De levering van een SIGMA korvet aan Indonesië |
|
Han ten Broeke (VVD), Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «DSNS, Ministry of Defence of Indonesia Sign SIGMA 10 514 Contract»?1
Ja.
Is het waar dat Damen Schelde Naval Shipbuilding een contract heeft getekend voor de levering van een korvet aan Indonesië? Hoeveel geld is met deze deal gemoeid? Is het u bekend hoeveel banen afhankelijk zijn van deze deal?
Damen Schelde Naval Shipbuilding (DSNS) heeft een contract getekend voor de levering aan de Indonesische marine van één korvet met een optie op een vervolgorder voor tenminste nog één korvet. De waarde van het contract is $ 220 miljoen (ca. € 175 miljoen). Een deel van de bouw zal in Roemenië en Indonesië plaatsvinden, maar DSNS rekent op ongeveer 375 manjaar aan werk voor de Zeeuwse werf en zijn onderaannemers. Deze aankoop door de Indonesische marine is onderdeel van een moderniseringsprogramma waaronder in de komende jaren nog tientallen schepen zullen worden aangeschaft.
Is er door de Nederlandse overheid een toets gedaan aan de Europees overeengekomen criteria voor wapenexport? Zo ja, wat was hiervan het resultaat?
In een verkennende fase, een zogenaamde sondage, is een positief advies gegeven aan de hand van de beoordeling van de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt. Hierbij is nauwkeurig gekeken naar de mensenrechtensituatie en de interne politieke situatie in Indonesië.
Zijn er al eerdere dergelijke korvetten of andere marineschepen door Damen aan Indonesië geleverd? Zo ja, wanneer en wat was het resultaat van de toets aan de Europese criteria voor wapenexport? Wat leverden deze verkopen op en hoeveel banen zijn hier mee gemoeid?
In de periode 2007–2009 zijn door DSNS vier andere korvetten aan de Indonesische marine geleverd. De aanvragen voor de uitvoervergunning zijn destijds positief getoetst. Het werkgelegenheidsaspect van die levering wordt op 1 500 manjaar aan werk voor DSNS en onderaannemers geschat.
Kunt u een overzicht geven van wapenleveranties aan Indonesië die door Nederland zijn goedgekeurd in de afgelopen 10 jaar?
Ja. Zie bijlage.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden en in ieder geval vóór het geplande algemeen overleg over de verkoop van tanks aan Indonesië op 21 juni a.s.?
Ja.
Het mogelijke vertrek van onderzoeksinstituut voor de ruimtevaart ESTEC |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Nederland moet vrezen voor vertrek van ruimtevaart»?1
Ja.
Van deze gelegenheid maak ik gebruik om u te attenderen op bijgaand artikel «Ruimtevaart is voorlopig nog niet weg», gepubliceerd in het Leidsch Dagblad van 22 maart 2012.2
Deelt u de mening dat ruimtevaart een belangrijke sector is waar veel innovatie uit voort komt? Hoe wordt de ruimtevaartsector betrokken bij het vormgeven van het bedrijfslevenbeleid?
Ja. De ruimtevaartsector is actief betrokken bij de vormgeving en invulling van het Topsectorenbeleid als onderdeel van de topsector High Tech Systemen & Materialen (HTSM). Ruimtevaarttoepassingen zijn ook van groot belang voor topsectoren zoals Agro & Food, Energie, Life Sciences, Logistiek en Water.
Bent u bekend met de brede maatschappelijke toepassingen van ruimtevaart en de impact daarvan op het dagelijks bestaan, nu en in de toekomst?
Ja, daar ben ik bekend mee. Vandaar onder meer dat het Netherlands Space Office in mijn opdracht op 21 maart 2012 een Satelliet Data Portaal heeft geopend om juist een extra stimulans te geven aan dergelijke maatschappelijke toepassingen. Het Portaal richt zich in eerste instantie op het bevorderen van precisielandbouw. De inzet is evenwel om in de toekomst tal van andere toepassingen te faciliteren.
Wat is uw visie op de economische bijdrage die de ruimtevaartsector, en specifiek het European Space Research and Technology Centre (ESTEC), kunnen leveren aan de Nederlandse economie in de komende 5 jaar?
Het topteam High Tech Systemen & Materialen (HTSM) werkt op dit moment aan de formulering van een «White paper» over de relatie tussen ESTEC en de Nederlandse kenniswereld (universiteiten, kennisinstellingen zoals TNO en bedrijven). Zie voorts mijn antwoord op vraag 5.
Bent u voornemens over het onderwerp ruimtevaart en uw visie hierop binnenkort aan de Kamer een brief te sturen? Zo ja, wanneer kunnen we die verwachten? Zo nee, waarom niet?
Ja, het is mijn voornemen om voor deze zomer een beleidsbrief over het ruimtevaartbeleid aan uw Kamer aan te bieden, inclusief de prioritering die het kabinet kiest binnen dit beleidsterrein voor de komende jaren. In deze brief wil ik ook mijn reactie en visie geven op het aangekondigde «White paper» van het Topteam HTSM over de relatie tussen ESTEC en de Nederlandse economie, inclusief de ruimtevaartsector. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Hoeveel bedraagt de lidmaatschapsbijdrage van Nederland aan European Space Agency (ESA) momenteel? Hoe hoog is daarnaast de bijdrage voor deelname aan optionele programma’s?
Omschrijving
2012
Totaal
€ 60
Verplicht:
€ 36
– General Budget + Kourou
– Wetenschappelijk programma
€ 13
€ 23
Optionele programma’s:
€ 24
– Aardobservatie
– Lanceerders
– Bemande Ruimtevaart/International Space Station
– Robot Exploratie
– Telecom & Integral Applications
– Navigatie
– Technologie steun
€ 1,943
€ 5,363
€ 8,564
€ 0,300
€ 6,864
€ 0.037
€ 1,150
Toelichting op deze cijfers: het betreft hier de jaarlijkse kasuitgaven aan ESA, die voortvloeien uit de programma’s waar tijdens de ministerraad van 2008 en eerder verplichtingen voor zijn aangegaan. De kasbehoefte van ESA voor een programma verschilt van jaar tot jaar, afhankelijk van de fase van de projecten. Het ligt voor de hand dat in aanloop naar een nieuwe ministerraad een aantal oude programma’s aflopend is en de kasbehoefte tijdens de looptijd afneemt. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 8.
Hoe komen deze bijdragen tot stand? Worden zij ieder jaar toegekend door middel van subsidieaanvragen of komen zij op een andere manier tot stand? Voor welke periode worden deze bijdragen vastgesteld?
Voor de verplichte ESA-programma’s wordt op de ministersconferenties, die in principe iedere 3 jaar plaatsvinden, gezamenlijk besloten over de hoogte van het budget. Daaraan dragen ESA-lidstaten naar rato van het Bruto Nationaal Product bij. Voor de optionele programma’s besluiten de landen individueel over de hoogte van hun bijdragen, op basis van de voorgestelde inhoud van de programma’s. Op de ministersconferentie definiëren de landen hun inzet. Dit kan aanleiding geven tot onderhandelingen ter plekke.
Zodra meer bekend is over de voorstellen van ESA voor de komende ministersconferentie (naar verwachting deze zomer) zal ik, samen met mijn collega’s van OCW en van Infrastructuur en Milieu uw Kamer vóór de ministersconferentie per brief informeren over de voorgenomen Nederlandse inzet, inclusief de optionele programma’s.
De duur van de programma’s (en dus de periode waarvoor moet worden betaald) varieert van programma tot programma. De hoogte van de jaarlijkse betalingen aan ESA wordt in overleg met ESA vastgesteld, meestal via een vooraf bepaald kasritme. Dat kan voor ieder land verschillend zijn.
Kunt u een overzicht geven van de bijdragen van de overige Europese lidstaten waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de lidmaatschapsbijdrage en de bijdragen aan optionele programma’s?
De lidmaatschapsbijdrage aan de verplichte programma’s is gebaseerd op het Bruto Nationaal Product van alle ESA-lidstaten. Het Nederlandse aandeel is 4,67% van het totale budget van de ESA verplichte programma’s in de periode 2009–2011.
Alle ESA-lidstaten:
België
2,71%
Denemarken
1,76%
Duitsland
20,65%
Finland
1,41%
Frankrijk
15,49%
Griekenland
1,86%
Ierland
1,23%
Italië
12,27%
Luxemburg
0,23%
Nederland
4,67%
Noorwegen
2,24%
Oostenrijk
2,20%
Portugal
1,24%
Spanje
7,99%
Tsjechië
0,82%
Verenigd Koninkrijk
17,40%
Zweden
2,64%
Zwitserland
3,19%
Totaal
100,00%
Daarenboven draagt Canada als geassocieerd land een extra 3,79% bij aan de verplichte programma’s.
In de jaren 2009 – 2011 heeft ESA respectievelijk € 698,1 miljoen, € 687,4 miljoen en € 739,0 miljoen ontvangen voor de verplichte programma’s. Nederland heeft daaraan respectievelijk € 32,6 miljoen, € 32,1 miljoen en € 34,5 miljoen bijgedragen.
In de optionele programma’s, waarop tijdens de vorige ministersconferentie in 2008 in Den Haag is ingeschreven, draagt Nederland gemiddeld 2,55% bij. Dat is iets meer dan de helft van het Bruto Nationaal Product-aandeel van Nederland.
De tabel voor alle landen is:
België
5,97%
Canada
0,43%
Denemarken
0,61%
Duitsland
29,97%
Finland
0,24%
Frankrijk
24,59%
Griekenland
0,15%
Ierland
0,36%
Italië
13,92%
Luxemburg
0,54%
Nederland
2,55%
Noorwegen
1,29%
Oostenrijk
1,52%
Portugal
0,23%
Spanje
5,59%
Tsjechië
0,25%
Verenigd Koninkrijk
5,77%
Zweden
2,06%
Zwitserland
3,94%
Totaal
100,00%
Deze inschrijvingen in 2008, en de overgebleven verplichtingen uit eerdere ministersconferenties, leidden voor Nederland tot kasbetalingen in de periode 2009–2011 van respectievelijk € 69 miljoen, € 64,2 miljoen en € 49,7 miljoen.
Heeft u actueel inzicht in de economisch vermenigvuldigingsfactor die ontstaat ten opzichte van de nederlandse contributie aan ESA, door het feit dat ESTEC in Nederland is gevestigd en het ongetwijfeld direct economische effect daarvan?
Volgens rapportage door ESTEC bedragen de ESTEC-uitgaven in Nederland in 2011 in totaal € 358 miljoen. Dit betreft salarisuitgaven, programmagerelateerde inkopen/kosten, kosten voor informatietechnologie, reis- en verblijfuitgaven en uitgaven van ESTEC-bezoekers.
Nederland heeft in 2011 € 84 miljoen bijgedragen aan de ESA-begroting en -programma’s. Dit resulteert in een vermenigvuldigingsfactor van 4,26.
Deelt u de mening dat het voor ESTEC van belang is dat er lange termijn zekerheid geboden wordt ten aanzien van de financiering van de Nederlandse bijdragen aan ESA? Zo ja, kunt u zo snel mogelijk, maar uiterlijk over drie maanden uitsluitsel geven over de financiering van ESA? Zo nee, waarom niet?
ESTEC is voor haar toekomstige activiteiten afhankelijk van de inschrijvingen van de ESA-lidstaten op de financiering van de programma’s die in Noordwijk worden uitgevoerd. Tijdens de ESA-ministersconferentie van 20 en 21 november 2012 zal door alle ESA-lidstaten duidelijkheid worden geboden over hun bijdragen aan de ESA-begroting in de periode 2013–2015.
Een eerder uitsluitsel van Nederland over zijn bijdrage zal van gering belang zijn voor de ESTEC-programma’s, want daarvoor is het totale overzicht van alle bijdragen van de ESA-lidstaten van belang.
Het artikel 'Slimme dijken op komst' |
|
Anne-Wil Lucas-Smeerdijk (VVD), Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Slimme dijken op komst»?1
Ja.
Deelt u het inzicht dat een aanzienlijk deel van de 200 000 breedbandloze huishoudens nabij dijken liggen en dat daardoor ambities op het gebied van dijkversterking, -monitoring en digitalisering wellicht op slimme wijze gecombineerd kunnen worden?
In het kader van het Europese programma « Urban Flood» wordt op dit moment gewerkt aan het digitaliseren van dijkmonitoring. Urban Flood is een 3-jarig Europees onderzoekproject over sensordijken en overstromingswaarschuwingen, financieel ondersteund via het 7e kaderprogramma (KP7). Het project monitort de eerste «livedijken» op diverse plekken in Nederland, zoals bij Eemshaven en Vechtdijk Amsterdam, via sensortechnologie. Daarnaast wordt door de stichting IJkdijk en haar partners gewerkt aan een dijk data service centre (DDSC). Dit DDSC moet het mogelijk maken om gemeten data, waarmee het gedrag van de kering kan worden geanalyseerd en mogelijk voorspeld, centraal te ontsluiten.
