Verklaringen omtrent gedrag voor criminele jongeren |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Weinig animo voor herkansing van criminele jongeren»1?
Ja
Hoeveel voorwaardelijke Verklaringen omtrent het Gedrag (VOG) zijn er aangevraagd en hoeveel zijn er afgegeven? Wat zijn doorgaans de redenen voor de afwijzingen?
Ter gelegenheid van de start van de pilot «VOG onder voorwaarden» (hierna de pilot) op 27 mei 2010, zijn in totaal zeven aanvragen voor een VOG onder voorwaarden ingediend bij het Centraal Orgaan verklaring Omtrent het gedrag (hierna COVOG). Het COVOG heeft hiervan in drie gevallen vastgesteld dat de aanvrager voldeed aan alle voorwaarden voor deelname aan de pilot. Deze drie VOG’s heeft de toenmalige Minister van Justitie bij de aftrap van de pilot aan de betreffende jongeren uitgereikt.
In de vier overige gevallen voldeden de aanvragers niet aan alle gestelde voorwaarden voor deelname aan de pilot. De aanvragers waren ofwel ouder dan de gestelde maximumleeftijd van 21 jaar, ofwel waren nog niet aantoonbaar op de goede weg omdat zij recentelijk met justitie in aanraking waren gekomen.
Is het waar dat er na de uitreiking van de eerste drie voorwaardelijke VOG slechts twee aanvragen zijn gedaan? Zo ja, waar ligt dat aan en wat gaat u doen om het aantal aanvragen toe te laten nemen? Zo nee, hoeveel aanvragen zijn er dan wel gedaan?
Sinds de start van de pilot heeft het COVOG geen nieuwe aanvragen voor afgifte van een VOG onder voorwaarden ontvangen. Ik verwijs overigens naar mijn antwoord op vraag 9.
Deelt u de mening dat het voor het voorkomen van herhaling van crimineel gedrag het van groot belang is dat jonge ex-delinquenten stage kunnen lopen en een opleiding kunnen afmaken? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het zeer geringe aantal voorwaardelijke VOG dat is afgegeven? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het is voor jongeren met een strafrechtelijk verleden van groot belang dat zij resocialiseren in de samenleving, zodat wordt voorkomen dat zij terugvallen in strafbaar gedrag. Het lopen van een stage of het volgen van een opleiding kan hieraan bijdragen. Hierbij merk ik op dat niet voor alle stages of opleidingen een VOG is vereist. Daar waar een VOG wordt gevraagd ben ik mij ervan bewust dat dit ertoe kan leiden dat stagiaires niet de door hen gewenste stage kunnen lopen. Om jongeren die aantoonbaar op de goede weg zijn zo goed mogelijk te kunnen laten resocialiseren heeft de toenmalige Minister van Justitie de pilot gestart waarin een VOG onder voorwaarden wordt verstrekt. Vanwege de beperkte vraag naar een VOG onder voorwaarden, is ook slechts in een beperkt aantal gevallen een VOG onder voorwaarden verstrekt.
In 2010 heb ik 15 645 reguliere VOG-aanvragen ontvangen van jongeren onder de 18 jaar. Daarvan zijn er 63 geweigerd. Dat is 0,4 % van de aanvragen. Toegespitst op de gemeente Rotterdam, waar de pilot plaatsvindt, ging het om 367 reguliere aanvragen van jongeren onder de 18 waarvan de toenmalige Minister van Justitie er drie heeft geweigerd. In de overige gevallen heeft hij wel een VOG verstrekt.
Deelt u de mening dat het teleurstellend is dat slechts een zeer gering aantal jongeren met criminele antecenten voorwaardelijke VOG hebben gekregen? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat dit aantal gaat stijgen? Zo nee, waarom niet?
De pilot is gestart vanwege het signaal dat jongeren met een strafrechtelijk verleden door de weigering van de VOG te veel werden belemmerd in het volgen van een stage of het vinden van een baan. Er wordt echter slechts zeer beperkt gebruikgemaakt van de mogelijkheid om een VOG onder voorwaarden te krijgen. Dat zou erop kunnen wijzen dat de behoefte daaraan minder groot is dan eerder werd verondersteld.
Onder verwijzing naar mijn antwoord op vraag 4, merk ik overigens op dat het reguliere beoordelingskader voor VOG-aanvragen ruimte biedt om een zorgvuldige belangenafweging te maken. Hierbij wordt rekening gehouden met de belangen die een jongere met een strafrechtelijk verleden heeft bij afgifte van de VOG.
Is het waar dat veel werkgevers wel weten van het strafblad van hun stagiair, maar er zelf geen problemen mee hebben? Zo ja, waarom moeten wettelijke regels in die gevallen een stageplek in de weg moeten staan?
Veelal brengt een stagiair de werkgever op de hoogte van zijn of haar strafrechtelijk verleden. Hierbij geldt dat het de verantwoordelijkheid is van de werkgever om te bepalen of hij van een stagiair een VOG verlangt of niet. Dit is anders als het overleggen van een VOG – zoals het geval is bij de pilot – wettelijk verplicht is gesteld. In deze gevallen kan de werkgever de stagiair niet zonder overlegging van een VOG stage laten lopen. De samenleving dient beschermd te worden tegen personen die bepaalde strafbare feiten hebben gepleegd waaraan bijzondere risico’s zijn verbonden die de behoorlijke uitoefening van de functies binnen deze branche in de weg staan. Te denken valt daarbij aan functies in de zorg en het onderwijs, waarbij sprake kan zijn van bijvoorbeeld een afhankelijkheidsrelatie. In die gevallen is het niet verantwoord om het kunnen vervullen van de functie te laten afhangen van de persoonlijke mening van de werkgever over de door de stagiair gepleegde strafbare feiten.
Deelt u de mening van de woordvoerder van het ROC Zadkine dat door jongens met een relatief gering crimineel verleden geen VOG te geven, zij in feite dus dubbel gestraft worden? Zo ja, wat gaat u doen om in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Hoewel het voorstelbaar is dat het als een straf gevoeld kan worden, is de weigering van de afgifte van de VOG geen straf. De VOG is een preventief bestuursrechtelijk instrument dat tot doel heeft om te voorkomen dat personen (ook jongeren) met een voor een functie of stage relevant strafrechtelijk verleden gedurende een vastgestelde periode werkzaam kunnen worden in die functie of daarin stage kunnen lopen. Dit vanwege het risico voor de samenleving dat het strafrechtelijk verleden van de jongere met zich brengt. Per geval wordt een individuele afweging gemaakt waarbij wordt beoordeeld of de VOG ondanks het strafrechtelijk verleden van de jongere kan worden afgegeven. Hierbij wordt het belang van de jongere zorgvuldig afgewogen tegen het belang van beperking van de risico’s voor de samenleving.
Is het waar dat de pilot met de voorwaardelijke VOG nog te weinig bekendheid geniet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te veranderen?
De pilot heeft zowel bij de start als daarna in landelijke en lokale media aandacht gehad. Ook de burgemeester van Rotterdam heeft zich binnen de gemeente bij meerdere gelegenheden positief uitgelaten over de pilot. Bovendien vervult hij richting werkgevers een stimulerende en faciliterende rol om hen te bewegen om als werkgever deel te nemen aan de pilot.
Daarnaast wijzen de twee deelnemende ROC’s hun leerlingen die stage gaan lopen op het bestaan en de mogelijkheden van de pilot.
Tot wanneer loopt de pilot met de voorwaardelijke VOG en zijn de uitkomsten tot nu toe aanleiding om de duur of de opzet van de pilot te veranderen? Zijn er plannen om de pilot naar andere gemeenten uit te breiden?
De pilot loopt tot 1 oktober 2011. Hierbij is afgesproken om de pilot tussentijds te evalueren. Mede gezien mijn antwoorden op vragen 4. en 5. is het niet aannemelijk dat de evaluatie aanleiding geeft om de pilot voort te zetten. Gezien de huidige resultaten van de pilot, zal ik deze niet uitbreiden naar andere gemeenten.
Deelt u de zorg dat een (te) rigide toepassing van de regels rond het afgeven van een (voorwaardelijke) VOG resocialisatie kan belemmeren daar waar de veiligheid dit niet vereist?
Van rigiditeit in de toepassing van regels is geen sprake zoals hiervoor is uiteengezet.
Het bericht dat de staatssecretaris kleinere cellen beter vindt |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de artikelen «Kleinere cel is beter»1 en «Staatssecretaris ziet heil in private gevangenissen»2?
Ja.
Deelt u de mening dat het topprioriteit heeft om recidive van gedetineerden terug te dringen? Op welke manier draagt privatisering daaraan bij? Waarom kan de markt dat beter dan de overheid?
Het terugdringen van de recidive is voor dit Kabinet een belangrijke prioriteit. Het draagt bij aan de veiligheid van de maatschappij en beperkt de kosten van het strafrechtsproces. Het WODC zal een onderzoek uitvoeren naar de voor- en nadelen van privatisering. Het WODC zal hierbij onder meer aandacht besteden aan de prestaties op het gebied van het terugdringen van de recidive van publieke en private gevangenissen.
Deelt u de mening dat terugdringen van de recidive bijdraagt aan een veiliger Nederland en ook nog kosten bespaart en dat het daarom verstandig is dit als topprioriteit aan te wijzen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel kan worden bespaard door het gevangeniswezen te privatiseren? Waarom kan de overheid niet goedkoper gedetineerden huisvesten en de markt straks wel?
De financiële middelen van de overheid dienen zo efficiënt mogelijk te worden benut. Ook voor het gevangeniswezen geldt dat telkens een afweging moet worden gemaakt op welke wijze de taken het meest kosteneffectief kunnen worden uitgevoerd. In dit licht moet bijvoorbeeld het voornemen worden gezien om de privatisering van voor het gevangeniswezen relevante taken voor te bereiden. In het Verenigd Koninkrijk is een markt ontstaan van een vragende overheid en private aanbieders die met elkaar concurreren. De concurrentie tussen marktpartijen heeft in het Verenigd Koninkrijk niet alleen geleid tot kostenreducties, maar ook tot een hogere effectiviteit. Er zijn echter ook evaluatierapporten bekend die minder positief zijn over de gevolgen van privatisering. Vandaar het eerder in het antwoord op vraag 2 en 3 vermelde besluit om het WODC een onderzoek te laten verrichten naar de voor- en nadelen van privatisering.
Welke markt betreft het hier? Is dit een «markt» vergelijkbaar met een «markt» waar sprake is van vraag en aanbod?
Zie antwoord vraag 4.
Wat doet u met de waarschuwing van Britse deskundigen dat geprivatiseerde gevangenissen in Engeland onder de maat presteren? Heeft u daar onderzoek naar gedaan of gaat u daar onderzoek naar doen?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat er gevaar bestaat dat de veiligheid in het geding is als de gevangenissen worden geprivatiseerd zoals de deskundigen in Engeland opmerken? Betreft het hier de veiligheid van de gedetineerden of van het personeel?
In het onderzoek van het WODC zal aandacht worden besteed aan de wijze waarop de veiligheid in al haar facetten bij private gevangenissen gewaarborgd wordt en hoe daarover door de verschillende deskundigen wordt gedacht.
Bent u van mening dat de bewakers die nu in gevangenissen werken te veel verdienen? Zo nee, klopt de berichtgeving dat u gezegd zou hebben dat vakbonden verlaging van lonen niet zouden toestaan en dat daarom de vakbonden minder macht moeten hebben? Als de beloning van bewakers wordt verlaagd, hoe schat u de kans in dat goedgekwalificeerd personeel zich aanmeldt voor een baan in de gevangenis?
Medewerkers van DJI vallen net als alle ambtenaren onder de CAO-Rijk en het ARAR. De functies bij DJI zijn gewaardeerd conform de rijksbrede functiewaarderingssystematiek (FUWASYS). Het inkomen van de medewerkers Beveiliging wordt mede bepaald door de toelages waarvoor zij (conform de CAO-Rijk) in aanmerking komen voor bijvoorbeeld onregelmatige diensten, het werken als bedrijfshulpverlener en de inzet in Interne Bijstand Teams.
De financiële aantrekkelijkheid van een baan bij het gevangeniswezen hangt in belangrijke mate af van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en zal verschillen per regio. Bij het aantrekken van de economie zou het werven van medewerkers beveiliging binnen sommige regio’s met een krappe arbeidsmarkt kritisch kunnen worden.
Mijn opmerking tijdens een werkbezoek in het Verenigd Koninkrijk over de macht van de vakbonden, dient in de historische context aldaar te worden geplaatst. Naar ik heb begrepen heeft dit punt in het Verenigd Koninkrijk meegespeeld in het proces dat uiteindelijk heeft geleid tot het besluit een aantal gevangenissen te privatiseren.
Wat onderzoekt het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)? Welke onderzoeksvragen heeft u het WODC meegegeven?
De hoofdvraag voor het WODC betreft het in beeld brengen van de ervaringen in het buitenland met privatisering van gevangenissen en wat hieruit kan worden geconcludeerd voor het voornemen om taken van het gevangeniswezen in Nederland te privatiseren. Onderzocht zal worden welke vormen van privatisering in de praktijk worden toegepast. Soms gaat het om het privatiseren van hele gevangenissen, soms over het uitbesteden van taken. Een belangrijk onderdeel van de vraagstelling vormt het in beeld brengen van de potentiële kosten en baten van privatisering. Ook de neveneffecten dienen in kaart te worden gebracht. Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op de vragen 5, 6 en 7 zal het WODC aandacht besteden aan de wijze waarop de veiligheid bij private gevangenissen gewaarborgd wordt. De prestaties op het gebied van het terugdringen van de recidive vormen eveneens een belangrijk aandachtspunt.
Wat is de omvang van de cellen in Nederland en wat is de omvang van de cellen in Engeland?
