seksuele relaties, en de mogelijke toepassing van de doodstraf daarop. Nederland heeft de zorgen hierover op diverse momenten en niveaus opgebracht – zie tevens het antwoord op vraag 4 – en zal dit blijven doen.
Hoe wordt er met de Verenigde Staten of andere landen samengewerkt om Oeganda te bewegen om haar antihomowet in te trekken?
Er is doorlopende intensieve samenwerking met gelijkgezinde bilaterale partners en multilaterale partners en VN over de druk op de lhbtiq+-gemeenschap en de gevolgen van de wet. Daarbij gaat het om gezamenlijke analyses, delen van informatie over de gevolgen van de wet en ondersteuning aan de lhbtiq+-gemeenschap, en over de dialoog met de overheid.
Ziet u een risico op eventuele precedentwerking van antihomowetgeving in andere landen? Zo ja, wat kan Nederland of de internationale gemeenschap doen om dit te voorkomen?
Ja, het kabinet ziet het risico op precedentwerking. In verscheidene landen zijn homoseksuele handelingen strafbaar onder het strafrecht. Daarnaast neemt het aantal landen met antihomowetgeving helaas niet af, maar juist toe. Voorbeelden van landen waar discussies worden gevoerd over dergelijke wetten of uitsluiting van lhbtiq+ in zijn algemeenheid zijn Burundi, Ghana, Ethiopië, Kenia, Malawi, Mali, Niger, Senegal, Tanzania en Zambia.
Het meest recente voorbeeld in Afrika, vergelijkbaar met Oeganda, betreft Ghana. De Ghanese bevolking ontvangt ontwikkelingshulp via maatschappelijke organisaties. In Ghana ligt het voorstel tot deze wetgeving nog bij de rechterlijke macht. In dit proces moet nog een uitspraak worden gedaan en moet de wet nog worden ondertekend door de President.
Het kabinet is van mening dat elke actie afgestemd moet worden met de betreffende lhbtiq+-gemeenschap. Zij kennen zowel hun eigen behoeften als de lokale contexten het beste en derhalve weegt hun advies zwaar voor het kabinet.
Zijn er meer landen in Afrika die ontwikkelingssteun ontvangen en tegelijkertijd ook antihomowetten willen invoeren of afgelopen periode hebben ingevoerd?
Zie antwoord vraag 15.
De prognose dat dit jaar een kwart van alle in Europa verkochte elektrische auto’s uit China afkomstig zullen zijn |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Gerrit van Leeuwen , Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u er kennis van genomen dat uit een prognose van het Europese klimaatbureau «Transport & Environment» blijkt dat dit jaar uit China afkomstige elektrische auto’s tot wel een kwart van de verkoopcijfers zouden kunnen opeisen?1
Ja.
Deelt u de mening dat Europa niet te eenzijdig afhankelijk van China moet worden voor grondstoffen en producten, aangezien China eerder heeft aangetoond bereid te zijn om deze afhankelijkheden geopolitiek in te zetten?
Het kabinet is zich bewust van de risico’s die strategische afhankelijkheden met zich mee kunnen brengen. Het ontstaan van dit soort risicovolle strategische afhankelijkheden van derde landen moet zoveel mogelijk voorkomen worden.
Op nationaal niveau draagt de interdepartementale Taskforce Strategische Afhankelijkheden bij aan het in kaart brengen en mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden. In de Kamerbrieven over de kabinetsaanpak voor risicovolle strategische afhankelijkheden van 12 mei en 21 december 2023 licht het kabinet nader toe hoe het zich hiervoor inzet, zowel op nationaal als op Europees niveau.2
Voor kritieke en strategische grondstoffen, zoals verwerkt in elektrische voertuigen, zet het kabinet zich via de Nationale Grondstoffenstrategie (NGS) in om de leveringszekerheid te vergroten en risicovolle strategische afhankelijkheden hieromtrent af te bouwen.3 Het kabinet verwelkomt in dat kader ook de Europese Critical Raw Materials Act (CRMA). Deze zet, net als de NGS, erop in om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen voor heel Europa te vergroten. Dit gebeurt onder andere via het afsluiten van internationale strategische partnerschappen en het monitoren van risicovolle strategische afhankelijkheden. Voorts worden via de CRMA circulariteit en substitutie van kritieke en strategische grondstoffen gestimuleerd. Het kabinet steunt tevens het Europese beleid dat inzet op de-risking en diversificatie van handelsketens.
Deelt u de mening dat daarom voorkomen moet worden dat de Europese auto-industrie wordt weggeconcurreerd door goedkope Chinese import, met als gevolg dat Europa uiteindelijk te eenzijdig afhankelijk wordt van China op dit gebied? Zo nee, waarom niet?
Ja, gelet op de hoge maatschappelijke kosten bij het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden verdient het de voorkeur om in te zetten op het waar mogelijk voorkomen van dit soort afhankelijkheden. De automobielindustrie in Europa is zelf hoogstaand en heeft niet alleen een direct positief economisch effect, maar ook een positief indirect effect op verschillende high-tech toeleverketens, zoals de batterij-sector, chips industrie en mechatronica, waar Nederland ook in voorop loopt en deze positie verder wil uitbreiden.4 In de EU is de gehele automobielsector goed voor 7% van het Europees Bruto Binnenlands Product. 13,8 miljoen Europese banen en 31% van de R&D-investeringen komen uit deze sector.5 De EU is op dit moment wereldwijd, na China, de tweede speler op de automarkt.6 Dankzij dit «multiplier effect» is de Europese auto-industrie een belangrijk onderdeel van de Europese economie en welvaart.
De Europese automarkt staat op dit moment niet alleen onder druk vanwege concurrentie uit derde landen, zoals China, maar ook door de complexiteit en hoge investeringskosten van de overgang naar elektrisch rijden en tegenvallende verkoopcijfers. In dit kader is het van groot belang dat bedrijven binnen de industrie op gelijke voet met elkaar kunnen concurreren. Eerlijke internationale concurrentie stimuleert innovatie en kosteneffectiviteit, en kan zo de toegang tot betaalbare elektrische voertuigen vergroten. Met toegenomen eerlijke concurrentie zal het bedrijfsleven tijdig stappen moeten ondernemen om de eigen marktpositie te behouden.
Zoals aangegeven in de brief over eerlijke concurrentie en gelijk speelveld industriële subsidies die op 2 april jl. met uw kamer is gedeeld, zet het kabinet zich op meerdere manieren in voor behoud en versterking van een Europees en mondiaal gelijk speelveld. In de EU staan hiervoor verschillende instrumenten tot onze beschikking, zowel van handelsdefensieve als handelsbevorderende aard. Aan de handelsdefensieve kant wordt door de Europese Commissie reeds actie genomen door middel van het ingestelde anti-subsidieonderzoek naar elektrische auto’s uit China. Tegelijkertijd verkent Nederland momenteel bij andere EU lidstaten die onderdeel zijn van de toeleveringsketen, of zelf een sterke auto-industrie hebben, wat hun positie ten aanzien van het vraagstuk is hoe de Europese sector beter in positie gebracht zou kunnen worden om met aanbieders uit derde landen te concurreren. Nationaal wordt het innovatie- en concurrentievermogen van de automobielsector direct en indirect versterkt via meerdere Groeifondsprojecten (NXTGEN Hightech, 450 miljoen euro; Circular Batteries & Materials Independence, 296 miljoen euro; Charging Energy Hubs, 58 miljoen euro) en de Green Transport Delta projecten voortvloeiend uit de coronaregeling R&D Mobiliteitssectoren.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van het onderzoek dat de Europese Commissie in oktober 2023 is gestart naar de vraag of er geen marktverstoring plaatsvindt door Chinese subsidies op elektrische auto’s? Op welke termijn verwacht u resultaten van dit onderzoek?2
Het onderzoek is nog in volle gang. De Europese Commissie kan uiterlijk 4 juli 2024 voorlopige antisubsidiemaatregelen nemen. Een beslissing over definitieve maatregelen volgt uiterlijk 2 november 2024. Vanwege de toegenomen invoer na de start van het antisubsidieonderzoek, heeft de Europese Commissie de nationale douane autoriteiten opdracht gegeven om met ingang van 7 maart 2024 de import van elektrische auto’s te registreren.8 Dit geeft de mogelijkheid om de antisubsidieheffingen met ingang van de datum van registratie (met terugwerkende kracht) op te leggen, als uit het onderzoek blijkt dat er sprake was van massale invoer van gesubsidieerde voertuigen die ernstige schade aan de EU-industrie heeft berokkend.
Welke maatregelen zouden wat u betreft genomen kunnen worden voor de bescherming van de Europese auto-industrie, als bijvoorbeeld blijkt dat er marktverstoring plaatsvindt? Vindt u hogere importtarieven of quota’s in dat geval gerechtvaardigd? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet hecht groot belang aan een gelijk speelveld. Vanuit dat perspectief verwelkomt het kabinet het antisubsidieonderzoek naar de import van elektrische auto’s uit China. Antisubsidiemaatregelen kunnen worden opgelegd als uit het onderzoek van de Commissie blijkt dat er sprake is van marktverstorende subsidiëring, dat dit schade veroorzaakt aan de EU-industrie, en dat het opleggen van maatregelen in het belang van de Unie is. Hierbij moet worden gekeken naar de mogelijke impact van maatregelen op de EU-industrie, gebruikers en consumenten. Mocht dat het geval zijn, dan zijn maatregelen geoorloofd en kan de EU maatregelen instellen tegen elektrische auto’s uit China die worden geïmporteerd, of op invoer van elektrische auto’s afkomstig van specifieke bedrijven. Maatregelen in het kader van anti-subsidieonderzoeken kunnen de vorm aannemen van een aanvullende heffing als percentage van de invoerwaarde van een product, een vaste heffing per product, een minimum importprijs, of een zogenaamde price undertaking, waarbij een exporteur zich verbindt aan het verkopen van het product boven een minimumprijs.
Deelt u tevens de zorgen dat veel Nederlanders niet beseffen dat hun data – zoals wat, waar en wanneer je rijdt – mogelijk in China terecht komen? Zijn er wat u betreft bepaalde doelgroepen die aangeraden zouden moeten worden geen Chinese elektrische auto’s te gebruiken? Zo nee, waarom niet?3
De zorgen die u schetst deel ik. Het dreigingsbeeld Statelijke Actoren 2 schetst deze zorgen ook, en stelt vast dat er mogelijkheid bestaat dat statelijke actoren de grootschalige verzameling van persoonsgegevens gebruiken voor gerichte beïnvloedingsdoeleinden om bijvoorbeeld tegenstanders van een regime in diskrediet te brengen, of sociale spanningen te vergroten door polarisatie aan te wakkeren.
