Het bericht ‘Onrust bij thuiszorg, wijkverpleging, gehandicaptenzorg en ouderen zorg bij gebrek aan bescherming en beperkt testen personeel’. |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat vindt u ervan dat werkgevers en werknemers aangeven dat door gebrek aan beschermingsmaatregelen de situatie buiten het ziekenhuis onhoudbaar is geworden?1 2
Wat vindt u ervan dat werkgevers zich machteloos voelen door het inkoop- en verdeelcollectief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waardoor bijvoorbeeld de thuiszorg, wijkverpleging, gehandicaptenzorg en ouderenzorg bescherming tekort komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vindt u het wenselijk dat werkgevers op zoek gaan naar alternatieve beschermingsmaterialen die vaak duur en ondeugdelijk blijken te zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat vindt u ervan dat vakbonden dreigen om hun achterban van zorgverleners op te roepen niet meer aan het werk te gaan als ze dat niet op een veilige manier kunnen doen?
Welke maatregelen neemt u precies om ook beschermende materialen te krijgen vanuit andere (niet zorg) sectoren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u aangeven hoe het staat met de bijdragen van de chemische industrie of andere sectoren in het bedrijfsleven om het tekort aan beschermingsmiddelen in Nederland op te lossen?
Hoe staat het met de productie in ons eigen land van beschermingsmiddelen? Waar gebeurt dat op dit moment en wat levert het op?
Deelt u de mening dat wij op dit moment het uiterste van onze zorgverleners vragen in deze coronacrisis en dat het minste dat wij voor hen kunnen doen is zorgen dat ze voldoende beschermende materialen hebben om hun werk veilig te doen?
Bent u bereid de testcapaciteit op het coronavirus zodanig uit te breiden dat iedere hulpverlener met maar enige verdenking op corona kan worden getest uit oogpunt van veiligheid voor zowel de hulpverlener als de patiënten? Zo neen, waarom niet?
Is het mogelijk de testcapaciteit zodanig uit te breiden zodat dit kan worden gerealiseerd? Zo neen, waarom niet?
Hoe gaat u de aangenomen motie van het lid Marijnissen c.s. over alles op alles zetten om zorgverleners veilig hun werk te laten doen, uitvoeren? Wat vindt u van de het bericht van de zorgvakbonden dat deze motie nog onvoldoende wordt uitgevoerd?3
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat op 8 april over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Doorbetaling van het zorgvervoer |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u zich bewust van het feit dat de zorgvervoersector momenteel in financieel zwaar weer zit door de stilstand als gevolg van de coronacrisis?1
Heeft u ook signalen ontvangen over het vervoeren van twee patiënten tegelijk uit financiële noodzaak, ondanks het feit dat de kans op besmetting met het coronavirus hierdoor toeneemt? Zo ja, welke stappen worden gezet om dit te voorkomen?
Deelt u de mening dat zorgvervoerders niet moeten omvallen door deze crisis omdat zij een essentieel onderdeel van de zorgketen zijn?
Bent u bereid gehoor te geven aan de oproep van de sector, en opdrachtgevers op te roepen zorgvervoerders door te betalen voor niet gereden ritten en de meerkosten als effect van strikte coronaprotocollen te vergoeden?
Het delen van corona-patenten door farmaceuten |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Erkent u de zorgen die bestaan omtrent de beschikbaarheid en betaalbaarheid van toekomstige coronamedicijnen en vaccins? Erkent u tevens dat we in een mondiale crisis verkeren waarin internationale samenwerking en solidariteit onmisbaar zijn?
Ik erken zowel de genoemde zorgen als het feit dat we in een mondiale crisis verkeren waarin internationale samenwerking en solidariteit onmisbaar zijn om de crisis de baas te worden.
Hoe beoordeelt u de oproep van Costa Rica aan de World Health Organisation (WHO) tot het creëren van een patent pool om een eerlijke toegang tot coronabehandelingen mogelijk te maken?1
Van patent pools is bekend dat ze vervolg-innovaties versterken omdat ze relevante technologie effectief beschikbaar maken. Het geeft meer partijen laagdrempelig toegang tot standaarden en versterkt daarmee kaders en normen die bruikbaar zijn of als bouwsteen kunnen dienen om effectieve therapieën te ontwikkelen. Een therapie kan immers bestaan uit meerdere patenten of is ontwikkeld op basis van bestaande patenten.
Nederland is voorstander van het delen van informatie en wetenschappelijke data. Hierbij moet wel worden gewaakt dat data wordt opgeslagen in toegankelijke systemen, zodat iedereen er later weer bij kan. Daarom is Nederland voorstander van samenwerkingsverbanden die werken volgens de FAIR principes (FAIR staat voor: Findable, Accessible, Interoperable, Reusable). Op grond van deze FAIR principes zijn data vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar en kunnen data gemakkelijk met behulp van algoritmes worden onderzocht. Nog belangrijker in verband met persoonsgevoelige informatie is dat databeheerders zelf de mate kunnen bepalen waarin ze hun data openstellen voor derden.
Het idee van Costa Rica is dus een stap in de goede richting, echter, er dient zeer zorgvuldig naar de uitvoering ervan te worden gekeken.
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25295–224) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief steunen.
Wat is uw oordeel over de uitspraak van de directeur van de internationale branchevereniging van farmaceutische industrie dat het mogelijk maken van wereldwijd gebruik van coronamedicijnen «niet bovenaan de prioriteitenlijst» staat? Bent u van mening dat de farmaceutische industrie met deze houding haar maatschappelijke taak serieus neemt?
Bij de ontwikkeling van een therapie voor of vaccin tegen COVID-19 is een goede private-publieke samenwerking nodig. Zowel voor wat betreft de noodzakelijke financiële middelen als voor wat betreft de kennis en expertise. De farmaceutische industrie heeft hier in mijn ogen dus ook een belangrijke taak in. Als ik vertegenwoordigers van de industrie of bedrijven spreek, benoem ik dit ook. Het is voor mij randvoorwaardelijk dat een therapie beschikbaar komt die toegankelijk en betaalbaar is. Gelukkig zien we ook vanuit farmaceutische bedrijven de wil om hieraan mee te werken.
Ik heb het citaat, zoals genoemd wordt in de vraag, niet kunnen controleren. De internationale branchevereniging van de farmaceutische industrie heeft ondertussen wel een verklaring op hun website geplaatst, waarin ze het belang van therapie ontwikkeling voor COVID-19 onderschrijven2.
Bent u bereid de Costa Ricaanse oproep aan de WHO te ondertekenen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het verbieden van samenkomsten buiten de publieke ruimte |
|
Maarten Groothuizen (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het opiniestuk «Noodverordening tegen samenkomsten bedreigt onze privésfeer»?1
Ja.
Leest u de noodverordeningen ook aldus dat het verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte (mede) zien op woningen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Het verbod op samenkomsten is een maatregel die noodzakelijk is om de verdere verspreiding van het Corona-virus tegen te gaan en vloeit voort uit een opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s. In de toelichting van de modelnoodverordening is opgenomen dat ook kan worden opgetreden tegen samenkomsten buiten de publieke ruimte, zoals «coronafeestjes» in studentenhuizen, garages, loodsen en dergelijke.
Kunt ingaan op de centrale stellingen van het opiniestuk, namelijk dat een verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte een te vergaande beperking is van de persoonlijke levenssfeer en het begrip «samenkomsten» onvoldoende is begrensd?
Op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid (Wpg) kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voorzitters van de veiligheidsregio’s opdragen hoe de bestrijding ter hand te nemen van een (direct dreigende) epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A. Om te voldoen aan deze opdracht zet de voorzitter van de veiligheidsregio zijn bestaande bevoegdheden op het terrein van openbare orde en ter beperking van gevaar in. Dit betreft onder meer de bevoegdheid om een noodverordening vast te stellen, in dit geval onder andere om een verbod in te stellen op «alle overige samenkomsten», dat wil zeggen andere samenkomsten dan vergunnings- en meldplichtige evenementen. Grondslag voor het vaststellen van de noodverordeningen is artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's in combinatie met artikel 176 van de Gemeentewet. In zijn algemeenheid geldt dat een noodverordening voldoende bepaalde voorschriften moet bevatten om te kunnen worden nageleefd en gehandhaafd. Ook geldt dat voor zover voorschriften in een noodverordening een inperking vormen op grondrechten en mensenrechten deze voorschriften moeten passen binnen de beperkingssystematiek van de Grondwet, het EVRM, het EU-recht en ander internationaal recht. De voorzitters van de veiligheidsregio’s bepalen wanneer bestuurlijk wordt opgetreden tegen samenkomsten buiten de publieke ruimte met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en evenredigheid. Strafrechtelijk optreden vindt plaats onder het gezag van de officier van justitie. Wanneer wordt getreden in de persoonlijke levenssfeer dient terughoudendheid voorop te staan en is van belang dat optreden beperkt blijft tot verboden samenkomsten waarmee evident de volksgezondheid in gevaar wordt gebracht. Het is uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om te oordelen over het verbod en of het optreden in een concrete situatie de persoonlijke levenssfeer raakt.
Hoe verhoudt een verbod op samenkomsten buiten de publiek ruimte zich tot de artikelen 10 en 12 van de Grondwet?
In zijn algemeenheid geldt dat artikel 12 van de Grondwet regels bevat over het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Het vaststellen van een verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte betreft als zodanig geen binnentredingskwestie. Artikel 10, eerste lid, van de Grondwet bevat ieders recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen. Het zal, ook bij een verbod dat (mede) ziet op een woning en dat zijn grondslag vindt in een noodbevoegdheid van de voorzitter van de veiligheidsregio, afhangen van de concrete situatie of dat verbod de persoonlijke levenssfeer daadwerkelijk raakt en is uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om in een concreet geval te beoordelen. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat de betreffende maatregelen steeds moeten worden bezien in het licht van de bestrijding van een levensbedreigend virus. Daarbij rusten op de overheid eveneens verplichtingen om het leven en de gezondheid van haar burgers te beschermen.
Hoe verhoudt een verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte zich tot artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)?
Ik stel voorop dat hoe het verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte zich verhoudt tot artikel 8 EVRM afhankelijk is van de concrete situatie. Als in excessieve situaties buiten de publieke ruimte wordt opgetreden, is het uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om dat optreden in het concrete geval te beoordelen in het licht van artikel 8 EVRM. Artikel 8 EVRM voorziet onder meer in het recht op respect voor privé en familieleven en de eigen woning. In zijn algemeenheid geldt dat bepaalde beperkingen op dit recht mogelijk zijn, indien in overeenstemming met de wet en noodzakelijk in een democratische samenleving. Artikel 8 EVRM noemt daarbij specifiek het legitieme doel van de bescherming van de gezondheid. Zoals aangegeven zijn de huidige maatregelen in een acute, onvoorziene crisissituatie tot stand gebracht in de vorm van noodverordeningen in opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid. Deze vormen een voor de ontstane crisissituatie belangrijk en noodzakelijk juridisch kader. Noodverordeningen passen binnen de wettelijke kaders van de Wet publieke gezondheid in samenhang met de Wet veiligheidsregio's, en in algemene zin kan dan ook worden gesteld dat noodverordeningen als zodanig Europeesrechtelijk voldoen als basis voor strafrechtelijke handhaving. Dat neemt niet weg dat, zoals beschreven in de brief die op 1 mei 2020 aan uw Kamer is verzonden, in een rechtsstaat noodverordeningen niet al te lang kunnen duren, mede met het oog op de voortdurende gevolgen voor de vrijheden en grondrechten van een ieder. Het kabinet vindt het belangrijk een aanvullend wettelijk instrumentarium te creëren voor de volgende fase waarin de crisisbestrijding terecht is gekomen. Daarom heeft het kabinet het voornemen om voor deze bijzondere situatie op korte termijn een voorstel in procedure te brengen voor tijdelijke wetgeving in formele zin die geldt in Europees en Caribisch Nederland, met daarin bepalingen over bevoegdheidsverdeling, maatregelen voor zover die vrijheden en grondrechten van burgers beperken, toezicht en handhaving, rechtsbescherming en procedurele waarborgen. Deze tijdelijke wetgeving zal bestaan in een aanvulling op het bestaande instrumentarium in de Wet publieke gezondheid en andere bestaande wetten en vormt dan tijdelijk een juridische basis voor een samenleving waarin een «anderhalvemeternorm» en hygiënenormen van groot belang zijn.
Op grond van welk samenstel van wettelijke bepalingen kan een (bijzondere) opsporingsambtenaar, een toezichthouder of een ambtenaar van de Koninklijke Marechausse (KMar) een woning betreden om vast te stellen of er een verboden samenkomst plaatsvindt?
Voorop staat dat toezichthouders en opsporingsambtenaren woningen mogen betreden als de bewoner hiervoor toestemming geeft. Hiervoor bestaat geen wettelijke bepaling en deze is ook niet nodig. Het binnentreden zonder toestemming van de bewoner is gereguleerd via de Algemene wet op het binnentreden en vereist in principe een schriftelijke machtiging. Mede afhankelijk van door een gemeenteraad gemaakte keuzes kan ook artikel 149a van de Gemeentewet een grondslag bieden. Deze bepaling geeft de gemeenteraad namelijk de mogelijkheid onder omstandigheden een binnentredingsbevoegdheid te regelen bij overtreding van een voorschrift van een verordening, dat strekt tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen. Strafvorderlijk geldt dat iedere opsporingsambtenaar een woning kan betreden ter aanhouding van de verdachte (artikel 55, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering). Dit geldt dus bijvoorbeeld ten aanzien van mensen die daar aanwezig zijn uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld voortvloeit dat zij een noodverordening overtreden (artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering).
Hoe verhoudt het verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte zich tot u in het opiniestuk geciteerde uitspraak dat «[t]huis [.[in ons land nog altijd de privésfeer [is]?
Op de verhouding met de woning in relatie tot de privésfeer ben ik reeds in gegaan bij de beantwoording van vragen 3 t/m 5.
Bent u bereid om, in overleg met de voorzitters van de Veiligheidsregio’s, te komen tot een betere omschrijving van het begrip «samenkomsten»? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Vertegenwoordigers van de Veiligheidsregio’s zijn vanaf het begin betrokken geweest in de overleggen over de bestrijding van de coronacrisis. Vanaf het moment dat de eerste opdrachten op grond van artikel 7 Wet publieke gezondheid zijn gegeven, worden regelmatig ervaringen gedeeld uit de uitvoeringspraktijk. Ook juridische vraagstukken komen daarbij aan de orde, waaronder die rondom het begrip «samenkomsten». In dit verband is relevant dat, zoals bij de beantwoording van vraag 5 is vermeld, een wetsvoorstel in voorbereiding is waarin ook de normstelling rond samenkomsten wordt betrokken.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Beantwoording eerder dan vandaag was niet mogelijk.