De omvang van cellen in Nederland varieert van ca. 10 m2 in koepelgevangenissen tot 12 – 14 m2 in justitiële inrichtingen van recenter datum. In Engeland varieert de omvang van de cellen. Recent in Engeland gebouwde cellen hebben een omvang van ca. 9,5 m2.
Hoeveel gedetineerden zitten op de cellen in Nederland en hoeveel zitten op de cellen in Engeland?
Binnen het gevangeniswezen bestaan standaard eenpersoonscellen en tweepersoonscellen. Uitzondering vormen de locaties Westlinge en Detentie concept Lelystad. Hier is sprake van 8 respectievelijk 6 persoonscellen. Ook in Engeland is sprake van eenpersoonscellen en meerpersoonscellen.
Hoeveel vierkante meter heeft een gedetineerde in Nederland tot zijn beschikking en hoeveel heeft een gedetineerde in Engeland tot zijn beschikking? Gelden deze cijfers ook voor gedetineerden die met meerdere mensen op een cel zitten? Zo nee, hoeveel vierkante meter heeft een gedetineerde tot zijn beschikking die met meerder mensen op een cel zit?
Het aantal vierkante meters dat een justitiabele tot zijn beschikking heeft varieert. Binnen het Gevangeniswezen geldt 30 – 40 m2 per gedetineerde inclusief de cel, binnen een Jeugdinrichting geldt 50 – 60 m2 per jeugdige inclusief de cel, binnen de Directie Forensische Zorg geldt 45 – 55 m2 per patiënt inclusief de cel. Deze cijfers gelden ook voor de meerpersoonscellen. Navraag in Engeland leert dat men in Engeland niet standaard bijhoudt hoeveel vierkante meter een gedetineerde tot zijn beschikking heeft.
Wat houdt de versobering in die u voor ogen heeft?
Dit kabinet spreekt de burger aan op diens eigen verantwoordelijkheid, dat geldt zeker voor gedetineerden. Gedetineerden die niet gemotiveerd zijn en/of bij wie sprake is van herhaalde recidive, komen in de toekomst niet zonder meer in aanmerking voor activiteiten gericht op re-integratie. Ik acht het niet verantwoord te blijven investeren in gedetineerden bij wie is vast komen te staan dat dat geen toegevoegde waarde heeft.
Klopt het bericht dat vijf landelijke partijen in de zorg hebben afgesproken dat ouderen na veertien dagen ziekenhuisopname hun kamer in hun verpleeghuis kwijt kunnen raken en dat Actiz en de consumentenfederaties hiermee ingestemd hebben?1
Cliëntenorganisaties en brancheorganisaties hebben met elkaar algemene leveringsvoorwaarden opgesteld. In deze leveringsvoorwaarden is opgenomen dat het verpleeghuis de kamer van een in het ziekenhuis opgenomen cliënt, minimaal veertien dagen vrij moet houden.
Deze voorwaarde is opgenomen aangezien het verpleeghuis geen financiering ontvangt voor een kamer als de cliënt is opgenomen in het ziekenhuis. In theorie is het dus mogelijk dat het verpleeghuis de kamer aan een andere cliënt kan aanbieden. In de praktijk echter wordt een situatie als deze altijd besproken met cliënt en eventueel familie, ziekenhuis en soms zorgkantoor.
ActiZ en de cliëntenorganisaties hebben met elkaar de afspraak gemaakt om een eenduidige afspraak over de termijn van het leeg houden van de kamer te realiseren.
Was u hiervan op de hoogte? Deelt u de mening dat dit waanzin is en stemt u daarmee in?
Ja, ik ben er van op de hoogte dat de branche- en cliëntenorganisaties algemene leveringsvoorwaarden hebben opgesteld. Hierin is meegenomen om bij ziekenhuisopname de kamer in het verpleeghuis minimaal veertien dagen vast te houden voor de cliënt. Ik vind het een goed initiatief, dat de organisaties problemen bespreken en zelf oplossingen realiseren, waar iedereen achter staat. De organisaties hebben dit gedaan in het belang van de cliënt, om extra onrust en onzekerheid over een eventueel verlies van de kamer weg te nemen.
Daarnaast is de NZa momenteel bezig om de knelpunten te onderzoeken die de huidige afwezigheidsregels opleveren. Ik wil de resultaten van dit onderzoek afwachten om daarna te kijken naar een mogelijke oplossing.
Hoe groot is de wachtlijst voor verblijf in een verpleeghuis? Per wanneer zijn deze capaciteitsproblemen opgelost?
De wachtlijst concentreert zich voornamelijk op dementerende ouderen. In de brief van 2 juli 2010 is uw Kamer geïnformeerd over de toegankelijkheid van de AWBZ (TK 2009–2010, 30 597, nr. 147). In deze brief zijn maatregelen aangegeven, die aan een oplossing voor de wachtlijsten bijdragen.
Wat is er met de twee miljard euro gebeurd die het vorige kabinet meent uitgetrokken te hebben voor de bouw van nieuwe zorginstellingen met eenpersoonskamers?
Voor de invoering van het bouwprogramma voor de langdurige zorg, dit geldt voor alle sectoren, is er twee miljard euro beschikbaar gesteld (TK 2007–2008, 31 200 XVI en 27 659, nr. 167). Zorginstellingen hebben daarvoor initiatieven ontwikkeld, die passen binnen het financiële kader en voldoen aan de in de beleidregels WTZi neergelegd prioriteringscriteria. De zorginstellingen die geprioriteerd zijn hebben financiering ontvangen om de huisvesting te vernieuwen en afbouw van de meerbedskamers te realiseren. De twee miljard is dus niet alleen ingezet voor de bouw van nieuwe zorginstellingen binnen de verpleging en verzorging sector, maar gebruikt voor de gehele sector voor capaciteitsvernieuwing en -verbetering.
Deelt u de mening dat deze zotheid die per 1 januari 2011 is ingevoerd per direct teruggedraaid moet worden?
Ik wil nogmaals benadrukken dat ik het initiatief van het veld om eenduidige afspraken te maken met elkaar, positief vind en ook deze afspraak niet terug zal draaien. Het is een afspraak die gemaakt is door de veldpartijen. Wel zal ik naar aanleiding van het eerder genoemde NZa onderzoek beoordelen of er aanpassingen nodig zijn.
Deelt u de mening dat in ons land uitgeprocedeerde asielzoekers beter worden behandeld dan ouderen in het verpleeghuis?
Ik deel deze mening niet en ik vind het afdoen aan de persoonlijke aandacht en inzet van de medewerkers in de ouderenzorg.
Als deze regeling zogenaamd in het leven geroepen is wegens wachtlijsten, hoe is het dan mogelijk dat een oudere tegen betaling van 33 euro per dag de kamer ineens wel kan behouden?
Ik vind het belangrijk dat er doelmatig gebruik wordt gemaakt van de AWBZ. Dit kan betekenen dat een leegstaande kamer in het verpleeghuis (tijdelijk) gebruikt wordt voor een andere cliënt. Van groot belang hierin is het overleg tussen het verpleeghuis en de cliënt. De cliënt moet wel het perspectief hebben dat hij/zij kan terugkeren naar het verpleeghuis. De basisafspraak in de algemene leveringsvoorwaarden is, dat de kamer minimaal veertien dagen wordt vastgehouden. Als een zorginstelling extra geld vraagt voor het vasthouden van de kamer, is dat hun eigen instellingsbeleid.
Zoals u weet krijgt het verpleeghuis een dagvergoeding per bewoner die niet zomaar doorloopt bij verblijf elders. Er wordt momenteel nog onderzoek gedaan naar de consequenties van het scheiden van wonen en zorg. Ik zal deze probleemstelling hierin meenemen. Het komt mij immers voor dat bij volledige scheiding van wonen en zorg dit vraagstuk zich niet voordoet.
Bent u bereid het «Recht op behoud van de eigen kamer bij ziekenhuisopname» op te nemen in de aangekondigde Zorginstellingenbeginselenwet?
In de houtskoolschets (TK 2011, 32 604, nr. 1) heb ik mijn ambitie kenbaar gemaakt, dat iedere bewoner recht heeft op een eigen kamer of op een kamer met partner als dat de wens is.
De algemene leveringsvoorwaarden voor zorg met verblijf, die in de sector verpleging en verzorging door branche- en cliëntenorganisaties zijn opgesteld, geven een kader voor behoud van de eigen kamer bij ziekenhuisopname. Met deze afspraken behoudt de bewoner in ieder geval voor minimaal veertien dagen de eigen kamer. Omdat het een minimumregeling is, is het altijd mogelijk dat de cliëntenraad er aanvullende afspraken over maakt met het bestuur van de zorginstelling. Tenslotte is in het overleg tussen cliënt of familie en de zorgaanbieder over de periode na de twee weken waarop het recht op behoud van de eigen kamer nu is ontstaan, de redelijkheid en billijkheid een belangrijke factor.
Voornemens tot overheveling van de kraamafdeling van het ziekenhuis in Almelo naar Hengelo |
|
Sabine Uitslag (CDA), Margreeth Smilde (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent op de hoogte van het feit dat de Raad van Bestuur van Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) voornemens is de kraamafdeling van het ziekenhuis in Almelo over te hevelen naar het ziekenhuis in Hengelo?1
Mijn ministerie heeft naar aanleiding van de berichtgeving contact gehad met Ziekenhuis Groep Twente (ZGT) in Almelo. Op dit moment biedt ZGT de klinische verloskunde aan op de locaties Hengelo en Almelo. Met het oog op de kwaliteit kijkt ZGT op welke wijze zij de klinische verloskundige zorg in de regio toekomstbestendig kan organiseren om zo de continuïteit van de verloskundige zorg in de regio voor de toekomst zeker te stellen.
Hoe waardeert u de argumenten om de klinische kraamzorg van ZGT over te hevelen van de locatie Almelo naar de locatie Hengelo? Wat zijn de doorslaggevende argumenten? Hoe waardeert u deze argumenten?
ZGT heeft nog geen definitieve keuze gemaakt voor een locatie. ZGT heeft aangegeven voor het behoud van de kwaliteit niet voldoende bevallingen per jaar te kunnen realiseren indien zij de klinische verloskundige zorg op twee locaties, in Almelo en in Hengelo, blijft aanbieden. Om de klinische verloskundige zorg kwalitatief verantwoord te kunnen blijven aanbieden in de regio Twente sluit ZGT eventuele concentratie op één locatie niet uit. ZGT heeft nu een haalbaarheidsonderzoek gestart.
Ik ben geen voorstander van concentratie om de concentratie. Zorg moet in beginsel zo dicht mogelijk bij de mensen aangeboden worden. Maar dit moet wel kunnen.
Ik vind het prima dat ziekenhuizen proactief aan de slag gaan met het nadenken over de wijze waarop zij de verloskundige zorg kunnen verbeteren door aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. Dit kan betekenen dat het ziekenhuis noodzakelijkerwijs over moet gaan tot concentratie van de zorg. Immers, als blijkt dat voor bepaalde ziekenhuizen de kwaliteitsnormen niet haalbaar zijn, kunnen zij geen veilige acute verloskundige zorg aanbieden.
Wat zijn volgens u de gevolgen van de overheveling voor de bereikbaarheid van de kraamzorg voor de mensen in Almelo en de buitengebieden zoals Wierden, Tubbergen, Twenterand? Kunnen de gestelde normen voor de ambulancediensten met betrekking tot bevallingen van 15 minuten worden gewaarborgd? Kunt u aangeven wat de aanrijtijden zijn van de kernen Tubbergen, Vriezenveen, Almelo en Wierden naar het ziekenhuis in Almelo en het ziekenhuis in Hengelo?
De voornemens betreffen de klinische verloskunde en niet de kraamzorg. ZGT heeft de gevolgen voor de aanrijtijden in onderzoek en zal de bevindingen meenemen in haar overwegingen.
Kunt u garanderen dat met de gebiedsuitbreiding de capaciteit van de kraamafdeling van het ziekenhuis in Hengelo voldoende is en dat het aan zijn zorgplicht kan voldoen voor de mensen in Almelo en de buitengebieden? Zo ja, op welke argumenten baseert u dit?
Nee, op dit moment voldoet de huidige capaciteit van de afdeling in Hengelo niet. Het ZGT heeft aangegeven dat zij, indien er werkelijk overgegaan wordt tot concentratie, via bouwtechnische aanpassingen uitbreiding van de capaciteit zullen realiseren. Een nader onderzoek door het ziekenhuis moet meer inzicht geven in de haalbaarheid van het voornemen. Bij dit haalbaarheidsonderzoek zullen de stakeholders worden betrokken. ZGT komt vóór de zomer nog met een definitief besluit.
Welke gevolgen heeft de overheveling voor de kwaliteit van kraamzorg in zijn totaliteit in de omgeving van Almelo en het buitengebied?
Ik neem aan dat u bij deze vraag de klinische verloskunde bedoelt en niet de kraamzorg. Een eventuele concentratie vindt uit kwaliteitsoverwegingen plaats, zodat ZGT kan voldoen aan de normen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte. Er is extra personeel nodig om binnen 15 minuten na aankomst in het ziekenhuis een spoedeisende behandeling te kunnen starten en om de begeleiding en bewaking van bevallende vrouwen te verbeteren. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) hanteert geen minimumnorm voor het aantal bevallingen in relatie tot kwalitatief goede zorg.
Wat zijn volgens u de gevolgen van de overheveling voor de veiligheid van de kraamzorg? Kunt u verzekeren dat de overheveling geen negatieve gevolgen heeft voor het terugdringen van het toch al relatief hoge babysterftecijfer in Nederland? Ziet u nog extra veiligheidsrisico’s voor bepaalde bevolkingsgroepen in verband met cultuurspecifieke zorg?
