Import van uranium uit Rusland |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Is het juist dat EU-lidstaten ter waarde van circa 200 miljoen euro aan uranium uit Rusland importeren? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?1
Volgens het jaarrapport 2021 van de Euratom Supply Agency (ESA) is er in 2021 2,358 ton natuurlijk uranium vanuit Rusland naar de EU-lidstaten geëxporteerd. De gemiddelde prijs voor alle geïmporteerd uranium in de EU is volgens ESA in 2021 89 euro/kgU, waarbij de gemiddelde prijs voor uranium uit de zogenaamde CIS landen (Rusland, Kazachstan en Oezbekistan) echter ca 17% lager is. Daarmee komt de totale waarde van import aan natuurlijk uranium uit Rusland in 2021 op ca 175 miljoen euro uit.
Ter waarde van welk bedrag wordt uranium uit Rusland naar Nederland geëxporteerd?
Sinds de Russische invasie van Oekraïne is er geen uranium vanuit Rusland naar Nederland geëxporteerd.
Voor hoeveel procent van de elektriciteitsproductie is Nederland afhankelijk van Russisch uranium?
Er is geen afhankelijkheid van de elektriciteitsproductie in Nederland van Russisch uranium.
Is het juist dat de import van uranium (in september) werd besproken in het kader van de EU-sanctiepolitiek? Is het tevens juist dat Polen, Ierland, Estland, Letland en Litouwen hebben gepleit voor een embargo op invoer van uranium uit Rusland? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
De sectorale maatregelen in sanctiepakketten worden voorgesteld door de Europese Commissie, waarbij de lidstaten voorstellen kunnen aandragen. Het kabinet kan niet ingaan op de onderhandelingspositie van individuele lidstaten.
Wat was de positie van Nederland in deze discussie?
De uitgangspunten voor het kabinet zijn dat alle opties op tafel liggen en dat oog moet worden gehouden voor EU-eenheid en leveringszekerheid. In het achtste pakket, aangenomen op 6 oktober jl., zijn geen beperkende maatregelen ten aanzien van invoer van uranium opgenomen.
De nationale grondstoffenstrategie, die het kabinet in december naar de Kamer heeft gestuurd, heeft als doel de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen op middellange termijn te vergroten (Kamerstuk 32 852, nr. 224). De wereldwijde controle over kritieke grondstoffen krijgt naast een economische steeds meer een geopolitieke dimensie. Voor kernenergie is uranium een essentiële grondstof. De geopolitieke risico’s op het gebied van materiaalverwerving zijn op langere termijn echter relatief beperkt bij kernenergie. Er zijn wereldwijd voldoende uraniumvoorraden en er is diversiteit aan leveranciers. Hiernaast is het mogelijk om uranium geruime tijd op te slaan zonder degradatie van het materiaal.
Is het juist dat Hongarije onlangs akkoord is gegaan met de bouw van twee kernreactoren met Russische expertise van Rosatom?2 Zo nee, wat zijn dan de feiten? Hoe beoordeelt u dit contract in het licht van de sanctiemaatregelen?
In reactie op de Russische militaire agressie in Oekraïne, die startte op 24 februari 2022, heeft de EU beleid ingesteld om hiertegen op te treden. Het genoemde besluit van Hongarije is na deze datum genomen en draagt niet bij aan het uitstralen van EU-eenheid. Hongarije schendt met het besluit over de bouw van twee reactoren echter niet noodzakelijkerwijs EU-regelgeving. Overeenkomstig de beginselen van het Europees energiebeleid is de keuze voor de eigen energiemix aan de lidstaten. Het is aan de Europese Commissie om toe te zien op naleving van sancties door de EU Lidstaten.
Is het juist dat in Amsterdam minimaal acht brievenbusfirma’s gevestigd zijn, die direct gelinkt zijn aan het Russische nucleaire staatsbedrijf Rosatom? Zo ja, wat zijn de precieze feiten en deelt u de opvatting dat een eind aan deze praktijken moet worden gemaakt? Zo nee, wat zijn dan de feiten?3
Het kabinet kan niet op individuele casussen ingaan. In algemene zin dient opgemerkt te worden dat sancties van toepassing zijn op personen en bedrijven op de sanctielijst. Trustkantoren en domicilieverleners zijn verplicht zich aan de Sanctiewet te houden.
Is het juist dat ongeveer 35% van de verrijking (noodzakelijk voor gebruik in kerncentrales) in Rusland wordt gedaan?4 Zo nee, wat zijn dan de feiten?5
In 2021 werd 31% van de verrijkingsdiensten ten behoeve van kerncentrales in de EU in Rusland gedaan volgens het jaarrapport 2021 van ESA.
Is het juist dat de kerncentrale van Borssele nog economische contacten met Rusland heeft? Zo nee, hoe zijn dan de feiten? Zo ja, deelt u de opvatting dat deze moeten worden beëindigd? Waarom heeft het staatsbedrijf Urenco wel de opwerkingscontracten met Rosatom verbroken, maar kerncentrale-exploitant EPZ niet?6
In het algemeen doet het kabinet geen uitspraken ten aanzien van bedrijfsvertrouwelijke informatie. EPZ heeft echter via de pers kenbaar gemaakt op dit moment geen directe zaken meer met Rusland te doen. Met het oog op de ontwikkelingen aangaande de Russische agressie in Oekraïne evalueren zij nu de indirecte relatie met Rusland7. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is op dit onderwerp in contact met EPZ.
Welke Franse, Duitse, Belgische, Britse, Zweedse of Spaanse kerncentrale-exploitanten laten hun (opgewekt) uranium verrijken door Rosatom en welke niet? Kunt u toelichten waarom sommigen wel en andere niet?
Op grond van de openbare informatie van ESA kan niet worden onderscheiden door welke organisaties exploitanten van kerncentrales hun uranium laten verrijken.
Kunt u een overzicht geven van de lopende (transit-)vergunningen voor transport van uranium van of naar Rusland via of naar Nederland, met daarbij de afzenders, de ontvangers, de aard van de lading en de hoeveelheid? Zo nee, waarom niet?
De ANVS publiceert zijn vergunningen op Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (overheid.nl)8. Afhankelijk van de beveiligingscategorie van het te vervoeren materiaal kan echter niet van alle vergunningen alle informatie gedeeld worden. Onder de bovenstaande link vindt u het overzicht van de huidige geldende transportvergunningen voor splijtstoffen afgegeven door de ANVS met ontvangers of afzenders in de Russische Federatie.
Deelt u de opvatting dat uranium als onderwerp van sancties gespaard wordt, omdat diverse Europese landen verregaand afhankelijk zijn van uranium en kernenergie en zoals Frankrijk ook directe belangen hebben bij Rosatom? Zo nee, wat zijn dan de feiten? Zo ja, met welke landen bent u in gesprek om hierin verandering te brengen?
Het kabinet is op doorlopende basis in gesprek met partners binnen en buiten de EU over het verhogen van de druk op Rusland met nieuwe sanctiemaatregelen. Voor maatregelen tegen de import van uranium uit Rusland is op dit moment onvoldoende draagvlak binnen de EU. Wat het kabinet betreft liggen alle opties op tafel, waarbij oog gehouden dient te worden voor leveringszekerheid en EU-eenheid. Het kabinet kan niet ingaan op de onderhandelingspositie van individuele lidstaten.
Wat zijn de kosten van het beëindigen van invoer van uranium en uraniumproducten uit Rusland?
Het kabinet heeft geen overzicht wat de kosten van invoer van deze producten in de EU zijn en kan derhalve geen overzicht hiervan geven.
Mensen die afgesloten worden van energie en het beleid om dit te voorkomen |
|
Lilian Marijnissen , Renske Leijten |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kunt u een overzicht geven van hoeveel mensen zijn afgesloten van gas en/of elektriciteit sinds de uitspraken van het kabinet dat er deze winter niemand zou worden afgesloten?1
Netbeheer Nederland heeft aangegeven dat er in de maand september 2022 voor kleinverbruikers 198 afsluitingen voor elektriciteit en 199 voor gas hebben plaatsgevonden. Deze cijfers bieden echter geen inzicht in het aantal mensen dat sindsdien is afgesloten van gas en/of elektriciteit.
Netbeheerders hebben alleen inzicht in de aantallen «einde leveringssignalen» die zij vanuit leveranciers ontvangen en de aantallen afsluitingen (door netbeheerders). Deze aantallen zijn exclusief de aantallen afsluitingen die de netbeheerder zelf initieert vanwege fraude, diefstal en veiligheid. Daarmee valt niet te zeggen of de resterende aantallen afsluitingen allemaal wegens wanbetaling plaatsvinden. De netbeheerder heeft geen inzicht in de reden voor het eindeleveringssignaal dat zij ontvangen van de leverancier. Er kunnen ook andere redenen zijn, zoals het aardgasloos maken van een woning. De aantallen betreffen aansluitingen voor alle kleinverbruikers, inclusief klein zakelijke afnemers zoals MKB-bedrijven.
De cijfers voor september verschillen tot nog toe nog niet wezenlijk van het gemiddelde van voorgaande jaren. Desalniettemin vind ik het van belang om in nauw contact te blijven om te ontwikkelingen te volgen en de regels ter bescherming van de consument te verruimen, zoals eerder aan uw Kamer gemeld.
Hoe verklaart u dat er bij de SP signalen binnenkomen van mensen die worden afgesloten dan wel dreigementen van afsluitingen, vanwege het niet kunnen betalen van het termijnbedrag, ondanks de aangenomen motie-Hermans/Marijnissen en de belofte van dit kabinet dat dit niet zou gebeuren deze winter? (Kamerstuk 36 200, nr. 19; Kamerstuk 36 200, nr. 77.)
Hoewel ik individuele signalen niet kan beoordelen, bevestigen die wat mij betreft de noodzaak om de bescherming deze winter te versterken en daarmee invulling te geven aan het verzoek van uw Kamer. De verruimde bescherming voor deze winterperiode is op 26 oktober ingegaan met de wijziging van de Regeling afsluitbeleid kleinverbruikers elektriciteit en gas en de Warmteregeling. Aan de wijziging van deze ministeriele regelingen is aan de meest betrokken partijen ook de gelegenheid geboden om hun reactie op de voorgestelde wijziging te geven. Daarmee is deze wijziging met de nodige spoed en zorgvuldigheid zo goed en zo snel mogelijk ingevoerd. De regeling verplicht leveranciers om voor afnemers die eerder zijn afgesloten op hun verzoek een passende betalingsregeling aan te bieden zodat zij weer her-aangesloten kunnen worden.
Heeft u of toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) signalen van afsluitingen ook ontvangen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 sta ik in nauw contact met de netbeheerders om inzicht in het aantal signalen te houden. Het is aan de ACM om toezicht te houden op de naleving van de voorschriften uit de Regeling afsluitbeleid kleinverbruikers elektriciteit en gas en de Warmteregeling. De ACM kan als onafhankelijke toezichthouder op basis van de signalen die zij hierover ontvangt gericht informatie opvragen bij leveranciers en onderzoek uitvoeren. Naast de ACM spelen de Geschillencommissie Energie en de civiele rechter een belangrijke rol. De ACM beboet de overtredingen van leveranciers. Individuele procedures van klanten lopen via de Geschillencommissie Energie of de rechter.
Erkent u dat deze afsluitingen vanwege het niet kunnen betalen van het termijnbedrag ingaat tegen de motie-Hermans/Marijnissen en het geformuleerde beleid?
Uiteraard is de inzet van de aangescherpte regeling om afsluiten deze winter te voorkomen. Daartoe wordt een verdergaande inspanning verplicht gesteld om in contact te treden met de afnemer en dat er in zulke gevallen er een passende betalingsregeling wordt aangeboden door de leverancier aan de afnemer. Er kan niet worden afgesloten als er contact is tussen leverancier en kleinverbruiker over het voorkomen en beëindigen van de betalingsproblemen. ACM ziet toe op de naleving van de regeling. Ik zal de ACM vragen om mij hier actief over te informeren.
Op welke wijze is de norm het «moedwillig weigeren van iedere vorm van contact waardoor de totstandkoming van een redelijke betalingsregeling onmogelijk is» voldoende om te voorkomen dat energieleveranciers mensen te snel afsluiten? Waarom is deze norm in de brief terecht gekomen, terwijl de motie-Hermans/Marijnissen veel strikter is?
De bewijslast voor het leggen van contact en het aanbieden van een redelijke en passende betalingsregeling komen in de aangescherpte regeling bij de leverancier te liggen (zie antwoord op vraag 6). Alleen als de leverancier zich tot het uiterste heeft ingespannen om in contact te treden met de klant teneinde een betalingsregeling aan te bieden, maar dit op geen enkele wijze mogelijk blijkt, behoudt de leverancier nog het recht om af te sluiten. Hiermee wordt invulling gegeven aan het verzoek in de motie om deze winter enkel afsluiting toe te staan bij aantoonbaar misbruik, fraude of veiligheidsrisico's.
Welke concrete stappen moeten leveranciers verplicht zetten om afsluitingen te voorkomen? Hoe ziet het toezicht hierop eruit? Is dat naar uw mening sluitend genoeg?
Naast de stappen die de leverancier op grond van de bestaande regeling al moet zetten voordat er tot afsluiting over gegaan mag worden wordt met de voorgestelde wijziging van de regeling de leverancier ten eerste verplicht om ten minste driemaal een schriftelijke herinnering te sturen met een tussentijdse periode van 14 dagen en daarbij te wijzen op de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen. De leverancier moet zich daarnaast tot het uiterste inspannen om, zo nodig herhaaldelijk en via diverse communicatiekanalen, in persoonlijk contact te treden met de kleinverbruiker. Daarbij moet de leverancier een redelijke en passende betalingsregeling aanbieden waarbij niet verplicht mag worden om de opgelopen betalingsachterstand volledig in te lossen vóór 1 april 2023. Onderdeel van het contact is dat de energieleverancier de mogelijkheden voor financiële ondersteuning bij verschillende instanties onder de aandacht brengt, waaronder een beroep op financiële hulp via bijvoorbeeld Geldfit of andere (overheids)instanties. Zo lang er sprake is van dergelijk contact wordt er niet afgesloten. Ook blijft de bestaande bescherming voor de kwetsbare consument gelden. De bestaande bescherming die nu al het gehele jaar geldt bij ernstige gezondheidsrisico’s of wanneer de (klein)verbruiker een aanvraag tot schuldhulpverlening heeft ingediend blijft onverkort van kracht.
Bent u bereid een meldplicht in te stellen voor leveranciers om afsluitingen te melden inclusief de reden van afsluiting, ten einde toezicht mogelijk te maken? Zo neen, waarom niet?
Voor het toezicht op deze regelgeving is het naar verwachting niet nodig om een dergelijke meldplicht voor leveranciers in te stellen. Hiervoor ontbreekt bovendien een wettelijke grondslag. In de huidige vorm van toezicht kan de ACM wel gericht een informatieverzoek indienen, waar de leverancier verplicht is om gehoor aan te geven. Ook de ontvangst van klachten geeft aanleiding voor de ACM om op te treden. Ik verwacht van zowel de leveranciers als de ACM dat zij zich maximaal inspannen deze winterperiode. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Waarom is gekozen om de extra maatregelen ter voorkoming van het afsluiten maar tot 1 april 2023 te laten gelden, in tegenstelling tot het prijsplafond wat voor heel 2023 is? Bent u bereid deze extra maatregelen geheel 2023 te laten gelden?
Er is gekozen om aan te sluiten bij de bestaande periode waarin de verzwaarde bescherming tegen afsluiten geldt. Het is gewenst om te voorkomen dat in deze uitzonderlijke omstandigheden (klein)verbruikers deze winter worden afgesloten van hun energievoorziening door tijdelijke betalingsproblemen. De verwachting van dit kabinet is dat de diverse kabinetsmaatregelen aangekondigd op Prinsjesdag door de Minister van Financiën gericht op de koopkracht en het prijsplafond in de loop van de winter hun effect gaan krijgen (Kamerstuk 36 200, nr. 1). Op dit moment zie ik daarom niet de noodzaak deze maatregel voor geheel 2023 in te voeren.
Heeft het Ministerie contact gehad met de ACM om, in lijn met het beleid van het prijsplafond, te voorkomen dat huishoudens worden afgesloten?
Ja, ik sta in nauw contact met ACM en de maatregelen zijn in samenhang bedoeld om afsluitingen te voorkomen. De ACM heeft ook zoals gebruikelijk een Uitvoering en Handhavingstoets (UHT) uitgevoerd die gelijktijdig met de regeling wordt gepubliceerd. Zie ook de antwoorden op vragen 4 en 6.
Heeft u iets gedaan voor de mensen die zijn afgesloten vóór de uitspraken van het kabinet over huisafsluitingen en de aangenomen motie-Hermans/Marijnissen? Zo nee, bent u bereid om dit te doen?
