De uitspraken van een internist over het medisch beroepsgeheim en vreemdelingen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de politie de rechten van vreemdelingen schendt op de Spoedeisende Hulp?1 Handhaaft u ondanks dit bericht uw antwoorden van 17 juni 2013 op eerdere vragen?2 Zo ja, waarom? Zo nee, op welke wijze zou u op dit moment de vragen hebben beantwoord?
In elke eenheid van de politie zijn afspraken gemaakt tussen medische instellingen in dat gebied, de politie en het Openbaar Ministerie. In veel gevallen is ook een medisch convenant getekend. Ook hebben de instellingen contactpersonen aangewezen. Deze afspraken worden periodiek geëvalueerd. Waar de gemaakte afspraken onvoldoende worden nageleefd, dienen deze in het gesprek tussen de instellingen, de politie en het OM aan de orde te komen. Zolang deze afspraken en de onderlinge evaluatie goed wordt uitgevoerd deel ik niet de vrees dat personen zich belemmerd zullen voelen in het zich uiten jegens artsen. Ik deel niet de opvatting dat er sprake is van structurele problematiek.
Of het handelen van de betrokken medewerkers in deze specifieke casus professioneel is geweest hangt mede af van de concrete beoordeling van de omstandigheden van het geval. Met de auteur van het artikel zal contact worden opgenomen. Indien immers afspraken onvoldoende zijn nagekomen, is het van belang om hierover goed in gesprek te zijn, teneinde te bezien of en zo ja waar verbetering nodig is.
Kunt u reageren op de drie casussen? Gaat u onderzoek doen naar de wijze waarop hier is omgegaan met de rechten van de patiënt en het medisch beroepsgeheim?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat wekelijks door de politie de eigen afspraken met ziekenhuizen worden overtreden? Zo ja, waarom? Zo nee, op welke wijze wordt er dan uitvoering gegeven aan de betreffende convenanten en de handreiking «Beroepsgeheim en politie/justitie» van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG)?
Zie antwoord vraag 1.
Welke concrete gevallen leiden volgens u tot schending van het medisch beroepsgeheim? Is dit in lijn met de convenanten die met de ziekenhuizen zijn afgesloten en met de KNMG-handreiking «Beroepsgeheim en politie/justitie»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat agenten en medewerkers van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) geen beroepsgeheim hebben en dat dit ertoe kan leiden dat medische gegevens van zieke vreemdelingen vroeg of laat openbaar kunnen worden? Kunt u toelichten wat er precies met de medische gegevens gebeurt en hoe u eventuele openbaring en daarmee privacyschending zult voorkomen?
De medewerkers van DV&O dragen zorg voor bewaking en hebben een algemene zorgplicht tijdens het ziekenhuisbezoek. Ook zij hebben een geheimhoudingsplicht. Zij zijn op grond van artikel 125a lid 3 van de Ambtenarenwet verplicht de informatie, waarvan zij bij de uitoefening van hun functie kennisnemen, geheim te houden. Hoewel deze geheimhoudingsplicht een andere wettelijke basis heeft dan de geheimhoudingsplicht van de hulpverleners in de gezondheidszorg, die geregeld is in de artt. 7:457 BW en 88 Wet BIG, brengt ook deze geheimhoudingsplicht mee dat de DV&O-medewerkers de medische gegevens waarvan zij eventueel kennisnemen, niet aan derden mogen verstrekken. Na het ziekenhuisbezoek communiceert alleen de specialist in het ziekenhuis met de medische professionals van de betreffende inrichting. Op deze wijze wordt openbaarmaking van medische gegevens en privacyschending van vreemdelingen voorkomen.
Deelt u de vrees van artsen dat zieke asielzoekers en vreemdelingen wegens wantrouwen jegens autoriteiten niet snel vrijuit zullen praten, wat onwenselijk is voor de medische behandeling? Zo ja, welke consequenties trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid te bekijken of het mogelijk is dat er een gemeenschappelijk opleidingsprogramma voor politie en medici komt over het medisch beroepsgeheim en bijbehorend belangenconflict? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 1, 2, 3, 4 en 6 deel ik niet de opvatting dat er sprake is van een probleem dat op structurele basis voorkomt. Wel acht ik het van belang dat medische instellingen, de politie en het Openbaar Ministerie in de verschillende eenheden met elkaar in gesprek treden indien door één van de partijen wordt geconstateerd dat afspraken niet worden nagekomen. Ook zal de politie in contact treden met de auteur van het artikel.
Bent u bereid om in overleg te treden met medici en politie over betreffende problematiek? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Egypt’s Christians face backlash for Morsi ouster’ |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Egypt’s Christians face backlash for Morsi ouster»?1
Ja.
Hoeveel Kopten zijn er sinds het afzetten van de Egyptische president Morsi aangevallen?
Waar Egypte in de afgelopen jaren een voortdurende spanning heeft gekend tussen moslims en christenen, is deze spanning sinds de machtswisseling verder toegenomen. Het staat vast dat individuele Egyptenaren deze onrust hebben aangegrepen om geweld te plegen tegen christenen. Het kan niet met zekerheid gesteld worden dat sprake is van georganiseerd geweld door politieke bewegingen. Van een georganiseerde religieuze zuivering is geen sprake. Er is op dit moment geen eenduidige en betrouwbare informatie beschikbaar over aantallen slachtoffers en over aantallen kerken die vernield zijn.
Het is betreurenswaardig dat de Egyptische veiligheidssector het geweld tegen christenen onvoldoende voorkomt. Legereenheden zijn niet altijd in de buurt en lokale overheden handelen soms weinig doortastend ten behoeve van de bescherming van de koptische gemeenschap. De interim--regering heeft haar intenties om de koptische minderheid te beschermen duidelijk uitgesproken, maar is in de huidige instabiele situatie niet consequent in staat gebleken noodzakelijke verbeteringen in de wijze van opereren van lokale autoriteiten door te voeren.
Desalniettemin bevestigde de koptische paus Tawadros II op 17 augustus jl. in een publieke verklaring zijn steun aan leger, politie en de interim--regering. Hij blijft vertrouwen op hun vermogen de nationale eenheid te bewaren en samen met zijn geloofsgemeenschap dit geweld te beteugelen.
Ook sjiieten en Syrische en Palestijnse vluchtelingen in Egypte bevinden zich momenteel in een moeilijke situatie. De Nederlandse overheid blijft hun situatie in Egypte volgen om te bepalen of die bijzonder kwetsbaar is.
Deelt u de analyse dat aanhangers van president Morsi en andere islamisten nu van de gelegenheid gebruik maken om de Koptische christenen aan te vallen? Bent u van mening dat de Egyptische overgangsregering haar verantwoordelijkheid neemt wat betreft de bescherming van kwetsbare minderheden, waaronder de Koptische christenen? Verkeren andere minderheden zich nu ook in een bijzondere kwetsbare positie? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om naar aanleiding van de laatste ontwikkelingen een nieuw thematisch ambtsbericht over de positie van Koptische christenen uit te brengen? Bent u tevens bereid de Koptische christenen aan te merken als een risicogroep in het asielbeleid? Zo nee, waarom niet?
De huidige situatie geeft vooralsnog geen aanleiding om koptische christenen in het asielbeleid aan te wijzen als risicogroep. Wel worden de actuele ontwikkelingen bij de individuele beoordeling van asielaanvragen betrokken. Een nieuw thematisch ambtsbericht wordt op dit moment niet nodig geacht. Indien een christelijke asielzoeker aan de hand van zijn individuele asielrelaas aannemelijk maakt in Egypte te vrezen voor vervolging, wordt van deze persoon niet verlangd dat hij of zij zich, voorafgaande aan het vertrek uit Egypte, tot de Egyptische autoriteiten heeft gewend voor bescherming.
Bent u bereid om in Europees verband er bij de Egyptische overgangsregering nadrukkelijk op aan te dringen haar minderheden adequaat te beschermen? Welke initiatieven zijn er hiervoor inmiddels genomen?
Het kabinet is bezorgd over de positie van religieuze minderheden in Egypte en veroordeelt iedere vorm van sektarisch geweld. In gesprekken op 7 augustus jl. met president Mansour, premier Beblawi en andere politieke leiders heb ik aangedrongen op een democratisch en inclusief transitieproces, met respect voor rechtsstatelijke principes en mensenrechten.
Ook de EU vraagt consequent aandacht voor de positie van minderheden. EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft het recente geweld, en de aanvallen op kerken in het bijzonder, veroordeeld in een verklaring op 14 augustus jl. Op 21 augustus is de situatie in Egypte besproken in de Raad Buitenlandse Zaken. Tijdens die bijeenkomst is ook de situatie van de kopten aan de orde gekomen en zijn de zorgen van de EU neergelegd in de Raadsconclusies.
De Nederlandse sponsoring van een Turks festival in Turkije |
|
Geert Wilders (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «WTF? Nederland sponsort Turks festival in Turkije»?1
Ja.
Klopt dit bericht of is het een hoax?
Nederland heeft bijgedragen aan het festival «International Bodrum Carnival» in Bodrum, Turkije.
Bent u bekend met het gezegde «Eṣek hoṣaftan ne anlar»?
Ja.
Indien dit bericht klopt, kunt u dan uitleggen waarom u Nederlands belastinggeld aan een festival in Turkije besteedt? Gaat u dit geld terugvorderen? Bent u zelf een ezel?
Nederland heeft 5.000 euro bijgedragen aan het International Bodrum Carnival in Bodrum, met als doel een Turks en internationaal publiek te laten kennismaken met Nederlandse cultuur. Want mede door de bijdrage was het mogelijk twee Nederlandse bands te laten optreden op het genoemde festival. Het ondersteunen van de Nederlandse culturele sector bij activiteiten in het buitenland is een belangrijk onderdeel van ons internationaal cultuurbeleid. Het biedt ons de kans de bekendheid van Nederland en de Nederlandse bevolking in het buitenland te vergroten. Zodat ook mensen buiten onze landsgrenzen zien dat de Nederlandse cultuur op internationaal hoog niveau staat en dat deze cultuur een goede indruk geeft van onze open, vrij diverse en tolerante samenleving.
Het imago van Nederland als land waar cultuur op een hoog niveau staat en waar mensen graag hun eigen cultuur uitdragen, maar ook zeer geïnteresseerd zijn in culturele uitingen van alle bevolkingsgroepen in onze eigen samenleving, zowel als in andere samenlevingen, is een groot goed dat wij graag koesteren. Want dit imago draagt bij aan een positief beeld van Nederland in de wereld. En dat positieve beeld is in economische termen letterlijk onbetaalbaar.
Het meldpunt ‘De overgang naar een nieuwe thuiszorg’ |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het rapport «De overgang naar een nieuwe thuiszorg»?1
Ik vind het goed dat deze betrokken werknemers en cliënten signalen over de uitvoering van de huishoudelijke hulp hebben verzameld en op basis daarvan in gesprek willen gaan met de betrokken wethouder en gemeenteraad om te bezien hoe de uitvoering kan verbeteren.
Wilt u een reactie geven op de klachten die binnengekomen zijn bij het meldpunt en die in het rapport geplaatst zijn? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de gemeente Rotterdam om de meldingen te beoordelen en zo nodig tot actie over te gaan.
Hoe oordeelt u over de werkwijze van de gemeente Rotterdam en de thuiszorgaanbieders die voor veel problemen zorgen waardoor noodzakelijke zorg en de arbeidsvoorwaarden van thuiszorgmedewerkers in het geding zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente Rotterdam heeft nieuwe contracten afgesloten met de aanbieders waarin wordt gestuurd op basis van resultaten. Dat wil zeggen dat er afspraken gemaakt zijn over de resultaten die aanbieders moeten bereiken bij cliënten thuis, bijvoorbeeld een schoon huis, en/of schone kleding. De cliënt mag verwachten van zijn aanbieder dat in overleg met hem een arrangement wordt samengesteld om de voor hem nagestreefde resultaten te behalen. Met deze werkwijze beoogt de gemeente invulling te geven aan de compensatieplicht die zij heeft op grond van de Wmo. Het is niet aan mij om een oordeel uit te spreken over de werkwijze van de gemeente Rotterdam. Dat is de verantwoordelijkheid van primair de gemeenteraad van Rotterdam.
Als het gaat om de arbeidsvoorwaarden voor thuiszorgmedewerkers dan is dit primair een zaak tussen werknemers en werkgevers.
Kunt u laten weten hoeveel mensen in Rotterdam de thuiszorg hebben opgezegd, ten gevolge van de problemen van de overgang naar een nieuwe thuiszorg? Kunt u dit aangeven per thuiszorgaanbieder?
Nee, deze informatie is niet beschikbaar.
Kunt u tevens laten weten hoeveel mensen hun vertrouwde huishoudelijk verzorgende niet hebben kunnen behouden? Wat vindt u hiervan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, deze informatie is niet beschikbaar.
Kunt u tevens laten weten hoeveel mensen zonder huishoudelijke verzorging hebben gezeten en voor hoelang? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit de verzamelde informatie blijkt dat de gemeente Rotterdam en de aanbieders voor de implementatie van de nieuwe werkwijze zes maanden hebben uitgetrokken. In deze periode is de overgang van medewerkers en cliënten voorbereid en gerealiseerd. Cliënten zijn in deze periode op verschillende manieren geïnformeerd door zowel de gemeente als de aanbieder.
