Het bericht dat de gemeente Utrecht niet in lijn handelt met de Leerplichtwet en het wettelijk vastgestelde model |
|
Eppo Bruins (CU), Roelof Bisschop (SGP) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Op de tocht: thuisonderwijs in Utrecht»?1
Ja.
Erkent u dat het niet meer accepteren van vrijstellingen van artikel 5b uit de Leerplichtwet door de gemeente Utrecht niet strookt met uw brief aan gemeenten van 2 juni 2016, waarin u schrijft dat gemeenten in principe het wettelijk vastgestelde model moeten gebruiken of een ander model dat opgesteld is binnen de kaders van de Leerplichtwet? Wat vindt u van de aanvullende voorwaarden bovenop het wettelijk vastgestelde model, die het College stelt aan ouders die een beroep doen op de wettelijke vrijstelling?
De zaak waar u naar verwijst is onder de rechter. Het is niet aan mij om daar in dit stadium over te oordelen.
Erkent u dat de gemeente Utrecht en andere gemeenten in Nederland moeten handelen in lijn met de Leerplichtwet, zoals onlangs ook bevestigd is door het gerechtshof Arnhem-Nijmegen? Zo ja, wilt u dit in overleg met gemeenten, waaronder de gemeente Utrecht, nogmaals duidelijk maken?
Alle gemeenten in Nederland moeten handelen in lijn met de wet, dus ook de Leerplichtwet. Ik ben daar helder over geweest in de brief die gemeenten dit jaar van mij ontvangen hebben. Het opnieuw sturen van deze brief is een onnodige herhaling van zetten.
Bent u ook van mening dat gemeenten en het Openbaar Ministerie ervoor moeten zorgen dat ouders niet onnodig met het zware middel van strafrechtelijke vervolging worden geconfronteerd, namelijk alleen wanneer ouders niet aan de wettelijke voorwaarden voldoen? Hoe is het te rechtvaardigen dat de verschillen in de gemeentelijke handhavingspraktijk ertoe leiden dat de kans op strafrechtelijke vervolging voor bepaalde ouders groter is doordat deze gemeenten eerder aanleiding menen te kunnen zien om een proces-verbaal op te maken?
Zoals eerder gesteld dienen gemeenten, en ook het Openbaar Ministerie, in lijn met de wet te handelen. Het is aan de rechter om dit te toetsen. Ik zie wel in dat het voor ouders vervelend is, wanneer het onduidelijk is aan welke eisen ze moeten voldoen om in aanmerking te komen voor het geven van thuisonderwijs. Ik vind het anderzijds een goede zaak wanneer gemeenten erop toezien dat er rechtmatig gebruik wordt gemaakt van deze vrijstelling van de leerplicht. Met deze vrijstelling worden kinderen namelijk onttrokken aan het schoolonderwijs en de kwaliteitswaarborgen die daaraan gesteld worden. Met de opbouw van jurisprudentie zal er voor ouders meer duidelijkheid komen over de gestelde eisen voor een vrijstelling van de leerplicht.
Het bericht ‘Helft vliegtuigpassagiers krijgt geen vergoeding bij lange vertraging” |
|
Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Helft vliegtuigpassagiers krijgt geen vergoeding bij lange vertraging»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat vliegtuigpassagiers worden «afgebluft» door luchtvaartmaatschappijen om te voorkomen dat zij hun recht op vergoeding gebruiken?
In de eerste plaats moeten luchtvaartmaatschappijen passagiers voorzien van duidelijke informatie over het recht op compensatie en compenseren daar waar de regelgeving dit voorschrijft. Uit recent onderzoek door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) blijkt dat de 15 onderzochte luchtvaartmaatschappijen de informatieplicht over het algemeen goed naleven.2 De ILT baseert haar conclusies op de resultaten van een zelfevaluatie door luchtvaartmaatschappijen die ILT geverifieerd heeft, aangevuld met eigen fysieke controles op luchthavens en controles van websites en sociale media.
Daarnaast zijn passagiers zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van compensatie bij vertraging en annulering van hun vlucht. Passagiers die vinden dat ze ten onrechte geen compensatie krijgen, kunnen hierover een klacht indienen bij de ILT. Deze beoordeelt de klacht en geeft een oordeel. Met dat oordeel kan de passagier terug naar de luchtvaartmaatschappij of een civiele procedure starten bij de (kanton)rechter.
In 2015 zijn 1.732 klachten van passagiers door de ILT ontvangen. Hiervan zijn er 812 onderzocht. Het verschil wordt veroorzaakt doordat klachten soms niet-ontvankelijk zijn, doorgestuurd worden naar andere toezichthouders of worden ingetrokken. Van de 812 in 2015 onderzochte klachten was de helft gegrond (402) en de andere helft ongegrond. In de praktijk is daarna altijd compensatie uitbetaald. De ILT is niet bekend met gevallen waarin luchtvaartmaatschappijen vervolgens alsnog weigerden om de compensatie te betalen.
Klopt het dat er jaarlijks 80.000 reizigers onterecht niet worden gecompenseerd, terwijl ze wel recht hebben op vergoeding bij een lange vertraging? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen overzicht van het totaal aantal compensatieclaims, de mate waarin deze gegrond zijn of niet en of er geld blijft liggen dat uitgekeerd zou moeten worden. Een totaalbeeld van de wijze waarop luchtvaartmaatschappijen met de compensatieregels omgaan is moeilijk te geven, alleen al vanwege het feit dat het vaak bedrijfsgevoelige informatie betreft die niet gemakkelijk te vergaren is. Het getal van 80.000 vermeende gedupeerden is afkomstig van diverse claimbureaus maar is voor mij niet verifieerbaar. Als claimbureaus concrete informatie hebben over structurele misstanden bij de naleving van de compensatieplicht dan roep ik hen op deze signalen door te geven aan de ILT zodat nader onderzoek ingesteld kan worden.
Ik heb wel zicht op het aantal klachten over ten onrechte niet gecompenseerde kosten bij vertraging of annulering dat bij de ILT wordt ingediend. Dat waren er in 2015 1.732, waarvan er 812 zijn onderzocht en 402 gegrond zijn verklaard. Mijn beeld is dat luchtvaartmaatschappijen daarna in alle gevallen alsnog compensatie hebben uitbetaald.
Klopt het dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) onvoldoende doet om deze problemen te voorkomen? Zo ja, bent u bereid om in gesprek te gaan met de ILT hierover? Zo nee, waarom niet?
Luchtvaartmaatschappijen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de naleving van de passagiersrechten. De ILT geeft op verschillende manieren invulling aan het toezicht hierop. De ILT vraagt informatie op en voert toezichtacties uit naar aanleiding van vluchtverstoringen en inspecteert op de Nederlandse luchthavens ten aanzien van de informatieplicht en de naleving van passagiersrechten in combinatie met de rechten voor mobiliteitsbeperkte passagiers.
Klachten en signalen van passagiers vormen daarbij een belangrijk aangrijpingspunt voor toezicht door de ILT. De ILT heeft niet de bevoegdheid om naar aanleiding van individuele klachten te handhaven, maar onderzoekt en beoordeelt individuele klachten van passagiers wel. Gedupeerde passagiers kunnen dit oordeel gebruiken om hun recht te halen. Voor de ILT kunnen ingediende klachten aanleiding zijn om bij een luchtvaartmaatschappij nader onderzoek in te stellen. Als daar aanleiding toe bestaat, roept de ILT de betreffende luchtvaartmaatschappij op het matje. Indien nodig treedt de ILT handhavend op. Zo heeft de ILT luchtvaartmaatschappij Vueling in 2015 een last onder dwangsom van 1 miljoen Euro opgelegd. Tot slot wijs ik nog op het instrument van artikel 11.27 uit de Wet Luchtvaart, op grond waarvan het verplicht is om maandelijks een lijst te publiceren van bedrijven die een (onherroepelijke) bestuurlijke boete of last onder dwangsom opgelegd hebben gekregen.
Kunt u aangeven hoeveel claims er worden toegewezen en hoeveel niet? Hoeveel zicht heeft de Autoriteit Consument & Markt hierop?
Voor wat betreft het aantal door de ILT ontvangen, onderzochte en gegronde klachten verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 2 en 3.
Over individuele claims waarbij de passagier zich niet tot de ILT wendt met een klacht heb ik, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 3 geen gegevens. De Autoriteit Consument en Markt is niet bevoegd en heeft geen taak bij de handhaving van de compensatieregels zoals deze zijn vastgelegd in de Europese Verordening (EG) Nr. 261/2004 van 11 februari 2004.
Deelt u de mening dat vliegtuigmaatschappijen geen onnodige barrières op zouden mogen werpen voor reizigers die terechte schadeclaims willen indienen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de mening dat er geen sprake mag zijn van onnodige barrières. Vliegtuigmaatschappijen moeten duidelijke informatie aan passagiers geven over het recht op compensatie. Verder dienen zij verzoeken om compensatie volgens de regels af te handelen conform de Europese Verordening (EG) Nr. 261/2004 van 11 februari 2004.
Deelt u de mening dat deze praktijken van vliegtuigmaatschappijen schadelijk zijn voor het consumentenvertrouwen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Uit voorgaande antwoorden blijkt dat ik geen reden heb om aan te nemen dat luchtvaartmaatschappijen structureel tekortschieten ten aanzien van hun informatieplicht of de regels voor compensatie. In het enige geval waarin ik dat heb geconstateerd, heeft de ILT een last onder dwangsom opgelegd om de betrokken maatschappij te dwingen de regelgeving na te leven. Deze maatschappij staat nog steeds onder verscherpt toezicht.
Vindt u dat vliegtuigmaatschappijen beboet moeten worden voor het opwerpen van onnodige barrières voor reizigers die terecht claims willen indienen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals in vraag 4 is aangegeven wordt op diverse manieren invulling gegeven aan het toezicht op de naleving van de informatie- en compensatieplicht en wordt indien nodig handhavend opgetreden. Dit instrumentarium biedt voldoende mogelijkheden om op te treden als luchtvaartmaatschappijen in gebreke blijven.
Bent u van plan maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat er bij het indienen van een schadeclaim geen barrière mag zijn, zodat consumenten de vergoeding krijgen waar ze recht op hebben? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Op grond van het beeld dat ik momenteel heb over de naleving van de regels met betrekking tot passagiersrechten zie ik geen aanleiding om nadere maatregelen te treffen. Wel blijft het onderwerp permanent mijn aandacht houden en zal de ILT in voorkomende gevallen optreden als daartoe aanleiding bestaat. Ook zal de ILT thema-inspecties blijven uitvoeren zoals de reeds aangehaalde inspectie inzake de informatieplicht. Signalen en klachten van passagiers en andere betrokkenen zijn hiervoor van grote waarde.
Vermeende grove schendingen van arbeidsrechten door het Nederlandse bloemenbedrijf Royal Van Zanten in Uganda |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Uganda: Police Flower Firms Over Poisoning, Sexual Harassment», waarin het Nederlandse bloemenbedrijf «Royal Van Zanten» in verband wordt gebracht met vergiftiging, uitbuiting en seksuele intimidatie van haar werknemers?1 Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Het kabinet heeft vernomen dat zich op 14 oktober een incident heeft voorgedaan rond het gebruik van bestrijdingsmiddelen in één van de kassen van Royal Van Zanten, waarbij werknemers ziek zijn geworden. Navraag leert dat de daartoe bevoegde autoriteit in Uganda, het Ministry of Gender, Labour & Social Development, onderzoek doet naar het incident. Uit de beschikbare informatie blijkt niet of de interne veiligheidsvoorschriften van het bedrijf ontoereikend waren, of dat de betreffende werknemers zich niet gehouden hebben aan de geldende voorschriften. Royal Van Zanten verleent alle medewerking aan het onderzoek.
Deelt u de mening dat uitbuiting, seksuele intimidatie en het blootstellen van werknemers aan giftige stoffen in strijd is met de mensen- en arbeidsrechten?
Ja.
Klopt het dat u reeds, al dan niet via uw ambassade, op de hoogte bent gebracht door «The Federation of Uganda Women Lawyers (Fida) and Trade Unionist», dat 102 werknemers giftige chemicaliën zouden hebben ingeademd? Zo ja, welke stappen heeft u naar aanleiding daarvan ondernomen?
Het Count Me In! (CMI) consortium heeft naar aanleiding van het incident op 30 oktober een brief geschreven naar de Nederlandse ambassade in Kampala. Een afschrift van deze brief was aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Buitenlandse Zaken gericht. Vóór ontvangst van deze brief sprak de ambassade al met het bedrijf en met FNV Mondiaal die de lokale vakbond ondersteunt.
