De activiteiten van NS-dochter Abellio in Noordrijn-Westfalen (NRW). |
|
Henk Nijboer (PvdA), Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «Neues Angebot von Abellio an Verkehrsverbünde in NRW»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het conflict tussen Abellio en de vervoersautoriteiten in NRW?
Abellio Duitsland kampt al enkele jaren met verliezen, ook in Nordrhein-Westfalen. De problemen van Abellio Duitsland staan niet op zichzelf. Meerdere treinaanbieders in Duitsland ervaren problemen met hun contracten en vanuit de branchevereniging voor Duitse regionale vervoerders wordt daarom al geruime tijd aangedrongen op aanpassing van de vervoersovereenkomsten.
Hoe kan het dat Abellio een veel te laag bod heeft gedaan op de aanbesteding in NRW, waardoor zij circa 400 miljoen euro te weinig ontvangen om het treinvervoer te regelen?
De verliezen van Abellio Duitsland worden grotendeels veroorzaakt door externe factoren buiten de invloedsfeer van het bedrijf, die ten tijde van het uitbrengen van de biedingen niet voorzienbaar waren.
Kunt u uiteenzetten waaruit de meerkosten voor Abellio bestaan en waarom hier geen rekening mee is gehouden?
Nieuwe sector brede cao’s, waar Abellio geen invloed op heeft, zorgen voor hogere personeelskosten. Deze zijn niet volledig gecompenseerd via de prijsindexmechanismes in de contracten. Ook de arbeidsduurverkorting uit de cao’s zorgt voor extra kosten, bijvoorbeeld voor werving en opleiding van extra personeel in de krappe arbeidsmarkt. Daarnaast resulteren meer spoorwerkzaamheden dan voorzien in extra kosten voor vervangend vervoer, die niet worden vergoed. Tot slot zorgt de toename in spoorwerkzaamheden ervoor dat Abellio Duitsland contractueel overeengekomen prestatieafspraken (zoals punctualiteit) niet haalt en daar boetes voor moet betalen, ook als verstoringen het gevolg zijn van natuurgeweld zoals stormen en de recente overstromingen. Daarnaast zijn verliezen deels ook veroorzaakt door andere tegenvallers, zoals de vertraagde levering van treinmaterieel in Baden-Württemberg en extra complexiteit in de uitvoering vanwege grootschalige werkzaamheden aan de infrastructuur. Abellio heeft getracht zoveel mogelijk de kosten te beperken, door middel van kostenreductieprogramma’s. Echter, zonder de aanpassingen van de compensatie door de regionale vervoersautoriteiten voor de onvoorziene omstandigheden blijven de activiteiten van Abellio Duitsland tot het einde van de looptijd van de contracten verlieslatend.
In 2018–2020 werd de grootte van de verliezen helder. Sindsdien heeft Abellio Duitsland geprobeerd afspraken te maken met de regionale vervoersautoriteiten over financiële compensatie binnen de bestaande contracten. Andere vervoerders in het regionale spoorverkeer in Duitsland, zoals Transdev en Keolis hebben gelijksoortige problemen. Vanuit de branchevereniging voor Duitse regionale vervoerders wordt daarom al geruime tijd aangedrongen op aanpassing van de vervoersovereenkomsten. Keolis heeft inmiddels in overleg met de opdrachtgevers besloten haar activiteiten per 31 december 2021 te beëindigen.
NS heeft mij op de hoogte gehouden over de voortgang van de gesprekken met de regionale vervoersautoriteiten. Begin mei 2021 heeft NS mij geïnformeerd dat de gesprekken niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Op 26 mei 2021 heb ik daarom de minister-presidenten en verkeersministers van de deelstaten een brief geschreven, waarin ik als aandeelhouder van NS aandacht heb gevraagd voor de situatie van Abellio Duitsland. Toen resultaten uitbleven, leek het Abellio noodzakelijk om een voorlopige insolventieprocedure («Schutzschirmverfahren») aan te vragen. Ik heb met deze stap ingestemd en uw Kamer daarover geïnformeerd.
De afgelopen maanden heeft er volop overleg plaatsgevonden tussen Abellio en de Duitse opdrachtgevers in de diverse deelstaten. NS heeft mij hierover frequent op de hoogte gehouden. Op 1 oktober 2021 heeft de Duitse rechtbank de insolventieprocedure formeel geopend. De gesprekken van Abellio met de regionale opdrachtgevers richten zich op het vinden van passende oplossingsrichtingen waardoor de reizigers geen nadelen van de herstructurering ondervinden én een oplossing wordt gevonden in het belang van de Nederlandse belastingbetaler en reiziger. Hieronder volgt een overzicht van de oplossingsrichtingen per regio. Een aantal oplossingsrichtingen is onder voorbehoud van lopende gesprekken en finaal akkoord van de regionale vervoersautoriteiten en/of deelstaten.
De activiteiten in Mitteldeutschland waren verlieslatend. De concessie in Saksen-Anhalt wordt in goed overleg met de concessieverlener eind 2023 overgedragen aan een derde. De concessie in Thüringen kan, na herstructurering van financiële afspraken minimaal kostendekkend worden uitgevoerd in de komende jaren en wordt daarom voortgezet. In Nedersaksen wordt een concessie gereden die is gelegen in het grensgebied met Nederland en naar verwachting met een licht positieve resultaatbijdrage wordt voortgezet door Westfalenbahn, een dochteronderneming van Abellio Duitsland. De concessie van Abellio in Baden-Württemberg wordt overgedragen aan de lokale vervoerder SWEG. De concessieverlener is eigenaar van deze vervoerder. Doel is om dit per 1 januari 2022 te realiseren. In Nordrhein-Westfalen is Abellio Duitsland actief met vijf concessies. In Nordrhein-Westfalen is helaas geen oplossing gevonden en hebben de opdrachtgevers het aanbod van Abellio afgeslagen. De regionale vervoersautoriteiten schrijven op korte termijn een zogenoemde «Notvergabe» (noodconcessie) uit voor de vijf concessies in Nordrhein-Westfalen die Abellio momenteel rijdt. De activiteiten van Abellio in Nordrhein-Westfalen eindigen op 31 januari 2022. Abellio zal zich inzetten om de overgang naar de nieuwe vervoerder zo goed mogelijk te faciliteren.
Heeft Abellio zich op de markt van NRW begeven met dumpprijzen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie antwoord op vraag 3.
Kunt u zich voorstellen dat de vervoersautoriteiten in NRW, waarvan lokale gemeenten de aandeelhouders zijn, zich onaangenaam verrast voelen als Abellio zich voor een te laag bedrag inschrijft bij een aanbesteding, verliezen lijdt, en vervolgens dreigt met een faillissement indien er geen compensatie wordt geboden?
Toen in de periode 2018–2020 de grootte van de verliezen helder werd, heeft Abellio Duitsland geprobeerd afspraken te maken met de regionale vervoersautoriteiten over financiële compensatie binnen de bestaande contracten. Op basis van een clausule in de contracten is Abellio van mening daar aanspraak op te kunnen maken. Met name in Nordrhein-Westfalen is hier intensief over onderhandeld. Toen resultaten uitbleven, was het voor het management van Abellio, gelet op het Duitse faillissementsrecht, noodzakelijk om een voorlopige insolventieprocedure («Schutzschirmverfahren») aan te vragen, omdat sprake was van een vooruitzicht op een langdurige verlieslatende situatie van de onderneming. NS heeft als aandeelhouder het management gesteund met deze stap door de vereiste financiële middelen beschikbaar te stellen. Ik heb met de financiering ingestemd en uw Kamer daarover geïnformeerd.
Bent u ook van mening dat deze situatie de verhoudingen tussen Nederland en NRW kan beschadigen en dat dit ten koste kan gaan van de ontwikkeling van treinverbindingen tussen Nederland en Duitsland? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht grote waarde aan een goede relatie met Duitsland, waaronder ook Nordrhein-Westfalen. Daarom heb ik het afgelopen jaar contact gehad met de Duitse deelstaten waar Abellio actief is. De aanwezigheid van Abellio als dochterbedrijf van NS in de Duitse grensregio kan bijdragen aan betere grensoverschrijdende verbindingen, maar is geen randvoorwaarde. NS streeft er naar om de reis voor Nederlandse reizigers over de grens naar Duitsland en naar grote steden in Duitsland aantrekkelijker te maken. NS zet zich hierop in door de informatievoorziening voor Nederlandse reizigers te verbeteren, het boeken van een reis richting Duitsland makkelijker te maken en de ambitie om nieuwe grensoverschrijdende verbindingen te realiseren invulling te geven.
Hoe wordt voorkomen dat Nederlandse reizigers en belastingbetalers opdraaien voor de problemen over de grens?
De potentiële verliezen voor Abellio Duitsland zouden oplopen van € 30 tot € 50 miljoen per jaar. Tot de afloop van de laatste concessie eind 2034, zouden deze verliezen in totaal € 300 tot 500 miljoen bedragen. Daarom is Abellio overgegaan tot herstructurering. De afgelopen maanden heeft er volop overleg plaatsgevonden tussen Abellio en de Duitse opdrachtgevers in de diverse deelstaten. De gesprekken van Abellio met de regionale opdrachtgevers richten zich op het vinden van passende oplossingsrichting waardoor de reizigers geen nadelen van de herstructurering ondervinden én een oplossing wordt gevonden in het belang van de Nederlandse belastingbetaler en reiziger. NS blijft met deze oplossing binnen het risicokader («Capital at Risk») dat ik met uw Kamer heb afgesproken voor de buitenlandse activiteiten van NS.2
Kunt u deze vragen voor het commissiedebat Spoor, spoorveiligheid, European Rail Traffic Management System (ERTMS) en internationaal spoorvervoer van 9 december aanstaande beantwoorden?
Ja.
Werksfeer en problemen bij de verkeersleiding van ProRail. |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de verziekte werksfeer bij de verkeersleiders van ProRail?1
Ik ben op de hoogte van het feit dat ProRail erkent dat er sprake is van onvrede en onrust onder verkeersleiders van ProRail.
Bent u van mening dat de arbeidsvoorwaarden voor verkeersleiders voldoende aansluiten bij de cruciale rol die zij vervullen in de instandhouding van de spoorinfrastructuur? Zo nee, wat gaat u doen om de arbeidsvoorwaarden te verbeteren? Zo ja, waarom lukt het niet om nieuwe medewerkers aan te trekken?
Vanuit mijn rol als aandeelhouder vraag ik in het algemeen aandacht voor het strategische personeelsbeleid. De salariëring en arbeidsomstandigheden van personeel zijn onderdeel van dat gesprek. ProRail heeft overigens begin november besloten de bestaande groep verkeersleiders een tijdelijke compensatietoeslag te geven als blijk van erkenning en waardering voor de extra inzet en flexibiliteit. In 2020 heeft ProRail de medewerkers van de verkeersleiding een eenmalige toeslag gegeven voor hun inzet tijdens de Coronapandemie. ProRail gaat daarnaast onderzoeken hoe de toekomstige invulling van de functie van treindienstleider en verkeersleider zich gaat ontwikkelen (o.a. de functiewaardering) en hoe dit past als onderdeel van een integraal loopbaanpad. ProRail gaat dit vormgeven in gesprek met de medezeggenschap en de vakbonden. Het aantrekken van voldoende medewerkers is overigens niet alleen afhankelijk van de arbeidsvoorwaarden, maar ook van de mate waarin mensen bekend zijn met het beroep en het aantal opleidingsplaatsen, zie ook het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid om persoonlijk in te grijpen bij ProRail en er zorg voor te dragen dat de problemen bij de verkeersleiding niet in 2023 pas opgelost zijn, maar veel eerder? Zo nee, waarom niet?
Ik heb intensief contact met ProRail over de situatie en de mogelijke oplossingen voor de ontstane problematiek. Er zijn diverse maatregelen die op korte en (middel)lange termijn moeten bijdragen aan structurele oplossing van het probleem en de borging van de verbeterde situatie. Alle maatregelen moeten eraan bijdragen dat de problematiek de komende weken en maanden minder acuut wordt, maar daarmee is het risico op het ontstaan van niet in te vullen roosterplaatsen niet meteen opgeheven. Er zijn momenteel ca. 60 vacatures en het duurt ca. 8 maanden om mensen op te leiden (dat is een maand korter dan eerder het geval was). Niet iedereen die de opleiding volgt slaagt voor de opleiding (al is het slagingspercentage inmiddels wel gestegen van 50% naar 70%). Door natuurlijk verloop zullen ook steeds nieuwe vacatures ontstaan, die ook weer opgevuld moeten worden. Hoopgevend is dat de opleidingsklassen tot en met februari 2022 vol zitten dankzij de extra inzet van ProRail op werving. Bovendien is het ProRail gelukt om het aantal geplande opleidingsplaatsen in 2022 verder te verhogen naar 140 (was 106 in 2021). Het opleiden van voldoende nieuwe mensen is een proces van lange adem en zal volgens ProRail tot medio 2023 duren. Tot die tijd kunnen verstoringen zich, zeker op korte termijn, blijven voordoen. Er vindt nu een externe toets op de maatregelen plaats.
Beseft u dat door deze berichtgeving het voor potentiële medewerkers niet aantrekkelijker wordt om voor ProRail te gaan werken? Wat gaat u doen om van ProRail een aantrekkelijker werkgever te maken?
De berichtgeving is inderdaad niet positief, maar zorgt tegelijkertijd voor veel meer bewustwording over het bestaan van dit belangrijke en mooie werk. In november heeft ProRail een piek aan bezoekers op de vacature pagina’s gehad. De problemen bij verkeersleiding zijn al langer bekend. Daarom heeft ProRail al eerder verschillende maatregelen genomen om het tekort bij verkeersleiding tegen te gaan. Dit richt zich op het vergroten van de instroom van nieuw personeel en op het verbeteren arbeidsverhoudingen en medewerkerstevredenheid om huidige personeel te behouden.
Voor instroom van nieuwe mensen geldt:
Voor behoud van mensen geldt:
Waarom is de continuïteit van onze spoorinfrastructuur afhankelijk van de beschikbaarheid van verkeersleiders? Bent u het eens met de stelling dat de dienstverlening op onze spoorinfrastructuur niet onderbroken mag worden zodra er een personeelstekort is? Zo nee, waarom niet?
Treindienstleiders zijn nodig voor de veilige uitvoering van het spoorvervoer in Nederland. Als een roosterdienst echt niet kan worden opgevuld, dan leidt dit ertoe dat lokaal op een of enkele lijnen een tijd geen treinen kunnen rijden, omdat anders de veiligheid niet kan worden geborgd. Zowel ProRail als ik vinden het ontstaan van dergelijke situaties erg vervelend, daarom wordt er ook hard aan gewerkt om de kans van optreden van zo’n situatie zo snel mogelijk te verminderen.
Kunt u verklaren waarom de uitval van treindiensten naar aanleiding van het tekort aan verkeersleiders vooral in het oosten van Nederland plaatsvindt?
De problematiek is momenteel het grootst op de verkeersleidingspost Utrecht, waar onder andere een aantal baanvakken in het midden en oosten van Nederland worden bediend. Treindienstleiders zijn opgeleid voor specifieke baanvakken en kunnen elkaar niet zomaar op ieder baanvak vervangen. Als een dienst van een treindienstleider niet ingevuld kan worden, heeft dit dus gevolgen voor specifieke trajecten over die baanvakken. Het is helaas vaak het geval geweest dat diensten van treindienstleiders op trajecten tussen Utrecht-Arnhem en op de Valleilijn niet ingevuld konden worden. Boven op alle landelijke maatregelen neemt ProRail extra maatregelen voor de post Utrecht, waaronder een extra pool bestaande uit medewerkers van andere posten die tijdelijk fulltime bijspringen op post Utrecht.
Het inzetten van minder treinen door tekort aan verkeersleiding personeel bij ProRail |
|
Bouchallikh , Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Personeelstekort ProRail verstoort treinverkeer in midden van het land» van de NOS d.d. 2 november 2021?1
Ja.
Vindt u het ook zorgelijk dat er treinen uitvallen door personeelstekorten? Zo nee, waarom niet?
Ja. Dat is een uitermate vervelende situatie voor alle gebruikers van het spoor en ook voor de betrokkenen bij de verkeersleiding zelf.
Welke maatregelen worden er genomen om dit in de toekomst te voorkomen? Welke maatregelen zijn er verder nodig?
Er worden door ProRail diverse maatregelen genomen om waar mogelijk problemen in de toekomst te voorkomen. Op korte termijn wordt waar mogelijk personeel ingezet van andere verkeersleidingsposten en wordt bestaand personeel extra opgeleid om bij te kunnen springen op de posten waar de situatie het meest nijpend is. Er wordt ook aan gewerkt om op afstand (vanuit een andere post) bij te kunnen springen en tot slot worden recent gepensioneerden en andere voormalige treinverkeersleiders waar mogelijk ingezet. Hierbij geldt dat verkeersleiders kennis moeten hebben van het specifieke traject waarvoor ze worden ingezet en niet iedereen die beschikbaar is op elke werkplek kan invallen. De (middel)lange termijn maatregelen zijn gericht op een grotere instroom van nieuwe verkeersleiders en daartoe is het werving – en selectiebudget fors verhoogd. Daarnaast wordt de opleiding voortdurend tegen het licht gehouden om zodoende beter te kunnen opleiden en de slagingskans verder te verhogen. Deze is inmiddels gegroeid van 50% naar 70%.
ProRail heeft een adviesbureau ingeschakeld om alle maatregelen voor het einde van het jaar onafhankelijk en extern te laten toetsen en waar nodig aan te scherpen. Conform de motie van de leden Amhaouch (CDA) en Boulakjar (D66) (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 42) zal ik dit onderzoek na oplevering delen met uw Kamer. Ten slotte wisselt ProRail ervaringen uit met de Brandweer, Luchtverkeersleiding en de Politie hoe om te gaan met de krappe arbeidsmarkt. Ondanks alle genomen en nog te nemen maatregelen kan niet worden uitgesloten dat de komende tijd problemen kunnen ontstaan, waarvan reizigers, vervoerders en verladers overlast zullen ervaren. ProRail verwacht in 2023 het structurele tekort te hebben opgelost.
Vindt u ook dat de financiële schade door treinuitval niet in verhouding staat tot de kosten om snel meer mensen op te leiden, en financiën dus geen rol mogen spelen in het verhelpen van dit probleem? Zo nee, waarom niet?
ProRail heeft mij gemeld dat de opleidingscapaciteit de afgelopen jaren fors is uitgebreid (bijna verdrievoudigd). Financiële overwegingen hebben volgens ProRail geen rol gespeeld bij het opschalen van de opleidingscapaciteit.
Bent u bekend met het feit dat ProRail kampt met vergrijzingsproblematiek?2 Deelt u de mening dat het belangrijk is om jongeren te motiveren voor het vak van treinverkeersleider? Zo ja, bent u bereid om in samenwerking met ProRail te onderzoeken hoe deze groep voor dit vak kan worden gemotiveerd?
Ik ben bekend met het feit dat ProRail, net als andere sectoren, kampt met vergrijzingsproblematiek. Ik deel de mening dat het belangrijk is om jongeren te motiveren om te kiezen voor een carrière als treinverkeersleider en in mijn rol als aandeelhouder vraag ik daar actief aandacht voor. Het strategische personeelsbeleid is dan ook een terugkerend onderwerp tijdens de aandeelhoudersvergaderingen met ProRail. ProRail zet in die hoedanigheid dan ook sterk in op arbeidsmarktcommunicatie, in het bijzonder richting studenten, en benadert proactief kandidaten en legt talent pools aan zodat ze snel kunnen putten uit in ProRail geïnteresseerde kandidaten. ProRail heeft de afgelopen jaren in dit kader meer ingezet op «campusrecruitment» (interesseren, werven en selecteren van studenten). ProRail heeft hier goede ervaringen mee voor de doelgroep HBO/WO-studenten. Recent is ProRail gestart met uitbreiden van haar aanpak om ook de MBO-doelgroep aan te spreken. Hierbij ligt o.a. de nadruk op het interesseren van jongeren voor de functie van treinverkeersleider.
Bent u bekend met het feit dat ProRail heeft besloten treinverkeersleiders en decentrale verkeersleiders vanaf 1 december tijdelijk een compensatietoeslag te geven?3 Kunt u in samenwerking met ProRail onderzoeken of het mogelijk is om deze compensatietoeslag structureel beschikbaar te stellen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met dit besluit van ProRail. ProRail is bezig met intern onderzoek naar vraagstukken met betrekking tot de arbeidsmarkt, waaronder ook de functiewaardering van de verkeersleiders. Naar aanleiding hiervan kan ProRail besluiten nemen.