Tegelijkertijd hebben individuen en organisaties eigen verantwoordelijkheid voor hun aankopen. Binnen de Europese Unie worden kaders en regelgeving opgesteld die eisen stellen aan producten die op de EU markt komen, zoals voertuigen. De EU stelt onder andere strenge eisen aan de (cyber)veiligheid van het voertuig. Wanneer een voertuig op de Europese markt wordt geïntroduceerd, moet aan Europese typegoedkeuringseisen worden voldaan, ongeacht uit welk land het voertuig komt. Zo moeten fabrikanten maatregelen beschrijven en nemen om de cyberveiligheid van het voertuig(systeem) te garanderen. Dit wordt vervolgens gecontroleerd door een typegoedkeuringsautoriteit, zoals de RDW, voordat het voertuig de markt op gaat.
Sommige voertuigsystemen zijn verplicht, en kunnen niet functioneren zonder het verzamelen van data. Huidige wettelijke kaders daarbij zijn o.a. de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Dataverordening. Dat betekent dat voertuigfabrikanten zich moeten houden aan principes zoals dataminimalisatie en doelbinding.
Als China zo actief de Europese automarkt weet te betreden, kan u dan ook toelichten welke vooruitgang er wordt geboekt in gesprekken met de Chinezen ten aanzien van onze markttoegang in China? Voor welke sectoren die voor Nederland van belang zijn, wilt u snel vooruitgang zien in de Europese dialoog met China?
De Europese Unie heeft regelmatig overleg met China over markttoegang en eerlijke concurrentie met als doel de toegang tot de Chinese markt voor Europese bedrijven te vergroten. Ook in bilaterale gesprekken wordt gesproken met China over markttoegang en handelsbelemmeringen. Daarbij wordt regelmatig voortgang geboekt; zo werd recentelijk de markttoegang voor enkele agrarische producten versoepeld. Tijdens het recente bezoek van leden van het kabinet aan China is o.a. met de Minister van handel gesproken over handelsbelemmeringen en gewezen op het jaarlijkse rapport van de Europese Kamer van Koophandel in China. Daarin staat een groot aantal aanbevelingen om markttoegang te verbeteren.
De levering van F-35 onderdelen aan Israël. |
|
Sarah Dobbe |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van een lid van de SP-fractie over wapenhandel met Israël?1
Ja.
Klopt het bericht van de NOS van 15 maart 2024 dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar alternatieve manieren zoekt om F-35 onderdelen aan Israël te leveren ondanks het verbod van het gerechtshof?2
Nee.
Wat is uw reactie op dit NOS bericht van 15 maart?
Zie hiervoor de toelichting in de Kamerbrief over «de opvolging die het kabinet geeft aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël» van 24 april 2024 (Kamerstuk 2024D16833). Het kabinet is in regelmatig contact met de F-35-partners, ook over de gevolgen van de rechterlijke uitspraak om door- en uitvoer van F-35-onderdelen vanuit Nederland naar Israël te staken. Er is niet gevraagd naar alternatieve routes te zoeken om alsnog F-35-onderdelen te kunnen leveren aan Israël. Er is dan ook geen sprake van omzeiling van de rechterlijke uitspraak.
Wel wil het kabinet zich ten volste inspannen om te voorkomen dat het F-35-programma in gevaar wordt gebracht, omdat dit programma cruciaal is voor de nationale veiligheid van Nederland en betrokken bondgenoten. De Kamer roept het kabinet hier ook toe op middels de motie Brekelmans (Kamerstuk 2024D0565). In de genoemde Kamerbrief wordt ook ingegaan op de motie Van Dijk (Kamerstuk 2024D15530) die het kabinet oproept te bezien of en op welke wijze het doorvoeren van F-35-onderdelen zo spoedig mogelijk kan worden hervat.
Bent u het eens dat het indruist tegen het internationaal recht om, ondanks het verbod van het gerechtshof en de basis voor de uitspraak van het gerechtshof, via alternatieve manieren alsnog F-35 onderdelen aan Israël te leveren? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat het Ministerie van Buitenlandse Zaken door met het zoeken naar alternatieve manieren om F-35 onderdelen aan Israël te leveren? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Is uitgesloten dat uit- of doorvoer met bijvoorbeeld de VS als eindbestemming later terecht komt in Israël? Zo ja, hoe wordt dit uitgesloten? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in de Kamerbrief over «de opvolging die het kabinet geeft aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël» van 24 april 2024 (Kamerstuk 2024D16833) acht het kabinet het, op basis van regelmatige contacten met bondgenoten en eigen analyse aan de hand van vertrouwelijke gegevens, niet aannemelijk dat sinds het arrest in Nederland geproduceerde goederen thans in Israëlische F-35-toestellen terecht komen.
Kunt u aangeven of er inmiddels meer dan de twee (in de antwoorden van 29 februari op Kamervragen van een lid van de SP-fractie) reeds genoemde individuele vergunningen zijn toegewezen voor militaire goederen met als eindbestemming Israël? Zo ja, hoeveel en wat voor export betreft dit?
Sinds de beantwoording (29 februari 2024) van de schriftelijke vragen van het lid Dobbe over de doorvoer van onderdelen van F-35’s of andere wapensystemen aan Israël zijn er geen vergunningen goedgekeurd voor eindgebruik in Israël.
Zijn er sinds 7 oktober vorig jaar ook aanvragen voor een vergunning voor export naar Israël afgewezen? Zo ja, hoeveel en wat voor exportvergunningsaanvragen betreft dit?
Er is sinds 7 oktober 2023 één vergunningaanvraag voor de uitvoer van militaire goederen afgewezen. Het betreft een aanvraag voor de uitvoer van munitie naar een particuliere wapenhandelaar. Doorslaggevend voor de afwijzing was de negatieve toetsing van de vergunningaanvraag aan criterium 7 (omleidingsrisico naar kolonisten op de Westelijke Jordaanoever) van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole.
Zijn sinds 7 oktober vorig jaar wapens per algemene of globale vergunning uitgevoerd of doorgevoerd met eindbestemming Israël? Zo ja, kunt u hiervan een overzicht geven?
Er zijn alleen onder de algemene vergunning NL009 («Doorvoer, uitvoer of overdracht in het kader van het F-35 Lightning II programma») militaire goederen uit- en doorgevoerd naar Israël na 7 oktober. Deze uit- en doorvoer is als gevolg van het arrest van het Gerechtshof Den Haag gestopt.
Onder de Algemene doorvoervergunning NL007 is doorvoer van militaire goederen vanuit EU-, NAVO- of daaraan gelijkgestelde landen (Australië, Japan, Nieuw-Zeeland en Zwitserland) naar onder andere Israël mogelijk, tenzij die goederen vallen binnen het kader van het F-35 Lightning II programma. Op basis van de nu bekende rapportagedata heeft er sinds 7 oktober geen doorvoer naar Israël plaatsgevonden onder de Algemene Vergunning NL007.
Daarnaast zijn er twee globale vergunningen van kracht waarbinnen Israël een van de potentiële landen van bestemming is. Deze vergunningen houden geen verband met het F-35-programma.
De eerste vergunning is bedoeld om de vergunninghouder in staat te stellen op korte termijn de minimaal benodigde militaire technologie te delen ten behoeve van het uitbrengen van een offerte. In het geval dat een dergelijke offerte leidt tot een verkoop is voor de definitieve uitvoer van het daadwerkelijke product een separate vergunning benodigd. Op deze vergunning is tot op heden, zover bekend, niet uitgevoerd naar Israël.
De tweede vergunning betreft het kunnen delen van testmonsters en technologie voor de ontwikkeling van antiballistisch (beschermend) materieel. Op deze vergunning heeft na 7 oktober, zover bekend, één realisatie met bestemming Israël plaatsgevonden.
Is van alle uitvoer of doorvoer per algemene of globale vergunning steeds duidelijk wat de eindbestemming is? Wordt dit gerapporteerd? Zo ja, hoe?
Het systeem van de algemene en globale vergunningen vraagt van bedrijven om twee keer per jaar over de realisatie in het voorafgaande half jaar te rapporteren. Daarbij wordt door de vergunninghouder ook gerapporteerd wat de eindbestemming is. De bedrijven zijn verplicht om de informatie over de periode januari t/m juni 2024 voor 1 september 2024 aan te leveren bij de overheid, waarna deze gegevens kunnen worden verwerkt. Het kabinet rapporteert jaarlijks aan de Tweede Kamer over de data uit het voorgaande jaar in het jaarrapport exportcontrole strategische goederen.
Kunt u voor de recente wapenexportvergunningen voor Israël (rijnummers 26554, 27133, 27666, 27713, 27796, 27804, 28100 en 28232 in het Excelloverzicht) aangeven op welk moment deze volledig waren afgeleverd?3
Hieronder vindt u per door u genoemd rijnummer de datum van de meest recente uitvoer. Ook wordt weergegeven of de waarde van de betreffende vergunning volledig is verbruikt.
26554
28 juli 2022
Ja
Verlopen
27133
5 december 2022
Nee
Verlopen
27666
23 februari 2024
Ja
Verlopen
27713
21 juni 2023
Ja
Verlopen
27796
Geen realisaties
Nee
Verlopen
27804
23 augustus 2023
Nee
Verlopen
28100
8 mei 2023
Ja
Geldig
28232
9 augustus 2023
Ja
Geldig
Met uitzondering van één vergunning heeft voor de weergegeven vergunningen geen uitvoer plaatsgevonden sinds 7 oktober 2023. De vergunning waarvoor dit wel het geval was (27 666) betreft de uitvoer van warmtebeeldcamera’s voor research & development doeleinden. Indien dit leidt tot een nieuwe uitvoer voor productiedoeleinden moet hiervoor een nieuwe vergunning worden aangevraagd die conform het gebruikelijke beleid zal worden getoetst aan het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole.
Op het moment van schrijven kan op geen van de vergunningen een nieuwe uitvoer plaatsvinden omdat de vergunningen verlopen of volledig verbruikt zijn.