Momenteel wordt onderzocht of en hoe sensortechnologie in dijken rendabel is te maken. Het is daarom nog niet te zeggen of deze technologie op grote schaal, of specifiek op de hier bedoelde locaties, zal gaan worden toegepast. Laat staan of de uitrol van deze technologie gecombineerd kan worden met de uitrol naar breedbandloze huishoudens nabij een dijk.
Bent u bereid om de beoogde aanleg van datacommunicatievoorzieningen naar en in dijken in het kader van «Slimme Dijken» te doen plaatsvinden in zogenaamde kabelgoten, waarin naast de kabels voor Rijkswaterstaat (RWS) ook ruimte is voor die van meerdere kabel- en telecombedrijven?
Zoals gezegd, valt nog niet aan te geven of en hoe sensortechnologie in dijken zal worden toegepast. Het is natuurlijk al wel zo dat er nu al kabels en leidingen door en langs waterkeringen liggen en dat ook nu al slimme combinaties hun vruchten af kunnen werpen, waarbij wel opgemerkt moet worden dat vreemde objecten de waterkering niet mogen verzwakken en dat hierbij moet worden voldaan aan de telecomwet en mededingingswet. Er wordt op dit moment gewerkt aan een convenant tussen de Unie van Waterschappen en het Platform Netbeheerders (kabel- en leidingbeheerders), dat beoogt de samenwerking – juist ook met telecombedrijven – bij dijkverzwaringsprojecten te verbeteren.
Op welke wijze worden de waterschappen geïnformeerd en uitgedaagd om dergelijke slimme combinaties te maken, nu de aanleg, het beheer en onderhoud van de dijken in het kader van het hoogwaterbeschermingsprogramma en het bestuursakkoord Water voornamelijk bij de waterschappen ligt?
Waterschappen, kennisinstellingen en de markt worden binnen diverse programma’s, zoals het IJkdijkontwikkelprogramma en Floodcontrol 2015, gestimuleerd samen te werken en ook buiten de sector samenwerking aan te gaan. Ik wijs ook nogmaals op het convenant in wording in het antwoord op vraag 3. Deze programma’s worden (mede financieel) ondersteund door het Rijk. Daarnaast is water natuurlijk aangemerkt als topsector. Diverse initiatieven op het vlak van hoogwaterbescherming, waarbij ook wordt samengewerkt met de private sector, zullen in dat verband een plaats krijgen in het voorgestelde Innovatiecontract van de Topsector Water.
Is het waar dat kabelgoten die nodig zijn voor deze «Slimme Dijken» nu al door Nederlandse bedrijven zoals Wavin zijn ontwikkeld?
Het klopt dat Wavin een nieuw soort kabelgoot heeft ontwikkeld die sterker is dan de reguliere kabelgoten en zich daardoor wellicht beter leent voor toepassing in dijken. Deze nieuwe kabelgoten zijn echter niet specifiek voor dijken ontwikkeld.
Deelt u de mening dat een dergelijke aanleg een uit overheidsperspectief vrijwel kosteloze stimulering betekent voor de ook door de Regering zo gewenste breedbandaansluitingen? Op welke wijze zult u deze kans benutten?
Het kan in de toekomst kosten besparen indien de combinatie van breedbandaansluitingen met slimme dijken grootschalig gerealiseerd zou kunnen worden. Gegeven mijn antwoord op vraag 3 zal dit op het juiste moment worden meegenomen. Meer algemeen is het bestaande beleid om kosten voor aanleg van netwerken te verlagen door werkzaamheden op elkaar af te stemmen. In de Handreiking Breedband worden gemeenten dan ook opgeroepen om bijvoorbeeld de graafwerkzaamheden in hun gemeente goed af te stemmen met diverse kabeleigenaars. Naast het belang van een reductie in kosten voor aanleg ontstaan in de markt innovatieve financieringsmodellen om de aanleg van glasvezel te stimuleren. Zo zijn er voorbeelden vanuit de bewoners zelf die via vraagbundeling of het opzetten van een coöperatie de marktpartijen alsnog overhalen om aan te leggen, waarbij de bewoners de meerkosten ten opzichte van het rendabele (dorps)gebied over meerdere jaren kunnen terugbetalen. Ook over financieringsmodellen informeert de Handreiking. Overigens betekent het niet hebben van een vaste breedbandinfrastructuur niet dat de laatste 100 000- 150 000 huishoudens zonder breedband zitten. Er is altijd beschikking over een mobiel netwerk en/of satelliet.
Bent u bereid de voor dergelijk medegebruik door Rijkswaterstaat in rekening te brengen kosten te beperken tot uitsluitend de aantoonbare meerkosten?
Ja, met inachtneming van hetgeen gesteld bij het antwoord op vraag 3 en 6.
Deelt u voorts de mening dat een grootschalig (mede-) gebruik kan leiden tot een innovatief en bijgevolg zeer goed exporteerbaar samenstel van voorzieningen en diensten? Hoe kunnen we dat het beste benutten?
Ja ik deel deze mening en ik probeer dan ook daar waar samenwerking en combineren van beleid mogelijk is, dit aan te moedigen. Dit, zoals eerder gesteld, met inachtneming van bestaande wet- en regelgeving. Of dit nu gaat over slimme dijken of ander beleid. Het is de insteek waarop ook het topsectorenbeleid op is gebouwd.
De veiligheid van aanstekers op de Nederlandse markt |
|
Afke Schaart (VVD), Janneke Snijder-Hazelhoff (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht op «Helft van de aanstekers onveilig»?1
Ja, ik heb hiervan kennis genomen.
Hoeveel overtredingen van de productveiligheidseisen constateert de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA) jaarlijks bij non-food consumenten producten uit China?
Uit het Europese Rapex-systeem van de Europese Commissie blijkt dat 58% van de genotificeerde consumentenproducten afkomstig is uit China. Overigens is 60–80% van alle consumentenproducten afkomstig uit China. Het is op korte termijn niet mogelijk een volledig overzicht te genereren van het totaal aantal overtredingen dat door de NVWA is geconstateerd in producten uit China. Een nadere analyse hiertoe zal in 2012 worden uitgevoerd.
Wél is bekend dat van de 40 onderzochte partijen aanstekers van de Nederlandse markt, 40% afkomstig is uit China. Het onderzoek zal in het eerste kwartaal van 2012 worden afgerond.
Kunt u inzicht geven in de maatregelen die door de nVWA zijn genomen ten behoeve van de veiligheid van aanstekers op de Nederlandse mark?
Producenten en importeurs zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van aanstekers die door hen op de markt worden gebracht. Om te toetsen of deze verantwoordelijkheid ook voldoende en juist wordt ingevuld voert de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) sinds 2007 toezicht uit op in Nederland gevestigde importeurs en distributeurs van aanstekers. Zowel bedrijfscontroles als productcontroles (zo mogelijk uitgevoerd voordat deze op de markt zijn gebracht) maken deel uit van dit toezicht.
Bij geconstateerde tekortkomingen worden passende maatregelen genomen, variërend van een corrigerende opmerking tot het weren van partijen, afhankelijk van de ernst van de tekortkoming. Onveilige aanstekers worden van de markt geweerd/gehaald. Vergelijkbaar toezicht bij importeurs en distributeurs van aanstekers wordt uitgevoerd met andere lidstaten. Dit onderzoek wordt afgestemd met de deelnemende lidstaten.
Is bij u bekend hoeveel slachtoffers er jaarlijks vallen als gevolg van onveilige aanstekers? Zo ja, waar zijn deze gegevens op gebaseerd?
Uit analyse van het Letsel Informatie Systeem van de Stichting Consument en Veiligheid en een media analyse blijkt dat er jaarlijks naar schatting enkele tientallen mensen worden behandeld voor brandwonden op Spoedeisende of eerste-hulp afdelingen als gevolg van ongevallen waarbij een aansteker betrokken is. Het merendeel van de ongevallen wordt veroorzaakt door onjuist gebruik, zoals het onjuist vullen van aanstekers of het moedwillig aansteken van bijvoorbeeld spuitbussen. Slechts enkele ongevallen zijn het gevolg van onveilige aanstekers (steekvlam of explosie).
Bent u bereid om de nVWA te verzoeken een nieuw onderzoek te doen naar de veiligheid van aanstekers op de Nederlandse markt?
Ik zie geen aanleiding de NVWA te verzoeken nieuw onderzoek te doen omdat de NVWA structureel toezicht uitoefent op importeurs en distributeurs. Een verzoek tot nieuw onderzoek is daarmee overbodig. Daarnaast heb ik naar aanleiding van signalen uit de markt over vermeende onveilige aanstekers op de markt eind 2011 aanvullend onderzoek door de NVWA laten uitvoeren. Eind februari 2012 zal de NVWA dit onderzoek afronden.
Bent u bereid om aanvullende maatregelen te nemen, bijvoorbeeld door strengere inspecties, als blijkt dat een aanzienlijk aandeel van de aanstekers niet voldoet aan de veiligheidseisen?
De NVWA treedt op tegen importeurs en distributeurs die onveilige aanstekers op de markt brengen. Op basis van de huidige kennis en stand van zaken acht ik dit optreden afdoende. Ik zal de resultaten van het onderzoek van de NVWA bestuderen en wanneer daartoe aanleiding is, zal ik mijn beleid aanpassen.
Het bericht dat aluminiumsmelter Zalco deze week failliet is gegaan |
|
René Leegte (VVD), Afke Schaart (VVD) |
|
Kent u het bericht dat aluminiumsmelter Zalco deze week failliet is gegaan?1
Ja. Ik ben hiervan op de hoogte.
Welke rol had het speelveld voor de energiekosten van de energie-intensieve industrie op mondiaal niveau bij dit faillissement?
De ontwikkelingen rond Zalco zijn een weerspiegeling van bredere Europese ontwikkelingen. Betrokken partijen geven als belangrijke redenen voor het sluiten van aluminiumfabrieken in Europa dat sprake is van een aluminiumprijs die wereldwijd gedicteerd wordt door de LME (London Metal Exchange) en het feit dat de productiekosten in Europa relatief hoog zijn ten opzichte van aluminiumproductie op andere plaatsen in de wereld. In een recente publicatie van het blad «Metal Bulletin» van 16 januari 2012 wordt aangegeven dat capaciteit in Europa (in Spanje, Italië, de UK en Nederland) en in de VS (Tennessee en Texas) wordt gesloten en dat in het Midden Oosten capaciteit wordt bijgebouwd (zoals 740 000 tpy in Saoedi-Arabië en grote uitbreidingen in de Verenigde Arabische Emiraten en Dubai).
Belangrijkste redenen zijn o.a. de relatief goedkope energie, waar deze producenten gebruik van kunnen maken en de veel grootschaligere productie van aluminium. Goedkope energie is vooral een gevolg van het feit dat deze productiesites juist zijn gevestigd op plaatsen waar grootschalig goedkope energie aanwezig en overtollig is in de vorm van waterkracht, geisers, zonne-energie of olie- en gasvelden zoals bijvoorbeeld in resp. Noorwegen, IJsland en de Arabische landen.
Wat is naar uw inschatting de rol van «carbon leakage» geweest bij de oorzaak van dit faillissement?
Zoals bij mijn antwoord op vraag 2 is aangegeven, spelen de hogere elektriciteitsprijzen in Europa inderdaad een rol. Dat heeft mede te maken met de kosten voor de emissiehandel, die de elektriciteitsbedrijven doorberekenen in de elektriciteitskosten. Het emissiehandelssysteem is een waardevol systeem om de gewenste CO2-reductie op de voor consumenten en bedrijven goedkoopst mogelijke manier te bereiken.
Per 1 januari 2013 veranderen de regels met betrekking tot carbon leakage (ETS). Die nieuwe maatregelen kunnen dus nog geen invloed gehad hebben op het faillissement. Wel had de energie-intensieve industrie te maken met hogere elektriciteitskosten, door de kosten voor CO2-uitstoot, die de elektriciteitsproducenten doorberekenen in de elektriciteitskosten. Echter door de lage «CO2-prijs» zijn die kosten tamelijk beperkt.
Ik volg de ontwikkelingen op het gebied van ETS en mijn streven is er op gericht tot een level playing field in Europa te komen op dit terrein.
Klopt het dat in Duitsland alle bedrijven waarvan de energierekening hoger is dan 10% van de omzet compensatie krijgen voor de energierekening? Kunt u een overzicht sturen van compensatiemaatregelingen in de ons omringende landen?