Bent u bereid om in gesprek gaan met ProRail en in kaart te brengen waar de financiële knelpunten liggen? Zo ja, bent u bereid om voldoende financiële hulp te bieden zodat dit probleem zo snel mogelijk verholpen wordt? Zo nee, waarom niet?
Ik heb van ProRail tot op heden geen signaal ontvangen dat de problemen met de bezetting van de verkeersleiding een financiële component hebben. Indien dat wel het geval zou zijn, ga ik daarover met ProRail in gesprek.
Het bericht 'Meer incidenten met asielzoekers in trein Emmen-Zwolle, personeel ziek thuis' |
|
Fahid Minhas (VVD), Peter Valstar (VVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Meer incidenten met asielzoekers in trein Emmen-Zwolle, personeel ziek thuis»1?
Ja.
Klopt het dat het aantal incidenten op de desbetreffende treinlijn het afgelopen kwartaal met 8% is toegenomen naar 107 incidenten en het aantal A-incidenten zelfs met 62%? Zo ja, bent u het eens dat dit vraagt om extra maatregelen?
Vervoerder Arriva bevestigt de genoemde cijfers. Het aantal incidenten op de Vechtdallijn is in het afgelopen kwartaal inderdaad toegenomen en ik betreur dat zeer. Ov-personeel moet zich veilig voelen op het werk en agressie of geweld tegen ov-personeel is onacceptabel en dient (waar mogelijk strafrechtelijk) te worden aangepakt. In het geval van de Vechtdallijn heeft de vervoerder verschillende maatregelen getroffen om de veiligheid van de reizigers en personeel te waarborgen. Arriva zet toezichthoudende medewerkers in als duo’s en deze medewerkers zijn voorzien van bodycams. Ook is er extra toezichthoudend personeel ingezet voor de toegangscontroles op de perrons in Zwolle en Emmen. Daarnaast zijn er camera’s geplaatst op station Zwolle. Onlangs is aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid toestemming gevraagd om een deel van de toezichthoudende medewerkers beperkte geweldsbevoegdheid te geven. Dit verzoek is inmiddels door het Ministerie van Justitie en Veiligheid toegekend en wordt nu verder uitgewerkt.
Voor de aanpak van de groep overlastgevende en criminele asielzoekers is een specifiek palet aan maatregelen beschikbaar gesteld door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Hierbij valt te denken aan overplaatsing door het COA naar de Handhaving- en Toezichtlocatie (htl), waar een gebiedsbeperking wordt opgelegd. Afhankelijk van de aard en ernst van de overlast kunnen asielzoekers die overlast veroorzaken in het openbaar vervoer met htl-plaatsing te maken krijgen, omdat dit in naar behoren te motiveren gevallen door het COA kan worden meegewogen in het besluit om iemand in de htl te plaatsen. Hierover heb ik uw Kamer bij brief op 8 november 2021 geïnformeerd.2
Middels de landelijke Top-X lijst wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid maandelijks in kaart gebracht wie de meest hardnekkige overlastgevende en criminele asielzoekers zijn. Zij kunnen rekenen op een individuele aanpak en staan onder verscherpt toezicht van betrokken partijen.
De komende tijd wordt met betrokken partijen besproken welke maatregelen er extra nodig zijn om overlast op de Vechtdallijn aan te pakken.
Bent u het ook eens dat daarmee gemiddeld minimaal 1 incident per dag plaatsvindt en dat dat te hoog is?
Zeker. Elk incident is er een teveel en heeft impact op alle betrokkenen en collega’s. De ingezette maatregelen in het ov hebben effect, maar zullen helaas nooit alle incidenten kunnen voorkomen.
Hoeveel incidenten hebben zich daar bovenop voorgedaan op de Q-Buzz lijnen 72 en 73 en de pendeldienst tussen Emmen en Ter Apel?
Qbuzz laat weten dat het gaat om gemiddeld 5 meldingen per week. Dit is gelijk aan het aantal incidenten in de voorgaande maanden. In 2017 en 2018 lag het aantal incidenten per week veel hoger met als dieptepunt eind 2018. Toen vonden er gemiddeld meer dan 50 incidenten per week plaats. Vanaf 2019 is door de vele maatregelen het aantal incidenten op de buslijnen tussen Emmen en Ter Apel fors afgenomen. Deze maatregelen betreffen de continue inzet van de ov-stewards op buslijn 73 en de inzet van een pendelbus.
Kunt u aangeven hoeveel van de incidenten uit vraag 2 en 3 worden veroorzaakt door veiligelanders? Zo nee, wanneer gaat u dit registreren om de aard van de problemen in beeld te krijgen en gericht maatregelen te kunnen nemen?
De politie en vervoerders registreren niet op verblijfsstatus van personen die betrokken zijn bij incidenten. Er valt dan ook niet te zeggen of de personen die betrokken zijn geweest bij de incidenten op de Vechtdallijn asielzoekers uit veilige landen van herkomst zijn.
Hoeveel van deze incidenten leiden uiteindelijk tot aanhoudingen of het opleggen van reisverboden?
Het is aan de vervoerder om te zorgen voor de veiligheid van haar reizigers en personeel. Ze hebben daarvoor verschillende maatregelen tot hun beschikking, waaronder het reisverbod. Op de Vechtdallijn heeft vervoerder Arriva ervoor gekozen om het reisverbod niet in te zetten. De reden hiervoor is dat op de trein met één steward wordt gewerkt. Deze steward zou de overtreder van een reisverbod bij het aantreffen de trein moeten uitzetten en samen wachten op de politie. Dit wordt door Arriva als onwenselijk beschouwd vanuit het oogpunt van de veiligheid van de steward. Bij het zwartrijden wordt door Arriva een uitstel van betaling (boete) uitgeschreven. In het geval de boete niet wordt betaald, wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie. Bij ongeregeldheden in de trein kan de steward een melding doen bij de verkeersleiding, zodat de politie bij de volgende stop ter plaatse kan komen. Om de veiligheid van haar reizigers en personeel te borgen zet Arriva ook extra maatregelen in, zoals toezichthoudend personeel op de stations die zijn voorzien van bodycams, extra toegangscontroles op de perrons Zwolle en Emmen en de inzet van camera’s.
Welk effect heeft de overlast door asielzoekers in het openbaar vervoer (OV) rondom Ter Apel op andere reizigers? Ziet u een afname in gebruik door andere reizigers sinds de overlast is toegenomen?
Het aantal reizigers is in lijn met de landelijke trend en is na de zomer verder toegenomen. De impact van het coronavirus en de diverse maatregelen die zijn genomen als gevolg daarvan maken dat er geen consistent beeld is met betrekking tot de reizigersaantallen op de verschillende lijnen. Vervoerders geven aan dat het daarom niet mogelijk is om onderbouwde analyses te maken waarbij er een relatie wordt gelegd tussen genoemde incidenten en de reizigersaantallen.
Klopt het dat een machinist tegen zijn hoofd is geschopt en dat twee personeelsleden ziek thuis zitten omdat zij zich niet veilig genoeg meer voelen om naar werk te gaan? Wat vindt u ervan dat machinisten, buschauffeurs en stewards zich niet veilig voelen bij het uitoefenen van hun werk?
OV-personeel moet zich veilig voelen op het werk. Agressie of geweld, door wie dan ook, tegen ov-personeel is dan ook volstrekt onacceptabel. Het is triest om te horen dat medewerkers zich niet veilig voelen om hun werk uit te oefenen. Arriva geeft aan dat bij (gewelds)incidenten altijd aangifte wordt gedaan, mits de medewerker dat zelf ook wil. In het geval van de machinist is dan ook aangifte gedaan.
Heeft u de dader(s) van dit geweld in beeld en gaat het hier om veiligelanders? Zo ja, is het openbaar ministerie (OM) vervolging gestart en zijn deze veiligelanders inmiddels in de Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) geplaatst?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 5 is op basis van incidentregistraties niet te achterhalen of de daders van het geweld asielzoekers uit veilige landen van herkomst zijn. Zoals u bekend kan ik niet ingaan op individuele zaken.
Zoals aangehaald in de beantwoording van vraag 2 kunnen overlastgevers in het openbaar vervoer wanneer zij asielzoeker zijn in het algemeen – afhankelijk van de aard en ernst van de overlast – met htl-plaatsing te maken krijgen.
Wat doet u momenteel om geweld in het openbaar vervoer in deze specifieke regio tegen te gaan en ervoor te zorgen dat het personeel en reizigers zich weer veilig voelen? Welke maatregelen uit de toolbox zijn hiervoor ingezet en hoe vaak, wie draagt hiervan de financiële lasten?
Vervoerders zetten verschillende maatregelen in uit de Toolbox, zoals extra inzet van toezichthoudend personeel voorzien van bodycams, extra toegangscontrole op perrons en cameratoezicht op stations en in de voertuigen. Het is aan de vervoerders om een eigen afweging te maken omtrent de inzet van maatregelen. De gelden ten aanzien van sociale veiligheid in het openbaar vervoer zijn onderdeel van de verleende concessies. Voor het streekvervoer geldt dat de provincie de concessieverlener is die middelen ter beschikking stelt voor onder andere sociale veiligheid.
Voor de aanpak van overlastgevende asielzoekers is vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid in 2021 in de vorm van een specifieke uitkering (SPUK) een budget van 1 miljoen euro beschikbaar gesteld waarmee gemeenten lokaal maatregelen kunnen inzetten tegen overlastgevende asielzoekers. Gemeenten konden tot 1 oktober een aanvraag indienen om onder meer maatregelen te treffen tegen overlast veroorzaakt door asielzoekers in het openbaar vervoer. Gemeenten gebruiken de regeling onder meer voor (gedeeltelijke) financiering van de pendelbus tussen station Emmen en azc Ter Apel en de inzet van BOA’s op stations.
In Ter Apel is het Ministerie van Justitie en Veiligheid in 2019 gestart met de financiering van de pendelbus ter ontlasting van buslijn 73. In overleg met de betrokken partijen is besloten om de pendelbus ook in 2022 voort te zetten. Hiervoor heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid een bijdrage van € 250.000,– beschikbaar gesteld. Voor de periode van 2021–2022 heeft de gemeente Westerwolde, waar Ter Apel onder valt, een bedrag van 150.000 euro uit de SPUK-regeling ontvangen. Dit moet bijdragen aan financiering van de pendelbus.
Als gevolg van de hoge instroom is een toename aan reizigers ontstaan die via het traject Emmen-Zwolle naar het aanmeldcentrum in Ter Apel reizen. Het Ministerie van JenV heeft bij wijze van ondersteuning eenmalig 50.000 euro beschikbaar gesteld om lokaal maatregelen in te zetten om de veiligheid n.a.v. de toegenomen drukte op dit traject te borgen.
Daarnaast ontvangen alle gemeenten met een AZC een bedrag per aantal COA-bewoners vanuit het zogenaamde faciliteitenbesluit, wat zij ook vrij kunnen inzetten waaronder voor het openbaar vervoer.
Herinnert u zich uw antwoord op vragen van de leden Wiersma en Minhas2, dat na deze zomer gestart wordt met het opleggen van reisverboden?
Ja. De pilot regionaal reisverbod is bedoeld om inzicht te bieden in de juridische en organisatorische mogelijkheden van het opleggen en handhaven van een regionaal reisverbod door meerdere vervoerders bij geweldsmisdrijven. In het geval van de Vechtdallijn is er geen sprake van samenloop en zou de vervoerder er zelf voor kunnen kiezen een reisverbod in te zetten. Arriva heeft hier vooralsnog niet voor gekozen. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Hoeveel reisverboden zijn sinds de start met de pilot opgelegd aan asielzoekers omdat zij zich (herhaaldelijk) hebben misdragen in het OV?
Arriva heeft nog geen reisverboden opgelegd. Zie ook de beantwoording van vraag 6 en 11.
Klopt het dat het aantal boa’s en toezichthouders op de Q-Buzz lijnen 72 en 73 is afgeschaald? Zo ja, waarom?
Tot februari 2020 had lijn 73 inderdaad toezichthouders die meereden op de bus. Na diverse overleggen met de verschillende partijen, is besloten om het toezicht te concentreren op het station Emmen, omdat er vooral bij de instap op zowel lijn 73 als op de pendelbus incidenten plaatsvinden. Het betreft bijna altijd incidenten naar aanleiding van betalingsproblemen. In de bussen doen zich geen incidenten voor tijdens de rit zelf. Aan de kant van Ter Apel begeleidt het beveiligingsbedrijf Trigion bij de instap op de pendelbus en de gemeente Westerwolde bemenst de halte van lijn 73 (een km vanaf het AZC) met eigen BOA’s.
Bent u bereid de stewards, machinisten en buschauffeurs, bij wijze van proef, uit te rusten met bodycams? Zo nee, bent u bereid boa’s in te zetten op de trein en perrons tussen Emmen-Zwolle?
Vervoerders hebben verschillende middelen tot hun beschikking om de veiligheid te waarborgen, zoals het inzetten van bodycams of inzetten van extra toezichthoudend personeel. Het is aan de vervoerder om te besluiten welke maatregelen ze hiervoor inzetten. Bij Arriva wordt sinds 2000 met bodycams gewerkt. Ook het toezichthoudend personeel bij Qbuzz is voorzien van bodycams. Op station Emmen en Zwolle is cameratoezicht, elke bus van lijn 72 en 73 is voorzien van camera’s en op dit moment worden ook op de pendelbus camera’s geplaatst.
Op welke wijze worden gemeenten, en met name waar grote opvang- c.q. aanmeldlocatie(s) zijn, gecompenseerd of geholpen met capaciteit voor handhaving? Bent u het eens dat hieraan bijdragen door het Rijk helpt om draagvlak te behouden voor de noodzakelijke asielopvang? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel extra capaciteit is nodig en bent u in staat dit ook te bieden aan gemeenten die te maken hebben met overlast?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 10 ontvangen gemeenten met een AZC een bedrag per aantal COA-bewoners (faciliteitenbesluit). Daarnaast heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid in 2021 een specifieke uitkering (SPUK-regeling) beschikbaar gesteld waarmee gemeenten lokaal en naar eigen inzicht maatregelen kunnen inzetten in de aanpak van overlast. Naast andere voordelen die een AZC met zich meebrengen, zoals werkgelegenheid, maken deze regelingen het voor gemeenten aantrekkelijker om een AZC te openen en het draagvlak te behouden voor het behoud van bestaande AZC’s. Handhaving en toezicht is primair een verantwoordelijkheid van de lokale gezagsdriehoek. Met het faciliteitenbesluit en de SPUK-regeling kunnen gemeenten desgewenst extra handhaving en toezicht inzetten. Op dit moment zie ik geen reden om extra middelen aan te bieden.
Klopt het dat de pendeldienst tussen Emmen en Ter Apel ook in 2022 blijft rijden en dat dit voor rekening komt van het Rijk?
Tijdens overleg tussen J&V, Qbuzz, gemeente Westerwolde en de provincies is de wens uitgesproken dat de pendelbus in 2022 zal blijven rijden. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft toegezegd € 250.000,– hieraan bij te dragen.
Kunt u deze vragen voor de begrotingsbehandeling van Justitie & Veiligheid, en één voor één, beantwoorden?
Met het oog op de zorgvuldigheid en de noodzaak tot afstemming met alle betrokken partijen, is het helaas niet gelukt om de vragen voor de begrotingsbehandeling te beantwoorden.
De toename van incidenten met asielzoekers in de Nederlandse treinen. |
|
Barry Madlener (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Treinpersoneel schrijft brandbrief na toename incidenten met asielzoekers: «Er wordt naar ze gespuugd»»?1
Ja.
Wat gaat u doen om het treinpersoneel, nu en in de toekomst, te beschermen tegen criminele asielzoekers?
De veiligheid van reizigers en personeel moet te allen tijde geborgd worden. Overlastgevend of gewelddadig gedrag, door wie dan ook, is dan ook volstrekt onacceptabel. In alle gevallen van overlast kan aangifte worden gedaan die kan leiden tot strafrechtelijke maatregelen, ongeacht of de overlastgever een Nederlander of asielzoeker is, ofwel op andere titel in Nederland verblijft. Vervoerders geven aan dat in principe altijd aangifte wordt gedaan, maar de werknemer moet het wel zelf willen. In het specifieke geval van de Vechtdallijn zijn door de vervoerder extra maatregelen genomen voor de veiligheid van de reizigers en personeel. Arriva zet extra toezichthoudende medewerkers in als duo’s. Deze medewerkers zijn voorzien van bodycams. Ook is er toezichthoudend personeel ingezet voor de toegangscontroles op de perrons in Zwolle en Emmen en zijn er camera’s geplaatst op station Zwolle. Onlangs is door Arriva bij het ministerie Justitie en Veiligheid toestemming aangevraagd om een deel van de toezichthoudende medewerkers beperkte geweldsbevoegdheid te geven. Dit verzoek is inmiddels door Justitie en Veiligheid toegekend en wordt nu verder uitgewerkt. Het is aan de vervoerder om ervoor te kiezen de maatregelen voor veiligheid van reizigers en personeel verder uit te breiden, bijvoorbeeld door veiligheidsteams en/of boa’s mee te laten reizen op de treinen.
Wanneer gaat u de treinen bemannen met bijvoorbeeld veiligheidsteams, boa’s en/of politie om de veiligheid van het treinpersoneel maar ook de reiziger te kunnen garanderen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u inmiddels met de vervoerder in gesprek om de situatie veiliger te maken? Zo nee, waarom niet?
Ja, met alle betrokken partijen wordt gesproken over welke maatregelen nog extra ingezet kunnen worden. Al zullen nooit alle incidenten kunnen worden voorkomen.
Bent u bereid om dit asieltuig linea recta naar het land van herkomst te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in de beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer, biedt het veroorzaken van overlast in het openbaar vervoer wettelijk gezien onvoldoende grond om over te gaan tot afwijzing van een asielaanvraag en tot directe uitzetting. Deze wettelijke regels en de daarin opgenomen normen vloeien voort uit Europese richtlijnen. Indien sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf en een strafrechtelijke veroordeling daarvoor, dan wordt dit wel meegenomen in de beoordeling van de asielaanvraag.2
Wanneer gaat u de Nederlandse inwoner beschermen en de grenzen sluiten voor asielzoekers?
Zoals eerder aangegeven is het kabinet van mening dat het sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk.3 Dat laat onverlet dat elke vorm van overlast en criminaliteit volstrekt onacceptabel is. Samen met onder meer het COA, de DT&V, de IND, de politie, het Openbaar Ministerie en gemeenten zet het Ministerie van Justitie en Veiligheid in op een harde aanpak. Zie hiervoor ook de toolbox met maatregelen die op 10 november 2020 met uw Kamer is gedeeld.4 In het kader van de aanpak van overlastgevende asielzoekers zijn vier ketenmariniers aangesteld. Zij hebben de taak aan te sturen op een gezamenlijkezero-toleranceaanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers en een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen. Dit geldt ook voor de aanpak van overlast in het ov.
Het bericht ‘Met de rolstoel de trein in? In Cuijk en Boxmeer heb je dan een probleem’ |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «Met de rolstoel de trein in? In Cuijk en Boxmeer heb je dan een probleem»?1
Ja.
Vindt u de geschetste situatie in dit bericht ook onacceptabel?
Het is heel vervelend wanneer mensen in het OV drempels ervaren. ProRail werkt in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan het toegankelijk maken van alle treinstations voor reizigers met een beperking, zodat zij zoveel mogelijk zelfstandig kunnen reizen (MIRT Programma Toegankelijkheid Stations). Dit programma loopt tot 2030. De perrons op de stations Nijmegen Heijendaal, Cuijk, Venray en Vierlingsbeek moeten nog worden aangepast (station Boxmeer is wel reeds aangepast). De aanpassingen zullen naar verwachting uiterlijk 2024 gerealiseerd zijn. Dat desondanks niet iedereen altijd mee kan betreur ik, maar is soms te verklaren op basis van specifieke omstandigheden. Naast de perrons en het materieel is namelijk een relevante factor dat rolstoelen vele vormen en maten kunnen hebben. In het antwoord op vraag 4 ga ik hier nader op in.
Zijn er, voor zover u weet, meer stations in Nederland waar mensen in een rolstoel niet fatsoenlijk geholpen worden?