Circa 2% van het totaal aantal van ca. 15.500 cliënten heeft in de eerste week na de start van het nieuwe contract geen ondersteuning gekregen, bijvoorbeeld door administratieve fouten en miscommunicatie (waaronder ook dat de aanbieder de cliënt niet heeft kunnen bereiken om afspraken te maken over de ondersteuning). Bij deze meldingen is binnen enkele dagen de ondersteuning alsnog geregeld.
Hoe oordeelt u over de handelwijze van thuiszorgaanbieders en de gemeente Rotterdam die hun verantwoordelijkheid voor de thuiszorg hebben verzaakt, doordat mensen wekenlang geen thuiszorg hebben ontvangen? Is dit de juiste wijze van uitvoering geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het verantwoord dat mensen geen noodzakelijke zorg hebben gekregen? Gaat u ervoor zorgen dat deze mensen hiervoor gecompenseerd worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het verantwoord dat mensen zijn gekort op het aantal uren huishoudelijke verzorging? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Wmo geeft de gemeente de verantwoordelijkheid om een burger te compenseren voor beperkingen die hij ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie voor zover hij die zelf niet kan oplossen. Dit is een kwestie van maatwerk, afgestemd op de persoonlijke kenmerken en situatie van betrokkene.
Vindt u het terecht dat mensen worden gekort op de huishoudelijke verzorging, zonder dat er een gesprek is geweest of een verandering in de indicatie? Komt dit overeen met uw beleidsvisie op de Wmo? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Vindt u het verantwoord dat thuiszorgmedewerkers aan mensen moesten uitleggen dat zij minder uren krijgen? Deelt u de mening dat dit niet een taak is voor thuiszorgmedewerkers? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is mogelijk voor een gemeente om de uitvoering van een voorziening door een derde te laten uitvoeren. Gemeenten houden daarbij wel de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering en kunnen daar ook op aangesproken worden door cliënten. Gelet op de omvang van de transitie in Rotterdam vind ik het begrijpelijk dat thuiszorgmedewerkers ook een rol hebben bij het realiseren van deze transitie.
Vindt u het normaal dat mensen die huishoudelijke verzorging krijgen, die niet hebben gehad en ook geen respons kregen op telefoontjes aan de thuiszorgaanbieders en de gemeente? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de eerste dagen is het helaas voorgekomen dat mensen de thuiszorgaanbieder moeilijk konden bereiken. Dit is inmiddels niet meer aan de orde.
Vindt u het verantwoord dat mensen vaak nu nog maar 1 of 2 uur huishoudelijke zorg krijgen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Huishoudelijke hulp is altijd een aanvullende voorziening. Een aanvulling van 1 of 2 uur huishoudelijke hulp kan in situaties voldoende zijn om – in aanvulling op de eigen kracht en die van het netwerk – het beoogde resultaat, bijvoorbeeld een «schoon huis» – te realiseren.
Kunt u uw huis in 1 uur schoonmaken en daarbij ook de was doen? Zo ja, bent u bereid dit voor te doen?
Zie antwoord vraag 13.
Wilt u uitzoeken hoeveel mensen meer eigen bijdrage betalen voor huishoudelijke verzorging en vervolgens gekort zijn in het aantal uren zorg? Zo nee, waarom niet?
Dat is niet te herleiden. Een verandering in de eigen bijdrage kan immers verschillende oorzaken hebben.
Hoe oordeelt u over de handelwijze van Aafje die aangeeft dat huishoudelijke verzorging enkel schoonmaak is en valt onder Functiewaardering in de gezondheidszorg (FWG) 10? Komt dit overeen met uw visie? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de afspraken die Aafje en de gemeente Rotterdam hebben gemaakt is de cao Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg het uitgangspunt. Dat lijkt mij juist.
Vindt u het ook walgelijk dat de bestuurders van Aafje € 241.996 en € 219.876 verdienden in 2012 en dat zij auto’s van de zaak hadden met een cataloguswaarde van € 54.632 en € 72.975, maar tegelijkertijd zeggen dat hun huishoudelijk verzorgend personeel te duur is? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet normering topinkomens (Wnt) in werking getreden. Dat is in de toekomst de beloningsnorm.
Hoe oordeelt u erover dat flexcontracten nu afgebouwd worden en dat thuiszorgmedewerkers hierdoor geen recht hebben op ww-uitkering? Welke maatregelen gaat u treffen om dit te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Een van de resultaten van het sociaal overleg is dat afspraken gemaakt zijn tussen kabinet en sociale partners over een nieuwe balans tussen flexibiliteit en zekerheid door enerzijds de wijze waarop met ontslag wordt omgegaan fundamenteel te hervormen en anderzijds de positie van flexwerkers te versterken. Ik ga er van uit dat met deze afspraken en met de inzet van de diverse betrokken ondernemingsraden een betere balans kan worden gevonden voor de behoeften van de werkgevers aan flexibiliteit enerzijds en de behoeften aan werkzekerheid van de medewerkers anderzijds.
Hoeveel tijdelijke contracten zijn niet verlengd? Kunt u dit aangeven per thuiszorgaanbieder? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, deze informatie is niet beschikbaar.
Hoeveel thuiszorgmedewerkers verliezen hun baan in de gemeente Rotterdam? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente heeft geen zicht op het precieze aantal flexmedewerkers dat hun baan heeft verloren of de komende tijd zal verliezen.
Waarom hebben thuiszorgaanbieders mensen van buiten aangenomen? Waarom zijn er mensen uit de sociale dienst aangenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente Rotterdam heeft erop toegezien dat het gesprek tussen oude en nieuwe aanbieders plaatsvond.
Verder vraagt de gemeente Rotterdam van aanbieders om te voldoen aan een «social return»-eis. Aanbieders kunnen voldoen aan de «social return»-eis door inzet van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt of stagiaires. De inzet van vrijwilligers telt alleen mee als «social return» als het inzet van WWB-ers betreft die als vrijwilliger additionele werkzaamheden verrichten.
Komt het overeen met uw beleidsvisie dat mensen in de huishoudelijke verzorging hun werk verliezen, maar dat voor het werk mensen uit de bijstand worden ingezet?4
Zie antwoord vraag 21.
Deelt u de mening dat het inzetten van mensen uit de bijstand verdringing van werk betekent? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertegen treffen? Zo nee, waarom komt u niet op voor deze thuiszorgmedewerkers?
Zie antwoord vraag 21.
Is het conform uw visie op de Wmo dat mensen en thuiszorgmedewerkers zo slecht geïnformeerd zijn over de overgang naar een nieuwe thuiszorg? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u doen om de gemeente Rotterdam op de vingers te tikken?
Gemeente en aanbieders hebben voorafgaand aan de startdatum van het nieuwe contract op diverse manieren cliënten tijdig geïnformeerd over de veranderingen die plaatsvinden en hebben zij ook afspraken gemaakt over de onderlinge communicatie in de eerste dagen na aanvang van het contract. Daar waar signalen zijn binnengekomen bij gemeente of aanbieders, is zo snel mogelijk contact gezocht met de cliënt om te zoeken naar een oplossing. Tevens hebben aanbieders hun medewerkers op verschillende manieren meegenomen in de nieuwe werkwijze (bijvoorbeeld bijeenkomsten met uitleg, casuïstiek en rollenspellen). Ik ga de gemeente Rotterdam niet op de vingers tikken.
Hoe reageert u op de klachten dat thuiszorgaanbieders indicaties voor huishoudelijke verzorging naast zich neerleggen? Vindt u dat de gemeente Rotterdam in dit geval fatsoenlijk voor zijn inwoners zorgt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de gemeenteraad van Rotterdam om dat te beoordelen.
Vindt u het verantwoord dat de gemeente Rotterdam al 30% gekort heeft op uren en dat zij voornemens zijn om nog 30% te korten op huishoudelijke verzorging? Vindt u het prettig dat de gemeente Rotterdam op deze manier vast voorsorteert op de Rijkskorting van 40% in 2015? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente Rotterdam heeft afgelopen jaren de zogeheten «Kanteling» in haar werkwijze doorgevoerd. Vanuit de Kanteling wordt, in lijn met de uitgangspunten van de Wmo, gekeken naar oplossingsmogelijkheden die cliënt zelf of met hulp van anderen kan treffen en is een individuele voorziening het sluitstuk in het ondersteuningsaanbod. Deze werkwijze heeft ertoe geleid dat er in Rotterdam al een daling zichtbaar was in de uren huishoudelijke verzorging die cliënten ontvingen.
Wat vindt u van het bericht dat mensen wijzen op een eerdere opname in een verzorgingshuis, vanwege de problemen met de huishoudelijke verzorging in Rotterdam? Is dit in lijn met uw visie op de Wmo? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een veronderstelde beperking van huishoudelijke hulp leidt mijns inziens niet tot versnelde opname in een verzorgingshuis. Daarvoor is meer nodig.
Wat is uw reactie op de uitspraken van mensen die huishoudelijke zorg krijgen die vrezen voor vervuiling van het huis, de overbelasting van mantelzorgers en de achteruitgang van hun eigen gezondheid? Is dit in lijn met uw visie op de Wmo? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Wmo biedt voldoende waarborgen voor cliënten als deze de aan hem geboden voorziening onvoldoende compenserend acht voor zijn beperkingen. Een cliënt die het niet eens zijn met de gekozen oplossing kan bijvoorbeeld altijd bezwaar en eventueel beroep aantekenen bij de gemeente.
Deelt u de mening dat huishoudelijke zorg noodzakelijk is voor de kwaliteit van leven en de kwaliteit van zorg en dat hieraan niet getornd mag worden? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om de huishoudelijke zorg in Rotterdam te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 28.
Deelt u de mening dat dit niet enkel een verantwoordelijkheid is van de gemeente Rotterdam en de thuiszorgaanbieders, maar dat u ook systeemverantwoordelijk bent voor de uitvoering van de Wmo? Zo ja, waarom heeft u eerder niet ingegrepen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, de uitvoering van de Wmo en de beleidsmatige invulling ervan is bij gemeenten belegd; zij zijn verantwoordelijk voor een goede uitvoering en voor de gemaakte keuzes. Ik ben verantwoordelijk voor het systeem van de wet: ik ben verantwoordelijk voor een wettelijk kader dat leidt tot realisatie van de beoogde beleidsdoelen. Daarbij horen waarborgen voor de cliënt en randvoorwaarden die gemeenten in staat moeten stellen om de wet goed uit te voeren. Mocht mij blijken dat het door de gemeente Rotterdam gevoerde Wmo-beleid zich (mogelijk) niet verhoudt met het wettelijke kader, dan zal ik «- gegeven mijn stelselverantwoordelijkheid- ingrijpen. Op dit moment zie ik op grond van de mij ter beschikking staande informatie, geen aanleiding om aan te nemen dat de waarborgen voor cliënten onvoldoende zijn of dat de gemeente Rotterdam onvoldoende invulling geeft aan de uitvoering van de Wmo.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met thuiszorgmedewerkers en mensen die huishoudelijke verzorging krijgen in Rotterdam? Zo ja, wanneer gaat u bij hen langs? Zo nee, waarom niet?
De cliënten en werknemers die betrokken zijn bij het rapport hebben aangegeven graag in gesprek te gaan met de wethouder en de gemeenteraad over de nieuwe thuiszorg in Rotterdam. Ik begrijp deze keuze. Ik heb begrepen dat de betrokken wethouder op vrijdag 12 juli heeft gesproken met cliënten en een vertegenwoordiging van het meldpunt van de SP, «Wij zijn de Thuiszorg» en de, AbvaKabo FNV. Ik zie daarom in dit lokale debat, waarin het gesprek met het lokaal bestuur gaande is, dan ook geen rol weggelegd voor mij.
Vindt u nog steeds dat het beleid van de gemeente Rotterdam een voorbeeld is voor de uitvoering van de Wmo? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op grond van de mij ter beschikking staande informatie stel ik vast dat de gemeente Rotterdam binnen de beschikbare kaders van regelgeving en middelen gekozen heeft voor een andere werkwijze om mensen te stimuleren om zoveel mogelijk zelfredzaam te zijn en op maat te ondersteunen. De gemeente Rotterdam heeft ervoor gekozen om in het (nieuwe) contract dat zij heeft afgesloten met aanbieders – overeenkomstig het doel van de Wmo – te sturen op resultaten. En overeenkomstig de Wmo, wordt in overleg met de cliënt een arrangement afgesproken om het resultaat, bijvoorbeeld een schoon huis of schone was, te bereiken.
Onderzoek onder voortijdig schoolverlaters m.b.t. preventie en begeleiding van deze groep |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het jaarlijkse onderzoek van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht onder voortijdig schoolverlaters (VSV’ers)?1 Zo ja, hoe beoordeelt u de constateringen en conclusies uit dit onderzoek, ook in het licht van de doelstelling dat het aantal VSV’ers in 2014–2015 maximaal 25.000 mag bedragen?
Ja.
