Meldingen van misstanden |
|
Ronald van Raak |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Zijn de binnengekomen meldingen van een vermoeden van een misstand beoordeeld op strafwaardige handelingen volgens het protocol van het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS), zoals dat is toegezegd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in oktober 2007 in antwoord op eerdere vragen van het lid Van Raak (SP) aan hem over de klokkenluidersregelingen bij de verschillende overheden (Ingezonden 18 september 2007)?1
Beoordeling heeft plaatsgevonden in lijn met het protocol van BIOS. Het protocol van BIOS is een richtlijn. Het ministerie van Buitenlandse Zaken hanteert een eigen onderzoeksprotocol dat daarvan is afgeleid. De procedure van het onderzoeksprotocol van BZ voorziet bij alle meldingen van integriteitschendingen in de beoordeling of er sprake is van strafwaardige handelingen.
Onderzoeken van Buitenlandse Zaken in dit kader, gebaseerd op het eigen protocol, zijn tot op heden in bezwaar- en beroepsprocedures altijd als zorgvuldig en proportioneel aangemerkt.
Zo nee, hoe heeft u dan de feiten vastgesteld die leiden tot de conclusie dat de inhoud van de door u genoemde meldingen geen aanleiding gaf tot het bestempelen van het vermoeden van een misstand?
Zie antwoord op vraag 1.
Het bericht dat prijzen van Nederlandse verblijfsvergunningen te hoog zijn |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Leers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat Nederland te hoge leges vraagt voor verblijfsvergunningen ten behoeve van gezinshereniging?1
Welke consequenties verbindt u aan deze rechterlijke uitspraak? Gaat u de leges verlagen van € 1250,00 naar de voorgestelde € 130,00?
Bent u bereid uw antwoord op deze vragen voor 30 oktober 2012 naar de Kamer te sturen?
Een Amerikaans rapport inzake gedragingen van Chinese telecombedrijven |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
Kent u het rapport van de inlichtingencommissie van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, waarin de Chinese telecombedrijven Huawei en ZTE worden beschuldigd van «cyberoorlogvoering» en «online spionage»?
Zo ja, hoe beoordeelt u de inhoud van het rapport en welk oordeel hecht u aan de alarmerende conclusie dat de genoemde Chinese bedrijven een bedreiging vormen voor de Amerikaanse nationale veiligheid?
Deelt u de mening dat in het rapport geen hard bewijs wordt geleverd voor de spionagepraktijken en dat alleen verwezen wordt naar niet nader gespecificeerde «merkwaardige of alarmerende incidenten» met apparatuur van Huawei en ZTE?
Hebben zich ook in Nederland en in andere Europese landen waar genoemde bedrijven actief zijn, «merkwaardige of alarmerende incidenten» met die apparatuur voorgedaan? Zo ja, kunt u deze melden?
Hoe beoordeelt u de Chinese reacties, die erop neerkomen dat het Amerikaanse rapport een onderdeel is van een politiek spel in de verkiezingscampagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen of een poging is om de markt af te schermen voor concurrentie?
Zou dit rapport naar uw oordeel gevolgen moeten hebben voor de samenwerking van KPN (of andere Nederlandse bedrijven) met Huawei en ZTE? Zo ja, welke gevolgen zouden hieraan verbonden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze kwestie voor te leggen aan de Cyber Security Raad, ten einde van deze raad een oordeel te ontvangen over eventuele bedreigingen voor de nationale veiligheid? Zo nee, waarom niet?
Het bericht dat ziekenhuizen voor ruim een half miljard euro aan zorggeld hebben opgepot |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat ziekenhuizen steeds grotere bedragen als reserves apart zetten en dat deze vorig jaar zijn gestegen tot ruim een half miljard euro? Vindt u dit een doelmatige besteding van zorggeld? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Het is noodzakelijk dat ziekenhuizen voldoende financiële reserves hebben om eventuele financiële tegenslagen op te vangen. Het is dus zeker wenselijk dat ziekenhuizen sparen voor toekomstige uitgaven, zoals groot onderhoud en vernieuwingen. Indien ziekenhuizen geen reserves hebben kunnen zij bovendien door de minste of geringste tegenslag in de financiële problemen komen. Dit is onwenselijk en leidt tot een instabiele zorgsector. De sector zelf heeft richtlijnen opgesteld over de gewenste financiële buffer bij zorgaanbieders. Op dit moment beschikken de meeste ziekenhuizen nog niet over de door de sector gewenste minimumsolvabiliteit van 20%.
Deelt u de mening dat ziekenhuizen primair bezig moeten zijn met verlenen van zorg en dat de vele middelen en inspanningen om zich in te dekken tegen risico’s en de eigen marktpositie te versterken hieraan afbreuk doen? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard deel ik de mening dat ziekenhuizen primair bezig moeten zijn met zorgverlening. Voor een goede zorgverlening is het noodzakelijk dat ziekenhuizen goede huisvesting, apparatuur en een een gezonde financiële positie hebben. Onderdeel van het verlenen van zorg is ook het vooruit kijken naar zorg verlenen in de (nabije) toekomst. Ziekenhuizen moeten bijvoorbeeld sparen voor grotere voorziene en onvoorziene uitgaven. Een goede financiële positie draagt bij aan een goede zorgverlening door ruimte te bieden voor tegenslagen, investeringen en innovaties.
Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van de reserves van ziekenhuizen sinds de invoering van de marktwerking in 2006?
Ik kan een overzicht geven van de financiële posities van zorgaanbieders door de ontwikkeling in de solvabiliteit van zorgaanbieders te schetsen. Begin dit jaar heeft het CBS een rapport opgeleverd genaamd «Financiële kengetallen zorginstellingen 2010». Hierin heeft het CBS enkele financiële kengetallen geanalyseerd. Een goede indicator voor de financiële weerbaarheid van zorginstellingen is de solvabiliteit. Uit het rapport van het CBS blijkt dat in de curatieve zorg de solvabiliteit is opgelopen van 10,8% (in 2007) tot 15,8% (in 2010).
Wat is uw oordeel over de analyse dat ziekenhuizen voorzieningen gebruiken om winst af te romen? Wilt u hier onderzoek naar doen, gelet op het feit dat het hier gaat over publiek geld?1
Een voorziening is niets anders dan een spaarpotje met een bepaald doel. Zo kan een ziekenhuis bijvoorbeeld een voorziening treffen voor onderhoud aan het gebouw. Indien een ziekenhuis aan het eind van het jaar een positief resultaat heeft, kan dit resultaat worden toegevoegd aan de voorzieningen of reserves en komt aldus ten goede aan de zorg. Momenteel is er, zoals ik hierboven schetste, zeker geen situatie van een te grote solvabiliteit bij de Nederlandse ziekenhuizen. Een onderzoek is dan ook op het moment niet nodig. Wel is het van belang de algemene solvabiliteitspositie van de Nederlandse ziekenhuizen in de gaten te houden, aangezien de gewenste solvabiliteit van ten minimaal 20% nog lang niet overal bereikt is. De cijfers die het CBS jaarlijks uitbrengt zijn daarvoor een goede maatstaf.
Hoe kan de Kamer en de premiebetalende burger nagaan welk deel van de reserves nog noodzakelijk is om risico’s het hoofd te bieden? Welke grens is er aan het eindeloos oppotten van geld?
Zorgaanbieders hebben zelf de verantwoordelijkheid om in te schatten welke risico’s zij lopen. Zoals blijkt uit mijn eerdere antwoorden hebben veel zorginstellingen deze ondergrens van 20% nog niet bereikt. Zij zullen in de toekomst streven naar een betere financiële positie om niet door geringe tegenslagen grote financiële problemen te hoeven ondervinden.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat zorggeld aan zorg wordt besteed en niet in de reservepot verdwijnt?
De voorzieningen die ziekenhuizen treffen komen uiteindelijk ook ten goede aan de zorg. Zoals eerder gezegd is het wenselijk dat zorgaanbieders sparen voor grotere uitgaven en een gezonde financiële buffer hebben om eventuele tegenslagen op te vangen. Ik wil juist stimuleren dat zorgaanbieders een betere financiële positie krijgen zodat we ook op de langere termijn een stabiele zorgsector hebben.
Is het niet beter ziekenhuizen te vrijwaren van markt- en vastgoedrisico’s, zodat zij zich weer kunnen richten op hun primaire taak, in plaats van de kas te spekken met zorggeld? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het zorgstelsel waarvoor is gekozen met de Zorgverzekeringswet stelt centraal dat cliënten de vrijheid hebben om zorgaanbieders of zorgverzekeraars te kiezen. De vrijheid om te kiezen stimuleert zorgaanbieders om goede kwaliteit te leveren. Hierbij hoort dat zorgaanbieders de vrijheid hebben om passende apparatuur en huisvesting te kiezen en kunnen inspelen op de wensen van de client. Om dat blijvend te kunnen doen is het nodig dat ziekenhuizen sparen voor toekomstige voorziene en onvoorziene uitgaven, zoals voor reparaties aan het ziekenhuis en voor vernieuwing en verbetering van de zorg. De client kan dan ook in de toekomst profiteren van goede zorgverlening.
Gedwongen prostitutie en mensenhandel |
|
Myrthe Hilkens (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de uitzending «Naar de bron van mensenhandel»1 en «Blog: Gedwongen of vrijwillig achter het raam»?2
Ja.
Hebt u door de genoemde uitzending dan wel de blog nieuwe feiten ten aanzien van mensenhandel leren kennen? Zo ja, welke feiten zijn dat?
De uitzending en het blog bevatten voor mij geen nieuwe feiten.
Deelt u de mening dat de uitzending en blog wederom duidelijk maken dat het probleem van mensenhandel niet alleen in Nederland maar ook bij de bron dient te worden aangepakt? Zo ja, bent u in overleg met uw collega's uit andere landen, waaronder Hongarije, over dit probleem? Zo ja, wat zijn de resultaten daarvan tot nu toe? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen?
Bron- en bestemmingslanden hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om mensenhandel aan te pakken en nauwe samenwerking tussen deze landen is daarbij van groot belang. Vertegenwoordigers van het ministerie van Veiligheid en Justitie, het Openbaar Ministerie en de politie zijn in overleg met de autoriteiten in Hongarije om de samenwerking te versterken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de uitgebreide ervaring die OM en politie hebben opgedaan in vergelijkbare mensenhandelprojecten met bronlanden als Bulgarije en Roemenië. Mede in het licht van de motie Schouten van 6 december 20113 – waarin de regering werd verzocht zich actiever in te zetten voor slachtoffers van mensenhandel uit Roemenië, Bulgarije en Hongarije – wordt veel aandacht geschonken aan het opzetten van samenwerkingsprojecten en structureel overleg met deze landen.
Politiesamenwerking tussen Hongarije en Nederland op het gebied van mensenhandel bestaat al langer, maar is vanwege het toenemende aantal Hongaarse slachtoffers het afgelopen jaar in een stroomversnelling geraakt. Zo is begin 2012 aan de politie gevraagd om een project voor niet-operationele samenwerking met Hongarije op te zetten. Het bezoek van de Hongaarse politie aan Nederland, dat ook in de Nieuwsuur uitzending te zien was, was onderdeel van dat project. De Hongaarse politie heeft eerder dit jaar aan Nederland voorgesteld om als onderdeel van het EMPACT-project mensenhandel4 een bilateraal operationeel afstemmingsoverleg met Nederland op te richten dat 2 à 3 keer per jaar bijeenkomt om de lopende opsporingsonderzoeken te bespreken. In een groot aantal opsporingsonderzoeken waarin sprake is van Hongaarse daders en Hongaarse slachtoffers wordt samengewerkt met de Hongaren. Wanneer dit nodig is wordt samenwerking gezocht en verkregen. De Hongaren nemen actief deel aan het EMPACT-project en horen bij de lidstaten die de meeste informatie aanleveren bij Europol.
Wat gebeurt er in Hongarije, bijvoorbeeld aan voorlichting, om vrouwen duidelijk te maken wat hun lot in Nederland kan zijn als zij hier al dan niet vrijwillig in de prostitutie terecht komen?
