Het bericht “Verdere selectie van zakenbanken voor de voorgenomen beursintroductie van ABN AMRO” |
|
Erik Ronnes (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Verdere selectie van zakenbanken voor de voorgenomen beursintroductie van ABN AMRO», dat op de website van NL Financial Investments (NLFI)1 geplaatst is?
Ja.
Kunt u beschrijven welke rol u heeft bij de selectie van de banken die ABN AMRO naar de beurs brengen? Kende u de contractvoorwaarden en heeft u daarmee ingestemd?
Na de afronding van de bespreking in de Tweede Kamer van de voorgenomen beursgang van ABN AMRO heb ik goedgekeurd dat NLFI de selectie van de zakenbanken voor de voorgenomen beursgang van ABN AMRO zou uitvoeren (met inbegrip van de onderhandeling over contractvoorwaarden). NLFI heeft het Ministerie van Financiën geïnformeerd bij belangrijke stappen in het selectieproces.
Kunt u de contractvoorwaarden (zoveel mogelijk) openbaar maken?
Bij doorgang van de voorgenomen beursgang van ABN AMRO zullen de belangrijkste elementen van de contractvoorwaarden (onder meer zoals beschreven in de antwoorden onder vragen 4 en 5), zoals die zijn opgenomen in de zogenoemde underwriting agreement, worden vermeld in de prospectus en daarmee openbaar worden. De contractvoorwaarden zal ik vertrouwelijk ter inzage beschikbaar stellen.2
Zijn er naast de transactiekosten in het persbericht nog andere kosten die de bank of de staat betaalt aan de banken?
De prijsafspraken behelzen:
Zijn er andere tegenprestaties?
In het contract met de banken zijn verschillende afspraken vastgelegd, bijvoorbeeld over aansprakelijkheid en vrijwaringen. Er zijn geen andere tegenprestaties afgesproken dan genoemd in het antwoord onder 4.
Kunt u precies aangeven of de banken nog andere mogelijkheden krijgen in het contract waarmee zij geld verdienen of kunnen verdienen aan de deal, zoals bijvoorbeeld een green shoe? Zo ja, kunt u de details daarvan verschaffen?
Er zijn geen mogelijkheden in het contract waarmee de zakenbanken geld kunnen verdienen aan de deal. Zie voor eventuele winsten behaald bij stabilisatie eveneens het antwoord op vraag 4.
Zijn er afspraken gemaakt over de toedeling van aandelen? Mogen banken impliciet of expliciet een tegenprestatie vragen voor deze toewijzing?2 Zo nee, hoe is dat dan gegarandeerd?
NLFI/de staat stelt de toedeling vast, in samenspraak met ABN AMRO. De toedeling van aandelen zal plaatsvinden met inachtneming van een aantal vooraf vastgelegde uitgangspunten en criteria. Daarbij is in beginsel de geboden prijs leidend, maar ook andere criteria, zoals de kwaliteit van de investeerder en het tonen van interesse in een vroeg stadium, kunnen worden meegewogen.
De zakenbanken mogen zich uiteraard niet bedienen van onrechtmatige praktijken. Als extra waarborg is in de overeenkomst vastgelegd dat de banken zich bij (het voorstel voor) de toedeling van aandelen niet mogen bedienen van oneigenlijke praktijken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een toewijzing die zou worden gedaan voor het bevorderen van ongerelateerde fees of een toewijzing die voorwaardelijk zou zijn aan toekomstige orders of te verlenen diensten.
Op welke wijze wordt bevorderd dat een deel van de aandelen onderhands geplaatst wordt, bijvoorbeeld bij institutionele partijen in Nederland?
De zakenbanken zullen in overleg met NLFI institutionele beleggers benaderen, waaronder institutionele beleggers in Nederland. Het plaatsen van de certificaten bij Nederlandse institutionele partijen zal echter geen doel op zich zijn.
Kritiek van de VN op Nederlands toezicht detentie |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kritiek VN op Nederlands toezicht detentie»1 en het bericht «Netherlands detention monitoring body needs more political support»2?
Ja.
Welke kritiek heeft de Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de VN (OHCHR) op het Nationaal Preventie Mechanisme (NPM)? In hoeverre komt de kritiek van de OHCHR overeen met de kritiek die de Nationale ombudsman eerder had op het NPM en in hoeverre wijkt die kritiek daarvan af?
In september 2010 heeft Nederland het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen Foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing geratificeerd. Hiermee heeft Nederland ingestemd met internationaal toezicht door het Subcomité van het Comité tegen Foltering (hierna: het Subcomité) en zich daarnaast verplicht om een Nationaal Preventief Mechanisme (NPM) aan te wijzen. Het NPM houdt toezicht op plaatsen van vrijheidsbeneming in Nederland en rapporteert daarover aan het Subcomité. Taak is voorts om de autoriteiten te adviseren over (bestaande en toekomstige) wetgeving. Van 28 juli tot en met 31 juli jongstleden heeft het Subcomité een adviserend bezoek gebracht aan het Nederlandse NPM. Het Subcomité zal haar bevindingen naar aanleiding van het bezoek neerleggen in een rapport dat in november a.s. formeel aan mij zal worden aangeboden. Ik wil niet vooruitlopen op de conclusies en aanbevelingen uit dit rapport. Na overhandiging zal ik het rapport, vergezeld van een beleidsreactie, aan uw Kamer te doen toekomen. In deze beleidsreactie zal ik tevens ingaan op bovenstaande vragen.
Deelt u de mening dat «political support and a solid legal base are required to enable the Dutch National Preventive Mechanism»? Zo ja, waarom en hoe gaat u aan hieraan tegemoet komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de inhoud van het rapport dat de UN Subcommittee on Prevention of Torture (SPT) aan de regering heeft overhandigd? Kunt u dit rapport voorzien van uw reactie en aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de kwaliteit en onafhankelijkheid van het toezicht op detentie boven alle twijfel verheven moet zijn? Zo ja, hoe beziet u dit in het kader van de kritiek die de zowel Nationale 0mbudsman als nu ook de VN hebben? Zo ja, bent u voornemens zich deze kritiek aan te trekken en met welke gevolgtrekkingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Shirtsponsoring van een betaald voetbalorganisatie door ggz-instelling Inter-psy |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Health i Port nieuwe partner FC Groningen»? Wat vindt u van deze nieuwe samenwerking?1
Ik heb het bericht ter kennisgeving aangenomen. Het is niet aan mij om een oordeel te hebben over een samenwerking tussen twee private partijen.
Kunt u aangeven welk bedrag ggz-instelling Inter-psy via Health i Port heeft neergeteld om shirtsponsor te worden van FC Groningen, en waar dit geld vandaan komt? Welke afspraken zijn er gemaakt over het bedrag dat Inter-Psy gedurende de overeenkomst uitgeeft aan deze voetbalclub? Kunt u de begrote bedragen inzichtelijk maken? Gaat het hier om geld dat bedoeld is voor behandeling van patiënten?
Ik ben geen partij in de afspraken tussen Health-i-port en FC Groningen. Het gaat hier om twee private partijen die een onderlinge relatie zijn aangegaan. Ik heb begrepen dat Health-i-port een platform is waar zo’n 25 partijen op het gebied van zorg, research en innovatie aan zijn verbonden. Zij betalen allemaal een bedrag per jaar aan lidmaatschap / partnerschap. Inter-Psy heeft als één van de leden ook zo’n lidmaatschapsbedrag betaald.
Heeft u ook de indruk dat deze nieuwe samenwerking meer op een mooie gelegenheid voor reclame en naamsbekendheid voor de ggz-instelling lijkt, dan een samenwerking in het belang van de ggz-patiënt? Vindt u het wenselijk dat ggz-instellingen reclame maken?
We hebben in ons land de Nederlandse Reclame Code. Iedereen die van mening is dat een reclame-uiting in strijd is met deze code, omdat de reclame bijvoorbeeld misleidend is of in strijd met de goede smaak en fatsoen, kan hierover een klacht indienen bij de Reclame Code Commissie. Als de Commissie een klacht gegrond verklaart en van mening is dat de omstandigheden van het geval dit rechtvaardigen, dan verspreidt de Commissie de uitspraak ook via een zogenaamde «alert». Op die manier wordt de uitspraak onder de aandacht gebracht van een breed publiek. Een onafhankelijke afdeling binnen de Stichting Reclame Code gaat bij een overtreding van de Nederlandse Reclame Code na of de betrokken adverteerder gevolg geeft aan de uitspraak.
Zorginstellingen zijn private partijen die zelf besluiten over hun eigen bedrijfsvoering. Ik heb hierin geen rol. In het AO GGZ heb ik wel aangegeven dat als opgeroepen zou worden tot onzinnige zorg of niet zuinige zorg, ik daar afstand van neem. Ik ben echter van mening dat dit hier niet aan de orde is. Er wordt hier geen concrete behandeling door een instelling aangeprezen. Health-i-port levert zelf geen zorg.
Deelt u voorts de mening dat zorggeld naar de zorg moet gaan, en niet naar het sponsoren van een voetbalclub of een andere sportclub? Zo ja, wat gaat u aan deze vorm van reclame doen?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat de reclamekosten die Inter-psy – via Healt i Port – maakt erg zuur zijn in tijden dat er wordt gesteld dat «de ggz te duur is»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoeveel meer ggz-patiënten denkt Inter-psy te kunnen «verwerven» met deze vorm van reclame maken?
Ik kan daar geen oordeel over geven. Zie antwoord op vraag 3 en 4.
Klopt het dat er van Inter-psy over 2014 geen wettelijk jaarverslag te vinden is op www.jaarverslagenzorg.nl? Zo ja, hoe kan dit?
Het klopt dat op www.jaarverslagenzorg.nl nog geen jaardocument 2014 van Inter-Psy te vinden is. Ik heb de ggz-sector namelijk tot 1 december 2015 uitstel verleend2 voor het deponeren van de jaarrekening 2014. Als deze is aangeleverd, zal het complete jaardocument van Inter-Psy worden gepubliceerd.
Is het waar dat de bestuurders in 2013 respectievelijk 205.000 euro, 184.889 euro en 87.500 euro (voor 7 maanden) via een managementfee hebben ontvangen? Is deze vorm van beloning toegestaan volgens de Wet toelating zorginstellingen en de Wet marktordening gezondheidszorg?2
De in vraag 8 genoemde bedragen worden in het jaarverslag omschreven als «brutoinkomen». Dit komt overeen met de betekenis van managementfee: de beloning van de bestuurder voor door hem verrichte werkzaamheden. De managementfee is dan ook bezoldiging in de zin van de Wet Normering Topinkomens (WNT). Hieraan staat de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi) niet in de weg. Op grond van de Wtzi is winstuitkering in geval van bepaalde typen zorgverlening, waaronder intramurale ZVW-zorg verboden. Managementfee en winstuitkering zijn niet hetzelfde.
Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) geldt voor de ggz-zorg tarief- en prestatieregulering. Dat betekent dat zorgaanbieders zoals Inter-Psy niet hogere tarieven mogen declareren dan de maximumtarieven die de NZa heeft vastgesteld.
Moet de beloning van de bestuurders via de «managementfee» gezien worden als een winstuitkering? Zo ja, mag dit voor ggz-instellingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt het dat Menzis, de grootste zorgverzekeraar in de regio Groningen, blij is met Inter-psy als redelijk nieuwe «marktpartij»? Accepteert de zorgverzekeraar dat geld, dat bedoeld is voor de behandeling van patiënten, uiteindelijk naar de shirtsponsoring van een betaald voetbalorganisatie gaat?
Het is aan verzekeraars om met zorginstellingen afspraken te maken over het leveren van zorg aan hun verzekerden die kwalitatief goed is tegen een goede prijs. Ik heb daarin geen rol.
Het bericht ‘Tabakslobby toch weer bij Van Rijn aan tafel’ |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kunt u aangeven dat er overleg is geweest, vlak voor het op 23 juni 2015 gehouden algemeen overleg over het tabaksontmoedigingsbeleid, tussen u en de tabakswinkeliers? Kunt u aangeven op welke datum het overleg tussen u en de tabakswinkeliers heeft plaatsgevonden, wie daar precies bij aanwezig waren, wat daar is besproken en welke afspraken zijn gemaakt?1
Naar aanleiding van de teleurstellende resultaten van het onderzoek naar de naleving van de leeftijdsgrens bij verkoop van alcohol en tabak aan jongeren onder de 18 jaar, heb ik op woensdag 17 juni 2015 gesprekken gevoerd met verstrekkers van zowel alcohol als tabak. Als belangrijkste verstrekkers van tabak waren de directeur van de brancheorganisatie voor levensmiddelen (CBL), de voorzitter en directeur van de tabaks- en gemaksdetailhandel (NSO) en vertegenwoordigers van enkele supermarktketens en de Koninklijke Horeca Nederland uitgenodigd voor dit gesprek. In dit overleg zijn de onderzoeksresultaten besproken en heb ik de verstrekkers gevraagd concrete maatregelen te nemen om de naleving van de leeftijdsgrens substantieel te verbeteren, voorzien van een duidelijk tijdpad. De betrokken organisaties hebben aangegeven hun verantwoordelijkheid daarvoor te willen nemen en op korte termijn met voorstellen te zullen komen. Hierover bestaat geen verschil van opvatting.