Op dit moment gaat de aandacht van de ambassade uit naar het verkrijgen van een compleet beeld van het incident en hoe de ambassade de dialoog tussen de betrokken partijen kan ondersteunen. Hierbij werkt de ambassade nauw samen met FNV Mondiaal, de lokale vakbonden, het maatschappelijk middenveld en Nederlandse bedrijven in deze sector.
Op verzoek van verschillende partijen en vanuit het oogpunt van internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) faciliteert de ambassade een constructieve dialoog tussen de werkgevers en werknemers op basis van internationaal aanvaarde arbeidsnormen.
Heeft u naar aanleiding van dit nieuws reeds contact gezocht met de overheid van Uganda? Zo ja, wat is daar uitgekomen? Zo nee, bent u bereid dit op korte termijn alsnog te doen?
Ja.
De Nederlandse ambassade in Kampala heeft contact gehad met het Ministry of Gender, Labour & Social Development in Uganda en het Ministry of Trade, Industry & Cooperatives. Zoals ook in het antwoord op vraag 1 genoemd, heeft het eerstgenoemde ministerie aangegeven een eigen, onafhankelijk onderzoek te doen naar het incident bij Royal Van Zanten. Het kabinet wacht de resultaten van dit onderzoek af.
Kunt u toelichten of de Nederlandse staat, al dan niet indirect, is betrokken bij de activiteiten van Royal Van Zanten in Uganda? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, heeft u inzicht in de mate waarin Royal Van Zanten zich aan de OESO-richtlijnen houdt, zoals u van hen verwacht?
De Nederlandse staat is niet betrokken bij de activiteiten van Royal Van Zanten in Uganda.
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die in het buitenland actief zijn, dat zij zich houden aan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bij onenigheid over de toepassing of naleving van de richtlijnen bestaat er de mogelijkheid het Nationaal Contactpunt (NCP) Nederland te betrekken bij het vinden van een oplossing.
Kunt u toelichten of Nederland betrokken is bij het onderzoek dat de overheid van Uganda momenteel uitvoert in bloemenbedrijven? Hoeveel Nederlandse bloemenbedrijven zijn er actief in Uganda, en heeft u reeds contact met hen gezocht over de aanleiding van het onderzoek? Heeft u overwogen dat de Nederlandse overheid zelfstandig en onafhankelijk onderzoek moet doen in deze sector?
Er zijn vijf aan Nederland gelieerde bloemenbedrijven actief in Uganda.
Het is de verantwoordelijkheid van de autoriteiten in Uganda om wet- en regelgeving omtrent arbeidsrechten en -omstandigheden te implementeren en te handhaven. In dit kader is het ook hun verantwoordelijkheid om een onafhankelijk en onpartijdig onderzoek te doen. Het kabinet wacht de resultaten van het onderzoek naar Royal Van Zanten af. Zoals in het antwoord op vraag 5 toegelicht, hecht het kabinet groot belang aan naleving van de OESO-richtlijnen. Mocht na het onderzoek nog steeds onduidelijkheid bestaan over de toepassing van de OESO-richtlijnen door Royal Van Zanten, dan kunnen betrokken partijen advies aanvragen of een melding doen bij het Nederlandse NCP.
Kunt u toelichten wat de mogelijke consequenties zijn voor Royal Van Zanten en eventuele andere Nederlandse bloemenbedrijven indien zij zich inderdaad schuldig hebben gemaakt of maken aan de in het artikel gestelde verdenkingen?
Het kabinet kan niet vooruitlopen op de uitkomst van het onderzoek van het Ministry of Gender, Labour & Social Development.
Mocht het onderzoek uitwijzen dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen geschonden zijn, dan moet het bedrijf volgens diezelfde richtlijnen de gevolgen van die schendingen herstellen of compenseren.
Het bericht “Traag internet of verplicht tv- vier vragen over de macht van KPN en Ziggo’ |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Traag internet of verplicht tv – vier vragen over de macht van KPN en Ziggo»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over de stelling van de auteur van dit artikel dat met twee snelle infrastructuren op de Nederlandse breedbandmarkt er een gebrek is aan keuze voor de consument?
Een concurrerende markt waarin de consument goede keuzevrijheid heeft is de centrale doelstelling van mijn beleid. In de Nederlandse marktsituatie is vaak sprake van twee vaste telecominfrastructuren. Hierdoor kunnen de meeste consumenten kiezen voor een aansluiting van KPN of Ziggo. Doordat op dit moment het netwerk van KPN is gereguleerd bieden concurrerende aanbieders bovendien via het netwerk van KPN ook diensten aan consumenten aan. Hierdoor bestaat een grotere keuzevrijheid voor consumenten.
Zoals ik in antwoord op vragen van de leden Oosenbrug en Kerstens (beiden PvdA) van 18 februari 2016 heb aangegeven, blijft het wat mij betreft nodig dat andere aanbieders ook in de toekomst toegang hebben tot de vaste netwerken om hun diensten te kunnen aanbieden en zo te zorgen voor effectieve concurrentie. Dit zorgt ervoor dat er voldoende keuzevrijheid voor consumenten blijft bestaan. Regulering is echter minder zeker geworden doordat het huidige Europese kader gericht is op het reguleren van één dominante speler en er nu twee vergelijkbare spelers zijn ontstaan. Nederland streeft daarom bij de herziening van het Europese kader naar toevoeging van reguleringsopties die een oplossing kunnen bieden voor het reguleren van een duopolie.2
In hoeverre is volgens u consumentenvrijheid in het geding in een markt waar consumenten maar kunnen kiezen uit twee afnemers?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe oordeelt u over de stelling van de auteur dat bij de pakketten van de twee grote aanbieders een prijsverhoging van maar liefst 13 en 16 procent is doorgevoerd? Klopt het dat dit haaks staat op de Europese ontwikkeling, waar in de 28 EU-lidstaten de gemiddelde prijzen voor breedband tussen 2013 en 2015 juist met gemiddeld 12 procent zijn gedaald?
Met de genoemde prijsverhogingen in relatie tot de Europese ontwikkelingen ben ik onbekend. Daarbij past de kanttekening dat hier slechts twee tarieven van twee aanbieders worden vergeleken. Ik verwijs verder naar een recent onderzoek in opdracht van de Europese Commissie, dat ingaat op prijsontwikkelingen in Europa.3 Daar blijkt het genoemde verschil niet uit.4 Overigens wordt in het aangehaalde artikel terecht de nuance aangebracht dat de prijsverhogingen voor een deel door btw-verhogingen worden verklaard. Een nuance die ik echter nog mis is dat er tegenover de prijsverhogingen ook kwaliteitsverbeteringen staan; consumenten krijgen meer waar voor hun geld. Dit kan in de vorm zijn van een gemiddeld hogere snelheid of meer af te nemen diensten.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen over de fusie tussen Ziggo en Vodafone, waar u aangeeft dat intensievere concurrentie op dit soort gecombineerde diensten kan leiden tot lagere prijzen of meer investeringen in vaste en mobiele netwerken of diensten?2
Ja.
Hoe verhoudt dit antwoord zich tot de huidige situatie in de Nederlandse breedbandmarkt, waar vooral dure alles-in-één pakketten worden aangeboden en hogere prijzen voor internet worden betaald in vergelijking met andere Europese landen?
Ik verwijs voor een antwoord op deze vraag naar de beantwoording van vraag 4. Ik herken me niet in het beeld dat sprake is van hoge tarieven in vergelijking met andere landen.
Wat vindt u van het ontmoedigingsbeleid van de twee aanbieders, door bij de goedkoopste internet only pakketten instapvarianten aan te bieden met een internetsnelheid die drie keer lager is dan de snelheid van de duurste pakketten met de meeste extra geleverde diensten?
Ik deel de mening niet dat consumenten gedwongen worden tot afname van alles-in-een pakketten. In de eerste plaats zijn er immers wel degelijk alternatieve aanbiedingen in de markt. Naast KPN en Ziggo zijn er aanbieders van internet-only abonnementen die vaak lager geprijsd zijn. Daarnaast is er een grote groep consumenten die alles-in-een pakketten juist aantrekkelijk vinden, omdat zij meerdere diensten willen afnemen en een alles-in-een pakket doorgaans prijsvoordelen biedt. Dit laat onverlet dat ik mij bij de herziening van het Europese telecomkader inzet voor goede reguleringsopties ten behoeve van effectieve concurrentie en goede keuzevrijheid in de Nederlandse markt.
Deelt u de mening dat er een ongewenste situatie is ontstaan, waarbij consumenten dure alles-in-een pakketten moeten afnemen voor snel internet ook al hebben ze geen behoefte aan televisie en vaste telefonie? Zo ja, bent u van plan hiertegen actie te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om onderzoek te laten doen naar de Nederlandse prijzen van internetabonnementen in vergelijking met andere Europese landen?
Een eigen onderzoek naar de Nederlandse prijzen van internetabonnementen in een internationale vergelijking vind ik niet nodig. Ten eerste verschijnen er al geregeld onderzoeken. Ik heb hier in mijn antwoord op vraag 4 al naar verwezen. Ten tweede moet er bij een dergelijk onderzoek goed voor gewaakt worden niet in een situatie te komen dat er snelle conclusies worden verbonden aan een vergelijking van appels met peren. Indien er namelijk andere dienstverlening wordt geleverd is het ook te verwachten dat de prijs anders is.
Tot slot dienen in een dergelijk onderzoek arbitraire keuzes te worden gemaakt aangezien de kwaliteit van de dienst in internationaal perspectief erg verschilt.
In Nederland wordt een relatief goede kwalitatieve dienst geleverd.
Bent u bereid om in overleg te gaan met de Autoriteit Consument & Markt over een onderzoek naar concurrentie in de breedbandmarkt?
De ACM voert in het kader van haar marktanalysebesluiten al geregeld onderzoek uit naar de concurrentie op de breedbandmarkt. Ik verwijs specifiek naar het marktanalysebesluit ontbundelde toegang dat op 17 december is gepubliceerd.6 Daarnaast voert de ACM momenteel een vooronderzoek uit ter voorbereiding op de nieuwe marktanalyse ontbundelde toegang. De voorgenomen fusie tussen Ziggo en Vodafone vormde mede de aanleiding voor dit vooronderzoek.7 Bovendien wordt momenteel door ACM een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de concurrentie-effecten van bundeling van diensten en exclusieve content. Ik verwacht dat ACM hierover in de eerste helft van volgend jaar een rapportage op haar site zal publiceren.
Het bericht “ABN Amro zegt duizenden klanten de wacht aan” |
|
Wouter Koolmees (D66) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «ABN Amro zegt duizenden klanten de wacht aan»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat 15.000 mensen verplicht op zoek moeten naar een andere bank?
Ik ben bekend met het in vraag 4 genoemde signaal. Banken bepalen zelf hun ondernemingsstrategie en het door hen gewenste risicoprofiel en stemmen hun klantenbestand daar op af. Vanzelfsprekend spelen hierbij veel verschillende factoren een rol die door banken zelf worden gewogen, zoals het bestaande kader van wet- en regelgeving evenals de door banken gewenste risicobereidheid. ABN Amro geeft aan dat niet alleen de toegenomen wet- en regelgeving een rol heeft gespeeld bij deze afweging, maar ook de strategie om op het vlak van consumentenbankieren vooral een Nederlandse en Europese bank te willen zijn met een gematigd risicoprofiel.
Het is onvermijdelijk dat wet- en regelgeving die van toepassing is op het financiële stelsel complexer wordt. Om gebruikers van die regels, zoals banken en andere financiële instellingen, bij te staan stellen overheden, toezichthouders en internationale organisaties guidelines en best practices op. Zo is onlangs door de FATF (Financial Action Task Force) guidance gepubliceerd over toepassing van de regels inzake correspondent banking2, en eerder al guidance over hoe financiële inclusiviteit te bewerkstelligen en tegelijkertijd regels met betrekking tot het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering toe te passen.3 Daarnaast is een leidraad beschikbaar van het Ministerie van Financiën voor de uitvoering van wettelijke verplichtingen voor het voorkomen van witwassen en anti-terrorismefinanciering.4 Met dergelijke handleidingen en toelichtingen wordt toepassing van de wet- en regelgeving zo veel mogelijk vergemakkelijkt.
Wat is de exacte doelgroep die verplicht wordt om de bankrekening te sluiten? Wanneer hoort een klant bij de 10% van de buitenlandse particulieren die gevraagd wordt om zijn/haar bankrekening te sluiten?
