De rapporten over de BRZO-rapportage van Odfjell van oktober 2012 |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Jaco Geurts (CDA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kunt u de rapporten over de BRZO-rapportage van Odfjell van oktober 2012, die volgens de DCMR Milieudienst Rijnmond binnen anderhalve maand openbaar zouden zijn, aan de Kamer doen toekomen?1 2
Het inspectierapport van inspectiedagen 1, 9, 10, 11, 16 en 17 oktober 2012 is op 8 februari 2013 vrijgegeven. Het rapport geeft aan dat er overtredingen zijn geconstateerd waartegen handhavend opgetreden is. De tijdens deze BRZO-inspectie geconstateerde overtredingen zijn niet van dien aard dat activiteiten niet meer veilig zouden kunnen worden uitgevoerd. De rapportage zend ik hierbij toe.3
Kunt een overzicht geven van elke aan een BRZO-bedrijf opgelegde dwangsom (inclusief fatale datum) en een met redenen omkleed overzicht van inning of niet inning van de dwangsommen?
De Inspectie SZW heeft een overzicht beschikbaar van dwangsommen die zij de laatste jaren bij BRZO-bedrijven heeft opgelegd. Van het Wabo bevoegd gezag (inclusief de Veiligheidsregio’s) is dat overzicht er nog niet. Conform mijn eerdere toezegging zal medio 2013 de Landelijke Aanpak Toezicht Risicobeheersing Bedrijven (LAT rb) een monitoringrapport opleveren met een compleet overzicht over 2012 van de drie toezichthouders.
Kunt u een overzicht geven van alle meldingen aan het Centraal Incidentennummer (CIN), die Odfjell gedaan heeft na het geheel stilleggen van de terminal en alle overtredingen en bevindingen die sindsdien geconstateerd zijn?
Datum ontvangst
Voorval / stand van zaken
26-Okt-12 14:52:00
Omschrijving CIN: oude tankleidingen in tankput 9a hebben vlamgevat tijdens het doorslijpen van deze leidingen. 1 poederblusser is leeggespoten. Er zijn verder geen gevolgen geweest.
23-Nov-12 01:04:00
Omschrijving CIN: seal bij pomp onder tank 740 heeft vlamgevat, brand is vanzelf uitgegaan, pomp buitengebruik gesteld. In de tank zat Aardgascondensaat opgeslagen. Er zijn geen gevaarlijke stoffen vrijgekomen.
16-Dec-12 10:29:00
Omschrijving CIN: Tijdens hijswerkzaamheden is hydrauliekslang van kraan aan boord van de Cansay geklapt. De giek is hierdoor naar beneden gevallen.
10-Jan-13 08:47:00
Omschrijving CIN: Een stroomstoring in het ketelpark en delen van de controlekamer waardoor activiteiten zijn stilgelegd.
11-Jan-13 13:20:00
Omschrijving CIN: Door vakbonden uitgeroepen staking. Alle activiteiten stilgelegd behalve de paklijn 14 en de PID-installatie. Ook de BHV organisatie blijft intact.
Bovenstaande incidenten zijn onderzocht door de DCMR. De omvang en ernst van de incidenten leiden op grond van de handhavings- en sanctiestrategie niet tot handhavend optreden.
Jaar
Soort zaak
Overtreding
Actie
2012
25-10-2012
Toezicht/ handhaving
Ontbreken gecertificeerd systeem (verplichting opgenomen in de vergunning)
Voornemen tot het treffen van bestuursrechtelijke maatregelen
08-01-2013
(vervolg op 25-10-2012)
Toezicht/ handhaving
Zie hierboven. Vanwege overlap gecertificeerd systeem met VBS (veiligheidsbeheersysteem), handhaving op BRZO
Afzien bestuursrechtelijke maatregelen
18-12-2012
Toezicht/ handhaving
Ontbreken dampverwerking op de laad- en losplaatsen
Last onder dwangsom opgelegd
1/9/10/11/16/ 17-10-2012
BRZO inspectie
In BRZO rapportage opgenomen
Bestuursrechtelijke handhaving loopt en/of zal gestart worden
Is er enige instantie die beoordeelt of de voorgenomen reorganisatie bij Odfjell leidt tot een achteruitgang van de veiligheid van medewerkers, omgeving en milieu? Zo nee, loopt de regio Rijnmond dan niet een ongelooflijk groot risico?