Ja, de regeling bevat ook een uitbreiding van de plicht tot heraansluiting van kleinverbruikers die al eerder de rekening niet konden betalen en om die reden op het moment van inwerkingtreding van de wijziging van deze regeling reeds zijn afgesloten. Gelet op het doel van de regeling is er geen rechtvaardiging om onderscheid te maken naar het moment waarop de betalingsproblemen zijn ontstaan. Hiervoor is in de concept regeling opgenomen dat de leverancier of netbeheerder aan de kleinverbruiker die wegens wanbetaling is afgesloten, op diens verzoek, een aanbod moet doen tot het treffen van een betalingsregeling en de levering en het transport moet hervatten indien de kleinverbruiker met hem in contact treedt over dit aanbod.
Erkent u dat energie een levensbehoefte is en dat de regering er zorg voor moet dragen dat iedereen hier toegang toe heeft?
Ja, de regeling heeft als doel consumenten daarom te beschermen en de toegang tot deze eerste levensbehoeften met zoveel mogelijk waarborgen te omkleden.
Deelt u de mening dat de huidige marktomstandigheden getuigen van een «abnormale» situatie, en dat daarom ruimhartig gekeken moet worden naar het voorkomen van het afsluiten van huishoudens?
Ja. Daarom neemt het kabinet ook naast het verruimen van de bescherming tegen afsluiten ook in parallel vergaande maatregelen om de koopkracht te versterken, stelt het kabinet een prijsplafond in als directe compensatie voor de stijgende energieprijzen en wordt gekeken naar aanvullende ondersteuning, bijvoorbeeld op het gebied van schuldhulpverlening en energiebesparing. Deze maatregelen zijn complementair aan elkaar. In aanvulling op deze maatregelen wordt de bescherming binnen de afsluitregeling verruimd om te voorkomen dat in deze uitzonderlijke omstandigheden (klein)verbruikers deze winter worden afgesloten van hun energievoorziening door tijdelijke betalingsproblemen.
Belgische Zorgaanbieders die reclame maken in Zeeuws Vlaanderen |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Kent u de Zeno Infokrant editie West-Zeeuws-Vlaanderen van april 2022?1
Ja, ik ben bekend met de Zeno Infokrant editie West-Zeeuws-Vlaanderen van april 2022.
Klopt het dat Belgische zorgaanbieders in België geen reclame mogen maken?
Het klopt dat Belgische zorgaanbieders in België geen reclame mogen maken. Informatiebladen, zoals bovengenoemde, worden niet beschouwd als reclame.
Waarom mogen Belgische zorgaanbieders in Nederland wel reclame maken?
Dat mogen ze niet.
Klopt het dat het ziekenhuis in Knokke geen topklinisch ziekenhuis is en dat veel inwoners van Knokke om die reden naar het ziekenhuis in Brugge gaan?
In België kent men de volgende categorieën ziekenhuizen: (algemene) ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen en universitaire ziekenhuizen.
De locatie in Knokke is onderdeel van AZ Zeno. Dit is, net als AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV, een algemeen ziekenhuis. Over de reden waarom inwoners van Knokke al dan niet naar het ziekenhuis in Brugge gaan, kan ik niet speculeren.
Klopt het ZorgSaam in Terneuzen een hoger niveau van zorg kan bieden dan het ziekenhuis in Knokke?
Hier kan ik niet over oordelen.
Klopt het dat medisch specialisten in België buiten kantooruren ieder tarief kunnen vragen wat ze willen?
Het Belgische zorgsysteem is niet hetzelfde ingericht als het Nederlandse zorgsysteem. Of Belgische specialisten ieder tarief kunnen vragen buiten kantooruren is mij niet bekend. Mij is wel bekend dat er in België afspraken kunnen worden gemaakt tussen het ziekenfonds en de specialist over het tarief voor een behandeling. In het geval van zo’n afspraak wordt in de regel het tarief van de behandeling door het ziekenfonds vergoed. Er is in België echter ook zorg, in het geval van eenzelfde soort medische behandeling, waarover geen afspraken worden gemaakt tussen ziekenfonds en specialist. In dat geval is de vergoeding van het Belgische ziekenfonds gelijk aan de wél gemaakte afspraken tussen ziekenfonds en specialist. Dat betekent dat de patiënt in zo’n geval het meerdere zelf zal moeten betalen. De patiënt moet over de kostengevolgen op basis van het Belgische systeem wél vooraf worden geïnformeerd, zodat de patiënt weet dat geen volledige vergoeding plaatsvindt en op basis daarvan een keuze kan maken.
Klopt het dat men in België de prestatie vergoedt en niet het diagnose-behandelcombinatie (DBC)-systeem kent?
Dat klopt.
Kunt u aangegeven welke bedragen door zorgverzekeraars worden vergoed gemiddeld per inwoner op basis van een regio met dezelfde zorgbehoefte en hoe men hiermee omgaat?
De vergoedingen van zorgverzekeraars zijn afhankelijk van de contractafspraken met de zorgaanbieders. Het is aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om samen tot goede afspraken te komen.
Deelt u de mening dat dit systeem van gedogen en tolerantie tot onnodige kostenverhogingen leidt die effect hebben op premies van alle volwassenen in Nederland?
Nee, omdat de extra kosten in het Belgische systeem door de patiënt zelf worden betaald, werkt dit systeem niet kostenverhogend. Dit zal dan ook geen effect hebben op de premies van alle volwassenen in Nederland.
Klopt het dat Nederlandse patiënten zonder verwijsbrief toegang hebben tot een medisch specialist in België en dat die behandeling dan wordt betaald door Nederlandse zorgverzekeraars?
Dit klopt niet. Nederlandse verzekerden hebben altijd een verwijsbrief nodig voor toegang tot een medisch specialist. Dat is geregeld in art. 14 lid 2 van de Zorgverzekeringswet waarin staat: «De zorgverzekeraar neemt in zijn modelovereenkomst op dat geneeskundige zorg zoals medisch-specialisten die plegen te bieden, met uitzondering van acute zorg, slechts toegankelijk is na verwijzing door in die overeenkomst aangewezen categorieën zorgaanbieders, waaronder in ieder geval de huisarts».
Waarom geldt niet dat er altijd een verwijsbrief moet zijn van een huisarts (als poortwachter) naar een specialist bij een Nederlandse zorgaanbieder en dat die specialist eventueel een verwijsbrief schrijft voor een medisch specialist in België (bijvoorbeeld omdat een bepaalde behandeling niet dichtbij bereikbaar is)?
Nederlandse verzekerden mogen zelf hun zorgverlener kiezen, dus ook een zorgverlener in België. Het is wel zo dat de polisvoorwaarden bepalen wanneer en in hoeverre de verzekeraar de kosten van de gekozen zorgverlener vergoed. Bij gecontracteerde zorg vergoedt de zorgverzekeraar alle kosten. Bij niet-gecontracteerde zorg wordt in de polis bepaald welk deel van de kosten voor rekening van de verzekerde komen («vergoeding niet-gecontracteerde zorg»). Ook kan het zijn dat vooraf toestemming van de zorgverzekeraar nodig is voor een zorgverlener in België, via een machtigingsprocedure.
Klopt het dat Belgische zorgaanbieders ongecontracteerde zorg aanbieden in Nederland en dat de zorgverzekeraar deze moet vergoeden?
Zorgverzekeraars kunnen Belgische zorgaanbieders contracteren. Dat gebeurt ook, zeker in grensregio’s. Zonder contract kunnen Belgische zorgaanbieders ook zorg aanbieden. Zoals bij antwoord 11 aangegeven is het dan afhankelijk van de polis welke voorwaarden gelden.
Klopt het dat gemeenten een vergunning kunnen weigeren aan zo’n Belgische zorgaanbieder?
Nee, dat klopt niet. Om in Nederland medisch-specialistische zorg te mogen (doen) verlenen is er sinds 1-1-2022 een vergunning nodig op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza). De Wtza-vergunning kan alleen worden ingetrokken of geweigerd door het CIBG namens de Minister.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat op die wijze de tweedelijnszorg in Nederland wordt uitgehold?
Patiënten zijn vrij in de keuze voor een zorgaanbieder. De afwegingen die de patiënt daarbij kan maken zijn persoonlijk. Veelal in overleg met hun naasten en hun huisarts, maken zij een keuze voor die zorgaanbieder die het best past bij wat zij belangrijk vinden. Hetgeen zorgaanbieders ook kan prikkelen om hun zorg op dergelijke keuzeaspecten te verbeteren. Nederlandse bewoners van grensgebieden hebben, veelal na overleg met hun zorgverzekeraar, de mogelijkheid om te kiezen voor een zorgaanbieder in het buitenland. Wel kunnen er vanuit de polis die de verzekerde gekozen heeft voorwaarden gesteld zijn aan de vergoeding (bijvoorbeeld gedeeltelijke vergoeding indien de verzekerde voor een niet-gecontracteerde aanbieder kiest, en een machtigingsvereiste). Tegelijk kunnen buitenlanders kiezen voor een zorgaanbieder in Nederland. Het belang van keuzevrijheid, in combinatie met de wederkerigheid van grensoverschrijdende zorg, de voorwaarden die verzekeraars kunnen stellen via de contractering en via de polisvoorwaarden, en de prikkel die het met zich meebrengt om de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg te optimaliseren, maakt dat ik geen reden zie om mij zorgen te maken over uitholling van de tweedelijnszorg in Nederland wanneer Nederlandse verzekerden voor een Belgische zorgverlener kiezen en andersom.
Klopt het dat er geen beroepsverenigingen zijn in België?
Nee, er zijn wel beroepsverenigingen in België.
Het dalend aantal opvangplekken in asielzoekerscentra |
|
Don Ceder (CU) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat het aantal opvangplekken voor asielzoekers op korte termijn met 1.250 gaat dalen, in weerwil van de afspraken in het asielakkoord van eind augustus?1
Het bericht op NOS.nl heeft betrekking op het aantal crisisnoodopvangplekken (CNO) georganiseerd door Veiligheidsregio’s en gemeenten. Het aantal crisisnoodopvangplekken is op 7 november 2022 ruim 8.200. De cijfers fluctueren doordat de tijdelijke CNO-locaties open gaan en weer sluiten.
8.200 is niet het aantal van 11.250 opvangplekken dat in augustus als inspanningsverplichting met de Veiligheidsregio’s is afgesproken maar wel ruim boven de resultaatverplichting van 5.625. Begin oktober is het aantal crisisnoodopvangplekken in Veiligheidsregio’s wat afgenomen, om vervolgens vanaf half oktober weer wat toe te nemen tot die 8.200 plekken. Op 21 november, laatste peilmoment, is het aantal 8.470 plekken.
Kunt u aangeven wat de precieze oorzaak is van de daling? Op welke manier heeft u rekening gehouden met die daling?
De daling van het aantal crisisnoodopvangplekken begin oktober is het gevolg van de sluiting van crisisnoodopvanglocaties, terwijl er weer nieuwe locaties openden. Redenen waarom tijdelijke locaties sluiten zijn divers. CNO is er in andere situaties dan de huidige vooral bedoeld voor opvang gedurende een klein aantal dagen, bijvoorbeeld bij een grote brand, overstroming of ramp. Ter ontlasting van de problemen in de asielketen wordt dit nu langduriger ingezet.
Redenen van sluiting kunnen bijvoorbeeld zijn dat een locatie voor andere doeleinden moet worden ingezet, of dat een gemeente aan gemeenteraad en omwonenden heeft toegezegd dat de locatie voor een paar maanden zal worden ingezet. Of omdat een locatie, bijvoorbeeld een sporthal, niet langer kan worden gehuurd. Inmiddels zijn er weer meer locaties geopend.
Wat kunt u eraan doen om de aflopende contracten met opvangcentra alsnog verlengd te krijgen?
Het bericht op NOS.nl heeft geen betrekking op reguliere- en noodopvanglocaties van het COA, maar op crisisnoodopvanglocaties van gemeenten en Veiligheidsregio’s. Wij zijn continu in gesprek met de Veiligheidsregio’s over het realiseren van voldoende opvangplekken. Het Rijk vergoedt alle kosten die gemeenten en Veiligheidsregio’s in dit kader maken.
Voor wat betreft reguliere- en noodopvanglocaties van het COA geldt ook dat voortdurend overleg wordt gevoerd over het open kunnen houden van locaties en openen van nieuwe locaties. Heel veel nieuwe plekken zijn nodig om de voorziene stijging in de bezetting te kunnen opvangen. Het realiseren van voldoende COA-opvanglocaties is ook belangrijk om van de crisisnoodopvang af te kunnen komen op termijn.
Op welke manier beïnvloedt of vertraagt deze daling de uitvoering van het asielakkoord? Wat gaat u er aan doen om deze afspraken toch gestand te doen?
De bestuurlijke afspraken die het kabinet eind augustus met de medeoverheden maakte omvatten een pakket aan maatregelen gericht op het verminderen van de druk op de asielopvang. Een van die afspraken is dat Veiligheidsregio’s zich maximaal zullen inspannen om 2 keer 225 plaatsen optellend tot 450 CNO-plaatsen te realiseren.
Lukt dat niet of onvoldoende, dan is het gevolg dat op andere manieren moet wordt gezocht naar het verminderen van druk in de asielopvang. Dit kan bijvoorbeeld door het realiseren van extra opvangplekken door COA zelf (noodopvang en/of regulier). In algemene zin blijf ik medeoverheden oproepen om zo veel mogelijk zo kwalitatief hoogwaardig mogelijke opvangvoorzieningen aan het COA ter beschikking te stellen.
Kan de wet die de opvang van asielzoekers over gemeenten gaat spreiden nog steeds op 1 januari 2023 van kracht worden? Wat doet u eraan om die datum te halen? Als dit niet haalbaar is, per wanneer wordt de wet dan wel van kracht?
Het hier bedoelde wetsvoorstel is op 8 november 2022 naar uw Kamer gestuurd en in consultatie gebracht. Het kabinet spant zich in om het wetgevingstraject zo snel mogelijk te doorlopen, zo is er bijvoorbeeld een korte consultatieperiode van twee weken voorzien. Tegelijk is het kabinet daarin ook afhankelijk van de behandeling door de Raad van State en de agendering in het parlement.
Kunt u per veiligheidsregio uitsplitsen wat de doelstelling was en hoeveel er is gerealiseerd? Kunt u ook de locaties en namen van gemeenten geven waar er is gerealiseerd?
Aan elke Veiligheidsregio is gevraagd 450 crisisnoodopvangplekken te realiseren. Op 10 november jl. zijn er in alle veiligheidsregio’s gezamenlijk in totaal circa 8.400 crisisnoodopvang beschikbaar. De gemeenten die in een veiligheidsregio liggen bepalen onderling en in afstemming met o.a. gemeenteraden, inwoners en locatie-eigenaren waar crisisnoodopvanglocaties worden gerealiseerd en hoelang deze open zijn. Alle veiligheidsregio’s houden zelf zicht op het aantal gerealiseerde crisisnoodopvangplekken en de locaties.
Rente die vooral mbo’ers gaan betalen over hun studieschuld |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Vindt u dat mbo-studenten ten principale eenzelfde behandeling verdienen als andere studenten?
Ja, in het kader van de kansengelijkheid verdienen mbo-studenten onder gelijke omstandigheden een gelijke behandeling. Daarom ben ik op dit moment bezig om de bestaande verschillen tussen mbo-studenten en studenten in het hoger onderwijs (hierna: ho-studenten) waar mogelijk weg te nemen. Zie ook mijn brief over de inzet Werkagenda mbo1.
Zou u niet liever een gelijke rentelast tussen mbo-studenten en hbo- en universitaire studenten opleggen, nu u weer de rente op studieleningen eind dit jaar formeel gaat vaststellen, in plaats van een verschil te laten bestaan tussen mbo-studenten, die over hun studieschuld zo’n 1,8% rente moeten betalen, en hbo- en universitair geschoolden, die 0,4% rente moeten betalen, dit mede in het licht van de financiële problemen waarin ook alle studenten dreigen te geraken door de torenhoge energierekeningen en inflatie?1
Mbo-studenten en ho-studenten studeren op dit moment niet onder hetzelfde stelsel en dus niet onder dezelfde voorwaarden. Studenten in het mbo ontvangen een basisbeurs en studenten in het hoger onderwijs (hierna: ho) vallen op dit moment nog onder het leenstelsel. Dat zijn dus twee verschillende stelsels. Bij invoering van het leenstelsel is ook bewust de keuze gemaakt om daar een ander terugbetaalregime aan te koppelen, met een langere looptijd en een andere renteberekening.