Klopt het dat er geen verslag van deze bijeenkomst is gemaakt? Zo ja, kunt u toelichten waarom er geen verslag van deze bijeenkomst is gemaakt, terwijl het volgens het internationale tabaksontmoedigingsverdrag FCTC van de Wereldgezondheidsorganisatie wel de afspraak is dat dit gebeurt? Waarom zou deze bijeenkomst buiten de gemaakte afspraken vallen?
De beginselen van de WHO richtlijn voor implementatie van artikel 5.3. van het FCTC-verdrag geven aan dat verdragspartijen verantwoordelijk en transparant dienen om te gaan met contacten met de tabaksindustrie.Direct na het overleg heb ik uw Kamer in de voortgangsbrief alcoholbeleid (Kamerstuk 27 565, nr. 135) geïnformeerd over het contact met de verkopers op het terrein van tabak en alcohol. In de brief heb ik ook toegelicht wat de aard en de uitkomst van het gesprek d.d. 17 juni 2015 waren. Vervolgens heb ik nogmaals tijdens het debat met uw Kamer op 23 juni 2015 nader toegelicht wat de strekking en de uitkomst van dit overleg waren.
Mocht er onverhoopt toch een verslag van de bijeenkomst beschikbaar zijn, kunt u dat dan zo spoedig mogelijk aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat het lijkt alsof ambtenaren van het Ministerie van VWS en vertegenwoordigers van de tabakslobby hele verschillende opvattingen hebben over wat er nou eigenlijk is besproken tijdens de bijeenkomst? Hoe verklaart u dit? Wie heeft er gelijk? Erkent u dat het, juist ook om dergelijke verschillen in interpretatie te voorkomen, belangrijk is dat er goede verslagen worden gemaakt van dergelijke bijeenkomsten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een uitputtend overzicht geven van de contacten die u en/of ambtenaren van het Ministerie van VWS het afgelopen jaar hebben gehad met de tabakslobby? Kunt u daarbij aangeven wanneer het overleg plaatsvond, waar het gesprek over ging en wie er bij het gesprek aanwezig waren? Zo nee, waarom kunt u dit overzicht niet geven?
Het afgelopen jaar heeft er geen overleg plaatsgevonden tussen ambtenaren van VWS en de tabaksindustrie. Vertegenwoordigers van de industrie hebben enkele malen telefonisch contact gezocht of schriftelijk om reactie gevraagd, hierbij zijn zij steeds verwezen naar openbare Kamerstukken en de implementatie van de Tabaksproductenrichtlijn.
Bent u het eens met de stelling dat het aantal contacten tussen u en/of ambtenaren van het Ministerie van VWS en vertegenwoordigers van de tabakslobby tot een absoluut minimum beperkt moeten worden? Zo ja, wat doet u al en/of wat gaat u doen om dit te realiseren? Zo nee, waarom bent u het niet met deze stelling eens?
Uitgangspunt voor het Ministerie van VWS is dat er terughoudend wordt omgegaan met de contacten met de tabaksindustrie en dat contact alleen gericht is op uitvoeringstechnische kwesties die rijzen bij vastgesteld beleid of vastgestelde regelgeving, waaronder publieke consultaties in het kader van nieuwe regelgeving. Dit contact vindt niet op reguliere basis plaats, maar slechts indien daar aanleiding toe bestaat. In dat geval wordt verantwoordelijk en transparant met deze contacten omgegaan.
Kunt u garanderen dat er vanaf nu, als er dan toch contacten zijn tussen u en/of ambtenaren van het Ministerie van VWS en vertegenwoordigers van de tabakslobby, van deze bijeenkomsten altijd openbare verslagen worden gemaakt? Zo nee, waarom legt u de afspraken die zijn gemaakt in het kader van het internationale tabaksontmoedigingsverdrag FCTC van de Wereldgezondheidsorganisatie naast u neer?
Zie antwoord vraag 6.
Het bewijs dat Turkije een nauwe band onderhield met Islamitische Staat |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de militaire operatie van Amerikaanse speciale eenheden waarbij een kopstuk van Islamitische Staat om het leven kwam en enorme hoeveelheden gegevensdragers in beslag werden genomen?1
Ja.
Kunt u de berichten bevestigen dat de in beslag genomen gegevensdragers onomstotelijk bewijzen dat de Turkse autoriteiten en Islamitische Staat een nauwe band met elkaar onderhielden, zoals wordt beweerd door een westerse overheidsfunctionaris?2 Zo nee, wilt u hierover nadere inlichtingen inwinnen?
Uiteraard volgt het kabinet de ontwikkeling en de berichtgeving over de strijd tegen ISIS nauwgezet. Nederland kan niet bevestigen dat Turkije steun levert aan jihadistische organisaties zoals ISIS. De Turkse autoriteiten hebben in het openbaar en in bilaterale contacten met Nederland gesteld dat ze zich grote zorgen maken over de Turkse binnenlandse veiligheid ten gevolge van de activiteiten van jihadistische groeperingen. Tegelijkertijd is de intensiteit van de aanpak van ISIS vergroot sinds de zelfmoordaanslag in Suruç. Zoals bekend is Turkije al langere tijd actief in de anti-ISIS coalitie. Turkije heeft ISIS ook al lange tijd geleden op de nationale terrorismelijst geplaatst, en het is samen met Nederland voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep in de anti-ISIS-coalitie.
Erkent u, gezien het feit dat steeds meer signalen wijzen op verschillende vormen van samenwerking tussen NAVO-«bondgenoot» Turkije en Islamitische Staat, dat het van cruciaal belang is dat hierover de onderste steen boven komt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u de Kamer informeren over het eindresultaat van het onderzoek naar de in beslag genomen gegevensdragers? Zo nee, waarom niet?
Het is niet waarschijnlijk dat informatie hierover openbaar gemaakt wordt of kan worden.
Deelt u de bewering dat Turkije op militair niveau samenwerkt met terreurorganisaties als Jabhat-al-Nusra en Ahrar al-Sham, die net als Islamitische Staat diverse gruwelijkheden op hun conto hebben staan? Zo nee, waarom niet?
Onder verwijzing naar de eerdere beantwoording van Kamervragen over de smokkel van wapens en munitie naar onder andere Jabhat al-Nusra via Turkije, en de brief die ik uw Kamer op 28 april jl. over hetzelfde onderwerp stuurde (Kamerstuk 27 925 nr. 535), kan nogmaals worden bevestigd dat het kabinet bekend is met de diverse berichten over vermeende steun via Turkije aan jihadistische organisaties. Echter, het kabinet kan niet bevestigen dat Turkije steun biedt aan jihadistische organisaties.
Wordt binnen de NAVO geaccepteerd dat lidstaten zaken doen met terreurorganisaties of activiteiten van terreurorganisaties of aanwezigheid van terroristen op hun grondgebied gedogen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom wordt Turkije dan niet per direct uit de NAVO gezet?
Zie antwoord vraag 2.
De storingen aan de Botlekbrug |
|
Barbara Visser (VVD), Duco Hoogland (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het oponthoud veroorzaakt door storingen aan de Botlekbrug?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het functioneren van de Botlekbrug? Wat was de afgesproken oplevertermijn van de brug?
Op 12 juli jl. is de nieuwe Botlekbrug in de richting Rotterdam opengesteld. De brug heeft de afgelopen weken een aantal storingen gekend die hinder voor het wegverkeer en het scheepvaartverkeer hebben opgeleverd. Ik vind dit heel vervelend. Direct na ingebruikneming van nieuwe complexe infrastructuur doen zich soms nog opstartproblemen voor. Het risico van opstartproblemen is vóór de openstelling gecommuniceerd. Het aantal storingen dat tot en met 16 augustus is opgetreden – 18 storingen op ca. 450 brugopeningen – vind ik echter te veel.
Contractueel is met de opdrachtnemer overeengekomen dat de zuidelijke verkeersas Botlekbrug (richting Rotterdam) uiterlijk op 30 augustus 2015 zou worden opengesteld. De complete infrastructuur A15 Maasvlakte-Vaanplein dient uiterlijk voor 31 december 2015 opgeleverd te worden.
Hoeveel mensen worden er dagelijks gedupeerd door het niet functioneren van de Botlekbrug? Wat betekent het niet functioneren van de brug voor de bevolking op Voorne-Putten en in Spijkenisse in het geval van calamiteiten? En wat betekent het niet functioneren van de brug voor ondernemers die gebruikmaken van de brug van en naar de Rotterdamse haven?
Bij benadering passeren circa 15.000 auto’s per dag de brug, waarvan ca. 600 vrachtauto’s die gevaarlijke stoffen vervoeren. Daarnaast varen er circa 35 schepen per dag onder de brug door, waarvoor de brug geopend moet worden.
Bij stremming van de brug kan het meeste wegverkeer gebruik maken van de Botlektunnel of de Spijkenisserbrug. Bij het vervoer van gevaarlijkstoffen moet worden omgereden via Goeree–Overflakkee, omdat gevaarlijke stoffen niet door de Botlektunnel vervoerd mogen worden.
Het niet functioneren van de nieuwe Botlekbrug richting Rotterdam hindert de bevolking van Voorne-Putte en betekent een langere reistijd. Er kan dan echter gebruik worden gemaakt van de Spijkenisserbrug, de Hartelbrug in combinatie met de Botlektunnel en de RET-metroverbinding met Rotterdam.
Voor de hulpdiensten zijn bij een storing aan de Botlekbrug nog de Spijkenisserbrug en de Botlektunnel beschikbaar.
Hoe beoordeelt u het handelen van Rijkswaterstaat (hierna RWS) sinds de opening op 12 juli 2015? Hoe beoordeelt u de uitspraken van RWS in het Algemeen Dagblad d.d. 16 juli 2015 in dezen: «Geef ons wat tijd», alsmede «Er is voldoende getest»? Op basis van welke gegevens concludeert RWS dat er voldoende getest is?2
De opdrachtnemer dient in alle fasen van het ontwerp en aanlegproces zelf aan te tonen dat aan de gestelde eisen wordt voldaan. Voor de uitvoering van het testprogramma zijn testprotocollen opgesteld. Zowel de losse componenten, de installaties en deelsystemen als het proces van openstelling in reguliere en bijzondere situaties worden getest. RWS toetst vervolgens of het testprogramma is uitgevoerd en of de bevindingen tot de nodige aanpassingen hebben geleid. Alle fasen zijn in dit geval aantoonbaar en met goed gevolg doorlopen. Op basis hiervan is geconcludeerd dat de brug kon worden opengesteld.
Ik ben van mening dat Rijkswaterstaat sinds de opening adequaat gehandeld heeft. Er is gehandeld volgens de afgesproken procedures. Er zijn regelscenario’s opgesteld en de hulpdiensten worden door de Botlektunnel geleid in geval van werkzaamheden of storingen aan de Botlekbrug. Verder zijn er 24 uur per dag en 7 dagen per week monteurs ter plekke, omdat de kans op opstartproblemen aanwezig is bij de openstelling van een dergelijk complex kunstwerk. Nadat de storingen optraden, zijn vervolgens aanvullende maatregelen getroffen en extra weginspecteurs ingezet. Dit neemt niet weg dat er ruimte voor verbetering is. Zo zal ik bijvoorbeeld nagaan of de informatievoorziening richting weggebruikers bij calamiteiten nog verder verbeterd kan worden.
Kunt u aangeven op welke wijze het testen van de brug heeft plaatsgevonden en welke storingen toen niet aan het licht zijn gekomen die zich op dit moment wel voordoen? Heeft u inzicht in de gemaakte kosten sinds 12 juli? Wie draait er financieel op voor alle reparatiekosten sinds 12 juli?
Zie antwoord vraag 4 voor een beschrijving van het testproces. In alle fasen zijn de relevante onderdelen en processen getest volgens de daarvoor geldende standaardprocedures.
Tijdens de testfase zijn storingen aan de werking van de afsluitbomen, de sensoren en de vergrendeling van de brug opgetreden. Er zijn daarop maatregelen getroffen en er is opnieuw getest. Uit die testen kwam het beeld naar voren dat de storingen definitief verholpen waren. Helaas zijn deze storingen na openstelling toch weer opgetreden.