De situatie waarin rolstoelgebonden mensen niet met de trein meekunnen, vind ik onwenselijk. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 2 werkt ProRail in opdracht van het ministerie aan het toegankelijk maken van alle treinstations voor reizigers met een beperking. Op decentrale stations rijden over het algemeen treinen die zelfstandig toegankelijk zijn; de combinatie van een aangepast perron en een zelfstandig toegankelijke trein maakt dat de meeste mensen in een rolstoel zonder ondersteuning mee kunnen. Zoals in antwoord op vraag 2 en 4 gesteld, zijn desondanks niet alle rolstoelen hiervoor geschikt. Op een deel van deze stations is reisassistentie aanwezig.
Reisassistentie is echter niet op alle decentrale trajecten (wettelijk) verplicht, omdat de treinen een (in beginsel) toegankelijke instap hebben. Ook is reisassistentie op dit moment niet door alle concessieverleners verplicht gesteld in het kader van de huidige lopende concessies. Hierdoor kan het voorkomen dat er geen hulp voorhanden is. Voor een overzicht van de aanwezigheid van reisassistentie op decentrale trajecten, verwijs ik naar het Actualisatierapport Toegankelijkheid Spoor 2021.2
Ik bereid momenteel een Bestuursakkoord Toegankelijkheid OV voor met decentrale ov-autoriteiten, vervoerders, ProRail en belangenbehartigers voor mensen met een beperking3. Hier spreken we over de uitbreiding van de inzet van reisassistentie op regionale trajecten. Uw Kamer wordt over de uitkomst van deze gesprekken geïnformeerd.
Bent u het eens met de stelling dat je ook in een rolstoel zelfstandig met de trein moet kunnen reizen, overal in Nederland?
Ik ben het ermee eens dat rolstoelgebruikers zoveel mogelijk zelfstandig met de trein moeten kunnen reizen. Ondanks alle inspanningen om de stations toegankelijk te maken kan het – nu en in de toekomst – toch voorkomen dat iemand door bijvoorbeeld de aard van de specifieke rolstoel niet zelfstandig mee kan. Zo variëren de maten van de wielen per rolstoel en dat heeft invloed op de manier waarop mensen de trein betreden of verlaten. Vanwege die verschillen is er geen garantie dat álle rolstoelen zelfstandig mee kunnen in de trein, ook als het perron en het materieel zijn aangepast. In die situaties kan reisassistentie ervoor zorgen dat ook deze reizigers mee kunnen met de trein. Zoals gesteld spreken we in het kader van het voorgenomen Bestuursakkoord Toegankelijkheid OV met decentrale ov-autoriteiten en vervoerders over de uitbreiding van de inzet van reisassistentie op regionale trajecten. Uw Kamer wordt over de uitkomst van deze gesprekken geïnformeerd.
Bent u bereid om op korte termijn in gesprek te gaan met Arriva om ervoor te zorgen dat mensen in een rolstoel zelfstandig kunnen reizen via alle stations waar Arriva stopt, en de Kamer te informeren over de uitkomst?
Ja, ik heb hierover reeds contact gehad met Arriva, de provincie Limburg (als concessieverlener) en ProRail. De komende jaren zal ProRail nog een aantal stations aanpassen. Soms blijft er echter een iets grotere opening over tussen treeplank en perronrand, bijvoorbeeld doordat het perron in een boog ligt. Dat is helaas niet altijd te voorkomen. Voor dergelijke situaties spreek ik met de betrokken partijen over de uitbreiding van de inzet van reisassistentie.
Het bericht ‘De Westereen 'bezorgd, misschien wel boos' over schrappen bushalte bij station’ |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «De Westereen «bezorgd, misschien wel boos» over schrappen bushalte bij station»1?
Ja.
Vindt u ook dat mensen die niet in de randstad wonen, evenveel recht hebben op goede verbindingen met het openbaar vervoer (ov) als mensen die in de randstad wonen?
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat een bushalte die tot de 15 meestgebruikte haltes van Friesland behoort wordt geschrapt?
De decentrale overheden waren pre-corona en zijn ook in corona-tijd verantwoordelijk voor de keuzes die worden gemaakt in decentrale concessies voor bus, tram, metro of regionale treindiensten. Vervoerbedrijven stemmen de dienstregelingen voortdurend af met de decentrale overheden (provincies en vervoerregio’s). En dat doen ze door het aanbod aan te passen aan de vraag zonder dat de beschikbaarheid en veiligheid van het OV daar onder lijdt.
OV-autoriteiten bepalen in de zogenaamde «vervoerplancyclus» jaarlijks het OV aanbod (dienstregeling) in hun concessies. Dit stemmen zij af met de gemeenten in het concessiegebied en de (regionale) reizigersorganisaties hebben adviesrecht op de voorgestelde wijzigingen in de dienstregeling. De dienstregeling wordt ter akkoord voorgelegd aan de decentrale volksvertegenwoordiging. Deze manier van werken past bij de decentralisatie van het stads- en streekvervoer die is vastgelegd in de Wet Personenvervoer 2000. De afwegingen per concessie, of zelfs per buslijn, zijn de verantwoordelijkheid van de decentrale overheid. Ik volg de ontwikkelingen bij regionale OV concessies nauwlettend en waar nodig bespreken we deze in het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB).
De provincie Fryslân heeft mij gemeld dat het vervallen van de bushalte op 27 oktober jl. uitvoerig is besproken in de provinciale staten van Fryslân. De provincie heeft mij laten weten dat de berichtgeving over deze bushalte met betrekking tot de top 15 van Friesland onjuist is. Het gaat om de nummer 325 van de Friese ranglijst, waarbij er gemiddeld 0,5 passagier per rit instapt. Verder is de halte geen officiële of logische overstapplaats naar een breder OV-netwerk. De provincie Fryslân handhaaft de maatregel in ieder geval tot 2025 (als onderdeel van het corona-gerelateerde transitieplan). De provincie Fryslân heeft laten weten dat De Westereen dankzij voldoende bus- en treinverbindingen goed ontsloten blijft. De provincie heeft laten weten dat door de aanstaande aanpassing voor het dienstregelingsjaar 2022 een hele goede overstap mogelijk wordt gemaakt bij de treinstations Feanwalden en Buitenpost.
Bent u het eens met de stelling dat bushaltes die belangrijk zijn voor scholieren, statushouders en/of forensen niet geschrapt zouden mogen worden?
OV-autoriteiten zetten zich in voor een passend OV-aanbod voor iedereen. Daarbij wordt per concessie voortdurend met de vervoerder gesproken over optimalisatie van het vervoersaanbod om vraag en aanbod zo goed mogelijk af te stemmen. Verbindingen waar minder vraag naar is kunnen worden afgeschaald zoals frequentieverlagingen op hoogfrequente lijnen, het (tijdelijk) niet meer aanbieden van scholierenlijnen, spitslijnen en spitsritten en het vervallen van lijnen in de avonduren. Deze capaciteit kan deels worden ingezet op momenten dat de vraag groter is, zoals extra ritten in de spits. De keuzes die achter deze ontwikkelingen liggen worden op decentraal niveau gemaakt. Uitgangspunt hierbij is de afspraak dat er niet grofmazig wordt afgeschaald. Gekoppeld aan de Beschikbaarheidsvergoeding OV, monitort het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gegevens van alle OV-autoriteiten over de ontwikkelingen in het aanbod. Gemiddeld over Nederland was er in 2020 en 2021, ondanks veel lagere reizigersaantallen, ongeveer 10% minder OV-aanbod ten opzichte van 2019. Deze ontwikkelingen passen binnen de gemaakte afspraken met de sector en zijn veelal een gevolg van de afgenomen vraag veroorzaakt door de coronamaatregelen. Zoals toegezegd zal uw Kamer in december over de laatste ontwikkelingen worden geïnformeerd. DOVA (Samenwerkingsverband van decentrale ov-autoriteiten) zal gelijktijdig alle vervoersplannen 2022 op een centraal punt beschikbaar stellen. Uit deze plannen zal ook blijken welk OV aanbod er per concessie volgend jaar voorzien wordt.
Vindt u het ook onacceptabel dat in dit geval, maar ook op veel andere plekken in Nederland haltes of verbindingen worden geschrapt wegens de coronacrisis, ondanks overheidssteun aan vervoerders die bedoeld is om de bereikbaarheid in stand te houden?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met provincies en regionale vervoerders om te kijken hoe essentiële ov-verbindingen in de regio, onder andere voor studenten en scholieren of voor ouderen die naar het ziekenhuis moeten, behouden kunnen worden?
Ja, ik bespreek dit regelmatig in het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad. In het NOVB spreek ik met vertegenwoordigers van alle regionale OV-autoriteiten en regionale vervoerders over relevante ontwikkelingen voor en het vitale belang van het Openbaar Vervoer in Nederland. Specifieke keuzes achter deze ontwikkelingen, zoals afwegingen per buslijn, worden op decentraal niveau gemaakt.
Wanneer verwacht u dat het landelijk onderzoek door het CBS naar vervoersarmoede, zoals toegezegd voor dit najaar, wordt gepubliceerd?
In het commissiedebat OV en Taxi van 19 mei 2021 heeft mijn voorganger toegezegd dat het onderzoek over vervoersarmoede van PBL en CBS dit najaar naar uw Kamer zou worden gestuurd. De motie van het lid van Baarle2 over het doen van een breed onderzoek naar vervoersarmoede op basis van de CBS indicator sluit op deze toezegging aan. Het betreft een onderzoek van het PBL, gebruikmakend van CBS-data.
Het bedoelde onderzoek zal tot mijn spijt volgens het PBL niet meer dit jaar gepubliceerd worden, maar medio volgend jaar (2022). PBL geeft aan dat de reden van de vertraging ligt in her prioritering binnen het PBL vanwege onvoorzien extra werk omtrent COVID- en thuiswerkanalyses. Naar aanleiding van de motie van het lid de Hoop om beleidsopties te inventariseren om het probleem van vervoersarmoede op te pakken, heb ik het PBL gevraagd om in hun rapport ook beleidsopties op te nemen.
Het nieuws dat NS-medewerkers staken om de sluiting van servicestations te voorkomen |
|
Mahir Alkaya |
|
Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de staking die vandaag werd gehouden door servicemedewerkers van de NS?1 2 3
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de voorgenomen sluiting van 17 van de 36 ticketservicebalies en de inkrimping van de tijden waarop service wordt verleend?
De voorgenomen sluiting van 15 van de 36 vaste servicebalies betreft een operationele verantwoordelijkheid van NS4. NS wil met het voorgenomen besluit het serviceaanbod en de inzet van NS personeel beter laten aansluiten op de veranderende behoefte van de reiziger die steeds meer digitaal zijn zaken doet en steeds minder aan de balie. Het aantal stations waarop het gewijzigde serviceaanbod al van toepassing is zal daardoor toenemen van 237 tot 253. Volgens NS wordt er gemiddeld genomen de helft van de tijd geen gebruik gemaakt van een balie van NS. Aan sommige balies is er gemiddeld drie kwartier per uur geen reiziger. Het is daarom begrijpelijk dat NS kritisch kijkt naar de eigen inzet van personeel, op een manier die zowel efficiënt is als aansluit bij de behoefte van de reiziger.
Heeft NS de voorgenomen wijzigingen met u overlegd? Zo ja, wat is uw reactie geweest?
Het voornemen voor het aanpassen van de dienstverlening op stations betreft een operationele verantwoordelijkheid van NS. Ik heb kennisgenomen van het voorstel van NS.
Deelt u de mening dat servicebalies en de aanwezigheid van medewerkers essentieel zijn voor een klantvriendelijk en veilig aanbod van spoorvervoer?
Zoals ook in de antwoorden op Kamervragen van de leden Laçin, Van Dijk en Alkaya is aangegeven5, is de veiligheid en veiligheidsbeleving van reizigers en personeel in het openbaar vervoer van groot belang. Reizigers en personeel moeten zich veilig voelen in het ov en op de stations. Aanwezigheid van personeel op stations draagt bij aan een gevoel van veiligheid. Dit kan echter ook op andere manieren worden ingevuld, bijvoorbeeld door de gerichte inzet van Veiligheids- en Serviceteams, en cameratoezicht.
Ook hebben NS en ProRail in de afgelopen jaren de veiligheid op stations verbeterd door de invoering van 24-uurs camerabewaking met een bemenste veiligheidscentrale en informatie- en alarmzuilen. De verwachting is daarom dat de wijzigingen niet direct zullen leiden tot een lager gevoel van veiligheid op de stations.
Conform de afspraken die zijn vastgelegd in de vervoersconcessie voor het hoofdrailnet wordt NS afgerekend op het borgen van de veiligheid van de reizigers én het personeel in de trein en op stations. Ook heb ik in de vervoersconcessie met NS heldere (prestatie)afspraken gemaakt over bijvoorbeeld de klanttevredenheid. Als het gaat om de gevolgen van de sluiting voor de sociale veiligheid en klanttevredenheid houd ik dus een stevige vinger aan de pols.
Deelt u de mening dat praatpalen en apps geen volwaardige vervanging zijn van fysiek aanwezige servicemedewerkers?
Het is belangrijk dat de reiziger goed wordt geholpen op de plekken en momenten waarop zij dat nodig hebben. Steeds vaker is dat online, maar soms blijft menselijke hulp gewenst. Bijvoorbeeld wanneer reizigers minder digitaal vaardig zijn of behoefte hebben aan menselijk contact. Dat kan op de stations waar NS servicemedewerkers of een OV Service en Tickets winkel aanwezig blijft. Voor alle overige stations, of buiten de openingstijden van de servicebalies en Service en Tickets winkels, kan dat ook 24 uur per dag en 7 dagen in de week via de servicezuil, telefonische hulp bij kaartverkoopautomaten en via de NS Klantenservice (en internet en mobiele applicatie).
Wat betekent het verdwijnen van de servicestations voor reizigers die minder mobiel zijn en reisassistentie nodig hebben? Erkent u dat deze dienstverlening op (middel)grote stations niet kan worden uitbesteed, gezien de complexiteit van dat proces?
Ook reizigers die minder mobiel zijn moeten probleemloos kunnen reizen met de trein. NS geeft aan dat het verdwijnen van servicebalies geen invloed hoeft te hebben op de reisassistentie voor reizigers die minder mobiel zijn. NS maakt hiervoor al enkele jaren ook gebruik van een derde partij; die derde partij verzorgt al langer reisassistenties op onbemenste stations en waar nodig op bemenste stations (buiten de werktijden van servicemedewerkers en bij pieken in de aanvragen). Als gevolg van het verdwijnen van servicebalies zal deze derde partij vaker worden ingezet.
Inmiddels is gebleken dat vanwege de voorgenomen sluiting van een aantal servicebalies, er nu reeds minder NS-personeel beschikbaar is op die stations. Dat heeft in een aantal gevallen geleid tot haperingen in de reisassistentie. NS heeft aangegeven dit zeer te betreuren. NS zet vanaf 18 oktober, in aanvulling op de dienstverlening door de servicemedewerkers, waar nodig via de derde partij extra mensen in om dit te ondervangen. Dit doet NS totdat de reisassistentie door de derde partij (op stations zonder bemensing) of door het NS-personeel (op stations met bemensing) op de gebruikelijke manier kan worden gegarandeerd.
Ik houd met NS de vinger aan de pols om ervoor te zorgen dat de reisassistentie zowel nu als in de toekomst geboden wordt op het gewenste hoge niveau.
Wat betekent het verdwijnen van de servicestations voor de opvang en begeleiding van reizigers bij calamiteiten en grootschalige vertragingen?
Er verandert niets aan de reisbegeleiding en assistentie bij calamiteiten en grootschalige vertragingen. Op stations waar volgens de plannen de aanwezigheid van servicemedewerkers is voorzien, blijven zij reizigers voorzien van informatie en begeleiden zij reizigers in hun reis. Bij een calamiteit of omvangrijke vertraging geldt dezelfde werkwijze zoals die nu ook geldt op de meeste (onbemenste) stations. Afhankelijk van de situatie worden medewerkers van Veiligheid & Service, servicemedewerkers van een ander station of NS-vrijwilligers ingezet.
Bent u ermee bekend dat een aanzienlijk deel van de reizigers niet vertrouwd is met digitale dienstverlening? Hoe wordt deze doelgroep voortaan geassisteerd bij het reizen?
Ook reizigers die minder digitaal vaardig zijn moeten probleemloos kunnen reizen met de trein. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 5 biedt NS op verschillende manieren hulp aan deze groep reizigers.
Deelt u de vrees van de NS-medewerkers en vakbonden dat het weghalen van servicemedewerkers zorgt voor meer werkdruk bij overig NS-personeel en handhavingsdiensten?
Het is aan NS om bij voornemens of beslissingen over haar eigen bedrijfsvoering eventuele gevolgen voor medewerkers goed in kaart te brengen en hierover met hen, de vakbonden en de ondernemingsraad in gesprek te treden.
Kunnen extra toegangspoorten en cameratoezicht volgens u zorgen voor evenveel veiligheid op stations als de aanwezigheid van servicemedewerkers?
Graag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Wat betekent de voorgenomen serviceversobering voor de werkgelegenheid bij NS?
NS heeft mij laten weten zich maximaal in te zetten om mensen binnen en buiten NS naar ander werk te begeleiden. Ook konden betrokken NS medewerkers afgelopen periode gebruik maken van een vertrekregeling. NS laat weten dat veel servicemedewerkers hier gebruik van hebben gemaakt.
Bent u bereid om er bij de NS-directie op aan te dringen de voorgenomen bezuinigingen op service op stations te heroverwegen, serieus in gesprek te gaan met de vakbonden en zo een verdere escalatie van het conflict bij NS te voorkomen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 valt het voorgenomen besluit van NS om een aantal servicebalies te sluiten onder de operationele verantwoordelijkheid van NS. Ik houd binnen de kaders van de concessie waarin afspraken zijn opgenomen over bijvoorbeeld klanttevredenheid en sociale veiligheid, stevig de vinger aan de pols.
Bieden de gesprekken over concessieverlening of voortzetting van de beschikbaarheidsvergoeding een mogelijkheid om ook afspraken te maken over service op stations?
De afstemming van de inzet van NS personeel op de behoefte van de reiziger valt zoals eerder aangegeven onder de operationele verantwoordelijkheid van NS. Het is niet wenselijk om in die verantwoordelijkheid te treden als concessieverlener, ook niet via de beschikbaarheidsvergoeding voor het OV in Nederland.
Het bericht ‘Grote treinstoring kwam door kapotte backup-server’ en het bericht ‘ProRail onderzoekt oorzaak telefoniestoring’ |
|
Faissal Boulakjar (D66) |
|
Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Hoe plaatst u de landelijke storing van 16 september jongstleden in de context van uw eerdere statement tijdens de mondelinge vragen op 1 juni 2021 dat de landelijke storing van 31 mei 2021 een incident was?1 2
Het was een onaangename verrassing dat zich op 16 september jl. opnieuw een telefoniestoring voordeed waardoor het landelijke treinverkeer stil kwam te liggen. ProRail heeft mij uitgelegd dat beide incidenten – die van 31 mei jl. en die van 16 september jl. – een andere oorzaak lijken te kennen. Echter, de gevolgen voor het treinverkeer waren vergelijkbaar en uitermate onwenselijk. Daarom is van belang dat beide incidenten kritisch onderzocht worden. Per brief is uw Kamer op 30 juni jl.3 geïnformeerd over het resultaat van de analyse van ProRail naar de oorzaak en de geleerde lessen van de eerste verstoring. Zoals ik u reeds heb gemeld in mijn brief van 21 september jl.4 onderzoekt ProRail ook de oorzaak van en de manier waarop is omgegaan met de laatste verstoring. Ook laten ProRail en de provider een onafhankelijke evaluatie uitvoeren naar wat er tijdens de laatste verstoring is gebeurd bij de provider en hoe dit soort situaties in de toekomst voorkomen kan worden. Ik heb ProRail gevraagd hierover te rapporteren in de jaarlijkse rapportage impactvolle verstoringen, die onderdeel is van de reguliere jaarverantwoordingen, die ik uw Kamer altijd in het voorjaar doe toekomen.
Wanneer kan ProRail de uitkomsten van het onderzoek naar de telefoniestoring van 16 september jongstleden publiceren?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke veranderingen heeft ProRail sinds 31 mei doorgevoerd om het telefoniesysteem robuuster en minder storingsgevoelig te maken?