Voorlichting in Hongarije over de gevaren van mensenhandel is uiteraard een verantwoordelijkheid van de Hongaarse overheid. Nederland steekt daarbij wel een helpende hand toe. Zo hebben de ambassades van Nederland en een aantal andere landen in Hongarije samen met het Hongaarse ministerie van Binnenlandse Zaken afgelopen zomer awareness-activiteiten over mensenhandel georganiseerd tijdens het jaarlijkse Sziget Festival te Boedapest. Ten aanzien van voorlichting over arbeidsmigratie in het algemeen wordt er in overleg met Hongarije gewerkt aan de verspreiding van de folder «Nieuw in Nederland»5. Hoewel de folder niet specifiek gericht is op vrouwen die in de prostitutie terecht komen, wordt daarin wel gewezen op het risico van uitbuiting en wordt geadviseerd om bij uitbuiting contact op te nemen met de Inspectie SZW, Meld Misdaad Anoniem of de NGO Fairwork.
Hoe en op welke termijn verwacht u dat de Europese plannen ten aanzien van de bestrijding van mensenhandel, zoals opgenomen in de desbetreffende Europese richtlijn en uitgewerkt in de Mededeling over de «EU-strategie voor de uitroeiing van mensenhandel 2012–2016», vruchten gaan afwerpen? Welke concrete, afrekenbare doelen worden er gesteld en welke instrumenten worden daarbij voorgesteld?
De EU-Lidstaten moeten de EU-mensenhandelrichtlijn op 6 april 2013 hebben geïmplementeerd in hun nationale wetgeving en beleid. De EU-mensenhandelstrategie loopt van 2012 tot 2016 en bevat zeer concrete doelen. Nederland draagt op vele manieren bij aan de uitvoering van deze strategie, onder adere door de reeds genoemde bilaterale operationele en niet-operationele samenwerking met Bulgarije, Roemenië en Hongarije en door de leidende rol die Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk speelt in het EMPACT-project mensenhandel. Nederland neemt bovendien deel aan een project om richtlijnen op te stellen voor de identificatie van slachtoffers van mensenhandel (een project dat genoemd wordt onderaan pagina 6 van de strategie), organiseert een grote EU-conferentie in 2013 over multidisciplinaire samenwerking tegen mensenhandel samen met Polen en Cyprus en verzorgt trainingen over arbeidsuitbuiting in 14 landen in Midden- en Oost-Europa.
Is het waar dat er vrouwen op de Wallen aanwezig zijn die niet eens in staat zijn aangifte te doen tegen welk misbruik dan ook? Zo ja, wat kunt u doen om specifiek deze groep extra kwetsbare vrouwen te beschermen? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Mensenhandel is een ernstig misdrijf dat een grote impact heeft op de slachtoffers. Het komt regelmatig voor dat slachtoffers bijvoorbeeld te angstig zijn om aangifte te doen. Het beleid is er dan ook op gericht om mensen die in aanraking komen met mogelijke slachtoffers bewust te maken van of te trainen op het herkennen van signalen van mensenhandel. Zo worden opsporingsfunctionarissen en toezichthouders getraind en worden er verschillende voorlichtingscampagnes op dit terrein gevoerd.6 Een van deze campagnes heb ik op 13 juni jl. gelanceerd. Dit betrof een campagne van stichting M (Meld Misdaad Anoniem) om klanten van prostituees te stimuleren informatie over mensenhandel te melden bij politie of stichting M. Met de signalen kunnen politie en OM de mensenhandelaren aanpakken en de slachtoffers uit hun benarde situatie bevrijden. Er zijn opvangvoorzieningen waar de slachtoffers vervolgens in een veilige omgeving zorg en hulp krijgen.
Beschikt u, als de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, in de Eerste Kamer wordt aangenomen over meer mogelijkheden om vrouwen die gedwongen in de prostitutie zitten, te helpen? Zo ja, welke mogelijkheden zijn dit? Kan op grond van het gesprek dat met een vrouw moet worden gevoerd voor dat zij als prostituée werkzaam mag worden (artikel 6 van het wetsvoorstel), ook gevraagd worden naar signalen die op dwang duiden?
Zoals u wellicht weet heb ik de Eerste Kamer verzocht de behandeling van het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche aan te houden. Ik beraad mij momenteel op mogelijke vervolgstappen.
Deelt u de mening dat, ook al voelen veel buitenlandse prostituees in Nederland zich niet uitgebuit of ook al ondernemen zij niets om uit hun situatie te komen, zij naar de maatstaven van uitbuiting, zoals bedoeld in het Wetboek van strafrecht (Sr), wel degelijk uitgebuit worden? Zo ja, in hoeverre kan, ook als het slachtoffer zelf geen aangifte doet, een actief opsporings- en vervolgingsbeleid mensenhandel tegengaan? Zo ja, in hoeverre gebeurt dit ook?
Het komt voor dat slachtoffers van mensenhandel niets ondernemen om uit hun situatie te komen. Slachtoffers weten of durven vaak de weg naar politie of hulpverleningsinstanties niet te vinden. Het opsporings- en vervolgingsbeleid betreffende mensenhandel is er dan ook op gericht, zoals vermeld in antwoord op vraag 6, om actief signalen op te pikken en niet alleen op te treden naar aanleiding van een aangifte door het slachtoffer. Naast bewustwordingscampagnes en de training van opsporingsfunctionarissen en toezichthouders worden diverse integrale opsporings- en handhavingsacties uitgevoerd om uitbuiting tegen te gaan. Zo is naar aanleiding van ernstige signalen van mensenhandel op 23 maart 2012 een grootschalige actie tegen internationale mensenhandel uitgevoerd op het Baekelandplein in Eindhoven7. Een soortgelijke actie vond vorig jaar plaats in de Doubletstraat in Den Haag.
Hoeveel vervolgingen wegens mensenhandel of uitbuiting (artikel 273f Sr) worden er naar schatting per jaar gedaan op grond van een aangifte en hoe vaak gebeurt dat ambtshalve?
In de registratiesystemen van het Openbaar Ministerie wordt geen onderscheid gemaakt tussen een ambtshalve vervolging of een vervolging die is ingesteld naar aanleiding van een aangifte.
Het artikel 'Eigen zorgcentrum Marokkanen absurd' |
|
Joram van Klaveren (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Leers |
|
Bent u bekend met het artikel «Eigen zorgcentrum Marokkanen absurd»?1
Ja.
Hoeveel belastinggeld (direct en indirect) ontvangt zorgcentrum Julianastaete per jaar?
Uit de resultatenrekening in het Jaarverslag 2011 (dat Zorgpartners Midden-Holland – waar zorgcentrum Julianastaete onderdeel van is – op de eigen website heeft gepubliceerd) blijkt dat Zorgpartners Midden-Holland in 2011 € 108 529 061,-- aan premie-middelen heeft ontvangen voor AWBZ- en Zvw-zorg in natura. Voorts heeft Zorgpartners Midden-Holland € 203 181,-- ontvangen (deze zijn tevens in het genoemde verslagjaar opgenomen) in de vorm van persoonsgebonden en -volgende budgetten. Daarnaast ontving Zorgpartners € 6 158 730,-- aan Wmo-middelen en subsidies. Aangezien het hier een geconsolideerde resultatenrekening betreft, is niet bekend hoeveel van bovengenoemde middelen zijn ontvangen in verband met de dienstverlening op de locatie Julianastaete.
Op welke wijze denkt u dat specifiek Marokkaans-islamitische zorgcentra de mislukte integratie van Marokkanen in Nederland gaat wijzigen?
Het uitgangspunt van het kabinet is dat algemene voorzieningen voor iedereen toegankelijk moeten zijn. De Kwaliteitswet zorginstellingen stelt dat zorginstellingen verantwoorde zorg moeten leveren. Verantwoord betekent onder meer dat de zorg moet zijn afgestemd op de specifieke behoeften van de cliënt. Ook als het gaat om zaken zoals omgeving, privacy, voeding. Bovendien geldt dat als een zorginstelling zich op andere doelgroepen wil gaan richten, dat niet kan zonder de bestaande cliënten en hun (collectieve) inspraakmogelijkheden te passeren. Op grond van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen geldt namelijk dat cliëntenraden een verzwaard adviesrecht hebben als het bijvoorbeeld gaat over voedingsaangelegenheden of de vormgeving van de geestelijke verzorging binnen de instelling. Ook geldt er een adviesrecht voor de cliëntenraad als de instelling haar grondslag wil wijzigen.
Daar waar de prognose in een lokale situatie is dat vooral één doelgroep in de toekomst in grote getale aanwezig zal zijn, in dit geval Marokkaanse ouderen, ligt het voor de hand dat hun specifieke behoeften worden meegenomen in het zorgaanbod ter plaatse voor die groep. Uiteraard mag dit er niet toe leiden dat autochtone ouderen zich uitgesloten voelen. Het gaat om maatwerk binnen het generieke zorgaanbod van de instelling dat voor iedereen toegankelijk moet zijn. Er zijn ook instellingen die zich specifiek richten op bijv. Molukse of Joodse Nederlanders of op ouderen met een bepaalde levensbeschouwing.
In aanvulling op het bovenstaande zij opgemerkt dat het op grond van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) verboden is om toegang tot een instelling of bepaalde afdelingen te weigeren op grond van een andere geloofsovertuiging of een andere etnische- of culturele achtergrond.
In de parlementaire geschiedenis van de AWGB staat hierover dat instellingen desgevraagd gastvrijheid moeten bieden aan anderen dan de eigen geloofsgenoten. De instellingen mogen op grond van de huisregels wel respect voor grondslag en doel van de instelling vragen. Deze huisregels mogen nooit zover gaan dat zij neerkomen op het door de AWGB verboden onderscheid. De conclusie is dan ook dat een zorginstelling zich mag richten op specifieke doelgroepen en ook gericht mag werven onder deze groepen. De instelling mag in haar toelatingsbeleid echter niemand uitsluiten op de gronden die de AWGB beschermt. Zo wordt gewaarborgd dat alle bevolkingsgroepen in Nederland gebruik kunnen en mogen maken van voorzieningen op het gebied van welzijn, zorg en volkshuisvesting.
De wijze waarop het zorgaanbod door Julianastaete wordt opgezet staat al met al niet haaks op het integratiebeleid.
Wat is de reden dat de voorzitter van de raad van bestuur bewust toewerkt naar een situatie waarvan hij verwacht dat Nederlandse ouderen geen kamer meer wensen in het zorgcentrum?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre deelt u de visie dat gebedsruimtes, het serveren van halalvoedsel en het langzaam toewerken naar andere Marokkaans-islamitische culturele eigenaardigheden, de huidige bewoners (opnieuw) een multiculturele leefomgeving opdringt? Wat gaat u doen om dat te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre bent u bereid om die Marokkaanse ouderen, die na al die jaren in Nederland nog steeds moeite hebben met onze taal, onze cultuur en onze gewoonten, te adviseren terug te keren naar het land van herkomst?
Hiertoe ben ik niet bereid. Het terugkeren naar het land van herkomst is een individuele vrije keuze.
Mogelijk misbruik van het Zorgverzekeringsfonds door zorgverzekeraars |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat brancheorganisatie Zorgverzekeraars Nederland (ZN) opdracht heeft gegeven tot een onderzoek naar mogelijk misbruik door zorgverzekeraars en ziekenhuizen van financiële compensatieregelingen in de zorg? Deelt u de mening dat het onacceptabel zou zijn als de klachten hout snijden?1
In de evaluatie van het transitiemodel is door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) al eerder een aantal aandachtspunten gesignaleerd ten aanzien van de werking van het transitiemodel en de invloed van dit model op de wijze van contractering door zorgverzekeraars en ziekenhuizen. Ik heb de Kamer op 19 september 2012 hierover een brief gestuurd met daarbij de evaluatie van de NZa. Mogelijk kan er sprake zijn van oneigenlijke prikkels ten aanzien van de transitieafspraken en het daaruit voortvloeiende gebruik van het zorgverzekeringsfonds of verschuiving van kosten tussen het (voormalige) a- en b-segment. Naar aanleiding daarvan ben ik in overleg getreden met ZN, NVZ en de NFU. Alle partijen hebben aangegeven dat zij een eventueel onjuist gebruik van het transitiemodel verwerpen. ZN heeft in dit verband aangegeven de signalen die zij ontvangt voor te leggen aan een expertgroep met onafhankelijke leden. Deze expertgroep zal alle signalen onderzoeken door met de betrokken ziekenhuizen en verzekeraars in contact te treden.