De overheden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het BRZO zien toe op de naleving ervan. Het verscherpte toezicht op Odfjell gaat onverkort door. Een reorganisatie is geen overtreding van het BRZO. Wel is er een verplichting opgenomen in het BRZO dat er een Management of Change (MOC) wordt opgesteld bij een reorganisatie. Hierin wordt o.a. de veiligheid van medewerkers, omgeving en milieu opgenomen. Deze MOC zal door het bevoegd gezag worden beoordeeld.
Wanneer zijn de diktes van de leidingen bij Odfjell voor het laatst fysiek gecontroleerd en is de situatie met betrekking tot de leidingen, die in gebruik zijn, nu veilig?
Bij een bedrijf als Odfjell zijn veel verschillende typen leidingen in gebruik met verschillende inspectieregimes. In oktober is steekproefsgewijs het inspectie beheersysteem van de leidingen geïnspecteerd door het Wabo bevoegd gezag. De dikte van de leiding is hier een onderdeel van geweest. De inspectie bestond uit het inspecteren van installaties, documentenreviews en interviews. Op grond van de BRZO-rapportage wordt bepaald of en welke handhaving wordt ingezet.
Indien klokkenluiders bij Odfjell zich willen inzetten voor een veilige leefomgeving, bij wie kunnen zij zich dan melden en op welke wijze wordt er vertrouwelijk omgegaan met meldingen?
Het staat klokkenluiders vrij om waar dan ook meldingen in te dienen. De verschillende bevoegde gezagen beschikken over regelingen voor klokkenluiders, waar gegarandeerd vertrouwelijk wordt omgegaan met meldingen. Ook zijn meldingen via Meld Misdaad anoniem mogelijk.
Een ieder kan melden bij het Meld- en Informatie Centrum (MIC) van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Indien uit de melding blijkt dat het een klokkenluider betreft, en er mogelijk sprake is van een overtreding, kan het MIC de melding doorzetten naar de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) van de ILT. De CIE kan onder afscherming van identiteitsgegevens van de melder nader onderzoek doen naar het signaal.
Klokkenluiders bij Odjell kunnen zich melden bij DCMR. DCMR heeft inmiddels een speciale «klokkenluidersregeling» vastgesteld die waarborgt dat informatie van klokkenluiders op een zorgvuldige manier wordt ontvangen en behandeld. Er zijn protocollen voor medewerkers opgesteld en vertrouwenspersonen aangewezen die zorgen voor een goede behandeling van informatie van klokkenluiders.
Het ontbreken van een deugdelijk rampenplan bij TWO Chemical Logistics |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Rampenplan Nijmeegse chemiereus deugt niet»? Bent u bekend met de situatie bij het bedrijf TWO Chemical Logistics?
Ja.
Wat is de uitslag van de laatste inspecties die plaats hebben gevonden bij TWO Chemcal Logistics? Welke tekortkomingen en overtredingen zijn gesignaleerd en hoe is hier in opgetreden?
Inspectie op basis van het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo)
Op 11 november 2011 is een Brzo-inspectie uitgevoerd bij TWO Chemical Logistics te Nijmegen. Het inspectierapport is 22 december 2011 aangeboden aan het bedrijf.
Op 4 januari 2012 zijn de geconstateerde overtredingen (3) schriftelijk bevestigd en is verzocht om acties te ondernemen om de overtredingen vóór 1 juli 2012 te beëindigen. TWO Chemicals moet bij de hercontrole op of kort na 1 juli 2012 aantonen dat de maatregelen om de tekortkomingen op te heffen zijn getroffen. Het betreft de volgende overtredingen en maatregelen:
Inspectie op basis van de Wet milieubeheer (Wm)
Op 4 april 2011 is door de gemeente een milieucontrole uitgevoerd bij TWO Chemicals te Nijmegen. Daarbij werden de volgende overtredingen geconstateerd:
(4 meter i.p.v. 1.80 meter).
Op 8 augustus 2011 heeft een hercontrole plaatsgevonden en is geconstateerd dat deze overtredingen waren beëindigd.