ProRail heeft mij laten weten dat na de verstoring op 31 mei jl. een oplossing is uitgewerkt en geïmplementeerd. Die oplossing is – zo licht ProRail toe – tweeledig. Enerzijds is voorkomen dat het traag verlopen van het synchronisatieproces kan leiden tot uitval van verbindingen. Anderzijds is de monitoring van de systemen aangepast, zodat sneller en adequater gereageerd kan worden wanneer een synchronisatieproces vertraagt.
Hoe classificeert u het feit dat de eerste back-up in Rotterdam volgens ProRail niet gefunctioneerd heeft?
Een back-up is bedoeld als terugvaloptie wanneer het reguliere systeem niet werkt. Op basis van de informatie van ProRail constateer ik dat dit niet naar behoren gewerkt heeft. Dat is onwenselijk. Ik vind het belangrijk dat achterhaald wordt waarom de terugvaloptie niet direct werkte, en dat wordt gekeken hoe dit in de toekomst voorkomen kan worden.
Overigens meldt ProRail mij op basis van voortschrijdend inzicht dat de terugvaloptie in Amsterdam niet functioneerde, in tegenstelling tot eerdere berichtgeving in de media dat de terugvaloptie in Rotterdam niet functioneerde. Dit laat onverlet dat terugvalopties behoren te werken.
Is er een verband tussen het niet functioneren van de eerste back-up in Rotterdam op 16 september en het niet functioneren van alle back-ups tijdens de storing op 31 mei?
Zie het antwoord op vraag 1.
Is er gedegen controle van back-ups om gedegen functionering in de toekomst te bewerkstelligen?
Wat kan er gedaan worden om de periode van overschakeling van regulier systeem naar de terugvaloptie korter te maken en daardoor hinder te verkleinen?
Het bericht: ‘Spoorbrug over van Harinxmakanaal bij Leeuwarden nog wekenlang defect’ |
|
Rudmer Heerema (VVD), Pieter Grinwis (CU), Aukje de Vries (VVD) |
|
Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Spoorbrug over Van Harinxmakanaal bij Leeuwarden nog wekenlang defect»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit bericht? Kan een uitgebreide reactie worden gegeven op de situatie?
Het is betreurenswaardig dat de betreffende spoorbrug op 7 september kapot is gegaan en daarmee gedurende enkele weken hinder heeft opgeleverd voor het scheepvaartverkeer.
De spoorbrug over het van Harinxmakanaal bij Leeuwarden betreft een draaibrug en is uitgerust met een zogenaamde hefcilinder, waarmee de brug kan bewegen en opendraaien. Helaas is dit cruciale draaipunt onverwachts defect geraakt en kon de brug sindsdien niet meer geopend worden voor het hogere scheepvaartverkeer. Voor de reparatie van de hefcilinder is deze in de nacht van 18 op 19 september uit de brug verwijderd en getransporteerd naar een gespecialiseerd bedrijf in Sneek. In de nacht van 2 op 3 oktober is de gerepareerde hefcilinder teruggeplaatst in de spoorbrug en sindsdien kan de brug weer geopend worden voor het hogere scheepvaartverkeer.
Kan u een duidelijk beeld schetsen van de aanleiding van dit defect?
De pakkingen waarin de hefcilinder is verpakt waren om nog onbekende reden gescheurd. ProRail heeft de gescheurde pakkingen inmiddels vervangen door nieuwe en betere pakkingen om zo het risico op herhaling te verkleinen. Verder onderzoekt ProRail of op basis van deze ervaring elders aanpassingen aan hefcilinders gedaan moeten worden.
Is de planvorming voor de inspectie, het herstel en het terugplaatsen van de cilinder evenals het weer functioneel maken van de HRMK-brug inmiddels gereed?
Ja en uitgevoerd, zie de beantwoording van vraag 2.
Wat wordt er gedaan om de herstelwerkzaamheden aan de HRMK-brug zo snel mogelijk af te ronden? Bent u hierover in gesprek met ProRail? Kunt u garanderen dat de scheepvaart zo snel mogelijk weer gebruik kan maken van de HRMK-brug en dat de hinder zo veel mogelijk beperkt zal worden?
ProRail heeft haar uiterste best gedaan de werking van de spoorbrug zo spoedig mogelijk te herstellen en heeft daarbij voortdurend in contact gestaan met het ministerie, de provincie en de gemeente. De werking van de brug is inmiddels hersteld, zie ook de beantwoording van vraag 2.
Is het inmiddels bekend hoe lang de werkzaamheden gaan duren? Wat is de snelst mogelijke datum van ingebruikname en kunt u een tijdslijn schetsen zodat de scheepvaart weet waar ze aan toe is?
De werkzaamheden zijn inmiddels afgerond, zie de beantwoording van vraag 2.
Hoe wordt er gecommuniceerd met de scheepvaart over het verloop van de situatie rondom het defect en het herstel van de HRMK-brug?
Met de scheepvaart is gecommuniceerd via de hiervoor gebruikelijke wegen van vaarweginformatie.nl en via de reguliere contacten met de vaarwegbeheerder, de provincie Friesland. Daarnaast heeft ProRail via haar website updates geplaatst zodra dit aan de orde was en was er (telefonisch) contact mogelijk met ProRail via de gebruikelijke publiekskanalen voor bedrijven en mensen die (mogelijk) hinder ondervonden.
Herinnert u zich nog dat tijdens het commissiedebat Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) van 16 juni 2021 aandacht is gevraagd voor de verouderde spoorbrug over het Van Harnixmakanaal en u aangaf dat ProRail is gevraagd u te voorzien van de laatste informatie over de staat van de brug? Kan de u de informatie van ProRail delen?
ProRail heeft inmiddels mijn vragen hieromtrent beantwoord en de laatste informatie rondom de staat van de brug met het ministerie, de provincie en de gemeente gedeeld. Deze laatste inspectierapporten en bijbehorende duiding van ProRail kunt u terugvinden op rijksoverheid.nl2. Op basis van die informatie concludeert ProRail dat de spoorbrug technisch gezien in goede staat verkeert, maar wel zoals gebruikelijk waar nodig onderhouden moet en zal worden en indien zaken aan vervanging toe zijn, vindt dat uiteraard plaats. ProRail ziet momenteel dan ook geen noodzaak om eerder dan einde theoretische levensduur (2051) tot algehele vervanging over te gaan. Het defect raken van de hefcilinder was onverwacht en is geen gevolg van de leeftijd of de onderhoudstoestand van de brug.
Ziet de u naar aanleiding van deze informatie de noodzaak een quickscan uit te laten voeren naar de mogelijkheid de brug te vervangen voor een aquaduct?
Nee. De technische staat van de betreffende spoorbrug is goed en algehele vervanging is niet nodig. ProRail geeft dan ook aan dat er geen noodzaak is een dergelijke quickscan uit te voeren. In 2019 heeft de regio reeds een quickscan laten uitvoeren naar de meerwaarde van (vroegtijdige) vervanging van de brug door een hogere brug of aquaduct. Daarbij is ook gekeken naar de (hoogwaardiger) ruimtelijke ontwikkeling die in combinatie daarmee ter plekke kan plaatsvinden.
Ook beheer en onderhoud, storingen en de maatschappelijke kosten en baten van deze beide posten zijn onderzocht in de kentallen KBA bij deze quickscan. De uitkomsten hiervan kwamen neer op negatieve saldo’s wanneer de brug eerder dan nodig vervangen wordt door een hogere brug of een aquaduct, respectievelijk minus € 58mln. en minus € 68 mln. Vroegtijdige vervanging weegt in principe dus niet op tegen de huidige kosten van beheer en onderhoud.
Wat zijn de (financiële) gevolgen van het defect voor de scheepvaart?
De provincie Friesland schat als vaarwegbeheerder dat de totale kosten van de verstoring voor betrokkenen kunnen oplopen tot in totaal zeker € 50.000 per week. Volgens ProRail overwegen enkele partijen een claim bij hen in te dienen.
Hoe vaak worden bruggen als de brug over het Harinxmakanaal door ProRail geïnspecteerd, gezien de constatering dat de hefcilinder van de brug onverwachts defect is geraakt en de brug sindsdien niet meer te openen is voor scheepvaart?
Visuele inspecties van alle zogenoemde kunstwerken vinden meerdere keren per jaar plaats door inspecteurs van ProRail en de aannemer die in het gebied werkzaam is. Daarnaast vindt om de gemiddeld 7 jaar een uitgebreide inspectie plaats door een externe partij van alle bouwdelen van de brug. Bij de betreffende spoorbrug is in 2020 de meest recente uitgebreide inspectie uitgevoerd. Het defect dat is opgetreden aan de cilinder kan met dergelijke inspecties niet worden vastgesteld. Het is hiervoor nodig een cilinder volledig te demonteren uit de brug. De betreffende cilinder is in 2018 gereviseerd, er was geen reden om aan te nemen dat deze defect zou gaan.
Wat zijn de (maatschappelijke) kosten van het oplossen van een dergelijke storing? En wegen die op tegen investeringen in degelijk beheer en onderhoud?
De precieze kosten van het oplossen van het defect bij de HRMK zijn nog niet bekend, deze worden opgevangen binnen het beschikbare budget voor beheer en onderhoud bij ProRail. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 9 zijn ook beheer en onderhoud, storingen en de maatschappelijke kosten en baten van deze beide posten onderzocht in de kentallen KBA bij de quickscan uit 2019. Het resultaat van die kentallen KBA is bij het betreffende antwoord opgenomen en houdt in dat vroegtijdige vervanging in principe niet opweegt tegen de kosten van beheer en onderhoud.
Hoeveel bruggen werken er, naast deze brug en de andere spoorbrug over het Van Harinxmakanaal, met een vergelijkbare hefcilinder?
In Nederland heeft ProRail 22 draaibruggen die met een hefcilinder werken. Er zijn onderling verschillen in maatvoering of technische uitvoering van de zowel de bruggen als de cilinder. Rijkswaterstaat heeft geen draaibruggen die met een hefcilinder werken.
Is er noodzaak om deze bruggen ook te controleren om soortgelijke defecten te voorkomen?
De betreffende hefcilinders bij draaibruggen zijn omsloten door andere onderdelen van de brug en kunnen niet goed geïnspecteerd worden tijdens de reguliere visuele inspecties. Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 3 onderzoekt ProRail of op basis van deze ervaring elders aanpassingen aan hefcilinders gedaan moeten worden.
Het nieuws dat het openbaar vervoer in Utrecht volgend jaar op peil blijft |
|
Mahir Alkaya |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over het voornemen van de provincie Utrecht om het bestaande aanbod van openbaar vervoer zoveel mogelijk voort te zetten?1
Ja.
Kunt u de Kamer, in aanvulling op uw brief over de verlenging van de beschikbaarheidsvergoeding, informeren over de voortgang van uw inventarisatie bij provincies over de herstart van het openbaar vervoer?2
In de Kamerbrief van 25 juni jl. is uw Kamer geïnformeerd dat de decentrale overheden en stad- en streekvervoerders noodzakelijke maatregelen hebben geïnventariseerd om de continuïteit en kwaliteit van het vervoer te borgen en de mogelijkheden om het vervoersaanbod te optimaliseren. Die plannen gingen er van uit dat er na het derde kwartaal van 2021 geen sprake meer zou zijn van een beschikbaarheidsvergoeding. Dit scenario zou op veel plaatsen leiden tot een aanzienlijke verschraling van het OV en de dienstverlening. Met het huidige financiële kader voor 2022 kunnen de vervoerders dit nu actualiseren en in overleg met hun concessieverlener, volgens de reguliere systematiek, vertalen in vervoerplannen voor 2022. Uitgangspunt bij de vervoerplannen 2022 is dat er een passend voorzieningenniveau is, in omvang vergelijkbaar met 2021. Actualisatie van de transitieplannen vindt deze zomer plaats en de Kamer zal hier dit najaar over geïnformeerd worden.
Wat is de huidige status en waarde van de op crisissituaties gebaseerde transitieplannen, nu is besloten om de beschikbaarheidsvergoeding voort te zetten?
Zie ook antwoord 2. De op crisissituaties gebaseerde transitieplannen zijn achterhaald en worden geactualiseerd.
Is u bekend in hoeverre regionale vervoersbedrijven ondanks het voortzetten van de beschikbaarheidsvergoeding toch kiezen voor het afschalen van (minder rendabele) trajecten en dienstlijnen onder het mom van «optimalisatie»? Zo nee, bent u bereid om dit alsnog in kaart te brengen?
In de Kamerbrief van 25 juni jl. en tijdens het Tweeminutendebat OV en Taxi op 8 juli jl. heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat ze met de sector afgesproken heeft dat het OV-aanbod niet verschraalt. Het is gebruikelijk dat overheden en vervoerders op concessieniveau (doorlopend) kijken naar de optimalisatie van het aanbod. Dat was voor de corona pandemie al zo en dat blijft zo.
De verwachting is dat na opheffing van de reisbeperkingen reizigers niet meteen, maar geleidelijk zullen terugkeren naar het OV. Om ondanks de onzekere ontwikkeling van de reizigersinkomsten een adequaat OV-voorzieningenniveau te kunnen bieden is duidelijkheid nodig over het financiële kader en maatwerk op concessieniveau. In het NOVB worden de ontwikkelingen in het OV gemonitord. En de Kamer wordt in het najaar over de vervoerplannen voor 2022 geïnformeerd.
Hoe vaak is het voorgekomen dat provincies het afgelopen jaar zijn overgegaan tot het sluiten van noodconcessies en vallen verslechteringen uit deze concessies terug te draaien nu de voortzetting van de beschikbaarheidsvergoeding definitief is?
Een concessie is een wederzijdse overeenkomst, waar beide partijen mee in moeten stemmen. Bij het afsluiten van een concessie gelden de juridische regels uit de PSO-verordening.
Per 1 september 2020 zijn alle concessies in Nederland aangepast zodat de beschikbaarheidsvergoeding OV uitgekeerd kon worden. Daarnaast zijn er recent twee noodconcessies afgesloten door de Vervoerregio Amsterdam omdat de betreffende concessies afliepen, terwijl een nieuwe openbare aanbesteding vanwege de huidige onzekerheid door corona niet opportuun is. Het betreft de concessies Waterland en Zaanstreek. Ook over de concessiegebied Valleilijn (provincie Gelderland) vinden gesprekken plaats om een noodconcessie aan te gaan. Voor alle concessies in Nederland geldt de afspraak van een passend voorzieningenniveau, vergelijkbaar met 2021.
Zijn u vervoersbedrijven bekend die niet kiezen voor het herstarten met lijndiensten die grotendeels zijn bestemd voor vervoer van scholieren en studenten?
Zie ook antwoord 4. Deze zomer worden de vervoerplannen geactualiseerd en de Kamer wordt in het najaar geïnformeerd over de vervoerplannen in 2022.
Zijn u vervoersbedrijven bekend die niet kiezen voor het herstarten met door vrijwilligers bemande (buurt)bussen die tijdens de coronacrisis stil hebben gestaan vanwege gezondheidsrisico’s?
Zie antwoord vraag 6.
Is u bekend of – en zo ja hoeveel – vervoersbedrijven in acute financiële nood verkeren? Zijn hierbij bedrijven die dreigen om te vallen?
Ik ken op dit moment geen gevallen van vervoerbedrijven met acute financiële problemen. Vorig jaar heeft het kabinet twee bedrijven die in concessie veerdiensten naar de Waddenveren verzorgen een tijdelijk lening verstrekt om acute problemen te voorkomen.
Sinds eind mei kunnen vervoerders bij hun concessieverlener een aanvraag indienen voor de beschikbaarheidsvergoeding 2021. IenW en de decentrale overheden hebben inmiddels de eerste voorschotten uitgekeerd.
Kunt u aangeven hoe het gebruik van het openbaar vervoer zich over de laatste weken heeft ontwikkeld? Wat zijn de meest recente prognoses voor de ontwikkeling van de reizigersaantallen?
Een actueel overzicht van het aantal in- en uitstappers met de OV chipkaart is te raadplegen via www.translink.nl/library. In de monitor wordt op dag, week en maandniveau het OV-gebruik getoond en de impact van het coronavirus hierop.
In juni 2021 is het OV gebruik 59% ten opzichte van 2019. Dat is een stijging ten opzichte van de weken ervoor en is ook hoger dan de weken erna in juli toen het OV gebruik 55% was ten opzichte van dezelfde periode in 2019.
Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) verwacht dat het gebruik van het OV in Nederland in 2025 weer op het niveau van voor de coronacrisis in 2019 kan uitkomen. Voor 2022 verwacht het KiM dat het OV-gebruik nog 6% tot 14% onder het niveau van 2019 uitkomt. Het kennisinstituut veronderstelt hierbij dat na 2021 geen contact beperkende maatregelen meer gelden3.
Hoe wordt, bij het beoordelen van geschrapte lijnen, onderscheid gemaakt tussen «optimalisatie» of afschaling vanwege de coronacrisis?
Vervoerders optimaliseren de dienstregeling door het aanbod aan te passen aan de vraag zonder dat de beschikbaarheid en veiligheid van het OV daar onder lijdt. Door een veranderd reisgedrag kan er op de ene dienst iets opgeschaald worden en op een andere afgeschaald. Dat is dus gebaseerd op het gebruik van het OV door de reizigers.
Deelt u de vrees dat op basis van onder crisisomstandigheden opgestelde transitieplannen wordt gekozen voor onnodig afgeschaalde dienstverlening? Zo ja, wat valt hiertegen te beginnen?
Zie ook antwoord 2. De transitieplannen waaraan wordt gerefereerd zijn achterhaald. De transitieplannen worden nu geactualiseerd op basis van de afspraken die samenhangen met de BVOV 2022. Uw Kamer zal hier in het najaar over worden geïnformeerd.
De Zembla uitzending dat spoorwerkers al ruim 10 jaar worden blootgesteld aan gevaarlijk kwartsstof |
|
Fahid Minhas (VVD), Daan de Neef (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Bent u bekend met de Zembla-uitzending «Het stofspoor»?1
Ja.
Klopt het dat kwarts is opgenomen op de lijst met kankerverwekkende stoffen en dat bedrijven verplicht zijn een alternatief te gebruiken als dat voorhanden is?
Respirabele kristallijne silica is opgenomen op de SZW lijst van kankerverwekkende stoffen, respirabele kristallijne kwartsstof is daar een voorbeeld van. In het algemeen geldt dat indien er een alternatieve stof is voor een stof op deze lijst en deze voldoende functioneel is en voldoende voorhanden dat hier voor gekozen moet worden.
Welke ruimte biedt de wet om af te wijken van de verplichting om alternatieve stoffen te gebruiken? Betekent het bestaan van (interne) rapporten waarin alternatieven worden benoemd, dat die alternatieven gebruikt moeten worden? Zo nee, waarom niet?
In geval van kankerverwekkende stoffen moet een alternatief worden gebruikt indien dit technisch uitvoerbaar is. Indien de werkgever van oordeel is dat vervanging niet technisch uitvoerbaar is, moet deze dit schriftelijk onderbouwen in de Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E).
Het blijft uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de werkgever om een keuze te maken, waarbij de (interne) rapporten medebepalend kunnen zijn. Het is aan de Inspectie SZW om tijdens een eventuele inspectie te beoordelen of men het eens is met de in de RI&E aangegeven keuze, waarbij de basisinspectiemodule kwartsstof (BIM)2 een uitgangspunt is.
Klopt het dat (de voorganger van) de Inspectie SZW al in 2008 constateerde dat de branche te weinig doet aan de blootstelling van spoorwerkers aan hoge concentraties kankerverwekkende kwartsstof? Wat is er na deze constatering gedaan door de inspectie en de branche?
De Inspectie heeft in 2008 geconstateerd dat het arbeidsrisico blootstelling aan kwartsstof onvoldoende wordt beheerst op het spoor. Naar aanleiding van de inspecties in 2008 heeft de branche blootstellingsonderzoek laten uitvoeren, en zijn goede maatregelen rond kwartsstof opgenomen in de Arbocatalogus Railinfra. Het is vervolgens aan de werkgever om de maatregelen in de Arbocatalogus uit te voeren en er ook op toe te zien dat dit in de praktijk gebeurt.