Heeft u kennis van de «signalen» uit de sector die voor de voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland aanleiding zijn om het onderzoek te gelasten? Zo ja, deelt u de mening van de voorzitter van ZN dat deze dermate ernstig zijn dat een onderzoek noodzakelijk is? Zo nee, op welke wijze heeft de voorzitter van ZN u dan wel geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 1.
Van welke regelingen zou, volgens de vermoedens, precies misbruik zijn gemaakt? Hoeveel geld gaat er om in elk van deze regelingen, en voor welke bedragen is er mogelijk gesjoemeld?
De transitiebekostiging biedt de mogelijkheid om financieel voordeel na te streven door een «berekenende» toedeling van DOT-afspraken naar omzetjaren, bekostigingssegmenten en beheers- of transitiemodel, en/of door ophoging van het schaduwbudget en/of door strategische prijsafspraken ten aanzien van de DBC-zorgproducten in het vrije en gereguleerde segment. Het is echter nog te vroeg om over berekende financiële bevoordeling te spreken; dat moet blijken uit de bevindingen van de expertcommissie.
Gelet op het feit dat ik nog geen nader inzicht heb in de situatie kan ik ook nog niets zeggen over het effect hiervan op de werking van het stelsel in het afgelopen jaar. Het betreft hier een transitiemodel dat in het tweede jaar al wordt afgebouwd naar 70% en het derde jaar (2014) vervalt.
Heeft de voorzitter van ZN het onderzoek gelast op basis van «geruchten», zoals de voorzitter van zorgverzekeraar Achmea suggereert, of zijn de aanwijzingen concreter dan dat?
ZN heeft aangegeven dat het onderzoek is ingesteld op basis van signalen vanuit het veld en de NZa.
Deelt u de analyse van de krant dat er drie mogelijkheden zijn, te weten fraude met premiegelden, het door creatief omgaan met de regels benadelen van de premiebetalers door ziekenhuizen en verzekeraars, of het niet begrijpen van de regels in het zorgstelsel door de betrokken partijen? Zo ja, wat zegt dit over het huidige zorgstelsel? Zo nee, welke andere mogelijkheden ziet u?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u het vertrouwenwekkend dat de voorzitter van ZN zegt dat er geen verandering mag komen in de machtspositie van zorgverzekeraars, en dat ZN tegelijkertijd zelf onderzoek laat doen naar mogelijke fraude? Kunt u garanderen dat dit onderzoek werkelijk onafhankelijk is?
Zoals ik al eerder heb aangegeven verwerpen alle betrokken partijen (inclusief ZN) eventueel oneigenlijk gebruik van het transitiemodel . ZN heeft als belangenbehartiger van alle verzekeraars belang bij een degelijk onderzoek, aangezien het hier gaat over de suggestie van het benadelen/bevoordelen van zorgverzekeraars onderling. Het voordeel voor de ene verzekeraar kan leiden tot een nadeel voor een andere verzekeraar. Daarnaast hebben ook de instellingen belang bij een juiste afhandeling. Mijns inziens zijn er voldoende checks and balances in het systeem om de onafhankelijkheid van het onderzoek te waarborgen. Ook de samenstelling van de expertcommissie sterkt mij in die opvatting. Mocht er naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek aanleiding zijn voor de NZa om hierin op te treden, dan zal zij dat niet nalaten.
Hoe verklaart u het gegeven dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) niet aan de bel heeft getrokken over deze mogelijkheden tot fraude? Is daar een capaciteitsprobleem om dit soort analyses te maken? Zo ja, is dat probleem inhoudelijk of organisatorisch van aard?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom, denkt u, heeft ZN niet aan de NZa gevraagd onderzoek te doen naar deze mogelijke fraude, daar de NZa als onafhankelijk toezichthouder toch veel meer de aangewezen partij is voor een onderzoek naar dit soort verdenkingen?
Zie antwoord vraag 6.
Erkent u dat onderzoek dat gedaan wordt in opdracht altijd verschillende conceptfases kent, zodat de opdrachtgever al eerder op de hoogte is van bevindingen en die ook nog kan bijsturen? Erkent u tevens dat deze verdenking dus niet loont voor een onderzoek in opdracht van ZN? Bent u bereid de onderzoeksopdracht over te nemen, en daarmee meer onafhankelijkheid te borgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Welke onafhankelijke experts gaan het onderzoek uitvoeren, en wanneer worden de resultaten van het onderzoek openbaar gemaakt?
De expertgroep bestaat uit:
De expertcommissie rapporteert naar verwachting in de tweede helft van november over de resultaten.
Ziet u andere mogelijke verklaringen voor de grote verschillen tussen de afspraken van zorgverzekeraars met ziekenhuizen en de gehanteerde tarieven dan het bewust sluiten van te lage contracten? Zo ja, welke?
Het is de taak van zorgverzekeraars om goede kwaliteit zorg in te kopen tegen een scherpe prijs. Dit kan tot gevolg hebben dat de afgesproken prijzen variëren. Verschillen in prijzen zijn een logisch en gewenst gevolg van de zorginkoop door verzekeraars
Wat is uw sanctie voor verzekeraars die zich inderdaad schuldig blijken te hebben gemaakt aan mogelijke zwendel?
Ik vind het nog te vroeg om in te gaan op sancties zolang ik geen exact inzicht heb in de problematiek. Naar aanleiding van de resultaten uit het onderzoek zal ik bezien of er nader actie van mijn kant nodig is.
Heeft u bij het uitbreiden van de marktwerking, het vereenvoudigen van de specificaties voor behandelingen en het beperken van de groei rekening gehouden met het risico van zwendel met premiegeld of creatief omgaan met de regels? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze heeft u geprobeerd dit risico te beperken?
Bij de introductie per 2012 van de DBC-zorgproducten en overgang op prestatiebekostiging, was ik me ervan bewust dat dit een overgangsjaar zou opleveren. Maar dit risico vond en vind ik verantwoord vanwege de structurele voordelen die de overgang zou gaan opleveren. Het terugdraaien van stappen op het gebied van prestatiebekostiging zie ik dus ook niet als oplossing voor mogelijke onjuist gebruik van transitiemodellen in de overgangsfase. Het sterkt mij juist in de overtuiging dat we zo spoedig mogelijk moeten beëindigen. Fraude is niet toelaatbaar, maar op dit moment is geenszins de conclusie gerechtvaardigd dat hiervan sprake is.
Is het wel een verstandige beslissing geweest om de marktwerking uit te breiden en dit tempo te versnellen, als kennelijk een ondoorzichtig overgangsregime noodzakelijk is om te voorkomen dat de boel ontspoort door te grote omzetschommelingen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat transparantie in de zorg juist wordt vergroot door de introductie van prestatiebekostiging. Prestatiebekostiging zorgt er voor dat beter op prijs en kwaliteit kan worden ingekocht en dat deze doelmatigheid ook een vertaling krijgt in de premie. Wel constateer ik dat we in een overgangssituatie zitten, waarin een aantal maatregelen tegelijk in 2012 zijn ingevoerd. Dit is in de uitvoering complex, omdat zowel elementen uit het oude systeem (budgetten) als het nieuwe systeem tijdelijk naast elkaar bestaan. Dit is niettemin van belang om al te grote systeemrisico’s te dempen. Een dergelijk dubbel systeem zorgt wel voor meer complexiteit in de bekostiging. Dit is ook de reden dat ik transitiemaatregelen zo kort mogelijk (alleen 2012 en 2013) wil laten duren. Het tempo is ingegeven door de noodzaak om op beide terreinen (DBC DOT en vrije prijzen) stappen te zetten.
Deelt u de mening dat uit deze zaak blijkt dat het op afstand zetten van de overheid bij de verdeling van zorggelden zwendel in de hand werkt, of in ieder geval het zicht hierop vertroebelt? Zo nee, op grond waarvan meent u dat het op afstand zetten van de overheid de transparantie van de verdeling van zorggelden heeft bevorderd?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat de transparantie van zorgverzekeraars voor politiek en burgers moet worden vergroot, aangezien zij publieke gelden verdelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat in ieder geval de jaarverslagen van zorgverzekeraars, inclusief de bezoldiging, openbaar moeten worden? Zo nee, waarom niet, gelet op het feit dat zij uit publieke gelden en verplichte premies worden gefinancierd? Zo ja, op welke termijn gaat u dit regelen?
Alle inkomsten en uitgaven van zorgaanbieders en zorgverzekeraars zijn terug te vinden in jaarverslagen. De jaarverslagen inclusief de financiële verantwoording zijn al openbaar. U kunt deze vinden op de websites van de zorgverzekeraars.
In welke mate mogen zorgverzekeraars de boel flessen, voordat u besluit de marktwerking ongedaan te maken? Waar ligt voor u de grens?
Zie antwoord vraag 13.
Wat is uw oordeel over het invloedrijke old boys network in de zorg? Hoe verhoudt zich dit tot de democratische controle en de wens van transparantie in de zorg?
Verzekeraars zijn private ondernemingen die zelf bepalen wie ze aanstellen.
Ik zie niet in waarom de democratische controle en transparantie hierdoor in het geding zouden zijn.
Deelt u de mening van de voorzitter van ZN dat het terugdraaien van de marktwerking in de zorg niet mag op grond van Europese richtlijnen? Zo ja, welke richtlijnen zijn dit precies, en bent u niet langer van mening dat de inrichting van onze zorg een nationale in plaats van Brusselse aangelegenheid is?
Met u ben ik van mening dat de inrichting van het zorgstelsel een nationale aangelegenheid is. Dit is ook vastgelegd in Europese regelgeving. De EU heeft slechts beperkte regelgevende bevoegdheden op het terrein van de volksgezondheid. Wel kunnen de Europese regels invloed hebben op de activiteiten van de overheid, de zorgaanbieders en de zorgverzekeraars, zoals de regels die gelden met betrekking tot vrij verkeer, staatssteun, aanbestedingrecht, mededinging en de richtlijnen inzake het schadeverzekeringsbedrijf. Bij veranderingen in het stelsel zal met deze regels rekening moeten worden gehouden.
Over het falen van het Hongaarse asielbeleid |
|
Martijn van Dam (PvdA) |
|
Leers |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Hongaars asielbeleid zwaar onder vuur»?1 Heeft u tevens kennisgenomen van het de opmerkingen van Vluchtelingenwerk Nederland, dat het Hongaarse asielbeleid «een farce» is?2
Ja.
Is het waar dat zeventig Europese vluchtelingenorganisaties de overige EU-lidstaten hebben opgeroepen om te stoppen met het automatisch terugsturen van asielzoekers die via Hongarije de Europese Unie zijn binnengekomen? Wat is uw reactie op deze oproep?
Op 25 september 2012 heeft de koepelorganisatie European Council on Refugees and Exiles (ECRE) een openbare brief gestuurd aan het voorzitterschap van de EU met het verzoek om vanuit de lidstaten geen asielzoekers meer onder toepassing van de Dublin-verordening (343/2003/EU) terug te sturen naar Hongarije. Ter verklaring van dit verzoek verwijst ECRE onder meer naar eerder door de UNHCR opgestelde rapporten over het asielbeleid en asielstelsel in Hongarije. Kern van de door UNHCR en ECRE geuite kritiek en zorg is dat asielzoekers het risico zouden lopen vanuit Hongarije te worden teruggestuurd naar Servië zonder dat er voorafgaand een inhoudelijke behandeling van het asielverzoek heeft plaatsgevonden. Dit omdat de Hongaarse autoriteiten Servië beleidsmatig zouden beschouwen als een veilig derde land. Daarnaast zouden, volgens de genoemde rapporten, de onder de Dublin-verordening terugkerende asielzoekers in Hongarije het risico lopen dat hun asielaanvraag als een herhaalde aanvraag wordt behandeld. Ook zou voor hen het risico op willekeurige detentie bestaan.
In een brief van 11 oktober 2012 heeft de Hongaarse minister van Binnenlandse Zaken zijn reactie op deze kritieken gegeven. Deze brief is gepubliceerd op de website van de Hongaarse overheid3. In de brief beklemtoont de Hongaarse minister dat het naleven van de internationale verplichtingen jegens asielzoekers in het Hongaarse stelsel is gewaarborgd. De minister geeft aan dat ieder asielverzoek van een vreemdeling, die in het kader van de Dublin-verordening terugkeert, individueel wordt bezien. Ook benadrukt de minister dat asielzoekers gedurende de eerste beoordelingsprocedure worden ondergebracht in een open opvanglocatie. Tot slot wijst de minister erop dat de Hongaarse regering een aantal wetswijzigingen op het terrein van asiel en migratie heeft voorgelegd aan het nationale parlement.