Ik ga er hier vanuit dat u de klinische verloskunde bedoelt. Met het voldoen aan de normen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte hoopt ZGT de kwaliteit van de klinische bevallingen te waarborgen en daarmee een verlaging van de babysterfte in de regio te realiseren. De 15-minutennorm voor de start van de behandeling in het ziekenhuis zal hiermee permanent geborgd zijn.
Bent u bevoegd en bereid in te grijpen, mocht blijken dat er onvoldoende garanties zijn voor de veiligheid, kwaliteit en bereikbaarheid van de klinische kraamzorg voor Almelo en omstreken?
Via de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ben ik bevoegd en bereid in te grijpen als de kwaliteit van zorg in het geding is.
Verwacht u dat door de overheveling het aantal thuisbevallingen zal toenemen? Beschikt u over de percentages thuis- en ziekenhuisbevallingen in de regio?
Ik beschik niet over de exacte percentages van de thuis- en ziekenhuisbevallingen in de regio Twente.
Het landelijke percentage thuisbevallingen is 26% (PRN 2007). Ik verwacht niet dat de regio Twente van dit percentage afwijkt. Ik zie geen aanleiding om nu aan te nemen dat met de overheveling het aantal thuisbevallingen zal toenemen.
Kunt u aangeven wat de zorgverzekeraars in deze regio vinden van het voorgenomen besluit? Wie moet volgens u de regierol nemen bij het verzekeren van een regionaal goed gespreid aanbod van ziekenhuis waar bevallingen kunnen plaatsvinden?
Het ziekenhuis heeft nog geen besluit genomen. De zorgverzekeraar, gemeenten en eerstelijns zorgverzekeraars zijn betrokken bij het onderzoek dat het ziekenhuis nu uitvoert.
In haar reactie op deze kwestie heeft de zorgverzekeraar aangegeven op te komen voor het belang van haar klanten om duurzaam goed klinische verloskundige zorg beschikbaar te hebben. Hierbij staan de wettelijke normen centraal alsook het belang van de klanten om te kunnen kiezen voor een thuisbevalling.
De rol van marktsturing in het besluit de afdeling klinische kraamzorg in Almelo te schrappen |
|
Nine Kooiman , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de bestuursvoorzitter van het Medisch Spectrum Twente (MST), de heer Kingma, dat de plannen voor concentratie van de afdeling klinische kraamzorg van het ZGT-ziekenhuis alleen te verklaren is uit concurrentie- en marktoverwegingen?1 Deelt u die visie? Zo nee, waarom niet?
ZGT heeft aangegeven uit kwaliteitsoverwegingen te kijken naar de wijze waarop zij de klinische verloskundige zorg in de regio toekomstbestendig kan organiseren om zo de continuïteit van de verloskundige zorg in de regio voor de toekomst zeker te stellen. Uit het haalbaarheidsonderzoek dat ZGT momenteel uitvoert, moet blijken welke overwegingen de doorslag geven voor een eventuele concentratie.
Vindt u het een wenselijke situatie als de Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) inderdaad blijkt te hebben gekozen voor het concentreren van de afdeling klinische kraamzorg in Hengelo uit marktoverwegingen? Bent u van mening dat een goede bereikbaarheid niet een belangrijker criterium moet zijn? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat het ZGT-ziekenhuis dit criterium ook toepast?
Nee, ik vind het geen wenselijke situatie als ZGT uit marktoverwegingen kiest voor concentratie. Ik ben geen voorstander van concentratie om de concentratie. Zorg moet in beginsel zo dicht mogelijk bij de mensen aangeboden worden. Ik vind het goed dat ziekenhuizen proactief aan de slag gaan met het nadenken over de wijze waarop zij de verloskundige zorg kunnen verbeteren door aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. Dit kan betekenen dat het ziekenhuis noodzakelijkerwijs over moet gaan tot concentratie van de zorg. Als blijkt dat voor bepaalde ziekenhuizen de kwaliteitsnormen niet haalbaar zijn, kunnen zij geen veilige acute verloskundige zorg aanbieden. In dergelijke situaties zal ik de lokale partijen aanspreken op hun verantwoordelijkheid met alternatieve vormen van zorg te komen zodat de mensen in de buurt nog voldoende mogelijkheden hebben om uit te kiezen.
Bent u het eens met de stuurgroep «Zwangerschap en geboorte», die in een rapport pleit voor het kunnen starten van een noodzakelijke behandeling binnen 15 minuten?2
Zoals ik uw kamer reeds bij brief van 14 december 2010 heb laten weten, vind ik de 15 minuten norm van cruciaal belang voor het verbeteren van de kwaliteit van de verloskundige zorg. Ik zal er bij de ziekenhuizen op aandringen dat zij in hun plan van aanpak afspraken maken over de beschikbaarheid van relevante professionals en hun onderlinge samenwerking om deze 15 minutennorm te halen.
Is het waar dat in de zomer van 2010, bij een tijdelijke sluiting van de afdeling klinische kraamzorg in Hengelo, ouders eerder uitweken naar het MST in Enschede dan naar het ZGT-ziekenhuis in Almelo?1 Hoeveel mensen weken uit naar andere ziekenhuizen toen de afdeling in Almelo tijdelijk was gesloten? Kunt u deze bevindingen ook meenemen bij het beantwoorden van vraag 6 van eerdere vragen terzake?
Uit onderzoek dat het ziekenhuis na de zomerperiode heeft gedaan, blijkt dat in beide concentratieperiodes patiënten naar omliggende ziekenhuizen zijn uitgeweken. Over het exacte aantal patiënten kon het ziekenhuis geen uitspraak doen.
Heeft de directie van het ZGT-ziekenhuis overleg gehad met de directie van MST over het voornemen de afdeling klinische kraamzorg in Almelo te sluiten? Is er overleg geweest met de verloskundigenvereniging KNOV? Is er overleg geweest met verloskundigen in de omgeving? Was niet een van de belangrijkste conclusies van de stuurgroep dat de verloskunde gebaat is bij overleg tussen de verschillende ziekenhuizen en verloskundigen?
ZGT is nu gestart met een haalbaarheidsonderzoek en heeft hierover overleg met het Medisch Spectrum Twente (MST), de verloskundigen in de regio, de lokale politiek, huisartsen en andere relevante regionale partijen.
Het bericht ‘Den Haag schrijft tbs-kliniek pillen voor’ |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de artikelen «Rijk schrijft tbs-kliniek pillen voor»1 en «Tbs gaat kapot door gebrek aan draagvlak»?2
Ik heb kennisgenomen van de inhoud.
Is het waar dat ambtenaren van uw ministerie tbs-klinieken vertellen welke behandeling bepaalde patiënten moeten ondergaan en artsen zelfs opdragen bepaalde medicijnen voor te schrijven aan individuen? Gebeurt dit nog steeds of is dit iets uit het verleden? Hoe beoordeelt u dit feit? Welke regels en richtlijnen gelden hiervoor?
Nee. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is dit ook in het verleden niet gebeurd. Voor geneeskundige behandelingen zijn gekwalificeerde artsen vereist. Opname in het BIG-register waarborgt de kundigheid van de behandelaars. Dat kunnen overigens rijksambtenaren zijn. Er zijn immers twee rijksklinieken die forensische zorg aanbieden.
Is het waar dat de toenmalige minister van Justitie zelfs het gehele medisch dossier van patiënten opeiste? Zo ja, waarom? Op grond waarvan is dit toegestaan? Gebeurt dit nu nog steeds?
In die gevallen dat de Kamer verzoekt om een reconstructie van een incident, inclusief inschattingen van behandelaars, moet ten behoeve van de beantwoording ook het medisch dossier worden geraadpleegd. Ter illustratie verwijs ik u naar Kamerstukken II, 29 452, nr. 22. Vermoedelijk is in het door u aangehaalde artikel op de zaak-B. gedoeld. Naar aanleiding van de commotie rond de ernstige recidive van B. in oktober 2006 heeft de toenmalige minister het gehele persoonsdossier opgevraagd. De Tweede Kamer heeft de toenmalige minister destijds tot in detail om opheldering gevraagd; die opheldering kon alleen worden gegeven door bestudering van het persoonsdossier. Dit dossier bevatte ook medische informatie over B.
De toenmalige minister heeft geen aanwijzingen of opdracht gegeven ter wijziging van de behandeling van B. Ook in deze zaak zijn en worden behandelinhoudelijke beslissingen overgelaten aan de behandelende arts(en).
Waarom worden mensen uit de tbs-praktijk, zoals de aan het woord zijnde ex-directeur, onder druk gezet om geen openheid te geven over de gang van zaken in tbs-klinieken en waarom mogen zij hun mening over het gevoerde beleid niet uiten? Welke gedachte zit daarachter? Bent u bereid er voor te zorgen dat dit onmiddellijk stopt?
De vrijheid van meningsuiting van de fpc-directeuren wordt door regels noch richtlijnen ingeperkt. Gezien de politieke verantwoordelijkheid van de Minister en de Staatssecretaris wordt verwacht dat voorafgaand aan een mediacontact hierover overleg plaatsvindt.
Overigens ben ik nergens bang voor.
Bent u bereid de regels en richtlijnen die de vrijheid van meningsuiting inperkt van mensen die werken in penitentiaire inrichtingen en tbs-klinieken zodanig te versoepelen dat zij niet langer bang hoeven te zijn hun mening te geven over het gevoerde beleid? Zo nee, waarom niet? Waar bent u bang voor?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u de recidivecijfers na tbs, afgezet tegen het recidivepercentage na gevangenisstraf? Bent u van mening dat de tbs-maatregel als een succes kan worden beschouwd, gelet op het lagere recidivecijfer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze positieve boodschap ook zoveel mogelijk uit te dragen? Zo nee, waarom niet?
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn bijdrage in eerste termijn van de begrotingsbehandeling 2011 van het ministerie van Veiligheid en Justitie in uw Kamer, d.d. 25 november 2010.
Het bericht 'Belastingbetaler draagt bij aan schikking' |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Kent u het artikel «Belasting betaler draagt bij aan schikking»?1
Ja.
Klopt het dat de belastingbetaler bijdraagt aan een schikking?
Ik verwijs naar de antwoorden op vragen van het lid Koolmees van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1386).
Deelt u de mening dat listigheid een rol kan spelen bij het bepalen van de hoogte van het schikkingsbedrag? Zo ja, hoe kan listigheid een rol spelen?
Alle relevante omstandigheden in een strafdossier worden meegewogen bij de vraag of het Openbaar Ministerie (OM) een transactie aanbiedt en zo ja, hoe hoog de transactie moet zijn. De geraffineerdheid van de fraude weegt mee ten aanzien van de strafelementen in een transactie, zoals een boete of taakstraf. Op de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de schadevergoeding die een verdachte rechtstreeks met de benadeelde partij overeenkomt heeft listigheid geen invloed, omdat uitgegaan wordt van het werkelijk verkregen voordeel of de werkelijk geleden schade.
Klopt het dat de schadevergoeding en het bedrag dat ontnomen wordt aftrekbaar zijn? Is dit alleen aftrekbaar voor rechtspersonen of bedrijven of ook voor natuurlijke personen?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het wenselijk dat schadevergoedingen en ontnomen wederrechtelijk verkregen voordeel aftrekbaar zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, wat moet er worden veranderd?
Zie antwoord vraag 2.
Houdt het Openbaar Ministerie (OM) bij het vaststellen van de hoogte van het schikkingsbedrag rekening met het deel dat eventueel aftrekbaar is al dan niet door van een nettobedrag uit te gaan?
Nee. Ik verwijs naar de antwoorden op vragen van het lid Koolmees van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1386). Een transactie kan uit verschillende elementen bestaan. Het boeteelement van een transactie is niet aftrekbaar. Schadevergoeding en/of ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zijn gericht op herstel van de rechtmatige toestand. De inkomsten van de verdachte uit de in de transactie betrokken strafbare feiten zijn daardoor per saldo nihil, en hij betaalt dus per saldo geen winstbelasting. Het is daarom voor het OM niet aan de orde met deze fiscale gevolgen rekening te houden bij het bepalen van de hoogte van deze elementen van een transactie.
Heeft het OM bij het vaststellen van de hoogte van het schikkingsbedrag overleg met de fiscus over het wederrechtelijk verkregen deel van het schikkingsbedrag? Zo ja, wordt in zo’n overleg gesproken over de manier waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel het beste kan terugvloeien naar de staatskas, te weten door een schikking of door een vordering van de fiscus?
Nee, ik verwijs naar het antwoord op vraag 6. Het OM overlegt zonodig in ontnemingszaken wel met de belastingdienst over het voorkomen of wegnemen van opeenstapeling van ontneming en heffing van winstbelasting of over het toepassen van de fiscale regelgeving op zaken die geen onderdeel zijn van het ontnemingsonderzoek (Aanwijzing ontneming, Stcrt. 2009, 40). Overigens is ontnemen uitgesloten bij fiscale delicten (artikel 74 Algemene wet inzake rijksbelastingen), omdat in die gevallen het fiscale instrumentarium dient te worden ingezet.
Kinderrechtelijke problemen rondom gezinsmigratie |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Uitgesproken EO waarin de kinderrechtelijke problemen rondom gezinsmigratie centraal stonden?1
Ja.
Bent u bereid om in de Vreemdelingenwet op te nemen dat bij elk verzoek om gezinshereniging waarbij direct of indirect een minderjarige is betrokken een individuele, kenbare en gemotiveerde belangenafweging gemaakt moeten worden, in lijn met artikel 5, lid 5 Gezinsherenigingsrichtlijn, het EU Handvest en het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK)? Zo nee, waarom niet?
De in de vraagstelling genoemde belangenafweging vindt steeds plaats in het kader van de toetsing aan artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Indien er een voornemen bestaat een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming af te wijzen, wordt in alle gevallen getoetst of de afwijzing een schending van voornoemd artikel zou opleveren.