ISZW werkt risico-gestuurd en is ook afhankelijk van meldingen of klachten en andere signalen die binnenkomen. Sinds 2010 zijn geen meldingen ontvangen vanuit deze sector. Eenmaal (in 2017) is een project stilgelegd omdat werd vastgesteld dat er sprake was van teveel stofontwikkeling, zonder dat een kwartsstof-blootstellingsbeoordeling had plaatsgevonden. Dit werd vastgesteld bij een controle naar aanleiding van een milieuklacht bij een bedrijf in de buurt van het spoor. In 2019 is de laatste versie van de Basisinspectiemodule Kwartsstof gepubliceerd, deze wordt door inspecteurs gehanteerd tijdens inspecties en kan ook door werkgevers benut worden. Deze basisinspectiemodule is toepasbaar op werkzaamheden of arbeidsplaatsen waar werknemers worden blootgesteld aan respirabel kristallijn kwarts.
Heeft de Inspectie SZW andere signalen ontvangen over het mogelijke gezondheidsgevaar van de door ProRail en/of aannemers die in opdracht van ProRail werken gebruikte ballaststenen? Zo ja, wat is er gebeurd met deze signalen?
Nee. ISZW heeft sinds 2010 geen meldingen of klachten en andere signalen ontvangen vanuit deze sector.
Klopt het dat ProRail sinds 2010 over rapporten beschikt over de problemen met kwartsstof? Welke rapporten zijn dit en zijn deze rapporten en/of signalen op enig moment gedeeld met uw ministerie(s) en/of de (voorganger van) de Inspectie SZW?
Het Ministerie van IenW is onlangs door ProRail op de hoogte gebracht over de inhoud van de rapporten van de onderzoeksbureaus Blauw (2010)3, 4Infra (2018)4 en TNO (concept 2020)5. ProRail had deze onderzoeken tot voor kort niet met de Inspectie SZW gedeeld, maar heeft dit naar aanleiding van de uitzending van Zembla wel gedaan. ProRail is overigens niet verplicht om dit soort onderzoeken te melden bij de Inspectie SZW. Tijdens een inspectie kan Inspectie SZW wel altijd de beschikbare rapportages opvragen.
Is een werkgever verplicht de omgang met kankerverwekkende stoffen op te nemen in zijn Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)? Zo nee, waarom niet?
Ja, een werkgever is dit verplicht.
Zijn ProRail en/of aannemers in spoorwerkzaamheden verplicht de omgang met kankerverwekkende kwartsstof op te nemen in hun RI&E? Is de RI&E van deze bedrijven sinds 2010 gedeeld met of ingezien door de Inspectie SZW?
Ja, ProRail en aannemers zijn dit verplicht (zie vraag 7). Zowel ProRail als aannemers dienen actuele RI&E’s te hebben. Daarnaast is het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van opdrachtgever en aannemer(s) om voor een specifiek Bouw & Infra project een zogenaamd Veiligheids- en Gezondheidsplan op te stellen, waarin voor dat project concrete maatregelen worden gespecificeerd. In de Arbocatalogus Railinfra zijn goede maatregelen opgenomen voor het werken met kwartsstof. Werkgevers zijn niet verplicht om proactief de RI&E te delen met Inspectie SZW. Tijdens een inspectie kan Inspectie SZW deze wel altijd opvragen. Omdat er geen meldingen zijn geweest over projecten was er geen aanleiding de RI&E’s op te vragen. De controle in 2017 was naar aanleiding van een milieuklacht gericht op een bedrijf vlak bij het spoor en niet op een bedrijf dat voor ProRail op het spoor aan het werk was.
Klopt het dat bij werkzaamheden op stations eveneens te hoge concentraties kwartsstof zijn vrijgekomen, zoals op station Barendrecht in de uitzending van Zembla?
ProRail geeft aan geen meetgegevens te hebben van de hoeveelheid vrijgekomen (kwarts)stof bij de werkzaamheden op station Barendrecht waar in de uitzending van Zembla aan gerefereerd wordt. ProRail geeft aan dat de beelden van het stof in het station niet overeenkomen met hoe werkzaamheden horen te worden uitgevoerd. ProRail beschikt niet over gegevens of meldingen van te hoge concentraties of hoeveelheden (kwarts)stof op stations. ProRail ontving de afgelopen jaren enkele klachten over stof dat neerdaalde op bezittingen of in de omgeving van omwonenden. Deze klachten zijn door ProRail in behandeling genomen en waar relevant zijn de aannemers aangesproken en/of naar de locatie gestuurd om de oorzaak weg te nemen. Deze klachten gingen overigens niet specifiek over kwartsstof.
Welke blootstellingsnormen gelden voor kwartsstof bij reizigers? Acht u het, gezien de stofwolken die vrijkomen bij deze werkzaamheden, aannemelijk dat daaraan is voldaan?
Voor reizigers bestaan geen blootstellingsnormen voor respirabel kwartsstof. Op basis van bestaande onderzoeken naar de blootstelling van spoorwerkers – en uitgaande van de juiste uitvoering van werkzaamheden – neemt ProRail aan dat reizigers geen gezondheidsrisico door (kwarts)stof lopen bij werkzaamheden met kwartshoudende ballast op het spoor. ProRail doet die inschatting op basis van bestaande meetgegevens naar blootstelling van spoorwerkers die vervolgens geëxtrapoleerd zijn naar de situatie in de omgeving van spoorwerkzaamheden. ProRail vindt dat het beeld van de risico’s voor reizigers en omwonenden beter onderbouwd moet worden en laat vervolgonderzoek doen naar mogelijke gezondheidsrisico’s van (kwarts)stof voor reizigers en omwonenden in de buurt van spoorwerkzaamheden.
Welke veiligheidsmaatregelen gelden bij werkzaamheden aan stations om te voorkomen dat reizigers en werkenden op de stations worden blootgesteld aan te hoge concentraties gevaarlijke stoffen? Wie ziet toe op de naleving daarvan?
ProRail geeft aan dat bij het uitvoeren van werkzaamheden met ballast op stations de richtlijnen en maatregelen gelden van de Arbocatalogus. Hoewel deze als scope de veiligheid en gezondheid van werknemers hebben, wordt door toepassing hiervan ook het stofrisico voor station gebruikers beheerst. Bij het voorbereiden van de werkzaamheden op stations besteedt ProRail specifiek aandacht aan de risico’s voor aanwezigen op stations (met een «Plan veilige Transfer») en de maatregelen die daarvoor genomen moeten worden. In dat kader wordt bijvoorbeeld afhankelijk van de situatie (een deel van) het station afgesloten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of worden stofschermen geplaatst.
De primaire verantwoordelijkheid voor de naleving van veiligheidsmaatregelen op de werkplek en de beschreven maatregelen voor veilige transfer ligt bij de aannemer als werkgever/opdrachtnemer. Toezichthouders van ProRail houden vanuit de rol als opdrachtgever toezicht op de invulling hiervan. ProRail en haar opdrachtnemers werken aan het verder verbeteren van het toezicht op de naleving, omdat zij onderkennen dat dit in een aantal gevallen onvoldoende heeft plaatsgevonden.
Welke partij is eindverantwoordelijk om te voorkomen dat reizigers en werkenden worden blootgesteld aan te hoge concentraties gevaarlijke stoffen bij werkzaamheden in stations?
ProRail is eindverantwoordelijk.
Is in de gesprekken tussen uw ministerie en ProRail het vrijkomen van kwartsstof en/of andere gevaarlijke stoffen bij werkzaamheden aan de orde gesteld? Wanneer is dit aan de orde gesteld en in welke context?
Veiligheid bij het werken aan het spoor is een onderwerp dat vanuit de beleidsverantwoordelijkheid van het Ministerie van IenW besproken wordt tussen IenW en ProRail. Er is en wordt in die context niet gesproken over het vrijkomen van kwartsstof en/of andere gevaarlijke stoffen met mogelijke effecten op de gezondheid van werknemers. De verdeling qua verantwoordelijkheden ligt in deze situatie namelijk als volgt: het is de verantwoordelijkheid van ProRail om aan de Arbowetgeving te voldoen. Het Ministerie van SZW is verantwoordelijk voor de Arbowetgeving en de Inspectie SZW ziet toe op de naleving van de Arbowet. Het Ministerie van IenW heeft desondanks ProRail er onlangs, vanuit de rol als aandeelhouder, wel op aangesproken dat op basis van beelden van Zembla lijkt dat de Arbowetgeving niet in alle gevallen door de sector wordt nagekomen.
Klopt het dat de Inspectie SZW een onderzoek start naar het gebruik van kwartshoudende stenen bij spoorwerkzaamheden? Wanneer wordt dit onderzoek naar verwachting afgerond?
De Inspectie SZW doet zowel onderzoek naar het gebruik van kwartshoudende stenen als naar stofvorming bij spoor werkzaamheden waaronder respirabel kwartsstof. Het onderzoek is van vele zaken afhankelijk en het is op voorhand niet te zeggen wanneer het afgerond zal zijn.
In hoeverre valt het (voorkomen van het) vrijkomen van kwartsstof en/of andere gevaarlijke stoffen bij werkzaamheden onder «het beperken van de lokale milieueffecten» genoemd in de Beheerconcessie 2015–2025? Indien dit hier niet onder valt, in hoeverre biedt een beheerconcessie ruimte om hier bepalingen over op te nemen?
In de beheerconcessie is ten aanzien van het beperken van lokale milieueffecten een zorgplicht opgenomen. Deze is enerzijds gericht op het voldoen aan de wettelijke kaders en anderzijds op het, indien dit redelijkerwijs mogelijk is, nemen van aanvullende maatregelen om negatieve externe effecten verder te mitigeren. Uit deze zorgplicht, die ook volgt uit artikel 1.1a van de Wet milieubeheer, vloeien voor kwartsstof geen andere maatregelen voort dan die al vereist zijn op grond van de Arbowet- en -regelgeving en die gericht zijn op de bescherming van de gezondheid van mensen die langdurig aan kwartsstof blootgesteld kunnen worden. Als laatstgenoemde regelgeving goed wordt nageleefd, wordt ook aan de wettelijke zorgplicht ten aanzien van het beperken van lokale milieueffecten voldaan.
Kunt u in uw gesprekken met ProRail aan de orde stellen dat de blootstelling van werknemers aan kwartsstof acuut dient te worden beëindigd en de Kamer binnen een maand verslag doen van de uitkomsten van dit gesprek?
De afgelopen periode is vanuit het Ministerie van IenW in diverse overleggen met ProRail aandacht besteed aan kwartsstof. Zo is bijvoorbeeld tijdens de Algemene Vergadering van Aandeelhouders op 23 april jl. met de Raad van Commissarissen en Raad van Bestuur over kwartsstof gesproken. Zoals gewoonlijk heeft uw Kamer een weergave ontvangen van deze vergadering (Kamerstuk 29 984, nr. 925).
Het bericht dat ProRail Spoorwerkers jarenlang heeft blootgesteld aan kankerverwekkend kwartsstof |
|
Mahir Alkaya , Bart van Kent |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht dat ProRail spoorwerkers jarenlang blootgesteld heeft aan kankerverwekkend kwartsstof?1 Bent u ook bekend met het in dit artikel genoemde rapport van TNO?
Ja.
Sinds wanneer bent u op de hoogte dat deze betreffende stenen kankerverwekkend kunnen zijn?
Het is belangrijk om aan te geven dat de betreffende stenen op zichzelf niet kankerverwekkend zijn. Als stenen kristallijne kwarts bevatten kan deze bij bepaalde bewerkingen als respirabele stof vrijkomen. Dit zijn hele kleine deeltjes die tot diep in de longen (in de kleine longblaasjes) kunnen komen. Dit gedeelte van de vrijkomende stof is geclassificeerd als kankerverwekkend. De gevaren van deze kwartsstof zijn in het algemeen al jaren bekend.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft op grond van een advies van de Gezondheidsraad uit 1992 een wettelijke grenswaarde ingevoerd van 0.075 mg/m3 lucht voor respirabel kristallijn kwartsstof. In het betreffende advies wordt respirabel kristallijne silica (waartoe kwartsstof behoort) al kankerverwekkend genoemd en in 1998 heeft de Gezondheidsraad dit in een apart rapport bevestigd.
Hoe kan het dat de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) hier niet eerder van op de hoogte was en heeft ingegrepen terwijl dit probleem al tien jaar speelt?
De Inspectie heeft in 2008 geconstateerd dat het arbeidsrisico blootstelling aan kwartsstof onvoldoende wordt beheerst op het spoor. Naar aanleiding van de inspecties in 2008 heeft de branche blootstellingsonderzoek laten uitvoeren en zijn goede maatregelen rond kwartsstof opgenomen in de Arbocatalogus Railinfra (bijv. om nat te werken). Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de werkgever maar ook van ProRail als opdrachtgever om de maatregelen in de Arbocatalogus uit te voeren en er ook op toe te zien dat dit in de praktijk gebeurt.
De inzet van de Inspectie SZW gebeurt risico-gestuurd (zie ook het antwoord op vraag 4) en is daarnaast ook afhankelijk van meldingen of klachten en andere signalen die binnenkomen. Sinds 2010 zijn geen meldingen ontvangen vanuit deze sector. Eénmaal (in 2017) is een project stilgelegd omdat werd vastgesteld dat er sprake was van teveel stofontwikkeling, zonder dat een kwartsstof-blootstellingsbeoordeling had plaatsgevonden. Dit werd vastgesteld bij een controle naar aanleiding van een milieuklacht gericht op een bedrijf vlak bij het spoor.
Welke andere signalen zijn er dat de ISZW over te weinig mensen en middelen beschikt? Waarom heeft u dit tekort niet eerder aangekaart? Wat gaat u doen om de ISZW slagkrachtig te maken zodat zij kunnen waken voor de veiligheid van werkenden in Nederland?
In het regeerakkoord zijn extra middelen toegekend voor de Inspectie SZW, waaronder om specifiek het toezicht op gezond en veilig werk en dus ook gevaarlijke stoffen te versterken. De capaciteit van de Inspectie is afgelopen jaren dan ook uitgebreid. Deze uitbreiding van capaciteit zet de Inspectie SZW risicogestuurd in om zoveel mogelijk effect te bereiken. De Inspectie SZW voert hiertoe periodiek een Inspectiebrede Risicoanalyse en een Omgevingsanalyse uit, en investeert sinds enkele jaren sterk in de doorontwikkeling van het Informatiegestuurd Werken. Omdat veel bedrijven te weinig kennis hebben van gevaarlijke stoffen zet de Inspectie ook in op het informeren en het vergroten van het bewustzijn over de risico’s. Het is niet haalbaar om bij alle 100.000 bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen een inspecteur op de werkvloer te laten controleren. Het is en blijft de verantwoordelijkheid van de werkgever en de opdrachtgever om aan de wetgeving te voldoen.
Wat vindt u er van dat ProRail al minstens tien jaar op de hoogte was van deze gevaren voor de gezondheid van hun werknemers, maar niet ingreep?
Spoorwerkers moeten gezond en veilig hun werk kunnen doen. Daarom heeft ProRail in nauwe afstemming met de Stichting Rail Alert (voorheen de Stichting Arbeidsomstandigheden en Spoorwegveiligheid) en met de aannemers diverse maatregelen genomen om stofvorming bij het werken met ballast en de gevaren daarvan te verminderen. Zo is mede naar aanleiding van een onderzoek van bureau Blauw uit 20102 een Arbocatalogus opgesteld waarin concrete maatregelen zijn beschreven voor alle werkzaamheden waarbij risico op blootstelling aan fijn- en kwartsstof bestaat. Dit betreft onder meer het wassen en besproeien van ballast en waar nodig het verplicht gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. In dit kader heeft ProRail samen met de aannemers geïnvesteerd in de zogeheten StofArmLosTrein (SALT). Die trein zorgt ervoor dat ballast wordt bewaterd terwijl het wordt gestort.
In de uitzending van Zembla zijn beelden te zien van situaties waarin stofwolken ontstaan en werknemers geen persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken. ProRail en de aannemers erkennen dat de zorgplicht op dit punt beter nagekomen had moeten worden. Zij hebben inmiddels een verbetertraject in gang gezet door werknemers opnieuw te wijzen op de collectieve, technische en persoonlijke beschermingsmiddelen die zij moeten gebruiken. ProRail heeft ook aangegeven er strenger op toe te zien dat de aannemers zich aan hun verantwoordelijkheden voor het eigen personeel houden.
In het onderzoek van bureau Blauw uit 20103 wordt geadviseerd om voor de lange termijn ook te zoeken naar ander materiaal, zoals ballast met een laag kwartsgehalte. Adviesbureau 4Infra concludeert in 20184 expliciet dat niet aan de Arbowet voldaan wordt ten aanzien van bronbeleid. Onderzoek naar mogelijke alternatieve ballaststenen is nu gaande en wordt in opdracht van ProRail uitgevoerd door TNO5.
Kunt u een overzicht aan de Kamer laten toekomen van alle punten waarop deze gedraging van ProRail de Arbowet en specifiek ook de zorgplicht schendt?
Werkgevers zijn verantwoordelijk voor het naleven van de Arbowet en -regelgeving en de daarin vervatte plichten voor de werkgever. Dit betekent dat ProRail onder andere in zijn Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) dat overzicht in beeld moet hebben met een plan van aanpak. De Inspectie SZW controleert of werkgevers zich houden aan de verschillende wetten, besluiten en regelingen op het terrein van arbeid. De Inspectie SZW is een onderzoek gestart naar de naleving door ProRail in haar rol als werkgever en als opdrachtgever en is met ProRail in gesprek over verbeteringen in het veiligheids- en gezondheidsbeleid van ProRail. Daarbij is onder andere gevraagd te komen met een verbeterplan waarin ProRail vanuit de verantwoordelijkheid als opdrachtgever de noodzakelijke beheersmaatregelen moet aangeven en hoe zij stuurt op de toepassing daarvan door de betrokken organisatieonderdelen en (onder)aannemers. Daarbij moet specifiek aandacht zijn voor de meer directe verplichtingen uit het Arbobesluit, zoals het doen van een volledig blootstellingsonderzoek, het onderbouwen waarom vervanging van kwartshoudend steen nog niet mogelijk is, het daadwerkelijk vervangen waar mogelijk, en het treffen van maatregelen om de blootstelling zo laag mogelijk te houden. Dit omvat ook het voorschrijven van een veilige werkmethode en het er op toezien dat deze wordt toegepast.
Deelt u de mening dat er consequenties moeten zijn voor het jarenlang bewust toestaan van deze grote risico’s voor werknemers? Of vindt u het normaal dat «als je groot en sterk bent je in Nederland blijkbaar jarenlang de wet kunt overtreden»?
Het is belangrijk dat arboregels die gelden bij werkzaamheden aan infrastructuur worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn voor iedere werkgever danwel opdrachtgever of deze nu groot of klein is: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken. Het is aan de werkgever en de opdrachtgever om daar zorg voor te dragen. De Inspectie SZW ziet toe op naleving van de Arbowetgeving. Zij doet dit risicogericht. Als de Inspectie een overtreding constateert zal er handhavend worden opgetreden. Er is wat dit betreft geen onderscheid tussen grote en kleine bedrijven.
Deelt u de mening dat doorgeslagen privatiseringen in het verleden mede ten grondslag liggen aan dit gedrag door ProRail, waarbij de cultuur en focus verschoven zijn naar het winstoogmerk en kostenbesparingen in plaats van het collectief belang en de gezondheid van werkenden centraal te stellen?
ProRail heeft niet de doelstelling om winst te maken. Desalniettemin is de regering van mening dat bij een publieke taak, hoofdzakelijk bekostigd uit publieke middelen (jaarlijks zo’n 2 miljard euro), een publiekrechtelijke rechtsvorm en een daarop toegespitst sturings- en verantwoordings-instrumentarium horen. Er ligt dan ook een wetsvoorstel in uw Kamer tot wijziging van de Spoorwegwet waarmee ProRail wordt omgevormd tot een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Overigens gelden de bepalingen uit de Arbowet ten aanzien van gezond en veilig werken onverkort voor zowel publieke als private werkgevers.
Wat gaat u doen om te garanderen dat de slachtoffers van dit schandaal gecompenseerd gaan worden? Hoe en wanneer gaat u dit in kaart brengen?
Als eerste geldt dat de werkgever verantwoordelijk is voor eventueel geleden schade. Dat is ook hier het geval. Werkgevers en werknemers zullen hierover met elkaar in gesprek moeten gaan.
