Het bericht ‘Verpleegkundigen doen zelden aangifte van geweld’ |
|
Fleur Agema (PVV), Karen Gerbrands (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Verpleegkundigen doen zelden aangifte van geweld»?1
Ja.
Klopt het dat verpleegkundigen in het Albert Schweizer Ziekenhuis gemiddeld drie maal per week te maken krijgen met geweld? Hoe verhoudt zich dit tot het landelijk gemiddelde?
Uit navraag blijkt dat in het Albert Schweitzer Ziekenhuis gemiddeld inderdaad ongeveer drie incidenten per week plaatsvinden waarbij verpleegkundigen te maken hebben met geweld. Volgens voorlopige cijfers heeft 2% van het verplegend, verzorgend en sociaal-agogisch personeel in 2011 aangegeven vaak te maken te hebben met fysieke agressie van een patiënt (duwen, slaan, schoppen en dergelijke)2. Bij 14% komt dit een enkele keer voor. 84% van de medewerkers geeft aan nooit te maken hebben met fysieke agressie van een patiënt. In het najaar zijn de definitieve cijfers beschikbaar en wordt een uitsplitsing gemaakt naar andere vormen van agressie en geweld.
Deelt u de mening dat het belachelijk is dat ziekenhuizen hun eerste-hulp-afdeling moeten beveiligen met kogelvrijglas en bewakers moeten uitrusten met kogelvrije vesten en politiehonden?
Geweld tegen zorgverleners is ontoelaatbaar. Zorgverleners verdienen extra bescherming en steun om ervoor te zorgen dat zij hun belangrijke werk voor onze samenleving ongehinderd kunnen uitvoeren. Ik heb begrepen dat bepaalde ziekenhuizen hun eerste-hulp afdeling daarom beveiligen met kogelvrij glas en dat één ziekenhuis tijdens evenementen bewakers uitrust met kogelvrije vesten en politiehonden. Ik betreur het dat dergelijke maatregelen nodig zijn. Mede daarom heb ik onlangs in de Arbeidsmarktbrief diverse maatregelen uiteengezet om geweld in de zorg terug te dringen3.
Komen geweldsincidenten tegen verpleegkundigen net zo vaak voor in verzorgingshuizen en verpleeghuizen? Zo nee, hoe vaak krijgen verpleegkundigen die werkzaam zijn in de ouderenzorg te maken met geweld?
Uit voorlopige cijfers blijkt dat 17% van het verzorgend, verplegend en sociaal-agogisch personeel in 2011 te maken heeft met fysieke agressie van cliënten2. Bij 40% komt dit een enkele keer voor. 43% van de medewerkers geeft aan nooit te maken hebben met fysieke agressie van een cliënt.
Deelt u de mening dat, wanneer iemand geweld gebruikt tegen zorgpersoneel, hij/zij te allen tijde zelf de zorg dient te betalen, en dit dus niet gedeclareerd mag worden bij de zorgverzekeraar?
De aard en omvang van geweld verschillen per zorgbranche. Volgens voorlopige cijfers komt fysieke agressie van cliënten met name voor in de geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg en verpleeg- en verzorgingshuizen2. Geweld van cliënten in deze branches is direct of indirect gerelateerd aan het ziektebeeld of de beperking van cliënten. In deze gevallen acht ik het onwenselijk dat iemand die geweld gebruikt tegen zorgpersoneel zelf de zorg dient te betalen.
Met name in ziekenhuizen wordt fysieke agressie veroorzaakt door direct betrokkenen bij de cliënt, zoals familie en vrienden. Ik onderstreep daarbij het belang om schade en letsel op de dader te verhalen. Onlangs hebben de Minister van Veiligheid en Justitie (V&J) en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) maatregelen uiteengezet om het verhalen van schade verder te bevorderen4. Ik zal me inzetten om de uitvoering van deze maatregelen te stimuleren in de zorg.
Klopt het dat cultuurverschillen vaak de aanleiding zijn voor geweldsincidenten? Wat gaat u eraan doen om zorgpersoneel te beschermen tegen allochtonen die lak hebben aan onze normen en waarden?
Zoals ik heb aangegeven bij mijn antwoord op vraag 5 is geweld tegen zorgverleners veelal direct of indirect gerelateerd aan het ziektebeeld of de beperking van cliënten. Dat laat onverlet dat de Minister van V&J, de Minister van BZK en ik nadrukkelijk aandacht hebben voor de juridische bescherming van slachtoffers van agressie-incidenten. Voor de invulling van dit beleid verwijs ik u naar hun recente brief hierover4. Het is aan het Openbaar Ministerie om daders al dan niet te vervolgen. Het is vervolgens aan rechters om tot een eventuele strafbepaling te komen waarbij de persoonlijke omstandigheden van de dader, inclusief eventuele culturele verschillen, worden meegewogen.
Wat vindt u ervan dat verpleegkundigen uit angst voor represailles zelden aangifte doen wanneer een geweldsincident plaatsgevonden heeft,? Deelt u de mening dat in het belang van het zorgpersoneel aangifte namens de zorginstelling gedaan moet kunnen worden? Welke regel(s) en/of wet(ten) zou(den) hiervoor aangepast moeten worden? Bent u bereid deze aanpassing(en) door te voeren?
De aangiftebereidheid neemt toe. Van tweederde van alle incidenten van agressie tegen zorgverleners in ziekenhuizen wordt inmiddels aangifte gedaan5. De Minister van V&J, de Minister van BZK en ik vinden het belangrijk om de aangiftebereidheid verder te stimuleren in met name de curatieve zorg. Daarbij is het van belang de bereidheid te vergroten van werknemers om incidenten te melden bij hun werkgever en van werkgevers om aangifte te doen en schade te verhalen. De werkgever is immers al bevoegd tot het doen van aangifte op grond van artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering.
Deelt u de mening dat het aanbieden van zelfverdedigingcursussen geen bijdrage levert aan een oplossing van het probleem? Welke maatregelen gaat u treffen om geweld tegen zorgpersoneel uit te bannen, zodat zelfverdediging niet nodig is?
Het is belangrijk om geweld in de zorg terug te dringen. Een zelfverdedigingscursus draagt daar in het algemeen niet aan bij. In de Arbeidsmarktbrief heb ik onlangs diverse maatregelen uiteengezet om geweld in de zorg terug te dringen3.
Deelt u de mening dat dergelijke berichten niet bijdragen aan het aantrekkelijk maken van werken in zorg? Welke maatregelen gaat u treffen om werken in de zorg aantrekkelijk te maken?
Ruim 80% van de mensen die in de zorg werken, is (zeer) tevreden over hun baan6. Evenwel zijn er aandachtspunten, zoals geweld en dragen berichten in de media daaromtrent niet bij aan het imago van werken in de zorg. In de Arbeidsmarktbrief heb ik onlangs aangegeven hoe ik zowel de instroom als het behoud van zorgverleners wil stimuleren3.
Het bericht dat Nederland een gezamenlijk EU-standpunt over het Midden-Oosten blokkeert |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Nederland blokkeert gezamenlijk EU-standpunt Midden-Oosten»?1
Ik heb er kennis van genomen.
Klopt het dat het overleg over het gezamenlijke standpunt werd afgebroken omdat vooral Nederland dwars zou liggen?
Net als een aantal andere EU-lidstaten heeft Nederland meerdere keren concrete tekstvoorstellen gedaan voor een evenwichtige EU-verklaring. Op het moment dat de verklaring zou worden afgegeven was er nog geen consensus over deze voorstellen, waardoor de EU niet tot een gemeenschappelijke verklaring kon komen.
Klopt het dat de Nederlandse afgevaardigde persoonlijk door u werd geïnstrueerd om de verklaring niet te steunen?
Nee, instructieverlening vond plaats langs reguliere ambtelijke lijnen.
Klopt het dat de Nederlandse afgevaardigde een uur voordat het formele debat in Geneve begon aangaf dat Nederland de Europese verklaring niet kon steunen?
Nee, het formele debat was al begonnen toen definitief bleek dat EU-consensus niet mogelijk was.
Klopt het dat Nederland niet gelukkig was met «bepaalde formuleringen uit de verklaring, zoals het veelvuldig noemen van de «tweestatenoplossing»? Zo ja, waarom vond u dit onwenselijk?
De tweestatenoplossing is staand Nederlands beleid. De concepttekst van de EU-verklaring was echter niet evenwichtig en sloot niet aan op de inhoudelijke ontwikkelingen van het EU-overleg in New York tijdens de lopende Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN). De concepttekst stond op gespannen voet met het doel om tot hervatting van deze onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen te komen.
Zoals bekend hecht de Nederlandse regering zeer aan het bereiken van de tweestatenoplossing door middel van onderhandelingen gebaseerd op de zgn EU-parameters:
Klopt het dat u het onwenselijk vond dat de verklaring melding maakte van de arrestatie door Israël van demonstrerende mensenrechtenactivisten?
Nederland wilde deze kwesties via tekstsuggesties evenwichtiger tot uitdrukking gebracht zien. De wijze waarop de positie van mensenrechtenverdedigers in Israël en de Palestijnse Gebieden werd gepresenteerd, deed geen recht aan de mogelijkheden binnen het Israëlisch rechtsstelsel. Ook de verwoording van de onrechtmatige huizensloop op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem was onevenwichtig.
Nederland beschouwt de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem als illegaal. Op 28 september jl. heb ik een verklaring afgegeven waarin ik het besluit om 1 100 nieuwe wooneenheden in Oost-Jeruzalem te bouwen betreur, omdat het contraproductief is voor het vredesproces. Ik heb de Israëlische regering opgeroepen dit besluit terug te draaien.
Klopt het dat u de afbraak van Palestijnse huizen in Oost-Jeruzalem en op de Westoever niet in de verklaring wilde hebben?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het optreden van Nederland in dit besluitvormingsproces constructief? Zo ja, kunt u uiteenzetten waarom?
Ja. De Nederlandse tekstsuggesties werden door een aantal EU-lidstaten gesteund. Nederland houdt onverkort vast aan de noodzaak van hervatting van de onderhandelingen gericht op een tweestatenoplossing op basis van de bovenstaande EU-parameters. Zoals ik in mijn toespraak voor de AVVN heb gezegd en ook in rechtstreekse gesprekken met premier Netanyahu en president Abbas heb benadrukt, moet het devies zijn: onderhandelen, onderhandelen, onderhandelen.
Bent u, vanwege de urgentie van de vragen en de dynamiek van dit EU-overleg en de dynamiek van de vredesproces, bereid deze vragen binnen 48 uur te beantwoorden?
Ja.
Spanningen tussen de Verenigde Staten en Pakistan, naar aanleiding van een aanslag op de Amerikaanse ambassade in Kabul |
|
|
|
Kent u de berichten over oplopende spanningen tussen de Verenigde Staten en Pakistan, naar aanleiding van een aanslag op de Amerikaanse ambassade in Kabul?1
Hoe beoordeelt u de beschuldiging van de Verenigde Staten dat dit netwerk wordt gefinancierd en getraind door de Pakistaanse spionagedienst ISI?
Deelt u de mening dat Pakistan een cruciale rol speelt bij de wederopbouw van Afghanistan, dat de Pakistaanse overheid zich tot het uiterste in moet zetten om terroristische netwerken te bestrijden en dat deze inzet een voorwaarde is voor de steun die dit land ontvangt van onder andere de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in internationaal verband te pleiten voor een onderzoek naar de door de Verenigde Staten genoemde bewijzen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zult u dit doen?
Kunt u de, in het artikel genoemde, informatie van experts die aangeven dat het Haqqani-netwerk meer westerse slachtoffers maakt dan de Taliban bevestigen? Kunt u deze informatie met de Kamer delen?
Hoe beoordeelt u de berichten dat dit Pakistaanse terreurnetwerk ook in andere Afghaanse provincies aanslagen pleegt?2 Kunt u aangeven in hoeverre deze eenheden ook actief zijn in de provincies waar Nederland actief is?
Nederlandse Iraniërs in detentie in Iran |
|
Harry van Bommel |
|
Is het waar dat in Iran 20 tot 30 Nederlandse Iraniërs in de gevangenis zitten, zoals een Nederlandse vrouw stelt?1 Is het waar dat een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken dit aantal tegenover haar heeft bevestigd? Indien dit niet waar is, wat is dan het aantal u bekende Nederlandse Iraniërs dat thans in de gevangenis in Iran verblijft?
Er bevinden zich voor zover bekend drie bipatride Nederlanders in detentie in Iran. Ik heb geen aanwijzingen dat er zich 20 tot 30 Nederlandse Iraniërs in detentie of anderszins in problemen bevinden. Dit aantal is nimmer genoemd door het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Wat onderneemt u om de Iraanse autoriteiten te bewegen om melding te maken van gevallen van detentie van Nederlandse Iraniërs?
Bij elk vermoeden van detentie van een Nederlander in Iran, of deze nu bipatride is of niet, verzoekt Nederland de Iraanse autoriteiten om informatie. Zoals aan uw Kamer per brief is medegedeeld op 23 mei 2011, is een consulaire dialoog gestart met Iran om de juiste feitelijke informatie over, en toegang tot, gedetineerden in Iran te verkrijgen, en om hen consulaire bijstand te kunnen verlenen. Tijdens de eerste bijeenkomst in mei jl. was Iran voor het eerst bereid om informatie over bipatriden uit te wisselen. Beide zijden zijn overeen gekomen om een contactpersoon te benoemen om uitwisseling van informatie te bevorderen.
In mijn brief d.d. 30 september 2011 met kenmerk DAM-814/2011 heb ik uw Kamer verder geïnformeerd over de voortgang in deze dialoog.
In welke mate kunt u consulaire bijstand verlenen aan Nederlandse Iraniërs?
