Het uitsterven van de witte kievitsbloem |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Laatste kievitsbloemen ter wereld in Haren»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het uitsterven van de beschermde witte kievitsbloem moet worden voorkomen? Zo ja, bent u bereid om samen met Natuurmonumenten, waterschap Hunze en Aa’s, aangrenzende agrariërs en de provincies Groningen en Drenthe op korte termijn alle maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om het uitsterven van de witte kievitsbloem te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De wilde kievitsbloem is beschermd onder de Flora- en faunawet, en daarmee ook witte varianten daarvan. Deze komen in kleine percentages voor bij wilde kievitsbloemen. Door aanwijzing en beheer van Natura 2000-gebieden voor het habitatype 6510 (B), waarvan «kievitsbloem-hooiland» een kenmerkend vegetatietype is, zal de wilde kievitsbloem ook actief worden beschermd. Bovendien is het een soort die in aanmerking komt voor de toepassing van de Leefgebiedenbenadering. Provincies kunnen daarvoor zelf maatregelen nemen, al dan niet samen met partijen zoals in de vraag genoemd. Ik ben van mening dat er daarmee voldoende mogelijkheden zijn om het verdwijnen van de betreffende soort (of witte varianten daarvan) te voorkomen.
Is het waar dat de laatste 15 wilde witte kievitsbloemen in Haren met uitsterven worden bedreigd, omdat ten behoeve van enkele landbouwers het grondwaterpeil laag wordt gehouden in het natuurgebied? Zo ja, wat is uw oordeel daarover? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid?
Het is onjuist dat in Haren de laatste 15 wilde kievitsbloemen (of witte varianten daarvan) ter wereld of zelfs maar van Nederland zouden voorkomen. In ons land bevindt de grootste populatie wilde kievitsbloemen – waaronder eveneens witte varianten – zich juist in het als Natura 2000-gebied aan te wijzen gebied «Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht».
Deelt u de mening dat het mogelijk uitsterven van de witte kievitsbloemen laat zien dat het belang van goede natuurbescherming groot is en dat natuurorganisaties hierbij een onmisbare rol vervullen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Het rapen van kievitseieren op de Werelderfgoedlijst van UNESCO |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u er zich van bewust dat de Kamer op 19 april 2012 heeft ingestemd met de ratificatie van het UNESCO-verdrag ter bescherming van het Immaterieel Erfgoed, waardoor dit in juli 2012 al in werking zou kunnen treden?1 Zo ja, hoe verhoudt uw antwoord op eerdere vragen2, dat plaatsing van het rapen van kievitseieren of andere maatschappelijk omstreden activiteiten niet aan de orde zijn, zich hiertoe en kunt u de eerdere vragen in dit licht nogmaals beantwoorden? Zo nee, kunt u aangeven wat hier feitelijk niet aan klopt en waarom het feit dat de Kamer heeft ingestemd met het ratificeren van het UNESCO-verdrag voor Immaterieel Erfgoed niets verandert aan uw eerdere antwoorden?
Het feit dat de Tweede Kamer heeft ingestemd met de ratificatie van het UNESCO-verdrag voor Immaterieel Erfgoed verander niets aan de eerdere antwoorden. Het Koninkrijk der Nederlanden wordt pas partij bij het verdrag drie maanden nadat de stukken ter bekrachtiging bij UNESCO zijn gedeponeerd (medio augustus 2012).
Daarna zal eerst worden gewerkt aan de inventarisatie van het immaterieel erfgoed in Nederland. Een plan van aanpak voor de uitvoering daarvan wordt nu geschreven door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed samen met onder andere het Meertens Instituut en het Nederlands Openluchtmuseum.
Het Koninkrijk der Nederlanden zal pas in een later stadium beslissen of en zo ja, welke immaterieel erfgoedelementen het zal voordragen voor de internationale lijst van het Verdrag.
CO2-opslag onder de zeebodem |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het voornemen van RWE/Essent om CO2 op te slaan in lege gasvelden onder de zeebodem?1
Nee.
Speelt de Rijksoverheid een rol bij de plannen voor transport en opslag van CO2 uit de Eemshaven onder de zeebodem? Zo ja, welke?
Mochten er in de Eemshaven plannen worden ontwikkeld voor transport en opslag van CO2 onder de zeebodem, dan zal de rijksoverheid haar taak in de ruimtelijke inpassing vervullen. Daarnaast is de minister van EL&I bevoegd gezag voor de CO2-opslagvergunning onder Nederlandse zeebodem.
Is er voor opslag van CO2 uit de kolencentrale van RWE/Essent onder de zeebodem financiële steun van de Europese Unie gevraagd? Zo ja, wat is de omvang van deze financiële steun en eventuele cofinanciering van de provinciale en Rijksoverheid?
Er is mij geen concreet voornemen voor de opslag van CO2 uit de kolencentrale van RWE/Essent onder de zeebodem bekend. Dit geldt mutatis mutandis voor het doel van het voornemen, de financiële en economische risico’s of een aanvraag voor financiële steun van de Europese Unie of de provinciale overheid. In ieder geval is geen cofinancieringsaanvraag bij de Rijksoverheid ingediend.
Kunt u bevestigen dat het voornemen van RWE/Essent om CO2 op te slaan in onderzeese lege gasvelden betekent dat plannen om CO2 in onderzeese lege olievelden2 op te slaan van de baan zijn? Zo nee, kunt u uiteenzetten of het primaire doel hiervan oliewinning of opslag van CO2 is? Kunt u uitleggen hoe groot de financiële en ecologische risico’s van deze techniek zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het transporteren van CO2 via schepen of pijpleidingen door de Waddenzee voor de opslag van CO2 in lege gasvelden onder de zeebodem grote risico’s oplevert voor het milieu en de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied de Waddenzee? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet en waaraan ontleent u die zekerheid?
Nee. Voor elk project dat het transport en de opslag van CO2 in of nabij een Natura 2000-gebied behelst, zal een milieueffectrapportage moeten worden opgesteld. Als het mogelijk is dat een project of plan significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied, moet een «passende beoordeling» gemaakt worden. Zonder kennis van een concreet voornemen en de milieueffectrapportage en een eventuele passende beoordeling daarvan, kan ik geen mening geven over de risico’s voor het milieu en de natuurwaarden.
Deelt u de mening dat kolencentrales voor de energievoorziening overbodig zijn aangezien er een energieovercapaciteit is, kolencentrales ook nog eens enorm vervuilend zijn door de grote hoeveelheid CO2-uitstoot, en dat terwijl we al jaren worstelen de klimaatdoelstellingen te halen waarbij het terugdringen van CO2-uitstoot essentieel is? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zowel in Nederland als in Noordwest Europa is een fors deel van de elektriciteitsproductie afkomstig van kolencentrales. Kolencentrales kunnen op een stabiele en continue wijze elektriciteit leveren, zonder daarbij afhankelijk te zijn van de weersomstandigheden. Verder zijn kolen mondiaal nog ruim voorradig (zie o.a. de World Energy Outlook van het International Energy Agency). Daarmee leveren kolencentrales een belangrijke bijdrage aan de leverings- en voorzieningszekerheid.
Deelt u de mening dat het niet produceren van CO2 de goedkoopste, veiligste, snelste en meest efficiënte methode is om de klimaatdoelstellingen te halen? Zo ja, bent u bereid om de productie van CO2 door kolencentrales te stoppen? Op welke termijn en wijze gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Dit kabinet heeft zich vanwege internationale afspraken gecommitteerd aan een CO2-reductie van 20% en een aandeel duurzame energie van 14% in 2020. Om te kunnen voldoen aan deze doelstellingen, zet het kabinet zich actief in voor meer energiebesparing, meer duurzame energie en internationale afspraken over emissiehandel.
In het Lente-akkoord wordt voorzien in een kolenbelasting die de inzet van kolen in centrales belast. Deze maatregel zal de koleninzet op zichzelf dus duurder maken. Er zal een positief effect uitgaan op de CO2-emissies van deze centrales omdat de inzet van kolen door de belastingheffing mogelijk zal verminderen. Op de totale CO2 uitstoot op Europese schaal heeft dit overigens geen invloed omdat centrales onder het Europese emissieplafond (ETS) vallen. Er zal meer ruimte onder dat Europese plafond ontstaan waardoor er voor andere bedrijven onder ETS meer ruimte ontstaat om CO2 uit te stoten.
Mogelijke schending van de privacy door Mormonen |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Mormonen in de streekarchieven op zoek naar dopelingen»?1
Ja.
Is het waar dat al gedurende langere tijd overheidsinstanties samenwerken met genoemde religieuze groepering bij de digitalisering van bestanden? Zo ja, sinds wanneer en op welke schaal? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid?
De publieke taak van de archiefbewaarplaatsen is vastgelegd in de Archiefwet 1995 (Aw). Op grond van artikel 17 van de Aw stelt de beheerder van de archiefbewaarplaats de archieven aan de verzoeker ter raadpleging of gebruik. Op grond van artikel 14 van de Aw heeft eenieder het recht om de openbare archiefbescheiden kosteloos te raadplegen en daarvan afbeeldingen, afschriften, uittreksels en bewerkingen te maken of op zijn kosten te doen maken.
De archiefbewaarplaatsen hebben voor bezoekers faciliteiten om de archiefbescheiden te kunnen raadplegen en te (laten) kopiëren. Deze faciliteiten kunnen gaan van een aparte tafel in de studiezaal voor het maken van (digitale) foto’s tot het ter beschikking stellen van een ruimte voor (groeps)onderzoek of digitaliseren van grote aantallen archiefstukken.
Indien een bezoeker kopieën van een groot aantal archiefstukken wil maken, kan het praktisch zijn om aparte faciliteiten te organiseren, om andere bezoekers van de studiezaal zo min mogelijk te storen.
De samenwerking met de mormonen moet vanuit dat oogpunt worden bezien. Daarnaast leveren de mormonen een tegenprestatie in de vorm van een exemplaar van de gedigitaliseerde bestanden. Met die gedigitaliseerde bestanden kan een archiefdienst andere bezoekers van dienst zijn, bijvoorbeeld bij het maken van stambomen. Gebruikers van archieven leveren wel vaker een tegenprestatie in de vorm van gratis kopieën.
Sinds de jaren vijftig maken de mormonen kopieën in de vorm van microfilms en/of digitale afbeeldingen van openbare bestanden die in de archiefbewaarplaatsen berusten, zoals de kerkelijke doop, trouw en begraafboeken, militaire stamboeken en burgerlijke standregisters. Er is geen compleet overzicht van bij welke archiefbewaarplaatsen wanneer mormonen afschriften hebben gemaakt van deze bestanden en op welke schaal, noch van instellingen.
De bescherming van de persoonsgegevens strekt zich niet uit tot overleden personen (cf de Wbp). Archiefstukken met gegevens van (mogelijk) nog levende personen zijn beperkt openbaar. Bezoekers moeten in die gevallen aan bepaalde voorwaarden die vastliggen in de Wbp voldoen om de stukken te kunnen raadplegen.
Kunt u uiteenzetten hoe de samenwerking tussen overheidsinstanties en genoemd kerkgenootschap zich verhoudt tot de waardevrije vervulling van de publieke taak en de bescherming van persoonsgegevens?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat digitalisering van overheidsarchieven niet in handen van belanghebbende derde partijen gelegd zou mogen worden? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u daaraan gevolg geven? Zo nee, waarom niet?