Een goed doorlopen testfase geeft nog geen garantie dat er geen storingen optreden. Er is rekening gehouden met opstartproblemen. Het aantal storingen dat is opgetreden – 18 storingen op ca. 450 brugopeningen – vind ik echter te veel. Het testproces zal daarom nog worden geëvalueerd en de uitkomsten daarvan zullen worden meegenomen bij het vaststellen van testprotocollen voor soortgelijke objecten.
RWS heeft geen inzicht in de gemaakte kosten, omdat deze voor rekening van de opdrachtnemer zijn.
Kunt u aangeven of RWS na alle storingen aan de Botlekbrug nog steeds van mening is dat er voldoende is getest? Zijn de storingen nog steeds toe te schrijven aan zogenoemde kinderziektes of is er inmiddels een nieuwe oorzaak bekend? Hoe zijn kinderziektes te rijmen met de testperiode van twee maanden?
Zie antwoord vraag 5.
Is er mogelijk sprake van ontwerpfouten in de technische besturing van de brug? Zo ja, welke? Waren deze vooraf niet te voorzien?
Er zijn geen ontwerpfouten gebleken.
Wat gaat u op korte termijn doen om de storingen aan de Botlekbrug te voorkomen en te verhelpen? Hoeveel tijd is er nodig om een analyse van de problemen te maken en hoelang duurt het om de storingen duurzaam te verhelpen? Hoe gaat u de weggebruikers hierover informeren?
De opdrachtnemer heeft een aantal maatregelen getroffen: de slagbomen zijn onder meer opnieuw afgesteld, de sensoren zijn beschermd tegen invloeden van buiten en de samenhang tussen vergrendeling en de detectiesensoren is aangepast en wordt gemonitord. Deze maatregelen lijken effect te hebben.
Daarnaast zal de opdrachtnemer de aankomende weken nog een aantal andere maatregelen treffen om de betrouwbaarheid van de brug te vergroten.
In geval van storingen worden de weg- en vaarweggebruikers, zoals de standaardwerkwijze is, via de informatieborden boven de weg en via de verkeersinformatie op de hoogte gehouden, zodat zij tijdig een andere route kunnen kiezen. Op 12 augustus zijn de betrokken regionale overheden en enkele maatschappelijke organisaties tijdens een bijeenkomst geïnformeerd over de stand van zaken en de getroffen verbetermaatregelen.
Op welke wijze zorgt RWS ervoor dat storingen die zich nog voordoen, zo kort mogelijk van duur zijn? Is er nog steeds sprake van specialisten die 24 uur per etmaal klaar staan om de storingen snel te verhelpen, zoals RWS op 14 juli aangaf?3 Zijn er nog andere mogelijkheden om de duur van de storingen te bekorten en bent u bereid deze mogelijkheden te benutten?
RWS zorgt ervoor dat de storingen zo kort mogelijk van duur zijn door de aanwezigheid van specialisten en monteurs 24 uur per dag en door de brug zo nodig ter plaatse te bedienen. Als er nog andere mogelijkheden zijn om de storingsduur te bekorten, zullen deze mogelijkheden uiteraard worden benut.
Kunt u bevestigen dat de Botlekbrug deel uitmaakt van het publiek-private samenwerkingsproject A15 Maasvlakte-Vaanplein en daarmee deel uitmaakt van een DBFM-contract? Zo nee, kunt u dan aangeven op welke wijze de uitvoering van het project Botlekbrug is geregeld? Zo ja, welke invloed heeft de grote kostenoverschrijding van het gehele A15-project, waarvan de Botlekbrug een voorname is, op de kwaliteit van de brug in bouwkundig-, technisch-, mechanisch perspectief alsmede voor de kwaliteit van afwerking en functionaliteit van bediening? Betekent dit dan ook dat alle kosten sinds 12 juli ten behoeve van het repareren van de storingen en eventueel nog te maken kosten (zie vragen 7 en4 voor rekening van de opdrachtnemer komen? Zo nee, waarom niet? Is dit dan niet een omissie in het DBFM-contract?
De aanleg en het onderhoud van de Botlekbrug maken onderdeel uit van het DBFM-contract Maasvlakte-Vaanplein. Voor het Rijk zijn er geen kostenoverschrijdingen als het gevolg van het verhelpen van de storingen. De opdrachtnemer dient zich te houden aan de eisen die aan de brug volgens het contract zijn gesteld. Daar toets ik op.
Kunt u toelichten hoe de verantwoordelijkheden voor het dagelijkse functioneren van de brug belegd zijn? Wat is de rol van RWS en wat van het consortium? Welke partijen zijn betrokken bij het oplossen van de huidige problemen? Is dit naar uw oordeel de meest optimale constructie? Wie is er verantwoordelijk voor het verhelpen van de huidige storingen?
De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het onderhoud van de brug, inclusief het herstellen van alle storingen. RWS is opdrachtgever en verantwoordelijk voor de bediening van de brug.
De relatie tussen Turkije en ISIS |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Ben u bekend met het bericht «Turkey sends in jets as Syria’s agony spills over every border»?1
Ja.
Bent u bekend met de in dit bericht vervatte claim dat – na een operatie door Amerikaanse speciale eenheden waarbij de ISIS-functionaris Abu Sayyaf is gedood – bewijzen zijn gevonden die een rechtstreekse relatie veronderstellen tussen Turkije en ISIS? Hoe beoordeelt u deze vondsten in het licht van bondgenootschappelijke inspanningen om ISIS te verslaan? Welke gevolgen heeft dit voor de gemeenschappelijke aanpak en strategie in de strijd tegen ISIS?
Ja, ik ben bekend met het bericht uit The Guardian. Uiteraard volgt het kabinet de ontwikkeling en de berichtgeving over de strijd tegen ISIS nauwgezet. Nederland kan niet bevestigen dat Turkije steun levert aan jihadistische organisaties zoals ISIS. De Turkse autoriteiten hebben in het openbaar en in bilaterale contacten met Nederland gesteld dat ze zich grote zorgen maken over de Turkse binnenlandse veiligheid ten gevolge van de activiteiten van jihadistische groeperingen. Tegelijkertijd is de intensiteit van de aanpak van ISIS vergroot sinds de zelfmoordaanslag in Suruç. Zoals bekend is Turkije al langere tijd actief in de anti-ISIS coalitie. Turkije heeft ISIS ook al lange tijd geleden op de nationale terrorismelijst geplaatst, en het is samen met Nederland voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep in de anti-ISIS-coalitie.
Onderschrijft u de uitspraak van de in het artikel genoemde westerse overheidsfunctionaris, dat directe relaties tussen Turkse ambtenaren en hooggeplaatste ISIS-leden na het vinden van deze bewijzen «onloochenbaar» zijn? Blijft u na het zien van deze berichten bij uw eerdere uitspraken dat niet bevestigd kan worden dat Turkije steun levert aan jihadistische organisaties, waaronder ISIS? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe waardeert u recente Turkse (lucht)aanvallen op doelen van ISIS in het licht van deze onthullingen? Is volgens u sprake van een ontegenzeggelijke wijziging in de wijze waarop Turkije met ISIS omgaat na de aanslag in Suruç? Kunt u dit toelichten?
Het besluit om deze aanvallen uit te voeren lijkt vooral ingegeven door de dreigingsperceptie in Turkije na de zelfmoordaanslag in Suruç op 20 juli jl. Daarnaast vond diezelfde week in Zuid-Turkije een dodelijke beschieting plaats van een Turkse soldaat vanuit door ISIS gecontroleerd gebied. Zie verder het tweede deel van mijn antwoord op de vragen 2 en 3.
De civielrechtelijke regeling naar aanleiding van standrechtelijke executies in het voormalige Nederlands-Indië |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kunt u een overzicht geven van de huidige stand van zaken betreffende de behandeling van de claims van nabestaanden van slachtoffers van standrechtelijke executies in voormalig Nederlands-Indië?1
In onze brief van 29 juli 2014 (Kamerstuk 26 049, nr. 80) hebben wij u geïnformeerd over de voortgang van de behandeling van claims van weduwen onder de daartoe in de Staatscourant gepubliceerde bekendmaking. In deze brief meldden wij u dat 8 claims voldeden aan de voorwaarden voor toewijzing en dat de desbetreffende weduwen een vergoeding van € 20.000 is aangeboden. Sindsdien kon op basis van aanvullende informatie nog 1 claim worden ingewilligd. Daarnaast zijn 12 nieuwe claims ontvangen. Eén daarvan wordt nog bestudeerd, de overige voldoen op dit moment niet aan de voorwaarden.
Op welke wijze is in Indonesië in de afgelopen twee jaar bekendheid gegeven aan de civielrechtelijke regeling naar aanleiding van standrechtelijke executies in het voormalige Nederlands-Indië waartoe op 10 september 2013 is besloten?2 Kunt u in uw antwoord aangeven in hoeverre het waarschijnlijk is dat alle personen die mogelijk in aanmerking komen voor deze regeling, er ook van op de hoogte zijn?
De tekst van de regeling is, zoals gebruikelijk, in de Nederlandse Staatscourant gepubliceerd. De tekst is daarnaast op de website van de Nederlandse ambassade te Jakarta geplaatst in het Nederlands, Engels en Bahasa Indonesia. Op 13 september 2013 heeft de toenmalig Nederlandse ambassadeur ter plaatse in aanwezigheid van Indonesische, Nederlandse en internationale media publiekelijk excuses aangebonden voor standrechtelijke executies begaan door Nederlandse militairen in de periode 1945–1949 en daarbij ook gewezen op de mogelijkheid om onder de regeling schadevergoeding te vragen. Het is niet mogelijk in te schatten of alle personen op de hoogte zijn van het bestaan van de regeling.
Is het waar dat in het Nationaal Archief in Den Haag namenlijsten aanwezig zijn van in 1947 geëxecuteerde Indonesiërs inclusief getuigenverklaringen die mogelijk van invloed kunnen zijn op het toekennen van claims?3 Deelt u de opvatting dat het belangrijk is dat deze en vergelijkbare documenten snel beschikbaar komen aan de nabestaanden van de in de stukken genoemde slachtoffers van standrechtelijke executies? Indien neen, waarom niet?
In het Nationaal Archief bevinden zich verslagen van in 1949 gehouden verhoren met namen van mogelijke slachtoffers. Wij zijn met u van mening dat het belangrijk is dat deze documenten toegankelijk zijn voor de afdoening van schadeclaims. Deze zijn bij het Nationaal Archief beschikbaar. Documenten uit het Nationaal Archief worden door de Staat ook betrokken bij de beoordeling van de claims. Iedereen kan het Nationaal Archief verzoeken om inzage in relevante archiefstukken.
Bent u bereid de termijn voor indiening van een verzoek om schadevergoeding, die nu op 10 september 2015 afloopt, te verlengen? Indien neen, waarom niet?
Ja, wij hebben besloten de termijn voor indiening met twee jaar te verlengen. Naast publicatie van de verlenging in de Staatscourant en plaatsing op de website de Nederlandse ambassade te Jakarta, zullen wij in overleg met de ambassade bezien hoe hier in Indonesië nader bekendheid aan te geven.
Turkse bombardementen op Koerdische stellingen in Noord-Irak |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat Turkije herhaaldelijk bombardementen heeft uitgevoerd op Koerdische stellingen in Noord-Irak?1
Ja.
Klopt het dat de Turkse bombardementen op Koerdische stellingen veel zwaarder zijn dan de Turkse bombardementen op stellingen van de Islamitische Staat? Zo neen, welke bewijzen heeft u die dit weerspreken?
Turkije beschouwt, net als de EU, zowel ISIS als de PKK als terroristische organisaties die een directe bedreiging vormen voor de regionale en nationale veiligheid en stabiliteit. Het kabinet heeft niet de beschikking over de precieze cijfers met betrekking tot de aantallen dan wel de intensiteit van de aanvallen. Zie ook mijn antwoord op de vragen 3, 4 en 5.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Iraakse premier Haider al-Abadi de Turkse bombardementen in Noord-Irak beschouwt als een schending van de Iraakse soevereiniteit? Deelt u zijn mening? Zo neen, waarom niet?2
Turkije heeft in de NAVO gemeld dat het acties uitvoert tegen de PKK in reactie op de aanslagen door die groeperingen. Zoals Nederland ook in de Noord Atlantische Raad (NAR) van 28 juli jl. verklaarde, moeten maatregelen van Turkije tegen terroristische dreigingen, ook als die uitgaan van de PKK, proportioneel zijn. Verdere escalatie in de regio moet worden voorkomen. In de NAR heeft Nederland ook zijn bezorgdheid uitgesproken over een mogelijke escalatie van de situatie in de regio en heeft het Turkije en de betrokken Koerdische groeperingen opgeroepen het vredesproces te continueren en het staakt-het-vuren in acht te blijven nemen. Diverse bondgenoten hebben gelijkluidende oproepen aan Turkije gedaan.
