De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof over de onmiddellijke opening van de Lachin corridor door Azerbeidzjan |
|
Jasper van Dijk , Agnes Mulder (CDA), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA), Marieke Koekkoek (D66), Tom van der Lee (GL), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Caroline van der Plas (BBB), Ruben Brekelmans (VVD), Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag van 22 februari 2023 op het verzoek om voorlopige maatregelen van de Republiek Armenië in de zaak over de toepassing van de internationale Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (Armenië tegen Azerbeidzjan) over de blokkade van de Lachin corridor, op grond waarvan Azerbeidzjan alle maatregelen die haar ter beschikking staan moet nemen, om te zorgen voor onbelemmerd verkeer van personen, voertuigen en vracht langs de Lachin Corridor in beide richtingen?1
Ja.
Wat is Nederland voornemens om te doen zodat de Azerbeidzjaanse autoriteiten deze uitspraak van het Internationaal Gerechtshof onmiddellijk naleven?
Uitspraken van het Internationaal Gerechtshof zijn bindend. Partijen zijn dan ook gehouden de uitspraak na te leven. Nederland roept partijen in geval van geschillen bij het Internationaal Gerechtshof dan ook op deze uitspraken na te leven, zo ook in dit geval.
Heeft u contact opgenomen met de betrokken partijen om de naleving van de uitspraak van het Internationaal Hof te bespreken? Zo ja, hoe heeft u dat gedaan, samen met wie en wat is het resultaat daarvan? Zo niet, waarom niet?
Nederland heeft naar aanleiding van deze uitspraak de Azerbeidzjaanse autoriteiten opgeroepen om de uitspraak na te leven.
Op 24 februari 2023 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken publiekelijk deze oproep gedaan aan de Azerbeidzjaanse autoriteiten.2 De EU heeft dezelfde oproep gedaan.3 Verder heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 28 februari 2023 de naleving van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof inzake voorlopige maatregelen besproken met de ambassadeur van Azerbeidzjan en Azerbeidzjan hierbij opnieuw opgeroepen de uitspraak na te leven.
Bij herhaling heeft Nederland de zorgen over de humanitaire situatie in Nagorno-Karabach als gevolg van de de facto blokkade van de Laçın-corridor opgebracht in bilaterale gesprekken met de Azerbeidzjaanse autoriteiten, waaronder in een gesprek tussen de Minister-President en de Azerbeidzjaanse president Aliyev en marge van het WEF. Ik zelf heb deze zorgen overgebracht in meerdere gesprekken met mijn Azerbeidzjaanse counterpart. Verder heeft Nederland deze zorgen geuit in diverse multilaterale fora, zoals tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van de Europese Unie en in het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Nederland heeft voorts samen met de andere EU-lidstaten door middel van EU-verklaringen dit standpunt overgebracht in bijvoorbeeld de Permanente Raad van de Organisatie voor Veiligheid en Stabiliteit in Europa (OVSE).
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de ambassadeur van Azerbeidzjan in Nederland trots tweet: «74 day of eco-action. Inspired by the decision of @CIJ_ICJ Azeri activists and NGOs continue their peaceful action. Azerbeidzjan continues to take all measures at AT ITS DISPOSAL to ensure unimpeded movement of persons, vehicles and cargo along the #Lachin road in both directions»2
Ja.
Deelt u de mening dat Azerbeidzjan niet voldoet aan de uitspraak van het Hof, aangezien de weg nu al 74 dagen geblokkeerd is en er geen enkele wijziging is in de opstelling van Azerbeidzjan sinds het vonnis?
De beperkte uitleg die Azerbeidzjan aan de uitspraak geeft, wordt niet gedeeld door het kabinet. De uitspraak dient in zijn geheel te worden nageleefd, hetgeen betekent dat Azerbeidzjan vrij verkeer van personen, voertuigen en vracht door de Laçın-corridor in beide richtingen dient te verzekeren.
Bent u voornemens om de ambassadeur van Azerbeidzjan hierop aan te spreken?
Ja. Als boven reeds vermeld is op 28 februari jl. de Azerbeidzjaanse ambassadeur uitgenodigd op het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor een gesprek over het naleven van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. Tijdens het gesprek heeft Nederland Azerbeidzjan opgeroepen om zich aan de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof te houden. Tijdens dit gesprek is ook specifiek aan de orde gesteld dat Nederland de beperkte uitleg die Azerbeidzjan aan de uitspraak geeft niet deelt en dat de uitspraak in zijn geheel dient te worden nageleefd.
Welke stappen gaat Nederland ondernemen in het kader van de Europese Unie (EU), de Raad van Europa en de Verenigde Naties (VN) zodat de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof onmiddellijk wordt nageleefd?
Nederland heeft de Azerbeidzjaanse autoriteiten zoals boven vermeld bij meerdere gelegenheden en in meerdere gremia zowel bilateraal als in EU-verband opgeroepen om de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof inzake voorlopige maatregelen na te leven. Nederland blijft zijn zorgen over de humanitaire situatie in Nagorno-Karabach als gevolg van de de facto blokkade van de corridor herhalen in bilateraal en multilateraal verband.
Deelt u de mening dat Azerbeidzjan als lid van organisaties als de VN en de Raad van Europa verplicht is te stoppen met de voortdurende schendingen van mensenrechten en internationaal recht en de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof onmiddellijk in zijn geheel dient na te leven?
Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen twee weken beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om de beantwoording binnen een termijn van twee weken naar uw Kamer te sturen.
De ontmoeting tussen de minister-president en de Azerbeidzjaanse president Aliyev |
|
Agnes Mulder (CDA), Caroline van der Plas (BBB), Kees van der Staaij (SGP), Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Wat was de bedoeling van het gesprek met de Azerbeidzjaanse president Aliyev in Davos in januari?1 Met welke andere regeringsleiders of staatshoofden heeft u in Davos dergelijke gesprekken gevoerd?
Het bilaterale gesprek met de Azerbeidzjaanse president Aliyev heeft op verzoek van Nederland plaatsgevonden. De bedoeling van het gesprek was het overbrengen van de Nederlandse zorgen over de humanitaire situatie in Nagorno-Karabach als gevolg van de de facto blokkade van de Laçın-corridor en te spreken over het vredesproces tussen Armenië en Azerbeidzjan, evenals over geopolitieke ontwikkelingen en de Russische agressieoorlog in Oekraïne.
Tijdens het World Economic Forum in Davos heeft de Minister-President gesproken met meerdere regeringsleiders en staatshoofden. Zo hebben er bilaterale gesprekken plaatsgevonden met de bondspresident van Zwitserland, de president van Ecuador, de president van Irak, de president van Moldavië, de Minister-President van Tunesië, en de president van de Koerdische Autonome Regio.
Kunt u aangeven waarom dit gesprek met president Aliyev nuttig is geweest?
Het gesprek bood de mogelijkheid op het hoogste niveau de Nederlandse positie over de humanitaire situatie in Nagorno-Karabach als gevolg van de de factoblokkade van de Laçın-corridor over te brengen. Voorts bood de ontmoeting gelegenheid te spreken over het vredesproces tussen Armenië en Azerbeidzjan. De Minister-President heeft in het gesprek steun uitgesproken voor het EU-bemiddelingsproces onder leiding van de voorzitter van de Europese Raad Charles Michel. Tevens werd gesproken over de Russische agressieoorlog in Oekraïne. Azerbeidzjan steunt de territoriale integriteit en soevereiniteit van Oekraïne en levert humanitaire hulp.
Klopt het dat u president Aliyev bedankt heeft voor de gasleveranties aan Europa? Klopt het dat Azerbeidzjan gas uit Rusland importeert?2 Betekent dit dat de levering van gas aan Europa door Azerbeidzjan in elk geval deels gecompenseerd wordt met de import van Russisch gas? Indien dit niet klopt, kunt u uitleggen waarom dat zo is volgens u? Deelt u de mening dat Europa op deze manier indirect toch weer Russisch gas koopt? Zo nee, waarom niet? Kunt u uitsluiten dat de opbrengsten hiervan bij Russische leveranciers terecht komen?
Tijdens voornoemd gesprek is door beide zijden tevredenheid uitgesproken over de Azerbeidzjaanse gasleveranties aan de EU en de intentie om deze verder te verhogen conform het medio vorig jaar tussen de EU en Azerbeidzjan afgesloten Memorandum of Understanding inzake een strategisch energiepartnerschap. Voor zover bekend bedroegen de Azerbeidzjaanse gasleveranties aan de EU afgelopen jaar 11,4 miljard kubieke meter (en daarbovenop 8,4 miljard kubieke meter aan Turkije). Volgens mediaberichten importeert Azerbeidzjan via een tijdelijk contract gedurende een half jaar (november »22 – maart »23) maximaal 1 miljard kubieke meter Russisch gas voor binnenlands gebruik. Dit betekent dat Azerbeidzjan gasleveranties aan de EU en Turkije in de genoemde periode voor een beperkt deel opvangt met gasleveranties vanuit Rusland.
De EU bouwt in het kader van de REPowerEU-strategie de afhankelijkheid van Russisch gas zo snel mogelijk af. Dit is ook één van de doelen van voornoemd Memorandum of Understanding tussen de EU en Azerbeidzjan. De Europese Commissie heeft dan ook aangekondigd de kwestie van Russische gasimporten door Azerbeidzjan in de context van de implementatie van het MoU met de Azerbeidzjaanse autoriteiten te gaan bespreken.3
Hoe heeft u gereageerd op de bewering van president Aliyev dat de blokkade van de Lachin-corridor een gerechtvaardigde reactie van de Azerbeidzjaanse bevolking en maatschappelijke organisaties is op de «illegale exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen van Azerbeidzjan in gebieden waar de Russische vredeshandhavers tijdelijk gestationeerd zijn»? Acht u dit een geloofwaardige bewering en kunt u toelichten waarom wel of niet?
Tijdens het gesprek heeft de Minister-President de Nederlandse zorgen over de humanitaire situatie in Nagorno-Karabach als gevolg van de de factoblokkade van de Laçın-corridor overgebracht. Azerbeidzjan geeft aan dat het zich zorgen maakt over het gebrek aan controle over hetgeen via de Laçın-weg wordt vervoerd. De Minister-President heeft in het gesprek benadrukt dat een burgerbevolking nooit het slachtoffer mag worden van een politieke situatie. Zie voorts het antwoord op vraag 7.
Heeft u de blokkade van de Lachin-corridor veroordeeld en de opening ervan geëist? Deelt u de analyse dat Azerbeidzjan met de blokkade een etnische zuivering van het gebied Nagorno-Karabach probeert te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke Europese actie acht u passend hierop? Hoe draagt u eraan bij dat die passende reactie volgt?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u president Aliyev ook gewezen op de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat in december al uitgesproken heeft dat Azerbeidzjan ernstig zieken en mensen zonder middelen van bestaan moet doorlaten? Heeft u de president erop gewezen dat Azerbeidzjan volgens het Hof zelf deze uitspraak niet uitvoert?3
Nederland heeft op woensdag 9 februari jl., samen met enkele andere lidstaten, geïntervenieerd bij het Comité van Ministers (CM) van de Raad van Europa (RvE), waarbij Azerbeidzjan werd opgeroepen om uitvoering te geven aan de voorlopige maatregelen van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake de Laçın-corridor. Op 22 februari jl. heeft het Internationaal Gerechtshof voorlopige maatregelen aan Azerbeidzjan opgelegd om vrije doorgang van de Laçın-corridor in beide richtingen te verzekeren. In de uitspraak refereerde het Hof aan de verplichtingen van Azerbeidzjan onder het trilaterale akkoord uit 2020. Nederland zal Azerbeidzjan blijven oproepen om aan zijn juridische verplichtingen te voldoen en vrije doorgang te bewerkstelligen.5 De EU heeft op 23 februari 2023 dezelfde boodschap afgegeven.6 In het gesprek met president Aliyev zijn de voorlopige maatregelen onder artikel 39 die door het EHRM zijn opgelegd als zodanig niet aan de orde gekomen.
Bent u van mening dat Azerbeidzjan de andere uitspraken van het Europees Hof respecteert? Zo nee, welke reactie vanuit Europa acht u passend? Hoe draagt u eraan bij dat die passende reactie volgt?
Het toezicht op de naleving van uitspraken van het EHRM is belegd bij het CM van de RvE. Dit toezicht is een collectieve verantwoordelijkheid van de verdragspartijen bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Nederland neemt actief deel aan de bijeenkomsten van het CM, waarin dit toezicht wordt uitgeoefend, ook ten aanzien van de zaken betreffende Azerbeidzjan. De besprekingen in het CM over de tenuitvoerlegging door staten van de uitspraken van het EHRM zijn vertrouwelijk. De beslissingen van het CM worden openbaar gemaakt.
Het Department for the Execution of Judgments (DEJ) van de RvE ondersteunt het CM bij het toezicht op de tenuitvoerlegging van de uitspraken van het EHRM. Uit het meest recent gepubliceerde rapport van het DEJ, in 2021, komt naar voren dat Azerbeidzjan op de zesde plaats staat (van de in totaal 47 lidstaten ten tijde van publicatie) voor wat betreft het aantal EHRM-zaken dat onder verscherpt toezicht staat. Op 31 december 2022 stonden 285 zaken van Azerbeidzjan onder toezicht voor tenuitvoerlegging. Afgelopen jaar heeft het CM 35 zaken van Azerbeidzjan gesloten.
Heeft u de bezetting van soeverein grondgebied van Armenië door Azerbeidzjan veroordeeld? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het betrof een kort onderhoud waarin niet alle aspecten van het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan aan de orde konden worden gesteld. Het Nederlandse standpunt met betrekking tot de bezetting van Armeens grondgebied is bekend. De EU heeft Azerbeidzjan opgeroepen om terug te keren naar de grenzen voor 12 september 2022. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld steunt Nederland deze oproep.7 Overigens stelt Azerbeidzjan dat Armenië ook Azerbeidzjaans grondgebied bezet houdt. De situatie wordt bemoeilijkt door het feit dat er op dit moment geen overeenstemming tussen beide landen is over het precieze verloop van de grens. Onderhandelingen over een definitieve, officiële grensafbakening zijn nog gaande. De EU faciliteert hierbij.
Heeft u de kwestie van de repatriëring van Armeense krijgsgevangenen en andere gedetineerden in Azerbeidzjan aan de orde gesteld, waarover de Kamer drie moties heeft aangenomen en waarvan de regering heeft toegezegd deze kwestie voort te zetten?
Dit is tijdens het gesprek niet aan de orde geweest. Nederland brengt dit onderwerp geregeld op in bilaterale gesprekken met de Azerbeidzjaanse autoriteiten. Zo heb ik de situatie van de Armeense krijgsgevangenen opgebracht in een gesprek met de Azerbeidzjaanse Minister van Buitenlandse Zaken en marge van de OVSE Ministeriële op 2 december 2022.
De hoogst mogelijke koninklijke onderscheiding voor de heer Zwartendijk |
|
Jasper van Dijk , Christine Teunissen (PvdD), Tom van der Lee (GL), Agnes Mulder (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Don Ceder (CU), Marieke Koekkoek (D66), Kati Piri (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Nilüfer Gündoğan (Volt), Olaf Ephraim (FVD), Sylvana Simons (BIJ1), Tunahan Kuzu (DENK), Caroline van der Plas (BBB), Ruben Brekelmans (VVD), Liane den Haan (Fractie Den Haan), Ralf Dekker (FVD), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Geert Wilders (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het verhaal over Jan Zwartendijk in het boek «De rechtvaardigen» van Jan Brokken (2018), waarin uiteen wordt gezet hoe hij duizenden Joden redde tijdens de Tweede Wereldoorlog?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de heer Zwartendijk een reprimande kreeg voor zijn heldhaftige gedrag?1
Het moge duidelijk zijn dat de heer Zwartendijk geen berisping verdiende voor zijn buitengewoon moedig handelen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als dit is gebeurd was dit volstrekt ongepast. De secretaris-generaal van mijn ministerie heeft deze boodschap, inclusief excuses, in 2018 dan ook nadrukkelijk gedeeld in een brief aan de familie van de heer Zwartendijk. Bij de onthulling van het monument voor de heer Zwartendijk in Kaunas in 2018 hebben Zijne Majesteit de Koning en mijn voorganger persoonlijk gesproken met de zoon en dochter van de heer Zwartendijk, waarbij grote bewondering is betuigd voor het optreden van hun vader in 1940.
Herinnert u zich dat de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken reeds aangaf dat Zwartendijk erkenning en eerbetoon verdient voor zijn dappere gedrag?2
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de open brief aan de Koning, waarin wordt opgeroepen om Zwartendijk alsnog de hoogst mogelijke Koninklijke onderscheiding te verlenen?3
Ja.
Deelt u de mening uit de genoemde open brief dat de belofte van «nooit meer» begint bij het voorkomen van haat en dat het eren van diegenen die destijds in verzet kwamen daar onderdeel van is, omdat dit de rolmodellen zijn om ons aan te spiegelen in tijden van morele dilemma’s?
Ja.
Bent u gezien het feit dat Zwartendijk in Litouwen handelde als vertegenwoordiger van de Nederlandse staat bereid om de heer Zwartendijk voor te dragen voor de hoogst mogelijke Koninklijke onderscheiding? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid daarvoor zo nodig het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau aan te passen om ook postume verlening van onderscheidingen mogelijk te maken?4
Ik deel de bewondering voor het heldhaftig optreden van de heer Zwartendijk die in uw vragen, en in de open brief naar de Koning, wordt geuit. Ik ben dan ook van harte bereid om het Kapittel voor de Civiele Orden om advies te vragen of de heer Zwartendijk postuum kan worden voorgedragen voor de Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon, in goud. Bij een positief advies zal mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de heer Zwartendijk formeel voordragen voor deze onderscheiding. De Erepenning in goud geldt als één van de hoogste onderscheidingen van Nederland. Sinds 1822 werd deze onderscheiding slechts 99 keer toegekend, laatstelijk in 1964.