De coronacrisis |
|
Tom van der Lee (GL), Bram van Ojik (GL), Jesse Klaver (GL), Kathalijne Buitenweg (GL), Niels van den Berge (GL), Nevin Özütok (GL), Corinne Ellemeet (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het dreigende langdurige medicijntekort, zoals onder meer de televisie-uitzending van Zembla 2 april 2020 aan de kaak stelt? Welke maatregelen treft u op de korte termijn om de geneesmiddelenvoorraden aan te sterken en welke maatregelen overweegt u op de middellange termijn om minder afhankelijk te worden van de productie uit China en India?1
De afgelopen jaren zijn we afhankelijker geworden van landen als India en China voor wat betreft de productie van geneesmiddelen. Wereldwijd is de vraag naar geneesmiddelen toegenomen terwijl er minder productielocaties zijn overgebleven. Daardoor zijn de geneesmiddelentekorten toegenomen. Door de coronacrisis is dit versterkt, fabrieken in China hebben stilgelegen en India had exportrestricties afgekondigd voor bepaalde (grondstoffen) voor geneesmiddelen. Inmiddels zijn de restricties grotendeels opgeheven.
Om de geneesmiddelenvoorraden op korte termijn op peil te houden zijn er nationale maatregelen genomen. Ook in Europees verband worden door de Europese Commissie en de lidstaten gezamenlijke acties ondernomen. Voor de inhoud van de verschillende maatregelen verwijs ik u naar de recente Kamerbrieven2 over corona waarin dit duidelijk is beschreven.
Eind vorig jaar is besloten om een verplichte ijzeren voorraad aan te leggen van vijf maanden in Nederland om daarmee de kortdurende leveringsproblemen te verlichten. Het aanleggen van een ijzeren voorraad heeft tijd nodig, naar schatting (1,5 tot 2 jaar). Door de coronacrisis zal dit echter veel meer tijd vergen. In overleg met partijen moet verder gekeken worden naar de mogelijkheden voor het aanleggen van de ijzeren voorraad mede in relatie tot de gevolgen van de coronacrisis.
Voor de middellange termijn geldt dat de Europese Commissie bezig is met een analyse ten aanzien van geneesmiddelentekorten en er zal een plan gemaakt worden om te bewerkstelligen dat de Europese Unie minder afhankelijk wordt van derde landen voor de leveringszekerheid van geneesmiddelen. Daarbij wordt gedacht om de productie van geneesmiddelen meer terug naar Europa (of Nederland) te halen. De Europese Commissie is zich terdege bewust van de urgentie van deze problematiek, mede door de coronacrisis en neemt dit ter hand.
Heeft u afgelopen dagen contact opgenomen met (afgezanten) van de Amerikaanse regering om de Nederlandse bestelling van beademingsapparaten veilig te stellen? Zo ja, welke boodschap heeft u de Amerikanen meegegeven? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen? Deelt u de zorgen dat de Amerikanen onder het mom van de Defence Production Act de Nederlandse bestellingen van beademingsapparaten alsnog kunnen confisqueren?
De Nederlandse overheid heeft via verschillende kanalen doorlopend contact met andere overheden, waaronder de Amerikaanse, over COVID-19 en het openhouden van de supply chain voor medische producten. Het kabinet is van mening dat het essentieel is dat de supply chain voor medische producten zoveel mogelijk open blijft. Dit dragen wij ook uit in onze internationale contacten.
Het Ministerie van VWS heeft bij verschillende producenten orders geplaatst voor het leveren van beademingsapparatuur en andere medische goederen. Deze producenten benadrukken dat hun vermogen om te produceren afhankelijk is van de toelevering van onderdelen uit de hele wereld. De maatregelen die de Amerikaanse overheid tot op dit moment onder de Defense Production Act (DPA) heeft genomen zijn positief voor de productie van beademingsapparatuur, omdat deze toeleveranciers de prioriteiten opleggen om de productie open te houden.
Hoeveel extra beademingsapparaten zijn noodzakelijk om de intensive care-capaciteit uit te breiden naar 2.400 bedden?
Elk bed op de intensive care (IC) is voorzien van een beademingsapparaat. Bij de uitbreiding naar 2400 IC-bedden zijn beademingsapparaten ingezet uit de ziekenhuizen zelf, vanuit partijen buiten de ziekenhuizen (zoals Defensie en de zelfstandige klinieken) en vanuit de aanschaf van nieuwe beademingsapparaten door het Ministerie van VWS. Zie verder de brief aan de Tweede Kamer van 31 maart jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Kamerstukken 25 292, nr. 200).
Heeft u er kennis van genomen dat Medtronic, een bedrijf in medische technologie, het ontwerp en software van de eigen beademingsapparatuur vrij beschikbaar maakt? Bent u bereid deze kennis onder de aandacht te brengen van Nederlandse bedrijven die op korte termijn mogelijk in staat zijn beademingsapparatuur te produceren?2
Ja, ik heb er kennis van genomen dat Medtronic het ontwerp en software van een specifiek model beademingsapparaat beschikbaar heeft gesteld. Deze informatie is reeds gedeeld met Nederlandse bedrijven die op korte termijn mogelijk in staat zijn beademingsapparatuur te produceren. De FME, de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie, heeft dit bericht onder haar leden gedeeld. Zie verder de brief aan de Tweede Kamer van 7 april jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Kamerstukken 25 292, nr. 219).
Kunt u aangeven welke juridische mogelijkheden er zijn om, mocht blijken dat het toch verstandig zou zijn, religieuze bijeenkomsten van minder dan dertig personen te verbieden? Kunt u hierbij ook specifiek ingaan op de vraag wat de Minister-President tijdens het plenaire debat van 1 april 2020 precies bedoelde met de toezegging: «dan zal Grapperhaus niet aarzelen om via deskundigen voor te stellen om extra maatregelen te nemen»? Welke extra maatregelen zouden dit kunnen betreffen?
Het kabinet stelt voorop dat er thans geen aanleiding is voor een verbod op religieuze bijeenkomsten van minder dan dertig personen. Het gros van de geloofsgemeenschappen draagt op grote schaal bij aan de bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. Het overgrote deel van de zondagsdiensten en het vrijdagmiddaggebed is geannuleerd of zodanig aangepast dat die online kan worden gevolgd. Waar toch de randen van de regels worden opgezocht (dit is in een enkel geval gebeurd), worden kerken direct door hun kerkelijke vertegenwoordiger aangesproken. Sindsdien worden ook door die kerken de diensten in de kleinst mogelijke eenheid gehouden. Dit blijkt uit de contacten die de Minister van Justitie en Veiligheid hierover onderhoudt met koepelorganisaties van de verschillende kerkgenootschappen.
Er is een juridische mogelijkheid om religieuze bijeenkomsten buiten gebouwen, op openbare plaatsen, te verbieden ter bescherming van de gezondheid en dus ook in de huidige COVID-19-crisis. Deze bevoegdheid is neergelegd in de artikelen 5 t/m 7 van de Wet openbare manifestaties, waarbij zo nodig aanvullend gebruik kan worden gemaakt van artikel 175 en 176 Gemeentewet (noodbevel en noodverordening). Voor niet-openbare plaatsen, waaronder kerken, moskeeën en synagogen, geldt dat een verbod op religieuze bijeenkomsten niet mogelijk is. De bestaande wetgeving biedt geen grondslag om in het belang van de volksgezondheid godsdienstige bijeenkomsten in niet-openbare plaatsen te verbieden. Momenteel ziet het kabinet, mede gelet op het bovenstaande, ook geen noodzaak om de totstandkoming van een wet te bevorderen die daarin wel zou voorzien.
De extra maatregelen kunnen zien op het direct aanspreken van kerkelijke vertegenwoordigers of koepelorganisaties kerkgenootschappen als zij de bovengrenzen opzoeken en het ontmoedigen van fysieke bijeenkomsten. Daarnaast kunnen – waar nodig – nadere gesprekken plaatsvinden met vertegenwoordigers van verschillende kerkgenootschappen. De Minister van Justitie en Veiligheid zal het, indien nodig, niet nalaten om ook zelf in contact te treden met kerkgenootschappen die de maatregelen op het gebied van aantal, afstand, hygiëne en gezondheid niet in acht nemen.
Wat is uw appreciatie van de noodwet en pakket van maatregelen dat de Hongaarse regering op maandag 30 maart 2020 heeft doorgevoerd in het kader van de coronacrisis? Gaan deze maatregelen wat u betreft in tegen artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (EU)? Heeft u de Hongaarse regering hierop aangesproken en wat bent u, eventueel in EU-verband, van plan te ondernemen?
Op 11 maart jl. heeft de Hongaarse regering de staat van gevaar uitgeroepen die alleen door de regering kan worden opgeheven. Vervolgens heeft het Hongaarse parlement op 30 maart jl. een autorisatiewet aangenomen waarmee het de tijdsbeperking van uitgevaardigde decreten opheft. De uitgevaardigde decreten hadden voordat de autorisatiewet werd aangenomen een geldigheid van 15 dagen. Het Hongaarse parlement kan in principe met een gewone meerderheid de geldigheidsduur van een decreet beperken. Daarnaast kan het Hongaarse parlement bij twee derde meerderheid, indien het erin slaagt bijeen te komen, de autorisatiewetgeving herroepen, waarmee de specifieke volmachten die de Hongaarse regering momenteel bezit tevens tot een einde komen. De regeringspartij heeft sinds 2010 een constitutionele meerderheid in het parlement. De wetgeving bevat tevens bepalingen die de verspreiding van fake news aan banden moeten leggen.
De Hongaarse autorisatiewetgeving roept vanuit het oogpunt van de beginselen van rechtsstaat, democratie, grondrechten en persvrijheid vragen op. Buitengewone maatregelen in het kader van de bestrijding van COVID-19 zijn geoorloofd en wenselijk vanuit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid, maar dienen wel te voldoen aan vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid, en dienen tevens de waarden van de Unie zoals vastgelegd in artikel 2 VEU en internationale verdragsverplichtingen te respecteren.
Het kabinet heeft zich er in Europees verband samen met gelijkgezinde lidstaten voor ingespannen om een verklaring tot stand te brengen waarin lidstaten wordt opgeroepen om bij het nemen van uitzonderlijke noodmaatregelen de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten te respecteren. Deze verklaring is op 1 april jl. gepubliceerd. In de verklaring wordt verder het voornemen van de Europese Commissie om de (toepassing van) noodwetgeving in lidstaten te monitoren verwelkomd en de Raad Algemene Zaken opgeroepen dit onderwerp op een gepast moment nader te bespreken.
Tijdens de extra informele Raad Buitenlandse Zaken van 3 april jl. uitten verschillende lidstaten – waaronder Nederland – zorgen over de onlangs in Hongarije aangenomen wetgeving. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft na de Raad telefonisch contact gehad met zijn Hongaarse ambtsgenoot om de Nederlandse zorgen te bespreken.
De Minister voor Rechtsbescherming heeft tijdens de informele JBZ-Raad van 6 april jl. eveneens het Nederlandse standpunt onderstreept en ook gewezen op de bijzondere verantwoordelijkheid die JBZ-ministers hebben. Ook heeft de Minister voor Rechtsbescherming aangegeven dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid niet beperkt mogen worden.
Op de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 22 april is het onderwerp ook aan de orde gekomen. Een grote meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte het belang van het respecteren van de beginselen van de rechtsstaat en sprak steun uit voor de monitoring door de Commissie. Nederland riep de Commissie daarbij op indien noodzakelijk nadere actie te ondernemen.
Het kabinet verwelkomt verder het rapport van het EU-Grondrechtenagentschap van 8 april jl. over COVID-19 en de implicaties voor grondrechten, en de handreiking van de Raad van Europa die op 7 april jl. met alle 47 lidstaten is gedeeld. Het kabinet hoopt dat de internationale druk Hongarije zal doen bewegen de autorisatiewetgeving te heroverwegen.
Hoe gaat de 5,6 miljard euro die Hongarije vanwege de coronacrisis krijgt toebedeeld, verdeeld worden? Bent u bereid te onderzoeken hoe dit geld rechtstreeks bij de bevolking, het midden- en kleinbedrijf en andere instellingen terecht kan komen zonder tussenkomst van de Hongaarse regering?
De 5,6 miljard euro die Hongarije krijgt toebedeeld, zijn bestaande middelen onder het Cohesiebeleid. Elke lidstaat heeft met het Corona Response Investment Initiative (CRII) de ruimte om, in samenspraak met zijn regio’s, te bepalen of en hoe er binnen de bestaande en al toegekende middelen, coronamaatregelen worden genomen. Met dit initiatief worden lidstaten en regio’s in staat gesteld op korte termijn liquiditeit binnen de ESI-fondsen te mobiliseren voor Coronamaatregelen die zij het meest nodig achten. Als een lidstaat gebruik wil maken van bepaalde flexibiliseringsmaatregelen die onder het CRII mogelijk zijn, zoals 100% EU-financiering of het overhevelen van middelen van de ene naar de andere regio, dan moet daarvoor een aanvraag worden gedaan bij de Europese Commissie. Het is aan de Commissie om de implementatie van het Cohesiebeleid, waaronder het CRII, te monitoren en controleren op rechtmatige en doelmatige besteding, in samenwerking met de Europese Rekenkamer en, in het geval van fraude, het Europees bureau voor fraudebestrijding OLAF. Het is nog onduidelijk in hoeverre Hongarije gebruik zal maken van het CRII aangezien Hongarije, net als vele andere lidstaten, het overgrote deel van haar middelen onder het Cohesiebeleid al gecommitteerd heeft. Dit komt omdat dit het laatste jaar is van het huidige Meerjarig Financieel Kader van de EU.
Bent u bereid de koppeling van de ontvangst van EU-subsidies en naleving van rechtsstaatbeginselen hoog te agenderen bij de onderhandelingen rondom het meerjarig financieel kader? Welke medestanders heeft u daarbij?
Het kabinet is uitgesproken voorstander van een koppeling tussen de ontvangst van EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, ook wel bekend als de conditionaliteit t.a.v. rechtsstatelijkheid, gelet op de zorgen die bestaan over de rechtsstaat. Sterke conditionaliteiten zijn voor het kabinet onlosmakelijk verbonden met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen blijven inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen. Het kabinet vindt hierbij een grote groep lidstaten (breder dan alleen netto-betalende lidstaten), de Europese Commissie en het Europees parlement aan haar zijde.
Bent u bereid om, eventueel in gezamenlijkheid met andere EU-lidstaten en de Commissie, een rechtszaak jegens Hongarije op basis van Artikel 259 betreffende de Werking van de Europese Unie bij het Europees Hof aan te spannen? Zo nee, waarom niet?3
De Commissie, als onafhankelijk hoedster van de Verdragen, is bij uitstek toegerust om waar nodig handhavend op te treden door middel van het starten van inbreukzaken tegen lidstaten die rechtsstatelijke beginselen schenden. De uitspraken van het Hof van Justitie vervullen in dit verband een cruciale rol, zowel in inbreukzaken als prejudiciële verwijzingszaken. Om deze cruciale rol te ondersteunen, en omdat we als Nederland belang hechten aan de naleving van rechtsstatelijkheidsvereisten door de lidstaten, maakt Nederland samen met gelijkgezinde lidstaten reeds regelmatig gebruik van het instrument van deelname aan Hofzaken die een duidelijke link hebben met mogelijke schending van de rechtsstatelijkheidsvereisten. De statenklachtprocedure waartoe artikel 259 VWEU de mogelijkheid biedt, is naar de visie van het kabinet op dit moment niet de aangewezen wijze om rechtsstatelijkheid in andere lidstaten te bevorderen.