Inmiddels is de gemeente een traject gestart om te komen tot een nieuwe milieuvergunning (de huidige milieuvergunning werd verleend op 22 september 2004).
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS 15)
In 2010 is de situatie bij het bedrijf door de Inspectie Leefomgeving en Transport beoordeeld voor wat betreft de regelgeving in het kader van PGS15 en in orde bevonden.
Is het waar dat TWO Chemical Logistics geen deugdelijk rampenplan heeft, zoals de burgemeester van Beuningen stelt? Zo nee, wanneer is dit rampenplan vastgesteld en hoe is de gemeente Beuningen hierbij betrokken? Zo ja, hoe wordt er voor gezorgd dat het risico voor de bevolking onmiddellijk weggenomen wordt? Welke rol speelt u daarin?
Het betreft hier een rampbestrijdingsplan dat op grond van artikel 17 van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) en artikel 6.1.1 van het Besluit veiligheidsregio’s, door het bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland Zuid moet worden opgesteld (voor het van kracht worden van de Wvr op 1 oktober 2010, was dit een verantwoordelijkheid van de burgemeester op grond van de Wet rampen en zware ongevallen).
Het rampbestrijdingsplan voor TWO Chemical Logistics dateert van 1 mei 2006. Een concept van een geactualiseerd rampbestrijdingsplan, opgesteld door de gemeente Nijmegen, was gereed op 17 mei 2011 en is voor commentaar voorgelegd aan de gemeente Beuningen. Het concept is namens de gemeente Beuningen beoordeeld door een expertgroep. Deze expertgroep heeft commentaarpunten ingediend. Op basis van dit commentaar is een eindconcept opgesteld. Het bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland Zuid streeft naar vaststelling van het nieuwe rampbestrijdingsplan op 10 mei 2012.
De risico’s van het bedrijf TWO Chemical Logistics worden allereerst beheerst door het veiligheidsmanagement van het bedrijf zelf, ten tweede door het toezicht daarop door de overheid (zie het antwoord op vraag 2) en ten derde door een adequate voorbereiding op de rampenbestrijding door het bedrijf, de veiligheidsregio en het gemeentelijk bestuur.
Bij mijn rol als minister van Veiligheid en Justitie wordt nadrukkelijk stil gestaan in de reactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de brand op
5 januari 2011 bij Chemie Pack in Moerdijk. Ik verwijs u naar deze reactie en de daarin genoemde acties ter verduidelijking en versterking van de rol van de nationale overheid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 956, nr. 116).
Deelt u de mening van de in het artikel genoemde hoogleraar veiligheid en rampenbestrijding dat het oppervlak dat met de automatische brandblusinstallatie gedekt kan worden erg klein is en de rampenscenario’s die bedrijven gebruiken niet van de slechtst denkbare situatie uitgaan? Zo ja, wat gaat u met deze kennis doen? Zo nee, waarom niet?
De uitgangspunten van de brandbeveiligingsinstallatie zijn vastgelegd in zogeheten uitgangspuntendocumenten (UPD's) en programma's van eisen (PvE's). Deze documenten beschrijven binnen welk maximaal sproeioppervlak de brandblusinstallatie een beginnende brand moet kunnen beheersen. Feitelijk houdt dit in dat alle opslaghallen over het volledige oppervlak zijn voorzien van sprinklers. Op basis van de UPD's en PvE's is vervolgens vastgesteld over welk maximale oppervlak de sprinklers een beginnende brand beheersbaar moeten kunnen houden. Breidt de brand zich buiten dat oppervlak uit, dan neemt de effectiviteit van de brandblusinstallatie af. Om die reden worden de UPD's en PvE's op de specifieke opslag (zowel opgeslagen stoffen als wijze van opslag) geschreven. Tijdens de Brzo-inspectie van 2011 kon door TWO Chemical Logistics niet worden aangetoond dat deze voldoen aan de stand der techniek. Hierop is door de gemeente Nijmegen handhaving opgestart. TWO Chemical Logistics moet uiterlijk 1 juli 2012 aantonen dat de PvE's voldoen aan de stand der techniek.