De aanpak van voortijdig schoolverlaten is succesvol gebleken: het aantal vsv’ers is in tien jaar tijd gehalveerd2. Het onderzoek onder ruim 2.000 van de 40.000 voortijdig schoolverlaters uit schooljaar 2010–2011, laat zien dat op een aantal vlakken nog stevig ingezet kan worden om het aantal vsv’ers verder terug te dringen. De helft van de ondervraagde vsv’ers geeft aan dat schoolgerelateerde oorzaken de belangrijkste reden voor de uitval vormden. Scholen en instellingen kunnen dus nog veel doen om uitval te voorkomen. Dat begint bij het voeren van intakegesprekken en het bieden van objectieve informatie over de opleiding en het werk waar het toe opleidt. Verder gaat het om het bieden van goed en uitdagend onderwijs en het intensief begeleiden van leerlingen tijdens de gehele studieloopbaan. Maar ook praktische zaken als aansluitende roosters en het betrekken van het thuisfront van de leerling helpen uitval te voorkomen.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is om onder andere te moeten constateren dat een grote groep (circa 40%) al voor uitval buiten beeld is geraakt en dat een nog grotere groep (62%) de keuze voor beëindiging van de opleiding niet met de school besproken heeft? Zo ja, wat wordt er op dit moment concreet gedaan om tijdige signalering van dreigende uitval en begeleiding van deze jongeren te verbeteren?
De percentages waar u in bovenstaande vraag naar verwijst, kan ik niet als zodanig uit de onderzoeksresultaten opmaken. Het onderzoek laat zien dat 80% van de ondervraagde vsv’ers met iemand gesproken heeft voordat zij tot het besluit kwamen de opleiding te verlaten. Na de ouders, wordt het meest gesproken met de school of instelling (48% van de ondervraagden). Ik ben van mening dat dit percentage omhoog moet. Begeleiding van jongeren gedurende hun studie, van intake tot uitgeleide, kan en moet nog beter. Jongeren moeten met een mentor, leraar of studiebegeleider spreken over twijfels of het voornemen om te stoppen. Zodat ze geholpen kunnen worden bij het zoeken van hulp of een andere opleiding.
Signalering en begeleiding van jongeren vindt zowel op school als door de gemeente plaats. Schoolverzuim is in veel gevallen een voorbode van uitval. Een sluitende verzuimregistratie is essentieel in het tijdig signaleren van problemen. Scholen zijn verplicht om ongeoorloofd schoolverzuim via het Digitaal Verzuimloket te melden aan de woongemeente van de leerling. Ook op het moment dat een jongere zonder startkwalificatie stopt met de opleiding, gaat vanuit de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) een melding naar de woongemeente van de leerling. De leerplichtambtenaar (voor jongeren onder de 18 jaar) of Regionale Meld en Coördinatie-functionaris (RMC, voor jongeren van 18–23 jaar) gaat, samen met school en ouders, met de jongere in gesprek. De begeleiding is er op gericht om hem of haar zo snel mogelijk weer terug naar school te krijgen. Waar nodig wordt passende hulp ingeschakeld of naar alternatieven gezocht (zoals een werkleercombinatie of doorgeleiding naar het UWV).
Hoe beoordeelt u de conclusie van het ROA dat veel van deze voortijdig schoolverlaters aangeeft het gevoel te hebben dat niemand geprobeerd heeft ze te helpen, voor of na het beëindigen van de opleiding?
Het onderzoek laat zien dat van de ondervraagde vsv’ers iets meer dan de helft (53%) het gevoel heeft dat iemand geprobeerd heeft te helpen om de uitval te voorkomen. Iets minder dan de helft heeft dus het gevoel geen hulp te hebben gehad, dat vind ik zorgelijk. Daarom is het aanpakken van de schoolgerelateerde oorzaken van uitval (waaronder de begeleiding op school) een van de aandachtspunten van mijn beleid.
Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat deze resultaten niet betekenen dat instellingen geen poging tot een gesprek hebben ondernomen. Veel jongeren geven aan, als ze het besluit eenmaal hebben genomen, geen prijs te stellen op een gesprek met de school, RMC of Leerplicht.
Deelt u de mening dat het opmerkelijk is dat dezelfde conclusie een jaar eerder ook door het ROA getrokken werd, na het onderzoek dat in de zomer van 2012 gepubliceerd werd?2 Zo ja, deelt u dan de opvatting dat dit een extra inspanning vraagt met betrekking tot de opzet van persoonlijke begeleiding en advisering van leerlingen die dreigen uit te vallen of die uitgevallen zijn? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek dat in 2012 uitkwam, betrof vsv’ers uit schooljaar 2009–2010. Het onderzoek dat recent is gepubliceerd, betreft vsv’ers uit schooljaar 2010–2011. Het resultaat van de inspanningen die na het onderzoek uit 2012 zijn verricht om de begeleiding op school te verbeteren, zijn pas terug te zien in de resultaten van vsv’ers vanaf schooljaar 2012–2013. In dat licht vind ik het niet opmerkelijk dat het ROA in het recente rapport vergelijkbare conclusies trekt als het jaar ervoor.
Zoals ik bij het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, vind ik dat de persoonlijke begeleiding van jongeren beter moet, vanaf de intake tot en met de begeleiding bij het maken van een vervolgkeuze. Momenteel vinden in het kader van het School Ex-programma4 exit-begeleidingsgesprekken plaats bij alle mbo-instellingen. Zij moeten in 2014 aangeven hoe zij deze gesprekken in hun reguliere processen gaan opnemen.
Bent u bereid om naar aanleiding van de conclusies van het ROA te bezien waar het huidige beleid met betrekking tot voortijdig schoolverlaten aangescherpt dient te worden om uitval van leerlingen verder terug te dringen? Zo ja, op welke terreinen ziet u mogelijkheden om dit te bereiken?
In de vsv-brief van februari 2013 heb ik aangegeven wat de komende jaren de aandachtspunten zijn in mijn beleid om het voortijdig schoolverlaten verder terug te dringen. Een van de punten is dat het noodzakelijk is om de samenwerking tussen betrokken partijen als onderwijs, gemeente, zorg, hulpverlening, UWV, arbeidsmarkt en justitie verder te verbeteren. Ook heb ik aangegeven dat de begeleiding van jongeren beter moet, evenals de organisatie op scholen, inclusief de processen rondom verzuim. Dit beleid zet ik onverminderd voort: ik blijf scholen en instellingen op deze punten aanspreken.
De resolutie van de Parlementaire Assemblee van de OVSE over water en veiligheid |
|
Ybeltje Berckmoes-Duindam (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met de resolutie die is aangenomen door de Parlementaire Assemblee (PA) van de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) in Istanbul van 29-06 tot 03-07, om watermanagement en veiligheid als prioriteit voor de OVSE in 2014 te benoemen?1
Ja.
Deelt u de mening dat watermanagement en veiligheid sterk met elkaar verbonden zijn en een belangrijke focus dienen te zijn binnen het buitenland- en veiligheidsbeleid?
Zoals vermeld in onder meer de Kamerbrief over de Internationale Veiligheidsstrategie (Kamerstuk 33 694, nr. 1 d.d. 21 juni 2013) wordt de concurrentie om natuurlijke hulpbronnen, waaronder water, een steeds grotere factor in de internationale betrekkingen. Waterschaarste en -kwaliteit leiden vaak tot intensievere samenwerkingsrelaties tussen landen, maar de strijd om water kan ook leiden tot instabiliteit en zelfs conflict. Bovenstroomse landen kunnen bijvoorbeeld unilaterale maatregelen nemen die gevolgen hebben voor de landen stroomafwaarts. Binnen de OVSE-regio spelen spanningen rond de toegang tot rivierwater bijvoorbeeld in Centraal-Azië, en daarbuiten onder meer in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-Azië.
De technische en diplomatieke uitdagingen voor grensoverschrijdend watermanagement nemen door deze ontwikkelingen snel toe. Nederland kan bijdragen aan oplossingen door de aanwezige kennis bij Nederlandse bedrijven en instituten, de ondersteuning bij verbeterd waterbeheer in het kader van ontwikkelingssamenwerking (water is een speerpunt) en in het kader van diplomatie en internationaal recht.
Het afgelopen jaar is Nederland een actieve speler geworden op het gebied van waterdiplomatie tussen landen. In maart vond in Den Haag de officiële viering van Wereld Water Dag plaats. In april werd op het Ministerie van Buitenlandse Zaken een internationaal seminar gehouden over de verhouding tussen de twee wereldwijde waterverdragen die binnenkort beide in werking treden. Voorts is Nederland voorzitter van enkele internationale bijeenkomsten en informele overlegorganen over waterdiplomatie. Nederland speelt ook een actieve rol ten aanzien van waterdiplomatie binnen de EU, en zet zich in voor agendering hiervan op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken. In november vindt in het Vredespaleis een bijeenkomst plaats over Waterveiligheid en Vrede.
De OVSE is een van de multilaterale fora die al jaren betrokken is bij grensoverschrijdende waterkwesties. Daarbij wordt vaak nauw samengewerkt met UNECE, waarbij de OVSE het politieke platform biedt en UNECE de technische en juridische kennis kan inbrengen. Deze OVSE betrokkenheid werd onder meer vervat in de Maastricht strategie voor de Tweede Dimensie (2003) en het Rapport over de Toekomstige Oriëntatie van deze dimensie (2009), die beide onder Nederlands voorzitterschap tot stand kwamen. Wanneer in januari 2014 de concrete plannen van Zwitserland voor de OVSE bekend zullen worden, zal Nederland deze plannen beoordelen in het licht van hun veiligheids- en grensoverschrijdende gehalte, en de meerwaarde die de OVSE bij de uitvoering kan hebben.
Hoe gaat u, gelet op het feit dat de focus op watermanagement binnen de OVSE PA aansluit bij kwaliteiten en belangen van het Nederlandse economische en buitenlandse beleid, deze agenda ten bate van zowel de OVSE-agenda als die van Nederland inzetten? Kunt u aangeven op welke wijze watermanagement en veiligheid nu al onderdeel uitmaken van het Nederlandse buitenlandbeleid?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om tijdens de eerstvolgende ministeriële bijeenkomst van de OVSE in de geest van de aangenomen resolutie aan te dringen op het geven van prioriteit aan het onderwerp watermanagement en veiligheid bij de OVSE in 2014?
Ik ben voornemens om reeds voorafgaande aan de Ministeriële Raad van de OVSE in december watermanagement te bespreken met mijn Zwitserse collega. In dit gesprek zal ook het werkplan aan de orde komen, dat Zwitserland en Servië gezamenlijk hebben opgesteld voor hun voorzitterschappen in de periode 2014–2015. Ten aanzien van de economische en ecologische dimensies van veiligheid is in dit werkplan opgenomen dat zij zich willen concentreren op onder meer duurzaam watermanagement.
De toegenomen exitpremies van zorgbestuurders |
|
John Kerstens (PvdA), Otwin van Dijk (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Ruim 3 miljoen aan exitpremies zorgbestuurders?»1
Ja, ik heb het bericht gelezen.
In hoeverre is er afgelopen jaar in de sectoren die onder de Wet normering topinkomens (semi)publieke sector (WNT) vallen, sprake geweest van toegenomen exitpremies? In hoeverre kan in dit kader gesproken worden van een ontwikkeling die breder is dan alleen in de zorgsector?
De bewindslieden van VWS verzorgen een jaarlijkse rapportage over de honorering van zorgbestuurders op basis van de jaarverslagen van zorginstellingen. Deze rapportage wordt jaarlijks in december van het daarop volgende kalenderjaar aan de beide Kamers der Staten-Generaal aangeboden. Zo zal in december 2013 een rapportage aan de beide Kamers worden aangeboden over het jaar 2012. Voorzover het de zorgsector betreft zult u het antwoord op deze vraag in deze rapportage aantreffen.
Voor de publieke en semipublieke sectoren zal het niet mogelijk zijn over het jaar 2012 deze vraag en vergelijkbare vragen over feitelijke ontwikkelingen in verband met topinkomens te beantwoorden. In eerdere jaren zouden dergelijke vragen in beginsel kunnen worden beantwoord aan de hand van de jaarlijkse opgaven die instellingen op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) deden. Een grondslag voor het doen van opgaven over het jaar 2012 ontbreekt. Dit is ook besproken in het algemeen overleg van 14 februari 2013 met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer, waarbij tevens is besproken waarom het onwenselijk was om alsnog de grondslag van de Wopt door middel van een wetswijziging te heractiveren. In de beantwoording van Kamervragen over het bericht «Ophef over vergoeding zorgdirecteur» (Kamervragen 2012–2013, 2531) is hier eveneens bij stil gestaan. Met ingang van 2014 zullen de betreffende instellingen op grond van de Wnt opgave doen van de bezoldigingen en de uitkeringen van topfunctionarissen wegens de beëindiging van het dienstverband over het afgelopen jaar, derhalve het eerst over het kalenderjaar 2013. Aan de hand hiervan zal het mogelijk over het betreffende jaar vragen over feitelijke ontwikkelingen in verband met topinkomens te beantwoorden.
In hoeverre is er in het afgelopen jaar sprake geweest van een toename van de totale beloningen van bestuurders in de sectoren die onder de WNT vallen? Bent u bereid dit te inventariseren en de resultaten hiervan zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen?
Zie antwoord op vraag 2.