In het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs hoger onderwijs is het voorstel opgenomen om het terugbetaalregime ook voor mbo-studenten aan te passen en dit gelijk te trekken aan het regime voor ho-studenten. In beide stelsels is er dan immers een basisbeurs en de regering ziet geen reden om de terugbetaalregimes dan nog van elkaar te laten verschillen. Daarmee wordt ook het rentepercentage gelijk getrokken. Als het wetsvoorstel aangenomen wordt, dan zal dit regime gaan gelden voor mbo-studenten die beginnen met studeren in studiejaar 2023–2024.
In het kader van de huidige inflatie zijn er ook koopkrachtmaatregelen getroffen die studenten ondersteunen. Zo gaat de zorgtoeslag met € 30 per maand omhoog en wordt het minimumloon verhoogd. In studiejaar 2023–2024 ontvangen uitwonende studenten, in zowel het mbo als het ho, daarnaast
€ 164,30 meer aan basisbeurs.
Kunt u begrijpen dat JOB MBO dit ervaart als een zoveelste voorbeeld van ongelijkheid tussen mbo-studenten en andere studenten?
Zoals eerder aangegeven, is het in het kader van kansengelijkheid van belang om mbo-studenten zoveel mogelijk hetzelfde te behandelen als ho-studenten. Met het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs wordt er weer een stap gezet om de voorwaarden voor mbo-studenten en andere studenten gelijk te stellen.
Ziet u nog enige rechtvaardiging voor deze ongelijkheid? Zo ja, hoe luidt deze dan? Zo neen, wat gaat u ondernemen om de rentes gelijk te trekken?
Op dit moment zijn er nog twee verschillende stelsels, die ook een ander terugbetaalregime kunnen hebben. Voor invoering van het leenstelsel vielen zowel de studenten in het mbo als in het ho onder dezelfde terugbetaalvoorwaarden, die nu nog voor mbo-studenten gelden. Bij invoering van het leenstelsel zijn de terugbetaalvoorwaarden voor ho-studenten gewijzigd, omdat zij niet langer gebruik konden maken van een basisbeurs. Onderdeel daarvan is ook de wijze waarop de rente wordt berekend.
De herinvoering van de basisbeurs in het ho zorgt er echter voor dat het onderscheid tussen mbo en ho op dit vlak niet meer rechtvaardig is. Mede vanwege mijn ambitie om de verschillen zo veel mogelijk weg te werken en de kansengelijkheid te vergroten, kies ik ervoor om met de herinvoering van de basisbeurs de socialere terugbetaalvoorwaarden in het ho te laten bestaan en deze ook in te voeren voor mbo-studenten. Als het wetsvoorstel aangenomen wordt, zal de wet in werking treden voorafgaand aan studiejaar 2023–2024. De nieuwe terugbetaalvoorwaarden gaan gelden voor mbo-studenten die in dat studiejaar beginnen met studeren. Mbo-studenten die al eerder zijn begonnen met studeren en in dat studiejaar nog steeds studeren krijgen de keuze onder welke voorwaarden zij willen terugbetalen, de oude of de nieuwe regeling.
Gaat u ook met JOB MBO overleggen over de andere voorbeelden van regels die mbo-studenten ongunstiger behandelen dan andere studenten teneinde deze weg te nemen? Zo ja, wanneer denkt u dan de Kamer te kunnen informeren wat dit overleg oplevert?
Het bevorderen van kansengelijkheid is een van mijn drie prioriteiten voor de Werkagenda mbo3 die ik samen met de sector ontwikkel. Het bijdragen aan het gelijkwaardig behandelen van alle studenten in Nederland is hier een nadrukkelijk onderdeel van. Ik wil af van het ladder-denken, af van het verticale denken van hoger/lager en toe naar het waaier-model, waarbij mbo, hbo en wo samen een brede waaier aan opleidingsmogelijkheden vormen. We onderzoeken de mogelijkheden om de terminologie aan te passen en zo bij te dragen aan het tegengaan van het hoger/lager denken.
Ik start een verkenning naar mogelijke financiële bijdrage van mbo-scholen voor bijdrage aan studentensportverenigingen en bestuursbeurzen voor studentenverenigingen. Er zijn door het land heen al wat mooie voorbeelden waarvan we kunnen leren. Kijk naar Utrecht waar mbo-studenten al lid kunnen worden van een studentenvereniging en deelnemen aan de introductieweek.
JOB MBO is actief betrokken bij de totstandkoming van de gezamenlijke Werkagenda mbo.
De andere partijen die betrokken zijn bij de Werkagenda, zoals de VNG, VNO-NCW en de MBO Raad, stimuleren ook de gelijkwaardige positie van mbo-studenten in het studentenleven. En dat is nodig, want voor de emancipatie van de mbo-student is juist waardering en erkenning in de ogen van anderen een voorwaarde. Een gelijkwaardige behandeling is daarmee een brede opgave, waar alle onderwijssectoren, gemeenten, werkgevers, ouders en de samenleving aan kunnen bijdragen. Een voorbeeld: ik roep bedrijven en organisaties, zoals sportscholen en horecagelegenheden, dan ook op om hun studentenkorting te laten gelden voor alle studenten in Nederland, dus ook voor mbo-studenten.
Op 20 oktober heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn inzet voor het mbo. Nadat ik met u in debat ben geweest over het mbo (Commissiedebat op 9 november) volgt de gezamenlijke Werkagenda.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat van 9 november a.s. over het mbo?
Ja.
Het bericht 'Chronisch zieken hebben weinig baat bij het prijsplafond: ‘Het voelt als een oneerlijke strijd’' |
|
Alexander Kops (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Chronisch zieken hebben weinig baat bij het prijsplafond: «Het voelt als een oneerlijke strijd»»?1
Het is schrijnend om te lezen hoe deze mevrouw met een spierziekte wordt geraakt door de energiecrisis en dat de hoge energiekosten haar terughoudend maken om de hulpmiddelen te gebruiken die zij nodig heeft voor haar dagelijks functioneren. Chronisch zieke mensen hebben het in deze tijd extra moeilijk. Steunmaatregelen zoals het prijsplafond stellen wij juist voor onze kwetsbare huishoudens, waaronder ook chronisch zieken.
Bent u bereid tot een extra compensatie zoals bijvoorbeeld een hoger prijsplafond voor de (werkende) chronisch zieken en mensen met een levenslange beperking die door hun aandoening een zeer hoog energieverbruik hebben? Zo nee, waarom niet?
Na een eerder pleidooi van uw Kamer om ruimhartiger te compenseren, is het prijsplafond door het kabinet opgehoogd van 2400 kwh naar 2900 kwh. De genoemde groep is een goed voorbeeld waarom dit kabinet ervoor kiest om het prijsplafond op te hogen. We doen dit met het oog op onze meest kwetsbaren. Ook de genoemde groep zal van de verruiming profiteren. Helaas is het binnen de systematiek van een prijsplafond niet mogelijk om verder te differentiëren op specifiek energieverbruik dat bijvoorbeeld gerelateerd is aan hulpmiddelengebruik of hoge stookkosten gerelateerd aan een aandoening.
Vindt u het acceptabel dat mensen met bijvoorbeeld een spierziekte of mensen die door hun levenslange beperking altijd stil zitten en het daardoor snel koud krijgen, de verwarming uit moeten zetten omdat zij bang zijn voor hoge kosten en daardoor stramme en stijve spieren krijgen en het koud hebben? Zo nee, wat gaat u voor hen doen?
Met de maatregelen die we op korte termijn treffen zoals het prijsplafond, proberen we juist onze kwetsbare medeburgers tegemoet te komen die moeite hebben met het betalen van de hogere energierekening. We willen daarmee helpen voorkomen dat men de verwarming met het oog op de kosten lager hoeft te zetten, zeker bij mensen van wie de medische situatie vraagt om een warm binnenklimaat.
Daarnaast zijn er gemeenten die voor deze doelgroep in specifieke gevallen een deel van de energiekosten vergoeden vanuit de Bijzondere Bijstand. Dit is afhankelijk van de persoonlijke situatie en daarbij wordt maatwerk geleverd.
Ook zijn er initiatieven van gemeenten en woningcorporaties om slecht geïsoleerde huizen versneld te verduurzamen. Juist deze tijd laat het belang zien van goede duurzame huisvesting voor onze minima en chronisch zieken. Woningaanpassingen en verduurzaming passen daarbij.
Kunt u aangeven op welke elektrische apparaten u vindt dat energie bespaard kan worden: de elektrische rolstoel, de elektrische tillift, de elektrische deuren, het elektrische hooglaagbed, de elektrische uitzuigapparatuur, de elektrische omgevingsbesturing, de elektrische hoestmachine of wellicht de elektrische beademing? Zo nee, begrijpt u dat deze elektrische apparaten van levensbelang zijn, zorgen voor zelfstandigheid en zelfs zorgmedewerkers uitsparen?
De genoemde elektrische apparaten zorgen ervoor dat iemand met een chronische ziekte deel kan nemen aan onze maatschappij en in het dagelijks functioneren zoveel als mogelijk wordt ondersteund. De lijst van elektrische apparaten die er -gelukkig- bestaan voor diverse doelgroepen is nog veel langer. Ik verwijs u mede naar de antwoorden op vraag 5 en 6.
Kunt u aangeven hoe hoog de energierekening wordt voor iemand met een levenslange beperking en een energieverbruik van meer dan 6.000 kilowattuur per jaar met en zonder het prijsplafond?
Ik verwijs u ook naar eerdere antwoorden van de Minister van EZK op Kamervragen2 waarin meerdere doorrekeningen gemaakt zijn van het huidige prijsplafond in specifieke gevallen. Als antwoord op uw vraag 5 en 6 zal de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het Parlement informeren over de motie van het Kamerlid Van der Plas c.s. met betrekking tot energiecompensatie voor hogere energiekosten vanwege medische oorzaak. Er is nu geen aparte aanspraak geregeld voor energiekosten vanwege medische oorzaak. Daarom richt een deel van de reeds genomen maatregelen zich primair op de meest kwetsbare huishoudens, zoals het verhogen van de zorg- en huurtoeslag, het verlengen van de energietoeslag van € 1.300 en het verhogen van de bijzondere bijstand. Daarnaast kunnen mensen die in betalingsproblemen komen zich melden bij hun gemeente om bijzondere bijstand aan te vragen. Ook heeft het kabinet besloten om in november en december bij alle gebruikers 190 euro in mindering te brengen op de energierekening. Verder is vanuit de Zorgverzekeringswet geregeld dat patiënten voor chronische thuisbeademing, zuurstofapparatuur en thuisdialyse hun stroomkosten rechtstreeks bij de zorgverzekeraar kunnen declareren.
Kunt u aangeven hoe deze chronisch zieken en mensen met een levenslange beperking die werken en niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand deze hoge energierekening moeten gaan betalen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid deze vragen voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te beantwoorden?
Ja
De voortdurend slechte situatie in het aanmeldcentrum Ter Apel en het weigeren en afslaan van hulp bij de opvangcrisis |
|
Don Ceder (CU) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe reageert u op het oordeel van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd dat u en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) «al het nodige» moeten doen om de omstandigheden te verbeteren voor mensen in het aanmeldcentrum?1 Wat is er nog nodig om de omstandigheden te verbeteren?
Ik betreur ten zeerste dat de asielopvang, en dan met name specifiek de situatie bij én rondom het aanmeldcentrum in Ter Apel, momenteel niet wordt gerealiseerd op de wijze zoals dit in Nederland jarenlang gebruikelijk is geweest.
De volgende maatregelen zullen per ommegaande in werking treden:
Er wordt maximaal ingezet op het schoonhouden van de sporthal;
Per direct wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor de verbetering van de opvang van baby’s en jonge kinderen. Hierbij valt te denken aan het slapen in een eigen wiegje of ledikant en de zorg voor een tochtvrije ruimte;
Er zal een flyer worden gemaakt (in de meest gangbare talen) waarin informatie wordt opgenomen over bereikbaarheid van zorg bij urgente gevallen, wachttijden voor het identificatie- en registratieproces en overplaatsing naar andere opvanglocaties. Ook zal worden gekeken naar andere communicatiemiddelen;
De inspectie heeft onder andere zorgen over de omstandigheden in de sporthal, omdat hier teveel mensen gelijktijdig opgevangen worden. Per direct zal worden onderzocht of asielzoekers die vanuit Marnewaard naar Ter Apel worden gebracht om het identificatie en registratie proces te doorlopen, gefaseerd kunnen worden gebracht. De fasering zorgt ervoor dat er niet een hele grote groep asielzoekers vanuit Marnewaard gedurende de dag ook in de sporthal hoeft te verblijven.
Vreemdelingen met vermoedens van medische problematiek worden, indien nodig, doorverwezen naar het Gezondheidszorg Asielzoekers (hierna GZA). Het streven is voorts om op Ter Apel per 1 november de dagelijkse openingstijden van het GZA tot 22 uur te verruimen. Hierdoor is het in de avonden en buiten op het aanmeldterrein mogelijk om triage te doen of hulp te bieden.
Wat gaat u nu concreet doen om de kwaliteit van de noodopvang in overeenstemming te brengen met de daaraan gestelde eisen, conform de uitspraak van de rechter?2
Op 26 augustus jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2992.) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de bestuurlijke afspraken met de VNG, het Veiligheidsberaad en het IPO. Het is nog altijd de inzet om terug te keren tot een normale opvangsituatie. Het feit dat de Staat een appèl heeft ingesteld tegen het vonnis maakt dit niet anders en is zeker geen teken van een verminderde inzet op dit vlak. Op dit moment wordt met de grootst mogelijke urgentie bezien hoe gehoor kan worden gegeven aan het vonnis van de voorzieningenrechter, dit met inachtneming van de door het Gerechtshof gehandhaafde termijnen. Hierbij wordt ook bezien waar de vreemdelingenketen in dit verband tegen echte onmogelijkheden aanloopt.
Bent u bekend met het bericht «Ministerie sloeg hulp af bij aanpak opvangcrisis Ter Apel»?3
Ja.
Waarom bent u niet ingegaan op het aanbod van Stichting Internationaal Netwerk van Lokale Initiatieven met Asielzoekers (INLIA) om te ondersteunen bij de opvang van kwetsbare asielzoekers?
Daar ben ik samen met het COA wel op ingegaan. Inmiddels wordt al enige tijd samengewerkt met INLIA. Meer dan 400 asielzoekers hebben crisisnoodopvang bij INLIA gehad. Op de website van INLIA wordt daarover ook bericht. Ik ben INLIA, de aangesloten kerken en hun vrijwilligers daar dankbaar voor, zoals ik hen ook per videoboodschap heb laten weten.
Zijn er meer aanbiedingen geweest zoals het aanbod van Stichting INLIA? Zo ja, hoe is op deze aanbiedingen gereageerd?
Ieder aanbod voor opvanglocaties, ook van maatschappelijke organisaties, wordt door het COA serieus genomen.
Bovendien is recent een nieuwe samenwerking gestart, genaamd de Thuisgevers. Het project de Thuisgevers is een initiatief van de Protestantse Kerk in Nederland en de gemeente Kampen. De komende maanden wil de projectorganisatie samen met kerken en andere maatschappelijke organisaties honderden statushouders door heel Nederland huisvesten. Het Rijk levert financiële steun voor dit initiatief.
Bent u het eens met de stelling dat de betrokkenheid van religieuze en maatschappelijke organisaties en lokale gemeenschappen van grote toegevoegde waarde is in aanvulling op de inspanningen van overheidsorganisaties?
Ja.
Welke stappen bent u van plan te zetten om een situatie als deze in het vervolg te voorkomen?
In de brief die op 14 oktober jl. naar uw Kamer is verstuurd bent u reeds geïnformeerd over de voortgang op diverse terreinen en de maatregelen om te komen tot een stabiel asiellandschap.4
Werkt u nu wel samen met de Stichting INLIA bij de opvang van asielzoekers? Zo ja, hoe krijgt deze samenwerking vorm? Zo nee, waarom niet?
Ja. Inmiddels wordt al enige tijd samengewerkt met INLIA. Meer dan 400 asielzoekers hebben crisisnoodopvang bij INLIA gehad. Op de website van INLIA wordt daarover ook bericht.
Klopt het dat hulpgoederen zoals die vrijwilligers ter beschikking stellen aan asielzoekers, niet mogen worden uitgedeeld en dat dit door de politie wordt gehandhaafd?4 Zo ja, Kunt u aangeven waarom vrijwilligers geen dekens mogen uitdelen aan asielzoekers die in de gymzaal van het aanmeldcentrum Ter Apel slapen?
Het lukt al enige tijd om iedereen onderdak te bieden. Het klopt dat niet alle hulpgoederen (inclusief maaltijden en tenten) zomaar uitgedeeld kunnen worden. Het is van groot belang dat hulpacties gecoördineerd plaatsvinden om te voorkomen dat het uitdelen van hulpgoederen leidt tot spanningen onder de daar verblijvende asielzoekers. Dit kan leiden tot vervelende situaties op het voorterrein van Ter Apel en die willen wij voorkomen. De noodverordening is de bevoegdheid van het lokaal gezag en is bedoeld om de openbare orde te kunnen handhaven.