In haar veiligheidsrapport heeft TWO Chemical Logistics als rampscenario een brand in één opslaghal beschreven. Daarbij is uitgegaan van de hal waar bij een brand de effectafstanden het grootst zullen zijn. Het scenario «complexbrand» (waarbij meerdere of alle opslaghallen uitbranden) is door TWO Chemical Logistics niet beschreven. Dit scenario is wel opgenomen in het concept-rampbestrijdingsplan dat naar verwachting 10 mei 2012 zal worden vastgesteld door het bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland Zuid.
Op grond van de bovenstaande informatie ga ik ervan uit dat de gemeente Nijmegen en de veiligheidsregio Gelderland Zuid hun verantwoordelijkheden nemen op het gebied van de vergunningverlening, toezicht en handhaving respectievelijk de voorbereiding van de rampenbestrijding.
De vertraging en het nut van een Nationaal Noodnet voor communicatie bij rampen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Opnieuw vertraging noodnet» en «Het nut van noodnet»?1
Bij mij is bekend het artikel «Rampennet loopt weer bijna jaar vertraging op» uit het Nederlands Dagblad van 11 januari 2012.
Is het waar dat er met het in gebruik nemen van een nieuw nationaal noodnet sprake is van een vertraging? Zo ja, wanneer had volgens het oorspronkelijke plan het systeem operationeel moeten zijn en wanneer zal het naar verwachting daadwerkelijk operationeel zijn? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
De uitrol van de opvolger van het Nationaal Noodnet (NN), de Noodcommunicatievoorziening (NCV), is gestart in het najaar van 2010. Zoals aan de Kamer is gemeld in de 3e brief Nationale Veiligheid (TK 2009–2010 30 821, nr. 10) is de NCV met ingang van 1 mei 2011 operationeel en bruikbaar voor de gemigreerde gebruikers. Gedurende de migratie van gebruikers van NN naar NCV blijft ook het oude NN in functie.
Verwacht werd dat de meeste gebruikers van het NN na het in gebruik nemen van NCV op korte termijn opdracht zouden geven voor migratie naar de NCV. In de praktijk blijkt de migratie meer tijd te kosten. Een groot aantal gebruikers benut de beëindiging van de overeenkomst met het NN om een zorgvuldige heroverweging te maken en de vraag te beantwoorden welke partijen moeten worden aangesloten. Daarnaast zijn voorgenomen herindelingen van gemeenten en plannen ten aanzien van samenvoegen van meldkamers aanleiding om geen overhaaste beslissing te nemen. Ook waren er veel vragen over, met name de extra functionaliteiten die in de NCV beschikbaar zijn. Al deze factoren zijn redenen waarom de migratie trager op gang gekomen is. De noodcommunicatievoorziening is echter niet in gevaar gekomen omdat het NN nog functioneert.
De Kamer is niet eerder geïnformeerd omdat er sinds de ingebruikneming van de NCV geen sprake is van beschikbaarheidverlies van functionaliteit van de noodcommunicatie en er geen sprake is van enige verhoging van de kosten. Het beeld dat geschetst wordt in het artikel in het Nederlands Dagblad komt dan ook niet overeen met het beeld en de feiten waarover ik beschik.
Wat is de oorzaak of wat zijn de oorzaken van de bovengenoemde vertraging?
Zie antwoord vraag 2.
Had de Kamer al eerder op de hoogte kunnen zijn van deze vertraging? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Welke betrokken bedrijven en/of overheidsinstanties zijn betrokken bij de aanleg en het in gebruik nemen van het nieuwe noodnet? Wat is de rol van deze partijen bij de ontstane vertraging?
De minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de continuïteit van de crisisbeheersing. Communicatie is hierbij een essentieel onderdeel en wordt sinds 1991 gegarandeerd door middel van het NN. KPN, de beheerder van het NN, heeft echter aangegeven dat dit netwerk op termijn niet in stand kan worden gehouden, vanwege veroudering en het ontbreken van geschikte onderdelen. Om die reden heeft het ministerie van VenJ, na een Europese aanbesteding, aan KPN opdracht gegeven om een opvolger te realiseren en in stand te houden in de vorm van een dienst. Tot het moment waarop de laatste NN-gebruiker is gemigreerd zal het NN operationeel blijven.