In hoeverre zijn toenames in beloningen van bestuurders in de (semi)publieke sector het afgelopen jaar toe te schrijven aan contracten die overeen zijn gekomen vlak voor de inwerkingtreding van de WNT? In hoeverre onderschrijft u de stelling dat in aanloop naar de inwerkingtreding van de WNT er geen drukkend effect is geweest op de hoogte van beloningen? Heeft u de indruk dat er sprake is geweest van een tegenovergesteld effect waarbij de beloningen juist gestegen zijn in de aanloop naar de inwerkingtreding van de WNT?
Zie antwoord op vraag 2. Ik heb overigens geen aanwijzing dat in aanloop naar de inwerkingtreding van de Wnt sprake is geweest van een drukkend effect of juist een tegenovergesteld effect op de hoogte van beloningen. Voorzover beloningen zijn gebaseerd op arbeidsverhoudingen van voor het tijdstip van de aanvaarding van de Wnt door de Tweede Kamer, dan kan in verband met artikel 7.3, tiende lid, van de Wnt nadien geen sprake meer zijn geweest van een opdrijvend effect op de hoogte van deze beloningen. Op grond van deze bepaling is het immers niet mogelijk, dat deze categorie arbeidsverhoudingen na de aanvaarding van de Wnt door de Tweede Kamer zijn gewijzigd.
Herinnert u zich de wisseling van argumenten tussen de Kamer en uw ambtsvoorganger, de heer Donner, bij de plenaire behandeling van de WNT over het risico dat in de periode tussen publicatie en inwerkingtreding van de WNT het aantal hoge beloningen zou toenemen? Herinnert u zich de stelling van uw ambtsvoorganger dat de categorie waarop het zwaarste regime van toepassing is, de sector is die onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid valt van de minister van BZK, en dat «daarin allang de beweging ingezet (is) naar de normen»? In hoeverre is deze beweging sinds de plenaire behandeling voortgezet? Op welke wijze hebben u en uw ambtsvoorgangers op dit terrein de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de minister van BZK ingevuld en de beweging naar de normen bevorderd? Hoe beoordeelt u de resultaten hiervan?
Deze vragen waren voor mij een goede aanleiding mij nog eens te buigen over de handelingen van het debat tussen de Kamer en mijn ambtsvoorganger over de Wnt3. Bij de plenaire behandeling van de Wnt door de Tweede Kamer is zowel door mijn ambtsvoorganger als door verschillende leden tot uitdrukking gebracht oog te hebben voor het risico dat in de periode tot de inwerkingtreding van de Wnt het aantal hoge beloningen zou toenemen, en dat artikel 7.3, tiende lid, van de WNT dit risico voorkomt voor op het moment van aanvaarding van de Wnt door de Tweede Kamer bestaande arbeidsverhoudingen.
Mijn ambtsvoorganger heeft inderdaad uiteengezet, dat de categorie waarop het zwaarste regime van toepassing is, de sector is die valt onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de minister, en dat daarin allang de beweging is ingezet naar deze normen. Dit zwaarste regime, het zogeheten eerste regime van het bezoldigingsmaximum, is van toepassing voor de meeste publieke en semipublieke sectoren en daar dragen verschillende vakministers verantwoordelijkheid. Ik merk echter op, dat ten tijde van de plenaire behandeling van de Wnt de sector zorg niet onder dit zwaarste regime viel. Mijn ambtsvoorganger heeft gereageerd op de vraag of hij een soort missive zou kunnen laten uitgaan. Hij heeft uiteengezet waarom dat niet nodig was, en daarmee zijn de vragen hoe mijn ambtsvoorganger nadien een rechtstreekse verantwoordelijkheid heeft ingevuld niet aan de orde.
Hoe verhouden de exitpremies in de zorg zich tot de eigen beloningscode die in de zorgsector van kracht is? In welke mate wordt de regel nageleefd dat vergoedingen bij het beëindigen van een dienstverband maximaal een jaarsalaris mogen bedragen? Hoe kijkt u in dit kader aan tegen de creatieve manieren van zorgbestuurders om toch met een hoge vergoeding weg te kunnen gaan? In hoeverre is zelfregulering wat betreft beloningen in de zorgsector volgens u effectief gebleken?
Zie antwoord op vraag 2; aan de hand van de nog op te stellen jaarlijkse rapportage over de honorering van zorgbestuurders is het mogelijk deze analyse te doen. Aan de hand van deze analyse kan worden beoordeeld of hieraan nadere conclusies dienen te worden verbonden.
Hoe beoordeelt u de stijging van de beloningen in de zorgsector en mogelijk in andere sectoren die onder de WNT vallen? Deelt u de mening dat buitensporige beloningen niet acceptabel zijn en op zijn minst strijdig zijn met de geest van de WNT? Overweegt u nadere maatregelen te treffen om beweging naar de normen toe te bespoedigen als vastgesteld wordt dat de beweging momenteel niet of onvoldoende plaatsvindt? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2 en vraag 6.
Bent u bereid om met de zorgsector en andere sectoren waar sprake is van stijgende beloningen, in gesprek te gaan om te bezien of de bereidheid bestaat om tot een snellere aanpassing van de topbeloningen te komen dan de zeven jaar die binnen de huidige WNT maximaal mogelijk is? Bent u bereid om de mogelijkheden tot aanpassing of verkorting van de wettelijke overgangstermijn in de WNT te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren? Hoe kijkt u aan tegen mogelijkheden om in gevallen van grote overschrijdingen van de voorgestelde normen de WNT met terugwerkende kracht van toepassing te verklaren?
Het overgangsrecht in de Wnt is de uitkomst van een uitvoerig proces, beginnend voorafgaand aan het wetgevingstraject met speciale aandacht voor wetenschappelijke advisering, met name om de houdbaarheid van de Wnt te toetsen aan artikel 1 van het Eerste Protocol behorend bij het EVRM (recht op eigendom). Vervolgens is het overgangsrecht uitgebreid aan de orde geweest gedurende het wetgevingstraject. Bij amendement-Heijnen is de overgangstermijn op zeven jaar gesteld.4 Deze uitkomst is kamerbreed aanvaard door beide Kamers. Het met terugwerkende kracht wijzigen van dit overgangsrecht, staat op gespannen voet met het grondrecht op eigendom en internationaal geborgde rechtsbeginselen, waaronder het rechtszekerheidsbeginsel. Ik acht het dan ook niet gewenst de discussie over het huidige overgangsrecht van de Wnt te heropenen.
Het signaal dat steeds meer Zorgkantoren een pgb-ontmoedigingsbeleid voeren |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het signaal dat steeds meer Zorgkantoren een persoonsgebonden budget (pgb) weigeren, indien de verzekerde zich onvoldoende heeft georiënteerd op het door het Zorgkantoor gecontracteerde zorgaanbod? Bent u bekend met het signaal dat Zorgkantoren daarnaast gesprekken voeren met zorgbehoevenden en zijn of haar familieleden, met als doel het beroep op een pgb te ontmoedigen?
Ik ben ervan op de hoogte dat zorgkantoren cliënten een pgb weigeren als zij zich niet voldoende hebben georiënteerd op het gecontracteerde zorgaanbod. Dit is een afspraak uit het Begrotingsakkoord 20131 en uitgewerkt in de pgb-regeling. Daarmee voeren zorgkantoren het afgesproken beleid uit. Een cliënt die voor een pgb kiest moet in het budgetplan aangeven bij welke zorgaanbieder(s) hij/zij zich heeft georiënteerd en waarom hij/zij vindt dat de gecontracteerde zorg niet passend is. Als uit het budgetplan blijkt dat de cliënt zich niet of onvoldoende heeft georiënteerd dan zal het zorgkantoor op dat moment een pgb weigeren.
Ik ben er ook van op de hoogte dat zorgkantoren vanaf 1 april jl. met alle cliënten die voor een pgb willen kiezen een zogeheten bewustekeuzegesprek voeren. Deze gesprekken hebben niet als doel het beroep op het pgb te ontmoedigen, maar de motivatie voor de pgb-keuze bij de cliënt(vertegenwoordiger) vast te stellen. Zo wordt bijvoorbeeld ook duidelijk of de cliënt(vertegenwoordiger) voldoende kennis heeft van wat het pgb inhoudt en niet door derden (bijvoorbeeld bemiddelingsbureaus of zorgaanbieders) wordt aangezet om voor een pgb te kiezen. Mocht uit dit gesprek blijken dat de cliënt meer gebaat is bij zorg in natura dan is het bedoeling dat het zorgkantoor de cliënt wijst op en, indien de cliënt daarmee akkoord is, begeleidt naar het beschikbare aanbod voor zorg in natura. Met deze gesprekken wordt eveneens uitvoering gegeven aan het Begrotingsakkoord 2013.
Bent u van mening dat het pgb als gevolg van de door Zorgkantoren gevoerde werkwijze niet langer als een volwaardig alternatief voor zorg-in-natura kan worden beschouwd, maar door de gesuggereerde volgordelijkheid veeleer verwordt tot een «tweede keus»?
Met deze aanpak – die volgt uit het Begrotingsakkoord – blijft het pgb een volwaardig alternatief.
Hoe beoordeelt u het door Zorgkantoren gevoerde ontmoedigingsbeleid, mede in het licht van het feit dat een pgb in veel gevallen goedkoper is dan zorg-in-natura?
Ik kwalificeer deze aanpak niet als een ontmoedigingsbeleid, maar een beleid om te komen tot een bewust gebruik van het pgb. Dit voorkomt dat er problemen ontstaan als de cliënt eenmaal een pgb heeft.
Bent u bereid te onderzoeken of het door de Zorgkantoren gevoerde beleid in de praktijk leidt tot een beperking van de toegankelijkheid van kleinschalige woonvoorzieningen als de Thomashuizen en de Herbergier? Zo nee, waarom niet?
Aangezien ik geen signalen heb ontvangen dat als gevolg van het beleid van zorgkantoren cliënten die bewust kiezen voor een plaats in deze pgb-gefinancierde voorzieningen het pgb is geweigerd, acht ik nader onderzoek niet nodig.
Bent u daarnaast bereid met de Zorgkantoren in gesprek te gaan over het door hen gevoerde ontmoedigingsbeleid, teneinde te bewerkstelligen dat het pgb een volwaardig alternatief voor zorg-in-natura blijft, en ook als zodanig wordt gepresenteerd en behandeld? Zo nee, waarom niet?
Ik ben regulier met zorgkantoren in overleg over het verloop van de huisbezoeken en de bewustekeuzegesprekken.
Ik zal daarbij bevestigen dat het de bedoeling blijft dat het pgb een volwaardig alternatief blijft.
Het bericht dat het LangeLand Ziekenhuis behouden blijft |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat het LangeLand Ziekenhuis behouden blijft voor Zoetermeer?1
Ik vind het van belang dat de inwoners van Zoetermeer toegang hebben tot kwalitatief goede zorg. Als het LangeLand ziekenhuis daarin een positieve rol kan spelen dan juich ik dat toe.
In welke vorm blijft het ziekenhuis bestaan? Wat wordt het profiel van het ziekenhuis?
Het LangeLand Ziekenhuis laat mij weten dat momenteel samen met de Vierstroom, het Groene Hart Ziekenhuis, de zorgverzekeraars en de 1e lijnorganisaties een regiovisie wordt uitgewerkt. Daarbij wordt aangegeven dat de toegankelijkheid en beschikbaarheid voor basale, essentiële zorgonderdelen zoals de spoedeisende hulp en verloskunde voor Zoetermeer en haar inwoners behouden blijft. Onder meer door nauwe samenwerking met de 1e lijn zou de zorg in de toekomst efficiënter moeten worden ingericht. Voor de hoog complexe zorg met een laag volume geeft Het LangeLand Ziekenhuis aan afspraken te maken met omliggende ziekenhuizen.
Worden er als gevolg van de overname afdelingen gesloten? Zo ja, welke? Wat zijn de gevolgen voor de regio?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de overname van het LangeLand Ziekenhuis gevolgen voor het personeel? Zo ja, welke? Kunt u ontslagen uitsluiten?
Wat de precieze gevolgen zijn voor het personeel is nog niet duidelijk. Door deze oplossing zal de werkgelegenheid voor velen behouden blijven. Dit betekent niet dat er geen mutaties zullen zijn in het personeelsbestand. De RvB van Het LangeLand Ziekenhuis geeft mij aan dat personeel zal afvloeien in de overhead en de facilitaire afdeling en dat er verpleegkundig personeel voor terug komt.
Blijven de spoedeisende hulp en de afdeling klinische verloskunde ook na de overname op het huidige niveau gehandhaafd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wat vindt u van de constructie dat specialisten aandelen nemen in een ziekenhuis? Vindt u dit niet risicovol, aangezien dit een prikkel kan vormen tot onnodige productieverhoging, omdat specialisten bij een dergelijke constructie een financieel belang hebben bij een zo hoog mogelijke omzet? Zo neen, waarom niet?
Ik vind het een positieve ontwikkeling dat de partijen betrokken bij het LangeLand Ziekenhuis gezamenlijk voor een oplossing zorgen. Financiële participatie van medisch specialisten zal kunnen bijdragen aan het vergroten van de gelijkgerichtheid van de belangen van ziekenhuis en medisch specialisten. Deze grotere gelijkgerichtheid, overigens ook een belangrijk doel van de per 2015 voorziene invoering van integrale tarieven in de medisch specialistische zorg, heeft naar verwachting een positief effect op de interne organisatie, de kwaliteit en doelmatigheid van de te leveren medisch specialistische zorg.