Omdat het schadeverhaal bij beroepsziekten via het aansprakelijkheidsrecht voor werkenden complex is – het vaststellen van de oorzaak van de schade is vaak ingewikkeld en de schadeafhandeling is daardoor tijdrovend en kostbaar – heeft het Ministerie van SZW de commissie Heerts gevraagd advies uit te brengen over een betere organisatie van het proces van schadeafhandeling bij beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Naar aanleiding daarvan werkt het Ministerie van SZW aan een tegemoetkomingsregeling voor slachtoffers van ernstige beroepsziekten veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Het streven is er op gericht dat de regeling op 1 juli 2022 in werking treedt. De regeling voorziet in erkenning en tegemoetkoming voor (ex)werknemers die een ernstige beroepsziekte hebben opgelopen als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. In juni wordt een voortgangsbrief naar de Kamer gestuurd over deze regeling. Deze tegemoetkoming komt niet in de plaats van een eventuele schadeloosstelling door de werkgever; de weg naar schadeverhaal door de werknemer blijft bestaan.
Wat gaat u doen om deze gevaarlijk situatie voor werkenden nu onmiddellijk te laten oplossen door ProRail? Deelt u de mening dat werknemers geen dag langer in gevaarlijke omstandigheden dienen te werken?
Uit een onderzoek van bureau Blauw (2010)6 valt op te maken dat bij correct gebruik van adequate adembeschermingsmiddelen voor alle onderzochte werkplekken de blootstelling voor respirabel kwartsstof onder de wettelijke grenswaarde ligt. Daaruit kan worden opgemaakt dat er in dat geval geen overschrijding plaatsvindt. Daarbij moeten de werkgevers deze persoonlijke beschermingsmaatregelen ter beschikking stellen en erop toezien dat ze (goed) worden gebruikt. Wel is het zo, dat het gebruik van ademhalingsbeschermingsmiddelen als laatste maatregel geldt en dus niet ter vervanging van maatregelen die hoger staan in de arbeidshygiënische strategie, zoals nat werken zoals genoemd in de eigen Arbocatalogus.
Als opdrachtgever van de bouwwerkzaamheden moet ProRail erop toezien dat de aannemers de werkzaamheden conform de richtlijnen en maatregelen uit de Arbocatalogus uitvoeren. ProRail heeft naar aanleiding van de situaties die Zembla heeft getoond aangegeven er met onmiddellijke ingang strenger op toe te zien dat de aannemers zich aan hun verantwoordelijkheden voor het eigen personeel houden. Dit wil overigens niet zeggen dat ProRail hiermee aan alle Arboregels voldoet. Bureau 4Infra heeft in 20187 geconcludeerd dat er geen beleid is dat zich richt op het totaal wegnemen van de gevaarbron (ballast zonder kwartsstof) en expliciet benoemd dat de spoorbranche hiermee niet aan de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit voldoet. Dit was voor ProRail aanleiding om TNO onderzoek8 te laten doen naar mogelijke alternatieve ballast steensoorten. Het is aan de Inspectie SZW om vast te stellen op welke punten ProRail wel of niet aan de Arbowet- en regelgeving voldoet. De Inspectie is een onderzoek daarnaar gestart. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van dat onderzoek.
Het bericht ‘Zembla: spoorwerkers worden al ruim 10 jaar blootgesteld aan gevaarlijk kwartsstof’ |
|
Faissal Boulakjar (D66), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zembla: spoorwerkers worden al ruim 10 jaar blootgesteld aan gevaarlijk kwartsstof»?1
Ja.
Klopt het dat spoorwerkers al meer dan tien jaar zijn blootgesteld aan te hoge concentraties kankerverwekkende kwartsstof? Wat vindt u daarvan?
In een onderzoek van bureau Blauw (2010) in opdracht van de toenmalige Stichting Arbeidsomstandigheden en Spoorwegveiligheid (nu Railalert) in samenwerking met ProRail, is vastgesteld dat bij correct gebruik van adequate adembeschermingsmiddelen voor alle onderzochte werkplekken de blootstellingswaarden voor respirabel kwartsstof onder de wettelijke grenswaarde ligt. Daaruit kan worden opgemaakt dat er, mits persoonlijke beschermingsmiddelen correct worden gebruikt, geen overschrijding van de grenswaarde plaatsvindt. Dit laat onverlet, dat – zeker in geval van blootstelling aan kankerverwekkende stoffen – indien mogelijk structurele maatregelen aan de bron getroffen dienen te worden, en dat het gebruik van ademhalings-beschermingsmiddelen als een «laatste redmiddel» beschouwd moet worden.
In de uitzending van Zembla zijn beelden te zien van situaties waarin stofwolken ontstaan (en dus niet nat gewerkt wordt) en werknemers geen persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken. Dit laat zien dat de maatregelen tegen kwartsstof die ProRail samen met de sector in de Arbocatalogus heeft opgenomen in ieder geval niet in alle gevallen worden toegepast. Dat vind ik een kwalijke zaak, van iedere werkgever, en zeker ook van een grote publieke organisatie als ProRail, mag beter verwacht worden. ProRail en de aannemers erkennen dat de zorgplicht beter nagekomen had moeten worden. Zij hebben inmiddels een verbetertraject in gang gezet door werknemers opnieuw te wijzen op de collectieve, technische en persoonlijke beschermingsmiddelen die zij moeten gebruiken. ProRail heeft ook aangegeven er strenger op toe te zien dat de aannemers zich aan hun verantwoordelijkheden voor het eigen personeel houden.
Klopt het dat ProRail meermaals is geadviseerd om de stenen te vervangen door kwartsstofvrije stenen of door stenen met minder kwartsstof, maar dit niet heeft opgevolgd? Zo ja, hoe oordeelt u hierover?
In een onderzoek van bureau Blauw (2010) in opdracht van de toenmalige Stichting Arbeidsomstandigheden en Spoorwegveiligheid (nu Railalert) in samenwerking met ProRail wordt de aanbeveling gedaan om voor de lange termijn een ander materiaal met een laag gehalte kristallijn kwarts te zoeken voor ballast. In een onderzoeksrapport van 4Infra (2018) wordt geconcludeerd dat er geen beleid is dat zich richt op het totaal wegnemen van de gevaarbron (ballast zonder kwartsstof) en dat de spoorbranche hiermee niet aan de Arbeidsomstandigheden-wet en het Arbeidsomstandighedenbesluit voldoet. Ook stelt 4Infra dat er steensoorten beschikbaar zijn die van nature helemaal geen kwarts bevatten en dat het mogelijk zou zijn voor de spoorbranche om te werken met niet-kwarts houdende steensoorten. De uitkomsten van 4Infra zijn aanleiding geweest voor ProRail en de sector om verder onderzoek uit te vragen bij TNO. Dit vervolgonderzoek is gesplitst in een tweetal hoofdstromen. Het eerste deel spitst zich toe op de risico’s die verschillende type stenen uit verschillende groeves met zich meebrengen. De concept conclusie van TNO is dat het mogelijk is om het risico op blootstelling verder te reduceren door gebruik te maken van groeves met een lager percentage kwarts in het gesteente. TNO beveelt aan om drie specifieke steentypes niet meer toe te passen, in verband met het relatief hoge risico op blootstelling aan respirabel kwartsstof. Het tweede deel van het onderzoek zal zich toespitsen op de risico’s die ontstaan bij transport en verwerking van de ballaststenen.
ProRail geeft aan dat het niet bij voorbaat zeker is dat toepassen van stenen met een lager percentage kwarts ook zorgt voor de minste vorming van respirabel stof en respirabel kwartsstof tijdens ballastwerkzaamheden. De uiteindelijke hoeveelheid vrijgekomen kwartsstof bij verwerking op de bouwlocatie wordt bepaald door de hoeveelheid kwarts in het gesteente in combinatie met de wijze van transport, handeling en verwerking hiervan in de logistiek. Op basis van de uitkomsten van beide delen van het TNO-onderzoek kunnen door ProRail verdere eisen aan de groeves, logistiek en/of verwerking worden geformuleerd. Hierin zal ook de beschikbaarheid en productiecapaciteit van groeves met kwartsloze en/of kwartsarme ballast meespelen, gegeven de totale behoefte aan ballast van ProRail. Tot hierover meer duidelijk is volgt ProRail het advies uit het eerste deel van het TNO onderzoek op en sluit het de toepassing van drie in het onderzoek genoemde specifieke typen ballaststenen in ieder geval tijdelijk uit.
Klopt het dat ProRail wel meerdere malen onderzoek heeft laten uitvoeren, maar daar niet op enige wijze het beleid op de werkvloer op heeft aangepast of dit gemeld heeft aan de Inspectie SZW?
Het klopt dat ProRail en de sector meerdere onderzoeken hebben laten uitvoeren. Mijn beeld is dat er mede naar aanleiding van deze onderzoeken een Arbocatalogus (onder beheer van Stichting RailAlert) is opgesteld en geïnvesteerd is in bijvoorbeeld de StofArmLosTrein. ProRail had deze onderzoeken tot voorkort niet met de Inspectie SZW gedeeld, maar heeft dit naar aanleiding van de uitzending van Zembla wel gedaan. ProRail is overigens niet verplicht om dit soort onderzoeken te melden bij de Inspectie SZW.
Bent u bereid deze onderzoeken naar de Kamer te sturen?
Het Ministerie van IenW heeft de onderzoeksrapporten van ProRail ontvangen. De onderzoeken zijn als bijlage2 bij de antwoorden op deze Kamervragen mee gezonden. Daarbij zit ook het recente eerste conceptrapport van TNO, zie in verband hier mee het antwoord op vraag 3.
Had ProRail dit niet zelf moeten melden bij de Inspectie SZW? Of zijn werknemers in de gelegenheid gesteld om dit te doen?
ProRail had de onderzoeken niet met de Inspectie SZW gedeeld, maar is ook niet verplicht om dit soort onderzoeken te melden bij de Inspectie SZW. ProRail is wel verplicht de uiteindelijke keuzes ten aanzien van haar bronbeleid op te nemen in de zogeheten Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). Werknemers kunnen via de ondernemingsraad (OR) van ProRail of die van de aannemers kenbaar maken dat wettelijke voorschriften op het gebied van arbobeleid volgens hen niet worden nageleefd. De OR heeft instemmingsrecht ten aanzien van arbobeleid. Bij klachten over een gezonde en veilige werksituatie kan de OR maar ook een werknemer een melding doen bij de Inspectie SZW. Klachten van een OR worden altijd in behandeling genomen door de Inspectie SZW.
Zijn er op dit moment mensen in beeld die mogelijk ziek zijn geworden door deze arbeidsomstandigheden of mogelijk ziek zullen worden?
Bij ProRail zijn op dit moment geen andere werknemers bekend die mogelijk ziek zijn geworden door respirabel kwartsstof naast de ex-werknemer van een van de aannemers die in de uitzending van Zembla zijn verhaal vertelt.
Wat vindt u ervan dat ProRail op deze wijze jarenlang de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) heeft overtreden? Wat kunnen de consequenties daarvan zijn?
Het is belangrijk dat de arboregels die gelden bij werkzaamheden aan infrastructuur worden nageleefd. Die regels gelden niet voor niets, die zijn voor iedere werkgever dan wel opdrachtgever of deze nu groot of klein is: mensen moeten gezond en veilig kunnen werken. Het is aan de werkgever en de opdrachtgever om daar zorg voor te dragen. De Inspectie SZW ziet toe op naleving van de Arbowetgeving. Zij doet dit risicogericht. Als de Inspectie een overtreding constateert zal er handhavend worden opgetreden
Deelt u de conclusie van de hoogleraar veiligheidskunde dat bedrijven die groot en sterk zijn jarenlang de Arbowet kunnen overtreden?2
Nee. Als de Inspectie SZW een overtreding constateert zal er handhavend worden opgetreden. Er is wat dit betreft geen onderscheid tussen grote en kleine bedrijven.
Zijn er meer bedrijven of werkplekken in beeld waar met deze kwartsstof wordt gewerkt?
Daar waar gewerkt wordt met steenachtig materiaal, of waar dit materiaal wordt bewerkt (boren, zagen, slijpen), kan blootstelling aan kwartsstof optreden. Hierbij kan gedacht worden aan het doorslijpen van trottoirbanden of straatklinkers en/of de bewerking van asfalt, het boren in betonnen muren, of het slopen van gebouwen. Uit de Inspectiebrede Risicoanalyse (IRA) van de Inspectie SZW blijkt dat 90% van de problemen met te hoge blootstelling aan kwartsstof zich in de bouw afspeelt, maar het komt ook voor in onder andere de betonproductenindustrie, in metaalgieterijen, bij de installatie van keukens (met name terrazzo aanrechtbladen).
Deelt u de mening dat de omvorming van ProRail naar een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) een positief effect zou hebben op de besluitvorming en aansturing van operationele zaken als arbeidsomstandigheden?
De voordelen van het wetsvoorstel Publiekrechtelijke omvorming ProRail zijn: een scherper onderscheid tussen beleid en uitvoering, een eenvoudigere en meer integrale aansturing, aansturing in meerjarig perspectief, de inrichting van een continue strategische dialoog, een betere benutting van de spoorkennis, meer adequate informatievoorziening en een betere samenwerking tussen de Minister van IenW en ProRail. In de nieuwe sturingsmethodiek wordt aangesloten bij de rollen die bij de aansturing van een ZBO gebruikelijk zijn; de driehoek van eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer. Deze inrichting biedt de mogelijkheid om sneller het gesprek te voeren met ProRail over zaken als arbeidsomstandigheden.
De jaarcijfers 2020 van de Nederlandse Spoorwegen gepresenteerd op 25 februari 2021 |
|
Joost Sneller (D66), Rutger Schonis (D66), Jan de Graaf (CDA), Eppo Bruins (CU) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de jaarcijfers 2020 van de Nederlandse Spoorwegen (NS) die op 25 februari bekend zijn gemaakt?
Ja.
Klopt het dat de NS een nettoverlies van 2,6 miljard euro in 2020 lijdt en dat de NS een bezuinigingsprogramma van 1,4 miljard euro noodgedwongen moet doorvoeren vanwege een slecht financieel vooruitzicht?
Het klopt dat NS een nettoverlies van € 2,6 miljard lijdt over 2020. NS is voornemens om tot 2025 € 1,4 miljard te besparen om het kosten- en investeringsniveau structureel te verlagen in verband met de bijgestelde reizigersprognoses. NS verwacht dat de reizigersaantallen zich pas na een lange periode volledig herstellen. NS moet haar organisatie hier op aanpassen.
Bent u bekend met het financiële vooruitzicht waarin NS verwacht dat op z’n vroegst in 2025 het aantal reizigers terug is op het niveau van 2019? Hoe taxeert u, als grootste aandeelhouder van de NS, de huidige financiële situatie van de NS?
NS wordt hard geraakt door de COVID-19 crisis. Na 2019, waarin NS zowel operationeel als financieel zeer goed presteerde, heeft NS in 2020 door de gevolgen van de COVID-19 crisis een fors verlies geleden. Het klopt dat NS verwacht dat de reizigersaantallen pas op zijn vroegst na 2025 weer terug zijn op het niveau van 2019. Ik ben, samen met de Staatssecretaris van IenW, met NS in gesprek over de manier waarop we er samen voor kunnen zorgen dat NS weer financieel gezond wordt en de reiziger veilig, comfortabel en betaalbaar kan blijven reizen. Daarbij kijken we naar wat NS zelf kan doen, en naar wat de aandeelhouder en concessieverlener kunnen doen. Ook de generieke steunmaatregelen, zoals de beschikbaarheidsvergoeding, worden daarbij betrokken.
Deelt u de mening dat de NS, als gevolg van de exogene schok van de coronacrisis en de daaraan gekoppelde reisbeperkingen, hard geraakt wordt buiten haar schuld om?
Ja. NS wordt, net als veel andere bedrijven in Nederland, hard geraakt door de COVID-19 crisis.
Deelt u de mening dat de NS een belangrijke drijver is van de Nederlandse economie? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja. NS vervult een belangrijke publieke taak voor Nederland. Voor de COVID-19 crisis vervoerde NS dagelijks 750.000 unieke treinreizigers van en naar hun werk, studie of andere bestemming. Bovendien is NS een grote werkgever in Nederland.
Op welke manier zorgt de aandeelhouder dat de publieke taak van de NS niet in het geding komt nu de financiële positie dusdanig verslechtert?
Het kabinet heeft in 2020 een beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer ingesteld om te komen tot een kostendekkingsgraad van 93%. NS ontvangt over 2020 € 818 miljoen. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft u op 9 april jl. geïnformeerd dat de beschikbaarheidsvergoeding OV is doorgetrokken naar eind 20211. De beschikbaarheidsvergoeding is op zichzelf echter, ook samen met de besparingen die NS doorvoert, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende om NS op termijn weer financieel gezond te krijgen.
Daarom blijven de Staatssecretaris van IenW en ik in gesprek met NS over de manier waarop we er samen voor kunnen zorgen dat NS weer financieel gezond wordt en de reiziger veilig, comfortabel en betaalbaar kan blijven reizen. Daarbij hanteren we het Afwegingskader bij steunverzoeken voor individuele bedrijven, dat op 1 mei 2020 met uw Kamer is gedeeld2, waarbij wordt gekeken naar wat NS, de aandeelhouder en de concessieverlener kunnen doen.
Kunt u toelichten wat de status van de gesprekken is tussen u en de NS over steunmaatregelen, die al vanaf de zomer 2020 gaande zijn?1
Als aandeelhouder voer ik samen met het Ministerie van IenW het gesprek met NS over de mogelijkheden om NS weer financieel gezond te krijgen. Daarbij kijken we conform het Afwegingskader bij steunverzoeken voor individuele bedrijven naar wat NS zelf kan doen, en naar wat de aandeelhouder en concessieverlener kunnen doen. Ook de steunmaatregelen, zoals de beschikbaarheidsvergoeding, worden daarbij betrokken.
Is verhoging en verlenging van de beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer (BVOV) onderdeel van de gesprekken die u nu als aandeelhouders voert met de NS en bent u bereid om de BVOV te verlengen tot minimaal september 2022, gelijk de noodconcessie?
De Staatssecretaris van IenW heeft u op 9 april jl. geïnformeerd dat de beschikbaarheidsvergoeding OV is doorgetrokken naar eind 20214. Met de brief van 9 april jl. bent u ook geïnformeerd dat er richting de zomer van 2021 wordt gewerkt aan de vormgeving van een regeling voor de periode na 2021, waarbij de ontwikkelingen m.b.t. corona en de beperkende maatregelen worden betrokken.
Wat betekent het miljardenverlies dat de NS op dit moment lijdt voor de langetermijninvesteringen in nieuw treinmaterieel, stationsvoorzieningen en andere OV-diensten van NS?
NS is voornemens om € 1,4 miljard te bezuinigen, onder andere door een reductie van het investeringsniveau. Hieronder vallen ook kapitaalinvesteringen, zoals nieuw treinmaterieel en stations. NS blijft echter investeren in de mobiliteitsbehoefte van Nederland.
Bent u zich ervan bewust dat de NS een noodconcessie tot september 2022 heeft waardoor zij de huidige dienstregeling moet voortzetten, maar tegelijkertijd met de huidige BVOV van 93% niet voldoende het financiële gat kan dichten de komende jaren?
De Europese PSO-verordening maak het mogelijk noodmaatregelen te treffen in het geval de uitvoering van de concessie gevaar loopt. In dit kader is de concessie voor het Hoofdrailnet vorig jaar aangepast om het verstrekken van de beschikbaarheidsvergoeding OV mogelijk te maken. De concessieaanpassing maakt optimalisatie van de dienstregeling aan de teruggelopen vraag van reizigers mogelijk. Samen met de Staatssecretaris van IenW ben ik in gesprek met NS over de manier waarop we er samen voor kunnen zorgen dat NS weer financieel gezond wordt en de reiziger veilig, comfortabel en betaalbaar kan blijven reizen, waarbij wordt gekeken naar wat NS, de concessieverlener en de aandeelhouder kunnen doen.
Welke andere steunmaatregelen, naast uitstel van de dividenduitkering van 2019, bent u bereid in te zetten voor 100% staatsdeelneming NS?
Op verzoek van NS heb ik in maart 2020 besloten de betaling van de dividenduitkering over 2019 uit te stellen naar later dat jaar. Op 5 juni 2020 heeft het kabinet besloten een beschikbaarheidsvergoeding in te stellen voor het openbaar vervoer. Het kabinet stelt een aantal voorwaarden bij die vergoeding. Een van de voorwaarden is dat vervoerders geen dividend uitkeren. Omdat NS gebruik maakt van de beschikbaarheidsvergoeding, heb ik NS in augustus 2020 laten weten dat NS de dividenduitkering over 2019 niet hoeft te betalen. Wat de andere steunmaatregelen betreft, houd ik alle opties open zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8.