Op 9 juli 1951 besloot de ministerraad om (na het verstrijken van een termijn van een jaar) geen aanvragen voor onderscheidingen voor verzetsdaden begaan tijdens de Tweede Wereldoorlog meer in behandeling te nemen. Dit besluit is nog steeds van kracht, en er is sindsdien niet meer van afgeweken. De regering acht de verdiensten van de heer Zwartendijk echter dermate uitzonderlijk, gezien het zeer hoge aantal mensen die mede dankzij hem aan de Holocaust hebben kunnen ontkomen, dat zij bereid is om in zijn geval eenmalig van het besluit uit 1951 af te wijken. De ministerraad heeft tijdens haar vergadering op 21 april jl. hiertoe besloten. Hiermee wordt het Kapittel voor de Civiele Orden bij wijze van hoge uitzondering in staat gesteld om bovengenoemde adviesaanvraag inhoudelijk te behandelen.
Het is tot slot belangrijk om te vermelden dat de heer Zwartendijk in 1956 ook al Koninklijk is onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken. In de ondersteunende brief voor deze onderscheiding van zijn werkgever, Philips, wordt gerefereerd aan zijn functie als consul in Litouwen «in welke functie hij tal van personen van Joodse afkomst in de gelegenheid stelde de Duitse dreiging te ontlopen door uit te wijken naar Curaçao». In de officiële voordracht door Minister Beyen en Minister Luns uit 1956 voor deze onderscheiding wordt niet specifiek gerefereerd aan de visa die hij verleende, maar wel waarderend gesproken over zijn werk in Litouwen: «Tijdens de Russische bezetting heeft betrokkene zowel de Nederlandse als de specifieke Philipsbelangen met voorbeeldig vasthoudendheid beschermd.»De volle toedracht en de omvang van de inzet van de heer Zwartendijk zijn pas later bekend geworden.
Bent u bereid een standbeeld te plaatsen of gedenkplaat op te hangen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor Jan Zwartendijk en de overige bij deze reddingsactie betrokken diplomaten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid bovenstaande met spoed te verwezenlijken gezien de leeftijd van de kinderen van de heer Zwartendijk?
Ik deel uw mening dat een gedenkteken op het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de heer Zwartendijk en de diplomaten die zich met hem hebben ingezet voor Joodse vluchtelingen, passend zou zijn. De voorbereidingen daartoe zijn reeds in gang gezet.
Het bericht dat de overdracht van Singh aan Nederland gebaseerd is op politieke onwil |
|
Michiel van Nispen , Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU), Tom van der Lee (GL), Agnes Mulder (CDA), Tunahan Kuzu (DENK), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Nederlander Jaitsen Singh (78) die al 39 jaar in de Verenigde Staten vastzit, komt niet vroegtijdig vrij»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht?
Het kabinet blijft zich inspannen om de heer Singh op humanitaire gronden vanwege zijn hoge leeftijd en fragiele gezondheid naar Nederland te brengen, mits hij geen gevaar voor de samenleving vormt. Bij de antwoorden op onderstaande vragen wordt hier een toelichting op gegeven.
Wat de consulaire bijstand betreft, klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse zaken in het verleden (tot 2015) niet altijd aan de volledige bezoeknorm heeft kunnen voldoen. Dit heeft het ministerie erkend in de klachtbehandeling door de Nationale ombudsman. Voor een uitgebreide toelichting hierop wordt verwezen naar Aanhangsel Handelingen vergaderjaar 2017–2018, nr. 449. De Nationale ombudsman ziet echter geen reden om hieraan consequenties te verbinden, omdat de heer Singh sinds 2015 wel conform de bezoeknorm wordt bezocht.
Het artikel raakt daarnaast aan diverse andere aspecten waarover wij niet kunnen oordelen, zoals de rechtsgang in de Verenigde Staten.
Deelt u de teleurstelling over het feit dat de heer Singh na 39 jaar vastzitten in de Verenigde Staten nog steeds niet vrijkomt?
Op donderdag 26 januari 2023 heeft de Parole Hearing plaatsgevonden van de heer Singh, waarbij de Parole Board het parole-verzoek heeft afgewezen voor drie jaar. Wij kunnen ons voorstellen dat de heer Singh en zijn familie teleurgesteld zijn over het oordeel van de Parole Board.
Wij zetten ons in om de heer Singh op humanitaire gronden naar Nederland terug te brengen. De afwegingen waarom de Parole Board tot dit oordeel is gekomen zijn (nog) niet bekend. De transcripten van (de niet openbare) zitting zijn pas circa 45 dagen na de zitting beschikbaar en opvraagbaar bij de Parole Board.
Bent u van mening dat de Nederlandse regering er alles aan gedaan heeft om de heer Singh naar Nederland te krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Uw Kamer heeft op 23 juni 2020 de motie van het lid Van Nispen c.s. inzake de heer Singh aangenomen.2 In deze motie wordt de regering verzocht zich maximaal in te spannen om de heer Singh op korte termijn naar Nederland over te laten brengen, verzoeken tot overbrenging te honoreren en hiertoe zo nodig de procedure tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis te starten.
Bij brief van 21 september 2020 is uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze motie. Een Wots-procedure is niet de geëigende weg aangezien de zaak van betrokkene niet voldoet aan de criteria van het Beleidskader voor een Wots-procedure.3 In ieder geval staat vast dat betrokkene onvoldoende binding met Nederland heeft. Dit heeft de rechter in kort geding vastgesteld. De Wots-procedure is een penitentiair instrument, geen humanitair instrument. Daarnaast is vastgesteld dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die tot afwijking van het beleid zouden moeten leiden.4
Gezien het feit dat de Wots geen optie is, is gekeken naar andere mogelijkheden om betrokkene naar Nederland te halen. De weg die wegens humanitaire redenen daarvoor gebruikt kan worden is een gratieprocedure, mits er geen gevaar is voor de maatschappij. Samen met de advocaat van betrokkene en zijn zus is hierover gesproken. Betrokkene is meerdere malen gesteund bij een door hem ingediend gratieverzoek. Wat daarvoor allemaal is gedaan, is weergegeven in de brief aan uw Kamer van 18 mei 2021.5 Daarnaast is door de Minister voor Rechtsbescherming (namens het Kabinet) voorafgaand aan elke parole hearing een nieuwe steunbetuiging aan de Parole Board gestuurd. Uw Kamer is daarover op verschillende momenten geïnformeerd.6
Op wat voor manieren kan een gedetineerde binding hebben met Nederland, gaat dit enkel over woonplaats of kan binding ook op andere manieren worden aangetoond?
Wat de binding betreft, moet er sprake zijn van een wezenlijke relatie met Nederland. Het Nederlanderschap alleen is daarvoor niet voldoende. Bij het bepalen of er sprake is van binding wordt onder meer gekeken naar waar en hoe lang betrokkene feitelijk woonachtig was (duur van inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP)) en onder meer waar hij heeft gewerkt.7
Wanneer betrokkene zijn banden met Nederland heeft verbroken door bijvoorbeeld zijn hoofdverblijf naar een ander land te verplaatsen en meer dan vijf jaar buiten Nederland woont, en onvoldoende is gebleken dat degene tot doel had zijn hoofdverblijf in Nederland later weer op te pakken, komt hij niet in aanmerking voor overbrenging. In een dergelijk geval is het resocialisatiebelang immers niet met een overbrenging gediend. De rechter heeft geoordeeld dat het beleid omtrent strafoverdracht bestendig en correct wordt uitgevoerd.8
Bent u het eens dat er sprake is van een gewijzigde situatie nu bekend is dat de zus van de heer Singh bereid is hem op te vangen in Nederland?
Nee. Jurisprudentie bevestigt dat de enkele wens van een gedetineerde om zich na detentie wederom in Nederland te vestigen irrelevant is bij de beoordeling van aanwezigheid van binding. Die wens is niet bepalend voor het resocialisatiebelang.9 De wens om naar Nederland terug te keren wordt in de rechtspraak slechts relevant geoordeeld als er aanwijzingen bestaan dat betrokkene vóór zijn buitenlandse detentie de mogelijkheid openhield om naar Nederland terug te keren. Daarvan kan sprake zijn als betrokkene kan wijzen op getroffen voorbereidingen voor die terugkeer.10 In onderhavig geval is dat onvoldoende aangetoond en wordt daardoor niet aannemelijk geacht.
Bent u, gezien de unieke aard van deze zaak waarin alle mogelijkheden zijn afgelopen en gezien de humanitaire situatie van de gevangene bereid zo snel mogelijk een manier te vinden een geldige WOTS-procedure op te starten om de strafoverdracht tussen Nederland en de Verenigde Staten te initiëren en de heer Singh over te brengen naar Nederland (conform motie van het lid Van Nispen c.s. (kamerstuk 35 470-VI-11))?
Het doel van de overbrenging van gevonniste personen is de kans op resocialisatie van de veroordeelde te vergroten en het risico van recidive te verkleinen doordat de tenuitvoerlegging van een straf in het land gebeurt waar de veroordeelde onderdaan is en/of woont en geworteld is.
Zoals aangegeven in het antwoord onder 4 is een Wots-procedure niet de geëigende weg omdat de zaak van betrokkene niet voldoet aan de daaraan gestelde criteria. Dit is bevestigd in een rechterlijke uitspraak. De weg die wegens humanitaire redenen daarvoor gebruikt kan worden is een gratieprocedure, mits er geen gevaar is voor de maatschappij.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en met spoed te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Nagorno-Karabach kampt met een tekort aan voedsel en medicijnen door wegblokkade. |
|
Don Ceder (CU), Agnes Mulder (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Nagorno-Karabach kampt met een tekort aan voedsel en medicijnen door de blokkade van de Lacin-corridor?1
Ja.
Deelt u de zorgen van de Armeense regering dat de blokkade kan leiden tot een humanitaire crisis in Nagorno-Karabach?
Ja.
Welke extra inspanningen kunnen Nederland en de Europese Unie nemen om Nagorno-Karabach humanitair bij te staan? Is het mogelijk om een luchtbrug te openen naar de Nagorno-Karabach enclave om de toevoer van voedsel en medicijnen veilig te stellen?
Nederland levert via de EU humanitaire hulp aan de getroffen gebieden. De humanitaire hulp wordt geleverd door het ICRC. Dit is de enige internationale organisatie met volledige toegang tot Nagorno-Karabach. Het ICRC heeft tevens toegang tot de Laçin-corridor en gebruikt deze corridor voor het vervoer van voedselhulp en medicijnen.
Het openen van een luchtbrug naar de regio Nagorno-Karabach is om meerdere redenen op dit moment niet aan de orde. Er is geen functioneel werkend vliegveld in Nagorno-Karabach. Een dergelijke luchtbrug zou ook de medewerking van de Azerbeidzjaanse autoriteiten vereisen, aangezien Azerbeidzjan soeverein is in zijn eigen luchtruim. Het ligt onder de huidige omstandigheden niet voor de hand dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten deze toestemming zullen verlenen. Navraag bij de EU leert dat de EU deze mogelijkheid ook niet als een werkbaar alternatief beschouwt.
Klopt het dat de Europese Unie en de Verenigde Staten er bij Azerbeidzjan op aan hebben gedrongen de corridor weer veilig te stellen voor vrij en veilig verkeer van personen en goederen? Zo ja, wat was de reactie van Azerbeidzjan?
In de verklaring die de Europese Unie heeft uitgebracht op 13 december 2022 worden de Azerbeidzjaanse autoriteiten opgeroepen om vrij verkeer mogelijk te maken, conform het trilaterale akkoord van 9 november 2020. De Verenigde Staten heeft dezelfde oproep gedaan. De Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken belde op 23 januari 2023 met de Azerbeidzjaanse President.
Azerbeidzjan heeft vooralsnog geen gehoor gegeven aan deze oproep en stelt dat er geen sprake is van een blokkade, aangezien er nog steeds goederen richting Nagorno-Karabach over de Laçin-weg zouden worden vervoerd. Ook geeft Azerbeidzjan aan dat de overheid geen directe betrokkenheid heeft m.b.t. de situatie rondom de Laçin-weg, maar dat de autoriteiten de acties en de boodschap van de demonstranten wel steunen. Volgens Azerbeidzjan zou er sprake zijn van grote milieuproblemen als gevolg van de illegale exploitatie van koper- en goudmijnen in Nagorno-Karabach door de zogenoemde autoriteiten van deze regio. Ook stelt Azerbeidzjan dat er middels de Laçin-weg illegaal wapens, landmijnen en Iraanse burgers de regio in worden gebracht. Volgens de Azerbeidzjaanse autoriteiten zouden de Russische peacekeepers te weinig doen om dit illegale vervoer te voorkomen.
Welke andere mogelijkheden heeft Nederland om Azerbeidzjan er toe te bewegen de Lacin-corridor weer toegankelijk te maken?
In het trilaterale akkoord is afgesproken dat de Laçin-corridor onder de controle blijft van het vredeshandhavingscontingent van de Russische Federatie, waarbij Azerbeidzjan de veiligheid garandeert van burgers, voertuigen en goederen die in beide richtingen door de Laçin-corridor reizen.
Nederland heeft de Azerbeidzjaanse autoriteiten in diverse gesprekken en verklaringen opgeroepen om gehoor te geven aan de afspraken in het trilaterale akkoord. Op 19 januari 2023 heb ik telefonisch gesproken met de Armeense en Azerbeidzjaanse Ministers van Buitenlandse Zaken. Tijdens het telefoongesprek met mijn Azerbeidzjaanse counterpart heb ik mijn zorgen over de humanitaire situatie overgebracht, en de Azerbeidzjaanse zijde verzocht om vrij verkeer te verzekeren. Op dezelfde dag heeft de premier dezelfde boodschap afgegeven aan de Azerbeidzjaanse president Aliyev en marge van het World Economic Forum. Ook op ambtelijk niveau is de oproep gedaan bij de Azerbeidzjaanse autoriteiten. In de gesprekken wordt van Nederlandse telkens het belang van het hervatten van het vredesproces o.l.v. de EU benadrukt.
Mede op instigatie van Nederland is de situatie ook besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op maandag 23 januari 2023. Daarbij heb ik opgeroepen tot een gezamenlijke verklaring aan de Azerbeidzjaanse autoriteiten om vrije doorgang te verzekeren, in lijn met de motie van der Graaf c.s. (Kamerstuk 21 501, nr. 20). Hier is vooralsnog geen reactie op gekomen. Nederland zal hierop blijven aandringen in relevante EU-gremia. Voor verdere details van de bespreking verwijs ik naar het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken dat uw Kamer reeds is toegestuurd.2
Conform de motie Ceder/Mulder3 bekijkt het kabinet tevens welke verdere mogelijkheden er in Europees verband zijn om de Azerbeidzjaanse autoriteiten ertoe te bewegen de blokkade te beëindigen.
Welke milieuorganisatie is verantwoordelijk voor de blokkade van de Lacin-corridoren en wat is de status van deze organisatie in Azerbeidzjan? Heeft deze organisatie vaker dergelijke acties ondernomen?
Zover bij het ministerie bekend, gaat het hier niet om één specifieke milieuorganisatie, maar betreft het een losse alliantie van individuen met een diversiteit aan achtergronden, waaronder milieuactivisten, journalisten, bloggers, milieuexperts, eco-demonstranten, vrijwilligers en gewone burgers.
Wat is de reden dat de aanwezige Russische militairen de Lacin-corridor niet veiligstellen?
Dit is niet bekend. Het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken zegt zich te richten op het vinden van een oplossing voor de ontstane situatie en wijst elke kritiek op de rol van de Russische militairen van de hand. De Russische Minister van Buitenlandse Zaken Lavrov heeft op 17 januari jl. Azerbeidzjan opgeroepen de blokkade op te heffen. Ook stelt Lavrov dat Moskou klaar zou hebben gestaan om een missie te sturen naar de Armeens-Azerbeidzjaanse grens, maar dat de Armeens overheid dit zou hebben verhinderd.
In hoeverre is de verhouding tussen Rusland en Armenië veranderd sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne?
Armenië neemt momenteel meer afstand van Rusland. Hoewel Armenië als lid van de Collectieve Veiligheidsverdragsorganisatie (CSTO) militair bondgenoot is van Rusland, heeft de CSTO in Armeense ogen tijdens het conflict met Azerbeidzjan in september 2021 niet de bescherming en assistentie geleverd die Jerevan had verwacht. Om die reden heeft de Armeense premier Pashinyan eind 2022 geweigerd de slotverklaring te tekenen van de CSTO-top in Jerevan. Sinds de oorlog in Oekraïne zijn vele Russen naar Armenië gevlucht om aan mobilisatie in hun land te ontkomen. Tegelijk blijven beide landen op verschillende terreinen nauw met elkaar verweven. Zo is de Armeense economie zeer afhankelijk van Rusland en is er een grote Armeense diaspora.
Deelt u de opvatting van de indieners dat de Europese Unie en de Verenigde Naties een grotere rol in de regio moeten gaan spelen om tot duurzame vrede in de zuidelijk Kaukasus te komen? Zo ja, hoe kan dit worden vormgegeven?
De rol van de EU is toegenomen m.n. door de bemiddelingsrol o.l.v. Charles Michel in het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan. Zowel Armenië als Azerbeidzjan hebben aangegeven de EU als honest broker te zien. Nederland steunt dit bemiddelingsproces. Het is belangrijk dat beide partijen nu terugkeren naar de onderhandelingstafel binnen het trilaterale format (Azerbeidzjan, Armenië en de Europese Unie) en dat er spoedig een duurzaam vredesakkoord getekend wordt. De EU faciliteert ook de onderhandelingen inzake de grensdemarcatie tussen Armenië en Azerbeidzjan.
Gezien de Russische positie als permanent lid van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ligt een grotere rol voor de Verenigde Naties op dit moment niet voor de hand. Graag verwijs ik naar het antwoord op vraag 8.