Van belang is dat banken moeten voldoen aan de wet- en regelgeving van verschillende landen als zij diensten verlenen aan klanten die buiten Nederland wonen. Ieder land heeft zijn eigen wet- en regelgeving waarin bepaald wordt welke diensten al dan niet verleend mogen worden. Binnen Europa is dit meestal geen probleem, omdat de bank een «Europees paspoort» heeft om diensten in andere Europese landen aan te bieden. Buiten Europa ligt dit anders. In verband met de beantwoording van onderhavige Kamervragen heb ik informatie ingewonnen bij ABN Amro over bovengenoemd bericht in het Financieele Dagblad. Volgens deze informatie heeft ABN Amro onlangs haar beleid aangepast voor particuliere klanten die permanent buiten Europa wonen, omdat ABN Amro een Nederlandse bank is die vooral Nederlandse en Europese klanten bedient. De toenemende hoeveelheid en complexiteit van relevante wet- en regelgeving maakt volgens ABN Amro dat het bedienen van klanten buiten Europa steeds meer risico’s en extra kosten met zich brengt. Het gaat daarbij voornamelijk om wet- en regelgeving van landen buiten de EU, maar ook om Europese wetgeving, en om risico’s die verband houden met het goed naleven van lokale wet- en regelgeving. Het lopen van deze risico’s past volgens ABN Amro niet bij de strategie van een bank met een gematigd risicoprofiel.
Dit heeft volgens ABN Amro gevolgen voor de dienstverlening voor klanten die permanent in bepaalde door de bank geïdentificeerde landen buiten de EER, Zwitserland, Caribisch Nederland, Curaçao, Aruba en Sint Maarten wonen en bankdiensten afnemen bij ABN Amro in Nederland. Het zou om ongeveer 15.000 van de 5 miljoen particuliere klanten van ABN Amro gaan. Bepaalde klantgroepen worden volgens ABN Amro uitgezonderd, zoals klanten die vanuit de EER tijdelijk naar een land daarbuiten verhuizen met de nadrukkelijke en aantoonbare intentie terug te komen naar de EER, of klanten die aantoonbaar ergens anders geen bankrekening kunnen openen.
Bent u bekend met het signaal dat deze 15.000 mensen hun bankrekening moeten opzeggen, mede door de toegenomen complexiteit van wet- en regelgeving waardoor het voor banken niet meer rendabel is om deze groep te bedienen? Kunt u toelichten of u dit een wenselijke situatie acht?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan de wet- en regelgeving minder complex worden gemaakt zodat het voor banken ook rendabel is om klanten te hebben die permanent in het buitenland wonen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat kunnen de gevolgen zijn voor de klanten die nu hun rekening moeten sluiten bij ABN AMRO?
ABN Amro vraagt deze klanten om klant bij een andere bank te worden.
Kunnen de klanten die nu bij ABN AMRO worden weggestuurd nog wel bij een andere Nederlandse bank terecht? Kunt u garanderen dat Nederlanders die in het buitenland wonen altijd een Nederlandse bankrekening kunnen openen of behouden?
Ik heb hierover informatie ingewonnen bij de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Volgens de NVB zijn er bij haar geen signalen bekend dat mensen die permanent buiten Europa wonen bij andere Nederlandse banken geen rekening zouden kunnen openen of behouden. Ik kan echter niet garanderen dat Nederlanders die buiten Europa wonen altijd bij een Nederlandse bank terecht zullen kunnen. Het is immers aan elke individuele bank zelf om te bepalen of iemand klant kan worden. Daarbij spelen veel verschillende factoren een rol die door banken zelf worden gewogen, zoals het bestaande kader van wet- en regelgeving evenals de door banken gewenste risicobereidheid.
Kunt u toelichten of ook klanten met een hypotheek worden verplicht om een andere bank te zoeken? Wat zijn de gevolgen voor deze klanten?
Volgens informatie van ABN Amro heeft circa 1% (152 klanten) van de 15.000 klanten een hypotheek. Voor deze klanten geldt dat zij hun producten mogen behouden tot einde looptijd van de hypotheek bij ABN Amro. Dit heeft volgens de bank onder andere te maken met de omstandigheid dat het voor een klant veelal moeilijk zal zijn om in het buitenland een hypotheek te verkrijgen voor onroerend goed in Nederland.
Het bericht ‘Zzp’er te karig voor pensioen’ |
|
Roos Vermeij (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Zzp’er te karig voor pensioen»?1 Bent u daarnaast op de hoogte van het rapport van Netspar dat aanleiding was voor dit bericht?2
Ja.
Hoe kijkt u naar de bevindingen van het rapport van Netspar waaruit blijkt dat ruim een miljoen zelfstandigen veel te weinig sparen voor hun pensioen om later aan hun verplichtingen te kunnen voldoen?
Ik vind het van belang dat alle werkenden – dus ook de zelfstandigen – voldoende reserveren voor hun pensioen. Zo wordt na pensionering een te grote terugval in levensstandaard voorkomen. Zoals ik heb beschreven in de Perspectiefnota Toekomst Pensioenstelsel (Kamerstukken II, 32 043, nr. 337), kan het grootste deel van de zelfstandigen uitzien naar een toereikend oudedagsinkomen. Van een deel van de zelfstandigen zijn de besparingen echter zodanig beperkt dat zij, gezien hun huidige inkomen, na beëindiging van hun werkzame leven zullen worden geconfronteerd met een aanzienlijke inkomensdaling.
In hoeverre deelt u de mening dat het zeer zorgwekkend is dat deze mensen straks volledig afhankelijk worden van hun AOW, zeker gezien het feit dat zij nu een laag bedrijfsvermogen kennen en kwetsbaar zijn op de huizenmarkt doordat zij weinig aflossen? Deelt u de vrees dat – mede door deze kwetsbaarheden – zelfstandigen in hun werkende leven maar ook na pensionering een groter risico lopen om in armoede te vervallen en daardoor vaker een beroep zullen moeten doen op ons sociale zekerheidsstelsel? In hoeverre komt het stelsel van sociale voorzieningen hierdoor onder druk te staan?
Doel van het (aanvullend) pensioen is het voorkomen van een grote terugval in levensstandaard na pensionering. Dit is niet alleen in het belang van de betrokkenen zelf, maar ook van de samenleving als geheel. De AOW is een basisinkomen. Degene die uitsluitend de AOW als inkomen heeft, komt veelal in aanmerking voor collectieve voorzieningen, zoals de zorg- en huurtoeslag. Degene die, gezien zijn huidige inkomen, een passende reservering voor de oude dag doet, voorkomt dat hij of zij in de toekomst een dergelijk beroep op collectieve voorzieningen moet doen. Het is een maatschappelijk belang dat werkenden sparen voor hun pensioen als hun inkomen dat toelaat. Daarom schets ik in de brief Perspectiefnota Toekomst Pensioenstelsel mogelijkheden om het pensioenstelsel inclusiever te maken.
Vindt u het in dit licht ook zorgelijk dat twee derde van deze miljoen zelfstandigen geen aanvullend particulier pensioenplan heeft? Welke maatregelen heeft u tot nu toe genomen om dit te stimuleren? Welke (andere) mogelijkheden ziet u om deze mensen te stimuleren zodat zij een aanvullend particulier pensioenplan zullen opstellen?
Pensioenopbouw wordt fiscaal ondersteund, ook voor zelfstandigen. Als onderdeel van het zogeheten Witteveenakkoord heeft het kabinet een aantal aanvullende maatregelen genomen die specifiek gericht zijn op de stimulering van pensioenopbouw door zelfstandigen. In de belastingwetgeving is vanaf 1 januari 2015 geregeld dat lijfrenten ook kunnen worden opgenomen in geval van arbeidsongeschiktheid. Daarmee is een pensioenreservering een alternatief geworden voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Vanaf 1 april 2016 blijven lijfrenten in hoge mate buiten beschouwing bij de middelentoets van de Participatiewet. De verrichte besparingen behouden daarmee hun bestemming voor de oude dag.
In de Perspectiefnota is een eerste analyse gegeven van de oudedagsreserveringen van groepen zelfstandigen. Een werkgroep van de SER buigt zich momenteel over de pensioenpositie van zelfstandigen. Deze werkgroep zal de pensioensituatie van verschillende groepen zelfstandigen nader in kaart brengen en de pensioenbehoeften van groepen zelfstandigen inventariseren.
De werkgroep laat momenteel aanvullend onderzoek doen om meer specifieke informatie over de pensioensituatie van zelfstandigen te verkrijgen. Verwacht wordt dat de verkenning van de SER in het eerste kwartaal van 2017 beschikbaar komt.
In de Perspectiefnota is een globale schets gegeven van een breed scala aan mogelijke maatregelen om de pensioenopbouw van zelfstandigen te verbeteren.
Ook wordt een aantal meer algemene oplossingen genoemd, zoals een algemene pensioenplicht voor alle werkenden en een vergroting van de betekenis van de eerste pijler.
In hoeverre deelt u de mening van Netspar dat een opt-out variant voor zelfstandigen waaraan zij automatisch deelnemen, tenzij hij zelf aangeeft hier uit te willen stappen, een eerste stap in de goede richting zou kunnen zijn om zelfstandigen meer pensioen op te laten bouwen? Bent u bereid om te onderzoeken of dit zou kunnen leiden tot een toename van het aantal zelfstandigen dat pensioen opbouwt? Bent u bereid om daar ook de algemene verplichtstelling in mee te nemen? Zo ja, wanneer kunnen wij deze resultaten verwachten? Zo nee, waarom niet?
Een opt-out systeem is een van de mogelijkheden die voldoet aan de specifieke omstandigheden van zelfstandigen. Het is aan een volgend kabinet om beslissingen hierover te nemen. Daarvoor kan het de hiervoor genoemde studie van de SER-werkgroep benutten.
Kunt u voorts nader toelichten welke maatregelen er tot op heden zijn genomen om de schuldenlast bij zelfstandigen te verkleinen? Welke middelen staan er voor hen ter beschikking om zo snel mogelijk uit de schulden te komen, in het bijzonder wanneer zij de pensioengerechtigde leeftijd naderen?
Aan zelfstandigen die te maken hebben met een gedwongen bedrijfsbeëindiging kunnen gemeenten via het Bijstandsbesluit zelfstandigen 2004 (BBZ 2004) ondersteuning bieden. Ook de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) kan zelfstandigen vanaf 55 jaar met een laag inkomen helpen bij het voorkomen of zo klein mogelijk houden van de schuldenlast bij het stoppen met de onderneming. Ook die ondersteuning van zelfstandigen is een verantwoordelijkheid van gemeenten. Dat geldt ook voor de schuldhulpverlening. In dat kader stimuleer ik de samenwerking tussen beide vormen van dienstverlening3, juist om tot passende dienstverlening aan de (ex-)zelfstandige met een schuldenproblematiek te komen. Steeds meer gemeenten geven die verbinding tussen BBZ 2004 en schuldhulpverlening vorm. Ik blijf deze initiatieven ook onder de aandacht van gemeenten brengen.
De aanleg van een schiereiland in het Veersmeer in Zeeland |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het voornemen van de gemeente Noord-Beveland om in te stemmen met het voorstel van De Zeeuwse Lagune om in het Veerse Meer een groot schiereiland van meer dan 31.000 m2 ten behoeve van recreatief vastgoed te realiseren? Zo ja, hoe apprecieert u dit voorgenomen project?
Ja, over dit plan is op 8 december 2016 in de raad van de gemeente Noord-Beveland gesproken. De raad heeft unaniem besloten geen anterieure overeenkomst aan te gaan met de initiatiefnemer van dit plan. De raad heeft daarbij verschillende aspecten gewogen, waaronder de kaders en afspraken die in de regio over de ontwikkeling in het verleden waren opgesteld en de reacties van burgers en instellingen die het genoemde plan hebben opgeroepen. Het is aan de gemeente om in overleg met de betrokken overheden en partijen zich over eventuele ontwikkelingen te beraden. Het af te sluiten Kustpact zal afspraken bevatten op basis waarvan de andere overheden kunnen afwegen waar welke ontwikkelingen en op welke wijze passend zijn bij de aanwezige waarden en kernkwaliteiten van de kust.
Ik heb er vertrouwen in dat de gemeente en andere betrokken partijen komen tot een goede afweging voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in dit deel van de Kustzone, waarbij zowel de recreatieve als de natuurlijke en landschappelijke waarden worden versterkt.
Klopt het dat het Rijksvastgoedbedrijf akkoord is of voornemens is akkoord te gaan met een vijftig jaar durende erfpachtovereenkomst? Zo ja, is hiervoor geen bestuurlijke instemming vereist van de lokale en regionale autoriteiten? Hoe verhoudt zich deze erfpachtovereenkomst met het voornemen om geen zakelijke rechten meer aan te gaan in gebieden waar Rijkswaterstaat het eigendomsrecht of het beheer over heeft? Klopt de veronderstelling dat het voorgenomen project niet past in het beleid van Rijkswaterstaat en dat hier dientengevolge geen ruimte voor is? Zo nee, waarom niet?