Gelet op deze reactie van de Hongaarse regering ga ik ten opzichte van Hongarije uit van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat de kern vormt van het Dublinsysteem. Ik zie derhalve geen aanleiding om de uitvoering van de Dublin-verordening ten opzichte van Hongarije op te zeggen.
Deelt u de mening van de organisaties dat Hongarije een puinhoop maakt van haar vluchtelingenbeleid? Voldoet Hongarije naar uw mening nog aan het Europese asiel acquis, waarin de randvoorwaarden voor fatsoenlijke asielregels, opvang en detentieomstandigheden zijn opgenomen? Wat zijn de objectieve feiten over de omstandigheden voor en de in- en uitstroom van asielzoekers in/naar Hongarije?
Zoals geantwoord op vraag 2 zie ik geen aanleiding om het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Hongarije ten aanzien van het naleven van de internationale asielrechtelijke verplichtingen op te zeggen.
Blijkens de database van Eurostat4 betrof het totaal aantal asielaanvragen in 2011 1695 aanvragen. In 2011 heeft Hongarije 895 beslissingen op asielaanvragen genomen.
Is het waar dat Hongarije asielzoekers standaard in detentie houdt, in afwachting van de uitslag van de procedure? Komt het voor dat ze daarna naar Servië worden teruggestuurd, waar ze opnieuw worden opgesloten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft de Hongaarse minister van Binnenlandse Zaken laten weten dat asielzoekers niet standaard in bewaring worden gehouden. Ook heeft hij laten weten dat de asielverzoeken van personen die in het kader van de Dublin-verordening terugkeren individueel worden beoordeeld.
Deelt u de mening dat Europa maximale druk op Hongarije moet uitoefenen om te waarborgen dat het asielzoekers fatsoenlijk behandelt en zich houdt aan de afspraken? Welke stappen hieromtrent zijn in Europa reeds gezet? Is Nederland bereid om hier bij de komende toppen en JBZ-Raad een stevig punt van te maken? Zouden sancties tegen Hongarije uiteindelijk een effectief middel kunnen zijn?
In de genoemde brief van 11 oktober 2012 heeft de Hongaarse regering gereageerd op de geuite kritieken op haar asielstelsel. In deze reactie zie ik geen reden om de Hongaarse regering in de JBZ-Raad aan te spreken op het nakomen van haar verantwoordelijkheden.
Deelt u de mening dat landen als Hongarije, die hun asielsysteem niet op orde hebben, hun verantwoordelijkheid ontlopen als het gaat om het opnemen en fatsoenlijk behandelen van asielzoekers, en die verantwoordelijkheid, ook qua instroom,3 daardoor meer bij de Noordelijke en Westelijke lidstaten komt te liggen? Hoe kan de EU komen tot een eerlijke deling van verantwoordelijken op dit punt?
Gelet op wat in de genoemde brief van 11 oktober 2012 door de Hongaarse regering wordt aangegeven, deel ik de mening dat Hongarije zijn verantwoordelijkheid ontloopt niet. Dit laat onverlet dat het aantal asielverzoeken in de lidstaten van de EU sterk verschilt. Mijn inzet is er daarom op gericht dat zo snel als mogelijk met het Europees Parlement overeenstemming wordt bereikt over de onder het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS) vallende wetgeving. De dan volgende uitdaging ligt in een vlotte implementatie van deze wetgeving in de EU lidstaten. Pas hierna is het aan de lidstaten gezamenlijk te bezien of er (nieuwe) verdeelsleutels ten aanzien van asielaanvragen kunnen worden vastgesteld.
Zijn er meer Oost Europese lidstaten waar de omstandigheden voor en de instroomcijfers van asielzoekers relatief slechter, respectievelijk lager zijn in vergelijking met de noordelijke en westelijke lidstaten? Wat is hiervan de oorzaak?
In de huidige situatie bestaan er verschillen in onder andere de opvangvoorzieningen en het gevoerde landgebonden asielbeleid tussen de 27 lidstaten. Deze verschillen dragen sterk bij aan de secundaire migratiestromen binnen de EU. Vandaar dat de inzet van Nederland is gericht op een voortvarende totstandkoming van een GEAS.
Is het waar dat Hongarije, net als vele andere lidstaten, geen vluchtelingen opneemt op basis van hervestiging? Wat is uw mening hierover? Zouden niet alle lidstaten, net als onder meer Nederland, Zweden, Groot-Brittannië en Denemarken, verplicht moeten zijn om een bepaald aantal uitgenodigde vluchtelingen op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Hervestiging vindt plaats op vrijwillige basis. Lidstaten bepalen derhalve zelf of zij deelnemen en hoeveel personen zij willen hervestigen. Hongarije neemt in 2012 deel aan hervestiging voor een beperkt aantal personen. Ik acht het wenselijk dat zo veel mogelijk EU-lidstaten deelnemen aan het hervestigingsprogramma van de UNHCR.
Worden de grenzen van Hongarije afdoende bewaakt? Is het land een doorreishaven van veel vreemdelingen en asielzoekers naar de rest van Europa? Hoeveel asielzoekers zijn er de laatste jaren op grond van het Dublinverdrag teruggestuurd naar Hongarije?
Migranten die de buitengrenzen van het Schengen-gebied illegaal oversteken, proberen in veel gevallen door te reizen naar andere lidstaten. De Hongaarse autoriteiten worden door Frontex ondersteund om het grenstoezicht aan de EU-buitengrens verder te verbeteren. Aan de Frontex-operaties in Hongarije heeft Nederland bijgedragen.
In de periode 2008–2011 zijn circa 70 personen op grond van de Dublin- verordening overgedragen aan Hongarije.
Seksueel misbruik door zorgverleners |
|
Myrthe Hilkens (PvdA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Honderden patiënten misbruikt door zorgverlener»?1
Ja.
Zijn de cijfers die RTL heeft opgevraagd bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg al langer bekend? Zo ja, bij wie, en was ook u daarvan op de hoogte? Hoe komt het dan dat die cijfers niet eerder openbaar zijn geworden? Zo nee, waarom is onderzoek van RTL daarvoor nodig geweest?
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) publiceert jaarlijks over het totaal aantal ontvangen meldingen in het «Jaarbeeld». De IGZ differentieert in het jaarbeeld niet naar de aard van de melding vanwege de diversiteit van de ontvangen meldingen. De jaarbeelden worden gepubliceerd op de website van de IGZ.
Houdt de Inspectie alleen individuele meldingen van seksueel misbruik bij? Zo ja, waarom? Deelt u de mening dat van het geaggregeerd bijhouden van soorten van klachten en daarover rapporteren een belangrijke signaalfunctie kan uitgaan? Zo nee, waar blijkt het tegendeel uit?
Zorgaanbieders zijn verplicht om seksueel misbruik te melden bij de IGZ. De IGZ registreert alle meldingen van (vermeend) seksueel misbruik op individueel niveau, maar rapporteert alleen over het totaal van ontvangen meldingen (zie ook het antwoord op vraag 2).
Hoeveel en welke handhavingsinstrumenten heeft de Inspectie gebruikt tegen zorgverleners waarvan in de genoemde periode 2007 tot en met 2012 meldingen van seksueel misbruik zijn binnengekomen?
RTL hanteert in het betreffende nieuwsbericht cijfers van meldingen bij de IGZ over seksueel grensoverschrijdend gedrag door hulpverleners in de eerstelijnsgezondheidszorg, specialistisch somatische zorg, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg in de periode januari 2007 tot mei 2012. Dit is breder dan alleen meldingen over seksueel misbruik. Zo bevat dit overzicht ook meldingen die bijvoorbeeld betrekking hebben op seksueel getinte opmerkingen door hulpverleners.
In geval van meldingen betreffende vermeend seksueel grensoverschrijdend gedrag hanteert de IGZ een beoordelingsschema aan de hand waarvan besloten wordt welke stappen worden gezet. Deze stappen zijn afhankelijk van de specifieke omstandigheden van de melding, in het bijzonder de ernst en aard van het seksueel grensoverschrijdende gedrag. De meldingen van vermeend seksueel misbruik zoals gepresenteerd door RTL hebben betrekking op alle vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, variërend van seksueel getinte opmerkingen tot seksuele contact(en)2.
Bij 11% van de meldingen volgde een strafrechtelijk traject.
In 15% van de gevallen volgde een tuchtrechtelijk traject (11% van de tuchtklachten werd door de IGZ zelf ingediend, 4% van de tuchtklachten werd door derden ingediend).
Bij 18% van de meldingen bleek na onderzoek van de IGZ dat er geen sprake was van seksueel grensoverschrijdend gedrag, of werd de melding ingetrokken.
In 23% van de gevallen trof de instelling zelf – na intern – onderzoek voldoende maatregelen om de kans op herhaling te voorkomen (waaronder ontslag van betreffende hulpverlener).
In 34% van de gevallen heeft de betrokken hulpverlener op eigen initiatief afdoende maatregelen getroffen, veelal als gevolg van eigen onderzoek door de IGZ en/of een gesprek tussen de IGZ en de hulpverlener.
Tot slot is in 1% van de gevallen naar de klachtencommissie van de instelling verwezen, bijvoorbeeld wanneer de melder anoniem wil blijven en ook de naam van de betrokken hulpverlener niet wil geven.
In hoeveel van de in het bericht genoemde meldingen van seksueel misbruik heeft de Inspectie een opsporingsonderzoek uitgevoerd, en hoe vaak is er aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie? Hoe vaak heeft dit tot een strafrechtelijke vervolging, respectievelijk veroordeling geleid? Waarom hebben de overige meldingen niet tot aangifte respectievelijk vervolging geleid?
Zie het antwoord bij vraag 4. De overige meldingen hebben niet tot aangifte geleid vanwege de aard van het seksueel overschrijdend gedrag of omdat het Openbaar Ministerie op voorhand aangaf niet tot vervolging over te zullen gaan.
Deelt u de mening dat meldingen van seksueel misbruik door zorgverleners zelden een zaak mogen zijn van alleen de Inspectie, en dat seksueel misbruik vrijwel altijd onder de aandacht van de justitiële autoriteiten moet worden gebracht? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven is het overzicht van RTL breder dan alleen meldingen over seksueel misbruik. Afhankelijk van de concrete feiten en omstandigheden van het seksueel grensoverschrijdend gedrag is hier al dan niet een rol voor justitiële autoriteiten. Vaak zullen dergelijke gevallen inderdaad onder de aandacht van justitiële autoriteiten moeten worden gebracht. Dit kan de IGZ zelf doen. Ook de instelling of het slachtoffer kan zelf aangifte doen bij de politie en/of tot een civielrechtelijk traject overgaan.
Deelt u de mening dat er meer aandacht moet komen voor het probleem van seksueel misbruik tijdens de opleiding voor zorgpersoneel? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de opleiding wordt reeds stilgestaan bij de professionalisering van beroepsbeoefenaren. IJkpunt voor het handelen van professionals is hun beroepscode met als onderdeel de ongelijke relatie tussen cliënt en professional waarvan geen misbruik mag worden gemaakt. Wordt de code overtreden dan kan de professional door de tuchtrechter uit het beroepsregister worden geschrapt.
In het rapport van de Commissie Samson naar seksueel misbruik waarover uw Kamer op 8 oktober jongstleden is geïnformeerd (TK, 2012–2013, 33 435, nr. 1) worden een aantal aanbevelingen gedaan op het gebied van opleidingen en permanente educatie. Onze reactie hierop ontvangt uw Kamer voor het kerstreces.
Hoeveel zorgverleners tegen wie een melding van seksueel misbruik is gedaan, beschikten over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG)?
Het al dan niet kunnen overleggen van een VOG door een instelling heeft op dit moment geen wettelijke basis waardoor de IGZ hierop niet kan handhaven. De IGZ heeft deze gegevens dan ook niet geregistreerd. Dit neemt niet weg dat zorginstellingen zelf aan risicomanagement kunnen doen door structureel om een VOG te vragen.
