Het beleggen van 'overtollig' geld van de provincie Noord-Holland |
|
André Elissen (PVV) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Provincie Noord-Holland gaat weer «beleggen»?1
Ja.
Is het waar dat de provincie Noord-Holland haar «overtollige» geld nu bij private instellingen gaat beleggen?
Navraag bij Noord-Holland leert dat de provincie een deel van haar middelen die in relatie staan met het Nazorgfonds onderbrengt bij private instellingen. Het Nazorgfonds Noord-Holland is een aparte entiteit. Het doel van het wettelijke «Nazorgfonds gesloten stortplaatsen Noord-Holland» (verder: Nazorgfonds) is om tijdens de periode van exploitatie van een stortplaats in de provincie Noord-Holland een zodanig bedrag bijeen te brengen om na sluiting van de stortplaats eeuwigdurend in het beheer te kunnen voorzien. Dit bedrag wordt het doelvermogen genoemd. Daartoe wordt tijdens de exploitatieperiode een heffing aan de exploitant van de stortplaats opgelegd en worden de gelden waarover het fonds beschikt met een toereikend rendement op lange termijn uitgezet. Bij het vaststellen van de hoogte van de noodzakelijke heffing wordt gerekend met een jaarlijks rendement (rekenrente) van 5%. Dit percentage is door Provinciale Staten vastgesteld. Het financieel beheer van het Fonds moet er daarom zowel vóór als na de sluiting van de stortplaats op gericht zijn dit rendement – langjarig bezien – te behalen. Vanwege de langetermijnhorizon van Nazorgfondsen zijn meer risicovolle uitzettingen te rechtvaardigen.
Bestaat er inderdaad een afspraak tussen de provincie Noord-Holland en de Nederlandse Staat om reserves te beleggen middels schatkistbankieren? Zo ja, wat is de status van deze afspraak? Is deze afspraak geschonden nu de provincie Noord-Holland bij private instellingen gaat beleggen? Zo ja, wat zijn hier de consequenties van?
De provincie Noord-Holland neemt deel aan het schatkistbankieren volgens artikel 24–6 Comptabiliteitswet (CW). Dit houdt in dat de provincie collectieve middelen kan aanhouden in de schatkist. Op basis van artikel 24–6 CW bestaat er voor de deelnemer formeel geen verplichting om (alle) overtollige collectieve middelen aan te houden in de schatkist. Wel is de geest van de overeenkomst met de provincie Noord-Holland dusdanig dat in beginsel alle overtollige middelen worden aangehouden in de schatkist. Het Nazorgfonds is echter een aparte entiteit die niet meedoet aan deze afspraak.
Deze constructie is in lijn met de standaardbepalingen in de Regeling uitzetting derivaten decentrale overheden (Ruddo) die er op zijn gericht om de risico’s op (tijdelijk) overtollige middelen van decentrale overheden te minimaliseren. De Ruddo kent afzonderlijke bepalingen voor de nazorgfondsen. In de Ruddo is bepaald dat decentrale overheden ten aanzien van nazorgfondsen gelden mogen uitzetten in de vorm van beleggingen in aandelen en in onroerend goedfondsen, mits zeker wordt gesteld dat de hoofdsom, gecorrigeerd voor inflatie, ten minste aan het einde van dertig jaar intact is. De achterliggende gedachte van deze bepaling is dat decentrale overheden, gegeven de langetermijnhorizon, in staat worden gesteld een hoger rendement te behalen ten einde hun zorgplicht voortvloeiend uit de nazorgfondsen te kunnen voldoen. Formeel zijn de middelen die worden aangewend voor de nazorgfondsen dan ook niet te kenmerken als (tijdelijk) overtollige middelen. Het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland om 70% van de middelen van het Nazorgfonds N-H te beleggen in vastrentende waarden en 30% in zakelijke waarden valt derhalve binnen de wettelijke kaders en er is derhalve geen afspraak door Noord-Holland geschonden.
Voor de volledigheid merk ik op dat voor overige deelnemers aan het schatkistbankieren, met name rechtspersonen met een wettelijke taak zoals Luchtverkeersleiding Nederland, het Centraal Bureau voor de Statistiek en (vrijwillig deelnemende) onderwijsinstellingen, wel de verplichting geldt om alle middelen in de schatkist aan te houden. Dit is bepaald in artikel 45 CW.
Deelt u de mening dat overheden geen geld moeten gaan beleggen bij private instellingen? Zo nee, waarom niet? Heeft u de provincie Noord-Holland aangesproken op de in het artikel genoemde beleggingsplannen? Zo nee, waarom niet? Wie draagt het risico als de belegging niet het gewenste resultaat oplevert?
Die mening deel ik niet. De wettelijke bepalingen voor het uizetten van gelden (de eerder genoemde Ruddo) laten het toe dat de provincie Noord-Holland geld uitzet bij private instellingen zij het dat er dan wel strenge voorwaarden aan zijn verbonden, o.a. de ratingeis. Wel heb ik eerder aangegeven dat ik met de bestuurders van de koepels van decentrale overheden over schatkistbankieren wil spreken om met hen van gedachten te wisselen over de vraag in hoeverre schatkistbankieren kan bijdragen aan het verder reduceren van risico’s op de overtollige middelen die door hen worden uitgezet2. Mijn intentie is om het onderwerp te agenderen voor het eerstkomende Bestuurlijk Overleg Financiële Verhoudingen.
Zoals in mijn antwoord op vraag 3 verwoord gelden voor de nazorgfondsen andere regels dan voor provincies aangezien dat aparte entiteiten zijn. Ik heb de Provincie Noord-Holland niet aangesproken op haar beleggingsplannen. Zolang zij zich aan de wettelijke regels houdt, is dat is niet aan mij maar aan Provinciale Staten. Navraag heeft uitgewezen dat Provinciale Staten uitgebreid zijn betrokken bij de besluitvorming over een nieuwe beleggingsmix voor het Nazorgfonds.
Hoe beoordeelt u het leervermogen van de provincie Noord-Holland, aangezien de provincie Noord-Holland eerder ook al geld had uitstaan bij de IJslandse bank Landsbanki?
Ik acht de Provincie Noord-Holland zeer goed in staat haar eigen afwegingen in deze te maken, getuige ook het feit dat de Provincie Noord-Holland haar overige middelen bij de schatkist onderbrengt.
Concentratie van verloskundige zorg |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de verschillende berichten over sluiten van de afdeling acute verloskunde van het Diaconessenhuis in Meppel en het definitieve vertrek naar Zwolle?1
Meerdere partijen hebben mij brieven gestuurd over de mogelijke concentratie van acute verloskunde in de regio Meppel/Zwolle. De lokale ziekenhuizen hebben een voorgenomen besluit tot verplaatsing van klinische bevallingen naar Zwolle gecommuniceerd. De ziekenhuizen hebben bij mij aangegeven dat het besluit nog niet definitief is en pas genomen wordt wanneer er is geregeld dat de bereikbaarheid in de regio niet verslechtert, of mogelijk zelfs verbetert. Hierover wordt met de Regionale Ambulance Voorziening overlegd. Daarnaast hebben de ziekenhuizen aangegeven dat ze in overleg zijn met de verloskundigen. Ik heb benadrukt dat het essentieel is dat er goede afspraken gemaakt worden met verloskundigen en andere beroepsgroepen in de regio. Samenwerking met de verloskundigen in de regio moet altijd goed zijn georganiseerd. Ik vind het daarom van groot belang dat alle relevante partijen betrokken worden bij besluitvorming over verloskundige zorg in de regio. De uitkomst van overleg moet zijn dat er voor de patiënt en de regio de beste situatie ontstaat. Dit is alleen mogelijk als de kwaliteit en toegankelijkheid van de gehele keten van verloskundige zorg is geborgd.
Ik heb betrokken partijen steeds opgeroepen om geen definitieve stappen te zetten voordat aan de eisen voor kwaliteit en bereikbaarheid is voldaan en hier wordt nu dus aan gewerkt.
Welke aanpassingen in de ambulancedienstenstructuur zijn noodzakelijk om de bereikbaarheid te waarborgen, en per welke datum worden deze ingevoerd? Welke afspraken zijn gemaakt met de verloskundigen om een sluitende zorgketen te realiseren?
Zoals ik bij vraag 1 aangeef wordt hierover met de Regionale Ambulance Voorziening overlegd. Er wordt gedacht aan het verplaatsen van een ambulancepost en het neerzetten van een extra ambulance. Momenteel wordt met de RAV Groningen bekeken hoe de bereikbaarheid kan worden verbeterd.
Het sluitend krijgen van de keten van acute zorg is een voorwaarde voor effectuering van de plannen. Samenwerking met de verloskundigen in de regio, ook na concentratie, moet goed zijn georganiseerd. Ik vind het van groot belang dat alle relevante partijen betrokken worden bij besluitvorming over verloskunde in de regio. De uitkomst van overleg moet zijn dat er voor de patiënt en de regio de beste situatie ontstaat. Het is de verantwoordelijkheid van zowel de verloskundigen, de ziekenhuizen en de verzekeraars om verantwoorde en bereikbare zorg in de regio te garanderen.
Is het waar dat u in een brief aan mensen in Meppel, van 1 december 2011 heeft geschreven «dat de betrokkenen bij het opstellen van de regiovisie u hebben verzekerd, dat geen stappen worden genomen voordat de kwaliteit en toegankelijkheid van de acute verloskundige zorg is verzekerd»? In hoeverre komt dit overeen met de huidige gang van zaken?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
In hoeverre heeft het College Perinatale Zorg (CPZ) toegezien op het naleven van lokale protocollen, zoals de voorzitter van het CPZ aankondigde?2 In hoeverre is dit bijvoorbeeld in Meppel gebeurd? In hoeverre is het CPZ betrokken geweest bij de situatie in Meppel?
Na het opzetten van het plan van aanpak is het CPZ momenteel bezig met het instellen van de commissies, waaronder een commissie die zich gaat bezighouden met inventarisatie van de regionale ketens en samenwerking in de Verloskundige Samenwerkingsverbanden (VSV’s). Deze commissie Implementatie en Organisatie zal in de tweede helft van 2012, als de initiatieven lokaal aan de slag zijn gegaan, op de plannen toezien. Bij individuele casussen als Meppel heeft het CPZ contact gehad met de lokale initiatieven. Het College Perinatale Zorg (CPZ) heeft gesproken met een afvaardiging van de verloskundigen kring Meppel. Daarnaast is er contact geweest met het bestuur van het Diaconessenhuis Meppel. Het advies van het CPZ luidt dat er net als overal in Nederland beschreven moet zijn hoe in een samenwerkingsverband tussen alle partijen en professionals gegarandeerd wordt dat 24/7 kwalitatief de juiste zorg voor moeder en kind in de netwerkaanpak geleverd wordt.
Kan een overzicht gegeven worden van initiatieven tot concentratie van verloskundige zorg in Nederland? Bij welke ziekenhuizen is hiervan sprake? Welke afdelingen dreigen gesloten te worden of zijn reeds gesloten? Hoe wordt de bereikbaarheid van de acute verloskundige zorg gegarandeerd? In hoeverre ligt hier een landelijke visie aan ten grondslag?