De energierekening bestaat uit twee delen, te weten de kosten voor de opwekking van de energie (van de energieproducent) en de transportkosten of netkosten van de elektriciteit (voor grote bedrijven worden die geïnd door TenneT). De tarieven voor de netkosten worden vastgesteld door de NMa. De netkosten maken enkele procenten uit van de totale energiekosten. De energiekosten worden geregeld via contracten tussen energieleveranciers en de grotere afnemers (lange termijn) en via bijvoorbeeld de APX-veiling (dagveiling). De elektriciteitsprijzen liggen in Duitsland, Frankrijk en Nederland ongeveer op een gelijk niveau (zie ook het antwoord op vraag 5).
In Duitsland bestaat voor de energie-intensieve industrie de mogelijkheid van kwijtschelding van de transportkosten voor elektriciteit, niet van de prijs van energie. Daarvoor moeten bedrijven aan een aantal voorwaarden voldoen o.a. op het gebied van het minimale stroomverbruik en het aantal uren per jaar dat zij stroom gebruiken.
Omdat mij geen soortgelijke regelingen in andere landen bekend zijn, heb ik de Europese Commissie inmiddels mondeling gevraagd mij te informeren over andere compensatieregelingen in de ons omringende landen. Deze vraag zal ik ook formeel per brief aan de Commissie stellen, waarbij ik haar tevens zal vragen ons te informeren wat de positie van de Europese Commissie is ten opzichte van deze regelingen.
Kunt u op basis van de maatregelen in de ons omringende landen aangeven wat de concurrentiepositie van Nederland is op basis van energiekosten?
In bovenstaande grafiek (bron APX) zijn de elektriciteitsprijzen op de APX en EEX weergegeven. Het zijn gemiddelde prijzen: de prijs van een jaarcontract 2010, zoals dat in 2009 kon worden afgesloten, hetgeen aansluit bij de handelswijze in het bedrijfsleven.
Uit de grafiek volgt dat de prijzen in de drie landen dicht bij elkaar liggen en dat in deze periode de Nederlandse elektriciteitsprijs nog meer in lijn is gekomen met de Duitse en Franse tarieven.
Bedrijven die speciale contracten met producten hebben, kunnen mogelijk lagere prijzen hebben bedongen. Zo hebben de Nederlandse grootgebruikers in 2007 bekend gemaakt een aantrekkelijk lange termijncontract met E.On gesloten te
hebben (zie ook de antwoorden op uw vragen bij het Energierapport 2008 (Tweede Kamer 31 510 nr. 2, vraag 72). Over speciale contracten in andere EU-landen kan ik u eerst informeren nadat ik antwoord heb ontvangen van de Europese Commissie.
De inwerkingtreding van Verordening (EU) nr 284/2011 door een wijziging van het Warenwetbesluit |
|
Janneke Snijder-Hazelhoff (VVD), Afke Schaart (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het u bekend dat Verordening (EU) nr. 284/2011 per 1 juli 2011 in werking is getreden en dat hieromtrent een ontwerp wijziging van het Warenwetbesluit ter overweging is opgesteld?
Ja, dit is mij bekend.
Klopt het dat voor de controles die de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) uitvoert de importeur zelf moet betalen en dat de nVWA hier circa 750 euro voor rekent? Kunt u de hoogte van dit bedrag onderbouwen?
Importeurs of hun vertegenwoordigers betalen op dit moment niet voor de controles. De wettelijke grondslag voor het heffen van de retributies is inmiddels vastgesteld (Stb. 2011, 559). In het eerste kwartaal van 2012 zal ook de hoogte van de retributies wettelijk zijn vastgesteld. Vanaf dat moment gaat het bedrijfsleven zelf de kosten betalen voor de controle. De bedragen die wettelijk vastgesteld gaan worden, zijn kostendekkend. De kosten voor het onderzoek kunnen variëren, afhankelijk van het product, van plaats van bemonstering en de tijd die de nVWA besteedt aan de controles. De kosten bedragen in de regel minimaal € 600,– maar kunnen ook hoger uitvallen.
Stelt de Verordening dat de resultaten van controles zo spoedig als technisch mogelijk beschikbaar moeten zijn en dat de nVWA een minimum doorlooptijd stelt van één werkweek? Deelt u de mening dat de testresultaten zo snel mogelijk bekend moeten worden om zo handelsstilstand te voorkomen?
De Verordening stelt inderdaad dat de resultaten van de controles zo spoedig als technisch mogelijk is beschikbaar moeten zijn. De nVWA heeft als indicatie een minimum doorlooptijd van één werkweek voor de controles aangegeven en ik deel de mening dat de nVWA de testresultaten zo spoedig mogelijk als technisch haalbaar bekend zou moeten maken.
Is het u bekend dat het bedrijfsleven hoge schade kan ondervinden, als gevolg van handelsstilstand, door een te lange doorlooptijd van de controles?
Ja, dat is mij bekend. Nederland heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om specifieke eerste punten van binnenkomst aan te wijzen. Met de Douane is overeengekomen dat de controle op verzoek van het bedrijfsleven verlegd mag worden naar een andere locatie in het binnenland, zodat de controle gecombineerd kan worden met het lossen van de zending. Dat bespaart het bedrijfsleven kosten en tijd ten opzichte van de variant waarin er in de haven of op de luchthaven extra gelost en geladen moet worden voor de controle.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er wel een minimumtijd maar geen maximum doorlooptijd vastgelegd is? Zo nee, waarom niet?
Er is geen minimum doorlooptijd vastgelegd, maar eenindicatie van de doorlooptijd afgegeven. De Verordening stelt geen maximum doorlooptijd vast. De EU beschouwt de producten als « hoog risico producten» welke gecontroleerdmoeten worden op de aanwezigheid van kankerverwekkende stoffen. Het doel is de consument te beschermen tegen de gevolgen van blootstelling aan deze kankerverwerkende stoffen. Het vaststellen van een maximale doorlooptijd zou de zorgvuldigheid van het onderzoek kunnen schaden.
Bent u bereid om schade door handelsstilstand zoveel mogelijk te beperken door in overleg met de nVWA en het bedrijfsleven een maximale doorlooptijd vast te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De verkoop van namaak Uggs op de Nederlandse markt |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «nep-Uggs lopen goed op internet»1 waarin men bericht dat er sprake is van grootschalige verkoop van nagemaakte schoenen van het merk UGG Australia in Nederland?
Ja.
Nu alleen al in oktober er meer dan 20 000 advertenties geplaatst zijn waarin deze producten worden aangeboden, met name op internet en hierbij ook op grote schaal inbreuk wordt gemaakt op merkenrechten, is dit beeld representatief voor het aanbod aan namaakkleding en -schoeisel in het algemeen in Nederland?
De herkomst van het genoemde aantal van 20 000 advertenties valt niet uit de nieuwsberichten op te maken. In 2010 zijn door de Nederlandse douane op grond van de «Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectueeleigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten» (hierna: Douaneverordening) in totaal meer dan 6 miljoen artikelen aan de buitengrenzen tegengehouden. Ruim 130 000 artikelen (zo’n 2%) vallen in de categorie kleding en schoenen. Deze aantallen slaan echter op mogelijke inbreuk op een intellectueeleigendomsrecht, het uiteindelijke weren van de markt geschiedt bij gerechtelijke uitspraak.
Op EU-niveau liggen de cijfers en de verdeling anders. De Europese Commissie heeft becijferd dat er in 2010 103 miljoen artikelen zijn tegengehouden, waarvan een kleine 7% bestond uit kleding.
Daar China de voornaamste bron van namaakproducten lijkt te zijn, welke contacten onderhoudt u met de Chinese autoriteiten om de stroom aan namaakproducten te stoppen?
Uit cijfers van de Europese Commissie blijkt inderdaad dat China de voornaamste bron is voor de invoer van namaakproducten in Europa.
Met de Chinese autoriteiten zijn zowel op EU- als op nationaal niveau regelmatig contacten over het tegengaan van namaak. Hieruit blijkt dat de Chinese autoriteiten de laatste jaren een actiever beleid voeren om namaak tegen te gaan.
Al meer dan 25 jaar heeft de Nederlandse douane daarnaast een intensief utwisselings- en trainingsprogramma met de Chinese douane. Voor de specifieke stroom van internetbestellingen/verkopen en zendingen via post, koeriers en cargodiensten zijn geen afspraken gemaakt of is geen direct contact. Vanuit een samenwerkingsverband tussen China en de EU participeert de haven van Rotterdam in een EU-China action plan. Post en koeriersmodaliteiten vallen niet onder dit actieplan.
Het doel van het actuele actieplan betreffende EU-China douanesamenwerking inzake intellectueeleigendomsrechten is de toepassing te versterken van douanecontroles gericht op het bestrijden van namaak en piraterij in de handel tussen de EU en China, en te voorzien in een basis voor verdere acties ter bestrijding van namaak en piraterij.
Heeft u inzicht in de economische schade die het gevolg is van de verkoop van namaakproducten en inbreuk op merkenrechten? Zo ja, kunt u aangeven om welke bedragen het gaat?
Inbreuken op intellectueeleigendomsrechten in het algemeen en namaak en piraterij in het bijzonder zijn uitgegroeid tot een fenomeen met internationale dimensies, dat ernstige economische en sociale gevolgen heeft, de goede werking van de (interne) markt verstoort en de consumentenbescherming in het gedrang brengt, met name op het gebied van volksgezondheid en openbare veiligheid. Dit leidt tot ondermijning van de economie, een verlegging van handelsstromen en een verstoring van de concurrentie, waardoor bedrijven hun vertrouwen in de (interne) markt verliezen en minder investeren en innoveren. Hoewel het lastig is om eenduidige cijfers te verkrijgen, kan wel worden gesteld dat het een probleem is van grote en groeiende omvang. Volgens de laatste cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) wordt de waarde van de internationale handel in nagemaakte en door piraterij verkregen goederen in 2007 op 250 miljard USD geraamd.
In 2010 heeft de EU-douane aan de buitengrenzen van de Unie bij 80 000 controles 103 miljoen goederen tegengehouden waarvan zij vermoedde dat ze waren nagemaakt of door piraterij waren verkregen. Het is niet bekend hoe deze handelscijfers zich verhouden tot de waarde van de namaakgoederen die voor de Europese markt bestemd zijn, maar het is aannemelijk dat het bij namaakgoederen om honderden miljoenen, zo niet miljarden euro’s gaat.
Welke maatregelen worden er vanuit uw ministerie genomen om het bedrijfsleven te helpen de handel in namaakproducten tegen te gaan?
Het Nederlandse beleid is dat bij inbreuken op intellectueeleigendomsrechten de civielrechtelijke handhaving voorop staat. In beginsel dient een private partij zelf tegen inbreukmakers op te treden; strafrechtelijke handhaving geldt als uiterste middel. Bij intellectueeleigendomsfraude kan het algemeen belang aan de orde zijn, waaronder:
In Nederland houden vele publieke en private partijen zich bezig met de handhaving van intellectueeleigendomsrechten. Ook bestaan afspraken tussen de betrokken ministeries en uitvoerende instellingen. Voor wat betreft de daadwerkelijke uitvoering van de regels heeft het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ten aanzien van de controle aan de buitengrenzen door de douane een Kaderovereenkomst met het Ministerie van Financiën gesloten. Op grond van deze overeenkomst vervult de douane een faciliterende rol bij de handhaving van intellectueeleigendomsrechten van het grensoverschrijdende goederenverkeer. De douane is daarmee een belangrijke speler bij de handhaving van intellectueeleigendomsrechten. Naast de overheid zijn op nationaal niveau private belangenorganisaties werkzaam die zich vooral richten op werkzaamheden/acties op het gebied van de bestrijding van piraterij en namaak.
De handhaving door de douane geschiedt op basis van de Douaneverordening. Dat houdt – kort gezegd – in dat de douane ofwel ambtshalve ofwel op grond van een verzoek van een rechthebbende van een intellectueeleigendomsrecht bepaalde goederen tegenhoudt waarvan men vermoedt dat deze inbreuk maken op dit recht en de houder van dit recht hiervan op de hoogte stelt. Daarna is het, binnen de in voornoemde verordening gestelde grenzen en termijnen, aan de houder om verdere actie te ondernemen. Indien hij geen overeenstemming met de afzender van de goederen kan bereiken, dan dient hij, ter vaststelling van zijn recht, de rechter in te schakelen. De rechter bepaalt aan de hand van de nationale wetgeving of er al dan niet sprake is van een inbreuk op de intellectueeleigendomsrechten van de houder. Indien dat het geval is, dan bestaat de mogelijkheid, mits ook in rechte gevorderd en toegewezen, de goederen te vernietigen.
Nu marktplaats.nl het belangrijkste platform blijkt te zijn waarop illegale waar wordt aangeboden, zo ook de namaak schoenen van UGG Australia, welke mogelijkheden ziet u om, in overleg met Marktplaats, deze handel via haar platform tegen te gaan?
Mij zijn geen cijfers bekend waaruit blijkt dat Marktplaats inderdaad het belangrijkste platform is waarop illegale waar wordt aangeboden.