Voor dit project zijn in 2010 reeds afspraken gemaakt over onder andere het verlenen van medewerking aan het vestigen van een zakelijk recht. Vanwege deze afspraken heeft Rijkswaterstaat in goed overleg met het Rijksvastgoedbedrijf het vestigen van een zakelijk recht in dit gebied gefaciliteerd. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de overeenstemming met de initiatiefnemer over de hoofdlijnen van een erfpachtovereenkomst schriftelijk aan deze bevestigd bij brief van 21 september 2016. Instemming van de lokale en regionale autoriteiten is hiervoor niet vereist. De afspraken zijn expliciet onder voorbehoud van de vereiste vergunningverlening door de bevoegde gezagen, waaronder een omgevingsvergunning van de gemeente. Op deze wijze zorgt het Rijk als beheerder er voor dat de andere overheden niet worden beïnvloed in hun afweging ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling zelf.
Klopt het dat dit voorgenomen project impliceert dat grondgebied moet worden uitgeruild tussen aan het Veerse Meer grenzende gemeenten, waardoor, zonder instemming van de betrokken gemeenteraden en provinciale staten, de omgeving ingrijpend wordt veranderd (terwijl er geen bestemmingsplan is en ook nog geen ruimtelijk ontwerp) en ruimte wordt geboden aan een horecagelegenheid die het thans niet is toegestaan om uit te breiden?
Nee, het genoemde project impliceert niet dat grondgebieden van gemeenten moeten worden uitgeruild. Voor uitleg over de besluitvormingsprocedure en de rol van het Kustpact verwijs ik u naar antwoord 1.
Hoe verhoudt zich dit voorgenomen project tot het Kustpact en tot de op dit moment geldende wet- en regelgeving? Ziet u aanleiding om dit voorgenomen project met de tot uw beschikking staande bevoegdheden te blokkeren? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om, samen met de provinciale autoriteiten, dit voorgenomen plan in afwachting van de komende Zeeuwse kustvisie te blokkeren? Zo nee, waarom niet?
Uitgangspunt van het te sluiten Kustpact is dat we de kust willen beschermen maar niet op slot willen zetten. In het Kustpact zullen afspraken worden gemaakt over het aanwijzen van zones aan de kust waar niet gebouwd kan worden voor recreatiedoelen, waar wel en onder welke voorwaarden. In het Kustpact zullen ook afspraken worden opgenomen over de wijze waarop met thans lopende plannen en initiatieven zal worden omgegaan. Concrete plannen zullen vervolgens dienen te passen binnen de kaders van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), onder andere ten aanzien van het «kustfundament». Een beoordelende rol van het Rijk is pas aan de orde bij de aanvragen voor vergunningen, waar het Rijk bevoegd gezag is.
Vooruitlopend op de definitieve ondertekening van het Kustpact en aanvragen voor vergunningen kan ik daar nog geen inzage in geven.
Het bericht “Renovatie Binnenhof officieel geheim” |
|
Kees Verhoeven (D66), Wouter Koolmees (D66) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Renovatie Binnenhof officieel geheim»?1
Ja. Het door mij genomen besluit tot geheimverklaring is gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2016, 59812).
Op basis van welke afweging heeft u besloten om af te wijken van de normale procedure van openbare aanbesteding? Hoe heeft u daarin de kosten mee laten wegen? Waarom bent u nu tot deze afweging gekomen, en niet eerder?
Ik heb besloten af te wijken van de gebruikelijke procedures om risico’s voor de veiligheidssituatie van het Binnenhofcomplex en zijn gebruikers te beperken. De kosten maken geen onderdeel uit van de afweging om het project renovatie Binnenhof geheim te verklaren. In de vertrouwelijke brief van de voorzitter van de bestuurlijke stuurgroep renovatie Binnenhof, mevrouw Spies, aan het presidium van de Tweede Kamer d.d. 6 februari 2015 met kenmerk 1020168391 is de Kamer reeds geïnformeerd (pag. 15 van bijlage 2) over de intentie tot geheimhouding. Op basis van het advies van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van 29 juni 2016, en in goed overleg met de bewoners van het Binnenhof, ben ik gekomen tot mijn besluit.
Zijn er vergelijkbare projecten waarbij ook uit veiligheidsoverwegingen besloten is af te wijken van de normale procedure van openbare aanbesteding? Kunt u daarvan enkele voorbeelden geven?
Ja. Voorbeelden zijn de geheimverklaringen van opdrachten voor diensten, leveringen en werken ten behoeve van woon- en werkverblijven van leden van het Koninklijk Huis (Staatscourant 2014, 21237) en de gezamenlijke huisvesting van de AIVD en MIVD.
Welke criteria hanteert het Rijksvastgoedbedrijf bij de selectie van architecten, bouwbedrijven en installateurs? Op welke manier worden (verwachte) kosten hierin meegenomen?
Zoals ook is toegelicht bij het geheimverklaringbesluit zal de kring van geïnformeerden zo beperkt mogelijk moeten blijven. De mogelijkheden voor concurrentiestelling zijn daarom beperkt. Bij de selectie van partijen hanteert het Rijksvastgoedbedrijf criteria die onder meer zien op geheimhouding/beveiliging, de deskundigheid en de ervaringen van partijen. Voorafgaand aan het verstrekken van een opdracht aan een geselecteerde partij wordt de aangeboden prijs getoetst op marktconformiteit.
Hoe wordt in het proces geborgd dat er voldoende en eerlijke concurrentie is tussen verschillende bouwers, waarbij alle geschikte bedrijven die mee willen doen ook daadwerkelijk de kans krijgen om deze opdracht te krijgen?
Zie antwoord vraag 4.
Het artikel ‘Schoolbestuur, waar is uw jaarrekening?’ |
|
Karin Straus (VVD), Pieter Duisenberg (VVD) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Schoolbestuur, waar is uw jaarrekening?»1
Ja.
Hoe beoordeelt u de steekproef uitgevoerd door het Onderwijsblad en de aangehaalde cijfers van de VO-raad?
De steekproef en de cijfers onderschrijven het beeld dat de Staatssecretaris eerder al heeft verkregen naar aanleiding van een overleg met de VO-raad. Een vergelijkbaar gesprek is gevoerd met de PO-raad. Ook daaruit kwam het beeld dat een groot aantal scholen hun jaarverslag nog niet openbaar maken.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is wanneer publiek bekostigde onderwijsinstellingen hun publieke verantwoordingdocument, namelijk de jaarverslagen, niet gemakkelijk toegankelijk maken, ondanks gemaakte afspraken hierover in de Code Goed bestuur? Zo ja, welke stappen zet u om ervoor te zorgen dat ze dit wel doen? Zo nee, waarom niet?
Ja. In onze brief van 19 februari 2015 over de reactie op de moties en het amendement bij de OCW-begroting 2015 (Kamerstuk 33 495, nr. 60) hebben wij aangegeven dat als de afspraken niet worden nageleefd we de regelgeving op dit punt zullen aanpassen. We zullen daarom regelen dat de sectorwetten worden aangepast. Daarna worden in de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs nadere aanwijzingen omtrent de openbaarmaking van het gehele jaarverslag, bestaand uit zowel het bestuursverslag, de jaarrekening en overige relevante stukken gegeven.
Bent u van mening dat het door schoolbesturen publiceren van samenvattingen van jaarverslagen, gecensureerde en ingekorte versies of «jaarverslagen op verzoek» geen openbaarheid van jaarverslagen genoemd mag worden? Kunt u dit toelichten?
Zie het antwoord op vraag 3.
Welke afspraken zijn er gemaakt tussen u en de koepelorganisaties om de transparantie onder instellingen met betrekking tot de publicatie van jaarverslagen te bevorderen? Wat zijn de consequenties voor de individuele instellingen als zij zich hier niet aan houden? Wie ziet erop toe dat deze consequenties ook volgen?
In een eerder stadium is met de koepelorganisaties afgesproken dat de afspraken omtrent de openbaarmaking in de branchecodes wordt opgenomen. Deze afspraken worden in het mbo, hbo en wo al voor het grootste deel nageleefd, terwijl het po en vo op dit punt meer achterblijven. De consequentie is dat we zo snel als mogelijk openbaarmaking gaan regelen via wet- en regelgeving. Dat betekent dat de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) dan hierop kan handhaven.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek dat wordt gedaan of is gedaan naar de mate waarin instellingen zich houden aan de afspraak tot actieve openbaarmaking? Bent u bereid om de resultaten van dit onderzoek zo snel mogelijk met de Kamer te delen?
In de, binnenkort te publiceren, «Financiële Staat van het Onderwijs» gaat de inspectie hier nader op in. De «Financiële Staat van het Onderwijs» wordt ook aan uw Kamer gezonden.
Vindt u dat wanneer de gemaakte afspraken stelselmatig door een behoorlijk percentage van de scholen niet wordt nagekomen, er alsnog een wettelijk voorschrift voor deze openbaarmaking moet worden geregeld? Wanneer en op basis van welke criteria overweegt u een wetswijziging? Kunt u dit toelichten?
Zie het antwoord op vraag 5.
Het gebruik van medische gegevens voor de aanbieding van commerciële screeningstesten |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Bedrijf achter NIPT-test misbruikt medische gegevens»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Wat vindt u van het feit dat het Belgische bedrijf Gendia, dat voor veel Nederlandse vrouwen de Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT) uitvoert, persoonlijke medische gegevens voor commerciële doeleinden gebruikt?
Dat vind ik onwenselijk en ik keur dit dan ook af.
De NIPT als eerste test is in Nederland vanaf 1 april 2017 beschikbaar met alle kwaliteitswaarborgen (bijvoorbeeld wat betreft counseling, informatievoorziening aan de zwangeren en uitvoering van de NIPT) die hiervoor in Nederland gelden. Om NIPT nu al als eerste test te kunnen krijgen, nemen vrouwen op eigen initiatief de zogenaamde België-route. Zij gaan fysiek naar Gendia of laten bij een Nederlands ziekenhuis bloed afnemen om dat via Gendia te laten testen. Iedereen die zich laat behandelen of testen in het buitenland valt onder de wetgeving en het toezicht van het betrokken land. Vrouwen moeten echter op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) – door de zorgverleners in Nederland die bloed afnemen en dit voor de vrouwen opsturen naar België – wel gewezen worden op het feit dat zij door het gebruik van de België-route niet onder de Nederlandse wet- en regelgeving vallen voor het uitvoeren van de NIPT.
Deelt u de mening dat op commerciële basis kankerscreeningstesten aanbieden per brief ongepast is, dat het mensen bang kan maken en dat het misleidend kan zijn, omdat het schijnzekerheid kan bieden?
Ik deel deze mening.
Wat vindt u ervan dat wanneer mensen gegevens afstaan voor een NIPT, deze gegevens zonder toestemming worden gebruikt door een commercieel bedrijf voor de verkoop van een andere test? Bestempelt u dit als koppelverkoop? Zo ja, wat is uw oordeel hierover? Zo nee, waarom niet?
In Nederland is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing op de verwerking van (medische) persoonsgegevens. De Wbp is van toepassing als de verantwoordelijke van de gegevensverwerking een vestiging in Nederland heeft.
De privacywetgeving van de lidstaten van de EU is de uitwerking van de Europese Privacyrichtlijn1995 die op dit moment geldt. Vanaf 25 mei 2018 zal de nieuwe Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing zijn. Deze verordening is rechtstreeks van toepassing in de lidstaten.
De nu nog geldende Privacyrichtlijn bevat belangrijke beginselen over de verwerking van persoonsgegevens, zoals het principe van doelbinding.
Persoonsgegevens mogen alleen voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardige doeleinden worden verwerkt en mogen vervolgens niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. Daarnaast mogen persoonsgegevens alleen worden verwerkt voor zover zij – gelet op de doeleinden waarvoor zijn verzameld – toereikend, terzake dienend en niet bovenmatig zijn. Deze beginselen zijn in de Nederlandse Wbp neergelegd.2
Verder gelden op grond van de Privacyrichtlijn en de Wbp voor het verwerken van bijzondere persoonsgegevens (zoals medische gegevens) extra zware eisen.
Uit de Privacyrichtlijn en de Wbp volgt dat alleen die medische gegevens van de zwangere in de vragenlijst mogen worden verzameld die noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van een juiste uitslag op de test en dat zij alleen daarvoor gebruikt mogen worden. Voor het gebruik van de medische gegevens voor een ander doel is uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene nodig. Deze toestemming moet een vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting zijn. Deelnemers aan de test moeten gewezen worden op vragen die met een ander doel gesteld worden en moeten dus uitdrukkelijke toestemming geven voor gebruik voor dat andere doel. Zonder deze toestemming mogen de gegevens niet voor een ander doel gebruikt worden.