Kunt u, per vergunning, toelichten waarom geen strijdigheid met de acht criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt van de EU werd gezien?
Voor alle afgegeven vergunningen is een toets gedaan aan het EU gemeenschappelijk standpunt inzake wapenexportcontrole. Daarbij is in het bijzonder aandacht besteed aan criterium 2 dat ziet op het risico op gebruik van de uit te voeren goederen bij ernstige mensenrechtenschendingen of ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht. In alle gevallen is een afweging gemaakt op basis van de aard van de goederen, de eindgebruiker en het opgegeven eindgebruik. Daarbij is geen duidelijk risico op inzet van de goederen bij voorgenoemde schendingen geconstateerd.
Is voor deze vergunningen, zover die op 7 oktober 2023 nog niet waren uitgeleverd, met de vergunninghouder contact geweest over de wenselijkheid leveranties aan te houden (of te annuleren)? Zo ja, wanneer en wat was hiervan het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Op 7 oktober 2023 waren drie van de hierboven genoemde vergunningen nog te gebruiken voor een eventuele uitvoer. Het ging hierbij om de eerder genoemde vergunning voor R&D doeleinden (rijnummer 27666), een vergunning ten behoeve van outsourcing door een Nederlands bedrijf (rijnummer 27796) en een vergunning ten behoeve van de uitvoer van onderdelen voor het Iron Dome luchtverdedigingssysteem (rijnummer 27804). In geen van de gevallen is contact gezocht met de vergunninghouders over het gebruik van de vergunning omdat het betreffende eindgebruik niet strijdig wordt bevonden met het Nederlandse wapenexportcontrolebeleid in de context van het sinds 7 oktober 2023 opgelaaide conflict.
Kunt u een overzicht verschaffen van andere uitvoervergunningen voor militaire goederen die nu nog niet gepubliceerd zijn, d.w.z. sinds eind mei 2023? Zo nee, waarom niet?
De rapportage uitvoer militaire goederen op rijksoverheid.nl bevat op het moment informatie over uitvoer van militaire goederen tot en met januari 2024. Uitvoer van militaire goederen in de periode mei 2023 – januari 2024 is via deze rapportage inzichtelijk. In de periode februari 2024 tot heden zijn geen vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen met eindbestemming Israël afgegeven.
Kunt u voor de recente exportvergunningen voor dual-use goederen voor Israël (rijnummers 11744, 11782, 11869, 12019, 12052, 12087, 12150, 12405, 12462, 12498 en 12749 in het Excelloverzicht) aangeven op welk moment deze volledig waren afgeleverd?4
Hieronder vindt u per door u genoemd rijnummer de datum van de meest recente uitvoer. Ook wordt weergegeven of de waarde van de betreffende vergunning volledig is verbruikt.
11744
17 februari 2023
Ja
Verlopen
11782
24 april 2023
Nee
Verlopen
11869
6 maart 2023
Ja
Verlopen
12019
Geen realisaties
Nee
Verlopen
12052
11 oktober 2023
Nee
Verlopen
12087
14 november 2023
Ja
Verlopen
12150
6 juni 2023
Ja
Verlopen
12405
Geen realisaties
Nee
Geldig
12462
Geen realisaties
Nee
Geldig
12498
Geen realisaties
Nee
Geldig
12749
27 oktober 2023
Ja
Geldig
Met uitzondering van de vergunning in rij 12019 kennen/kenden alle hierboven weergegeven vergunningen civiel eindgebruik. De vergunning in rij 12019 betreft uitvoer voor R&D-doeleinden. Deze vergunning is inmiddels verlopen zonder dat er gebruik van is gemaakt.
Is voor deze vergunningen, zover die op 7 oktober 2023 nog niet waren uitgeleverd, met de vergunninghouder contact geweest over de wenselijkheid leveranties aan te houden (of te annuleren)? Zo ja, wanneer en wat was hiervan het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Nee, hierover is geen contact geweest gelet op de civiele aard van het eindgebruik van het merendeel van deze vergunningen. Daar waar het eindgebruik militair van aard was betrof het een voorgenomen transactie richting een Israëlisch bedrijf voor R&D doeleinden. Voor eventuele uitvoer ten behoeve van productie dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.
Kunt u aangeven of er in Woensdrecht, buiten de ERW, ook onderdelen van andere wapensystemen zijn opgeslagen, bijvoorbeeld maar niet uitsluitend de F-16, de Apache-, de NH-90- en Chinookhelikopter, zoals NRC Handelsblad beschrijft?5
Bij het Logistiek Centrum Woensdrecht zijn onderdelen van alle wapensystemen van de luchtmacht opgeslagen.
Worden onderdelen van de bijvoorbeeld de F-16 of Apache vanuit Woensdrecht ook geëxporteerd naar andere landen, waaronder bijvoorbeeld Israël?
Nee. Onderdelen van andere wapensystemen zijn in eigendom van het Ministerie van Defensie en worden alleen voor de eigen Nederlandse toestellen aangewend.
Wordt Woensdrecht ook gebruikt voor het onderhoud van F-16 of Apache toestellen van andere landen, waaronder bijvoorbeeld Israël?
Nee, er vindt, buiten gezamenlijk onderhoud met België aan NH90-helikopters, op Woensdrecht geen onderhoud plaats aan systemen van andere landen.
Kunt u aangeven of Israël gebruik maakt van het motorenonderhoud van de F-35 dat in Woensdrecht plaatsvindt? Wanneer maakte Israël hier voor het laatst gebruik van?6
Voor wat betreft het onderhoud dat in Nederland plaatsvindt in de motoronderhoudsfaciliteit verwijs ik u graag naar de antwoorden op Kamervragen van 19 december 2023 (Kamerstuk 2023Z19578). Daar wil ik aan toevoegen dat er geen onderhoud aan Israëlische F-35-toestellen plaatsvindt in Nederland.
De betrokkenheid van Nederland bij Ibu Kota Nusantara Indonesië |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met het artikelNetherlands Wants to Help Indonesia’s New Capital on Water Management over de Nederlandse steun voor de ontwikkeling van de nieuwe Indonesische hoofdstad?1
Ja.
Klopt het dat Nederland zich tot voor kort, net als andere internationale partners van Indonesië, terughoudend opstelde tegenover dit project?
Indonesië heeft de ambitie om met de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad Nusantara bij te dragen aan de Sustainable Development Goals (SDGs). Nederland is evenals andere internationale partners door de Indonesische autoriteiten uitgenodigd om te ondersteunen bij de eerste fase van master planning van de nieuwe hoofdstad en voert hier gesprekken over met de Nusantara National Capital Authority (NNCA) ook wel OIKN geheten (Otorita Ibu Kota Nusantara).
Indonesië heeft Nederland gevraagd om kennis uit te wisselen op het gebied van watermanagement en circulaire economie. In de gesprekken met de NNCA heeft Nederland het belang van bijdragen aan de SDGs bij de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad onderstreept. De Nederlandse overheid voert op dit moment geen activiteiten uit ter ondersteuning van de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad. Wel is er op 26 april 2024 een interdepartementaal bezoek onder leiding van de Directeur Generaal Buitenlands Economische Betrekkingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan Nusantara gebracht. Daar is onder andere gesproken met de NNCA en ngo’s om kennis te nemen van de ontwikkelingen en impact met betrekking tot de nieuwe hoofdstad en de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Kunt u aangeven welke overwegingen ten grondslag hebben gelegen aan het besluit van Nederland om als enige bilaterale partner van Indonesië, zich te committeren aan het ondersteunen van de nieuwe hoofdstad?
Verschillende bilaterale partners van Indonesië zijn betrokken bij de ontwikkeling van Nusantara. Zo hebben verschillende landen MoU’s (Memorandum of Understanding) afgesloten over brede samenwerking ten aanzien van Nusantara of handelsmissies georganiseerd. Zo levert bijvoorbeeld Australië steun op het gebied van behoud van biodiversiteit, het Verenigd Koninkrijk op het gebied van CO2-neutraliteit, Spanje steunt het thema «loveable city» en de Verenigde Staten en Finland het thema smart city. Japan levert technische assistentie bij de bouw van de infrastructuur.
Kunt u aangeven welke Nederlands partijen betrokken zijn geweest en nu zijn bij de ontwikkeling van de plannen voor een nieuwe Indonesische hoofdstad?
Deltares voert als onderdeel van een internationaal consortium een studie uit naar nature-based solutions voor duurzaam watermanagement in de nieuwe hoofdstad. De studie wordt gefinancierd door het Water Resilience Trust Fund van de Asian Development Bank. Daarnaast hebben recent drie Nederlandse universiteiten (Leiden, Delft en Erasmus) een Memorandum of Understanding afgesloten met de NNCA voor gezamenlijk onderzoek, bijvoorbeeld ten aanzien van stadsplanning en smart city development.
Bedrijven en instellingen beslissen zelfstandig met wie zij samenwerken, het is daarom mogelijk dat ook andere Nederlandse partijen over dit onderwerp in contact staan met Indonesische partners.
Kunt u aangeven welke publieke financiële instrumenten vanuit Nederland al ingezet zijn of mogelijkerwijs worden ingezet ter ondersteuning van de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad?
De bovengenoemde internationale studie, mede uitgevoerd door Deltares, wordt indirect door Nederland gefinancierd, omdat Nederland de belangrijkste donor is van het Water Resilience Trust Fund van de Asian Development Bank dat deze studie ondersteunt.
Bent u bekend met het rapport «The New Capital for Whom» uit 2019 dat door een coalitie van Indonesische milieu- en mensenrechtenorganisaties is gepubliceerd, waarin zorgen worden geuit over corruptie rondom de uitkoop van landconcessies en (illegale) mijnbouw om zodoende het benodigde land vrij te maken voor de ontwikkeling van de hoofdstad?2
Ja.
Zijn de zorgen rondom corruptie bij de uitkoop van land- en mijnbouwconcessies in het besluit van Nederland meegenomen om de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad te ondersteunen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en kunt u deze overweging toelichten?
De Nederlandse overheid voert op dit moment zelf geen activiteiten uit rondom de nieuwe hoofdstad. Wel onderhoudt de Nederlandse overheid een brede en strategische relatie met Indonesië en zal in dat kader ook aandacht schenken aan een zorgvuldige ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad.