Welke rol hebben de zorgverzekeraars gespeeld bij deze nieuwe plannen? Beoordeelt u deze als adequaat, gezien de bijzondere particuliere constructie die is bedacht? Zijn zij op een of andere manier betrokken bij de deals die zijn gesloten?
Het LangeLand Ziekenhuis geeft aan dat de verzekeraars gedurende de voorbereiding steeds op de hoogte zijn gehouden van de inhoud van de gesprekken en de gewenste oplossingsrichting. Daarnaast zijn zij zoals vermeld betrokken bij de uitwerking van de regioplannen. Gezien de verantwoordelijkheid die de zorgverzekeraars hebben voor de continuïteit van (cruciale) zorg is het van belang dat zij hierin hun rol vervullen.
Is uw ministerie of de Inspectie voor de Gezondheidszorg op enigerlei wijze betrokken of betrokken geweest bij de huidige tot stand gekomen plannen?
De Raad van Bestuur van Het LangeLand Ziekenhuis heeft de inspectie steeds op de hoogte gehouden van een eventuele overname, met het oog op de gevolgen voor de continuïteit en patiëntveiligheid, overigens zonder vermelding van de overnamepartners. De inspectie is niet betrokken geweest bij de besluitvorming over de constructie of de keuze voor een overnamepartner. Verder is mijn departement niet betrokken in de planvorming.
Hoe beoordeelt u de rol van het particuliere bedrijf Vebego dat onder andere facilitaire diensten levert? Onder welke condities heeft het een indirecte lening van 3 miljoen euro verstrekt?
Het is aan het ziekenhuis om afspraken te maken met haar kapitaalverschaffers. Ik heb hierin geen rol. De NZa en de ACM zien toe op de gemaakte afspraken.
Gaat Vebego nu of in de toekomst facilitaire of andere diensten in het ziekenhuis overnemen?
Het LangeLand Ziekenhuis geeft aan dat zij een eigen facilitair bedrijf heeft dat onderdelen uitbesteed. Vebego is een van de potentiële partners.
Is het waar dat zorgaanbieder Vierstroom AWBZ-geld steekt in de financiering van het LangeLand Ziekenhuis? Zo ja, om hoeveel geld gaat het? Op welke wijze stopt de Vierstroom er geld in? Is dit wettelijk toegestaan? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Vierstroom investeert een deel van zijn zogenaamde vrije reserves in Het LangeLand Ziekenhuis. Het is aan de NZa en de ACM om toe te zien op de rechtmatigheid van deze constructie.
Wat is de reden dat de overname door Loek Winter, zoals door u eerder aangegeven, is afgeketst?2
Deze keuze is gemaakt door de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht van het LangeLand Ziekenhuis. Ik heb hierin geen rol. De Raad van Bestuur van het Lange Land Ziekenhuis geeft mij aan dat zij deze keuze heeft gemaakt, omdat hierbij de risico’s voor de bedrijfsvoering, het personeel, de patiënten en de schuldeisers het kleinst zijn.
Hoe beoordeelt u de redding van het LangeLand Ziekenhuis in relatie tot het recente faillissement van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis? Deelt u de mening dat de redding van het LangeLand Ziekenhuis schril afsteekt tegen het faillissement van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dit zijn twee verschillende gevallen die afzonderlijk moeten worden beoordeeld.
De inperking van de internetvrijheid in Singapore |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «VS «zeer bezorgd» over internetregels Singapore»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat Singaporese nieuwssites met minstens 50.00 bezoekers een licentie van de overheid moeten hebben? Bent u van mening dat dit de digitale vrijheid in Singapore ernstig kan inperken? Kunt u uw mening toelichten?
Op 28 mei jl. maakte de Singaporese «Media Development Authority» (MDA) bekend dat nieuws-websites die aan bepaalde criteria voldoen per 1 juni 2013 een aparte vergunning nodig hebben. Het gaat om websites die gemiddeld tenminste één nieuwsbericht per week over Singapore plaatsen en een gemiddeld bereik hebben van minimaal 50.000 bezoekers. De MDA heeft tien websites geïdentificeerd die aan de genoemde criteria voldoen. De Singaporese regering beoogt met deze stap de regelgeving voor online nieuws-websites meer in lijn te brengen met die voor «traditionele nieuwsplatforms» (kranten, TV). Voor deze «traditionele» media werden al individuele vergunningen afgegeven.
Het vereiste van een licentie kan op gespannen voet komen te staan met het recht op vrijheid van meningsuiting zoals opgenomen in artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Dit omvat het recht om zonder tussenkomst een mening toegedaan te zijn en de vrijheid om onafhankelijke informatie te zoeken, ontvangen en te delen.
Hoe oordeelt u over het feit dat websites met een licentie binnen 24 uur artikelen moeten verwijderen als de mediawaakhond in Singapore daar opdracht toe geeft? Welke gevolgen verwacht u dat dit zal hebben voor de persvrijheid in Singapore?
De inhoudelijke normen waar deze sites aan moeten voldoen zijn niet veranderd. Deze sites zijn – net als voorheen – verplicht om inhoud, die niet aan de door de MDA gestelde normen voldoen, binnen 24 uur te verwijderen. Het verwijderen van inhoud op verzoek is een vorm van censuur. Het is onduidelijk wat er onder gewraakt materiaal wordt geschaard en welke waarborgen er bestaan om misbruik van deze gronden te voorkomen. In dat opzicht zal deze nieuwe wijze van vergunningverlening vermoedelijk op zichzelf geen grote verandering in de mate van persvrijheid teweeg brengen in Singapore.
Welke gevolgen verwacht u dat deze wet zal hebben voor de mensenrechtensituatie in Singapore en voor Nederlanders in Singapore?
De impact van de nieuwe regelgeving is beperkt. De inhoudelijke normering waaraan de geselecteerde websites moeten voldoen is niet veranderd.
De aankondiging heeft tot onrust geleid in de «online community» in Singapore, omdat gevreesd wordt voor mogelijke uitbreiding van de lijst van nieuws-sites in de toekomst. De Singaporese overheid heeft aangegeven dat «blogs» niet onder de regelgeving zullen vallen en dat kritiek op de overheid geen reden vormt om tot een verzoek tot verwijdering van inhoud over te gaan.
Bent u bereid stappen, eventueel op Europees niveau, te nemen om de vrijheid van meningsuiting en in het bijzonder de internetvrijheid in Singapore te waarborgen? Zo ja, welke stappen bent u bereid in deze te nemen en op welke termijn?
De aankondiging is binnen de EU uitgebreid besproken.
Gezien de beperkte impact van deze specifieke aankondiging ligt een stap richting de Singaporese overheid op dit moment niet voor de hand. De Nederlandse ambassade in Singapore zal dit dossier wel nauwlettend blijven volgen, ook in overleg met EU-partners.
Het bericht dat Irak nog altijd niet meewerkt aan het terugnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u de Iraakse autoriteiten duidelijk gemaakt dat hun tegenwerking bij het terugnemen van uit te zetten Irakezen meer dan schandalig is, gelet op het feit dat Nederland Irak in het verleden op grote schaal heeft gesteund bij de wederopbouw, waarbij Nederlandse militairen zijn gesneuveld en waarbij bijvoorbeeld voor honderden miljoenen euro’s aan schuldenverlichting is verleend? Zo neen, waarom niet?1
Tijdens mijn korte bezoek aan Irak heb ik de autoriteiten gewezen op hun internationale verplichtingen om Irakezen terug te nemen die niet (langer) in Nederland mogen blijven. Daarbij heb ik aangegeven dat Nederland grote inspanningen heeft geleverd bij de wederopbouw van Irak en jarenlang vele Irakezen heeft opgevangen en in onze samenleving heeft opgenomen. Inmiddels verblijven circa 50.000 Irakezen legaal in Nederland. Tevens heb ik duidelijk gemaakt dat het voor de geloofwaardigheid van het Nederlandse migratiebeleid van belang is dat Irakezen die geen verblijfsvergunning ontvangen daadwerkelijk terugkeren naar Irak. Voor de Nederlandse regering is vrijwillige terugkeer daarbij het uitgangspunt, waarvoor Nederland ondersteuning aanbiedt.
Mijn Iraakse gesprekspartners toonden veel respect voor de inspanningen die Nederland ten behoeve van Irak heeft gedaan. Zij voegden daaraan toe dat Irak echter nog altijd in wederopbouw is en tevens kampt met ruim 1,5 miljoen ontheemden binnen Irak en de directe buurlanden. De terugkeer en herhuisvesting van deze Irakezen wordt door Irak vooralsnog belangrijker geacht dan het voldoen aan het verzoek van een derde land tot terugname van Iraakse burgers in het kader van een niet-vrijwillig vertrek uit dit derde land. Irak werkt wel mee aan vrijwillige terugkeer en is ook bereid dat te ondersteunen.
Dit Iraakse standpunt deel ik niet. Ik heb dit mijn Iraakse gesprekspartners ook duidelijk laten weten. Afgesproken is samen met Irak een werkgroep in te stellen om concrete oplossingen voor de terugkeerproblematiek uit te werken. Omdat naast Nederland, ook andere landen met dezelfde problematiek kampen, heb ik voorgesteld deze landen daarbij te betrekken.
Is het door uw ambtsvoorganger toegezegde bedrag van 5,5 miljoen euro dat aan Irak beschikbaar zou worden gesteld om de terugkeer en opvang van uitgeprocedeerde Iraakse asielzoekers te faciliteren al uitbetaald aan de Iraakse autoriteiten? Zo ja, bent u bereid dit bedrag onmiddellijk terug te vorderen? Zo neen, bent u bereid er voor te zorgen dat er geen cent van dit bedrag aan Irak wordt uitgekeerd zolang men blijft weigeren mee te werken aan terugkeer van de eigen onderdanen?
Mijn ambtsvoorganger heeft destijds aangegeven dat de Nederlandse regering bereid is Irak te ondersteunen bij de opvang en reïntegratie van Irakezen die Nederland moeten verlaten en te helpen met het vinden van een oplossing voor het probleem van de vele binnenlandse ontheemden. Hiervoor was een substantieel bedrag van 5,5 miljoen euro beschikbaar gesteld. Duidelijk is dat er sprake moet zijn van uit Nederland naar Irak teruggekeerde Irakezen om het bedrag te kunnen bestemmen. Vooralsnog lijkt Irak echter niet te willen voldoen aan de op Irak rustende internationale verplichting om op verzoek van Nederland Iraakse staatsburgers terug te nemen. Dat geld is nog steeds beschikbaar.
Welke vormen van hulp (economisch, militair of anderszins) ontvangt Irak momenteel van Nederland? Bent u bereid elke vorm van Nederlandse hulpverlening aan Irak per ommegaande op te schorten tot het moment waarop volledige medewerking aan de terugkeer van eigen onderdanen wordt verleend? Zo ja, kunt u specificeren welke hulpverlening wordt gestopt en hoeveel geld dit betreft? Zo neen, welke maatregelen of sancties gaat u dan treffen om er voor te zorgen dat gedwongen terugkeer naar Irak mogelijk wordt?
Het opschorten van hulpverlening aan Irak is niet aan de orde. Irak ontvangt geen economische of militaire hulp. Nederland ondersteunt via NGO’s en internationale organisaties de mensenrechtensituatie van bevolkingsgroepen die het in Irak moeilijk hebben: etnische, religieuze en seksuele minderheden (LHBT). Tevens wordt bijgedragen aan ontmijning in de Koerdische regio. Opschorting van deze programma’s zou maatschappelijk kwetsbare groepen onevenredig treffen.
Naast terugkeer en mensenrechten is economische diplomatie speerpunt van het Nederlandse beleid richting Irak. Hierbij gaat het om actieve ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven door de Nederlandse ambassade in Bagdad en het liaisonkantoor in Erbil. De Iraakse overheid werkt hard aan de wederopbouw van Irak en investeert hiertoe veel fondsen in voor Nederland belangrijke sectoren, zoals landbouw, infrastructuur, watersector, gezondheidszorg, olie- en gassector en onderwijs. Irak betaalt deze grootschalige investeringen zelf uit de (groeiende) olieopbrengsten. Irak kende in 2012 een economische groei van 8,5%. Voor de periode 2013–2017 wordt gemiddeld 9% groei per jaar verwacht. De Iraakse investeringsbegroting is 20% van het Bruto Nationaal Product (BNP), d.w.z. 46 miljard US$ in 2013.
Het voorgaande neemt niet weg dat ik mij blijf inzetten om te bewerkstellingen dat Irak de op soevereine staten rustende verplichting om op verzoek van een derde staat eigen staatsburgers terug te nemen, zal nakomen.
De publiek-private aanbesteding van een nieuw te bouwen penitentiaire inrichting te Zaanstad |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Klopt het dat de Rijksgebouwendienst voornemens is om het consortium Pi2, waarin Ballast Nedam en Royal Imtech samenwerken, aan te wijzen voor het ontwerpen, bouwen, financieren en beheren van de te bouwen penitentiaire inrichting op Hoogtij in Zaanstad?1
Dit is correct. De Rijksgebouwendienst is voornemens consortium Pi2 aan te wijzen als geselecteerde gegadigde voor het project PPS PI Zaanstad (nieuwbouw). De gunning is gepland op 22 juli 2013.