Ik kan u op dit moment geen overzicht geven van de initiatieven tot concentratie van verloskundige zorg in Nederland. De IGZ legt momenteel de laatste hand aan een inventarisatie bij alle ziekenhuizen van de mate waarin reeds aan de normen van de stuurgroep zwangerschap en geboorte wordt voldaan en wat ziekenhuizen nodig hebben om aan de normen te voldoen. Deze inventarisatie geeft een geaggregeerd beeld van de plannen van de ziekenhuizen. De belangrijkste resultaten van de inventarisatie zijn medio februari beschikbaar en ik zal u deze, voorzien van mijn beleidsreactie, zo spoedig mogelijk doen toekomen. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) doen daarnaast momenteel onderzoek naar wat op landelijk niveau nodig is om aan alle normen te kunnen voldoen. Dit onderzoek moet leiden tot een implementatieplan, inclusief een zorgvuldig gekozen tijdspad. De uitkomsten van dit onderzoek zullen naar verwachting eveneens medio februari gereed zijn, waarna ik ze aan uw Kamer zal toezenden.
Ten aanzien van de kwaliteit en bereikbaarheid van klinische verloskunde zijn landelijke criteria vastgelegd. Zo zijn in de Kwaliteitswet Zorginstellingen en in richtlijnen van de beroepsgroep eisen ten aanzien van kwaliteit geformuleerd. Hier valt ook al een deel van de normen van de stuurgroep zwangerschap en geboorte onder. In de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) zijn eisen met betrekking tot de toegankelijkheid van acute zorg (de 45-minutennorm) en eisen aan het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) vastgelegd. In alle concentratievraagstukken houd ik betrokken partijen onverkort aan deze criteria.
Herinnert u zich uw brief van 30 juni 2011 inzake de voortgang van het College Perinatale Zorg?3 Waarom is de startdatum van het CPZ vertraagd van april naar juni? Kan van ieder van de zeven commissies precies aangegeven worden wat de stand van zaken is ten aanzien van de beleidsonderwerpen? Op welke wijze is de communicatie met de regio’s vormgegeven? Wat is de stand van zaken ten aanzien van de interactieve website? Wat is de stand van zaken ten aanzien van de vertaling van landelijke richtlijnen in plaatselijke protocollen, de toetsing of de plaatselijke protocollen aan de landelijke normen voldoen, het delen van best practices etc.?
Om praktische redenen is het college in juni gestart. Informeel is de voorzitter al aan de slag gegaan in april.
Er zijn zes commissies in oprichting; kwaliteit, implementatie en organisatie, onderzoek, voorlichting en preconceptiezorg, ICT platform en onderwijs. Ik verwacht in juli van het CPZ een tussentijdse rapportage over de activiteiten van deze commissies. De voorzitters van de commissies zijn benoemd. De commissies bestaan uit gemiddeld 20 deskundigen afkomstig uit 40 organisaties uit het veld. De commissies gaan volgende maand aan de slag met hun taken. U kunt het plan van aanpak vinden op de interactieve websites (www.collegepz.nl en www.goedgeboren.nl). De communicatie met de regio vindt plaats via deze websites die elke week worden bijgehouden en gevuld.
Het CPZ werkt aan het integreren van de visies van de beroepsgroepen en bestaande richtlijnen tot een landelijke integrale netwerkrichtlijn geboortezorg. De eerste samenwerkingschecklist is gemaakt door de regio Friesland en wordt verspreid via de website van het CPZ. De toetsing vindt plaats in de commissie Implementatie en Organisatie.
Heeft u nog steeds vertrouwen in de betrokkenheid en daadkracht van partijen binnen het CPZ? Zo ja, waarop is dit gebaseerd? Waaruit blijkt de»doelgerichte en pragmatische aanpak» waarop uw vertrouwen berustte?
Ja, het college wordt steeds meer zichtbaar en merkbaar, zowel landelijk als regionaal. In het totaal hebben 40 partijen leden aangeleverd voor de commissies, dit maakt het een sterk college waarin het gehele veld is vertegenwoordigd. Het baart mij wel zorgen dat partijen nog steeds afzonderlijk berichten naar buiten brengen zonder afstemming in het CPZ. Ik verwacht van de partijen dat dit in de toekomst niet meer gebeurt. Ik roep het CPZ op om hierin regie te nemen.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over het verband tussen reistijd en babysterfte?4 Hebben alle ziekenhuizen vóór de zomer van 2011 een plan van aanpak betreffende de acute verloskundige zorg aangeleverd aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Heeft overleg plaatsgevonden met de veldpartijen om duidelijkheid te krijgen over de definitie van de 15 minuten norm, en de overige normen uit het advies met betrekking tot de optimalisering van de verloskundige keten uit het advies van de Stuurgroep? Met welk resultaat?
De IGZ heeft een inventarisatie bij alle ziekenhuizen uitgevoerd naar de stand van zaken van de implementatie van de aanbevelingen uit het advies van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte. Zie ook het antwoord op vraag 5. Alle ziekenhuizen die verloskundige zorg leveren hebben informatie aangeleverd bij de IGZ.
In mijn brief van 16 januari heb ik u geïnformeerd dat een aantal van de normen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte nader is gedefinieerd5.
Bent u bereid ruim vóór het op 7 maart 2012 geagendeerde algemeen overleg over Zwangerschap en geboorte, uw visie te sturen inzake de concentratie van verloskundige zorg, en daarbij de verschillende rapporten te betrekken die hierover zijn uitgebracht en daarbij tevens de uitkomsten te betrekken van het onderzoek van de IGZ?5
Ja.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden ruim vóór het op 7 maart 2012 geagendeerde algemeen overleg over Zwangerschap en Geboorte?
Ja.
Een brochure betaald door het Duitse ministerie van Justitie |
|
Geert Wilders (PVV), Louis Bontes (PVV) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Gedachtegoed Wilders is voedingsbodem neonazi’s» in De Telegraaf van 2 februari 2012 en van de brochure «Zwischen Propaganda und Mimikry: Neonazi-Strategien in Sozialen Netzwerken» van de Duitse Amadeu Antonio Stiftung?1
Ja.
Acht u het gepast dat de Duitse minister van Justitie Sabine Leutheusser-Schnarrenberger een brochure betaalt en het voorwoord schrijft waarin het gedachtegoed van PVV-fractieleider Geert Wilders een voedingsbodem voor Duitse neonazi’s en hun willekeurige moorden wordt genoemd?
Deze bewering staat niet in de brochure «Zwischen Propaganda und Mimikry; Neonazi-Strategien in Sozialen Netzwerken». Wel bevat de brochure twee feitelijke verwijzingen naar een bezoek van de heer Wilders aan de Duitse partij Die Freiheit om een lezing te geven en naar een logo dat door de heer Wilders gebruikt zou worden. Daarnaast bevat zij een «screen shot» van een facebook-pagina van Die Freiheit, waarin de lezing van de heer Wilders wordt aangekondigd, met foto van de heer Wilders.
Neemt u afstand van de betreffende schandelijke beweringen in de brochure?
In de context van de brochure kunnen bovengenoemde verwijzingen de indruk wekken dat de heer Wilders buiten de rechtsstaat en de parlementaire democratie functioneert. Een dergelijke interpretatie is onjuist en zou ongepast zijn. Ik neem hier dan ook nadrukkelijk afstand van.
Bent u van plan de Duitse ambassadeur te ontbieden om met kracht te protesteren tegen het betalen met Duits belastinggeld van brochures die lasterlijk zijn voor een belangrijke Nederlandse politieke partij en haar fractievoorzitter?
Nee, er zijn directe contacten met het Duitse ministerie van Justitie over dit onderwerp waarin de boven beschreven Nederlandse positie is gemarkeerd.
De mogelijke samenwerking tussen Taliban en het Afghaanse leger |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten omtrent de samenwerking tussen de Taliban en het Afghaanse leger?1
Ja.
Is het waar dat er een NAVO-rapport bestaat waarin staat dat de Taliban en het Afghaanse leger samenwerken? Is het tevens waar dat hierin beschreven wordt dat de Pakistaanse geheime dienst de Taliban steunt? Heeft u kennisgenomen van de inhoud van dit rapport?
De regering heeft kennis genomen van het confidentiële document van de NAVO waarover is bericht in de media. De regering doet conform regelgeving van de NAVO geen uitspraken over de inhoud van gerubriceerde NAVO documenten.
Bent u bereid de Kamer vertrouwelijk inzage te geven in dit rapport? Zo nee, bent u bereid de Kamer (eventueel vertrouwelijk) een brief te sturen waarin de belangrijkste conclusies van dit rapport uiteen worden gezet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de overtuiging dat samenwerking met de Taliban uiterst onwenselijk is en indruist tegen hetgeen de internationale gemeenschap, Nederland inclusief, probeert te bewerkstelligen in Afghanistan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om deze praktijken tegen te gaan?
In het kader van het politieke vredesproces is gesteld dat de Taliban in een eventueel vredesakkoord het geweld moet afzweren, de banden met Al Qaida en regionale terreurnetwerken moet verbreken en de Afghaanse grondwet moet respecteren. Samenwerking met de Taliban is niet aan de orde totdat aan deze voorwaarden is voldaan. Wel onderkent Nederland, net als de internationale gemeenschap, het belang dat de strijdende groepen met elkaar in gesprek komen.
Kunt u uitsluiten dat dergelijke praktijken plaatsvinden in de provincie Kunduz, waar Nederland actief is? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven of dergelijke praktijken plaatsvinden of plaats hebben gevonden in de provincie Uruzgan?
Er is geen informatie bekend waaruit blijkt dat Taliban eenheden zijn geïnfiltreerd in de onderdelen van de Afghaanse veiligheidsdiensten, waarmee Nederland werkt of gewerkt heeft.
Hebben het schietincident van anderhalve week geleden, waarin een Afghaanse militair vier Franse ISAF-militairen doodschoot, en het schietincident van deze week, waarin nog een ISAF-militair werd doodgeschoten door een persoon in een Afghaans legeruniform, iets te maken met eventuele banden tussen de Taliban en het Afghaanse leger?
De regering beschikt niet over informatie waaruit kan worden opgemaakt of de twee door u vermelde incidenten in verband kunnen worden gebracht met de Taliban.
De Amerikaanse National Defense Authorization Act (NDAA) |
|
Harry van Bommel |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van de net aangenomen Amerikaanse National Defense Authorization Act (NDAA), in het bijzonder het hoofdstuk TITLE X–GENERAL PROVISIONS: Subtitle D–Counterterrorism, section 1021?1
Ja.
Indien ja, deelt u de opvatting dat als gevolg van deze wet er een onevenwichtige machtverschuiving plaatsvindt van de rechterlijke naar de uitvoerende macht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is voorbarig over de gevolgen van de toepassing van deze wet een oordeel te vellen; ik heb vertrouwen in de Amerikaanse scheiding der machten.
Bent u bekend met de reactie van de American Civil Liberties Union (ACLU) op de NDAA, die in een verklaring schreef: «The statute is particularly dangerous because it has no temporal or geographic limitations, and can be used by this and future presidents to militarily detain people captured far from any battlefield. The ACLU will fight worldwide detention authority wherever we can, be it in court, in Congress, or internationally»?2
Ja.
Wat is uw reactie op deze kritiek? Bent u het met de ACLU eens dat de wet, die in haar toepassing geen beperking in de tijd of geografische ruimte kent, het mogelijk maakt voor een Amerikaanse president om mensen overal ter wereld op te laten pakken en dus ook in Nederland?
Een aantal bepalingen in de NDAA waaraan de ACLU refereert, met name die over de detentie van terrorismeverdachten en de mogelijke geografische en temporele oprekking van de toepasselijkheid van het humanitair oorlogsrecht, strookt niet met de Nederlandse en EU opvatting over het internationaal recht. De EU zal hierover, mede namens de lidstaten, met de VS contact hebben. De Amerikaanse president heeft in zijn signing statement aangegeven section 1 021 zodanig te zullen interpreteren, dat iedere detentie in lijn zal zijn met de Amerikaanse grondwet, het oorlogsrecht en andere toepasselijke wetten.