Iran erkent niet het recht van Nederland om consulaire bijstand te verlenen aan Nederlandse gedetineerden die tevens de Iraanse nationaliteit bezitten, hoewel daar door Nederland in alle gevallen om wordt verzocht. Waar rechtstreeks consulaire bijstand niet wordt toegestaan, wordt steeds gepoogd via derden contact te onderhouden. Verder onderhoudt Nederland hiervoor met Iran een consulaire dialoog.
Bent u bereid om in het belang van de veiligheid van de in een Amerikaans telegram genoemde Sahar Nahrvar haar volledig te blijven informeren over alle relevante ontwikkelingen? Indien neen, waarom niet?2
Ja. Mevrouw Nahrvar is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken uitgenodigd om haar situatie te bespreken. De kwestie omtrent mevrouw Nahrvar is tevens onder de aandacht gebracht van de instanties die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van Nederlandse burgers.
Bent u bereid contact op te nemen met familie van mevrouw Nahrvar in Iran? Indien neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Kamer daarover, indien noodzakelijk vertrouwelijk, te informeren?
De veiligheid van de familie van mevrouw Nahrvar staat voorop bij zowel het bepalen als het in het openbaar bespreken van mogelijke stappen.
Het bericht dat Al Gore een lezing komt geven aan de Rijksuniversiteit van Groningen |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de lezing van Al Gore aan de Rijksuniversiteit van Groningen op 29 september 2011?1
Ja.
Bent u bekend met feit dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de belastingdienst, de gemeente Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen als sponsoren van de lezing optreden? Zo ja, kunt u de Nederlander uitleggen wat deze organisaties van doen hebben met het klimaatbeleid?
Bij navraag bij de Economische en Bedrijfskundige Faculteitsvereniging (EBF) van de Rijksuniversiteit Groningen, de organisator van deze conferentie, blijkt dat er geen sprake is van sponsoring van de lezing door de Belastingdienst en het CBS. Er zijn alleen workshops georganiseerd op de tweede dag van de conferentie met als doel de Belastingdienst en het CBS als organisatie te presenteren. De workshops hadden geen enkele relatie met klimaat.
Bent u bekend met de titel van het congres: «Reboot, responsible leadership, responsible growth»2 Deelt u de mening dat Al Gore wel de laatste persoon is die «responsible leadership» toont door mensen angst aan te praten, door een voorstelling van zaken te geven alzou de wereld bijna vergaan als de mens niet snel zijn leefwijze aanpast?
Ja.
Ik ben bekend met deze titel. Ik deel uw mening over Al Gore niet. Het staat de universiteit en Al Gore vrij om dit onderwerp op hun eigen wijze te presenteren.
Hoeveel euro ontvangt deze klimaatzwetser voor zijn praatje aan de Rijksuniversiteit van Groningen en hoeveel van deze euro’s komen direct of indirect uit de staatskas?
De woorden die u hier gebruikt laat ik voor uw rekening. Navraag bij de Rijksuniversiteit Groningen leert dat de EBF het optreden van Al Gore heeft gefinancierd uit de eigen begroting, die volledig wordt gevuld met bijdragen van het bedrijfsleven.
Bent u bekend met de negen, door het High Court in Londen als leugen aangemerkte, stellingen uit de film «An Inconvient Truth» en bent u bekend met Al Gore’s energieverbruik in 2007 en 2009 dat tot twintig maal hoger was dan het Amerikaanse gemiddelde?3 4 5 Zo ja, deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de Nederlandse belastingbetaler moet meebetalen aan deze lezing aan de Rijksuniversiteit Groningen, waardoor Nederlandse studenten een eenzijdig beeld krijgen van het klimaatdebat?
Ja, beide door u genoemde berichten zijn mij bekend. Voor het antwoord op het tweede deel van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 4. De Rijksuniversiteit Groningen is zelf verantwoordelijk voor deze uitgaven.
Bent u bereid om het bedrag dat de belastingbetaler, via de sponsoren, meebetaalt aan deze lezing, in te houden op de jaarlijkse rijksbijdragen aan diezelfde sponsoren? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2.
Het bericht dat gemeente Amsterdam komt met een eigen pgb-regeling |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Kent u het bericht waarin wethouder Eric van der Burg (VVD) aangeeft dat de gemeente Amsterdam zelf een Persoons Gebonden Budget (pgb)-regeling gaat opzetten?1
Ja.
Is een dergelijke gemeentelijke pgb-regeling vergelijkbaar met de huidige gemeentelijke pgb-afspraken? Zo nee, op welke punten zitten de verschillen?
Het voornemen van de gemeente Amsterdam betreft het mogelijk maken van een pgb voor begeleiding in de situatie dat deze taak vanuit de AWBZ, volgens plan vanaf 2013 voor nieuwe cliënten, onder verantwoordelijkheid van gemeenten wordt gebracht. Amsterdam bereidt zich op die situatie voor en wil de voordelen van pgb als zelfregie en keuzevrijheid zoveel mogelijk benutten. De gemeente wil tegelijkertijd het onbedoelde en oneigenlijke gebruik tegengaan.
Kan een gemeente ervoor zorgen dat alle inwoners die nu een pgb hebben hun budget kunnen behouden?
De gemeente Amsterdam maakt een pgb-regeling voor begeleiding en zal bij elke ondersteuningsvraag bezien of begeleiding nodig is vanaf 2013 en of zorg in natura of pgb daarbij het meest geschikt is gezien de ondersteuningsvraag. De gemeente kan dus niet op voorhand garanderen dat iedereen die nu een pgb heeft voor begeleiding, dat straks ook vanuit de gemeente zal krijgen.
De gemeente Amsterdam gaat geen pgb aanbieden voor de AWBZ-functies verzorging, verpleging en behandeling. Deze functies blijven onder de werking van de AWBZ vallen.
Bent u systeemverantwoordelijk voor een gemeentelijke pgb-regeling?
Het is mijn verantwoordelijkheid om de Wet maatschappelijke ondersteuning zo vorm te geven dat de met de wet beoogde doelen in de feitelijke uitvoering zo goed mogelijk gerealiseerd kunnen worden. Dat betekent dat ik op het landelijke niveau aandacht besteed aan keuzes en randvoorwaarden. De decentralisatie van de begeleiding is voor mij aanleiding de huidige compensatieplicht te verbreden met de, met de begeleiding van cliënten beoogde resultaten. Het is vervolgens aan het lokale bestuur om binnen de kaders van de wet tot een lokaal beleid en lokale uitvoering te komen. Zoals u weet biedt de Wmo gemeenten bewust veel beleidsruimte, teneinde op basis van de lokale situatie, dicht bij de burger, tot een optimale afstemming van op participatie gerichte ondersteuningsvragen en ondersteuningmogelijkheden te komen. Met het oog op dat belang van lokaal maatwerk ben ik voornemens gemeenten niet langer te verplichten om cliënten naast een voorziening in natura ook de keuze voor een pgb te bieden.
De keuzes met betrekking tot de lokale invulling van beleid en de uitvoering daarvan is een zaak van de betreffende gemeente, die zich daarover verantwoordt aan de gemeenteraad. Het is aan de gemeenteraad een oordeel over het lokale beleid en de uitvoering daarvan te vormen.
Op welke manier is de gemeente Amsterdam van plan de eigen pgb-regeling te financieren?
Amsterdam is voornemens een pgb-regeling te maken voor de begeleiding in de Wmo vanaf 2013. Deze pgb-regeling komt naast het aanbod van zorg in natura voor begeleiding.
Financiering van zowel natura zorg als pgb’s zal geschieden uit het budget dat vanaf 2013 naar de gemeente zal worden overgeheveld in verband met de decentralisatie begeleiding.
De zorgverzekering op de BES-eilanden |
|
Cynthia Ortega-Martijn (CU), Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van de notitie «Een binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningsniveau»?1
Ja.
Klopt het dat de particuliere zorgverzekeraars op de BES-eilanden per brief werden gesommeerd alle particuliere verzekeringen eenzijdig op te zeggen? Klopt het tevens dat de cliënten hiervan niet op de hoogte zijn gesteld? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de gangbare juridische procedures? Zo nee, op welke wijze is dit gebeurd?
De verzekeraars zijn niet door mij of door het Zorgverzekeringskantoor gesommeerd de particuliere verzekeringen op te zeggen. Ik heb per brief de Nederlandse Antilliaanse Vereniging van Verzekeraars wel in kennis gesteld van het overgangrecht dat in het kader van het Besluit zorgverzekering BES is getroffen. De vereniging is er blijkbaar zelf van uitgegaan dat de particuliere ziektekostenverzekeringsovereenkomsten automatisch zouden komen te vervallen door de invoering van de zorgverzekering BES.
Per brief heb ik uitgelegd dat de in het Besluit zorgverzekering BES getroffen overgangsregeling (artikel1 inhoudt, dat particuliere ziektekostenverzekeringen naar Antilliaans of Nederlands recht, uitsluitend vervallen voor zover de dekking overeenkomt met de dekking van het Besluit zorgverzekering BES. Verzekeringen met een ruimere dekking kunnen dus in stand blijven voor dat ruimere deel. Wel is aangegeven dat het de particuliere verzekeraars vrij staat met inachtneming van de polisvoorwaarden en het civiele recht, verzekeringsovereenkomsten te beëindigen. De redelijkheid en billijkheid van een dergelijke opzegging staat ter beoordeling aan de rechter.
Particuliere verzekeraars en inwoners zijn bij communicatie- en voorlichtingsbijeenkomsten over de nieuwe zorgverzekering geïnformeerd over wat de nieuwe zorgverzekering betekent voor de toen bestaande particuliere polissen. Ook heb ik in mijn eerder genoemde brief het vertrouwen uitgesproken dat de voorzitter van de Vereniging van Verzekeraars het overgangsrecht onder de aandacht van de bij die vereniging aangesloten leden zou brengen.
Klopt het dat de nieuwe zorgverzekering in bepaalde gevallen onvoordelig uitvalt voor verzekerden in verhouding tot de zorg die zij eerder kregen via de particuliere zorgverzekeraar? Zo ja, deelt de u de conclusie dat hiermee de rechten van deze verzekerden zijn geschonden? Zo nee, waarom niet? Klopt het tevens dat het voor verzekerden niet mogelijk is zich aanvullend te verzekeren? Zo ja, op welke manier kunnen verzekerden zich van hetzelfde niveau van zorg verzekeren als vóór 1 januari 2011?
Het is inderdaad mogelijk dat voor 1-1-2011 sommige particulier verzekerden op enkele punten ruimer verzekerd waren dan de aanspraken die in de nieuwe BES zorgverzekering zijn opgenomen. De rechten van deze verzekerden zijn daardoor echter niet geschonden. Hun particuliere polissen zijn alleen van rechtswege komen te vervallen voor zover de dekking overeenkomt of overeenkwam met de dekking van het Besluit zorgverzekering BES. De eventuele ruimere dekking blijft in beginsel in stand. Het is dus toegestaan om zich aanvullend te verzekeren.
Zoals bij vraag twee is toegelicht is het in stand blijven of het aanbieden van een aanvullende polis aan de verzekeraars en de verzekerden. De particuliere verzekeraars op de Antillen is gevraagd of zij aanvullende verzekeringen konden en wilden aanbieden. De verzekeraars waren op dat moment (najaar 2010) niet commercieel geïnteresseerd een aanvullende verzekering aan te bieden. Dat gegeven heeft ertoe geleid dat ik, deels in de vorm van overgangsrecht, meer aanspraken in het ziektekostenverzekeringspakket voor de BES-eilanden heb opgenomen dan in het Nederlandse basispakket van de Zorgverzekeringswet is voorzien.
Klopt het dat de ID-kaart, welke tevens fungeert als verzekeringskaart, niet altijd in het buitenland, bij medische uitzendingen, als zodanig wordt erkend? Zo ja, blijven verzekerden in dergelijke gevallen van medische zorg verstoken? Zo nee, op welke wijze is de zorgverlening in deze gevallen geregeld?
Het klopt dat de ID-kaart of sedula alleen functioneert als grensdocument en verzekeringsbewijs op de BES eilanden en Sint Maarten, Curaçao en Aruba. Het is echter niet zo dat ingezetenen met alleen een sedula (het identiteitsbewijs) hierdoor van medische zorg verstoken blijven.
Voor de specialistische verwijzingen zijn door het Zorgverzekeringskantoor (de uitvoerder van de zorgverzekering in Caribisch Nederland) contracten aangegaan met de ziekenhuizen op Curaçao en Aruba. Voor Saba en Sint Eustatius zijn contracten voor specialistische zorg aangegaan met het ziekenhuis van Sint Maarten en met enkele specialisten in het Franse deel Saint Martin. Deze eilanden zijn allen bereisbaar met alleen een sedula.
Voor verwijzingen voor topklinische en academische zorg die de gecontracteerde centra overstijgen, worden momenteel contracten aangegaan met het academisch ziekenhuis op het Franse eiland Guadeloupe. Om deze samenwerking praktisch mogelijk te maken, zijn tevens overeenkomsten voorbereid tussen Frankrijk en Nederland betreffende immigratie- en bestuurlijke zorgaspecten. Minister Donner heeft bij een recent bezoek aan Parijs afspraken gemaakt met de Franse minister van binnenlandse zaken over de samenwerking met Guadeloupe.
Hierin is ook geregeld dat de sedula in spoedgevallen als geldig reisdocument wordt erkend voor toelating tot Guadeloupe en het ziekenhuis aldaar.
Er wordt in aanloop naar deze overeenkomsten echter al veelvuldig van de voorzieningen op Guadeloupe gebruik gemaakt. Daarnaast is voor de inwoners van Bonaire dergelijk zwaardere medisch specialistische zorg aangetrokken in Colombia.
Voor een ieder is derhalve toegankelijkheid tot zorgvoorzieningen gegarandeerd.