Inzet van individuele lidstaten op het instrument van de statenklachtprocedure tegen Hongarije heeft in de eerste plaats als risico dat het de centrale positie van de Commissie, als hoedster van de Verdragen, ondermijnt. In dat licht verwelkomt het kabinet de aankondiging van de Commissie de noodmaatregelen in alle lidstaten, en dus ook die in Hongarije, te monitoren. Als slechts één of enkele lidstaten artikel 259 VWEU inzetten, kan daar bovendien (ook richting het betrokken land) het onwenselijke signaal vanuit gaan dat er geen consensus bestaat over de rechtsstaatproblematiek. Het is voorts onwaarschijnlijk dat gelijkgezinde lidstaten hier samen met Nederland zouden willen optrekken: een belangrijke voorwaarde voor de Nederlandse inzet op rechtsstatelijkheid binnen de EU. Ook is het zeer de vraag of individuele lidstaten, in tegenstelling tot de Commissie, de capaciteit en instrumenten hebben om dergelijke juridisch complexe zaken te beginnen. Deze zouden immers onder meer zeer grondige kennis van de nationale wet- en regelgeving ter zake en gedegen beheersing van, in dit geval, de Hongaarse taal vergen.
Hoe wordt voorkomen dat, nu sommige veiligheidsregio’s alle toeristische overnachtingen hebben verboden, er extra druk ontstaat op bijvoorbeeld het Waddengebied omdat daar nog geen verbod geldt voor toeristische overnachtingen? Bent u bereid om dit potentiële risico met de veiligheidsregio’s te bespreken voor het paasweekend?
Over de mogelijkheden om drukte in verband met toerisme te beheersen, heeft de Minister van Justitie en Veiligheid op 6 april 2020 uitgebreid gesproken met de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Grensverkeer wordt ontmoedigd als het om niet noodzakelijk verkeer gaat en hiervoor wordt waar nodig de KMar ingezet. Indien op bepaalde gebieden/locaties situaties ontstaan of dreigen te ontstaan waarbij de afstand van 1,5 meter niet in acht genomen wordt, kan de voorzitter van de Veiligheidsregio overgaan tot sluiting van dergelijke gebieden/locaties en/of wegen. Dit geldt ook met betrekking tot het Waddengebied. Het is aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s Fryslân en Noord-Holland Noord om hierover met betrekking tot het Waddengebied – in overleg met de betrokken burgemeesters – afgewogen besluiten te nemen.
Deelt u de zorg dat verschillende gebieden economisch extra hard worden getroffen omdat zij voor een groot deel afhankelijk zijn van het toerisme, zoals de Waddeneilanden? Voor welke regelingen komen zij in aanmerking? Bent u bereid om in overleg te treden met de deze regio’s, zoals de Waddeneilanden, om te bezien hoe zij eventueel extra ondersteund kunnen worden?
Het kabinet heeft een groot steunpakket uitgerold de afgelopen weken. Ook de medeoverheden maken extra kosten en lopen inkomsten mis, zowel op korte als op lange termijn. Het is reëel dat ook de medeoverheden duidelijkheid verkrijgen over wat ze mogen verwachten aan tegemoetkoming ten aanzien van al hun inspanningen. Het is daarom van belang de omvang van deze financiële gevolgen in kaart te brengen en te werken aan oplossingsrichtingen. Het Rijk en de medeoverheden hebben daarom besloten tot de oprichting van een interbestuurlijke regiegroep, waarin naast het Rijk ook de VNG, het IPO en de UvW zitten. De interbestuurlijke regiegroep zal toezien op het in kaart brengen en de tegemoetkoming in de problematiek als gevolg van corona en de besluitvorming hierover.
Bent u ervan op de hoogte dat opting-in verplicht is voor zelfstandige sekswerkers in de besloten prostitutie en dat veel sekswerkers daardoor op dit moment geen aanspraak kunnen maken op de steunmaatregelen voor zzp’ers? Bent u bereid om de financiële noodmaatregelen ook open te stellen voor sekswerkers, die via een opt-in constructie werkzaam zijn?
In artikel 5a van het Besluit aanwijzing gevallen die als dienstbetrekking worden beschouwd (Stb. 655) is geregeld dat als een dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die als sekswerker persoonlijk arbeid verricht, tenzij wordt voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen regels. In beginsel is dus sprake van een zogenoemde fictieve dienstbetrekking. Als een sekswerker werkzaam is op basis van een fictieve dienstbetrekking dan wordt er premie betaald door de werkverschaffer en is de sekswerker (verplicht) verzekerd voor de werknemersverzekeringen. In dat geval komt de werkgever in aanmerking voor de NOW indien aan de overige voorwaarden voor deze regeling wordt voldaan. Een eventuele uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandigen (Tozo) is dan niet aan de orde.
In artikel 5a van de ministeriële regeling «Aanwijzing als werkgever en uitzondering verzekeringsplicht werknemersverzekeringen» is echter bepaald dat de arbeidsverhouding van degene die als sekswerker persoonlijk arbeid verricht niet als fictieve dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringen wordt beschouwd indien aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.2 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, wordt voldaan. Indien de sekswerker werkzaam is conform deze voorwaarden en ook de exploitant van de inrichting waar de sekswerker werkzaam is deze voorwaarden in acht neemt, dan is er dus geen sprake van een dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringen en is de sekswerker niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Wel is dan sprake van heffing van loonbelasting.
Of een sekswerker een beroep kan doen op de Tozo is afhankelijk van de vraag of wordt voldaan aan de voorwaarden van die regeling. Op grond van de Tozo kan een uitkering worden verleend aan de zelfstandige die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister indien zijn of haar bedrijf financieel is geraakt als gevolg van de coronacrisis. De Tozo is een generieke regeling voor alle zelfstandige ondernemers in Nederland. Er wordt niet gedifferentieerd naar specifieke sectoren of beroepsgroepen. Voor de vaststelling of voldaan wordt aan het begrip «zelfstandige» in de zin van de Tozo is doorslaggevend of voldaan wordt aan de volgende eisen:
Afhankelijk van de concrete feiten en omstandigheden moet worden bezien of sekswerkers aan deze voorwaarden voldoen. Wanneer een onderneming wordt geëxploiteerd dient er sprake te zijn van inschrijving in het handelsregister. Als hier geen sprake van is wordt niet voldaan aan voorwaarde a). Voorwaarde b) betekent dat een bedrijf een reëel karakter moet hebben met een substantieel tijdsbeslag. Voorwaarde c) betekent dat de ondernemer samen met degene met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf moet hebben en de financiële risico’s daarvan draagt.
Kunnen sekswerkers uit het buitenland aanspraak maken op de financiële noodmaatregelen zonder dat dit gevolgen heeft voor hun verblijfsstatus? Zo nee, bent u bereid dit mogelijk te maken?
In Nederland rechtmatig verblijvende personen kunnen als zij aan de criteria van de regeling voldoen, aanspraak maken op de Tozo-regeling, WW of algemene bijstand.
Van personen met een verblijfsvergunning die aanspraak maken op de Tozo-regeling hoeft door de gemeente geen melding te worden gemaakt bij de IND.
Het aanvragen van algemene bijstand kan gevolgen hebben voor de verblijfstatus, zowel voor mensen met een verblijfsvergunning als voor EU-burgers. De IND hanteert coulance ten aanzien van personen van wie de verblijfsvergunning afloopt (en door wie geen verlenging wordt aangevraagd) en voor EU-burgers die tijdelijk vanwege de huidige situatie niet terug kunnen naar het land van herkomst. Dit betekent dat de periode van »overstay» personen niet wordt aangerekend bij een nieuwe aanvraag om een verblijfsvergunning of visum of bij het uitreizen naar het land van herkomst na de coronacrisis. Personen zonder geldige verblijfstatus kunnen geen beroep doen op algemene bijstand.
Bent u er bekend mee dat ook goede doelen geld mislopen vanwege de coronacrisis? Wat is uw reactie op de berichtgeving dat Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF)-erkende goede doelen tussen de 300.000 en de 500.000 vaste donateurs mislopen?
Ja, het kabinet is ermee bekend dat de Filantropische sector, waaronder goede doelen, evenals andere sectoren wordt getroffen door de gevolgen van het Corona-virus. Zo zijn de landelijke collectes die veel goede doelen in deze periode houden tot 16 mei a.s. opgeschort. Ditzelfde geldt voor de donateurswerving. Ook evenementen en andersoortige fondswervingsacties zijn of worden afgeblazen. Een aantal goede doelen bekijkt in hoeverre ze later dit jaar deze vorm van collecteren kunnen hervatten of organiseren andere manieren van online fondsenwerving. Het door de leden genoemde aantal «misgelopen» donateurs betreft overigens het aantal donateurs dat normaliter jaarlijks wordt geworven. De sector, waaronder Goede Doelen Nederland i.s.m. Partos evenals CBF i.s.m. de Radboud Universiteit, is momenteel bezig met een analyse van de impact van de crisis. De Minister voor Rechtsbescherming volgt dit nauwgezet.
Deelt u de zorgen van goede doelen, fondsenwervers en hun medewerkers die zich afvragen of zij de coronacrisis gaan doorkomen? Zo ja, hoe bent u van plan te voorkomen dat zij gedurende deze crisis omvallen en hun medewerkers daardoor hun baan verliezen?
Het kabinet neemt diverse maatregelen om de werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden. Dat betekent dat ook maatschappelijke organisaties een beroep kunnen doen op verschillende generieke financiële maatregelen. In overleg met de sector bekijkt het kabinet waar mogelijk nog specifieke noden liggen.
Wordt er bij het medisch onderzoek naar COVID-19 rekening gehouden met genderverschillen?
Zoals medegedeeld in de Kamerbrief van 31 maart jl. wordt op nationaal en internationaal niveau veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar kennisontwikkeling met betrekking tot het coronavirus. Vanuit het kabinet ondersteunen wij verschillende nationale onderzoekspartijen – bijvoorbeeld via ZonMw en OCW/NWO – in hun werkzaamheden. Door deze aanvullende middelen zorgt het kabinet ervoor dat op zeer korte termijn zowel acute medische vragen, alsook urgente medische, bredere maatschappelijke vragen over de gevolgen van COVID19 worden beantwoord. Nederland loopt daarmee in de pas met Europese initiatieven.
Op basis van de RIVM-cijfers kunnen we concluderen dat mannen vaker dan vrouwen worden opgenomen in het ziekenhuis, en ook vaker overlijden. Er zijn verschillende verklaringen denkbaar, zowel biologische als gedragsfactoren, maar dit kunnen we op dit moment niet wetenschappelijk funderen. Het RIVM doet nader onderzoek naar genderverschillen en zal daar binnenkort over publiceren.
Welke mogelijkheden ziet u om kinderen, die vanwege het feit dat hun ouders digibeet/analfabeet zijn geen thuisonderwijs kunnen volgen, met spoed een alternatief voor thuisonderwijs te bieden? Kunnen er bijvoorbeeld (gespecialiseerde) docenten op afstand ingezet worden, die een paar uur per dag maatwerk kunnen bieden? Welke handvatten kunt u hiervoor bieden?
De berichtgeving dat het sterftecijfer door het coronavirus hoger is dan eerder gemeld |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Hoe oordeelt u over de berichtgeving dat de sterfte in Nederland door het coronavirus twee keer hoger is dan tot nu toe is gemeld?1 2
Ik betreur de overlijdens als gevolg van COVID-19. Het totaal aantal is groter dan de RIVM cijfers die het RIVM publiceert, dat leggen we ook uit bij de publicatie van die cijfers. Deze bevatten immers alléén de overlijdens waarvan zekerheid is dat deze het gevolg zijn van COVID-19.
Vindt u het wenselijk dat de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) nodig zijn voor een completer beeld van de gevolgen van het coronavirus?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u naar de beantwoording van de Kamervragen van de Kamerleden Hijink (SP) en Marijnissen (SP) over de berichtgeving dat het sterftecijfer door het coronavirus hoger is dan eerder gemeld (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2381, Kamerstuk 25 295, nr. 219) die op 7 april jl. naar uw Kamer zijn gegaan.
Hoe kan het dat het CBS en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) niet eerder samen tot een accurater sterftecijfer zijn gekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de cijfers van het aantal personen waarbij sprake is van een vermoedelijke besmetting reeds beschikbaar, waarover het het RIVM eerder stelde dat deze naast de cijfers over daadwerkelijk geteste coronabesmettingen ook gegeven zouden worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Geldt de meldingsplicht niet voor mensen die overlijden, waarbij het vermoeden is dat zij, thuis of in het verpleeghuis aan het coronavirus zijn overleden, aangezien in de Wet publieke gezondheid staat dat een meldingsplicht geldt voor zorgverleners aan de GGD bij zowel vastgestelde als vermoedelijke gevallen van besmetting van type-A ziekten zoals het coronavirus?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat een accuraat sterftecijfers essentieel is voor een goed inzicht in de coronacrisis en het kunnen formuleren van de juiste maatregelen? Wat gaat u doen om te zorgen dat de sterftecijfers vanaf nu accurater zijn?
Voor de effectiviteit van de ingezette maatregelen kijken we naar de belasting op de zorg en naar de bescherming van onze kwetsbaren. Daarbij zijn sterftecijfers, maar vooral de trend daarin, van groot belang. Daarnaast is het ook van belang waar deze verhoogde sterfte voorkomt en hoe we deze kunnen voorkomen.
We zien goede vorderingen bij de belasting van de zorg, maar het beschermen van onze kwetsbaren vergt extra inspanning. Daar blijven we de komende periode versterkt op inzetten.
Wat gaat u doen nu blijkt dat de sterftecijfers veel hoger zijn? Gaat u uw beleid aanpassen, nu blijkt dat de sterftecijfers veel hoger liggen? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat juist ouderen die in het verpleeghuis of thuis wonen getest moeten worden als zij gezondheidsklachten hebben? Zo ja, gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Voor een toelichting op (de verruiming van) het testbeleid verwijs ik u naar mijn Kamerbrief van 7 april jl.3
Erkent u dat het vaker testen in de ouderenzorg en thuiszorg essentieel is om zorgverleners veilig hun werk te kunnen laten doen door zich te beschermen tegen besmetting?
Zie antwoord vraag 8.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het aankomende debat over de ontwikkelingen met betrekking tot het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Ik heb u de beantwoording zo snel mogelijk doen toekomen, binnen de ruimte die er in deze periode is.
Het zo snel mogelijk invoeren van de inburgeringsplicht van Turkse asielstatushouders |
|
Jan Paternotte (D66), Bente Becker (VVD), Gert-Jan Segers (CU), René Peters (CDA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Is het juist dat u in uw brief aangeeft dat het uitvoeringstechnisch en begrotingstechnisch mogelijk is om voor Turkse asielstatushouders niet te wachten tot de invoering van de nieuwe inburgeringswet maar al op korte termijn de inburgeringsplicht in te voeren?1
Ja, het is mogelijk om Turkse asielstatushouders die op of na 1 mei 2020 hun verblijfsstatus verkrijgen een inburgeringsplicht op te leggen.