Hebben de NAVO-landen tijdens het spoedberaad d.d. 28 juli 2015 expliciet hun steun verleend aan Turkije om luchtaanvallen uit te voeren boven Noord-Irak?
Zie antwoord vraag 3.
Vallen de Turkse luchtaanvallen in Noord-Irak onder het zelfverdedigingsrecht van Turkije? Zo ja, welke bepalingen uit het internationale recht ondersteunen het Turkse handelen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de NAVO-landen met hun politieke steun aan Turkije in de strijd tegen «terrorisme», Turkije een blanco cheque hebben gegeven om de Koerden een flink pak slaag te geven?
Turkije is een NAVO-bondgenoot. Wij verwijzen verder naar de brief aan uw Kamer met het verslag van de bijeenkomst van de Noord Atlantische Raad op 28 juli jl.
Laat u het NAVO-bondgenootschap nog langer gijzelen door de islamitische agenda en binnenlandse machtsspelletjes van kalief Erdogan? Zo neen, wilt u er dan alles aan doen om Turkije uit de NAVO te zetten?
Zie antwoord vraag 6.
De acties van Franse boeren |
|
Barbara Visser (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de volgende berichten: «Dijksma noemt leeghalen vrachtwagens Frankrijk onacceptabel»1, «Kabinet hekelt agressieve acties Franse boeren»2, «Alle kritiek ten spijt blijft Frankrijk vierkant achter zijn boeren staan»3 en «Franse boeren kondigen nieuwe acties voor morgen aan»4?
Ja.
Wat vindt u van het feit dat Franse boeren ook deze week weer wegen blokkeren en daarmee het (vracht)verkeer ernstige schade doen toekomen?
Wij keuren deze acties af. Net als de Spaanse regering heeft ook Nederland geprotesteerd. De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft al op 29 juli jl. een brief gestuurd aan de Franse Minister van Landbouw. Ook bij de Europese Commissie zijn onze zorgen met een afschrift van die brief onder de aandacht gebracht. In de brief is aangegeven dat er weliswaar begrip is voor het ongenoegen van de Franse boeren, maar dat acties die het vrije verkeer van personen en goederen ondermijnen, hard moeten worden aangepakt. Daarnaast staat in de brief dat Nederland ervan uitgaat dat de Franse overheid er alles aan doet om dat soort acties te voorkomen.
Ook de Europese Commissie heeft de Franse overheid gewezen op haar verantwoordelijkheid om te zorgen dat het vrije verkeer van goederen op het Franse grondgebied gewaarborgd wordt. De wijze waarop waarborging plaatsvindt, is een interne aangelegenheid van Frankrijk.
Tijdens de extra Landbouwraad van 7 september a.s. zal de marktsituatie besproken worden. Nederland zal daar zeker ook de negatieve effecten van de acties van de Franse boeren aan de orde stellen.
Welke mogelijkheden zijn er, met het oog op het feit dat er voor de komende weken verdere acties zijn aangekondigd, om uw Franse collegae aan te spreken op de hinder van het vrije Europese verkeer, het saboteren en beroven van Nederlandse vervoerders en chauffeurs, het totaal onnodig treffen van Nederlandse automobilisten op weg naar hun vakantiebestemming en de daarmee ontstane schadepost voor chauffeurs en vervoerders? Bent u bereid om het voorbeeld van de Spaanse regering te volgen, die officieel tegen de plundering heeft geprotesteerd bij de Franse autoriteiten en de Europese Commissie om opheldering heeft gevraagd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de schrijnende voorbeelden van Nederlandse ondernemers waarvan de voertuigen worden geblokkeerd, doorzocht, gesaboteerd en leeggeroofd? Bent u bekend met de voorbeelden van chauffeurs die enkele honderden meters voor de plaats van bestemming hun vrachtwagens leeggetrokken zien worden en het kostbare vlees op de weg zien belanden? Deelt u de mening dat het onbestaanbaar is dat de Franse politie in deze gevallen toekijkt en niet in actie komt? Vindt u het acceptabel dat het erop lijkt dat de Franse politie dit niet lijkt te willen aanmerken als strafbare feiten? Gaat u uw Franse ambtsgenoten hierop aanspreken?
Onze ambassade in Parijs heeft hierover voortdurend contact met Transport en Logistiek Nederland. Tot nu toe zijn er twee meldingen van ernstige voorvallen waarbij lading uit vrachtwagens is gehaald. In beide gevallen is proces-verbaal opgemaakt door de Franse politie. Zie verder het antwoord op vragen 2, 3 en 5.
Klopt het dat u tijdens de extra vergadering van de Landbouw- en Visserijraad in Brussel op 7 september aandacht zal vragen voor de staking en acties van de Franse boeren?5 Vindt u het verdedigbaar om dit pas in september aan de orde te stellen? Welke stappen heeft u inmiddels richting de Franse overheid en Brussel gezet en welke stappen gaat u de komende weken zetten om een einde te maken aan de stakingen en acties die het Nederlandse bedrijfsleven schade berokkenen?
Zie antwoord vraag 2.
Is inmiddels bekend hoeveel schade er door deze onverteerbare sabotageacties voor Nederlandse chauffeurs, vervoerders en landbouwproducenten is ontstaan? Bent u bereid om de schade die voor het Nederlandse bedrijfsleven is ontstaan tijdens de extra vergadering op 7 september in te brengen en/of de ontstane schadepost in de vorm van een rekening neer te leggen bij de Franse regering? Zo nee, waarom niet?
Het is niet bekend hoeveel schade tot nog toe precies is ontstaan. Naast de schade in de gevallen die aangeduid zijn bij vraag 4, ontstaat ook schade door vertragingen. Voor gedupeerden staat de civielrechtelijke weg open om schade te verhalen. Daar is in het verleden ook gebruik van gemaakt. De Nederlandse overheid is hierin geen partij.
Wat vindt u van de houding van de Franse boeren, die jarenlang geprofiteerd te hebben van de interne markt in Europa en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, maar nu het tegenzit hun eigen eisen stellen zoals een vorm van boycot van Europese goederen en het maken van prijsafspraken? Past dit volgens u binnen de Europese afspraken over een interne markt? Zo nee, welke stappen gaat u zetten?
De regering heeft protest aangetekend tegen de consequenties van de acties van de Franse boeren. Wel is het begrijpelijk dat er zorgen leven bij de boeren over de huidige marktomstandigheden. In de zuivelsector bijvoorbeeld, is er na een aantal gunstige jaren nu als gevolg van een achterblijvende vraag en toegenomen productie sprake van tegenvallende prijsontwikkelingen op de Europese en internationale zuivelmarkt. De verwachtingen voor de lange termijn zijn echter nog steeds positief. Het afschaffen van het systeem van melkquotering past bij het streven naar deregulering en meer marktwerking. De zuivelsector zal daarop moeten inspelen, zowel in Frankrijk als in heel Europa. Het terugvallen op oude instrumenten zal de sector niet helpen om concurrerender te worden.
Kunt u aangeven in hoeverre er, bij de door de Franse overheid voorgestelde maatregelen, sprake is van staatssteun, die leidt tot oneerlijke concurrentie? Indien daar sprake van is, welke stappen gaat u zetten? In hoeverre is er sprake van marktverstoring? Indien daar sprake van is, welke stappen gaat u zetten?
Op dit moment wordt door de Europese Commissie bekeken of de door de Franse overheid voorgestelde maatregelen niet op gespannen voet staan met de EU-regels voor staatssteun. Het is in eerste instantie aan de Europese Commissie om op te treden indien sprake is van marktverstoring.
Wat vindt u van de oproep van de Franse regering om de voorkeur te geven aan Frans vlees? Gaat u hier actie op ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Wij zijn van mening dat regeringen geen oproepen moeten doen die het principe van het vrije verkeer van goederen en de werking van de interne markt in de weg staan. Met betrekking tot de Nederlandse opstelling in de Landbouwraad van 7 september a.s. verwijzen wij naar de geannoteerde agenda van deze Raad die uw Kamer nog zal ontvangen.
Bent u bereid om, gelet op deze onverantwoorde, onbezonnen acties, om redenen waar de Nederlandse transportsector niets mee te maken heeft, uw Europese collegae op te roepen om binnen de Europese verordening inzake rij- en rusttijden ruimte te bieden om af te wijken van de normale regels inzake rij- en rusttijden? Deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat chauffeurs, vervoerders en landbouwproducenten nog meer gedupeerd raken door onnodige boetes door een conflict waar ze part nog deel aan hebben? Gaat u dit onder de aandacht brengen van de inspecties van de verschillende Europese lidstaten?
De Europese verordening biedt ruimte voor uitzonderlijke situaties, waarbij kan worden afgeweken van de normale rij- en rusttijden. Onverwachte situaties zoals een (onverwachte) staking kunnen gezien worden als zo’n uitzonderlijke situatie. Het kabinet acht het van belang dat de inspecties van de verschillende landen daar oog voor hebben. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft over deze mogelijkheid om af te wijken van de normale rij- en rusttijden al contact gehad met de Europese Commissie en met haar Franse collega.
Bent u bekend met het bericht «Ook Belgische boeren gaan de barricaden op», waaruit blijkt dat inmiddels een Vlaamse vakbond van melkveehouders ook harde acties heeft aangekondigd, zoals wegblokkades, vergelijkbaar met die van de Franse boeren, als er geen kostendekkende minimumprijzen worden afgesproken?6 Zo ja, bent u bereid om ook hier tegen actie te ondernemen?
Ja. Mochten zich in België situaties voordoen zoals in Frankrijk, dan zullen wij overeenkomstig reageren.
Het schrappen van een boete voor ‘illegaal’ werk door de rechtbank Breda |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Boete voor «illegaal» werk geschrapt»?1
Ja.
Welke consequenties kan deze uitspraak hebben voor de Nederlandse staat?
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft geoordeeld dat de Nederlandse staat gedurende het overgangsregime onterecht tewerkstellingsvergunningen heeft verlangd voor Bulgaren en Roemenen. Aan deze uitspraak ligt een interpretatie van een aantal verdragen ten grondslag die ik niet deel. Ik heb dan ook hoger beroep ingesteld tegen de voornoemde uitspraak. Daarnaast is deze rechtsvraag inmiddels ook opgekomen in een aantal reeds lopende procedures bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarin heb ik een vergelijkbaar verweer gevoerd. Om die reden is op afzienbare termijn een uitspraak van de hoogste bestuursrechter voorzienbaar. De consequenties voor de overige nog lopende boetezaken zullen alsdan worden bezien.
Deelt u de opvatting dat een verdrag met een zogenaamd «derde land» niet ten koste mag gaan van uniforme afspraken binnen de EU en Nederland dan ook gebruik moet kunnen maken van overgangsregelingen, zoals vastgelegd in de EU-toetredingsverdragen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat het Nederlandse kabinet ten opzichte van Bulgarije en Roemenië een overgangsregime ten aanzien van het vrije werknemersverkeer mocht voeren en een tewerkstellingsvergunning mocht eisen. Hetzelfde geldt ten aanzien van de huidige overgangsmaatregelen ten opzichte van Kroatië. Een dergelijk overgangsregime is noodzakelijk ter bescherming van de Nederlandse arbeidsmarkt. Gezien de hoge werkloosheid moeten we waar mogelijk het binnenlands arbeidspotentieel inzetten.
In deze opvatting vind ik mij gesteund door de Europese Commissie die lidstaten de mogelijkheid geeft overgangsmaatregelen toe te passen voor toegetreden lidstaten.
Het overgangsregime dat is ingesteld voor Bulgaren, Roemenen en Kroaten heeft altijd beoogd de toetreding tot de arbeidsmarkt gedurende enige jaren te beperken. Het overgangsregime biedt aldus de oude EU-staten de mogelijkheid het vrij werknemersverkeer tijdelijk op te schorten.
Bent u het er mee eens dat het niet kunnen stellen van voorwaarden om te mogen werken in Nederland, als EU-lidstaat, marktverstorend werkt en de strijd tegen uitbuiting, oneerlijke concurrentie en arbeidsmarktverdringing in Nederland aantast? Zo nee, waarom niet?
Ja. In mijn brief aan uw Kamer van 11 juni 2015 (2015Z10941) heb ik aangegeven dat er op dit moment een aantal redenen zijn om de hierboven genoemde voorwaarden om in Nederland te mogen werken nog steeds te stellen.2 In de eerste plaats is de werkloosheid in Nederland nog steeds hoog. Het blijft daarom van belang om zoveel mogelijk binnenlands arbeidspotentieel te benutten. Daarnaast is er, mede vanwege de toegenomen migratie uit landen in Midden- en Oost-Europa, sprake van een toegenomen druk op arbeidsvoorwaarden. Hoewel Nederland een groot voorstander is van het vrij verkeer van werknemers, moeten we ook oog blijven houden voor de negatieve gevolgen daarvan. Deze gevolgen uiten zich voornamelijk in de vorm van oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden, onderbetaling en in sommige gevallen uitbuiting van mobiele EU-werknemers.