Het bericht ‘Steenmarter verjaagt schoolkinderen’ |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Kent u het bericht «steenmarter verjaagt schoolkinderen»?1
Ja.
Bent u bekend met het gevecht tegen de steenmarter dat de school al sinds 2007 voert? Bent u ermee bekend dat de school na een vlooienplaag, stankoverlast en slechte hygiënische omstandigheden, allen veroorzaakt door de steenmarters, nu op last van de GGD moet uitwijken naar andere gebouwen?
Ja.
Klopt het dat de GGD besloten heeft dat de school zeker voor drie maanden dicht moet? Acht u het wenselijk dat het beschermen van de steenmarter boven het welzijn van kinderen gaat?
Mij is niet bekend hoe lang de school dicht moet en het spreekt vanzelf dat ik niet van mening ben dat het beschermen van de steenmarter boven het welzijn van kinderen gaat.
Klopt het dat ontheffing is verleend voor het vangen van steenmarters om deze elders uit te zetten? Acht u deze maatregel effectief, aangezien uit de literatuur en de ervaring blijkt dat het verjagen slechts tijdelijk (of helemaal niet) werkt tegen steenmarters omdat de geurvlagen van het territorium juist steenmarters aantrekt? Deelt u de mening dat, om dit te voorkomen, de gevangen steenmarters beter uitgezet kunnen worden in gebieden waar vandaan ze minder rap terug zullen keren, zoals IJsland of Siberië?
Ontheffingverlening voor de bestrijding van steenmarters is een taak van de provincie. Mij is niet bekend of ontheffing is verleend of dat aan een verleende ontheffing speciale voorschriften zijn verbonden. Voorts is bestrijding van plaagdieren de verantwoordelijkheid van de gemeente. Voor informatie over de meest effectieve vorm van plaagdierbeheersing (preventie en bestrijding) kunnen gemeenten terecht bij het Kenniscentrum Dierplagen te Wageningen.
Klopt het dat de steenmarterpopulatie goed gedijt in Nederland, terwijl in de rest van Europa het diertje gewoon wordt bestreden?
De steenmarter is in Nederland niet langer een bedreigde soort. De steenmarter is opgenomen in bijlage III van de Conventie van Bern (Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa) en is mede daarom wel een beschermde inheemse soort. Dat neemt niet weg dat in het geval van overlast kan worden toegestaan om steenmarters te bestrijden. Dat is nu onder de Flora- en faunawet het geval en dat zal ook het geval zijn onder de nieuwe Wet natuur.
Bent u bereid om de beschermde status van de steenmarter bij invoering van de nieuwe Natuurwet op te heffen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u bewerkstelligen dat de schoolleiding zo spoedig mogelijk weer zijn eigen schoolgebouw steenmartervrij in gebruik kan nemen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Gemeente en provincie zijn in deze verantwoordelijk. Zie mijn antwoord op vraag 4.
De overgang van zorgaanbieders van PGB naar zorg in natura |
|
Erik Ziengs (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het gegeven dat het MKB en tal van individuele zorgaanbieders (Zelfstandigen Zonder Personeel/ZZP’ers) die nu geheel op PGB-basis (Persoons Gebonden Budget) zorg verlenen geen toegang krijgen tot de contracteerruimte voor 2012? Herkent u deze situaties?
Het proces van de eerste contracteerronde 2012 loopt nog tot 1 november 2011. De eerste contracteerronde is vooral gericht op instellingen en de inkoopcriteria zijn nog niet toegesneden op zelfstandige zorgverleners. Indien er sprake is van afwijzing, dan komt dit omdat de organisatie niet voldoet aan de inkoopcriteria die het zorgkantoor heeft opgesteld. Dit kunnen zowel procesmatige, kwaliteits- als zorginhoudelijke criteria zijn.
Daarbij dient bedacht te worden dat het zorgkantoor geen contracteerplicht heeft en dus een keuze maakt uit de zorgaanbieders die in 2012 zorg zouden willen gaan leveren.
Hoeveel organisaties die nu PGB-zorg aanbieden kunnen volgend jaar ook zorg in natura aanbieden? Is dit conform de zorg die zij dit jaar aanbieden?
Organisaties die nu pgb-zorg aanbieden kunnen ook in 2012 pgb-zorg blijven leveren, zolang de pgb-budgethouder gebruik wenst te maken van de diensten van deze organisaties. Het is aan het zorgkantoor of deze organisaties ook worden gecontracteerd voor zorg in natura. Er is geen registratie van het aantal organisaties dat voorheen alleen pgb-zorg leverde en nu ook zorg in natura gaat leveren.
Hoeveel organisaties zijn er afgewezen, en op welke gronden?
Het contracteringsproces voor 2012 is nog niet afgesloten. Daarbij wordt er geen landelijke registratie bijgehouden van het aantal afgewezen organisaties. Vanwege deze twee redenen is het mij niet bekend hoeveel organisaties zijn of worden afgewezen.
Indien er sprake is van afwijzing dan komt dit omdat de organisatie niet voldoet aan de inkoopcriteria die het zorgkantoor heeft opgesteld. Dit zijn zowel procesmatige, kwaliteits- als zorginhoudelijke criteria.
Daarbij dient bedacht te worden dat het zorgkantoor geen contracteerplicht heeft en dus een keuze maakt uit de zorgaanbieders die in 2012 zorg zouden willen gaan leveren.
Bent u bekend met het feit dat bij de zorgkantoren de aanbesteding op dezelfde datum begon als het verschijnen van de programmabrief langdurige zorg? Hoe beoordeelt u de mogelijkheid om in 2012 onder de contracteerruimte te kunnen komen? Bent u bereid hier maatregelen op te nemen en zo ja welke? Zo nee waarom niet?
Het is mij bekend dat het inkoopproces is gestart op het moment dat de programmabrief langdurige zorg is verschenen. In het kader van dit inkoopproces zijn inkoopcriteria geformuleerd waaraan de zorgaanbieders zich moeten houden. Deze situatie is niet anders dan in andere jaren.
Mijn aandeel in het proces is dat er extra gelden beschikbaar komen om nieuwe cliënten zonder indicatie verblijf, die in de situatie tot 2012 voor een pgb zouden hebben gekozen, zorg aan te bieden en het mogelijk maken dat vanaf 2012 rechtstreeks zelfstandige zorgverleners kunnen worden gecontracteerd. Daarnaast voer ik overleg met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) over aanpassing van de inkoopcriteria. De eerste twee activiteiten zijn of worden binnenkort geëffectueerd. In het overleg met ZN zal ik mij inspannen, zodat nog in 2012 contractering van zelfstandige zorgverleners zal plaatsvinden.
Al met al zijn de mogelijkheden voor nieuwe zorgaanbieders en zelfstandige zorgverleners om «onder de contracteerruimte te komen» vergroot.
Bent u op de hoogte met het feit dat afwijzingen geschieden op grond van bureaucratische argumenten? Is het u bekend dat MKB-zorgaanbieders zijn afgewezen omdat ze (nog) geen cliëntenraad of (nog) geen raad van toezicht hebben, of omdat ze weigeren minutenregistraties op te nemen in de bedrijfsvoering, of omdat ze weigeren functiescheiding in de praktische werkwijze op te nemen?
Het is mij bekend dat er ook afwijzingen plaatsvinden. Het gaat daarbij om eisen die onderdeel uitmaken van de huidige inkoopcriteria van de zorgkantoren.
Bent u bekend met het feit dat de toegang bemoeilijkt wordt doordat regels barrières opwerpen, zoals het mogen verlenen van zorg voor één grondslag of een maximale omzet in het eerste jaar of een opgave van ervaringsjaren? Hoe lopen de voorbereidingen om ZZP’ers te contracteren? Bent u van mening dat deze regels in het kader van het vernieuwde speelveld naar aanleiding van de PGB-maatregel belemmerend werken, daar dit voor nieuwe organisaties verklaarbaar kan zijn, maar dit veelal organisaties zijn die al jaren zorg verlenen? Bent u bereid hier actie op te nemen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Het is bekend dat de inkoopcriteria die tot en met 2011 gelden voor niet zelfstandige zorgverleners belemmerend kunnen werken voor de contractering van zelfstandige zorgverleners, die met ingang van 2012 mogelijk wordt. Tegen deze achtergrond heb ik overleg gestart met ZN om na te gaan hoe deze criteria spoedig kunnen worden aangepast. Een van de activiteiten in dit kader is een pilot die door de concessiehouder UVIT wordt opgezet met betrekking tot de contractering van zelfstandige zorgverleners. De ervaringen die daarmee worden opgedaan, zullen gebruikt worden om het contracteringsproces voor zowel het zorgkantoor als de zorgverlener zo eenvoudig en duidelijk mogelijk te laten verlopen.
Klopt het dat in beroep gaan tegen het besluit (een afwijzing om zorg te mogen verlenen onder de contracteerruimte) van het zorgkantoor niet mogelijk is? Bent u bereid een maatregel te treffen om deze PGB-zorgaanbieders toegang te geven tot de contracteerruimte, aangezien de spelregels tijdens het spel zijn veranderd en de spelers hiervan nog niet op de hoogte waren of zich hierop voor konden bereiden?
Het is onjuist dat een zorgaanbieder geen mogelijkheden heeft om een negatief besluit van het zorgkantoor aan te vechten. De zorgaanbieder kan immers een bezwaarprocedure starten.
Het is niet aan mij om zorgkantoren te verplichten om alsnog een contract af te sluiten met deze zorgaanbieders. Wel bestaat de mogelijkheid voor de zorgkantoren om gedurende 2012 aanvullende contractafspraken te maken dan wel in het kader van de vergoedingsregeling persoonlijke zorg ruimte te bieden voor deze zorgaanbieders. In dit laatste geval is het echter de AWBZ-cliënt die besluit tot inschakeling van de desbetreffende zorgaanbieder.
Herinnert u zich uw toezeggingen in de diverse debatten over de PGB-maatregelen dat de contracteerruimte wordt vergroot om PGB-zorgaanbod ook in natura te laten plaatsvinden? Hoeveel nieuwe aanbieders hebben zich tot nu toe gemeld, en hoeveel van de extra ruimte gaat naar de reguliere aanbieders van zorg in natura? Hoe beoordeelt u de door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) geuite vrees dat ook contracteren voor 2013 lastig zal zijn, omdat reguliere zorgaanbieders in de praktijk al eind 2011 de ruimte voor 2013 invullen?
Ik herinner mij mijn toezegging om extra middelen beschikbaar te stellen. Deze toezegging wil ik invullen met de aanwijzing over de contracteerruimte AWBZ 2012 aan de NZa. De aanwijzing heb ik u, in het kader van de voorhangprocedure, op 23 september jl. toegezonden.
Zoals aangegeven is het contracteerproces voor 2012 nog niet afgerond zodat nu nog niet kan worden aangegeven hoeveel nieuwe zorgaanbieders zijn gecontracteerd. Dit beeld komt wel beschikbaar als op 1 november de productieafspraken bij de NZa zijn ingeleverd. Hierbij wordt overigens geen onderscheid gemaakt tussen nieuwe zorgaanbieders die zich zullen inzetten voor nieuwe cliënten zonder indicatie verblijf, die in de situatie tot 2012 voor een pgb zouden hebben gekozen en de overige AWBZ-cliënten.
Ik deel niet de vrees van CVZ dat ook voor 2013 contractering voor nieuwe zorgaanbieders lastig zal zijn. ZN heeft mij aangegeven dat dan de inkoopcriteria zijn aangepast waarbij rekening wordt gehouden met zelfstandige zorgverleners. Daarbij moet overigens wel worden bedacht dat nieuwe aanbieders moeten kunnen aangeven dat zij op een adequate wijze zorg kunnen leveren en ook bestaande zorgverleners kunnen meedingen in het vervullen van de zorgvraag van AWBZ-cliënten in 2013.
Kunt u aangeven of op 1 januari 2012 het zorgveld klaar is voor de nieuwe situatie? Hoe handelt u naar de door het CVZ geconstateerde onduidelijkheid over de regels waaraan ZZP’ers en instellingen moeten voldoen om vanaf 2012 gecontracteerd te worden? Hoe lopen de voorbereidingen om ZZP’ers te contracteren? Wanneer zijn de voorbereidingen afgerond?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 6, worden door ZN momenteel aanvullende criteria geformuleerd voor de contractering van zelfstandige zorgverleners. Dit proces is in het voorjaar van 2012 afgerond. Ik zal mij inspannen om in het overleg met ZN te bezien op welke wijze deze criteria een rol kunnen spelen bij de aanvullende contractering 2012, zodat nog in 2012 contractering van zelfstandige zorgverleners zal plaatsvinden. Voor het inkoopproces 2013 kunnen de zelfstandige zorgverleners dan volledig meedoen.
Ook kunnen zelfstandige zorgverleners worden ingeschakeld via de vergoedingsregeling persoonlijke zorg. De nadere uitwerking van deze regeling zal ik u voor 1 november 2011 per brief doen toekomen. Voor 1 januari 2012 is daarmee voldoende duidelijkheid gecreëerd zodat vanaf 1 januari op een adequate wijze zorg kan worden geleverd aan cliënten met een AWBZ-indicatie.
Bent u bereid in verband met de naderende deadline van 1 januari 2012 deze vragen binnen de termijn van 3 weken, doch liefst sneller, te beantwoorden?
Mijn inzet is om u zo spoedig mogelijk en binnen de gestelde termijn van een antwoord te voorzien.
De weigering van het CBR om de rijbevoegdheid van een goed functionerende TNT-chauffeur toe te kennen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Bent u op de hoogte van het persbericht «VARA’s ombudsman helpt Dussense Postbode, CBR pakt rijbewijs beste chauffeur af vanwege medicijn»?
Ja.
Heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) bij het toekennen van de rijbevoegdheid de ruimte om in specifieke gevallen af te wijken van de geldende regels? Zo ja, waarom heeft het CBR, ondanks de positieve adviezen van artsen en psychiaters, dat in dit specifieke geval niet gedaan? Bent u bereid het CBR aan te sporen om dit opnieuw in overweging te nemen? Zo nee, is het niet verstandig het CBR deze bevoegdheid wel te geven zodat er meer ruimte wordt gecreëerd voor maatwerk?
Nee, het CBR heeft geen bevoegdheid om in individuele gevallen van de regels ten aanzien van de medische rijgeschiktheid af te wijken die zijn neergelegd in de Regeling eisen geschiktheid 2000. De beslissingen ten aanzien van de medische rijgeschiktheid vallen onder de exclusieve verantwoordelijkheid en bevoegdheid van het CBR. Dit heeft de Raad van State in het verleden in diverse bezwaar- en beroepszaken ook bevestigd. Ik vind het ook niet wenselijk om voor het CBR ruimte te creëren voor maatwerk, omdat dit leidt tot willekeur in het beslissen over de rijgeschiktheid van mensen en het dus ten koste gaat van de rechtszekerheid.
In het geval van deze TNT-chauffeur heb ik van het CBR begrepen dat er geen positieve adviezen van artsen en psychiaters zijn uitgebracht. Twee psychiaters hebben over zijn rijgeschiktheid geadviseerd. De eerste heeft het advies uitgebracht om via een rijtest te beoordelen of mijnheer geschikt is om ondanks zijn medicijngebruik een auto te besturen. Die mogelijkheid biedt de huidige regelgeving niet. De tweede heeft niets gerapporteerd over de gebruikte medicatie en uitsluitend over het ziektebeeld van de betreffende chauffeur gesproken. Ons is dus niet bekend dat de psychiaters hebben aangegeven dat er voor de betreffende chauffeur geen nadelige bijwerkingen zijn.
Op grond waarvan is het medicijn Tryptizol in categorie 3 geplaatst? Is het mogelijk dat een gebruiker van dit medicijn geen nadelige bijwerkingen ervaart? Zo ja, hoe vindt u dat er omgegaan moet worden met personen die geen nadelige bijwerkingen ervaren? Bent u van mening dat in deze gevallen een uitzondering gemaakt moet worden bij bijvoorbeeld de toekenning van de rijbevoegdheid? Zo nee, hoe verklaart u dat zowel meerdere artsen als psychiaters hebben beoordeeld dat deze meneer geen nadelige bijwerkingen ervaart?
Nationale eisen aan de rijgeschiktheid moeten voldoen aan de minimumnorm uit Annex III van de tweede Europese richtlijn betreffende het rijbewijs. Deze richtlijn bepaalt dat geen rijbewijzen mogen worden afgegeven indien een bestuurder een geneesmiddel gebruikt dat van nadelige invloed op de rijvaardigheid kan zijn. In hoofdstuk 10 van de Regeling eisen geschiktheid staan de beperkingen voor deelname aan gemotoriseerd verkeer bij gebruik van rijgevaarlijke geneesmiddelen. Nederland heeft er, net als veel andere landen in Europa, voor gekozen de ICADTS-lijst (International Council on Alcohol, Drugs and Traffic Safety) als basis te hanteren voor de indeling van geneesmiddelen in categorieën . Bovendien is gebruik gemaakt van het advies van het Wetenschappelijk Instituut Nederlands Apothekers (WINAP) van september 2008. Mensen die geneesmiddelen uit categorie III van de lijst gebruiken zijn niet geschikt om een auto te besturen. Tryptizol staat in categorie III als iemand meer dan 75 mg per dag gebruikt. Het is mij niet bekend of verschillende gebruikers van dit medicijn de mogelijke bijwerkingen op een andere manier ervaren. Zoals ik in antwoord op vraag 2 al heb aangegeven, is ons niet bekend dat de psychiaters hebben aangegeven dat er voor de betreffende TNT-chauffeur geen nadelige bijwerkingen zijn.
Zijn de producenten van het medicijn Tryptizol in overtreding gezien het feit dat de bijsluiter niet vermeldt dat bij gebruik van het medicijn het besturen van een voertuig niet is toegestaan? Zo ja, welke juridische stappen gaat u ondernemen om een einde te maken aan deze overtreding? Zo nee, waarom niet? Hoe moet een gebruiker van het medicijn weten dat het niet is toegestaan een voertuig te besturen?
De Geneesmiddelenwet behandelt in artikel 71, lid 2 de bijsluiter. De bijsluiter wordt opgesteld overeenkomstig de samenvatting van de kenmerken van het geneesmiddel en bevat een vaste volgorde van gegevens. Artikel 71, lid 2, sub e beschrijft de contra-indicaties, de interacties met andere geneesmiddelen of andere stoffen die de werking van het geneesmiddel kunnen beïnvloeden en speciale waarschuwingen. Onder punt 2 hiervan worden de effecten op de rijvaardigheid (of op het vermogen om bepaalde machines te bedienen) genoemd van het gebruik van het geneesmiddel. Er staat dus niet in artikel 71 dat een bijsluiter een verbodsbepaling moet bevatten ten aanzien van het autorijden of anderszins deelnemen aan het gemotoriseerde verkeer.
De bijsluiter van amytriptyline (merknaam Tryptizol) vermeldt dat dit geneesmiddel het concentratievermogen bij sommige patiënten kan verminderen en dat het besturen van voertuigen en (het uitvoeren van) andere werkzaamheden die door een verminderde concentratie gevaarlijk worden, moeten worden nagelaten. Een verbod op het besturen van een gemotoriseerd voertuig bij gebruik van amytriptyline staat niet in de bijsluiter. De bijsluitertekst is goedgekeurd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen. De producent handelt dus in overeenstemming met de vereiste wettelijke richtlijnen. Een gebruiker van amytriptyline kan door het lezen van de bijsluiter ook weten dat een geneesmiddel de rijvaardigheid nadelig kan beïnvloeden. Het voorschrijven van een geneesmiddel, en zeker een geneesmiddel als amytriptyline, is geen lichtvaardig iets. Ik vetrouw erop dat de zorgverleners (de voorschrijvende arts en de afleverende apotheker) de patiënt aan wie zij dit middel voorschrijven in het kader van hun zorgplicht wijzen op de risico’s zoals verwoord in de bijsluiter. Ik ga ervan uit dat ook de patiënt de bijsluiter leest en bij twijfel over het mogen besturen van een auto de betreffende instanties raadpleegt.
Mijn voorganger en de minister van VWS hebben recentelijk ook nog de voorlichting over rijgevaarlijke geneesmiddelen bevorderd. Mijn voorganger heeft de publiekscampagne, gericht op de gemotoriseerde weggebruiker, verzorgd. De minister van VWS heeft in samenwerking met relevante organisaties een voorlichtingstraject voor artsen en apothekers over rijgevaarlijke geneesmiddelen en eventuele alternatieven hiervoor opgesteld.
Vindt u niet dat in deze specifieke casus, waarbij zowel artsen als psychiaters positief adviseren, meneer reeds 13 jaar goed functioneert met het medicijn en het feit dat hij in 2010 is uitgeroepen tot beste chauffeur van rayon Utrecht, het weigeren van de rijbevoegdheid zeer onrechtvaardig is? Zo ja, gaat u acties ondernemen opdat deze meneer zijn rijbevoegdheid weer toegewezen kan krijgen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 al heb aangegeven, heb ik van het CBR begrepen dat in deze specifieke casus geen positieve adviezen van artsen en psychiaters zijn ontvangen. Het CBR gaat zeer zorgvuldig om met de toepassing van de regels voor het vaststellen van de rijgeschiktheid van mensen die medicijnen gebruiken. De consequenties zijn immers verstrekkend: mensen verliezen hun rijbewijs. Ik begrijp dat dit voor de betrokkene, zoals de betreffende TNT-chauffeur, dan ook vervelende consequenties kan hebben voor zijn baan. Ik wil op deze casus echter geen individuele uitzondering maken. Ik zal het WINAP vragen of er een significant verschil bestaat in de bijwerkingen bij beginnend en chronisch gebruik van Tryptizol. Op grond van de uitkomsten kan ik dan beoordelen of er aanleiding bestaat om dit medicijn bij chronisch gebruik in een lagere categorie in te delen. Ik zal u over de uitkomsten van dit onderzoek informeren.
Mensenrechtenschendingen in Burundi |
|
Ewout Irrgang |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Alleen in de wildernis slaap je nog rustig»?1
Ik veroordeel de gruwelijke aanslag van 18 september, waarbij 36 mensen werden vermoord in een bar in de plaats Gatumba. Ik maak mij zorgen over de geweldsspiraal die zich in Burundi aftekent, en de verharding van posities van zowel regering als oppositie.
Wat is uw reactie op het artikel «Burundi: stop harassing lawyers and journalists»?2
Ik onderschrijf de oproep van Human Rights Watch om de rechten van juristen en journalisten in Burundi te respecteren. De recente ontwikkelingen met betrekking tot de bewegingsvrijheid van journalisten en de vervolging van advocaten zijn zorgelijk.
Herinnert u zich de vragen over het verlengen van het verdrag met Burundi?3
Ja. De antwoorden daarop werden op 4 juli 2011 aan de Kamer toegezonden onder referentie DAF-357/11 (kamerstuk 24 493 (R 1557) nr. 48).
Bent u van mening dat de huidige aanpak van mensenrechtenschendingen door middel van dialoog met en druk uitoefenen op de Burundese regering een succesvolle aanpak is? Zo ja, waaruit blijkt dit?
Sinds het einde van de burgeroorlog in Burundi in 2006 is de mensenrechtensituatie in het land aanmerkelijk verbeterd. Met een combinatie van hulp, dialoog en druk proberen de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, het land te assisteren op de weg naar duurzame vrede en stabiliteit. Dat is een proces dat tijd vergt en tegenslagen zal kennen maar wel degelijk vooruitgang boekt. Zo is mede door internationale druk een nationale ombudsman benoemd, een onafhankelijke mensenrechtencommissie opgezet en wordt voortgang gemaakt inzake transitionele justitie. Ook is, mede dankzij Nederlandse inzet, een toenemende professionalisering merkbaar bij het Burundese leger en, in mindere mate, bij de politie.
Kunt u aangeven waarom u vindt dat de Nederlands-Burundese samenwerking in de veligheidssector een bijdrage levert aan de verbetering van de mensenrechtensituatie in Burundi? Waaruit blijkt dit onder meer en waar baseert u deze informatie op?
Het doel van het Burundees-Nederlands veiligheidssectorprogramma is een democratisch gecontroleerde effectieve veiligheidssector die voorziet in de bescherming van de Burundese bevolking. Hiertoe wordt gewerkt aan opbouw van de capaciteit van alle actoren in de sector. Dit betreft niet alleen politie, leger, openbare aanklager en rechtbanken, maar vooral ook toezichthouders zoals parlement, media en maatschappelijk middenveld. Gedragsverandering binnen veiligheidsdiensten zoals het Burundese leger en politie die voor een groot deel bestaan uit oud-rebellen vraagt tijd. Echter, het leger, dat tot 2005 werd gezien als een negatieve actor in de veiligheidssector, heeft bijvoorbeeld al een belangrijke rol gespeeld in het bewaren van de rust tijdens de verkiezingsdagen afgelopen jaar. Dit illustreert dat met een dergelijke aanpak concreet bijgedragen wordt aan een groter respect voor mensenrechten onder de veiligheidstroepen.
Kunt u aangeven wie de accountantscontroles uitvoert binnen het veiligheidssectorprogramma met Burundi? Waar richten de feitelijke controles zich precies op?
PricewaterhouseCoopers houdt tot oktober 2011 als financial management agent van het veiligheidssectorprogramma toezicht op de uitgaven. Deze controles zorgen, in combinatie met de strenge procedures die zijn ingesteld voor het gebruik van de Nederlandse fondsen, voor een rechtmatig gebruik van de programmamiddelen. Vanaf oktober 2011 neemt de Duitse Gesellschaft fur Internationale Zusammenarbeit (GIZ) de taak van financial management agent over. GIZ hanteert een strikt intern auditregime, dat geschikt is voor de complexe omstandigheden waaronder dit project wordt uitgevoerd.
Kunt u aangeven hoe u – tezamen met andere donoren en Burundese organisaties – de democratische controle over de veiligheidssector wil versterken?4 Kunt u hierbij ingaan op het probleem dat veel misstanden in de veiligheidssector juist in opdracht van de regering plaatsvinden en dat de Burundese president tevens het hoofd is van de magistratuur waardoor er de facto geen scheiding der machten is?
Het vergroten van de interne en externe controle op de veiligheidssector is het hart van het veiligheidssectorprogramma. Samen met andere donoren zoals België en Duitsland en maatschappelijke organisaties, zoals het Burundian Leadership Program, wordt gewerkt aan het verbeteren van de capaciteit van de parlementaire veiligheidscommissie bijvoorbeeld om het overheidsbudget voor de veiligheidsdiensten te kunnen analyseren. Verder richt Nederland zich op het versterken van de capaciteit van de militaire rechtbanken, inspecteur-generaal, en het maatschappelijk middenveld.
Een groot aantal donoren, waaronder de Verenigde Naties, VK, VS, en België ondersteunen Burundi in de versterking van de juridische sector. Onafhankelijkheid en neutraliteit staan daarbij centraal, waarbij een adequate scheiding der machten van belang is.
Kunt u een overzicht geven van de concrete activiteiten en programma’s die Nederland via het stabiliteitsfonds financiert in Burundi? Vindt hierin nog een wijziging plaats in 2012?