Wanneer is besloten om dit traject in publiek-private samenwerking (PPS) te starten? Hoe verhoudt het verloop van dit traject zich tot de totstandkoming van het Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)? Klopt het dat dit traject is gestart ruim vóór het Masterplan DJI überhaupt naar de Tweede Kamer is gestuurd?
Reeds eind jaren’90 heeft DJI besloten tot de realisatie van een penitentiaire inrichting in Zaanstad. Nadat verschillende terreinen op geschiktheid zijn onderzocht (Hembrugterrein, Vijfhoekspark en weer Hembrugterrein) is begin 2007 een kavel verworven op bedrijventerrein Hoogtij te Westzaan. Conform het Ministerraadbesluit van 15 april 2005 dat voor alle rijkshuisvestingsprojecten met een investeringssom groter dan € 25 miljoen een Publiek Private Comparator moet worden opgesteld, is deze comparator vervolgens uitgevoerd om de meerwaarde voor pps te bepalen. Op basis van de uitkomst van dit onderzoek is in 2007 besloten tot de start van de aanbesteding van een DBFMO-contract. Aankondiging van de aanbesteding vond plaats op 9 maart 2009. In 2011 is de aanbesteding een periode opgeschort geweest om het programma van eisen aan te passen aan de laatste ontwikkelingen binnen DJI en om de PI meer toekomstbestendig en multifunctioneel te maken. Hiermee voldoet de PI volledig aan de ontwikkelingen op detentiegebied die in het Masterplan DJI 2013–2018 beschreven staan.
Wat zijn de risico’s die voor rekening van de Staat komen? Waarom is gekozen voor een PPS-traject in de wetenschap dat in vergelijkbare trajecten in de wegenbouw enorme verliezen voor rekening van de Staat zijn gekomen?
Het DBFMO-contract voor de realisatie en exploitatie van de penitentiaire inrichting in Zaanstad gaat uit van de rijksbrede modelovereenkomst DBFMO. Dit model is tot stand gekomen in samenwerking tussen de Rijksgebouwendienst, Rijkswaterstaat, het ministerie van Defensie en het ministerie van Financiën. Het model is gebaseerd op jarenlange ervaringen bij ruim twintig pps-projecten in Nederland en daarbuiten. De risico’s in het model worden bij die partij gelegd die ze het beste (en dus goedkoopste) kan beheersen. Er zijn hierbij geen onbeheersbare risico’s voor de Staat. Recente ervaringen met pps-projecten laten aanzienlijke financiële en kwalitatieve meerwaarde zien voor de pps- variant, waarover u in de jaarlijkse voortgangsrapportages «Voortgang in het beleid en de uitvoering van DBFM(O)» van het ministerie van Financiën bent geïnformeerd.
Bent u van mening dat het meer voor de hand had gelegen om pas met een dergelijk traject te beginnen nadat met de Tweede Kamer was overlegd?
Nee, dit besluit is genomen op basis van bestaand en met u gedeeld beleid. De Tweede Kamer is op de hoogte gesteld van het pps-project op Zaanstad in de hiervoor genoemde jaarlijkse voortgangsrapportages.
Bent u bereid om af te zien van de definitieve gunning op 22 juli a.s. totdat u met de Tweede Kamer heeft overlegd over exacte risico’s bij PPS-trajecten in het gevangeniswezen? Zo nee, waarom niet?
Nee, om redenen zoals eerder genoemd. Daarnaast zou het niet gunnen van het project leiden tot kosten van in ieder geval rond € 30 miljoen (bestaande uit kosten ontwerpvergoeding, schadevergoeding en kosten voor herbestemming of verkoop van het reeds aangeschafte kavel). Bovendien zal dan elders moeten worden voorzien in ruim 400 meerpersoonscellen conform het Masterplan.
De veiligheidssituatie in Irak |
|
Marit Maij (PvdA), Joël Voordewind (CU), Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe apprecieert u de meest recent informatie die u op dit moment beschikbaar heeft over de veiligheidssituatie in bepaalde delen van Irak, met name in de regio in en rondom Bagdad en het noorden daarvan, gelet op de eerdere vragen over de actuele veiligheidssituatie in Irak?1
De veiligheidssituatie in Centraal- en Zuid-Irak lijkt sinds april 2013 te verslechteren ten gevolge van oplopende sektarische spanningen tussen de Sjiitische en Soennitische bevolkingsgroepen. In mijn antwoord op vraag 2 zal ik dit nader toelichten. Naar mijn opvatting kan echter uit de beschikbare informatie niet worden opgemaakt dat de situatie in Irak zo ernstig is dat terugkeer naar dat land een schending van artikel 3 EVRM oplevert. Verder wijs ik u nog op een achttal zeer recent door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens gewezen arresten (o.a. arrest van 27 juni 2013, no. 66523/10). In deze arresten concludeert het Hof dat de actuele situatie in Irak niet dusdanig is dat een asielzoeker bij terugkeer naar Irak louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico zou lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. Deze uitspraken hebben naar mijn oordeel des te meer belang nu het Hof de te behandelen zaken ex nunc heeft beoordeeld en ten gevolge in de uitspraken rekening heeft gehouden met de periode tot aan het moment van de uitspraak.
Hoeveel ernstige geweldsincidenten zijn er dit jaar geweest in die gebieden? Is bij benadering bekend hoeveel doden en gewonden daarbij zijn gevallen? Hoe verhouden deze cijfers zich tot die over de jaren 2011 en 2012?
Volgens cijfers van de United Nations Assistance Mission to Iraq (UNAMI) zijn er in Irak in de maanden april, mei en juni respectievelijk 595, 963 en 685 burgerdoden gevallen. Dit duidt op een geweldstoename ten opzichte van de voorgaande periode. Dit geldt met name voor de regio Bagdad, maar ook in de andere delen van Centraal- en Zuid Irak is het aantal geweldsincidenten toegenomen. De veiligheidssituatie in de drie provincies formeel onder bestuur van de Kurdistan Regional Government (Dohuk, Erbil, Sulaimaniya) is in de afgelopen periode stabiel gebleven, en zelfs verbeterd!
In het algemeen ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat naar verwachting in het najaar zal verschijnen, zal in detail worden ingegaan op de veiligheidssituatie in Irak.
Op welk moment is de veiligheidssituatie in delen van Irak dusdanig verslechterd dat het instellen van het vertrekmoratorium noodzakelijk zou zijn?
Deze vraag is niet in zijn algemeenheid te beantwoorden. Het voeren van een vertrekmoratorium is overigens binnen het stelsel van de wet niet de meest geëigende stap bij een verslechterende veiligheidssituatie. Bij een wijzigende veiligheidssituatie, die aanleiding vormt voor een beleidsaanpassing, is primair een wijziging van het geldende toelatingsbeleid aangewezen. Op basis van de specifieke ontwikkelingen zal moeten worden bezien of, en zo ja welke beleidsmaatregelen zijn geïndiceerd.
Het bericht in Duitse media dat Afghaanse diplomaten niet terugkeren naar Afghanistan |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Abzug aus Afghanistan: Rette sich, wer kann», waaruit blijkt dat een significant aantal Afghaanse diplomaten in Duitsland niet terugkeert naar Afghanistan?1
Ik heb kennis genomen van het bericht dat in voorkomende gevallen diplomaten in het land waar ze werkzaam zijn asiel aanvragen.
Kunt u reageren op de genoemde cijfers? Is er een trend waarneembaar van gekwalificeerde Afghaanse vertegenwoordigers die niet terugkeren?
Vooralsnog beschik ikzelf, noch de IND, over duidelijke aanwijzingen dat hier sprake is van een trend.
Is bekend hoeveel Afghaanse vertegenwoordigers in Nederland asiel hebben aangevraagd of onvindbaar waren toen ze moesten terugkeren?
Door de IND wordt de professie van een asielaanvrager niet in de systemen geregistreerd. De door u gevraagde cijfers kunnen daarom niet automatisch gegenereerd worden uit de systemen van de IND. Ook wordt niet centraal geregistreerd hoeveel personen met de door u genoemde achtergronden onvindbaar zijn na werkbezoeken.
Indien een Afghaanse overheidsvertegenwoordiger of een Afghaanse burger, die een werkbezoek aan Nederland brengt, Nederland niet op de geplande datum verlaat en dit bij het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt gemeld, dan worden de IND en de lokale politie geïnformeerd. Andersom informeert de IND het ministerie van Buitenlandse Zaken indien een hoge Afghaanse vertegenwoordiger in Nederland asiel aanvraagt.
Is bekend hoeveel Afghanen die werkbezoeken hebben gebracht aan Nederland asiel hebben aangevraagd of onvindbaar waren toen ze moesten terugkeren?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke manier gaan Nederland en de Europese Unie met dit vraagstuk om?
Er is geen specifiek Europees beleid voor dit vraagstuk. Visumaanvragen worden getoetst aan de EU/Schengenregelgeving, een belangrijke component die wordt getoetst, is of de tijdige terugkeer van de visumaanvrager voldoende is gewaarborgd. Niettemin is er geen wettelijke grondslag om een visumhouder het indienen van een asielverzoek te onthouden.
De deelname van Sam Rainsy aan de Cambodjaanse verkiezingen |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Cambodia's Sam Rainsy to return for election» en de nog altijd voortdurende ballingschap van Sam Rainsy als gevolg van zijn politieke vervolging?1
Ja.2
Bent u bekend met de uitspraken van het Europees Parlement, het Congres van de Verenigde Staten en verschillende mensenrechtenorganisaties inzake de verhinderde deelname aan de Cambodjaanse politiek van Sam Rainsy? Zo ja, hoe beoordeelt u deze?
Ja. Het is zorgelijk dat de vrijheid van meningsuiting onder druk staat. Ook NL heeft de Cambodjaanse overheid meerdere malen, in VN- en EU-verband, hierop aangesproken. In EU-verband vinden regelmatig demarches plaats over de mensenrechtensituatie in Cambodja. NL ondersteunde onlangs de verlenging van het mandaat van de VN Speciale Rapporteur voor Cambodja, m.n. voor monitoring van mensenrechten ontwikkelingen rond de parlementsverkiezingen van 28 juli in Cambodja.
Deelt u de mening dat uit de akkoorden van Parijs verplichtingen voortkomen die op dit moment onvoldoende worden nageleefd, bijvoorbeeld waar het gaat om zijn vrijheid van meningsuiting en zijn mogelijkheid om deel te nemen aan de verkiezingen?
Met het uitschrijven van verkiezingen waaraan ook de oppositie zal kunnen deelnemen, voldoet Cambodja aan o.m. artikel 12 van de Agreement on a comprehensive political settlement of the Cambodia conflict (onderdeel van de 1991 Paris Peace Agreements): «the Cambodian people shall have the right to determine their own political future through the free and fair election of a constituent assembly [...]». De aanbevelingen van de Speciale Rapporteur behelzen o.m. het vinden van een politieke oplossing die het Rainsy mogelijk maakt als oppositieleider een rol te spelen in de Cambodjaanse politiek.
Bent u bereid om u in te zetten voor het intrekken van de aanklachten tegen Sam Rainsy en het herstel van zijn parlementaire immuniteit? Bent u tevens bereid om u in te zetten voor de deelname van Sam Rainsy aan de Cambodjaanse verkiezingen van 28 juli? Zo ja, op welke manier bent u van plan invulling aan die inzet te geven?
Nederland heeft zich aangesloten bij het EU-standpunt over de verkiezingen in Cambodja, waarin de EU pleit voor transparante en geloofwaardige verkiezingen. Eerder is door de EU aan de National Election Commission technische assistentie aangeboden, die van grote waarde blijkt te zijn in de organisatie van de verkiezingen. In tegenstelling tot in 2008 stuurt de EU ditmaal geen waarnemersmissie naar de verkiezingen in juli.
De Cambodjaanse koning heeft op 14 juli Sam Rainsy op verzoek van premier Hun Sen gratie verleend. Sam Rainsy zal naar verwachting nog voor de verkiezingsdatum van 28 juli terugkeren naar Cambodja.
Het bericht dat het Slotervaartziekenhuis in grote financiële problemen verkeert |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over het bericht dat het Slotervaartziekenhuis in grote financiële problemen verkeert?1
Ik begrijp dat belanghebbenden zich zorgen maken over de financiële situatie van het ziekenhuis. Ik heb op het moment geen signalen dat er acute financiële problemen zijn bij het Slotervaartziekenhuis. In het jaarverslag van het Slotervaartziekenhuis over 2012 worden enkele risico’s onderkend met betrekking tot de continuïteit van het ziekenhuis. Echter, het jaarverslag vermeldt ook een aantal acties welke ondernomen is ter beheersing van die risico’s, op basis waarvan het ziekenhuis concludeert dat de continuïteit van de organisatie is geborgd en dat de activiteiten in de nabije toekomst kunnen worden voortgezet2. Met de specifieke gegevens aangaande de financiële situatie ben ik niet bekend. Het is aan het ziekenhuis en aan de ING Bank zelf om antwoord te geven op deze vragen. Mij gaat het er om dat de continuïteit van cruciale zorg in het betreffende gebied geborgd is. Ik heb op dit moment geen signalen dat er een risico is voor de continuïteit van zorg. Omdat het Slotervaartziekenhuis niet onmisbaar is om cruciale zorg te borgen, is er voor mij geen rol bij een eventueel faillissement.