Bent u bereid, indien in hoogste instantie de uitspraak negatief uitpakt voor de Nederlandse staat, alternatieve mogelijkheden in te zetten om bijvoorbeeld uitbuiting en oneerlijke concurrentie op de Nederlandse arbeidsmarkt te voorkomen? Zo ja, welke mogelijkheden stelt u voor en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. Overgangsregimes zijn maar een beperkt onderdeel van een veel breder palet ter bescherming van de arbeidsmarkt en werknemers.
Zo is, om uitbuiting en oneerlijke concurrentie op de Nederlandse arbeidsmarkt te voorkomen, in april 2013 het actieplan aanpak schijnconstructies geïntroduceerd. Via dit actieplan heeft het kabinet de afgelopen jaren stappen gezet om oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegen te gaan. Via handhaving, voorlichting, (internationale) samenwerking en wetgeving wordt gewerkt aan het tegengaan van fraude en onwenselijke constructies. De Wet aanpak schijnconstructies, die hier een bijdrage aan levert, is op 1 juli jongstleden gedeeltelijk inwerking getreden.
Daarnaast zet het kabinet in op een fundamentele herziening van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML). Tegelijk met de invoering van het vrije werknemersverkeer in 2007 is de bestuursrechterlijke handhaving van de WML ingevoerd en is de doelstelling van de WML feitelijk uitgebreid met het voorkomen van concurrentie op arbeidsvoorwaarden en verdringing. Hoewel een aantal maatregelen ter bevordering van de handhaving van de WML zijn meegenomen in de Wet aanpak schijnconstructies, zal een herziening van de WML nodig zijn om actueel te blijven in de strijd tegen uitbuiting en oneerlijke concurrentie op de Nederlandse arbeidsmarkt.
Op Europees niveau is er de discussie omtrent de aanpassing van de detacheringsrichtlijn. Deze richtlijn biedt het kader voor de arbeidsvoorwaarden die van toepassing zijn bij grensoverschrijdende arbeid. Het voorstel is om deze richtlijn aan te passen met als doel dat voor iedereen in Europa duidelijk wordt welke arbeidsvoorwaarden er bij detachering moeten worden gehanteerd. Instrumenten voor de handhaving van deze richtlijn worden gegeven in de handhavingsrichtlijn. Laatstgenoemde richtlijn moet voor 18 juni 2016 geïmplementeerd zijn.
Ten slotte zet Nederland op Europees niveau in op het bestrijden van zwart werken. De oprichting van het Europese platform zwartwerk is hier een voorbeeld van. Dit platform gaat niet alleen de strijd aan tegen zwart werk, maar zal zich ook richten op het bestrijden van schijnconstructies in het algemeen.
Het bericht dat er asbest is vrijgekomen bij brand in een schoolgebouw |
|
Eric Smaling |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Grote brand in scholencomplex Rijswijk», waaruit blijkt dat er asbest is vrijgekomen midden in een woonwijk?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van de GGD en gemeente dat er geen reden tot zorg is?2
De gemeente Rijswijk is verantwoordelijk voor de bestrijding van de brand en het afhandelen van het incident. Het aangehaalde mediabericht stelt dat de gemeente en de GGD melden dat de brand weliswaar «flink wat asbest heeft verspreid in de omgeving, maar dat de hoeveelheden asbest waar Rijswijkers aan zijn blootgesteld, niet zorgwekkend zijn.» De gemeente Rijswijk heeft aangegeven dat er bij metingen geen asbestvezels zijn aangetroffen in de lucht. Er zijn wel stukken asbest aangetroffen op de grond.
Hoe verhoudt de conclusie van de GGD zich tot het feit dat de brandweer op dat moment nog druk was met het verrichten van metingen om de hoeveelheid vrijgekomen asbest vast te stellen? Deelt u de mening dat het hier wellicht een voorbarige conclusie betrof?
De gemeente heeft aangegeven dat tijdens de brand metingen zijn uitgevoerd. Uit die metingen kwam naar voren dat er tijdens de brand geen asbest is aangetroffen in de lucht. Dit was voorafgaand aan de persconferentie reeds bekend. Tijdens de persconferentie is daarom aangegeven dat er zich geen asbestdeeltjes in de lucht bevonden. De geconstateerde asbest betrof stukken asbest op de grond. Op het moment van de persconferentie moest een deel van de omgeving nog geïnspecteerd worden op de aanwezigheid van asbest op de grond.
Is bekend in hoeverre een storm zoals op 25 juli jl. ervoor zorgt dat de asbestdeeltjes zich verspreiden over een groter gebied dan de directe omgeving van de school? Brengt dit mogelijke gezondheidsrisico’s met zich mee voor dit grotere gebied?
De gemeente Rijswijk heeft aangegeven dat het ging om grote stukken op de grond. De gemeente heeft het opruimen van deze stukken, vanwege de storm van 25 juli 2015, prioriteit gegeven. Metingen na de storm hebben uitgewezen dat er geen verdere verspreiding van asbest heeft plaatsgevonden.
Heeft op de betrokken school asbestcontrole plaatsgevonden? Zo ja, was de aanwezigheid van asbest bekend en welke maatregelen zijn genomen om risico’s uit te sluiten? Zo nee, waarom niet?
De gemeente Rijswijk geeft aan dat op de betreffende scholen een asbestinventarisatie is uitgevoerd. De aanwezigheid van asbest was dan ook bekend. De niet hechtgebonden asbestdelen zijn daarop verwijderd en de toegang tot de kruipruimte is afgesloten, dit om mogelijke blootstelling aan asbest te voorkomen.
Staat u nog steeds achter uw eerdere uitspraak, gedaan bij de beantwoording van eerdere vragen, dat een verplichte asbestinventarisatie van scholen niet noodzakelijk is?3 Kunt u uw antwoord toelichten?
Er geldt reeds een inventarisatieplicht bij het voornemen tot verbouwen of sloop. Er mag niet gerenoveerd, verbouwd of gesloopt worden zonder dat er eerst gekeken wordt naar de aanwezigheid van asbest. In 2011 is een specifieke stimuleringsactie voor scholen gestart, die tot op heden goed verloopt. Het aantal scholen dat een asbestinventarisatie heeft laten uitvoeren, neemt toe. Scholen doen dit zonder wettelijke verplichting maar vanwege een intrinsieke motivatie om gezondheidsrisico’s voor leerlingen, ouders en personeel te voorkomen. Scholen worden blijvend geïnformeerd en gestimuleerd om hun verantwoordelijkheid te nemen.
Staat u nog steeds achter uw eerdere uitspraak, gedaan bij de beantwoording van eerdere vragen, dat er geen reden is Nederland zo snel mogelijk systematisch asbestvrij te maken?4 Kunt u uw antwoord toelichten?
In eerdere beantwoording heb ik niet zozeer gesteld dat er geen reden is Nederland zo snel mogelijk systematisch asbestvrij te maken, maar aangegeven dat dit bereikt kan worden door middel van het risicogerichte beleid van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Dit beleid is er op gericht om mens en milieu te beschermen tegen de gevaren van blootstelling aan asbestvezels.
Dit beleid richt zich op drie hoofdlijnen:
Schendingen van het oorlogsrecht sinds de uitbraak van het gewapende conflict in Jemen |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Yemen: Coalition strikes on residence apparent war crime»1, waarin Human Rights Watch verslag doet van oorlogsmisdaden sinds de uitbraak van het gewapende conflict in maart dit jaar in Jemen?
Ja.
Deelt u de zorgen van deze mensenrechtenorganisatie over schendingen van het oorlogsrecht door de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië en andere partijen in Jemen? Welk beeld heeft u van oorlogsmisdaden die tot op heden zijn begaan?
Het kabinet vindt de bevindingen in de rapportage van HRW bijzonder zorgelijk. Onderzoek van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten onderschrijft dat er steeds meer signalen zijn dat alle partijen in het conflict het humanitair oorlogsrecht schenden. Het zou hierbij onder andere gaan om het aanvallen van ziekenhuizen en scholen, het gebruik van kindsoldaten en het uitvoeren van bombardementen die niet aan het beginsel van proportionaliteit voldoen.
Steunt u de oproep van Human Rights Watch dat de Mensenrechtenraad van de VN een resolutie zou moeten aannemen zodat een internationale commissie onderzoek kan doen naar alle vermeende schendingen van het oorlogsrecht sinds de uitbraak van het gewapende conflict? Indien neen, waarom niet? Indien ja, welke actie zal Nederland, als huidig lid van de Mensenrechtenraad, hiertoe nemen?
De verantwoordelijkheid voor het onderzoeken van vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht ligt in eerste instantie bij de conflictpartijen zelf. Nederland steunt daarom de oproep van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN van 7 juli jl. aan alle partijen om burgers te beschermen en het humanitair oorlogsrecht te respecteren.
Op dit moment wordt er in Genève op initiatief van Nederland gewerkt aan een nieuwe mensenrechtenresolutie over Jemen die in september door de Mensenrechtenraad moet worden vastgesteld. Al vijf jaar schrijft Nederland, samen met Jemen, een consensus resolutie over de mensenrechtensituatie in Jemen. Deze resolutie bevat het mandaat voor een jaarlijks rapport van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten. Indien de conflictpartijen het nalaten om vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht te onderzoeken, zal het Kabinet in deze context de mogelijkheid van een internationale onderzoekscommissie verkennen.
Het energielabel van woningen dat volgens makelaars niet werkt |
|
Eric Smaling |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Makelaars: energielabel woningen werkt niet»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de visie van de brancheorganisatie voor makelaars? Deelt u deze visie? Bent u met de organisatie in gesprek?
Ja, ik ben op de hoogte van de visie van VBO Makelaar zoals beschreven in het artikel. Ik deel deze visie niet. Voor de uitrol van het voorlopig en het definitief energielabel heb ik intensief contact gehad de brancheorganisaties: naast VBO Makelaar zijn dat NVM, VastgoedPRO en NVR. Dit heeft onder andere geresulteerd in een gezamenlijke brief van de voorzitters van deze organisaties en mijzelf die in december 2014 is gestuurd naar alle makelaars die zijn aangesloten bij deze branches. Ook na de uitrol van het voorlopig energielabel ben ik met branches van de makelaars in gesprek gebleven over de voortgang van de invoering van het energielabel. In tegenstelling tot VBO Makelaar meldt NVM onder andere in haar meest recente kwartaalpersbericht dat de nieuwe systematiek steeds beter werkt. Op de woningwebsite Funda verschijnen steeds meer definitieve energielabels bij het actuele aanbod van te koop en te huur staande woningen, zelfs vooruitlopend op het moment van de formele verplichting (de overdracht). Hierdoor kunnen potentiële kopers deze informatie betrekken bij hun afwegingen. NVM geeft hierbij aan dat «het allerbelangrijkste het feit is dat het nieuwe systeem nu juist veel eenvoudiger is geworden in vergelijking met het oude, ingewikkelder energielabel. Ook het gegeven dat het nieuwe energielabel veel goedkoper is draagt bij aan het draagvlak en de acceptatie. Er is nog wel sprake van resterende negatieve beeldvorming als gevolg van de problemen rond het vroegere energielabel, maar de nieuwe systematiek heeft al snel terrein gewonnen».
Wist u dat de helft van de makelaars stelt dat het voor consumenten onduidelijk is hoe ze een definitief energielabel moeten aanmaken? Hoe is dit te verbeteren? Gaat u dat ook doen?
Ik herken het beeld niet dat het voor consumenten onduidelijk is hoe ze een definitief energielabel moeten aanmaken. Uit de laatste cijfers blijkt dat 77% van de woningen tijdens de transactie een energielabel had (juni 2015). Uit het onderzoek naar de effecten van de energielabels, waarvan ik de resultaten in mijn brief van 18 mei 20152 met de Tweede Kamer heb gedeeld, blijkt dat de brief en de folder die begin dit jaar zijn verstuurd een hoog bereik hebben gehad en dat het omzetten naar een definitief energielabel door woningeigenaren gemakkelijk wordt gevonden. NVM geeft ook aan dat «zij het beeld niet herkent dat er alom onduidelijkheid zou heersen onder makelaars en consumenten». Volgens NVM helpen veel makelaars hun klanten actief met het definitief maken en registreren van het energielabel en is het aantal vragen bij de NVM afdeling Consumentenvoorlichting sterk afgenomen. Vereniging Eigen Huis geeft aan dat de 78 vragen en opmerkingen die zij in de periode 1 juni tot en met half juli 2015 hebben gekregen over het energielabel niet veel te vinden op een totaal ledenbestand van ruim 700.000. Uiteraard monitor ik waar het systeem nog kan worden verbeterd.