De EU heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 23 januari 2023 ingestemd met het sturen van een eigenstandige EU-waarnemingsmissie aan de Armeense zijde van de internationale grens met Azerbeidzjan. Dit naar aanleiding van een verzoek van Armenië. Nederland heeft in EU-verband het belang van betrokkenheid van Azerbeidzjan onderstreept, mede met het oog op de effectiviteit van de missie. De huidige missie is een voortzetting van de EU capaciteit in Armenië (EUMACP), waarvan het mandaat werd voltooid op 19 december 2022.
Gedurende de voorbereiding van deze missie is de Europese Unie in nauw contact geweest met Azerbeidzjan. Azerbeidzjan heeft aangegeven niet mee te werken aan deze missie. Aangezien de Laçin-corridor zich op het Azerbeidzjaanse grondgebied bevindt, ligt een EU-waarnemingsmissie op Azerbeidzjaans grondgebied niet voor de hand.
Is het een optie om een nieuwe EU-waarnemingsmissie te starten in de buurt van het gebied van de Lacin-corridor?
Zie antwoord vraag 9.
Het Nederlandse meisje Insiya, die 6 jaar geleden is ontvoerd naar India |
|
Agnes Mulder (CDA), Lucille Werner (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met de BNR uitzending: Nadia Rashid moet haar dochter al zes jaar missen: «Met kerst wordt het erger»?1
Ja, het is erg verdrietig dat de moeder van Insiya haar dochter al zo lang moet missen.
Kunt u aangeven welke acties er sinds mei 2022 zijn ondernomen om Insiya terug te laten keren naar Nederland?
De schrijnende zaak van Insiya heeft op zowel het Ministerie van Buitenlandse Zaken als het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd de aandacht. Het is verschrikkelijk dat haar moeder Insiya al zo lang moet missen. Nederland kaart op verschillende niveaus en op diverse manieren, de zaak bij de Indiase autoriteiten aan als dit voor de zaak van Insiya opportuun is. Daarbij wordt nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de uitvoering van het bevel van de Indiase rechter om het contact tussen de moeder en Insiya te herstellen. Ten aanzien van het afdwingen van de naleving van de uitspraak van het India Supreme Court voor contactherstel heeft de moeder van Insiya een contempt of court bij de Mumbai High Court ingediend. Ter bevordering van de justitiële samenwerking worden Nederlandse gerechtelijke uitspraken en ontwikkelingen gedeeld met de Indiase autoriteiten, en wordt aangedrongen op een snellere Indiase rechtsgang in de lopende zaken.
Welke toezeggingen over deze zaak heeft de president van India gedaan tijdens het staatsbezoek aan Nederland van 5 en 6 april 2022 en hoe is hier in de periode daarna door India uitvoering aan gegeven?
Nederland brengt deze zaak bij bilaterale gesprekken met India op, ook tijdens het inkomende staatsbezoek op 5 en 6 april 2022. Het belang dat moeder en dochter contact met elkaar kunnen hebben is wederom onderstreept. Daarop heeft India aangegeven dat er voor wat betreft de door de vader van Insiya aangespannen, en nog steeds openstaande rechtszaken niet in de lokale rechtsgang kan worden getreden, en nogmaals is benadrukt dat ten behoeve van contactherstel het van belang is dat de moeder van Insiya een contempt of court indient.
Heeft de premier tijdens de G20 top in Bali gesproken met de Minister president van India? Zo ja, heeft de premier toen ook deze zaak aangekaart bij de Indiase Minister president? En zo nee, is er dan in ieder geval tussen de delegaties van beide landen gesproken over deze zaak? En wat waren de uitkomsten van deze gesprekken?
Nee. De Premier heeft geen bilateraal onderhoud gehad met Premier Modi tijdens de G20. Ook op delegatieniveau heeft geen gesprek met India plaatsgevonden.
Heeft u de indruk dat India serieus meewerkt en meedenkt om tot een oplossing te komen?
In contacten op verschillende niveaus met de Indiase regering is door India aangegeven dat niet in de lokale rechtsgang kan worden getreden, net zoals dat in Nederland het geval zou zijn. Wel hebben Indiase gesprekspartners zich ingespannen om contactherstel tussen Insiya en haar moeder mogelijk te maken. Tot nu toe helaas zonder resultaat. Mijn medewerkers en ik blijven ons, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming, voor Insiya en haar moeder inspannen.
Hoe ziet het voortgangsproces rond de terugkeer van Insiya eruit; of moet worden geconcludeerd dat er op dit moment geen voortgang wordt geboekt?
Er is helaas op dit moment geen termijn te geven voor de terugkeer van Insiya. Dit is afhankelijk van de uitkomst van de juridische procedures in India. Met als doel hereniging van Insiya met haar moeder, blijven mijn medewerkers en ik, ons samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid inspannen voor Insiya en haar moeder.
Het melden en afhandelen van mijnbouwschade in Zuid-Limburg |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Klopt het dat reeds in 2015 door de toenmalig Minister is toegezegd dat er een regeling zou komen voor de afhandeling van mijnbouwschade als gevolg van de voormalige steenkoolwinning in Zuid-Limburg, maar dat deze regeling zeven jaar later nog steeds niet gereed is? Hoe kan het dat dit proces zo lang heeft geduurd, zonder dat dit vooralsnog tot resultaat heeft geleid?
Op 20 juni 20141 heeft de toenmalige Minister van Economische Zaken en Klimaat bekend gemaakt dat er een tijdelijk fonds zal worden ingericht voor burgers met ernstige mijnbouwschade in Limburg. Het Calamiteitenfonds Mijnwaterschade is in 2015 opgericht en is nog steeds actief. Op 23 september 20202 heeft de toenmalige Minister de Kamer geïnformeerd dat hij streeft naar een regeling waarbij burgers met schade als gevolg van mijnbouw recht wordt gedaan en vindt dat mijnbouwschade op een uniforme en onafhankelijke wijze moet worden afgehandeld waarbij de burger wordt ontzorgd. De toenmalige Minister gaf aan dat hij de behandeling van mijnbouwschade ten gevolge van de voormalige steenkolenwinning zal onderbrengen bij de landelijke aanpak van mijnbouwschade en de uniforme werkwijze van de daarvoor ingestelde Commissie Mijnbouwschade.
Op 6 december 2021 heeft de toenmalige Minister de Tweede Kamer geïnformeerd3 dat het proces om te komen tot een uniforme schadeafhandeling in Limburg meer tijd zal gaan vergen. De nog bestaande rechtsopvolgers willen zich nog niet committeren aan een uniforme aanpak en zijn van mening dat de mijnbouwschade in Limburg is verjaard. Er zijn met de rechtsopvolgers verschillende gesprekken gevoerd. Tot nu toe zijn de rechtsopvolgers nog niet zo ver om zonder voorwaarden deel te nemen aan gesprekken over het schadeprotocol.
Er wordt nu gewerkt aan een schadeprotocol en vergoedingsregeling waarbij de schadeclaim van de burger door het ministerie wordt overgenomen. Dit betekent, dat wanneer een schadegeval is veroorzaakt door de voormalige steenkoolwinning, het ministerie de schade aan de burger zal vergoeden. Het gaat hierbij om een onverplichte tegemoetkoming. Vervolgens zal het ministerie het bedrag claimen bij een rechtsopvolgers indien deze nog bestaat. Naar verwachting zal medio 2023 het schadeprotocol gereed zijn en kunnen in de tweede helft van 2023 de eerste casussen in behandeling worden genomen. Overigens blijft de uitnodiging staan aan de rechtsopvolgers om zich aan te sluiten bij het protocol.
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot het instellen van een schaderegeling voor mijnbouwschade in Zuid-Limburg? Wanneer verwacht u deze regeling gereed te hebben? Welke rol hebben o.a. de provincie Limburg, gemeenten, de Commissie Mijnbouwschade en de Stichting Calamiteitenfonds Mijnwaterschade bij het verder uitwerken van de regeling?
Ik verwacht het benodigde schadeprotocol medio 2023 gereed te hebben. Naar verwachting kunnen in de tweede helft van 2023 de eerste casussen in behandeling worden genomen. Ik werk samen met de provincie Limburg aan het realiseren van de schadeafhandeling aangezien de provincie de wensen van de gemeenten ook goed kent. De uitgangspunten van de schadeafhandeling zijn dan ook in samenwerking met de provincie opgesteld. Daarnaast heb ik op 1 november 2022 gesproken met de Stichting Calamiteitenfonds. Op 11 januari 2023 is ook op ambtelijk niveau verder met de stichting en de provincie gesproken. De stichting heeft haar ervaring met het herstellen van de schadegevallen in Limburg gedeeld. De stichting werkt volgens de zogenoemde aannemersvariant waarbij geen schadevergoeding wordt uitgekeerd maar de schade aan het pand wordt hersteld.
Mogelijk zal de schadeafhandeling in Limburg verlopen conform de landelijk aanpak met advisering van de Commissie Mijnbouwschade (CM). De CM zal de schadeclaims van bewoners onderzoeken en mij adviseren of deze in aanmerking komen voor een vergoeding. Ik overweeg een variant waarbij, wanneer bewoners dat willen, zij geholpen worden bij het zelf organiseren van schadeherstel. De CM heeft zich in het afgelopen jaar al voorbereid op de schadegevallen in Limburg. In juni 2022 heeft de Commissie een aantal locaties bezocht en is er overleg geweest met de provincie Limburg en de stichting Calamiteitenfonds. Gedachte is in ieder geval om te komen tot een laagdrempelig loket om de inwoners van Limburg te ondersteunen en te ontzorgen.
In oktober 2022 heeft TNO een kennisbijeenkomst georganiseerd over de mijnbouwschade in Limburg en causaliteit. Hierbij waren de Commissie Mijnbouwschade, Staatstoezicht op de Mijnen, het informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning, de provincie Limburg, de gemeente Kerkrade en de Technische Commissie Bodembeweging aanwezig. Tijdens deze bijeenkomst is gesproken over de na-ijlende gevolgen van de steenkoolwinning en mijnbouwschade.
Hoe kan het dat nog steeds voor veel bewoners niet duidelijk is bij wie zij terecht kunnen om mijnbouwschade te melden?
Mensen met schade kunnen zich op dit moment melden bij de Technische Commissie Bodem Beweging (Tcbb)4. Deze commissie onderzoekt de schade en geeft een advies of het door de steenkoolwinning is veroorzaakt. Als dat zo is, dan kan de burger met het advies naar het voormalige mijnbouwbedrijf en daar een claim indienen. Helaas leidt dat vaak niet tot een vergoeding van de schade omdat de voormalige mijnbouwbedrijven zich beroepen op verjaring van de schadeclaim of het advies van de Tcbb niet onderschrijven.
Als het Mijnbouwbedrijf niet meer bestaat dan kan men een claim indienen bij het Waarborgfonds Mijnbouwschade. Dit is een fonds dat ik beheer. Als er sprake is van ernstige schade of een schrijnende situatie dan kan de burger beroep doen op het Calamiteitfonds Mijnwaterschade5. Deze stichting zal de claim beoordelen en zal de schade laten herstellen als er sprake is van mijnbouwschade.
De huidige manier van schadeafhandeling, waarbij men zich tot verschillende instanties moet wenden, is te complex en weinig behulpzaam. Dit is de reden waarom reeds enkele jaren geleden is ingezet op een uniforme en landelijke schadeafhandeling met de Commissie Mijnbouwschade. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat bewoners worden ontzorgd en niet zelf moeten aankloppen bij de mijnbouwbedrijven om de toegekende schadevergoeding te krijgen.
Deelt u de mening dat de overheid bij dit soort schadegevallen als gevolg van mijnbouw naast en niet tegenover de burger zou moeten staan en dat het van belang is dat er voor inwoners één loket komt waar zij terecht kunnen om schades te melden? Hoe gaat u ervoor zorgen dat een dergelijk loket er zo snel mogelijk komt?
Daar ben ik het mee eens. Ik streef er naar om de schaderegeling voor Limburg onder te brengen in de landelijke schadeafhandeling met de Commissie Mijnbouwschade en tegelijkertijd maatwerk te organiseren passende bij de specifieke situatie in Limburg. Juist over de exacte invulling ben ik momenteel met de provincie en de stichting calamiteitenfonds in overleg. Via deze aanpak worden bewoners ontzorgd en er komt één loket.
Deelt u tevens de mening dat moet worden voorkomen dat het afhandelen van de mijnbouwschade leidt tot onnodig veel bureaucratie en hoge administratieve kosten?
Daar ben ik het mee eens. Ik probeer bureaucratie en hoge administratieve lasten zeker te voorkomen. Het schadeprotocol moet zo zijn opgesteld dat maatwerk mogelijk is en dat bijvoorbeeld de Commissie Mijnbouwschade de mogelijkheid heeft om desgewenst geen onderzoek maar een lichtere toets te doen.
Hoe kijkt u in dit kader naar de door de Stichting Calamiteitenfonds gehanteerde methode waarbij inwoners worden ontzorgd, doordat zij voor het repareren van schade kunnen kiezen tussen drie aannemers, waarna schade direct hersteld wordt? Welke mogelijkheden ziet u om deze werkwijze ook in te zetten bij toekomstige regeling voor de afhandeling van mijnbouwschade in Limburg en te borgen dat de ervaring, kennis en kunde blijvend wordt ingezet en regionaal beschikbaar is?
Ik vind het een interessante methode. Het heeft in de afgelopen jaren, op kleine schaal, een oplossing geboden voor een aantal ernstige schadegevallen. Ik heb de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) om een advies gevraagd omtrent de uitvoerbaarheid van deze methode op grote schaal. RVO heeft aangegeven dat men deze methode op een grotere schaal onuitvoerbaar vindt. Aan de provincie heb ik gevraagd of het Gegevenshuis in Landgraaf een dergelijke afhandeling kan uitvoeren. De provincie heeft dit laten onderzoeken en aangegeven dat de organisatievorm van het Gegevenshuis (zijnde een gemeentelijke regeling) hiervoor niet geschikt is. Ook is gebleken dat het op een grotere schaal organiseren van de zogenoemde aannemersvariant via een stichting in opdracht van de overheid complex is, omdat er veel contracten moeten worden afgesloten en de aansprakelijkheid voor iedere stap in het schadeherstel bij de Staat komt te liggen. Ik denk daarom aan een variant waarbij de schade wordt vergoed en waarbij bewoners die dat willen kunnen worden geholpen bij het vinden van een aannemer of het organiseren van het schadeherstel. Het geeft bovendien de bewoners de mogelijkheid om het herstel te combineren met andere aanpassingen (uitbreiding of verduurzaming) in de woning. Daar waar de veiligheid van de woning in het geding is overweeg ik om de schadevergoeding via een soort bouwdepot uit te keren. Hierdoor kan geborgd worden dat de vergoeding ook daadwerkelijk wordt gebruikt voor het herstel van de woning en het oplossen van de onveilige situatie.
Ik vind het daarbij belangrijk dat de kennis en kunde in de regio bewaard blijft. Het informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning bewaart alle kennis en kaarten op dit gebied en zal door bijvoorbeeld de Commissie Mijnbouwschade worden gevraagd om per casus de aldaar bekende gegevens over de mijnbouw van destijds te leveren. Daarnaast zal TNO verder werken aan het onderzoek om zoveel mogelijk risico’s in kaart te brengen. TNO zal hierover voor de betrokken partijen twee keer per jaar een kennisbijeenkomst organiseren.
Klopt de stelling van uw voorganger uit december 2021 dat het exacte aantal woningen of panden met schade ten gevolge van de voormalige steenkoolwinning in Limburg niet bekend is? Zo ja, hoe kan dat en welke stappen zet u om de omvang van de mijnbouwschade in Limburg wel goed in beeld te brengen?
Ja dat klopt. Het aantal is niet exact in kaart gebracht omdat voor ieder pand geldt dat het zonder onderzoek niet is vast te stellen of de schade is veroorzaakt is door de voormalige steenkoolwinning of niet. Als ik kijk naar de circa 70 schadegevallen die door de Tcbb sinds 2012 zijn afgehandeld, dan blijkt dat er bij ongeveer een derde van die schademeldingen er een verband is met de voormalige steenkoolwinning.
Ik verwacht dat op het moment dat de schaderegeling operationeel wordt er veel schademeldingen binnen zullen komen. Ik kan pas enige tijd daarna aangeven hoeveel van deze schadegevallen zijn veroorzaakt door de voormalige steenkoolwinning.
Kunt u tevens aangeven hoe het toezicht op na-ijlende effecten van de voormalige steenkoolwinning is geregeld? Wie is daarvoor verantwoordelijk en welke rol ziet u hierbij voor bijvoorbeeld de rijksoverheid en het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)?
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is toezichthouder. Voor wat betreft de nog niet verlaten mijnbouwwerken waarvoor nog winningsvergunningen6 van kracht zijn houdt SodM toezicht op de vergunninghouder of haar rechtsopvolgers. In de overige delen van de mijnstreek in Zuid-Limburg waar geen winningsvergunningen van kracht zijn treedt SodM op als adviseur. De rijksoverheid is het bevoegd gezag bij mijnbouw en heeft daarmee ook regie in handen wat betreft de rolverdeling.
Op welke wijze zult u invulling geven aan het advies van SodM om ervoor te zorgen dat het toezicht op de partijen die eindverantwoordelijk zijn voor de regie en uitvoering van nazorgactiviteiten wettelijk wordt vastgelegd?
Op 20 januari 2023 heb ik uw Kamer per brief7 geïnformeerd over de contourennota aanpassingen Mijnbouwwet. Ik heb het voornemen om de Mijnbouwwet op het gebied van nazorg aan te passen. Ik wil hierbij de rol van SodM aangaande nazorg helder vastleggen. Wat mij betreft gaat SodM toezicht houden op alle nazorgactiviteiten in de verschillende mijnbouwsectoren. Ik heb als bevoegd gezag de regierol over mijnbouwactiviteiten.