Zou het verplicht stellen van de VOG voor werknemers in de zorg kunnen helpen bij het terugdringen van seksueel misbruik? Zo ja, in welke mate, en hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Een VOG biedt de mogelijkheid om het justitiële verleden van werknemers in de zorg te screenen en veroordeelde ontuchtplegers te weren. Bij de afgifte van de VOG kan echter alleen gekeken worden naar de justitiële gegevens die op dat moment geregistreerd staan in de justitiële documentatie. Zodoende geeft de VOG alleen het justitiële verleden weer en niet het gehele levenspad van de betrokkene. Tevens zegt de VOG niets over toekomstig gedrag of de psychische gesteldheid van de aanvrager. Hoewel een VOG dus geen garanties biedt dat er geen incidenten meer zullen plaatsvinden is het wel een belangrijk hulpmiddel dat de kans op seksueel misbruik terugdringt.
Ik ben dan ook een warm voorstander van de praktijk van veel zorgverleners om systematisch te vragen naar een VOG bij het in dienst nemen van een zorgverlener en wil dat ook wettelijk regelen. Zoals hiervoor gezegd is er op dit moment nog geen wettelijke basis om de VOG verplicht te stellen voor werknemers in de zorg. Een voorstel om de VOG in de jeugdzorg te verplichten is 8 oktober jongstleden naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 2012–2013, 33 062, nr. 8). Ik zal mij beraden over het opnemen van een verplichte VOG voor overige werknemers in de zorg.
Het uitzetten van vreemdelingen naar Guinee |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Martijn van Dam (PvdA), Joël Voordewind (CU), Bram van Ojik (GL), Gerard Schouw (D66) |
|
Leers |
|
Herinnert u zich de mondelinge vragen van het lid Voordewind over het bericht dat Nederland op omstreden wijze uitgeprocedeerde asielzoekers uitzet naar Guinee?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de ambtsberichten van het US State Department of Democracy, waarin wordt gesproken over de heersende corruptie bij Guineese autoriteiten?2 Zo ja, waarom werkt de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) samen met dit land en met eerder genoemde politiedelegatie? Kunt u garanderen dat Nederland samenwerkt met bevoegde instanties die aantoonbaar niet corrupt zijn?
Ja. De DT&V voert de regie op het vertrek van vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben en op wie de wettelijke verplichting rust om Nederland te verlaten. In dat kader bemiddelt de DT&V, op verzoek van de vreemdeling of op eigen initiatief, bij de verkrijging van de benodigde reisdocumenten. Daarvoor is samenwerking met de autoriteiten van landen van herkomst, waaronder Guinee, onontbeerlijk. In alle gevallen, ook in het geval van Guinee, werkt de DT&V samen met de bevoegde instanties. Dit betreft zowel de in Nederland geaccrediteerde diplomatieke vertegenwoordiging, als de centrale autoriteiten in het land van herkomst.
De Guineese ambassade, gevestigd in Brussel, bleek niet in staat structureel mee te werken aan de afgifte van (vervangende) reisdocumenten voor vreemdelingen van wie de ambassade zelf de Guineese nationaliteit vaststelde. Begin 2012 heeft de DT&V met de Guineese ministeries van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Burgerbescherming daarom afspraken gemaakt over de inzet van Guineese immigratiedeskundigen voor het proces van nationaliteitsvaststelling en afgifte van (vervangende) reisdocumenten. De delegaties bestonden uit vertegenwoordigers van de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Burgerbescherming. Van een politiedelegatie is dus geen sprake.
Welke afspraken zijn precies gemaakt tussen de DT&V en de Guineese autoriteiten met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen? Maakt de DT&V deze afspraken alleen met Guinee of ook met andere landen?
De samenwerking met Guinee inzake terugkeer is vastgelegd in een Memorandum of Understanding. Dergelijke afspraken zijn ook met andere landen gemaakt.
Is het waar dat de DT&V een politiedelegatie uit Guinee naar Nederland laat komen voor het verstrekken van reisdocumenten «titres de voyage» voor uitgeprocedeerde asielzoekers die via reguliere kanalen, namelijk de ambassades en consulaten, geen reisdocumenten kunnen verkrijgen? Hoeveel vreemdelingen zijn er in totaal op deze manier aan reisdocumenten gekomen?
Zoals ik hierboven heb aangegeven, bleek de Guineese ambassade in Brussel niet in staat structureel mee te werken aan de afgifte van (vervangende) reisdocumenten voor vreemdelingen van wie de ambassade zelf de Guineese nationaliteit heeft vastgesteld. Daarom hebben de Guineese autoriteiten op verzoek van de DT&V het afgelopen jaar een aantal maal een delegatie naar Nederland gezonden om de nationaliteit van vermeende Guineese vreemdelingen vast te stellen en, indien van toepassing, over te gaan tot het verstrekken van (vervangende) reisdocumenten. Deze delegaties bestonden uit vertegenwoordigers van de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Burgerbescherming. De vreemdelingen die gesproken hebben met de Guineese delegaties zijn, op verzoek van de autoriteiten zelf, steeds eerst gepresenteerd bij de ambassade van Guinee in Brussel. In totaal is voor circa 100 Guineese vreemdelingen op deze wijze een reisdocument verkregen.
Hebben deze direct of indirect betrokkenen bij betreffende politiedelegatie op de zwarte lijst van de VN en EU gestaan? Zo ja, waarom zijn er toch afspraken met hen gemaakt?
Het is staand beleid dat bij de behandeling van de visumaanvraag wordt gecontroleerd of een persoon is opgenomen op de sanctielijsten. Deze lijsten worden daartoe beschikbaar gesteld aan de diplomatieke vertegenwoordiging. Ook bij de personen die deel uitmaakten van deze delegaties is dit gecontroleerd en is vastgesteld dat zij ten tijde van de visumaanvraag niet voorkwamen op genoemde sanctielijsten.
Wordt er betaald aan de genoemde Guineese delegatie, al dan niet hoofdelijk per asielzoeker en zo ja hoeveel? Wie verricht deze betalingen? Klopt het dat u de reis- en verblijfkosten van deze politiedelegatie financiert en kunt u een uitsplitsing geven van de betaalde bedragen tot nu toe?
Nee. Het is in het kader van terugkeer gebruikelijk dat de reis- en verblijfkosten van dit soort delegaties, die op verzoek van het ontvangende land overkomen, worden vergoed. Voorts wordt ook een vergoeding betaald voor het doen van onderzoek in de registratiesystemen en voor de afgifte van een (vervangend) reisdocument. Het betalen van vergoedingen voor delegaties of taskforces is niet uitzonderlijk en is niet alleen van toepassing op Guinee. Evenals het betalen van leges voor de afgifte van een (vervangend) reisdocument. Dit gebeurt voor vele landen.
De vergoeding bestaat uit de volgende elementen:
Is het waar dat de omstreden Titres de Voyage, die door betreffende politiedelegatie worden afgegeven, afkomstig zijn van een ministerie dat in het Nederlands Algemeen Ambtsbericht Guinee van 2011 niet in de lijst met de in Nederland bekende ministeries staat vermeld?3
Hiervan is geen sprake. De Guineese delegaties bestonden uit vertegenwoordigers van het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Veiligheid en Burgerbescherming. Beide ministeries worden genoemd in het Algemeen Ambtsbericht Guinee d.d. 9 september 2011. De bewindspersonen van deze ministeries zijn opgenomen in bijlage 1 van het betreffende ambtsbericht.
Kunt u de Kamer op de hoogte houden van de conclusies van het onderzoek naar de ongeldige reisdocumenten van de vrouw met kinderen? Kunt u daarbij ook verklaren hoe het komt dat uw Dienst vreemdelingen probeert uit te zetten zonder geldige reisdocumenten? Waar is het gezin nu?
De afgegeven reisdocumenten waren geldige reisdocumenten. Uw Kamer wordt over het betreffende gezin voor het eind van 2012 nader geïnformeerd. Omdat het een gezin betreft met minderjarige kinderen, verblijft het gezin op een gezinslocatie.
Welk verband heeft volgens u de aangifte tegen de DT&V van advocaat Frank van Haren met het justitieel onderzoek waar de Guineese ambassade in Brussel om verzoekt? Waarom doet u niets met de toch ernstige signalen van de Brusselse ambassade en neemt u deze niet serieus?
Op NOS-teletekst werd in eerste instantie gemeld dat de Guineese ambassade zou hebben verzocht om een justitieel onderzoek. In de bron van dit bericht, het NOS-achtuurjournaal van zaterdag 6 oktober jl., stelt de Guineese ambassade echter dat het Nederland vrij staat de achtergrond van de delegatieleden te onderzoeken. Van een verzoek van de Guineese ambassade tot een justitieel onderzoek is derhalve geen sprake.
Voor toezicht op en onderzoek naar de manier waarop de Nederlandse overheid invulling geeft aan gedwongen vertrek is in Nederland de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer in het leven geroepen. Justitieel onderzoek lijkt mij dan ook niet aan de orde.
Wilt u deze vragen met spoed beantwoorden? Bent u toch bereid om uitzettingen van Guineeërs, inclusief die van deze moeder met twee kinderen, op te schorten en degenen die uit de opvang zijn gezet of verdwenen zijn weer terug in de opvang te nemen totdat deze kwestie grondig is onderzocht?
Ik zie geen reden om de uitzettingen van Guineeërs op te schorten. Uw Kamer wordt over het betreffende gezin voor het eind van 2012 geïnformeerd.
Het bericht dat het woonrecht van krakers zwaarder weegt dan het belang van ontruimen |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Nederland: Krakers winnen rechtszaak, ontruiming van de baan»?1
Ja.
Is het waar het dat in dit geval het woonrecht van de krakers zwaarder weegt dan het belang van ontruiming?
In deze specifieke zaak heeft de rechter geoordeeld dat het woonrecht van de kraker zwaarder weegt dan het belang van de Staat bij ontruiming van de woning. De Staat is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan. De uitkomst daarvan is nog niet bekend.
Deelt u de mening dat krakers helemaal niet gezellig ergens willen gaan wonen, maar gewoon criminelen zijn die zich onrechtmatig de toegang tot een pand verschaffen en de boel daar negen van de tien keer gewoon slopen door bijvoorbeeld overal hun behoeften te doen? Zo nee, waarom niet?
Dat kraken kan inhouden dat wordt voorgedrongen op de woningmarkt en eigenaren ook met vernielingen worden geconfronteerd is inderdaad in de wetsgeschiedenis van het kraakverbod als argument naar voren gebracht.
Deelt u de mening dat woonrecht betekent dat men zich kan laten inschrijven voor een huurwoning of een huis kan kopen? Zo nee, waarom niet?
Het woonrecht als zodanig is niet gedefinieerd in de in Nederland geldende wetgeving. In zaken die betrekking hebben op kraken wordt de term woonrecht doorgaans gebruikt in de context van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), waarin het recht op respect voor een woning is vastgelegd. In de Grondwet is dit uitgewerkt in artikel 12, over de voorwaarden waaronder een woning kan worden binnengetreden. In deze betekenis heeft het woonrecht dus geen betrekking op het verkrijgen van een huur- of koopwoning, maar op de situatie waarin iemand reeds een woning bewoont.
Deelt u de mening dat eigendom het meest omvattende recht is dat een persoon op een zaak kan hebben? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat de zogenaamde belangenafweging het nieuwe artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) doorkruist? Zo nee, waarom niet?
Nee, de Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 oktober 2011 geoordeeld dat naast de wederrechtelijkheid tevens dient te worden getoetst of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang van het belang van de openbare orde en de bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de kraker, in de concrete omstandigheden van het geval, proportioneel is. Daarbij dient de kraker feiten en omstandigheden aan te voeren en aannemelijk te maken dat in het concrete geval een andere dan door de wetgever gemaakte afweging moet worden gemaakt. De praktijk wijst uit dat de rechter de strafrechtelijke ontruiming vrijwel altijd toestaat.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de spoedcassatie die u hiertegen heeft ingesteld?
Indien u doelt op de reactie van de Staat op de uitspraak van de rechtbank Groningen van 5 oktober 2012, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Indien u doelt op de cassatie die de Staat heeft ingesteld tegen het arrest van het Hof Den Haag van 8 november 2010, waar eerdere Kamervragen over zijn gesteld2, kan ik u mededelen dat de Hoge Raad hierover op 28 oktober 2011 uitspraak heeft gedaan (LJN: BQ9880). In dit arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een ontruiming van een kraakpand in beginsel van tevoren bij de krakers moet worden aangekondigd, en dat de uitspraak van de rechter in beginsel moet worden afgewacht, indien de krakers hiertegen een kort geding aanspannen. Een eventueel hoger beroep hoeft niet te worden afgewacht. Daarnaast kan in een aantal in dit vonnis omschreven gevallen meteen worden ontruimd, zonder dat de ontruiming hoeft te worden aangekondigd, en zonder dat een kort geding hoeft te worden afgewacht.