Nederland financiert momenteel in Burundi de volgende activiteiten uit het stabiliteitsfonds:
Vanaf 1 januari 2012 komt het veiligheidssectorprogramma ten laste van de gedelegeerde middelen van het ambassadekantoor in Bujumbura. In de overige genoemde activiteiten treden geen wijzigingen op.
Kunt u aangeven of en zo ja hoeveel Nederland in 2012 voornemens is om begrotingssteun aan Burundi te geven? Kunt u hierbij tevens ingaan op de mogelijke Nederlandse bijdrage in begrotingssteun aan Burundi via multilaterale organisaties zoals de EU en de Wereldbank?
Nederland heeft al dit jaar de voorgenomen begrotingssteun omgezet in geoormerkte stabiliteitssteun. De Kamer is hierover op 14 december 2010 (DAF 855/10) geïnformeerd. Nederland zal in 2012 geen bilaterale begrotingssteun geven aan Burundi, ook niet door een aparte bijdrage voor dat land via de EU of de Wereldbank. Wat betreft de multilaterale begrotingssteun door Wereldbank en EU in 2012 wil ik mij inzetten voor een steunvorm met aanvullende waarborgen die zekerstellen dat uitgaven daadwerkelijk geschieden ten behoeve van het behoud van stabiliteit.
Bent u van mening dat gezien de snel verslechterende veiligheidssituatie in Burundi en de (mogelijke) betrokkenheid van de Burundese autoriteiten hierbij de begrotingssteun aan Burundi zo spoedig mogelijk moet worden stopgezet? Zo neen, waarom niet? Zo ja, gaat u hiervoor pleiten bij de relevante instellingen?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u aangeven wat u concreet doet om Burundese mensenrechtenverdedigers, oppositieleden, onafhankelijke journalisten en advocaten te verdedigen? Welk budget stelt u hiervoor beschikbaar in 2011 en in 2012?
Nederland richt zich op het trainen van Burundese ngo’s, onderzoeksinstituten en media om hun controlerende rol inzake mensenrechtenschendingen door de Burundese veiligheidsdiensten te vervullen. Voor het versterken van deze civiele controlemechanismen over de veiligheidssector is binnen het veiligheidssectorprogramma voor 2012 en 2013 130 000 euro voorzien. Nederland ondersteunt verder de MFS2-organisaties, die op hun beurt mensenrechtenorganisaties in Burundi steunen, naast enkele internationale organisaties die regionale mechanismen ter bescherming van mensenrechtenverdedigers versterken.
In mijn brief aan uw Kamer van 2 mei jl. over de uitvoering van de motie El Fassed inzake het Shelter City initiatief, heb ik tenslotte uiteengezet welke praktische ondersteuning Nederland een mensenrechtenverdediger in nood kan bieden. Indien een mensenrechtenverdediger in acute nood niet opgevangen kan worden in de regio, kan via de Nederlandse ambassade een visumaanvraag worden ingediend met een zorgvuldig onderbouwd verzoek om versnelde afgifte.
Het van start gaan van SOS Arts |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het initiatief SOS Arts van start kan na een positieve beslissing van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)? Bent u verheugd dat het initiatief waar u als Kamerlid altijd nadrukkelijk uw naam aan heeft verbonden nu ruim baan krijgt? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Ik ben van mening dat meer innovatieve initiatieven, die mogelijk kunnen bijdragen aan het bevorderen van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van de zorg en patiënten meer keuzemogelijkheden bieden, een kans moeten krijgen. Het zou voor nieuwe toetreders makkelijker moeten zijn om aan te tonen of zij een toegevoegde waarde hebben. Ik ben inderdaad verheugd over de beschrijving van deze nieuwe zorgprestatie door de NZa. Deze prestatie maakt het mogelijk voor nieuwe toetreders om zich op de zorgmarkt te bewijzen.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de initiatiefnemer van SOS Arts, de heer, die vermoedt dat u een grote rol heeft gespeeld bij de beslissing van de NZa die door SOS Arts in de vorige kabinetsperiode nog werd beticht van gesjoemel en geschuif? Vindt u het wenselijk dat de heer de indruk wekt dat een minister zich schuldig maakt aan cliëntelisme? Wilt u uw antwoord toelichten?2 3
De initiatiefnemer van SOS Arts is verantwoordelijk voor zijn eigen uitspraken.
Ik ben van mening dat innovatie in het zorgstelsel noodzakelijk is. Innovaties kunnen bijdragen aan bevordering van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van de zorg. Het biedt patiënten meer keuzemogelijkheden en het daagt zorgaanbieders uit hun zorgaanbod aan te passen. Ik zie het besluit van de NZa binnen deze context.
Waarom verkiest u een commercieel initiatief te steunen in plaats van te investeren in de bereikbaarheid van de huisartsenzorg? Zijn uw voorstellen voor een structurele tariefkorting van € 132 miljoen op de huisartsen wellicht ingegeven door uw wens om ruim baan te geven aan de commercie? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik wil ruimte geven aan vernieuwing en verbetering van de zorg. Daarom geef ik bijvoorbeeld ruimte aan een initiatief als de SOS Arts. De bereikbaarheid van huisartsenzorg staat ook hoog op mijn agenda. Ik benadruk dat ook keer op keer. Ik vind ook niet dat ruimte voor zorgvernieuwing en de verbetering van de bereikbaarheid elkaar uitsluiten. Integendeel, zorgvernieuwing zoals bijvoorbeeld meer en sneller gebruik van e-health toepassingen kunnen bijdragen aan een betere bereikbaarheid van de huisartsenzorg.
De tariefkorting staat hier volledig los van. Ik leg de tariefmaatregel op, omdat er geen financiële ruimte is om de extra uitgaven die zijn gedaan, bovenop de reeds toegekende groei, te accommoderen. De rekening die dit oplevert verdeel ik over de sector en de burger omdat ik van mening ben dat het geheel neerleggen van de rekening bij de burger te gemakkelijk is.
Is het waar dat de zorg op afroep die SOS Arts wil gaan bieden niet aangemerkt mag worden als huisartsenzorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is uw oordeel over het feit dat SOS Arts bij monde van Bob Smalhout nog altijd werft onder de slogan «De huisarts komt weer bij u thuis, als u het wilt!»? Deelt u de mening dat hier sprake is van misleiding van de patiënt? Zo ja, op welke wijze grijpt u in? Zo nee, waarom niet?4
«Zorg op afroep van een patiënt» valt in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) niet onder «geneeskundige zorg zoals huisartsen die plegen te bieden». Alleen als het gaat om zorg zoals huisartsen die plegen te bieden, kan (op grond van artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering) vergoeding daarvan ten laste van de Zvw plaatsvinden. Dit is in lijn met het standpunt hierover van het College voor Zorgverzekeringen. Zorg zoals huisartsen plegen te bieden in Nederland is persoonsgericht, integraal en continu. De prestatie zorg op afroep daarentegen eindigt onmiddellijk nadat de zorgvraag is afgehandeld, dan wel wanneer de zorgaanbieder vaststelt dat nader onderzoek nodig is.
Indien sprake is van acute huisartsenzorg hanteren artsen een medisch triage-systeem om de mate van zorgurgentie te bepalen en een adequate zorgvorm te kiezen. Deze is de zorg die huisartsen plegen te bieden in acute zorgsituaties en valt onder de Zvw. Zorg die andere urgentienormen hanteert valt niet onder de dekking van de Zvw.
Wat is uw oordeel over het feit dat SOS Arts het voormalige alarmnummer 0611 gebruikt, de voorganger van 112? Deelt u de mening dat dit tot verwarring kan leiden bij mensen en daarmee gevaar kan opleveren? Zo nee, waarom niet?
Het telefoonnummer dat SOS Arts gaat gebruiken is mij niet bekend. Mocht dit het voormalig alarmnummer 0611 betreffen dan heb ik daar geen bezwaar tegen. Dit is een nummer dat al jaren niet meer als algemeen alarmnummer wordt gebruikt. Overigens verwacht ik van SOS Arts dat bij een telefonische oproep duidelijke voorlichting wordt gegeven over hun dienstverlening en de kosten daarvan. De transparantie naar de cliënt over de zorg die wordt verleend vind ik uitermate belangrijk.
Waarom neemt u SOS Arts niet op in het basispakket van de zorgverzekering, als u het zo’n lovenswaardige zorginnovatie vindt? Wilt u uw antwoord toelichten?
In mijn antwoord op vraag 4 heb ik aangegeven waarom «zorg op afroep van de patiënt» niet begrepen is onder geneeskundige zorg zoals huisartsen die plegen te bieden. Dat is dan ook de verklaring voor het besluit om deze zorg niet in het basispakket is op te nemen.
Deelt u de mening dat, aangezien SOS Arts in de aanvullende verzekering komt, een financiële tweedeling kan ontstaan tussen mensen die wel een aanvullende verzekering kunnen betalen en zij die zich slechts een basisverzekering kunnen veroorloven? Deelt u de mening dat de beschikbaarheid van «zorg op afroep» toegankelijk moet zijn ongeacht het inkomen en niet mag verworden tot elitezorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
In de Zvw is de geneeskundige zorg zoals huisartsen die plegen te bieden adequaat geregeld. De verzekerde kan daardoor de zorg krijgen die gegeven zijn situatie noodzakelijk is. Indien huisbezoek medisch noodzakelijk is, kan dat ook aan de verzekerde worden geboden. De huisarts van betrokkene stelt in het algemeen de medische noodzaak vast. Dat is een effectief en efficiënt systeem dat recht doet aan de situatie van de verzekerde. Niettemin kan ik mij voorstellen dat burgers er in sommige situaties de voorkeur aan geven dat, ook al is er geen vastgestelde medische noodzaak, een arts hen thuis bezoekt. Dat is ieders vrije keuze. SOS Arts voorziet in die behoefte. De Zvw gaat echter over medisch noodzakelijke zorg. Die is ook geborgd. Ik zie dan ook niet in dat het feit dat de SOS Arts een prijs voor zijn diensten mag vragen, leidt tot een tweedeling. Het gaat niet om zorg die voor iedereen beschikbaar móet zijn.
Herinnert u zich het antwoord van uw voorganger, de heer Klink, op eerdere vragen, waarin hij erkende dat op grond van de aangenomen motie Marijnissen het verboden is om patiënten voorrang te geven op grond van andere dan strikt medische criteria? Volgt u deze lijn? Zo ja, hoe ziet u in dit licht de opname van SOS Arts in het aanvullende pakket in plaats van de basisverzekering, gelet op het feit dat sommige mensen zich slechts een basisverzekering kunnen veroorloven?5
Ja, dat antwoord herinner ik me. Ik ben van mening dat iedereen een eigen verantwoordelijkheid heeft voor het inschakelen van medische zorg en een eigen afweging kan maken om wel of niet gebruik te maken van SOS Arts, ook met betrekking tot het kostenaspect. Zie ook mijn antwoord op vraag 7. De reguliere medisch noodzakelijke zorg is en blijft voor iedere Nederlander geborgd. Er is dus geen sprake van voorrang op grond van een andere dan een medische indicatie.
Op welke wijze houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg toezicht op de activiteiten van SOS Arts? Wilt u uw antwoord toelichten?
Voor de IGZ is toezicht op SOS Arts een nieuw fenomeen. Het toezicht zal zich in eerste instantie richten op hoe de aanbieder het begrip verantwoorde en veilige zorg invult. U kunt hierbij denken aan onderwerpen als triage, medicatieoverdracht, voorschrijfbeleid, dossiervorming etc.
De inspectie zal daarbij vigerende veldnormen gebruiken ter toetsing.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen waarin u beweerde dat SOS Arts de keuzevrijheid van de patiënt vergroot? Hoe kunt u spreken van keuzevrijheid indien dit alleen geldt voor mensen die zich een aanvullende verzekering en/of extra betalingen kunnen veroorloven? Wilt u uw antwoord toelichten?6
Ja, dat herinner ik me. Ik blijf van mening dat nieuwe toetreders de patiënt meer keuzemogelijkheid kunnen bieden en zittende zorgaanbieders, bijvoorbeeld in de eerste lijn, kunnen stimuleren hun patiëntenzorg beter te organiseren.
Ook ben ik van mening dat de toetreding van nieuwe zorgaanbieders zoals SOS Arts niet noodzakelijkerwijs leidt tot ongelijke of verminderde toegang tot zorg. Mocht het zo zijn dat de toegang tot de zorg door de toetreding van nieuwe aanbieders toch afneemt, kan de NZa hier tegen optreden.
Wilt u toelichten wat de SOS Arts toevoegt aan het bestaande zorgaanbod? Hoe rijmt u uw wens om de zorgkosten te beperken met het door u propageren en faciliteren van commerciële avonturen in de gezondheidszorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb al eerder aangegeven ruimte te willen geven aan vernieuwing en verbetering van de zorg. Ik vind het van belang dat er in de eerstelijnszorg voldoende dynamiek bestaat en dat er ruimte is voor nieuwe toetreders. Nieuwe toetreders vergroten de keuzemogelijkheden van patiënten.
Zoals al eerder aangegeven kan ik me voorstellen dat burgers er in sommige situaties de voorkeur aan geven dat, ook al is er geen vastgestelde medische noodzaak, een arts hen thuis bezoekt. Dat is ieders vrije keuze. SOS Arts voorziet in die behoefte.
Of het nieuwe aanbod een meerwaarde heeft zal vanzelf blijken. Zo niet, dan zal SOS Arts het niet redden. Ruimte voor zorgvernieuwing en het beperken van de zorgkosten sluiten elkaar niet uit. Integendeel, de geschiedenis leert dat zorg beter en goedkoper kan worden geleverd. Dat is waarop het kabinetsbeleid is gericht om de stijgende zorgkosten te dempen.