Is het waar dat de ING Bank het kredietplafond van het Slotervaartziekenhuis van 52 naar 28 miljoen euro heeft verlaagd? Wat betekent dit voor de financiële positie van het Slotervaartziekenhuis?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de ING Bank dreigt het kredietlimiet van 28 miljoen euro elk kwartaal met 1 miljoen euro te verminderen? Zo ja, heeft de ING Bank dit dreigement ten uitvoer gebracht? Zo nee, hoe groot is de kans dat zij dit alsnog doet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de ING Bank dreigt een debetrente van 3,85 procent boven de gebruikelijke maandrente in rekening te brengen? Zo ja, heeft de ING Bank dit dreigement ten uitvoer gebracht? Zo nee, hoe groot is de kans dat zij dit alsnog doet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de ING Bank dreigt de rekening courant te blokkeren? Zo ja, heeft de ING Bank dit dreigement ten uitvoer gebracht? Zo nee, hoe groot is de kans dat zij dit alsnog doet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe groot is de kans dat de direct opeisbare lening van 21 miljoen euro wordt opgeëist door de erven Schram? Is het voortbestaan van het Slotervaartziekenhuis in dat geval in direct gevaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het jaarverslag van het Slotervaartziekenhuis over 2012 meldt over deze lening het volgende: het bestuur van het Slotervaartziekenhuis heeft ervoor gezorgd dat de lening van € 26 mln. naar € 21 mln. is afgenomen onder een aandelenemissie aan Delta Onroerend Goed (Delta). Met Delta is overeengekomen dat haar vordering in de komende vijf jaar niet zal worden opgeëist. Mij is geen andere informatie bekend. Ik heb op dit moment dus geen reden om aan te nemen dat de lening zou worden opgeëist voor het einde van deze periode.
Hoe is de liquiditeitspositie van het Slotervaartziekenhuis op dit moment? Heeft het Slotervaartziekenhuis nog voldoende liquide middelen om de salarissen te blijven betalen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik hierboven aangaf heb ik geen signalen ontvangen dat er op dit moment acute financiële problemen zijn bij het Slotervaartziekenhuis. Ik ben niet verantwoordelijk voor de financiële positie van het Slotervaartziekenhuis, bovendien beschik ik niet over deze informatie.
Kunt u een uitgebreide beschrijving geven van de actuele stand van zaken wat betreft de financiële positie van het Slotervaartziekenhuis?
Zie antwoord vraag 7.
Vindt u het wenselijk dat een ziekenhuis ten onder dreigt te gaan door getouwtrek tussen verschillende eigenaren? Zijn de patiënten van het Slotervaartziekenhuis daar volgens u bij gediend? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik betreur het dat er onduidelijkheid is over wie de eigenaar van het Slotervaartziekenhuis precies is. Onder de huidige wetgeving is niet openbaar wie de aandeelhouders van een besloten vennootschap (zoals het Slotervaartziekenhuis) zijn, tenzij er slechts één aandeelhouder is. Dit kabinet wil daar verandering in brengen. De minister van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft wetgeving in voorbereiding die strekt tot de instelling van een centraal aandeelhoudersregister. Dit register biedt de mogelijkheid eenvoudig vast te stellen wie de aandeelhouders zijn en welke aandelen (in welke rechtspersonen) bepaalde personen hebben.3
Patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat zij zorg ontvangen die voldoet aan de daarvoor geldende eisen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft dan ook direct nadat er onduidelijkheid ontstond over de situatie bij het Slotervaartziekenhuis, de naleving van de wetgeving en normen op het gebied van governance onderzocht. De weerslag van dit onderzoek vindt u bijgevoegd.4 Ik heb op het moment geen aanwijzingen dat de kwaliteit niet voldoende zou zijn of dat het ziekenhuis, in terminologie van de vragensteller, «ten onder zou gaan».
Mocht het ziekenhuis onverhoopt in surseance raken of failliet gaan dan ziet de IGZ erop toe dat de veiligheid en kwaliteit van de zorg daardoor niet in gevaar komt. De verzekeraars zijn verantwoordelijk voor het garanderen van continuïteit van zorg voor hun verzekerden. De NZa controleert of de zorgverzekeraars hun zorgplicht voldoende naleven.
Deelt u de indruk dat het in de bestuurskamer van het Slotervaartziekenhuis enkel nog over financiële belangen gaat terwijl het daar eigenlijk over het bieden van goede zorg zou moeten gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben niet bekend met de onderwerpen waar de raad van bestuur over spreekt. De raad van toezicht van het Slotervaartziekenhuis heeft tot taak toezicht te houden op het besturen door de raad van bestuur en de raad van bestuur waar nodig aan te spreken.
De IGZ houdt toezicht of kwalitatief goede zorg wordt geleverd en of wordt voldaan aan de governanceregelgeving. Ik heb op dit moment geen aanwijzingen dat hier niet aan wordt voldaan.
Hoeveel geld heeft de voormalig bestuursvoorzitter van het Slotervaartziekenhuis onttrokken aan het Slotervaartziekenhuis?2
Het Slotervaartziekenhuis is zelf verantwoordelijk voor een goed financieel beheer. De raad van bestuur is eindverantwoordelijk voor en belast met het besturen van de zorgorganisatie. Dit houdt onder meer in dat de bestuurders verantwoordelijk zijn voor het beheersen van de risico’s verbonden aan de activiteiten van de zorgorganisatie en voor de financiering van de zorgorganisatie. De raad van toezicht houdt hier toezicht op. Het is dan ook aan het ziekenhuis zelf om antwoord te geven op deze vragen. Overigens meldt het jaarverslag van het Slotervaartziekenhuis over 2012 voor de voormalig bestuursvoorzitter een reservering voor de verwachte kosten voor het brutoinkomen van € 330.000,-.
Indien het ziekenhuis van mening is dat er onrechtmatige betalingen zijn gedaan aan de voormalig bestuursvoorzitter of aan andere partijen kunnen zij hiervoor een juridische procedure starten.
Kunt u een overzicht geven van de inkomsten van de voormalig bestuursvoorzitter? Is hierbij sprake geweest van fraude? Zo ja, wat gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Is het waar dat er privéuitgaven zijn gedaan met de creditcard van het ziekenhuis? Zo ja, om welke bedragen gaat het? Is dit naar uw oordeel de juiste manier om met geld om te gaan dat bedoeld is voor zorg?
Zie antwoord vraag 11.
Is het waar dat 68 verkeersboetes die de voormalige bestuursvoorzitter kreeg, betaald zijn door het Slotervaartziekenhuis? Om welke bedragen gaat het? Is dit naar uw oordeel de juiste manier om met geld om te gaan dat bedoeld is voor zorg?
Zie antwoord vraag 11.
Is het waar dat u begin februari 2013 contact heeft gehad met mevrouw Erbudak? Zo ja, waar heeft u met haar over gesproken?3
Hoewel ik in 2013 geen contact heb gehad met mevrouw Erbudak of andere bestuurders van het Slotervaartziekenhuis, had dit zomaar wel gekund. Het behoort immers tot mijn taak als minister van Volksgezondheid om contacten te onderhouden met diverse partijen in het zorgveld om op de hoogte te blijven van wat er speelt. Ik heb derhalve in 2013 wel contact gehad met vele bestuurders van andere ziekenhuizen.
Heeft u dit jaar vaker contact gehad met mevrouw Erbudak of andere bestuurders van het Slotervaartziekenhuis? Zo ja, wanneer en wat was de inhoud van dat contact?
Zie antwoord vraag 15.
Kunt u een overzicht geven van alle contacten die er dit jaar zijn geweest tussen uw ministerie en het Slotervaartziekenhuis? Wat was de aard en inhoud van die contacten?
Er is begin februari ambtelijk contact geweest tussen het ministerie en mevrouw Erbudak. Mevrouw Erbudak heeft daarbij het ministerie geïnformeerd over de stand van zaken van de contractonderhandelingen met Achmea. Ook na februari is nog enkele malen ambtelijk contact geweest over de stand van zaken. Het ministerie is in dezelfde periode ook door Achmea geïnformeerd over de stand van zaken.
Hoe groot is het risico dat het Slotervaartziekenhuis na het Ruwaard van Putten ziekenhuis het volgende ziekenhuis is dat failliet gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Slotervaartziekenhuis is zelf verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering en stelt in het jaarverslag over 2012 dat het de risico’s in voldoende mate beheerst. Het is dan ook niet aan mij om dat risico anders in te schatten. Ik kan mij voorstellen dat de verzekeraar de financiële positie van het ziekenhuis goed in de gaten houdt in het kader van haar zorgplicht. Ik ben verantwoordelijk voor het waarborgen van de continuïteit van cruciale zorg, wanneer een verzekeraar niet aan zijn zorgplicht kan voldoen. Omdat het Slotervaartziekenhuis niet onmisbaar is om cruciale zorg te borgen, is er voor mij geen rol bij een eventueel faillissement.
Hoe aantrekkelijk is het voor investeerders om te investeren in ziekenhuizen, nu zorgverzekeraars ziekenhuizen steeds meer de duimschroeven aandraaien? Verwacht u dat deze houding van zorgverzekeraars tot meer faillissementen van ziekenhuizen zal leiden? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Ik verwacht dat zorgaanbieders investeringskeuzes vooraf goed doordenken. Daar hoort bij dat zij voorafgaand aan een investering een goede business case opstellen, dit in nauw overleg met de zorgverzekeraars. Een goede business case zal ook door investeerders worden verlangd alvorens zij overgaan tot investeren. Op deze manier kunnen financiële risico’s worden ondervangen en kansen op faillissement worden verkleind.
De zorgverzekeraar zal in de onderhandelingen met de zorgaanbieder een goede balans moeten vinden tussen kwaliteitsverbetering en efficiëntie aan de ene kant en continuïteit van zorg voor zijn verzekerden aan de andere kant. Wanneer een zorgaanbieder kwalitatief slechte zorg levert of te duur is, kan een zorgverzekeraar besluiten om bij die zorgaanbieder geen zorg in te kopen. Desalniettemin is een faillissement niet in het belang van een zorgverzekeraar. Zorgverzekeraars hebben immers de zorg die door ziekenhuizen wordt geleverd nodig om aan hun zorgplicht te voldoen. Daarnaast raken verzekeraars ook eventueel gegeven bevoorschottingen kwijt bij een faillissement en moeten zij op korte termijn met andere aanbieders afspraken maken om aan hun wettelijke zorgplicht te voldoen. Zowel zorgverzekeraars als investeerders als zorgaanbieders hebben dus een belang dat een zorgaanbieder niet in financiële problemen geraakt.
Heeft u lering getrokken uit het faillissement van het Ruwaard van Putten ziekenhuis? Bent u van plan nu vroegtijdig in te grijpen om een faillissement te voorkomen? Zo ja, wat bent u van plan te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Hoewel ik het faillissement van het Ruwaard van Puttenziekenhuis betreur voor het personeel, zie ik geen aanleiding om mijn beleid te wijzigen. De continuïteit van zorg is voor mij het uitgangspunt, niet de continuïteit van de zorgaanbieder. Het voorkomen van faillissementen van zorgaanbieders door het leveren van steun houdt geen pas met de verantwoordelijkheden van zorginstellingen zelf en zou juist leiden tot verdere stijging van de kosten. Door te allen tijde garant te staan voor het voortbestaan van een aanbieder, zijn meer financiële middelen nodig die door burgers moeten worden opgebracht. Steun aan zorgaanbieders stimuleert hen (en andere stakeholders zoals zorgverzekeraars en financiers) immers niet om hun keuzes goed te overwegen. Mijn verantwoordelijkheid is beperkt tot het waarborgen van continuïteit van cruciale zorg, wanneer een zorgverzekeraar niet aan zijn zorgplicht kan voldoen. Het Slotervaartziekenhuis is niet onmisbaar om de continuïteit van cruciale zorg te waarborgen, aangezien er in de regio Amsterdam verschillende andere algemene en academische ziekenhuizen voorhanden zijn.
Gaat u het Slotervaartziekenhuis gebruiken als voorbeeld om uw voorstel om winstuitkeringen door ziekenhuizen mogelijk te maken te promoten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat het wetsvoorstel om winstuitkeringen mogelijk te maken van invloed zal zijn op de kans dat de recente gebeurtenissen bij het Slotervaartziekenhuis bij meer aanbieders van medisch-specialistische zorg zullen plaatsvinden. Dit gezien het feit dat de gebeurtenissen bij het Slotervaart geen betrekking hadden op het uitkeren van winst, maar op de contractering van zorg en een daarmee gepaard gaan verschil van mening over het te voeren beleid tussen de eigenaren. Het wetsvoorstel om winstuitkeringen door ziekenhuizen mogelijk te maken ligt momenteel in de Tweede Kamer en heeft dus nog geen kracht van wet. Het wetsvoorstel stelt bovendien juist strenge voorwaarden aan aanbieders van medisch-specialistische zorg die winst willen uitkeren (en dus ook aan investeerders). Met deze voorwaarden ten aanzien van de kwaliteit en de financiële positie van aanbieders van medisch-specialistische zorg ga ik mogelijke risico’s juist tegen die het aantrekken van privaat kapitaal in de medisch-specialistische zorg met zich mee zou kunnen brengen. Ik zie het wetsvoorstel derhalve als een substantiële verbetering van de huidige praktijk.