Als het gaat om een verzoek om gezinshereniging waarbij direct of indirect een minderjarige is betrokken worden bovendien in de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM enkele aspecten betrokken die specifiek zien op het minderjarige kind. Deze aspecten kunnen onder andere zijn: de duur van het legale verblijf in Nederland, de bijzondere situatie van het gezin in Nederland en de banden die het in Nederland wonende kind met het land van herkomst heeft. Het belang van het minderjarige kind zoals wordt verwoord in artikel 5, lid 5 Gezinsherenigingsrichtlijn, het EU handvest en het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) wordt derhalve in de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM meegenomen en is daarmee voldoende gewaarborgd.
Ik acht het dan ook niet nodig om een wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 door te voeren zoals in de vraagstelling bedoeld.
Bent u bereid om in het Vreemdelingenbesluit bij de familiebetrekkingen in artikel 3.14 ook die van de ouder van een minderjarige hoofdpersoon op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Het Vreemdelingenbesluit biedt thans reeds de mogelijkheid om belangen van kinderen te toetsen bij verzoeken om gezinshereniging.
Het voornemen van het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) om de helft tot tweederde van de 130 vestigingen te sluiten |
|
Jesse Klaver (GL) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «VNG bezorgd over dienstverlening UWV»?1
Ja.
Bent u bekend met de berichten dat het UWV door de kabinetsbezuinigen de helft tot twee derde van de 130 vestigingen zal moeten gaan sluiten?
Kunt u inzichtelijk maken welke overwegingen het UWV maakt inzake de kabinetsbezuinigingen en welke overwegingen ten grondslag liggen aan het direct bezuinigen op de uitvoering en daarmee de dienstverlening? Zo nee, waarom niet?
Kunt u reageren op het bericht dat hiermee de klanten van het UWV in belangrijke mate e-klanten zullen worden ofwel op afstand via de computer?
Deelt u de mening dat het face-to-facecontact in belangrijke mate bijdraagt aan het op een effectieve en optimale wijze aan het werk helpen van klanten van het UWV? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat uw ambities om meer mensen aan het werk te krijgen belemmerd zal worden als UWV-dienstverlening op deze wijze zal worden wegbezuinigd? Zo nee, waarom niet?
Kunt u uiteenzetten op welke wijze de dienstverlening van het UWV zijn haar klanten wordt gegarandeerd?
Sociale protesten in Tunesië |
|
Harry van Bommel |
|
|
|
Kent u de berichten over het gewelddadig neerslaan van vreedzame demonstraties in Tunesië? Wat is volgens u de actuele stand van zaken met betrekking tot het aantal gedode en aangehouden demonstranten?
Deelt u de opvatting dat onmiddellijke vrijlating moet worden geëist van gevangenen die vreedzaam hebben gedemonstreerd de afgelopen dagen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zorgt u voor meer druk op Tunesië?
Deelt u de opvatting dat onderhandelingen tussen de EU en Tunesië over nauwere economische banden moeten worden opgeschort indien er geen verbetering optreedt in de mensenrechten en fundamentele vrijheden in Tunesië? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u dat bepleiten in EU-verband?
De plannen voor het ontwikkelen van zorgvoorzieningen in Hilvarenbeek |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Bent u bekend met de plannen voor het ontwikkelen van zorgvoorzieningen in Hilvarenbeek, genaamd Hilverhoeve?1
Ja.
Staat u positief ten opzichte van initiatieven voor woon-zorgcomplexen, al dan niet privaat? Zo nee, waarom niet?
Ja, omdat daarmee de keuzemogelijkheden voor burgers op het terrein van wonen, welzijn en zorg worden vergroot.
Bent u bekend met de afweging die in gemeenteraden waar dit soort projecten een mogelijkheid is ten aanzien van de budgetten Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)? Zo ja, weet u of dit ook in andere gemeenten speelt dan alleen in Hilvarenbeek?
Gemeenten maken beleid op het terrein van wonen, welzijn en zorg. Dat doen zij in de regel samen met andere partijen: corporaties, zorg- en welzijnsinstellingen, Wmo-raad etc. Waar het gaat om (private) initiatieven zal de gemeente tal van afwegingen moeten maken en die betreffen niet alleen het beslag op het Wmo-budget, maar ook de relatie met de plannen van de gemeente op het terrein van wonen, welzijn en zorg, de ruimtelijke ordening etc.
Ik ken geen voorbeeld van een project dat om deze reden niet door is gegaan, maar uiteraard is niet uit te sluiten dat er voorbeelden zijn.
Ik heb geen overzicht over het resultaat van de afwegingen die in de verschillende gemeenten worden gemaakt, maar ik heb geen signalen ontvangen dat er daadwerkelijk een structureel probleem speelt bij de realisatie van woonzorgcomplexen in relatie tot het beslag op het Wmo-budget.
In het concrete geval Hilvarenbeek speelden eveneens meerdere factoren, waaronder de schaal, de plannen rond wonen, welzijn en zorg in andere kernen etc. Ik heb inmiddels vernomen dat in de casus Hilvarenbeek een oplossing lijkt te zijn gevonden.
Deelt u de mening dat er een leemte is in de wet- en regelgeving als het gaat om het risico ten aanzien van het lokale Wmo-budget inzake deze ontwikkelingen daar met deze gewenste ontwikkeling de kans neemt toe dat de aanvragen op het Wmo-budget van de gemeente onevenredig fors stijgen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, kunt u bijdragen aan de afweging die gemeenteraden maken door het geven van voorlichting vanuit uw ministerie?
Of de vestiging van een woonzorgcomplex in een gemeente per saldo voor- of nadelen oplevert voor het Wmo-budget hangt van meerdere factoren af. Zo is de hoogte van het budget voor een gemeente onder meer afhankelijk van een aantal verdeelmaatstaven: het aantal inwoners, het medicijngebruik en leeftijdsopbouw. Een nieuw woonzorgcomplex kan een aanzuigende werking hebben op oudere burgers uit andere gemeenten. Deze kunnen afhankelijk van – de ontwikkeling van – hun ondersteuningsbehoefte een extra beroep doen op het Wmo-budget. Het verdeelmodel voorziet erin dat aan de hand van de verdeelmaatstaven het Wmo-budget voor de betreffende gemeente wordt aangepast. Het gaat hier dus om een mogelijke verschuiving van kosten van ondersteuning van de ene gemeente naar een andere gemeente. De vraag of hier een leemte in de wet is, is dus vooral een vraag over de werking van het verdeelmodel.
In het Periodiek Onderhoudsrapport wordt jaarlijks gemonitord of het verdeelmodel nog in overeenstemming is met de feitelijke uitgaven. Indien de uitkomsten van het Periodiek Onderhoudsrapport grote verschillen laten zien, is dit aanleiding tot een verdiepend onderzoek naar de oorzaken en eventuele aanpassing van het verdeelstelsel (c.q. bovengenoemde verdeelmaatstaven en hun weging).
Een verdeelmodel dat uit zou gaan van de feitelijke zorgbehoefte van de inwoners van een bepaalde gemeente, is onuitvoerbaar. Gelet op bovenstaande zie ik geen aanleiding voor maatregelen c.q. het geven van voorlichting vanuit het ministerie.
Overigens ben ik aan het bekijken hoe ik ervoor kan zorgen dat zwaardere vormen van zorg kunnen worden voorkomen en mensen langer thuis kunnen blijven wonen. Hiertoe onderzoek ik onder meer samen met de Minister van Binnenlandse Zaken of het mogelijk is om in het financieel arrangement voor de Wmo de juiste financiële prikkels in te bouwen. Deze onderzoeksvraag maakt deel uit van een breder onderzoek naar de omvang en de verdeling van het Gemeentefonds, waarvan de eerste resultaten in het voorjaar worden verwacht.
In dit kader merk ik op dat ik verwacht dat de voorgenomen overheveling van begeleiding naar gemeenten een stimulans zal zijn voor extramuralisering.
Zijn er projecten bij u bekend die door deze afweging niet zijn door gegaan? Zo ja, om hoeveel zorgplaatsen gaat het? Bent u van plan hier maatregelen op te nemen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 3.
Wat kunt u doen aan het gegeven dat gemeenten die willen meewerken aan deze maatschappelijk gewenste voorzieningen eigenlijk gestraft worden voor goed gedrag daar zij immers een onevenredig grote claim op de Wmo-budgetten kunnen verwachten, anders dan als zij geen medewerking verlenen aan woonzorgcomplexen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u ervan op de hoogte dat dit soort projecten ook de ontwikkeling van de zorgservicecontracten speelt en dat veel gemeenten er mee worstelen in hoeverre zij de inhoud daarvan mede kunnen bepalen? Zijn problemen als de juridische houdbaarheid en de vraag in hoeverre een gemeente zich er op kan beroepen bij u bekend en zo ja, kunt u gemeenten hier een handreiking voor leveren?
Woonzorgcomplexen sluiten vaak zorgservicecontracten af met hun bewoners. Zorgservicecontracten betreffen overeenkomsten tussen burgers enerzijds en aanbieders van wonen, zorg en diensten anderzijds. Gemeenten hebben daar in beginsel geen rol in. Een handreiking voor gemeenten acht ik dan ook niet zinvol.
De strenge regels die gesteld worden aan bezoekers van voetbalwedstrijden |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Platform eist recht op voetbal»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het besluit van de burgemeester van Heerenveen om over te gaan tot de invoering van een «auto-combi kaart»? Op welke wijze draagt het onderweg ophalen van kaarten bij aan het terugdringen van overlast door voetbalsupporters? Op welke wijze wordt voorkomen dat het «onderweg ophalen» van de kaarten in de praktijk slechts leidt tot het verplaatsen van het probleem?
De beslissing om een vervoersregeling op te leggen is een lokale verantwoordelijkheid. De burgemeester van Heerenveen heeft deze beslissing genomen op basis van eerdere gebeurtenissen. In het seizoen 2008/2009 hebben Groningen supporters zich misdragen en hebben ze een waarschuwing gekregen voor de wedstrijd tussen beide clubs in het seizoen 2009/2010. Dit heeft volgens de burgemeester onvoldoende effect gehad, omdat er in 2009 in het centrum van Heerenveen provocerende acties hebben plaatsgevonden. Daarbij was inzet van de ME nodig die de lange wapenstok heeft moeten gebruiken om supporters-groepen te scheiden om escalatie te voorkomen. Op basis hiervan is een autocombi opgelegd voor de wedstrijd van 30 januari 2011. Daarna heeft nog overleg plaatsgevonden tussen de gemeente, de club en de supportersclub van FC Groningen maar dit heeft niet tot wijziging van het besluit geleid. Over het verplaatsen van het probleem hebben mij geen signalen bereikt.
Klopt het bericht dat stadionverboden op basis van de standaardvoorwaarden van de voetbalbond steeds vaker door de rechter ongeldig worden verklaard? Zo ja, kunt u toelichten om welke aantallen het hier gaat?2
De KNVB geeft aan, dat het bericht waarnaar wordt verwezen, van een aantal jaar geleden is. Het is juist dat in die tijd de KNVB heeft moeten constateren dat de reikwijdte van de Standaardvoorwaarden (zijnde algemene voorwaarden in de zin van het Burgerlijk Wetboek) voor juridische beperkingen zorgden die aanleiding gaven te zoeken naar een andere, bredere, grondslag om stadionverboden op te kunnen leggen. De verbreding van de grondslag is uiteindelijk gevonden in het zogeheten «huisrecht» van de betaald voetbalorganisaties. Daarbij hebben alle betaald voetbalorganisaties in Nederland de KNVB een volmacht verleend, om personen die zich hebben schuldig gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag de toegang tot de voetbalstadions van alle Nederlandse betaald voetbalorganisaties te ontzeggen.
De huidige praktijk ten aanzien van stadionverboden waarover de rechter een uitspraak heeft gedaan is volgens de KNVB daardoor inmiddels een andere, dan het artikel suggereert. Het is namelijk zo, dat in het seizoen 2009/2010 en het thans lopende seizoen 2010/2011 de KNVB in alle gevallen door de rechter in het gelijk is gesteld met betrekking tot de stadionverboden die op basis van de Standaardvoorwaarden zijn opgelegd. Uit een vertrouwelijk overzicht van de zijde van de KNVB blijkt dat het om zeven gevallen gaat in genoemde periode.
Klopt het bericht dat de KNVB-juristen en het ministerie van Justitie en Veiligheid samenwerken aan een nieuwe aanpak omdat het stadionverbod niet werkt? Zo ja, wordt deze aanpak onderdeel van het actieplan om van voetbal weer een schone sport te maken dat komend voorjaar aan de Kamer wordt verzonden of is hier sprake van een afzonderlijk voorstel waar met de KNVB aan werkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Ministerie van Veiligheid en Justitie werkt samen met de vertegenwoordigers uit de landelijke regiegroep voetbal en veiligheid aan een vernieuwd beleids-kader, getiteld Voetbal en Veiligheid. In de regiegroep hebben vertegenwoordigers van de gemeenten, politie, KNVB, OM en het Ministerie van Veiligheid en Justitie zitting. In het beleidskader staan doelstellingen hoe voetbal weer tot een feest te maken. Dadergerichte aanpak, vermindering aantal combiregelingen en goed gastheerschap zijn hier een onderdeel van. Het beleidskader wordt dit voorjaar vastgesteld en door de Minister van Veiligheid en Justitie naar de Tweede Kamer gestuurd.
Het actieplan waaraan gerefereerd wordt is in ontwikkeling bij mijn Ministerie en ik ben daarover in overleg met de sportwereld. Het gaat om een actieplan om zowel in de topsport als in de breedtesport uitwassen in de vorm van verbaal en fysiek geweld uit te bannen. Dit plan zal de gehele sport betreffen en dus niet alleen de voetballerij. Ik heb dit actieplan vermeld in mijn brief aan de Kamer van 26 januari 2011, betreffende «Zorg die werkt: de beleidsdoelstellingen van de Minister van Volksgezondheid, welzijn en Sport».