Bent u bereid de wet aan te passen, zodat het doel van het eerdere initiatiefwetsvoorstel, dat heeft geleid tot het huidige artikel 138a Sr, wordt bereikt en krakers altijd strafrechtelijk vervolgd worden? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding tot een wetswijziging. Met een consequent ontruimingsbeleid kan het kraken sterk worden ontmoedigd en het aantal gekraakte panden sterk teruggedrongen. In Amsterdam is daar positieve ervaring mee opgedaan.
Over tekort aan allochtone medisch specialisten |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Tunahan Kuzu (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Groot tekort aan allochtone medisch specialisten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het aanbeveling verdient dat ook binnen de beroepsgroep van medisch specialisten sprake is van een afspiegeling van de maatschappij?
Ik vind het belangrijk dat Nederland kan beschikken over die medisch specialisten die het beste invulling kunnen geven aan de medisch specialistische zorgvraag; hierbij hoeft niet persé sprake te zijn van een afspiegeling van de maatschappij. Die basisartsen die het meest competent worden bevonden, moeten instromen in de vervolgopleiding.
Hoe verklaart u dat in de grote steden ongeveer een derde van de studenten geneeskunde een niet-westerse achtergrond heeft, terwijl het percentage medisch specialisten blijft steken rond de 5 à 6 procent? Wat is volgens u de oorzaak? Welke mogelijkheden heeft u om deze verhouding te wijzigen?
Daar registratie van etniciteit wettelijk niet is toegestaan, is onbekend of genoemde percentages correct zijn. In het algemeen geldt dat er meer sollicitanten zijn voor de medisch specialistische vervolgopleiding dan opleidingsplekken en dus dat kandidaten teleurgesteld moeten worden.
Denkt u dat artsen met een niet-westerse achtergrond buiten de boot vallen voor de opleidingen tot specialist door vooroordelen? Zo ja, welke en wat gaat u hieraan doen?
Daar registratie van etniciteit wettelijk niet is toegestaan, is het onbekend of artsen met een niet-westerse achtergrond minder kans hebben op toelating tot een medisch specialistische vervolgopleiding dan studenten met een westerse achtergrond.
Is het waar dat de beroepsgroepen tot de opleiding van specialist liever jongere kandidaten selecteren? Zo ja, vindt u dat wenselijk?
De wetenschappelijke verenigingen zijn degenen die deze selectie van basisartsen uitvoeren. Zij stellen diverse eisen aan kandidaten voor de vervolgopleiding. Of daarbij ook een criterium voor leeftijd is opgenomen, is mij onbekend. Overigens is selectie op basis van leeftijd bij wet verboden (De Algemene wet gelijke behandeling – AWGB, en de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid – WGB l), tenzij dit objectief gerechtvaardigd is. Hiervoor zijn drie criteria:
Zoals reeds gemeld bij mijn antwoord op vraag 2, moeten die basisartsen die het meest competent worden bevonden instromen in de vervolgopleiding.
Bent u bereid het gesprek met de Orde van Medisch Specialisten aan te gaan, om te kijken op welke wijze gekomen kan worden tot gelijke kansen voor artsen met en zonder niet- westerse achtergrond?
Zoals reeds gemeld in mijn antwoord op vraag 4 is het onbekend of artsen met een niet-westerse achtergrond daadwerkelijk minder kans hebben op toelating tot een medisch specialistische vervolgopleiding dan studenten met een westerse achtergrond.
De wetenschappelijke verenigingen zijn verantwoordelijk voor het beoordelen van geschiktheid voor de medische vervolgopleiding. Een toenemend aantal wetenschappelijke verenigingen probeert deze beoordeling te objectiveren door middel van gebruik van bijvoorbeeld assessments.
Ik heb er vertrouwen in dat zij hun taak adequaat uitvoeren.
Fiscale bevoordeling van overuren door buitenlandse seizoenwerkers |
|
Paul Ulenbelt |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de afspraken die Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland heeft gemaakt met de Belastingdienst over het voor werkgevers en werknemers fiscaal gunstig verrekenen van overuren met huisvestingskosten en reiskosten van buitenlandse seizoenwerkers?1
De Belastingdienst heeft LTO Nederland op verzoek bij brief van 26 september 2012 uitleg gegeven over de bestaande regeling voor extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst, toegesneden op de land- en tuinbouwsector. Het gaat hier om een uitleg die past binnen de huidige wettelijke kaders en het huidige beleid van de Belastingdienst.
Wat is de noodzaak voor het maken van afspraken die leiden tot minder belasting- en premie-inkomsten? Hoeveel derft de overheid aan belasting en premies?
In het algemeen geldt dat werkgevers hun werknemers een belastingvrije vergoeding mogen geven voor de kosten die de werknemer maakt in het kader van zijn dienstbetrekking. Als de werkgever geen kostenvergoeding betaalt, kan de werknemer – met instemming van de werkgever – belast loon omruilen voor een onbelaste vergoeding om deze kosten op te vangen. Het moet dan gaan om kosten waarvan de vergoeding wettelijk is vrijgesteld van de loonbelasting, zoals bijvoorbeeld vergoedingen voor extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst. De Belastingdienst toetst vervolgens of de afspraken tussen de werknemer en werkgever passen binnen het wettelijke kader.
Met de gegeven uitleg kunnen werknemers in de land- en tuinbouwsector het loon dat zij voor overwerk ontvangen met medewerking van hun werkgever omzetten in onbelaste vergoedingen ter compensatie van de extra kosten die zij maken, omdat zij niet in Nederland wonen. Dit loon mag nooit meer zijn dan de aantoonbaar daadwerkelijk gemaakte kosten. De Belastingdienst heeft met de brief van 26 september 2012 bevestigd dat deze handelwijze van partijen binnen de wettelijke kaders past.
Omdat het hier gaat om het gebruik van een wettelijk voorziene vrijstelling derft de overheid geen belasting- en premie-inkomsten.
Waarom geldt de regeling alleen voor leden van een aantal organisaties van landbouwwerkgevers? Zijn niet leden uitgesloten? Zo ja, waarom en wat is de rechtvaardigheidsgrond daarvoor?
De Belastingdienst heeft in de brief aangegeven dat ook andere organisaties soortgelijke afspraken kunnen maken.
Wat betekent de afspraak voor de concurrentieverhoudingen tussen buitenlandse en buitenlandse seizoenswerkers?
Werknemers die in het buitenland wonen en tijdelijk hier werken, maken extra kosten in verband met reizen van hun woonplaats naar hun verblijfplaats in Nederland en hebben extra verblijfskosten in Nederland. In de Wet op de loonbelasting 1964 is een vrijstelling opgenomen voor vergoedingen van die extra kosten. Werknemers die in Nederland wonen hebben niet die extra kosten. Wel kunnen ook voor hen vrijstellingen van toepassing zijn voor vergoedingen van voor de dienstbetrekking noodzakelijke kosten.
Het is daarom niet aannemelijk dat de concurrentieverhoudingen tussen verschillende groepen werknemers op de arbeidsmarkt hierdoor beïnvloed wordt.
Stimuleert de afspraak overwerk? Zo ja, wordt dat gewenst geacht?
De keuze van een werknemer om over te werken zal veelal zijn gebaseerd op het werkaanbod bij de werkgever en de beloning die de werkgever betaalt voor overwerk. Het is niet aannemelijk dat de afspraak betrokkenen stimuleert om extra over te werken. Het aantal uren dat mag worden gewerkt is overigens begrensd in de Arbeidstijdenwet.
Is er overleg geweest met de vakbonden? Zo nee, waarom niet?
Nee, voor het uitleg geven en toepassen van een bestaande wettelijke vrijstelling voor kostenvergoedingen is overleg met vakbonden niet nodig.
Eritrese belastingpraktijken |
|
Bram van Ojik (GL), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Uri Rosenthal (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen?1
Ja.
Deelt u de mening dat het beslist onwenselijk is dat Eritrese Nederlanders worden gechanteerd door het Eritrese consulaat om aan hun ongehoorde belastingverplichtingen te voldoen, omdat anders verdere dienstverlening wordt gestaakt?
Extraterritoriale belastingheffing aan eigen onderdanen en het onthouden van diensten of rechten bij uitblijven van betaling is niet strijdig met de Weense Conventies. Diplomatieke vertegenwoordigingen dienen zich echter wel te houden aan de wet- en regelgeving van de ontvangende staat. Het afdwingen van belastingbetaling door middel van afpersing en intimidatie is onacceptabel en strijdig met de Nederlandse wetgeving. Afpersing, intimidatie e.d. zijn misdrijven en als het vermoeden bestaat dat hiervan sprake is, wordt hiernaar onderzoek gedaan. Hiervoor is het van belang dat slachtoffers van strafbare feiten daarvan aangifte doen.
Deelt u de mening dat, gezien uw beantwoording, internationaalrechtelijk gezien onderdanen in den vreemde betere bescherming verdienen dan sommige landen ze op dit moment geven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om in internationaal verband het initiatief te nemen tot een discussie over de rechten en plichten van onderdanen in den vreemde, resulterend in een internationaal verdrag?
Het bestaande internationale en nationale juridisch kader is toereikend om te reageren op eventuele onrechtmatige of onwenselijke Eritrese praktijken.
Zo bevat artikel 41, eerste lid van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961) de verplichting voor geprivilegieerden «de wetten en regelingen van de ontvangende staat te eerbiedigen». Als zij dat niet doen, kunnen zij hierop worden aangesproken. In het uiterste geval kan de ontvangende staat een diplomaat tot persona non grata verklaren, waarna deze diplomaat het land dient te verlaten.
Bent u bereid om te onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van strijdigheid met paragraaf 5 van de Veiligheidsraadresolutie 1907 (2009)? Zo nee, waarom niet?
In haar rapport van 13 juli jl. trekt de VN Monitoring Group on Somalia and Eritrea niet de conclusie dat het innen van de 2% «Development and Rehabilitation» inkomensbelasting onder de Eritrese diaspora strijdig is met het wapenembargo.
De groep geeft aan dat het innen van aanvullende bijdragen specifiek voor de Eritrese defensiebegroting mogelijk strijdig is met paragraaf 5 van de desbetreffende Veiligheidsraadsresolutie 1907. Zoals aangegeven in de antwoorden op de eerdere Kamervragen deel ik deze beoordeling. Nader onderzoek is op dit moment niet aan de orde. Indien blijkt dat de Eritrese ambassade zich hieraan schuldig maakt zullen stappen worden genomen. Daar kan ik niet op vooruitlopen.
Kunt u aangeven welke maatregelen zijn genomen door de in antwoord op vraag 7 genoemde EU-lidstaten en welke resultaten zij hebben opgeleverd? Lenen deze maatregelen zich voor toepassing in de Nederlandse rechtspraktijk?
Het Verenigd Koninkrijk en Duitsland hebben in 2011 de Eritrese overheid per note verbale opgedragen illegale activiteiten rond belastinginning stop te zetten. Zweden is in afwachting van justitieel onderzoek naar enkele aangiftes van afpersing. Afhankelijk van de uitkomst hiervan zullen vervolgmaatregelen worden bekeken. Frankrijk en Italië ondervinden geen problemen en nemen geen maatregelen. Canada heeft Eritrea te kennen gegeven zich het recht voor te behouden om de consul uit te zetten indien Eritrea zich niet strikt aan de nationale wet- en regelgeving houdt. Tevens is een politieonderzoek naar aanleiding van aangiftes gaande. Hierbij wil ik opmerken dat in Canada, anders dan in Nederland, gebruik werd gemaakt van formulieren waarop fondsenwerving voor de Eritrese defensiebegroting expliciet stond vermeld.
Gezien de afwezigheid van harde bewijzen is het moeilijk aan te geven of bovengenoemde maatregelen resultaten hebben opgeleverd.