Wilt u volhouden dat de toetreding van commerciële zorgavonturiers de huisartsen prikkelt om hun dienstverlening te verbeteren wanneer u de commerciële nieuwkomers ruim baan geeft en voortrekt, terwijl u de bestaande huisartsen treft met tariefkortingen? Wilt u uw antwoord toelichten?6
Nieuwe initiatieven kunnen de dienstverlening van huidige zorgaanbieders verbeteren. Van voortrekken is geen sprake. SOS Arts zal zichzelf als nieuwe toetreder moeten bewijzen. Of het nieuwe aanbod meerwaarde heeft zal moeten blijken. Overigens investeert de initiatiefnemer in de eigen onderneming en ontvangt geen financiële bijdrage van de overheid in de vorm van een basisvergoeding voor te leveren diensten, zoals bijvoorbeeld huisartsen die ontvangen in de vorm van een inschrijftarief voor iedere ingeschreven patiënt.
De tariefmaatregel staat hier volledig los van. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 3.
De mensenrechtenschendingen door Frontex in Griekse vluchtelingenopvang |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Bent u bekend met het rapport van Human Rights Watch over de wantoestanden in de Griekse opvang van migranten?1
Ja.
Wat is uw reactie op de werkwijze van het politiebureau te Feres, waarbij 97 vluchtelingen tegelijkertijd zijn gedetineerd, terwijl er slechts ruimte is voor 30 personen?
Met Human Rights Watch onderschrijf ik het belang dat gedetineerden hun detentie in menswaardige omstandigheden doorbrengen. Griekenland zit midden in het overgangproces naar een hervorming van zijn asiel- en migratiestelsel. Onverminderd het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het bewerkstellingen van de verbeteringen bij Griekenland zelf ligt, steunt Nederland Griekenland in dit proces via EASO en Frontex. Door het EASO is vanaf 1 april van dit jaar een aantal asiel-ondersteuningsteams in Griekenland ingezet, die bestaan uit asiel- en opvangdeskundigen uit de verschillende lidstaten. De aanbevelingen die door deze deskundigen zijn gedaan over detentieomstandigheden en faciliteiten zijn door de Griekse autoriteiten overgenomen in de technische plannen. In mijn contacten met mijn Griekse ambtgenoten zal ik het belang van een spoedige implementatie van deze plannen (blijven) accentueren. Ik beschik momenteel niet over informatie om uw concrete vragen over de duur van individuele asielprocedures in Griekenland te beantwoorden. In ambtelijke contacten hebben de Griekse autoriteiten wel meegedeeld dat in het indienen van een asielaanvraag reden kan liggen om de detentie op te heffen.
Wat is uw reactie op de situatie in het vreemdelingendetentiecentrum in Fylakio, waar kinderen zonder enkele begeleiding tussen voor hen onbekende volwassenen vastzitten in overvolle en smerige cellen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gebeurt er met de asielprocedures van deze vluchtelingen? Hoe snel wordt bekeken in hoeverre zij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning? Hoe lang blijven vluchtelingen gemiddeld in Griekse opvangcentra?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat Frontex mensenrechten schendt door bewust vluchtelingen onder erbarmelijke omstandigheden in detentie onder te brengen? Wat vindt u ervan dat Frontex deze procedure in stand heeft gehouden, ondanks de eerdere uitspraak van het EHRM dat mensenrechten worden geschonden in dergelijke centra?
Frontex is een agentschap van de Europese Unie dat de operationele samenwerking tussen EU-lidstaten coördineert op het gebied van het beheer van de buitengrenzen. Indien lidstaten technische en operationele bijstand nodig hebben aan de buitengrenzen, kan het agentschap hen bijstaan. Ondanks de coördinerende rol van Frontex, blijven EU-lidstaten zelf verantwoordelijk voor de bewaking van de Schengen-buitengrenzen. Dit geldt tevens voor de opvang en het in detentie zetten van illegale migranten. Frontex zelf heeft hier geen taak in en is dus niet verantwoordelijk voor eventuele slechte omstandigheden in detentiecentra.
Wat is uw reactie op de conclusie van Human Rights Watch dat de activiteiten van Frontex (nog steeds) in strijd zijn met het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie?
Alle EU-lidstaten zijn gehouden om de mensenrechten te respecteren aangezien zij alle gebonden zijn aan onder meer het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens en het Handvest van de Grondrechten voor de Europese Unie. Als agentschap van de Europese Commissie is Frontex eveneens gebonden aan het Handvest en verplicht om fundamentele rechten te waarborgen. Grensbewaking wordt uitgevoerd conform de Schengengrenscode (Verordening 562/2006) waarin de taken en bevoegdheden van de grenswachters zijn beschreven. Zowel in de Schengengrenscode als in de Frontex-verordening wordt expliciet verwezen naar fundamentele rechten, in het bijzonder het EU-grondrechtenhandvest. Bescherming van de fundamentele rechten is tevens een belangrijk onderdeel van de opleiding die Frontex aan grenswachters biedt. Het agentschap kent daarnaast een incidentenmechanisme waarmee grenswachters incidenten kunnen melden aan Frontex en hiermee ook de overige lidstaten op de hoogte stellen van mogelijke schendingen van mensenrechten.
Naast deze reeds bestaande waarborgen, zijn in de nieuwe Frontex-verordening nieuwe maatregelen opgenomen waarmee mensenrechten verder gewaarborgd worden. Zo zal er een grondrechtenfunctionaris worden aangesteld en wordt een adviesforum ingesteld dat de uitvoerend directeur en de raad van bestuur bij zal staan op het gebied van fundamentele rechten. De grondrechtenfunctionaris zal onafhankelijk zijn in de uitvoering van zijn taken. Door regelmatig te rapporteren aan de raad van bestuur en het adviesforum draagt deze bij aan het toezicht op naleving van fundamentele rechten door Frontex. De nieuwe Frontex-verordening geeft het agentschap tevens de mogelijkheid om gezamenlijke operaties en proefprojecten stop te zetten wanneer lidstaten niet langer voldoen aan de voorwaarden voor het uitvoeren van de gezamenlijke operaties of proefprojecten.
Gezien het bovenstaande zijn er naar mijn mening voldoende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat Frontex conform het EU-recht en internationale verdragen omtrent fundamentele rechten handelt.
Hoe denkt u over de conclusie van Human Rights Watch, waaruit blijkt dat de voorgenomen wijzigingen in de regels met betrekking tot operaties van Frontex onvoldoende zullen zijn om verdere mensenrechtenschendingen te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Welke garanties zijn er concreet gesteld om te waarborgen dat Frontex de mensenrechten naleeft? Wat zal er in de toekomst gebeuren met geluiden van mensenrechtenschendingen? Welke noodprocedure zal worden gestart om deze geluiden te kunnen bespreken?
Zie antwoord vraag 6.
Een botel |
|
Michiel Holtackers (CDA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de plannen in de gemeente Woudrichem voor de realisatie van een hotelboot (Botel), maar dat dit vooralsnog niet door kan gaan aangezien u geen medewerking wil verlenen?
Ik ben op de hoogte van de plannen voor een hotelboot in de gemeente Woudrichem. Over deze plannen ben ik nog in gesprek met de gemeente.
Ik deel uw mening dat lokale initiatieven in beginsel positief benaderd moeten worden. Voor initiatieven die liggen in het rivierbed geldt echter dat deze geen nadelige effecten mogen hebben op de waterveiligheid en is een Waterwetvergunning vereist. De Beleidsregels grote rivieren gelden als het afwegingskader om te beoordelen of een initiatief toelaatbaar is en in aanmerking komt voor een Waterwetvergunning. De Beleidsregels bieden, onder strikte rivierkundige voorwaarden, mogelijkheden voor wonen, werken en recreëren in het rivierbed.
Deelt u de mening dat dergelijke lokale initiatieven in beginsel door de Rijksoverheid positief benaderd moeten worden?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van de gemeente dat de realisatie van het botel maar een zeer geringe invloed heeft op de afvoer- en bergingscapaciteit van de Boven-Merwede?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de doelstellingen van de Beleidslijn grote rivieren zijn gericht op het handhaven van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit en het voorkomen van feitelijke belemmeringen voor toekomstige verruiming van het rivierbed? Schiet u bij de beoordeling van dit initiatief, dat niet in strijd is met beide doelstellingen, niet uw doel voorbij?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat u bij de beoordeling van dit initiatief de Beleidslijn grote rivieren te eng uitlegt? Zo nee, biedt de afwijkingsmogelijkheid bij bijzondere omstandigheden volgens u mogelijkheden om medewerking aan dit initiatief te verlenen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om in overleg met de gemeente Woudrichem zo spoedig mogelijk te werken aan een oplossing voor deze kwestie?
Zie antwoord vraag 1.
De gevolgen van de ggz bezuinigingen |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat door de optelsom van bezuinigingen Boumanggz in de regio Rotterdam genoodzaakt is om 90 volledige arbeidsplaatsen af te stoten?
Ik heb dat uit de brandbrief van Bouman ggz aan enkele gemeenten en het persbericht in het Algemeen Dagblad begrepen.
Bent u ervan op de hoogte dat dit ervoor zal zorgen dat ongeveer 1 000 patiënten geen behandeling of zorg meer zullen ontvangen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat u er aan doen om te voorkomen dat de gevolgen neerslaan op de meest kwetsbare mensen, die zonder adequate behandeling, zorg en begeleiding zichzelf en hun omgeving schade berokkenen?
Ik zal onderzoek doen naar de mogelijke effecten van een eigen bijdrage op de zorgvraag van kwetsbare groepen. Daarbij dient vooral aandacht te worden besteed aan eventuele zorgmijding of uitstel van zorg. In juni 2012 verwacht ik een eerste analyse van de effecten, daarna hoop ik in januari 2013 over een volledig overzicht te beschikken.
Deelt u de mening, dat het erg onwenselijk is, wanneer behandelingen worden afgebroken van patiënten die al in een traject zitten? Zo ja, hoe voorkomt u dit?
Ook in tijden van bezuiniging verwacht ik van professionals dat zij verantwoorde zorg blijven leveren aan patiënten, die daarom vragen. Ik ga er daarom van uit dat behandeltrajecten niet zonder geldige reden worden afgebroken.
Wat is uw oordeel over een conclusie uit het rapport over Intensief Beschermd Wonen (IBW)1 dat voor een gemiddelde IBW bewoner de totale maatschappelijke kosten zijn afgenomen?
In de brandbrief van Bouman ggz aan verschillende gemeenten wordt verwezen naar een kostenreductie van 40% door introductie van het model Beschermde Woonvormen bij Bouman ggz. Dit bevestigt de eerdere onderzoeksresultaten dat met een geïntegreerd traject er niet alleen verbetering in functioneren van patiënten, minder overlast, maar ook vermindering van zorgkosten is te bereiken. Daar kan ik als minister alleen maar blij mee zijn. Zorgverzekeraars kunnen hierop inspelen door gerichte zorginkoop. Het is daarnaast de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders om best practices, zoals het model Intensief Beschermde Woonvormen, breed te verspreiden.
Voor zover ontschotting hierbij aan de orde is, heb ik voor dit jaar de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) al gevraagd een regeling te treffen, die een herverdeling mogelijk maakt van middelen tussen Algemene Wet Bijzonder Ziektekosten (AWBZ) en Zorgverzekeringswet (Zvw). Dat is daardoor praktisch mogelijk gemaakt in 2011. Ik verwacht eind dit jaar een nader advies van hen, om te komen tot een structurele oplossing.
Bent u bereid bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg af te zetten tegen toenemende al dan niet afnemende maatschappelijke kosten?
Ik heb wel degelijk oog voor de baten van een behandeling in de ggz, zowel op het persoonlijke vlak voor een individuele patiënt als voor de samenleving. Dit ontslaat mij echter niet van de noodzaak om een verantwoorde uitgavenontwikkeling in de sector te realiseren. Mijn maatregelen zijn bedoeld om ook op de langere termijn financiële houdbaarheid te garanderen. Verantwoorde zorg betekent ook efficiënte en betaalbare zorg.
Wilt u deze vragen voor het algemeen overleg over de ggz op 29 september a.s. beantwoorden?
Bij deze.
Het bericht ‘Zorgkantoren negeren zzp-ers voor AWBZ-zorg’ |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zorgkantoren negeren ZZP-ers voor AWBZ-zorg? Hoe beoordeelt u dit bericht?1
Het proces van de eerste contracteerronde 2012 loopt nog tot 1 november 2011. De eerste contracteerronde is vooral gericht op instellingen en de inkoopcriteria zijn nog niet toegesneden op zelfstandige zorgverleners. Indien er sprake is van afwijzing, dan komt dit omdat de organisatie niet voldoet aan de inkoopcriteria die het zorgkantoor heeft opgesteld. Dit kunnen zowel procesmatige, kwaliteits- als zorginhoudelijke criteria zijn.
Daarbij dient bedacht te worden dat het zorgkantoor geen contracteerplicht heeft en dus een keuze maakt uit de zorgaanbieders die in 2012 zorg zouden willen gaan leveren.
Wat vindt u er van dat zorgkantoren Zelfstandigen Zonder Personeel (ZZP'ers) en zorgondernemers «massaal en structureel afwijzen» voor het leveren van AWBZ-zorg?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat dit, zeker met het oog op het deels afschaffen van het persoonsgebonden budget (pgb), een zorgelijke ontwikkeling is? Zo ja, bent u bereid maatregelen te treffen? Welke zullen dit zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik stel een apart budget beschikbaar zodat zorgkantoren in 2012 extra kunnen contracteren, om te voorzien in de zorgvraag die ontstaat doordat cliënten zonder verblijfsindicatie geen beroep meer kunnen doen op de pgb-regeling. Kleine zorgaanbieders en zelfstandig zorgverleners kunnen hiervan profiteren. Ook ben ik in overleg met Zorgverzekeraars Nederland om spoedig criteria te formuleren voor de contractering van zelfstandige zorgverleners, zodat nog in 2012 contractering van zelfstandige zorgverleners zal plaatsvinden.