Het streven is dat op een gegeven moment weer terug gegaan wordt naar een situatie zonder de aanvullende hulporganisaties. Tot die tijd werken de ketenpartners en andere organisaties nauw met elkaar samen om de hulpacties zo goed mogelijk te coördineren.
Alle ketenpartners op en rond de locatie spannen zich in om het logistieke proces in goede banen te leiden. Waar mogelijk wordt op de locatie, o.a. in de wachtruimte van de diverse ketenpartners, mensen binnen een plek geboden om te wachten. Met spoed wordt op dit moment gewerkt aan een overkapping zodat als mensen buiten moeten wachten, zij enig comfort hebben tijdens het wachten en zij droog blijven als het regent. Tot de overkapping er is worden andere oplossingen in gezet, zoals het uitdelen van poncho’s.
Klopt het dat vrijwilligers geen tent mogen neerzetten waaronder wachtende asielzoekers voor de regen kunnen schuilen? Zo ja, waarom mag dat niet? Kan de gemeente of het COA niet voorzien in een dergelijke schuilplaats tegen de regen? Waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u met spoed maatregelen nemen zodat mensen niet buiten in de regen hoeven te staan?
Zie antwoord vraag 9.
In hoeverre is de noodverordening nu wenselijk nu de afgesproken opvang niet gerealiseerd kan worden? Waar kunnen mensen dan overnachten?
Zie antwoord vraag 9.
Wat kunt u doen om ervoor te zorgen dat COA, gemeente en vrijwilligers die proberen de situatie ter plekke te verbeteren beter samenwerken?
We staan in contact met alle betrokken partijen om de samenwerking zo goed mogelijk te laten verlopen en waar nodig te verbeteren.
Waarom grijpt u niet alle aangeboden hulp aan in plaats van deze af te wijzen, zeker in het licht van het oordeel van de IGJ en de aangehaalde uitspraak van de rechter?
Het aanbieden van hulp aan de betrokken instanties is hartverwarmend. Gezien de precaire situatie is het van belang dat asielzoekers op een georganiseerde en zorgvuldige manier worden ondersteund. Dit vergt afstemming met een veelheid aan partijen. Daardoor kan het voorkomen dat een bepaald hulpaanbod niet passend is.
Misstanden bij Ambulancezorg Groningen |
|
Maarten Hijink |
|
Kuipers |
|
Wilt u reageren op de berichtgeving dat er sprake is van een angstcultuur, seksueel grensoverschrijdend gedrag en een haperend kwaliteitsbeleid bij Ambulancezorg Groningen?1
Ja.
Wat vindt u van de dreigementen door het bestuur van de ambulancedienst richting medewerkers dat door hen gelekt zou zijn naar de media over misstanden bij de dienst? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan niet beoordelen of sprake is van dreigementen. Ik weet dat er een onderzoek is gedaan naar metadata van verzonden e-mails.
Wat vindt u van de werkwijze van het bestuur van de ambulancedienst die heeft onderzocht of medewerkers hebben gemaild naar de media over misstanden binnen de dienst? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb hier geen oordeel over, zie ook het antwoord op vraag 4.
Is deze werkwijze – waarbij metadata van verzonden e-mails zijn doorzocht – door het bestuur van de ambulancedienst wettelijk toegestaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kan toegestaan zijn voor een werkgever om de metadata van e-mails te bekijken. Hierbij is het noodzakelijk dat de werknemers vooraf op de hoogte zijn dat er eventuele controles kunnen plaatsvinden op e-mailgebruik. Dit kan het beste vastgelegd zijn in een protocol, richtlijn of het werknemershandboek. Daarbij moet de verwerking voldoen aan de AVG. De werkgever moet een grondslag hebben op grond van de AVG, er moet sprake zijn van een vooraf bepaald legitiem doel en de verwerking moet proportioneel en subsidiair zijn. De werkgever moet een afweging van de belangen maken tussen de belangen van de werkgever en de belangen van de werknemer. De Autoriteit Persoonsgegevens houdt hier toezicht op.
Deelt u de mening dat wangedrag en/of grensoverschrijdend gedrag nooit getolereerd mag worden en dat zorgverleners moeten kunnen vertrouwen op hun werkgever die verantwoordelijk is voor een veilige werkomgeving? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, grensoverschrijdend gedrag accepteer ik absoluut niet. Wat betreft seksueel overschrijdend gedrag ben ik nauw betrokken bij het opstellen van het Nationaal Actieplan tegen seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag, onder leiding van regeringscommissaris Mariëtte Hamer. Ik wil dat elke werkgever in de zorg & welzijn weet hoe om te gaan met zaken als seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Momenteel inventariseer ik wat er nodig is om werkgevers hierin te ondersteunen. Daarnaast is in het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg (TAZ) afgesproken dat vakbonden en beroepsverenigingen, samen met brancheorganisaties, praktische leidraden en handelingsperspectieven ontwikkelen voor de aanpak van en dilemma’s rondom discriminatie en (seksueel) grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer in zorg en welzijn.
Vindt u het onderzoek van Dagblad van het Noorden aanleiding om de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) te verzoeken nogmaals met betrokkenen, waaronder klokkenluiders in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet?
Ik zie op dit moment geen aanleiding de IGJ te vragen opnieuw met betrokkenen, waaronder klokkenluiders, in gesprek te gaan. Ik heb van de inspectie begrepen dat zij in haar toezicht op deze ambulancedienst focust op de borging van de kwaliteit van zorg en dit ook zal blijven doen. In het toezicht heeft de inspectie ook aandacht voor de randvoorwaarden die nodig zijn voor het leveren van goede ambulancezorg zoals de aansturing vanuit de bestuurder en het management en het bestaan van een goede werkcultuur. Wat betreft de casus van het seksueel grensoverschrijdend gedrag is direct gehandeld. In de situatie van een arbeidsconflict zoals dat speelde bij de start van de huidige bestuurder kan de inspectie geen rol spelen, tenzij de kwaliteit van de zorg erdoor in gevaar komt.
Waar kunnen zorgverleners veilig melding maken van wangedrag en/of grensoverschrijdend als zij niet terecht kunnen bij hun eigen werkgever? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er kan altijd een melding worden gedaan bij het Centrum Seksueel Geweld of bij de inspectie (IGJ).
Wat vindt u ervan dat van eind 2019 tot en met begin 2021 geen enkele calamiteit is gemeld bij de IGJ? Wat voor consequenties worden hieraan verbonden bij het bestuur van Ambulancezorg Groningen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het aantal calamiteitenmeldingen en het afhandelen van calamiteiten meldingen door een ambulancedienst is voor de IGJ een criterium in de beoordeling van het kwaliteitsmanagement van de ambulancedienst. Op basis hiervan heeft de inspectie met betrekking tot ambulancedienst Groningen geconcludeerd dat er sprake is van een niet voldoende functionerende kwaliteitscyclus wat betreft de evaluatie van de eigen ambulancezorg. Dit is door de inspectie met de bestuurder en andere medewerkers van de ambulancedienst besproken. De ambulancedienst heeft de intentie hierop te verbeteren en heeft een verbetertraject ingezet. De inspectie volgt dat traject en heeft op basis daarvan voldoende vertrouwen in de verbeterkracht. Toezicht op de verbeteracties is een continu proces vanuit de inspectie.
Welke maatregelen worden nu genomen om de misstanden bij Ambulancezorg Groningen op te lossen en te zorgen voor een veilige werkomgeving voor zorgverleners? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals genoemd wil ik dat elke werkgever in de zorg & welzijn weet hoe om te gaan met zaken als seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Momenteel inventariseer ik wat er nodig is om werkgevers hierin te ondersteunen. Daarnaast is in het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg (TAZ) afgesproken dat vakbonden en beroepsverenigingen, samen met brancheorganisaties, praktische leidraden en handelingsperspectieven ontwikkelen voor de aanpak van (dilemma’s rondom) discriminatie en (seksueel) grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer in zorg en welzijn.
De IGJ heeft de signalen over de slechte werkcultuur bij de ambulancedienst in Groningen besproken met de bestuurder. In het toezicht heeft de inspectie ook aandacht voor de randvoorwaarden die nodig zijn voor het leveren van goede ambulancezorg zoals de aansturing vanuit de bestuurder en management en het bestaan van een goede werkcultuur.
Door de bestuurder is een externe partij ingeschakeld om onderzoek te doen naar de openheid en de sociale veiligheid in de organisatie.
Het bericht ‘COP27: Egypt pressed to make human rights move before climate summit” |
|
Laurens Dassen (Volt), Raoul Boucke (D66), Agnes Mulder (CDA), Suzanne Kröger (GL), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het oordeel van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch dat Egypte het werk van milieugroepen beperkt en met het feit dat de Egyptische mensenrechtencoalitie een petitie heeft gestart waarin aandacht wordt gevraagd voor de huidige onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en het belang van een civic space voor effectieve klimaatactie? Wat is uw oordeel hierover?1
Ik ben bekend met het oordeel van Human Rights Watch en met de in de vraag benoemde petitie van de Egyptische mensenrechtencoalitie. Nederland is bezorgd over de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Egypte en hecht belang aan inclusiviteit van COP27 om de ruimte voor kritische geluiden voldoende te waarborgen en effectieve klimaatactie te bewerkstelligen.
Bent u bekend met het oordeel van Egyptische activisten dat de Egyptische autoriteiten het maatschappelijke organisaties praktisch onmogelijk maken om goed te functioneren?
Ja. Zowel binnenlands als internationaal bestaan er zorgen over de mensenrechtensituatie in Egypte, met name over media en persvrijheid, de beperkte ruimte voor het maatschappelijk middenveld en de grote aantallen politieke gevangenen, waarvan velen in pretrial detention.
Bent u bekend met het feit dat de mogelijkheid tot klimaatprotesten tijdens de klimaattop wordt ingeperkt doordat veel Egyptische organisaties niet in staat zijn zich te registreren voor de COP27? Wat is uw oordeel hierover?
Het aanvragen van een observer status bij UNFCCC geeft organisaties de mogelijkheid om personen te accrediteren voor aanwezigheid bij een COP. Ngo’s, internationale organisaties en VN-organisaties met een observer status krijgen tijdens COP27 toegang tot de blauwe zone waar de onderhandelingen plaatsvinden. Organisaties die eenmaal in het bezit zijn van een dergelijke status blijven deze behouden voor toekomstige COPs. Organisaties die niet al eerder een observer status hadden aangevraagd, konden tot augustus 2021 een aanvraag indienen bij UNFCCC om aanwezig te zijn bij COP27.
De Egyptische autoriteiten hebben, in hun capaciteit als aantredend gastheer, UNFCCC verzocht (buiten het gebruikelijke proces om) eenmalige accreditatie te verlenen aan meer dan dertig Egyptische organisaties om de COP27 bij te wonen. De betreffende organisaties zijn door de Egyptische overheid zelf uitgekozen. Hoewel het initiatief om meer organisaties te accrediteren een positieve stap is die verwelkomd kan worden, had Nederland dit selectieproces graag inclusiever en transparanter gezien zodat ook meer kritische en onafhankelijke organisaties accreditatie hadden kunnen krijgen. Recent is bekend geworden dat UNFCCC heeft besloten extra badges vrij te geven die ten goede zullen komen aan personen werkzaam voor Egyptische organisaties zodat zij toch aanwezig kunnen zijn bij COP27. Nederland juicht deze beslissing toe.
Tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) en tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in juni jl spraken de Ministers van Buitenlandse Zaken van Egypte en Nederland met elkaar. Deze gesprekken gingen onder meer over de aankomende COP27 en het belang van een inclusieve bijeenkomst met ruimte voor kritisch geluid vanuit maatschappelijk middenveld. Daarnaast zijn er tijdens het bezoek van de Nederlands Klimaatgezant in juni jl. en de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur begin oktober gesprekken gevoerd met VN-vertegenwoordigers, verschillende Egyptische overheidsinstanties en religieuze leiders. Tijdens deze gesprekken is het belang van gelijke behandeling van Egyptische maatschappelijke organisaties besproken en is aangedrongen op de inclusiviteit van de COP27.
Erkent u dat juist ook Egyptische organisaties gehoord zouden moeten worden tijdens de COP27 omdat zij net als alle andere organisaties een belangrijke stem vertolken in het debat over de gevolgen van klimaatverandering?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de opvatting van deze organisaties dat de vrijheid van meningsuiting en onafhankelijke berichtgeving mensenrechten zijn, die van groot belang zijn als het gaat om klimaatrechtvaardigheid?
Ja. Vrijheid van meningsuiting, internetvrijheid en onafhankelijke journalistiek zijn prioriteiten onder het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het maatschappelijk middenveld speelt een essentiële rol bij de bevordering van klimaatmaatactie en klimaatrechtvaardigheid. Zowel de UNFCCC als Egypte dienen een veilige en zinvolle deelname van maatschappelijke organisaties, inclusief Egyptische organisaties, aan COP27 te waarborgen.
In hoeverre vindt het kabinet dat door het inperken van de vrijheid van deze organisaties en activisten de legitimiteit van de COP27 onder druk staat?
Nederland hecht aan een zo inclusief mogelijke klimaattop en verleent jaarlijks accreditatie aan een aantal Nederlandse ngo’s, buiten de accreditatiemogelijkheden die ze zelf hebben. Ten aanzien van de toegang van Egyptische ngo’s heeft Nederland zorg over de veiligheid en volledige deelname van alle geledingen van het Egyptisch maatschappelijk middenveld aan COP27.
Deze zorgen zijn door het kabinet ook op verschillende niveaus en in meerdere gesprekken overgebracht, zie ook het antwoord op vraag 3 en 4.
Nederland is, samen met andere landen en actoren, betrokken bij verschillende evenementen en onderdelen tijdens COP27 die ruimte zullen bieden aan de stem van klimaatactivisten, jongeren en Egyptische ngo’s.
Welke rol ziet u weggelegd voor Nederland als het gaat om dit te voorkomen? Deelt u de opvatting dat Egypte als gastheer voor de klimaattop een grote verantwoordelijkheid draagt voor het succesvol doen verlopen ervan en dat het land er alles aan dient te doen om de effectiviteit van de top te optimaliseren?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid zich zowel bilateraal als in Europees verband uit te spreken voor mensenrechten en mensenrechtenorganisaties bij de Egyptische autoriteiten zodat hen toegang zal worden verschaft tot de COP27?
Het succesvol doen verlopen van de klimaattop is een verantwoordelijkheid van UNFCCC als secretariaat en alle landen die deelnemen aan de onderhandelingen, waaronder Nederland. Egypte speelt als gastheer een belangrijke rol en is onder andere verantwoordelijk voor het vormgeven van het programma en de themadagen. Ook is het de verantwoordelijkheid van de gastheer om de onderhandelingen in goede banen te leiden.
Bent u bereid binnen de Europese Unie te pleiten voor een statement richting Egypte omtrent de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en in het bijzonder van de klimaatactivisten?
Nederland dringt, net als andere Europese landen, zowel bilateraal als in multilateraal verband, aan op een inclusieve COP27 zonder dat deelnemende organisaties hoeven te vrezen voor onderdrukking of repercussies voor, tijdens of na de klimaattop. Deze boodschap brengen wij publiek alsook in bilaterale gesprekken over, zie ook de toelichting op vraag 6 en 7. De Egyptische autoriteiten hebben aangegeven dat de accreditatieregels hetzelfde zijn als bij de voorgaande klimaattoppen en dat uitsluitend UNFCCC verantwoordelijk is voor het verlenen van toegang aan maatschappelijke organisaties.
De beantwoording op de schriftelijke vragen over het bericht dat een taskforce een einde moet maken aan de Rijnbrug-impasse |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw beantwoording op de schriftelijke vragen over het bericht «Een taskforce moet een einde maken aan de Rijnbrug-impasse»?1
Ja.
Hoe rijmt u uw beantwoording dat de verbreding van de Rijnbrug een provinciaal project is met het feit dat de Rijnbrug een Rijksbrug is?
De brug bij Rhenen is een Rijksbrug over de Nederrijn. Het wegdeel maakt echter deel uit van de provinciale weg N233 (provincies Utrecht en Gelderland).
Deelt u de mening dat sinds de bestuursovereenkomst over de Rijnbrug is afgesloten in 2012, de woningbouwopgave van Rivierenland en de Gelderse Vallei fors is gestegen?
In hoeverre vormt de Rijnbrug gegeven de fors gestegen woningbouwopgave een probleem voor de doorstroming of de verkeersveiligheid?
Met de regio is een afspraak gemaakt over een Rijksbijdrage aan de Rijnbrug bij Rhenen in één van de 17 NOVEX-woningbouwlocaties, de regio Foodvalley. De regio kan hiermee de uitvoering van het project verder oppakken. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Stoffer2. Met de bijdrage kan de regio beter worden ontsloten.