Ten aanzien van (mogelijk toekomstige) betrokkenheid van de Asian Development Bank bij de uitvoering van projecten die voortvloeien uit de studie genoemd in antwoord op vraag 4 en vraag 5, hanteert de bank een uitgebreid safeguard-beleid om nadelige gevolgen van activiteiten op mens en milieu te minimaliseren, mitigeren of compenseren. Ook heeft de bank een sterk anti-corruptiesysteem.3
De ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad biedt ook kansen voor Nederlandse partijen zoals kennisinstellingen en bedrijven. In algemene zin verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven dat zij zich houden aan wettelijke kaders op het terrein van anti-corruptie en gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Gepaste zorgvuldigheid is een continu proces dat bedrijven helpt risico’s op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten en milieu in kaart te brengen en vervolgens te stoppen, voorkomen of beperken, in samenwerking met ketenpartners. Corruptie is hier onderdeel van.
Bent u bekend met het 2023 rapport «NYAPU» dat door een coalitie van Indonesische milieu- en mensenrechtenorganisaties is gepubliceerd waarin zorgen worden geuit over de systematisch onteigening van inheemse gemeenschappen en in het bijzonder de negatieve effecten van de nieuwe hoofdstad op inheemse vrouwen?3
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de landrechten van de Inheemse Balik gemeenschap, die al generaties in het gebied wonen waar de nieuwe stad gepland is, niet door de Indonesische regering worden erkend? Zo ja, kunt u aangeven of de zorgen rondom de rechten van Inheemse gemeenschappen, en vrouwen in het bijzonder, zijn meegenomen in het besluit om de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad te ondersteunen?
Zie het antwoord op vraag 7.
Als u deze zorgen heeft meegewogen, kunt u aangeven hoe en welke consequenties dat heeft voor de betrokkenheid van Nederlandse partijen bij de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad? Zijn er randvoorwaarden voor deze betrokkenheid? Als u de zorgen niet heeft meegenomen, kunt u dan aangeven waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bekend met de zorgen onder mensenrechtenexperts dat de verkiezingsoverwinning van Prabowo Subianto mogelijk voor een verdere verslechtering van mensenrechten in Indonesië zal zorgen? Deelt u deze zorgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt de verkiezingsuitkomst meegewogen in de Nederlandse betrokkenheid bij de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad?
Nederland heeft Indonesië gefeliciteerd met succesvolle democratische verkiezingen, en aangegeven uit te kijken naar goede samenwerking met de nieuwe president en zijn regering. De bilaterale relatie met Indonesië is breed en hecht, en mensenrechten blijven hiervan een vast onderdeel uitmaken.
Zo worden mensenrechten op verschillende niveaus besproken. Dit gebeurt zowel in bilateraal, EU en multilateraal verband.
In de afgelopen jaren is de Nederlandse watersector, met steun van de Nederlandse overheid, betrokken geweest bij verschillende grootschalige infrastructuurprojecten, waaronder het NCICD in Jakarta; kunt u aangeven welke lessen hieruit zijn getrokken en hoe deze zijn meegenomen in het besluit om betrokken te worden bij de nieuwe Indonesische hoofdstad?
De bilaterale watersamenwerking vindt plaats binnen het kader van het Memorandum of Understanding op het gebied van water tussen het Indonesische Ministerie van Publieke Werken en Huisvesting en het Nederlandse Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De samenwerking is kennisgedreven waarbij het toewerken naar de SDG’s een belangrijk uitgangspunt vormt. Wateruitdagingen, zoals goede kustbescherming van Jakarta waarop het National Capital Integrated Coastal Development project (NCICD) is gericht, worden benaderd op een integrale en inclusieve manier, met oog voor mens, dier en milieu. Dat zal ook de inzet zijn bij toekomstige samenwerkingsprojecten.
De berichten 'EU biedt Egypte miljardensteun om stabiliteit in de regio te waarborgen' en 'Egypte ontvangt 7,4 mrd van EU voor bestrijden-migratie' |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Gerrit van Leeuwen , Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat de lidstaten en het Europees Parlement nog moeten instemmen met de miljardensteun? Deelt u de mening dat het toezeggen van 7,4 miljard voordat het Europees Parlement democratische instemming kon verlenen de verkeerde volgorde is?1 2
Wat is uw reactie op de zorgen van vluchtelingenorganisaties en experts dat vooral investeren in grensbewaking vooral zal leiden tot het openen van andere vluchtroutes naar Europa?
Deelt de Staatssecretaris de mening dat afspraken over legale migratieroutes een cruciaal onderdeel zijn van migratiepartnerschappen, zowel voor het partnerland zelf als voor het bieden van een alternatief voor mensensmokkelaars? Is het kabinet in dat licht voornemens om gebruik te maken van de mogelijkheden voor legale arbeids- en studiemigratie? Zo nee, kunt u aangeven waarom niet en aangeven wat andere lidstaten doen?
Hoe verklaart u dat, ondanks de EU-investeringen in grensbewaking, Egypte sinds 2018 consistent in de top tien herkomstlanden van ongedocumenteerde migranten staat?
Bent u bekend met het feit dat Egypte een «no camp policy» hanteert voor de opvang van vluchtelingen? Kunt u uitleggen hoe deze beleidslijn verenigbaar is met de overeenkomst tussen Egypte en de EU, waarin is vastgesteld dat een deel van het migratiebudget wordt bestemd voor de opvang van vluchtelingen in Egypte, en waarbij beide partijen zich inzetten voor de naleving van de rechten van migranten?
Wat is uw reactie op de beschrijving van vluchtelingen en migranten als een van de meest kwetsbare groepen in Egypte?3 Hoe beoordeelt u de documentatie van fysiek misbruik, willekeurige detentie en onwettige deportatie van vluchtelingen en migranten door de Egyptische autoriteiten, zoals gerapporteerd door Human Rights Watch?4
Welke afspraken zijn er gemaakt met president Sisi om de mensenrechtensituatie in Egypte te verbeteren en hoe worden deze uitgevoerd?
Hoe beoordeelt u de huidige situatie in Egypte, waarin de ruimte voor het maatschappelijk middenveld flink is beperkt gedurende de afgelopen tien jaar, waarbij vele advocaten, journalisten, activisten en ngo-medewerkers zijn gearresteerd?5 Deelt u de mening dat de beperkte ruimte voor maatschappelijke betrokkenheid het waarborgen van mensenrechten, vooral die van vluchtelingen, uiterst moeilijk maakt?
Kunt u duidelijk maken hoe Nederland en de EU zich inzetten voor de versterking van het maatschappelijk middenveld in Egypte, waardoor onder andere de monitoring van de situatie rondom vluchtelingen kan worden verbeterd?
De laatste stand van zaken rondom de 36 Afghaanse studentes |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met de 36 Afghaanse studentes aan het National Agricultural Education College (NAEC) in Kaboel, die in tegenstelling tot de mannelijke studenten niet de kans hebben gekregen af te studeren? Is u bekend dat de studenten slechts een diploma hebben ontvangen, echter zonder het achterliggende onderwijs?
In de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking op d.d. 21 november jl. heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken omtrent de 36 Afghaanse NAEC-studentes, waarbij is gemeld dat de Taliban besloten hebben om de studentes alsnog een diploma uit te reiken.
Houdt de ambassade contact met de studentes? Is het bekend hoe het op dit moment gaat met de studentes?
De ambassade onderhoudt geen contact meer met de studentes omdat het project met de NAEC is afgerond en de studentes niet meer op school zitten.
Wat is de laatste stand van zaken aangaande de toezegging van het kabinet «om deze studentes te blijven ondersteunen en hen ook daadwerkelijk baat bij hun opleiding te laten hebben»?1
De ambassade onderzoekt de mogelijkheden voor het realiseren van werkervaringsplekken, via een VN-partner. Deze verkenning loopt nog en heeft vooralsnog niet geleid tot resultaten.
Waarom sloten de gesprekken over de zogeheten Qatar-optie onvoldoende aan bij deze wens? Heeft u het aanbod direct met de partij in Qatar besproken? Zo ja, wat kwam er uit dit gesprek? Zo nee, waarom niet?
Het ministerie heeft geen rechtstreeks contact gehad met de partij in Qatar, maar via een NGO. De zogeheten Qatar-optie bleek niet uitvoerbaar vanwege praktische- en veiligheidsredenen. In een soortgelijke zaak werden vrouwelijke studentes die naar het buitenland wilden gaan om te studeren bij de grens tegengehouden door de Taliban. Daarnaast waren er problemen te voorzien met logistieke ondersteuning, zoals bij het aanvragen van paspoorten en visa, maar ook de benodigde toestemming om te reizen zonder een mahram (mannelijke begeleider).
Vooralsnog hebben gesprekken over het aanbieden van werkervaringsplekken voor de afgestudeerde studentes nog geen resultaat opgeleverd, maar de ambassade blijft zich hiervoor inspannen. Een mogelijke werkervaringsplek in Afghanistan zou bijdragen aan het ondersteunen van economische kansen voor deze groep vrouwen en meisjes in Afghanistan.
Waarom acht u het voorstel dat uit deze gesprekken is gekomen niet «uitvoerbaar»?2
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verlopen de gesprekken met een VN-partner in Afghanistan voor het realiseren van werkervaringsplekken? Kunt u aangeven wat deze optie inhoudt en waarom deze optie volgens u beter is dan de Qatar-optie?
Zie antwoord vraag 4.
Uiterlijk op welke termijn wilt u een geschikte optie hebben gevonden voor de studentes?
De situatie in Afghanistan is complex en de gesprekken met de VN-partner vinden nog steeds plaats. Het is daarom lastig om vast te stellen op welke termijn een geschikte optie kan worden gevonden. Nederland blijft zich inzetten voor het realiseren van werkervaringsplekken langs deze spoor, zolang dat perspectief biedt. Gegeven de genoemde uitdagingen lijkt dit de enige reële optie.
Het bericht ’Paniek bij UNRWA om stopzetten financiering was allemaal theater’ |
|
Dennis Ram (PVV) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Paniek bij UNRWA om stopzetten financiering was allemaal theater»?1
Ja.
Wat is het standpunt van de regering over de beweringen van Hillel Neuer, directeur van het onafhankelijke UN Watch, betreffende de agenda en activiteiten van de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA)?