Van koppelverkoop is sprake als de verkoop van een bepaald product of dienst afhankelijk wordt gesteld van de koop van een ander product of dienst. Waar het hier om gaat is of de vrouwen van tevoren zijn ingelicht en uitdrukkelijke toestemming hebben gegeven voor het gebruik van hun medische gegevens voor andere doeleinden dan de NIPT test.
Het niet naleven van de privacyregels en oneigenlijk gebruik van gevoelige gegevens als medische gegevens acht ik onwenselijk.
Bedrijven en organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor de naleving van privacywetgeving. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is in Nederland belast met toezicht op de naleving van die wetgeving. In België is er een vergelijkbare autoriteit die toezicht houdt, de Privacycommissie. Zij zijn van deze casus op de hoogte gebracht. De Belgische Privacycommissie onderneemt, in overleg met de AP, actie op de eventuele privacyschending door Gendia.
Wanneer mensen medische gegevens aanleveren die voor de NIPT benodigd zijn, en deze gegevens vervolgens zonder gesprek en toestemming worden gebruikt om schriftelijk een kankertest aan te bieden, valt dit dan volgens u onder oneigenlijk gebruik van medische gegevens?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u dergelijk gebruik van medische gegevens ook onwenselijk en kunt u dit voorkomen? Hoe verhoudt deze gang van zaken zich volgens u met Europese en Nederlandse privacywetgeving?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u een toelichting geven op de exacte link tussen de gegevens die door mensen worden verstrekt voor de NIPT en het gebruik hiervan door Gendia? Kunt u uiteenzetten hoe dit precies verloopt?
In de bijlage3 treft u het aanvraagformulier aan dat door Gendia is gebruikt (formulier van mei 2015). Hoe het proces bij Gendia verloopt is mij niet bekend.
Het bericht dat veel Nederlanders niet goed weten wanneer naar 112 mag worden gebeld |
|
Harm Brouwer (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «112 daar red je levens mee maar dan moet je wel bellen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat veel Nederlanders niet goed weten wanneer 112 wel en niet mag worden gebeld?
Ja, zie ook mijn reactie bij vraag 3 en 5.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat mensen te laat bellen en hierdoor kostbare seconden verloren gaan voor de hulpverleners en de pakkans van de politie verkleind wordt? Zo ja, hoe verklaart u dat veel mensen te laat 112 bellen? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. Zoals ook in het artikel wordt aangegeven is breed bekend dat 1-1-2 primair bedoeld is voor spoedeisende situaties: «als iedere seconde telt». Het gaat hierbij om het alarmnummer van zowel politie, brandweer als ambulance. In het artikel wordt specifiek ingegaan op het gebruik van het alarmnummer in relatie tot het vergroten van de heterdaadkracht van de politie. Hier moet de beller bijvoorbeeld bij een verdachte situatie de afweging maken «of iedere seconde telt». Ik kan me voorstellen dat deze afweging voor
de beller niet altijd evident is.
Heeft u ook signalen dat mensen 112 bellen terwijl het incident waar zij voor bellen geen spoed betreft of misbruik maken van het alarmnummer 112? Zo ja, heeft u zicht op in hoeveel gevallen er naar 112 gebeld wordt voor incidenten zonder spoed en hoeveel telefoontjes naar het alarmnummer misbruik betreffen? Zo nee, waarom niet?
Gemiddeld 35 tot 40% van alle 1-1-2 oproepen wordt in het eerste contact als oneigenlijk gebruik of zelf misbruik geregistreerd. Deze 1-1-2 oproepen worden niet doorverbonden naar de regionale meldkamers. Van het totaal geregistreerde oneigenlijk gebruik/misbruik van 1-1-2 is bijna de helft geregistreerd met het label «geen 1-1-2» of «0900 8844 (geen spoed wel politie)». De andere helft heeft andere oorzaken zoals zogenaamde broekzak-bellers of plaagbellers.
Deelt u de mening dat het van belang is dat mensen beter geïnformeerd worden over wanneer 112 wel en niet gebeld mag worden omdat elke seconde kan tellen, maar ook omdat misbruik hiermee tegengegaan kan worden? Zo ja, bent u voornemens om een nieuwe campagne te starten en in deze campagne ook aandacht te besteden aan misbruik? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven en ook in het artikel aangegeven is het breed bekend dat 1-1-2 bedoeld is voor situaties waarbij iedere seconde telt. Daarbij laat het geregistreerde oneigenlijk gebruik/misbruik van 1-1-2 een dalende trend zien. Dit lijkt vooral te danken aan de opkomst van smartphones en de getroffen misbruikmaatregelen. Bij doelbewust misbruik kiest de politie voor een directe benadering richting de beller. Voor wat betreft het bevorderen van heterdaadkracht, stimuleert de politie mensen onder andere door middel van regionale communicatie en publieksvoorlichting, om 1-1-2 te benutten om de pakkans te vergroten. Ik zie gelet op het bovenstaande geen aanleiding om een nieuwe voorlichtingscampagne vanuit het rijk te starten.
Welke mogelijkheden ziet u nog meer om mensen verder te informeren over wanneer zij wel en niet 112 mogen bellen?
Zoals aangegeven geniet de vuistregel «als iedere seconde telt» brede bekendheid bij de burgers. Voor het verhogen van heterdaadkracht en het helder blijven maken van het onderscheid tussen 1-1-2 en 0900–8844 voert de politie regionale communicatie en publieksvoorlichtingscampagnes uit.
Wanneer het gaat om gevallen waarin mensen te vroeg bellen, betreft het dan incidenten waarbij de buren mogelijk ondersteuning kunnen bieden? Zo ja, deelt u de mening dat het waardevol zou kunnen zijn om de centralist de vraag «heeft u uw buren al gebeld?» te laten stellen? Zo nee, waarom niet?
Dit kan van geval tot geval verschillen. Mensen kunnen bijvoorbeeld te goeder trouw 1-1-2 bellen maar een verkeerde inschatting van de situatie maken. Bij gerede twijfel vind ik het altijd verstandig om wel 1-1-2 te bellen. Als geen sprake is van een spoedsituatie voor de hulpverleningsdiensten dan zal de centralist vanuit zijn of haar professionaliteit hier een gepaste reactie op geven.
Deelt u de mening dat misbruik van 112 verder aangepakt moet worden aangezien misbruikers de lijn voor mensen in nood bezet houden en centralisten onheus bejegenen? Zo ja, welke mogelijkheden bestaan er nu om misbruik van het alarmnummer 112 aan te pakken en ziet u mogelijkheden om misbruik van 112 verder tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Misbruik van 1-1-2 is strafbaar. Alle gegevens van (mobiele) telefoons zijn door de politie op te vragen en alle gesprekken die via 1-1-2 binnenkomen, worden opgenomen. Bij misbruik kan de politie de beller opsporen. Bij misbruik van 1-1-2 kunnen volwassenen een boete of een gevangenisstraf krijgen. Maken kinderen misbruik van 1-1-2 dan licht de politie de ouders in. Belt een kind vaker naar 1-1-2 dan kan het kind worden doorverwezen naar bureau Halt. Zoals hierboven aangegeven laat het misbruik/oneigenlijk gebruik van 1-1-2 een dalende trend zien. De beschikbare middelen om misbruik van 1-1-2 tegen te gaan vind ik daarmee op dit moment voldoende.
Hoge parkeerkosten voor zieke mensen en hun naasten |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Parkerende zieken laten kassa rinkelen»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat mensen die een ziekenhuis bezoeken, veel geld kwijt kunnen zijn aan het parkeren bij een ziekenhuis? Waar ligt wat u betreft de grens voor parkeerkosten voor zieke mensen?
Er zijn mij signalen bekend over situaties waarbij mensen veel geld kwijt zijn aan parkeerkosten. Ik begrijp dat hoge parkeerkosten niet prettig zijn voor patiënten en bezoekers. In het geval dat een patiënt of bezoeker door omstandigheden gebonden is aan vervoer per auto en voor een langere periode gebruik moet maken van een parkeerplaats, kunnen de kosten bij sommige ziekenhuizen namelijk oplopen. Ziekenhuizen hebben de mogelijkheid om in deze gevallen een korting te geven. Ik ben van mening dat ziekenhuizen in overleg met de gemeente aan zet zijn om beleid op dit punt te maken. Wanneer een patiënt of bezoeker het niet eens is met dit beleid, kan hij of zij zich wenden tot de gemeente en het ziekenhuis. Ik vind dat het te ver gaat om landelijke maatregelen te nemen. Desondanks wil ik ziekenhuizen en gemeenten wel oproepen om kritische geluiden serieus te nemen en zo de toegankelijkheid van zorg te waarborgen. Recentelijk heeft bijvoorbeeld de gemeente Enschede om de parkeertarieven bij Medisch Spectrum Twente tijdelijk (als pilot) te verlagen om ook aan deze kritiek tegemoet te komen.
Is het de bedoeling dat patiënten veel geld betalen voor parkeren? Zo nee, welke oplossingen zijn er denkbaar om te voorkomen dat patiënten of naasten die een patiënt bezoeken worden gevrijwaard van hoge kosten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van tarieven van € 4,– per uur en € 36,– per dag? Kent u ook de voorbeelden van mensen die voor een langere periode vaak in het ziekenhuis moeten zijn en daardoor honderden euro's kwijt zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u een overzicht geven van de parkeertarieven per ziekenhuis, wie per ziekenhuis verantwoordelijk is voor de parkeervoorziening en aan wie dat geld ten goede komt?
Het Ministerie van VWS beschikt niet over een overzicht per ziekenhuis van de hoogte van parkeertarieven, de verantwoordelijkheid van de parkeervoorziening, het eigenaarschap of waar de inkomsten van die parkeervoorziening voor worden gebruikt. Ik ben ook niet voornemens hier onderzoek naar te laten doen, aangezien dit geen aangelegenheid is waar de Minister van VWS een rol of bevoegdheid in heeft.
Klopt het dat er ook parkeergarages op ziekenhuisgrond staan die zijn verkocht aan particuliere eigenaren, waardoor de hoge tarieven hen ten goede komen? Wat vindt u daarvan en ben u bereid te voorkomen dat patiënten via parkeerkosten als melkkoe dienen?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het ook dat parkeerkosten soms dienen als spaargeld ter investering van nieuwbouw van een ziekenhuis? Vindt u het wenselijk dat parkeerkosten voor een patiënt dienen als investering in ziekenhuis gebouwen?
Zie antwoord vraag 5.
Wie is verantwoordelijk om de parkeerkosten voor zieke mensen niet te hoog te laten oplopen? Hoe is de verantwoordelijkheidsverdeling tussen ziekenhuisbestuur, raad van toezicht, gemeente en zorgverzekeraar? Wie houdt het patiëntbelang in het oog en waar blijkt dat uit?
Het is de verantwoordelijkheid van ziekenhuizen, al dan niet in samenspraak met gemeenten, om beleid te maken op parkeertarieven. Deze partijen moeten ook het patiëntbelang in het oog houden. Uiteraard zijn er ook andere partijen, zoals zorgverzekeraars, die met ziekenhuizen het gesprek kunnen aangaan over hoge parkeerkosten voor bezoekers van ziekenhuizen. Primair ligt de verantwoordelijkheid daar echter niet.
Wat vindt u van de onduidelijkheid over tarieven en aan wie dat geld ten goede komt? Wat vindt u van het feit dat bijvoorbeeld de ziekenhuizen in Brabant, na rondvraag van Omroep Brabant, geen opheldering geven over parkeertarieven?2 Vindt u dat publieke verantwoording hoort bij een organisatie met een publiek doel en gefinancierd door publiek geld?
Ik ben er voorstander van dat ziekenhuizen transparant zijn over hun inkomsten en uitgaven. Ziekenhuizen zouden bijvoorbeeld op hun website of in hun jaarverslag informatie kunnen verschaffen over parkeerbeleid en kosten.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars een rol kunnen oppakken in dezen, door bij het inkoopproces eisen te stellen aan de parkeertarieven voor patiënten? In hoeverre acht u dit een aspect waarmee de zorgverzekeraars inzage kunnen geven in hun mate van service en dienstbaarheid aan hun verzekerden?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
De website Dokteronline.nl waar mensen zonder doktersbezoek geneesmiddelen kunnen bestellen |
|
Joyce Vermue (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat Dokteronline.nl een kort geding heeft aangespannen tegen het tv programma Rambam om een uitzending over het bedrijf te voorkomen?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de activiteiten van Dokteronline.nl? In hoeverre is er sprake van het plegen van strafbare feiten door Dokteronline?