Het digitaliseren van overgedragen overheidsarchieven gebeurt meestal door de archiefinstellingen zelf. De Aw biedt geen juridische grond om derden ervan te weerhouden digitale kopieën te maken van openbare archieven. Digitalisering van erfgoed, waaronder archieven, is een kostbare en tijdrovende zaak. Als derde partijen aanbieden daarbij te helpen kan het voor erfgoedinstellingen interessant zijn daarop in te gaan. Publiek-private samenwerking die leidt tot een betere ontsluiting van (overheids)informatie kan positief zijn. Derhalve deel ik niet de mening dat digitalisering per definitie niet door derden gedaan kan worden.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat burgers postuum betrokken raken bij religieuze handelingen van derden? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dat te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Daar heb ik geen mening over. Ik zal geen maatregelen nemen om dit te voorkomen vanwege de vrijheid van godsdienst. De religieuze handelingen leiden niet tot een aantasting van de persoonlijke levenssfeer. Wie meent in de persoonlijke levenssfeer te zijn aangetast, staat het vrij de betreffende religieuze groepering daarvoor aansprakelijk te stellen bij de civiele rechter.
Het hoge aantal recent aangespoelde dode zeehonden in de Grevelingen en dode en ernstig verminkte bruinvissen bij de stranden van Ouddorp |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het hoge aantal recent aangespoelde dode zeehonden in de Grevelingen en dode en ernstig verminkte bruinvissen bij de stranden van Ouddorp?1
Ja.
Deelt u de mening dat de huidige bescherming van zeehonden en bruinvissen onvoldoende is, gezien de grote aantallen die recentelijk zijn aangespoeld?
Ik deel die mening niet. De Flora- en faunawet en de implementatie van de Habitatrichtlijn bieden voldoende bescherming voor deze zeezoogdiersoorten.
Dat neemt niet weg dat er in de laatste tijd veel zeezoogdieren dood worden aangetroffen op de Nederlandse stranden. Hiervoor kunnen verschillende oorzaken zijn. Zeker is, dat het aantal zeehonden en bruinvissen de laatste jaren sterk is gestegen in de Nederlandse wateren. De toegenomen waarnemingen van dode dieren kunnen voor een deel daaraan worden toegeschreven.
Ik heb vorig jaar het Bruinvisbeschermingsplan in ontvangst genomen. Hierin staan belangrijke aanbevelingen, die ik heb overgenomen.
Deelt u de mening dat de doodsoorzaak van de zeehonden en de bruinvissen te maken kan hebben met de vele visnetten, die in Grevelingen en de Voordelta staan? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Het valt niet uit te sluiten dat er in de Grevelingen en de Voordelta zeehonden of bruinvissen de verdrinkingsdood sterven in visnetten.
Het is onbekend hoeveel bruinvissen worden bijgevangen. Om inzicht te krijgen in de omvang van de bijvangst, ben ik voornemens om bijvangstonderzoek te laten uitvoeren, mede ter uitvoering van de aanbeveling hierover in het Bruinvisbeschermingsplan. Ik wil eerst de resultaten van dit onderzoek afwachten, voordat ik conclusies trek.
Kunt u uiteenzetten waardoor de snijwonden en verminkingen bij de dieren zijn veroorzaakt? Zo ja, waaruit blijkt dat volgens u? Zo nee, bent u bereid om de verminkingen te laten onderzoeken?
Dode, en ook de verminkte, bruinvissen worden onderzocht door de afdeling Pathologie van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek zal in 2013 worden afgerond (zie mijn antwoord op vraag 7).
Zijn er aanwijzingen voor strafbare feiten rond de dood van de aangespoelde zeezoogdieren? Zo ja, welke strafbare feiten? Zo nee, is daar wel onderzoek naar gedaan?
Er zijn dode dieren aangetroffen, maar wat in die specifieke gevallen de doodsoorzaak was, is nog niet bekend. Omdat de oorzaak van de verwondingen niet bekend is, zijn er geen aanwijzingen voor strafbare feiten.
Welke mogelijkheden ziet u om te achterhalen wie deze bruinvissen heeft verminkt en om maatregelen te treffen tegen het stuksnijden van bruinvissen die als bijvangst worden gevangen?
Wat het eerste deel betreft dan de vraag verwijs ik u naar mijn antwoorden op vraag 4 en vraag 7.
Het tweede deel van uw vraag betreft het stuksnijden van bijgevangen bruinvissen. Wanneer een bruinvis op zee wordt bijgevangen, wordt doorgaans het net bij inhalen om het kadaver heen losgesneden en gaat de bruinvis weer in zee. Naar de omvang van de bijvangst wil ik onderzoek doen (zie mijn antwoord op vraag 3).
Is het waar dat in Utrecht onderzoek wordt gedaan naar de doodsoorzaak van de bruinvissen? Zo ja, kunt u ons het onderzoeksresultaat doen toekomen wanneer dit gereed is?
Volgend voorjaar (2013) wordt een 5-jarig pathologisch onderzoek door de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht afgerond, dat een zeer groot deel van de op de Nederlandse kust aangespoelde dode bruinvissen omvat. Ik zal u dit rapport bij verschijnen doen toekomen.
Is het waar dat het kenniscentrum van de Zeehondencrèche in Pieterburen onderzoek doet naar de doodsoorzaak van de aangespoelde zeehonden? Zo ja, kunt u ons de uitslag van het onderzoek van het genoemde kenniscentrum doen toekomen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de Zeehondencrèche in Pieterburen.
Deelt u de mening dat onderzoek naar de doodsoorzaak van beschermde dieren een overheidstaak is? Zo ja, bent u bereid om zelf een specifiek onderzoek in te stellen naar de oorzaak van de aangespoelde zeezoogdieren? Zo ja, wanneer kunnen we deze verwachten? Zo nee, bent u bereid om de kosten van het onderzoek naar de doodsoorzaak van de dieren door het kenniscentrum van de Zeehondencrèche te vergoeden?
Mijn prioriteit ligt nu bij het onderzoek aan de dode bruinvissen omdat deze populatie in een (matig) ongunstige staat van instandhouding verkeert. Hiervoor is ruim een half miljoen euro uitgetrokken. Mogelijk dat uit het lopende onderzoek aanwijzingen komen die ook gebruikt kunnen worden voor de verklaring van de doodsoorzaken bij zeehonden. Ik wacht dat af. Ik waardeer overigens dat de Zeehondencrèche Pieterburen op eigen initiatief onderzoek doet.
Kunt u een voortgangsoverzicht geven van de implementatie van de genoemde maatregelen in het bruinvisbeschermingsplan?
In 2012 is gestart met de implementatie van de prioritaire aanbevelingen uit het Bruinvisbeschermingsplan zoals ik die in mijn brief van 5 december 2011 heb aangegven (Kamerstukken 2011–2012, nr. 29675/138).
Het onderzoek naar (de ontwikkeling van) de populatie en verspreiding, voedingspatroon en pathologie loopt.
In maart 2012 is het Bruinvisbeschermingsplan gepresenteerd in de ASCOBANS Steering Group for the Conservation Plan for the Harbour Porpoise in the North Sea en verspreid onder de leden van deze stuurgroep om meer bekendheid te geven aan het Nederlandse plan.
Eind 2012 kunt zal ik de Tweede Kamer per brief informeren over de voortgang van de implementatie van het Bruinvisbeschermingsplan.
De voortgang van de bouw van megastallen ondanks het nadrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer voor een moratorium op de bouw van deze megastallen |
|
Henk van Gerven , Dion Graus (PVV), Tjeerd van Dekken (PvdA), Anja Hazekamp (PvdD), Rik Grashoff (GL) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over de risicobeoordeling voor de volksgezondheid door de GGD Noord-Limburg over de komst van het Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB) in Horst aan de Maas en het feit dat deze gemeente op basis van dit rapport van plan is het besluitvormingstraject rondom deze megastal voort te zetten?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit besluit van de gemeente in het licht van de breed aangenomen moties die oproepen tot een moratorium op de bouw van megastallen en waarin verzocht is met gemeenten en provincies in overleg te treden?2
In mijn antwoord op Kamervragen van het lid Van Gerven (Aanhangsel der Handelingen, 2011–2012, nr. 816) van 1 december 2011 heb ik aangegeven dat de bestemmingsplanwijziging in verband met de realisatie van het landbouwontwikkelingsgebied Witveldweg opgestart is in juni 2010. Er is derhalve geen sprake van nieuwe aanvragen als bedoeld in de motie van de leden Grashoff en Van Veldhoven. Het restrictieve beleid conform deze motie (TK 28 286, nr. 488) om niet mee te werken aan bestemmingsplanwijzigingen voor stallen groter dan 300 NGE en meer dan één bouwlaag, heb ik op 25 maart 2011 onder de aandacht gebracht van de provincies en de VNG (Aanhangsel der Handelingen 2010–2011, nr. 2244). In mijn brief aan uw Kamer van 15 maart 2011 ((TK 28 286, nr. 494) heb ik aangegeven waarom ik heb afgezien van het conform de motie Thieme/Jacobi nemen van een voorbereidingsbesluit waarmee een moratorium op de bouw van megastallen wordt afgekondigd.
Wat vindt u van dit besluit, gelet op uw antwoorden op vragen van de leden Grashoff en van Dekken3 over de bouw van een megastal bij Vlagtwedde 33n de vragen van het lid Ouwehand over het toestaan van nieuwe megastallen in Overijssel4, waarbij u beide keren aangaf bij de betreffende provincie en gemeente er op aan te dringen geen onomkeerbare stappen te zetten totdat het beoordelingskader van de Gezondheidsraad voor de gezondheidsrisico’s van intensieve veehouderijbedrijven gereed is?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de stand van zaken voor wat betreft de wettelijke voorziening, oftewel de noodwet, die u heeft aangekondigd om het mogelijk te maken om een grens te stellen aan het maximaal aantal te houden dieren per diersoort op één bedrijfslocatie?
Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 12 juni jongstleden zal ik in de komende periode het wetsvoorstel (technisch) voorbereiden. Ik laat de beslissing over een wetsvoorstel aan een volgend kabinet.
Beschietingen van roofvogels |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «nesten van buizerds beschoten»?1
Ja.
Hoe vaak is in de afgelopen 5 jaar proces verbaal opgemaakt voor het vernielen van roofvogelnesten? Zo ja, in welk deel van de gevallen was er sprake van het doorzeven van roofvogelnesten met hagel of kogels uit jachtgeweren? Zo nee, waarom niet?
De overheid beschikt niet over databases waarmee tot op het niveau van modus operandi en/of bedreigde soorten onderscheid gemaakt kan worden bij overtredingen van de Flora- en faunawet.
Roofvogelvervolging is een zaak die aandacht verdient. Ik moet hierbij echter opmerken dat daders van roofvogelvervolging veelal bijzonder moeilijk te traceren zijn.