Deelt u de zorgen van Branchevereniging Kleinschalige Zorg dat er ook in 2012 nog niet gecontracteerd kan worden omdat de contracteerruimte al eind dit jaar verdeeld wordt onder de reguliere zorgaanbieders? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De financiële problemen van Zonnehuizen |
|
Nine Kooiman , Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Zorgconcern balanceert op de rand van de afgrond»?1 Deelt u de mening dat dit een zorgwekkende ontwikkeling is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals blijkt uit het aangehaalde krantenartikel verkeert Stichting Zonnehuizen in financiële moeilijkheden, en is er sprake van aanzienlijke exploitatieverliezen over 2010 en 2011. Voor de gevraagde toelichting verwijs ik u naar de brief die ik, op basis van een verzoek uit de regeling van werkzaamheden van 21 september 2011, gelijktijdig met het antwoord op onderhavige vragen aan de Tweede Kamer stuur.
Was u op de hoogte van de financiële problemen van Zonnehuizen? Zo ja, hoe lang?
Op 7 maart 2011 ontving ik een brief van het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) over de zeer kwetsbare vermogenspositie van Stichting Zonnehuizen voortvloeiend uit het feit dat Stichting Zonnehuizen over 2010 een fors exploitatietekort zou hebben. Het WFZ informeerde mij, omdat Stichting Zonnehuizen beschikt over in het verleden afgegeven rijksgaranties op aangegane verplichtingen. Het WFZ voert sinds 2003 namens VWS werkzaamheden uit die verband houden met in het verleden verstrekte garanties.
Hoe is het mogelijk dat jarenlang klachten van personeel, zorgbehoevenden en ouders zijn genegeerd? Wat is de rol van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) hierin? Wilt u uw antwoord toelichten?2
In het kader van zowel het op gezondheidsrisico’s gebaseerde Gefaseerde Toezicht (GT), het Thematisch Toezicht (TT) alsmede het Incidententoezicht (IT), heeft de IGZ in de afgelopen jaren inspectiebezoeken gebracht aan verschillende locaties van Zonnehuizen. Bij dergelijke bezoeken spreekt de inspectie altijd met cliënten, cliëntvertegenwoordigers en medewerkers. Hun informatie is van groot belang bij het beoordelen van de kwaliteit van zorg. Naar aanleiding van de resultaten van het uitgevoerde toezicht heeft de inspectie begin april 2011 de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht ter verantwoording geroepen over de op onderdelen tekortschietende zorg en bepaalde onveilige situaties. Mede daardoor zijn de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur opgestapt. Ook op dit punt gaat de eerder genoemde brief nader in.
Erkent u dat de interne klachtenregeling in de zorg faalt? Deelt u de mening dat deze affaire de noodzaak van het SP-voorstel van een onafhankelijke, externe klokkenluidersregeling voor zorgpersoneel onderstreept? Zo nee, waarom niet?
Een goede interne klachtenprocedure acht ik van groot belang. Verschillende onderzoeken3 naar de werking van het klachtrecht in de zorg laten zien dat cliënten hoge drempels ervaren voor het indienen van klachten, weinig waarborgen zien voor de onafhankelijkheid van de beoordeling ervan en te vaak niet tevreden zijn met de uitkomsten van de klachtenbehandeling. Om deze reden zijn in het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz), dat in uw kamer ter behandeling ligt, belangrijke verbeteringen aangebracht in het klachtrecht, zodat het klachtrecht effectiever en laagdrempeliger wordt. Als de interne klachtenregeling in een zorginstelling faalt krijgen mensen, conform dit wetsvoorstel, de mogelijkheid hun klacht voor te leggen aan een externe geschilleninstantie. Naast een goede klachtenafhandeling is het van belang dat medewerkers misstanden kunnen melden. Misstanden kunnen op dit moment al gemeld worden bij de IGZ. Hiernaast bestaat er voor zorgaanbieders die zijn aangesloten bij de grote brancheorganisaties (Stichting Zonnehuizen is aangesloten bij twee grote brancheverenigingen, te weten: GGZ Nederland en VGN) de verplichting om te voldoen aan de zorgbrede governancecode die o.a. ook een klokkenluidersregeling voorschrijft. Hierdoor is het melden van misstanden naar mijn mening voldoende geborgd.
Wat gaat u doen voor de gedupeerde kinderen en ouders die zagen dat hun 9, 10 jarige kinderen door ongekwalificeerd personeel een prikpil kregen, opgesloten en ondervoed werden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 heeft de IGZ de afgelopen jaren regelmatig bezoeken gebracht aan Stichting Zonnehuizen omdat sprake was van tekortschietende zorg en bepaalde onveilige situaties. De IGZ spreekt in dat kader altijd met cliënten, cliëntvertegenwoordigers en medewerkers. Bij de IGZ zijn de specifieke voorvallen waarnaar in de vraagstelling wordt verwezen echter niet gemeld.
Stichting Zonnehuizen verzekert mij dat er geen sprake is (geweest) van ongekwalificeerd personeel dat een prikpil zou hebben toegediend bij cliënten. Ook is er geen sprake van opsluiting of ondervoeding van cliënten.
Wel is er, volgens Stichting Zonnehuizen, sprake van geruchtenvorming rondom de verpleging, verzorging en huisvesting van in dit geval jonge kinderen. In dergelijke gevallen is contact opgenomen met de ouders of wettelijke vertegenwoordigers. Formele klachten hierover zijn bij de daartoe geëigende kanalen niet bekend, aldus Stichting Zonnehuizen.
Op welke wijze gaat u het verdwenen zorggeld van 20 miljoen euro terugvorderen? Bent u bereid aangifte te doen bij de FIOD? Zo nee, waarom niet?
Aangifte bij de FIOD is aan de orde bij (vermoedens van) fraude of belastingontduiking. Daarvoor heb ik op dit moment geen aanwijzingen. Bij Stichting Zonnehuizen is sprake van een ander probleem, namelijk van exploitatieverliezen. De instelling heeft meer uitgegeven dan er binnenkwam.
De Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht zijn verantwoordelijk voor de exploitatie. Eerder dit jaar zijn de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht opgestapt en zijn een nieuwe Raad van Bestuur en een nieuwe raad van Toezicht aangetreden.
Bij banken, zorgverzekeraars en zorgkantoren gaan waarschuwingslampen branden op het moment dat er sprake is van opeenvolgende jaren met exploitatietekorten of van een negatief eigen vermogen. Genoemde partijen komen vervolgens in actie om hun belangen te beschermen en eisen van de instelling maatregelen om de exploitatie te verbeteren. Precies dat is nu bij Stichting Zonnehuizen aan de orde.
Waarom kiest u voor het verder op afstand zetten van de controlerende overheid, waardoor u ruim baan biedt aan fraudeurs en zakkenvullende «ondernemers» in de zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Aan zorgaanbieders (en verzekeraars) wordt steeds meer ruimte geboden om hun verantwoordelijkheid voor vraaggestuurde zorg vorm te geven. Van het op afstand zetten van de controlerende overheid is evenwel geen sprake. De IGZ ziet toe op het leveren van verantwoorde zorg, de NZa ziet erop toe dat zorgkantoren en zorgverzekeraars hun zorgplicht waarmaken en kunnen laten zien dat de premiegelden rechtmatig en doelmatig worden aangewend. In het wetsvoorstel Wcz wordt goed bestuur aangescherpt, onder andere door het toekennen van meer bevoegdheden aan de Raad van Toezicht. In het wetsvoorstel Wet normering topinkomens wordt overigens ook het inkomen van nieuwe zorgbestuurders aan een maximum gebonden.
Wat is uw reactie op het feit dat een accountant in 2009 al aankaartte dat er financiële problemen waren, waarop het bestuur niet ingreep? Hoe verklaart u dit, en hoe is dit in de toekomst te voorkomen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De op 31 mei 2010 gedateerde accountantsverklaring bij het jaarverslag over 2009 rept niet over financiële problemen. Wel heeft de accountant op een andere manier gewaarschuwd. Die waarschuwing is besproken in de Raad van Toezicht, zo laat Stichting Zonnehuizen weten. Zoals aangegeven zijn de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht begin 2011 opgestapt.
Voor de toekomst geldt het systeem van de brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg» van 27 april 2011. Daarin wordt een systeem van «early warning» voorgesteld waarbij een zorgverzekeraar of zorgkantoor verplicht is om in zijn contracten met zorgaanbieders op te nemen dat zij financiële problemen moeten melden, waarna het zorgkantoor of de zorgverzekeraar de NZa kan informeren.
Zou een faillissement van de Zonnehuizen schadelijk zijn voor de continuïteit van zorg van de bewoners? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u de continuïteit van de zorg waarborgen?
In de al eerder genoemde, tegelijk meegestuurde, brief ga ik uitgebreid in op continuïteit van zorg. Kortheidshalve verwijs ik u daarnaar.
Wat zijn de gevolgen van het ontslag van 400 medewerkers voor de kwaliteit van zorg? Is de IGZ betrokken bij de sanering in relatie tot de kwaliteit van zorg? Zo neen waarom niet?3
Door aangekondigde en onaangekondigde bezoeken houdt de IGZ ook nu de vinger nadrukkelijk aan de pols. Financiële moeilijkheden en ontslag van medewerkers vormen immers een risico voor de kwaliteit van zorg.
Deelt u de mening van de heer Van Otterloo dat bestuurders kunnen spelen met collectieve gelden en zich niet bewust hoeven te zijn van de consequenties van hun gedrag? Wilt u uw antwoord toelichten?2
De mening van de heer Van Otterloo deel ik niet. Bestuurders dienen zich wel degelijk bewust te zijn van de consequenties van hun beslissingen en hebben een verantwoordelijkheid tegenover de instelling voor het zo goed mogelijk besteden van de beschikbare middelen. Hierbij worden zij gecontroleerd door de Raad van Toezicht en kunnen de OR en de cliëntenraad medezeggenschap uitoefenen. Bestuurders die bij een zorginstelling niet goed functioneren kunnen geschorst of ontslagen worden door de Raad van Toezicht. Raden van Toezicht behoren in te grijpen wanneer dit nodig is.
Vindt u het niet treurig dat de IGZ als enige positieve, de goed onderhouden kantoren van het management aantrof?Welke maatregelen gaat u treffen om de bevoorrechte positie van bestuurders te korten? Wilt u uw antwoord toelichten?2
De IGZ heeft inderdaad geconstateerd dat er sprake was van ernstig achterstallig onderhoud in enkele woongedeeltes, terwijl de kantoren er wel goed onderhouden uitzagen. Dit heeft mij verbaasd. Een en ander is het gevolg geweest van een verkeerde prioritering van de toenmalige bestuurder. Inmiddels zijn gelukkig passende maatregelen genomen waardoor het achterstallige onderhoud is weggewerkt en kinderen zijn ondergebracht in andere, veilige woongebouwen.
Wat is de vertrekbonus geweest voor de bestuurder van de Raad van Toezicht?
Stichting Zonnehuizen informeert mij als volgt. Met de voormalige Raad van Bestuur is een schadevergoeding wegens voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst overeengekomen conform de bepalingen in de arbeidsovereenkomst. Deze bepalingen zijn gerelateerd aan de toepassing van de kantonrechtersformule. De schadevergoeding is in de arbeidsovereenkomst echter gemaximeerd. Dit heeft erin geresulteerd dat de schadevergoeding lager is uitgevallen dan bij toepassing van de kantonrechtersformule het geval zou zijn geweest.
Een lid van de voormalige Raad van Toezicht heeft gedurende korte tijd de functie van interim-Raad van Bestuur bekleed. Bij diens vertrek zijn geen financiële afspraken gemaakt, er was ook geen sprake van een dienstverband.
Erkent u dat het vergroten van de bedrijfsrisico’s de concurrentie en het risico van vastgoed zal leiden tot meer faillissementen in de zorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt de zorg beter van deze kapitaalvernietiging?
Het vergroten van bedrijfsrisico’s de concurrentie en het risico van vastgoed leidt zeker niet noodzakelijkerwijs tot meer faillissementen in de zorg. Ik verwacht juist dat stakeholders hun belangen nadrukkelijker in de gaten zullen houden en eerder dan in het verleden aan de bel trekken en om aanpassing van de exploitatie vragen om op die manier een faillissement te voorkomen. Bij een eventueel faillissement is evenmin noodzakelijkerwijs sprake van kapitaalvernietiging omdat in veel gevallen sprake zal zijn van een doorstart waarbij de activa, waaronder het vastgoed, in gebruik blijven bij de nieuwe aanbieder.
Het bericht ‘ZZP’ers genegeerd door zorgkantoren’ |
|
Sabine Uitslag (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Kent u het bericht «ZZP’ers genegeerd door zorgkantoren» van de website «Zorgvisie»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Het proces van de eerste contracteerronde 2012 loopt nog tot 1 november 2011. De eerste contracteerronde is vooral gericht op instellingen en de inkoopcriteria zijn nog niet toegesneden op zelfstandige zorgverleners. Indien er sprake is van afwijzing, dan komt dit omdat de organisatie niet voldoet aan de inkoopcriteria die het zorgkantoor heeft opgesteld. Dit kunnen zowel procesmatige, kwaliteits- als zorginhoudelijke criteria zijn.
Daarbij dient bedacht te worden dat het zorgkantoor geen contracteerplicht heeft en dus een keuze maakt uit de zorgaanbieders die in 2012 zorg zouden willen gaan leveren.