Bent u bereid met ingang van 1 mei 2020 hier gevolg aan te geven, zodat ook deze nieuwkomers met de Nederlandse taal, de arbeidsmarkt en kennis van de Nederlandse samenleving aan de slag kunnen gaan?
Ja, ik zal hier per 1 mei 2020 gevolg aan geven.
Bent u bereid na 1 mei 2020 voor Turkse asielzoekers die voor die datum een verblijfsvergunning hebben verkregen de optie om vrijwillig deel te nemen aan de inburgering open te houden?
Met de (her)invoering van de inburgeringsplicht met ingang van 1 mei 2020 zal de opt-in regeling vervallen. Het naast elkaar hanteren van twee systemen, te weten een vrijwillige opt-in regeling naast een wettelijke inburgeringsverplichting, is onwenselijk. Bovendien is het uitvoeringstechnisch ingewikkeld voor de betrokken uitvoeringsinstanties (COA, IND en DUO), omdat dit een extra en separaat (handmatig) proces is.
Het blijft voor Turkse asielstatushouders die hun verblijfsstatus voor 1 mei 2020 hebben verkregen wel mogelijk om vrijwillig in te burgeren (met een lening mits het inkomen niet te hoog is, maar zonder een kwijtscheldingsmogelijkheid) zoals geregeld in de Wet inburgering.
Kunt u uiteenzetten hoe momenteel in de coronacrisis in algemene zin met de inburgering wordt omgegaan?
Het is van groot belang dat inburgeringsplichtigen doorgaan met het leren van de Nederlandse taal en kennis opdoen over de Nederlandse samenleving. In plaats van klassikale lessen kunnen zij onder voorwaarden inburgeringsonderwijs via e-learning volgen. Sinds 13 maart zijn alle toetslocaties van DUO gesloten, in ieder geval tot en met 28 april. De reeds ingeplande examens (1000 examens per dag) zullen op een later tijdstip opnieuw moeten worden ingepland en afgenomen. Nu inburgeringsplichtigen geen examen kunnen afleggen en er vertraging te verwachten is bij het afleggen van examens, wordt de inburgeringstermijn van alle inburgeringsplichtigen verlengd met twee maanden. SZW en DUO werken samen om inburgeringsplichtigen zo goed als mogelijk te informeren. De dienstverlening van DUO, zoals het uitbetalen van inburgeringsfacturen en de telefonische helpdesk voor inburgeringsplichtigen en instellingen, gaat gewoon door.
Kunt u bevestigen dat eventuele maatregelen die in het licht van de coronacrisis getroffen worden rond de inburgering ook zullen gelden voor deze nieuwe groep?
Ja. De maatregelen die in het licht van de coronavirus en inburgering worden genomen, gelden voor Turkse asielstatushouders die per 1 mei 2020 inburgeringsplichtig worden.
De coronacrisis en bewonersinitiatieven |
|
Harry van der Molen (CDA), Nevin Özütok (GL), Jan de Graaf (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Financieel zwaar weer voor bewonersinitiatieven: tijd voor actie» en het onderliggend onderzoek van MAEX?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat initiatieven juist ook in deze tijd van grote waarde zijn, maar dat zij tegelijkertijd te maken hebben met een inkomstenverlies van gemiddeld 70%?
Ja, maatschappelijke initiatieven zijn (juist ook in deze tijd) van grote waarde voor de samenleving. Dat blijkt onder meer uit de grote betrokkenheid en inzet van mensen binnen de sociale structuren in buurten en wijken. Zij zetten zich geheel belangeloos in voor de medemens. Ik heb daar grote bewondering voor. Daarom zet dit kabinet ook in op het vergroten en versterken van de invloed van bewoners op de eigen woon- en leefomgeving, onder meer via het uitdaagrecht. Bewoners weten vaak als geen ander wat nodig is in hun buurt. De Coronacrisis heeft – net zoals op andere terreinen – impact op de initiatieven vanuit de samenleving. In het door u genoemde onderzoek wordt daarbij een gemiddeld inkomstenverlies van 68 procent onder 244 respondenten gemeld, waarbij maatschappelijke initiatiefnemers en sociaal ondernemers onder één noemer zijn gebracht.
Kunnen niet-commerciële organisaties ook een beroep doen op de reeds aangekondigde regelingen voor financiële ondersteuning?
Niet-commerciële instellingen kunnen ook een beroep doen op de reeds aangekondigde regelingen voor financiële ondersteuning. Dat geldt echter niet voor alle maatregelen uit het ondersteuningspakket. Een dergelijke instelling moet dan kwalificeren als een onderneming, en dat is «iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent». Een economische activiteit is iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden. Als er geen sprake van een onderneming is, zoals mogelijk bij buurtinitiatieven, dan staan de regelingen dus niet ter beschikking.
Bent u bereid om het initiatief te nemen om met gemeenten en relevante partijen, waaronder wellicht landelijke fondsen die bewonersinitiatieven ondersteunen zoals het Oranjefonds en anderen, te bezien hoe tot een gezamenlijke inzet kan worden gekomen om noodlijdende bewonersinitiatieven, waarvan de activiteiten tijdelijk niet (of nauwelijks) kunnen doorgaan en voor wie het opbrengen van vaste lasten een probleem is, de komende maanden te ondersteunen?
Ik wil een beroep doen op gemeenten om oog te hebben voor de maatschappelijke initiatieven binnen hun gemeenschap, zeker als deze maatschappelijke initiatieven door de coronacrisis in hun voortbestaan worden bedreigd. Op mijn beurt ben ik bereid om samen met betrokken gemeenten te kijken naar maatwerkmogelijkheden om specifieke lokale knelpunten het hoofd te bieden. Naast het kabinetsbrede ondersteuningspakket en de ondersteuning via het meerjarige samenwerkingsprogramma Democratie in Actie zie ik vooralsnog geen aanleiding om op dit moment extra initiatief te nemen voor een algemene ondersteuningsmaatregel.
Bent u bereid via het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties praktische ondersteuning te bieden aan het spontaan ontstane noodfonds dat wordt getrokken door MAEX, de Maatschappelijke Alliantie, en dat wordt gesteund door LSA bewoners, de Landelijke Vereniging Voor Kleine Kernen en anderen?
Vooropgesteld wil ik mijn waardering uitspreken voor de snelle inventarisatie van het vraagstuk en de uitwerking van de initiatiefnemers om uitkomst te bieden aan de noodlijdende maatschappelijke initiatieven en sociale ondernemers. Ik ben bereid, zoals hierboven al gemeld, om praktische ondersteuning te bieden bij lokale knelpunten in specifieke gemeenten. Daarover ga ik graag het gesprek aan.
Ziet u mogelijkheden om met of via het programma Lokale Democratie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij te dragen aan het verkleinen of oplossen van de acute problemen die zich voordoen bij bewonersinitiatieven en/of gemeenten? Welke mogelijkheden ziet u in het programma om middelen, die nog niet juridisch verplicht zijn, in te zetten voor de bewonersinitiatieven?
Het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie richt zich primair op de ondersteuning van decentrale overheden. Zoals ik al eerder opmerkte hecht ik veel waarde aan maatschappelijk initiatief en betrokkenheid van bewoners. Het versterken van bewonersbetrokkenheid bij de lokale democratie en daarmee ook maatschappelijke initiatieven maakt nadrukkelijk deel uit van dat programma. Om die reden investeer ik ook jaarlijks via uitvoeringspartners als het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners en de Landelijke Vereniging Kleine Kernen in een ondersteuningsprogramma ten behoeve van maatschappelijke initiatieven. Ook de komende jaren zal ik dat blijven doen. Daarnaast zal ik in overleg met gemeenten actief monitoren op welke wijze noodlijdende maatschappelijke initiatieven extra kunnen worden ondersteund. Ik denk daarbij aan praktische ondersteuning in de vorm van kennis en het tijdelijk beschikbaar stellen van extra ondersteunende expertise.
Het gereedstellen van het Bronovo ziekenhuis |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de oproep van een oud-chirurg om het eerder gesloten Bronovo ziekenhuis gereed te maken voor de opvang van patiënten en mogelijk ook coronapatiënten?1
Welk type zorg kan naar uw inzicht worden geboden in het Bronovo ziekenhuis? Kan het Bronovo ziekenhuis daarmee deels voorzien in de verhoogde vraag naar zorg die we momenteel ervaren?
Bent u van mening dat het Bronovo ziekenhuis met zijn infrastructuur een goede locatie is voor de tijdelijke opvang van extra patiënten, zeker in vergelijking met andere locaties die momenteel benut worden zoals bijvoorbeeld evenementencentrum Ahoy?
Bent u bereid gehoor te geven aan deze oproep en het Bronovo ziekenhuis zo snel mogelijk in gereedheid te brengen?
Het bericht ‘Buschauffeur Albert (60) uit Hengelo: ‘Hoe moeten verplegers nu naar hun werk?’’ |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Buschauffeur Albert (60) uit Hengelo: «Hoe moeten verplegers nu naar hun werk?»»?1
Ja.
Bent u het eens dat mensen in vitale beroepen, zoals onder andere zorgverleners, schoonmakers en vakkenvullers ten allen tijde naar hun werk moeten kunnen nu zij in deze crisistijd het land draaiende houden en dat daarbij het openbaar vervoer onmisbaar is?
Het openbaar vervoer is van publiek belang en het is noodzakelijk dat in deze crisistijd het openbaar vervoer rijdt en blijft rijden. Dit is niet alleen van belang voor werknemers in de vitale beroepen, maar ook voor mensen die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer voor zorgafspraken of mensen die niet thuis kunnen werken. De decentrale overheden, die verantwoordelijk zijn voor het regionale openbaar vervoer, kunnen het beste bepalen welk vervoeraanbod passend is voor de regio, ook onder de huidige crisisomstandigheden. Samen met de vervoerder werken zij aan passende oplossingen.
Verder merk ik op dat in de veiligheidsregio’s inmiddels noodverordeningen van kracht zijn. Deze verordeningen, zoals in Twente, kunnen bepalingen bevatten over het beperken of zelfs stil leggen van het openbaar vervoer, bijvoorbeeld als niet voldaan wordt aan de eis om 1,5 meter afstand te houden. Dit altijd in overleg met de vervoerder. Ik vind dat vervoerders en reizigers binnen hun mogelijkheden er alles aan moeten doen om een dergelijke maatregel te voorkomen. Zie ook het protocol verantwoord reizen met openbaar vervoer2.
Wat vindt u ervan dat Keolis en andere vervoerders hun dienstregeling hebben aangepast waardoor arbeiders in vitale beroepen niet of minder snel op hun werk kunnen komen?
De provincie Overijssel heeft samen met de provincies Gelderland en Flevoland een samenwerkingsverband gevormd, OV Oost genaamd, dat de concessie van de drie provincies beheert. In deze provincies rijden de vervoerbedrijven Keolis, Connexxion en Arriva.
Volgens informatie van de provincie Overijssel zijn deze vervoerders, in overleg met de concessiebeheerder OV Oost, door de week overgegaan naar een zaterdagdienstregeling. Enerzijds omdat nog slechts 10% van de reizigers gebruik maakt van het openbaar vervoer. Anderzijds anticiperen de vervoerders met de aangepaste dienstregeling op een toenemend ziekteverzuim zodat er voldoende chauffeurs beschikbaar zijn om de dienstregeling betrouwbaar te kunnen blijven uitvoeren.
De vervoerders kijken – rekening houdend met mensen in vitale beroepen – extra zorgvuldig naar het begin van de dienstregeling omdat sommige lijnen met de zaterdagdienstregeling te laat zouden starten in verhouding tot de standaard dienstregeling. Voor die lijnen wordt ’s ochtends extra gereden om de mensen de mogelijkheid te bieden om met het openbaar vervoer naar hun werk te gaan. Deze aanpak wordt gemonitord en indien nodig aangepast om zo goed mogelijk in te spelen op de behoeften van de reizigers in de vitale beroepen.
Ook wordt vanzelfsprekend gelet op de eis dat passagiers een afstand van 1,5 meter tot elkaar moet kunnen innemen. Dit betekent dat per bus maximaal 10 mensen mee kunnen. Dit vraagt om begrip en discipline van de reizigers. Indien nodig worden extra bussen ingezet.
De vervoerbedrijven tonen maximale flexibiliteit om zo veel mogelijk aan de huidige behoefte van reizigers te voldoen. Ik heb veel waardering voor de grote inspanningen die hiervoor worden geleverd.
Bent u bereid om met vervoerders in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat de dienstregeling dusdanig wordt ingericht dat arbeiders met een vitaal beroep zonder vertraging of uitval van bussen naar hun werk kunnen?
Ja, het is goed om hier alert op te blijven. Ik overleg wekelijks in het NOVB met de decentrale vervoerautoriteiten en de openbaar vervoerbedrijven over de gang van zaken in het openbaar vervoer.
Bent u het eens dat in deze onwerkelijke crisisperiode winst voor vervoerders ondergeschikt moet zijn aan het vervoeren van arbeiders met een vitaal beroep en daarmee het draaiend houden van het land?
Het openbaar vervoer wordt net als andere sectoren, hard getroffen door de crisis door het wegvallen van reizigersinkomsten. In het NOVB overleg ik met de decentrale vervoersautoriteiten en vervoerders over maatregelen waardoor de sector het hoofd boven water kan houden en kan blijven functioneren.
Vindt u dat buschauffeurs en andere arbeiders misstanden en gebreken altijd moeten kunnen melden zonder bang te moeten zijn voor een schorsing of zelfs ontslag? Zo ja, bent u bereid om dit duidelijk te maken richting vervoerders?
De vervoerders beschikken over bedrijfsreglementen met bepalingen over het melden van misstanden of over de omgang met de pers.
Ik kan niet beoordelen of de betrokken chauffeur de juiste weg heeft bewandeld. Uiteraard kan het niet zo zijn dat een werknemer die zich kritisch uitlaat over de keuzes die de werkgever maakt in het kader van de bedrijfsvoering, direct schorsing of ontslag hoeft te vrezen. De werknemer mag zich uitlaten over de bedrijfsvoering van de werkgever, zolang dit niet gebeurt op een manier die de werkgever kan schaden.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk 7 april 2020 beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het schriftelijk overleg Openbaar vervoer en Taxi op 8 april 2020?
Ja.
Het bericht 'Klimaatwet Timmermans onderuitgehaald'. |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Klimaatwet Timmermans onderuitgehaald»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het oordeel van de juridische dienst van het Europees parlement dat de plannen van EU-klimaatpaus Timmermans niet in lijn zijn met het EU-verdrag?
In het bovengenoemde bericht wordt aangegeven dat de juridische dienst van het Europees parlement het delegeren van juridische bevoegdheden als onrechtmatig beschouwt wanneer dit raakt aan essentiële elementen van de wetgeving. In het recent verschenen BNC-fiche Verordening Europese klimaatwet (Kamerstuk 22 112, nr. 2860) geeft het kabinet haar appreciatie van het voorstel. Specifiek op dit punt stelt het kabinet in het BNC-fiche dat het vaststellen van het optimale traject tussen 2030 en 2050 als essentieel element van de wet wordt gezien en daarom pleit het kabinet dat het traject tussen 2030 en 2050 niet als gedelegeerde handeling dient te kunnen worden vastgelegd. Nederland staat in deze positie niet alleen: verscheidene lidstaten hebben in eerste schriftelijke commentaren op het voorstel van de Commissie al aangegeven niet in te willen stemmen met de opname van gedelegeerde handelingen in de verordening.