De aanpak van leegstaande kantoorruimte |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Kent u het bericht «overheid moet sturen bij leegstand van kantoorruimte»?1
Ja.
Hoe staat het met het actieprogramma dat naar aanleiding van de kantorentop in mei 2010 zou worden opgesteld? Is het actieprogramma al gereed en wat is wordt de juridische status van het programma?
Het actieprogramma is gereed en ligt ter goedkeuring bij de besluitvormende organen van de verschillende organisaties. Eind februari wordt het Actieprogramma aan uw Kamer aangeboden.
Is het waar dat alleen de handtekeningen onder dit actieprogramma nog ontbreken? Zo ja, wat is daarvan de reden?
Dat is juist. Het actieprogramma is vastgesteld door organisaties die hun leden vertegenwoordigen. Die leden moeten worden geraadpleegd voor een finaal akkoord.
Kunt u het programma, zodra dit formeel is bekrachtigd direct naar de Kamer sturen? Waarom wel/niet?
Ja, dat is aan de Kamer toegezegd.
Welke oplossingsrichting ziet u om het probleem van de leegstaande kantoorruimte op te lossen? Overweegt u fiscale stimuli in te zetten om leegstaande kantoorruimte, die nu virtueel een waarde zou hebben van 7 miljard euro en mogelijk meer, eerder af te boeken?
Het actieprogramma beschrijft oplossingsrichtingen en geeft aan dat aanpassing van regelgeving, waaronder fiscale regelgeving, dient te worden onderzocht.
Is het voor andere doeleinden gebruiken van langdurig leegstaande kantoren, zoals (tijdelijke) huisvesting, in uw ogen een optie? Waarom wel/niet?
Ja, tijdelijk gebruik of transformatie naar andere functies helpt om het overschot aan kantoorgebouwen te verminderen.
Momenteel wordt een pilot gehouden waarbij aan de hand van de praktijk de problemen en kansen van transformatie in beeld worden gebracht. De resultaten van de pilot zullen naar verwachting in april aan uw Kamer worden aangeboden.
Deelt u de mening dat de overheid het voortouw moet nemen om de problemen structureel op te lossen? Waarom wel/niet?
Nee, de overheid draagt bij aan de oplossing. In de basis is de markt aan zet. De overheid helpt daarbij door het platform te bieden: door actie te nemen om belemmerende regelgeving te onderzoeken en waar mogelijk aan te passen, en door regionale afstemming van vraag en aanbod te faciliteren.
Contra-expertise in forensisch onderzoek |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Forensic Science Service to be wound up»1 over de sluiting per 2012 van de Britse tegenhanger van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)?
Ja.
In hoeverre is de positie van het NFI in Nederland vergelijkbaar met die van de FSS in het Verenigd Koninkrijk?
Het NFI is als agentschap onderdeel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en valt dus volledig onder mijn verantwoordelijkheid. Vanaf 1991 tot 1999 was de FSS een agentschap van de UK Home Office en had dus een vergelijkbare positie als het NFI. In 1999 kreeg de FSS een «Trading Fund Status»2. Hierdoor werd de FSS verder losgeweekt van de overheid en ontstonden er mogelijkheden voor een markt in forensisch onderzoek. In 2005 werd de FSS een GovCo Government-owned Company, een bedrijf met beperkte aansprakelijkheid dat in zijn geheel in eigendom is van de Home Office, waardoor het één van de (winstgeoriënteerde) marktpartijen in het VK is geworden. Het budget voor forensisch onderzoek is sinds 1999 overgeheveld naar de politiekorpsen die zelf kunnen bepalen hoe ze dat geld besteden. Momenteel heeft de FSS dus een andere positie en kent het een andere financiering dan het (niet winstgeoriënteerde) NFI in Nederland.
Wordt er in Nederland gebruik gemaakt van de diensten van de Forensic Science Service (FSS) voor contra-expertises in forensisch onderzoek? Zo ja, hoe vaak en hoe belangrijk is de FSS voor Nederland voor de mogelijkheid om contra-expertises aan te vragen?
Van de diensten van de FSS wordt nauwelijks gebruik gemaakt voor contra-expertises in forensisch onderzoek. In Nederland zijn er verschillende particuliere instituten – zoals Verilabs, TMFI en IFS – die forensisch onderzoek doen en waar contra-expertise kan worden verricht.
In zaken waarin contra-expertise via het NFI is aangevraagd, is in 2010 geen enkele zaak aan de FSS overgedragen. Er zijn in Nederland, Engeland en andere omringende landen andere aanbieders van forensisch onderzoek die onder meer contra-expertise kunnen uitvoeren. Dat de FSS in financiële problemen is gekomen, wil niet zeggen dat er als gevolg daarvan te weinig mogelijkheden zijn voor Nederlandse partijen om contra-expertise te vragen.
Deelt u de mening dat de expertise, ervaring en de verworven positie van een overheidsinstelling op het gebied van forensisch onderzoek niet of in ieder geval niet eenvoudig volledig kan worden vervangen door marktpartijen? Zo ja, wat betekent dat voor de ontwikkeling van de markt voor forensisch onderzoek en de positie van het NFI? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht aan de instandhouding van de huidige positie van het NFI als onderdeel van de rechtshandhaving. Tussen de kerntaken van het NFI, te weten zaakonderzoek, het ontwikkelen en implementeren van nieuwe onderzoeksmethoden en -technieken en het zijn van (inter)nationaal kennis- en expertisecentrum, bestaat een samenhang die ik niet wil verbreken.
De Wet deskundigen in strafzaken (Stb 2009, 33, die op 1 januari 2010 in werking is getreden, geeft de verdediging een recht op contra-expertise. Om deze reden is het noodzakelijk om, naast het NFI, andere instellingen voor forensisch onderzoek in te schakelen. Een systeem met particuliere aanbieders van forensische diensten, kan echter alleen goed functioneren als de kwaliteit van zowel de deskundigen als van de forensische instituten gewaarborgd is. Verder moeten de producten- en dienstencatalogi van de forensische instituten voldoende aansluiten op de wensen inzake productiecapaciteit, snelheid, productvernieuwing e.d., de kennis- en opleidingsbehoeften en de «belevingswereld» van de vragende partijen. Tegelijkertijd zal bij de vragende partijen een voldoende niveau van «kennis en kunde» moeten ontstaan voor zowel de vraagstelling als voor het begrijpen van de deskundigenrapportage. Vereist is dus een integraal stelsel van kwaliteitsborging, waarover ik in overleg ben met betrokken partijen.
Het is thans nog te vroeg om voor één van de in het rapport geschetste scenario’s te kiezen. Eerst zal de kennis en ervaring die het Experiment Inschakeling Particuliere Instituten4 oplevert worden geëvalueerd, waarna in 2012 – in samenhang met de dan verworven inzichten in de kwaliteitsystemen – de balans kan worden opgemaakt en ik de Kamer nadere voorstellen zal doen over de toekomst van de forensische opsporing. Daarbij zullen dan ook de in het rapport genoemde scenario’s en de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk worden betrokken.
Deelt u de mening dat voor de waarborging van onafhankelijk forensisch onderzoek, naast het NFI, andere instellingen voor forensisch onderzoek, al dan niet commercieel, nodig zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er voldoende mogelijkheden om in binnen- of buitenland bij al dan niet commerciële partijen contra-expertise te laten verrichten? Zo ja, kunt een beeld schetsen van die mogelijkheden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Neemt u de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk met de FSS en de «markt» voor forensisch onderzoek mee in uw overwegingen ten aanzien van de ontwikkelingen van die «markt» in Nederland? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u een onderbouwde voorkeur uitspreken voor een van de drie scenario’s die in het recente WODC-rapport over marktwerking in het forensisch onderzoek2 worden geschetst of gaat u op een andere wijze binnenkort een visie geven over deze marktwerking?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat een vrouw weken dood in huis heeft gelegen door tekortschietende zorg |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een vrouw acht weken dood in huis heeft gelegen nadat een verpleeghuis haar zonder adequate nazorg heeft ontslagen?1
Ik betreur dat dit is gebeurd.
Wordt deze ernstige zaak onderzocht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Zo nee, wilt u de IGZ verzoeken dit onderzoek alsnog te starten? Zo nee, waarom niet?
Het overlijden is gemeld aan de IGZ als calamiteit en de inspectie heeft de zaak conform de Leidraad Meldingen in behandeling genomen.
Welke zorgverleners en andere organisaties waren in deze zaak precies betrokken en welke verantwoordelijkheden hadden deze instanties?
In deze zaak zijn een verpleeghuis, een RIBW, een psychiatrische instelling en een huisarts betrokken. De gezamenlijke verantwoordelijkheid van deze instellingen was om na het ontslag te zorgen voor adequate begeleiding van patiënte en terugval te voorkomen.
Hoe oordeelt u over de verwarring bij de verschillende zorginstanties over de al dan niet geregelde nazorg van deze mevrouw? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gang van zaken tussen het ontslag en het overlijden wordt in opdracht van de IGZ onderzocht. Bij dit onderzoek worden alle onder vraag 3 genoemde instanties betrokken. Een belangrijke vraag daarbij is of er tekortkomingen zijn geweest met betrekking tot de nazorg, zo ja, welke en wat de betrokken partijen mogelijk op dit punt structureel kunnen verbeteren. De inspectie verwacht de uitkomst van het onderzoek in februari.
Welke rol heeft het zorgkantoor, de zorgverzekeraar en de huisarts gespeeld bij de zorg voor deze mevrouw? Waren zij op de hoogte van het ontslag en gemaakte afspraken? Zo nee, bent u van mening dat dit wel het geval dient te zijn?
Mogelijk zal de uitkomst van het onderzoek tot het antwoord op deze vraag kunnen leiden. De huisarts geldt in de gezondheidszorg als een belangrijke centrale zorgfunctionaris die over een ontslag uit een verpleeghuis geïnformeerd zal moeten zijn.
Erkent u dat de zorg ernstig versnipperd is geraakt? Zo ja, wat is uw oordeel hierover en wat gaat u doen om de versnippering aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Tussen diverse partijen moet goed worden samengewerkt en moeten ook duidelijk de verantwoordelijkheden worden vastgelegd. Juist bij goede samenwerking tussen zorgaanbieders en ketenzorg zijn cliënten zeer gebaat.
Hoe verklaart u dat zoveel zorginstellingen in één regio zo langs elkaar heen werken dat dit heeft kunnen gebeuren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Alvorens mijn oordeel te vormen, wacht ik de uitkomsten van het onderzoek af.
Hoeveel mensen sterven er jaarlijks als gevolg van verwaarlozing en hoeveel mensen lopen door verwaarlozing gezondheidsschade op? In hoeveel van deze gevallen gaat het om «zorgmijders»? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u bereid hier onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
Over de combinatie van «gezondheidsschade en/of overlijden als gevolg van verwaarlozing» en «zorgmijders» zijn mij geen betrouwbare gegevens bekend.
Voor zorgaanbieders en hulpverleners is het erg lastig zo niet ondoenlijk om echte zorgmijders op het spoor te komen en hen de benodigde hulp en/of ondersteuning te verlenen. In het onderhavige geval was er echter sprake van een zorgrelatie. Ik wil niet vooruitlopen op het hierboven genoemde lopende onderzoek. Maar ik hecht groot belang aan samenwerking en goede ketenzorg. Als dit goed geregeld is, wordt het risico dat cliënten verstoken blijven van juiste zorg aanzienlijk verkleind. En daarmee ook de kans op gezondheidsschade.
Daarnaast zijn zorgaanbieders verplicht om incidenten, waarbij (ernstige) gezondheidsschade optreedt of sprake is van overlijden, te melden bij de inspectie. Aan de incidenten die bij de inspectie worden gemeld, kan niet automatisch het label «verwaarlozing» geplakt worden. De inspectie onderzoekt of er bij deze incidenten sprake is van een tekortkoming in de zorgverlening. Indien daar sprake van is, moet de zorgaanbieder passende maatregelen nemen ter voorkoming van herhaling.
De uitspraak van de Raad van State over de vreemdelingenbewaring van Irakezen |
|
Joël Voordewind (CU), Hans Spekman (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 januari 2011 over de vreemdelingenbewaring van een Irakese vreemdeling?
Ja.
Wat is uw verklaring voor het feit dat deze Irakese vreemdeling onrechtmatig in vreemdelingenbewaring is gehouden, terwijl het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in een brief van 3 november 2010 duidelijk had aangegeven dat uitzettingen naar Irak in elk geval tot en met 24 november 2010 moesten worden opgeschort? Bent u zich ervan bewust dat rechtmatige vreemdelingenbewaring slechts kan bestaan als er zicht is op uitzetting van de vreemdeling naar het land van herkomst?
Bij brief van 3 november 2010 is door het EHRM aangeven dat er voor 24 november 2010 een nader oordeel zou worden gegeven over de vraag of de algemene situatie in Irak rechtvaardigde dat verzoeken om interim measures zonder meer dienden te worden toegewezen. Tot 24 november 2010 zijn, zoals uw kamer op 4 november 2010 gemeld, geen uitzettingen verricht. Het is juist dat er in de periode van 3 november 2010 tot 24 november 2010 een uitzettingsbeletsel bestond. Echter, nu dit uitzettingsbeletsel in de tijd beperkt was, kon de maatregel van vreemdelingen bewaring in lijn met staande jurisprudentie van de Afdeling voortduren, nu het zeer wel mogelijk was dat de uitzetting na 24 november 2010 wederom ter hand kon worden genomen. Het EHRM heeft op 23 november 2010 aangegeven dat verzoeken om een interim measure te treffen vanaf dat moment wederom op individuele merites zouden worden beoordeeld en niet zonder meer zouden worden toegewezen. De maatregelen van vreemdelingenbewaring zijn voortgezet en de voorbereiding van de daadwerkelijke uitzetting is wederom ter hand genomen, behoudens die gevallen, waarin een maatregel niet kon worden voorgezet omdat een in het individuele geval getroffen interim measure na 24 november 2010 werd verlengd. Dit betrof ongeveer zes gevallen. In vier gevallen werd niet voldoende tijdig onderkend dat deze interim measures een duidelijke einddatum kenden en deze maatregelen zijn abusievelijk op of omstreeks 3 november 2010 beëindigd.