Nederland heeft de Tijdelijk Zaakgelastigde ontboden en heeft Eritrea per note verbale duidelijk gemaakt dat het gebruik van afpersing en intimidatie bij belastinginning strijdig is met de Nederlandse wetgeving. Tevens is Eritrea gewezen op het huidige wapenembargo. Conform de toezegging in de eerdere Kamervragen heeft Nederland de kwestie in oktober jl. in EU-verband opgebracht. Hierbij is het belang benadrukt dat gelijke signalen worden afgegeven over onaanvaardbaarheid van afpersing rond belastingheffing en de mogelijke strijdigheid met het wapenembargo bij het innen van bijdragen voor de Eritrese defensiebegroting.
Bent u bereid om de politie te vragen om een onderzoek te starten naar vermeende gevallen van intimidatie, afpersing, bedreiging en dwang? Bent u bereid om slachtoffers, onder de garantie van anonimiteit, op te roepen om naar voren te treden en aangifte te doen?
Zoals reeds aangegeven in de antwoorden op eerdere vragen zijn politie en Openbaar Ministerie (OM) voor het vaststellen of misdrijven als afpersingen en soortgelijke delicten aan de orde zijn, in belangrijke mate afhankelijk van aangifte en melding door de slachtoffers. Zodra er aangifte is gedaan zal de politie onder leiding van het OM daar onderzoek naar doen. Binnen de kaders van het recht op een eerlijk proces bestaan er mogelijkheden om onder voorwaarden de identiteit van een melder, aangever of getuigen af te schermen. Dit is onder andere geregeld in de «Handleiding opnemen (deels) anonieme aangifte/verklaring» van het OM. Op voorhand kan dan ook geen garantie worden gegeven dat slachtoffers anoniem aangifte kunnen doen.
De onmogelijkheid van het aanvragen van een visum kort verblijf vanuit de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Nigeria |
|
Martijn van Dam (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
Herinnert u zich de eerdere vragen van 28 juli jl. over het aanvragen van een Nederlands visum vanuit een andere ambassade of vertegenwoordiging dan de Nederlandse?1
Is het waar dat mensen die vanuit Nigeria een visum voor kort verblijf in Nederland willen aanvragen, dat sinds 1 april jl. moeten doen via de Franse vertegenwoordiging in Nigeria, zoals is vermeld op de website van de Nederlandse ambassade van Nigeria?2 Wat is hiervan de reden?
Wat is de grondslag van deze afspraak tussen Nederland en Frankrijk? Is deze afspraak schriftelijk vastgelegd? Klopt het dat deze slechts in de Franse taal is vastgelegd en niet in het Nederlands is opgemaakt? Wat is hiervan de reden? Bent u bereid deze afspraak in het Nederlands openbaar te maken?
Waarom acht u het noodzakelijk dat Frankrijk deze aanvragen afhandelt voor mensen die naar Nederland willen reizen, terwijl Nederland zelf twee diplomatieke vertegenwoordigingen in Nigeria heeft? Hoe verhoudt zich dat tot uw antwoord op de eerdere vragen, dat Schengenlanden elkaar kunnen vertegenwoordigen in de behandeling van visa-aanvragen, indien Nederland ter plaatse zelf geen diplomatieke vertegenwoordiging heeft?
Is het waar dat, indien de visumaanvraag wordt afgewezen, de aanvrager (die naar Nederland wil reizen) daartegen moet procederen in Frankrijk, in de Franse taal en in het Franse recht? Deelt u de mening dat dit zeer merkwaardig is en van deze aanvragers niet mag worden gevraagd? Deelt u de mening dat dit, naast een praktische en bureaucratische belemmering, een enorme juridische belemmering vormt om tegen een afwijzing te procederen en toegang te krijgen tot een rechtsmiddel? Hoe verhoudt zich dit tot artikel 6 van het EVRM, dat bepaalt dat mensen recht hebben op een eerlijk proces?
Bent u bereid aan deze praktijken per direct een einde te maken?
Klopt het dat, indien een aanvrager van een visum zich wendt tot de Nederlandse ambassade in Nigeria of tot het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het indienen van bezwaar, hij te horen krijgt dat Nederland «niet bevoegd» is om te beslissen op de visumaanvragen en dat die bevoegdheid bij Frankrijk rust? Is het houdbaar dat Nederland zichzelf niet bevoegd acht om over Nederlandse visumaanvragen te beslissen? Worden de bezwaarschriften van deze aanvragers in het kader van de doorzendplicht, doorgestuurd naar de Franse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Hoe verhoudt uw antwoord op eerdere vragen dat ,na een afgewezen aanvraag, er een nieuwe, beter onderbouwde aanvraag kan worden gedaan, zich tot het gegeven, dat Nederlandse advocaten van de Franse autoriteiten geen toegang krijgen tot het onderliggende dossier en dus geen enkel inzicht hebben in wat de precieze reden van de afwijzing is geweest?
Snapt u de suggestie dat deze werkwijze en praktijken er feitelijk toe leiden dat mensen vanuit Nigeria niet meer voor kort verblijf naar Nederland kunnen komen of daarbij op z’n minst een enorme hindernis moeten nemen? Acht u dit aanvaardbaar? Kunt u dit weerleggen?
Kunt u een totaaloverzicht geven van de landen waarin Nederland niet zelf de eigen visumaanvragen behandelt, hoe het alternatief is geregeld en wat de redenen ervoor zijn?
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Een groot tekort aan stages in de zorg |
|
Manja Smits , Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Marja van Bijsterveldt (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Groot tekort aan stages in zorg»?1
Het is goed om te constateren dat het aantal leerlingen dat instroomt in een zorgopleiding stijgt. Deze mensen hebben we hard nodig. Stages zijn een onmisbaar onderdeel in hun opleiding. Dat deze momentopname laat zien dat in sommige regio’s bij sommige opleidingen een tekort dreigt te ontstaan is dan ook zorgwekkend.
Op landelijk niveau laat de laatste barometer van de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) van oktober 20122 zien dat er geen sprake is van een algeheel tekort aan stageplaatsen in de zorg. In de helft van de regio’s zijn er zelfs meer dan voldoende stageplaatsen. Ik acht dan ook de kans groot dat genoemde groep leerlingen nog voor januari een stageplaats vindt.
Met welke reden schrappen instellingen stageplekken, terwijl zij gefinancierd worden door het stagefonds? Is het budget van het stagefonds niet toereikend? Wilt u uw antwoord toelichten?
Over de gehele linie zien we dat zorginstellingen steeds meer stageplekken aanbieden. Het zou kunnen dat een individuele zorginstelling het aantal aangeboden stageplaatsen niet helemaal laat meegroeien met het stijgend aantal leerlingen. Met het stagefonds (jaarlijks € 99 miljoen) wordt beoogd zorginstellingen te stimuleren om meer en betere stageplaatsen aan te bieden. Het budget vanuit het stagefonds is niet bedoeld om geheel kostendekkend te zijn voor de begeleiding van de stagiaires, maar als prikkel voor de zorginstellingen. Overigens worden alleen gerealiseerde stageplaatsen gefinancierd. Uit de evaluatie van Anderson Elffers Felix (2011)3 blijkt dat het Stagefonds slaagt in haar doelstellingen. Daarnaast kunnen werkgevers in de zorg die stages aanbieden gebruik maken van de Wet vermindering afdracht loonbelasting (Wva). De afdrachtvermindering onderwijs beoogt werkgevers te ondersteunen in de kosten die gemaakt worden voor de begeleiding van studenten die een leerwerktraject of stage volgen in het kader van een erkende mbo-opleiding.
Met welke reden heeft het stagefonds niet voor meer stageplaatsen gezorgd, terwijl dit een van de doelstellingen is? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Uit bovengenoemde evaluatie van AEF blijkt dat het stagefonds tot een groei van het aantal gerealiseerde stageplaatsen heeft gezorgd.
Hoeveel stageplaatsen zijn inmiddels wegbezuinigd, en welke zorgsectoren betreft dit? Wilt u uw antwoord toelichten?
Navraag bij de directeur van «Zorg aan Zet» leert dat er geen stageplaatsen zijn wegbezuinigd in zijn regio. Ook zien we op landelijk niveau een stijging van het gerealiseerde aantal stageplaatsen.
Zijn er verschillen in tekorten aan stageplaatsen in de regio’s? Zo ja, welke? Hoe groot is het tekort aan stageplekken in de zorg per regio? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is als een student van de opleiding wordt verwijderd omdat er geen stageplek voorhanden is, ook nadat student, opleiding en kenniscentrum zich hiervoor hebben ingespannen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De stage is een cruciaal element van een beroepsopleiding en is daarom een verplicht onderdeel van elke mbo-opleiding. Zonder het volgen van een stage kan een mbo-student niet afstuderen en daarom is het van groot belang dat er voldoende stages beschikbaar zijn. De instelling moet bij het inschrijven van een student nagaan of er een goede opleiding (met inbegrip van stage) geboden kan worden. Als een student wordt toegelaten tot een opleiding mag van de instelling verwacht worden dat de student wordt geholpen bij het vinden van een stageplek. Als het vanwege bijvoorbeeld arbeidsmarktomstandigheden onmogelijk blijk te zijn om een stageplek te vinden, dan moet de student worden gestimuleerd om voor een andere studie of een andere leerweg te kiezen. Gelukkig is hier in de betreffende regio geen sprake van. Dit is ook nadrukkelijk nagevraagd bij de directeur van «Zorg aan Zet». Hij heeft regelmatig contact met de onderwijsinstellingen en op basis daarvan gaf hij aan dat dit niet is voorgekomen. Daarnaast zullen de zorginstellingen en onderwijsinstellingen samen ervoor zorgen dat dit dreigende probleem zorgvuldig en voortvarend wordt opgepakt.
Zijn er inmiddels leerlingen verwijderd van een zorgopleiding omdat er geen stageplaatsen zijn? Hoe voorkomt u dat hierdoor in de toekomst een tekort ontstaat aan werknemers in de zorg, aangezien er de komende drie a vier jaar duizenden extra nodig zijn? Wilt u uw antwoord toelichten?
Er zijn geen signalen dat er stelselmatig studenten worden uitgeschreven vanwege een tekort aan stages. Als er een tekort aan stages is dan zal de student moeten worden gestimuleerd om voor een andere studie te kiezen. Met het arbeidsmarktbeleid, zoals toegelicht in de arbeidsmarktbrieven van vorig jaar, verhogen we de productiviteit en stimuleren we de werving en behoud van zorgpersoneel. Ook zetten wij in op versterking van zelfredzaamheid waarmee we de groei van de zorgvraag proberen af te remmen. Hiermee zetten we alles in werking om het dreigend tekort aan zorgpersoneel voor de komende drie á vier jaar af te wenden.
Is u bekend of er inmiddels leerlingen zijn gestopt met de opleiding wegens het tekort aan stageplaatsen? Zo ja, hoeveel leerlingen betreft dit? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Deze gegevens worden niet bijgehouden.
Hoeveel leerlingen denkt u in de zorg te kunnen aantrekken/behouden, indien de tekorten aan stageplaatsen niet worden opgelost? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals eerder toegelicht is er op landelijke niveau geen sprake van een tekort aan stageplaatsen. In de Arbeidsmarktprognoses van VOV-personeel in Zorg en Welzijn 2011–20155 kunt u de instroom van het aantal leerlingen in zorgopleidingen terugvinden.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de directeur van «Zorg aan zet», dat over enkele jaren Limburgse regio’s tekorten aan stageplekken krijgen? Welke maatregelen gaat u treffen om dit te voorkomen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Door het groeiend aantal leerlingen is het lastig om het aantal stageplekken even hard mee te laten groeien. De directeur van «Zorg aan Zet» voorziet dreigende tekorten aan stageplekken als er nu niet wordt ingegrepen. Hij heeft ons laten weten dat hij samen met alle onderwijsinstellingen en zorginstellingen in de regio dit probleem stevig zal aanpakken. Overigens heeft deze goede samenwerking juist geleid tot de eerder genoemde hogere instroom van leerlingen in zorgopleidingen. Hij is daarom overtuigd dat deze uitdaging ook goed zal worden opgepakt in dit samenwerkingsverband. Daarnaast is de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven samen met de kenniscentra een stage- en leerbanenoffensief begonnen om voor de 500 000 mbo-studenten voldoende stages en leerbanen te bieden, ondanks de crisis..
Bent u bereid op korte termijn maatregelen te treffen om alle tekorten aan stageplaatsen in de zorg op te lossen? Zo nee, waarom niet?