Het bericht ‘'Zwarte Russen’ in Oekraïne: Afrikanen geronseld door Wagner en Russisch leger’ |
|
Agnes Mulder (CDA), Anne Kuik (CDA) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht ««Zwarte Russen» in Oekraïne: Afrikanen geronseld door Wagner en Russisch leger»1 en het bericht «Putin's Prison Recruiting Scheme Takes a Big, Desperate Turn»2?
Hiermee ben ik bekend.
Bent u bekend met het bericht «Russia using rape as «military strategy» in Ukraine: UN envoy»?3
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u inzicht in op welke schaal vrouwen in de Oekraïense bezette gebieden te maken krijgen met seksueel geweld?
Het kabinet ziet signalen dat vrouwen in de Oekraïense bezette gebieden op grote schaal te maken krijgen met seksueel geweld. VN Speciaal Vertegenwoordiger tegen Seksueel Geweld Patten heeft het gebruik van seksueel geweld in de bezette gebieden door het Russische leger systemisch genoemd. Seksueel geweld wordt volgens haar gebruikt als middel om de Oekraïense bevolking in bezette gebieden te onderdrukken. In september jl. waren er meer dan honderd door de VN geverifieerde gevallen geregistreerd en ook de OVSE-ODIHR rapporteert over tientallen geverifieerde gevallen in de periode 1 juli – 1 november. Tegelijkertijd is het onmogelijk om over de precieze schaal nu conclusies te trekken. In gebieden waar wordt gevochten en de door Rusland bezette gebieden is het moeilijk om aan informatie te komen. In recent bevrijde regio’s wordt nog onderzoek gedaan naar seksueel geweld door het Russische leger, ook om strafzaken op te baseren (waarvan er inmiddels 43 zijn gestart door de Oekraïense autoriteiten). In eerder bevrijde gebieden zijn veel gevallen nog niet geregistreerd of gemeld. Onder andere experts van UNFPA geven aan dat er bovendien (waarschijnlijk blijvend) sprake is van onderrapportage, omdat veel vrouwen uit angst of schaamte niet praten over wat zij hebben meegemaakt.
Heeft u inzicht of er hulp geboden wordt via Nederlandse OS-middelen aan vrouwen die in deze bezette of recent heroverde gebieden te maken krijgen met seksueel geweld?
Nederland draagt met OS middelen EUR 2 miljoen bij aan UNFPA voor hun respons in Oekraïne en de buurlanden, specifiek gericht op het verlenen van steun aan overlevenden van seksueel en gender-gerelateerd geweld. Daarnaast is Nederland één van de grootste donoren aan UNFPA en draagt ook via deze core funding bij aan activiteiten van UNFPA in Oekraïne.
Ook is het ondersteunen van burgers in oorlogssituaties – inclusief op het vlak van seksueel en gender-gerelateerd geweld – kernonderdeel van het mandaat van de humanitaire organisaties die Nederland met ongeoormerkte voorspelbare en flexibele financiering steunt, zodat zij in staat zijn te reageren en te opereren daar waar de noden het hoogst zijn. Deze organisaties en fondsen zijn actief in Oekraïne en buurlanden.
Heeft u inzicht in de omvang van de groep vrijgelaten gevangenen veroordeeld voor moord en zedendelinquenten die de Russische Wagner Groep voor het Russische leger rekruteert, in Rusland en de Centraal-Afrikaanse Republiek, in de oorlog tegen Oekraïne?
Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie over de precieze omvang van de groep voor moord en zedenmisdrijven veroordeelde gevangenen die door de Wagner Groep zijn gerekruteerd voor het Russische leger.
Deelt u de mening dat door het rekruteren van criminelen, om ze vervolgens in de frontlinie als «kanonnenvoer» te gebruiken, een ernstige schending van de mensenrechten is, ongeacht de misdaden die deze mensen hebben begaan? Vindt u ook dat straffeloosheid van deze misdadigers moet worden tegengegaan? Welke diplomatieke wegen kunnen hiervoor worden ingezet?
Het humanitair oorlogsrecht bevat geen verbod om veroordeelde criminelen te rekruteren en die te incorporeren in de krijgsmacht. Eenieder die zich vrijwillig aansluit bij de krijgsmacht van een staat, is daartoe in beginsel gerechtigd. Ook dienstplicht is op zichzelf niet in strijd met mensenrechten. De rekrutering van gevangenen geschiedt in dit geval (in ieder geval deels) door een private militaire partij (Wagner-groep), hoewel private militaire bedrijven in de Russische Federatie zijn verboden.
Nederland zet zich op verschillende manieren in tegen straffeloosheid in de oorlog van Rusland tegen Oekraïne, samen met EU-partners en andere bondgenoten. De prioriteit ligt bij (oorlogs-)misdaden begaan tijdens het conflict, en niet bij misdaden waarvoor de gerekruteerde gevangenen eerder zijn veroordeeld.
In hoeverre deelt u de mening dat het vrijlaten van verkrachters en moordenaars uit Afrikaanse en Russische gevangenissen een gevaar vormt voor de onderdrukking en mishandeling van Oekraïense meisjes en vrouwen?
Het kabinet vindt de praktijk van het vroegtijdig vrijlaten van gevangenen om die in het conflict in te zetten alarmerend. Echter, alle Oekraïense burgers lopen in de door Rusland bezette gebieden gevaar om met onderdrukking en mishandeling te maken te krijgen, los van of er in de specifieke legeronderdelen die deze gebieden bezetten uit de gevangenis gerekruteerde veroordeelden dienen. Het kabinet heeft geen zicht op de misdaden waarvoor de gevangenen die worden gerekruteerd uit de Russische gevangenis en mogelijk ook uit Afrikaanse gevangenissen zijn veroordeeld.
Nederland helpt het gevaar voor Oekraïense burgers te verminderen door de Oekraïense oorlogsinspanningen op allerlei verschillende manieren te steunen.
Humanitaire organisaties richten zich bij hulpverlening onder meer op activiteiten die burgers bescherming bieden en maatregelen die de effecten van vijandelijkheden op burgers beperken. Organisaties, waaronder UNHCR, hebben daarbij speciale aandacht voor gendergerelateerd geweld, zowel bij de hulpverlening in Oekraïne zelf als bij de opvang van vluchtelingen daarbuiten. Naast bevordering van de eerbiediging van het humanitair oorlogsrecht is er o.a. aandacht voor veilige opvanglocaties en assistentie bij grensovergangen, evenals voor juridische en psychosociale ondersteuning van slachtoffers van gendergerelateerd geweld.
Ook ondersteunt het kabinet op verschillende manieren het verzamelen en vastleggen van bewijs van oorlogsmisdaden, waaronder het gebruik van seksueel geweld als oorlogswapen, om de kans dat deze misdaden onbestraft blijven te verminderen.
Welke extra risico’s voorziet u, buiten de afschuwelijke gevolgen van de oorlog met Rusland, voor Oekraïense burgers als er losgelaten moordenaars en verkrachters rondlopen? Hoe kan Nederland bijdragen om deze risico’s in te perken via onze bestaande OS-programma’s en bilaterale humanitaire hulp?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe kunnen u en de Verenigde Naties, Afrikaanse gevangenissen die worden belaagd door de Wagner Groep versterken, zodat het rekruteren van dit soort criminelen kan worden gestopt?
Het adresseren van het rekruteren van gevangenen door de Wagner-groep is complex. Nederland draagt op technisch niveau via de EU en de VN bij aan het verbeteren van het gevangeniswezen in bijvoorbeeld Mali en de Centraal-Afrikaanse republiek. Zo voorziet VN-vredesmissie MINUSCA – waar Nederland financieel aan bijdraagt – in trainingen voor gevangenisstaf en werkt UNDP in Mali aan het versterken van gevangenissen. Hoewel zulke technische programma’s van belang blijven, kunnen ze waarschijnlijk geen oplossing vormen voor deze situatie, die veeleer voortkomt uit nauwere banden tussen Rusland en de landen waar de rekrutering plaats vindt. Die nauwere banden en de gevolgen daarvan worden uiteraard besproken in de reguliere dialoog die de EU met deze landen onderhoudt.
Het bericht dat een Nederlands vrachtschip betrokken is bij een illegaal wapentransport naar Libië. |
|
Derk Boswijk (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht dat een Nederlands vrachtschip betrokken was bij een illegaal wapentransport naar Libië?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het inderdaad een Nederlands vrachtschip was dat een enorme voorraad gepantserde legervoertuigen aan boord had, bestemd voor één van de strijdende partijen in Libië?
Op 11 oktober jl. heeft EUNAVFOR Irini een Nederlands gevlagd schip geïnspecteerd, vanwege gerede verdenking van de overtreding van het VN-wapenembargo tegen Libië. Het schip was onderweg naar Benghazi, Libië. De cargo is in beslag genomen voor nader onderzoek door het Panel van Experts van het VN Veiligheidsraad Sanctiecomité, dat momenteel nog loopt.
Wie was de opdrachtgever van deze vracht en waar is deze vracht aan boord gekomen?
Het schip was op weg vanuit de Verenigde Arabische Emiraten (VAE).
Het onderzoek door het Panel of Experts van het VN Veiligheidsraad Sanctiecomité naar de opdrachtgever, de lading van het schip, de benodigde documentatie – waaronder vergunningen – en de mogelijke schending van het wapenembargo is nog gaande. Derhalve heeft het VN Veiligheidsraad Sanctiecomité nog niet vastgesteld of er daadwerkelijk sprake is van schending van het wapenembargo.
Kunt u bevestigen dat het in dit geval gaat om een lading BATT UMG gepantserde terreinwagens? Zo ja, betreft dit type terreinwagen een gesanctioneerde lading, zoals gesteld door de EU-missie IRINI?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de bemanning noch de eigenaren na het aantreffen van de pantservoertuigen zijn beboet of vervolgd door de Europese autoriteiten en dat het schip over de benodigde documentatie en vergunningen beschikte?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe is het mogelijk dat een schip over de benodigde documentatie en vergunningen beschikt terwijl dat schip een gesanctioneerde lading verscheept?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de opvatting dat het onacceptabel is dat Nederlandse vrachtschepen betrokken zijn bij de import en export van wapens van en naar Libië en zodoende het VN-wapenembargo voor Libië schenden? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat Nederlandse rederijen vaker betrokken raken bij illegale wapentransporten naar Libië?
Ja, het zou onacceptabel zijn als Nederlandse vrachtschepen betrokken zouden zijn bij de import en export van wapens van en naar Libië en zodoende het VN-wapenembargo voor Libië schenden. Zoals boven gesteld is het onderzoek door het Panel of Experts van het VN Veiligheidsraad Sanctiecomité naar de mogelijke betrokkenheid van een Nederlands gevlagd schip bij de schending van het VN-wapenembargo nog gaande. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft bedrijven regelmatig en proactief voorlichting over exportcontrole, waarbij ook aandacht is voor sanctiewetgeving.
Is er een onderzoek gestart naar dit incident? Zo nee, bent u bereid zo spoedig mogelijk een onderzoek in te stellen?
Een eventueel strafrechtelijk onderzoek in Nederland is aan het Openbaar Ministerie. Wanneer een vermoeden bestaat dat Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij sanctieschending wordt in beginsel onderzoek gedaan en indien nodig handhavend opgetreden. Over individuele gevallen wordt geen uitspraak gedaan.
De modernisering van de Rijkswet op het Nederlanderschap |
|
Agnes Mulder (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Ruben Brekelmans (VVD), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de volgende passage uit het regeerakkoord: «Voor mensen met een meervoudige nationaliteit die alleen de Nederlandse nationaliteit als enkelvoudige nationaliteit wensen maar hun andere nationaliteit(en) niet kunnen afstaan, ondersteunen we een privaatrechtelijk Nederlands register ongewenste nationaliteit»?
Ja, ik ben bekend met desbetreffende passage uit het coalitieakkoord.
Bent u bekend met de volgende passage uit het regeerakkoord: «De Rijkswet Nederlanderschap leidt in sommige situaties tot onwenselijke problemen. We herzien het automatisme waarbij Nederlanders met een meervoudige nationaliteit buiten het EU-grondgebied (na tien jaar) hun Nederlanderschap verliezen en maken het voor hen makkelijker het Nederlanderschap te behouden naast hun andere nationaliteit of, voor degenen die het na 1 april 2003 verloren, te herkrijgen»?
Ja, ik ben bekend met desbetreffende passage uit het coalitieakkoord.
Kunt u voor beide passages aangeven wanneer het kabinet verwacht het (wets)voorstel gereed te hebben? Bent u bereid deze voorstellen zo snel mogelijk af te maken?
De passage over het ondersteunen van een privaatrechtelijk register ongewenste nationaliteit betreft geen wetsvoorstel of actieve uitwerking van het Kabinet. Het betreft het voornemen om, wanneer een maatschappelijk initiatief voor een privaatrechtelijk register wordt opgepakt, dit als overheid te ondersteunen. De precieze vorm van ondersteuning hangt af van een eventueel initiatief en de behoeften daarbij.
Een verkenning naar een Register Ongewenste Nationaliteit komt voort uit een viertal moties van Kamerlid Belhaj (D66) c.s. Deze moties zijn ingediend op 4 februari 2021 als vervolg van de initiatiefnota van Kamerlid Paternotte (D66) «Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit». Aanleiding van deze initiatiefnota was het Manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit», aangeboden aan de Tweede Kamer, opgesteld door twaalf Nederlanders met een tweede Marokkaanse nationaliteit
Naar aanleiding en ter uitvoering van de motie Belhaj en Peters1, heeft het Ministerie van BZK een klankbordgroep samengesteld die de mogelijkheden voor een register ongewenste nationaliteit heeft onderzocht. Op 9 mei jl. is de Kamer geïnformeerd2 over o.a. het advies van de klankbordgroep en het standpunt van het Kabinet met betrekking tot het register. In deze brief staat dat vanuit de klankbordgroep, de aanbeveling is gekomen voor een publiekrechtelijk register. Vanuit de overheid wordt een publiekrechtelijke register echter niet als wenselijk gezien, vooral omdat er geen enkel recht aan kan worden ontleend, het de ervaringen/problemen die betrokkenen ervaren niet oplost en de overheid deze gegevens niet nodig heeft. Daarnaast dient de overheid voorzichtig om te gaan met persoonsgegevens.
Sinds de vorige Kamerbrief zijn er vervolggesprekken geweest met een deel van de initiatiefnemers van het Manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit», onder andere over de (on)mogelijkheden van een register en het (onderliggende) doel van een register. De Kamer zal op korte termijn met een Kamerbrief over de uitkomsten van die gesprekken en de kabinetsinzet op het thema ongewenste tweede nationaliteit worden geïnformeerd.
Antwoord op vragen 3 en 4 bij passage coalitieakkoord vraag 2
De afspraak uit het coalitieakkoord tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) bevat twee onderdelen. Enerzijds is beoogd het automatisme te herzien waarmee het Nederlanderschap verloren gaat na een verblijf van dertien jaar3 buiten het Koninkrijk en het gebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is.4 Anderzijds wordt het mogelijk het Nederlanderschap te herkrijgen als dat na 1 april 2003 op deze grond verloren is gegaan.
Ik bereid een wetsvoorstel voor dat de Rijkswet op het Nederlanderschap op deze twee onderdelen wijzigt. Daarin wordt de verliesregeling in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, RWN zodanig gewijzigd dat het daarin opgenomen automatisme wordt herzien. Tevens wordt een nieuw optierecht geïntroduceerd waarmee het Nederlanderschap kan worden herkregen als dat na 1 april 2003 verloren is gegaan als gevolg van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, RWN. Ik streef ernaar een conceptwetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2023 in (internet)consultatie te geven.
Bent u bereid een eerste interpretatie te geven van de onder vraag 1 en 2 genoemde passages uit het regeerakkoord?
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
Bij deze ontvangt u de beantwoording.
Berichten dat de NAM volgend jaar toch weer wil starten met afvalwaterinjectie in Twente |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Klopt het dat de Nederlands Aardolie Maatschappij (NAM) voornemens is om de afvalwaterinjectie in Twente in 2023 weer op te starten?1, 2, 3
Ik wil dat de waterinjectie in Twente niet meer wordt opgestart. Ik zie daar in de Tweede Kamer ook geen draagvlak voor. Ik ga dit binnenkort met NAM bespreken. Daarin bespreek ik ook het eerder op een bewonersavond door de NAM gepresenteerde stappenplan4 waar u in uw vraag naar verwijst.
Hoe moet uw uitspraak in de media worden opgevat dat de tolueenvergunning van de NAM eerst op orde moet zijn en dat opstarten van de afvalwaterinjectie in Twente daarom niet mogelijk is? Welke vergunning loopt precies af per 1 januari 2023? Wat is er exact nodig om deze vergunning te verlengen dan wel opnieuw te verstrekken?
NAM heeft einde december 2021 de waterinjectie in Twente gestaakt omdat het tolueengehalte in het productiewater de norm van de vergunning overschreed. NAM heeft vervolgens een vergunning aangevraagd voor het plaatsen en in gebruik nemen van een filterinstallatie voor het reduceren van het tolueengehalte van het productiewater. Op 31 augustus 2022 heb ik besloten om deze vergunning5 te verlenen. Deze vergunning heeft een looptijd tot en met 31 december 2022.
Om na deze datum nog productiewater te injecteren, moet NAM bij mij een verzoek tot verlenging van de vergunning indienen. Ik zal dit verzoek conform de gebruikelijke procedure behandelen en een besluit nemen. Dit besluit staat open voor bezwaar en beroep.
Acht u het waarschijnlijk dat een aanvraag voor het verlengen of opnieuw toekennen van de vergunning aan de NAM door u zal worden toegekend?
Ik moet een dergelijke aanvraag conform de gebruikelijke procedure behandelen en dan daarover een besluit nemen. Dit besluit staat open voor bezwaar en beroep.