Marktplaats heeft een speciaal programma opgesteld, het programma Meldpunt Inbreuk. Dit programma is speciaal ingericht voor bedrijven om actie tegen inbreukmakende advertenties te kunnen ondernemen. Via een «notice-and-takedown»-procedure kunnen rechthebbenden een verzoek indienen bij Marktplaats tegen inbreukmakende advertenties. Werknemers van Marktplaats kunnen deze advertenties vervolgens verwijderen. Een verzoek aan Marktplaats dient te voldoen aan de vereisten zoals deze zijn gesteld in de «Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt», met name omtrent de intellectueeleigendomsrechten waar inbreuk op gemaakt zou worden. De richtlijn stelt eisen aan de inhoud van het verzoek; deze eisen waarborgen dat de partijen die een inbreuk aanmelden de houder zijn van het intellectueeleigendomsrecht dan wel geautoriseerd zijn door de houders van het recht.
Nu er in het geval van de namaak-UGG Australia producten klaarblijkelijk gebruik gemaakt wordt van de pels van wasbeerhonden, die in China op gruwelijke wijze levend worden gevild, welke maatregelen kunt u nemen om te voorkomen dat producten die zijn voorzien van leer en bont dat op deze wijze wordt vergaard op de Nederlandse markt terecht komen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 zet de Nederlandse regering actief in op het tegenhouden van namaakgoederen aan de Nederlandse grens. Hiermee wordt indirect ook het genoemde wasbeerhondenbont op nep-Uggs bestreden. Naast deze maatregelen zie ik geen andere maatregelen om producten voorzien van leer en bont dat dieronvriendelijk is geproduceerd aan de grens tegen te houden.
Als namaakkleding en -schoeisel vaak onder slechte arbeidsomstandigheden worden vervaardigd, in zogenaamd «sweat shops», is dit voor u een reden om extra alert te zijn op de import van en handel in illegale namaakproducten?
Nee, voor het optreden tegen inbreuk op intellectueeleigendomsrechten maakt het geen verschil hoe de desbetreffende artikelen zijn vervaardigd.
De slechte ontvangst van Radio 1, Radio 2, Radio3, Radio4, Omroep Drenthe en Q-Music in Noord-Nederland |
|
Anouchka van Miltenburg (VVD), Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Is het juist dat Radio1, Radio2, Radio3, Radio4, Omroep Drenthe en Q-Music nog steeds in grote delen van Noord-Nederland slecht te ontvangen zijn ondanks de berichten dat de zendcapaciteit van alle radiomasten weer op 100% zendvermogen zou zijn, na de branden in de zendmasten in Hoogersmilde en Lopik van 15 juli 2011?
In Noord-Nederland is voor alle gedupeerde omroepen de verzorging zo goed mogelijk geregeld door gebruikmaking van een noodmast en inzet van alternatieve frequenties. Er is nog geen volledig herstel van de situatie van voor de instorting van de mast te Smilde. Het betrof hier een mast van bijna 300 meter hoogte, waarvan het bereik niet snel volledig te compenseren zal zijn. Dat betekent dat, vanwege het verschil in hoogte, het bereik dat vanuit de noodmast in Assen kan worden gerealiseerd inderdaad minder is dan het bereik dat oorspronkelijk vanuit Smilde werd gerealiseerd. Naast de hoogte van de noodmast wordt het verschil in bereik ook verklaard uit het vermogen dat kan worden gebruikt. De noodmast staat op een defensieterrein op circa 15 kilometer van de plek waar oorspronkelijk werd uitgezonden. Vanwege de nabijheid van een woonwijk zijn er beperkingen aan het maximaal uit te zenden vermogen in verband met de toegestane sterkte van elektromagnetische velden (EMV) en elektromagnetische compatibiliteit (EMC).
Klopt het dat de oorzaak hiervan is dat het oorspronkelijke zendvermogen van bovengenoemde radiostations niet is hersteld? Is het vermogen vanuit de tijdelijke zendmast in Assen veel slechter dan in de oude situatie? Zo ja, staat deze noodmast wel op de juiste plek en is hij wel hoog genoeg?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat dit een zeer onwenselijke situatie is, temeer omdat Radio1 en Omroep Drenthe dienst doen als belangrijkste informatiekanaal voor de burger in crisissituaties?
Ja. Daarom zijn er, naast het plaatsen van een noodmast, ook aanvullende frequenties uit het nog braakliggende kavel A7 op andere plaatsen ingezet en is Agentschap Telecom voortdurend in overleg met zenderoperators en vergunninghouders om dit gebruik verder te optimaliseren. Daarnaast wordt op dit moment de oplossing in de vorm van de plaatsing van een tijdelijke 200 meter hoge mast uitgewerkt en doorgerekend op de effecten voor bereik en EMV en EMC.
Wat betreft Radio 1 en RTV Drenthe kan worden gesteld dat deze, in verband met hun functie als calamiteitenzender, altijd prioriteit hebben gehad bij het vinden van oplossingen. De verzorging van deze omroepen is, in verhouding tot de andere gedupeerden, daarmee het meest optimaal hersteld. Ik merk daarbij op dat er in het geval van een eventuele calamiteit ook andere informatiekanalen zijn waarlangs kan worden gecommuniceerd.1
Bent u bekend met artikel 2.1 van de Mediawet 2008 waaruit blijkt dat het een publieke taak is om publieke zenders naar alle huishoudens in Nederland te verspreiden?
Ja, ik ben bekend met artikel 2.1 van de Mediawet 2008 en nee, feitelijk kan door de ontstane situatie niet worden voldaan aan artikel 2.1, derde lid, van de Mediawet 2008. Hierin is bepaald dat het programma-aanbod van de algemene programmakanalen van de landelijke, regionale en lokale publieke mediadienst via omroepzenders wordt verspreid naar alle huishoudens in het verzorgingsgebied waarvoor de programma’s zijn bestemd. Nu is met name de ontvangst in delen van Zuid-Drenthe en Friesland niet (voldoende) gedekt via de ether. Ontvangst via kabel, satelliet of internet is wel mogelijk.
Om invulling te kunnen geven aan artikel 2.1. van de Mediawet is artikel 3.3 derde lid van de Telecommunicatiewet van belang, dat regelt dat een vergunning voor frequentiegebruik wordt verleend voor ten minste drie algemene televisieprogrammakanalen en vijf algemene radioprogrammakanalen van de landelijke publieke omroep, op zodanige wijze dat een landelijk bereik mogelijk is. Aan de regionale omroep wordt op grond van dit artikel vergunning voor frequentiegebruik verleend voor ten minste één omroepnet voor radio, op zodanige wijze dat een provinciaal bereik mogelijk is.
Daarmee is gewaarborgd dat de publieke omroep over de benodigde frequentieruimte kan beschikken. Voor de daadwerkelijke uitzending is de publieke omroep echter van zenderexploitanten afhankelijk.
De publieke taakopdracht brengt met zich mee dat, indien sprake is van een omstandigheid die afbreuk doet aan de ongestoorde ontvangst, dit zo spoedig mogelijk verholpen dient te worden. Dit is echter afhankelijk van technische mogelijkheden. Indachtig artikel 2.1, derde lid van de Mediawet 2008 heeft Agentschap Telecom zich maximaal ingezet om het de publieke omroepen mogelijk te maken om de ontvangstklachten voor hun luisteraars te verminderen door het hen tijdelijk een vergunning te verlenen voor het gebruiken van frequenties uit het nog braakliggende kavel A7. Zoals onder vraag 3 en 10 is gesteld, wordt door Agentschap Telecom, Alticom, vergunninghouders en zenderexploitanten gewerkt aan een verdere verbetering in de vorm van de plaatsing van een 200 meter hoge tijdelijke mast.
Bent u van mening dat de Publieke Omroep momenteel aan deze wettelijk verplichting voldoet? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u eraan doen om dit probleem zo snel mogelijk op te lossen?
Zie antwoord vraag 4.
Is het juist dat het bedrijf Novec eigenaar was van de ingestorte zendmast Hoogersmilde en dat het bedrijf voor 100% eigendom is van TenneT?
NOVEC is eigenaar van het ingestorte stalen gedeelte van de zendmast. NOVEC is een 100%-dochter van TenneT, waarvan de aandelen gehouden worden door de Staat, die daarbij wordt vertegenwoordigd door het Ministerie van Financiën.
Is het juist dat TenneT de mogelijkheid heeft om in te grijpen in de bedrijfsvoering van Novec? Kunt u aangeven of er vanuit TenneT wordt bijgedragen aan het oplossen van de problemen bij Novec? Zo ja op welke wijze heeft dit heeft plaats gevonden en kunt u aangeven welke rol is weggelegd voor de Staat als aandeelhouder?
NOVEC is geen staatsbedrijf. Hoewel NOVEC een 100%-dochter is van TenneT en de aandelen van TenneT in handen zijn van de Staat, is het niet de bedoeling om via het aandeelhouderschap te treden in de operationele verantwoordelijkheid van NOVEC. Dat is ook niet gebeurd. Wel is door NOVEC – als dochter van TenneT – regelmatig overleg gevoerd met de moedermaatschappij over de ontstane veiligheidssituatie van de mast in IJsselstein (Lopik), waar zich bijna een gelijke calamiteit heeft voorgedaan als in Hoogersmilde.
Als mastbeheerder maakt NOVEC afspraken in de privaatrechtelijke sfeer met zenderaanbieders die gebruik willen maken van de ruimte
op die mast. Onderdeel hiervan zijn afspraken over veiligheidsmaatregelen waarbij de partijen hun eigen verantwoordelijkheid hebben. Vanuit haar beleidsverantwoordelijkheid heeft het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een rol gespeeld door het benoemen van een bemiddelaar om de impasse, die over de veiligheidssituatie was ontstaan, te doorbreken. Deze bemiddeling heeft ertoe geleid dat beide partijen mee hebben gewerkt aan een oplossing, met als resultaat de met behoud van veiligheid gecontroleerde verhoging van het zendvermogen in IJsselstein.
Klopt het dat volledige ontvangst van de genoemde radiostations alleen bereikt kan worden door de zendmast van Novec opnieuw op te bouwen?
Ja. Met herbouw van de oorspronkelijke zendmast en met gebruikmaking van de geldende frequentieparameters kan de situatie worden hersteld. Om tot die tijd de gewenste situatie zo dicht te benaderen zijn meerdere oplossingen gerealiseerd en wordt binnen het in antwoord op vraag 3 genoemde overleg de mogelijkheid van de plaatsing van een 200 meter hoge tijdelijke mast verder uitgewerkt.
Is het juist dat het nog een aanzienlijke periode zal duren voordat de mast van Novec weer is opgebouwd en in gebruik kan worden genomen? Kunt u aangeven hoe lang de herbouw van de mast in Hoogersmilde nog gaat duren?
Ja. Het betreft hier een groot incident, waarbij niet alleen de stalen buismast in Hoogersmilde door de brand is beschadigd, maar ook de betonnen toren grote schade heeft opgelopen. Voordat begonnen kan worden met de herbouw van de stalen mast, moet eerst de betonnen toren zijn hersteld. Eigenaar Alticom verwacht eind januari de betonnen toren op te kunnen leveren. Parallel hieraan heeft NOVEC op 1 november 2011 het herbouwtraject opgestart. Naar verwachting van NOVEC zal de herbouw van de stalen mast op zijn vroegst oktober 2012 zijn afgerond en is de mast op de oorspronkelijke hoogte dan weer beschikbaar.
Deelt u de mening dat er snel een tussentijdse oplossing moet komen voor de problemen die er zijn ten aanzien van de ontvangst van de radiostations en deelt u de mening dat u als minister, een snelle oplossing moet bevorderen? Zo ja, op welke wijze?
Ja. Direct na de instorting van het bovenste deel van de zendmast te Smilde is hard gewerkt aan oplossingen. Er is sindsdien met de inzet van tijdelijke frequenties en het nog niet verdeelde kavel A7, alsook de noodmast van NOVEC, te Assen veel verbeterd. De situatie is echter nog niet volledig hersteld. Door de zenderexploitanten en vergunninghouders is druk gezocht naar verbeteringen op de korte termijn. De primaire verantwoordelijkheid voor een oplossing ligt ook daar. Inmiddels hebben de betrokken partijen zich gecommitteerd aan het uitwerken van een plan voor het tijdelijk plaatsen van een 200 meter hoge mast.
Ik faciliteer via Agentschap Telecom het proces. Met deze oplossing wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Van Toorenburg (CDA) en Schaart (VVD) over de problematiek met de ontvangst in het Noord-Nederland. Over de voortgang en het plan van aanpak wordt u afzonderlijk per brief geïnformeerd.
Een onvolledige rapportage van Agentschap Telecom over graafschades veroorzaakt bij het aanleggen van glasvezel |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Glaskabeltrekkers veroorzaken water- en gaslekken»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat te Deventer gedurende de aanleg van 700 km glasvezel en de aansluiting van 40 000 adressen in totaal 5 graafschades zijn veroorzaakt?