Wordt u verdrietig van de bewering In het artikel dat het nieuwe energielabel niet leidt tot energiebesparende maatregelen, en dat potentiële kopers het energielabel niet meewegen bij de koopbeslissing? Zo nee, wat wordt u er dan van? Zo ja, wat gaat u er aan doen?
Ik vind signalen uit het veld belangrijk. De achterban van VBO Makelaar schetst een erg negatief beeld. Uit het eerdergenoemde onderzoek naar de effecten van het energielabel blijkt dat een derde van de huiseigenaren en een vijfde van de huisverkopers van plan is om energiebesparende maatregelen te nemen, met name om geld te besparen op de energierekening. De beweringen in het artikel geven mij geen aanleiding tot wijziging van de ingezette koers rond het energielabel.
Is het waar dat het Nationaal Energiebespaarfonds slecht wordt benut? Hoe verhoudt die benutting zich tot de beschikbaarheid van middelen?
Het Nationaal Energiebespaarfonds wordt sinds begin 2015 steeds beter benut. In 2014 is in totaal 6,3 miljoen euro aan leningen uitgegeven. In de eerste helft van 2015 is voor ruim 14 miljoen euro aan leningen aangevraagd. Daarvan was in juni 2015 inmiddels 7 miljoen euro aan leningen uitgekeerd. De verwachting is dat het Nationaal Energiebespaarfonds in heel 2015 ongeveer 30 miljoen euro aan leningen uit kan geven. De benutting van het fonds is in verhouding tot de beschikbare middelen in orde, maar de ambities liggen hoger. Daarbij geldt dat het Nationaal Energiebespaarfonds nog steeds in ontwikkeling is. Sinds juni 2015 biedt het fonds ook leningen voor energiebesparing aan verenigingen van eigenaren (VvE's). Daarnaast wordt de samenwerking met andere overheden en marktpartijen steeds beter.
Is het energielabel volgens u nog steeds ten prooi aan «kinderziektes», of is de invoering teveel haastwerk geweest omdat het moest van Europa waardoor een kans is verkeken de consument de juiste prikkels te geven energie te besparen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. In het dertigledendebat met uw kamer van 21 mei 2015 en in mijn brief van 2 juli 20153 heb ik u geïnformeerd over de voortgang van het energielabel voor woningen. Inmiddels zijn de belangrijkste verbeteringen in de webtool doorgevoerd. Uiteraard monitor ik intensief de voortgang en zal ik indien nodig op problemen inspelen.
Doet de DigiD-aanvraag mensen, vanwege de omslachtigheid en noodzaak om weer ergens geregistreerd te staan, afhaken? Hoeveel mensen hebben inmiddels een definitief label sinds 9 januari 2015?
Sinds begin dit jaar zijn er 186.429 energielabels verstrekt aan woningeigenaren die via de webtool www.energielabelvoorwoningen.nl een energielabel hebben aangevraagd. Het Rijk wil bij voorkeur digitaal communiceren, met als doel om papier en kosten te besparen. Het is echter niet zo dat het Rijk hierbij geen rekening houdt met mensen, die niet over een internetverbinding beschikken of om andere redenen het energielabel niet online kunnen aanvragen. Deze mensen kunnen alsnog via een zogenaamde papieren route een energielabel aanvragen. De formulieren hiervoor zijn aan te vragen bij de Helpdesk Energielabel.
Zijn de problemen welke zijn opgetreden bij de verzending van de brieven2 met het voorlopig energielabel inmiddels opgelost? Is er een oplossing gevonden voor de actualisering van het woonadres in de BRK (Basisregistratie Kadaster) indien een BSN-nummer van de woningeigenaar ontbreekt? Bij hoeveel woningadressen ontbreekt/ontbrak een dergelijke actualisatie?
Ik heb begin dit jaar een aantal problemen geconstateerd met het verzenden van het voorlopig energielabel. Inmiddels heeft bijna elke woningeigenaar een voorlopig energielabel ontvangen. De laatste 1.500 brieven zijn verstuurd naar mensen die deze niet hadden ontvangen en hier om hadden gevraagd. Tevens wordt door de Helpdesk Energielabel verwezen naar de website www.zoekuwenergielabel.nl, waarop de voorlopige energielabels per adres zijn te vinden.
Daarnaast heb ik geconstateerd dat in sommige gevallen het BSN-nummer van de woningeigenaar ontbreekt, waardoor de woningeigenaar geen energielabel kon aanvragen. Hiervoor is in de webtool een speciale koppeling gemaakt. Deze maakt het mogelijk om de woning alsnog te koppelen door het uploaden van documenten waaruit blijkt dat de bewoner van de woning daadwerkelijk de eigenaar is (bijvoorbeeld middels een Akte van levering, een Hypotheekakte, een Kadastraal bericht, een Verklaring van Erfrecht, een Testament of een Akte van kwijting).
Van naar schatting zo’n 400.000 tot 500.000 woningeigenaren is het BSN-nummer niet beschikbaar. Deze woningeigenaren kunnen via de genoemde koppeling alsnog een energielabel registreren. Verder zal ik komend half jaar benutten om in overleg met de betrokken instanties te bezien of het aantal gevallen zoals hierboven aangegeven kan worden verminderd.
Meetgegevens op het Nederlandse olie-en gasportaal |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Agnes Mulder (CDA), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat bij het veld Rossum-Weerselo-2 in oktober 2014 de in het wetenschappelijke onderzoek in Science genoemde kritische grens van 300.000 barrels injectie per maand overschreden is bij put ROW-2 en dat daar 60.407 m3 ofwel 379.918 barrels afvalwater geïnjecteerd zijn?1
In mijn antwoorden van 13 juli jl. op vragen over productiewaterinjectie heb ik verwezen naar de gemiddelde waterinjectievolumes per maand gebaseerd op het jaarvolume. Dit gemiddelde maandvolume ligt voor alle jaren dat injectie plaatsvindt beneden de 300.000 bbl per maand. Het is correct dat in 2014 in een aantal injectieputten het absolute injectievolume groter was dan 300.000 bbl per maand. Ik publiceer deze waarden maandelijks op www.nlog.nl.
Zoals ik in mijn antwoorden van 13 juli jl. heb aangegeven, is het in het artikel in Science aangehaalde niveau van 300.000 barrels per maand niet zomaar toepasbaar op de Nederlandse situatie. Ten eerste zijn de opbouw en eigenschappen van de Nederlandse ondergrond niet vergelijkbaar met de VS en ten tweede wordt in Nederland het water geïnjecteerd in reservoirs waaruit geproduceerd is. Deze reservoirs hebben een lagere druk. In de VS vindt het grootste deel van de waterinjectie plaats in waterlagen, die nog hun originele druk hebben. Ik heb naar aanleiding van het genoemde artikel in Science TNO en SodM gevraagd de relevantie van dit artikel te beoordelen voor de Nederlandse situatie. Ik verwacht uw Kamer hier eind september over te kunnen informeren.
Herinnert u zich dat u aan de Kamer schreef: «De injectie per put per maand varieerde tussen 160 bbl (25 m3) en 280.000 bbl (44.500 m3).» en dat dit wellicht geldt als je het gemiddelde neemt, maar niet wanneer je naar het maximum per maand kijkt?2
Zie antwoord vraag 1.
Ben u ervan op de hoogte dat de kritische grens van 300.000 barrels per maand een grens is die het maximum in enige maand betreft en niet het maandgemiddelde in een jaar?
Het desbetreffende artikel praat niet over een maximum, maar geeft aan dat dit niveau in de specifiek onderzochte omstandigheden in de Verenigde Staten een kritische grens zou zijn. Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 1 en 2 heb ik TNO en SodM gevraagd de relevantie van dit artikel in Science te beoordelen voor de Nederlandse situatie. Ik verwacht uw Kamer hier eind september over te kunnen informeren.
Herinnert u zich dat u aan de Kamer meedeelde dat het niveau van 300.000 bbl per maand in uw ogen niet van toepassing bij de Nederlandse wijze waarop productiewater wordt geïnjecteerd3
Zie het antwoord op de vragen 1 en 2.
Bent u ervan op de hoogte dat dit standpunt bestreden wordt door dr. J. Van Huisstede (Vrije Universiteit)?4
Dr. J. van Huisstede heeft in generieke termen in een artikel opmerkingen gemaakt over de relatie tussen waterinjectie en het mogelijke verhogen van aardbevingsrisico’s. Hij is daarbij niet ingegaan op de specifieke ondergrondse condities in Twente dan wel de voorwaarden die in Nederland aan waterinjectie gesteld worden.
Wanneer verwacht u een antwoord van TNO en Staatstoezicht op de Mijnen op de relevantie van dit artikel «High-rate injection is associated with the increase in U.S. mid-continent seismicity» voor de Nederlandse situatie? Wilt u dat antwoord met de Kamer delen?
Ik verwacht eind september een antwoord van SodM en TNO en zal uw Kamer hier dan over informeren.
Bent u ervan op de hoogte dat, in tegenstelling tot het antwoord van vraag 7 en 8, wel degelijk door inwoners in de nabije omgeving van put ROW2 meerdere keren trillingen zijn ervaren?5
Ja, daarvan ben ik op de hoogte. Ik acht het onwaarschijnlijk dat deze trillingen door bewegingen in de ondergrond zijn ontstaan. De aanwezige geofoons ten noorden en ten zuiden van Twente registreren alle trillingen met een kracht boven de 1,5 op de schaal van Richter, ook in Twente. Deze KNMI-geofoons zijn sinds 1974 en 1995 actief en hebben nog nooit trillingen gemeten.
Klopt het dat de dichtsbijzijnde echofoons zich op dit moment in de Achterhoek (Winterswijk) en in Salland (Hardenberg) bevinden, 40 kilometer van de putten, waarin water wordt geïnjecteerd?
Ja, dat is correct. Zoals ik uw Kamer al eerder heb laten weten zal het geofoonnetwerk in Twente in het komende halfjaar met zeven geofoons worden uitgebreid. Dit zal met name de nauwkeurigheid van de plaatsbepaling van een eventuele aardbeving verbeteren. Dat de geofoons zich op afstand van Twente bevinden, betekent niet dat zij geen trillingen kunnen waarnemen vanuit het gebied van de waterinjectie. Vanaf een magnitude van 1,5 op de schaal van Richter zijn de bevingen ook op die afstand meetbaar. Daarbij merk ik op dat bevingen met een magnitude kleiner dan 2,0 op de schaal van Richter volgens het KNMI doorgaans niet door mensen worden gevoeld.
Wat is de minimale aardbeving op put-2 in Weerselo die de ecofoons zouden kunnen waarnemen?
Het huidige geofoonnetwerk van het KNMI meet kleine bevingen met een magnitude vanaf 1,5 op de schaal van Richter in heel Twente, maar laat alleen geen accurate plaatsbepaling toe. Op basis hiervan is met zekerheid te stellen dat er sinds het begin van waterinjectie in Twente geen voelbare bevingen zijn geregistreerd. Om ook hele kleine bevingen (met een magnitude onder 1,5 op de schaal van Richter) te kunnen registreren en tot een betere plaatsbepaling te komen, wordt in de tweede helft van 2015 het netwerk uitgebreid van 2 naar 9 geofoonstations.
Deelt u de mening dat het in het kader van het voorzorgsprincipe verstandig is om de grens van 300.000 barrels per maand wel te hanteren totdat er meer duidelijkheid is over de Nederlandse situatie?
Het algemeen geldende voorzorgsprincipe dat wij voor waterinjectie in Nederland hanteren is dat de druk in het reservoir ten gevolge van waterinjectie beneden de originele druk moet blijven die het reservoir had voor het begin van de gas- of oliewinning. In de VS wordt geïnjecteerd in waterlagen, die nog op de originele druk zijn, en door de waterinjectie wordt deze originele druk direct overschreden. Zoals in het antwoord op de vragen 1 en 2 is aangegeven, is de situatie in Nederland en de VS niet zomaar vergelijkbaar. Ik zie vooralsnog dan ook geen reden om een ander voorzorgsprincipe te hanteren.
Kunt u alle risico’s schetsen die het injecteren van afvalwater in de grond kan hebben?
Ik heb de mogelijke risico’s weergegeven in mijn brief van 23 maart jl. aan uw Kamer en in mijn beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer van 22 juni jl. (Aanhangsel van de Handelingen nr. 2894). Daarnaast zijn in de milieueffectrapportage Herontwikkeling olieveld Schoonebeek de verschillende risico’s en de daarbij horende mitigerende maatregelen geschetst. Kortheidshalve verwijs ik dan ook naar deze stukken.