Er is in de periode tot 24 november 2010 en daarna steeds – voldoende – zicht op uitzetting geweest om de voortduring van de vreemdelingenbewaring van Irakese vreemdelingen te rechtvaardigen.
Deelt u de mening dat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betekent dat alle Irakese vreemdelingen die tussen 3 en 24 november 2010 in bewaring zaten, onrechtmatig in detentie zaten en recht hebben op een schadevergoeding? Kunt u dit toelichten?
Ik deel die mening niet. De Afdeling heeft uitspraak gedaan op basis van de feiten die voorlagen in het individuele dossier. Mij is gebleken dat het beeld van de gang van zaken in andere procedures dat ter zitting is ontstaan, niet strookt met de werkelijke gang van zaken, zoals beschreven in antwoord op vraag 2. Door hetgeen tijdens de zitting aan de Afdeling door beide partijen is gepresenteerd, heeft de Afdeling de indruk gekregen dat de minister de vreemdelingenbewaring van alle Irakese vreemdelingen heeft beëindigd, met uitzondering van die zaak welke voor de Afdeling werd gebracht. Tegen deze achtergrond heeft de Afdeling haar uitspraak gedaan. Ik heb de vreemdeling op wie de uitspraak betrekking heeft uiteraard in vrijheid gesteld. De context van de zaak maakt evenwel dat ik van mening ben dat deze uitspraak zich niet leent voor het trekken van verderstrekkende conclusies ten aanzien van andere zaken.
Bent u tevens van mening dat de vreemdelingbewaring van alle Irakese vreemdelingen die tussen 3 en 24 november 2010 vastzaten, moet worden opgeheven? Is dit inmiddels gebeurd? Kunt u beide antwoorden toelichten?
Op beide deelvragen is het antwoord ontkennend. Zoals uit de antwoorden 2 en 3 volgt, ben ik van mening dat de gekozen handelswijze niet onrechtmatig is.
Hoeveel Irakezen bevonden zich op 3 november 2010 in vreemdelingenbewaring? Hoeveel van hen zijn er in de periode van 3 november 2010 tot en met 24 november 2010 vastgehouden en hoeveel zijn er vrijgelaten? Hoelang hebben zij die niet zijn vrijgelaten uiteindelijk onrechtmatig in vreemdelingenbewaring gezeten?
Op 3 november 2010 bevonden zich ongeveer 160 Irakezen in vreemdelingenbewaring. Van die groep is de vreemdelingenbewaring van ongeveer 40 vreemdelingen om uiteenlopende redenen opgeheven in de periode tussen 3 en 24 november 2010. De andere Irakezen zijn in bewaring gebleven. Aangezien het een tijdelijk uitzettingsbeletsel betrof en het zeer wel mogelijk was dat de verwijdering na 24 november 2010 wederom ter hand kon worden genomen, is, zoals ik reeds uiteengezet heb, geen sprake van onrechtmatige vreemdelingenbewaring.
Welk beleid is door u in die periode toegepast met betrekking tot het al dan niet vrijlaten van Irakezen in vreemdelingenbewaring? Hoe kan het dat uw procesvertegenwoordiger ter zitting bij de Raad van State, waar hij uw beleid daaromtrent in een individuele zaak moest verdedigen, niet met zekerheid kon zeggen in welke gevallen de bewaring wel was opgeheven en in welke niet? Wat is uw oordeel daarover en over het feit dat het beleid blijkbaar niet eenduidig was, mede gelet op de kwetsbare positie en rechtszekerheid van Irakezen in vreemdelingenbewaring?
Mijn beleid heb ik in het antwoord op vraag 2 uiteengezet. De procesvertegenwoordiger heeft zich in die zaak voorbereid op de feiten en omstandigheden van het individuele dossier. De betreffende vraag van de Afdeling over de gang van zaken in andere dossiers, was niet voorbereid. De procesvertegenwoordiger beschikte niet over de feitelijke informatie om ter zitting de stellingen van de advocaat van de vreemdeling te weerleggen. Deze gang van zaken is geen reden om ten aanzien van de groep als geheel een ander standpunt in te nemen.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken eens temeer bewijst dat u uitspraken van het EHRM adequaat moet opvolgen en dat het in vreemdelingenbewaring houden van mensen die niet kunnen worden uitgezet geen enkel doel dient en altijd moet worden voorkomen? Deelt u de mening dat voor deze Irakese vreemdelingen in deze situatie een lichter middel dan vreemdelingenbewaring had kunnen worden ingezet? Kan dit voor toekomstige Irakese vreemdelingen (voor wie een bewaringsgrond bestaat) alsnog, nu de terugkeer naar Irak nog steeds slechts zeer sporadisch mogelijk is? Kunt u deze antwoorden toelichten?
Vreemdelingenbewaring is een laatste middel dat eerst wordt toegepast als niet met een lichter middel kan worden volstaan. Indien voldoende blijkt dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken, kan de maatregel van vreemdelingenbewaring worden toegepast. Er is voldoende zicht op uitzetting om vreemdelingenbewaring van Irakese vreemdelingen in zijn algemeenheid te rechtvaardigen. Of de bewaring in het individuele geval gezien de feiten en omstandigheden moet voortduren, zal in dat dossier worden beoordeeld en kan door de rechter worden getoetst. Ik ben van oordeel dat ik in onderhavige casuïstiek de uitspraken adequaat zijn opgevolgd, zoals dat ook te doen gebruikelijk is.
Heeft deze uitspraak tevens tot gevolg dat in toekomstige situaties waarbij door het EHRM een soortgelijke gemotiveerde interim measure wordt afgegeven, de vreemdelingenbewaring van allen waarop die betrekking heeft, zal moeten worden opgeheven?
Deze uitspraak heeft dat gevolg niet. In mijn beantwoording van de vragen 2 en 3 heb ik uiteengezet waarom deze uitspraak zich niet leent voor het trekken van verderstrekkende conclusies ten aanzien van andere zaken. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld en is afhankelijk van de aard en inhoud van de getroffen interim measure.
Het mogelijk maken van internationale kinderontvoering door bijschrijving van een kind in een buitenlands paspoort |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de website www.bezorgdemoeders.nl? Kent u de problemen die gescheiden moeders en hun kinderen na een scheiding ondervinden?
Ja.
Kent u de zaak van de Nederlandse moeder die het risico loopt dat haar kind wordt ontvoerd omdat de Algerijnse vader van wie zij is gescheiden, op grond van de Algerijnse wetgeving, het kind zonder haar toestemming, kan laten bijschrijven in zijn Algerijnse paspoort bij de Algerijnse ambassade in Nederland?
Het is mij bekend dat de Algerijnse autoriteiten voor het bijschrijven van een kind op het Algerijnse paspoort van zijn vader, genoegen nemen met een meertalig uittreksel uit de akte van geboorte van het kind. Mij is ook bekend dat voor de bijschrijving op het Algerijnse paspoort van zijn vader de toestemming van de moeder van het kind niet is vereist.
Bent u op de hoogte van het feit dat een ouder/gezaghouder slechts een meertalig uittreksel uit het geboorteregister van een in Nederland geboren kind nodig heeft voor een aanvraag tot het bijschrijven van kinderen in een Algerijns paspoort bij de Algerijnse ambassade?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat een meertalig uittreksel uit het geboorteregister zonder toestemming van de andere ouder/gezaghouder is te verkrijgen bij de gemeente waar het kind in kwestie is geboren?
Ja, dat klopt.
Deelt u de opvatting dat deze gang van zaken niet overeenkomt met de Nederlandse eis dat voor het bijschrijven van kinderen in het paspoort van een ouder/gezaghouder de andere ouder/gezaghouder (schriftelijke) toestemming moet hebben gegeven? Zo nee, waarom niet?
Hier te lande geldt dat een ouder voor de bijschrijving van het kind waarover hij het gezag uitoefent in zijn of haar paspoort, de schriftelijke toestemming van de andere ouder behoeft indien deze mede het gezag uitoefent. Naar Algerijns recht geldt het vereiste van toestemming van de Algerijnse vader voor de bijschrijving van het kind in het paspoort van zijn of haar moeder, en niet omgekeerd.
Dat een kind zonder toestemming van de moeder in het paspoort van zijn Algerijnse vader kan worden ingeschreven, maakt het inderdaad mogelijk dat die vader met dat kind reist op een Algerijns paspoort bij het passeren van (Nederlandse) landsgrenzen. Welke eisen de Algerijnse overheid stelt ter zake van de bijschrijving van minderjarige kinderen op het paspoort van hun ouder, tevens zijnde Algerijns onderdaan, is echter geheel aan het oordeel van de Algerijnse autoriteiten en het recht van dat land overgelaten. Algerije is daarin soeverein.
Deelt u de mening dat het zonder toestemming van de andere ouder/gezaghouder bijschrijven in een buitenlands paspoort onwenselijke gevolgen kan hebben, zoals het mogelijk maken van internationale kinderontvoering? Zo ja, welke middelen staan ter beschikking om hier wat aan te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om te bewerkstelligen dat voor het verkrijgen van een meertalig uittreksel uit het geboorteregister in geval een van de ouders/gezagshouders (ook) de niet-Nederlandse nationaliteit bezit voortaan de toestemming van beide ouders/gezagshouders nodig is? Zo ja, op welke termijn kan dit worden geregeld? Zo nee, waarom niet?
Nee. De huidige in Nederland geldende regeling van de verstrekking van een meertalig uittreksel uit het geboorteregister vloeit voort uit de Overeenkomst van Wenen betreffende de afgifte van meertalige uittreksels uit akten van de burgerlijke stand, waarbij Nederland partij is.
De plannen voor privatisering van het gevangeniswezen en het bericht 'kleinere cel is beter' |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat u van mening bent dat de gevangenissen soberder moeten en Nederlandse cellen wel wat kleiner kunnen?1 Wanneer kan de Kamer een gemotiveerde onderbouwing van deze standpunten, inclusief uitgewerkte plannen voor het gevangeniswezen, verwachten?
Ook voor het gevangeniswezen geldt dat telkens een afweging moet worden gemaakt op welke wijze de taken het meest kosteneffectief kunnen worden uitgevoerd. Tijdens een recent werkbezoek in het Verenigd Koninkrijk heb ik een (private) gevangenis bezocht. Ik heb daar kunnen vaststellen dat het kennelijk ook mogelijk is om op een adequate wijze invulling te geven aan de detentietaak in cellen die kleiner zijn dan in Nederland. Daarmee heb ik niet willen aangeven dat ik een voorstander ben van kleinere cellen in Nederland. Ik heb dan ook geen concrete voornemens op dit punt, zeker niet wat betreft het aanpassen van de huidige gevangenissen.
Blijft u nog steeds van mening dat de uitgangspunten van het programma «Modernisering Gevangeniswezen» overeind staan?
De persoonsgerichte aanpak vormt het hart van het programma Modernisering Gevangeniswezen (MGW). Met deze aanpak worden bemoedigende resultaten geboekt en het kabinet zet deze aanpak dan ook voort. Er is wel sprake van een belangrijk accentverschil: de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde staat meer voorop. Gedetineerden die geen gebruik maken van de mogelijkheden die hun worden geboden en niet serieus werken aan hun eigen toekomst en bij herhaling recidiveren, kunnen rekenen op een soberder aanpak. Ik acht het niet verantwoord te blijven investeren in gedetineerden bij wie is vast komen te staan dat dat geen toegevoegde waarde heeft.
Bent u bereid een volledig overzicht te geven van de kosten voor het huisvesten van gedetineerden, uitgesplitst naar beveiliging, dagprogramma, kosten gebouwen, etc?
Het gevangeniswezen kent verschillende bestemmingen met een eigen dagprijs. De hoogte van de dagprijs is onder meer afhankelijk van het van toepassing zijnde dagprogramma en de benodigde mate van beveiliging en zorg (inclusief psycho-medische zorg). In de begroting 2011 is een gemiddelde dagprijs per cel voor het gevangeniswezen opgenomen van € 231. Dit bedrag is inclusief de toeslagen voor de landelijke diensten (waaronder de Dienst Vervoer en Ondersteuning en de shared service centra) en de centrale overhead, waaronder de kosten voor het hoofdkantoor. De kosten voor het dagprogramma bedragen gemiddeld genomen ca. 25% van het totaal. Ditzelfde percentage van 25% geldt ook voor zowel de beveiligingskosten als de huisvestingskosten. De resterende 25% bestaat met name uit verzorgingskosten en trajectkosten.
Hoeveel denkt u de komende tijd extra te kunnen besparen op de gevangenissen? Ten koste van welke in de vorige vraag genoemde aspecten zal dit gaan?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, kunnen gedetineerden die geen gebruik maken van de mogelijkheden die hun worden geboden en niet serieus werken aan hun eigen toekomst en bij herhaling recidiveren, voortaan rekenen op een soberder aanpak. Uw Kamer kan nog dit jaar een uitwerking verwachten van deze nieuwe aanpak.
Hoeveel is er de laatste jaren reeds bezuinigd op het gevangeniswezen, inclusief (nog niet gerealiseerde) «taakstellingen»?