Deelt u de mening dat dit pijnlijk blootlegt hoe de klimaathysterici, waaronder de heer Timmermans, hun klimaatwaanzin – desnoods op illegale wijze – door willen drukken?
Nee, deze mening deel ik niet. Het feit dat het kabinet zich niet kan vinden in een specifiek element van het voorstel van de Commissie betekent niet dat klimaatverandering niet voortvarend aangepakt moet worden.
Deelt u de conclusie dat het onaanvaardbaar en, zoals nu blijkt, zelfs onrechtmatig is dat de Europese Commissie elke vijf jaar eigenstandig de klimaatdoelen wil kunnen aanpassen en aanscherpen? Deelt u de conclusie dat er – opnieuw – veel te veel macht bij de Europese Commissie komt te liggen?
Zoals beschreven in het BNC-fiche ben ik kritisch over de keuze van de Commissie voor gedelegeerde handelingen en ik zie dit niet als de juridisch meest geschikte keuze. Een dergelijke delegatie is immers niet toegestaan (artikel 290 van het VWEU) als het gaat om een vaststelling van een essentieel onderdeel van de verordening.
Hoe kijkt u thans terug op uw aanvankelijke enthousiasme over de EU-klimaatplannen en uw uitspraak «dat het goed is dat lidstaten gewaarschuwd worden als zij zich niet aan de afspraken houden?» Bent u ertoe bereid uw woorden terug te nemen?
Nee. Het is een goede zaak dat als we in de EU onderling afspraken maken om doelen te halen dan is het logisch dat de Europese Commissie de voortgang monitort en lidstaten aanspreekt als zij hier in achter lopen. Het is immers ook in ons belang dat andere lidstaten, net als Nederland, de afspraken om broeikasgasreducties-doelen te realiseren nakomen.
Bent u ertoe bereid nooit of te nimmer in te stemmen met de rampzalige plannen van EU-klimaatpaus Timmermans en hier geen cent aan bij te dragen? Deelt u de mening dat Nederland de EU zo snel mogelijk dient te verlaten?
Nee.
Gevolgen van de coronacrisis |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe gaan gemeenten om met re-integratieverplichtingen in de Participatiewet? Wordt daarbij rekening gehouden met gevaren en onmogelijkheden die worden veroorzaakt door het coronavirus?
De maatregelen om het Corona-virus te bestrijden zijn ingrijpend. Deze gelden ook voor werkzoekenden en werkenden die onder de Participatiewet vallen.
Op het maatwerk dat de colleges toepassen bij de re-integratieondersteuning van hun cliënten is altijd de zorgplicht van toepassing dat re-integratie plaats vindt onder veilige en gezonde voorwaarden. Colleges zorgen er dus ook voor dat de corona-maatregelen worden toegepast: niet onnodig reizen en afstand houden. Dit betekent dat sommige vormen van re-integratieondersteuning nu niet zijn uit te voeren. Maar bijvoorbeeld een proefplaatsing bij een supermarkt is nog steeds mogelijk, wanneer op de werkplek afdoende maatregelen zijn getroffen.
Ziet u dat de kans afneemt dat mensen met een bijstandsuitkering een baan vinden, nu steeds meer mensen hun baan verliezen? Bent u bereid de sollicitatieplicht in de bijstand tijdelijk op te schorten en geen sancties op te leggen?
In iedere crisis nemen de baankansen voor alle werkzoekenden af, dus ook voor mensen met een bijstandsuitkering. In sommige bedrijven is echter wel degelijk nog vraag naar personeel. Zowel nu als na afloop van de Corona-crisis.
Uiteraard worden sollicitatieprocedures nu ook aangepast, zodat men zich kan houden aan de Corona-maatregelen; bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek via een beeldverbinding. In dit verband is het van belang dat de colleges binnen de kaders van de Participatiewet uitdrukkelijk de ruimte hebben om de in de Participatiewet omschreven algemene verplichting tot arbeidsinschakeling af te stemmen op de individuele omstandigheden van de belanghebbende.
Het is daarom niet nodig om de verplichtingen ten aanzien van de arbeidsinschakeling categoriaal voor alle bijstandsgerechtigden tijdelijk op te schorten.
Hoe gaan gemeenten op dit moment om met de tegenprestatie in de bijstand? Deelt u de mening dat het onwenselijk is om mensen te verplichten tot een tegenprestatie, nu zoveel mensen onvrijwillig thuis zitten?
De Corona-maatregelen leggen ook restricties op aan de tegenprestatie die nu aan mensen gevraagd kunnen worden. Ik vraag van gemeenten niet het onmogelijke. Maar er zijn ook vormen van tegenprestatie die nog wel goed uitgevoerd kunnen worden. Ik vertrouw in deze moeilijke tijden dat de colleges hierin de goede afwegingen maken.
Hoe garanderen werkgevers, gemeenten en Sociale werkbedrijven dat werkplekken voor mensen die onder de Participatiewet vallen voldoende veilig zijn? Welke maatregelen nemen zij om verspreiding van het virus te voorkomen?
Voor mensen die onder de Participatiewet vallen en werkzaamheden verrichten binnen een bedrijf gelden dezelfde voorwaarden als voor hun (andere) werknemers. Dus voor hen worden dezelfde maatregelen genomen tegen besmetting door het virus.
Ontvangt u signalen van kringloopwinkels die failliet dreigen te gaan? Bent u bereid hen specifieke ondersteuning te bieden, juist ook omdat gevreesd wordt dat meer mensen hier gebruik van zullen moeten maken?
Mij zijn geen specifieke signalen bekend. Daar waar mogelijk blijven winkels open voor publiek, mits er voldoende afstand tussen klanten onderling en personeel kan worden gewaarborgd. In een aantal gevallen zijn winkels tijdelijk gesloten in verband met de veiligheid en worden geen gebruikte goederen opgehaald. Uiteraard moet er ook extra zorg zijn voor hygiëne, ontsmetting van veel gebruikte voorwerpen et cetera. Een voorbeeld daarvan is hoe supermarkten dit hebben opgepakt. Ook andere winkels volgen deze praktijk: een beperkt aantal klanten in de winkel, extra maatregelen bij de kassa.
Veel winkels hebben te maken met een groot omzetverlies omdat er minder klanten komen. Dat is naar verwachting ook het geval bij de kringloopwinkels. Voor het omzetverlies en andere gevolgen is een uitgebreid pakket aan maatregelen genomen. De effecten daarvan worden nauwgezet gevolgd.
Steunmaatregelen voor taxichauffeurs en marktkooplieden tijdens de coronacrisis |
|
Selçuk Öztürk (DENK), Farid Azarkan (DENK) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Verkeerde code of net tussen wal en schip: noodloket dicht voor deze ondernemers»1 en «Nog veel onvrede onder kooplieden: «We staan niet op de markt, maar moeten wel marktgeld betalen»?2
Ja.
Deelt u de constatering dat de taxibranche als gevolg van de coronacrisis hard is getroffen, met een flink omzetverlies voor taxichauffeurs als gevolg? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bekend met de zorgen en verontwaardiging onder taxichauffeurs, die toen ze hun zogeheten SBI-code invoerden, erachter kwamen dat ze geen gebruik kunnen maken van de Noodloket-regeling?3
Deze zorgen en verontwaardiging zijn ons bekend.
Deelt u de mening dat taxichauffeurs vanwege het feit dat de Coronacrisis de taxibranche hard raakt, aanspraak zouden moeten kunnen maken op de Coronasteunmaatregelen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid om de Noodloket-regeling open te stellen voor taxichauffeurs? Zo nee, waarom niet?
Op 7 april jl. heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over het openstellen van de TOGS-regeling voor een groot aantal sectoren, waaronder de taxibranche. Deze groep kan vanaf 15 april 2020 een aanvraag indienen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
Deelt u de constatering dat marktkooplieden als gevolg van de coronacrisis hard zijn getroffen, met een flink omzetverlies voor marktkooplieden als gevolg? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bekend met de zorgen en verontwaardiging onder marktkooplieden, die toen ze hun zogeheten SBI-code invoerden, erachter kwamen dat ze geen gebruik kunnen maken van de Noodloket-regeling?
Deze zorgen en verontwaardiging zijn ons bekend.
Deelt u de mening dat marktkooplieden vanwege het feit dat de Coronacrisis marktkooplieden hard raakt, aanspraak zouden moeten kunnen maken op de Coronasteunmaatregelen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid om de Noodloket-regeling open te stellen voor marktkooplieden? Zo nee, waarom niet?
Op 28 maart jl. heeft het kabinet aangegeven de TOGS-regeling op te stellen voor markhandelaren in de non-food. Deze groep kan sinds 30 maart jl. een aanvraag indienen. Daarnaast heeft het kabinet de Kamer op 7 april jl. geïnformeerd over het openstellen van de TOGS-regeling voor een groot aantal nieuwe sectoren, waaronder de non-food markthandel. Deze groep kan vanaf 15 april 2020 een aanvraag kan indienen bij RVO.nl.
Zijn de technische problemen voor het digitaal aanvragen van de Noodloket-regeling inmiddels opgelost?
De technische problemen zijn op het moment van schrijven opgelost. Wel blijft het systeem kwetsbaar voor grote hoeveelheden aanvragen tegelijk. Daarom worden ondernemers opgeroepen om, wanneer mogelijk, de aanvraag op een later moment te doen. Aanvragen kunnen worden ingediend tot en met vrijdag 26 juni 2020.
Bent u bereid om deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.
De wenselijkheid van het toevoegen van diergeneeskundige,- en dierverzorgende beroepsgroepen aan de lijst van cruciale beroepen |
|
Frank Futselaar |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de oproep van dierenorganisaties omtrent de wenselijkheid van het toevoegen van diergeneeskundige en dierverzorgende beroepsgroepen aan de lijst van cruciale beroepen?1
Het verzoek om diergeneeskundige en dierverzorgende beroepsgroepen aan de lijst van cruciale beroepen toe te voegen is mij bekend.
Kunt u toelichten op welke gronden besloten is om dierenartsen, dierverzorgers en dierambulancemedewerkers buiten de voedselketen niet toe te voegen aan deze lijst?
De lijst van cruciale beroepsgroepen is opgesteld om noodopvang te kunnen bieden voor kinderen van ouders/verzorgers in cruciale beroepsgroepen. Het gaat hier om beroepsgroepen die in de huidige omstandigheden vragen om continue bezetting. Ook als je een onmisbare functie vervult ten behoeve van een van deze cruciale beroepsgroepen of vitale processen val je binnen het bereik van de lijst. De lijst vormt tevens de basis voor de uitzondering op de maatregel dat huisgenoten van iemand met luchtwegklachten met koorts en/of benauwdheid ook thuis moeten blijven. Om de verspreiding van COVID-19 zo veel mogelijk te kunnen beperken is het natuurlijk van groot belang dat er zo min mogelijk uitzonderingen worden gemaakt op de maatregelen. De lijst is daarom beperkt gehouden.
Dat bepaalde beroepen, zoals dierverzorgers, niet expliciet op de lijst staan doet niets af aan het grote belang van deze beroepen. Van veel beroepen en dus ook van dierverzorgers wordt gevraagd om zoveel als mogelijk zelf oplossingen te vinden om, binnen de kaders van de COVID-19 maatregelen die gelden, activiteiten toch doorgang te laten vinden. Bij knelpunten is het advies om lokaal oplossingen te zoeken, mede in overleg met werkgever, school en kinderopvang.
Deelt u de mening dat de gezondheid van dieren buiten de voedselketen niet in het geding mag komen en deelt u de mening dat genoemde specialistische beroepsgroepen hiervoor cruciaal zijn?
Ik deel uw mening dat gezondheid van dieren buiten de voedselketen niet in het geding mag komen. Daarbij is relevant dat de gezondheid van dieren niet meteen in het geding zal zijn als deze dieren bepaalde zorg niet krijgen die ze normaal wel krijgen. Niet alle dieren hebben specialistische zorg nodig en ook niet alle zorg die dieren normaal krijgen is op korte termijn noodzakelijk. De overheid en betrokken partijen moeten er binnen de kaders samen alles aan doen om te zorgen dat dieren wel de noodzakelijke en gespecialiseerde zorg blijven krijgen die nodig is voor hun gezondheid. Waarbij natuurlijk geen afbreuk gedaan mag worden aan een effectieve aanpak van de Corona uitbraak. Ik ben in goed overleg met vertegenwoordigende organisaties in deze sector en monitor de situatie.
Bent u op de hoogte van het feit dat dierverzorgende beroepen in ons omringende landen wel zijn toegevoegd aan de lijst met cruciale beroepen?
Ik ben op de hoogte van het feit dat dierverzorgende beroepen in ons omringende landen zijn toegevoegd aan de lijst met cruciale beroepen.
Waarin verschilt Nederland op dit punt volgens u van omringende landen?
Nederland heeft op onderdelen een ander maatregelenpakket ingesteld om de verspreiding van COVID-19 zo veel mogelijk te beperken dan de ons omringende landen. Dat maakt ook dat de maatregelen andere effecten kunnen hebben op de verschillende organisaties die zich met verzorging van dieren bezighouden dan in andere, omringde landen.
Herkent en erkent u de mededeling van de dierenorganisaties dat de zorg voor dieren onder druk is komen te staan als gevolg van de beperkende coronamaatregelen? Zo ja, wat heeft u ondernomen om deze situatie te verlichten?
Het is mij bekend dat de COVID-19 maatregelen ook invloed kunnen hebben op de zorg voor dieren. Van de verschillende organisaties die zich met verzorging van dieren bezighouden heb ik inderdaad begrepen dat het door de maatregelen lastig is om de zorg voor dieren in bepaalde gevallen te organiseren. Daar waar de verzorging van dieren alleen uitgevoerd kan worden door personen met zeer specialistische kennis en vaardigheden, denk aan zorg voor proefdieren, dierentuindieren en quarantaine van opgevangen primaten, is er grotere kans op ontstaan van knelpunten, aangezien het aantal personen dat deze zorg kan verlenen veel beperkter is dan reguliere zorg aan dieren.
De lijst met cruciale beroepen is niet alomvattend en vraagt in de praktijk om maatwerk. Het is aan ouders en werkgevers om hierin juiste keuzes te maken.
Voor deze beperkte groep specialistische dierverzorgers die noodzakelijke en specialistische zorg aan dieren verlenen geldt dus ook dat door middel van maatwerk oplossingen gevonden moeten worden als de zorg voor dieren in de knel komt. Verder geldt dat op het moment dat er nieuwe aanvullende maatregelen zouden komen er opnieuw bepaald wordt of en voor wie er uitzonderingen komen.
Hoge parkeerkosten bij ziekenhuizen |
|
Léonie Sazias (50PLUS), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u zich bewust van het feit dat veel zorgmedewerkers die momenteel extra uren draaien om de coronacrisis te bestrijden daardoor extra kosten maken door het betaald parkeren bij ziekenhuizen?