Welke bescherming is er voor Nederlandse ingezetenen om te voorkomen dat zij het slachtoffer worden van deze ongecontroleerde uitoefening van deze Amerikaanse presidentiële macht?
De VS blijft gebonden aan zijn internationaalrechtelijke verplichtingen op het gebied van mensenrechten en humanitair oorlogsrecht, dus ook met betrekking tot Nederland.
Deelt u de opvatting dat deze wetgeving en de bijbehorende praktijken de kritiek van de Amerikaanse regering en haar bondgenoten op landen die de mensenrechten schenden, zoals Iran, Syrië, Rusland en andere ernstig ondermijnt? Indien neen, waarom niet?
Neen. Nederland, EU en de Verenigde Staten delen de opvatting dat wetgeving en maatregelen in het kader van bestrijding van terrorisme in overeenstemming moeten zijn met het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht en de mensenrechten.
De rechtszaak tegen Erwin Vermeulen in Japan |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u tegen het ANP gezegd dat sinds kort familiebezoek is toegestaan voor Erwin Vermeulen, maar dat de familie daarvan zou hebben afgezien? Zo nee, waarom heeft u geen zichtbare poging gedaan om het kennelijk foutieve bericht te rectificeren?1
Ja. Op 17 januari heeft het Consulaat-Generaal in Osaka van de advocaat vernomen dat de openbaar aanklager akkoord ging met een bezoek van de ouders aan Erwin. Dit op voorwaarde dat (1) de familie niet gelieerd zou zijn aan de Sea Shepherd Conservation Society, en(2) een diplomatieke nota zou worden overlegd met vermelding van de persoonlijke gegevens, inclusief kopieën van de paspoorten. De ouders van Erwin zijn hierover op dezelfde dag telefonisch ingelicht. Daarbij is assistentie aangeboden bij het aanvragen van een bezoek. De familie heeft laten weten om haar moverende redenen geen bezoek te willen aanvragen. Die afweging respecteer ik.
Kunt u bevestigen dat de enige informatie die de familie van Erwin Vermeulen via uw ministerie heeft bereikt over de mogelijkheden tot bezoek luidde: «Indien de ouders besluiten naar het proces te komen, zal de aanklager in overweging nemen hen speciaal toestemming te verlenen met het recht tot bezoek op voorwaarde dat de ouders niets te maken hebben met Sea Shepherd»? Bent u bereid te erkennen dat deze informatie betekent dat er in het geheel geen zekerheid was en is dat de ouders van Erwin hem daadwerkelijk zouden kunnen bezoeken als ze zouden afreizen naar Japan?2
Door het ministerie is consequent gesteld dat de finale beslissing om een verzoek te honoreren in alle gevallen bij de Japanse autoriteiten lag. Daarbij is ook steeds melding gemaakt van de bereidheid van het ministerie om te assisteren bij een aanvraag.
Waarom heeft u in de media een onjuist beeld geschetst over de bezoekmogelijkheden en daarbij de suggestie gewekt dat de ouders niet bereid waren hun zoon op te zoeken in de Japanse gevangenis? Kunt u zich voorstellen dat het voor de familie van Erwin bijzonder pijnlijk was om zoiets te moeten lezen in de krant?
Ik ben me er ten volle van bewust dat de familie een heel moeilijke periode heeft doorgemaakt. Vanaf het begin is alles in het werk gesteld om de familie zo goed mogelijk van alle ontwikkelingen op de hoogte te houden, inclusief van de Japanse procedures en voorwaarden. Er is naar mijn oordeel correcte informatie verstrekt.
Is het waar dat u tot nu toe nog geen enkele keer persoonlijk contact hebt opgenomen met de familie van Erwin Vermeulen?
Het ministerie van Buitenlandse Zaken onderhoudt vanaf het moment van de aanhouding van Erwin Vermeulen op 16 december 2011 contact met zijn familie en in het bijzonder met de door hem aangewezen contactpersoon. Deze contacten vinden plaats met ambtenaren die zijn gespecialiseerd in consulaire zaken.
Kunt u bevestigen dat Erwin Vermeulen in de 46 dagen die hij nu gevangen zit weinig gelegenheid lijkt te hebben gekregen voor persoonlijke verzorging, dat hij in een onverwarmde cel zit in een omgeving waar het in januari behoorlijk koud is, dat hij een eenzijdig dieet krijgt, dat hij duidelijk is afgevallen en dat hij geketend is voorgeleid in de rechtszaal? Vindt u dat een dergelijke behandeling gepast is in een «ordentelijke democratische rechtsstaat» voor een vermeende duw?
Ik realiseer me dat de behandeling en detentieomstandigheden in Japan strenger zijn dan in Nederland, maar daaruit kan in genen dele geconcludeerd worden dat Japan geen ordentelijke democratische rechtsstaat is. De behandeling die Erwin Vermeulen heeft ondergaan, week niet af van de wijze waarop in vergelijkbare gevallen (zowel Japanse als buitenlandse) gedetineerden worden behandeld tijdens hun voorarrest en voldeed aan de Japanse wetten en regels. Het consulaat-generaal heeft hierop steeds toegezien.
Denkt u nog steeds dat het «prima» gaat met Erwin Vermeulen, dat hij «het goed maakt en dat hij zijn veganistische dieet uitstekend kan nuttigen in detentie»?3 Zo ja, waar baseert u uw oordeel op en hoe verklaart u dat mensen die Erwin hebben gezien in de rechtszaal met heel andere berichten komen?
Erwin Vermeulen is sinds zijn aanhouding op 16 december vier maal bezocht door medewerkers van het Consulaat Generaal te Osaka. Tevens heeft het Consulaat Generaal contact met de advocaten van betrokkene. Een oordeel over de behandeling van Erwin Vermeulen was mede gebaseerd op deze gesprekken. Hij had daarin tegenover het Consulaat-Generaal aangegeven dat het naar omstandigheden goed met hem ging. Op basis van signalen van Erwin Vermeulen is tweemaal bij de Japanse autoriteiten aangedrongen op aanpassing van het dieet.
Kunt u bevestigen dat de rechtszaak verder gaat op 1 februari en dat er op 22 februari uitspraak zal volgen? Kunt u bevestigen dat Erwin Vermeulen in dat geval bijna 2½ maand gevangen is gehouden voor een vermeende duw? Acht u ruim twee maanden detentie, onder de genoemde omstandigheden, voor een vermeende duw, passend in een «ordentelijke democratische rechtsstaat»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals bekend is Erwin Vermeulen op 22 februari vrijgesproken. Ik hoop dat voor de familie hiermee een einde is gekomen aan een moeilijke periode. Ik stel verder vast dat een voorarrest van twee à drie maanden naar Japanse maatstaven niet uitzonderlijk is.
Bent u op de hoogte van de uitspraken van VN-mensenrechtencommissaris en de VN-werkgroep inzake Willekeurige Detentie inzake de veroordeling van twee Japanse Greenpeace-medewerkers in 2010? Is het u bekend dat de VN-mensenrechtencommissaris haar zorgen heeft uitgesproken over het proces tegen Junichi Sato en Toru Suzuki, die zijn gearresteerd na hun onderzoek naar de corrupte handel in walvisvlees? Is het u bekend dat de VN-werkgroep inzake Willekeurige Detentie oordeelde dat Japan in deze zaak de mensenrechten heeft geschonden en dat de voorwaardelijke opsluiting van de Greenpeace-medewerkers politiek gemotiveerd was?
Ik ben bekend met het oordeel van de VN-werkgroep inzake Arbitraire Detentie dat tijdens de inhechtenisneming en detentie van de heren Sato en Suzuki een aantal artikelen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten geschonden zijn. De VN-werkgroep inzake Arbitraire Detentie verbond geen waardeoordeel aan deze mening.
Bent u, gelet op het bovenstaande, bereid de mogelijkheid te erkennen dat er ook in het proces rond Erwin Vermeulen sprake zou kunnen zijn van politieke redenen om hem te arresteren en aan te klagen?
Erwin Vermeulen was aangehouden op grond van verdenking van geweldpleging. Ik heb geen aanwijzing dat de arrestatie plaats had om politieke redenen.
Bent u alsnog bereid Japan aan te spreken op de arrestatie, langdurige detentie en behandeling van Erwin Vermeulen?
De zaak van Erwin Vermeulen is verschillende malen onderwerp van gesprek geweest in contacten met de Japanse autoriteiten. Daarbij is terughoudendheid betracht in het oordelen over en treden in de zaak zolang die onder de rechter was. Wel heb ik mijn bezorgdheid geuit en aandacht gevraagd voor het gevoel van onzekerheid en machteloosheid waar de familie en vrienden van Erwin Vermeulen lange tijd mee hebben moeten leven. Ik heb de Japanse autoriteiten tevens dringend in overweging gegeven contact tussen familie en Erwin Vermeulen toe te staan.
Een geheim NAVO-rapport over samenwerking tussen Taliban en de Afghaanse politie |
|
Harry van Bommel |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het BBC-bericht «Pakistan helping Afghan Taliban – NATO»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevinding in het rapport dat de Taliban brede steun geniet onder de Afghaanse bevolking? Wat zegt deze bevinding volgens u over de haalbaarheid van huidige NAVO-strategie om de «hearts and minds» van de Afghanen te winnen? Deelt u de mening dat uit het rapport blijkt dat tot dusverre deze strategie faalt?
De regering doet conform regelgeving van de NAVO geen uitspraken over de inhoud van gerubriceerde NAVO documenten. Nederland spant zich samen met partners in voor een duurzaam veilig en stabiel Afghanistan.
Hoe beoordeelt u de volgende bevindingen: dat in gebieden waar de ISAF zich uit teruggetrokken heeft de invloed van de Taliban terugkeert, vaak met weinig of geen verzet van de veiligheidsdiensten van de regering en in veel gevallen met de actieve hulp van de Afghaanse politie en militairen en dat er wijdverbreide samenwerking is tussen de opstandelingen enerzijds en de Afghaanse politie en militairen anderzijds? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke praktische gevolgen heeft deze samenwerking tussen de Afghaanse veiligheidsdiensten en de Taliban voor de huidige NAVO-strategie met betrekking tot het overdragen van de verantwoordelijkheid in Afghanistan aan de politie en het leger?
De Nederlandse regering steunt het transitieproces dat vorig jaar van start is gegaan. Het is belangrijk dat Afghanistan geleidelijk de verantwoordelijkheid voor de interne veiligheid en stabiliteit gaat dragen. Het land wordt hierbij gesteund door de internationale gemeenschap, zoals onlangs is bevestigd tijdens de Bonn conferentie (5 december 2011). Ook na 2014 zal de internationale gemeenschap Afghanistan blijven ondersteunen. Het transitieproces verloopt volgens plan. In de gebieden waar de verantwoordelijkheid voor de veiligheid reeds is overgedragen aan de Afghaanse veiligheidsdiensten is het vigerende veiligheidsniveau gehandhaafd. Naar verwachting zal komend voorjaar de volgende tranche van het transitieproces worden aangekondigd.
Hoe beoordeelt u de bevinding in het rapport dat Afghaanse burgers frequent het bestuur van de Taliban prefereren boven het bestuur van de Afghaanse regering? Hoe verklaart u de voorkeur van de Afghaanse bevolking voor het bestuur van de Taliban?