Het gevangeniswezen is onderdeel van het agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Aan DJI opgelegde algemene kortingen (bijvoorbeeld het niet uitkeren van de loonbijstelling) en taakstellingen (bijvoorbeeld de algemene doelmatigheidskorting) worden naar rato toebedeeld aan de onder DJI ressorterende sectoren, waaronder het gevangeniswezen. De afgelopen jaren zijn aan het gevangeniswezen taakstellingen en kortingen opgelegd die oplopen tot een bedrag van ca. € 220 miljoen op jaarbasis. Ongeveer de helft hiervan betreft capaciteitsgerelateerde taakstellingen en kortingen. De andere helft heeft met name betrekking op efficiencykortingen, niet uitkeren van loon- en prijsbijstellingen en arbeidsvoorwaarden, alsmede het beperken van de kosten voor externen. Deze taakstellingen en kortingen hebben een structureel karakter.
Op welke wijze denkt u de gevangenissen verder te kunnen versoberen?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze gaat u de cellen verkleinen? Geldt dit alleen voor nieuwbouw of gaan er ook grootschalige verbouwingen plaatsvinden? Welke minimum afmetingen van de cellen heeft u hierbij in gedachten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn nu precies uw plannen met betrekking tot de privatisering van het gevangeniswezen? Voor welke taken denkt u dat privatisering in optie kan zijn? En voor welke taken sluit u privatisering uit? Bent u bereid privatisering van het zogeheten «primaire proces» (het werken met gedetineerden) uit te sluiten van privatisering omdat dit een publieke taak is en bezuinigingen hierop als gevolg van commerciële doelstellingen rechtstreeks de veiligheid van de maatschappij raken? Zo nee, waarom niet?
In het Regeerakkoord staat het voornemen om de privatisering van voor het gevangeniswezen relevante taken voor te bereiden. Alvorens een besluit te nemen laat ik een onderzoek uitvoeren door het WODC naar de ervaringen met private gevangenissen in verschillende landen en de mogelijkheden voor Nederland. Een grondig onderzoek is nodig, omdat het hier gaat om een complexe materie die een zorgvuldige besluitvorming vereist. Ik verwacht de uitkomsten van het onderzoek deze zomer, waarna ik uw Kamer na het zomerreces nader zal informeren.
Er zijn in het Verenigd Koninkrijk en ook daarbuiten goede ervaringen opgedaan met de privatisering van gevangenissen. Door de komst van private gevangenissen in het Verenigd Koninkrijk is het publieke monopolie doorbroken en de concurrentie die als gevolg hiervan is ontstaan heeft niet alleen geleid tot kostenreducties, maar ook tot een hogere effectiviteit. Ook bij publieke gevangenissen heeft dit geleid tot verbeteringen, omdat zij geleerd hebben van de technieken die door de marktpartijen zijn toegepast. Tot nu toe ging het in het Verenigd Koninkrijk om nieuwe gevangenissen. Er zijn echter ook evaluatierapporten bekend die minder positief zijn over de gevolgen van privatisering. Vandaar het besluit om het WODC een grondig literatuuronderzoek te laten verrichten en de voor- en nadelen van privatisering op een rij te laten zetten. Op voorhand sluit ik geen activiteiten uit van privatisering. Het onderzoek van het WODC moet er juist meer duidelijkheid in brengen welke mogelijkheden er zijn en aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Het garanderen van de veiligheid van de maatschappij is en blijft uiteraard ook wat betreft het kabinet een eerste vereiste.
Hoeveel mensen die dagelijks werkzaam zijn in de Nederlandse gevangenissen heeft u sinds uw aantreden als staatssecretaris gesproken?
Sinds het aantreden van dit kabinet heb ik aan drie penitentiaire inrichtingen, twee justitiële jeugdinrichtingen en een detentiecentrum een werkbezoek gebracht. Tijdens deze bezoeken heb ik met tal van medewerkers gesproken uit de betreffende inrichtingen. In de komende periode heb ik het voornemen om alle justitiële inrichtingen te bezoeken.
Klopt het dat u van mening dat de macht van de vakbonden doorbroken moet worden om veranderingen in het gevangeniswezen te bewerkstelligen? Zo ja, hoe komt u hierbij? Bent u bereid om er voor te zorgen dat het personeel niet minder maar juist meer te zeggen moet krijgen over werk dat zij doen?
Het gevangeniswezen maakt een groot veranderingsproces door als gevolg van de implementatie van het programma MGW. MGW is een participatief proces, waarbij vanaf de ontwikkeling van de visie en het strategisch kader vertegenwoordigers van alle functiegroepen binnen het gevangeniswezen betrokken zijn geweest. Ook de medezeggenschap en de bonden zijn op alle daarvoor bestemde momenten in het proces betrokken. Mijn opmerking tijdens een werkbezoek in het Verenigd Koninkrijk over de macht van de vakbonden, dient in de historische context aldaar te worden geplaatst. Naar ik heb begrepen heeft dit punt in het Verenigd Koninkrijk wel meegespeeld in het proces dat uiteindelijk heeft geleid tot het besluit een aantal gevangenissen te privatiseren.
Hoe gaat u de veiligheid van het personeel waarborgen wanneer er, al dan niet als gevolg van privatisering, verder bezuinigd gaat worden op de gevangenissen?
Zoals ik reeds heb aangegeven in het antwoord op vraag 8 blijft het garanderen van de veiligheid van de maatschappij een eerste vereiste. Dat geldt evenzeer voor het garanderen van de veiligheid van het personeel en de gedetineerden. Zie overigens ook het antwoord op de vragen 9 en 10.
Bent u bereid de veiligheid van het personeel op de eerste plaats te zetten, hieraan nooit of te nimmer concessies te doen en vooral goed te luisteren naar de mensen zelf die dit belangrijke werk doen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 11.
Het voornemen van Zorg Groep Twente om de afdeling klinische kraamzorg Almelo te verplaatsen naar Hengelo |
|
Henk van Gerven , Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Zorg Groep Twente (ZGT) de afdeling klinische verloskunde van het ziekenhuis in Almelo wil sluiten?1
Mijn ministerie heeft naar aanleiding van de berichtgeving contact gehad met Ziekenhuis Groep Twente (ZGT) in Almelo. Op dit moment biedt ZGT de klinische verloskunde aan op de locaties Hengelo en Almelo. Met het oog op de kwaliteit kijkt ZGT op welke wijze zij de klinische verloskundige zorg in de regio toekomstbestendig kan organiseren om zo de continuïteit van de verloskundige zorg in de regio voor de toekomst zeker te stellen.
Ik ben geen voorstander van concentratie om de concentratie. Zorg moet in beginsel zo dicht mogelijk bij de mensen aangeboden worden. Maar dit moet wel kunnen.
Ik vind het prima dat ziekenhuizen proactief aan de slag gaan met het nadenken over de wijze waarop zij de verloskundige zorg kunnen verbeteren door aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. Dit kan betekenen dat het ziekenhuis noodzakelijkerwijs over moet gaan tot concentratie van de zorg. Immers als blijkt dat voor bepaalde ziekenhuizen de kwaliteitsnormen niet haalbaar zijn, kunnen zij geen veilige acute verloskundige zorg aanbieden.
Waarom kiest het ZGT voor centreren in Hengelo? Is de voorgestelde reorganisatie vooral ingegeven door kwaliteitsverbetering of door besparing? Is er een verband met de korting op het ziekenhuisbudget die de minister alle ziekenhuizen heeft opgelegd? Kunt u een toelichting geven?
ZGT heeft nog geen definitieve keuze gemaakt voor een locatie. ZGT heeft aangegeven voor het behoud van de kwaliteit niet voldoende bevallingen per jaar te kunnen realiseren indien zij de klinische verloskundige zorg op twee locaties, in Almelo en in Hengelo, blijft aanbieden. Om de klinische verloskundige zorg kwalitatief verantwoord te kunnen blijven aanbieden in de regio Twente sluit ZGT eventuele concentratie op één locatie niet uit.
Ik zie geen verband tussen het voornemen van ZGT en de korting op het ziekenhuisbudget. Het zijn kwalitatieve, en niet financiële overwegingen die ZGT heeft voor een eventuele andere organisatie van de klinische verloskundige zorg in de regio.
Wat zijn de gevolgen voor de aanrijtijden bij het centreren in Hengelo? Passen deze voor het hele werkgebied van het ziekenhuis te Almelo binnen de wettelijke normen?
Met een eventuele concentratie van de klinische verloskundige zorg in Hengelo komt de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten voor acute zorg niet in gevaar.
Is een dergelijke concentratie niet in strijd met het rapport van de landelijke stuurgroep «Zwangerschap en geboorte» waarin wordt gepleit voor het kunnen starten van een noodzakelijke behandeling binnen 15 minuten?2
Een dergelijke concentratie hoeft niet in strijd te zijn met het advies van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte. De 15 minuten betreft het starten van de noodzakelijke behandeling vanaf de aankomst van de zwangere vrouw in het ziekenhuis.
Klopt het dat in 2010 het ziekenhuis in Hengelo 1996 klinische en 98 poliklinische bevallingen heeft gedaan en het ziekenhuis in Almelo 1702 klinische en 98 poliklinische? Welk aantal bevallingen hanteert de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) als minimumnorm voor kwalitatief goede gezondheidzorg per ziekenhuis? Kan een toelichting worden gegeven? Beantwoordt het aantal bevallingen in de beide ziekenhuizen aan een dergelijke norm? Zo nee, waarom niet?
Van ZGT zijn de volgende cijfers ontvangen:
ZGT Almelo: 1399 klinische en 176 poliklinische bevallingen
ZGT Hengelo: 1626 klinische en 98 poliklinische bevallingen
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) hanteert geen minimumnorm voor het aantal bevallingen in relatie tot kwalitatief goede zorg. Het aantal bevallingen in de Nederlandse ziekenhuizen varieert van minder dan 500 tot 3000. De meeste ziekenhuizen (55%) begeleiden tussen de 500 en de 1500 bevallingen per jaar. Belangrijk is of er op beide locaties voldaan kan worden aan de veldnormen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte. Als blijkt dat voor bepaalde ziekenhuizen de normen niet haalbaar zijn, kunnen zij geen veilige acute zorg aanbieden. In een dergelijke situatie is concentratie noodzakelijk.
Is het waar dat het ZGT de afgelopen zomer heeft geëxperimenteerd met centreren van de afdeling klinische kraamzorg in zowel Almelo als in Hengelo? Wat waren de conclusies van die experimenten?
Volgens ZGT is er niet geëxperimenteerd, maar werd zij wel gedwongen tot het nemen van een tijdelijke concentratiemaatregel als gevolg van onvoldoende personele capaciteit gedurende de vakantieperiode. In die periode is de zorgverlening kwalitatief goed verlopen.
Is de keuze voor centreren in Hengelo een logische keuze als men kijkt naar de ligging van de andere ziekenhuizen? Heeft de keuze voor Hengelo meer te maken met een recente verbouwing van het ziekenhuis daar? Zo ja, wat vindt u van die afweging?
ZGT heeft nog geen definitieve keuze gemaakt voor een locatie. De afweging voor de keuze wordt op dit moment door het ziekenhuis getoetst in een haalbaarheidsonderzoek.
Is het risico aanwezig dat patiënten van de ZGT overstappen naar andere ziekenhuizen als de klinische kraamzorg wordt gecentreerd in Hengelo? Blijkt dat ook uit de conclusies van het experiment met de gecentreerde klinische kraamzorg afgelopen zomer?
Zoals blijkt uit mijn antwoord op vraag 6 is er geen sprake geweest van een experiment, maar een noodgedwongen maatregel door het ziekenhuis.
Het staat de patiënten altijd vrij om zelf te kiezen voor een ander ziekenhuis. Mijn beleid is er niet op gericht deze keuzevrijheid in te perken, maar deze juist te vergroten. Ik kan echter niet voorkomen dat omwille van de kwaliteit bepaalde zorg niet meer op een bepaalde locatie geleverd kan worden. In dergelijke situaties waarbij sprake is van ontmanteling van zorg in de omgeving van mensen zal ik bij de lokale partijen blijven aandringen op het verkennen en aanbieden van vervangende vormen van zorg zodat er voldoende alternatieven voor de mensen beschikbaar blijven.
Aan de andere kant wil ik ook wijzen op de positieve prikkel die uitgaat van kwaliteitsverbetering. ZGT beoogt de kwaliteit te waarborgen en dat kan ook juist patiënten aantrekken.
Bent u van mening dat deze ontwikkeling een verdere stap is in de golf van fusies en ontmanteling van ziekenhuizen die Nederland de afgelopen jaren heeft gekend? Hoe verhoudt zich deze ontwikkeling tot uw opmerking dat u geen verdere fusering in het ziekenhuislandschap wilt?3 Bent u ook van plan de verdere gevolgen van eerdere fusies aan te pakken?
In deze specifieke casus is geen sprake van een fusie, maar van een voornemen van een bestaand ziekenhuis om het zorgaanbod op een andere manier te gaan organiseren over verschillende locaties. Daarbij is het van groot belang dat de kwaliteit van de aangeboden zorg verantwoord is en blijft.
Over de aanscherping van de fusietoetsing waar in de vraag op wordt gedoeld, wil ik het volgende opmerken. Niet alle fusies zijn per definitieslecht. Fusies kunnen ook tot gevolg hebben dat de kwaliteit of doelmatigheid van de aangeboden zorg verbetert. Maar helaas is dat niet altijd het geval. Ik wil ervoor zorgen dat van te voren beter wordt getoetst dat de kwaliteit en de continuïteit van de aangeboden zorg niet door een fusie in gevaar komt. Dat is dus een andere toets dan de toets die de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) momenteel uit hoofde van de Mededingingswet uitvoert. Bij die beoordeling zal nadrukkelijk bezien moeten worden of de fuserende instellingen in redelijkheid rekening hebben gehouden met de inbreng van direct belanghebbenden rondom de kwaliteit en de continuïteit van zorg.