Ik ben alle zorgverleners erg dankbaar voor het vele werk dat nu wordt verzet. Ik ben het met de PvdA en 50PLUS eens dat zorgverleners zich juist in deze tijden niet zouden moeten bezighouden met bijkomende zaken, zoals parkeerkosten. Ik ben me ervan bewust dat het draaien van extra uren tot gevolg heeft dat er in de huidige situatie meer geparkeerd moet worden.
Bent u het ermee eens dat dit een oneerlijke situatie is gezien het feit dat zorgmedewerkers momenteel slechter met het openbaar vervoer kunnen reizen vanwege de vakantiedienstregelingen en daarmee de kosten dus niet kunnen omzeilen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat in deze tijden van crisis zorgmedewerkers zich niet moeten hoeven bekommeren om extra kosten waar zij mee te maken krijgen doordat ze zich nog harder inzetten voor onze samenleving?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid toe te zeggen dat deze parkeerkosten ofwel worden stopgezet door een beroep te doen op de uitbaters van deze parkeerplaatsen, ofwel toe te zeggen dat de gemaakte parkeerkosten door zorgmedewerkers per direct zullen worden vergoed door uw ministerie? Zo nee, waarom niet?
Ik heb contact gezocht met de koepelorganisaties van ziekenhuizen, de NVZ en NFU. Zij hebben het onder de aandacht van hun leden gebracht. Beide koepels geven aan dat alle ziekenhuizen onderschrijven dat de effecten van de corona-crisis geen gevolg mogen hebben op de extra kosten die medewerkers ten behoeve van werk moeten maken. Ten aanzien van het parkeerbeleid betekent dit volgens de NVZ en NFU dat vrijwel alle ziekenhuisorganisaties voor deze crisisperiode (zo nodig in overleg met de gemeenten) geen of sterk gereduceerde parkeerkosten hanteren.
De gevolgen van het Corona-virus voor de (sociale) advocatuur |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich antwoord 4 op vragen van de leden Groothuizen en Den Boer over de gevolgen van het Corona-virus voor de rechtspleging en de rechtsbescherming?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten hoe de drie aangekondigde maatregelen om advocaten en mediators tegemoet te komen, en in het bijzonder de voorschotregeling, zullen worden uitgewerkt, en op welke termijn?
De drie aangekondigde maatregelen zijn inmiddels als volgt uitgewerkt.
De Raad voor Rechtsbijstand heeft – gelet op zijn wettelijke taak – een beleidsregel opgesteld en gepubliceerd waarmee de bijzondere voorschotregeling vorm is gegeven (Staatscourant, 19916, 7 april 2020). Advocaten en mediators die bij de Raad voor Rechtsbijstand staan ingeschreven kunnen volgens die beleidsregel tot 1 augustus 2020 een extra voorschot vragen van maximaal € 26.450 (te weten 50% van het huidige voorschot ad € 52.900) om te voorzien in hun financiële continuïteit. Verrekening (dan wel terugvordering indien aan de orde) van het voorschot zal niet eerder dan 1 januari 2021 gestart worden, verspreid over vier maandelijkse termijnen. Mochten de omstandigheden door het COVID-19 virus daarom vragen, dan kan de Raad voor Rechtsbijstand bepalen dat er een suppletoir voorschot wordt aangeboden, dan wel dat de verrekening over een langere termijn verspreid wordt.
Een procedure en een eerste zitting vallen als gebruikelijk onder de forfaitaire vergoeding. Wordt in een zaak, door de maatregelen rond COVID-19/corona, een tweede behandeling schriftelijk of via een audio/videoverbinding afgedaan waar normaal gesproken een zitting zou plaatsvinden, dan kan een zittingstoeslag verleend worden. Dit beleid geldt (met terugwerkende kracht) vanaf 16 maart 2020 tot nader order voor álle rechtsgebieden. Ook de vergoeding in vreemdelingenbewaringszaken (art. 14a Bvr) wordt niet gekort als de behandeling schriftelijk wordt afgedaan waar normaal gesproken een zitting zou plaatsvinden.
Daarnaast heeft de Raad voor Rechtsbijstand de declaratiemogelijkheden in extra urenzaken uitgebreid. Normaliter kan in deze zaken pas aan het einde van de zaak (of als een vervolgverzoek daartoe wordt ingediend) een vergoeding worden uitgekeerd. De Raad voor Rechtsbijstand heeft het nu ook mogelijk gemaakt dat in deze zaken tussentijds gedeclareerd kan worden.
Kunt u aangeven wat de gevolgen van het Corona-virus zijn voor het aantal aanhoudingen, inverzekeringstellingen en piketmeldingen? Kunt u tevens aangeven wat de gevolgen van het Corona-virus zijn voor het aantal asielaanvragen?
Zowel het landelijk aantal door de politie geregistreerde aanhoudingen als inverzekeringstellingen was in maart 2020 ongeveer 27 procent lager dan in maart 2019. In de maanden januari en februari 2020 waren die aantallen nog redelijk stabiel ten opzichte van een jaar daarvoor. Op basis van gegevens 2e helft maart blijkt dat het aantal piketmeldingen bij de Raad voor Rechtsbijstand sinds de verdere verspreiding van het coronavirus in de laatste weken maart met circa 40 procent zijn afgenomen. De afname van het aantal piketmeldingen is op basis van de cijfers van de week van 13 april jl. op dit moment 30%. Dit blijft de komende periode gemonitord. Het uitbreken van het Coronavirus heeft daarnaast invloed op het aantal asielaanvragen. Ik verwijs u voor de laatste stand van zaken naar de inhoud van de brief van 17 april jl. waarin de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer nader heeft geïnformeerd over de stand van zaken2.
Kunt u aangeven in welke rechtsgebieden het wegvallen van zaken het grootste effect heeft op de inkomsten van de advocatuur?
De Raad voor de Rechtsbijstand heeft mij laten weten dat de cijfers over de afgelopen tijd een stabiele financieringsstroom naar de advocatuur tonen op nagenoeg alle rechtsgebieden. Ondanks dat er op dit moment in algemene zin dus geen liquiditeitsprobleem lijkt te zijn, betekent dat niet automatisch dat er ook geen omzetverlies wordt geleden. In de komende periode laat ik het aantal afgegeven toevoegingen per rechtsgebied daarom monitoren. Hierdoor ben ik in staat en indien nodig bereid gericht nadere maatregelen treffen om het effect van de coronacrisis op de inkomsten van de advocatuur zo beperkt mogelijk te houden.
Kunt u, gelet op de moeilijke positie van de sociale advocatuur, schetsen wat de gevolgen van het Corona-virus zijn voor sociaal advocaten, in het bijzonder voor kleine kantoren en zogenaamde «eenpitters»?
De sociaal advocatuur vervult een bijzondere en belangrijke rol in de toegang tot het recht. Deze rol dient juist in deze tijden gewaarborgd te zijn en te blijven door te borgen dat ook op langere termijn een adequaat aanbod (omvang en kwaliteit) van sociaal advocaten is verzekerd. De effecten van de coronacrisis zijn ook voor de sociaal advocatuur ingrijpend. In aanvulling op het generieke kabinetsbeleid zijn daarom direct maatregelen getroffen om te zorgen dat sociaal advocaten (waaronder begrepen advocaten, mediators en bijzondere curatoren die ingeschreven staan bij de Raad voor Rechtsbijstand) een beroep kunnen doen op een stabiele financieringsstroom door middel van een ruime bevoorschotting.
Gelet op de zorg voor een adequaat aanbod van sociaal advocaten monitor ik aan de hand van de beschikbare cijfers van de Raad voor Rechtsbijstand de actuele situatie per rechtsgebied. Daarbij wordt steeds bekeken of extra maatregelen nodig zijn, omdat bevoorschotting weliswaar voorziet in liquiditeit, maar geen antwoord is op ondervonden nadeel als gevolg van ontwikkelingen in de vraag naar gesubsidieerde rechtsbijstand vanwege de coronacrisis. De wijze waarop en het tempo waarin de rechtspraak het aantal te behandelen zaken verder uitbreidt, is hierop ook direct van invloed.
Door per rechtsgebied de ontwikkelingen in het aantal afgegeven toevoegingen te monitoren ben ik in staat en indien nodig bereid gericht nadere maatregelen te treffen. Hierbij denk ik aan een langere terugvorderingsperiode en de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen een deel van het voorschot niet terug te vorderen (binnen het beschikbare budgettaire kader van de rechtsbijstand). Hierover vindt overleg plaats met de NOvA en de Raad voor Rechtsbijstand. Uw Kamer zal hierover zo spoedig mogelijk nader worden geïnformeerd.
Hoe lang verwacht u dat sociaal-advocaten, van wie de financiële positie toch al onder druk stond, het hoofd boven water kunnen houden?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven van welke generieke maatregelen uit het noodpakket advocaten gebruik kunnen maken?
Van de volgende generieke maatregelen uit het noodpakket voor banen en economie kunnen advocaten gebruik maken voor zover zij aan de voorwaarden voldoen: De noodmaatregel overbrugging voor werkgelegenheid (NOW), de coulance rond het schriftelijk vastleggen van een vast contract, de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), uitstel van belastingbetaling, verlaging invorderingsrente, verlaging belastingrentes, wijziging voorlopige aanslag, verruiming borgstelling MKB, verruiming garantie ondernemingsfinanciering en Qredits microfinanciering. In hoeverre de advocatuur aan de voorwaarden van deze maatregelen voldoet is mede afhankelijk van zowel de zakelijke als de persoonlijke omstandigheden. Voor de NOW-regeling geldt zo dat er onder andere sprake moet zijn van personeel in dienstverband. Voor de Tozo is de aanwezigheid van een levenspartner die ook in aanmerking komt voor de Tozo, maar daar geen beroep op doet, één van de voorwaarden.
Bent u bereid in overleg met de politie, het openbaar ministerie (OM) en de rechtspraak te bezien welke (type) zaken mogelijk, al dan niet op alternatieve wijze, en op verantwoorde wijze doorgang kunnen vinden om het omzetverlies van advocaten zo veel mogelijk te beperken? Zo ja, welke stappen gaat u zetten? Zo nee, waarom niet?
De rechtspraak is een vitaal onderdeel van de rechtsstaat, daarom is het belangrijk dat de rechtspraak zoveel mogelijk doorgang vindt. De afgelopen weken is door het OM en de rechtspraak bezien hoe dat kan. De rechtspraak heeft een lijst gepubliceerd van de zaken die vanaf 6 april weer zoveel mogelijk met gebruikmaking van audio-visuele hulpmiddelen worden behandeld. Uw Kamer is hierover bij brief van 6 april jl. geïnformeerd.3 Ook voor andere rechtsgebieden geldt dat de Rechtspraak in frequent contact staat met partners in de keten mede om te bezien welke zaaksoorten prioriteit moeten hebben bij de verdere uitbreiding van de te behandelen zaken. In de brief van 23 april jl.4
over de stand van zaken van de coronamaatregelen in de justitie veiligheids- en migratieketen bent u geïnformeerd dat de rechtspraak het aantal zittingen in het gerechtsgebouw vanaf 11 mei 2020 uitbreid.Daarbij wordt prioriteit gegeven aan de rechtsgebieden strafrecht, jeugdrecht en familierecht.
Bent u bereid er bij de rechtspraak op aan te dringen dat bij het plannen van zaken in de (nabije) toekomst rekening wordt gehouden met de agenda van advocaten, zodat zij niet nog meer zaken verliezen als gevolg van planningsproblemen? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het zowel van algemeen belang als in het belang van de advocaten om ontstane achterstanden daar waar mogelijk gezamenlijk in te lopen. Bij het plannen van zaken wordt, waar mogelijk, rekening gehouden met de agenda van advocaten. Ik ga ervan uit dat advocaten per saldo nauwelijks zaken zullen verliezen door planningsproblemen. In geval van verhindering kunnen zij immers over en weer zaken van elkaar overnemen.
Kunt u een inschatting geven van het aantal minder verstrekte toevoegingen als gevolg van het Corona-virus? Kunt u daarbij aangeven hoeveel geld daarmee is gemoeid?
Het is nog te vroeg om hier een feitelijke inschatting van te kunnen maken. Het aantal afgegeven toevoegingen is in de cijfers van de Raad voor Rechtsbijstand van de afgelopen periode nog stabiel. Dit blijft de komende periode gemonitord.
Welke financiële ruimte biedt het dalend aantal toevoegingen voor het treffen van noodvoorzieningen, bijvoorbeeld in de vorm van een noodfonds?
De cijfers van de Raad voor Rechtsbijstand hebben in de afgelopen periode nog geen daling van het aantal toevoegingen laten zien, er is dan ook geen sprake van financiële ruimte zoals door u bedoeld.
Zoals in het antwoord op de vragen 5 en 6 opgemerkt, zijn er mogelijkheden waarmee bijgedragen kan worden aan de financiële continuïteit van advocaten die werkzaam zijn in het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand (binnen het huidige beschikbare budgettaire kader).
Het bericht ‘VWS bezig met reddingsplan zorg: Niemand failliet’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «VWS bezig met reddingsplan zorg: Niemand failliet»?1
Ja.
Begrijpt u dat de berichtgeving in dezen waarbij, als het gaat om het doorbetalen van zorgaanbieders om te voorkomen dat die omvallen, soms wordt gesproken over «afspraken» en dan weer over een «zeer dringend beroep» (op gemeenten) verwarrend is, zeker in deze toch al hectische en onzekere periode?
Inmiddels hebben zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten allemaal hun maatregelen bekend gemaakt om zorgaanbieders te ondersteunen gedurende de coronacrisis.
Ik heb uw Kamer op 31 maart jl. geïnformeerd over de maatregelen die gemeenten en zorgkantoren hebben genomen, bij mijn antwoord op vragen van het lid Kerstens over het door gemeenten en zorgverzekeraars (niet) doorbetalen van zorgaanbieders die als gevolg van de coronacrisis bijvoorbeeld geconfronteerd worden met «afbestelde» zorg en ondersteuning.
Intussen hebben zorgverzekeraars afspraken gemaakt met zorgaanbieders over het sneller declareren en uitbetalen van declaraties voor verleende zorg. Daardoor worden in de maand april honderden miljoenen versneld aan de sector uitbetaald, waarmee een bijdrage is geleverd aan voldoende liquiditeit.
In hun brief van 5 april jl. hebben zorgverzekeraars de zorgaanbieders in meer detail geïnformeerd over de continuïteitsbijdrage–regeling die zij hebben ingesteld2. Deze regeling staat open voor alle zorgaanbieders (met of zonder zorgcontract) die zorg verlenen die op dit moment valt onder de basisverzekering of de aanvullende zorgverzekering onder de in de bijlage bij de brief genoemde voorwaarden3. Zorgverzekeraars streven ernaar dat zorgaanbieders vanaf begin mei een continuïteitsbijdrage kunnen aanvragen. Deze wordt als betaaltitel vastgesteld door de NZa. De uitwerking daarvan vindt nu plaats. De regeling start per 1 maart en loopt tot en met 30 juni. Indien zorgverzekeraars dat noodzakelijk achten, kunnen zij deze regeling verlengen. Er zijn echter ook zorgaanbieders die niet kunnen wachten tot betaling in mei, omdat ze al eerder in financiële problemen komen. Voor hen is een vooruitbetalingsregeling getroffen onder de in de brief genoemde voorwaarden.