De IGZ onderzoekt naar aanleiding van de tv-uitzending van Rambam opnieuw of de Nederlandse wetgeving wordt overtreden en zij mogelijk handhavend kan optreden. De IGZ heeft in het verleden handhavend opgetreden op betrokkenheid van Nederlandse artsen en apothekers bij Dokteronline.com. Zover bij IGZ bekend, werken momenteel geen artsen of apothekers (die BIG- geregistreerd zijn en vanuit Nederland werken) bij of in opdracht van Dokteronline.com. In Nederland gelden vanuit de Geneesmiddelenwet strenge eisen aan de terhandstelling van geneesmiddelen en het voorschrijven daarvan. Het is in Nederland verboden via internet geneesmiddelen voor te schrijven aan personen die de voorschrijver nog nooit persoonlijk heeft ontmoet, of die de voorschrijver niet kent of van wie de voorschrijver de medicatiehistorie niet beschikbaar heeft. Het is niet mogelijk de werking daarvan uit te breiden tot andere landen.
De IGZ zal de autoriteiten in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk actief informeren over de uitzending vanwege de betrokkenheid van apotheken en artsen die onder hun toezicht staan. De IGZ zal ook contact opnemen met de inspectie op Curaçao om deze casus aan de orde te stellen.
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op de hoogte van de activiteiten van Dokteronline.nl? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke actie heeft de IGZ ondernomen om te voorkomen dat mensen online geneesmiddelen kunnen bestellen bij Dokteronline, zonder dat zij door een arts zijn gezien? Kan de IGZ enige actie ondernemen of maakt een ingewikkelde internationale constructie dit onmogelijk? Zo ja, zitten er mazen in de Nederlandse wetgeving en hoe zijn deze te repareren?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw mening over de uitspraak van een arts, werkzaam bij Dokteronline: «De arts vertelt dat hij 5 euro per patiënt krijgt, voor elk consult gemiddeld dertig seconden nodig heeft en bij benadering ongeveer 1.500 patiënten per maand doet. Dat zijn flinke verdiensten.»?
Deze manier van werken vind ik verontrustend en verwerpelijk. In mijn bovenstaande antwoord geef ik aan dat het in Nederland verboden is via internet geneesmiddelen voor te schrijven aan personen die de voorschrijver nog nooit persoonlijk heeft ontmoet, of die de voorschrijver niet kent of van wie de voorschrijver de medicatiehistorie niet beschikbaar heeft. De IGZ heeft in het verleden dan ook handhavend opgetreden.
Is het bedrijf Dokteronline door de IGZ onderzocht in het kader van de operatie Pangea van Interpol?2 Zo nee, waarom niet?
Nee. De internationale campagne Pangea is bedoeld om aandacht te vragen voor de gezondheidsrisico’s die het gebruik van illegale geneesmiddelen met zich meebrengen en om zoveel mogelijk potentieel gevaarlijke geneesmiddelen van de markt te halen. De geneesmiddelen die geleverd worden door toedoen van Dokteronline.com zijn afkomstig van apotheken die in een andere lidstaat staan geregistreerd.
Zijn burgers naar uw mening op de hoogte van het feit dat het gevaarlijk is geneesmiddelen via niet legale online aanbieders aan te schaffen? Is al enig effect zichtbaar van de campagne «echt of nep»3? Welk effect wordt beoogd? Wanneer is duidelijk of deze campagne voldoende effect sorteert of dat aanvullende maatregelen nodig zijn?
Burgers zijn zich niet altijd bewust van het feit dat zij bij een niet-legale aanbieder geneesmiddelen aanschaffen en dat dit risico’s met zich meebrengt. Het doel van de campagne vervalste geneesmiddelen is dan ook om bewustwording te creëren van de risico’s die het online bestellen van geneesmiddelen met zich mee kan brengen. De campagne is gericht op de doelgroep die zich online beweegt. De campagne biedt handvatten om de betrouwbaarheid van de aanbieder te controleren.
De campagne heeft nu nog te kort gelopen om het effect op de bewustwording goed te kunnen beoordelen. Wel wordt op dit moment door VWS onder andere bekeken wat het bereik van de campagne tot nog toe is geweest, welke elementen van de campagne de boodschap helder hebben overgebracht en waar de campagne aangescherpt zou kunnen worden. Dit ook om te bepalen hoe de campagne in 2017 wordt ingevuld.
Het bericht dat gemeenten mensen van 27 jaar en ouder, vier weken laten wachten bij aanvraag van een bijstandsuitkering |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Nationale ombudsman wederom klachten heeft ontvangen over de vier weken zoektermijn voor bijstandsaanvragers van 27 jaar en ouder? Welke consequenties verbindt u hieraan?1
De invoering van de vier weken termijn is bedoeld om jongeren tot 27 jaar – nadat zij zich hebben gemeld met de intentie om bijstand aan te vragen – eerst zelf actief te laten zoeken naar passend werk of een geschikte opleiding. Na afloop van de vier weken zoektijd kan de jongere vervolgens bijstand aanvragen. Gemeenten kunnen overigens op basis van artikel 18 van de Participatiewet maatwerk leveren indien de situatie daar om vraagt. Op grond van de Participatiewet is het college van burgemeester en wethouders echter wél verplicht om een bijstandsaanvraag van personen van 27 jaar en ouder direct in behandeling te nemen. Zolang binnen een periode van vier weken na de datum van aanvraag het college geen besluit heeft genomen met betrekking tot het recht op bijstand, is het college verplicht een voorschot te verstrekken. Indien het college van deze wettelijke opdracht beleidsmatig afwijkt, is het primair aan de gemeenteraad om de uitvoering van het beleid te controleren en, indien daar aanleiding toe wordt gezien, in de Raadsvergadering aan de orde te stellen. Als dit voor de betreffende burgers niet tot een oplossing leidt, is het uiteindelijk aan de rechter om te oordelen of en zo ja in hoeverre de gemeente onrechtmatig tot besluitvorming is gekomen.
Heeft u een overzicht van gemeenten die op deze wijze omgaan met mensen van 27 jaar en ouder die bijstand aanvragen? Zo ja, kan de Kamer dit ontvangen? Zo nee, bent u bereid om te onderzoeken welke gemeenten op een soortgelijke manier werken?
Ik beschik niet over een overzicht hoe gemeenten met mensen van 27 jaar en ouder die bijstand aanvragen, omgaan. Ik zie geen aanleiding om in dit kader een onderzoek te doen. Zoals in antwoord 1 is aangegeven betreft de uitvoering van het beleid op dit punt, en de beoordeling of dit binnen de wettelijke kaders plaatsvindt, primair een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur.
Bent u van mening dat er hier sprake is van een ernstige tekortkoming in de rechtmatige uitvoering van de Participatiewet, temeer omdat door de gemeenten gehanteerde zoekperiode al eerder aan de orde is geweest? Zo ja, gaat u deze gemeenten een aanwijzing geven? Zo nee, wanneer is er volgens u sprake van een ernstige tekortkoming en waarom vindt u het als systeemverantwoordelijke acceptabel als gemeenten zich opstellen als onbetrouwbare overheid?
Zoals in antwoord 1 is aangegeven, is het primair de Gemeenteraad die het college controleert. Door het minsterie van SZW wordt geen systematisch toezicht uitgeoefend op de rechtmatige uitvoering van de Participatiewet door individuele gemeenten. In uitzonderlijke gevallen kan de Minister van SZW de gemeente een aanwijzing geven als bedoeld in artikel 76 van de Participatiewet. De toepassing van dit instrument is aan de orde in situaties waarin het zelfsturend vermogen van de gemeente tekortschiet én waarin naar het oordeel van de Minister van SZW sprake is van een rechtmatigheidstekortkoming die vanwege aard, intensiteit of duur een wettelijk verankerd fundament van de wet te zeer schaadt. De inkomenswaarborg is een van die fundamenten. Het toepassen van een buitenwettelijke zoektermijn voor personen van 27 jaar en ouder vormt in beginsel geen aanleiding voor rijksingrijpen, mede gelet op de reeds gememoreerde controlerende rol van de gemeenteraad en het feit dat een belanghebbende zich via bezwaar en beroep kan verweren tegen een beslissing van het college. In dit verband dient ook onderkend te worden dat de aanwijzingsbevoegdheid niet kan worden toegepast om te treden in de besluitvorming in individuele gevallen. De situatie kan anders komen te liggen indien er signalen zijn dat de contra legemuitvoering van een gemeente zich ook (meer systematisch) uitstrekt tot de inkomenswaarborg, bijvoorbeeld de voorschotverlening. Van een dergelijk signaal is evenwel geen sprake.
Deelt u de mening dat bijstandsgerechtigden van 27 jaar door de onterechte zoektijd van vier weken sociaaleconomische problemen zoals schulden, dakloosheid, etc. kunnen krijgen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om deze praktijk te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in antwoord 1 heb aangegeven, is het college gehouden de bijstandsaanvraag van personen van 27 jaar en ouder direct in behandeling te nemen en indien binnen een periode van vier weken na de datum van aanvraag nog geen besluit is genomen met betrekking tot het recht op bijstand, verplicht om een voorschot te verstrekken. Hiermee wordt voorkomen dat mensen onnodig lang moeten wachten op een uitkering en dat als gevolg daarvan schulden worden opgebouwd of dat er andere sociale problemen ontstaan. Daarnaast kunnen gemeenten op basis van artikel 18 van de Participatiewet maatwerk leveren indien de situatie daar om vraagt. Ik acht het niet nodig om in dit kader met aanvullende maatregelen te komen.
Het bericht dat de gemeente Sittard-Geleen uitkeringsgerechtigden gaat inzetten voor het schoonhouden van de stad |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Deelt u de mening dat het verplicht inzetten van mensen met een bijstandsuitkering voor het schoonhouden van de stad leidt tot verdringing van betaalde werkzaamheden? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertegen nemen? Zo nee, kunt u aantonen dat deze werkzaamheden niet leiden tot het verdringen van betaalde werkzaamheden?1
Volgens informatie van de gemeente Sittard-Geleen worden in de pilot Schone Stad activiteiten uitgevoerd die additioneel zijn aan de reguliere taken van Wijkbeheer. Doel van de pilot is het bieden van een zinvolle en actieve participatievorm aan uitkeringsgerechtigden die daar behoefte aan hebben, en die bijdraagt aan de leefbaarheid in de gemeente. De gemeente heeft aangegeven dat de pilot open staat voor alle uitkeringsgerechtigde inwoners. Zij kunnen deelnemen aan de pilot zolang deze aansluit op hun vermogen om de werkzaamheden uit te voeren. Het betreft de groep uitkeringsgerechtigden die nog niet, met of zonder re-integratietraject, bemiddeld kan worden naar regulier betaald werk. Dit kunnen ook mensen zijn met een verminderde loonwaarde. De additionele activiteiten betreffen het verwijderen van zwerfafval en onkruid, sneeuwruimen, leeg maken van goten en straatkolken en het behandelen van meldingen van burgers. De pilot heeft tot doel bij te dragen aan sociale activering.
Gemeenten zijn ervoor verantwoordelijk om, gegeven de wettelijke kaders, zelf invulling te geven aan de uitvoering van het beleid om verdringing te voorkomen. Dat kan op verschillende manieren. Het is aan de individuele gemeente om hierin een keus te maken.
De gemeente Sittard-Geleen geeft aan de activiteiten in de pilot te toetsen op verdringing, aan de hand van de criteria in haar verordening tegenprestatie en de re-integratieverordening Participatiewet. De gemeenteraad heeft de verantwoordelijkheid om toezicht te houden op beleid en uitvoering van de Participatiewet waaronder het voorkomen van verdringing van reguliere arbeid. Dat wordt op basis van de feitelijke en lokale situatie beoordeeld.
De lokale SP-fractie heeft op 7 november jl. schriftelijke vragen gesteld aan het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen over de pilot Schone Stad. In aanvulling op bovenstaand antwoord, verwijs ik u voor meer informatie over de pilot naar de beantwoording door het college van burgemeester en wethouders, welke op 8 december jl. is verzonden.
Ik hecht er aan dat gemeenten aandacht besteden aan het voorkomen van verdringing. De algemene kaders voor het verkomen van verdringing lichtte ik eerder toe in een brief aan uw Kamer (Kamerstuk 29 544, nr. 624). In de Participatiewet is bij een aantal instrumenten opgenomen dat deze activiteiten moeten worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en dat die niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Ook ben ik hierop ingegaan in de reactie die ik de Kamer op 10 november jl. toestuurde in antwoord op uw vraag van 19 september jl. met betrekking tot de Lokale Monitor 2016 van de FNV.
Ik heb op meerdere momenten en uiteenlopende manieren aandacht gevraagd voor het thema verdringing. Zo heb ik de oproep gedaan aan gemeenten in de Verzamelbrief 2015–2, om in hun re-integratieverordening op te nemen op welke wijze zij hun beleid vormgeven met betrekking tot het tegengaan van verdringing. Ook heb ik samen met de VNG aan dit thema aandacht besteed tijdens de wethoudersbijeenkomst van 17 februari 2016. In aanvulling hierop ontwikkelt
Divosa een werkwijzer ter ondersteuning aan gemeenten om de kennis op dit terrein bij de uitvoerders te versterken.