Overigens hoop ik dat het niet zover komt. Ik ga binnenkort met NAM hierover verder praten. Mijn inzet is namelijk dat er geen productiewater meer in Twente wordt geïnjecteerd en dat NAM zich richt op het realiseren van een veilig en schoon proces in Drenthe.
Op basis van welke gronden kunt u een aanvraag voor het verlengen of opnieuw toekennen van deze vergunning afwijzen?
Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor een milieuneutrale verandering is in artikel 3.10, derde lid, Wabo het toetsingskader opgenomen. Dit houdt onder anderen in dat er getoetst moet worden of de aangevraagde verandering niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan. Een dergelijke aanvraag doorloopt de reguliere (korte) voorbereidingsprocedure.
Is deze vergunning hoe dan ook nodig om de afvalwaterinjectie te kunnen hervatten of zou de NAM de afvalwaterinjectie ook kunnen hervatten zonder vergunning op het moment dat de schadelijke stoffen in het afvalwater onder de normen blijven?
De vergunning is nodig voor het doorgaan met het gebruik van de filterinstallatie voor het reduceren van het tolueengehalte van het productiewater. Als NAM een andere manier vindt om dit gehalte binnen de normen te brengen dan heeft NAM de vergunning voor de filterinstallatie niet nodig.
Dit is echter niet het enige wat NAM nodig heeft om te herstarten. In mijn brief6 van 31 mei 2022 heb ik aangegeven dat ook SodM een aantal eisen heeft gesteld. SodM heeft op 26 september 2022 per brief7 aangegeven dat NAM de risicobeheersing van de injectie van productiewater in Twente nu op orde heeft. De toezichthouder concludeert dit aan de hand van de overkoepelende risicoanalyse en het aangescherpte monitoringsplan. SodM heeft ook een positief advies gegeven op het door NAM aangepaste waterinjectiemanagementplan (behorende bij de activiteiten in Twente). Ik heb het advies van SodM overgenomen en het aangepaste waterinjectiemanagementplan goedgekeurd.
Het is echter mijn inzet dat NAM de waterinjectie in Twente niet weer opstart. Zoals eerder aangegeven ga ik hierover met NAM in overleg.
Wilt u de NAM erop wijzen dat de afvalwaterinjectie in Twente conform de motie van het lid Agnes Mulder c.s. dit jaar dient te worden beëindigd en dat dat ook betekent dat de afvalwaterinjectie niet in 2023 of de jaren daarna weer kan worden hervat?4
Ja, ik zal NAM hierop wijzen.
Wilt u de NAM er tevens (nogmaals) op wijzen dat er conform de motie van het lid Agnes Mulder c.s. uiterlijk begin 2024 een circulair en schoner proces in Drenthe zal moeten zijn, waarbij het afvalwater wordt gezuiverd en voldoet aan de inzichten van het Staatstoezicht op de Mijnen en de Mijnraad en dat indien dat niet het geval is er gestopt zal moeten worden met zowel de afvalwaterinjectie als de oliewinning in Schoonebeek?5
Ja, ik zal NAM hierop wijzen.
Het bericht ‘COP27: Egypt pressed to make human rights move before climate summit” |
|
Agnes Mulder (CDA), Laurens Dassen (Volt), Raoul Boucke (D66), Suzanne Kröger (GL), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het oordeel van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch dat Egypte het werk van milieugroepen beperkt en met het feit dat de Egyptische mensenrechtencoalitie een petitie heeft gestart waarin aandacht wordt gevraagd voor de huidige onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en het belang van een civic space voor effectieve klimaatactie? Wat is uw oordeel hierover?1
Ik ben bekend met het oordeel van Human Rights Watch en met de in de vraag benoemde petitie van de Egyptische mensenrechtencoalitie. Nederland is bezorgd over de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Egypte en hecht belang aan inclusiviteit van COP27 om de ruimte voor kritische geluiden voldoende te waarborgen en effectieve klimaatactie te bewerkstelligen.
Bent u bekend met het oordeel van Egyptische activisten dat de Egyptische autoriteiten het maatschappelijke organisaties praktisch onmogelijk maken om goed te functioneren?
Ja. Zowel binnenlands als internationaal bestaan er zorgen over de mensenrechtensituatie in Egypte, met name over media en persvrijheid, de beperkte ruimte voor het maatschappelijk middenveld en de grote aantallen politieke gevangenen, waarvan velen in pretrial detention.
Bent u bekend met het feit dat de mogelijkheid tot klimaatprotesten tijdens de klimaattop wordt ingeperkt doordat veel Egyptische organisaties niet in staat zijn zich te registreren voor de COP27? Wat is uw oordeel hierover?
Het aanvragen van een observer status bij UNFCCC geeft organisaties de mogelijkheid om personen te accrediteren voor aanwezigheid bij een COP. Ngo’s, internationale organisaties en VN-organisaties met een observer status krijgen tijdens COP27 toegang tot de blauwe zone waar de onderhandelingen plaatsvinden. Organisaties die eenmaal in het bezit zijn van een dergelijke status blijven deze behouden voor toekomstige COPs. Organisaties die niet al eerder een observer status hadden aangevraagd, konden tot augustus 2021 een aanvraag indienen bij UNFCCC om aanwezig te zijn bij COP27.
De Egyptische autoriteiten hebben, in hun capaciteit als aantredend gastheer, UNFCCC verzocht (buiten het gebruikelijke proces om) eenmalige accreditatie te verlenen aan meer dan dertig Egyptische organisaties om de COP27 bij te wonen. De betreffende organisaties zijn door de Egyptische overheid zelf uitgekozen. Hoewel het initiatief om meer organisaties te accrediteren een positieve stap is die verwelkomd kan worden, had Nederland dit selectieproces graag inclusiever en transparanter gezien zodat ook meer kritische en onafhankelijke organisaties accreditatie hadden kunnen krijgen. Recent is bekend geworden dat UNFCCC heeft besloten extra badges vrij te geven die ten goede zullen komen aan personen werkzaam voor Egyptische organisaties zodat zij toch aanwezig kunnen zijn bij COP27. Nederland juicht deze beslissing toe.
Tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) en tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in juni jl spraken de Ministers van Buitenlandse Zaken van Egypte en Nederland met elkaar. Deze gesprekken gingen onder meer over de aankomende COP27 en het belang van een inclusieve bijeenkomst met ruimte voor kritisch geluid vanuit maatschappelijk middenveld. Daarnaast zijn er tijdens het bezoek van de Nederlands Klimaatgezant in juni jl. en de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur begin oktober gesprekken gevoerd met VN-vertegenwoordigers, verschillende Egyptische overheidsinstanties en religieuze leiders. Tijdens deze gesprekken is het belang van gelijke behandeling van Egyptische maatschappelijke organisaties besproken en is aangedrongen op de inclusiviteit van de COP27.
Erkent u dat juist ook Egyptische organisaties gehoord zouden moeten worden tijdens de COP27 omdat zij net als alle andere organisaties een belangrijke stem vertolken in het debat over de gevolgen van klimaatverandering?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de opvatting van deze organisaties dat de vrijheid van meningsuiting en onafhankelijke berichtgeving mensenrechten zijn, die van groot belang zijn als het gaat om klimaatrechtvaardigheid?
Ja. Vrijheid van meningsuiting, internetvrijheid en onafhankelijke journalistiek zijn prioriteiten onder het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het maatschappelijk middenveld speelt een essentiële rol bij de bevordering van klimaatmaatactie en klimaatrechtvaardigheid. Zowel de UNFCCC als Egypte dienen een veilige en zinvolle deelname van maatschappelijke organisaties, inclusief Egyptische organisaties, aan COP27 te waarborgen.
In hoeverre vindt het kabinet dat door het inperken van de vrijheid van deze organisaties en activisten de legitimiteit van de COP27 onder druk staat?
Nederland hecht aan een zo inclusief mogelijke klimaattop en verleent jaarlijks accreditatie aan een aantal Nederlandse ngo’s, buiten de accreditatiemogelijkheden die ze zelf hebben. Ten aanzien van de toegang van Egyptische ngo’s heeft Nederland zorg over de veiligheid en volledige deelname van alle geledingen van het Egyptisch maatschappelijk middenveld aan COP27.
Deze zorgen zijn door het kabinet ook op verschillende niveaus en in meerdere gesprekken overgebracht, zie ook het antwoord op vraag 3 en 4.
Nederland is, samen met andere landen en actoren, betrokken bij verschillende evenementen en onderdelen tijdens COP27 die ruimte zullen bieden aan de stem van klimaatactivisten, jongeren en Egyptische ngo’s.
Welke rol ziet u weggelegd voor Nederland als het gaat om dit te voorkomen? Deelt u de opvatting dat Egypte als gastheer voor de klimaattop een grote verantwoordelijkheid draagt voor het succesvol doen verlopen ervan en dat het land er alles aan dient te doen om de effectiviteit van de top te optimaliseren?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid zich zowel bilateraal als in Europees verband uit te spreken voor mensenrechten en mensenrechtenorganisaties bij de Egyptische autoriteiten zodat hen toegang zal worden verschaft tot de COP27?
Het succesvol doen verlopen van de klimaattop is een verantwoordelijkheid van UNFCCC als secretariaat en alle landen die deelnemen aan de onderhandelingen, waaronder Nederland. Egypte speelt als gastheer een belangrijke rol en is onder andere verantwoordelijk voor het vormgeven van het programma en de themadagen. Ook is het de verantwoordelijkheid van de gastheer om de onderhandelingen in goede banen te leiden.
Bent u bereid binnen de Europese Unie te pleiten voor een statement richting Egypte omtrent de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en in het bijzonder van de klimaatactivisten?
Nederland dringt, net als andere Europese landen, zowel bilateraal als in multilateraal verband, aan op een inclusieve COP27 zonder dat deelnemende organisaties hoeven te vrezen voor onderdrukking of repercussies voor, tijdens of na de klimaattop. Deze boodschap brengen wij publiek alsook in bilaterale gesprekken over, zie ook de toelichting op vraag 6 en 7. De Egyptische autoriteiten hebben aangegeven dat de accreditatieregels hetzelfde zijn als bij de voorgaande klimaattoppen en dat uitsluitend UNFCCC verantwoordelijk is voor het verlenen van toegang aan maatschappelijke organisaties.
Het bericht dat waarnemers van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) al 5 maanden gevangen zitten in Oost-Oekraïne en inmiddels veroordeeld zijn tot 13 jaar gevangenschap |
|
Agnes Mulder (CDA), Jasper van Dijk , Ruben Brekelmans (VVD), Sylvana Simons (BIJ1), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Christine Teunissen (PvdD), Tom van der Lee (GL), Tunahan Kuzu (DENK), Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat twee Oekraïense OVSE-stafleden tot meer dan tien jaar veroordeeld zijn door illegitieme tribunalen in de niet-erkende Volksrepubliek Loehansk?1
Ja.
Heeft u met bondgenoten zicht op de omstandigheden waarin deze gevangenen worden vastgehouden en of zij toegang hebben tot medische zorg?
Het is op dit moment niet bekend waar de gevangenen worden vastgehouden.
Op welke manier wordt er druk gezet op Rusland – lid van de OVSE – om deze waarnemers en een derde gedetineerde (er zit nog één waarnemer vast) vrij te laten?
Naast het Voorzitterschap en de Secretaris-Generaal van de OVSE, hebben ook de EU en gelijkgezinde landen in OVSE-kader herhaaldelijk de veroordelingen onaanvaardbaar genoemd en Rusland opgeroepen tot onmiddellijke vrijlating.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat lokale waarnemers niet op tijd zijn geëvacueerd rond de tijd van de invasie op 24 februari jl.?
Lokale medewerkers van de Special Monitoring Mission zijn, voor zover mogelijk en voor zover zij dat wensten, binnen Oekraïne in veiligheid gebracht. Zij konden, voor zover de veiligheidssituatie dat toeliet, op vrijwillige basis aansluiten bij de konvooien die de missie organiseerde om medewerkers in veiligheid te brengen. Niet alle medewerkers hebben daar gebruik van willen maken. De SMM-medewerkers die naar andere landen zijn gevlucht zijn merendeels vrouw. Onder de op 24 februari afgekondigde Staat van Beleg was het volwassen mannen niet toegestaan het land te verlaten.
Bent u bereid de situatie van de drie waarnemers in OVSE-verband op te brengen?
Ja. Nederland heeft reeds samen met EU-partners de berechting en veroordeling van de betrokken waarnemers veroordeeld en hun vrijlating geëist, alsmede de vrijlating van de derde gedetineerde OVSE-medewerker.
Wilt u met uw Turkse ambtsgenoot in overleg treden om de vrijlating van deze drie waarnemers mee te nemen in de mogelijk volgende gesprekken tussen Turkije, Rusland en Oekraïne?
De penibele omstandigheden van de drie lokale OVSE medewerkers hebben de volle aandacht van SG OVSE, die in nauw overleg met het Oekraïense Ministerie van BZ tracht hun vrijlating te bevorderen. Nederland steunt de OVSE in de verantwoordelijkheid die de organisatie als voormalig werkgever neemt. Waar opportuun nemen we dit ook in bilaterale gesprekken op.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Kiev roep om tanks: “Duitsland, we wachten op uw belofte”’ |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de Oekraïense autoriteiten Duitsland verzoeken tanks te leveren?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat Westerse militaire steun doorslaggevend is voor het verloop van de oorlog in Oekraïne en het daarom van groot belang is dat Nederland, samen met onze bondgenoten, Oekraïne van wapens en wapensystemen blijft voorzien?
De oorlog is ruim zeven maanden bezig. Oekraïne verdedigt zich effectief en moedig tegen de Russische agressie en wint gestaag terrein. Oekraïne heeft nadrukkelijk behoefte aan meer materiële steun om weerstand te kunnen blijven bieden tegen Rusland. Het Nederlandse kabinet acht het van onverminderd belang om bij te blijven dragen aan de Oekraïense zelfverdediging. Het spreekt voor zich dat we daarin gezamenlijk optrekken met onze bondgenoten.
Herinnert u zich de aangenomen motie Sjoerdsma c.s. (21 501-02, nr. 2499) waarin de regering onder andere wordt verzocht om er bij bondgenoten op aan te dringen om met spoed meer wapens te leveren aan Oekraïne en beloofde leveranties uit te voeren?
Ja.
Klopt het dat Duitsland vooralsnog geen gevechtstanks heeft geleverd aan Oekraïne, ondanks eerdere Duitse toezeggingen over het leveren van zware wapensystemen aan Oekraïne?
U kunt op de website van de Duitse overheid lezen welke militaire steun Duitsland levert.2
Heeft u, conform bovengenoemde motie, contact gehad met uw Duitse ambtgenoten over het verzoek van Oekraïne aan Duitsland over het leveren van tanks? Zo ja, welke redenen geven zij om niet over te gaan tot het leveren van gevechtstanks aan Oekraïne? En zo nee, bent bereid hierover met uw Duitse ambtgenoten in gesprek te treden?
Nederland is voortdurend in contact met bondgenoten over het leveren en intensiveren van militaire steun, ook met Duitsland. Hierbij wordt uiteraard ook gekeken naar verdere samenwerkingsmogelijkheden met Duitsland. Zo hebben Nederland en Duistland gezamenlijk achttien pantserhouwitsers geleverd.3 Het kabinet doet geen uitspraken over de overwegingen van bondgenoten ten aanzien van militaire steun.
Welke mogelijkheden ziet u om Duitsland op korte termijn te bewegen gevechtstanks te leveren aan Oekraïne?
Zie het antwoord op vraag 5.
Wat vindt u ervan dat de Duitse wapenfabrikant Rheinmetall al in mei van dit jaar aangaf afgedankte Leopard- en Marder-tanks te kunnen oplappen en opsturen naar Oekraïne, maar de Duitse regering geen gehoor heeft gegeven aan dit aanbod in verband met NAVO-afspraken? Klopt het dat er in NAVO-verband afspraken bestaan over tanks die niet in gebruik zijn? En, zo ja, kunt u er binnen de NAVO voor pleiten dat afgedankte gevechtstanks beschikbaar worden voor levering aan Oekraïne?
Nederland is geen partij bij de gesprekken tussen Oekraïne, het bedrijf Rheinmetall en de Duitse regering.
De vraag van Oekraïne is leidend voor de steun die Nederland levert. Er zijn in NAVO-verband geen afspraken gemaakt over het type militair materiaal dat individuele bondgenoten aan Oekraïne leveren. De beslissing om militaire steun te verlenen aan Oekraïne is aan individuele bondgenoten, waarbij zij uiteraard gebonden zijn aan nationale wet- en regelgeving. Bondgenoten bespreken onderling en in dialoog met de defensie-industrie hoe de levering van militair materieel aan Oekraïne uit eigen voorraad of via verwerving kan worden geïntensiveerd.
In hoeverre deelt u de analyse van onder andere Sönke Neitzel, professor militaire geschiedenis aan de universiteit van Potsdam, dat Duitsland beducht is voor een alleingang en daarom pas bepaalde wapenleveranties durft te leveren indien andere bondgenoten tegelijkertijd vergelijkbare wapensystemen leveren?2 Op welke wijze kan dit sentiment worden ondervangen? Ziet u mogelijkheden om samen met Duitsland en andere NAVO-partners op te trekken om deze wapens alsnog te leveren?
Wij zijn bekend met de analyse van professor Neitzel. Het is van belang om als internationale gemeenschap zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken om te doen wat mogelijk is om Oekraïne te ondersteunen. Daarom blijven we partners aansporen om Oekraïne te steunen en blijven we ons inzetten voor internationale coördinatie van die steun. Dit doen we tijdens de verschillende internationale fora over de coördinatie van steun aan Oekraïne waar Nederland bij aansluit, maar ook en marge van bijeenkomsten als de Europese Raad, NAVO ministeriële bijeenkomsten en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De recente successen van het tegenoffensief van het Oekraïense leger laten zien dat de hulp goed gebruikt wordt.