Het is een eenzijdige opvatting dat Afghaanse burgers frequent het bestuur van de Taliban prefereren. In de transitiegebieden heeft de Afghaanse overheid aangetoond in staat te zijn om bestuurlijk gezag uit te oefenen en zorg te dragen voor de veiligheid. De steun onder de bevolking voor de regering heeft wel te lijden onder zwak Afghaans bestuur en corruptie. De komende periode zal de regering Karzai daarom nog meer daadkracht moeten tonen in het verbeteren van het openbaar bestuur om als legitieme en geloofwaardige overheid te kunnen blijven functioneren. In het algemeen heeft de bevolking geen enkele behoefte aan een terugkeer naar de terreur en het extremisme van het Taliban bewind van ruim tien jaar geleden. In dat licht hebben terroristische aanslagen van de Taliban waarbij onschuldige Afghaanse burgers om het leven zijn gekomen de reputatie van de Taliban niet verbeterd.2
Wanneer wordt in Kunduz de verantwoordelijkheid overgedragen van de ISAF naar de Afghaanse veiligheidsdiensten? Hoe groot schat u de kans dat dan de Taliban, met hulp van de lokale veiligheidsdiensten die nu mede door Nederland worden opgeleid, haar invloed in het gebied zal herwinnen?
Er is geen besluit genomen met betrekking tot het moment waarop in Kunduz de verantwoordelijkheid voor de veiligheid zal worden overgedragen. Deze beslissing wordt genomen door president Karzai, in overleg met de NAVO.
De Taliban is nog steeds een machtsfactor van belang. Nederland werkt samen met internationale partners aan de versterking van de capaciteit van de politie en de rechtsstaat.
Zijn de bevindingen in het NAVO-rapport volgens u representatief voor de situatie in en rondom Kunduz? Zo ja, welke praktische gevolgen heeft dit voor de Nederlandse trainingsmissie in Kunduz? Zo nee, wat is dan de situatie in Kunduz? Kunt u uw antwoord toelichten?
Reeds voor verschijning van dit rapport was de missie alert op de mogelijkheid dat opstandelingen proberen te infiltreren in de lokale veiligheidsdiensten.
De rekruten en agenten met wie wij werken worden allemaal onderworpen aan een Afghaans veiligheidsonderzoek voordat zij aan de basistraining mogen deelnemen.
Deelt u de conclusie in het rapport dat de Pakistaanse geheime dienst, de ISI, de Afghaanse Taliban direct steunt? Welke politieke consequenties verbindt u hieraan?
De regering deelt de zorgen van de VS en andere partners over mogelijke betrokkenheid van de Pakistaanse veiligheidsdiensten bij terroristische activiteiten in Afghanistan. Pakistan is een onmisbare schakel voor duurzame veiligheid en stabiliteit in Afghanistan. Nederland en de internationale gemeenschap blijven samenwerken met de Pakistaanse regering en aandringen op een daadkrachtige en effectieve aanpak van het terrorisme door Pakistan.
Banenverlies en bezuinigingen bij de GGZ Drenthe |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat bij de GGZ Drenthe banen verloren gaan?1
Het feit dat er als gevolg van de bezuinigingen banen gaan verdwijnen in de GGZ, betreur ik. Het is echter noodzakelijk om te bezuinigen.
Hoeveel en welke vestigingen van de GGZ Drenthe zullen sluiten?
GGZ Drenthe heeft mij desgevraagd medegedeeld dat het sluiten van vestigingen van GGZ Drenthe niet aan de orde is. GGZ Drenthe heeft het voornemen om de inkrimping van het zorgbudget op te vangen door bepaalde afdelingen op GGZ Drenthe-locaties te sluiten, dan wel bedden te reduceren. Op nagenoeg alle vestigingen van GGZ Drenthe zal een reductie van bedden plaatsvinden, te weten in Assen, Beilen, Emmen en Hoogeveen.
Klopt het dat er 117 fulltime functies zullen verdwijnen, en wat betekent dat voor het aantal medewerkers wiens baan mogelijk op de tocht staat?
Door GGZ Drenthe is berekend dat door de inkrimping van het zorgbudget 117 fte zullen verdwijnen. Dit betekent dat naar verwachting 120 medewerkers van GGZ Drenthe hun baan zullen verliezen.
Zullen er gedwongen ontslagen vallen? Zo ja, hoeveel?
GGZ Drenthe heeft mij laten weten dat er geen sprake zal zijn van gedwongen ontslagen.
Waaruit bestaat de 8,5 miljoen euro aan bezuiniging bij de GGZ -Drenthe?
Door GGZ Drenthe is de volgende berekening gemaakt om de € 8,5 mln. aan bezuinigingen in te vullen:
Kunt u garanderen dat er geen tekort aan hulp, zorg en/of opvang zal ontstaan, en dat de kwaliteit en continuïteit van zorg in Drenthe en omgeving niet in het geding komt door de bezuinigingen? Zo neen, waarom niet?
GGZ Drenthe heeft mij aangegeven dat de bezuinigingsmaatregelen consequenties kunnen hebben voor haar cliënten; soms zullen ze naar een andere zorgverlener moeten omzien, soms zullen ze verder moeten reizen, en ook zullen er naar verwachting van GGZ Drenthe cliënten afhaken als gevolg van de invoering van de eigen bijdrage. GGZ Drenthe heeft mij echter gegarandeerd zich maximaal in te spannen om de kwaliteit en continuïteit van zorg te waarborgen. Dit gebeurt vooral door de zorg op een andere wijze aan te bieden. Voor een groot deel zal de zorg aan cliënten namelijk in een meer ambulante setting worden voortgezet. De FACT-teams die GGZ Drenthe in toenemende mate inzet, spelen daarbij een belangrijke rol. Daarnaast zullen cliënten die niet meer bij GGZ Drenthe terecht kunnen naar andere passende vormen van zorg worden begeleid.
Hoeveel lager zal de zorgvraag zijn bij GGZ Drenthe en bij andere GGZ- instellingen door de invoering van de eigen bijdrage?2
GGZ Drenthe schat in dat de daling van de omzet door vraaguitval als gevolg van de invoering van de eigen bijdrage ongeveer € 2 mln. zal bedragen.
Wat de consequenties hiervan zijn bij andere GGZ-instellingen kan ik u niet meedelen. Ik heb u eerder toegezegd de gevolgen van de invoering van de eigen bijdrage te gaan monitoren. Daartoe heb ik een monitor opgezet naar de effecten van de invoering van de eigen bijdrage.
Hoe kunt u garanderen, wanneer GGZ-instellingen en professionals al geruime tijd waarschuwen voor een toename van het aantal zorgmijders, het uitvallen van patiënten die in behandeling zijn en nu dus ook het anticiperen op een lagere zorgvraag met gevolgen voor vestigingen, dat er geen mensen «tussen wal en schip’zullen vallen? Kan een toelichting worden gegeven?
Zoals ik in het antwoord op vraag 7 al heb gemeld zal de monitor die ik heb opgezet een antwoord moeten geven op de vraag in hoeverre sprake zal zijn van een toename van het aantal zorgmijders en er uitval van zorgvraag ontstaat.
Daarnaast is in die gevallen waar sprake is van bemoeizorg of BOPZ-zorg geen sprake van een eigen bijdrage.
Ik verwacht dat hiermee dat het aantal uitvallers of «mensen die tussen wal en schip dreigen te raken» kan worden beperkt.
Kunt u een overzicht geven van het aantal intramurale plekken dat in het land verdwijnt? Is het mogelijk dat in de toekomst een tekort aan crisisbedden zal ontstaan in (verschillende) regio’s?
Ik kan geen overzicht geven van het verdwijnen van het aantal intramurale plekken, omdat het invullen de bezuinigingen de verantwoordelijkheid van de GGZ-instellingen zelf is. Omdat dit per instelling kan verschillen kan ik daarom hierover geen informatie geven.
Wat betreft een eventueel tekort aan crisisbedden kan ik u meedelen dat de instellingen ook verantwoordelijk zijn voor het invullen van de crisisfunctie in de regio waarvoor de betreffende instelling zorg levert. De instelling stemt dit af met overige aanbieders wanneer dit het geval is.
Deze functie moet dus gewaarborgd blijven. Overigens vallen crisisbedden niet in eerste instantie tot de klinische capaciteit die dient te worden gereduceerd.
De samenwerking tussen Afghaanse politiemensen en militairen met de Taliban |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Afghaanse politiemensen en militairen werken samen met de Taliban»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over het rapport, waarin duidelijk naar voren komt dat de Taliban actieve steun van het Afghaanse leger en de politie krijgt?
De regering heeft kennis genomen van het confidentiële document van de NAVO waarover is bericht in de media. De regering doet conform regelgeving van de NAVO geen uitspraken over de inhoud van gerubriceerde NAVO documenten. Het document bevat geen politieke analyse van de NAVO, maar slechts uitspraken van Taliban gevangenen.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is te moeten constateren dat de groeiende invloed van de Taliban voornamelijk in regio’s plaatsvindt wanneer militairen van de NAVO-vredesmacht ISAF vertrekken?
Het beeld dat de steun voor de Taliban toeneemt in gebieden waar de Afghaanse veiligheidsdiensten de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van ISAF hebben overgenomen wordt niet herkend. In de transitiegebieden heeft de Afghaanse overheid aangetoond in staat te zijn zorg te dragen voor de veiligheid. De steun onder de bevolking voor de regering heeft wel te lijden onder zwak Afghaans bestuur en corruptie. De komende periode zal de regering Karzai daarom nog meer daadkracht moeten tonen in het verbeteren van het openbaar bestuur om als legitieme en geloofwaardige overheid te kunnen blijven functioneren. In het algemeen heeft de bevolking geen enkele behoefte aan een terugkeer naar de terreur en het extremisme van het Taliban bewind van ruim tien jaar geleden. In dat licht hebben terroristische aanslagen van de Taliban waarbij onschuldige Afghaanse burgers om het leven zijn gekomen de reputatie van de Taliban niet verbeterd.
Kunt u aangeven of er sprake is van een groeiende invloed van de Taliban in de provincie Kunduz? Indien nee, bent u bereid om dit te monitoren en in kaart te brengen en de Kamer hierover te informeren?
Uit de beschikbare inlichtingen blijkt geen toename van de invloed van de Taliban in de provincie Kunduz. De Nederlandse geïntegreerde politietrainingsmissie blijft uiteraard waakzaam.
Is er sprake van samenwerking tussen Afghaanse politiemensen en militairen die door Nederlanders zijn/worden opgeleid en de Taliban in de provincie Kunduz?
Er is geen informatie bekend waaruit blijkt dat Taliban eenheden zijn geïnfiltreerd in de onderdelen van de Afghaanse veiligheidsdiensten met wie Nederland werkt of gewerkt heeft.
Klopt het dat de Pakistaanse geheime dienst (ISI) nauw samenwerkt met de Taliban? Indien ja, wat is uw opvatting over deze constatering?
De regering deelt de zorgen van de VS en andere partners over mogelijke betrokkenheid van de Pakistaanse veiligheidsdiensten bij terroristische activiteiten in Afghanistan. Pakistan is een onmisbare schakel voor duurzame veiligheid en stabiliteit in Afghanistan. Nederland en de internationale gemeenschap blijven samenwerken met de Pakistaanse regering en aandringen op een harde daadkrachtige en effectieve aanpak van het terrorisme door Pakistan.