De handelingen die onder de noemer roofvogelvervolging vallen, zoals het verstoren en kapotmaken van nesten, het doodschieten van roofvogels, het wegvangen in kraaienvangkooien en het vergiftigen door middel van uitleggen van vergiftigd aas, laten over het algemeen namelijk weinig sporen na. Strafbare feiten worden vooral gepleegd in het landelijk gebied, waar daders zich goed kunnen verbergen en opsporingsambtenaren snel opvallen. Dat leidt ertoe dat slechts in een relatief klein aantal gevallen tot het aanhouden van verdachten kan worden overgegaan. Niettemin zijn er bij concrete aanwijzingen wel degelijk recherchemogelijkheden om de vermoedelijke daders op te sporen.
Kunt u aangeven in hoeveel procent van de gevallen waarin sprake was van het vernielen en/of doorzeven van roofvogelnesten de daders gepakt zijn in deze periode? Zo ja, wat zegt dat over de kwaliteit en mogelijkheden van het toezicht in de natuur? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u specificeren in hoeveel procent van de gevallen waarbij de daders van dergelijk wangedrag zijn getraceerd, de daders beschikten over een wapenvergunning en jachtakte? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het veldtoezicht te verscherpen rond roofvogelnesten en ook organisaties als Werkgroep Roofvogels Nederland subsidie te verlenen om hun vrijwilligerswerk ter bescherming van de roofvogels mogelijk te maken en uit te breiden?2 Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Ik meen dat het verstoren en vernietigen van roofvogelnesten streng bestraft moet worden.
Middels de Wet op de economische delicten kan voor het onrechtmatig versturen of vernietigen van nesten van beschermde vogelsoorten een geldboete opgelegd worden. Met betrekking tot de pakkans blijkt uit het antwoord op vraag 2, 3 en 4 dat de aard van het delict de opsporing van roofvogelvervolging vaak moeilijk maakt. Ingezet zal worden op het voorkomen van roofvogelvervolging door aanvullend beleid dat bestaat uit gerichte voorlichting naar mogelijke doelgroepen. Deze voorlichting heeft vooral ten doel de sociale controle binnen en rond (mogelijke) dadergroepen te versterken. Ten einde te komen tot een effectievere aanpak van het probleem van roofvogelvervolging heeft het OM enige jaren geleden, in samenwerking met de politie, de voormalige AID en het toenmalig ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een «Interventiestrategie Roofvogelvervolging» opgesteld. Hierin is een integraal pakket aan maatregelen opgenomen, waarin naast strafrechtelijk optreden een belangrijke rol is weggelegd voor bestuursrechtelijke handhaving, communicatie en voorlichting.
De Werkgroep Roofvogels Nederland ontvangt geen subsidie van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Zoals uit het bovenstaande blijkt is opsporing uitermate moeilijk. Subsidiëren van meer veldtoezicht zal naar verwachting niet meer resultaat opleveren.
Deelt u de mening dat het verstoren en vernielen van roofvogelnesten streng bestraft zou moeten worden en dat veroordeling voor deze feiten ten minste tot het permanent intrekken van de jachtakte voor de veroordeelde zou moeten leiden? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u dit realiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Een jager die een auto op de A15 raakt met een kogel |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Jager raakt per ongeluk auto op snelweg»?1
Ja.
Is het waar dat geen proces-verbaal van het voorval is opgemaakt en dat ter plaatse is geconcludeerd dat de jager vrij uit ging? Zo ja, wie heeft dit geconcludeerd, op basis waarvan is dat geconcludeerd en is dat geen voorbarige conclusie? Zo nee, is de zaak nog in onderzoek en bij wie?
Door de politie is een opsporingsonderzoek ingesteld, waarvan proces-verbaal wordt opgemaakt. Geweer en munitie zijn in beslag genomen en worden thans onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut. Het OM beslist op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken over eventuele vervolging.
Is de jachtakte van de jager inmiddels ingetrokken? Zo ja, per welke datum en tot welke datum? Zo nee, waarom niet?
De jager beschikte over een jachtakte die recent is verlengd. Het onderhavige incident kan leiden tot intrekking van de jachtakte. Ook dit wordt nog nader onderzocht.
Is het waar dat de politie een jachtopziener heeft geraadpleegd om te achterhalen welke jagers in het bezit waren van een dergelijk wapen? Zo ja, was die informatie niet bekend bij de politie of de korpschef die verantwoordelijk is voor het bijschrijven van jachtwapens op de jachtakte? Zo nee, in welk opzicht klopt deze berichtgeving niet?
Nee, uit de berichtgeving blijkt dat de politie een jachtopziener geraadpleegd heeft om te achterhalen welke jagers in dat gebied actief waren. Dit was naar het oordeel van de politie de snelste manier om de mogelijke schutter te traceren.
Hoeveel jagers in Nederland zijn in het bezit van een kogelgeweer? Zo ja, kunt u dit specificeren naar kaliber en aangeven wat de reikwijdte van deze wapens is? Zo nee, bent u bereid om dit te inventariseren?
Er is geen centrale databank waarin de wapens van jagers zijn geregistreerd. Elk korps heeft zijn eigen registratiesysteem. Ik zie geen nut van of noodzaak tot een nadere specificatie. In de Flora- en faunawet en in het jachtbesluit is voorgeschreven met welke geweren uitvoering gegeven kan worden aan het bepaalde in deze wet cq dit besluit en aan welke eisen deze geweren dienen te voldoen. Kogelgeweren met getrokken loop mogen worden gebruikt bij de uitoefening van de jacht, beheer en schadebestrijding.
Weet u hoe groot de afstand was tussen de jager en de auto op het moment dat hij op de gans schoot en de kogel door de voorruit van de auto ging? Zo nee, waarom niet?
In het belang van het onderzoek kunnen daarover geen mededelingen worden gedaan.
Welk type kogel (bijvoorbeeld rond, spits, «hollow-point», «round-nose» ) werd gebruikt door de ganzenjager langs de A15 en uit welke materialen bestond deze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wordt in de munitie waarmee gejaagd wordt nog steeds gebruik gemaakt van lood, bijvoorbeeld als loodkern of als «lead-round-nose»? Zo nee, waarom niet?
Er is geen totaalverbod op loodhoudende munitie in Nederland en ik overweeg dat ook niet. Naast jagers gebruiken o.a. militairen, politie en sportschutters genoemde munitie. Zij zijn allemaal gehouden aan de wettelijke bepalingen die gelden ten aanzien van gebruik en soort munitie.
Is er andere munitie, die in Nederland gebruikt wordt, waarin lood worden toegepast? Zo ja, hoeveel lood komt hierdoor in het milieu terecht? Bent u bereid een totaalverbod in te stellen op het gebruik en de verkoop van loodhoudende munitie in Nederland? Zo nee, is er een totaalverbod in Nederland voor het gebruik en de verkoop en gebruik van munitie die lood bevat?
Zie antwoord vraag 8.
Welke maatregelen dienen jagers te treffen om te voorkomen dat burgers ongewild doelwit worden van hun jachtactiviteiten? Vindt u de huidige voorzorgsmaatregelen en regels toereikend om de openbare veiligheid te waarborgen? Zo ja, waarom?
Jagers volgen een wettelijk verplichte opleiding die bijna een jaar duurt met theorie en praktijk. In deze opleiding wordt veel aandacht besteed aan de veiligheid en dit wordt tijdens een specifiek praktijkexamenonderdeel (Jachtpraktijk) ook getoetst. Uit het feit dat er zeer weinig incidenten gemeld worden met betrekking tot de veiligheid rond de jacht leid ik af dat voor die veiligheid over het algemeen goed zorg wordt gedragen en dat nieuwe maatregelen niet nodig zijn.
Deelt u de mening dat er sprake is van onzorgvuldig, onachtzaam en roekeloos handelen, wanneer in de nabijheid van openbare wegen in onoverzichtelijk terrein een kogelgeweer wordt afgevuurd met een reikwijdte die strekt tot aan die openbare weg of verder? Zo ja, bent u bereid om jagers en burgers hiertegen te beschermen door het jagen langs openbare wegen te verbieden? Op welke wijze en op welke termijn gaat u vorm geven aan een dergelijk verbod? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Is het waar dat de jager die in 2007 nabij de Bavelse berg bij Breda een wandelaar dodelijk verwondde met een vergelijkbaar kaliber kogelgeweer (.222, 7 mm) op duiven schoot? Zo nee, in welk opzicht klopt deze berichtgeving niet?
Uit tactisch onderzoek in genoemde zaak is gebleken dat verdachte een .222 Remington kogelgeweer heeft gebruikt. De verdachte beweerde op een duif te hebben gemikt, maar dat is niet vastgesteld.
Is het waar dat de jager die in 2007 bij Breda een wandelaar dodelijk verwondde toen hij met een kogelgeweer op duiven schoot door de rechtbank in Den Bosch veroordeeld is voor dood door schuld, omdat hij met een vuurwapen met een bereik van 1 500 meter in de richting van een onoverzichtelijk en openbaar terrein schoot? Zo ja, bent u bereid om het gebruik van kogelgeweren in een straal van ten minste 1 500 meter rond openbare wegen te verbieden?
Op 6 april 2010 wees het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch arrest in hoger beroep inzake het dodelijk schietincident op een jachtterrein bij Breda. De 73-jarige verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 337 dagen voorwaardelijk, voor dood door schuld. Het hof was van oordeel dat verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen door te schieten met een vuurwapen met een groot bereik in de richting van een onoverzichtelijk terrein.
Verder verwijs ik naar het antwoord op vragen 10 en 11. Vaak wordt er afschot gepleegd juist omwille van de (verkeers)veiligheid. Dit vindt daarom soms plaats nabij openbare wegen.
Is het waar dat er ook kogelgeweren door jagers gebruikt worden die veel grotere kalibers hebben? Zo ja, wat is het maximum kaliber dat in Nederland is toegestaan? Met welk doel wordt er gebruik gemaakt van groot kaliber?
Zie het antwoord op vraag 5. De Flora- en faunawet kent normering ten aanzien van het gebruik van jachtwapens, waaronder kogelgeweren. In deze normering is een minimum benoemd van energie-afgifte (om dierenleed te voorkomen), maar geen maximum.
Is het waar dat tijdens jacht op grote hoefdieren openbare wegen, paden en terreinen langdurig worden afgesloten voor het publiek in verband met de onveilige situatie die door de jacht ontstaat? Zo ja, bent u bereid de jacht in de nabijheid van deze wegen te verbieden? Bent u in geval dit onverhoopt niet gerealiseerd kan worden, bereid afsluiting van alle openbare wegen, paden en terreinen verplicht stellen wanneer er met groot kaliber wapens op dieren geschoten wordt?
In het kader van beheer en schadebestrijding, bijvoorbeeld als het gaat om de afschot van wilde zwijnen, kan voorgesteld worden dat de openbare veiligheid vergt dat terreinen tijdelijk worden afgesloten voor het publiek. Dat is een afweging die provincies en grondgebruikers moeten maken per individueel geval.
Is het waar dat de jager afkomstig was uit de omgeving en derhalve goed op de hoogte was van de aanwezigheid van de drukke A15? Zo ja, wat zegt dat volgens u over het vermogen van de persoon in kwestie om de gevolgen van zijn handelen te beoordelen?
Hierover kan ik geen mededelingen doen zolang de zaak in onderzoek is. Het Openbaar Ministerie beslist over de vervolging.