Deelt u de mening dat de NS een grote bijdrage levert aan de Nederlandse economie en dat het daarom noodzakelijk is te bezien op welke andere mogelijke manieren de NS geholpen is zodat bedrijven door kunnen en mensen met het openbaar vervoer naar hun werk kunnen, ook na de COVID-19-crisis?
Ja, ik deel de mening dat NS een grote bijdrage levert aan het bereikbaar houden van Nederland en daarmee aan de Nederlandse economie. Het vervoer per spoor draagt bij aan economische activiteit en geeft vorm aan de ruimtelijke ordening van Nederland. Daarom blijven de Staatssecretaris van IenW en ik in gesprek met NS over de manier waarop we er samen voor kunnen zorgen dat NS weer financieel gezond wordt en de reiziger veilig, comfortabel en betaalbaar kan blijven reizen.
Op welke manier verhouden de uitspraken van u dat de NS minder treinen moet laten rijden zich tot de belangen van de reiziger en van Nederland, waarbij onder andere voor cruciale beroepen gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer?2
Ik zie dat NS de huidige dienstregeling met de huidige reizigersaantallen en met haar financiële situatie op termijn niet vol kan houden. Daarom blijven de Staatssecretaris van IenW en ik in gesprek met NS over de manier waarop we er samen voor kunnen zorgen dat NS weer financieel gezond wordt en de reiziger veilig, comfortabel en betaalbaar kan blijven reizen.
Kunt u de Kamer blijvend informeren over de gespreken over steunmaatregelen voor de NS en hierover de Kamer in ieder geval in het tweede kwartaal 2021 een update te geven?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 11 lopen de gesprekken nog. Als deze concrete resultaten hebben opgeleverd zal ik uw Kamer zoals reeds toegezegd daarover informeren.
Het bericht ‘Hoekstra: NS zal ‘op termijn’ minder moeten gaan rijden’ |
|
Eva van Esch (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kunt u aangeven waarom u vindt dat de NS minder moet gaan rijden terwijl we juist meer en beter duurzaam openbaar vervoer nodig hebben?
NS wordt hard geraakt door de COVID-19 crisis. Ik ben de medewerkers van NS zeer dankbaar dat zij er in deze crisis voor zorgen dat de treinen blijven rijden, zodat mensen met cruciale beroepen van en naar hun werk kunnen reizen. NS ziet zich geconfronteerd met teruggelopen reizigersaantallen en heeft tegelijkertijd een maatschappelijke functie om Nederland bereikbaar te houden voor de vitale sectoren. Dat heeft financiële consequenties. Het kabinet heeft in 2020 een beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer ingesteld, om te komen tot een kostendekkingsgraad van 93%. Over 2020 ontvangt NS € 818 miljoen. De Staatssecretaris van IenW heeft u op 9 april jl. geïnformeerd dat de beschikbaarheidsvergoeding OV is doorgetrokken naar eind 20211. De beschikbaarheidsvergoeding is op zichzelf echter, ook samen met de besparingen die NS doorvoert, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende om NS op termijn weer financieel gezond te krijgen.
De Staatssecretaris van IenW en ik onderzoeken daarom samen met NS de mogelijkheden om ervoor te zorgen dat NS haar publieke taak nu en in de toekomst kan blijven vervullen. Daarbij hanteren we het Afwegingskader bij steunverzoeken voor individuele bedrijven, dat op 1 mei 2020 met uw Kamer is gedeeld2. We kijken daarbij naar wat NS zelf kan doen, zoals het besparingspakket van € 1,4 miljard dat NS heeft gepresenteerd, en naar wat de aandeelhouder en concessieverlener kunnen doen.
Ik zie dat NS de huidige dienstregeling met de huidige reizigersaantallen en haar financiële situatie op langere termijn niet vol lijkt te kunnen houden. Daarom blijven de Staatssecretaris van IenW en ik in gesprek met NS over de manier waarop we er samen voor kunnen zorgen dat NS weer financieel gezond wordt en de reiziger veilig, comfortabel en betaalbaar kan blijven reizen.
Met de brief van 9 april jl. bent u ook geïnformeerd dat er richting de zomer van 2021 wordt gewerkt aan de vormgeving van een regeling voor de periode na 2021, waarbij de ontwikkelingen m.b.t. corona en de beperkende maatregelen worden betrokken.
Kunt u aangeven welke gedegen afweging u gemaakt heeft van het belang van een goedwerkend en toegankelijk OV voordat u tot deze conclusie kwam? Kunt u uw analyse delen met de Kamer?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat de analyse voor de coronacrisis was dat in 2027 of mogelijk zelfs al in 2025 de maximumcapaciteit van het spoor bereikt zou zijn?
Ja. In de Nationale Markt- en Capaciteitenanalyse (NMCA) worden voorspellingen gedaan voor de drukte op het spoor en in de trein. De gerealiseerde reizigersaantallen in het OV lagen voor de coronacrisis boven of rond het hoge groeiscenario. Dit zou betekenen dat vanwege de hoge reizigersaantallen reeds sprake was van knelpunten (volle treinen) of dat deze eerder dan verwacht zouden worden bereikt. Zonder aanvullende maatregelen aan het spoor is het niet mogelijk om meer treinen te rijden, dus zou op een aantal trajecten – met name tussen de grote steden – de maximale capaciteit al voor 2030 in zicht komen.
Kunt u bevestigen dat de gedeelde conclusie was en is dat er juist meer geïnvesteerd moet worden in de capaciteitsgroei van het spoor, zodat ook na de coronacrisis het OV een duurzaam en toegankelijk vervoersmiddel is voor iedereen die daar gebruik van wenst te maken? Zo nee, waarom niet?
De verwachting is dat de reizigersaantallen zich na de coronacrisis op lange termijn weer zullen herstellen. Deze verwachting is nog onzeker, momenteel is de verwachting dat rond 2025 de reizigersaantallen van 2019 bereikt worden. Er kan een keuze gemaakt worden te investeren in de capaciteit op het spoor. In januari 2021 is hiervoor de ontwikkelagenda Toekomstbeeld OV gepresenteerd. Dit laat zien welke keuzes gemaakt kunnen worden. Ook de nieuwe NMCA – die voor de zomer van 2021 uitkomt – zal een beeld geven van de verwachte ontwikkeling op het spoor zonder aanvullende maatregelen.
Bent u bekend met aangenomen motie Van Esch (PvdD)1 die de regering verzoekt om te voorkomen dat de crisis en krimp in reizigersaantallen op de korte termijn een negatief effect hebben op de noodzakelijke capaciteitsgroei op de lange termijn?
Ik ben bekend met de motie Van Esch. De Staatssecretaris van IenW is op dit moment met de sector in overleg over de transitie van het OV. Hierbij hoort ook een analyse over de veranderde reispatronen als gevolg van thuiswerken en meer online studeren en een benodigde herijking van de wijze waarop vraag en aanbod de komende jaren op elkaar worden afgestemd. En ook op wat nodig is om de kwaliteit van het OV voor de reiziger te borgen en de continuïteit en kwaliteitsontwikkeling (inclusief verduurzaming) van het OV op lange termijn te garanderen.
De verwachting is nog steeds dat op langere termijn sprake zal zijn van een groei van het aantal reizigers. Dat is mede het fundament onder de langjarig geplande investeringen. Afhankelijk van het tempo waarin de reizigersopbrengsten herstellen kunnen ook bepaalde investeringen worden gedaan. Het is zaak deze ontwikkelingen steeds goed op elkaar af te stemmen.
Hoe passen uw opmerkingen bij die motie? Hoe gaat u die motie uitvoeren?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom heeft u wel aangegeven dat de NS minder moet gaan rijden en niet aangegeven dat Air France-KLM minder moet gaan vliegen?
Ik zie dat NS de huidige dienstregeling met de huidige reizigersaantallen en met haar financiële situatie op termijn niet vol lijkt te kunnen houden. Daarom ben ik samen met de Staatssecretaris van IenW in gesprek met NS om er zorg voor te dragen dat NS haar belangrijke publieke taak kan blijven vervullen en op termijn weer een financieel gezond bedrijf wordt. Daarbij kijken we naar wat NS zelf kan doen, en naar wat de concessieverlener en de aandeelhouder kunnen doen.
NS en het Ministerie van IenW hebben samen een contract gesloten, de concessieovereenkomst. Daarin staan de afspraken vastgelegd die IenW met NS heeft gemaakt over het vervoer op het hoofdrailnet en de concessievergoeding die NS daarvoor moet betalen. Vorig jaar heeft het kabinet aan NS (en alle andere OV-vervoerders) gevraagd een volwaardige dienstregeling te blijven rijden, zodat mensen met cruciale beroepen van en naar hun werk konden blijven reizen. Het kabinet heeft daar een vergoeding tegenover gesteld, de beschikbaarheidsvergoeding openbaar vervoer, om te komen tot een kostendekkingsgraad bij de vervoerders van 93%-95%. Bij de verlenging van de beschikbaarheidsvergoeding in 2021 hebben de vervoerders in overleg met hun concessieverlener meer ruimte om het aanbod en de afspraken aan te passen aan de nieuwe situatie en de teruggelopen vraag. Hierbij dient de bereikbaarheid, beschikbaarheid en veiligheid van het OV geborgd te zijn.
Anders dan NS is Air France-KLM niet gebonden aan afspraken met het kabinet over hoe vaak er minimaal gevlogen moet worden. Air France-KLM kan daarom zelf besluiten minder te vliegen. Dat blijkt ook: de capaciteit, in termen van «Available Seat Kilometer», was in 2020 ongeveer 54% lager dan in 2019.
Weet u wel dat we ons midden in een gevaarlijke klimaatcrisis bevinden en dat treinen in Nederland gebruik maken van 100% windenergie, terwijl vliegtuigen 100% gebruik maken van fossiele brandstoffen?
Het kabinet ziet de trein als een goed en duurzaam alternatief voor het vliegtuig voor kortere internationale afstanden. Zo hebben de Minister en Staatssecretaris van IenW samen met NS, ProRail, Schiphol en KLM in november 2020 de Actieagenda Trein en Luchtvaart gepresenteerd4. Daarin staan verdere maatregelen om de internationale trein als alternatief voor en aanvulling op het vliegtuig te bevorderen.
Juist om de inzet van duurzame brandstoffen te stimuleren zet Nederland zich actief in voor de invoering van een Europese bijmengverplichting voor luchtvaart. De Europese Commissie verwacht medio april 2021 een juridisch voorstel onder het ReFuel EU Aviation Initiative te presenteren, waarin hoogstwaarschijnlijk een Europese bijmengverplichting wordt voorgesteld. Dit is een belangrijke stap om juist minder fossiele brandstoffen te gebruiken in de luchtvaart en het aandeel duurzame brandstoffen significant te vergroten.
Kunt u bevestigen dat het gerapporteerde verlies van de NS veel groter is, omdat ook de te verwachten verliezen voor de komende jaren al afgeboekt worden (conform International Financial Reporting Standards (IFRS) horende bij de hoofdrailconcessie)?
Zoals NS rapporteert in haar jaarverslag over 2020, heeft NS vanwege de afgenomen winstgevendheid van de concessiecontracten door de COVID-19 crisis bijzondere waardeverminderingen moeten nemen. De bijzondere waardevermindering voor het Nederlandse hoofdrailnet bedraagt € 1,6 miljard. De bijzondere waardevermindering op haar buitenlandse activiteiten bedraagt € 770 miljoen. Beide bijzondere waardeverminderingen dragen bij aan het gerapporteerde verlies van € 2,6 miljard.
Klopt het dat deze systematiek niet opgaat voor Air France-KLM? Is het gerapporteerde verlies bij die firma van 7,1 miljard euro dus een feitelijk verlies over alleen 2020?
Het klopt dat de situatie van Air France – KLM anders is dan bij NS, omdat Air France – KLM niet te maken heeft met concessiecontracten. Desondanks heeft ook Air France – KLM in 2020 te maken gehad met een bijzondere waardevermindering. Deze bedroeg € 680 miljoen en was hoofdzakelijk gerelateerd aan de vloot, in verband met een vroegtijdige uitfasering van bepaalde vliegtuigen. Daarnaast rapporteert de onderneming over 2020 ook € 833 miljoen aan herstructureringskosten. Uit een «impairment test» op de activa van Air France – KLM is gebleken dat geen verdere waardeverminderingen genomen hoefden te worden.
Kunt u aangeven hoe groot het verwachte verlies zou zijn voor Air France-KLM wanneer volgens dezelfde systematiek ook de verwachte verliezen in toekomstige jaren nu al ingeboekt zouden worden?
Het is aan de bestuurders van de onderneming om te bepalen of en hoe zij communiceren over verwachte toekomstige resultaten.
Welk toekomstig verdienvermogen ziet u voor Air France-KLM in een krimpende luchtvaartsector? En welk verdienvermogen ziet u voor de NS in een groeiende spoorsector?
Met de start en uitrol van wereldwijde grootschalige vaccinatieprogramma’s dit jaar is het de verwachting dat de vraag naar luchtvervoer vanaf de tweede helft van 2021 aan een structureel herstel zal beginnen, waarbij volgens de recente prognose van Eurocontrol in 2023–2024 het niveau van 2019 weer zal worden bereikt. De sector zal zich in deze prognoses daarmee gestaag naar een nieuwe situatie van capaciteitsschaarste ontwikkelen waardoor luchtvaartmaatschappijen hun verdienvermogen weer kunnen opbouwen.
Het verdienvermogen van NS ligt in het terugwinnen van de reizigers, zodra men weer regulier kan reizen met de trein. Ook na COVID-19 verwacht NS dat het reizigersgedrag zal veranderen en dat reizigersaantallen zich pas geleidelijk zullen herstellen. NS bereidt zich hierop voor.
Waarom maakt u voor deze twee staatsdeelnemingen zo’n verschillende afweging?
Air France-KLM en NS zijn twee verschillende bedrijven. Beide bedrijven worden hard geraakt door de COVID-19 crisis. NS ontvangt via de sectorbrede beschikbaarheidsvergoeding steun van het kabinet. Het kabinet maakt conform het Afwegingskader bij steunverzoeken voor individuele bedrijven per bedrijf de afweging of individuele steun aan de orde is. Het kabinet heeft vorig jaar besloten Air France-KLM te steunen door middel van een garantiestelling en een directe lening waarover een garantiepremie en rente moet worden betaald. Met NS ben ik, samen met de Staatssecretaris van IenW, nog in gesprek over eventuele extra steun naast de beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer. Daarbij kijken we naar wat NS zelf kan doen, en naar wat de concessieverlener en de aandeelhouder kunnen doen.
Op welke manier gaat u als verantwoordelijke voor de staatsdeelneming «Nederlandse Spoorwegen» de NS door de huidige crisis helpen?
Als aandeelhouder kijk ik samen met NS en met het Ministerie van IenW naar de mogelijkheden om NS weer financieel gezond te krijgen. De manier waarop is nog onderwerp van gesprek. Het uitgangspunt voor NS, het Ministerie van IenW en mij als aandeelhouder, is dat NS haar belangrijke publieke taak kan blijven vervullen. Daarbij kijken we naar wat NS zelf kan doen, en naar wat de aandeelhouder en concessieverlener kunnen doen.
Op welke manier gaat u andere OV-vervoerders door de huidige crisis helpen?
De Staatssecretaris van IenW heeft u op 9 april jl. geïnformeerd5 dat het kabinet heeft besloten om de beschikbaarheidsvergoeding6 voor het openbaar vervoer ongewijzigd door te trekken naar eind 2021. Hiermee ontstaat voor de OV-bedrijven en daarmee voor de OV-reizigers duidelijkheid over de dienstregeling en het OV-aanbod voor heel 2021. In het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad is deze afspraak met de OV-partijen gedeeld.
Voor de fase na de beperkende maatregelen bereiden partijen zich voor om de transitie van het openbaar vervoer mogelijk te maken. In deze fase wordt toegewerkt naar een nieuw financieel evenwicht binnen de concessies. Dit betekent dat we richting de zomer van 2021 werken aan de vormgeving van een regeling voor de periode na 2021, waarbij we de ontwikkelingen m.b.t. corona en de beperkende maatregelen betrekken.
Op welke wijze gaat u, conform de aangenomen motie Van Esch, ook breder zorgen dat de OV-vervoerders financiële slagkracht hebben om de noodzakelijke investeringen voor de toekomst te doen?
Ik ben op dit moment met de sector in overleg over de transitie van het OV. Hierbij hoort ook een analyse over de veranderde reispatronen als gevolg van thuiswerken en meer online studeren en een benodigde herijking van de wijze waarop vraag en aanbod de komende jaren op elkaar worden afgestemd. En ook op wat nodig is om de kwaliteit van het OV voor de reiziger te borgen en de continuïteit en kwaliteitsontwikkeling (inclusief verduurzaming) van het OV op lange termijn te borgen. De verwachting is nog steeds dat op langere termijn sprake zal zijn van een groei van het aantal reizigers. Dat is mede het fundament onder de langjarig reeds geplande investeringen. Het is zaak deze ontwikkelingen steeds goed op elkaar af te stemmen.
Bent u bereid te stoppen met dit soort campagneleuzen, de klimaatcrisis serieus te nemen, uw steun aan de KLM te staken en het geld te steken in de NS en andere spoorvervoerders? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft vorig jaar besloten KLM te steunen door middel van een garantiestelling en een directe lening waarover een garantiepremie en rente moet worden betaald. NS krijgt over 2020 een beschikbaarheidsvergoeding van € 818 miljoen en kan ook in 2021 aanspraak maken op de beschikbaarheidsvergoeding. Met NS ben ik, samen met de Staatssecretaris van IenW, nog in gesprek over eventuele extra steun naast de beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer. Daarbij kijken we naar wat NS zelf kan doen, en naar wat de concessieverlener en de aandeelhouder kunnen doen. Als besloten wordt tot extra steun voor het ene bedrijf, gaat dat uiteraard niet ten koste van reeds toegezegde steun aan een ander bedrijf.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
Op 8 maart 2021 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat met het oog op een zorgvuldige en volledige beantwoording de vragen niet binnen een week konden worden beantwoord.
Het bericht ‘MEPs pressure France and Britain to save Eurostar’ |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «MEPs pressure France and Britain to save Eurostar»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe de actuele situatie rond de Eurostar is (sinds de beantwoording van de vragen van het lid Schonis over het op omvallen staan van de snelle trein Eurostar van Rotterdam naar Londen, d.d. 19 februari 2021)
De actuele situatie rond Eurostar is sinds de beantwoording van de vragen van het lid Schonis ongewijzigd gebleven2. Eurostar blijft doorgaan met het doorvoeren van bezuinigingen binnen het bedrijf en is tegelijkertijd in gesprek met de meest betrokken overheden over mogelijke steunmaatregelen.
Kunt u toelichten wat de staat van de gesprekken tussen Eurostar, België, Frankrijk en Groot Brittannië is? Is er uitzicht op een snelle oplossing? Is dat voldoende en op tijd om het bedrijf en daarmee de treindienst te redden?
Zie ook mijn antwoord op vraag 2. De gesprekken tussen Eurostar en betrokken landen over mogelijke steunmaatregelen lopen nog. Ik heb er vertrouwen in dat deze partijen met elkaar tot een passende oplossing kunnen komen voor de situatie waarin Eurostar zich momenteel bevindt.
Bent u bereid om uw ambtgenoten aan te spreken op het belang dat Nederland hecht aan deze treindienst en dus de continuering van het bedrijf?
Ik volg de gesprekken van mijn ambtgenoten over deze kwestie nauwgezet, in het bijzonder waar het ontwikkelingen betreft die zouden kunnen raken aan de continuïteit van de directe verbinding tussen Amsterdam en Londen en zal indien nodig passend acteren.
Bent u bereid om mogelijk een Nederlandse bijdrage aan de ondersteuning van Eurostar aan te bieden? Een bijdrage die in verhouding staat tot bijvoorbeeld het aandeel passagiers, of de omvang van de dienst van en naar Nederland?
Eurostar heeft een beroep gedaan op de NOW-regeling. Uit de openbare registratie3 blijkt dat zij € 20.152,– toegekend hebben gekregen. Eurostar heeft aangegeven op dit moment geen verdere aanspraak te hebben gemaakt op generieke regelingen. Eventuele aanvullende steun is primair aan de aandeelhouders. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 is Eurostar in gesprek met de meest betrokken overheden over mogelijke steunmaatregelen.