Snoepautomaten in Connexxion bussen |
|
Farshad Bashir |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Klopt het dat het nuttigen van een zelf meegenomen banaan, appel of broodje kaas sinds kort niet meer toegestaan is in een aantal bussen van Connexxion die uitgerust zijn met snoepautomaten?1
Volgens de vervoersvoorwaarden was het niet toegestaan om in de bus te eten en drinken, maar dat gold eigenlijk alleen voor geurend, vlekkend voedsel en hete dranken. Het eten van fruit werd oogluikend toegestaan. Connexxion houdt momenteel in elf bussen in de concessie Amstelland-Meerlanden een proef met zogenaamde servicemachines. De proef zal de komende weken worden uitgebreid met fruit. Connexxion heeft voor de proef de vervoersvoorwaarden, de regels die onder andere bepalen dat er in de bussen geen etenswaren mogen worden genuttigd, aangepast. Tijdens de proef beziet Connexxion de mogelijkheden om via een servicemachine de reiziger diverse zaken te kunnen leveren: Connexxion denkt daarbij niet alleen aan fruit, maar ook aan toiletartikelen, vouchers en snoep. De servicemachines maken deel uit van een groter plan waarbij Connexxion meer service wil bieden aan de klanten.
Vindt u het ook absurd dat reizigers wel snoep uit de snoepautomaat mogen nuttigen maar niet hun zelf meegenomen (gezonde) eten? Deelt u de mening dat hiermee ook ongezond eten wordt gestimuleerd, omdat reizigers hun trek alleen mogen stillen met koekjes en chocoladereepjes van Connexxion en niet met een appel of een banaan?
Dit is niet aan de orde; Connexxion staat het eten van een appel of banaan al oogluikend toe. Het nuttigen van geurend, vlekkend voedsel en hete dranken is echter niet toegestaan. Het is de verantwoordelijkheid van elke burger wat, wanneer en waar hij iets nuttigt met inachtneming van de regels, zoals de vervoersvoorwaarden. De rijksoverheid pleit ervoor om de gezonde keuze, de makkelijke keuze te maken. Vanuit bedrijven ontstaat hiervoor in toenemende mate aandacht. Het Voedingscentrum heeft op haar site aandacht gevraagd voor ongezonde aspecten van producten in automaten. Ook in algemene zin geeft het Voedingscentrum in opdracht van het Ministerie van VWS tips voor het maken van de gezonde keuze.
Deelt u de mening dat hier sprake is van gedwongen winkelnering en dat dit niet past bij het openbare karakter van het Openbaar Vervoer?
Er is geen sprake van gedwongen winkelnering, omdat de reiziger de vrije keuze heeft om iets dan wel niets uit de servicemachine in de bus te kopen.
Bent u bereid om Connexxion tot de orde te roepen en er voor te zorgen dat reizigers in een Connexxion-bus ook hun eigen eten kunnen nuttigen? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan de mij om Connexxion aan te spreken op zijn producten. De decentrale overheid kan in de concessies met de vervoerder afspraken maken en regels stellen, die de provinciale staten en regioraad van de stadsregio’s goedkeuren. De Stadsregio Amsterdam is op de hoogte van de pilot. Het concessiebesluit bevat geen beperkende voorwaarden die plaatsing van automaten door de vervoerder verbiedt of dwingt toestemming te vragen aan de concessieverlener. De resultaten van de pilot en eventuele plaatsing van de servicemachines in meer bussen zal Connexxion met de Stadsregio Amsterdam bespreken.
Het ontbreken van instemming bij experimenten met prestatiebelonging in het onderwijs |
|
Jasper van Dijk |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Geen instemming gevraagd bij proef prestatiebeloning»?1
In 2011 is een aantal schoolbesturen al, vooruitlopend op de Regeling Prestatiebeloning in het onderwijs, aan de slag gegaan met prestatiebeloning in het onderwijs. Zij hebben, in overleg met leraren en de vertegenwoordiging van het personeel in de medezeggenschapsraad, de voorbereidingen getroffen voor het uitvoeren van een pilot. De ervaringen met de voorbereiding voor deze pilots door zowel de schoolbesturen als de begeleidende onderzoekers is goede input geweest voor de regeling waar ik de Kamer per brief over heb geïnformeerd. Ik heb eerder ook besloten om deze schoolbesturen, vooruitlopend op de regeling Prestatiebeloning in het onderwijs, al financieel te ondersteunen. Daarbij heb ik aan hen wel de eis gesteld dat bij continuering van de pilot het desbetreffende schoolbestuur alsnog een aanvraag doet conform de eisen in de regeling.
Is het waar dat niet alle van de op 17 november jl. gepresenteerde scholen die experimenteren met prestatiebeloning, daarvoor expliciet toestemming hebben gekregen van hun medezeggenschapsraad? Zo ja, op welke scholen heeft de medezeggenschapsraad geen expliciete toestemming gegeven? Zo neen, waarin zit het verschil van inzicht met de Algemene Onderwijsbond?
De schoolbesturen die als voorlopers van start zijn gegaan is voorafgaand aan subsidiering gevraagd of er draagvlak is bij het personeel voor het doen van een pilot. Dit werd in alle gevallen positief beantwoord. De schoolbesturen hebben echter niet om formele instemming van de medezeggenschapsraad gevraagd, door middel van een handtekening. Wel is in alle gevallen afstemming geweest met de medezeggenschapsraad.
Is het waar dat een medezeggenschapsraad altijd om instemming moet worden gevraagd wanneer er veranderingen zijn rondom de beloning van personeel? Zo ja, waarom is dat in deze gevallen niet gebeurd?
De Wet Medezeggenschap Scholen (WMS) en de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) zijn hier duidelijk over: instemming van de MR/OR is noodzakelijk bij vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toekenning van salarissen, toelagen en gratificaties aan het personeel. In de regeling Prestatiebeloning in het onderwijs is deze eis nog eens expliciet benoemd. In het geval van deze voorlopers ben ik er vanuit gegaan dat deze schoolbesturen, waar nodig overleg zouden voeren met de MR/OR. Dit is in alle gevallen ook gebeurd.
Op welke wijze verschillen de gepresenteerde «voorloper»-scholen van de scholen die mee gaan doen aan de gepresenteerde experimenten, bijvoorbeeld wat betreft instemming van het personeel, alsmede de criteria waarmee prestatiebeloning wordt uitgekeerd?
De voorloper scholen vallen met hun pilot níet onder de regeling Prestatiebeloning in het onderwijs. De criteria die in de regeling zijn opgenomen waren voor deze voorloper-scholen niet van toepassing.
Waarom voldoen de gepresenteerde «voorloper»-scholen niet aan de criteria voor experimenten rondom prestatiebeloning?
Juist omdat het voorloperscholen waren. Hun ervaringen zijn input geweest voor het ontwerp van de regeling Prestatiebeloning in het onderwijs.
Waarom zijn tal van experimenten gestart die onvergelijkbaar zijn, aangezien niet in alle gevallen sprake is van instemming van het personeel?
Er zijn nog geen experimenten in het kader van de regeling Prestatiebeloning in het onderwijs gestart. Die worden pas na 1 april 2012 bekend gemaakt. De voorloperscholen hadden hun functie met name in de voorbereiding van de komende experimentperiode.
Hoeveel van de gepresenteerde «voorloper»-scholen zijn nu nog actief bezig met experimenten rondom prestatiebeloning?
De experimenten in Amsterdam (PO) en Zeeland (MBO) zijn in volle gang. In Noord-Holland-Noord (VO) hebben 2 van de 3 deelnemende schoolbesturen helaas besloten om met de pilot te stoppen.
Deelt u de mening dat de uitkomst van de experimenten op de «voorloper»-scholen weinig zinvol zijn, aangezien er geen draagvlak onder het personeel is vanwege het ontbreken van instemming door de medezeggenschapsraad?
Nee, die mening deel ik niet. Uiteraard is het wel van groot belang dat het personeel goed betrokken blijft.
Deelt u de mening dat de experimenten beter gestaakt kunnen worden, nu duidelijk is dat ze gebaseerd zijn op arbitraire criteria en er nog altijd geen draagvlak is onder het personeel? Zo neen, waarom niet?
De mening dat er sprake is van arbitraire criteria deel ik niet. Het uitgangspunt in de experimenten is dat de scholen zelf de prestatiecriteria formuleren op basis waarvan de prestatiebeloning wordt toegekend.
Hoe oordeelt u over het artikel in het Onderwijsblad2 waarin de onderzoeker over prestatiebeloning zegt: «Het is en blijft voor een deel tasten in het duister»?
Dat lijkt me een zeer terechte constatering van deze onderzoeker. Met de inrichting van een experimenteerperiode proberen we juist wat meer licht in de duisternis te brengen. Daar helpt de betreffende onderzoeker gelukkig ook hard aan mee.
Erkent u dat het bijzonder lastig wordt om algemene uitspraken te doen over prestatiebeloning in het onderwijs, aangezien alleen welwillende schoolbesturen meedoen met uw experimenten?
Ik ben er nog lang niet aan toe om algemene uitspraken te doen. Verder: het is inherent aan het werken met experimenten dat de aanvragers zelf willen uittesten hoe dit instrument in de praktijk uitpakt.
Deelt u de mening dat het onderwijs niet opnieuw moet worden opgezadeld met een kostbaar experiment dat een reële kans maakt om te mislukken? Zo nee, kunt u zich voorstellen dat talloze leraren niet zitten te wachten op prestatieloon, te meer omdat zij weten dat het budget hiervoor afkomstig is van bezuinigingen op het zogenaamde «passend onderwijs»?
Nee, die mening deel ik niet. Leraren krijgen graag waardering voor het werk dat zij doen en of dit type waardering in de Nederlandse situatie leidt tot betere resultaten kan alleen worden vastgesteld door experimenten te laten plaatsvinden.
Indien uw experimenten mislukken, betreurt u dan het feit dat het onderwijs drie jaar lang voor niets hiermee is lastig gevallen? Zo ja, is het dan niet wijzer om elders te experimenteren, alvorens het onderwijs hiermee te belasten?
Experimenten kunnen eigenlijk niet mislukken; zij dienen er immers voor om vast te stellen welke concrete prikkel wel of niet werkt.
Het betalen van toon- en tipgeld |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Herinnert u zich nog de brief1, waarin uw ambtsvoorganger het beleid uiteen gezet heeft over de toon- en tipgeldregeling?
Ja.
Is het waar dat de rechter heeft bepaald dat in individuele gevallen de overeenkomst van de staat met de tipgever openbaar gemaakt dient te worden?2
In de uitspraak waarnaar wordt verwezen heeft de rechter inderdaad beslist dat de Belastingdienst de overeenkomst met de tipgever aan de belastingplichtige in die procedure moest verstrekken. De rechter heeft echter in dezelfde beslissing de Belastingdienst ook de ruimte gelaten om te volstaan met «een overzicht van de op de zaak betrekking hebbende stukken die om gewichtige redenen al dan niet gedeeltelijk geheim worden gehouden met daarbij een opgave van die redenen». De Belastingdienst heeft bij het uitvoeren van de uitspraak voor deze mogelijkheid gekozen.
De belastingplichtige nam met deze wijze van uitvoering geen genoegen en heeft de rechter vervolgens nogmaals gevraagd om de stukken ongeanonimiseerd te laten overleggen. Tot een nieuwe uitspraak is het echter niet meer gekomen omdat de rechter tijdens de zitting aangaf dat de Belastingdienst aan de beslissing in de uitspraak van 22 maart 2011 heeft voldaan.