Ik deel uw mening dat ook zelfstandige zorgverleners AWBZ-thuiszorg via zorg in natura zouden moeten kunnen leveren, maar dit was wettelijk niet mogelijk. Om dit toch mogelijk te maken, heb ik de juridische belemmering weggenomen. Om rechtstreeks zelfstandige zorgverleners te kunnencontracteren, stel ik extra middelen beschikbaar en ben ik in overleg met Zorgverzekeraars Nederland om spoedig criteria te formuleren voor de contractering van zelfstandige zorgverleners, zodat nog in de tweede contracteerronde (mei 2012) voor 2012 passende contractering van zelfstandige zorgverleners zal plaatsvinden.
Hebt u er zicht op hoeveel extramurale AWBZ-capaciteit er volgend jaar nodig is om de maatregel rond het persoongebonden budget (pgb) op te vangen?
Nieuwe AWBZ-cliënten zonder indicatie verblijf kunnen vanaf 1 januari 2012 geen beroep meer doen op de pgb-regeling. De verwachting is dat 1/3 zal afzien van het beroep op AWBZ en 2/3 van deze groep een beroep zullen gaan doen op een passend natura-aanbod of op de in mijn brief van 15 september 2011 genoemde vergoedingsregeling persoonlijke zorg. Zoals ik heb aangeven in mijn brief aan de Tweede Kamer van 23 september 2011 (Voorhang aanwijzing NZa contracteerruimte 2012) is voor deze groep in 2012 € 100 miljoen beschikbaar.
Deelt u de mening dat per 1 januari 2012 Zelfstandige Zonder Personeel (ZZP’ers) AWBZ-zorg via zorg in natura (ZIN) aan zorgvragers moeten kunnen leveren? Zo ja, hoe gaat u de zorgkantoren aansporen en motiveren om ZZP’ers per 1 januari 2012 toe te laten tot de contracteerruimte?
Zie antwoord vraag 2.
Het feit dat steeds meer landbouwgrond in Derde Wereldlanden in handen komt van internationale investeerders |
|
Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport Land and Power van Oxfam Novib waarin deze organisatie rapporteert over de mondiale strijd om vruchtbare landbouwgrond en de gevolgen die dit heeft voor de lokale bevolking?1
Ja.
Wat is uw reactie op de onderzoeksgegevens, waaruit blijkt dat sinds 2001 niet minder dan 227 miljoen hectaren land zijn verkocht of verpacht in grootschalige landverwerving en dat dit vooral ten goede is gekomen aan internationale investeerders?
Ik deel de zorgen die Oxfam naar voren heeft gebracht in het rapport Land and Power en herken dat de mondiale strijd om vruchtbare landbouwgrond en de groeiende wereldwijde handel daarin vaak ten koste van de arme, lokale bevolking gaat. Gevallen waarbij de lokale bevolking zonder enig overleg hun huizen en broodwinning verliezen – soms met geweld – zonder dat daar enige compensatie tegenover staat komen inderdaad nog te vaak voor. Het gaat daarbij niet alleen om relatief machtige internationale investeerders maar ook om binnenlandse landdeals die mogelijk nog schimmiger, onevenwichtiger en nadeliger uitpakken voor de lokale bevolking; de titel Land and Power past dus goed. Tegelijkertijd bevestigt het onderzoek het belang en de mogelijkheden die investeringen in lokale landbouwontwikkeling onder bepaalde voorwaarden kunnen bieden. Immers, de stijgende mondiale vraag naar landbouwproducten biedt kansen voor vergroting van de economische zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden. Slim gebruik maken van buitenlandse kennis en investeringen is daarbij essentieel. Mijn beleid op het gebied van voedselzekerheid, dat u binnenkort in een brief zal worden aangeboden, speelt daar op in.
Deelt u de mening dat het wenselijk is om meer openheid en inzicht te krijgen in harde cijfers van deze landovereenkomsten, bijvoorbeeld door het Land Matrix Partnership? Indien ja, bent u bereid om dit uit te dragen? Op welke wijze wenst u dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Hoewel ruimtelijk beleid en landrechten tot de verantwoordelijkheid en soevereiniteit behoren van landen zelf, vind ik internationale aandacht voor structurele maatregelen die genomen dienen te worden om landgrabbing tegen te gaan zeker op zijn plaats. Dit is dan ook een belangrijk onderdeel van de Nederlandse inzet op internationale samenwerking.
Nederland is al ruim 7 jaar actief in de ondersteuning van de International Land Coalition (ILC) welke 2 jaar terug begonnen is met verdere verdieping en onderzoek naar de oorzaken en omvang van grootschalige landdeals. Oxfam, sinds 2011 ook lid van de International Land Coalition, heeft bij de verdere ontwikkeling van de Land Matrix Partnership een belangrijke rol gespeeld en daarbij zeer transparant met onder meer de Minister van Buitenlandse Zaken (BZ) en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) samengewerkt. Naast de ILC heeft BZ ook ondersteuning gegeven aan de internationale NGO GRAIN, die als eerste organisatie in 2008 de noodklok luidde over landgrabbing.
Deelt u de mening dat de lokale bevolking gesteund moet worden om haar landrechten op te eisen? Zo ja, op welke wijze bent u van plan om dit op te nemen in het Nederlands ontwikkelingssamenwerkingbeleid? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland zet zich al jaren concreet in om in bepaalde ontwikkelingslanden de lokale bevolking te helpen om landrechten te krijgen dan wel op te eisen. De onder vraag 3 genoemde ILC en GRAIN richten zich specifiek op het bevorderen van rechtszekerheid over, en toegang tot land voor de lokale bevolking. Daarnaast zijn verschillende Nederlandse ambassades met lokale en internationale partners actief bij het tot stand komen en uitvoeren van wet- en regelgeving rond land. In landen als Mozambique, Uganda, Rwanda, Bolivia en Burundi ondersteunt Nederland daartoe bijvoorbeeld het opleiden van zogenaamde paralegals, (districts)magistraten, aanklagers, burgemeesters, politiefunctionarissen, NGO staf en vrouwen- en boerenorganisaties. Ook het beschikbaar maken van kadastrering voor lokale gemeenschappen wordt met Nederlandse ondersteuning in deze landen uitgevoerd. Daarnaast zetten Nederlandse ambassades in op het bevorderen van de verbanden tussen betere land(gebruiks)rechten en voedselzekerheid voor de arme lokale bevolking.
Ook in de geactualiseerde mensenrechtenstrategie, «Verantwoordelijk voor vrijheid», die begin april 2011 de Kamer is toegekomen, is aangegeven dat respect voor mensenrechten en rechtsstaat belangrijke voorwaarden zijn voor economische groei in ontwikkelingslanden. Bij het vergroten van toegang tot global public goods, zoals kennis, een schoon milieu, duurzame energievoorziening, werkgelegenheid, veiligheid en eigendomsrechten, zal Nederland steeds óók opereren vanuit een mensenrechtenperspectief en daarbij bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van eigendoms- en landrechten.
Al met al heeft BZ in de afgelopen 4 jaar in ten minste 15 ontwikkelingslanden bijna € 70 miljoen besteed aan het verbeteren van velerlei aspecten van land governance. Dit heeft onder meer geleid tot minder conflicten rond land, land(gebruiks)rechten voor vrouwen, betere wet- en regelgeving, duurzaam landgebruik en beter beheer van natuurlijke hulpbronnen.
Bent u bereid Nederlandse bedrijven, banken en pensioenfondsen aan te sporen om iedere betrokkenheid bij landdeals te laten toetsen volgens de OESO-richtlijnen? Indien ja, op welke wijze gaat u dat doen? Indien nee, waarom niet?
De regering verwacht van alle Nederlandse bedrijven, inclusief banken en pensioenfondsen, dat zij zich houden aan de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. De OESO-richtlijnen zijn vrijwillig voor bedrijven en kunnen niet door overheden of rechtbanken worden afgedwongen. Het Nationaal Contactpunt (NCP) is verantwoordelijk voor de bevordering van de naleving van de OESO-richtlijnen.
Hiertoe draagt het NCP de OESO-richtlijnen actief uit en spoort bedrijven aan deze te implementeren. Zij biedt hiertoe verschillende instrumenten aan via MVO Nederland, zoals ketenscan, ketensimulator, stappenplan verantwoord inkopen, MVO landentoolkits en de MVO navigator waar gedragscode per sector te vinden zijn.
De OESO-richtlijnen zijn recentelijk herzien. Een belangrijk element van deze herziene OESO-richtlijnen is het concept van zorgplicht (due diligence). Dit houdt in dat van bedrijven wordt verwacht dat zij zich binnen hun mogelijkheden vergewissen van de mogelijke en daadwerkelijke negatieve impact van hun activiteiten op mensenrechten, ook in hun keten, en indien nodig gepaste stappen ondernemen. Essentieel is dat bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor de praktische invulling van deze zorgplicht, en voor het verkrijgen van maatschappelijke acceptatie voor hun beleid. Dit houdt in dat bedrijven om verantwoording kunnen worden gevraagd over hun handelen, zo niet rechtstreeks dan wel door middel van een melding bij het Nationaal Contactpunt (NCP).
Hieronder vallen de gevolgen die aan landdeals verbonden zijn. In hoeverre Nederlandse bedrijven, banken en pensioenfondsen op dit specifieke punt daadwerkelijk meer hulp hierbij willen en kunnen gebruiken wordt op dit moment in kaart gebracht.
Kunt u garanderen dat de diverse subsidie- en kredietinstrumenten (waaronder FMO, PSI, IDH en ORIO), waar bedrijven een beroep op doen voor landbouwinvesteringen in ontwikkelingslanden, de beschreven praktijken uit het rapport niet steunen?
Indien bedrijven financiering van de overheid aanvragen in het kader van het buitenlandinstrumentarium, dienen zij de OESO-richtlijnen te onderschrijven. Nederlandse uitvoerders van de PSD-instrumenten vragen van te voren aan bedrijven een verklaring te ondertekenen dat zij bekend zijn met en zich zullen houden aan de OESO-richtlijnen. Dit betreft een inspanningsverplichting. Monitoring op MVO aspecten is onderdeel van reguliere monitoring via rapportages en projectbezoeken. De uitvoerders houden hierbij rekening met landenspecifieke risico’s op het gebied van mensenrechten, zoals mogelijk kwesties bij landdeals indien van toepassing.
De FMO gebruikt voor het beoordelen van de financieringsaanvragen en de monitoring de zogenaamde Performance Standards van de Wereldbank/IFC. Deze zijn explicieter dan de OESO-richtlijnen, zeker ook waar het over bedrijfsinvesteringen in land gaat.
De website zorgtoeslag.nl |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Bent u bekend met de website www.zorgtoeslag.nl waarop bemiddelingskosten worden gevraagd voor het aanvragen van zorgtoeslag bij de Belastingdienst?
Ja.
Volgens de op de website gepubliceerde gegevens is de website onderdeel van de maatschap JSKS Administratie & Fiscaal Advies. Deze onderneming levert deels gratis, deels tegen betaling diensten op het gebied van het aanvragen van zorg- en huurtoeslag alsmede het verzorgen van de belastingaangifte.
Deelt u de mening dat aanbieders van websites die geld proberen te verdienen aan diensten die kosteloos door de overheid worden aangeboden, streng aangepakt zouden moeten worden?
De diensten die worden aangeboden komen overeen met de diensten die belastingadviseurs aanbieden, zoals bijvoorbeeld het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting tegen betaling.
Indien er sprake is van misleidende mededelingen ben ik met u van mening dat ik zou moeten optreden. Echter uit de analyse van de website blijkt dat op dit moment transparant melding wordt gemaakt van de aard van de aangeboden diensten en de daarvoor verschuldigde kosten.
Daarnaast hebben de vertegenwoordigers van deze website aangegeven dat gebruikers van hun diensten hun aanvraag binnen een week zonder kosten kunnen annuleren.
Is er een wettelijk kader om aanbieders van websites die op deze manier misbruik maken van overheidsdiensten aan te pakken?
Ja. Er is een wettelijk kader.
Zo nee, bent u van plan snel actie te ondernemen om dit soort websites aan te kunnen pakken?
Indien, als eerder aangegeven, sprake is van misleiding of het creëren van verwarring, is er een wettelijk kader om dit aan te pakken. In het verleden is er een enkele keer ten aanzien van websites op het gebied van de belastingen melding geweest van het veroorzaken van verwarring waarbij belastingplichtigen naar mijn mening mogelijk gedupeerd hadden kunnen worden. In die gevallen heb ik dan ook direct maatregelen genomen met als resultaat dat de websites zijn aangepast, zelfs zonder de stap naar de rechter te hoeven maken.
We zijn alert en zullen dat blijven zowel op het gebied van de belastingen als de toeslagen.
Deelt u de mening dat de genoemde website dezelfde stijl als de Belastingdienst gebruikt en daarmee de Belastingdienst na-aapt? Bent u met ons van mening dat dit misleidend is en daarom voorkomen zou moeten worden? Zo ja, welke mogelijkheden heeft de Belastingdienst?
Neen, we hebben, als eerder opgemerkt, de website laten analyseren en komen -met de landsadvocaat- tot de conclusie dat de website zich op dit moment voor wat betreft vormgeving, kleurgebruik en lettertype voldoende onderscheidt van onze eigen website www.toeslagen.nl. Wij komen dan ook tot de conclusie dat de website niet beoogt onze website te imiteren.
Ten aanzien van de naamgeving merk ik als laatste op dat deze naar mijn mening geen direct gevaar voor verwarring bij burgers oplevert. Illustratief in dit verband vind ik het bestaan van de vele websites op het gebied van de belastingen die, naar mij bekend, in het verleden geen problemen voor onze belastingplichtigen hebben opgeleverd. Overigens is door JSKS toegezegd, dat zij de homepage van hun site zodanig zullen aanpassen dat al direct duidelijk wordt dat het om een site van een commerciële dienstverlener gaat.