Het feit dat Taiwan graag waarnemend lid wil worden van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) |
|
Agnes Mulder (CDA), Kati Piri (PvdA), Raymond de Roon (PVV), Ruben Brekelmans (VVD), Tom van der Lee (GL), Tunahan Kuzu (DENK), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat Taiwan graag waarnemend lid wil worden van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO)?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat het in de Raad van de ICAO staande praktijk is om relevante internationale organisaties, waarnemers en andere partijen uit te nodigen die van toegevoegde waarde zijn voor het verder ontwikkelen van veilige internationale luchtvaart?2
Ja.
Bent u bekend met het feit dat Taipei Taoyuan luchthaven in 2020 op de vierde plek stond qua drukste luchthavens voor cargo luchtvaart wereldwijd en in 2019, voor de pandemie, 72 miljoen reizigers bediende?3
Ja. Deze luchthaven bediende 48 miljoen passagiers in 2019 en staat de afgelopen jaren consequent op plek 7 of 8 van de drukste luchthavens wereldwijd voor vrachtluchtvaart.
Bent u het eens dat het bevorderlijk zou zijn voor de veiligheid van de burgerluchtvaart wanneer Taiwan een-op-een aangesloten zou zijn op de regelgeving, richtlijnen en systemen van de ICAO?
Ja. De International Civil Aviation Organization (ICAO) speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van de veiligheid van de internationale burgerluchtvaart. In dat licht, is het van belang dat Taiwan de noodzakelijke informatie over ICAO-regelgeving rechtstreeks kan verkrijgen.
Bent u het eens dat de steeds vaker voorkomende Chinese militaire oefeningen binnen het Taiwanese luchtruim een veiligheidsrisico met zich meedragen aangezien deze geregeld zeer kort voor aanvang worden aangekondigd door de Chinese regering? Zo ja, bent u het eens dat dit veiligheidsrisico geldt voor alle reizigers die naar of via Taipei vliegen? Bent u bereid de Chinese Minister verantwoordelijk voor luchtvaart hierop aan te spreken?
Het kabinet is bezorgd dat met de Chinese militaire oefeningen rondom Taiwan het risico op mogelijke ongelukken en misverstanden toeneemt. De Minister-President heeft op 23 augustus jl. in een gesprek met zijn Chinese ambtsgenoot Li Keqiang zijn zorgen overgebracht, opgeroepen geen unilaterale acties te ondernemen die de status quo mogelijk kunnen aantasten en af te zien van escalerende acties.
Ten aanzien van de situatie rondom China en Taiwan, deze wordt door de leden van de expertgroep «deling dreigingsinformatie» gemonitord en relevante informatie wordt gedeeld. Deze expertgroep is ingesteld onder het convenant voor het delen van dreigingsinformatie dat in 2016 is afgesloten met de overheidsdiensten en de luchtvaartmaatschappijen, mede naar aanleiding van de crash van vlucht MH17. Bij brief van 26 november 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de inspanningen van het Kabinet betreffende het beheersen van risico's die gepaard gaan met het vliegen over en nabij (potentiële) conflictgebieden.4
Bent u het eens dat Taiwanese deelname aan het ICAO de risico’s voor reizigers kan verminderen doordat het de communicatie en controle tussen het Taiwanese Civil Aeronautics Administration en de ICAO beter op elkaar afstemt?
In de praktijk verkrijgt Taiwan informatie over ICAO regelgeving via indirecte kanalen. Gezien de rol die ICAO speelt bij het bevorderen van de veiligheid van de burgerluchtvaart zou het wenselijk zijn dat Taiwan de noodzakelijke informatie over ICAO-regelgeving ook rechtstreeks kan verkrijgen.
Herinnert u zich dat de Taiwanese luchtvaartautoriteit, Civil Aeuronautics Administration (CAA), in 2013 officieel is uitgenodigd door Mr. Roberto Kobeh González, toenmalig president van de Raad van de ICAO en destijds geparticipeerd heeft in de 38e assemblee van de Raad van de ICAO?
Ja. De President van de Raad van ICAO heeft in 2013 op verzoek van China de Taiwanese CAA uitgenodigd om als speciale gast deel te nemen aan de 38e zitting van de ICAO Algemene Vergadering. Nederland heeft destijds bij Taiwan per brief deze uitnodiging verwelkomd en zijn steun kenbaar gemaakt voor praktische deelname van Taiwan aan deze vergadering.5
Bent u bekend met het feit dat vele landen, waaronder de Verenigde Staten, steun hebben uitgesproken voor Taiwanese deelname aan de Raad van de ICAO?4
Ja.
Bent u het eens dat Taiwan kwalificeert onder de door het ICAO opgestelde definitie van waarnemer?5
Regel 32(a) van de Rules of Procedure for the Council of the ICAOvoorziet in de mogelijkheid om staten, internationale organisaties en andere partijen (other body) als waarnemer toe te laten tot vergaderingen van de Raad. Ook Taiwan zou op grond van die regel in principe kunnen worden uitgenodigd als other body waarnemer, mits ook China daarmee instemt.
Regel 5 van de Standing Rules of Procedure of the Assembly of the ICAObepaalt dat alleen staten en internationale organisaties als waarnemer kunnen deelnemen aan de Algemene Vergadering van de ICAO. Taiwan wordt door Nederland en de meeste andere staten in de wereld niet als staat beschouwd en kan daarom in principe niet als waarnemer aan deze vergaderingen deelnemen.
Klopt het dat in de Rules of Procedure for the Council of the ICAO waarnemers kunnen worden uitgenodigd door de Raad onder regel 32A?6
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om samen met gelijkgestemde landen te pleiten voor het toelaten van Taiwan als waarnemer bij de ICAO en Taiwan uit te nodigen voor de 41e zitting van de ICAO die plaatsvindt van 27 september tot 7 oktober a.s.? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is voorstander van betekenisvolle deelname van Taiwan aan internationale bijeenkomsten waar dit in het belang is van de internationale gemeenschap, bijvoorbeeld op het gebied van volksgezondheid, internationale criminaliteitsbestrijding en veiligheid van de burgerluchtvaart. Nederland coördineert deze inzet met gelijkgestemde landen, met inachtneming van het Nederlandse één-Chinabeleid.
Conform de antwoorden op vragen 7, 9 en 10, kan Taiwan in principe niet als waarnemer worden uitgenodigd bij de ICAO Algemene Vergadering. De President van de ICAO Raad kan Taiwan wel als speciale gast uitnodigen. Voor de 41ste zitting van de Algemene Vergadering in Montréal heeft de President hiervan afgezien.
Kunt u deze vragen gezien het tijdspad met enige spoed en afzonderlijk beantwoorden?
Ja, waarbij echter vragen 9 en 10 enkel in samenhang volledig konden worden beantwoord.
De rol van afvalenergiecentrales in Nederland en Europa. |
|
Agnes Mulder (CDA), Erik Haverkort (VVD), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het rapport van Royal Haskoning over de rol van afvalenergiecentrales in Europa en Nederland?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het rapport van Royal Haskoning.
Hoe beoordeelt u de conclusie van dit rapport dat de afvalimportheffing er weliswaar voor heeft gezorgd dat er minder afval werd geïmporteerd, maar dat er door deze heffing niet minder afval werd verbrand in de afvalenergiecentrales en de CO2-uitstoot zelfs licht toenam?
Het kabinet heeft in 2019 besloten de uitzondering in de afvalstoffenbelasting voor het verbranden en storten van buitenlands afval in Nederland te schrappen. Sinds 1 januari 2020 dient er dus over zowel binnenlands als over buitenlands afval dat gestort of verbrand wordt afvalstoffenbelasting te worden betaald. Strikt genomen is er dus geen sprake van een «importheffing». Recycling in Nederland, dus ook van geïmporteerd afval, blijft buiten de heffing.
Het is juist dat er sindsdien minder buitenlands afval in Nederland is verbrand. De conclusie dat de CO2-uitstoot licht toenam, deel ik niet. In tabel 7.8 van de NIR20222 staat dat de fossiele CO2-emissies van afvalverbranding in 2020 lager zijn dan in 2019. Dat er in 2020 geen sprake was van een significante daling van het afval dat in Nederland verbrand werd, heeft andere redenen. In 2019 viel een groot deel van de capaciteit van de afvalverbrandingsinstallatie (AVI) in Amsterdam weg. Omdat Nederlandse AVI’s vol zaten, is een deel van het Nederlands brandbaar afval opgeslagen. We zien sinds 2020 dat de hoeveelheid opgeslagen brandbaar afval in Nederland weer terugloopt en er door afvalbedrijven een inhaalslag wordt gemaakt. Aannemelijk is dat een deel van de vrijgevallen capaciteit gebruikt is voor het extra afval dat als gevolg van de coronapandemie moest worden verwerkt. Verder zien wij een afname in de hoeveelheid Nederlands brandbaar afval dat met ontheffing wordt gestort in Nederland. Een overzicht van de cijfers vindt u terug in de jaarlijkse rapportage van de werkgroep afvalregistratie van Rijkswaterstaat.3
Wordt uw conclusie uit de brief van 21 april 2022 (Kamerstuk 32 852, nr. 189) dat de afvalimportheffing tot een CO2-besparing van 0,381 Mton leidt onderschreven door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)? Is deze besparing alleen gebaseerd op de schoonsteenemissies of zijn daarbij ook de emissies in de keten meegenomen? Wilt u dit nogmaals navragen bij het PBL en het antwoord van het PBL in de beantwoording meenemen?
Uw Kamer heeft mijn voorganger gevraagd de berekeningen van het PBL met uw Kamer te delen. Dat heb ik op 21 april 2022 met betreffende Kamerbrief gedaan. In de met u gedeelde berekening komt het PBL tot een CO2-besparing in Nederland van 0,381 Mton in 2030 als gevolg van het onder de afvalstoffenbelasting brengen van het verbranden en storten van buitenlands afval. In deze berekening gaat het om schoorsteenemissies in Nederland en heeft het PBL-rekening gehouden met de substitutie door andere vormen van energie- en warmteopwekking op basis van de dan verwachte energiemix.
Deelt u de mening dat het om het gehele effect van deze maatregel te meten ook nodig is om de vermeden emissies door de energieproductie doorafvalenergiecentrales, (metaal)recycling en het voorkomen van het storten van afval in het buitenland mee te nemen in de berekening? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft, zoals bij alle klimaat- en Urgenda-maatregelen, gekeken naar de klimaateffecten in Nederland en laat deze monitoren door het PBL. In het effect van de maatregel is al rekening gehouden met de vermeden emissies door de energieproductie van AVI’s in Nederland. Ook kijkt het kabinet bij het nemen van klimaatmaatregelen naar mogelijke weglekeffecten. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat de Europese Unie lidstaten verplicht storten terug te dringen en zoveel mogelijk in te zetten op recycling. Ik deel de mening dat ook ketenemissies buiten Nederland een rol kunnen spelen in de formulering van nationaal beleid. Echter, ook het meenemen van de in het onderzoek genoemde factoren geeft een beperkt beeld. Zo wordt bijvoorbeeld de metaalrecycling uit bodemassen niet afgezet tegen de recycling zonder verbranding in een AVI, die met betere bron- en nascheiding zou gelden.
Overigens bestaan er effectievere wijzen om deze emissies te vermijden. Zoals betere bron- en nascheiding om vervolgens te recyclen. Immers, met verbranden in een AVI gaan veel waardevolle grondstoffen verloren en kunnen metalen en andere fracties in veel gevallen maar beperkt en vaak tegen hogere kosten achteraf worden herwonnen. Het is dus beter om verbranding te voorkomen en zoveel mogelijk aan de voorkant te scheiden en te recyclen.
Bent u bereid om het totale effect van de afvalimportheffing, inclusief vermeden emissies door de energieproductie door deafvalenergiecentrales, (metaal)recycling en het voorkomen van het storten van afval in het buitenland door het PBL te laten berekenen? Zo nee, waarom niet?
Het PBL heeft al gekeken naar de totale effecten van de maatregel op Nederlandse bodem en rekening gehouden met de vermeden emissies door de energieproductie van AVI’s in Nederland, zoals gebruikelijk voor alle klimaatvoorstellen.
Hoe ziet u de rol van de Nederlandse afvalenergiecentralesbinnen het klimaatneutrale energiesysteem van de toekomst?
In de basis is de huidige brandstof van AVI’s voornamelijk plastics, papier, karton en andere biogene reststromen. In een circulaire economie worden deze afvalstromen op een veel hoogwaardigere wijze ingezet dan het verbranden in AVI’s. Het beleid is er dan ook op gericht om weg te bewegen van storten en verbranden naar meer hoogwaardige vormen van verwerking. Verbranding als verwerkingsmethode zal waarschijnlijk alleen nog nodig zijn voor bepaalde afvalstromen, bijvoorbeeld medisch of gevaarlijk afval, maar zal niet meer in de huidige vorm en omvang plaatsvinden. Dat geldt dus ook voor energielevering uit afvalverbranding. Dit zou immers betekenen dat we potentiële waardevolle secundaire grondstoffen zouden moeten blijven verbranden vanuit het oogpunt van energievoorziening. Dat is vanuit het perspectief van de circulaire economie, noch vanuit de klimaatopgave wenselijk.
Deelt u de constatering dat afvalenergiecentrales ook in de toekomst nog een belangrijke rol kunnen spelen als bron van hernieuwbare warmte? Zo nee, waarom niet?
Zolang er behoefte aan afvalverbrandingscapaciteit bestaat in Nederland is het goed de warmte van deze installaties te benutten. Echter, met het verminderen van de hoeveelheid brandbaar afval in de toekomst zal ook de bijdrage van afvalverbranding aan de levering van warmte afnemen. Overigens wordt alleen de warmte van afvalverbranding afkomstig van het biogene deel van het afval tot hernieuwbare warmte gerekend, een substantieel deel van de brandstof van AVI’s (plastics) heeft een fossiele oorsprong en is dus niet hernieuwbaar.
Kunt u aangeven wat de huidige energieproductiecapaciteit van de afvalenergiecentrales is uitgedrukt in kubieke meters aardgas en welk deel daarvan bestempeld kan worden als duurzaam opgewekte energie?
Het aandeel hernieuwbare energie van AVI’s is op basis van gegevens over 2020 vastgesteld op 54%.4 Het is niet goed mogelijk om de geproduceerde energie (warmte en elektriciteit) terug te rekenen naar aardgas als brandstof. Dit zal in grote mate afhangen van de rendementen van de installaties waarin het gas wordt toegepast en het rendement van de AVI voor de verschillende energievormen. Om u een idee te geven: voor de elektriciteitsproductie geldt dat het rendement van een moderne grootschalige aardgascentrale ongeveer 60% is, van een steenkoolcentrale is dat ongeveer 46% en van een AVI is dat doorgaans een stuk lager, zo’n 35%.
Voor warmte gelden weer andere rendementen, zo is het rendement van een cv-ketel ongeveer 94%, van warmte uit aardgas als stoom maximaal 85% en van een AVI voor warmte doorgaans 80–85%. AVI’s leveren over het algemeen hoge temperatuur warmte en stoom. Deze is het meest efficiënt in te zetten voor industriële toepassingen, of via de gecombineerde opwekking van elektriciteit en warmte.
Hoe kijkt u naar het belang van afvalenergiecentrales als gedeeltelijke vervanging voor het wegvallen van houtige biomassa als bron van hernieuwbare warmte?
Het is voor het kabinet van belang dat we niet afhankelijk worden van afvalverbranding voor de levering van warmte. Zolang er afvalverbranding is in Nederland is het goed om gebruik te maken van de aftapwarmte die deze centrales produceren. Aftapwarmte uit AVI’s zal de komende jaren nog een belangrijk aandeel hebben in de warmtevoorziening, die echter geleidelijk zal worden afgebouwd. Het kabinet werkt aan het opschalen van CO2-vrije en hernieuwbare warmtebronnen die de rol van aftapwarmte en warmte uit houtige biomassa overnemen, tot uiteindelijk een volledig duurzame warmtebronnenmix is gerealiseerd. Een AVI als warmtebron ligt in de aanloop naar een volledig circulaire en klimaatneutrale economie steeds minder voor de hand.
Wat is uw visie op CO2-afvang bij afvalenergiecentrales? Welke mogelijkheden ziet u om door middel van CO2-afvang de CO2-uitstoot per ton verbrand afval te doen dalen en wellicht op termijn zelfs energie te produceren in de afvalenergiecentrales met een negatieve CO2-voetafdruk?
Voor het verminderen van de uitstoot van AVI’s zet het kabinet, door middel van hergebruik en recycling, met name in op het verminderen van de hoeveelheid afval die in Nederland wordt verbrand. Naast deze maatregelen levert CO2-afvang en opslag een bijdrage aan het behalen van de klimaatopgave in 2030. Onder het Klimaatakkoord hebben AVI’s een opgave van 1 Mton CO2-reductie in 2030. De installaties vallen ook onder de CO2-heffing. CO2-afvang wordt door het kabinet gezien als tussenstap voor industriële toepassingen waar emissie-loze alternatieven vooralsnog geen optie zijn. Voor de CO2-afvang bij afvalverbrandingsinstallaties kunnen momenteel subsidies worden aangevraagd. CO2kan permanent worden opgeslagen of worden geleverd aan bijvoorbeeld de glastuinbouw om zelfgeproduceerde CO2te vervangen. Daarbij verdient het de voorkeur om de CO2-behoefte in te vullen met niet-fossiele CO2om blijvende afhankelijkheid van fossiele CO2te voorkomen.
Met de opslag van CO2kunnen negatieve emissies worden behaald wanneer CO2uit biogene bronnen wordt opgeslagen. Over het al dan niet rekenkundig mogen toekennen van negatieve emissies aan het opslaan van CO2-stromen met zowel een fossiele als biogene component loopt op dit moment een Europees proces. Het kabinet streeft binnen Europa naar een snelle operationalisatie van mogelijkheden voor negatieve emissies. Hoe dan ook is er op weg naar een volledig circulaire economie steeds minder afvalverbranding nodig. Het Kabinet is altijd bereid om te praten over verduurzaming van de sector.