Hoe vaak is er sinds het schrijven van de in vraag 1 bedoelde brief, toon- en tipgeld betaald door het Ministerie van Financiën, c.q. de Belastingdienst? Kunt u voor elk van de gevallen het bedrag vermelden en een algemene beschrijving geven van de zaak, alsmede de achterliggende overeenkomsten, zo nodig geanonimiseerd? Kunt u voor elk van de gevallen aangeven wat de (procentuele) relatie is met de opbrengsten/voordelen voor de staat?
Sinds het schrijven van de genoemde brief hebben zich geen nieuwe gevallen voorgedaan waarin tipgeld is betaald. Zoals in de brief is uiteengezet behoort tot het kader voor de tipgeldregeling onder meer dat geen concessies in de heffing- en invorderingssfeer worden gedaan en dat geen strafrechtelijke immuniteit wordt verleend.
Waren de ontvangers van toon- en tipgeld zelf onderwerp van strafrechtelijk of fiscaal onderzoek? Zo ja, is aan de betrokkenen gehele of gedeeltelijke immuniteit verleend?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is het beleid van het ministerie van Financiën voor het betalen van toon- en tipgeld in de situatie dat de tipgever directe schade ondervindt door het geven van de tip?
Zoals in de genoemde brief is uiteengezet behoort tot het geldende kader eveneens dat in alle gevallen een inschatting moet worden gemaakt van mogelijk aan het geven van de tip verbonden risico’s voor de tipgever en de betrokken ambtenaren. Dit betekent onder meer dat de Belastingdienst de tipgever wijst op de aan de tip voor hem persoonlijk mogelijk verbonden risico’s. In daartoe aanleiding gevende gevallen zal dit aspect in de overeenkomst met de tipgever worden meegenomen.
Kunt u aangeven of er ambtelijke instructies zijn aan medewerkers van Justitie en de Belastingdienst om tipgevers al dan niet te wijzen op de vigerende toon- en tipgeldregeling? Zijn er instructies hoe ze daar vervolgens mee dienen om te gaan?
Zoals in de genoemde brief is uiteengezet is uitgangspunt van het beleid van de Belastingdienst dat burgers informatie over ernstige vormen van belastingfraude om niet ter beschikking stellen van de Belastingdienst en dat betaling van tipgeld tot uitzonderingsgevallen behoort te worden beperkt. De Belastingdienst hanteert op dit punt een zeer terughoudend beleid. Dit betekent onder meer dat aan tipgevers geen hoge beloningen in het vooruitzicht worden gesteld, mede om een premiejagercultuur te voorkomen en crimineel gedrag niet uit te lokken.
Tipgeveraangelegenheden worden op centraal niveau beoordeeld en behandeld, waarmee eenheid van beleid is gegarandeerd.
Zo ja, kunt u deze instructies naar de Kamer sturen? Zo nee, bent u bereid deze op korte termijn te laten opstellen, zodat alle medewerkers van Justitie en de Belastingdienst in gelijke gevallen op dezelfde manier te werk gaan? Wilt u deze instructies dan, eventueel vertrouwelijk, naar de Kamer sturen?
Zie antwoord vraag 6.
Onder welk artikel van de rijksbegroting vallen de toon- en tipgelden die worden uitbetaald?
De door de Belastingdienst uitbetaalde tipgelden vallen onder artikel 1 van hoofdstuk IX B van de rijksbegroting.
Onder verwijzing naar de website van het Openbaar Ministerie waar staat: «Er is nog een aantal situaties waarin Justitie geld beschikbaar stelt om de opsporing en vervolging van ernstige strafbare feiten mogelijk te maken en te vergemakkelijken... Die zijn vastgelegd in de Regeling Bijzondere Opsporingsgelden van de minister van Justitie.» (http://www.om.nl/onderwerpen/item_147969/@121377/tipgeld_en_andere/) , kunt u de geldende regeling en regelgeving aan de Kamer doen toekomen?
Het vigerende beleid van de Belastingdienst is uiteengezet en toegelicht in de al genoemde brief van 2 februari 2010, Kamerstukken II 2009–2010, 31 066, nr. 85.
Mijn ambtgenoot van V en J heeft zich desgevraagd bereid getoond om de Regeling (circulaire) Bijzondere Opsporingsgelden alsnog in de Staatscourant te laten publiceren.
Het bericht ‘Opstandige regio roert zich weer’ |
|
Harry van Bommel |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Opstandige regio roert zich weer»?1
Ja.
Wat is de oorzaak van het gebruik van geweld tegen Tibetaanse demonstranten in het stadje Draggo waarbij zeker een dode en tientallen gewonden vielen?
Over de demonstratie en het gebruik van geweld loopt de berichtgeving uiteen. Volgens mediaberichten vonden vreedzame demonstraties van Tibetanen plaats toen de veiligheidstroepen het vuur openden. Op 26 januari jl. meldde de Chinese permanente vertegenwoordiging bij de EU in Brussel aan EDEO dat een groep gewapende criminelen politiebureaus aanvielen. Het is niet mogelijk precies na te gaan wat er is gebeurd. Het gebied is sinds 22 april jl. niet-toegankelijk voor EU-vertegenwoordigers en buitenlandse journalisten.
Acht u de mate waarin geweld is gebruikt tegen demonstranten proportioneel?
De EU heeft meermaals, met actieve steun van Nederland, opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen demonstranten. Op dit moment bereidt de EU een demarche voor om deze oproep kracht bij te zetten.
Zijn er bij de acties van de veiligheidstroepen ook personen gearresteerd? Indien ja, om hoeveel personen gaat het en wat wordt hen ten laste gelegd?
Dit is niet te verifiëren. De EU heeft diverse malen ertoe opgeroepen EU-vertegenwoordigers en buitenlandse journalisten toe te laten tot de Tibetaanse gebieden in China.
Is het waar dat het klooster waar de gewonden worden behandeld momenteel omsingeld is door Chinese veiligheidstroepen? Bent u bereid er bij uw Chinese collega op aan te dringen dat de veiligheidstroepen dit als ziekenhuis dienstdoende klooster ongemoeid te laten? Indien neen, waarom niet?
Zie eerste deel van antwoord 4.
Is het waar dat de Chinese regering mensen die zichzelf in brand steken bestempeld als «terroristen»? Indien ja, wat zijn de praktische juridische gevolgen hiervan en wat is uw oordeel hierover?
In gezaghebbende mediabronnen worden woordvoerders van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken geciteerd die zich op deze manier zouden hebben uitgelaten. Er zijn mij evenwel geen gevallen bekend waarin betrokkenen op grond van «terroristische misdrijven» worden vervolgd.
Bent u bereid om, eventueel in EU-verband, aan te dringen op spoedige hervatting van de dialoog tussen China en de Tibetaanse regering in ballingschap? Indien neen, waarom niet?
Ja. Ik heb, zoals ik tijdens het Algemeen Overleg van 16 november jl. heb verklaard, via de EU bij Chinese regering aangedrongen op hervatting van de dialoog met de Tibetaanse regering in ballingschap. Deze oproep is ook weer opgenomen in de EU-demarche die in voorbereiding is.
Is het waar dat de Chinese overheid probeert de regio Tibet met meer Han-Chinezen te bevolken? Indien ja, welk doel dient dat? Wat is uw oordeel over deze bevolkingspolitiek?
In het kader van de economische ontsluiting van de armste regio’s in China, investeren de centrale autoriteiten in Peking miljarden dollars in infrastructuur, onderwijs, constructie, etc. Dit brengt met zich mee dat veel Han Chinezen zich vestigen in Tibet en de Tibetaanse gebieden. De Chinese regering dient er voor te zorgen dat de Tibetaanse gemeenschap ook mee kan profiteren van de economische groei.
De verdediging van de Palestijnse haatmoefti door de Palestijnse Autoriteit |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «International condemnation of PA Mufti following PMW exposure of religious hate speech»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Palestijnse Autoriteit, in plaats van rigoureus afstand te nemen van de tot moord aanzettende speech van moefti Sheikh Husssein2, deze «haatmoefti» juist verdedigt en het als belediging van moslims ervaart dat ze niet vrijuit kunnen roepen om uitroeiing van het Joodse volk?
Ik heb kennisgenomen van uitlatingen van de moefti van Jeruzalem en ik keur zijn boodschap ten zeerste af. Nederland heeft actief bijgedragen aan de verklaring die de EU-missies in de Palestijnse Gebieden op 28 januari jl hebben uitgebracht en waarin deze opruiende toespraak krachtig wordt veroordeeld. Over een verdediging door de Palestijnse Autoriteit van de uitspraken van de moefti heb ik geen aanwijzingen.
Hoe beoordeelt u het dat de voorzitter van het Sharia Hooggerechtshof van de Palestijnse Autoriteit dit aanzetten tot geweld-door de belangrijkste religieuze leider van de Palestijnse Autoriteit- verdedigt en dat deze verdediging vervolgens op de officiële website van de Palestijnse Autoriteit, Al-Hayat Al-Jadida, is gepubliceerd?
De verklaring van de voorzitter van het Sharia Hooggerechtshof gaat specifiek over de wijze waarop Israël het gedrag van de moefti heeft veroordeeld. De verklaring is niet gericht op verdediging van de inhoud van de woorden van de moefti. Het Hof heeft de naderhand afgelegde verklaring van de moefti aanvaard, die inhoudt dat hij staat voor co-existentie tussen alle religies en hij acties tegen het Joodse volk veroordeelt.
Deelt u de mening dat, nu de Palestijnse Autoriteit dit aanzetten tot geweld door hun belangrijkste religieuze leider verdedigt, de subsidie aan de Palestijnse Autoriteit met onmiddellijke ingang dient te worden ingetrokken? Indien u dit niet van plan bent, Kunt u dan toelichten waarom u zo’n tot moord oproepende instantie met Nederlands belastinggeld wilt blijven financieren?3
Het kabinet deelt die mening noch de aanname waarop zij is gebaseerd. De moefti maakt geen deel uit van de regering van premier Fayyad. De PA erkent dat haatzaaien een probleem vormt, neemt afstand van terrorisme en terrorismeverheerlijking en probeert het zoveel mogelijk tegen te gaan. De PA is bereid de in het kader van het Wye River Akkoord ingestelde trilaterale commissie (PA, Israël en de VS) tegen haatzaaien nieuw leven in te blazen.
Bestraffing van de PA zal op dit moment niet bijdragen aan de herstart van de vredesbesprekingen. Dat heeft nu de hoogste prioriteit.
Gevolg gevend aan de motie-Voordewind/Vander Staaij/Ten Broeke van 16 februari 2012 roept het kabinet partijen op via rechtstreekse onderhandelingen te komen tot een vredesregeling en om het trilaterale overleg Israël/Palestijnse Autoriteit/Verenigde Staten over het tegengaan van verheerlijking en vergoelijken van terrorisme te hervatten. Tevens wijst het kabinet, ook in EU-verband, partijen op hun verplichtingen om terrorisme en geweld niet te faciliteren.
De dochter van Mensenrechtentulpwinnares Ni Yulan |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat de dochter van de winnaar van de Mensenrechtentulp 2011 Ni Yulan vandaag is opgepakt op het vliegveld van Peking op weg naar Nederland, waar zij de Mensenrechtentulp voor haar moeder in ontvangst zou nemen?
Ja, op 25 januari jl. is de dochter op het vliegveld in Peking aangehouden en meegenomen naar een politiebureau waar zij dezelfde dag weer is vrijgelaten.
Bent u, wanneer de berichten kloppen, bereid de Chinese ambassadeur per ommegaande te ontbieden om uitleg te verschaffen over deze situatie? Zo neen, waarom niet?