Wat betreft de gevolgen van eerdere fusies: iedere zorgverlener – gefuseerd of niet – moet voldoen aan de bestaande wet- en regelgeving. Zo niet, dan wordt daar via het reguliere toezicht op gehandhaafd.
Is dit de manier waarop u het voornemen uit het coalitieakkoord verwezenlijkt om tot kleinere zorginstellingen te komen?4 Zijn kleinere zorginstellingen vooral levensvatbaar als zij de verschillende basisspecialismen kunnen bieden, of juist als zij voor veel specialismen moeten doorverwijzen naar andere ziekenhuizen? Kunt u dit toelichten?
Ik vind een goede spreiding van kleinere zorginstellingen die basiszorg van goede kwaliteit kunnen leveren zeer belangrijk. Op de vraag wanneer deze kleinere zorginstellingen levensvatbaar zijn, kan ik geen eenduidig antwoord geven. Het antwoord is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de aard van de zorg (wijkzorg, basiszorg, medisch specialistische zorg) die de instelling aanbiedt. Kleinere zorginstellingen kunnen hierop op verschillende manieren inspelen. Er zijn voldoende voorbeelden van kleine ziekenhuizen die zich met succes specialiseren op specifieke ingrepen, zoals het ziekenhuis Amstelland met de behandeling van liesbreuken en Nij Smellinghe met de behandeling van lymfoedeem. Er zijn ook voldoende voorbeelden van kleine ziekenhuizen die zich alleen richten op de basisspecialismen.
Is u bekend dat de ziekenhuizen in Oost-Groningen een verregaande vorm van samenwerking overwegen waarbij een gevraagd advies aan de Boston Consulting Group leidraad kan zijn?5
Het is mijn ambtenaren bekend dat de ziekenhuizen in Oost-Groningen samen met de regioverzekeraar in overleg zijn om te kijken op welke wijze het huidige zorgaanbod in de regio beter afgestemd kan worden op de ontwikkelingen in de regio. Het is mijn ministerie eveneens bekend dat de ziekenhuizen hiertoe advies hebben gevraagd aan de Boston Consulting Group.
Herinnert u zich uw in de beantwoording van eerdere Kamervragen waarin u aangeeft dat stakeholders hun inbreng moeten kunnen geven?6 Kunt u aangeven of eventuele veranderingen in de ziekenhuisvoorziening, zoals die nu mogelijk gestalte krijgt, voldoende wordt overlegd met alle betrokkenen, niet in de laatste plaats de burgers en de relevante voorzieningen in de eerstelijnszorg zoals de huisartsen en de verloskundigen?
ZGT heeft aangegeven dat het gaat om een voornemen en niet om een definitief besluit van de Raad van Bestuur om geen klinische verloskundige zorg meer aan te bieden op de locatie Almelo.
Een nader onderzoek door het ziekenhuis moet meer inzicht geven in de haalbaarheid van het voornemen. Bij dit haalbaarheidsonderzoek zullen de stakeholders worden betrokken. ZGT komt vóór de zomer nog met een definitief besluit.
Heeft u ook kennisgenomen van de optie om de verloskundige zorg voor heel Oost-Groningen te centreren in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) waarbij ook de ziekenhuizen in Stadskanaal en Winschoten de verloskundige zorg opheffen?
Navraag bij het UMCG en de Oost Groningse ziekenhuizen leert dat er geen plannen bestaan om de verloskundige zorg uit Oost-Groningen in het UMCG te concentreren. Wel spreken de ziekenhuizen in deze regio in het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) over de consequenties van de bevolkingskrimp op de instandhouding van de acute verloskundige zorg. Tevens is sprake van samenwerking tussen de ziekenhuizen in deze regio en het UMCG gericht op instandhouding van voldoende zorg van voldoende kwaliteit in deze regio. Hierbij staat het behoud van de basiszorg in de regio Oost-Groningen centraal.
weet u dat daardoor de reistijden in acute situaties voor vrouwen die (moeten) bevallen tot wel rond het uur kunnen oplopen waar de norm voor ambulances voor de tijd van «plek des onheils» naar het ziekenhuis op circa 20 minuten kan worden aangehouden?
In antwoord op vraag 13 heb ik aangegeven dat de ziekenhuizen geen concentratieplannen hebben met betrekking tot de verloskundige zorg. Van een situatie waarin u in uw vraag op doelt, is geen sprake.
Deelt u de zorgen dat juist een poortspecialisme als gynaecologie voor de gewone geboortezorg met een dergelijke constructie in Oost-Groningen onder onze kwaliteitsgrens voor acute zorg uitkomt? Zo ja, bent u dan van oordeel dat bij concentraties als hier mogelijk aan de orde dezelfde regels moeten worden gehanteerd als bij fusie, en u de IGZ opdracht nauwgezet te beoordelen of de minutennorm niet wordt overschreden?
Zoals ik al heb aangegeven, is van een dergelijke constructie geen sprake. Ik ben geen voorstander van concentratie als dat niet echt nodig is. De zorg moet zo dicht mogelijk bij de mensen beschikbaar blijven. Ik realiseer me dat dit niet altijd kan omdat anders de kwaliteit onder de maat komt. Net als bij fusies zal ook bij concentraties goed gekeken moeten worden naar nut en noodzaak. Als het om kwaliteitsoverwegingen niet anders kan dan over te gaan op concentratie, zal ik de lokale partijen aanspreken op hun verantwoordelijkheid met alternatieve vormen van zorg te komen.
Deelt u de opvatting dat langere reistijden vooral gevolgen kunnen hebben voor de uitkomsten van zwangerschap voor de hoog risico zwangeren die al onder begeleiding van een gynaecoloog zijn, en waar vertraging in zorgverlening cruciaal kan zijn? Zo ja, wat gaat u hier dan aan doen?
Als zwangere vrouwen tijdig naar het ziekenhuis worden verwezen, hoeft een langere reistijd geen probleem te zijn. De problemen ontstaan pas als een zwangere vrouw last-minute naar een ziekenhuis wordt verwezen, want dan telt elke seconde en neemt het risico op complicaties toe.
Gynaecologen en verloskundigen dienen over de doorverwijzing lokaal protocollair vastgelegde afspraken te maken.
Deelt u de mening dat belangrijke oorzaken voor de problemen van de perifere ziekenhuizen met het continueren van de verloskundige zorg zijn, de capaciteit aan obstetristen en het wegvallen van de beschikbaarheidsfinanciering door opname van de verloskundige zorg in het zogenaamde B-segment van de Diagnose Behandeling Combinaties (DBC’s)? Zo nee, waarom niet? Zo ja wat gaat u doen met dit gegeven?
Er is geen sprake van het wegvallen van de beschikbaarheidsfinanciering in de DBC Verloskunde. Er is namelijk geen aparte beschikbaarheidsfinanciering voor de verloskunde. In iedere DBC is opgenomen hoeveel tijd een specialist gemiddeld besteedt aan een behandeling (normtijd). Hierin zijn al beloningsafspraken verwerkt over onregelmatig werken, dus het beschikbaar zijn van specialisten in avond-, nacht- en weekenduren. Zowel voor vrijgevestigde specialisten als specialisten in loondienst. Indien specialisten zorg leveren die een grotere mate van beschikbaarheid vereist kan voor deze buitengewone inconveniënten, de bandbreedte van het uurtarief worden gebruikt. Over het gebruik van de bandbreedte kan de maatschap of de medisch staf afspraken maken met de Raad van Bestuur.
Bent u van mening dat de vrouwen in Nederland, ieder jaar opnieuw circa 180 000, het recht op een keuze voor de plaats van bevallen moeten kunnen houden tenzij dat om individueel medisch en/of sociale argumenten niet houdbaar is? Houdt u de zorgverzekeraars aan hun zorgplicht om vrouwen in Nederland veilige geboortezorg te leveren?
Ik ben van mening dat de zwangere de keuze moet hebben om thuis of in het ziekenhuis van haar keuze te bevallen. Indien de bevalling thuis plaatsvindt, moet een snelle bereikbaarheid van het ziekenhuis (binnen 45 minuten) in geval van acute complicaties mogelijk zijn. Als dit niet het geval is, is het niet verantwoord om thuis te bevallen en is thuis bevallen op eigen risico. De zwangere dient goed geïnformeerd te worden over de voor- en nadelen en de mogelijke risico’s van het thuis bevallen.
De komende jaren zullen zorgverzekeraars hun rol moeten waarmaken. Zij moeten laten zien dat zij een belangrijke schakel zijn in het bevorderen van kwaliteit en veiligheid van zorg tegen een passende prijs.
Bent u van mening dat een goede spreiding van de klinische verloskunde door het land voor een adequate bereikbaarheid van de voorzieningen noodzakelijk is? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in antwoord op vraag 1 heb aangegeven, vind ik dat zorg in beginsel zo dicht mogelijk bij de mensen aangeboden moet worden.
Het is goed dat ziekenhuizen proactief nadenken over verbetering van de kwaliteit van de verloskundige zorg. Om de kwaliteit te kunnen blijven borgen kan in sommige gevallen concentratie niet worden uitgesloten. In mijn antwoord op vraag 18 heb ik de mogelijke gevolgen van een dergelijke concentratie aangegeven. Ik realiseer me dat in die gevallen de keuzevrijheid voor de mensen wordt ingeperkt. Ik vind dan ook dat in die gevallen lokaal alternatieven geboden moeten worden om voor de mensen in de regio voldoende keuzemogelijkheden beschikbaar te houden.
Acht u het opportuun om de ontwikkelingen die er nu zijn in het land om de verloskundige zorg te centreren te stoppen in afwachting van een helder advies hierover van het College Perinatale Zorg dat zeer binnenkort wordt ingesteld?
In de brief van 14 december 2010 geef ik aan dat ik de IGZ verzoek om van alle ziekenhuizen vóór de zomer van 2011 een plan van aanpak te vragen betreffende de acute verloskundige zorg. Hiertoe stuurt de IGZ na 1 april 2011 een brief aan de ziekenhuizen waarin zij aangeeft wat zij van de ziekenhuizen in hun plan van aanpak verwacht en hoe zij gaat toetsen en handhaven.
In dit plan dienen de ziekenhuizen aan te geven wat nodig is om aan de normen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte te voldoen. Op korte termijn vindt overleg plaats met de veldpartijen om duidelijkheid te krijgen over de definitie van de 15 minuten norm en de overige normen uit het advies met betrekking tot de optimalisering van de verloskundige keten uit het advies van de Stuurgroep.
Ik vind het prima dat ziekenhuizen proactief aan de slag gaan met het nadenken over de wijze waarop zij de verloskundige zorg kunnen verbeteren door aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen.
Een massaproces tegen Turks-Koerdische politici |
|
Harry van Bommel |
|
Hebt u kennisgenomen van een massaproces op 13 januari 2011 in de Turkse Koerdische stad Diyarbakir tegen onder andere 74 volgens de Turkse kieswet verkozen burgemeesters en gemeenteraadsleden?1 Is het waar dat zij lid zijn van een legale politieke partij, zoals de DTP, die inmiddels BDP heet? Zo neen, wat zijn dan de feiten?
Ja. Naar ik begrijp, was in elk geval een aantal van deze 74 verdachten voor de toenmalige DTP politiek actief.
Is het waar dat behalve deze beklaagden nog honderden mensenrechtenactivisten en andere maatschappelijk actieve burgers aangeklaagd worden op beschuldiging van lidmaatschap van een terroristische organisatie? Om hoeveel mensen gaat het naar uw informatie precies en is voor allen de aanklacht gelijk? Zo nee, wat zijn de verschillen? Is naar uw opvatting daadwerkelijk sprake van lidmaatschap van een terroristische organisatie of is hier sprake van politieke vervolging?
Genoemde verdachten maken deel uit van een groep van meer dan 1900 mensen die sinds april 2009 zijn opgepakt. Onder hen zijn journalisten, advocaten, bestuurders en medewerkers van ngo’s. Zij worden beschuldigd van lidmaatschap van de zogenaamde KCK, de vermeende civiele tak van de verboden PKK.
Deelt u de opvatting dat het gaat om een politiek proces dat niet overeenkomt met de criteria van Kopenhagen en niet hoort in land dat kandidaat is voor het EU-lidmaatschap? Indien nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Turkse regering te melden dat een politiek proces ongepast is een rechtsstaat? Indien nee, waarom niet?
Het zal moeten blijken of sprake is van een politiek proces. De EU ziet er, conform de politieke Kopenhagen-criteria, op toe dat in Turkije sprake is van een eerlijke en onafhankelijke rechtsgang. Ook Nederland volgt dit proces daarom op de voet. Zo was de Nederlandse Ambassade op de eerste dag, d.d. 18 oktober jl., van dit proces aanwezig. Indien de rechten van verdachten met voeten worden getreden, zal het Kabinet de Turkse autoriteiten hierop – zowel bilateraal als in EU-verband – aanspreken. Eerst zal het verloop van deze rechtszaak moeten worden afgewacht. Het Kabinet wil immers niet op de stoel van de rechter zitten. Turkije kan, tot slot, alleen lid van de EU worden als het aan alle toetredingsvoorwaarden, waaronder de Kopenhagen-criteria, voldoet.
Bent u bereid er bij de Turkse autoriteiten op aan te dringen deze verdachten te vrijwaren van rechtsvervolging? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u tevens bereid een vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade in Ankara aanwezig te laten zijn tijdens het proces om de gang van zaken te volgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat zijn naar uw oordeel de gevolgen van een veroordeling voor de onderhandelingen over de toetreding van Turkije tot de EU? Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 3.