Deelt u, gelet op voorgaande vraag, de mening dat hier sprake is van een persoon die willens en wetens de openbare veiligheid in gevaar brengt? Zo ja, deelt u de mening dat dit moet leiden tot intrekking van de jachtakte? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Deelt u de mening dat, waar de rechter in een soortgelijk voorval met dodelijke afloop heeft geoordeeld dat sprake is van dood door schuld, justitieel onderzoek nodig is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Kunt u bevestigen dat de gans is geraakt? Zo ja, heeft de kogel het dier doorboord en dodelijk verwond of is het dier slechts gewond geraakt bij het incident en moet worden aangenomen dat het crepeert in de natuur? Om wat voor gans ging het eigenlijk?
Ja, de gans is dodelijk geraakt. Het betrof een grauwe gans.
Actieve bemoeienis van de kroonprins bij de verkoop van zijn Mozambikaanse villa |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Was u verbaasd over het bericht «Prins Willem-Alexander helpt actief bij verkoop Mozambikaanse villa»?1
Is het bericht correct dat de Kroonprins zich actief bemoeit met het aanprijzen van het bewuste vakantiehuis? Zo nee, hoe moet dan de advertentie in GG magazine geduid worden?
Is het waar dat de «advertising closing date» voor het bewuste nummer op 27 januari lag, 11 dagen nadat u de Kamer per brief informeerde dat het Koninklijke echtpaar «op geen enkele manier» meer bemoeienis bij het project in Mozambique zou hebben? Is het waar dat het blad pas op 10 februari werd gedrukt? Zo nee, wat zijn dan de betreffende deadlines? Zo ja, waarom kon de advertentie niet zodanig worden gewijzigd dat voldaan werd aan uw beloften aan de Kamer?2
Hoe moet de actieve bemoeienis van de Kroonprins bij de verkoop van het huis gezien worden in relatie tot uw brief aan de Kamer van 16 januari 2012 waarin u schrijft «Door deze verkoop hebben de Prins en Prinses geen enkele bemoeienis meer met het project in Mozambique»?3
Was u op 16 januari 2012 op de hoogte van de kennelijk eerder gemaakte afspraken met betrekking tot de advertentie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft u deze informatie niet met de Kamer gedeeld?
Hoe beoordeelt u het optreden van onze kroonprins en zijn familie in een advertentie om een huis aan de man te brengen, waarmee het kroonprinselijk paar geen enkele bemoeienis meer zou hebben?
Kunt u aangeven of wijziging van de advertentie, op zodanige wijze dat daaruit geen bemoeienis van het kroonprinselijk paar meer zou blijken, onderwerp van gesprek is geweest tussen u en de Kroonprins? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is niet besloten tot een dergelijke ingreep?
Was u op de hoogte van de medewerking van het Kroonprinselijk paar aan deze advertentie, had deze betrokkenheid in de geplaatste vorm uw instemming en acht u deze medewerking in overeenstemming met uw eerdere toezeggingen aan de Kamer?
Is het waar dat de betreffende advertentie € 78 400 heeft gekost en kunt u garanderen dat die kosten op geen enkele wijze uit publieke middelen zijn betaald? Zo nee, wat waren dan de kosten en/of op welke wijze waren er publieke middelen gemoeid met plaatsing van de advertentie?
Zijn er nog andere langlopende afspraken m.b.t de verkoop van het huis van het kroonprinselijk paar die uw toezeggingen van 16 januari 2012 zouden kunnen doorkruisen? Zo ja, welke? Zo nee, bent u daar zeker van?
De aanwezigheid van pathogenen in kippenvlees |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van de Physicians Committee for Responsible Medicine in de Verenigde Staten, waaruit blijkt dat bijna de helft van de kippen in Amerikaanse supermarkten besmet is met de e-coli bacterie?1 Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Ja.
De pluimveehouderijsystemen en wetgeving op het terrein van voedselveiligheid in de Verenigde Staten zijn niet te vergelijken met die van de Europese Unie. In de EU richt de wetgeving op het terrein van voedselveiligheid zich, in tegenstelling tot de VS, op de gehele productieketen.
Ook in de EU is al lang bekend dat bij het slachten van vleeskuikens een zekere mate van besmetting met darmbacteriën (fecale besmetting) optreedt. Of dit leidt tot een gezondheidsrisico voor de consument hangt enerzijds af van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in de darmen van levende dieren en anderzijds van de mate waarin de karkassen tijdens het slachten met deze pathogenen worden besmet. In het genoemde persbericht wordt uitsluitend over de aanwezigheid van de E-coli bacterie als indicator van fecale besmetting gesproken. De meeste E-coli’s zijn niet ziekteverwekkend. Zonder gegevens over gevonden aantallen en de ziekteverwekkende eigenschappen van de betreffende bacterie is geen interpretatie mogelijk.
Kunt u aangeven hoeveel van de in Nederland aangeboden kipproducten besmet zijn met pathogenen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u ook aangeven wanneer het laatste onderzoek daarnaar heeft plaatsgevonden en wat de resultaten daarvan waren?
De NVWA monitort al jaren de aanwezigheid van pathogenen op kippenvlees, waarbij voornamelijk naar Salmonella spp. en Campylobacter spp. wordt gekeken. Uit dit onderzoek blijkt dat de besmetting van kippenvlees met voor de mens gevaarlijk Salmonella spp. een sterk dalende trend laat zien. Sinds 1 december 2011 is een nieuwe Europese regelgeving van kracht die bepaalt dat de voor de mens gevaarlijke Salmonella serovars Typhimurium en Enteritidis niet meer op kippenvlees mogen voorkomen. Campylobacter spp. wordt op 20% van het kippenvlees aangetroffen. Om dit percentage verder omlaag te brengen heb ik onlangs, in overleg met mijn collega van EL&I, een Convenant met de Nederlandse pluimveeslachterijen afgesloten. Momenteel beraad ik mij op aanvullende maatregelen ten aanzien van Campylobacter op pluimveevlees (zie antwoord vraag 4 (ah-tk-20112012-1867).
Deelt u de mening dat alle producten die in het consumentenkanaal worden aangeboden geheel vrij zouden moeten zijn van pathogenen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en via welke weg wilt u dit resultaat bereiken?
Ik ben met u eens dat het een ongewenste situatie is als in producten pathogenen voorkomen die voor de mens een reële bedreiging vormen. Om dit te voorkomen zijn er in de wetgeving criteria opgenomen waaraan producten moeten voldoen voordat zij op de markt mogen worden gebracht. De producent moet er voor zorgen dat aan deze eisen wordt voldaan. Deze criteria zijn risicogebaseerd opgesteld.
Het geheel pathogeen-vrij krijgen van alle producten is niet nodig noch reëel.
Lage hoeveelheden pathogenen op een product veroorzaken over het algemeen geen problemen en zouden wellicht een rol kunnen spelen bij de weerstandsopbouw.
Mijn doel is het risico op voedselinfecties waar nodig verder terug te dringen. Zoals bij vraag 2 aangegeven beraad ik me momenteel op aanvullende maatregelen ten aanzien van Campylobacter op kippenvlees.
Bij wie berust volgens u de aansprakelijkheid wanneer consumenten ziek worden van voedingsmiddelen die besmet zijn met pathogenen? Welke rol speelt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hierin?
Conform de Europese levensmiddelenwetgeving is de levensmiddelenproducent zelf verantwoordelijk voor de (voedsel)veiligheid van zijn producten. Voor wat betreft de aansprakelijkheid wil ik verwijzen naar de artikelen 6:185 en verder van het Burgerlijk wetboek, waarin de kaders zijn opgenomen omtrent aansprakelijkheid voor producten.
Als uit de controles van de NVWA blijkt dat er zich een besmet product in de handel bevindt, zal de NVWA ervoor zorg dragen dat de producent dit levensmiddel uit de handel haalt. De NVWA zal, indien nodig, passende maatregelen nemen om een herhaling hiervan zoveel mogelijk te voorkomen.
Bent u bereid de juridische bewijslast voor consumenten die besmet zijn geraakt door het eten van besmette voedingsmiddelen te verlichten?
Ik heb niet het voornemen om hierover specifieke regels te ontwikkelen. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 4.
Welke rol speelt de overheid in het opsporen van besmettingsbronnen in geval van een individuele besmetting van een consument?
Consumenten die vermoedelijk ziek zijn geworden van een levensmiddel zullen, indien dit tot ernstige ziekteverschijnselen leidt, meestal contact opnemen met hun (huis)arts. Met betrekking tot voedselinfecties bestaat er in de wet Publieke Gezondheid alleen een meldingsplicht van (huis)artsen aan de GGD wanneer er sprake is van een cluster van patiënten. Een behandelend (huis)arts of hoofd van een microbiologisch laboratorium dient een melding bij de GGD te doen indien er sprake van 2 of meer patiënten met dezelfde ziekteverschijnselen of verwekkers en een onderlinge epidemiologische of microbiologische relatie wijzend op voedsel als bron. In dat geval zal de GGD, in nauw overleg met de NVWA, een bron- & contactonderzoek opstarten. De NVWA zal zo nodig maatregelen nemen met betrekking tot (potentieel) besmette voedselproducten (tracering en van de markt halen van (mogelijk) besmette producten).
Voor een aantal voedselgerelateerde ziekteverwekkers geldt een meldingsplicht bij een individuele patiënt. Dit is het geval voor listeriose, EHEC en botulisme.
Naast de route via (huis)arts en GGD kunnen consumenten ook zelf contact opnemen met de NVWA indien zij vermoeden voedselgerelateerde ziekteverschijnselen, bijvoorbeeld gastro-enteritis, te hebben opgelopen. De NVWA heeft hiervoor een Meldkamer welke 7 dagen per week 24 uur per dag te bereiken is. De NVWA beoordeelt de melding en zal zo nodig onderzoek uitvoeren naar de vermoedelijke voedselbron. Indien van toepassing neemt zij tevens contact op met de GGD en vindt er afhankelijk van de situatie verder onderzoek plaats.
De plezierjacht op beschermde dieren door hoogwaardigheidsbekleders |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Jagende Juan Carlos in opspraak»?1
Ja.
Bent u bereid om aan het Spaanse koningshuis over te brengen dat in Nederland met afkeuring kennis genomen is van de deelname van Juan Carlos aan de jacht op olifanten? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
De Spaanse koning heeft een publieke verklaring afgelegd over zijn deelname aan de jacht op olifanten. Deze spreekt voor zich.
Deelt u de mening dat het verpachten van het afschot van beschermde dieren aan kapitaalkrachtige amateurjagers, die -zoals in het geval van Juan Carlos- bij verschillende jachtincidenten en jachtongevallen2 3 betrokken zijn geweest, met kracht zou moeten worden afgewezen? Zo ja, bent u bereid om maatregelen te treffen die dit kunnen voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De zogenaamde trophy huntingis voor landen met gezonde, grote populaties olifanten een legale manier om middelen te genereren voor natuurbescherming. Het CITES-verdrag, op grond waarvan regels gesteld zijn aan de internationale handel in beschermde diersoorten en producten daarvan, geldt niet voor nationale maatregelen.
Voor een jachtvergunning voor het doden van een olifant worden verschillende bedragen gevraagd door de overheden van de betreffende landen. De inkomsten die op deze wijze worden gegenereerd kunnen besteed worden aan de bescherming en het beheer van de populatie olifanten.
Zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief aan u van 25 april 2012, Kamerstuk 31 379, nr. 14, is mijn inzet bij de jacht op olifanten, trophy hunting en handel in ivoor, gericht op het uitsluitend toestaan van jacht wanneer het gaat om beheer van populaties. De inkomsten uit dit type jacht moeten ingezet worden voor een betere bescherming en beheersmaatregelen voor de betreffende soorten. Daarnaast zal ik aandringen op internationaal onderzoek naar het een beter toezicht op het besteden van deze inkomsten en op hoe het gaat met de populaties. Het zou zo moeten zijn dat regimes die geen greep hebben op of onvoldoende inzet plegen tegen de illegale jacht, worden uitgesloten van hulp die gericht is op duurzaamheid en natuurlijke hulpbronnen.
Is het waar dat Juan Carlos ook met regelmaat jaagt met leden van de Nederlandse Koninklijke familie, onder meer op Kroondomein Het Loo?4 Zo ja, acht u het een correcte gang van zaken dat er kennelijk mogelijkheden tot plezierjacht geboden worden aan buitenlandse gasten in de Nederlandse Kroondomeinen? Zo nee, waarop baseert u dit antwoord?
Verstrekking van gegevens over deelname aan de jacht en aanwezigheid van jachttrofeën in paleizen en woningen is niet verenigbaar met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het Koninklijk Huis. Ten aanzien van beschermde diersoorten en het doden van dieren gelden voor iedereen dezelfde regels.
Kunt u uiteenzetten of leden van het Koninklijk Huis deelnemen aan de jacht in het buitenland op beschermde diersoorten? Zo nee, waarom kunt u geen antwoord op deze vraag geven en realiseert u zich dat het onbeantwoord laten van de vraag het imago van het Koninklijk Huis zou kunnen schaden? Zo ja, hoe beoordeelt u het door leden van het Koninklijk huis schieten van beschermde dieren?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid leden van de Nederlandse Koninklijke familie te verzoeken op geen enkele wijze deel te nemen aan het afschieten van beschermde diersoorten in binnen- en buitenland? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn in de Nederlandse paleizen en woningen van leden van het Koninklijk Huis jachttrofeeën aanwezig van beschermde diersoorten? Zo ja, is hiervoor speciale toestemming verleend? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid en is daar ooit onderzoek naar verricht?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat van het jagen op beschermde diersoorten door hoogwaardigheidsbekleders en ambtsdragers een verkeerde voorbeeldwerking uitgaat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat voor het mogen doden van een olifant tot € 30 000 betaald wordt? Deelt u de mening dat het onwaarschijnlijk is dat jachttoeristen dergelijke bedragen betalen «in het algemeen belang»?5 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat lokale toestemming om beschermde dieren te mogen schieten geen legitimatie zou mogen vormen voor het aanbieden van jachtreizen naar landen waar deze dieren nog in het wild leven, nu veel van de betreffende landen gevoelig zijn voor corruptie en omkoping? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid een algemeen verbod in te stellen voor Nederlandse ambtsdragers om gunsten te accepteren die verband houden met het door hen doden van dieren? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid zolang er geen algemeen verbod als bedoeld in voorgaande vraag geldt, een openbaar register in te stellen waarin dergelijke aanbiedingen aan ambtsdragers worden opgenomen, nu duidelijk is welke grote bedragen gemoeid zijn met dergelijke gunsten die zouden kunnen leiden tot afhankelijkheid van ambtsdragers? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat door Nederlandse jachtreisbureaus via Nederlandse advertenties het afschot wordt aangeboden van dieren zoals impala, blesbok, koedoe, grijze duiker, zebra, gnoe, knobbelzwijn, bosvarken, steenbok, eland, klipspringer, bosbok, gemsbok, hartebeest, waterbok, lynx, jakhals, oryx, buffel, leeuw, krokodil, olifant, nijlpaard, luipaard en neushoorn en het in drijfjacht bejagen van springbokken? Zo ja, deelt u de mening dat het in Nederland aanbieden van het tegen betaling afschieten van beschermde diersoorten in het buitenland verboden zou moeten worden? Zo nee, waarop baseert u dit antwoord?
Voorzover er in de betreffende landen sprake is van legale jacht op de genoemde soorten is niet te voorkomen dat er in Nederland of via internet reizen worden aangeboden aan mensen die hierin geïnteresseerd zijn en bereid zijn de gevraagde bedragen neer te tellen voor een vergunning.
Kunt u aangeven hoe vaak in de afgelopen 5 jaar door de Nederlandse douane jachttrofeeën in beslag zijn genomen van jachttoeristen? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw beantwoording? Zo nee, waarom niet?
Jaar
Soort trofee
2007
1 geprepareerde rode lynx (Lynx rufus)
2 geprepareerde huiden van de Kaapse bergzebra
2008
1 geprepareerde huid van een wolf (Lupus lupus)
2 huiden van een katachtige
1 schedel van een katachtige
2009
Ca. 90 kg ivoor van de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana)
1 geprepareerde huid met kop van een zwarte beer
2010
1 schedel zwarte beer + 1 schedel bruine beer
2 hoorns van neushoorn
1 stuk huid van luipaard
1 huid van luipaard met schedel
2 huiden van luipaard + 1 stuk bewerkt ivoor
1 huid van een wolf + 1 huid van een zwarte beer
1 huid van luipaard met schedel
2011
1 geprepareerde huid van een leeuw
1 geprepareerde huid van een luipaard met kop
1 dode caracal (katachtige)
(gegevens van het team Inbeslaggenomen Goederen van Dienst Regelingen/EL&I)
N.B. Soms worden inbeslaggenomen goederen door de Douane direct vernietigd uit volksgezondheidsoverwegingen, met name als er nog vleesresten aan zitten.
Kunt u aangeven hoe vaak in de afgelopen 5 jaar vergunningen zijn afgegeven voor het transport van jachtwapens door Nederlandse jagers naar het buitenland? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord?Zo nee, waarom niet?
Sinds 2008 zijn er 23 vergunningen afgegeven voor het transport van jachtwapens naar landen buiten de Europese Unie.
Bent u bereid u in te zetten voor een Europees verbod van het aanbod van jachtreizen waarbij het afschieten van beschermde diersoorten wordt aangeboden? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Het aanbieden van dergelijke reizen is legaal. Ik zie geen noodzaak tot het verbieden van dergelijke activiteiten.
Bent u bereid de richtlijnen van de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR), die stellen dat promotie en verkoop van verboden souvenirs van dieren, planten en natuur conform de CITES lijst (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora) en Red List van de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) en het aanbieden van reizen en excursies waarbij op bedreigde dieren wordt gejaagd, niet is toegestaan, een wettelijke basis te geven in de vorm van een advertentieverbod voor dergelijke reizen? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
In het kader van de EU-CITES-basisverordening is specifieke regelgeving van kracht voor het binnenbrengen van legale jachttrofeeën in de Europese Unie. Het is een goede zaak dat de ANVR binnen de eigen sector beperkingen stelt aan de promotie van jachtreizen en de verkoop van illegale souvenirs ontmoedigt. Als toeristen in Nederland terugkomen met illegale souvenirs kunnen zij bij controle door de Douane tegen de lamp lopen. De spullen kunnen dan in beslag genomen worden en er kan een boete opgelegd worden. Dit wordt ook actief gecommuniceerd door de Douane, met name in de vakantieperiodes.
Dat is wat mij betreft toereikend.
Koeien die dansend de wei in gaan |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Werd u ook zo vrolijk van de nieuwsberichten, foto’s en commercials van koeien die dartelend de eerste keer de wei in gingen?1
De initiatieven van de zuivelsector om weidegang te bevorderen en daar meer publicitaire aandacht aan te geven vind ik een positieve ontwikkeling. Weidegang komt op diverse punten tegemoet aan de behoefte van de koe om haar natuurlijk gedrag te kunnen vertonen. En ja, ik werd ook vrolijk van de beelden.
Deelt u de mening dat de uitbundigheid waarmee de dieren de eerste keer de wei in gaan levendig bewijs is dat het jaarrond opstallen van koeien niet in het belang van de koeien is?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat vermindering van de weidegang als gevolg van de schaalvergroting in de melkveehouderij een zorgelijke ontwikkeling is, die ten koste gaat van maatschappelijk draagvlak, dierenwelzijn, diergezondheid en bedrijfseconomische perspectieven van melkveehouders? Zo nee, waarom niet?
Weidegang is een belangrijk thema van de partners in de Duurzame Zuivelketen. Friesland Campina en andere zuivelbedrijven hebben in 2011 mooie initiatieven met stimulerende maatregelen ontplooid om verreweg het grootse gedeelte van de Nederlandse melkkoeien tijdens de zomermaanden in de wei te laten grazen. Juist omdat een goede uitstraling ook in het belang van de zuivelketen is. Verplichten van weidegang acht ik ongewenst, het is aan de partners in de keten om aan weidegang invulling te geven, zoals ook gebeurt.
Deelt u de mening dat weidegang gezonder is voor de koeien, dat het beter is voor de bedrijfseconomie, dat de uitstraling van het boerenbedrijf verbetert en dat het mooier is voor het landschap?2 Zo ja, bent u bereid om weidegang verplicht te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het weigeren van hulp aan gewonde dieren door de dierenpolitie omdat de eigenaar onvindbaar is |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Vindt u het ook zo merkwaardig dat een gewond schaap al meer dan twee dagen door hulpdiensten aan zijn lot wordt overgelaten, enkel omdat de eigenaar van het dier onvindbaar is?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat de meldster door medewerkers van het meldnummer 144 «Red een Dier» van het kastje naar de muur is gestuurd, terwijl deze als centraal meldpunt zou moeten fungeren? Bent u voornemens om de medewerkers van de het meldnummer hierover aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Het meldnummer 144 is een centraal ingericht meldpunt voor alle meldingen van dieren in (acute) nood. Met dieren in nood worden alle mishandelde, verwaarloosde en gewonde dieren bedoeld.
De centralisten van het meldnummer 144 beoordelen aan de hand van een aantal criteria waar een melding naar toe moet gaan. Dat kan de dierenpolitie, de Dierenbescherming of de Dierenambulance zijn. De centralisten van het meldnummer zijn dus niet verantwoordelijk voor de opvolging van de doorgezette meldingen. Dat zijn de organisaties aan wie de meldingen worden doorgegeven. Deze beoordelen welke vervolgactie en welke inzet wordt ondernomen naar aanleiding van de desbetreffende melding. In geval van acute nood is het protocol bij het meldnummer 144, dat de melding wordt overgedragen naar het noodhulpproces van de regio waar het incident plaatsvindt. Deze overdracht vindt plaats middels het doorverbinden van de melder naar de meldkamer van de regiopolitie of de veiligheidsregio (brandweer).
Het aanspreken van de medewerkers van het meldnummer 144 is derhalve niet opportuun.
Is het correct dat de dierenpolitie en andere hulpdiensten alleen dieren hulp mogen bieden wanneer de eigenaar bekend en vindbaar is? Zo ja, hoe verhoudt zich het niet willen ingrijpen van de dierenpolitie tot de specifieke taak om hulp te bieden en de wettelijke plicht van eenieder om hulpbehoevende dieren de nodige zorg te verlenen?2 Zo nee, bent u bereid om het meldnummer 144 hierover te informeren?