Bent u bereid om gegeven de fors gestegen woningbouwopgave een nieuwe bestuursovereenkomst over de Rijnbrug af te spreken?
Zie het antwoord op vraag 4.
Kent u de Mobiliteitsanalyse Arnhem-Nijmegen en Foodvalley, die is opgesteld voor de Verstedelijkingsstrategie Arnhem-Nijmegen-Foodvalley?2
Ja.
Wat is uw reactie op de mobiliteitsanalyse met betrekking tot de zuidelijke ontsluiting van de Gelderse Vallei ofwel de Rijnbrug?
Zie het antwoord op vraag 4.
In hoeverre deelt u de uitkomst van de mobiliteitsanalyse dat de zuidelijke ontsluiting van de Gelderse Vallei ofwel de Rijnbrug een probleem voor de doorstroming vormt?
Klopt het dat het verbreden van de Rijnbrug 141 miljoen euro kost, dat provincies en gemeenten 80 miljoen euro willen bijdragen en dat deze bijdrage een einddatum heeft?3
De verbreding kan voor € 120 mln worden uitgevoerd, met de afspraak dat de risico’s bij de regio liggen.
Klopt het dat na de betreffende einddatum de bijdrage van provincies en gemeenten omlaag kan gaan en de bijdrage van het Rijk omhoog kan gaan?
De bijdrage van het Rijk is lumpsum, de regio staat aan de lat voor verdere bijdragen.
Bent u bereid om gegeven de fors gestegen woningbouwopgave de 7,5 miljard euro nieuwe woningbouwgelden te gebruiken om het Rijk de overige 61 miljoen euro bij te laten dragen voor het verbreden van de Rijnbrug voor de betreffende einddatum?
Zoals hierboven aangegeven doet het Rijk voor de verbreding van de Rijnbrug bij Rhenen in een van de 17 NOVEX- woningbouwlocaties en de regio Foodvalley een lumpsum bijdrage van € 40 miljoen voor prijspeil 2022, incl. BTW.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg MIRT van 28 november 2022?
Ja.
Het bericht ‘NL-Alert tijdens storm te laat verstuurd, meldkamer bijna onbereikbaar’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Vraag Bent u bekend met het bericht «NL-Alert tijdens storm te laat verstuurd, meldkamer bijna onbereikbaar»1?
Ja.
Klopt het dat tijdens de storm Eunice, afgelopen februari, de 112-alarmcentrale tijdens overbelast raakte door het aantal telefoontjes en daardoor onbereikbaar was? Klopt het voorts dat het bijna anderhalf uur duurde voordat er een NL-Alert werd verstuurd?
Ja, dit klopt. Na deze constatering is het proces voor het versturen van een landelijk NL-Alert opgestart. Het gehele proces van het versturen van het NL-Alert heeft circa 5 kwartier geduurd.
Hoe wordt de inzet van een NL-Alert bepaald? Wanneer gaat er zo’n alert uit? Hoe toetsen het Nationaal Crisiscentrum (NCC) en de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding (NCTV) een verzoek tot een NL-Alert?
Voor de inzet van een landelijk NL-Alert is een inzet- en beleidskader beschikbaar. Daarin is een specifiek deel opgenomen over het verzenden van een NL-Alert bij uitval van het alarmnummer 112. Het verzoek van de Hoofdofficier van Dienst van de landelijke meldkamer is aan dit inzet- en beleidskader getoetst.
Hoe kon het in dit specifieke geval zijn dat de NL-Alert pas een uur na aanvraag door de landelijke 112-centrale uitging?
De streeftijd voor het verzenden van een NL-Alert bedraagt 15 minuten. Het proces van het verzenden van een landelijk NL-Alert vraagt om een zorgvuldige voorbereiding. Er zijn verschillende factoren die ervoor gezorgd hebben dat in dit geval de streeftijd niet is gehaald.
Zo was het verzoek vanuit de politie in eerste instantie niet aan het NCC gericht, maar aan het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC). Aangezien het LOCC geen rol heeft in het proces tot het uitzenden van een NL-Alert4, heeft dit vertragend gewerkt. Daarnaast zijn voor de uitval van het alarmnummer 112 standaardteksten beschikbaar. We hadden nu te maken met overbelasting van 112 door de storm Eunice. Dit vroeg om een aangepaste tekst. Deze moest opgesteld, met partners afgestemd en ingevoerd worden. Daarnaast vond er overleg plaats over het verwijzen naar www.politie.nl of www.crisis.nl alsmede over het juiste uitzendgebied omdat de stormwaarschuwing van het KNMI niet voor het hele land gold. Deze activiteiten kostten achteraf meer tijd dan voorzien.
Hoe kon het dat ondanks een maximale bezetting van de landelijke 112-centrale en de regionale meldkamers, bellers het alarmnummer 112 niet konden bereiken? Wat gaat u doen om dit in de toekomst te voorkomen? Kan een NL-alert voortaan eerder en sneller uitgegeven worden, om overbelasting van het alarmnummer te voorkomen?
De gebeurtenissen rondom deze overbelasting heb ik laten onderzoeken door het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV). Tijdens storm Eunice werd het alarmnummer 112 overspoeld met telefoontjes, waaronder hulpvragen die geen onmiddellijke hulp vereisten. Na het uitgezonden NL-Alert werd het aantal oproepen snel minder waardoor het alarmnummer weer bereikbaar was. Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, is de streeftijd voor het verzenden van een NL-Alert een kwartier. De ervaringen rondom de verzending van het landelijke NL-Alert tijdens de storm Eunice gebruiken we om in de toekomst sneller (en binnen de streeftijd) een NL-Alert te kunnen verzenden. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Om dergelijke overbelasting in de toekomst te voorkomen is eenduidige en heldere crisiscommunicatie van belang, zodat mensen weten waarvoor zij wel en niet het alarmnummer kunnen bellen. Inmiddels hebben de betrokken organisaties voor de eenduidige crisiscommunicatie afgesproken voortaan alleen het handelingsperspectief als weergegeven in de infographic van de veiligheidsregio’s te gebruiken, en dus niet meer eigen communicatie-uitingen te ontwikkelen. Dit zie ik als een mooie eerste stap in het uniformeren van de publiekscommunicatie door deze organisaties.
Kunt u de stand van zaken geven over de implementatie van de verbetervoorstellen die in gang zijn gezet naar aanleiding van de beleidsdoorlichting multisystemen 2012–2018?
De verbetervoorstellen naar aanleiding van de beleidsdoorlichting multisystemen 2012–2018 heb ik reeds opgepakt en met de partners in het meldkamerveld geïmplementeerd, op grond van de door uw Kamer aangenomen Wijzigingswet meldkamers in 2020.
Samen met de betrokken partijen wordt nu in de daartoe ingerichte gremia overlegd en binnen de huidige governance kunnen zij invloed uitoefenen op het beleid van het beheer van de meldkamers en de besteding van de middelen. Op basis van laatste ontwikkelingen, urgentie en budgettaire mogelijkheden wordt gezamenlijk geprioriteerd.
Dit komt overeen met de verbetervoorstellen uit de beleidsdoorlichting, en leidt tot een steeds betere koppeling tussen beleidsdoelen en budget en sturing op gezamenlijke ambities en doelstellingen.
Inmiddels is de nieuwe governance van het beheer van de meldkamers enige tijd in werking en is deze governance conform mijn toezegging aan de Kamer na een jaar geëvalueerd. Hierover heb ik uw Kamer begin dit jaar geïnformeerd5. De (uitvoering van de) aanbevelingen uit de evaluatie bespreek ik met de partijen in het meldkamerveld en ik zal uw Kamer daarover in mijn halfjaarlijkse voortgangsbrief over meldkamers en missie kritische communicatiesystemen informeren.
Hoe beoordeelt u de aanbeveling van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) om te onderzoeken hoe in de toekomst een NL-Alert sneller kan worden verstuurd?
Het proces van aanvragen en opstellen van een NL-alert is op basis van een eigen evaluatie al verbeterd. Een tekst voor overbelasting is inmiddels opgenomen in het berichtenboek en het proces rondom uitval van het alarmnummer 112 wordt regelmatig met de verschillende betrokken partners beoefend. Onderzocht wordt hiermee ook hoe het uitzendproces, zowel bij NCC als bij partners, versneld kan worden. Wijzigingen hierop zullen worden doorgevoerd in het NL-Alert inzet- en beleidskader.
Hoe beoordeelt u voorts de aanbeveling van het NIPV om een landelijk operationeel leider aan te stellen om bovenregionale en vooral operationele lacune in kennisdeling en afstemming te voorkomen?
Het kabinet heeft in haar standpunt6 over de wetsevaluatie Wet veiligheidsregio's aangekondigd om mét behoud van het goede, zo spoedig mogelijk te komen tot een toekomstbestendig, samenhangend stelsel voor crisisbeheersing en brandweerzorg. In de Contourennota Versterking Crisisbeheersing en Brandweerzorg7 schetst het kabinet hoe de organisatiestructuur en samenwerking van betrokken partijen, bestuurlijk en operationeel, bij onder meer interregionale, nationale en internationale risico's en crises wordt vernieuwd. De versterking van de operationele coördinatie en informatiedeling maken hier onderdeel vanuit.
Iraanse studenten in Nederland |
|
Tom van der Lee (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Is bekend hoeveel studenten en docenten of wetenschappers uit Iran op dit moment studeren of werken aan een Nederlandse onderwijsinstelling?
Per 1 oktober 2021 waren er 363 Iraanse studenten in het mbo met als eerste of enige nationaliteit Iraans (er zijn nog geen voorlopige gegevens voor dit studiejaar voor deze sector). Per 1 oktober jl. waren er in het hbo 424 en in het wo 475 studenten met als eerste of enige nationaliteit Iraans. Dit is op basis van een voorlopige indicatieve telling. Een eerste nationaliteit wil in de praktijk zeggen dat mensen met zowel een Nederlandse of Europese nationaliteit én de Iraanse nationaliteit, niet meegeteld worden.
Voor de personeelsgegevens geldt dat onderwijsinstellingen gehouden zijn aan de privacywetgeving. Nationaliteit is een bijzonder persoonsgegeven dat niet zondermeer mag worden verstrekt. Sinds enige jaren ontvangen de koepels daarom geen informatie over de nationaliteit van de medewerkers bij hogeronderwijsinstellingen.
Bent u in gesprek met onderwijsinstellingen over de situatie van studenten en wetenschappers uit Iran in Nederland? Zo nee, bent u voornemens dit te doen?
Ik spreek zowel de koepels als de onderwijsinstellingen zeer geregeld, ook met het oog op studentenwelzijn, onder andere over wereldwijde ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de oorlog in Oekraïne maar ook de aanhoudende protesten in Iran.
Ontvangt u signalen van studenten en wetenschappers uit Iran die door de situatie in Iran een mogelijke terugkeer uitstellen?
Op dit moment zijn er geen signalen dat studenten en wetenschappers uit Iran hun terugkeer uitstellen.
Kunt u in kaart brengen op welke manieren deze mensen ondersteund kunnen worden?
Studenten kunnen hiervoor terecht bij de reguliere ondersteuning die wordt geboden door studieadviseurs, studentpsychologen, studentdecanen, mentoren als ook welzijnsprogramma’s. Voor wetenschappers en andere medewerkers staat het reguliere HR aanbod tot hun beschikking. Daarnaast organiseren universiteiten en hogescholen specifieke welzijns- en informatiebijeenkomsten over de situatie in Iran. Ook zijn er buddy programma’s en Student Support Centres waar studenten geholpen kunnen worden. Hogescholen (o.a. Avans) organiseren ook lezingen over de situatie. Instellingen willen van studenten horen hoe de gebeurtenissen hen raken en welke zorgen zij hebben.
Welke gevolgen hebben de protesten voor bestaande samenwerkingsverbanden met Iraanse onderwijs- en wetenschapsinstellingen?
Vanuit het Erasmus+ programma zijn er in de call van 2022 enkele kleinschalige samenwerkingsprojecten toegekend tussen hoger onderwijsinstellingen in Nederland en Iran. Het betreft enkele inkomende en uitgaande stafmobiliteiten (onderzoekers en docenten). Voor zover bekend hebben de protesten hierop geen invloed gehad. Uit navraag bij de koepels zijn verder geen geformaliseerde samenwerkingsverbanden tussen Nederlandse en Iraanse instellingen naar voren gekomen.
Zijn er op dit moment Nederlandse studenten die studeren aan een Iraanse onderwijsinstelling of mensen die werken aan Iraanse onderwijsinstellingen?
Op basis van de laatste gegevens zijn er geen Nederlandse studenten die studeren of medewerkers die werken aan een Iraanse onderwijsinstelling.
Waar kunnen deze studenten en medewerkers terecht indien ze ondersteuning nodig hebben en heeft u contact met hen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Het artikel waarin gesteld wordt dat het Kamerlid Van Ginneken van de D66-fractie eist dat u uw principiële mening ten aanzien van de transgenderwet herziet |
|
Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel waarin gesteld wordt dat het Kamerlid Van Ginneken van de D66-fractie eist dat u uw principiële mening ten aanzien van de transgenderwet herziet?1
Ik ben bekend met het artikel waar u naar verwijst. Het lid Van Ginneken (D66) heeft bij mijn weten niets geëist, maar gezegd er vanuit te gaan dat de nieuwe Minister van LNV het kabinetsbeleid steunt.
Deelt u de mening dat het onbestaanbaar is dat iemand die als burger zo’n principiële overtuiging heeft ten aanzien van geslacht en geslachtsverandering dat hij daartoe een nationaal manifest ondertekent, het manifest Gendertwijfel, die overtuiging als Minister niet van het ene moment op het andere in precies het omgekeerde kan aanpassen, zonder zijn geloofwaardigheid te verliezen?
Ik heb het manifest «De nieuwe Transgenderwet raakt iedereen» ondertekend op persoonlijke titel in de tijd voordat ik Minister werd. Een Minister draagt verantwoordelijkheid voor het gehele kabinetsbeleid, en zo zal ik mij dus ook opstellen.
Bent u het eens dat de eis die het Kamerlid aan u stelt op zijn minst niet bevorderlijk is voor de onderlinge verhoudingen in de coalitie, waaraan door de vele crises die het hoofd moet worden geboden toch al hoge eisen worden gesteld?
Ik respecteer de inzet van het lid Van Ginneken (D66) voor de positie en rechten van transpersonen. Haar vragen naar mijn persoonlijke opvattingen doen in mijn beleving geen afbreuk aan de onderlinge verhoudingen.
Mogen wij u tenslotte wijsheid en kracht toewensen en de hoop uitspreken dat u standvastig blijft in uw overtuiging?
Dank u wel.
De tientallen klachten over misbruik en mishandeling in jeugddorp De Glind |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over tientallen klachten over misbruik en mishandeling in jeugddorp De Glind1?
Ja.
Heeft u de bereidheid de onderste boven water te krijgen over het nieuws dat meerdere oud-pleegkinderen, die in Jeugddorp De Glind woonden, zeggen lichamelijk of geestelijk te zijn mishandeld? Zo ja, wilt u een onderzoek laten instellen? Zo neen, waarom niet?
Pluryn heeft laten weten dat zij een onderzoek gaan laten uitvoeren naar de misstanden die hebben plaatsgevonden door een onafhankelijke partij. Ik vind het goed dat dit gebeurt en wil de uitkomsten van dit onderzoek afwachten. Zie verder ook mijn antwoord op vraag2.
Is er een meldplicht voor jeugdzorginstanties over vermeende mishandeling en ander grensoverschrijdend gedrag? Zo ja, waarom wordt dat met voeten getreden en hoe gaat u daar tegen optreden?
Instellingen – jeugdhulporganisaties (waaronder gezinshuizen en pleegzorgaanbieders, maar niet pleegouders), gecertificeerde instellingen, Veilig Thuis organisaties en de Raad van de Kinderbescherming – zijn verplicht om geweldsincidenten te melden bij de IGJ. Dit gaat niet alleen over fysiek geweld, maar ook over psychisch geweld en grensoverschrijdend gedrag. Indien een incident ten onrechte niet gemeld wordt, dan kan er een boete worden opgelegd. Als de IGJ een signaal of melding over geweld ontvangt, zal zij in bepaalde gevallen gelijk zelf onderzoek doen. Dat is het geval wanneer uit de melding mogelijk ernstige structurele problemen lijken te bestaan, wanneer er sprake lijkt van een acuut onveilige situatie.
In andere gevallen zal de inspectie de betrokken aanbieder vragen om onderzoek te (laten) doen en een rapportage op te stellen. De inspectie stelt vooraf eisen aan het onderzoek zoals het betrekken van de jeugdige en de ouders, een onafhankelijke voorzitter, en het horen van alle betrokkenen.