De campagne ‘zet een streep door discriminatie’ |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Plasterk weigert Giel Beelen uit antidiscriminatiespotje te knippen»?1
Ja.
Vindt u de uitspraak van de heer Beelen racistisch?
Het kabinet vindt discriminatie ontoelaatbaar en zet zich sterk in om discriminatie te bestrijden en te voorkomen. De bedreigingen die recentelijk aan het adres van mevrouw Simons zijn gericht, zijn afschuwelijk.
De vragen van de heer Kuzu hebben betrekking op een bestaande TV-spot van de rijksoverheid, die is gemaakt in het kader van de campagne «Zet een streep door discriminatie». Deze TV-spot is eind 2015 en in het voorjaar van 2016 uitgezonden. Dit onderdeel van de campagne werd al niet meer actief ingezet op TV en er komt ook geen nieuwe campagne met deze TV-spot. De heer Beelen heeft inmiddels zelf het predicaat «smakeloos» aan zijn foute uitspraak gegeven en zijn excuses aan mevrouw Simons gemaakt. Dit is uitvoerig via de Publieke Omroep kenbaar gemaakt. De zaak is niet ter beslissing voor het kabinet. De wet biedt zonodig diverse mogelijkheden voor betrokkenen om gevallen van discriminatie aan de rechter voor te (laten) leggen.
Deelt u de mening dat de overheid het goede voorbeeld zou moet geven in de aanpak van racisme en discriminatie? Zo ja, hoe kunt u dit rijmen met het feit dat iemand die zich discriminatoir uitgelaten heeft nog steeds zichtbaar is in de «zet een streep door discriminatie» campagne? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u in dat de uitspraak van de heer Beelen racistisch is? Zo ja, waarom weigert u het antidiscriminatiespotje aan te passen? Zo nee, waarom vindt u de uitspraak niet racistisch?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het terecht dat de regisseur van het filmpje inmiddels Giel Beelen onzichtbaar heeft gemaakt? Zo nee, waarom niet?
De Minister van BZK past geen oordeel over deze persoonlijke beslissing van de regisseur.
Deelt u de mening dat uw handelen als «het door de vingers zien» van racistische uitspraken, en als goedkeuring kan worden opgevat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de wijze waarop de heer Beelen heeft gehandeld niet in overeenstemming is met de door de Publieke Omroep geformuleerde uitganspunten, waaronder «De Nederlandse Publieke Omroep is een bindende factor in onze pluriforme samenleving»? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel racistische opmerkingen moeten er nog volgen voordat u eindelijk de ernst van de situatie onderkent?
Zie antwoord vraag 2.
De zeer hoge uitkering aan de topman van NXP bij de verkoop van het bedrijf |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Kees Verhoeven (D66) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u het nieuws dat de topman van NXP 428 miljoen Amerikaanse dollar overhoudt aan de verkoop van het bedrijf door na de voltooiing van de verkoop zijn (bonus)aandelen en toegekende optierechten te verzilveren?1
Ik begrijp dat er ophef is ontstaan over dit nieuws. Ik heb geen oordeel over de in de media genoemde hoogte van het bedrag dat de uitvoerend bestuurder van NXP zou overhouden aan de aangekondigde overname van NXP indien hij zijn opties zou verzilveren en zijn aandelen zou verkopen.
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vragen 2 tot en met 5 van Kamerlid Klein.
Past een dergelijk bedrag bij verantwoord besturen en staat het in uw ogen in verhouding tot wat deze topman heeft bijgedragen aan het bedrijf?
Het is aan de bij de vennootschap betrokkenen om te beoordelen of deze bezoldiging verantwoord is en of het in verhouding staat tot de bijdrage van de bestuurders aan het bedrijf. De aandeelhouders van NXP hebben het bezoldigingsbeleid, waaronder toekenning van aandelen en opties, vastgesteld. NXP stelt in het bestuursverslag dat de combinatie van deze beloningscomponenten aan de uitvoerend bestuurder, gecombineerd met de verplichting om een bepaald aantal aandelen in NXP te houden, bijdraagt aan het doel om lange termijn investeringen in de vennootschap te bevorderen. De op aandelen gebaseerde bezoldiging strekt ertoe om de belangen van bestuurders in lijn te laten zijn met die van de aandeelhouders (zie NXP bestuursverslag 2015). De uitvoerend bestuurder is sinds 2009 aangetreden en jaarlijks herbenoemd.
Ziet u mogelijke risico’s van een dergelijke exorbitant hoge beloning, zoals een eenzijdige focus op de korte termijn? Deelt u de mening van diverse beleggersverenigingen dat «opties als beloningsinstrument tot uitwassen kunnen leiden»?2
Ik verwijs hier naar het antwoord op vraag 3 van Kamerleden Nijboer en Kerstens.
Wat is uw mening over de volgende stelling van de directeur van de belangenvereniging van grote beleggers Eumedion: «De casus toont weer aan dat de wettelijke afroomregeling zo lek is als een mandje»? Bent u bereid om zijn suggestie om de gang van zaken bij NXP te betrekken bij de evaluatie van de claw-back regeling over te nemen?
Ik verwijs naar het antwoord op vragen 9 tot en met 11 en op vragen 13 tot en met 16 van Kamerlid Klein.
Wilt u de Kamer tegelijk met de antwoorden op deze vragen een compleet overzicht sturen van de subsidiebedragen die NXP heeft ontvangen van de overheid, waarmee wordt bedoeld een volledige lijst van alle subsidies aan het bedrijf die bekostigd zijn uit publieke middelen?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 5 van Kamerleden Nijboer en Kerstens.
De kosten van extra veiligheidsmaatregelen rond de Amerikaanse ambassade in Wassenaar |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Welke afspraken zijn er gemaakt inzake de te maken kosten voor veiligheidsmaatregelen rondom de nieuwe Amerikaanse ambassade in Wassenaar? Hoe passen deze afspraken in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en gemeente?
Het bewaken en beveiligen van objecten is geregeld in de circulaire «bewaken en beveiligen van personen, objecten en diensten 2015». Daarin is bepaald dat de uitvoering van bewakings- en beveiligingsmaatregelen van objecten en diensten in het Rijksdomein geschiedt onder gezag van de burgemeester voor zover het de handhaving van de openbare orde betreft. Dit is onder andere het geval voor diplomatieke objecten, waaronder ook de Amerikaanse ambassade. De NCTV stelt namens de Minister het dreigingsniveau vast en adviseert het lokaal bevoegd gezag over bewakings- en beveiligingsmaatregelen. Het aanwijzen van genoemde objecten brengt niet met zich mee dat de Minister van Veiligheid en Justitie daarmee ook verantwoordelijk is voor de financiering van deze maatregelen. De noodzakelijke kosten voor de financiering van de bewakings- en beveiligingsmaatregelen worden lokaal gedragen.
Kunt u bevestigen dat de gemeente Wassenaar verantwoordelijk wordt gehouden voor het nemen van de onvoorziene veiligheidsmaatregelen buiten de Amerikaanse ambassade?
Bij de nieuwbouw van de Amerikaanse ambassade is veiligheid een belangrijk thema. Het is gebruikelijk dat over de precieze invulling van de benodigde bewakings- en beveiligingsmaatregelen overleg en afstemming plaatsvindt met de betreffende gemeente, politie en de NCTV, zoals ook het geval is bij de Amerikaanse ambassade. De burgemeester is verantwoordelijk voor de uitvoering van bewakings- en beveiligingsmaatregelen voor zover het de handhaving van de openbare orde betreft en de officier van justitie voor zover dat geschiedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
Bent u, ook al wordt er niet getwijfeld aan de noodzaak van deze veiligheidsmaatregelen, op de hoogte van de onrust die in de gemeente Wassenaar is ontstaan vanwege de hoge kosten? Bent u bereid met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar in overleg te treden teneinde een passende oplossing voor de ontstane situatie te zoeken?
Ik ben op de hoogte dat vragen zijn gesteld in de gemeenteraad van Wassenaar. Ik heb reeds gesproken met burgemeester Hoekema over de aard, omvang en kosten van beveiligingsmaatregelen rondom de Amerikaanse ambassade. Het betreft een lokale aangelegenheid.
Het door kerken uitgebrachte rapport ‘Armoede in Nederland 2016’ |
|
Carola Schouten (CU) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het rapport «Armoede in Nederland 2016, onderzoek naar hulpverlening door diaconieën, parochiële caritasinstellingen en andere kerkelijke organisaties in Nederland», dat gezamenlijk door de belangrijkste kerken en kerkelijke organisaties van Nederland is uitgebracht?
Ja, het rapport werd aan het Ministerie van SZW aangeboden tijdens de presentatiebijeenkomst op vrijdag 28 oktober in Utrecht. Ik ben tijdens het Vragenuur op 1 november jl. en in mijn brief van 24 november jl. over diverse onderwerpen armoede- en schuldenbeleid1 aan de Tweede Kamer ingegaan op het rapport. Op 30 november jl. heb ik tijdens mijn regulier overleg met de Sociale Alliantie, waar Kerk in Actie bij aanwezig was, gesproken over het rapport en de aanbevelingen.
Bent u blij met dit initiatief van de Nederlandse kerken?
Ja, het rapport geeft waardevol inzicht in het werk van de kerken in Nederland, de vraagstukken en problematiek van mensen die voor hulp bij de kerken aankloppen en wat de kerken hen concreet bieden.
Wat is uw reactie op de analyses, conclusies en aanbevelingen uit het rapport?
Ik heb mijn reactie gegeven in mijn brief van 24 november jl. Daarin geef ik aan dat het kabinet met diverse aanbevelingen die zijn gericht aan het adres van de rijksoverheid aan de slag is, zoals de voorgenomen vereenvoudiging van de beslagvrije voet, de implementatie van de Rijksincassovisie, het beslagregister en de voorgenomen invoering van het wettelijk moratorium. Tevens wijs ik er, naar aanleiding van de aanbevelingen aan het adres van de lokale overheden, op dat ik het rapport van Kerk in Actie via de verzamelbrief onder de aandacht van gemeenten zal brengen en dat ik het rapport zal agenderen voor mijn periodiek overleg met gemeenten en maatschappelijke organisaties over het armoede- en schuldenbeleid. Ik waardeer het werk van de kerken, de inzet van vrijwilligers en de samenwerking die zij zoeken met andere partijen om mensen in armoede te helpen.
Wat vindt u ervan dat kerken steeds vaker urgente hulpvragen opvangen, bijvoorbeeld van mensen die anders niets te eten hebben? Waarom?
Ik vind het essentieel dat mensen met urgente hulpvragen worden opvangen. De overheid heeft daarbij uiteraard haar verantwoordelijkheid en het is aanvullend uitstekend dat private partijen, zoals de kerken, ook voor versterking van de sociale cohesie zorgen. Het gaat vaak om mensen die vast zijn gelopen of die het niet zelfstandig lukt om de juiste hulp te verkrijgen. De hulp die de kerken bieden aan deze mensen is zeer waardevol, zeker ook omdat men mensen verder op weg helpt door hen door te verwijzen, bijvoorbeeld naar de gemeente. Zo dragen velen bij aan het aanpakken van het maatschappelijk vraagstuk van armoede en schulden.
Deelt u de conclusie van de kerken dat de Nederlandse overheid meer kan doen aan het voorkomen van armoede, door zeer kwetsbare groepen meer en gerichter te ondersteunen en minder bureaucratisch te werk te gaan? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Het kabinet heeft de bestrijding van armoede en schulden van meet af aan hoog op de agenda staan en stelt structureel 100 miljoen euro beschikbaar voor het armoede- en schuldenbeleid, waarvan gemeenten jaarlijks 90 miljoen euro ontvangen voor de intensivering van hun armoede en schuldenbeleid. Daarnaast stelt het kabinet vanaf 2017 structureel 100 miljoen euro per jaar extra beschikbaar om kansen te bieden aan alle kinderen. Het kabinet heeft de afgelopen periode stevig geïnvesteerd in de zelfredzaamheid en koopkracht van huishoudens, onder meer door toeslagen te verhogen. De groepen die het meest geraakt dreigden te worden, worden nu het sterkst gecompenseerd door extra koopkrachtmaatregelen per 2017.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het armoede- en schuldenbeleid en doen al heel veel. Dat gebeurt op lokaal niveau in samenwerking met partijen als woningcorporaties, het lokale bedrijfsleven en met kerken, noodfondsen en andere maatschappelijke organisaties. Dit onderzoek laat zien dat kerken een belangrijke partner zijn, voor de mensen maar ook voor gemeenten. Ik zal in de verzamelbrief aan gemeenten het rapport onder de aandacht brengen van de gemeenten.