Het is niet correct dat de dierenpolitie en hulpdiensten alleen dieren hulp mogen bieden wanneer de eigenaar bekend en vindbaar is. Zo wordt er bijvoorbeeld ook hulp geboden aan onder meer gewonde dieren in het wild en aan zwerfdieren.
De medewerkers bij het meldnummer 144 zijn hiervan op de hoogte en zullen deze meldingen dan ook door blijven zetten naar organisaties die voor afhandeling daarvan zorgen.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat er, aldus een woordvoerder van het Korps landelijke politiediensten, honderden soortgelijke lastige gevallen zijn die in een grijs gebied vallen en dus door de hulpdiensten aan hun lot worden overgelaten? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De woordvoerder van het KLPD heeft met deze opmerking proberen aan te geven dat er in de praktijk nog wel eens verwarring is over de wijze waarop een melding moet worden opgevolgd door de betreffende instanties. De hulpverleningskant wordt dit jaar verbeterd, conform het convenant dierenhulpverlening.
Het voorkomen van mastitis en klauw- en pootproblemen bij melkkoeien in Nederland |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Melkveehouders geven koe sneller pijnbestrijding»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het massaal (moeten) inzetten van pijnbestrijders in de melkveehouderij een zorgelijke ontwikkeling is? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Naar mijn mening is het voorkomen van ziekten altijd beter dan genezen. Als een dier echter eenmaal ziek is geworden, is het vanuit dierenwelzijnsoogpunt een goede zaak dat er aan pijnbestrijding wordt gedaan.
Pijnbestrijding bij dieren is de verantwoordelijkheid van de dierenarts en de veehouder. Het volgen van het gebruik van pijnstilling bij dieren is niet in de eerste plaats de taak voor de overheid maar eerder voor de beroepsvereniging van de dierenartsen en de veehouderijsector zelf. Ik beschik daarom niet over dergelijke cijfers.
In de melkveesector is men op basis van productschapsregelgeving verplicht om te werken met een bedrijfsgezondheidsplan. Het preventief diergezondheidsmanagement is daarmee in het kader van het beleid voor antibioticagebruik in de veehouderij verplicht onder de aandacht van veehouder en dierenarts gebracht. Het mes snijdt daarmee aan twee kanten, gezonde dieren hebben geen antibiotica noch pijnstillers nodig.
Kunt u bevestigen dat in 2008 circa 40 procent van de veehouders een pijnstiller/ontstekingsremmer gebruikte bij zichtbare uierontsteking, en dat dit percentage in 2011 is gestegen tot 68,4 procent? Zo nee, wat zijn dan de juiste percentages?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u op de hoogte van de totale hoeveelheid pijnstillers die in Nederland aan koeien verstrekt wordt? Zo ja, wilt u deze informatie met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven bij hoeveel procent van de in Nederland gehouden melkkoeien regelmatig sprake is van klinische mastitis? Zo nee, bent u bereid hiernaar nader onderzoek in te stellen?
Ongeveer 25% van de koeien krijgt elk jaar een of meerdere keren klinische mastitis, vaak aan éé
Deelt u de mening dat het welzijn van de koeien ernstig geschaad wordt door mastitis?
Dieren ervaren ernstig ongerief. Bij behandeling is ongerief van beperkte duur. (bron: WUR ongeriefanalyse 2011)
Kunt u aangeven hoeveel van de in Nederland gehouden melkkoeien regelmatig last heeft van kreupelheid door klauw- en pootproblemen? Zo nee, bent u bereid hiernaar nader onderzoek in te stellen?
Het percentage ligt rond de 25 %. De duur van het ongerief is echter langer dan bij mastitis. De klauwproblematiek scoort daarom hoger op de ongeriefanalyse dan de mastitis problematiek. (bron: WUR ongeriefanalyse 2011).
Deelt u de mening dat het welzijn van de koeien ernstig geschaad wordt door klauw- en pootproblemen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven of er beleidsmaatregelen overwogen worden om mastitis bij melkkoeien drastisch terug te dringen?
Ik ondersteun trajecten van het bedrijfsleven om het ongerief als gevolg van klauwaandoeningen te verminderen (het project «Grip op klauwen» en herontwerptrajecten). Het bedrijfsleven heeft in 2005 het Uiergezondheidscentrum Nederland (UGCN) opgericht om het meerjarenplan uiergezondheid uit te voeren. Het bedrijfsleven heeft beide onderwerpen (mastitis en klauwproblemen) onder de aandacht in de Duurzame Zuivel Keten. Via de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij werk ik hierin samen met het bedrijfsleven.
Beide aandoeningen zijn zogenaamde «bedrijfsgebonden aandoeningen», zij zijn multifactorieel van aard en kunnen door vele omgevingsfactoren versterkt worden. De ingezette beleidslijn is die van integrale verduurzaming van de veehouderij, met daarin aandacht voor robuuste veefokkerij, veehouderijsystemen en aandacht voor de diergezondheidsproblemen zoals de structurele problemen met mastitis en klauwaandoeningen en behoud van weidegang. Er lopen daarmee diverse trajecten in de melkveesector waarbij de aandacht ligt op deze onderwerpen, gefinancierd door de sector en de overheid.
Kunt u aangeven of er beleidsmaatregelen overwogen worden om klauw- en pootproblemen bij melkkoeien drastisch terug te dringen?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u aangeven hoe het aantal gevallen van mastitis bij melkkoeien in relatie tot de gehele populatie zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze informatie met de Kamer delen?
Het Uiergezondheidscentrum Nederland (UGCN) heeft in haar 5-jarig programma uitgebreid onderzoek gedaan naar de uiergezondheid. De resultaten van dat programma laten zien dat het aantal klinische mastitisgevallen over de periode 2004 tot 2009 gedaald is van 33,5 naar 28,1. Een daling van 5,4%. De WUR ongeriefanalyse 2011 laat geen verandering zien over de jaren 2007 en 2010.
Het percentage klinische mastitis is in 2009 voor het laatst vastgesteld. De melkveesector rapporteert elk kwartaal over uiergezondheid aan de hand van het celgetal gemeten in de tankmelk in de rapportage monitoring dierziekten rundvee. Momenteel vertonen de kengetallen voor uiergezondheid een dalende trend (hoe lager het celgetal hoe hoger uiergezondheid).
Kunt u aangeven hoe het aantal gevallen van klauw- en pootproblemen bij melkkoeien in relatie tot de gehele populatie zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze informatie met de Kamer delen?
De Gezondheidsdienst voor Dieren geeft aan dat de prevalentie door de jaren heen ongeveer gelijk blijft en tussen de 20 en 30% ligt.
Kunt u aangeven hoe de omvang van de melkgift per koe zich over de afgelopen tien jaar in Nederland ontwikkeld heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u deze informatie met de Kamer delen?
De melkproductie heeft zich ontwikkeld van 7 999 kg per koe per jaar (2000) naar 8 603 kg (2010).
Kunt u aangeven hoe de weidegang van melkvee zich over de afgelopen tien jaar in Nederland ontwikkeld heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u deze informatie met de Kamer delen?
De Nederlandse koeien hadden de afgelopen jaren achtereenvolgens 80% (2006), 80% (2007), 76% (2008), 74% (2009) weidegang. Ik beschik niet over eerdere cijfers.
Deelt u de zorg dat het structureel vergroten van de melkgift per koe leidt tot meer gevallen van mastitis en daarmee tot vermijdbaar dierenleed? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen wilt u treffen om vergroting van de melkgift per dier en daarmee samenhangende mastitis terug te dringen?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de zorg dat veel pootproblemen bij melkvee vloergerelateerd zijn en dat het jaar rond opstallen leidt tot meer gevallen van pootontstekingen en daarmee tot vermijdbaar dierenleed? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen wilt u treffen om het jaar rond opstallen van melkvee en daarmee samenhangende pootproblemen terug te dringen?
Zie antwoord vraag 9.
Gekleurde duiven in pasteltinten die te verkrijgen zijn via duivenverhuurservice.nl |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat gekleurde duiven via de website www.duivenverhuurservice.nl ingehuurd kunnen worden voor het opleuken van feesten en partijen?
Ja.
Kunt u uiteenzetten of er wettelijke beperkingen zijn gesteld aan het verven van dieren, zoals deze duiven die leverbaar zijn in de kleuren zachtroze, lichtblauw, mintgroen, zachtgeel en lavendel paars? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke beperkingen zijn er gesteld?
Er zijn in Nederland geen specifieke wettelijke bepalingen vastgesteld aan het verven van dieren. In artikel 36 van de Gezondheid- en welzijnswet voor dieren is een verbod op dierenmishandeling opgenomen. Op grond van dat artikel kan worden opgetreden tegen situaties waarin de gezondheid en het welzijn van dieren onnodig wordt geschaad.
Bent u bekend met de mogelijkheid om als extra accessoire een fluitje in de staart van de te verhuren duiven te laten monteren, waardoor zodra de duiven uitvliegen een luchtstroom gecreëerd wordt die het fluitje activeert waardoor er «prachtige en mystieke fluittonen» ontstaan?
Ja. De optie staat nu echter niet meer op de website. Navraag leert dat er weinig tot geen vraag was naar deze optie.
Deelt u de mening dat het welzijn van de betreffende duiven onder invloed van de gemonteerde fluitjes aangetast wordt?
Ik sluit niet uit dat de duiven tijdelijk een licht ongerief ervaren.
Deelt u de mening dat dergelijk vermaak met dieren, waarbij de intrinsieke waarde en eigenschappen van het dier worden aangetast, aan banden zou moeten worden gelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u daar invulling aan geven?
Zoals ook aangegeven in de nota dierenwelzijn en diergezondheid dient het belang van het dier te worden afgewogen tegen andere belangen, waaronder het belang van het uitoefenen van bepaalde activiteiten met dieren ter vermaak. Ik heb op dit moment geen aanwijzingen dat sprake is van een dusdanige aantasting van het welzijn of de gezondheid van het dier dat hiertegen opgetreden zou moeten worden.
De geconstateerde overtredingen met betrekking tot de productie van filet americain |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Keuringsdienst van Waarde over filet americain?1
Ja.
Is het waar dat filet americain op grote schaal veel meer bacteriën bevat dan wettelijk is toegestaan? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid en welke reden heeft u het door TNO uitgevoerde onderzoek in twijfel te trekken? Zo ja, hoe beoordeelt u deze situatie in het licht van de volksgezondheid?
Nee, er bestaat namelijk geen wettelijke norm voor het aantal bacteriën in een product als filet americain. Wel is het wettelijk verboden om bedorven eetwaar in de handel te brengen. Bij 100 miljoen bacteriën per gram is een product bedorven. In de onderzochte producten werden deze hoge aantallen niet aangetroffen. Ook is het verboden dat (bepaalde) ziektemakende bacteriën in rauw te consumeren vleesproducten zitten. In de betreffende uitzending is hier geen aandacht aan besteed. Op de site van de Keuringsdienst van Waarde worden deze gegevens echter wel genoemd. Hieruit blijkt dat er geen ziekteverwekkende bacteriën in de onderzochte producten zijn aangetroffen. De door TNO onderzochte producten vormden dus geen risico voor de volksgezondheid.