Indien nodig, kan een aanbieder ook terecht bij zijn bank. De bank kan een mogelijkheid bieden tot opschorten van een aflossing voor zes maanden. Wanneer zicht is op een continuïteitsbijdrage zal de bank overwegen of een kredietuitbreiding, bijvoorbeeld via een tijdelijke overstand op de rekening, verantwoord is.
De continuïteitsbijdrage-regeling is voorliggend. Zorgaanbieders die in aanmerking komen voor deze regeling kunnen daarom geen aanspraak maken op de Rijksregelingen in het kader van de coronacrisis, behalve voor het deel omzetdaling dat mogelijk resteert na aftrek van de continuïteitsbijdrage (bijvoorbeeld het deel van de omzet dat vergoed wordt via eigen betalingen door de verzekerden). Voor dat deel omzetdaling kunnen zorgaanbieders – indien zij voldoen aan de voorwaarden – in aanmerking komen voor de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (TOZO) en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS)4. Hierdoor kan ongewenste dubbeling van financiële steun worden voorkomen.
Vindt u ook dat zogenaamde «niet-gecontracteerde» zorgaanbieders, bijvoorbeeld in de thuiszorg, een belangrijke, waardering verdienende rol spelen; zeker ook in deze coronacrisis?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat, anders dan eerder gecommuniceerd, ook niet-gecontracteerde zorgaanbieders in aanmerking (gaan) komen voor maatregelen van zorgverzekeraars, zodat ook hun continuïteit wordt gegarandeerd?
Zie antwoord vraag 2.
Indien u de vorige vraag met ja hebt beantwoord, wilt u dan bij zorgverzekeraars aandringen op spoedige helderheid in dezen als ook op het met terugwerkende kracht laten ingaan van afspraken als hier bedoeld?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid bij zorgverzekeraars aan te dringen op bijvoorbeeld het (tijdelijk) opheffen van het zogenaamde «cessieverbod», zodat zorgaanbieders rechtstreeks worden uitbetaald als ook tot het versnellen van machtigingsprocedures?
In hun brief van 25 maart jl. hebben zorgverzekeraars aangegeven dat zij ten aanzien van alle zorgaanbieders ervoor zorgen dat declaraties voor verleende zorg zo snel mogelijk worden betaald, dat het aanvraagproces voor machtigingen waar mogelijk nog verder wordt versneld en dat controles gepast worden ingezet, rekening houdend met de genomen crisismaatregelen zodat zorgtaken nu niet onnodig worden belemmerd.
Er komt geen (tijdelijk) opheffen van het zogenaamde «cessieverbod». Bij gecontracteerde zorgaanbieders hebben verzekerden altijd de garantie dat de rekening via de zorgverzekeraar vergoed wordt. Verzekerden kunnen problemen met een cessieverbod daarom voorkomen door te kiezen voor een gecontracteerde zorgaanbieder.
Vindt u ook dat de nu aan gemeenten gedane «dringende oproep» om zorgaanbieders door te betalen, zodat de continuïteit van zorg kan worden gewaarborgd, moet worden omgezet in de afspraak dat dat gebeurt?
Ik heb er vertrouwen in dat op basis van de «zeer dringende oproep» gemeenten en aanbieders tot goede afspraken zullen komen om financieel zekerheid te bieden aan aanbieders. Dat laat onverlet dat ik nadrukkelijk de vinger aan de pols houd
als het gaat om de uitwerking van deze afspraken door gemeenten. In eerste instantie geleid ik eventuele signalen door naar de VNG die zelf ook signalen verzamelt. De VNG neemt altijd contact op met de betreffende gemeente om de noodzaak van de gemaakte afspraken toe te lichten. Vooralsnog hebben interventies van de VNG het gewenste resultaat. Mocht blijken dat gemeenten dit niet of in onvoldoende mate doen en er in dit opzicht sprake is van taakverwaarlozing, dan zal het instrumentarium van interbestuurlijk toezicht worden ingezet.
Als u de vorige vraag met ja hebt beantwoord, wanneer wordt die afspraak dan gemaakt en bent u bereid die met terugwerkende kracht te laten ingaan?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid gemeenten in dezen afdoende te compenseren voor eventuele extra kosten die met het nakomen van een dergelijke afspraak gepaard gaan?
Vanzelfsprekend zal het Rijk doen wat nodig is en het extra budgettaire beslag van de noodzakelijke maatregelen in te passen in het Rijksbrede beeld. Dit houdt in dat het Rijk gemeenten zal compenseren voor de meerkosten die zij aan hun aanbieders betalen t.b.v. de extra maatregelen vanwege corona. Voor de zomer gaan Rijk en gemeenten in gesprek over de compensatiemogelijkheden van de effecten die optreden na afloop van de coronacrisis.5
Wilt u, uiteraard rekening houdend met de werklast bij u en uw medewerkers, deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat (onder meer) het Franciscus Gasthuis in Rotterdam ‘doordendert’ met het invoeren van functiedifferentiatie |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Weet u dat uw voorganger het wetsvoorstel BIG-II heeft ingetrokken toen hem duidelijk werd dat het, in zijn woorden, «niet ging vliegen»?1
Ja.
Weet u dat dat kwam omdat zeer veel ervaren, uiterst kundige verpleegkundigen zich door dat wetsvoorstel geschoffeerd voelden nu hun ervaring en kunde van generlei waarde leken te zijn bij de in dat wetsvoorstel voorgestane functiewaardering?
In de brief (Kamerstuk 29 282, nr. 831) van 8 oktober jl. heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer reeds geïnformeerd over de redenen waarom het wetsvoorstel voor de regieverpleegkundige definitief niet zal worden ingediend. Uit de verkenning door de heer Rinnooy Kan bleek het draagvlak voor de uitwerking en de overgangsregeling zoals die er lag bij de verpleegkundige beroepsgroep onvoldoende. Dat is de voornaamste reden geweest om het wetsvoorstel niet in te dienen. In de gesprekken die partijen hierover met de heer Rinnooy Kan hebben gevoerd bleek dat deze partijen behoefte hadden om gezamenlijk te bezien hoe het vraagstuk rondom functiedifferentiatie, los van een wettelijke regeling, vorm gegeven zou kunnen worden. De gesprekken hierover tussen deze partijen lopen en zijn nog niet afgerond. Tegen die achtergrond kan ik mij voorstellen dat de vragen van verpleegkundigen over functiedifferentiatie nog steeds relevant zijn.
Snapt u de gevoeligheid van deze materie bij veel verpleegkundigen ook vandaag de dag nog?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat (onder meer) de Raad van Bestuur van (onder meer) het Franciscus Gasthuis te Rotterdam «doordendert» met het invoeren van functiedifferentiatie?2
Ik heb kennisgenomen van het Facebookbericht waar u op doelt.
Kunt u zich voorstellen dat de hiervoor bedoelde handelwijze en dan niet in de laatste plaats de timing ervan tot ontzettend veel commotie bij verpleegkundigen heeft geleid?
Zoals verwoord bij de beantwoording van vraag 2 en 3 is het gesprek over de invulling van functiedifferentiatie belegd bij vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. In algemene zin geldt dat het werkgevers vrij staat om, in samenspraak met de medezeggenschap, ontwikkelingen binnen hun functiegebouw te verkennen en wijzigingen door te voeren. Dat gebeurt al jaren in verschillende vormen, onder andere via proeftuinen. Ik ga er daarbij van uit dat werkgevers hun werknemers nauw betrekken bij de ontwikkelingen van het functiegebouw.
De raad van bestuur van het Franciscus Gasthuis & Vlietland meldde mij dat het besluit om door te gaan met verpleegkundige functiedifferentiatie in lijn is met het standpunt van de Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen (NVZ). Meer specifiek wordt door het Franciscus Gasthuis & Vlietland de Verpleegkundige adviesraad en de ondernemingsraad betrokken in de proeftuinen, in de informatieverstrekking en is er mogelijkheid tot het geven van input, het stellen van vragen en het geven van advies. Het voorstel zelf komt rechtstreeks uit de bevindingen vanuit een pilotfase met de betrokkenheid (afvaardiging) van verpleegkundigen. Volgens het Franciscus Gasthuis & Vlietland is het geenszins de bedoeling geweest om commotie te veroorzaken.
Vindt u een dergelijke handelwijze en de timing ervan getuigen van voldoende inzicht in en aandacht voor de gevoeligheid van deze materie bij medewerkers van wie zeker in deze periode het uiterste wordt gevraagd? Bent u dan ook van mening dat het volstrekt niet past bij goed werkgeverschap (waarvan stelselmatig en terecht wordt benadrukt dat het van groot belang is in de strijd tegen de forse personeelstekorten in de sector) om een dergelijk onderwerp in de beleving van medewerkers «erdoor te duwen», juist in een tijd dat een ontzettend groot beroep wordt gedaan op de ervaring en kunde van verpleegkundigen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid een dringend beroep op ziekenhuisdirecties te doen om trajecten die tot functiedifferentiatie leiden vooralsnog in de ijskast te zetten?
Zoals eerder aangegeven loopt het gesprek over functiedifferentiatie tussen vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. De overheid heeft hier geen directe rol in, zoals aangegeven in de brief van 8 oktober jl. Ik zal dan ook geen beroep doen op ziekenhuisdirecties om de trajecten over functiedifferentiatie in de ijskast te zetten. Desalniettemin ga ik ervan uit dat zorginstellingen taken prioriteren in deze tijd van crisis. Momenteel ligt alle aandacht van werkgevers en werknemers bij de corona maatregelen.
Wilt u deze vragen, uiteraard rekening houdend met de ongetwijfeld grote werklast bij u en uw medewerkers, zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ik heb mijn best gedaan om deze Kamervragen op een zo kort mogelijke termijn te beantwoorden.
Het bericht dat er een bankrun gaande is binnen de financiële sector. |
|
Renske Leijten , Mahir Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Deelt u de mening dat we zeer kritisch moeten zijn op het euro- en dollarhamstergedrag van de financiële sector, dat de reële economie aan het beschadigen is?1
In tijden van economische en financiële tegenvallers zien we vaak een beweging naar activa die als veiliger worden gezien, waaronder cash of veilige (staats)obligaties. Om te voorkomen dat markten opdrogen treden centrale banken in zulke gevallen op als achtervang. Wereldwijd voeren centrale banken daarom ruim monetair beleid, bijvoorbeeld door onderpandsvereisten voor liquiditeit te versoepelen. Juist in tijden van marktstress kunnen centrale banken daardoor bijdragen om markten te kalmeren, en banken en markten van voldoende liquiditeit te voorzien. Daardoor wordt voorkomen dat stress overslaat naar financiële instellingen en kunnen banken de economie van liquiditeit blijven voorzien.
Waarom wordt er gekozen voor het opkopen van schuld in de financiële sector als maatregel voor de economische crisis? Is dit de meest doeltreffende en doelmatige benadering? Waarom wordt er niet gekozen voor een meer directe stimulatie van de reële economie?
De ECB heeft een mandaat om de prijsstabiliteit te handhaven. Dat mandaat is ingevuld als een inflatie van onder, maar dichtbij 2%. De ECB heeft verschillende maatregelen genomen om de economische gevolgen van COVID-19 te mitigeren. De ECB richt zich daarbij op het verruimen van de financiële omstandigheden in de eurozone als geheel en poogt hiermee de economische activiteit te stimuleren. Dit doet de ECB onder andere door overheids- en bedrijfsobligaties op te kopen. Daarnaast verstrekt de ECB ook extra liquiditeit aan banken om de kredietverlening te stimuleren. De voorwaarden waartegen banken liquiditeit aan kunnen trekken bij de ECB worden aantrekkelijker naarmate banken meer uitlenen aan bedrijven en consumenten. Dit ruime monetair beleid kan eraan bijdragen dat bedrijven over voldoende financiering beschikken tijdens de crisis en dat de economische activiteit niet tot stilstand komt. Het is aan de ECB om onafhankelijk te beslissen over de meest doeltreffende en doelmatige benadering om haar mandaat op prijsstabiliteit te realiseren.
Daarnaast spelen nationale overheden ook een belangrijke rol in het bestrijden van de negatieve economische gevolgen van COVID-19. Nationale overheden nemen, afhankelijk van de nationale context, gerichte maatregelen om de reële economie te ondersteunen. Sommige van deze maatregelen versterken het beleid van de ECB. Zo verstrekken overheden kredietgaranties. Dit vergroot de kans dat banken de extra liquiditeit doorzetten naar bedrijven in deze onzekere periode. Overheden nemen daarnaast maatregelen om voor bedrijven de vaste kosten tijdelijk te reduceren en bieden ondersteuning op inkomens van werknemers en ZZP’ers. Zie ook het antwoord op de volgende vragen.
Wat zijn de resultaten geweest van het vorige programma van de Europese Centrale Bank (ECB) ten aanzien van kwantitatieve verruiming, waarmee 2.600 miljard euro aan schuldpapier is opgekocht? Welke effecten heeft dit gehad op het stimuleren van de economie, en welke effecten op het vergroten van ongelijkheid?
Het aankopen van obligaties is één van de beleidsinstrumenten die de ECB toepast in de uitoefening van haar mandaat van prijsstabiliteit. De kanalen waarlangs het aankopen van obligaties het risico op langdurige lage inflatie kan verminderen heb ik nader beschreven in de Kamerbrief «Risico’s Nederlandse staat als gevolg van ECB beleid».2 De precieze effecten van het aankoopprogramma op het stimuleren van de economie zijn lastig te kwantificeren. We weten namelijk niet wat de situatie zou zijn geweest zonder het aankoopprogramma. Dit blijkt onder andere ook uit de CPB-studie »Effecten van onconventioneel monetair beleid zijn niet aangetoond» waarvan ik de Kamer een appreciatie heb gegeven.3 Ik hecht eraan om ook hier te benadrukken dat het aan de ECB is om in onafhankelijkheid te bepalen welke instrumenten zij inzet om haar mandaat van prijsstabiliteit te vervullen. Daarbij kan de ECB studies over de gevolgen van het beleid, zoals die van het CPB, meewegen.
Internationale studies naar het effect van onconventioneel monetair beleid op de ongelijkheid laten een gemengd beeld zien. Monetair beleid kan tegengestelde effecten hebben op de ongelijkheid. Enerzijds vermindert onconventioneel monetair beleid de inkomensongelijkheid door economische activiteit en werkgelegenheid te stimuleren. Anderzijds kan dit beleid zorgen voor een opwaartse druk op financiële activaprijzen en daarmee de ongelijkheid vergroten.4
Volgens onderzoekers van DNB en de ECB heeft expansief monetair beleid in de eurozone en het aankoopprogramma in het bijzonder waarschijnlijk de inkomensongelijkheid verminderd.5 Tegelijkertijd zijn er ook onderzoeken die aantonen dat de vermogensongelijkheid wel is toegenomen als gevolg van grootschalige aankoopprogramma’s in ontwikkelde economieën.6 Hierbij kan opgemerkt worden dat de empirische literatuur die kijkt naar de verdelingseffecten van onconventioneel monetair beleid nog in de kinderschoenen staat. Het is onzeker of toekomstig onderzoek meer duidelijkheid zal verschaffen, aangezien we niet weten hoe de inkomens- en vermogensverdeling eruit zouden zien zonder het beleid van de ECB.