Wat vindt u van de conclusie uit het rapport dat veel mensen hulp van de kerk nodig hebben omdat ze vastlopen in bureaucratie van de overheid? Wat gaat u doen om voor vereenvoudiging te zorgen?
Ik vind het een goede zaak dat er organisaties zijn waar mensen bij terecht kunnen als ze de regels en procedures niet begrijpen of niet kunnen volgen. Naast de kerk zijn ook de sociale raadslieden in gemeenten actief en kunnen mensen ook advies inwinnen bij het Juridisch Loket.
Maar als het dan toch fout gaat en mensen komen in de financiële problemen dan is het belangrijk dat ze in ieder geval hun vaste lasten en boodschappen kunnen blijven betalen. Dat gaat nu in de praktijk heel vaak fout, blijkt ook uit het rapport, wat ervoor zorgt dat mensen in grote(re) moeilijkheden komen. Daarom werk ik aan de vereenvoudiging van de beslagvrije voet, zodat het voor mensen en professionals minder ingewikkeld is om de beslagvrije voet te berekenen en mensen met schulden in ieder geval voldoende geld overhouden om hun vaste lasten te kunnen betalen. Ook werk ik aan de voorgenomen invoering van het breed wettelijk moratorium, waarmee mensen die in de schuldhulpverlening zitten in bepaalde situaties een «adempauze» van een half jaar krijgen en er geen schuldeisers en deurwaarders op de stoep zien. Ook werk ik aan de implementatie van de Rijksincassovisie waarmee we beogen om de verschillende overheidsorganisaties meer te laten samenwerken, zodat er beter rekening wordt gehouden met de mogelijkheden en omstandigheden van iemand met schulden. Het huidige beslagregister levert een belangrijke bijdrage aan de afstemming tussen gerechtsdeurwaarders. Daarmee wordt het mogelijk de beslagvrije voet beter te borgen en onnodige kosten van (gerechtelijke) procedures en incassoacties te voorkomen. Ik vind het wenselijk dat ook overheidsorganisaties op het beslagregister aansluiten. Hierdoor wordt de afstemming van incassohandelingen van gerechtsdeurwaarders en overheidscrediteuren verder bevorderd, waardoor de beslagvrije voet beter kan worden beschermd. Het kabinet bereidt deze verbreding van het beslagregister voor.
Bent u bereid te bewerkstelligen dat mensen die een beroep doen op de overheid voor bijvoorbeeld een uitkering, andere aanvragen en handelingen bij de overheid zoveel mogelijk via één contactpersoon kunnen laten plaatsvinden?
Gemeenten hebben de mogelijkheid om maatwerk te bieden en staan dicht bij de burger. De decentralisaties bieden extra kansen voor een integrale aanpak, bijvoorbeeld via sociale wijkteams. Hulp bij het onder controle krijgen van schuldenproblematiek is daarbij essentieel. Het is aan de gemeenten om hun werkprocessen in te richten. Ik heb vertrouwen dat de medeoverheden hier de juiste keuzes maken en de lokale context betrekken in de afwegingen. Ik heb ook met de Sociale Alliantie afgesproken dat ik in de aankomende verzamelbrief het rapport onder de aandacht breng van gemeenten omdat het aanknopingspunten biedt om schulden- en armoedeproblematiek te voorkomen, signaleren en duurzaam te bestrijden.
Wat vindt u van de conclusie dat veel mensen in de problemen komen door de wachttijden bij de toekenning van uitkeringen? Wat gaat u vanuit uw verantwoordelijkheid doen om deze wachttijden te (helpen) verkorten?
De gemeente moet in beginsel binnen acht weken een besluit nemen op een aanvraag om algemene en/of bijzondere bijstand. In dit kader benadruk ik dat het college is gehouden een aanvraag om algemene bijstand van personen van 27 jaar en ouder direct in behandeling te nemen en indien binnen een periode van vier weken na de datum van aanvraag nog geen besluit is genomen met betrekking tot het recht op bijstand, verplicht is om een voorschot in de vorm van een renteloze geldlening te verstrekken. Hiermee wordt voorkomen dat mensen onnodig lang moeten wachten op een uitkering algemene bijstand en dat als gevolg daarvan schulden worden opgebouwd of dat er andere sociale problemen ontstaan. De verlening van bijzondere bijstand is beleidsmatig en financieel gedecentraliseerd aan de gemeenten en daarmee een expliciete gemeentelijke bevoegd- en verantwoordelijkheid. Ook bij deze vorm van inkomensondersteuning is het voor gemeenten mogelijk om een voorschot in de vorm van een renteloze geldlening te verstrekken. Mensen kunnen ook zelf om een voorschot vragen. Ook kunnen ze vragen om een tijdelijke voorziening bijvoorbeeld ter overbrugging van een bepaalde periode. Het is primair de taak van de gemeenten om toe te zien op de termijnen van afhandeling. Ik zal in de verzamelbrief aan gemeenten dit signaal uit het rapport specifiek onder de aandacht brengen van de gemeenten.
Wat gaat u in de toekomst doen om verder bij te dragen aan de inspanningen van (onder meer) de gezamenlijke kerken om tot een landelijk netwerk van maatjesprojecten te komen, onder andere gericht op schuldhulp en andere problemen gerelateerd aan armoede?
Met de subsidieregeling armoede en schulden steun ik projecten met landelijke betekenis, gericht op het leveren van een duurzame bijdrage aan het tegengaan van armoede en schulden. Over de resultaten van deze subsidieregeling tot nu toe heb ik de Tweede Kamer via mijn brief van 24 november jl. geïnformeerd. Sinds 2014 bestaat deze regeling en verschillende maatschappelijke en aan kerken gelieerde organisaties hebben subsidies verkregen voor projecten en initiatieven. Zo zijn de lokaties van SchuldHulpMaatje mede opgebouwd met subsidie, heeft Kerk in Actie subsidie ontvangen voor de ontwikkeling van het landelijk netwerk van sociale noodfondsen, heeft Vereniging Humanitas subsidies ontvangen voor de inrichting van de begeleiding van mensen bij thuisadministratie, heeft Stichting Encour voor JobHulpMaatje subsidies ontvangen en ook het Leger Des Heils heeft subsidies gekregen. Ik promoot maatjesprojecten bij gemeenten, omdat ik heb gezien hoe waardevol de maatjes zijn voor mensen die (schuld)hulp nodig hebben.
Zoals gemeld in mijn brief van 24 november ben ik voornemens om twee extra tijdvakken aan de subsidieregeling toe te voegen. Zo stel ik maatschappelijke organisaties ook in 2018 en 2019 in staat om subsidieaanvragen in te dienen.
Bent u bereid de vragen vóór de aankomende begrotingsbehandeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid te beantwoorden en een uitgebreide schriftelijke reactie te geven op het rapport?
Ja.
Bent u bekend met het pleidooi «voor meer aandacht bij politieopleidingen voor het omgaan met slachtoffers van seksueel geweld»?1
Ja.
Kunt u cijfermatig inzicht geven in wat de stand van zaken is na de invoering van de nieuwe zedenrichtlijn vanaf 1 januari 2016 voor wat betreft de aantallen aangiftes betreffende seksueel geweld, het aantal ingetrokken aangiftes betreffende seksueel geweld en het aantal ambtshalve aangiftes betreffende seksueel geweld?2
In de periode van januari 2016 tot en met oktober 2016 is het aantal aangiftes in verband met seksueel geweld3 licht gestegen ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. In 2016 waren het er 1795 en in 2015 1706.
Een aangifte kan na het indienen niet worden ingetrokken en vormt de start van een strafrechtelijk onderzoek. Een slachtoffer kan na het doen van aangifte wel laten weten wat de (eventueel veranderde) wensen zijn rondom strafvervolging. Het OM beslist vervolgens of en hoe de zaak wordt voortgezet. Ambtshalve aangiftes bestaan niet. Als na een melding of het informatieve gesprek geen aangifte wordt gedaan toetst het Team Zeden in samenspraak met het OM op de mogelijkheid van het uitvoeren van ambtshalve opsporingsonderzoek. Indien er voldoende gronden zijn voor ambtshalve opsporingsonderzoek wordt dat ingezet. Er zijn geen cijfers beschikbaar over ambtshalve opsporingsonderzoeken.
Kunt u nu, bijna een jaar na de invoering van de nieuwe zedenrichtlijn, al iets zeggen over het effect van de nieuwe richtlijn op het aantal aangiftes betreffende seksueel geweld?
In het antwoord op vraag 2 heb ik u van de laatste cijfers rondom de aangifte betreffende seksueel geweld voorzien. Daarbij moet worden opmerkt dat de nieuwe Politie-instructie is geschreven om het proces rondom de aangifte nog zorgvuldiger uit te kunnen voeren. Het al dan niet doen van aangifte is dan ook niet een doel op zich maar moet worden gezien in een breder pakket van middelen die ter beschikking van het slachtoffer staan. Het slachtoffer beslist uiteindelijk zelf of hij/zij aangifte wil doen.
De politie dient die mening te respecteren; tenzij er onder meer gevaar dreigt voor personen of herhaling van het feit. Dan kan de politie in overleg met het OM toetsen of ambtshalve opsporingsonderzoek dient te worden ingesteld.
Is de nieuwe richtlijn (en in het verlengde daarvan aandacht voor seksueel geweld en de omgang met aangiften en slachtoffers daarvan) onderdeel van de permanente educatie en basisopleiding van politieagenten? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Politieagenten zijn opgeleid hoe om te gaan met een melding van seksueel geweld. Dit maakt eveneens deel uit van de Politie-instructie. Deze geldt voor de medewerkers van de Intake en Service, meldkamer en basisteams. In de praktijk komt het er op neer dat politieagenten zo spoedig mogelijk de melding door moeten verwijzen naar het Team Zeden (24 uur bereikbaar en inzetbaar) zodat de zaak direct met de nodige expertise wordt opgepakt.
Ontvangt u, net zoals Pimp de Troonrede-winnares, signalen dat aangiftes betreffende seksueel geweld in sommige gevallen niet serieus worden genomen door de politie? Is naar uw mening de nieuwe richtlijn een oplossing hiervoor? Zo ja, waarom? Zo nee, wat is er dan nodig om te voorkomen dat aangiftes van seksueel geweld niet serieus genomen worden?
De politie streeft er naar iedere melding van seksueel geweld de gewenste aandacht te geven. Iedere melding wordt beoordeeld door zedenrechercheurs volgens de nieuwe Politie-Instructie. In de Teams Zeden werken speciaal opgeleide en gecertificeerde zedenrechercheurs die dagelijks aan dit soort zaken werken en de benodigde competenties bezitten. Het is vervolgens aan het OM om te beoordelen of de aangifte voldoende aanknopingspunten biedt voor verdere vervolging.
In hoeverre deelt u de mening dat seksueel geweld en de omgang met aangiften van seksueel geweld en slachtoffers daarvan een speciale plek verdienen binnen de politie, analoog aan de rol van «Roze in Blauw»?
Die mening deel ik en is al praktijk. Meldingen van seksueel geweld worden doorgezet naar de zedenteams van politie. Hierdoor is direct een gespecialiseerde rechercheur betrokken die getraind is om op een juiste manier om te gaan met een slachtoffer.
Bent u het ermee eens dat het zorgelijk is dat in tien jaar tijd het aantal aangiften van verkrachting en aanranding meer dan gehalveerd is terwijl het aantal verkrachtingen en aanrandingen gelijk gebleven of zelfs gestegen is (aldus Slachtofferhulp en het Centrum Seksueel Geweld) en dat het van groot belang is om te voorkomen dat er een drempel wordt opgeworpen voor (danwel gevoeld wordt door) slachtoffers van seksueel geweld bij het doen van aangifte? Zo ja, op welke wijze anders dan de nieuwe richtlijn wilt u het belang van het doen van aangifte onder de aandacht brengen van slachtoffers en het taboe dat bestaat op seksueel geweld doorbreken?
Ik deel de zorg over de lage aangiftebereidheid bij zedenmisdrijven. In mijn beleidsreactie4 op het WODC onderzoek naar aangiftebereidheid dat ik uw Kamer op 15 september jl. heb toegezonden, heb ik aangegeven dat er een onderzoek is gestart onder ervaringsdeskundigen naar de factoren die een rol spelen bij de keuze van slachtoffers om al dan niet aangifte te doen van seksueel geweld of al dan niet hulp te zoeken. Naar verwachting zijn de uitkomsten van dit onderzoek medio 2017 bekend. De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden om beleidsmaatregelen te treffen die als doel hebben om drempels die slachtoffers mogelijk om begrijpelijke reden ervaren om aangifte te doen of hulp te zoeken te verminderen.