Het kabinet heeft kennisgenomen van het artikel en de uitspraken van dhr. Neuer daarin.
Hoe reageert de regering op de stelling van Hillel Neuer dat de problemen bij UNRWA een «theater» zijn?
Het kabinet is het oneens met de stelling van de heer Neuer. UNRWA is volledig afhankelijk van vrijwillige bijdragen van donoren om het door de AVVN verleende mandaat uit te voeren in de regio. Dat het vrijwillige karakter van bijdragen onzekerheden oplevert in de financiële planning voor de organisatie is een feit, en was dat al voor de bevriezingen van donorbijdragen sinds januari jl. De laatste stand van zaken is dat UNRWA fondsen heeft om te kunnen opereren tot eind juli a.s.
Hoe beoordeelt de regering de onafhankelijkheid en effectiviteit van de twee onderzoeken die naar UNRWA zijn opgestart in reactie op de recente schandalen en de kritiek van UN Watch?
Het eerste onderzoek, naar de aantijgingen over mogelijke betrokkenheid van UNRWA-medewerkers bij de aanvallen van 7 oktober, wordt uitgevoerd door de Office of Internal Oversight Services (OIOS), het onafhankelijke onderzoeksorgaan van de VN. Daarnaast vond er een bredere review plaats waarbij het integriteitsbeleid en risicomanagement van UNRWA tegen het licht wordt gehouden. Dit onderzoek werd gecoördineerd door de voormalige Franse Minister van Buitenlandse zaken, Catherine Colonna, en uitgevoerd door drie onafhankelijke instituten, namelijk Raoul Wallenberg Institute, Chr. Michelsen Institute en het Danish Institute for Human Rights, en de onderzoeksresultaten werden op 22 april jl. gepresenteerd. Het kabinet heeft geen reden te twijfelen aan de onafhankelijkheid of professionaliteit van het verloop van deze onderzoeken.
Kunt u informatie verstrekken over eventuele gesprekken of initiatieven op internationaal niveau die gericht zijn op het beëindigen van UNRWA in zijn huidige vorm?
De focus in internationale fora ligt daar op dit moment niet op, juist omdat in deze fase van het conflict geen alternatief bestaat voor UNRWA. UNRWA is door de AVVN gemandateerd, ten behoeve van basisdienstverlening aan Palestijnen in afwachting van een duurzame tweestatenoplossing. In de toekomst, bij totstandkoming van deze tweestatenoplossing, kan gekeken worden of en welke rol UNRWA dan zou kunnen spelen.
Het bericht dat UNRWA toch 68 miljoen euro krijgt vanuit de EU |
|
Dennis Ram (PVV) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Europese Commissie over de extra gelden aan UNRWA?1
Ja. De geplande bijdrage van de Europese Commissie voor UNRWA in 2024 is EUR 82 miljoen, waarvan de eerste betaling gepland stond voor begin maart. De Commissie heeft besloten tot een eerste betaling van EUR 50 miljoen. Hier werden voorwaarden aan gesteld, evenals aan de uitbetaling van de nog openstaande EUR 32 miljoen. Daarnaast heeft de Europese Commissie EUR 68 miljoen humanitaire financiering toegezegd voor Gaza via andere kanalen; dus niet via UNRWA.
Wat is de reden waarom de Europese Commissie teruggekomen is op haar eerdere besluit en hoe is de Raad van Ministers Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking daarbij betrokken?
Bent u bekend met het bericht dat er meer dan 450 werknemers van UNRWA betrokken waren bij de terroristische aanslagen en/of ontvoeringen in Israël op 7 oktober2? Hoe beoordeelt de Nederlandse regering deze berichtgeving? Graag een uitgebreide toelichting.
Ja. Het kabinet kan deze berichtgeving niet eigenstandig verifiëren.
Nederland steunt de onderzoeksprocessen, waarvan inmiddels het neutraliteitsonderzoek is afgerond, en voert hierover gesprekken met de VN en met andere UNRWA-donoren. Hierover bent u ook middels de Kamerbrief d.d. 26 april 20243 geïnformeerd.
UNRWA deelt de namen van medewerkers met de Israëlische autoriteiten. Op basis van een lijst van maart 2024 heeft Israël publiekelijk gereageerd dat een significant aantal UNRWA stafleden lid zijn van terroristische organisaties/Hamas. Het Colonna-rapport stelt dat geen nader bewijs ter bevestiging is gedeeld.
Deelt u de mening dat het volledig ongewenst is dat UNRWA toch geld krijgt, terwijl de VN-onderzoeken naar de misdaden en de betrokkenheid bij de terreur en/of ontvoeringen op 7 oktober 2023 nog niet zijn afgerond? Zo nee, waarom niet?
Het besluit om UNRWA al-dan-niet te financieren is een eigenstandig besluit van elke donor afzonderlijk. Alle donoren maken daarbij hun eigen afwegingen.
Over het Nederlandse standpunt bent u middels de Kamerbrief d.d. 26 april 2024 geïnformeerd.
Worden de nieuwe bewijzen en beschuldigingen3 betrokken bij de twee lopende onderzoeken van de VN door (1) de Independent Review Group, welke is benoemd door de Secretaris-Generaal van de VN, en alleen de interne procedures en interne mechanismes van UNRWA naar aanleiding van de beschuldigingen onderzoekt en (2) de Office of Internal Oversight Services (OIOS) die de betrokkenheid van de 12 UNRWA-medewerkers bij de aanslag van 7 oktober 2023 onderzoekt4? Zo nee, waarom niet? Wilt u bevorderen dat dit wel gebeurt?
De beide onderzoekteams spreken met alle partijen. Zij zullen alle informatie die met hen gedeeld wordt meenemen. Nederland en andere donoren roepen alle partijen op tot volledige medewerking aan de onderzoeken en het delen van al het relevante bewijsmateriaal.
Bent u bereid om zich bij de Europese Commissie maximaal in te spannen om dit ongewenste besluit terug te draaien5? Zo nee, waarom niet?
De Europese Commissie mag dit eigenstandig beslissen op basis van eigen overwegingen, waaronder het maken van afspraken met UNRWA. Alle donoren maken afzonderlijk hun afwegingen en nemen eigenstandig beslissingen over inzet van hun middelen. Over het Nederlandse standpunt bent u middels een Kamerbrief d.d. 26 april 2024 geïnformeerd.
Bent u gezien deze nieuwe ernstige beschuldigingen en bewijzen bereid om alle banden met UNRWA te verbreken? Zo nee, waarom niet?
Over het Nederlandse standpunt bent u middels een Kamerbrief d.d. 26 april 2024 geïnformeerd.
De Kamerbrief betreffende de staat van de oorlog in Europa d.d. 23 februari jl. |
|
Thierry Baudet (FVD), Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Gerrit van Leeuwen , Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Waaruit blijkt dat «ook als Rusland de oorlog in Oekraïne zou winnen, [...] de Russische territoriale expansiedrift niet [zou] verdwijnen», zoals u stelt op bladzijde 2 van uw brief betreffende de staat van de oorlog in Europa (Kst. 21 501-20, nr. 2019)? Waaruit blijkt dat «het Russische regime [...] verder [zal] gaan om de Europese veiligheidsarchitectuur te ontwrichten»? Kunt u hiervoor concrete aanwijzingen geven – bijvoorbeeld in de vorm van officiële berichtgeving vanuit Rusland – of zijn dit speculaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Rusland heeft herhaaldelijk laten zien niet terug te deinzen voor verdere escalatie in Oekraïne. Wat begon met de annexatie van de Krim in 2014, heeft zich ontwikkeld tot een grootschalige oorlog na de inval van Oekraïne op 24 februari 2022. Russische politici hebben meermaals uitspraken gedaan over het herstellen van historische grenzen. Zo sprak de vicevoorzitter van de Russische veiligheidsraad en voormalig Russisch president Dmitri Medvedev op maandag 4 maart 2024 dat «Oekraïne absoluut Rusland is», waarbij ook een kaart werd gepresenteerd waarbij Rusland de grenzen van soevereine Europese landen had gewijzigd. In dat kader verwees Medvedev ook naar de uitspraak van President Poetin dat «de grenzen van Rusland nergens eindigen».
Ook vóór de annexatie van de Krim in 2014 heeft Rusland onder President Poetin al meermalen laten zien niet voor bruut militair geweld en grove schendingen van het internationale humanitaire recht terug te schrikken. Dit gebeurde zowel tegen interne afscheidingsbewegingen als in Tsjetsjenië (de zgn. Tweede Tsjetsjeense Oorlog 1999–2009) als tegen een buurland als Georgië in 2008.
Waarom is het in uw ogen «aan Oekraïne [...] om te bepalen of en wanneer de juiste voorwaarden zich voordoen om vredesonderhandelingen te starten», zoals u stelt op bladzijde 4 van uw brief? Sinds wanneer bepaalt Oekraïne het Nederlandse buitenlandbeleid?
Oekraïne is een soevereine staat. Het verdedigt zich daarom met recht tegen de voortdurende militaire agressie van zijn buurland Rusland. Daarnaast heeft het land door deze agressie op dit moment geen controle over bijna 20% van zijn grondgebied en lijden miljoenen Oekraïners onder een meedogenloze Russische bezetting. Onder deze omstandigheden is het evident dat het aan Oekraïne is om zelf te bepalen wanneer de juiste voorwaarden voor vredesonderhandelingen zich voordoen. Wel heeft het feit dat Rusland nog steeds niet stopt met de oorlog tegen zijn buurland consequenties voor onze eigen veiligheid en daarmee een grote invloed op beleidskeuzes in Nederland en elders in Europa.
Waaruit concludeert u dat er «vooralsnog [...] geen tekenen» zijn dat Oekraïne vredesonderhandelingen «opportuun acht», zoals u stelt op bladzijde 4 van uw brief?