Excuses van Mitsubishi aan dwangarbeiders |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Mitsubishi excuses heeft aangeboden aan Amerikaanse dwangarbeiders?1
Het is mij bekend dat vertegenwoordigers van Mitsubishi Materials excuses hebben aangeboden aan Amerikaanse krijgsgevangenen die dwangarbeid moesten verrichten tijdens WOII voor dat bedrijf.
Bent u op de hoogte van het feit dat Mitsubishi ook 3.300 Nederlandse dwangarbeiders in dienst had?
Het is niet mogelijk dit aantal met zekerheid vast te stellen. Op basis van de mij thans bekende bronnen hebben naar schatting enkele honderden (tussen de 200 en 500) Nederlandse krijgsgevangenen dwangarbeid moeten verrichten in Japan voor bedrijven die onderdeel uitmaakten van het Mitsubishi conglomeraat.
Is bekend hoeveel Nederlandse dwangarbeiders, die in dienst waren van Mitsubishi, zijn overleden tijdens de Tweede Wereldoorlog? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te verrichten?
Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren naar schatting in totaal 7.850 Nederlandse krijgsgevangenen in Japan. Van dit aantal zijn naar schatting 900 krijgsgevangenen overleden. Deze aantallen kunnen zoals eerder aangegeven niet met zekerheid worden vastgesteld.
Volgens bij mij bekende bronnen (zie mijn antwoord op vraag 2) heeft van de Nederlandse krijgsgevangenen die dwangarbeid moesten verrichten in Japan voor bedrijven die onderdeel uitmaakten van het Mitsubishi conglomeraat, naar schatting een honderdtal de oorlog niet overleefd. Ook hier geldt dat deze cijfers niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld.
Deelt u de mening dat excuses aan Nederlandse dwangarbeiders op zijn plaats zijn? Zo ja, bent u bereid Mitsubishi Materials te bewegen om ook excuses te maken aan de Nederlandse dwangarbeiders?
Volgens recente mediaberichten heeft een lid van de directie van Mitsubishi Materials aangegeven dat het bedrijf overweegt ook excuses aan te bieden aan ex-krijgsgevangenen van andere nationaliteiten die dwangarbeid voor dat bedrijf hebben verricht.
Een dergelijk excuus uit eigen initiatief aan Nederlandse slachtoffers die voor het Mitsubishi conglomeraat dwangarbeid hebben verricht, zou ik zeker verwelkomen.
Excuses voor direct of indirect betrokkenen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de afsluiting van het traumatische oorlogsverleden. Evenals het Peace Exchange Program van de Japanse overheid, dat door alle betrokkenen als positief wordt ervaren, kunnen excuses als een verdere stap dienen in het brede maatschappelijke verzoeningsproces in beide landen.
Het objectieve verdeelmodel voor de decentralisatie uitkering Maatschappelijk Opvang |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de brief van de Federatie Opvang d.d. 27 juli 20151 waarin zij verzoekt om herijking van het verdeelmodel Maatschappelijke Opvang (MO) en uitstel van de herverdeling volgens dat model van gedecentraliseerde extramurale Awbz middelen? Wat is uw reactie hierop?
Ja, ik heb kennis genomen van de brief.
Gelet op het advies van de Raad voor de Financiële Verhoudingen (Rfv) betreffende de AWBZ middelen voor vrouwenopvang en maatschappelijke opvang van december 2014 zie ik nu geen aanleiding tot een nieuwe herijking of herverdeling. Ik zal dit standpunt toelichten in de vragen 3 tot en met 9.
Heeft u in 2014 de Raad voor de Financiële Verhoudingen gevraagd advies uit te brengen over de objectieve verdeling van de te decentraliseren extramurale Awbz middelen maatschappelijke omvang, daarbij in acht nemende de nieuwe taken voor langdurige zorg die de (centrum)gemeenten in de Wet maatschappelijke opvang 2015 (Wmo) hebben gekregen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de Rfv naar aanleiding van een toezegging aan Kamerlid Bergkamp (D66) over vrouwenopvang in een Algemeen Overleg op 15 oktober 2014 dezelfde maand nog gevraagd om advies uit te brengen over de toevoeging van de AWBZ middelen voor zowel de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang als de decentralisatie-uitkering maatschappelijke opvang. Dit heb ik gedaan om voor beide decentralisatie-uitkeringen eventuele ongewenste effecten van de overgang in 2016 van een historische tot een objectieve verdeling tot een minimum te beperken. Uitgangspunt is dat de middelen voor maatschappelijke opvang op een eerlijke en objectieve manier over gemeenten worden verdeeld zonder dat historische toevalligheden hierbij een rol spelen.
Klopt het dat de Raad voor de Financiële Verhoudingen, alle gevolgen overziende voor de vrouwenopvang, heeft geadviseerd om de herverdeling van de extramurale Awbz middelen voor de vrouwenopvang uit te stellen tot 2018? Wat is de reden dat dit ook niet voor de maatschappelijke opvang is geadviseerd?
De Rfv heeft in algemene zin vastgesteld dat het invoeren van een objectieve verdeling voor vrouwenopvang en maatschappelijke opvang ertoe zal leiden dat verschillende regio’s in een meer vergelijkbare uitgangspositie komen. Voor de vrouwenopvang concludeert de Raad dat voor een deel ongewenste herverdeeleffecten ontstaan doordat een aantal centrumgemeenten verantwoordelijk is voor landelijke, specialistische voorzieningen. Cliënten die van deze specialistische voorzieningen gebruik maken zullen vaak ook gebruik maken van begeleiding en persoonlijke verzorging die in het verlengde van de opvang worden geboden.
De Raad heeft daarom voorgesteld om voor de verdeling van de extramurale AWBZ middelen (begeleiding en persoonlijke verzorging) aan te sluiten bij het
financieringsinstrument dat voor de landelijk werkende voorzieningen is gekozen. Daarmee is geborgd dat de begeleiding en persoonlijke verzorging die in het verlengde van de vrouwenopvang wordt geboden ook bij de specialistische functies overeind kunnen blijven. Ook worden hierdoor ongewenste herverdeeleffecten voorkomen. Concreet betekent dit dat het gehele budget voor de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang in 2018 volgens het objectieve model wordt verdeeld.
Voor de decentralisatie-uitkering maatschappelijk opvang is het advies van de Rfv gefundeerd op de vooronderstelling dat de extra uitgaven die door de overheveling van de AWBZ-middelen op de centrumgemeenten afkomen, door dezelfde kostendrijvers worden gedomineerd als de objectieve verdeling. De Rfv heeft voor maatschappelijk opvang voorgesteld om de overgang naar een objectieve verdeelsleutel in twee stappen te laten verlopen. In 2016 de helft op basis van de historische budgetverdeling en de andere helft op basis van de objectieve verdeelsleutel, en in 2017 geheel objectief. Centrumgemeenten hebben zo de tijd om met instellingen voor maatschappelijke opvang en de regiogemeenten te komen tot een betere afstemming van de begeleiding die vanuit de instelling of door de woongemeenten wordt geboden in het kader van de Wmo 2015.
De uitkomsten van het Rfv-advies zijn in februari van dit jaar afgestemd met de Federatie Opvang en de VNG. Tevens is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het advies en mijn voornemen om dit advies over te nemen.2 In de meicirculaire 2015 zijn de financiële consequenties van het advies voor 2016 en 2017 zichtbaar geworden.
Klopt het dat de Raad voor de Financiële Verhoudingen in 2009 heeft geadviseerd om het model te herijken in de jaren vanaf 2010 en dat het kabinet in 2013 heeft toegezegd dit te gaan doen? Heeft deze herijking inmiddels plaatsgevonden? Zo ja, wat was daarvan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
De Raad voor de Financiële Verhoudingen heeft in 2009 inderdaad geadviseerd om het huidige model te herijken in de jaren vanaf 2010. In 2013 heeft het kabinet toegezegd dit te gaan doen. De voornaamste reden waarom dit nog niet heeft plaatsgevonden is dat in de afgelopen jaren bij verschillende partijen – gemeenten en branche- en koepelorganisaties – geen behoefte bestond om het bestaande model te herijken. Partijen hebben meerdere malen aangegeven vooral behoefte te hebben aan rust, duidelijkheid en voorspelbaarheid met betrekking tot de verdeling van middelen ten behoeve van maatschappelijke opvang. Overigens heeft in 2013 wel een eerste evaluatie plaatsgevonden van het verdeelmodel. Dit heeft geleid tot enkele aanpassingen in het model die vanaf 2015 van kracht zijn geworden. Dit betreft met name de beëindiging van de zogenaamde grensstrook.
Bent u van mening dat herijking van de verdeelsleutel op zijn plaats is, gezien de eerdere toezegging daarover en gezien de nieuwe doelgroepen waar gemeenten (ook financieel) zorg voor dragen?
Er hebben mij tot op heden geen concrete signalen bereikt dat het huidige verdeelmodel gemeenten hindert om hun taken te kunnen uitvoeren of dat de huidige objectieve verdeling niet passend meer zou zijn. Dat ligt ook niet in de lijn van het Rfv-advies. Wel vind ik het van belang dat een brede discussie plaatsvindt over de middelen die vanuit de rijksoverheid beschikbaar worden gesteld aan gemeenten ten behoeve van maatschappelijke opvang. Hierbij kan ook de huidige centrumgemeentenconstructie aan de orde komen. Ik heb begrepen dat dit onderwerp in oktober van dit jaar op de agenda staat van de VNG commissie Gezondheid & Welzijn. Ik zal de VNG vragen om de uitkomsten van dit agendapunt met mij en de fondsbeheerders van het gemeentefonds te delen. Vervolgens ben ik bereid om samen met de VNG eventuele vervolgstappen bespreken.
Ik merk op dat indien zou worden besloten tot een herijking van het huidige verdeelmodel er altijd weer (nieuwe) voordeel- en nadeelgemeenten zullen zijn.
Bent u van mening dat de Raad voor de Financiële Verhoudingen tot hetzelfde advies d.d. 10 december 2014 zou zijn gekomen voor het objectieve verdeelmodel, indien de Raad was gevraagd om de samenhang in de ontwikkelingen van de hervorming van de langdurige zorg, zoals de invoering van de Wmo 2015, de nieuwe doelgroepen in de Wmo 2015, de ambulantisering van de ggz, de ontwikkeling van de toegang voor langdurige ggz cliënten in de Wt langdurige zorg en de ontwikkeling van een objectief verdeelmodel voor Beschermd Wonen, mee te wegen bij het advies over herverdeling van de extramurale Awbz middelen voor de MO?
Ik kan niet voor de Raad spreken, maar de genoemde ontwikkelingen waren tijdens het uitbrengen van het advies bekend. De Raad staat bekend om zijn weloverwogen adviezen, en houdt doorgaans relevante ontwikkelingen en samenhang goed in de gaten.
Bent u van mening dat, willen gemeenten adequaat hun taak blijven uitvoeren, een zorgvuldige analyse gemaakt moet worden van het verdeelmodel voor de decentralisatie uitkering maatschappelijke opvang? Zo nee, waarom niet?
Ja, echter hebben mij tot nu toe geen concrete signalen bereikt dat het huidige verdeelmodel gemeenten hindert om adequaat hun taken te kunnen uitvoeren.
Bent u bereid om, in afstemming met de VNG, zo spoedig mogelijk de Raad voor de Financiële Verhoudingen om een advies te vragen over de herijking van het objectieve verdeelmodel MO en de Kamer daarover te informeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer dit advies tegemoet zien?
Zie mijn antwoorden op de vragen 4 en 5.
Bent u bereid om uw toezegging na te komen en het objectieve verdeelmodel MO te herijken, met inachtneming van hiervoor genoemde ontwikkelingen in de hervorming langdurige zorg? Zo ja, hoe ziet dit proces eruit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Wilt u deze vragen beantwoorden op een zodanig tijdstip dat de voorgestelde acties nog effect kunnen hebben ten behoeve van de septembercirculaire 2015?
Ja.
Het hanteren van fors hogere tarieven van banken voor kwetsbaren die onder bewindvoering staan |
|
Sadet Karabulut |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Bankieren duurder voor kwetsbaren»?1
Deze vraag wordt samen met de onder 3 genoemde vragen beantwoord.
Wat was de reactie van de Minister van Financiën op de brief van 16 april 2015 van de Branchevereniging Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI)2? Welke stappen heeft de Minister van Financiën genomen richting ABN AMRO en andere banken die dit beleid hanteren?
Deze vragen worden samen met de onder 3 genoemde vragen beantwoord.