Nee, ik weet niet uit welke bron deze informatie afkomstig is. Uit publieke bronnen2 begrijp ik dat de aanleg van glasvezelaansluitingen in de gemeente Deventer grotendeels is verricht in 2009. AT heeft in het genoemde rapport gegevens van netbeheerders over het jaar 2010 verwerkt. In ieder geval staat Deventer volgens het rapport van AT niet in de top 20 van gemeenten met de meeste graafschades over 2010.
Kunt u bevestigen dat te Amsterdam in 2010 bij de aanleg van glasvezel in woonwijken in totaal 13 graafschades zijn veroorzaakt?
Nee, ik weet niet uit welke bron deze informatie afkomstig is. Uit de bronnen van AT blijkt dat Amsterdam op de eerste plaats staat in de top 20 van gemeentes met de meeste graafschades. Het gaat hierbij in totaal om 1593 graafschades, die meerdere oorzaken hebben. Een nadere precisering van de getallen – naar de oorzaak van de graafschade – is op basis van de bij AT bekende gegevens niet mogelijk.
Is het waar dat de in het rapport opgenomen tabel de totalen weergeeft van alle graafschades in 2010 in de betreffende gemeenten en daarin ook zijn vervat oorzaken als bijvoorbeeld wegenaanleg, bouw- en verbouwingen, werkzaamheden aan gas, water, coax en rioolnetwerken?
Ja, de tabel in het rapport bevat alle graafschades die zich in 2010 in de genoemde gemeentes hebben voorgedaan en door netbeheerders zijn opgegeven (zie ook antwoord bij vraag 5). Dit betreft dus niet alleen de schades die zijn opgetreden bij de aanleg van glasvezel.
Is het waar dat het Agentschap Telecom niet beschikt over enigerlei betrouwbare cijfermatige informatie inzake de specifieke oorzaak van graafschades?
Netbeheerders zijn op grond van artikel 15 van de WION verplicht elk half jaar hun schades bij het Kadaster op te geven. De netbeheerder geeft hierbij de functie van het netwerk op (bijvoorbeeld gas, water) en wat de directe schadekosten zijn.
De netbeheerder dient ook per schade het meldnummer op te geven; dat is het unieke nummer dat door het Kadaster aan een graaf- of calamiteitenmelding wordt toegekend. De rapportages die periodiek door de netbeheerders aan het Kadaster worden gedaan, gaan niet nader in op de specifieke oorzaak van graafschades.
Deelt u de mening dat van overheidsinstellingen mag worden geëist dat zij zorgvuldig, betrouwbaar en competent handelen en in hoeverre acht u dat in dezen van toepassing?
Ja, AT heeft als overheidsorganisatie de taak om zorgvuldig, betrouwbaar en competent te handelen. Als toezichthouder vangt AT vanuit de eigen rol tijdig signalen uit de sector op. Het rapport schetst een beeld van de gemeenten waar zich de meeste graafschades in 2010 hebben voorgedaan.
Dit overzicht is tot stand gekomen op basis van informatie die verkregen is van netbeheerders. Dit zijn de periodieke schaderapportages die door de beheerders van netten wordt verstrekt in het kader van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION). De rapportages zijn, zie ook het antwoord op vraag 5, naar hun aard beperkt en geven slechts een basisregistratie van de graafschade weer. Het geeft geen beeld als het gaat om de verdeling van de graafschades naar aard en oorzaak.
AT heeft wel diverse signalen opgevangen dat er zich bij de aanleg van glasvezelnetten graafschades voordoen, vooral omdat deze aanleg vaak geschiedt in gebieden met bestaande infrastructuur, zoals in het rapport is aangegeven. Zo hebben o.a. de gemeente Leeuwarden en een gasdistributiebeheerder AT formeel middels handhavingsverzoeken verzocht handhavend op te treden. Vandaar dat AT hier nu aandacht voor vraagt, om alle betrokkenen bewust te maken van de verantwoordelijkheid die zij hebben in het graafproces.
Deelt u de mening dat de wijze van rapporteren door het Agentschap Telecom tot zeer onjuiste beelden leidt en voor onnodige onrust en schade voor in innovatie investerende marktpartijen zorgt?
Nee, deze mening deel ik niet. Op basis van de rapportages van netbeheerders is het rapport van AT tot stand gekomen. Het is wel zo dat de risico’s, die met de aanleg van glasvezelkabels gepaard gaan, niet direct zijn af te leiden uit het rapport en dat daar in het rapport zelf meer aandacht aan had kunnen worden besteed.
Met het genoemde rapport wil AT alle betrokken partijen bewust maken van de verantwoordelijkheden die zij hebben in het totale graafproces, en doet daarvoor aanbevelingen. Dit om het graafproces en de aanleg van netten conform de geldende wet- en regelgeving te laten verlopen, risico’s zo veel als mogelijk te beperken en daarmee de aanleg van nieuwe infrastructuur te faciliteren.
Bent u bereid om maatregelen te nemen opdat het Agentschap Telecom het gecreëerde beeld corrigeert en herhaling wordt voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik wil benadrukken dat AT als toezichthouder een verantwoordelijkheid heeft de verschillende signalen, die vanuit de sector zijn gekomen te duiden en hierop acties te ondernemen. Naar aanleiding van uw vragen is er contact geweest met AT. Zoals bij vraag 7 is aangegeven, is geconstateerd dat uit het rapport de risico’s die gepaard gaan met de aanleg van glasvezel niet direct af te leiden zijn en dat daaraan meer aandacht had kunnen worden besteed.
Het bericht dat de EU 9,1 miljard beschikbaar stelt voor met name breedband in buitengebieden |
|
Afke Schaart (VVD), Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht op ft.com1 van 3 oktober 2011 waarin Eurocommissaris Kroes bekend maakt € 9,1 miljard beschikbaar te stellen uit de nieuw op te richten Connecting Europe Facility voor de uitrol van breedbandinternet in de lidstaten?
Ja.
Bent u verder bekend met het feit dat Eurocommissaris Kroes de Europese breedband- en glasvezelbudgetten voortaan ook beschikbaar wil stellen aan lokale overheden, elektriciteit- en waterbedrijven?
Nee.
De concrete wetgevingsvoorstellen voor de «Connecting Europe Facility» zijn zeer recent verschenen. De Tweede Kamer zal, zoals gebruikelijk, via een BNC-fiche worden geïnformeerd over dit voorstel.
Deelt u de mening dat dit een goede zaak is omdat dit de concurrentiemogelijkheden bevordert? Zo nee, waarom niet?
Nederland hecht grote waarde aan de beschikbaarheid van breedband en ondersteunt de ambitie van de Commissie zoals verwoord in de Digitale Agenda. Het is daarbij primair aan de markt om de uitrol van breedbandnetwerken tot stand te brengen. De taak van de overheid is om mogelijke barrières voor investeringen door marktpartijen weg te nemen. Dit kan veelal door activiteiten in de randvoorwaardelijke sfeer, zoals het plannen en coördineren van graafwerkzaamheden en het bevorderen van toepassingen en diensten. Publieke financiering is pas aan de orde daar waar de uitrol niet door de markt zelf tot stand komt en zal moeten voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot staatssteun.
Het voorstel voor de «Connecting Europe Facility» is onderdeel van het Commissievoorstel van het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK). De kabinetsreactie op het Commissievoorstel voor het MFK is uw Kamer 2 september jl. toegestuurd (TK 21 501-20, nr. 553). In lijn daarmee staat het kabinet open voor de ideeën van de Commissie voor de «Connecting Europe Facility», maar zal het concrete voorstel getoetst worden op een aantal punten. Zo moet dit instrument ingepast kunnen worden binnen een als geheel krappere begroting, ligt het primaat voor de financiering van ICT-infrastructuur bij marktpartijen waarbij inzet van middelen uit deze faciliteit niet mag leiden tot marktverstoring, en zal er meer duidelijkheid moeten komen over het gebruik van innovatieve financiële instrumenten.
Zoals het voorstel er nu uitziet, kunnen ook Nederlandse bedrijven en overheden in principe in aanmerking komen.
Wat betekent het beschikbaar stellen van € 9,1 miljard in uw ogen voor Nederland? In hoeverre komen ook Nederlandse bedrijven en overheden hiervoorin aanmerking?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het feit dat rond de 200 000 bedrijven en huishoudens in Nederland geen gebruik kunnen maken van breedband internet? Wat zijn de meest recente cijfers van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voor het ontbreken van breedband in de buitengebieden van Nederland?
De schatting is dat van de Nederlandse huishoudens momenteel circa 98% toegang kan krijgen tot internet met een snelheid van minimaal 30 Mbps. De momenteel ongeveer 2% van de huishoudens (100 000–150 000) die dat nog niet heeft, bevindt zich veelal in dunbevolkte gebieden waar uitrol van een vaste breedbandinfrastructuur vooralsnog onrendabel is. Daar is echter nog ruimte voor groei via met name snellere satelliet- en mobiele technologie. Thans wordt gewerkt aan een jaarlijkse breedbandmonitor, die de ontwikkelingen van de groei in de beschikbaarheid van snelle breedbandaansluitingen in kaart brengt in het licht van de doelstellingen voor 2020. De eerste monitor zal in 2012 gepubliceerd worden.
Bent u van mening dat Nederland deze kans moet grijpen en op een zo groot mogelijk deel van het budget aanspraak moet maken om (de buitengebieden in) Nederland van snel internet te voorzien? Zo nee, waarom niet?
Bent u van plan om gezamenlijk met provincies, gemeenten en andere stakeholders op te trekken om zoveel mogelijk budget naar Nederland te halen? Zo ja, kunt u aangeven hoe u van plan bent dit te doen?
Hoeveel van de € 9,1 miljard zou in uw ogen beschikbaar moeten zijn voor Nederland?
Het bericht dat Nederland op de ranglijst van sterkste IT-landen sterk gedaald is naar de 10e plaats wereldwijd |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland zakt op ranglijst sterkste IT-landen» op nu.nl van 27 september 2011?
Ja.
Deelt u de mening dat het een zeer onwenselijke situatie is dat Nederland maar liefst 5 plekken gedaald is op de IT Industry Competitiveness Index en daarmee bijna uit de top 10 van sterke IT-landen is verdwenen?
Dit zou zeer onwenselijk zijn indien deze concurrentie-index voor de ICT-productiesector een reflectie zou zijn van het bredere beeld van scores van Nederland op ICT-terrein. Dit is echter niet geheel het geval. Deze index is een van vele indices die jaarlijks worden gepubliceerd, elk met zijn eigen aandachtspunten en wijze van berekenen. Op vele andere indices scoort Nederland op het terrein van ICT juist goed.
In de laatste Digitale Agenda scoreboard van de Europese Commissie, gepubliceerd op 31 mei 2011, scoort Nederland als een van de beste EU-lidstaten op het terrein van ICT. In Nederland heeft 91% van de huishoudens toegang tot breedband en daardoor tot snel internet. Van de Nederlandse huishoudens is 88% wekelijks online en Nederland loopt ook wereldwijd voorop in het online kopen van producten en het afnemen van diensten.
Klopt het dat Nederland met een verlies aan score van 4,9 punten ten opzichte van vorig jaar de grootste daler in de lijst is? Wat is de oorzaak hiervan en hoe gaat u dit in de toekomst voorkomen?
De vorige meting heeft plaatsgevonden in 2009. Nederland en Estland zijn de sterkste dalers qua aantal punten. De score van Nederland daalt met 4,9 punten, de score van Estland 10,6 punten. Dalingen van de posities van Nederland blijken zich voor te doen bij de onderdelen menselijk kapitaal, R&D-klimaat en ondersteuning voor ontwikkeling van ICT-bedrijvigheid. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat Nederland met name slecht scoort op het gebied van ondersteuning voor ICT-ontwikkeling in het bedrijfsleven, human capital en het R&D-klimaat? Wat zijn daar volgens u de oorzaken van en wat gaat u hieraan doen?
Nederland scoort op die drie onderdelen het laagst in vergelijking met andere landen. Het onderzoek biedt echter geen heldere vergelijkingen van de posities van landen op de achterliggende indicatoren. Op de website over het onderzoek is een wereldkaart beschikbaar waar voor elk land afzonderlijk de score per indicator kan worden nagegaan, zonder dat direct de positie van dat land binnen het totaal van 66 landen duidelijk is. Opvallend is verder dat onder menselijk kapitaal bij de indicatoren «Enrolment in science» en «Employment in IT» naar absolute aantallen personen lijkt te zijn gekeken, in plaats van personen in verhouding tot bijvoorbeeld de bevolking van een land. De lage positie die Nederland krijgt toebedeeld op het terrein van menselijk kapitaal, komt niet goed overeen met informatie uit andere bronnen. Het nieuwe bedrijfslevenbeleid is gericht op een sterk bedrijfsleven. R&D en innovatie, menselijk kapitaal en ICT zijn daarbij belangrijke factoren. Op het terrein van R&D en innovatie is nog veel verbetering te wensen, maar ook menselijk kapitaal en ICT krijgen grote aandacht in het beleid.