Met het stagefonds en de ondersteuning aan regionale werkgeversverbanden zoals «Zorg aan Zet» zien we het aantal stageplekken jaarlijks stijgen. Op dit moment zien we dan ook geen noodzaak voor additionele maatregelen.
Het weigeren van de toegang tot India van twee begeleiders van het Dendron college uit Horst |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het weigeren van de toegang tot India van twee begeleiders van het Dendron college uit Horst (en daarmee indirect ook vier leerlingen), hoewel zij wel beschikten over een geldig visum voor toegang tot India?1
Ja.
Bent u bereid om aan de ambassadeur van India in Nederland opheldering te vragen waarom de visa, die door haar ambassade zijn afgegeven, niet erkend werden door de autoriteiten van India?
Desgevraagd meldt de Indiase ambassade bereid te zijn de begeleiders van het Dendron college uitleg te geven waarom zij, ondanks eerder in het bezit te zijn gesteld van een visum, niet zijn toegelaten tot India.
Vindt u dat de reden die de ambassadeur en regering van India geven om deze mensen de toegang te weigeren, een geldige reden is?
Volgens internationaal recht hebben landen het soevereine recht vreemdelingen al dan niet toegang tot hun grondgebied te verschaffen.
Bent u bereid de ambassadeur te vragen op welke manier de Indiase autoriteiten hun fout willen rechtzetten?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Aanhoudende signalen van slechte en ontbrekende zorg bij Fokus-projecten |
|
Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Is het waar dat u volledig op de hoogte bent van de slechte zorgsituatie van een bewoner van een Fokusproject in Amsterdam? Zo ja, wilt u uw analyse geven van die situatie?1
Er is mij een situatie bekend van een bewoner met aanhoudende klachten over de dienstverlening in een Amsterdamse Fokuswoning. De bewoner heeft hierover gecorrespondeerd met het Ministerie en individuele leden van Uw Kamer. Tevens heeft de bewoner onder andere een medewerker van mijn ministerie gesproken tijdens de bijeenkomst met pgb-houders op 9 september 2011. De bewoner is onder andere ontevreden over de wachttijden door onderbezetting, de deskundigheid van de assistenten, het grote personeelsverloop en de wijze waarop Fokus omgaat met klachten. Na een incident roept de bewoner geen ADL-assistentie meer op.
Welke bemoeienis heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) met dit specifieke probleem, en met Fokus als zorginstelling?
De Inspectie doet op mijn verzoek onderzoek naar de kwaliteit van zorg en de cliëntveiligheid bij de stichting Fokus exploitatie. Dit onderzoek heb ik toegezegd in het Algemeen Overleg over ADL-assistentie van 14 september 2011. In het kader van dit onderzoek heeft de IGZ ook een inspectiebezoek gebracht aan het project in Amsterdam en met de bewoner gesproken.
In een project waar de kwaliteit en veiligheid onder de maat was, heeft de IGZ al direct een passende maatregel getroffen in de vorm van een voornemen tot een bevel. Op een aantal andere projecten zijn direct maatregelen gevraagd in de vorm van extra nachtdiensten en extra personeel. Ik verwacht dat ik de eindrapportage van de IGZ in het voorjaar van 2013 ontvang. De uitkomsten zullen met uw Kamer gedeeld worden.
Hoe kunt u verklaren dat er in al deze maanden van ontbrekende zorg geen oplossing is gevonden?
De bewoner heeft aanspraak op verantwoorde AWBZ-zorg. Omdat de bewoner in een ADL-woning woonachtig is, heeft de bewoner aanspraak op ADL-assistentie die Fokus in en om de ADL-woning op afroep levert. Daarnaast heeft de bewoner aangegeven te beschikken over een indicatie voor AWBZ-zorg buiten de woning. De verhouding tussen de bewoner en Fokus is ernstig verstoord. De klachtencommissie verklaarde een aantal van de klachten ongegrond en een aantal niet ontvankelijk. De bewoner wil nu al enige tijd geen ADL-assistentie meer van Fokus en zou de dienstverleningsovereenkomst met Fokus graag opzeggen. Dit kan echter niet vanwege de koppeling van huur- en dienstverleningsovereenkomst. Wanneer de bewoner geen zorg meer afneemt bij Fokus dan is de verhuurder verplicht de huurovereenkomst met de bewoner op te zeggen wegens dringend eigen gebruik. Deze koppeling is vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst tussen Fokus en de woningcorporatie. Verhuizen is voor bewoner echter geen optie. De IGZ is op verschillende momenten door de bewoner geïnformeerd over haar situatie. Begin september heeft de IGZ, na het vastlopen van pogingen van de bewoner zelf en van VWS, de bestuurder van Fokus aangesproken om constructief aan een passende oplossing bij te dragen. Inmiddels heeft de bestuurder van Fokus aangegeven dat in overleg met de corporatie de bewoner een voorstel is gedaan dat voorziet in het beëindigen van de dienstverlening door Fokus en het kunnen blijven wonen in de woning. Omwille van de exploiteerbaarheid van het ADL-cluster, zijn de corporatie en Fokus in overleg over de mogelijkheden om het project met hetzelfde aantal woningen te kunnen voortzetten.
Erkent u dat mensen die ADL-ondersteuning (Algemene dagelijkse levensverrichtingen) krijgen via een Fokusproject, recht hebben op zorg? Zo ja, waarom wordt er niets gedaan aan deze schrijnende situatie? Zo neen, kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u ervan op de hoogte dat mensen die bij Fokus gaan wonen contractueel moeten vastleggen dat zij bij Fokus zorg afnemen? Dient zo'n contract ook niet door Fokus te worden nageleefd; dat wil zeggen dat deze verantwoordelijk dient te zijn voor goede en beschikbare ADL-ondersteuning? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. De aangepaste woningen die met subsidie zijn gerealiseerd, blijven door de koppeling tussen wonen en dienstverlening beschikbaar voor de doelgroep die is aangewezen op 24-uurs zorg op afroep. Uiteraard mag de cliënt verwachten dat de zorg op afroep beschikbaar en verantwoord is.
Vindt u het zorgelijk dat er meerdere signalen zijn van Fokusprojecten, waarbij bewoners aangeven dat ze zich geïntimideerd voelen om situaties van slechte zorg aan te kaarten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, ik vind het zorgelijk als cliënten vrezen dat het klagen negatieve gevolgen kan hebben voor hun dienstverlening. De klachten die mij hebben bereikt, waren mede aanleiding om de IGZ de kwaliteit van de dienstverlening te laten beoordelen.
Over identiteitsfraude door slecht bewaarde paspoortkopieën |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (CDA), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Maxime Verhagen (CDA) |
|
Bent u bekend met de praktijk dat zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) aan elk van hun opdrachtgevers een kopie van hun paspoort moeten verstrekken en dat de digitale kopieën permanent worden bewaard door de opdrachtgever?
Ja, het is mij bekend dat opdrachtgevers (administratieplichtige ondernemers) die een zzp'er om een Verklaring arbeidsrelatie- winst uit onderneming (VAR-wuo) en een identiteitsbewijs vragen, van beide een kopie in de administratie bewaren opdat zij daarmee op grond van de Wet uitbreiding rechtsgevolgen VAR een vrijwaring van mogelijke inhoudingsplicht voor de loonheffing en premies werknemersverzekeringen hebben. Overigens is dit niet anders dan de verplichting voor werkgevers om de identiteit van hun werknemers vast te stellen omwille van de heffing van loonbelasting. Het betreft een verplichting op grond van de Wet op de loonbelasting.
Hoe lang en waarom moeten kopieën van paspoorten worden bewaard door de opdrachtgever?
De opdrachtgever heeft een wettelijke plicht om de kopie gedurende zeven jaren te bewaren. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat op deze manier een potentieel gemakkelijke weg voor identiteitsfraude openstaat, welke, zoals blijkt uit onderzoek1, al regelmatig voorkomt? Zo nee, waarom niet?
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in haar brief van 16 maart jl.2 gewezen op het misbruik van kopieën van identiteitsbewijzen. Identiteitsfraude komt regelmatig voor, zo blijkt uit het door u aangehaald onderzoek waarin ruim vijf procent van de Nederlanders aangeeft ooit slachtoffer te zijn geweest van een vorm van identiteitsfraude. Op dit moment kan geen eenduidig beeld van identiteitsfraude worden verkregen. Er is ook geen informatie voorhanden in hoeverre opdrachtgevers van zzp’ers, al dan niet bewust, betrokken zijn bij mogelijke fraude met kopieën van identiteitsbewijzen. Om fraude met kopieën van identiteitsdocumenten te voorkomen en de regels te verduidelijken heeft het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) richtsnoeren opgesteld voor het overnemen van persoonsgegevens en het kopiëren en scannen van identiteitsdocumenten. Een kopie maken van een paspoort, rijbewijs of identiteitskaart is -op enkele uitzonderingen na, bijvoorbeeld ten behoeve van wettelijke verplichtingen in arbeidsrelaties- niet toegestaan.
Welke minder fraudegevoelige alternatieven zijn mogelijk en wilt u in overweging nemen?
Mensen kunnen fraude met een kopie van hun paspoort of ander identiteitsbewijs verminderen door doel en datum op deze kopie te schrijven. Daarmee kan misbruik bij een andere organisatie of op een andere datum al worden voorkomen. Zzp’ers wordt aangeraden om dit te doen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties start eind dit jaar een campagne om mensen op deze mogelijkheid te wijzen.
Bent u van plan, op grond van de fraudegevoeligheid van de huidige identificatiepraktijk, bij de invoering van de webmodule ten behoeve van de verstrekking van de Verklaring arbeidsrelatie (VAR) de identificatie-eis te veranderen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Nee, het doel en de achtergrond van de bewaarplicht van een identiteitsbewijs zoals beschreven in het antwoord op vraag 1, wijzigen niet door de invoering van de webmodule.
Agressie tegen medewerkers van de NS door drugsrunners op Rotterdam CS |
|
Myrthe Hilkens (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de brief van FNV Bondgenoten aan het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam met als onderwerp «Rotterdam Centraal»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de agressie en het geweld tegen personeel van de Nederlandse Spoorwegen door drugsrunners op Rotterdam Centraal? Zo ja, wat is de aard en de omvang daarvan? Zo nee, waarom niet en wilt u zich op de hoogte stellen?
Uit informatie van het korps Rotterdam-Rijnmond blijkt dat ten aanzien van het in de media genoemde incident geen aanwijzingen bestaan dat de persoon die in gevecht raakte met de NS-medewerkers een drugsrunner was. Het ging om een dronken jongen.
Op station Rotterdam CS is een klein aantal drugsrunners actief. Die personen zijn bekend bij de leden van het lokale toezichtmodel, waarin ook de NS is vertegenwoordigd, en worden aangepakt. Deze personen zijn opgenomen in de recent opgestarte drugsrunneraanpak van de Rotterdamse deelgemeente Centrum.
Wat gaat u doen om deze agressie en dit geweld te doen stoppen? Welke concrete middelen uit de aanpak van geweld tegen publieke dienstverleners worden gebruikt?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat Rotterdam en vooral Rotterdam Centraal de laatste jaren geen last hadden van drugsrunners en sinds kort weer wel? Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de analyse dat er verband is tussen enerzijds de invoering van de wietpas in de grensstreek en anderzijds de terugkeer van drugsrunners op Rotterdam Centraal? Zo ja, was daar met de invoering van de wietpas rekening mee gehouden en op welke wijze hebt u hierop geanticipeerd? Zo nee, gaat u dit nu wel meenemen in uw evaluatie van de wietpas?
Nee.
Kent u signalen uit andere steden en vooral treinstations van overlast van drugscriminelen? Zo ja, welke signalen zijn dit en is er verband tussen de datum van invoering van de wietpas in de grensstreek en de terugkeer van die overlast?
Nee.
Deelt u de mening van FNV Bondgenoten dat er een volwaardige politiepost op Rotterdam Centraal aanwezig moet zijn om de genoemde overlast adequaat en snel aan te kunnen pakken? Zo ja, bestaat er ruimte hiervoor binnen de toekomstige nationale politie? Zo nee, waarom niet?
Er is een politiepost van de Dienst Spoorwegpolitie van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) bij station Rotterdam CS. Deze is gedurende de verbouwing van het station verplaatst naar de overzijde van het station. Het KLPD heeft mij meegedeeld dat het de bedoeling is dat de politiepost na de verbouwing van het station weer terugkomt in het station.