Welke mogelijkheden ziet u om de versoepeling van de EU-regels rondom staatssteun te gebruiken om noodlijdende burgers en bedrijven in grotere mate direct bij te staan in plaats van via de financiële sector? Gezien het feit dat veel van de steun aan de financiële sector hier blijft hangen en niet in de reële economie terecht komt; wat gaat u doen om de financiële sector te dwingen de ontvangen steun door te vertalen in steun aan de burger en ondernemers?
Het kabinet heeft een uitgebreid pakket met maatregelen getroffen om burgers en bedrijven die door de coronacrisis in problemen komen te steunen, waarbij ook gebruik is gemaakt van de versoepelde EU-regels voor staatssteun. Bij het merendeel van deze maatregelen gaat de steun direct naar burgers en bedrijven. Zoals bijvoorbeeld de nieuwe Tijdelijke noodmaatregel voor werkbehoud (NOW), de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sector (TOGS), de extra tijdelijke ondersteuning voor zelfstandigen en de uitstel van de betaling van belastingen.7 Daarnaast zijn er maatregelen die lopen via het bancaire kanaal, maar die via deze weg ook direct terecht komen bij bedrijven. Zo zijn de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) en de Garantie Ondernemingen (GO) regeling verruimd, waardoor meer ondernemingen in aanmerkingen kunnen komen voor een dergelijke lening met een gedeeltelijke garantie c.q. borgstelling van de overheid. Het is overigens ook een vereiste vanuit het (tijdelijke) staatssteunkader van de Europese Commissie, dat steun aan bedrijven die via banken of andere financiële instellingen wordt verstrekt aan bedrijven ten goede komt.
Gaat u de burger bijstaan en de banken dwingen tot goed gedrag door te zorgen voor een tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding op consumptief krediet naar 0%?
Naar aanleiding van de motie-Ouwehand8 die de regering oproept om er alles aan te doen om de banken te bewegen om de rente op rood staan drastisch te verlagen, heb ik de banken opgeroepen serieus te kijken naar hun tarieven voor rood staan. Inmiddels hebben diverse banken aangekondigd de rente op rood staan tijdelijk dan wel structureel te verlagen. Momenteel hanteren de banken een rente van maximaal 10 procent. Voor een aantal banken is dit een verlaging van het tarief met bijna een kwart. Dat vind ik een forse stap die sommige consumenten kan helpen. Tegelijk wil ik ook benadrukken dat rood staan mogelijk niet de beste optie is voor consumenten die als gevolg van de corona-crisis te maken krijgen met een terugval in inkomen. Ik raad hen aan om in deze situatie contact op te nemen met de bank voor een mogelijk betere (krediet)oplossing.
Ook consumenten met een andere vorm van consumptief krediet, die zich zorgen maken over de maandelijkse lasten van het krediet, kunnen contact opnemen met de kredietaanbieder om te kijken naar een passende oplossing. Diverse banken en andere kredietaanbieders hebben aangekondigd consumenten, die betalingsproblemen hebben of verwachten te krijgen, te ondersteunen met maatwerk, bijvoorbeeld door de maandelijkse lasten voor rente en aflossing tijdelijk uit te stellen. Ik juich dit soort initiatieven toe.
Naar aanleiding van de motie Krol en Van Brenk die mij oproept om de maximale kredietvergoeding te verlagen en mijn toezegging om te kijken naar de effecten van de maximale kredietvergoeding voor consumenten in financieel kwetsbare situaties9, ben ik op dit moment aan het kijken of de maximale kredietvergoeding verlaagd kan worden. Ik zal de Tweede Kamer hierover binnenkort informeren.
Deelt u de mening dat onze samenleving in grote en groeiende mate afhankelijk is van private banken, de private betalingsinfrastructuur, de private geldschepping en private investeringen? Worden we door het huidige semiverbod op gebruik van contant geld niet nog afhankelijker van de banken?
Dienstbaarheid van de financiële sector blijft een onverminderde prioriteit van dit kabinet. Het is een centraal thema van de Agenda financiële sector, waarin het kabinet eind 2018 maatregelen presenteerde om bij te dragen aan een stabiele, integere en innovatieve financiële sector. Banken zijn in Nederland in grote mate verantwoordelijk voor de infrastructuur voor betalingen en spelen een belangrijke rol in het financieren van investeringen van bedrijven en het verschaffen van hypotheken. De financiële sector dient duidelijk publieke belangen en er is een rol voor de overheid om deze belangen te borgen. Hierin spelen DNB en de ECB een belangrijke rol als toezichthouders op de goede werking van het betalingsverkeer. Daarnaast worden strengere eisen gesteld aan buffers van banken, zodat banken zelf klappen kunnen opvangen.
Ons geldstelsel is nu zo ingericht dat geldschepping grotendeels privaat tot stand komt en een groot deel van het geld, namelijk het geld op rekeningen bij commerciële banken, een vorm van privaat geld is. Het depositogarantiestelsel zorgt daarbij dat burgers hun geld veilig en publiek verankerd kunnen stallen. Contant geld is een publiek alternatief voor privaat geld op een rekening bij een commerciële bank. Het gebruik van contant geld neemt echter al lange tijd af in Nederland.
Het kabinet heeft eerder in de reactie op het WRR-rapport «Geld en Schuld» aangegeven een groot deel van de conclusies van de WRR te onderschrijven. Met name digitaal centralebankgeld is wat het kabinet betreft een interessante potentiële ontwikkeling in het licht van het afnemende gebruik van contant geld. DNB heeft hier onderzoek naar gedaan. Hierover heb ik uw Kamer recent middels een brief geïnformeerd.
Deelt u de mening dat de banken deze functies slechts kunnen vervullen dankzij impliciete en expliciete (financiële) steun die zij ondervinden middels het optreden van de ECB, De Nederlandsche Bank (DNB) en Nederlandse overheid?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat publieke en private belangen te sterk verweven zijn geraakt en slechts structuurwijzigingen, zoals ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) bepleit, voor een balans zullen kunnen zorgen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat we niet moeten wachten, maar nu een publieke bank en/of digitale centralebankrekening moeten invoeren zodat we minder afhankelijk worden van de financiële sector, onze betalingsinfrastructuur kunnen veiligstellen en aan directe stimulatie van de economie kunnen doen via deze instelling?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bekend met kritiek op het voorgaande kwantitatieve verruimingsprogramma door de ECB en het onderzoek dat aangeeft dat dit ongelijkheid heeft vergroot en dit geld veelal in de financiële sector is blijven hangen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de samenleving iets moet terugkrijgen voor de miljarden aan impliciete en expliciete steun die zij met belastinggeld geeft aan de financiële sector? Welke mogelijkheden ziet u om aandelen of andere eigendomsstructuren terug te krijgen voor de steun die de samenleving geeft aan de financiële sector?
De steun die op dit moment via banken wordt gegeven is juist bedoeld om het bedrijfsleven te ondersteunen, niet de banken zelf.
Voor directe steun aan banken zelf is het kader na de financiële crisis fundamenteel hervormd. Het uitgangspunt is daarbij dat aandeelhouders en schuldeisers de verliezen in de financiële sector als eerste dienen te dragen en niet de belastingbetaler, zoals tijdens de financiële crisis. Daarmee zijn de mogelijkheden voor overheden om staatssteun te verlenen aan banken ingeperkt en wordt belastinggeld zoveel mogelijk beschermd. Wel kennen staatssteunregels beperkte uitzonderingen, bijvoorbeeld wanneer alleen sprake is van liquiditeitsgaranties.
Welke plannen zijn er of worden er gemaakt om de enorme groei in ongelijkheid als resultaat van de crisisaanpak terug te dringen? Deelt u de mening dat de aanpak van de economische crisis die is blootgelegd door de coronacrisis niet mag leiden tot een groei in de toch al historisch hoge ongelijkheid?
De plannen van het kabinet zijn erop gericht om de economie te stabiliseren, onder meer door werking van de automatische stabilisatoren en via de mogelijkheid tot uitstel van belasting om liquiditeitsproblemen het hoofd te kunnen bieden. Het kabinet heeft daarnaast maatregelen genomen om te voorkomen dat bedrijven personeel ontslaan. Tevens is een tijdelijke ondersteuningsregeling voor zzp’ers in het leven geroepen waarbij o.a. het inkomen wordt aangevuld tot het sociaal minimum. Hiermee wordt getracht de economische effecten van de Corona-crisis zoveel mogelijk te mitigeren en bij te dragen aan behoud van werk of inkomensondersteuning, hetgeen belangrijke voorwaarden zijn voor een evenwichtige inkomensverdeling.
Als meer zicht komt op de economische effecten van de Corona crisis, moet ook opnieuw worden gekeken naar maatregelen voor het komende jaar en verder. Het kabinet streeft daarbij – zoals ook in de voorgaande jaren – naar een evenwichtige inkomensverdeling, tussen verschillende huishoudens, hoge en lage inkomens, werkenden en niet-werkenden, gezinnen met en zonder kinderen en verschillende huishoudtypes.
De financiering van zorgkosten tijdens de coronapandemie |
|
Maarten Hijink |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Betekent de toezegging van Zorgverzekeraars Nederland dat «(...) de extra kosten in het kader van de Corona aanpak (...) door alle zorgverzekeraars worden vergoed» dat patiënten (zowel coronapatiënten als overige patiënten) geen extra rekeningen zullen ontvangen voor zorggerelateerde kosten (dus inclusief vervoerskosten)?1
Extra kosten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 in rekening brengen bij patiënten is inderdaad niet aan de orde. Wel geldt voor zover van toepassing het eigen risico en eigen bijdragen, ook in geval van COVID-19. Zorgaanbieders die extra kosten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 maken, kunnen zich voor vergoeding van die extra kosten tot de zorgverzekeraar wenden. In mijn antwoord op vraag 2 en 3 ga ik nader in op de vergoedingen voor de kosten van vervoer.
Kunt u toelichten hoe wordt omgegaan met budgetplafonds in ziekenhuizen bij coronazorg? Deelt u de mening dat het bereiken van een budgetplafond niet mag betekenen dat een coronapatiënt niet bij een bepaald ziekenhuis terecht kan? Zo ja, hoe gaat u dit waarborgen? Zo nee, waarom niet?
De capaciteit van de Nederlandse ziekenhuizen wordt op de proef gesteld. Voor wat betreft COVID-19 is sprake van grote aantallen patiënten dat in het ziekenhuis moet worden opgenomen, zowel op de IC’s als op de klinische verpleegafdelingen. Tegelijkertijd moet ook (semi-)acute zorg voor de overige patiënten doorgang kunnen blijven vinden. Daarnaast moeten COVID-19-patiënten die op de IC worden opgenomen, daar gemiddeld langer verblijven dan voorheen werd verondersteld. Dat levert grote uitdagingen op voor ziekenhuizen. Ik ben van mening dat budgetplafonds niet belemmerend mogen werken bij het zo goed mogelijk organiseren van de zorg voor COVID-19-patiënten en de overige zorg die om medische redenen niet kan worden uitgesteld (zoals acute zorg, hartoperaties of oncologische zorg). Zorgverzekeraars delen die mening. In de brief van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) van 17 maart is opgenomen dat ziekenhuizen de extra kosten die zij maken in het kader van de aanpak van COVID-19 vergoed zullen krijgen. Intra- en interklinisch vervoer van de betreffende patiënten, voor zover dat voor rekening komt van het ziekenhuis, vormen geen uitzondering.
Zittend ziekenvervoer waar het gaat om noodzakelijke zorg zoals omschreven in wet- en regelgeving, bijvoorbeeld voor het vervoer van patiënten die dialyse of chemotherapie in het ziekenhuis moeten ondergaan, wordt vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Ook als de patiënt vervoerd moet worden naar een alternatief ziekenhuis bij hoge druk op de capaciteit in het reguliere ziekenhuis, wordt dit vergoed vanuit de Zvw. Voor zittend ziekenvervoer betaalt de verzekerde wel een eigen bijdrage. Voor vervoer per ambulance geldt geen eigen bijdrage. Het gaat hier om het gebruikelijke pakket van verzekerde zorg en eigen betalingen.
Tot slot verwijs ik naar de Kamerbrieven van 7 april 2020 en 15 april 2020 inzake COVID-19 (Kamerstuk 25 295, nr. 219; Kamerstuk 15 april 2020, 25 295-249) en de huidige brief, waarin nader wordt ingegaan op de regievoering op het weer opschalen van reguliere niet COVID-19-zorg door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Kunt u toelichten hoe wordt omgegaan met budgetplafonds in ziekenhuizen voor overige zorg die niet kan worden uitgesteld, aangezien de capaciteit nu erg onder druk staat? Deelt u de mening dat patiënten terecht moeten kunnen bij het ziekenhuis van hun keuze of, als het echt niet anders kan, er vervoer moet worden geregeld en dit volledig vergoed moet worden? Zo ja, hoe gaat u dit waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten hoe gedurende de coronapandemie wordt omgegaan met patiënten met budgetpolissen, voor zowel coronazorg als overige zorg die niet kan worden uitgesteld? Deelt u de mening dat het niet zo mag zijn dat vanwege het gebrek aan capaciteit patiënten met een budgetpolis die worden overgeplaatst naar een ander ziekenhuis zelf voor de zorg- of vervoerskosten opdraaien omdat hun verzekeraar geen contract heeft met het ziekenhuis? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de kosten volledig worden vergoed? Zo nee, waarom niet?
De zorgverzekeraar moet ook bij de «budgetpolis» aan de zorgplicht voldoen. Dit betekent dat verzekerden binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen of bemiddelen als iemand niet snel genoeg bij een zorgaanbieder terecht kan. Daarbij kunnen mensen die een budgetpolis hebben, in het geval van spoedeisende zorg bij alle huisartsenposten en ziekenhuizen in Nederland terecht. Ook de vervolgbehandelingen en nacontroles die horen bij het bezoek aan de spoedeisende hulp worden vergoed. Wanneer een verzekerde door een medisch specialist van het gecontracteerde ziekenhuis wordt doorverwezen naar een medisch specialist van een niet-geselecteerd ziekenhuis is sprake van volledige vergoeding van de behandeling. In het geval dat een patiënt naar een ander ziekenhuis moet worden overgeplaatst door gebrek aan capaciteit is geen sprake van een beperkte betaling van de zorgverzekeraar vanwege een ongecontracteerde aanbieder omdat sprake is van spoedeisende zorg ofwel een verwijzing van een medisch specialist.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 en 3 levert het organiseren van de zorg voor COVID-19-patiënten en overige zorg die niet kan worden uitgesteld een grote uitdaging op. Dit kan in sommige gevallen betekenen dat zorg op een wat grotere afstand van de woonplaats moet worden geleverd. Ook kan ik niet uitsluiten dat de wachttijden voor electieve zorg zullen oplopen. Mensen met een budgetpolis worden daarbij niet anders behandeld dan anderen.