Deelt u de mening dat ICT in Nederland meer aandacht verdient dan nu het geval is omdat ICT gerelateerde activiteiten in Nederland zorgen voor 60 procent van de economische groei, zoals uzelf eerder heeft aangegeven?
Ja. Het belang van ICT voor economie en samenleving onderstreep ik en dit is een belangrijk doorsnijdend thema voor innovatie in alle topsectoren.
Nu ICT niet als topsector is benoemd in de bedrijfslevennotitie van het kabinet, hoe denkt u er dan toch voor te zorgen dat deze sector voldoende aandacht krijgt en we volgend jaar weer stijgen in de IT Industry Competitiveness Index?
De ICT-sector is een belangrijke sector voor het kabinet. Om ICT optimaal te benutten wordt in het nieuwe bedrijfslevenbeleid ICT daarom ook meegenomen in alle topsectoren. Daarnaast komen een groot aantal ICT acties – gericht op alle ondernemers – terug in de Digitale implementatie agenda 2012–2015, die ik dit najaar aan uw Kamer zal sturen.
Het toenemende protectionisme van concurrerende overheden in het buitenland |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Scheepsbouw bezorgd over concurrentie»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het voor bedrijven van het Nederlandse scheepsbouwcluster belangrijk is tot een internationaal gelijk speelveld te komen? Zo ja, kunt u aangeven welke acties u gaat ondernemen om tot een gelijk speelveld te komen? Zo nee, kunt u aangeven hoe u vindt dat bedrijven moeten omgaan met een prijsdruk en zelfs de onmogelijkheid om te leveren?
Ja. Een gelijk speelveld is van groot belang voor bedrijven in Nederland, dat geldt zeker ook voor de scheepsbouw.
In internationaal verband hecht Nederland er aan om te komen tot afspraken over een level playing field. Er bestaan op dit gebied bijvoorbeeld al jarenlang meningsverschillen tussen Europa en landen als Zuid-Korea en China. Nederland blijft zich hard maken om te komen tot een level playing field. Het is daarom teleurstellend te moeten constateren dat de OESO-onderhandelingen over scheepsbouw zijn stopgezet.
Overigens ben ik van mening dat de scheepsbouw een normale bedrijfstak is. Ik ben daarom geen voorstander van specifieke subsidies voor de scheepsbouw, omdat de ontwikkeling van de sector hier niet bij is gebaat. Nederland heeft dit standpunt altijd bij de Europese Commissie kenbaar gemaakt, er moet immers voor worden gewaakt dat een wedloop aan subsidieconcurrentie ontstaat.
Echter, als het level playing field wordt verstoord en wordt aangetoond dat andere lidstaten subsidie beschikbaar stellen aan hun scheepsbouw, zal de Nederlandse overheid de mogelijkheden bezien om een gelijk speelveld te realiseren. Een voorbeeld hiervan is de Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw, waarvoor in de periode 2007–2010 € 60 miljoen ter beschikking is gesteld. Voor 2011 heb ik deze subsidieregeling verlengd en een budget van € 4,2 miljoen beschikbaar gesteld. Deze regeling valt onder het Europese steunkader voor de scheepsbouw.
Ook op het terrein van de financiering van scheepsnieuwbouw is eerder al een regeling ingevoerd in navolging van bestaande regelingen van andere Europese lidstaten. Het doel hiervan is een level playing field tot stand te brengen. Na eerder gevoerd overleg met banken en sector is een aangepaste garantieregeling eind 2010 door de Europese Commissie goedgekeurd. Op dit moment vindt nog overleg plaats met de Europese Commissie over de hoogte van de risico-opslagen.
Aantoonbare verstoringen van het level playing field binnen Europa worden door mijn departement aangekaart bij de Europese Commissie. In mijn brief aan uw Kamer van 8 juni jl. heb ik het proces inzake de Spaanse Tax Lease en de voortgang van het onderzoek van de Commissie hiernaar nader toegelicht. Tijdens het wetgevingsoverleg op 8 juni jl. heb ik vervolgens aangegeven dat, indien de Commissie niet deze zomer met een besluit komt over de Spaanse Tax Lease constructie, ik de Commissie hierover zal benaderen.
Bent u van mening dat er subsidies, leningen of garantstellingen in het leven geroepen moeten worden om zo een gelijk speelveld te waarborgen? Zo ja, kunt u aangeven wat de mogelijkheden zijn en welke maatregelen u gaat nemen? Kunt u aangeven wat er eventueel naast ondersteuning op financieringsgebied aan mogelijkheden ligt om in de scheepsbouwsector tot een internationaal gelijk speelveld te komen?
Ja, zie ook mijn antwoord op vraag twee. Indien wordt aangetoond dat het speelveld voor bedrijven wordt verstoord, zal ik bezien wat er nodig is om het gelijke speelveld te waarborgen. De financiële mogelijkheden hiervoor zijn vanwege de beschikbare middelen echter zeer beperkt.
Omdat de Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering het oogmerk heeft kostendekkend te zijn, is hier in principe geen beslag op de beschikbare middelen voorzien. De aangepaste regeling zal in werking treden als het overleg met de Europese Commissie over de te hanteren risico-opslagen is afgerond.
Voorts kan de Nederlandse scheepsbouw natuurlijk gebruik maken van het reguliere instrumentarium in Nederland, waaronder bijvoorbeeld de regeling Tijdelijke Garantie Ondernemingsfinanciering, de Willekeurige Afschrijving, de Werkkapitaaldekking en de Exportfinanciering.
Voorts heeft het kabinet ervoor gekozen om, samen met bedrijfsleven en kennisinstellingen, voor negen topsectoren agenda’s op te stellen. Eén van deze topsectoren is water. Het maritieme cluster maakt hiervan deel uit en is intensief betrokken bij het opstellen van de agenda van deze topsector. Het doel van deze agenda is de internationale concurrentiepositie van de maritieme sector te versterken en kansen te benutten. Ook economische diplomatie maakt meer dan voorheen deel uit van het kabinetsbeleid. Het Nederlandse bedrijfsleven wordt hierdoor ondersteund bij het internationaal ondernemen.
Workshops sociale media georganiseerd door Syntens |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Syntens workshops zuid nederland in mei» op de website www.ondernemerinbreda.nl?
Ja, daarmee ben ik bekend.
Deelt u de mening dat workshops over het gebruik van sociale media ook door veel commerciële partijen aangeboden worden? Zo ja, kunt u aangeven waarom het dan noodzakelijk is dat een organisatie als Syntens dit soort workshops gratis of tegen een kleine vergoeding aanbiedt door gebruik te maken van belastinggeld?
De workshops van Syntens zijn gericht op het voorlichten en bewust maken van ondernemers van de mogelijkheden die nieuwe ontwikkelingen in hun omgeving bieden voor innovatie. De financiering vanuit de overheid voor deze eerstelijnsvoorlichting voor het mkb is nodig om deze voorlichting laagdrempelig te houden, dus gratis of tegen een kleine vergoeding. De workshops van Syntens zijn een allereerste, globale kennismaking met nieuwe onderwerpen en ontwikkelingen, en passen goed in de bewustwordingstaak van Syntens. Workshops van commerciële partijen, voor zover beschikbaar, gaan veel dieper in op de materie en zijn een goede volgende stap voor ondernemers die actief aan de slag willen met de sociale media.
Vind u niet ook dat het leren omgaan met sociale media een verantwoordelijkheid van de ondernemer zelf is en hier geen taak voor de overheid weggelegd is? Zo nee, waarom ligt hier in uw ogen wel een taak voor de overheid?
Om het innovatievermogen van het mkb te vergroten heeft de overheid een belangrijke rol te vervullen als het gaat om voorlichting over en bewustmaking van nieuwe en snelle ontwikkelingen, zoals in dit geval de sociale media. Zo heeft Syntens eerder een rol gespeeld bij de opmars van het internet met een landelijk voorlichtingsprogramma voor het mkb. Net als bij de bewustwording rondom internet, zal er ook bij de bewustwording rondom de waarde van sociale media sprake zijn van een tijdelijke rol.
Zie ook mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Hoe dient Syntens in uw ogen invulling te geven aan haar taakstelling ondernemend Nederland verder te helpen door innovatie te stimuleren en te versnellen?
De missie van Syntens is het versterken van het innovatievermogen van mkb-ondernemingen, hen aan te zetten tot succesvol innoveren en daarmee zichtbaar een bijdrage te leveren aan duurzame groei in Nederland.
Dit wordt in de praktijk ingevuld door verschillende activiteiten, zoals:
Syntens mag daarbij maximaal 16 uur per jaar per ondernemer besteden.
Syntens houdt middels effectmetingen en tevredenheidsonderzoek bij hoe de ondernemers de dienstverlening van Syntens waarderen en welk effect die sorteert. Daaruit blijkt dat het mkb baat heeft bij deze activiteiten. Uit de evaluatie die in 2007 gehouden is over Syntens (EIM, december 2007) is bovendien gebleken dat overheidsfinanciering van Syntensactiviteiten legitiem is. Als financier van Syntens houd ik de vinger aan de pols waar het gaat om het effect bij de mkb-ondernemers en op basis daarvan bespreek ik jaarlijks met Syntens de activiteiten.
Deelt u de mening dat het geven van workshops twitteren en Linkedin niet binnen deze taakstelling past? Zo nee, kunt u toelichten waarom u het daar niet mee eens bent?
Zoals uit mijn antwoorden op vragen 2 en 3 blijkt, ben ik van mening dat het stimuleren van het gebruik van sociale media op dit moment een zinvolle bijdrage kan leveren aan het innovatievermogen van het Nederlandse bedrijfsleven. Zo heb ik op 17 mei de Digitale Agenda geïntroduceerd en daarbij het belang van e-skills benadrukt. De digitale agenda besteedt veel aandacht aan het digibewust en digivaardig maken van ondernemers.
Ik ben het evenzeer met u eens dat de overheid zich bij besteding van belastinggeld steeds moet afvragen of middelen vanuit de overheid – in aanvulling op de activiteiten vanuit de markt – noodzakelijk zijn om de vruchten van dit soort activiteiten te plukken. Hier toets ik dan ook geregeld op middels evaluaties.
Op dit moment werkt mijn departement aan het vormgeven van het concept Ondernemerspleinen. Op deze Ondernemerspleinen wordt de relevante dienstverlening van Syntens, Kamers van Koophandel en AgentschapNL geïntegreerd. Het perspectief hierbij is meer en vooral ook betere dienstverlening aan ondernemers voor substantieel minder geld. Taken en activiteiten zullen vanuit het perspectief van de ondernemer opnieuw worden ingericht. Hierbij zal ook worden bezien welke van de huidige taken en activiteiten niet meer zullen worden uitgevoerd. Nut en noodzaak van workshops sociale media zullen meelopen in deze exercitie. Het uitgangspunt is in ieder geval dat, net als nu, de activiteiten niet mogen leiden tot marktverstoring ten opzichte van commerciële dienstverleners.
Deze zomer zal ik een brief aan uw Kamer sturen, waarin het concept van de Ondernemerspleinen verder uitgewerkt is.
Deelt u de mening dat innovatie enorm belangrijk is voor Nederland en dat daarom het geld dat vanuit de overheid beschikbaar is efficiënt en zinvol besteed dient te worden? Zo ja, kan dit geld niet beter besteed worden aan andere zaken dan een workshop sociale media? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit in de toekomst wordt aangepakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘iPhone maakt elke minuut een foto van je, ook in bed’ |
|
Ard van der Steur (VVD), Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de publiciteit, waaronder het weblog op de website van Trouw «iPhone maakt elke minuut een foto van je, ook in bed» van 21 april 2011, over de in Apple producten ingebouwde en voor gebruikers verborgen «Big Brother» functie waardoor het een peulenschil is om de historische locatiedata uit te lezen?1
Ja.
Acht u het wenselijk dat consumenten voorafgaand aan aankoop of huur expliciet worden gewezen op dergelijke eigenschappen?