Is het waar dat er op grote schaal varkensvlees wordt verwerkt in filet americain ondanks een wettelijk verbod daarop? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid en welke reden heeft u het door TNO uitgevoerde onderzoek in twijfel te trekken? Zo ja, hoe beoordeelt u deze situatie in het licht van de volksgezondheid?
Er zijn geen aanwijzingen dat er op grote schaal varkensvlees verwerkt wordt in filet americain. Het is bovendien niet verboden om varkensvlees in filet americain te verwerken.
Indien aan filet americain varkensvlees wordt toegevoegd moet de consument daarover worden geïnformeerd. In het geval van verpakte filet americain dient het op de verpakking te worden vermeld. Voor het onverpakte product dient deze informatie bij het product te worden aangegeven. In de Algemene Levensmiddelenverordening (EG) nr. 178/2002 is geregeld dat in rauw te consumeren producten geen ziekteverwekkende bacteriën mogen zitten. De producent van de filet americain is verantwoordelijk dat het product veilig is voor de consument. Omdat varkensvlees meer ziekteverwekkende bacteriën kan bevatten zal de producent van filet americain die er varkensvlees in verwerkt vergaande hygiënemaatregelen moeten treffen om een eindproduct te kunnen maken dat veilig is. Naar verwachting vindt toevoeging van varkensvlees aan filet americain bij hoge uitzondering plaats. Het kan ook gebeuren dat er sprake is van onzorgvuldig werken en dat er onbewust varkensvlees in de filet americain terecht komt. Dit valt onder de controle van de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA). Daar waar het wordt toegevoegd is extra aandacht van de nVWA voor de beheersing van het gevaar van ziekteverwekkende bacteriën. In het betreffende onderzoek van TNO bleek dat door toevoeging van het varkensvlees aan de filet americain geen risico’s voor de volksgezondheid zijn opgetreden.
Kunt u aangeven wat de oorzaak ervan is dat makers van het televisieprogramma Keuringsdienst van Waarde deze gegevens boven water kregen, waar verwacht zou mogen worden dat de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA) adequaat toezicht houdt op kwesties als deze? Zo nee, waarom niet?
De nVWA ziet toe op naleving van wetgeving en dat gebeurt risicogebaseerd. Het toezicht van de nVWA richt zich op de hygiënische productie van voedsel in industriële en ambachtelijke bedrijven en op plaatsen van de verkoop aan de consument. Ter verificatie van het productieproces worden door de nVWA ook monsters genomen, die onderzocht worden op aantallen (ziekteverwekkende) bacteriën. Daarnaast vindt een monitoring plaats van risicovolle producten in het verkoopkanaal op de aanwezigheid van ziekteverwekkende bacteriën.
Het is bekend dat rauw te consumeren vleesbereidingen over het algemeen hoge aantallen bacteriën bevatten. Dit hoeft geen gevaar voor de volksgezondheid te betekenen op voorwaarde dat er geen ziekteverwekkende bacteriën aanwezig zijn. Ik vind de resultaten van dit onderzoek daarom niet verontrustend te meer omdat er door TNO geen ziekteverwekkende bacteriën zijn aangetoond in de onderzochte filet americain. Naar mijn mening is het nVWA-toezicht voldoende adequaat op dit punt en heeft het televisieprogramma geen nieuwe inzichten opgeleverd ten aanzien van de effectiviteit van het toezicht. Ik wil hier wel aangeven dat de consumptie van rauwe vleesproducten over het algemeen minder veilig is dan die van goed verhitte producten.
Kunt u aangeven wanneer de nVWA voor het laatst onderzoek heeft ingesteld naar de kwaliteit van filet americain en wat de resultaten daarvan waren met betrekking tot de geconstateerde bacteriële besmetting en aanwezigheid van varkensvlees? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw beantwoording?
De nVWA heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de microbiologische veiligheid van rauw te consumeren vleesproducten en -bereidingen, waaronder filet americain. In totaal zijn er 544 monsters onderzocht op de aanwezigheid van ziekteverwekkende bacteriën. In 5 gevallen werden deze bacteriën aangetroffen en in 2 gevallen werd een boeterapport opgemaakt, dit is minder dan 1%. In alle gevallen werd een vervolgonderzoek gedaan bij de producent om de hygiëne van het bereidingsproces te beoordelen.
Omdat er geen wettelijk verbod is op het gebruik van varkensvlees in filet americain doet de nVWA daar geen specifiek onderzoek naar.
Zijn de uitkomsten van het onderzoek van de Keuringsdienst van Waarde voor u aanleiding om de nVWA op te dragen verscherpt toezicht in te stellen op de verkoop en bereiding van rauwe vleesproducten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u het toezicht verscherpen?
Omdat de uitkomsten van het TNO onderzoek geen nieuwe inzichten hebben opgeleverd is er voor mij geen aanleiding om de nVWA te vragen om het toezichtbeleid ten aanzien van rauw te consumeren vleesproducten te verscherpen.
Kunt u aangeven welke sancties staan op het bereiden en in de handel brengen van filet americain met een te hoog kiemgetal en/of met toepassing van varkensvlees? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe vaak zijn deze sancties opgelegd in de laatste 3 jaar?
Er kunnen geen sancties worden opgelegd indien er geen wettelijke normen zijn. Er kunnen, zoals uit de eerdere tekst blijkt, wél sancties worden opgelegd bij:
2009 (n=1065, 2 positief, 1x boeterapport)
2010 (n=1384, 7 positief, 7x boeterapport)
2011 (n=544, 5 positief, 2x boeterapport).
Het naderen van een post-antibioticatijdperk |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de berichten «WHO luidt noodklok over gebrek aan medicijnen tegen resistente bacteriën»?1 2
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Margaret Chan, directeur van de World Health Organisation (WHO), dat een post-antibioticatijdperk dreigt, waardoor eenvoudige keelinfecties en een geschaafde knie tot de dood kunnen leiden?
In de brief over antibiotica in de veehouderij van 25 november 2011 (TK Kamerstuk 29 683, nr. 106) is ook aandacht besteed aan de humane antibioticaproblematiek. Hierin kunt u lezen dat ondanks dat zorgprofessionals hun uiterste best doen, behandelmogelijkheden teruglopen en de resistentie gestaag toeneemt. Er zijn momenteel nog voldoende middelen om patiënten te behandelen maar dat moet in de toekomst ook zo blijven. De dreiging die mevrouw Chan agendeert voelen wij in Nederland ook en juist daarom nemen wij de resistentieproblematiek zeer serieus.
Mevrouw Chan noemt in haar toespraak acties die moeten worden ingezet om de strijd aan te gaan met antibioticaresistentie. Zij noemt bijvoorbeeld dat antibiotica zorgvuldig moeten worden voorgeschreven en dat antibiotica in de veehouderij alleen voor therapeutische doeleinden moet worden gebruikt. Dit zijn zaken waarop het Nederlandse beleid gericht is en waar wij op Europees en Internationaal niveau voor pleiten.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Margaret Chan dat momenteel meervoudige rampen de wereld teisteren, en we het niet kunnen toelaten dat het verlies van antibiotica en daarmee de noodzakelijke behandeling van vele miljoenen mensen, de volgende wereldramp wordt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting van Margaret Chan dat politieke wil om het probleem aan te pakken essentieel is, maar dat de aandacht sporadisch is en acties veel te kort schieten? Zo ja, welke consequenties verbindt u daaraan? Zo nee, waarom niet?
Politieke wil is zeker van belang om de resistentieproblematiek aan te pakken. In Nederland is deze politieke wil er en wordt er al jaren hard gewerkt om de problematiek aan te pakken. In de humane gezondheidszorg behoort Nederland tot één van de landen met het minste gebruik van antibiotica en de laagste antibioticaresistentie in vergelijking tot andere Europese landen. In de veterinaire sector hebben we harde afspraken met de sector om de doelstelling van 50% reductie te behalen in 2013 ten opzichte van 2009. Daarna is verdere reductie nodig. Zoals mevrouw Chan aangeeft is de antibioticaresistentie problematiek een internationaal probleem. Zowel de Europese Commissie als de WHO hebben dit probleem op de agenda staan. Dit is van groot belang en dit juich ik sterk toe. Waar mogelijk moedigen staatssecretaris Bleker en ik dit verder aan.
Deelt u de mening dat het vrijblijvend afspreken van reductiepercentages, zonder stok achter de deur en zonder wettelijke maatregelen, waarbij de verantwoordelijkheid voor het oplossen van een ernstig groot volksgezondheidsprobleem in zijn geheel bij de sector neergelegd wordt die haar zelf veroorzaakt heeft, een voorbeeld is van het door mevr. Chan geconstateerde gebrek aan politieke wil? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid alsnog wettelijke maatregelen te treffen om het antibioticagebruik in de veehouderij drastisch te verminderen?
Zoals gemeld zetten Staatssecretaris Bleker en ik hard in op de aanpak van de antibiotica resistentieproblematiek. Ik deel uw mening niet dat er daarbij slechts vrijblijvende afspraken zijn gemaakt met de betreffende veehouderijsectoren, zonder stok achter de deur. Ik verwijs u naar de brief betreffende antibiotica in de veehouderij van 25 november 2011 (TK Kamerstuk 29 683, nr. 106) waarmee u bent geïnformeerd over het antibioticabeleid in de veehouderij. De in die brief beschreven sturingsfilosofie bestaat uit niet vrijblijvende zelfregulering in combinatie met stevig overheidstoezicht.
Overigens zijn er diverse bronnen van resistentie, waarvan de veehouderij er één is. Ook in de humane gezondheidszorg ontwikkelt zich resistentie. Daarnaast draagt bijvoorbeeld import door reizigers bij aan de resistentieontwikkeling in ons land. Wat de precieze bijdrage van deze verschillende bronnen aan de totale resistentieproblematiek is, is op dit moment niet bekend. Zowel humaan als veterinair treffen Staatssecretaris Bleker en ik maatregelen om de resistentieproblematiek tegen te gaan.
Deelt u de mening van prof. Kluytmans dat het huidige beleid, het halveren van het antibioticagebruik in de veehouderij, ontoereikend is en dat het gebruik van antibiotica in de veehouderij teruggebracht moet worden naar een fractie van wat het nu is? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dat te bereiken, en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De mening van dhr. Kluytmans komt in zoverre overeen met onze opvatting dat het huidige beleid, het halveren van het antibioticagebruik in de veehouderij, niet het einddoel is. Wij hebben altijd aangegeven dat ook na 50% reductie in het gebruik van antibiotica in de veehouderij verdere reductie nodig is.
Bent u bereid het systeem van de veehouderij grondig te herzien, teneinde te komen tot de volgens de WHO noodzakelijke drastische vermindering van het antibioticagebruik in de veehouderij? Zo ja, op welke, wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
In onze brief van 25 november 2011 hebben wij in reactie op het advies van Bureau Berenschot aangegeven dat er ook een transitie naar duurzame bedrijfsvoering door veehouders nodig is om het antibioticagebruik structureel te verminderen. Wij verwachten van het bedrijfsleven een aanpak waarin alle schakels van de productieketen, van fokkerij tot retail, samenwerken om deze transitie te realiseren. Ik verwijs u in dit verband ook naar de brief aan uw Kamer over duurzame veehouderij van 23 november 2011 (TK Kamerstuk 33 037, nr. 1).