Ik heb onmiddellijk bij de Chinese Ambassadeur in Den Haag en in Peking om tekst en uitleg gevraagd over deze situatie. De Chinese autoriteiten beschouwen het verhinderen van de reis van mevrouw Dong Xuan als een binnenlandse aangelegenheid en stellen het toekennen van de mensenrechtentulp aan mevrouw Ni Yulan niet op prijs.
Wat was de betrokkenheid van de Nederlandse ambassade bij de reis van de dochter van Ni Yulan? In hoeverre heeft u zich ingezet voor een voorspoedige reis?
De secretaris van de jury van de Mensenrechtentulp regelt zoals gebruikelijk bij alle winnaars, in samenwerking met het ministerie de reis naar Nederland. Het ministerie heeft de Nederlandse vertegenwoordiging geïnstrueerd de dochter van de laureaat, Dong Xuan, een inreisvisum te verstrekken.
Heeft de Nederlandse ambassade in Peking inmiddels contact opgenomen met de Chinese autoriteiten om hier opheldering over te vragen? Zo neen, welke stappen hebben zij ondernomen en zijn zij voornemens te ondernemen?
Ja. De Nederlandse Tijdelijk Zaakgelastigde in Peking heeft op 26 januari bij de waarnemend Directeur Generaal Europa op het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken om tekst en uitleg gevraagd.
Welke concrete stappen zult u zelf verder nemen?
De ceremonie zal op 31 januari plaatshebben. Ik zal daar spreken.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.
De mogelijkheid voor vreemdelingen met een verblijfsvergunning op medische gronden om arbeid te verrichten |
|
Diederik Samsom (PvdA), Raymond Knops (CDA) |
|
Leers |
|
Herinnert u zich de aangenomen motie Sterk c.s.1 waarin de regering is verzocht om houders van een medische verblijfsvergunning en hun gezinsleden toe te staan arbeid te verrichten onder dezelfde voorwaarden als asielzoekers, te weten 24 weken per 52 weken?
Ja.
Hoe staat het met de uitvoering van deze motie?
Bij brief van 16 februari 2010 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 052, nr. 31) heeft het kabinet deze motie ontraden. Voor vreemdelingen die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd om medische redenen krijgen, acht het kabinet arbeidsmarkttoegang binnen de eerste drie verblijfsjaren niet wenselijk. De medische redenen van het verblijf staan immers voorop. Ook voor hun gezinsleden acht het kabinet het niet wenselijk dat zij toegang krijgen tot de arbeidsmarkt. Het verblijf in Nederland is in beginsel niet van permanente aard. De vergunninghouder en diens gezinsleden dienen Nederland immers in beginsel te verlaten zodra de medische behandeling is beëindigd. Met dit uitgangspunt is niet te verenigen dat de desbetreffende vreemdeling en zijn familieleden andere banden, bijvoorbeeld in de vorm van een dienstbetrekking, dan medische met Nederland hebben.
Pas wanneer voortgezet verblijf aan de orde is, is er reden om aan te nemen dat vreemdelingen met een medische verblijfsvergunning en hun gezinsleden mogelijk blijvend aan Nederland gebonden zullen zijn. Ik zal daarom de termijn van drie jaar, waarna wel werkzaamheden mogen worden verricht, niet verkorten.
Is uw voornemen om voor deze groep het verrichten van arbeid eerder mogelijk te maken, dan pas nadat men na drie jaar verblijf een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf heeft verkregen? Zo ja, wordt dit gerealiseerd met ingang van de inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid?
Zie antwoord vraag 2.
Patiënten- en gehandicaptenorganisaties (pgo's) die meerdere ziekten vertegenwoordigen |
|
Jetta Klijnsma (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Waarom verlaat u in de beantwoording van eerdere vragen over gelden voor pgo’s die meerdere ziekten vertegenwoordigen het uitgangspunt één subsidie per aandoening te verstrekken, zoals in uw beleidskader «Bundel je kracht, samen sterk» vermeld?1
Wij hebben onze visie uit de brief «Bundel je kracht, samen sterk» van 25 mei 20112 uitgewerkt in het beleidskader «subsidies patiënten- en gehandicaptenorganisaties»3. Deze hebben de staatssecretaris en ik u op 1 juli 2011 aangeboden. Wij willen organisaties aanzetten tot en belonen voor samenwerking. In het beleidskader zijn – in aanvulling op de Kaderregeling VWS-subsidies – specifieke criteria beschreven waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor subsidie. Het doel van dit beleid is om versnippering te beperken en samenwerking te stimuleren. Het gevolg is dat met ingang van 2014 geleidelijk aan een kleiner aantal pg-organisaties subsidie zal worden verstrekt. Bij de inzet van schaarse subsidiemiddelen is de keuze gemaakt om per aandoening of beperking niet meer dan één organisatie te subsidiëren en op die wijze samenwerking ten behoeve van vergelijkbare belangen tussen gesubsidieerde organisaties te bevorderen. Sterke en effectief samenwerkende organisaties zijn in het belang van de cliënt. De staatssecretaris en ik zijn van oordeel dat cliënten beter en efficiënter worden bediend door een organisatie die zich op meerdere verwante aandoeningen of beperkingen richt, dan door een groot aantal kleinere organisaties die zich elk richten op dezelfde of verwante aandoeningen of beperkingen en daarvoor allen dezelfde soort activiteiten ontplooien.
Is het waar dat de uitwerking van uw beleid is dat een organisatie die meerdere aandoeningen vertegenwoordigt, nu ineens maximaal € 35 000 ontvangt? Wordt met deze financieringswijze samenwerking niet bestraft, omdat het jaarlijkse budget van een organisatie die meerdere aandoeningen vertegenwoordigt in sommige gevallen daalt van € 120 000 naar € 35 000; een daling van 70%? Is door de eerdere samenvoeging van aandoeningen in één organisatie de mogelijkheid met andere organisaties vouchers te verwerven niet vrijwel verdwenen?
De uitwerking van mijn beleid is dat patiënten- en gehandicaptenorganisaties die tot 2012 – afhankelijk van het aantal leden – tussen de € 30 000 tot € 120 000 subsidie ontvingen, met de inwerkingtreding van de nieuwe subsidiesystematiek alle eenzelfde bedrag ontvangen ongeacht de grootte van de organisatie of het ledental. Dit raakt alle organisaties, dus zowel organisaties die één
aandoening vertegenwoordigen als organisaties die meerdere aandoeningen vertegenwoordigen.
Voor organisaties die zich thans al inzetten voor meerdere aandoeningen zie ik juist eerder mogelijkheden om met andere organisaties vouchers te verwerven omdat zij al meer zicht hebben op de mogelijkheden hun krachten te bundelen en daardoor een grotere overtuigingskracht hebben en het nodige kunnen bereiken voor de achterban. Ik ken verschillende organisaties die zich inzetten voor meerdere aandoeningen of beperkingen. Deze organisaties hebben in de regel een breder perspectief, zijn met uiteenlopende onderwerpen bezig en vormen dan ook aantrekkelijke samenwerkingspartners op een range van onderwerpen.
Kunnen de nadelige gevolgen worden beperkt door een kleine wijziging in het subsidiesysteem, namelijk door een organisatie die meerdere aandoeningen vertegenwoordigt bij een aanvraag tot € 17 000 samenwerkingssubsidie (voucher) aan te slaan per vertegenwoordigde aandoening, dus indien een organisatie die vijf aandoeningen derhalve dan vertegenwoordigt samen met twee organisaties die elk één aandoening vertegenwoordigen een opzet schrijft, heeft de organisatie met vijf aandoeningen meerdere keren recht op een samenwerkingssubsidie (voucher) komt, aangezien aan het totale subsidiebedrag een maximum is gesteld, de begroting voor verstrekkingen aan pgo’s toch niet in het geding, omdat logischerwijs de hoogte van de samenwerkingssubsidie per aandoening zal dalen? Wat vindt u van deze kleine wijziging en wilt u deze doorvoeren?
Zoals ik in vraag 2 al heb aangegeven zie ik met de huidige subsidieregeling geen nadelige gevolgen specifiek voor organisaties die meerdere aandoeningen vertegenwoordigen. De door u voorgestelde wijziging om meer subsidie te verstrekken voor iedere aandoening die een organisatie vertegenwoordigt, leidt ertoe dat binnen het totaal beschikbare bedrag voor projectsubsidies per saldo sprake zal zijn van een lager bedrag per voucher. Uw voorstel kan ertoe leiden dat organisaties de aandoeningen die zij vertegenwoordigen zullen maximeren door alle typen en subtypen aandoeningen die tot dezelfde soort aandoening behoren, te benoemen. Dit zal het succes van de samenwerking die vereist is voor het verzilveren van alle individuele vouchers en de noodzaak tot het indienen van één gedragen gezamenlijk projectvoorstel onder druk zetten. Op die manier zal de gewenste samenwerking niet tot stand gebracht worden. Er zijn echter organisaties die sinds de publicatie van de Subsidieregeling PGO in 2009 een slag hebben gemaakt in de gewenste ontwikkelrichting door samen te gaan. Ik zal bij de komende actualisering van het beleidskader dit voorjaar bezien of ik deze organisaties tegemoet kan komen binnen de systematiek en uitgangspunten van de regeling.
Zou op deze wijze voorkomen kunnen worden dat organisaties die meerdere aandoeningen vertegenwoordigen onevenredig hard worden getroffen en de individuele leden uit de betreffende organisaties stappen, om weer zelf een vereniging voor één ziekte op te zetten, als deze voldoende leden zou hebben en over twee jaar in aanmerking zal komen voor een subsidie van € 35 000?
Met de subsidieregeling en het beleidskader ontmoedig ik een ontwikkeling als door u geschetst. De nieuwe subsidiesystematiek is erop gericht om samenwerking en krachtenbundeling van de bestaande organisaties te stimuleren. Ik wil daar vanaf 2014 geleidelijk meer druk op gaan zetten. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat het aantrekkelijk is voor organisaties om zich op te splitsen. Een nieuwe organisatie komt alleen voor subsidie in aanmerking als het een geheel nieuwe aandoening betreft en er geen organisatie is die zich richt op eenzelfde of verwante aandoening, of die zich richt op een categorie aandoeningen waar de aandoening ook toe behoort en waarbij de nieuwe toetreder kan aansluiten. Expliciet is in het subsidiebeleidskader opgenomen dat, indien in de komende periode uit een juridische splitsing twee of meer rechtsopvolgers ontstaan, deze zich niet kunnen beroepen op het verleden van de (oorspronkelijke) rechtspersoon van waaruit de splitsing heeft plaatsgevonden.
Palestijnse ophitsing ten aanzien van de Joden |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de oproep van de Moefti Muhammad Hussein – prominent uitgezonden door de Palestijnse staatstelevisie op de Westbank – tot het bevechten en doden van Joden? Hoe beoordeelt u deze oproep, die werd gedaan op een plechtigheid ter gelegenheid van de 47e verjaardag van Fatah?1
Ik heb kennisgenomen van uitlatingen van de moefti van Jeruzalem en ik keur zijn boodschap ten zeerste af. Nederland heeft actief bijgedragen aan de verklaring die de EU-missies in de Palestijnse Gebieden op 28 januari jl hebben uitgebracht en waarin deze opruiende toespraak krachtig wordt veroordeeld.
Hoe beoordeelt u het feit dat deze oproep werd gedaan in een context waarin ronduit gesproken werd over een bestaande oorlogssituatie tussen Palestijnen en Joden («de afstammelingen van apen en varkens») en werd gestaafd met een letterlijk beroep op de islamitische leer?