Wat is het potentieel voor CO2-afvang bij de Nederlandse afvalenergiecentrales uitgedrukt in Mton CO2? Wat is er voor nodig om dit potentieel te benutten en wat is daarbij uw inzet?
Volgens een rapport van Royal HaskoningDHV uit 20215 wordt momenteel jaarlijks circa 9 Mton CO2uitgestoten bij AVI’s en slibverbrandingsinstallaties, waarvan nu 62% van de uitstoot als biogeen geldt. Voor een mogelijke inschatting van het potentieel verwijs ik u naar ditzelfde rapport waar een aantal toekomstscenario’s voor het potentieel van CO2-afvang zijn opgenomen, waaronder bij AVI’s. Het potentieel voor CO2-afvang bij AVI’s is onder andere afhankelijk van de hoeveelheid afval die nog verbrand wordt de komende jaren. Voor de CO2-afvang, transport en opslag bij AVI’s kunnen momenteel subsidies worden aangevraagd, bijvoorbeeld via de SDE++ en de Topsector Energie (TSE)-regelingen. Het kabinet zal de komende tijd bezien hoe instrumenten zo kunnen worden ingezet dat zij zowel de transitie naar een klimaatneutrale economie als de transitie naar een circulaire economie ondersteunen.
Welke rol ziet u voor Nederlandse afvalenergiecentrales bij het realiseren van de roadmap chemische recycling? Deelt u de mening dat de afvalenergiecentrales hierbij een toegevoegde waarde kunnen hebben als zij middels plastic nascheiding op (geïmporteerd) restafval kunnen zorgen voor een voor chemische recycling geschikte plasticstroom?
Het kabinet ondersteunt het belang van de uitvoering van de roadmap chemische recycling. Binnen de industrie zijn een aantal concrete projecten in een vergevorderd stadium die op grote schaal plastics recyclen door middel van chemische recycling. Het kabinet ziet geen bezwaren in de aanvoer van brongescheiden plasticstromen uit het buitenland om in Nederland chemisch te recyclen. Recyclen van afval wordt ook niet belast onder de afvalstoffenbelasting. Het kabinet benadrukt echter dat het, met het oog op het klimaat- en circulaire economie beleid voor de langere termijn, onwenselijk is om restafval met een substantieel deel niet-recyclebaar afval uit het buitenland te halen om hier in Nederland na te scheiden en chemisch te recyclen en de rest hier te verbranden. Afvalverbranding levert ongeacht de herkomst van het afval immers lokale emissies en bodemassen op.
Herkent u de constatering uit het rapport van Royal Haskoning dat het feit dat er in de EU veel meer brandbaar afval dan verbrandingscapaciteit beschikbaar is, betekent dat bij het sluiten van verbrandingscapaciteit in Nederland er elders in de EU of in het VK meer afval gestort zal worden, met additionele CO2-emissies als gevolg? Hoe weegt u dit feit mee in uw visie op de toekomstige rol van de Nederlandse capaciteit aan afvalenergiecentrales?
De Europese Unie verplicht lidstaten storten terug te dringen en zoveel mogelijk in te zetten op recycling. De aanname dat alles wat niet in Nederland of elders verbrand wordt leidt tot stortemissies in het buitenland wordt niet gedeeld. Het merendeel van het in Nederland verbrande buitenlandse afval kwam in 2019 uit het Verenigd Koninkrijk. Ondanks dat het VK inmiddels geen deel meer uitmaakt van de Europese Unie, is ook daar sinds 2019 minder afval gestort.6
Hoe kijkt u aan tegen de vaststelling uit het rapport dat er in de Europese Unie in de periode tot 2035 zo’n 41 Mton capaciteit aan afvalenergiecentrales (vijf keer de Nederlandse capaciteit) bijgebouwd zal moeten worden om te voorkomen dat dit afval wordt gestort? Deelt u constatering dat dit betekent dat de huidige Nederlandse overcapaciteit, in ieder geval tot het moment dat deze capaciteit Europees gerealiseerd is, voorkomt dat er elders afval wordt gestort en daarmee ook methaan wordt uitgestoten?
Het kabinet ziet inzetten op meer en hoogwaardigere recycling als een effectiever pad dan verbrandingscapaciteit bijbouwen of bestaande capaciteit met belastingvoordelen te faciliteren in het verbranden van afval uit andere landen. Afvalverbranding levert ongeacht de herkomst van het afval immers lokale emissies en bodemassen op. Ten overvloede, investeringen in afvalverbranding worden bovendien binnen de EU ook niet meer gezien als investeringen in een economische activiteit die substantieel bijdraagt aan de transitie naar een circulaire economie.7
Het bericht dat de wapenstilstand tussen Armenië en Azerbeidzjan is mislukt |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat er opnieuw gevechten zijn uitgebroken tussen Azerbeidzjan en Armenië?1
Ja
Deelt u de zorgen over de geweldsescalatie tussen Azerbeidzjan en Armenië?
De geweldsuitbarstingen tussen beide landen zijn zeer zorgelijk. Ik verwelkom het staakt-het-vuren en het stoppen van het geweld. Er zijn aan beide kanten veel slachtoffers gevallen. Het is zaak dat beide landen terug naar de onderhandelingstafel gaan om tot een duurzaam vredesakkoord te komen, maar ook om praktische afspraken te maken over o.a. de uitruil van gevangen genomen soldaten.
Klopt het dat er nu ook buiten Nagorno-Karabach gewelddadigheden plaatsvinden, zoals beschietingen in de Armeense steden Jermuk en Goris? Zo ja, deelt u de mening dat dit een zeer ernstige escalatie van het conflict betekent?
Eerder beperkte het conflict zich voornamelijk tot de regio Nagorno-Karabach, waar in 2020 een oorlog werd uitgevochten tussen Azerbeidzjan en Armenië. Het klopt dat er nu ook buiten Nagorno-Karabach gewelddadigheden plaatsvinden. Dit is inderdaad een verdere en onwenselijke escalatie van het conflict.
Deelt u de zorg dat Azerbeidzjan de huidige geopolitieke onrust en de status als belangrijke nieuwe gasleverancier voor de Europese Unie (EU) in zijn voordeel wil gebruiken in het conflict met Armenië?
Op dit moment heb ik daar geen aanwijzingen voor. Azerbeidzjan heeft zich in gesprekken met de EU gecommitteerd aan het vredesproces.
Volgens het energieministerie van Azerbeidzjan is in de eerste 8 maanden van dit jaar 7,3 miljard kubieke meter aardgas geleverd aan de EU. Dit is naar schatting slechts een klein deel, circa 3%, van de totale EU-gasconsumptie over deze periode. Met het door de EU-afgesloten Memorandum of Understanding (MoU) met Azerbeidzjan is de EU geen bindende juridische en financiële verplichtingen aangegaan.
Wat is de voortgang van de vredesbesprekingen tussen Azerbeidzjan en Armenië die in april van dit jaar werden aangekondigd? En zijn naar uw weten beide partijen nog gecommitteerd aan dit vredesproces?
De EU, o.l.v. voorzitter van de Europese Raad Charles Michel, leidt het bemiddelingsproces tussen Armenië en Azerbeidzjan. Op 31 augustus jl. vond de vierde ronde gesprekken plaats in Brussel, waar zowel de Azerbeidzjaanse President Aliyev als de Armeense premier Pasjinian aanwezig waren. Beide landen hebben zich daar gecommitteerd aan het vredesproces, en het is te betreuren dat er recentelijk alsnog gewelddadigheden hebben plaatsgevonden. Beide landen hebben publiekelijk aangegeven dat zij vrede ambiëren en dat zij zo spoedig mogelijk de vredesgesprekken willen herstarten.
Op welke wijze zetten Nederland en de Europese Unie zich in voor het onmiddellijk beëindigen van de militaire vijandelijkheden en voor een herstart van de vredesonderhandelingen tussen beide landen?
Meteen na het begin van de militaire escalatie in het grensgebied tussen Armenië en Azerbeidzjan heeft de EU zich ingezet om verdere escalatie te voorkomen en de vredesbesprekingen tussen beide landen te hervatten. Hiertoe reisde de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië, T. Klaar, op 13 september jl. naar Bakoe en Jerevan. Ook had de voorzitter van de Europese Raad, C. Michel, hierover telefonisch contact met de Minister-President van Armenië en de president van Azerbeidzjan. Voorts belde de Hoge Vertegenwoordiger J. Borrell met de Ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen. Nederland steunt de EU in het bemiddelingsproces. De enige oplossing voor het conflict is dat beide partijen zich committeren aan het staken van de gewelddadigheden en dat er een duurzaam vredesakkoord wordt getekend.
Heeft de voorzitter van de Europese Commissie tijdens haar bezoek aan Azerbeidzjaan op 18 juli jl. aandacht gevraagd voor het militaire conflict tussen Azerbeidzjan en Armenië? Zo ja, hoe heeft Azerbeidzjan gereageerd op de zorgen die binnen de EU leven over het conflict?
De voorzitter van de Europese Commissie heeft tijdens haar bezoek in juli in algemene termen de zorgen overgebracht over de veiligheid in de regio. Ook worden deze zorgen op andere wijzen overgebracht, o.a. door de speciale vertegenwoordiger, de voorzitter van de Europese Raad en de Hoge Vertegenwoordiger. Nederland heeft op hoog ambtelijk niveau dezelfde zorgen overbracht. De Azerbeidzjaanse zijde is bekend met de Europese zorgen en heeft aangegeven gecommitteerd te zijn aan het vredesproces met Armenië.
Zijn er in het recent getekende Memorandum of Understanding (MoU) tussen de EU en Azerbeidzjan, waarin de basis wordt gelegd voor verdergaande samenwerking, ook voorwaarden opgenomen over gewelddadigheden tegen Armenië? Zo ja, welke zijn dit?
De voorzitter van de Europese Commissie, Von der Leyen, was op 18 juli jl. in Azerbeidzjan. Tijdens dit bezoek werd een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend op het gebied van energiesamenwerking. Dit MoU behelst een intentie om de gastoevoer van Azerbeidzjan naar de Europese Unie te verdubbelen en samen te werken op het gebied van hernieuwbare energie en klimaat inclusief het verminderen van methaanemissies. In algemene zin wordt in het MoU aandacht besteed aan het belang van respect voor territoriale integriteit, onschendbaarheid van internationale grenzen, soevereiniteit en goede nabuurschapsbetrekkingen. Met het MoU zijn geen bindende juridische en financiële verplichtingen aangegaan.
Kunt u zich binnen de Europese Unie, en in het bijzonder binnen de EU Associatieraad met Azerbeidzjan, inzetten voor een heldere boodschap richting Azerbeidzjan dat het de grenzen van Armenië dient te respecteren?
De zorgen over het conflict tussen Azerbeidzjan en Armenië worden mede op instigatie van Nederland consequent in de dialogen van de EU met beide landen besproken, zo ook tijdens de EU Associatieraad met Azerbeidzjan op 19 juli jl. in Brussel.
Het bericht dat Shell en ExxonMobil de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) in de verkoop zetten |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Shell en ExxonMobil de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) willen verkopen?1
Ja.
Wanneer bent u door Shell en/of ExxonMobil op de hoogte gebracht over het voornemen om de NAM te verkopen?
Mijn ministerie is kort voor het persbericht van NAM, van 26 oktober 20212, op de hoogte gebracht van het voornemen om delen van de NAM te verkopen.
Is bij u bekend waarom Shell en ExxonMobil de NAM op dit moment willen verkopen?
NAM heeft aangegeven dat de ruimte om te investeren in kleine velden op dit moment beperkt is bij NAM. Daarom denkt NAM dat het goed is als de kleine velden op termijn worden overgenomen door een operator die meer investeringsruimte heeft. De NAM geeft ook aan dat de mogelijke verkoop van de kleine velden NAM meer robuust maakt in de afwikkeling van de sluiting van het Groningenveld.
Welke invloed heeft u op een eventuele verkoop van de NAM door Shell en ExxonMobil aan een andere partij?
NAM heeft aangegeven dat alle kleine velden waar NAM een belang in heeft op termijn worden verkocht. NAM is voornemens haar belang in deze velden eerst in vier (nieuw op te richten) regio-bv’s over te dragen en vervolgens de aandelen in deze bv’s te verkopen. Voor de overdracht van een belang in een veld is op grond van de Mijnbouwwet voorafgaande toestemming van de Staatssecretaris van Mijnbouw vereist. Daarbij worden met name de financieel en technische mogelijkheden van de nieuwe vergunninghouder getoetst. De toestemming voor de overdracht van de kleineveldbelangen van NAM, aan haar regio-bv’s zal slechts worden verleend als gewaarborgd is dat deze bv’s financieel en technisch voldoende capabel blijven om NAM’s verplichtingen onder de Mijnbouwwet na te kunnen komen. Zoals het uitvoeren van een veilige winning en het voldoen aan de opruimverplichting. Ambtenaren van mijn ministerie zijn hierover in overleg met NAM. Voor de verkoop van de aandelen is geen toestemming nodig.
Kunt u aangeven of en, zo ja, welke gevolgen een verkoop kan hebben voor het nakomen van de verplichtingen van de NAM met betrekking tot de herstel- en versterkingsoperatie in Groningen?
NAM heeft aangegeven dat het Groningenveld en de ondergrondse opslagen in Norg en Grijpskerk geen onderdeel vormen van de herstructurering en integraal onderdeel blijven van NAM BV. De verkoop van NAM door Shell en ExxonMobil heeft daardoor geen consequenties voor de wijze waarop de kosten van het IMG en de NCG voor schadeherstel en de uitvoering van de versterkingsoperatie in Groningen bij NAM in rekening worden gebracht.
Klopt het dat Shell en ExxonMobil op grond van het Akkoord op Hoofdlijnen garanties hebben verstrekt voor het aandeel van de NAM in de verplichtingen ten aanzien van betalingen voor de schadeafhandeling en de versterkingsopgave, dat deze garanties gelden tot het beëindigen van de gaswinning uit het Groningenveld en dat Shell en ExxonMobil contractueel verplicht zijn om passende zekerheden te bieden?
Dat klopt.
Welke gevolgen heeft een verkoop van de NAM op deze garanties en de verplichting tot het bieden van passende zekerheden? Gelden deze verplichtingen ook voor de partij die de NAM van Shell en ExxonMobil koopt?
Dit heeft geen gevolgen. Het Groningenveld en de ondergrondse opslagen in Norg en Grijpskerk vormen namelijk geen onderdeel van de herstructurering en blijven integraal onderdeel van NAM BV.
Op welke wijze zult u ervoor zorgen dat een verkoop er niet toe leidt dat de NAM zich op welke wijze dan ook aan deze verplichtingen onttrekt?
De berichtgeving over de gedeeltelijke verkoop van NAM door Shell en ExxonMobil vormt geen aanleiding om te veronderstellen dat NAM zich aan zijn verplichtingen onttrekt. Op grond van het Burgerlijk Wetboek is NAM als exploitant van het Groningenveld en de gasopslagen Norg en Grijpskerk aansprakelijk voor schade die ontstaat door bodembeweging. Die situatie blijft ongewijzigd.
In hoeverre kan de verkoop van de NAM effecten hebben op de leveringszekerheid, bijvoorbeeld daar waar het gaat om het beheer van de gasopslagen die eigendom zijn van de NAM?
De gasopslagen in Norg en Grijpskerk worden niet verkocht. Voor de overdracht van een belang in een veld is op grond van de Mijnbouwwet voorafgaande toestemming van de Staatssecretaris van Mijnbouw vereist. Zie daarvoor het antwoord op vraag 4 in deze brief.
Welke gevolgen zal een verkoop van de NAM door Shell en ExxonMobil hebben voor het Norg Akkoord en de daarin overeengekomen afspraken?
Dit heeft geen gevolgen. Het Groningenveld en de ondergrondse opslagen in Norg en Grijpskerk worden niet verkocht. De verplichtingen ten aanzien van betalingen voor de schadeafhandeling en de versterkingsopgave blijven gelden. Ook de afspraken uit het Norg Akkoord blijven staan.
Het stopzetten van een door Buitenlandse Zaken gefinancierd vrouwenrechtenactivistenprogramma in Afghanistan |
|
Agnes Mulder (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat een door Buitenlandse Zaken gefinancierd programma dat is stopgezet en waarover melding wordt gemaakt in de Kamerbrief van 23 mei jl. inzake «Update besluiten hulp en inzet Afghanistan»1 een programma betreft dat vrouwenrechtenactivisten ondersteunde?
Het betreffende programma richtte zich op tegengaan van geweld tegen vrouwen en versterken van politieke participatie door vrouwen. In de brief van 23 mei (Kamerstuk 34 952, nr. 159) werd vermeld dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken het voornemen had de subsidierelatie te beëindigen en dat dit voornemen aan de partner was gecommuniceerd. Inmiddels is na een vervolggesprek met de partner en nauwkeurige overweging van de visie van de partner op dit voornemen, het besluit de subsidie daadwerkelijk stop te zetten gecommuniceerd aan de organisatie.
Deelt u de mening dat dit signaal heel ongelukkig is nu de positie van Afghaanse vrouwen sinds augustus 2021 zienderogen is verslechterd?
Het besluit om dit specifieke project stop te zetten, is genomen op basis van een zorgvuldige afweging van inhoudelijke argumenten over veiligheidsrisico’s en te behalen impact, afgewogen tegenover het doel van steunen van vrouwenrechtenorganisaties dat onverminderd belangrijk blijft.
Wat betekent het stopzetten van het programma voor het Nederlandse commitment aan het nationale actieplan rondom de implementatie van de VN Veiligheidsraadresolutie 1325 in Afghanistan?