De diplomatieke inspanningen van Oekraïne omtrent President Zelensky’s vredesformule, gestoeld op een logische opbouw van elementen voor een vredesakkoord, bevestigen de onderhandelingsbereidheid aan Oekraïense zijde. Agressie is echter niet onderhandelbaar. Oekraïne stelt daarom als logische voorwaarde voor onderhandelingen dat Rusland zich eerst terugtrekt uit de bezette gebieden en dat Oekraïne de controle over zijn eigen landsgrenzen terug krijgt. Omdat op dit moment Rusland in woord en daad nog niet bereid is aan deze voorwaarden te voldoen kunnen directe vredesonderhandelingen met Rusland nog niet van start gaan. Daarbij speelt dat in het verleden Rusland regelmatig zijn beloften over de integriteit van de Oekraïense landsgrenzen niet is nagekomen. De door Rusland geschonden afspraken zoals vastgelegd in het Boedapest Memorandum (uit 1994) zijn daar een bekend voorbeeld van. Maar ook het voortdurende Russische frustreren van de implementatie van de Minskakkoorden in de periode 2014–2022 zijn hier aan te halen. Ook de voortdurende stroom aan leugens en valse historische perspectieven waarmee Rusland nog steeds probeert zijn oorlog te rechtvaardigen, geeft Oekraïne en zijn partners weinig reden om bij voorbaat uit te gaan van oprechte vredesbereidheid aan Russische zijde.
Waaruit concludeert u dat «er geen enkele indicatie [is] dat Rusland bereid is te goeder trouw te gaan onderhandelen», zoals u stelt op bladzijde 4 van uw brief? Kunt u hiervoor concrete aanwijzingen geven of zijn dit speculaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat Oekraïne en Rusland in maart 2022 bezig waren met serieuze vredesonderhandelingen, maar dat deze onderhandelingen zijn mislukt dankzij tussenkomst van voormalig VK-premier Boris Johnson – zoals Poetin stelde in zijn interview met de Amerikaanse journalist Tucker Carlson op 9 februari jl.?1 Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de citaten uit uw brief in vraag 3 en 4?
Het klopt dat er in maart 2022 door Oekraïne en Rusland vredesbesprekingen plaatsvonden. Andere landen waren daarbij niet betrokken, dus het Verenigd Koninkrijk noch toenmalig premier Boris Johnson had een rol in deze besprekingen. Geruchten over diens rol vinden hun oorsprong in een Russische desinformatiecampagne over het falen van deze besprekingen. Boris Johnson heeft zich overigens reeds twee jaar geleden gedistantieerd van deze geruchten. Het kabinet had toen en heeft ook nu geen enkele reden om aan de verklaring van toenmalig premier Johnson te twijfelen.
Bent u van mening dat de «afschrikking», die volgens u uitgaat van de toetreding van Finland en de aanstaande toetreding van Zweden tot de NAVO, bijdraagt aan het bevorderen van vrede op het Europese continent? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom bent u dan voorstander van deze toetredingen en de afschrikking die ervan uitgaat?
Het uitgangspunt van een sterke en geloofwaardige bondgenootschappelijke afschrikking is het voorkomen van oorlog. Dat geldt ook voor het principe van collectieve afschrikking en verdediging waarop het NAVO-bondgenootschap is gestoeld. Dit heeft tot doel om een potentiële agressor ervan te overtuigen dat het inzetten van militaire middelen tegen bondgenoten geen zin heeft, bijvoorbeeld omdat de NAVO-bondgenoten gezamenlijk zo sterk zijn dat een aanval succesvol kan worden afgewend, of door aan te tonen dat een militaire aanval dusdanig zal worden afgestraft dat de potentiële baten van een dergelijke operatie niet opwegen tegen de kosten daarvan. Afschrikking is dus succesvol wanneer militair geweld uitblijft.
Met de toetreding van Finland en Zweden tot de NAVO is het toepassingsbereik van de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging toegenomen, waardoor ook de Baltische Zee en het hoge noorden beter worden beschermd. Beide landen beschikken bovendien over een goed getrainde krijgsmacht, hoogwaardig militair materieel en een sterk ontwikkelde defensie-industrie, met aanvullende mogelijkheden en capaciteiten voor de NAVO. Dit ondersteunt de geloofwaardigheid en effectiviteit van de hierboven beschreven afschrikking, die tot doel heeft om vrede en veiligheid in het Euro-Atlantisch gebied zeker te stellen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en uiterlijk vóór het debat over de staat van de oorlog in Europa beantwoorden?
Vragen 3 en 4 liggen verder in het verlengde van elkaar, en zijn daarom gezamenlijk beantwoord. De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De anti-lhbti-wetgeving die het parlement in Ghana heeft goedgekeurd |
|
Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het parlement in Ghana wetgeving heeft goedgekeurd die het strafbaar maakt om jezelf als lhbti'er te identificeren en waarop een gevangenisstraf wordt gesteld?1
Ja.
Welke mogelijkheden ziet u om de president van Ghana aan te sporen om zijn bevoegdheid te gebruiken om lhbti-rechten te beschermen, ernstige schending van mensenrechten jegens lhbti’ers tegen te gaan en de invoering van de wet tegen te houden door deze niet te ondertekenen?
Voor aanname van de wet door het parlement heeft Nederland meermaals in bilaterale contacten met de Ghanese autoriteiten zijn visie duidelijk gemaakt en zal dat ook blijven doen. Daarnaast is Nederland in Ghana aangesloten bij een groep van gelijkgezinde landen die hierover gezamenlijk in gesprek gaan met de Ghanese autoriteiten.
Bent u bereid om bij de te nemen stappen het lokale maatschappelijk middenveld te betrekken, onder andere om er zo goed mogelijk voor te zorgen dat recht wordt gedaan aan het «do no harm»-principe?
De Nederlandse ambassade in Accra volgt de kwestie nauwgezet en onderhoudt contact met het Ghanese maatschappelijk middenveld. De ambassade in Accra luistert naar de zorgen van de lhbtiq+-gemeenschap en bespreekt ideeën over de beste handelingswijze. Nederland werkt hier volgens het «do no harm»-principe.
Bent u voornemens om samen met andere landen tot een krachtige gezamenlijke veroordeling en acties te komen en bent u bereid daarin het voortouw te nemen?
Nederland heeft, als covoorzitter van de internationale diplomatiewerkgroep binnen de Equal Rights Coalition, de ontwikkelingen in Ghana meermaals geagendeerd en zal binnen deze coalitie met een passende reactie komen in het geval dat de wet bekrachtigd wordt.
Bent u bereid lokale organisaties/slachtoffers te ondersteunen met safe spaces en herlocaties, en wat nog meer nodig is om hun persoonlijke veiligheid te bevorderen?
Deze aanpak wordt momenteel al gehanteerd door Nederland.
Bent u bereid om na te denken over het vrijmaken van extra OS-budget ter bescherming van de lhbti-gemeenschap in Ghana, ook voor het geval deze wet uiteindelijk daadwerkelijk van kracht wordt?
Nederland staat in contact met de relevante ngo’s in Ghana die zich inzetten voor de bescherming van mensenrechten en zal, samen met gelijkgestemde landen, inventariseren wat er nodig is om lhbtiq+-organisaties het beste te ondersteunen. Bestaande programma’s, waaronder Safety for Voices, zijn flexibel ingericht, waardoor ingespeeld kan worden op veranderde behoeften en veiligheidssituaties voor mensenrechtenverdedigers wereldwijd.
Het bericht ‘Parlement Ghana akkoord met wet die lhbti's celstraf oplevert’ |
|
Bente Becker (VVD), Roelien Kamminga (VVD) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met het artikel «parlement Ghana akkoord met wet die lhbti's celstraf oplevert»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat het Ghanese parlement nu met een meerderheid een wet heeft aangenomen die het illegaal maakt voor mensen om zich te identificeren als lhbti+’er en daarnaast ook het vormen of financieren van een lhbti-gemeenschap strafbaar stelt?
Het kabinet vindt het zorgelijk dat de zogenaamde Human Sexual Rights and Family Values wet is aangenomen door het parlement van Ghana.
Mensenrechtenexperts, waaronder de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN, wijzen op de verdragen en afspraken waar Ghana partij bij is en die in strijd zijn met deze wetgeving, waaronder het Afrikaans handvest voor de rechten van de mens en de volkeren en van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Daarnaast lijken bepalingen in deze wet op gespannen voet te staan met in de Ghanese Grondwet beschermde mensenrechten.
Hoe kijkt u aan tegen een mogelijke heksenjacht op lhbti+’ers in Ghana nu in de aangenomen wet wordt aangemoedigd om lhbti+’ers aan te geven bij de Ghanese autoriteiten?2
Op dit moment is de wet weliswaar aangenomen door het parlement, maar nog niet bekrachtigd door de president. Desalniettemin is het kabinet bezorgd dat het debat over de Proper Human Sexual Rights en Ghanaian Family Values wet al heeft geleid tot toenemende dreiging voor de lhbtiq+-gemeenschap in Ghana.
Welke acties heeft het kabinet ondernomen om de mensenrechtensituatie in Ghana, waaronder de fundamentele rechten van lhbti+’ers, te verbeteren?
De mensenrechtensituatie, waaronder de rechten van lhbti+’ers, is regelmatig onderwerp van bilaterale gesprekken met Ghana. De Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken en de ambassade in Accra hebben bij vertegenwoordigers van de Ghanese overheid tijdens eerdere ontmoetingen de zorgen van het kabinet uitgesproken over de bescherming van minderheden in Ghana. Nederland verleent verder steun aan organisaties die zich inzetten voor mensenrechten in Ghana.
Ook in EU-kader is tijdens het reguliere partnerschapsdialoog met Ghana meermaals de zorg uitgesproken over de mensenrechten van leden van de lhbtiq+-gemeenschap.
Ontvangt de Ghanese regering, via Nederlandse dan wel Europese gelden voor ontwikkelingssamenwerking, steun voor lhbti+’ers in Ghana? Zo ja, op welke manier en wanneer bent u van plan dit onder de aandacht te brengen bij uw collega Ministers in Europa?
Nederland draagt bij aan de verbetering van de positie van lhbtiq+ door het Ghanese maatschappelijk middenveld en multilaterale instellingen te steunen. Er is vanuit Nederland en de EU geen directe financiering via de Ghanese overheid voor specifiek de lhbtiq+-gemeenschap.
Is het kabinet dan wel de ambassade in contact getreden met de Ghanese regering naar aanleiding van deze aangenomen wet? Zo ja, wat is er uit dit contact voortgekomen? Zo nee, bent u bereid dit zo snel mogelijk te doen?
Voor aanname van de wet door het parlement heeft Nederland hier meermaals met de regering van Ghana over gesproken en zijn visie duidelijk gemaakt. In de diplomatieke contacten met de Ghanese autoriteiten zal Nederland zijn zorgen blijven uitspreken.