Deelt u de mening van de BPBI dat het «te gek voor woorden» is dat juist de ABN AMRO bank, die in overheidshanden is, met een dergelijke tariefsverhoging komt, waardoor burgers die een beschermende maatregel nodig hebben op deze manier gestraft worden en zij aanzienlijk meer geld kwijt zijn aan bankkosten dan andere burgers? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
In deze vraag lijkt ervan uit te worden gegaan dat sprake is van een bank die een tariefverhoging doorvoert ten koste van kwetsbare mensen die een beschermende maatregel nodig hebben. De brief van BPBI was voor mij aanleiding om ABN AMRO te vragen om nadere informatie over dit onderwerp. Naar ik van ABN AMRO heb begrepen hanteerde deze bank vóór 1 mei 2015 diverse tarieven voor bewindvoerders. Per 1 mei 2015 zijn de tarieven voor rekeningen die worden beheerd door bewindvoerders gelijk getrokken als gevolg van het door deze bank hanteren van één uniforme wijze van klantbediening. Het gaat hier volgens ABN AMRO dan ook om een harmonisatie van tarieven die in rekening worden gebracht bij bewindvoerders voor betaalrekeningen die op professionele basis worden beheerd voor personen wier goederen onder bewind zijn gesteld (rechthebbenden). Dit heeft ertoe geleid dat sommige bewindvoerders vanaf 1 mei 2015 een hoger tarief betalen en andere een lager tarief. Volgens opgave van ABN AMRO hanteert zij voor bewindvoerders nu de volgende tarieven aan de hand van staffels:
1–50 cliënten EUR 27,00 per maand
51–200 cliënten EUR 127,00 per maand
201–600 cliënten EUR 227,00 per maand
601–1.000 cliënten EUR 327,00 per maand
meer dan 1.000 cliënten EUR 427,00 per maand
Of een bewindvoerder per 1 mei 2015 een hoger of een lager tarief verschuldigd is, houdt volgens de bank geen verband met een bepaalde staffel. Ook zouden de tarieven lager zijn dan die voor reguliere zakelijke klanten die van deze betaaldiensten van de bank gebruik maken.
De tarieven die in rekening worden gebracht bij de rechthebbenden zelf zijn volgens ABN AMRO ongewijzigd gebleven.
Ik ben mij ervan bewust dat de tariefverhoging voor de bewindvoerders indirect gevolgen kan hebben voor de diensten van deze bewindvoerders. Vooropgesteld moet echter worden dat de tariefstelling bij banken een aangelegenheid is waarvoor de banken zelf verantwoordelijk zijn. Ik zie daarom geen aanleiding om maatregelen te nemen. Het feit dat de Staat aandeelhouder is van ABN AMRO maakt dit niet anders. Ik heb de brief van de BPBI dienovereenkomstig beantwoord.
Bent u bereid om ABN AMRO en andere banken die dit beleid hanteren aan te spreken ten einde de hogere banktarieven terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd is de brief van BPBI voor mij aanleiding geweest om ABN AMRO te vragen om nadere informatie. ABN AMRO heeft uitgelegd waarom zij haar tarieven heeft gewijzigd. Het lijkt mij van belang dat de banken met de bewindvoerders en hun brancheverenigingen in gesprek gaan/blijven om eventuele gesignaleerde knelpunten, die het gevolg zijn van de tariefverhoging, te bespreken.
Kunt u nader ingaan op kostenefficiëntie door het gebruik van het automatiseringssysteem? Waarom zijn de kosten dan toch hoger wanneer gebruik wordt gemaakt van een automatiseringssysteem?
Naar ik begrijp van ABN AMRO worden rekeningen van rechthebbenden aan de bewindvoerder ontsloten via een elektronisch betaalpakket. Hierdoor kunnen meerdere rekeningen van rechthebbenden aan één bewindvoerder worden ontsloten waardoor alle door hem of haar beheerde rekeningen op uniforme wijze kunnen worden aangestuurd. Volgens het artikel in Trouw, waarnaar in vraag 1 wordt verwezen, is het voor een bewindvoerder omslachtiger om individuele rekeningen van rechthebbenden te beheren.
ABN AMRO heeft aangegeven dat de tarieven voor bewindvoerders lager zijn dan die voor reguliere zakelijke klanten die van de betaaldiensten van de bank gebruik maken, hoewel sprake is van extra werkzaamheden in het geval van bewindvoerders. De tarieven voor de Elektronische Betaaldiensten voor bewindvoerders zijn volgens ABN AMRO zowel vóór 1 mei 2015 als daarna niet kostendekkend. De vraag of sprake is van kostenefficiëntie bij bewindvoerders hangt in belangrijke mate af van de bedrijfsvoering van de individuele bewindvoerder. Ik heb daarin geen inzicht.
Deelt u de mening dat het hanteren van zakelijke tarieven voor organisaties die hulp bieden aan mensen in een kwetsbare situatie leidt tot een extra belasting van het toch al krappe budget van deze doelgroep? Zo ja, gaat u de banken aanspreken op de maatschappelijke rol die zij vervullen en deze organisaties lagere tarieven aanbieden om juist de mensen in een kwetsbare situatie te helpen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening niet. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 betreft de tariefwijziging de kosten die in rekening gebracht worden bij klanten die op professionele basis rekeningen beheren voor rechthebbenden. Het gaat dus niet om de kosten voor particuliere relaties. De tarieven die voor bewindvoering in rekening mogen worden gebracht zijn door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie vastgelegd in de Regeling «beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren». Het betreft hier gemaximeerde tarieven.
Het patiëntenvervoer vanaf de Waddeneilanden |
|
Ronald Vuijk (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Aanbesteding vluchten Wadden mislukt»?1
Ja.
Klopt het dat er geen enkele aanbieder van medische vluchten per helikopter vanaf de Waddeneilanden voor de Nederlandse markt geschikt is bevonden? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak?
Nee. De Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Fryslân heeft een aanbestedingsprocedure voor een eigen ambulancehelikoptervoorziening uitgevoerd. Hiervoor hebben zich verschillende partijen ingeschreven. Na selectie heeft een gunning plaatsgevonden aan één aanbieder. Daartegen is door een van de andere partijen een kort geding aangespannen. Met inachtneming van de uitspraak van de rechter heeft de RAV geconcludeerd dat er geen inschrijvingen meer over zijn die aan de opdracht, eisen en randvoorwaarden van deze aanbesteding voldoen. De RAV heeft daarop deze aanbesteding gestaakt. Dit betekent echter niet dat er geen geschikte partijen zijn. De RAV beraadt zich momenteel over de vraag hoe zij – met inachtneming van de aanbestedingsregels – de ambulancehelikoptervoorziening zo spoedig mogelijk kan realiseren.
Welke gevolgen heeft het niet vinden van een particuliere aanbieder voor de uitvoering van de vervoerstaak door Defensie? Is er zicht op tot wanneer Defensie deze taak hierdoor zal moeten blijven uitvoeren?
Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 24 augustus jl. heb gemeld, kon RAV Fryslân het patiëntenvervoer niet vanaf 1 juli jl. overnemen, zoals oorspronkelijk was voorzien. Defensie heeft daarom deze taak in eerste instantie voortgezet met afwisselend een NH90-helikopter en Cougar-helikopter vanaf maritiem vliegkamp De Kooy. Na 24 augustus jl. is het patiëntenvervoer echter tijdelijk overgedragen aan de helikopters van de Kustwacht.
Zal Defensie de vervoerstaak blijven uitvoeren met de NH90-helikopter?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de inzet van de NH90 voor deze taak € 30.000 per uur kost? Klopt het dat de kosten die nu worden gemaakt uit het oefenbudget van de NH90 worden betaald? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen voor de geoefendheid van vliegers en voor de inzetgereedheid van de krijgsmacht?
De voor de NH90 beschikbare exploitatiebudgetten zijn toegesneden op de uitvoering van een vastgesteld aantal vlieguren per jaar, bestemd voor de oefening en training van de helikopterbemanningen en van operationele eenheden van de krijgsmacht die met helikopters werken. De kosten per vlieguur zijn sterk afhankelijk van de mate waarin vaste kosten aan de vlieguren worden toegerekend.
Vlieguren die binnen de beschikbare capaciteit aan patiëntenvervoer worden besteed, leiden niet tot extra uitgaven, maar gaan ten koste van oefening en training. Naast het beslag aan vlieguren, legde de continue beschikbaarheid voor patiëntenvervoer bovendien een groot beslag op het aantal beschikbare bemanningen. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 24 augustus jl. heb gemeld, dreigde een verdere voortzetting van het patiëntenvervoer door Defensie gevolgen te hebben voor de gereedstelling ten behoeve van de Nederlandse bijdrage aan de NATO Response Force(NRF) en de gereedstelling van de NH90. Doordat het patiëntenvervoer vanaf 24 augustus jl. aan de Kustwacht kon worden overgedragen, is dit nu afgewend.
Op welke wijze zullen de kosten voor de vervoerstaak worden gedekt als Defensie de vervoerstaak nog langer op zich zal nemen? Is het mogelijk deze kosten te dekken zonder afbreuk te doen aan de geoefendheid van vliegers of ander defensiepersoneel? Is het mogelijk deze kosten te verhalen op Regionale Ambulance Voorziening Fryslân? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat de NH90 te zwaar is om op het dak van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) te landen? Zo nee, waarom wordt er dan toch voor gekozen om patiënten eerst naar Groningen Airport Eelde te vliegen en vanaf daar per ambulance naar het UMCG te vervoeren? Welke gevolgen heeft dit voor de tijd die nodig is om patiënten in het ziekenhuis te krijgen en daarmee voor de effectiviteit van de verleende medische hulp?
De NH90 kan te zwaar zijn voor het heliplatform op het dak van het UMCG wanneer de helikopter volledig operationeel beladen is, met een volle tank vliegt en een maximum aantal passagiers bij zich heeft. Op verzoek van het UMCG landt de NH90 daarom niet meer op het dak van het ziekenhuis. Wanneer de NH90 wordt ingezet, landt deze op luchthaven Eelde of vliegbasis Leeuwarden en wordt de patiënt verder per ambulance vervoerd. Om deze reden wordt de NH90 alleen nog ingezet voor patiënten bij wie dit medisch verantwoord is. In andere gevallen kan de traumahelikopter van het ziekenhuis worden ingezet, die wel op het dak kan landen. Ook de kustwachthelikopters, die het patiëntenvervoer nu gaan overnemen, kunnen op het dak van het ziekenhuis landen.
Turkije als de grote gedoger en vriendelijke buur van Islamitische Staat |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw eerdere stellingname dat het tegengaan van terrorisme voor Turkije een prioriteit is?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de opvatting dat Turkije lang voor aanslagen gespaard is gebleven, omdat de grens een zeef was waardoor jihadisten en materieel de Islamitische Staat konden bereiken?2
Turkije zet zich in om strijders die reizen via Turkije naar Syrië of Irak tegen te houden. Dit geldt ook voor de smokkel van wapens en munitie. Recent heeft Turkije meer capaciteit vrijgemaakt om de grenzen beter te bewaken. Naar aanleiding van de aanslag in Suruç gaat Turkije het grenstoezicht nog verder verscherpen.
Turkije is al langere tijd actief in de anti-ISIS coalitie. Turkije heeft ISIS ook al lange tijd geleden op de nationale terrorismelijst geplaatst, en het is samen met Nederland voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep in de anti-ISIS coalitie.
Bent u nog steeds van mening dat het tegengaan van terrorisme voor Turkije een prioriteit was, en bent u nog steeds van mening dat Turkije zijn grenzen zo goed mogelijk dicht heeft gehouden voor stromen jihadisten en wapens richting Syrië en Irak?3
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat Turkije door het gedogen van terroristen, Islamitische Staat de mogelijkheid in handen heeft gegeven om Turkije te chanteren en daarmee in een wurggreep te houden?
Zie mijn antwoord op de vragen 2 en 3. Daarnaast heeft Turkije onlangs in het hele land acties uitgevoerd waarbij honderden personen zijn gearresteerd die verdacht werden van banden met terroristische organisaties waaronder ISIS, Jabhat al Nusra, PKK en DHKP/C.
Deelt u de mening dat de Nederlandse Patriotraketten in Turkije niet alleen rugdekking hebben gegeven aan Turkije, maar dat daardoor ook is gefaciliteerd dat Turkije kon gedogen dat enorme aantallen jihadisten kinderlijk eenvoudig door de grensstreek zijn gereisd?
Zie de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4.
Wilt u deze vragen separaat en vóór het algemeen overleg Raad Buitenlandse Zaken voorzien op 2 september 2015 beantwoorden?
Nee. De Nederlandse Patriotraketten stonden tot begin dit jaar in NAVO-verband in Turkije om de burgerbevolking en het grondgebied van een NAVO-bondgenoot te beschermen. Andere NAVO-bondgenoten zetten deze bescherming op dit moment voort.