Het bericht gaat over locatiegegevens die gebruikt worden om locatiediensten aan te bieden aan gebruikers van smartphones. Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bevat enkele voorschriften over informatie die aan een consument moet worden verstrekt. Een handelaar is op grond van artikel 193d van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verplicht om consumenten te voorzien van essentiële informatie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Het is dan ook niet toegestaan om essentiële informatie verborgen te houden of deze informatie op onduidelijke, onbegrijpelijke, of dubbelzinnige wijze te verstrekken, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen. Het weglaten van essentiële informatie wordt beschouwd als een misleidende omissie en is onrechtmatig (zie ook artikel 6:193b BW). De richtlijn nr. 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (PbEG L 149) geeft geen definitie van het begrip essentiële informatie. Wat als essentiële informatie kan worden aangemerkt wordt echter wel nader uitgewerkt in het vierde lid van artikel 6:193d BW. Hier staat: «Bij de beoordeling of essentiële informatie is weggelaten of verborgen is gehouden worden de feitelijke context, de beperkingen van het communicatiemedium alsook de maatregelen die zijn genomen om de informatie langs andere wegen ter beschikking van de consument te stellen, in aanmerking genomen». Daarbij geeft artikel 6:195e BW nog voorbeelden van essentiële informatie in geval van een uitnodiging tot aankoop. Hierbij wordt opgemerkt dat de voornaamste kenmerken van het product moeten worden vermeld op een manier die passend is voor het gebruikte medium. Voor het geven van een aanbod via een mobiele telefoon gelden andere eisen dan wanneer het product in de winkel wordt gekocht.
Een handelaar dient met het bovenstaande rekening te houden en de consument alle essentiële informatie te geven die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit te nemen. Hierbij is het denkbaar dat deze informatie, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, ook de mogelijke registratie van locatiegegevens omvat.
Volledigheidshalve vermeld ik dat indien sprake is van verwerking van persoonsgegevens, ook de informatieplicht voor de verantwoordelijke geldt uit artikelen 33 en 34 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Zie verder het antwoord op de vragen 3 en 4.
Wat is uw oordeel over het door het bedrijf Apple voor eindgebruikers en tussenhandelaren verborgen houden van deze eigenschappen van hun apparatuur?
Het betreft in dit geval de relatie tussen een producent en een consument. Het is niet aan mij om een oordeel uit te spreken over de invulling van die relatie. De wettelijke informatieverplichtingen zijn helder (zie mijn antwoord op vraag 2). Verder hebben de Europese privacytoezichthouders, verenigd in de Artikel 29-werkgroep, in een gemeenschappelijk standpunt van 16 mei 2011 (zie http://www.cbpweb.nl/downloads_int/wp185_en.pdf) aanbevelingen omtrent het verwerken van locatiegegevens opgesteld die een aanknopingspunt bieden voor verantwoordelijken in de zin van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp). Voor klachten over de naleving van de wettelijke (informatie)verplichtingen kunnen de consumenten zich wenden tot de Consumentenautoriteit en het College bescherming persoonsgegevens. Ik acht een separaat advies op dit punt niet noodzakelijk.
Bent u bereid om de Consumentenautoriteit en het College ter Bescherming Persoonsgegevens te verzoeken om op korte termijn te adviseren over door de Regering te nemen maatregelen, opdat consumenten voortaan op tijd worden geïnformeerd en een eigen afweging kunnen maken?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat er binnen de overheid tal van kwetsbare functies zijn, zoals bij justitie, politie en defensie waarbij het van belang is dat locatiedata vertrouwelijk worden gehouden?
Ja.
Deelt u onze mening dat het wenselijk is dat binnen de overheid geen Apple producten worden gebruikt door functionarissen in kritische functies en dat er een stop komt op de aanschaf van nieuwe Apple producten, totdat volledige openheid is geboden over deze en mogelijk nog andere verborgen gehouden toepassingen?
Mij zijn geen signalen bekend van een (zodanig) veiligheidsrisico dat de aankoop of het gebruik van smartphones gestaakt zou moeten worden. Het categorisch uitsluiten van Apple-producten is niet aan de orde. Van belang is dat bij het gebruik van elk soort smartphone rekening wordt gehouden met de functionaliteiten van het apparaat en van de software die erop kan worden gedownload. Dat kan onder andere door ter beveiliging een van commercieel gebruik afwijkend concept te gebruiken. Verder dient de werkgever een op de functie toegespitst beveiligingsniveau te realiseren.
Een wapentransport onderweg van Turkije naar Jemen |
|
Atzo Nicolaï (VVD), Afke Schaart (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Dubai police seize arms shipment» ?1
Ja.
Onderschrijft u dat deze wapenleveranties Jemen verder hadden kunnen destabiliseren?
Ja.
Kunt u de opdrachtgever, vervoerder en het einddoel van het wapentransport nagaan?
De autoriteiten in de VAE verrichten het onderzoek omtrent dit incident en zullen te zijner tijd wellicht in staat zijn om informatie te verschaffen over opdrachtgever, vervoerder en einddoel van het transport.
Heeft u een reactie van Turkse zijde vernomen op dit incident? Indien de Turkse autoriteiten op de hoogte waren van het transport, hoe beoordeelt u het handelen van Turkije?
Ik heb vernomen dat de Turkse autoriteiten niet op de hoogte waren van deze transactie en dat zij geen vergunning hadden verleend indien deze wel zou zijn aangevraagd. Ook de Turkse autoriteiten hebben aangegeven een onderzoek te starten naar deze transactie.
Bent u bekend met andere recente, illegale wapentransporten aan Jemen? Wat is het Nederlandse wapenexportbeleid aangaande Jemen? Op basis van welke criteria wordt er specifiek wel/niet geëxporteerd naar Jemen? Bent u bereid u binnen de NAVO en de EU hard te maken voor het onverkort handhaven van deze criteria, juist in deze periode van instabiliteit in Jemen?
Er zijn mij geen recente berichten bekend over andere illegale wapentransporten naar Jemen. Op 24 maart jl. heb ik tijdens het AO wapenexport in de Tweede Kamer gemeld dat alle wapenexportaanvragen voor Jemen worden aangehouden wegens de situatie in het land. In EU-verband roept Nederland andere lidstaten op om een vergelijkbare lijn te volgen.
De ESA |
|
Gerda Verburg (CDA), Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Herinnert u zich het werkbezoek van medio december 2010 aan het European Space Research and Technology Centre (ESTEC), waarna u hebt gesteld dat Nederland een betrouwbare partner van European Space Agency (ESA) zal blijven?
Ja.
Kunt u uiteenzetten hoe u dit betrouwbare partnerschap inhoud zult geven voor wat betreft de contributie?
De huidige contributie bestaat uit deelname aan verplichte en optionele programma's waarvoor Nederland tijdens de Ministeriële Conferentie 2008 en eerdere heeft ingeschreven. Naar verwachting eind 2012 vindt opnieuw deze periodieke Ministeriële Conferentie plaats, waar lidstaten besluiten over programma’s en nieuwe financiële verplichtingen vastleggen voor een nieuwe periode van 4 jaar. In aanloop naar deze Ministeriële Conferentie zal ik de Tweede Kamer tijdig informeren over de Nederlandse inzet en bijbehorende contributie aan ESA.
Klopt de stelling van SpaceNed – samen met onder meer de provincie Zuid-Holland en een aantal gemeenten – dat elke euro die door Nederland wordt geïnvesteerd in de contributie van de ESA € 3,40 oplevert voor de Nederlandse economie? Zo nee, wat is dan de opbrengst per geïnvesteerde euro en waarop baseert u dit?
ESA hanteert een geo-return systeem dat er over meerdere jaren voor zorgt dat de contributie van de lidstaten grotendeels in de vorm van ESA opdrachten aan industrie en kennisinstellingen terugvloeit naar de lidstaten. Als ondergrens hanteert ESA een returncoëfficiënt van 0,9. De Nederlandse return ligt al jarenlang boven de 1, wat een gevolg is van de inhuur van dienstenleveranciers door ESTEC. De return uit deze inhuur vormt een bonus die het belang van ESTEC voor Nederland onderstreept, naast het belang van ESTEC uit oogpunt van kennisuitwisseling en innovatie. Inclusief deze return uit inhuur bedroeg de totale return voor Nederland over de periode 2005–2009 ca. € 1 106 mln., ofwel gemiddeld ca. € 220 mln. per jaar. Dit is 2,5 keer zoveel als de gemiddelde jaarlijkse Nederlandse contributie aan ESA in deze periode. Hierbij is geen rekening gehouden met de bestedingen van ESTEC medewerkers en de vele bezoekers in de regio in de vorm van uitgaven, overnachtingen, etc. Een schatting van de omvang van deze bestedingen is wel verdisconteerd in de door SpaceNed genoemde multiplier.
Welke ambitie hebt u voor de toekomst als het gaat om ruimtevaart en de ESA?
In het Regeerakkoord spreekt dit Kabinet de ambitie uit om de overheidsfinanciën weer gezond te maken en dat gaat niet zonder forse bezuinigingen. In de financiële paragraaf hebben wij daarom ombuigingen voorgesteld o.a. op het vlak van innovatiebeleid. Daarbij is aangegeven dat ook het ruimtevaartbeleid daar een bijdrage aan zal moeten leveren. Zoals ik tijdens mijn bezoek aan ESTEC in december heb gezegd, Nederland wil wel een loyale partner binnen ESA en een goed gastheer voor ESTEC zijn en blijven. Het Kabinet zal de Nederlandse inzet in aanloop naar de Ministeriële Conferentie in 2012 bezien binnen het kader van de financiële mogelijkheden. Ik verwacht de Kamer daarover in de loop van 2012 te kunnen informeren.
Hoe dienen, mede in het licht van bovenstaande, de bijdragen van de Nederlandse overheid voor ondermeer het ESA-programma er de komende vijf jaar uit te zien?
Zie antwoord vraag 4.
Welke rol is er volgens u weggelegd voor de ruimte- en luchtvaart in het nieuwe topsectorenbeleid?
Binnen de topsector High Tech Materialen en Systemen (HTSM) zijn terreinen als bijvoorbeeld nanotechnologie, sensoren, materialen en optica ook voor de lucht- en ruimtevaart belangrijk. Betrokkenheid bij de topsector HTSM kan zowel voor lucht- en ruimtevaartbedrijven als voor de bedrijven daarbuiten een belangrijke toegevoegde waarde hebben vanwege de wisselwerking tussen de technologiegebieden. Er is op de genoemde technologiegebieden ook geen duidelijke scheiding meer aan te gegeven tussen lucht/ruimtevaart en niet-lucht/ruimtevaart. Voor de doorontwikkeling van de lucht- en ruimtevaartindustrie is het van belang opgenomen te worden in de netwerken die er op deze terreinen buiten de lucht- en ruimtevaart (zijn) ontstaan.
Naast de «maak» kant is er ook de gebruikerskant. In het geval van luchtvaart is dit aspect onderdeel van de topsector Logistiek. Ruimtevaart is in toenemende mate een toeleverancier van gegevens aan socio-economische terreinen. Toepassingen van satellietdata kunnen van groot belang zijn voor Topsectoren als Water, Agrofood, Logistiek, Energie. Ruimtevaart kan zo een belangrijke verbindende factor zijn tussen de diverse topgebieden.
De topteams zullen in de periode tot medio juni de prioriteiten binnen de topsectoren bepalen. Het is nu aan de lucht- en ruimtevaartindustrie om aansluiting te vinden bij de topsectoren en actief kansen te benutten. Op basis van de adviezen van de topteams ga ik vervolgens de beleidsagenda’s bepalen en uitvoeren.
Bent u bereid deze vragen voor donderdag 17 maart 2011 te beantwoorden?
Scholarships |
|
Anne-Wil Lucas-Smeerdijk (VVD), Klaas Dijkhoff (VVD), Afke Schaart (VVD) |
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Bedrijfsleven snakt naar talent» en het onderzoek van PwC «14e CEO Survey» dat daarin wordt aangehaald en de constatering dat «door de aantrekkende arbeidsmarkt en de komende vergrijzingsgolf laait de «war for talent» ook in Nederland op» van Robert Swaak, voorzitter van PwC Nederland?1
Deelt u de mening dat het introduceren van scholarships, zoals bedoeld in de motie-Lucas-De Rouwe van 29 november 20102, kan bijdragen aan een betere afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt?
Deelt u de mening dat de uitwerking van scholarships in de kabinetsreactie op het advies van commissie-Veerman3 zeer summier is, ondanks uw eerdere toezegging dat u aan zou geven hoe u bovengenoemde motie uit zult voeren? Bent u bereid middels een brief alsnog aan te geven welke mogelijkheden u ziet voor het instrument scholarships en welke rol het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan spelen bij het stimuleren van scholarships?
Bent u bereid met de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in gesprek te gaan over de mogelijkheden die scholarships bieden voor het versterken van de gouden driehoek van bedrijfsleven, overheid en onderwijs in de negen door de minister van EL&I aangewezen topgebieden, en over het verkennen van de mogelijkheden voor dit instrument binnen het topgebiedenbeleid?