Dit soort uitspraken draagt niet bij aan het vinden van een duurzame vredesregeling tussen Israël en de Palestijnen. Zij kunnen op geen enkele manier worden gerechtvaardigd.
Klopt het bericht dat deze Moefti benoemd is door de Palestijnse autoriteit?
President Abbas heeft de moefti in 2006 aangesteld.
Vormt deze oproep geen flagrante schending van de Oslo-akkoorden, waarin de Palestijnse leiding zich verplicht ophitsing tegen de Joden actief te bestrijden?
Genoemde uitlatingen zijn in strijd met de Routekaart voor de Vrede. Partijen hebben zich daarin verplicht ervoor te zorgen dat hun officiële instellingen een einde maken aan ophitsing («incitement») jegens de andere partij. De aangehaalde EU-Verklaring wijst ook op de verplichtingen onder het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. Artikel 20 daarvan verbiedt onder meer het propageren van op godsdienst gebaseerde haatgevoelens die aanzetten tot discriminatie, vijandigheid of geweld.
Welke consequenties c.q. sancties verbindt u aan deze handelwijze van de Palestijnse autoriteit?
De moefti maakt geen deel uit van de regering van premier Fayyad. De PA erkent dat haatzaaien een probleem vormt, neemt afstand van terrorisme en terrorismeverheerlijking en probeert het zoveel mogelijk tegen te gaan. De PA is daartoe bereid de in het kader van het Wye River Akkoord ingestelde trilaterale commissie (PA, Israël en de VS) tegen haatzaaien nieuw leven in te blazen.
Gevolg gevend aan de motie-Voordewind/Van der Staaij/Ten Broeke van 16 februari 2012 roept het kabinet partijen op via rechtstreekse onderhandelingen te komen tot een vredesregeling en om het trilaterale overleg Israël/Palestijnse Autoriteit/Verenigde Staten over het tegengaan van verheerlijking en vergoelijken van terrorisme te hervatten. Tevens wijst het kabinet, ook in EU-verband, partijen op hun verplichtingen om terrorisme en geweld niet te faciliteren.
Bent u bereid om de Palestijnse Autoriteit te vragen om klip en klaar afstand te nemen van de gewraakte uitspraken van de Moefti en zo mogelijk te bevorderen dat de Palestijnse autoriteit haar banden met de betreffende Moefti verbreekt?
De PA is bekend met de opvattingen van Nederland en de EU. Nederland heeft de PA regelmatig gewezen op haar verplichtingen en zal erop aandringen dat de PA vervolgstappen zet. Daarmee geeft het kabinet ook gevolg aan de toezegging gedaan tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken op 24 november 2011. De Kamer is geïnformeerd over deze inzet en de uitkomsten daarvan (bijv. via het Algemeen Overleg van 19 januari 2012 ter voorbereiding van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 januari).
Bent u bereid – als de Palestijnse autoriteit niet onmiddellijk afstand neemt van deze ophitsing – de subsidie aan de Palestijnse autoriteit te beperken nu onvoldoende werk wordt gemaakt van het tegengaan van geweld en ophitsing (zoals onder meer is verzocht in de motie-Van der Staaij,?2 Bent u tevens bereid dit ook op Europees niveau te bewerkstelligen?
Bestraffing van de PA zal op dit moment niet bijdragen aan de herstart van de vredesbesprekingen. Dat heeft nu de hoogste prioriteit.
De voorgenomen concentratie van Sanquin en het daardoor dreigende banenverlies |
|
Eeke van der Veen (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Sinds wanneer bent u op de hoogte van het voornemen van Sanquin om alle activiteiten in Amsterdam en Nijmegen te concentreren en de bloedbank in Groningen grotendeels op te heffen, met banenverlies in Groningen tot gevolg?1
Op 7 juni 2011 is VWS geïnformeerd over Bloedbank 2015, het voornemen van Sanquin om te reorganiseren.
In hoeverre bent u het eens met dit voornemen, en hoe heeft u dit met Sanquin gecommuniceerd?
Een voornemen tot reorganisatie wordt door mij niet getoetst op bedrijfsvoeringsaspecten, zoals werkgelegenheid. De door mij uitgevoerde toets hierop beperkt zich tot de wettelijke uitgangspunten van het beleid op het gebied van de bloedvoorziening, met name de eisen op het gebied van veiligheid, doelmatigheid en kwaliteit. Ook eventuele wijzigingen in de taakverdeling tussen de publieke en private tak van Sanquin als gevolg van een reorganisatie worden getoetst.
Is het waar dat tot concentratie wordt overgegaan om kosten te besparen? Zouden ook op andere wijze kosten bespaard kunnen worden, bijvoorbeeld door het verminderen van salarissen? Kan een overzicht gegeven worden van de salariskosten bij Sanquin, met name van het management?
Het wegnemen van doublures van bepaalde werkzaamheden en het concentreren van gelijksoortige bedrijfsactiviteiten op één locatie zoals beoogd met deze reorganisatie leidt tot efficiencyvoordeel en harmonisatie van producten en diensten. De concentratie van activiteiten leidt daarmee voor Sanquin tot besparing van kosten en tevens tot verbetering van de kwaliteit van de serviceverlening.
Kosten besparen door de salarissen te verlagen is moeilijk omdat deze in de CAO zijn vastgelegd. Een overzicht van de salarissen bij Sanquin wordt gepubliceerd in het jaarverslag en de jaarrekening van Sanquin. In 2010 bedroegen de totale salariskosten van Sanquin circa € 135 miljoen, waarvan € 861 000 voor de Raad van Bestuur. Overigens wordt het salaris van de leden van de Raad van Bestuur van Sanquin binnenkort onder het kader van de Wet Normering Topinkomens gebracht.
Kan worden aangegeven wat het doel is van de voorgenomen concentratie, en waarom concentratie absoluut noodzakelijk zou zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel mensen zullen een andere baan moeten zoeken? Op welke manier worden zij daarbij geholpen? Ligt er een sociaal plan? Zo nee, wanneer is dat er wel?
Op dit moment worden de gevolgen van de reorganisatie door Sanquin nader uitgewerkt, ondermeer in het formatieplaatsenplan. Er vindt thans ook overleg plaats met de vakbonden over de invulling van het sociaal plan.
Hoeveel mensen zal aangeboden worden hun werk voort te zetten op een andere locatie van Sanquin? In hoeverre vindt u het reëel een werknemer uit Groningen aan te bieden in Amsterdam te gaan werken?
Zie antwoord vraag 5.
Kan precies worden aangegeven welke onderdelen van Sanquin wel in Groningen blijven, en welke gevolgen voor de dienstverlening in de praktijk de voorgenomen concentratie heeft? Wat wijzigt er in de levering van bloed in spoedsituaties?
In Groningen blijven de donorkeuring en de bloedafname, de eindbewerking van het bloedproduct, therapeutische aferese, een uitgiftecentrum, een laboratorium voor immunohematologische diagnostiek, HRM-ondersteuning, kwaliteitsborging, de klinisch consultatieve dienst en het aan het UMCG verbonden stamcellaboratorium.
De reorganisatie zal geen negatieve gevolgen hebben voor de dienstverlening in de praktijk, ook niet voor de levering van bloed in spoedsituaties.
Kan precies worden aangegeven per welke datum deze voorgenomen concentratie is beoogd? Kan precies worden aangegeven per welke datum de werknemers duidelijkheid krijgen over hun toekomst?
Sanquin verwacht de reorganisatie in 2015 te hebben afgerond. De specifieke gevolgen voor de individuele werknemers zijn afhankelijk van het verloop van het overleg met de vakbonden en de Ondernemingsraad.
Het behoud van het dubbele paspoort |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u de artikelen1 «In praise of a second (or third) passport»;2 «Dutchmen grounded»; en3 «Dubbele nationaliteit»?
Ja.
Wat is uw reactie op de in de artikelen geconstateerde Nederlandse afwijking van de wereldwijde trend om juist de mogelijkheden voor dubbele paspoorten te verruimen, om zo recht te doen aan het toenemende aantal mensen dat in het buitenland woont en werkt, of met iemand met een andere nationaliteit trouwt?
Het is aan iedere staat om, binnen de regels van het volkenrecht en overige internationaalrechtelijke bepalingen, te bepalen welke regels gelden met betrekking tot verkrijging en verlies van de nationaliteit. Ieder land maakt hierbij zijn eigen afwegingen. Automatisch verlies van nationaliteit in het geval van vrijwillige verkrijging van een andere nationaliteit komt voor bij een substantieel aantal landen, en is altijd het uitgangspunt geweest van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Ook is steeds het uitgangspunt geweest dat afstand wordt gedaan van de nationaliteit van het land van herkomst bij aanvaarding van de Nederlandse nationaliteit. In de Rijkswet op het Nederlanderschap bestaan enkele uitzonderingen op deze hoofdregel. In het voorstel van Rijkswet wordt voorgesteld deze uitzonderingen te laten vervallen omwille van de helderheid van de rechten en plichten die gelden tussen een burger en de staat. Het feit dat er landen zijn die de mogelijkheden voor meervoudige nationaliteit vergroten, leidt niet tot een andere afweging van dit kabinet.
Wat is uw reactie op de constatering dat immigranten die hun oorspronkelijke nationaliteit mogen behouden zich meer inspannen om te naturaliseren en te integreren?
Hoofdregel van de Rijkswet op het Nederlanderschap is altijd geweest dat bij naturalisatie tot Nederlander afstand wordt gedaan van de oorspronkelijke nationaliteit, zodat zowel voor individu als voor de staat helder is welke rechten en verplichtingen over en weer gelden. Het is niet uit te sluiten dat de bereidheid, en daarmee de mate van inspanning om te integreren dan wel te naturaliseren hoger is indien vreemdelingen bij verkrijging of verlening van het Nederlanderschap de oorspronkelijke nationaliteit mogen behouden. Dit is echter geen reden om af te zien van de aanscherping van de afstandsplicht: het is aan de persoon zelf om een afweging te maken tussen het behoud van de oorspronkelijke nationaliteit en het aanvaarden van het Nederlanderschap.
Wat is uw reactie op de stelling dat Nederland juist zijn voordeel kan doen «met een wereldwijd netwerk van ingeburgerde Nederlanders met lokale kennis»?
Ik ga er van uit dat de betrokkenheid van Nederlandse expats bij Nederland onverminderd groot blijft, en dat Nederland hier zijn voordeel mee kan doen.
Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel betreffende de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap tegemoet zien?
Naar verwachting kan het voorstel van Rijkswet in maart aan de Kamer worden voorgelegd.
Bent u nog steeds voornemens Nederlandse expats te dwingen de Nederlandse nationaliteit af te staan wanneer zij om welke reden dan ook een andere nationaliteit aannemen? Zo nee, welke herziening van uw eerdere plannen heeft u voor ogen? Zo ja, waarom?
Niemand wordt gedwongen de Nederlandse nationaliteit af te staan. Hoofdregel van de huidige Rijkswet op het Nederlanderschap is altijd geweest dat het Nederlanderschap verloren gaat bij vrijwillige verkrijging van een vreemde nationaliteit. Op deze hoofdregel is een aantal uitzonderingen. In het voorstel van Rijkswet wordt voorgesteld deze te laten vervallen. Het is altijd aan de persoon in kwestie zelf om de afweging te maken tussen aanvaarding van een nieuwe nationaliteit en het behoud van de oorspronkelijke nationaliteit.