De misstanden gaan echter voornamelijk over een periode van ca. 30 jaar geleden. Niet alle regels zoals hierboven beschreven bestonden toen al.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in de Jeugdzorg, welke nu zo rot als een mispel is, alleen kan worden hersteld als we zaken als deze tot de bodem uitzoeken en als daders alsnog strafrechtelijk worden vervolgd? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Het is belangrijk dat misstanden – wanneer die zich voordoen – goed worden uitgezocht. Begin dit jaar heb ik het onderzoek naar veiligheidsbeleving in de jeugdzorg met verblijf naar uw Kamer gestuurd3. In mijn beleidsreactie en eveneens in het door de Tweede Kamer aangevraagde VSO heb ik aangegeven dat ik dit onderzoek naar veiligheidsbeleving in 2023 ga herhalen. Specifiek naar aanleiding van deze casus heeft Pluryn aangegeven dat zij een onderzoek gaan laten uitvoeren. Zij is dit onderzoek nu aan het voorbereiden. Ik heb begrepen dat ze zowel onderzoek laten doen naar de stukken die in de archieven bewaard zijn, als methodologisch onderzoek, bijvoorbeeld door middel van focusgroepen met (oud)medewerkers en (oud)cliënten. Na afloop van de tijdelijke regeling jeugdzorg – waarmee slachtoffers van geweld in de jeugdzorg tussen 1945–2019 een financiële tegemoetkoming kunnen aanvragen – wil ik tevens een onderzoek laten uitvoeren naar de gegevens die het Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft opgehaald bij het uitvoeren van deze regeling. Het moet dan niet gaan over individuele instellingen of casussen, maar om het in kaart brengen van patronen en rode draden om beter te begrijpen op welke plekken geweld (vaker) voor is gekomen en welke factoren daarin meespelen. Daarvan kunnen we leren om geweld in de jeugdzorg te voorkomen.
Slachtoffers kunnen zich melden bij de politie. De politie kan slachtoffers de weg wijzen naar hulpverlening en/of aangifte dan wel melding opnemen. In het geval van een aangifte wordt in lijn met de aanwijzing zeden beoordeeld of er voldoende aanknopingspunten zijn voor nadere opsporing en vervolging.
Sinds 1 april 2013 geldt geen verjaringstermijn voor ernstige seksuele misdrijven tegen minderjarigen waarop een straf staat van 8 jaar of meer (artikel 70 lid 2 onder 2 Wetboek van strafrecht). Dit geldt ook voor ernstige seksuele misdrijven die vóór 1 april 2013 zijn gepleegd en op dat moment nog niet waren verjaard.
In de artikelen in de media wordt gesproken over mogelijke strafbare feiten (fysieke- en geestelijke mishandeling of seksueel misbruik) in de jaren tachtig en negentig, maar sommigen ook recent. Er dient per aangifte beoordeeld te worden of deze wetswijziging betekent dat verdachten van misbruik bij De Glind nog vervolgd kunnen worden.
Het beeld over jeugdzorg dat geschetst wordt wil ik wel nuanceren. Als Staatssecretaris ga ik veelvuldig op bezoek bij instellingen en daarbij spreek ik ook met jongeren. Herhaaldelijk hoor ik ook verhalen van jongeren die baat hebben gehad bij de jeugdzorg en erdoor geholpen zijn.
Het verspreiden van antisemitische complottheorieën in Ahoy |
|
Salima Belhaj (D66), Alexander Hammelburg (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Spiritueel evenement trekt duizenden mensen naar Rotterdam Ahoy: «Noem ons alsjeblieft geen wappies»»?1
Ja.
Zijn er antisemitische tropes en ideeën geuit door de sprekers tijdens het evenement? Zo ja, in hoeverre hebben deze in de ogen van het kabinet een opruiende werking, zoals beschreven in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 56?2
Het kabinet is van mening dat er in Nederland absoluut geen plaats is voor Jodenhaat, noch voor opruiing. Als echter blijkt dat tijdens dit event antisemitische uitspraken zijn gedaan en/of uitingen met een opruiende werking, dan ligt strafrechtelijke handhaving in de rede. Dit begint bij het doen van aangifte. Het is vervolgens aan de politie en het Openbaar Ministerie (OM) om de aangifte te onderzoeken en eventuele vervolgstappen te ondernemen.
Het kabinet maakt zich in algemene zin zorgen over de aantrekkingskracht van complottheorieën die zich recentelijk ook in Nederland van de uithoeken van het internet verspreid hebben naar de publieke opinie. Afhankelijk van de aard van de complottheorieën kan het openlijk en kritiekloos bespreken hiervan bijdragen aan de sociale acceptatie van antisemitisme, xenofobie of racisme. Verschillende bekende complottheorieën bevatten antisemitisme, bijvoorbeeld door holocaustontkenning of het wegzetten van de joodse gemeenschap als geheime «elite» die de wereld zou regeren. Ook kunnen theorieën gepaard gaan met anti-overheidsnarratieven, waarbij de overheid wordt weggezet als het vrijheid-inperkende «kwaad». Zorgelijk is bijvoorbeeld de aanmoediging van kwetsbare mensen om geen belasting meer te betalen, waardoor zij in grote financiële problemen kunnen komen. Complottheorieën kunnen uiting geven aan grieven, aan wantrouwen of aan behoefte aan verbondenheid, maar soms ook worden aangehaald om verregaande acties rechtvaardigen. Naast polarisatie of een duidelijke extremistische component, met opruiing, huisbezoeken, bedreigingen en zelfs geweld als mogelijk gevolg, kan de verspreiding van complottheorieën afbreuk doen aan het publieke vertrouwen in de democratische instituties.
In hoeverre dit ook geldt voor het evenement in Ahoy en de beweging hierachter in relatie tot het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, is op dit moment niet te beantwoorden. Dit komt omdat er vanuit de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) op dit moment geen direct zicht is op de mogelijke opruiende of antisemitische ideeën die geuit zijn tijdens het desbetreffende evenement, en of deze online navolging vinden.
De achtergrond van dit antwoord hangt samen met het feit dat de NCTV momenteel sterk beperkt is in de uitvoering van zijn taken omdat er geen gebruik gemaakt kan worden van online monitoring van open bronnen, waaronder social media.
De grondslag voor de analysetaken van de NCTV (de Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid) is momenteel in behandeling. Ik verwacht u voor het einde van dit jaar de nota van wijziging te sturen. In afwachting daarvan zijn deze taken opgeschort waar het gaat om het bezien van online open bronnen zoals Twitter of Facebook.
In hoeverre kan een evenement als dit leiden tot een toename in antisemitisme en anti-overheidsextremisme?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe duidt u de beweging achter dit evenement en welke ontwikkeling heeft deze de laatste jaren doorgemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Is er sprake van een bredere toename in antisemitisme en welke maatregelen neemt u hiertegen?
Ik neem de aanpak van antisemitisme zeer serieus. Recente gebeurtenissen en ontwikkelingen geven aan dat deze aandacht niet kan verslappen. De afgelopen jaren is antisemitisme meer zichtbaar geworden in de maatschappij. Tijdens de COVID-19 pandemie kwamen bijvoorbeeld allerlei klassieke antisemitische samenzweringstheorieën en mythes bovendrijven. Ook schrijft de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (Coördinator) in zijn werkplan dat antisemitisme gedijt en zich vormt naar thema’s die maatschappelijke onrust veroorzaken. Op dit moment zijn COVID-19 en de Russische inval in Oekraïne sprekende voorbeelden. Uit een onderzoek naar online antisemitisme in Nederland in 2020, in opdracht van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en het Centraal Joods Overleg (CJO), bleek dat van bijna twee miljoen berichten gerelateerd aan het jodendom ruim 200.000 (ongeveer 11%) als antisemitisch3 werd herkend. Het streven is om de komende jaren online antisemitisme beter in kaart te brengen.
Daarnaast geven verschillende cijferbronnen informatie over het aantal meldingen, incidenten, of discriminatiefeiten van de grond antisemitisme. In de cijfers van de politie, het Openbaar Ministerie (specifieke discriminatiefeiten) en het CIDI is in het jaar 2021 ten opzichte van het jaar 2020 een lichte stijging te zien. Het aantal incidenten van antisemitisme dat werd gemeld bij de politie in 2021 steeg naar 627 ten opzichte van het jaar 2020, waar 517 incidenten gemeld werden. In 2019 was het aantal antisemitisme-incidenten hoger dan in 2020 en 2021, met 768 incidenten. Bij de antidiscriminatievoorzieningen kwamen in 2021 75 meldingen van antisemitisme binnen, ten opzichte van 82 meldingen in 2020.4 Bij het Openbaar Ministerie werd de grond antisemitisme in 2021 58 keer geregistreerd bij specifieke discriminatiefeiten5, ten opzichte van 38 keer in 2020. Bij de codis-feiten6 werd de grond antisemitisme in 2020 en 2021 even vaak geregistreerd (27 keer).7 Het CIDI registreerde in 2021 in totaal 183 antisemitische incidenten, ten opzichte van 135 in 2020 en 182 incidenten in 2019.8
Om Jodenhaat aan te pakken wordt op verschillende manieren en via verschillende pijlers ingezet. Ik verwijs daarbij ook naar het werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding dat op 6 oktober jl. aan uw Kamer is aangeboden.9 Het werkplan vormt het uitgangspunt voor concrete acties in de strijd tegen antisemitisme, onder andere op de onderwerpen monitoren en opvolgen, onderwijs en preventie en herdenken en vieren. Het werkplan van de Coördinator beschrijft de aanpak van de bestrijding van antisemitisme langs 3 pijlers, te weten 1) monitoren en opvolgen, 2) onderwijs en preventie en 3) herdenken en vieren. Het werkplan bevat verder maatregelen, die toezien op het tegengaan van Holocaustverdraaiing en antisemitische parabelen, die dikwijls onderdeel uitmaken van complottheorieën, middels de strafrechtketen, educatie en (online) campagnes.
Daarnaast kan antisemitisme strafrechtelijk worden aangepakt. Het Openbaar Ministerie gaat over tot vervolging als uit een aangifte blijkt dat sprake is van uitingen die strafbaar zijn op basis van de discriminatieartikelen in het Wetboek van Strafrecht.
Met elkaar blijven we ons inzetten, zodat antisemitisme geen plaats kan krijgen in onze samenleving.
Wat doet u om de verspreiding van complottheorieën en de gevolgen daarvan tegen te gaan?
Hoe het beste tegen complottheorieën en de gevolgen daarvan kan worden opgetreden, verschilt per geval en is een brede opgave voor ons allemaal. De ene theorie is immers schadelijker of verontrustender dan de andere. Daarnaast geldt dat complottheorieën niet automatisch strafbaar zijn of als desinformatie gelden. Vrijheid van meningsuiting is het uitgangspunt. Deze is echter niet onbegrensd. Er zijn complottheorieën waar we duidelijk op moeten acteren. Zoals blijkt uit het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) van 7 november jl. kan het kritiekloos bespreken en normaliseren van sommige complottheorieën leiden tot polarisatie, afbreuk aan het publieke vertrouwen in de instituties van de democratische rechtsorde, haat tegen andersdenkenden of zelfs inspireren tot (terroristisch) geweld. Voor dergelijke complottheorieën, met dusdanig ernstige gevolgen, is wat mij betreft geen plek in onze samenleving. Daar moeten we ons, met zijn allen, tegen uitspreken. Daar waar het leidt tot strafbare feiten, zoals bedreiging, opruiing, haatzaaiing, geweld of discriminatie kan hiertegen opgetreden worden door het Openbaar Ministerie.
In mijn brief van 7 november jl.10 is aangekondigd dat de NCTV met alle betrokken partners zal werken aan een extremismestrategie. Hierbij zal onder meer worden uitgewerkt op welk punt de aanpak tegen schadelijke complottheorieën versterkt kan worden.
De sluiting van de huisartsenpost in Hengelo |
|
Maarten Hijink |
|
Kuipers |
|
Hoe oordeelt u over het voornemen van Twentse huisartsen om ’s nachts de huisartsenpost in Hengelo te sluiten vanwege een groot tekort aan huisartsen?1
Ik vind het belangrijk dat acute zorg toegankelijk is. De noodzaak en het belang van het behoud van de huisartsenzorg voor patiënten tijdens avond-, nacht- en weekenduren (ANW-uren) wordt ook door alle partijen in het Integraal Zorgakkoord (IZA) onderkend en zij zijn allen dan ook bereid om hier vanuit de onderlinge samenwerking aan bij te dragen. De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) was intensief betrokken bij de totstandkoming van het IZA maar heeft dit nog niet ondertekend. Desondanks zijn we voortvarend – en in nauw overleg met de LHV, InEen en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) – van start gegaan met de uitvoering van de afspraken op het gebied van de huisartsenspoedzorg in de ANW-uren. Zo zijn er afspraken gemaakt over een betere, evenwichtigere verdeling van de ANW-diensten onder alle huisartsen per 2023. Om dit te ondersteunen, verhoogt en differentieert de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) per 1 januari 2023 het maximum uurtarief.
De huisartsen ervaren in het hele land een hoge werkdruk vanwege de ANW-diensten. Dat heeft geleid tot het opstellen van een Actieplan werkdruk in de ANW door de LHV, Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen, InEen en het Nederlands Huisartsen Genootschap. Het actieplan bevat verschillende actielijnen. Eén van de actielijnen is de huisartsenzorg in de nacht, omdat de druk van een nachtdienst als groot wordt ervaren. Een huisarts die werkzaam is in de nachtdienst kan de daaropvolgende dag niet zijn/haar praktijk openen in de dagsituatie waardoor de druk op de eigen praktijk en de omliggende waarnemende praktijken toeneemt.
Van de directeur van SHT-THOON, onderdeel van HuisartsenZorg Twente (het samenwerkingsverband van de Twentse huisartsen en huisartsenorganisaties die onder andere de organisatie van de huisartsenposten in de regio beheren) heb ik begrepen dat er nu nog geen concrete plannen zijn om de Huisartsenpost (HAP) Hengelo in de nacht te sluiten. Er wordt wel in het kader van het Actieplan werkdruk in de ANW onderzoek gedaan wat het betekent voor de druk op de huisartsenzorg als de HAP in Hengelo in de nacht wordt gesloten en of dit verantwoord is. De stappen in de AMvB en regeling Acute Zorg dienen gevolgd te worden mocht het onderzoek aanleiding geven om over te gaan tot een besluitvormingsproces.
Hoe het zorgaanbod in de avond-, nacht-, en weekenduren uiteindelijk wordt ingericht, is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de huisartsen in de regio in samenwerking met de zorgverzekeraar. Het is aan hen om hier samen in goed overleg uit te komen.
Kunt u aangeven welke consequenties dit voornemen heeft voor de spoedzorg en de veiligheid van patiënten in de regio Twente?
Ik heb van HuisartsenZorg Twente begrepen dat het onderzoek toetst of het sluiten van de HAP Hengelo in de nacht veilig geïmplementeerd kan worden in de regio Twente. Het onderzoek loopt nog en het is te vroeg om in te gaan op enige resultaten van dit onderzoek.
Indien dit besluit doorgaat, op welke wijze kan zorgmijding voorkomen worden voor patiënten die ’s nachts niet met de auto, het openbaar vervoer of met de taxi kunnen rijden naar een huisartsenpost in Enschede of Almelo?
Ik heb van de Huisartsenzorg Twente begrepen dat, mocht de HAP Hengelo in de nacht sluiten, dit geen gevolgen zal hebben voor de spoedvisites van de huisartsen, die zullen gewoon doorgaan. Mensen die beschikking hebben over vervoer en een spoedconsult nodig hebben in de nacht zullen naar Enschede of Almelo moeten rijden in plaats van naar Hengelo. Dat zal voor een deel van de patiënten meer reistijd betekenen, maar niet voor allemaal. Bedacht moet worden dat er geen spoedeisende hulp (SEH) in Hengelo is, waardoor er nu ook een deel van de patiënten die in de nacht naar de HAP Hengelo komt later alsnog naar Enschede of Almelo dient af te reizen. Voor deze patiënten zal de reistijd dus afnemen. In het geval dat er besloten wordt om over te gaan tot een besluitvormingsproces, zullen de stappen in de AMvB en regeling Acute Zorg gevolgd dienen te worden. In het continuïteitsplan dient dan bijvoorbeeld aandacht te zijn voor de gevolgen voor de patiënten in de regio en hoe de continuïteit wordt geborgd.