Bent u bereid ook met uw collega van Buitenlandse Zaken in overleg te gaan over welke wijze het aanbieden van scholarships aan buitenlandse studenten uit ontwikkelingslanden kan bijdragen aan de beleidsdoelen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, mede gezien de sterke punten van Nederland zoals kennis over watertechnologie en deltamanagment? In hoeverre zouden dergelijke scholarships kunnen vallen binnen de ODA-criteria?4
Een advies inzake hondentraining van Syntens |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Duidelijkheid in verhoudingen dankzij inzet honden»1 op de website van Syntens, waarin Syntens een bedrijf adviseert om een sessie met honden te houden om de onderlinge verhoudingen beter te begrijpen?
Ja, ik heb kennisgenomen van deze berichtgeving.
Hoe is dit advies uit te leggen als passend in de doelstelling van Syntens, als innovatienetwerk voor ondernemers?
In tegenstelling tot wat in de berichtgeving is opgenomen, heeft Syntens niet geadviseerd om een sessie met honden te houden om de onderlinge verhoudingen beter te begrijpen.
Het bedrijf heeft bij Syntens het programma groeiversneller gevolgd. Syntens heeft het bedrijf geholpen bij het realiseren van de groeiambities en het ontwikkelen van nieuwe product-marktcombinaties die uiteindelijk hebben geleid tot een verveelvoudiging van de omzet.
Naar aanleiding van een aanvullend verzoek over de optimale inrichting van het management van dit bedrijf heeft Syntens het bedrijf doorverwezen naar een commercieel adviesbureau, aangezien Syntens zich beperkt tot eerstelijns innovatieadvies en voorlichting. Dit bureau heeft vervolgens een training met honden voorgesteld welke geheel gefinancierd is door het bedrijf zelf.
Over deze gang van zaken heeft Syntens de medewerker van het lid Schaart ook op verzoek per e-mail op donderdag 10 februari geïnformeerd. De door Syntens gevolgde aanpak is in overeenstemming met het door mij aan Syntens opgelegde beleid om zo veel als mogelijk de commerciële kennis- en adviesmarkt in te schakelen en naar door te verwijzen.
Kunt u uiteenzetten hoe een training met honden exact de innovativiteit van een bedrijf kan verbeteren?
Nee, het ligt niet op mijn weg om adviezen tussen commerciële partijen van commentaar te voorzien.
Zijn dit soort adviezen representatief voor de adviezen van Syntens?
Zoals hierboven vermeld, heeft Syntens niet dit advies gegeven.
De door Syntens gevolgde aanpak is echter wel representatief. Syntens gaat uit van het belang en de ambitie van de ondernemer bij het realiseren van succesvolle innovaties. Hierbij maakt Syntens gebruik van zijn netwerk, dat bestaat uit ondernemers, kennisinstellingen en commerciële adviesorganisaties.
Zo ja, deelt u de mening dat belastinggeld beter gebruikt kan worden dan voor het verstrekken van dit soort adviezen?
Voor dit specifieke advies is geen belastinggeld gebruikt. De betrokken ondernemer heeft zelf betaald voor de diensten die zijn afgenomen bij het commerciële adviesbureau.
Zo ja, wat gaat u hier aan doen en zo nee, kunt u toelichten waarom u deze mening niet deelt?
Zie mijn antwoorden op de voorgaande vragen.
Hoe moet Syntens in uw ogen invulling geven aan de opdracht die u hebt gegeven, namelijk Ondernemend Nederland vooruit helpen?
Syntens heeft tot taak innovatie in het MKB te stimuleren. Dat doet het door het geven van voorlichting, het activeren van ondernemers, het verbinden van ondernemers aan kennisinstellingen, organisaties en ondernemers. Klanten geven Syntens gemiddeld een 8 voor haar dienstverlening. Syntens geeft wat mij betreft goed invulling aan zijn taak.
Voorlichting: 14 000 ondernemers per jaar.
Eén-op-één contacten: 6000 ondernemers per jaar.
Syntens Direct: 10 000 vragen per jaar.
Website: 500 000 bezoekers per jaar.
Kunt u verdere informatie geven over de samenstelling van het totale bedrag dat Syntens van de overheid krijgt, hoeveel hiervan in open concurrentie met andere bedrijven is vergund en hoeveel van dit bedrag meerjarig is?
Syntens ontvangt in 2011 in totaal € 38,5 mln van de overheid. Dat bedrag is grotendeels afkomstig van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Daarnaast verricht Syntens werk voor (tijdelijke) projecten van EL&I, andere ministeries en andere overheden.
van EL&I (meerjarig)
€ 32,4 mln
voor (tijdelijke) projecten van EL&I
€ 0,4 mln
voor projecten van andere ministeries en andere overheden
€ 6,1 mln
Totaal
€ 38,5 mln
Het bericht dat radiobazen betaald krijgen voor liedjes |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de media-artikelen «Radiobazen krijgen betaald voor liedjes van anderen» en «Over de rug van de componist»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat commerciële radiostations auteurs onder druk zetten een contract te laten ondertekenen waarin ze de auteursrechten overdragen aan radiostations in ruil voor het draaien van hun muziek?
Ik stel allereerst vast dat het hier gaat om private overeenkomsten waarbij de overheid geen partij is. In zijn algemeenheid geldt dat indien een contractspartij meent dat aan de totstandkoming van een overeenkomst gebreken kleven, het haar vrij staat dit voor te leggen aan de rechter.
De in het artikel genoemde radiostations stellen dat de muziekwerken waarvoor de directeuren als componist zijn aangemeld louter jingles en tunes betreffen. Dit wordt bevestigd door Buma die dit opmaakt uit de titel van de aangemelde werken. Voorts is door voormelde radiostations aangegeven dat zij op grond van artikel 7 van de Auteurswet als maker moeten worden aangemerkt (fictief makerschap), danwel dat zij de jingles en tunes van een extern productiebedrijf hebben verkregen. De radiostations betwisten derhalve dat er sprake is van overdracht van auteursrechten van een natuurlijke maker aan het radiostation in ruil voor het draaien van liedjes. Het Platform Makers stelt daarentegen dat liedjes, jingles en tunes in de meeste gevallen in opdracht voor radiostations door zelfstandig gevestigde tekstschrijvers en componisten worden vervaardigd. Ik wijs u erop dat indien een componist of tekstdichter de juistheid van een Buma inschrijving betwist, hij Buma kan verzoeken een onderzoek in te stellen. Hangende de uitkomst van dit onderzoek wordt de uitkering van de vergoeding door Buma bevroren. Bij Buma zijn ten aanzien van de door de radiodirecteuren aangemelde werken geen verzoeken tot wijziging van de inschrijving ontvangen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat directeuren van (commerciële) radiostations, zoals Sky Radio en 538, bij Buma/Stemra ingeschreven staan als componist of medecomponist en zo geld ontvangen van nummers die zij niet zelf hebben geschreven?
Uit artikel 30a Auteurswet volgt dat de vergunde muziekbemiddeling geschiedt ten behoeve van de makers van muziekwerken of hun rechtverkrijgenden. De wet sluit derhalve niet uit dat een ander dan de natuurlijke maker voor muziekbemiddeling in aanmerking komt. Op basis van de statuten van Buma wordt de auteur gedefinieerd als de natuurlijke persoon die de hoedanigheid van componist en/of tekstdichter bezit. Onder rechtverkrijgende wordt verstaan een natuurlijk persoon die het auteursrecht krachtens erfrecht heeft verkregen of opvolgend erfgenaam of legitimaris is. Daarnaast wordt een besloten of naamloze vennootschap waarin een auteur ten minste 90% van de aandelen houdt, dan wel andere rechtspersonen die voldoen aan door het bestuur bij reglement vast te stellen voorwaarden als rechtverkrijgende gezien. Het bestuur van Buma heeft nog niet voorzien in een dergelijk reglement. Een werkgever die als zogeheten fictieve maker geldt in de zin van artikel 7 Auteurswet, kan zich derhalve niet aanmelden als lid van Buma. Om die reden is er door de radiostations voor gekozen de directeur, zijnde een natuurlijk persoon, op te geven als componist. Een bestuurscommissie van Buma is verzocht een advies uit te brengen aan het bestuur over de vraag of fictieve makers in aanmerking zouden moeten komen voor lidmaatschap. En zo ja, op welke wijze dit dient te geschieden. Ik zal het College van Toezicht Auteursrechten verzoeken aandacht aan de kwestie te besteden.
Deelt u de zorg dat hier sprake lijkt te zijn van misbruik van machtspositie, misbruik van recht en van valsheid in geschrifte door radiostations? Zo ja, bent u bereid zo spoedig mogelijk onderzoek te doen naar mogelijk strafbare feiten en zo nodig hier hard tegenop te treden?
Voor zover radiostations in de hoedanigheid van werkgever rechtens beschikken over het auteursrecht op de door haar werknemers vervaardigde werken is er geen sprake van misbruik Immers, artikel 7 Auteurswet kent de werkgever het volledige auteursrecht toe behoudens er andersluidende afspraken zijn gemaakt. Of deze zogeheten fictieve makers in aanmerking moeten komen voor lidmaatschap van Buma is aan de vereniging Buma. Hierbij zal Buma het door haar statutair gestelde doel van het bevorderen van het belang van natuurlijke persoon die componist en/of tekstdichter is, in ogenschouw moeten nemen.
Is het mogelijk het overdragen van auteursrechten aan radiostations, respectievelijk andere evident niet bij de creatie betrokken personen strafbaar te stellen?
Artikel 2 lid 1 van de Auteurswet bepaalt momenteel dat het auteursrecht vatbaar is voor gehele dan wel gedeeltelijke overdracht. De vraag of het auteursrecht overdraagbaar moet zijn is primair een civielrechtelijke vraag. In 2010 is geconsulteerd over een voorontwerp van wet auteurscontractenrecht waarin een bepaling is opgenomen inzake de niet-overdraagbaarheid van het auteursrecht bij leven van de maker. U zult nader geïnformeerd worden over de stand van zaken met betrekking tot het voorontwerp in de speerpuntenbrief auteursrecht die binnen afzienbare tijd naar de Tweede Kamer wordt gezonden
Cybercrime aanvallen op Nederlandse bedrijven |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse bedrijven vaak doelwit cyberaanval»?1
Ja.
Bent u er van op de hoogte dat Nederland een van de landen is met de meeste ICT-beveiligingsincidenten binnen de Europese Unie en dat vooral Nederlandse bedrijven hier vaak de dupe van zijn?
Ja. Hier past wel enige nuancering. Het valt namelijk op dat een aantal landen met een vergelijkbaar relatief veel en geavanceerd ICT-gebruik zoals Finland, Noorwegen en Denemarken, ook minder goed scoren. Veel gebruik leidt klaarblijkelijk ook sneller tot de kans op meer incidenten.
Deelt u de mening dat dit een zeer onwenselijke situatie is, die tot grote economische schade leidt en dat hier snel verandering in moet komen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Een slechte score in de EU ten aanzien van ICT-incidenten is ongewenst. Los van het directe ongemak en schade, heeft dit mogelijk een negatieve impact op het vertrouwen in de ICT-dienstverlening en het vestigingsklimaat. Ondanks dat Nederland het over het algemeen (zeer) goed doet in de internationale benchmarks, zijn dit ontwikkelingen die mogelijk inbreuk hebben op dat beeld en derhalve de aandacht vragen.
Welk beleid voert u met betrekking tot het voorkomen van cyberaanvallen op bedrijven in Nederland?
Netwerk- en informatiebeveiliging is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf. De concrete maatregelen dienen dan ook door de bedrijven zelf te worden genomen. Dat neemt niet weg dat de overheid het van belang vindt om bedrijven te wijzen op de mogelijke risico’s. Het voorkomen van cyberaanvallen begint namelijk bij bewustwording met betrekking tot de risico’s en kennis van mogelijke oplossingen. Daarom is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in bewustwording en voorlichting via programma’s als Digivaardig en Digibewust. Ook vanuit de private sector zijn initiatieven ondernomen zoals de campagne «3 x kloppen» en het recente vervolg erop van de bancaire sector.
Ook informatie-uitwisseling is van belang ter voorkoming van incidenten. Zo is al enige jaren het InformatieKnooppunt Cybercrime actief. Binnen dit knooppunt wordt tussen enerzijds GOVCERT, AIVD en KLPD en anderzijds marktpartijen, gevoelige en vertrouwelijke informatie over dreigingen en best practices uitgewisseld.
Zijn de feiten uit dit artikel voor u aanleiding om verdere actie te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
De feiten uit dit artikel zullen naast de inzichten worden gelegd die nu worden verzameld ten behoeve van de aan uw Kamer toegezegde nota Digitale Agenda.nl.
In de Digitale Agenda.nl zal ook worden ingegaan op de veiligheid van ICT netwerken en het vertrouwen dat de eindgebruiker in ICT moet ervaren. In maart 2011 zal de Nationale Cybersecurity Strategie aan de Tweede Kamer worden toegestuurd met daarin ondermeer het beleid rond de aanpak van cybercrime.
Beide documenten spelen daarmee in op de noodzaak om ICT incidenten te beperken.