Nazorg bij ruiming in de veehouderij om dierziekte |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bestaat er volgens u behoefte aan nazorg voor humane slachtoffers bijv. Q-koortspatiënten van dierziektencrises? Zo ja, op welke terreinen en in welke vormen is volgens u behoefte aan nazorg?
Ziekte kan afhankelijk van de ernst zeer ingrijpend zijn voor het leven van mensen. Veel patiënten ondervinden dagelijks gevolgen van een ziekte of aandoening die kan leiden tot immateriële en materiële schade. Dit is helaas het geval bij elke ernstige ziekte, ongeacht de oorzaak daarvan. Dat geldt dus evenzeer voor infectieziekten afkomstig van dieren. Patiënten die nazorg nodig hebben ten gevolge van een dergelijke infectieziekte, kunnen net als patiënten met een andere ernstige ziekte een beroep doen op het reguliere zorgaanbod. Zij kunnen onder andere terecht bij hun huisarts en, indien noodzakelijk, ook andere zorgaanbieders, zoals een psycholoog. Ook kan ook altijd contact worden opgenomen met de GGD voor specifieke informatie die gerelateerd is aan de infectieziekte. Daarnaast hebben patiënten vaak veel baat bij het contact met lotgenoten via een patiëntenvereniging.
Ten tijde van de Q-koorts epidemie heeft de GGD medische professionals, waaronder huisartsen, regelmatig geïnformeerd over onder meer het voorkomen van Q-koorts, de diagnostiek en de behandeling. Op deze wijze werden patiënten zo goed mogelijk via de reguliere zorg ondersteund. Ook is de patiëntenvereniging Q-uestion gesubsidieerd, zodat zij lotgenotencontacten konden organiseren. Daarnaast is er een multidisciplinaire richtlijn voor het Q-koortsvermoeidheidssyndroom (QVS) ontwikkeld die bijdraagt aan een betere afstemming tussen verschillende hulpverlenende instanties en een eenduidig beleid voor de patiënt. Eveneens is er onderzoek gefinancierd naar de diagnostiek en behandeling van Q-koorts, waaronder een onderzoek naar de beste behandeling van QVS bij het UMC St Radboud in Nijmegen.
Is het waar dat ten tijde van de Q-koortscrisis geen enkele vorm van nazorg beschikbaar was voor de getroffen gezinnen en andere direct bij de slachtoffers betrokkenen? Zo nee, welke nazorg heeft er dan plaatsgevonden?
Zie antwoord vraag 1.
Is er nu nazorg beschikbaar voor humane slachtoffers van dierziektencrises zoals Q-koorts? Zo ja, in welke vorm? Welke lessen zijn daarbij getrokken uit de eerdere Q-koorts crisis?
Zie antwoord vraag 1.
Het ontduiken van de MER-plicht voor vergunningverlening van intensieve veehouderij |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat gemeenten de MER-plicht niet correct uitvoeren in Noord-Brabant?1 Zo ja, hoeveel gemeenten hebben geen Milieueffectrapportage (MER) uitgevoerd bij vergunningverlening voor uitbreidingen van veehouderijen, terwijl deze wel MER-plichtig zijn? Zo nee, waarom niet en bent u bereid hier onderzoek naar in te stellen?
Nee. Navraag bij de Provincie Noord-Brabant over de beantwoording van de schriftelijke vragen ex artikel 3.2 van het Reglement van Orde van dhr. Ir. M. van der Wel namens de Statenfractie van de Partij voor de dieren over milieueffectrapportage en intensieve veehouderijen, Gedeputeerde Staten Noord-Brabant, kenmerk 2 884 231 d.d. 14 februari 2012 bevestigde het antwoord van Gedeputeerde Staten dat zij wel incidenteel berichten over deze gang van zaken hebben ontvangen. Het gaat echter om incidentele berichten, hetgeen mij geen aanleiding geeft om hier een breder onderzoek naar in te stellen. Ik verwacht meer effect van een goede verspreiding van kennis over de m.e.r.-regelgeving zoals ook de Provincie Noord-Brabant heeft gedaan.
De Inspectie voor de Leefomgeving en Transport heeft de afgelopen jaren geen signalen ontvangen over het niet correct uitvoeren van de m.e.r.-plicht bij veehouderijen in Noord-Brabant.
Hoe beoordeelt u het feit dat er gemeenten zijn die een vergunning verlenen voor een veehouderij die net onder de MER-plicht ligt, en vervolgens stapsgewijze uitbreidingen van veehouderijen niet onderwerpen aan een MER, waardoor uiteindelijk een bedrijf ontstaat dat een grote impact op het milieu en de natuur kan hebben, maar dat niet aan de MER-plicht heeft voldaan?
Of er sprake is van «feiten» kan ik op deze basis niet beoordelen (zie antwoord op vraag 1).
Het bevoegd gezag moet beneden de m.e.r.-plicht-drempel een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uitvoeren en daarbij motiveren of een m.e.r. nodig wordt geacht en deze motivering opnemen in het moederbesluit (het besluit waaraan de m.e.r.-beoordeling is gekoppeld, hier: de omgevingsvergunning). Bij een m.e.r.-beoordeling moet ook rekening worden gehouden met het cumulatieve effect van de al vergunde aantallen dieren alsmede met de situatie in de omgeving.
Indien iemand het niet eens is met de uitkomst van de m.e.r.-beoordeling kan daar door een ieder bij het ontwerp-moederbesluit zienswijzen over worden ingediend. Ook is beroep mogelijk tegen de vergunning.
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn voor milieu en natuur van het ten onrechte niet uitvoeren van een MER bij de reeds verleende vergunningen? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar in te stellen?
Nee, zie antwoord op vraag 1. De afweging ligt bij het bevoegd gezag, in dit geval de gemeenten. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning worden alle milieueffecten van een bedrijf in beeld gebracht. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden waarmee het milieu en de natuur worden beschermd. Zo nodig kan de vergunning worden geweigerd.
Op welke wijze gaat u de gemeenten die de MER-plicht niet correct hebben uitgevoerd hierop aanspreken?
Ik zal alle gemeenten in Nederland via de bestaande voorlichtingskanalen blijven informeren over een goede toepassing van de m.e.r.-plicht en de m.e.r-beoordelingsplicht.
Welke consequenties heeft het niet uitvoeren van de MER waar dat wel had gemoeten voor de betrokken ondernemers?
Zie het antwoord bij vraag 1. Algemeen geldt dat door middel van inspraak en beroep bij de vergunningprocedure belanghebbenden kunnen inbrengen dat ten onrechte geen m.e.r. is uitgevoerd. De vergunningprocedure kan dan vertraging oplopen en mogelijk moet alsnog een MER worden opgesteld.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er vergunningsaanvragen voor stallen met 2 985 varkens worden verleend zonder dat er een MER is uitgevoerd? Zo ja, bent u bereid om gemeenten hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet en bent u van mening dat dit in de geest van de MER-richtlijn is?
Nee, de directe m.e.r.-plicht voor vergunningaanvragen voor installaties geldt bij meer dan 3 000 varkens. Deze grens is afkomstig uit de Europese m.e.r.-richtlijn. Bij een aantal van 2 985 varkens moet door het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd. Indien er een kans is op aanzienlijke milieueffecten moet er een m.e.r. worden uitgevoerd.
Is er ook in andere provincies sprake van het niet goed naleven van de MER-plicht? Als dit niet bekend bij u is, bent u dan bereid om onderzoek in te stellen naar de omvang en de milieueffecten van dit probleem?
Dat is mij niet bekend. Ik zie tot nu toe geen reden om hiernaar een onderzoek in te stellen. Wel zal ik behalve de gemeenten ook de provincies via de bestaande voorlichtingskanalen blijven informeren over een goede toepassing van de m.e.r.-plicht en de m.e.r.-beoordelingsplicht.
Op welke wijze houdt u toezicht op de uitvoering van de MER-plicht door gemeenten?
De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de m.e.r.-plicht met betrekking tot intensieve veehouderij. Door middel van inspraak en beroep kunnen belanghebbenden daarop invloed uitoefenen. Als er sprake is van structurele nalatigheid door een gemeente, kan de Inspectie daartegen handhavend optreden. Zodra de Wet Revitalisering generiek toezicht inwerking treedt, gaat de toezichthoudende rol naar de provincie.
Hoe gaat u er in de toekomst zorg voor dragen dat alle gemeenten de MER-plicht correct uitvoeren?
Allereerst door voort te gaan met het verspreiden van kennis over de m.e.r.-regelgeving, waaronder m.e.r.-plicht en m.e.r.-beoordelingsplicht. Bij gebleken ernstige nalatigheid kan de Inspectie handhaven. Het wetsvoorstel Revitalisering Generiek Toezicht, dat bij de Eerste Kamer ligt, geeft de provincies de taak om toezicht te houden op de vergunningverlening door de gemeenten.
Het rapen van kieivitseieren op de Werelderfgoedlijst van Unesco |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u de berichten «Aaisykjen op Unesco-erfgoedlijst»?1 en «Aaisykjen vanaf volgend jaar misschien toch verboden»?2
Ja.
Deelt u de mening dat een maatschappelijk omstreden activiteit, die het voortbestaan van een soort op termijn zou kunnen bedreigen, niet thuishoort op de Unesco erfgoedlijst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke instrumenten heeft u ter beschikking om plaatsing op de lijst te voorkomen?
Gedoeld wordt op de UNESCO-lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed Verdrag en niet de Werelderfgoedlijst. Nederland is nog geen partij bij het UNESCO-verdrag inzake de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed. Plaatsing van het rapen van kievitseieren of andere activiteiten is daarom niet aan de orde.
Indien u van mening bent dat het Aaisykjen wel thuis zou horen op de Unesco erfgoedlijst, kunt u dan uiteenzetten of u dat ook vindt voor maatschappelijk omstreden activiteiten als ganstrekken, drijfjachten, sijsjeslijmen, vinkenbanen, spreeuwenpotten, stierenvechten, stierenrennen, vossenjachten, katknuppelen, hanengevechten, hondengevechten, palingtrekken en zeehondenknuppelen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarin verschillen in uw beleving de andere genoemde «tradities» van het Aaisykjen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting van de Raad van State dat de kievitenstand daalt, en dat daarom inperking of een verbod van het rapen van kievitseieren een reële mogelijkheid vormt voor de nabije toekomst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat een activiteit die door het hoogste rechtscollege beoordeeld wordt als vooralsnog slechts tijdelijk toegestaan, zich niet leent voor plaatsing op de Unesco-erfgoedlijst?
De gunstige staat van instandhouding van een soort behoort tot de criteria waaraan gedeputeerde staten hun beslissing voor ontheffingen toetsen. De afgelopen jaren is er een daling van het kievitenbestand te zien. De daling wordt meegenomen bij de beoordeling voor toekomstige ontheffingverlening.
Voor de beantwoording van de vraag met betrekking tot UNESCO verwijs ik naar de antwoorden op vraag 2 en 3.