Onduidelijke regels omtrent identificatieplicht voor zzp’ers |
|
Mei Li Vos (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op vragen van de leden Mei Li Vos en Recourt over identiteitsfraude door slecht bewaarde paspoortkopieën?1
Ja.
Bent u bekend met de onduidelijkheden onder zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) over identificatieplicht bij het aannemen van een opdracht?
Klachten over onduidelijkheden en tegenstrijdige adviezen over de vermeende identificatieplicht zijn mij niet bekend. Zzp’ers zijn niet verplicht zich te identificeren bij het aannemen van opdrachten. Deze verplichting ontstaat pas als de opdrachtgever ervoor kiest om van de opdrachtnemer een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) te verlangen.
Bent u op de hoogte van de klachten van zzp’ers over de tegenstrijdige adviezen die de Belastingdienst, het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) en sommige zzp-organisaties verstrekken over identificatie? Wat is uw reactie daarop?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe dient een zzp’er die alleen digitaal communiceert met de opdrachtgever zich te identificeren?
De identiteit van een persoon kan door de opdrachtgever slechts worden vastgesteld als de opdrachtnemer fysiek aanwezig is, zodat de opdrachtgever kan controleren of persoon en identiteitsbewijs met elkaar overeenkomen. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Op welke wijze dient het document waarmee de zzp’er zich identificeert door de opdrachtgever behandeld te worden?
Indien de opdrachtgever een kopie vraagt teneinde vrijwaring van mogelijke inhoudingsplicht voor de loonheffingen te verkrijgen, heeft deze opdrachtgever een wettelijke plicht om deze kopie gedurende zeven jaren te bewaren. Aard en nummer van het identiteitsbewijs dienen bij deze kopie te worden bewaard.
Hoe wordt de privacy van de opdrachtnemer (zzp’er) die vanuit huis werkt beschermd? Bent u bereid de zzp’ers en opdrachtgevers én alle betreffende organisaties eenduidige richtlijnen omtrent identificatie door opdrachtnemers (zzp’ers) te verschaffen zodat onduidelijkheden over identificatie tot het verleden behoren? Zo nee, waarom niet?
In het handelsregister staat van elke onderneming het (zaken)adres geregistreerd, alsmede het adres van degene(n) aan wie de onderneming toebehoort: een of meer natuurlijke persoon/personen, dan wel een rechtspersoon. Openbaarheid van dit gegeven -via een uittreksel uit het handelsregister- is nodig om bijvoorbeeld een verhaalsactie te kunnen instellen tegen de eigenaar van de onderneming. Bij zogeheten adresbestanden wordt door de KvK uitsluitend het zakelijk adres van een onderneming verstrekt. Soms valt dat zakelijk adres samen met het woonadres van de eigenaar. Die keuze is vol aan de eigenaar; hij kan ook -om zijn privacy te beschermen- besluiten het bedrijf op een ander adres te vestigen. In dat geval is het woonadres alleen via een uittreksel te traceren, hetgeen een zekere drempel opwerpt. Het woonadres van de bestuurder van een rechtspersoon (bijvoorbeeld de dga van een BV, een rechtsvorm die ook veelvuldig door zzp’ers wordt gebruikt) kan op grond van de wet slechts worden ingezien door bestuursorganen alsmede advocaten, notarissen en deurwaarders. In situaties van concrete dreiging kan ook het woonadres van een natuurlijk persoon (eenmanszaak) door de KvK worden afgeschermd; het kan dan alleen worden ingezien door de hierboven genoemden.
Om fraude met kopieën van identiteitsdocumenten te voorkomen en de regels te verduidelijken heeft het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) reeds richtsnoeren opgesteld voor het overnemen van persoonsgegevens en het kopiëren en scannen van identiteitsdocumenten. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft van 15 januari tot en met 31 maart 2013 een publiekscampagne gevoerd. Het doel was enerzijds om alle burgers te informeren over de risico’s van het afgeven van een kopie van een identiteitsbewijs, anderzijds om maatregelen aan te reiken om fraude met identiteitsdocumenten te verminderen. Een maatregel is dat burgers doel en datum op een kopie schrijven. Daarmee kan misbruik bij een andere organisatie of op een andere datum worden voorkomen. In de beantwoording van de in vraag 1 genoemde Kamervragen van 9 oktober 2012 is aangegeven dat zzp’ers wordt aangeraden dit ook te doen.
Het rentebesluit van de ECB |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de Europese Centrale Bank (ECB) de rente nog lange tijd laag zal houden?1
Ja.
Welke invloed heeft dit besluit van de ECB op de hoogte van hypotheekrenteaftrek in Nederland? Kunt u dit toelichten?
Een lage rente van de ECB kan zich doorvertalen in een lagere rente die een aanbieder van hypotheken betaalt voor het financieren van diverse portefeuilles. Indien met deze rente de hypotheekportefeuille wordt gefinancierd, kan dit zich doorvertalen in een lagere hypotheekrente en daarmee een lagere hypotheekrenteaftrek. Aanbieders gebruiken echter ook andere, langer lopende, financiering en deposito’s om de hypotheekportefeuille mee te financieren. Het is aan aanbieders zelf om te bepalen of en zo ja in welke mate zij het eventuele voordeel van lage financieringskosten doorberekenen middels een lagere hypotheekrente. Daarnaast zijn andere variabelen van invloed op de hoogte van de hypotheekrente. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) benoemt in haar studie «Concurrentie op de hypotheekmarkt» van 18 april 2013 de financieringsopslag, hypotheekspecifieke risico-opslagen en een opslag voor operationele kosten.2 Verder kunnen de totale omvang van de hypotheekportefeuille op de balans, strategische doelstellingen en concurrentie afwegingen van invloed zijn op het prijsbeleid van aanbieders. Een gezonde en goed werkende hypotheekmarkt vergroot de kans dat middels concurrentie druk op de prijzen ontstaat. Dit onderwerp heeft dan ook mijn continue aandacht en die van mijn collega’s van Economische Zaken en voor Wonen en Rijksdienst.
De ACM heeft aangegeven dat capaciteitsrestricties en een gebrek aan toetreding de belangrijkste redenen zijn waarom de marges op Nederlandse hypotheken de afgelopen jaren zijn gestegen. Het kabinet heeft verschillende maatregelen genomen om deze belemmeringen weg te nemen. Naast het gegeven dat de afgelopen jaren duidelijk is geworden dat banken met lage kapitaalratio’s kwetsbaar zijn en dat banken hun kapitaalpositie dienen te versterken, is de hoge Nederlandse hypotheekschuld een belangrijke oorzaak van de capaciteitsrestricties die aanbieders ervaren. Met de recente maatregelen op de hypotheekmarkt wordt de groei van de hypotheekschuld afgeremd en worden de risico’s voor de consument en de aanbieder verkleind.3 Dat kan de financierbaarheid van de Nederlandse hypotheekportefeuilles vereenvoudigen wat kan resulteren in een drukkend effect op de hoogte van de rente. Bovendien maken deze maatregelen het eenvoudiger voor buitenlandse toetreders om de Nederlandse markt te betreden wat de concurrentie op de hypotheekmarkt kan vergroten.
Daarnaast zijn met de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit Financiële Markten 2013, verschillende maatregelen van kracht geworden die de werking van de hypotheekmarkt verbeteren en de positie van de consument versterken.4
Bovendien is de ACM een studie gestart naar mogelijkheden voor verbetering van de marktwerking in de bancaire sector, waaronder de hypotheekmarkt. Daarbij wordt specifiek aandacht besteed aan de toetredingsmogelijkheden op de markt. Op korte termijn zal ik de Tweede Kamer tevens de visie op de Nederlandse bancaire sector toesturen waarbij ook zal worden stilgestaan bij de concurrentie in de bancaire sector.
Bent u bereid om met de banken in overleg te treden om te bespreken hoe zij, mede gelet op dit ECB-besluit, de hypotheekrente naar beneden kunnen en gaan brengen? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Herkeuring van jonggehandicapten |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Acht u het getuigen van een betrouwbare staatssecretaris wanneer u in januari van dit jaar met trots verkondigt dat jonggehandicapten niet massaal aan een herkeuring zullen worden onderworpen om nog geen vijf maanden later het tegenovergestelde te doen?1 2
De beoordeling op arbeidsvermogen van het zittend bestand van de Wajong en de overdracht van mensen met arbeidsvermogen naar gemeenten is opgenomen in het sociaal akkoord3. Samen met sociale partners is het kabinet tot een pakket gekomen waar ik achter sta. De meerwaarde van het sociaal akkoord is dat de sociale partners zich nu ook hebben verbonden aan de doelstelling om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Werkgevers stellen zich (oplopend tot 2026) garant voor 100.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen en voor mensen met een arbeidsbeperking die minimaal het wettelijk minimumloon kunnen verdienen door gebruik te maken van een voorziening gericht op persoonlijke ondersteuning op de werkplek. Daarnaast stelt de overheid zich garant voor 25.000 extra banen voor deze groep. De afspraken uit het sociaal akkoord verbreden het draagvlak voor de Participatiewet en daarmee het draagvlak om meer banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren. Dat doel heeft altijd voorop gestaan.
Is al bekend hoe de herkeuringen eruit zullen zien? Zo ja, hoe en wat? Zo nee, hoe is het mogelijk dat u nu al spreekt over aantallen wajongers die na herkeuring in de bijstand zullen belanden of het recht op uitkering volledig verliezen vanwege partnertoets en/of gezinsbijstand?3 4 5
Zoals ik in mijn brief van 27 juni7 heb gemeld, zullen de Wajongers, conform het sociaal akkoord, worden beoordeeld op arbeidsvermogen. Hoe beoordeling van het zittend bestand van de Wajong precies zal worden vormgegeven wordt nog nader uitgewerkt. De aantallen die ik in de media heb genoemd, komen voort uit ramingen die zijn gemaakt op basis van gegevens van het UWV. Ook het moment waarop mensen overgaan naar gemeenten wordt nader uitgewerkt in overleg met VNG, UWV en sociale partners. Het is voor de mensen die het betreft van belang dat deze overgang zorgvuldig zal plaatsvinden.
Hoe kan het dat u vorige week sprak over 190.000 wajongers die in de bijstand zullen belanden na herkeuring en in de Nieuwsuur uitzending van 6 juli 2013 spreekt over 130.000 wajongers? Goochelt u met wajongers of hoe zit het anders?6 7 8
Volgens de ramingen zijn er aan het eind van 2014 ongeveer 240.000 Wajongers. De inschatting is dat 100.000 hiervan geen arbeidsvermogen hebben. Zij behouden hun Wajong-uitkering.
Waarom spreekt u wel in de media over aantallen wajongers die na herkeuring in de bijstand zullen belanden maar heeft u verzuimd dit in de brief aan de Tweede Kamer te melden?9
Conform mijn eerdere toezegging aan de Tweede Kamer heb ik u in mijn brief van 27 juni op hoofdlijnen geïnformeerd over de vormgeving van de Participatiewet na het sociaal akkoord.
Gelet op het feit dat in de media verschillende aantallen circuleerden en om onnodige onrust voor de mensen die het betreft te voorkomen, heb ik besloten om inzicht te geven in de ramingen van het UWV.
Het bericht "Voorstellen van Rederij Doeksen om de winterdienstregeling te versoberen en de tarieven te verhogen" |
|
Duco Hoogland (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kent u het bericht dat rederij Doeksen zich vanwege oneerlijke concurrentie genoodzaakt ziet de winterdienstregeling voor Terschelling en Vlieland te verschralen en de tarieven te verhogen?1 Zo ja, hoe beoordeelt u deze maatregelen?
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht. Ik neem de situatie heel serieus. Inmiddels heb ik een gesprek gevoerd met de waarnemend burgemeesters en verantwoordelijke wethouders van Terschelling en Vlieland. We hebben daarbij gevoelens uitgewisseld en in gezamenlijkheid gekeken naar lijnen die op korte termijn kunnen worden uitgezet en mogelijke oplossingen. Ik heb met de bestuurders van Terschelling en Vlieland afgesproken op korte termijn samen een aantal mogelijkheden nader te onderzoeken. Later deze zomer zullen wij hierop terugkomen.
Hoe beoordeelt u de ontstane situatie door opschorting van de concessie in afwachting van een uitspraak in een zaak aangespannen door de Eigen Veerdienst Terschelling (EVT), de maatschappij die nu de veerdiensttocht vaart tegen dumpprijzen?
De concurrentie met EVT leidt ertoe dat de continuïteit van de veerdienst van de houder van het openbaar dienstcontract onder druk is komen te staan. Daarover maak ik mij zorgen en ik ben in overleg met de eilandgemeenten over wat wij kunnen doen om de continuïteit niet in gevaar te brengen.
Welke mogelijkheden ziet u om aan deze voor de reiziger zeer slechte situatie een einde te maken?
Het onherroepelijk worden van de concessies zou de beste oplossing voor het probleem zijn. Maar daarover loopt nog een beroepsprocedure. Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.