Bent u bereid, als dit niet mogelijk is, de NS als Eurostar partner te vragen het nodige bij te dragen om de continuering van de verbinding te garanderen en de NS hiervoor apart te compenseren?
NS en Eurostar zijn momenteel in het kader van de tussen hen gesloten samenwerkingsovereenkomst en naar aanleiding van de financiële situatie van Eurostar reeds in gesprek over de financiële voorwaarden van hun samenwerking.
De continuïteit van de directe verbinding tussen Amsterdam en Londen staat bij mij voorop. Hoe hier verder invulling aan moet worden gegeven is in sterke mate afhankelijk van de uitkomst van de lopende gesprekken met de betrokken overheden.
Het bericht dat het metropakket MRA een serieuze optie is voor financiering uit Nationaal Groeifonds. |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Dennis Wiersma (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Metropakket MRA serieuze optie voor financiering uit Nationaal Groeifonds»?1
Ja, dit is ons bekend. Het metropakket is ingediend voor de eerste ronde van het Nationaal Groeifonds. Vrijdag 9 april 2021 zijn de eerste toekenningen door de commissie gedeeld2.
Wat is de totaal door Amsterdam en Haarlemmermeer gevraagde bijdrage van het Rijk voor het sluiten van de metroring door Amsterdam Haven-Stad en het doortrekken van de Noord-/ Zuidlijn naar Haarlemmermeer?
Uw Kamer is op 14 januari 2021 door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat geïnformeerd over de voorstellen die ingediend zijn voor het Nationaal Groeifonds3. Begin december heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, als coördinerend bewindspersoon voor de groeifondspijler Infrastructuur in samenspraak met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het voorstel ingediend voor de Metropoolregio Amsterdam. Deze propositie bestaat uit twee onderdelen: (1) het doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Schiphol en Hoofddorp en (2) het sluiten van de Ringlijn tussen Isolatorweg en Amsterdam Centraal. Voor het totale aanlegproject is een raming gemaakt van € 4,7 miljard (inclusief btw). De regio heeft een co-financieringsbod van € 1 miljard gedaan, waarvan ongeveer € 700 miljoen beschikbaar is voor de aanleg en het overige deel voor de exploitatie.
Voor de volledige uitvoering is dan nog € 4 miljard nodig, waarvoor een aanvraag is ingediend voor het Nationaal Groeifonds. Zie ook verder mijn antwoord op vraag 5.
Hoeveel woningen kunnen er in totaal gerealiseerd worden met het bod van Amsterdam en Haarlemmermeer?
Er kunnen in totaal ongeveer 92.000 woningen worden gerealiseerd in het invloedsgebied van de twee metrolijnen. Dit betreft de optelling van de nieuw te bouwen woningen in de gebiedsontwikkelingen van Havenstad Zuid (ten zuiden van Noordzeekanaal), de Ringzone Amsterdam West, het Schinkelkwartier, de Zuidas en Hoofddorp.
Het is belangrijk te constateren dat met het bod geen woningen kunnen worden gerealiseerd, maar dat met de infrastructuur een belangrijke bijdrage kan worden geleverd aan de bereikbaarheid van het gebied. De bouw van de woningen is van veel factoren afhankelijk, waarbij de ontsluiting van het gebied een belangrijke voorwaarde is.
Hoeveel woningen kunnen er op de locatie Amsterdam Haven-Stad gerealiseerd worden?
In totaal kunnen er 73.000 woningen worden gebouwd in heel Haven Stad, waarvan ruim 53.000 ten zuiden van het Noordzeekanaal en 20.000 langs de Noordelijke IJ-oevers (Haven Stad Noord).
Kan de totale bijdrage van het Rijk uitgesplitst worden tussen het sluiten van de metroring en het doortrekken van de Noord-/ Zuidlijn?
Het kabinet heeft op advies van de Commissie voor het Nationaal Groeifonds onder voorwaarden € 1,5 miljard gereserveerd voor het doortrekken van de Noord/Zuidlijn. Deze reservering blijft negen maanden beschikbaar. Tijdens deze periode wordt gewerkt aan een aangepast voorstel voor het onderdeel «Doortrekken Noord/Zuidlijn». Voor het sluiten van de ringlijn heeft de commissie geen bijdrage beschikbaar gesteld.
Deelt u de mening dat de Amsterdamse haven van nationaal belang is en dat de havenbedrijven die nu gevestigd zijn in Haven-Stad in de Amsterdamse haven moeten kunnen blijven?
Ja, zoals uiteengezet in de Havennota 2020–20304 is het Amsterdamse havengebied/Noordzeekanaalgebied een haven van nationaal belang. Voor het behouden en zo mogelijk versterken van de positie van de haven en de daarmee samenhangende toegevoegde waarde en werkgelegenheid is het van belang dat bedrijven in de haven perspectief en zekerheid hebben over de toekomstige ontwikkeling van de zeehaven (de vierde haven van Europa), zodat bedrijven daar met hun bedrijfsvoering en investeringen op in kunnen spelen.
De bedrijven in de haven die op dit moment gevestigd zijn in het gebied binnen de ring west, dat in beheer is bij het havenbedrijf en tevens geldt als mogelijk Haven-Stad planvormingsgebied, hebben de toezegging van de gemeente dat ze tot 2040 kunnen blijven op hun huidige locatie.
Om recht te doen aan de forse investering in de nieuwe zeesluis IJmuiden (die in 2022 beschikbaar zal zijn) is het Rijk van mening dat de haveneconomie achter het sluizencomplex tot volle wasdom moet komen op de daarvoor afgesproken locaties. Stedelijke ontwikkeling en bedrijvigheid in het havengebied binnen de Ring West zijn nauw met elkaar verbonden en zullen integraal bekeken moeten worden binnen de NOVI-gebiedsaanpak, waarbij de nationale publieke belangen van haveneconomie, toegevoegde waarde, werkgelegenheid en stedelijke ontwikkeling beschouwd zullen worden. Uitgangspunt is behoud en zo mogelijk versterking van havenbedrijvigheid passend bij een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving.
Is het waar dat voor het behoud van al de huidige havenbedrijven in de haven van Amsterdam, een extra havenbekken uitgegraven dient te worden?
Het is aan het havenbedrijf Amsterdam als ontwikkelaar van het zeehavengebied om strategisch in te spelen op de ruimtelijke opgaven in de haven. In de visie Noordzeekanaalgebied 2040 is de Houtrakpolder genoemd als reserveringslocatie voor een nieuw uit te graven havenbekken in geval de goederenoverslag volgens verwachting doorgroeit en een verdere intensivering van het bestaande havenareaal plaatsvindt.
Waarom is het uitgraven van een extra havenbekken in de Houtrakpolder geen onderdeel van het bod in de eerste tranche van het Groeifonds van Amsterdam en Haarlemmermeer?
Het Groeifonds stelt voorwaarden wat betreft de concreetheid van projecten. De projecten die zijn voorgedragen voor financiering uit het Groeifonds zijn al verder uitgewerkt en voldoen aan de voorwaarden die het Groeifonds stelt. Ontwikkeling van de Houtrakpolder kent vooralsnog geen projectmatige voorbereiding gezien er vanuit het havenbedrijf Amsterdam en regionale partijen zoals Provincie Noord-Holland en gemeente Amsterdam (100% aandeelhouder in havenbedrijf Amsterdam) nog geen signalen zijn dat de optie op deze gereserveerde locatie gelicht zou moeten gaan worden. Een aanvraag voor de ontwikkeling van een Houtrakhaven is daarom nog niet bij het Groeifonds ingediend.
Kan het totale aantal geplande woningen uitgesplitst worden tussen gemeente Haarlemmermeer en gemeente Amsterdam?
Ja, de gemeente Haarlemmermeer heeft de ambitie om rond het station Hoofddorp tenminste 10.000 woningen te bouwen. De gemeente Amsterdam heeft de ambitie om 81.500 woningen te realiseren (in Havenstad ten zuiden van het Noordzeekanaal 53.000 woningen, Amsterdam West 10.200 woningen, Schinkelkwartier 11.600 woningen en Zuidas 6.700 woningen).
Welk percentage sociale huur wordt er standaard binnen het Amsterdamse woonbeleid gevraagd?
In het door de Amsterdamse gemeenteraad vastgesteld woonbeleid is in de woningbouwprogrammering uitgangspunt dat 40% van de te realiseren woningen ligt binnen de sociale huursector.
Wat is het gemiddelde verschil in grondopbrengst binnen het Amsterdamse woonbeleid tussen een sociale huurwoning en een koopwoning van eenzelfde gemiddelde oppervlakte?
De grondprijzen van sociale huurwoningen zijn gedifferentieerd naar oppervlak en voor kleine sociale huurwoningen ook naar huurprijs. De locatie in de stad of mate van stapeling is geen factor voor de grondprijzen van sociale huurwoningen.
De prijzen van marktwoningen worden per m2 bepaald, waarbij een minimale grondprijs wordt gehanteerd die per gebied verschilt. Dit maakt het bepalen in het algemeen van een gemiddeld niet mogelijk.
Hoeveel meer grondopbrengsten zouden er zijn voor het Amsterdamse deel van de geplande te realiseren woningen als het percentage sociale woningbouw 10% lager zou zijn, en het percentage koop 10% hoger?
Om de reden die hiervoor werd gegeven is deze berekening niet te maken. Wel mag worden aangenomen dat een groter aandeel koop tot significant hogere opbrengsten leidt.
Zouden deze extra grondopbrengsten gebruikt kunnen worden om de totaal door Amsterdam en Haarlemmermeer gevraagde bijdrage van het Rijk te verlagen? Zo ja, wat zou dan de gevraagde bijdrage van het Rijk worden?
Het kabinet heeft op advies van de Commissie voor het Nationaal Groeifonds onder voorwaarden € 1,5 miljard gereserveerd voor het doortrekken van de Noord/Zuidlijn, dit is de helft van het benodigd bedrag voor deze lijn. De regio is uiteraard vrij om te kijken hoe zij hun bod kunnen verhogen, zodat het totaal aan nog benodigde middelen kleiner wordt.
Het realiseren van extra grondopbrengsten door het verlagen van het percentage sociale woningbouw zou aanpassing van het door de gemeenteraad vastgestelde woonbeleid vergen. Dit woonbeleid sluit tevens aan bij de woondeal die het Rijk met de Metropoolregio Amsterdam heeft gemaakt, waarbij is afgesproken dat er in het bijzonder voldoende betaalbare woningen voor lagere en middeninkomens moeten worden gerealiseerd. Mocht hiervan worden afgeweken, vindt de aanwending van mogelijke extra grondopbrengsten plaats op basis van een integrale afweging door de gemeenteraad. Uitkomst van die integrale afweging kan een besluit van de gemeenteraad zijn om de extra opbrengsten ter beschikking te stellen van de infrastructurele ingrepen. De exacte hoogte is op grond van het voorgaande nog niet te bepalen.
Het nieuws dat goederentreinen stilstaan in de Rotterdamse haven omdat ProRail geen raad weet met de gevallen sneeuw |
|
Roy van Aalst (PVV) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de enorme chaos op het spoor en kunt u uitleggen hoe het zover heeft kunnen komen?1
Ik ben op de hoogte van het nieuwsbericht in het AD van 9 februari jl. In mijn brief van 16 februari jl. heb ik uw Kamer nader geïnformeerd over het effect van het winterweer op het spoor (Kamerstuk 29 984, nr. 921).
Bent u ervan op de hoogte dat de wisselverwarming van ProRail in de Rotterdamse haven ouwe meuk is en wederom defect was? Kunt u aangeven waarom de wisselverwarming bij de vervanging van wissels niet op orde is gebracht?
Het op orde brengen van de infrastructuur op de Havenspoorlijn is voor mij een prioriteit. Ik ben ervan op de hoogte dat er sprake is van achterstanden met betrekking tot het vervangen van wissels en sporen waarvan het wisselverwarmingssysteem een onderdeel is en enkele wisselverwarmingen defect zijn. Dat neemt niet weg dat ook de functionerende wisselverwarmingen moeite hebben gehad met de soms grote hoeveelheden sneeuw.
ProRail is gestart met het vernieuwen van de wissels, wisselverwarmingssystemen, sporen en overwegen binnen het project Infra op Orde op de Havenspoorlijn. Binnen de Stuurgroep Infra op Orde vindt over de aanpak en voortgang constructief overleg plaats tussen ProRail, vervoerders, havenbedrijf en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Daarnaast is ProRail bezig om gasgestookte wisselverwarming die aan vervanging toe is te vervangen door elektrische wisselverwarming.
Kunt u aangeven waarom ProRail niet doorpakte op innovaties in de wisseltechniek, zoals de WIRAS-wissel, die de sneeuwhinder fors had kunnen reduceren?
Momenteel lopen er binnen ProRail verschillende verbetertrajecten en onderzoeken om waar mogelijk de huidige wisselsystematiek te verbeteren. In 2014 is de WIRAS-wissel al door ProRail onderzocht. Uit het onderzoek toen is gebleken dat de WIRAS-wissel niet voldoet aan verschillende technische en veiligheidseisen van ProRail. Omdat het ontwerp na zeven jaar mogelijk is aangepast gaat ProRail de wissel opnieuw onderzoeken.
Welke stappen heeft u genomen om de problemen op het spoor op te lossen of in de toekomst te voorkomen?
ProRail zal samen met betrokken partijen een evaluatie opstellen naar aanleiding van de verstoringen. Ik verwijs u graag naar mijn brief van 16 februari jl. voor een nadere toelichting bij de evaluatie (Kamerstuk 29 984, nr. 921).
Hoe kan het dat ProRail zichzelf op de borst klopt en stelt dat het allemaal best goed gaat, terwijl het zo’n puinhoop is op het spoor?
De prestaties van ProRail op het spoor zijn over het algemeen bezien – ook in Europees perspectief – goed. De realiteit blijft dat het omgaan met extreem weer een blijvende uitdaging is, zowel voor het spoor, als voor de weg en de luchtvaart. De voorbereidingen zijn daarbij nooit «af». In mijn brief van 16 februari jl. ga ik verder in op de gevolgen van het winterweer op het spoorvervoer (Kamerstuk 29 984, nr. 921).
Kunt u aangeven hoeveel vermogensschade de spoorgoederenvervoerders en hun klanten hebben opgelopen door de wanprestaties van ProRail en hoe deze schade gaat worden gecompenseerd?
Over de omvang van eventuele vermogensschade die spoorgoederenvervoerders hebben geleden als gevolg van de bedoelde beperkingen heb ik geen informatie. Het betreft hier bedrijfsgevoelige informatie. Vermogensschade door extreme weersomstandigheden zijn in beginsel onderdeel van het bedrijfsrisico van vervoerders. Voor zover schade verwijtbaar is aan ProRail kan er door vervoerders een schadeclaim worden ingediend op basis van de Algemene Voorwaarden van de Netverklaring van ProRail. Specifiek voor de Havenspoorlijn werkt ProRail aan een generieke compensatieregeling. Hierover heb ik uw Kamer in mijn brief van 18 december 2020 geïnformeerd (Kamerstuk 29 984, nr. 921). Ik zal uw Kamer over deze regeling dit voorjaar nader informeren.
Waarom heeft u de Kamer niet actief geïnformeerd over de wantoestanden op het spoor in deze winterse omstandigheden en hoe hierop wordt bijgestuurd?
Op 16 februari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de invloed van het winterweer op het openbaar vervoer per spoor (Kamerstuk 29 984, nr. 921).
Bent u het ermee eens dat ook met een beetje sneeuw het spoor gewoon begaanbaar moet blijven? Zo ja, wanneer gaat u dat dan eens regelen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar mijn brief van 16 februari jl. (Kamerstuk 29 984, nr. 921).
Het bericht ‘Duitsland: elk uur een trein Amsterdam – Berlijn (en één uur sneller)’ |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het voornemen van Duitsland om de reistijd van de Berlijntrein van Amsterdam naar Berlijn te willen verkorten tot 5 uur en 27 minuten in 2030?1 Zo ja, op welke manier bent u betrokken bij deze plannen?
Ja, ik ben met dit voornemen bekend. Tijdens het bilateraal afstemmen van Toekomstbeeld OV en het Duitse Deutschlandtakt zijn deze beelden met elkaar gewisseld. Ik ben erg blij met de gedeelde ambitie van de Duitse overheid om de verbinding tussen onze twee hoofdsteden te versnellen. Het grootste deel van de route ligt op Duits grondgebied, dus we hebben elkaar nodig om deze verbinding te versnellen.
Op welke manier passen de Nederlandse plannen om de Berlijntrein in 2025 met een half uur te versnellen in de Duitse plannen?
Deze plannen voor versnelling op de huidige route uit Deutschlandtakt en de voorgenomen versnelling per 2024 passen goed in elkaar.
De benodigde infrastructurele maatregelen in Nederland voor de voorgenomen versnelling van een half uur (per 2024) zijn no-regret. Het betreffen maatregelen die de robuustheid en snelheid van het baanvak omhoog brengen tussen Deventer, Hengelo en grens en daarmee een snellere verbinding creëren die aan beide zijden van de grens in de dienstregeling past. Deze maatregelen zijn robuust en nuttig voor eventuele verdere versnelling van de verbinding in de toekomst, zoals in Deutschlandtakt wordt voorgesteld met een versnelling van nog eens een half uur op dit zelfde traject na 2030. Zie verder mijn antwoord op vraag 3 over hoe het voorstel uit Deutschlandtakt samenhangt met de route-opties voor de lange termijn.
Overigens, er is geen sprake van sec Nederlandse of Duitse plannen. De voorgenomen versnelling van een half uur (per 2024) betreft een gezamenlijke stap van zowel Nederland als Duitsland van de versnelling van deze verbinding, zie ook de MIRT brief van 27 november jl.2 Ook voor de versnelling van nog een half uur na 2030 zijn we gezamenlijk in gesprek.
Welke versnellingen ziet u voor zich op deze lijn aan de Nederlandse zijde na 2025?
Zoals in de MIRT brief aangegeven zijn er verschillende route-opties mogelijk om op de lange termijn verder te versnellen: via Utrecht – Arnhem (al dan niet met overstap in Duitsland), via Zwolle of via Amersfoort (de huidige route). De eerste optie, via Arnhem, sluit aan op het HSL netwerk in Duitsland. Dit is ook onderdeel van Deutschlandtakt. De route-opties via Zwolle en Amersfoort kunnen profiteren van de mogelijk extra versnelling in Duitsland. De route-opties bieden dus verschillende kansen. Daarom kijk ik met een bredere blik naar de mogelijke route-opties.
Deze lange termijn route-opties onderzoek ik in het kader van het Toekomstbeeld OV in samenhang met het nationale netwerk. Een definitieve keuze voor de lange termijn vraagt om een zorgvuldige afweging op basis van volwaardig onderzoek, rekening houdend met aansluiting op het Duits spoornetwerk en afstemming met belangrijke stakeholders zoals de Duitse collega’s.
Heeft u er zicht op wanneer de eerste stappen gezet worden aan de Duitse zijde om de genoemde versnellingen te realiseren?
De eerste concrete stap is de versnelling van een half uur die voorzien is in 2024. Deutschlandtakt betreft, net zoals Toekomstbeeld OV, een visiedocument voor de langere termijn ontwikkeling op het spoor. De uitvoering van de ambities in Deutschlandtakt en Toekomstbeeld OV is een continu proces waarover verschillende partijen – ministeries, infrabeheerders, en vervoerders – in gesprek zijn en zoals aangegeven nog nadere uitwerking vraagt, zoals bijvoorbeeld het uitwerken van aanvullende infrastructurele maatregelen.
Kunt u de genoemde directe verbinding Amsterdam – Hamburg meenemen in de internationale marktverkenning? En welk reizigerspotentieel ziet u hier?
In de marktverkenning internationale verbindingen in open toegang onderzoek ik welk aanbod van internationale verbindingen tot stand komt onder open toegang voor zowel de internationale langeafstandsverbindingen als de kortgrensoverschrijdende verbindingen die nu onder de HRN-concessie vallen. In aanvulling hierop kijk ik ook breder naar de potentie van andere internationale verbindingen van en naar Nederland, conform mijn toezegging in het Algemeen Overleg Spoorordening van 9 september 2020. Onder die potentie valt ook de verbinding Amsterdam – Hamburg en de vraag of er vervoerders zijn die de verbinding kunnen en willen aanbieden. Ik informeer u over de eerste resultaten van de marktverkenning voor de zomer van 2021.