Kunt u aangeven op welke andere plaatsen ook voornemens zijn om huisartsenposten of -praktijken te sluiten vanwege tekorten aan huisartsen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan niet aangeven in welke regio’s er voornemens zijn om huisartsenposten of huisartspraktijken te sluiten. Ik zie wel dat de druk op de huisartsenzorg overdag en in de ANW-uren hoog is. Ook de huisartsenzorg heeft te maken met de krapte op de arbeidsmarkt. De noodzaak is dus hoog om de huisartsenspoedzorg goed te organiseren. Eén van de doelen van het eerdergenoemde Actieplan werkdruk in de ANW van de huisartsenkoepels is dan ook om bepaalde huisartsenposten in de nacht te gaan sluiten om het aantal huisartsen die dienst doet in de nacht te beperken. Daarmee komt er meer capaciteit beschikbaar om elders in te zetten. Dit wordt in verschillende regio’s momenteel onderzocht.
Bent u het eens met de constatering dat deze door huisartsentekorten ingegeven sluiting van dergelijke huisartsenposten ervoor zorgt dat de spoedzorg voor de mensen in die regio’s minder goed bereikbaar wordt?
Ik heb, zoals aangeven in de Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg, niet het voornemen om de 30-minutennorm voor de bereikbaarheid van huisartsenposten aan te passen. Deze norm voor bereikbaarheid voor huisartsenposten is onderdeel van de Uitvoeringsregeling Wkkgz. De bereikbaarheidsnorm is dat 90% van de inwoners van het verzorgingsgebied binnen 30 minuten met eigen auto een spoedpost moet kunnen bereiken.
Kunt u specifiek ingaan op welke wijze u, via het Integraal Zorgakkoord en de Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg, de huisartsenposten gaat ondersteunen en gaat voorkomen dat er nog meer posten gedwongen moeten sluiten vanwege personeelstekorten?
Ik vind het van belang dat de toegang tot de acute zorg goed geborgd is. De werkdruk die de huisartsen en triagisten in de ANW-uren ervaren is echter groot, en het verder ophopen van de druk is een ongewenste en niet uitvoerbare route. Dit vraagt om nieuwe manieren van borgen van de toegang tot de acute zorg. Het zo efficiënt mogelijk aanbieden van de acute huisartsenzorg is dus een noodzaak. Zoals gezegd hebben partijen stevige afspraken gemaakt in het IZA om de druk op de huisartsenspoedzorg in de ANW-uren te verlagen. Dit zijn afspraken over een sluitende dekking voor alle benodigde diensten, een eerlijke verdeling van de diensten over de binnen de regio werkzame huisartsen en gelijke toepassing van de tarieven voor alle dienstdoende huisartsen.
Daarnaast bevat de Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg acties op drie kernpunten (kwaliteit en toegankelijkheid van de acute zorg, zorgcoördinatie en samenwerking in de regio) die ervoor moeten gaan zorgen dat iedereen die dat nodig heeft tijdig goede acute zorg kan ontvangen op de juiste plek: van de huisarts, HAP, ggz, wijkverpleging, ambulance, SEH, verloskundige, apotheek of één van de andere partijen in de brede keten van acute zorg. Ook is in het IZA en de Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg afgesproken om goede informatievoorziening voor burgers en patiënten op te starten zodat zij geïnformeerd worden wanneer ze zich in welke situatie tot wie en hoe kunnen wenden, met als doel dat de zorgvraag zo snel mogelijk beantwoord wordt en de schaarse expertise van triagisten zo goed mogelijk ingezet kan worden.
Hoe bent u van plan om uw systeemverantwoordelijkheid voor de huisartsenzorg in te vullen? Bent u het ermee eens dat u daarmee ook een verantwoordelijkheid draagt voor het oplossen van de huisartsentekorten en het overeind houden van huisartsenposten?
Meerdere partijen zijn verantwoordelijk voor het oplossen van regionale huisartsentekorten en voor het verminderen van de druk op de huisartsenzorg waaronder VWS, de zorgverzekeraars, de NZa en de huisartsen zelf. Om te zorgen dat de huisartsenzorg in de toekomst toegankelijk blijft, zet ik in op verschillende sporen om de regionale huisartsentekorten op te lossen. Zo zet ik in op het opleiden van extra huisartsen, een eerlijker verdeling van de ANW-diensten, goede informatievoorziening aan patiënten, en op een betere samenwerking tussen het sociaal domein, de huisartsenzorg en de ggz om de druk op de huisartsenzorg te verlichten.
Uiteindelijk is het belangrijkste dat partijen landelijk, regionaal en lokaal in gezamenlijkheid werken aan het toegankelijk houden van de huisartsenzorg. Daarom hecht ik ook sterk aan de afspraken die we hierover in het IZA hebben gemaakt. Ik ben ook blij te zien hoe hard partijen al aan de slag zijn gegaan met de uitvoering hiervan.
De berichten dat er een superjacht van de Russische oligarch Potanin in Nederland ligt en een omstreden Rus met vastgoed in Amsterdam buiten schot sancties blijft |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht op NOS «Nederland wil nieuwe sancties tegen Rusland, hoe gaat het tot nu toe»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht op NRC.nl «Omstreden Rus blijft buiten sancties met bezit in Amsterdam»?2
Ja.
Herinnert u zich de brief van 6 juli 2022 (Kamerstuk 36 045, nr. 104) waarin u stelt dat «het kabinet uitgesproken voorstander is van een gezamenlijk optreden van de Europese Unie (EU) en partners daarbuiten en daartoe geregeld oproept binnen de EU en daarover ook in gesprek treedt met deze landen» en daarnaast dat er «op doorlopende basis verschillende lijsten naast elkaar worden gehouden en waar opportuun listings worden overgenomen»?
Ja.
Herinnert u zich dat jachten vallen onder luxegoederen in Verordening (EU) Nr. 833/2014 onder bijlage XVIII, punt 17, artikel ex 8903 00 00?3
Ja.
Kunt u bevestigen dat dit het verbiedt in Nederland gebouwde jachten indirect of direct te verkopen, te leveren of over te dragen aan of uit te voeren naar natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Rusland, of voor gebruik in Rusland?
Ja. Het verkopen, leveren of overdragen van jachten aan personen en rechtspersonen in Rusland, is verboden. Verder dient, indien een (rechts)persoon is gesanctioneerd, al zijn/haar bezit bevroren te worden, ook eventueel in Nederland aanwezige schepen. Ook mogen aan gesanctioneerde (rechts)personen geen tegoeden en economische middelen ter beschikking worden gesteld.
Wanneer deze situaties niet aan de orde zijn, kan er onder bepaalde omstandigheden nog steeds in opdracht van Russische eigenaren worden gebouwd aan schepen. Het bouwen aan schepen waarvan de contracten zijn afgesloten voorafgaand aan de aanscherping van de sancties, is niet verboden. Deze schepen mogen echter niet worden geleverd zolang de huidige sancties van kracht zijn.
Is er contact geweest tussen bevoegde overheidsinstanties en de scheepswerf over algemene richtlijn en dit specifieke schip en het geldende exportverbod voor zulke goederen?
De Douane heeft in het kader van de handhaving van de sancties op Rusland de relevante scheepswerven op het gebied van jachtbouw in Nederland in kaart gebracht en onderzoeken ingesteld bij deze werven. Tijdens deze onderzoeken zijn de werven voorgelicht over de geldende beperkingen en is onderzocht in hoeverre de activiteiten van deze werven de sancties raken. In deze gevallen staat de Douane doorlopend in contact met deze werven.
Over individuele gevallen doet het kabinet geen uitspraak.
Klopt het dat Vladimir Potanin nog niet op de EU-listings staat maar wel op de Verenigd Koninkrijk (VK)-listings? Zo ja, kunt u er in de Raad voor pleiten Potanin op de EU-listings te laten zetten zodat deze aan Poetin gelieerde oligarch niet langer jachten of andere bezittingen kan laten maken of kopen in de EU, of vrij door de EU kan reizen?
Het klopt dat Vladimir Potanin niet op de EU-sanctielijst staat maar wel op de VK- sanctielijst. De Europese Unie blijft zich inzetten om maximale druk uit te oefenen op Rusland om de agressie in Oekraïne te beëindigen. Nederland draagt hier actief aan bij. Verder werkt Nederland met internationale partners om sanctieomzeiling gezamenlijk aan te pakken. Over individuele voorstellen voor listingsworden in het openbaar echter geen uitspraak gedaan (in verband met het anticipatie-effect).
Kunt u bevestigen dat het «project 1010» jacht een Russische Ultimate Beneficial Owner (UBO) heeft? Is dit de oligarch Vladimir Potanin?
Over individuele gevallen doet het kabinet geen uitspraak.
Klopt het dat het jacht onder de werknaam «project 1010» is omgevlagd in de periode vanaf 23 februari 2022?4 Zo ja, wat betekent dit?
Over individuele gevallen doet het kabinet geen uitspraak. Het bouwen aan schepen is niet verboden zolang de eigenaar niet is gesanctioneerd. De schepen mogen echter niet worden geleverd aan de gesanctioneerde (rechts)persoon, en tevens niet gebruikt worden door (rechts)personen in Rusland zolang de huidige sancties van kracht zijn.
Klopt het dat Vladimir Potanin eerder een jacht in Nederland heeft laten bouwen en deze heeft ondergebracht op de Malediven, om Verenigde Staten (VS) en EU-sancties te kunnen ontwijken? Zo ja, welke schepen?
Over individuele gevallen doet het kabinet geen uitspraak. Wel is het zo dat wanneer eigenaren van schepen niet op een sanctielijst staan er aan deze schepen gebouwd mag worden indien er sprake is van een contract dat dateert van vóór 26 februari 2022. Deze schepen mogen echter niet verkocht, geleverd, overgedragen aan of uitgevoerd worden naar (rechts)personen of entiteiten in Rusland of voor gebruik in Rusland.
In het geval van eigendom van wel gesanctioneerde (rechts)personen worden de schepen bevroren op het moment dat de (rechts)persoon op de sanctielijst wordt geplaatst. Vanaf dat moment is ook aanbouw niet langer toegestaan.
Het kabinet zet zich daarnaast actief in om signalen van mogelijke omzeiling tijdig te identificeren en waar nodig tegen te gaan. Verder werkt Nederland met internationale partners om sanctieomzeiling gezamenlijk aan te pakken.
Bent u bereid een grondig onderzoek te starten naar de UBO van dit superjacht en er gedurende dit onderzoek alles aan te doen om te voorkomen dat dit superjacht vertrekt uit Nederlandse wateren?
Zolang er nog wordt gebouwd kan een scheepswerf onder voorwaarden proefvaarten uitvoeren. Deze zullen gemeld worden bij de Douane en onder toezicht gehouden worden door de Nederlandse Kustwacht. In Nederland worden EU-sancties strikt geïmplementeerd. Wanneer er aanwijzingen zijn dat er sancties worden overtreden, wordt altijd onderzoek gedaan en waar nodig handhavend opgetreden.
Bent u bereid samen met buurlanden die aangrenzende zeewateren hebben te coördineren om ervoor te zorgen dat dit superjacht ook in wateren van het VK of EU-buurlanden alsnog kan worden aangehouden? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Indien jachten die geraakt worden door de sancties de Nederlandse wateren dreigen te verlaten, wordt passende actie ondernomen. Afstemming met omliggende landen maakt hier deel van uit.
Hoe kan het dat het vastgoed van Volozj onopgemerkt is gebleven tijdens het implementeren en handhaven van de Europese sanctieverordening?
Zoals omschreven in het nieuwsartikel, wordt in sommige gevallen gebruik gemaakt van complexe grensoverschrijdende eigendomsstructuren. Dergelijke constructies maken het identificeren van de uiteindelijk belanghebbende van dergelijk bezit moeilijk.
In het geval dat gesanctioneerde (rechts)personen vastgoed bezitten in Nederland, wordt dit bevroren op het moment dat de (rechts)persoon op de sanctielijst is geplaatst. Vanaf dat moment is verhandelen niet toegestaan. Bewoning is echter niet verboden, bevriezen staat namelijk niet gelijk aan onteigening. Tevens zijn gesanctioneerde (rechts)personen sinds eind juli verplicht om hun bezit in Nederland te melden bij de overheid.
Bent u bereid beslag te leggen op het vastgoed van Volozj aangezien Volozj zelf op de EU-sanctielijst staat?
Eigendom van gesanctioneerde (rechts)personen wordt bevroren, dit is niet hetzelfde als in beslag nemen of onteigenen. Er is in deze gevallen geen juridische grondslag voor beslaglegging of onteigening.
Wilt u de eigendomsconstructies die gebruikt worden door op sanctielijst staande Russen beter onderzoeken en in het vervolg eerder ingrijpen?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld en tevens geconstateerd in het rapport van de nationaal coördinator Blok, staan complexe eigendomsstructuren stevig op de radar als belangrijke uitdaging bij sanctienaleving. Door de overheid wordt – conform een van de aanbevelingen van het rapport Blok – gewerkt aan een duurzame structuur waardoor gemakkelijker gegevens uitgewisseld kunnen worden tussen overheidspartijen betrokken bij sanctienaleving. Dat is echter geen garantie dat complex opgezette eigendomsstructuren snel aan het licht komen.
Binnenkort wordt uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van sanctienaleving en in het bijzonder de aanbevelingen van de nationaal coördinator Blok.
Kunt u deze vragen gezien de aard van de zaak met spoed en afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Vijfde keer uitstel Omgevingswet dreigt na negatief ICT-advies’ |
|
Faissal Boulakjar (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vijfde keer uitstel Omgevingswet dreigt na negatief ICT-advies»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Kunt u de uitgelekte conclusies van het Adviescollege ICT-toetsing over het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) uit het artikel bevestigen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb met interesse kennisgenomen van het bericht «Vijfde keer uitstel Omgevingswet dreigt na negatief ICT-advies» van Follow the Money. Het bericht is gebaseerd op een conceptadvies Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) van het Adviescollege ICT-toetsing, dat mij op 3 oktober jl. is aangeboden voor hoor en wederhoor. Na de fase van hoor en wederhoor zal het Adviescollege het advies vaststellen en aanbieden aan de Eerste Kamer als opdrachtgever. In de voortgangsbrief implementatie Omgevingswet die ik op 14 oktober naar uw Kamer en de Eerste Kamer heb gestuurd, ga ik inhoudelijk in op de conclusies van het vastgestelde advies van het Adviescollege.
Wat voor gevolgen heeft het advies van het Adviescollege ICT-toetsing voor de invoering van de Omgevingswet?
Op 11 oktober jl. heb ik het definitieve advies van het Adviescollege ICT-toetsing ontvangen. Ik heb de bevindingen, overwegingen en adviezen nauwkeurig bestudeerd. Zoals aangeven in mijn antwoord op vraag 2, ga ik in de toegezegde voortgangsbrief implementatie Omgevingswet inhoudelijk in op de conclusies van het advies van AcICT.
Vindt u het verantwoord om de Omgevingswet in te laten gaan wanneer er gebreken zijn in het DSO? Zo ja, waarom?
Op 12 oktober jl. heb ik overleg gehad met de Vereniging Nederlandse gemeente, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Rijkspartijen. Daarin is de opgehaalde stand van zaken aan de hand van alle rapportages en overzichten over de brede implementatie besproken.
De werking van het DSO-stelsel als geheel was daarbij een belangrijk onderwerp van gesprek. De stand van zaken en de uitkomst hiervan schets ik u in de bij vraag 2 en 3 genoemde voortgangsbrief implementatie Omgevingswet.
Is het mogelijk de Omgevingswet in te voeren zonder het DSO?
Ik maak uit uw vraag op dat u «het DSO» in algemene zin en als één geheel benaderd. Voor een zorgvuldig antwoord op deze vraag is het echter nodig onderscheid te maken in de diverse onderdelen van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO). Het Digitaal Stelsel Omgevingswet is immers een samenhangend geheel bestaande uit de centrale landelijke voorziening (DSO-LV) en decentrale voorzieningen. Die werken in ketens samen. Waar dit stelsel uit bestaat en aan moet voldoen staat beschreven in de wet- en regelgeving die uw Kamer heeft vastgesteld.
Het daarin beschreven onderdeel van DSO-LV waarmee langs elektronische weg aanvragen om omgevingsvergunning kunnen worden ingediend en waarmee voldaan kan worden aan melding- en informatieplichten, is essentieel voor inwerkingtreding. Hoewel aanvragen en andere stukken ook altijd nog op papier mogen worden ingediend, bepaalt de Omgevingswet dat dit ook langs elektronische weg mogelijk moet zijn. Dat maakt dat dit onderdeel moet functioneren bij inwerkingtreding.