Het commitment van dit kabinet aan de wereldwijde inzet op vrouwen, vrede en veiligheid (WPS) blijft onverminderd groot. Op dit moment is het zaak om in nauw overleg met maatschappelijke partners en met Afghaanse lokale vrouwen(organisaties) en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers een nieuwe afweging te maken en mogelijkheden te onderzoeken waarlangs dit kabinet wederom ondersteuning kan bieden aan initiatieven die vrouwenrechten en gendergelijkheid in Afghanistan ook in het kader van WPS kunnen bevorderen. Het kabinet blijft zich aanvullend in EU, VN en Wereldbank verband inzetten op het hanteren van strikte voorwaarden voor het leveren van hulp in Afghanistan, waaronder gelijke toegang voor vrouwen en meisjes.
Bent u het ermee eens dat het van groot belang is om het Afghaanse maatschappelijke middenveld, waaronder in het bijzonder vrouwenorganisaties, te blijven steunen om tegenwicht te bieden aan het steeds autocratischer wordende Taliban regime?
Ja, ik deel de mening dat het van belang is het Afghaanse maatschappelijk middenveld te blijven steunen. Om die reden is sinds de machtsovername van de Taliban met partnerorganisaties zorgvuldig gewerkt om te kijken in hoeverre hun activiteiten, al dan niet in aangepaste vorm, en onder nieuwe, stringente voorwaarden, doorgang zouden kunnen vinden in de huidige context in Afghanistan. Uit de consultaties is gebleken dat dit voor een deel van de lopende projecten haalbaar was. Als gevolg daarvan blijft het Afghaanse maatschappelijk middenveld door Nederland gesteund middels de heropstart van bestaande projecten (waar nodig in aangepaste vorm). Onderdeel daarvan is een programma gericht op vrouwenrechten middels steun aan vrouwenrechtenverdedigers en een programma dat zich richt op inclusieve besluitvormings- en vredesprocessen met focus op vrouwen en jeugd. Ook is een nieuw project met steun voor mensenrechtenverdedigers waaronder vrouwelijke mensenrechtenverdedigers opgestart. Voor deze projecten geldt dat aan de door het Ministerie gestelde voorwaarden kan worden voldaan.
Zoals in de brief van 7 januari jl. (Kamerstuk 2022D00384) aangegeven, zijn voor voortzetting van de inzet in Afghanistan nieuwe voorwaarden verbonden. Deze zijn opgesteld in nauwe samenspraak met partnerorganisaties. Het uitblijven van onacceptabele veiligheidsrisico’s voor staf of begunstigden van programma’s betreft een van deze voorwaarden. Hoewel dergelijke risico’s nooit geheel uitgesloten kunnen worden, is het juist door de volatiele context van belang risico’s zo goed mogelijk te mitigeren. Voor dit project was de onzekerheid over risico’s gepaard gaande met uitvoering van een aangepast programma en daarbij aansluitend de daarmee nog te behalen impact te groot. Dit heeft de doorslag gegeven in het besluit om de subsidierelatie te beëindigen. Dat neemt niet weg dat het kabinet ook in de toekomst zal blijven inzetten op ondersteuning van kritische maatschappelijke organisaties of vrouwenrechtenorganisaties en vredesactivisten.
Ik heb ook aan de betreffende partnerorganisatie laten weten dat het besluit voor dit specifieke project geen invloed heeft op de algehele Nederlandse inzet om Afghaanse vrouwen te blijven steunen. Daar waar dat kan, en impact heeft, blijft het kabinet gecommitteerd aan het ondersteunen van vrouwenrechtenorganisaties en organisaties die zich inzetten op het verbeteren van de positie en rechten van vrouwen en meisjes. Het Ministerie communiceert daar open en transparant over, onder andere in daarvoor bestemd Afghanistan overleg met maatschappelijke organisaties.
Welke programma’s blijft Nederland nog wel ondersteunen die vrouwenrechten bevorderen zoals u aangaf tijdens het tweeminutendebat van 31 mei jl.?
Zie antwoord vraag 4.
Als reden voor stopzetting wordt aangemerkt: «waarbij er geen onacceptabele veiligheidsrisico’s voor staf of begunstigden van projecten/programma’s mogen bestaan»; kunt u aangeven wat hiermee concreet wordt bedoeld? Hoe kan überhaupt de veiligheid van staf of begunstigden van door Nederland gefinancierde projecten en programma’s worden gegarandeerd in een situatie die zeer volatiel is, en waar Nederland ook geen diplomatieke aanwezigheid meer heeft in het land? Betekent dit dat Nederland op korte termijn geen kritische maatschappelijke organisaties of individuen meer gaat steunen in Afghanistan?
Zie antwoord vraag 2.
Is met de betrokken organisatie gesproken over andere manieren waarop het belangrijke werk kan worden voortgezet? Zo nee, waarom niet? Wat betekent het stopzetten van de subsidierelatie voor de betrokken organisatie en de door hen gesteunde activisten?
Ja. Met de betrokken organisatie hebben sinds het besluit om direct na de machtsovername van de Taliban tijdelijk alle OS-inzet on hold te plaatsen, meermaals gesprekken plaatsgevonden over manieren om in de nieuwe context in Afghanistan het werk van dit programma voort te zetten. Echter, bij het definitieve voorstel voor aanpassing van het oorspronkelijke programma dat de partnerorganisatie na verschillende consultatierondes indiende, blijft de beoordeling van het Ministerie dat voor de doelen van dit voorstel in de huidige context te moeilijk impact zou zijn te behalen zonder het nemen van onacceptabele veiligheidsrisico’s. De betrokken organisatie bepaalt zelf wat het besluit tot stopzetten van financiering voor dit programma voor hen betekent.
Kunt u in de nog te ontvangen Kamerbrief over de langere termijn betrokkenheid van Nederland in Afghanistan uitgebreid stil staan bij de toekomstige steun aan Afghaanse maatschappelijke organisaties en activisten, en daar ook substantieel middelen voor willen reserveren in uw begroting?
Ja, in de Kamerbrief over langere termijn inzet in Afghanistan zal ik ingaan op steun aan maatschappelijke organisaties en de positie van vrouwen in het bijzonder. Hiervoor houd ik middelen gereserveerd in mijn begroting.
Het gebrek aan humanitaire toegang tot de Tigray-regio in Ethiopië |
|
Agnes Mulder (CDA), Jasper van Dijk , Tunahan Kuzu (DENK), Ruben Brekelmans (VVD), Kati Piri (PvdA), Laurens Dassen (Volt), Tom van der Lee (GL), Christine Teunissen (PvdD), Chris Stoffer (SGP), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Learn lessons of Rwandan genocide and act now to stop Ethiopian war, UN urged»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de VN-Mensenrechtenraad vrij onderzoek moet kunnen doen naar oorlogsmisdaden en dat de Ethiopische regering hier volledige medewerking aan moet verlenen?
Ja, die mening deel ik. Nederland heeft dit herhaaldelijk uitgedragen in contacten met de Ethiopische regering. Overigens vindt Nederland ook dat oppositiebeweging TPLF toegang moet bieden tot de gebieden onder haar controle, omdat ook onderzoek gedaan moet worden naar mensenrechtenschendingen waarvan Tigrese strijders worden beschuldigd.
Van welk aantallen burgerslachtoffers die sinds het begin van het conflict zijn omgekomen in Ethiopië, gaat u uit? Welk aantal wijst u daarbij toe aan de regio Tigray?
Het is onmogelijk een exact aantal burgerslachtoffers te geven in het conflict in Noord-Ethiopië. De Tigray-regio is in sterke mate afgesloten van de buitenwereld. Journalisten, hulpverleners, onderzoekers, en diplomaten hebben slechts zeer beperkt toegang gekregen tot de regio door een combinatie van veiligheidsrisico’s, (bewuste) administratieve obstakels en logistieke problemen.
Desondanks is het duidelijk dat er sprake is van zeer hoge aantallen slachtoffers. De Universiteit Gent heeft eerder dit jaar, mede op basis van de zogenaamde Integrated Food Security Phase Classification van de VN en cijfers van de Wereldbank, een schatting gepubliceerd die uitgaat van 300.000–500.000 slachtoffers die overleden zijn als direct en indirect gevolg van het conflict in Tigray. Deze cijfers maken geen specifiek onderscheid tussen burgerslachtoffers en slachtoffers onder de strijdende partijen. Dit is, gezien het gebrek aan geverifieerde informatie, ook niet mogelijk.
Is er sprake, of sprake geweest, van een overtreding van de Wet Internationale Misdrijven (WIM)? Zo ja, dient Nederland daarop te acteren en op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het OM om een oordeel te vormen over de vraag of er sprake is van een verdenking op basis van de Wet Internationale Misdrijven.
Schat u in dat er sprake is geweest van ernstige mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden? Zo ja, wat kan er gedaan worden om bewijzen te verzamelen en toekomstige vervolging van daders mogelijk te maken?
Ja, de inschatting is dat er inderdaad sprake geweest is van ernstige mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdrijven. Dit is ook de conclusie van een gezamenlijk onderzoeksrapport van het kantoor van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten (OHCHR) en de Ethiopische Mensenrechtencommissie (EHRC)2. In dit rapport worden Ethiopische federale troepen, milities uit de Amhara regio, Tigrese troepen, en troepen uit Eritrea, allen beschuldigd van ernstige mensenrechtenschendingen. Deze conclusie wordt verder gestaafd door een groot aantal onderzoeken van onafhankelijke mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International, Human Rights Watch, en internationale mediaorganisaties.
Het gezamenlijke onderzoek van OHCHR en de EHRC heeft ook een aanzet gedaan tot het verzamelen van bewijsmateriaal dat toekomstige vervolging moet kunnen ondersteunen. Eind 2021 heeft de Ethiopische regering een task force opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende ministeries, om onder meer daders te vervolgen. Nederland volgt dit proces nauwgezet.
Tevens heeft de Mensenrechtenraad van de VN in december 2021 een speciale onderzoekscommissie opgezet die verder onderzoek moet doen naar mensenrechtenschendingen in het conflict in Noord-Ethiopië. Bewijzen verzameld tijdens dit onderzoek kunnen dienen ter ondersteuning van toekomstige vervolgingen van daders.
Kunt u inzage geven of er sprake is van buitenlandse inmenging in het conflict?
Ja, er is sprake van buitenlandse inmenging in het conflict. Eritrese troepen hebben op verzoek van de Ethiopische regering actief meegevochten aan de zijde van de Ethiopische federale overheid. Sporadisch is er nog altijd sprake van gevechten tussen Eritrese troepen en troepen uit Tigray en de situatie aan de grens blijft gespannen. Nederland heeft zich herhaaldelijk aangesloten bij oproepen van EU en andere gelijkgezinden tot terugtrekking van deze Eritrese troepen als onderdeel van een politieke oplossing van het conflict.
Daarnaast hebben verschillende landen wapens geleverd aan de strijdende partijen, die invloed hebben gehad op het verloop van het conflict. Nederland heeft daarom, in lijn met de motie Sjoerdsma3, in de RBZ gepleit voor een EU-wapenembargo op Ethiopië. Daar was indertijd niet voldoende draagvlak voor.
Is er sprake, of sprake geweest, van een overtreding van VNVR-resolutie 2417 (2018)? Zo ja, wat voor consequenties heeft dit voor de Ethiopische regering?
Overtreding van resolutie 2417 is een zware beschuldiging. Daarom hecht Nederland aan een gedegen onderbouwing, op grond van onafhankelijk onderzoek. Er bestaan aanwijzingen dat het gebrek aan voedsel inderdaad gebruikt is als oorlogswapen gedurende het conflict. Hoge functionarissen van de VN en EU, evenals rapporten van mediaorganisaties, maken hier melding van. Het gezamenlijke rapport van de OHCHR en EHRC van november 2021 concludeerde echter dat beide organisaties niet konden verifiëren of honger ingezet is als oorlogswapen, en riep op tot verder onderzoek naar obstructie van de leveranties van humanitaire hulp aan de getroffen bevolking.
Nederland heeft bij de nieuwe onderzoekscommissie van de VN-Mensenrechtenraad voor Ethiopië aangegeven dat het mogelijke gebruik van honger als oorlogswapen, evenals de blokkade van humanitaire hulp, een belangrijk zorgpunt is en dat verder onderzoek van groot belang is.
Kunt u er in Europees en internationaal verband voor pleiten om de druk op de Ethiopische regering en het Volksbevrijdingsfront van Tigray (TPLF) maximaal te verhogen om de humanitaire toegang aan Tigray te behouden en te versnellen en ervoor zorgen dat burgers niet langer het slachtoffer worden van het interne conflict tussen strijdende groepen in Ethiopië?
Nederland pleit er zowel in EU als VN verband voor dat de humanitaire toegang tot de bevolking van Tigray en andere getroffen gebieden in Noord-Ethiopië verbetert. Dit is een van de grootste prioriteiten voor de EU in Ethiopië, samen met overeenkomen van een staakt-het-vuren en de vervolging en berechting van vermeende daders van mensenrechtenschendingen. De EU heeft deze drie voorwaarden consequent uitgedragen richting de strijdende partijen, en duidelijk gemaakt dat normalisering van de betrekkingen tussen de EU en Ethiopië afhankelijk is van vooruitgang op deze drie punten. Nederland heeft zelf deze boodschap ook actief uitgedragen, inclusief in de VN en Internationale Financiële Instellingen.
Dit heeft ook tot enkele resultaten geleid. Druk van de EU, in nauwe samenwerking met onder meer de gezanten van de Afrikaanse Unie en de VS, heeft een belangrijke rol gespeeld in het toegenomen aantal trucks met hulpgoederen dat de Tigray regio binnen is gekomen. Tevens heeft de aanhoudende druk ertoe geleid dat de Ethiopische regering geen verder militair offensief heeft ingezet, en dat Tigrese troepen zich grotendeels hebben teruggetrokken uit naburige regio’s. Dit is positief, maar nog niet voldoende. Nederland zal zich in blijven zetten, in EU- en internationaal verband, op de hierboven genoemde drie prioriteiten.
Kunt u ervoor pleiten dat de VN, de EU, en andere gelijkgestemde partners zoals de VS en het VK persoonsgerichte sancties opleggen aan de Ethiopische regering en het Volksbevrijdingsfront van Tigray (TPLF), indien er inderdaad sprake is van grove overtredingen van het volkenrecht?
Nederland heeft meerdere malen, binnen de EU, ook binnen de RBZ, actief gepleit voor sancties tegen partijen die hulp blokkeren, die een politiek proces tegenhouden, en die verantwoordelijk zijn voor grootschalige mensenrechtenschendingen. Daar bleek indertijd geen draagvlak voor te zijn binnen de EU. De Kamer is daarover ook geïnformeerd.4
Nederland denkt dat sancties tot de mogelijkheden moeten behoren indien dit bijdraagt aan vooruitgang op de drie voorwaarden van de EU. Sancties zijn daarbij niet bedoeld om verantwoording af te dwingen, maar als politiek instrument om deze vooruitgang te bewerkstelligen.
Nu in de afgelopen maanden het conflict enigszins is gede-escaleerd, humanitaire toegang is verbeterd, en er een begin gemaakt is door de Ethiopische regering met verantwoording, zal het draagvlak in EU-verband om sancties in te voeren heel beperkt zijn. Mocht de situatie daartoe aanleiding geven, dan ben ik zeker bereid de sanctiediscussie wederom in EU-verband aan te gaan.
Wordt er in VN-verband gesproken over het creëren van veilige zones in de regio rondom Tigray, waar burgers naar toe kunnen vluchten om te ontsnappen aan het geweld en de juiste voeding en medische hulp toegediend kunnen krijgen? Acht u dit nodig? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u hiervoor pleiten en kunt u de Kamer hierover informeren?
Op dit moment wordt in VN-verband niet gesproken over het creëren van veilige zones in de regio rondom Tigray. In de regio’s rondom Tigray (Afar en Amhara) is geweld op dit moment grotendeels gestopt en keren intern ontheemden weer terug naar hun huizen.
Met uitzondering van West-Tigray, heeft de oppositiebeweging TPLF de controle over het grondgebied van Tigray. De veiligheidssituatie is op dit moment relatief kalm. Burgers hebben dringend behoefte aan voedsel en medische hulp. Die hulp ontvangen zij het liefst in Tigray in plaats van in naburige regio’s, waar men zich onveilig voelt omdat daar grote animositeit heerst jegens Tigreëers. Voor Nederland is het van belang dat hulp alle mensen bereikt die getroffen zijn, ongeacht waar ze zich bevinden, in lijn met de humanitaire principes.
Kunt u zich tevens inzetten voor persvrijheid in de Tigray-regio, zodat journalisten op locatie onderzoek en verslag kunnen doen van de mensenrechtenschendingen? Zo ja, op welke manier gaat Nederland dit in gezamenlijkheid met partners afdwingen?
Onder Premier Abiy Ahmed was de afgelopen jaren meer vrijheid gekomen voor journalisten om hun werk te doen. Sinds de uitbraak van de oorlog in Noord-Ethiopië is de persvrijheid echter weer ingeperkt. Zowel nationale als internationale journalisten wordt het werk sterk belemmerd, met name waar het onafhankelijke berichtgeving betreft over de oorlog. Nederland zet zich specifiek in op dit thema en spreekt de Ethiopische regering hierop aan. De ambassade in Addis Abeba is onder meer co-voorzitter van de Media Freedom Coalition.
Binnen de regio Tigray is TPLF aan de macht. Nederland onderhoudt geen direct regulier contact met TPLF. Vanuit de EU-instellingen is de EU Speciaal Gezant voor de Hoorn van Afrika gemandateerd om contact te onderhouden met de TPLF ter bevordering van het vredesproces. Nederland zal in overleg gaan met de EU Speciaal Gezant of het mogelijk en wenselijk is specifiek te vragen om toegang voor journalisten tot Tigray om onderzoek te doen naar de situatie ter plaatse, inclusief mensenrechtenschendingen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.