Daarnaast is Nederland in Ghana aangesloten bij een groep van gelijkgezinde landen die er gezamenlijk over in gesprek gaan met de Ghanese regering. In dit verband is er ook contact geweest met de autoriteiten nadat de wet door het parlement werd aangenomen.
Zie verder ook het antwoord op vraag 4.
Wat zijn de mogelijkheden voor het kabinet om actie te ondernemen in nationaal en internationaal verband, met als doel de fundamentele rechten van lhbti+’ers in Ghana te beschermen? Welk signaal kunt u afgeven in internationaal verband en/of op bilateraal niveau om dit beleid te ontmoedigen?
Nederland heeft, als covoorzitter van de internationale diplomatiewerkgroep binnen de Equal Rights Coalition, de ontwikkelingen in Ghana meermaals geagendeerd.
In nationaal verband volgt de Nederlandse ambassade in Accra de kwestie nauwgezet en onderhoudt contact met verschillende (Ghanese) ngo’s. Daarnaast heeft de Nederlandse ambassade in Accra contact met de lhbtiq+-gemeenschap zelf, luistert naar hun zorgen en naar hun ideeën over de aanpak die volgens hen het beste werkt.
Bent u voornemens om, net als de Verenigde Staten, Ghana op te roepen om de wetgeving te herzien? Zo ja, op welke termijn en op welke manier zal u dit doen?
Vanwege de kwetsbare positie van lhbtiq+-personen in Ghana, de gevoeligheid van het onderwerp, de autonomie van het Ghanese parlement, en het scherpe publieke debat, bekijkt het kabinet voortdurend bij welke steun en benadering de lhbtiq+-gemeenschap in Ghana het meeste baat heeft. Hierbij staan uiteraard de belangen, de veiligheid en het welzijn van de lhbtiq+-gemeenschap in Ghana voorop. De huidige inschatting is dat publiekelijke uitspraken door Nederland in deze fase van het wetgevingsproces averechtse consequenties kunnen hebben.
Zie tevens het antwoord op vraag 4 en vraag 7.
Hebben vertegenwoordigers namens de Nederlandse overheid contacten met de Ghanese regering en/of parlementsleden die dit beleid hebben geïntroduceerd? Zo ja, bent u het ermee eens dat deze relaties per direct verbroken moeten worden?
De wet is het initiatief van een groep volksvertegenwoordigers van vooral de oppositiepartij NDC. De ambassade heeft, mede omdat dit vanwege bestaande sentimenten van buitenlandse inmenging op dit dossier negatief zou kunnen uitwerken, geen contacten met de parlementsleden die de wet hebben ingediend. De ambassade zal doorgaan met het onderhouden van contacten met de regering.
Bent u naar aanleiding van deze berichtgeving bereid OS-gelden aan Ghana stop te zetten? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse inzet van ontwikkelingssamenwerking in Ghana (combinatieland handel en OS) is gericht op de wederzijdse belangen tussen Ghana en Nederland waaronder handel, investeringen, het tegengaan van terrorisme, het bevorderen van mensenrechten, goed bestuur en het versterken van het maatschappelijk middenveld. De financiering hiervoor loopt via maatschappelijke organisaties en multilaterale organisaties.
Op dit moment is de wet nog niet bekrachtigd door de president. Als het wetgevingsproces is afgerond zal het kabinet steun aan bestaande en toekomstige programma’s zo nodig opnieuw bekijken.
Het bericht ‘UNRWA Chief Tells Haaretz: We Take Israel's Claims of Hamas Infiltration Seriously, but Yet to See Evidence Against Gaza ‘ Employees’ |
|
Kati Piri (PvdA), Mpanzu Bamenga (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Gerrit van Leeuwen |
|
Heeft u kennisgenomen van het interview in Haaretz met UNRWA-directeur Philippe Lazzarini1 en het bericht «UNRWA kan nog tot eind februari in Gaza helpen, dan is het geld op»?2
Ja.
Klopt het volgens uw informatie dat UNRWA de aantijgingen van betrokkenheid van 12 UNRWA-medewerkers bij de terreuraanval op 7 oktober serieus neemt, maar dat Israël nog geen bewijs heeft overlegd aan de VN of UNRWA voor deze beschuldiging?
Ja, UNRWA en de VN nemen de aantijgingen serieus. Momenteel wordt een onderzoek uitgevoerd door het onafhankelijke onderzoeksorgaan van de VN, het Office of Internal Oversight (OIOS), naar de aantijgingen over betrokkenheid van UNRWA-medewerkers bij de aanvallen van 7 oktober 2023. Israël is door de VN middels een note verbale verzocht om alle beschikbare informatie voor deze beschuldigingen te delen met OIOS.
Heeft Israël u bewijs gegeven of getoond van de betrokkenheid van 12 UNRWA-medewerkers bij de terreuraanval?
Israël heeft met een aantal landen openbare informatie gedeeld om hun aantijgingen te onderbouwen, waaronder Nederland. Vooralsnog hebben landen deze informatie niet onafhankelijk kunnen verifiëren.
Kunt u bevestigen dat UNRWA voor al zijn medewerkers een veiligheidscheck doet en elk jaar de namen van alle werknemers overhandigd aan de Israëlische autoriteiten?
Ja. UNRWA deelt jaarlijks een lijst van alle UNRWA-medewerkers met de Israëlische autoriteiten ter doorlichting. Volgens de VN zijn daar niet eerder reacties van Israël op gekomen.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Israelische Minister van Defensie eerder deze week dat in totaal 30 UNRWA-medewerkers betrokken zijn geweest bij 7 oktober? Weet u of Israël met UNRWA, de VN of met Nederland bewijzen heeft gedeeld van deze nieuwe beschuldiging?
Het kabinet is bekend met de uitspraken. Er is geen bewijs met Nederland gedeeld over deze aantijgingen. Voor zover bekend is ook met de VN nog geen bewijs gedeeld.
Bent u het eens met UNRWA-directeur Lazzarini dat het zonder de bewijsstukken van Israël en met enkel open bronnen – zoals de beelden van de UNRWA-medewerker op 7 oktober die afgelopen week naar buiten kwamen – veel lastiger is goed onderzoek te verrichten naar de vermeende betrokkenheid van UNRWA-medewerkers bij terreuracties? Zo niet, waarom niet?
Die vraag zal beantwoord moeten worden door het lopende onderzoek. Het kabinet en andere donoren roepen alle partijen daarom op tot volledige medewerking aan het onderzoek.
Onderschrijft u nog steeds de stelling van de Minister van Buitenlandse Zaken dat UNRWA een «cruciale rol» speelt in het leveren van urgente humanitaire hulp voor de inwoners van Gaza, zoals zij zei in een commissiedebat op 30 januari jl.? Geldt dit ook voor de stelling van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in het debat over de vaststelling van zijn begroting dat we UNRWA voorlopig «hard nodig hebben om humanitaire hulp te verlenen»?
UNRWA speelt in deze fase van het conflict een cruciale rol in de humanitaire respons in Gaza.
Wat zouden in uw ogen de humanitaire gevolgen en de gevolgen voor de veiligheid zijn als UNRWA geen middelen meer heeft om het humanitaire werk in Gaza en op de West Bank voort te zetten?
De capaciteit, expertise en infrastructuur van UNRWA zijn van groot belang voor het kunnen verstrekken van humanitaire hulp in Gaza. Op dit moment biedt UNRWA daar onderdak aan naar schatting 1,7 miljoen ontheemden. Daarnaast speelt UNRWA een belangrijke rol bij de coördinatie en implementatie van het werk van andere humanitaire hulporganisaties. In de regio, waaronder de West Bank, verleent UNRWA aan ruim 6 miljoen mensen humanitaire hulp en belangrijke maatschappelijke basisdiensten, zoals onderwijs en gezondheidszorg.
Bent u bereid om – indien dat de enige manier is om hongersnood en ziekte onder de Gazaanse burgerbevolking te voorkomen – hangende het onderzoek incidentele steun voor UNRWA te heroverwegen? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot uw eigen stelling en die van de VN3 dat er voor UNRWA geen alternatief is?
U bent hierover geïnformeerd middels de Kamerbrief d.d. 26 april 2024.4
Welke voorbereiding wordt op dit moment door het kabinet getroffen om de steun aan UNRWA zo snel mogelijk te hervatten?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u, vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek, aangeven welke mogelijke voorwaarden aan het hervatten van steun aan UNRWA gekoppeld kunnen worden? Kunt u het besluitvormingsproces en het tijdspad voor deze besluitvorming delen met de Kamer?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om gezamenlijk in EU-verband tot een raamwerk te komen waarin, vooruitlopend op het onderzoek, in EU-verband besloten kan worden de steun aan UNRWA te hervatten? Wordt er op dit moment al aan zo’n Europees raamwerk gewerkt? Zo ja, door welke landen en waar bestaat dat raamwerk uit? Deelt u de mening van de indieners dat een eenduidige stellingname hierin van de EU van belang is?
Nederland trekt in dit dossier samen met andere donoren op. Tegelijkertijd acht het kabinet het van belang dat donoren een eigenstandige keuze kunnen maken over eventuele hervatting van hun financiering. De wijze, aard en timing van financiering van donoren, ook binnen de EU, verschillen terzake. Over het standpunt van Nederland bent u middels de Kamerbrief d.d. 26 april 2024 geïnformeerd.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo snel mogelijk, maar uiterlijk voor 12 maart, beantwoorden?
Dit is helaas niet gelukt.
Duurzame Ontwikkelingsdoelen |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
In antwoord op de Kamervraag met kenmerk 2024Z02173 d.d. 15 februari 2024 schrijft u dat de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals – (SDGs)) niet juridisch bindend zijn maar dat er sprake is van een «politiek commitment» van Nederland om deze doelen te bereiken: wat betekent een dergelijk «politiek commitment» concreet voor Nederland?
Het betekent dat het Koninkrijk der Nederlanden, net zoals alle andere 193 VN-lidstaten, zich tijdens de Global Goals Summit op 25-27 september 2015 heeft gecommitteerd, via VN resolutie 70/1, om gezamenlijk te werken aan het bereiken van de doelen in Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling, en de daarmee samenhangende duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s). De SDG’s geven richting aan de internationale inzet op het gebied van duurzame ontwikkeling tot 2030.
Heeft de regering (toentertijd) expliciet toestemming gevraagd aan de Tweede Kamer voor het aangaan van dit «politiek commitment»?