De decentrale onderdelen van het DSO zijn vanuit een strikt juridische benadering niet noodzakelijk voor inwerkingtreding. Voor de formele bekendmaking, inwerkingtreding en beschikbaarstelling van besluiten is immers niet DSO-LV het kanaal, maar worden de officiële bekendmakingskanalen gebruikt, met name de Landelijke Voorziening voor Bekendmaking en Beschikbaarstelling (LVBB). Uit oogpunt van gebruikersvriendelijkheid en het kunnen werken in de geest van de Omgevingswet is dit afgesproken hier anders mee om te gaan. Met VNG, IPO, UvW en de Rijkspartijen is het doel gesteld om het werken met de wet via een open stelsel te ondersteunen. Daarvoor is niet alleen DSO-LV noodzakelijk, maar ook de decentrale systemen. Het is verder gewenst dat voor inwerkingtreding voldoende ervaring is opgedaan met het werken met deze decentrale systemen die veelal in opdracht van bevoegd gezagen – op basis van de vastgestelde DSO-standaarden- ontwikkeld door commerciële softwareleveranciers. Het samenspel tussen DSO-LV en deze decentrale systemen maakt dat ik spreek over een «werkend stelsel»: het DSO.
Als ik nog scherper kijk, zijn in dit stelsel bepaalde functionaliteiten van groot belang. Het DSO biedt in opzet ruimte om naar gebruikersbehoefte te differentiëren. Zo bevat DSO-LV een viewer waarmee burgers en bedrijven – naast het reguliere bekendmakingskanaal – kennis kunnen nemen van wet- en regelgeving en de ruimtelijke planvorming. Er is ook een viewer die meer is toegesneden op de behoefte van juridisch professionals. Viewers zijn dus voor een adequate raadpleegbaarheid van geconsolideerde regelingen belangrijk – voor bijvoorbeeld het omgevingsplan of de waterschapsverordening.
Kijkend naar de toekomst geldt dit ook voor het moment dat de stroom omgevingsplanwijzigingen op gang komt. Het is vanuit het gebruikersperspectief zeer gewenst dat deze onderdelen voldoende gereed en ingeregeld zijn bij inwerkingtreding.
Indien een bevoegd gezag onverhoopt toch geen gebruik kan maken van het systeem van een leverancier zijn er tijdelijke alternatieve maatregelen (TAM’s). Dit gaat bijvoorbeeld over het kunnen blijven werken met de huidige bestaande software van de Wet ruimtelijke ordening en het gebruik van speciaal prototype van een documentviewer. Zo is de raadpleegbaarheid ook in de beginperiode na inwerkingtreding voldoende ondervangen. Voor de volledigheid meld ik u dat het DSO ook nog onderdelen bevat met zogenoemde toepasbare regels. Dat betreft informatieve onderdelen om te kunnen nagaan aan welke regels een activiteit moet voldoen en of er een vergunning voor nodig is.
Voor alle onderdelen van het DSO geldt dat niet verwacht wordt op elk moment van inwerkingtreding alles in één keer honderd procent zal werken. Het is in de ontwikkeling van software gebruikelijk dat er een langere periode na de ingebruikname nodig is om op basis van de werking in de praktijk systemen te volmaken. De onderdelen van het DSO zijn hier geen uitzondering op.
Kunt u de antwoorden uitgebreid toelichten en apart beantwoorden?
Ja, waarbij ik u erop wijs dat de voortgangsbrief implementatie Omgevingswet en de daarbij gevoegde rapportages en beleidsreacties, waaronder het advies van AcICT, de volledige reactie bevatten.
Het bericht ‘Forse verhoging prijzen bus, trein- en metrokaartjes dreigt volgend jaar’ |
|
Mahir Alkaya |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Forse verhoging prijzen bus, trein- en metrokaartjes dreigt volgend jaar»?1
Ja, dat bericht heb ik gelezen.
Wat vindt u ervan dat de decentrale ov-autoriteiten (DOVA) en de consumentenorganisaties lijken voor te sorteren op een verhoging van de ticketprijzen van 7 procent voor bus, tram en metro?
De bevoegdheid voor de tarieven van het stad- en streekvervoer liggen bij de decentrale overheden.
Jaarlijks worden de tarieven in het stad en streekvervoer geïndexeerd aan de hand van de Landelijke Tarief Index (LTI). De LTI is gebaseerd op de algemene kostenverandering in het decentraal ov gemeten via de lonen, de energieprijzen en overige kosten, waarbij de overige kosten de inflatie volgen.
Zou een dergelijke tariefsverhoging voor u acceptabel zijn?
De bevoegdheid voor de tarieven van het stad- en streekvervoer liggen bij de decentrale overheden.
De jaarlijkse tariefindexatie verloopt via een vaste systematiek waarbij de ontwikkeling van verschillende kostensoorten leidt tot een verhoging van de tarieven.
Bent u in overleg met de decentrale overheden over deze tariefstijgingen?
Zoals ik hiervoor aangaf zijn de tarieven in het stad- en streekvervoer een decentrale verantwoordelijkheid en kent de indexatie van deze tarieven een vaste systematiek.
Ik zal de uitkomsten van het KiM-onderzoek over effecten van tariefverlagingen in het ov bespreken in het NOVB, met als doel tot een gezamenlijk voorstel voor de ontwikkeling van tarieven in het ov te komen. Ik verwacht u hier voor de zomer van 2023 over te kunnen informeren.
In hoeverre speelt het niet voortzetten van de door de provincies en vervoerders gevraagde vangnetregeling over 2023 een rol bij deze dreigende prijsstijgingen?
Gezien de onzekerheid in de sector over de reizigersaantallen in 2023 en de veranderde reizigersvraag hebben de gezamenlijke overheden in het NOVB besloten een gezamenlijk vangnet transitievergoeding voor 2023 in te stellen.2 Er is geen relatie tussen het gezamenlijke vangnet en de (decentrale) ov-tarieven omdat deze laatste samenhangt met de kostenverandering in het decentraal ov.
Bent u bereid om de door u beschikbaar gestelde transitievergoeding voor het Openbaar Vervoer (OV) op te hogen nu vervoerders kampen met hoge energielasten en stijgende personeelstekorten?
Voor de transitievergoeding stel ik vanuit mijn ministerie maximaal € 150 miljoen ter beschikking. Het gezamenlijke transitievangnet voor 2023 maakt voldoende, betrouwbaar en veilig ov mogelijk en stelt vervoerders in staat de transitie te maken naar het «nieuwe normaal» na corona.
Deelt u de mening dat het -zeker gezien de huidige kostenstapeling voor consumenten- niet verstandig en wenselijk is om het openbaar vervoer nog duurder te maken voor de reiziger?
Ik zie dat de betaalbaarheid van het ov onder druk staat. Zoals ik echter aangaf, zijn de tarieven in het stad- en streekvervoer een decentrale verantwoordelijkheid en kent de indexatie van deze tarieven een vaste systematiek.
Klopt het dat ook de ticketprijzen van de NS met ruim drie procent zullen stijgen?
Op 3 november 2022 heeft NS de reizigerstarieven voor 2023 vastgesteld3. De gemiddelde stijging van alle verschillende kaartsoorten (beschermd en onbeschermd) bedraagt 4,3%. Binnen de beschermde tariefsoorten worden de enkele reizen 2e klas vol tarief verhoogd met gemiddeld 5,51%. Traject Vrij en Altijd Vrij (allen 2e klas) worden gemiddeld verlaagd met 2,38%.
Wat zou dit betekenen voor de mogelijke prijsstijging van de «niet-beschermde» treintickets?
Ook bij de niet-beschermde treintickets en -abonnementen is er variatie in prijsaanpassing. Voor een gedetailleerd overzicht verwijs ik naar het tarievenbesluit 20234 van NS.
Hoe kijkt u in het licht van de dreigende prijsverhogingen in het OV naar het nieuws dat de filedruk momenteel zienderogen stijgt?2
Na het beëindigen van de mobiliteitsbeperkende maatregelen i.v.m. covidpandemie, begin 2022, is de automobiliteit weer aan het toenemen; de filedruk was in september hoger dan de precorona-waarden uit 2019, maar in oktober weer lager. Over het hele jaar gezien is de filedruk nog ongeveer 20% lager.
Indien reizigers per 2023 besluiten geen gebruik meer te maken van het ov, dan kan dat een modal shift naar andere vervoermiddelen zoals de auto betekenen. Dit is onder meer afhankelijk van de autobeschikbaarheid en af te leggen afstand. Andere mogelijke gedragsaanpassingen kunnen zijn dat de reis niet of op een ander moment wordt gemaakt.
Deelt u de mening van de leden van de SP-fractie dat een stijging van nul procent van de OV-prijzen noodzakelijk is om meer reizigersverlies te voorkomen en daarmee eveneens de filedruk tegen te gaan? Zo ja, wat gaat u doen om hiervoor te zorgen?
Ik heb aandacht voor de stijgende ov-prijzen. Ik ga echter niet over de tarieven, de tariefbevoegdheid ligt bij decentrale overheden en NS. Bovendien betekent een tariefstijging van nul procent dat vervoerders de door inflatie stijgende kosten (personeel, materieel, energie) niet kunnen doorberekenen en kostenbesparingen moeten doorvoeren die impact zullen hebben op (de kwaliteit van) het ov-aanbod.
Bent u bereid om aanvullende maatregelen te treffen teneinde de betaalbaarheid van het OV te verbeteren?
OV bedrijven zijn in hun concessies bezig om de reizigers terug te krijgen met verschillende tijdelijke kortingsacties en nieuwe flexibele soorten abonnementen. Dit is ook een uitvloeisel van de transitieafspraken in het Nationaal OV Beraad (NOVB). Daarnaast heeft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) geanalyseerd welke instrumenten ingezet kunnen worden om de modaliteitsshift van auto naar OV te bevorderen. Ik zal de uitkomsten van het KiM-onderzoek bespreken in het NOVB, met als doel tot een gezamenlijk voorstel voor de ontwikkeling van tarieven in het ov te komen. Ik verwacht u hier voor de zomer van 2023 over te kunnen informeren.
Hoe denkt u gezien de huidige prijsstijgingen over het voorstel van de leden van de SP-fractie om de BTW op OV-tickets af te schaffen?
In lijn met het plan van aanpak ten aanzien van fiscale regelingen dat op Prinsjesdag met de Kamer is gedeeld waarbij de inzet juist is om fiscale regelingen te beperken, is het kabinet terughoudend ten aanzien van introductie of uitbreiding van fiscale regelingen. Dat blijkt ook uit het toetsingskader fiscale regelingen dat het kabinet hanteert. Het verlaagde btw-tarief wordt in algemene zin geëvalueerd door het Ministerie van Financiën. Onderdeel van deze evaluatie is de doeltreffendheid en doelmatigheid van verlaagde btw-tarieven. Het kabinet wil de uitkomsten van deze evaluatie, waarin ook de btw op openbaar vervoer wordt meegenomen, afwachten en meenemen in verdere beleidsmatige keuzes rond btw-tarieven.
Bent u bekend met de kortingsacties die in omringende landen zijn genomen om het OV te stimuleren?
Ja, en deze worden in de bovengenoemde KiM studie ook geanalyseerd.
Bent u bereid om de mogelijkheden tot het invoeren van landelijke kortingsacties voor het Nederlandse OV te onderzoeken?
De uitkomsten van het bovengenoemde KiM onderzoek geven richting aan de maatregelen die we in Nederland kunnen nemen. Die zal ik met de tariefbevoegde overheden en vervoerders in het NOVB bespreken.
Deelt u de mening dat de resultaten van het KiM-onderzoek (Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid) naar prijsprikkels te laat komen om nog van invloed te zijn op de bestuurlijke beslissingen over de ticketprijzen van volgend jaar?
Ja, de indexatie van de prijzen in het ov is inmiddels vastgesteld conform de daarvoor gebruikelijke procedures.
Het inzetten van Rijksvastgoed en provinciaal vastgoed voor asielopvang. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
Is er nog steeds sprake van dat u, zoals u op 16 augustus aan de Kamer schreef, van plan bent om het Ruimtelijk Ordeningsinstrumentarium (hierna RO-instrumentarium) op «meerdere locaties in andere gemeenten» dan Tubbergen in te zetten (Kamerstuk 19 637, nr. 2952)?
Het verlenen van een vergunning door de overheid door middel van het zogenaamde RO-instrumentarium is een maatregel die in vele opzichten verre van ideaal is. Deze maatregel gaan wij dan ook het liefste uit de weg. Helaas is de nood de afgelopen periode zo hoog geweest dat er pijnlijke keuzes gemaakt moesten worden. De inzet van RO-instrumentarium is op dit moment niet aan de orde.
Zo nee, garandeert u daarmee dat het RO-instrumentarium niet langer ingezet wordt ten behoeve van asielopvang of opvang van statushouders? Zo ja, hoeveel en welke locaties in welke gemeenten zijn in beeld?
Zie antwoord vraag 1.
Wordt er momenteel Rijksvastgoed vrijgemaakt – of de voorbereidende handelingen daartoe verricht – voor asielopvang of opvang van statushouders? Zijn de gemeenten waarin dit vastgoed zich bevindt volledig op de hoogte van deze stappen? Welke gemeenten betreft het, om welke locaties gaat het en bieden zij medewerking aan de totstandkoming van de voorgenomen opvang?
Er is contact tussen het Rijksvastgoedbedrijf en het COA inzake het realiseren van opvanglocaties. Hierbij wordt gekeken naar panden en kavels. Mocht Rijksvastgoed ingezet worden voor opvang van asielzoekers of statushouders, dan treedt het COA in overleg met de gemeente. De gemeente gaat zelf over het huisvesten van aan hen gekoppelde statushouders. Het COA heeft bijna 195.000 m2 Rijksvastgoed in gebruik.
Wordt er momenteel provinciaal vastgoed vrij- of gereedgemaakt – of de voorbereidende handelingen daartoe verricht – voor asielopvang of opvang van statushouders? Zijn de gemeenten waarin dit vastgoed zich bevindt volledig op de hoogte van deze stappen? Welke gemeenten betreft het, om welke locaties gaat het en bieden zij medewerking aan de totstandkoming van de voorgenomen opvang?
Een aantal Provinciale Regietafels heeft aan de provincie en aan het Rijksvastgoedbedrijf verzocht om ook in de eigen bestanden te kijken naar mogelijkheden voor gebouwen en percelen t.b.v. huisvesting van statushouders of het realiseren van asielopvang. Gemeenten worden zo snel mogelijk op de hoogte gesteld en betrokken als provinciaal vastgoed in hun gemeente beschikbaar is voor huisvesting van statushouders en/of asielopvang.
Wanneer en op welke wijze heeft u provincies gevraagd c.q. opdracht gegeven voor het inventariseren en gereedmaken van provinciaal vastgoed voor asielopvang en/of de opvang van statushouders?
Wij hebben daar geen opdracht toe gegeven. Provincies en gemeenten mogen hun taakstelling m.b.t. plaatsing statushouders dan wel de opvang van asielzoekers realiseren met behulp van provinciaal vastgoed.
Klopt het concrete signaal dat de provincie Noord-Holland bezig is met plannen in deze richting in Zwaagdijk-West in de gemeente Medemblik?
De provincie Noord-Holland voert een haalbaarheidsonderzoek uit voor een locatie in de gemeente Medemblik om hiervan de (on)mogelijkheden te onderzoeken van tijdelijke huisvesting van spoedzoekers, waaronder statushouders.
In welke fase verkeren deze plannen? Klopt het dat deze momenteel officieel nog in de fase van een haalbaarheidsstudie zijn? Zo nee, in welke fase dan wel?
Het klopt dat er nog sprake is van een haalbaarheidsonderzoek.
Is de gemeente volledig op de hoogte van iedere stap die door die provincie wordt gezet in deze concrete casus?
Ja. De provincie Noord-Holland en de gemeente Medemblik trekken samen op.
Wat is er de reden van dat op het terrein in kwestie inmiddels werkzaamheden worden verricht, namelijk het verwijderen van een kas?
De provincie is al enige jaren eigenaar van de locatie. Er stond een kassencomplex van circa 10.000 m2 op het erf. Een deel van de kassen werd tot voor kort gebruikt als opslagruimte bij de woning. Helaas was er behoorlijk wat schade (door derden aangebracht) ontstaan. Vanuit veiligheidsoverwegingen zijn de kassen gesloopt.
Sluit u uit dat er werkzaamheden worden verricht ten behoeve van opvang op dit terrein zonder dat de gemeente van deze stap in het proces op de hoogte is?
De provincie Noord-Holland en gemeente Medemblik geven aan dat dit het geval is.
Kunt u bevestigen dat het College van gedeputeerde staten van Noord-Holland op dit moment geen gebruikmaakt van bevoegdheden zoals genoemd in artikel 3.1 besluit Omgevingsrecht, zo nodig voorafgegaan door toestemming van provinciale staten?
Ja
Is uw oordeel dat het College van gedeputeerde staten van Noord-Holland, de eerder uitgevoerde werkzaamheden op het genoemde perceel en de beantwoorde schriftelijke Statenvragen (2022–79) in ogenschouw nemend, voldoet aan alle bepalingen in artikel 167 van de Provinciewet? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Artikel 167 Provinciewet gaat over de informatie-uitwisseling tussen Gedeputeerde en Provinciale staten. Oordeelsvorming daarover laten wij graag aan hen.