Op 17 juni 2015 is de Tweede Kamer ingelicht over de Nederlandse inzet bij onderhandelingen over de SDG’s in de «Kamerbrief over de post-2015 agenda en Financing for Development» (Kamerstuk nummer 32 605, nr. 168). Deze inzet is vervolgens met uw Kamer besproken in het Algemeen Overleg van 8 september 2015 over de Nederlandse inzet tijdens de 70e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN).
Heeft Nederland met dit «politiek commitment» een (politieke) inspanningsverplichting op zich genomen met betrekking tot de SDGs? Zo nee, wat is dan (nog) de betekenis van dit «politiek commitment» aangegaan door Nederland? Zo ja, hoe wordt beoordeeld of Nederland aan deze inspanningsverplichting voldoet?
Het betreft een politieke inspanningsverplichting. Jaarlijks rapporteert het kabinet aan de Kamer over de nationale voortgang, door het toezenden van de CBS Monitor Brede Welvaart & SDG’sen de Nationale SDG-rapportage (in samenwerking met penvoerders vanuit verschillende sectoren in de maatschappij). Eens per vijf jaar rapporteert het Koninkrijk aan de VN via de zogenaamde Voluntary National Review.
Staat het Nederland (in theorie) vrij om het politiek commitment dat is aangegaan met betrekking tot het behalen van de SDGs (eenzijdig) te annuleren? Met andere woorden, staat het de Kamer en de regering vrij te besluiten zich niet langer en op geen enkele wijze te committeren aan de SDGs en zich op geen enkele wijze in te zetten voor het bereiken van deze doelen? Zo nee, waarom niet?
Resoluties aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN, zoals degene waarin de SDG’s zijn aangenomen, zijn niet juridisch verplichtend. Steun van een VN-lidstaat voor een resolutie betekent evenwel steun aan de elementen vervat in zo’n resolutie. Het is uiteindelijk aan de regering en het parlement om te bepalen hoe hieraan opvolging wordt gegeven.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Duurzaamheidsdoelen |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Is Nederland verplicht de zogenaamde «duurzaamheidsdoelen» (SDGs) van de Verenigde Naties, die in 2015 door Nederland werden geratificeerd/geadopteerd, ook te halen in 2030 en indien dit het geval is betreft dit een inspannings- of een resultaatsverplichting?
De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals – SDG’s) zijn door alle 193 lidstaten van de Verenigde Naties aangenomen in een resolutie van de Algemene Vergadering van de VN genaamd Transforming Our World: the Agenda 2030 for Sustainable Development.1
Een dergelijke resolutie van de Algemene Vergadering van de VN is een politiek commitment. Deze is niet juridisch bindend en er vloeien derhalve geen juridische verplichtingen uit voort.
Exportkredietverzekeringen in veehouderij |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met de «Beleidsverklaring dierenwelzijn» ten aanzien van exportkredietverzekeringen welke sinds 2020 van kracht is?
Ja.
Bent u zich bewust van het feit dat er in de beleidsverklaring staat aangegeven dat hierin onder andere wordt gespecificeerd dat geen verzekering zal worden afgegeven voor «Accommodatie van legkippen: leveringen aan en met betrekking tot stallen waarin onverrijkte kooien voor legkippen worden toegepast» en ook «Accommodatie van vleeskippen: leveringen aan stallen waarin vleeskippen worden gehouden met een grotere dichtheid dan 42 kg/m2»?
Ja.
Gegeven bovengenoemd beleid, kunt u uitleggen waarom sinds 2021 de volgende exportkredietverzekeringen zijn uitgegeven voor legkippen en vleeskippen? Kunt u dit per casus individueel beantwoorden?
Alle genoemde exportprojecten zijn door uitvoerder Atradius Dutch State Business (ADSB) onderworpen aan een milieu- en sociale beoordeling voordat een ekv-polis werd verstrekt. Onderdeel van deze beoordeling is dat de projecten worden getoetst aan het Nederlandse dierenwelzijnsbeleid voor exportkredietverzekeringen (ekv). Bij geen van deze projecten is er een ekv afgegeven voor leveringen aan en met betrekking tot stallen waarin onverrijkte kooien voor legkippen worden toegepast of leveringen aan stallen waarin vleeskippen worden gehouden met een grotere dichtheid dan 42 kg/m2.
Bent u zich bewust van het feit dat in de beleidsverklaring staat aangegeven dat «Alle leveringen aan de intensieve veehouderij en aan slachterijen worden behandeld als «gevoelige sector» transacties», wat «betekent dat een milieu en sociale beoordeling zal worden uitgevoerd voor deze transacties, inclusief het onderzoeken van het dierenwelzijnsaspect, ongeacht de omvang van de transactie en proportioneel aan de risico’s van het project»?
Ja.
Gegeven bovenstaand beleid, kunt u uitleggen waarom sinds 2021 de volgende exportkredietverzekeringen zijn uitgegeven aan de intensieve veehouderij en aan slachterijen zonder enige toetsing op dierenwelzijn? Kunt u dit per casus individueel beantwoorden?
Het klopt niet dat deze projecten niet zijn getoetst op dierenwelzijn. Voor de levering van een mengvoederfabriek aan Canada is geen milieu- en sociale beoordeling uitgevoerd, omdat de levering niet direct raakt aan dierenwelzijn. Alle overige genoemde exportprojecten zijn door uitvoerder ADSB onderworpen aan een milieu- en sociale beoordeling voordat een ekv-polis werd verstrekt. De projecten voldoen aan het mvo-beleid en de dierenwelzijnsverklaring voor de ekv.
Vindt u het wenselijk dat projecten in de zogenoemde categorie «M» überhaupt geen enkele vorm van toetsing ondergaan, omdat het een uitbreiding van een bestaand project aangaat, ook niet als deze niet eerder zijn getoetst op dierenwelzijn omdat de beleidsverklaring nog niet van kracht was bij start van het project? Zo ja, hoe verklaart u dit? Zo nee, waarom wordt deze uitzondering dan nog altijd gemaakt?
Het klopt niet dat projecten in de categorie «M» geen enkele vorm van toetsing ondergaan. Projecten die gecategoriseerd worden als «M» worden altijd aan een uitgebreide milieu- en sociale beoordeling onderworpen. Hierin wordt de inzet van de exporteur en de afnemer op milieu- en sociaal-vlak, waaronder ook dierenwelzijn, beoordeeld. Daarnaast kan aanvullende informatie over de keten opgevraagd worden.
Gegeven bovenstaande uitzondering, wat vindt u ervan dat sinds 2021 exportkredietverzekeringen zijn verstrekt zonder enige toetsing op dierenwelzijn aan:
Alle genoemde exportprojecten zijn door uitvoerder ADSB onderworpen aan milieu- en sociale beoordeling voordat een ekv-polis werd verstrekt. De projecten voldoen aan het mvo-beleid en de dierenwelzijnsverklaring voor de ekv.
Bent u zich bewust van het feit dat deze beleidsverklaring is opgesteld, omdat, zoals in de beleidsverklaring ook is opgenomen, «In veel landen waar onder de EKV verzekerde export heen gaat is het dierenwelzijnsbeleid en de handhaving ervan soms zwak of ontbreekt zelfs»?
Ja.
Bent u het eens met de constatering dat het zeer zorgwekkend is dat de Nederlandse staat bijdraagt aan de levering van producten voor intensieve veehouderij zonder enige controle op dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom staat het kabinet toe dat dit nog steeds gebeurt?
Het kabinet kan zich niet vinden in de constatering dat de Nederlandse staat bijdraagt aan de levering van producten voor intensieve veehouderij zonder enige controle op dierenwelzijn. Transacties in de intensieve veeteeltsector worden altijd aan een uitgebreide milieu- en sociale beoordeling onderworpen.
Bent u zich bewust van het feit dat in de beleidsverklaring staat aangegeven dat «In overeenstemming met wetenschappelijke denkwijzen neemt ADSB het standpunt in dat dieren wezens met gevoel zijn die in staat zijn om plezier en pijn te ondervinden»?
Ja.
Deelt u de mening dat het leven van een dier in de intensieve veehouderij ervoor zorgt dat een dier per definitie pijn ondervindt en geen plezier zal hebben in het leven? Zo nee, op welk moment denkt u dat een dier in de intensieve veehouderij plezier beleeft?
De principes die bekend staan als de «Vijf Vrijheden», die de (wereldwijde) internationale uitgangspunten voor dierenwelzijn vormen bij onder meer de World Organisation for Animal Health (OIE) en de OECD-FAO, geven aan dat een dier gevrijwaard moet zijn van honger, dorst en onjuiste voeding; fysiek en fysiologisch ongerief; pijn, verwondingen en ziektes; angst en chronische stress en het dier moet zijn natuurlijke gedrag kunnen vertonen. Veehouderijsystemen en -praktijken die hier niet verenigbaar mee worden geacht zijn daarom uitgesloten van de ekv.1
Vindt u het wenselijk dat het kabinet door het verstrekken van exportkredietverzekeringen aan intensieve veehouderij in landen met zeer lage of geen standaarden voor dierenwelzijn een groei in ernstig dierenleed faciliteert? Zo ja, waarom? Zo nee, is het kabinet bereid het verstrekken van exportkredietverzekeringen aan de intensieve veehouderij per direct af te schaffen? Zo nee, waarom niet? Kunt u dit toelichten?
Het kabinet kan zich niet vinden in de stelling dat het kabinet dierenleed faciliteert. Juist door ekv-aanvragen te toetsen aan de hand van internationale kaders en een aanvullende dierenwelzijnsverklaring kan worden geëxporteerd naar landen waar wettelijke dierenwelzijnsstandaarden lager of zelfs afwezig zijn.2 Het hanteren van internationale standaarden is ook belangrijk voor een gelijk speelveld voor Nederlandse exporteurs. Met de dierenwelzijnsverklaring en de daar uit volgende uitsluitingslijst gaat Nederland al verder dan andere landen.
Het kabinet doet momenteel onderzoek naar de reikwijdte en consequenties van de aangenomen motie Teunissen c.s. die oproept om te stoppen met exportkredietverzekeringen voor projecten met een lagere dierenwelzijnsstandaard dan de Nederlandse. De resultaten van dit onderzoek zullen met uw Kamer worden gedeeld.3