De gebruikers van de dienst zijn klant van KPN. Hoewel de minister van Veiligheid en Justitie de zorg draagt voor de voorziening, zijn -evenals bij het «oude» NN- de beoogde gebruikers zelf verantwoordelijk om zich aan te sluiten. Conform de toezegging tijdens het overleg van 8 februari 2012 inzake de wijziging van wet Veiligheidsregio’s, in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid, zal ik u de Tweede Kamer nader informeren over het beheer de monitoring en de uitvoering van verschillende ICT-projecten. Ik zal het noodnet hierin meenemen.
Er is geen sprake van een verplichting. De gebruikers van het NN zijn herhaaldelijk schriftelijk attent gemaakt op de beschikbaarheid van de NCV en gestimuleerd om over te stappen naar deze dienst. De migratie van alle aansluitingen blijkt langer te duren dan ik gewenst acht en om die reden heb ik er samen met KPN, als beheerder van zowel het oude – als nieuwe netwerk, voor gekozen om vanaf 1 januari 2012 dezelfde werkwijze te hanteren als bij de ontmanteling van de centrale in Groningen (zie ook het antwoord op vraag 7). Gebleken is dat dit een goede aanpak is die snel tot resultaat leidt.
Welke bewindspersoon is verantwoordelijk voor de aanleg en het in gebruik nemen van het nieuwe noodnet? Wat heeft deze bewindspersoon gedaan om er voor te zorgen dat het noodnet wel op tijd in gebruik zou zijn genomen en waarom is die bewindspersoon daarin niet geslaagd?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat alleen Groningen en Drenthe overgezet zijn naar het nieuwe noodnetsysteem? Zo ja, wanneer volgt de rest van het land en hoe kunnen zij met andere delen van het land als zij moeten terugvallen op het oude systeem? Zo nee, wat is de stand van zaken dan wel?
Nee.
Voor de gebruikers in Groningen en Drenthe geldt dat zij in december 2011 moesten worden overgezet naar de nieuwe NCV. De reden hiervoor is dat het beschermd onderkomen (bunker) waar de NN-centrale was geplaatst, vanwege sloop moest worden verlaten.
Voor alle huidige gebruikers geldt dat zij vanaf het moment dat de NCV beschikbaar was, hun oude NN-aansluiting konden migreren naar de NCV. Een gedeelte daarvan heeft hiervoor inmiddels opdracht gegeven. Doordat beide systeem tijdens de migratieperiode met elkaar zijn gekoppeld, kunnen NN-gebruikers zonder problemen communiceren met gebruikers die zijn overgaan op de NCV.
Begin januari 2012 is 26% van de (5560) NN-aansluitingen gemigreerd of is hiervoor opdracht ontvangen. Van 14% van de aansluitingen is het abonnement opgezegd. Via een strakke planning die gebaseerd op de migratie van aansluitingen per NN-centrale (bunker) zullen in 2012 de overige aansluitingen worden gemigreerd.
Hoe vaak is het oude nu nog bestaande noodnet sinds de ingebruikneming daarvan gebruikt?
Nederland kent gelukkig weinig rampen waarbij eveneens de openbare telefoonvoorzieningen niet te gebruiken zijn. Op grote schaal is het NN dan ook weinig ingezet. Sinds 2004 is het NN op kleinere schaal gebruikt bij de politie-inval in het Haagse Laakkwartier (Hofstadgroep, november 2004) en de elektriciteitsuitval in de Bommelerwaard (december 2007). Dagelijks wordt het NN gebruikt om de mobiele 112-oproepen die standaard bij het KLPD binnenkomen door te verbinden met de regiomeldkamers. Ook het Hare Majesteitsnet is onderdeel van het NN en wordt dagelijks gebruikt.
Is er ooit met het oude systeem geoefend? Zo ja, wat was daarvan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Er wordt periodiek (4x per jaar) met het NN geoefend. Voorbeelden daarvan zijn oefening Verbindingen In Gemeenten En Provincies (VIGEP) waarmee de (nood)verbindingen tussen de crisiscentra van diverse organisaties wordt getest. Bij deze VIGEP-oefeningen is gebleken dat het NN aan de verwachtingen voldoet en zijn alle verbindingen zonder problemen tot stand gekomen.
Waaruit blijkt uit de praktijk van rampenbestrijding dat er behoefte is aan een noodnet?
De NCV zorgt ervoor dat bij verstoringen van de openbare voorzieningen toch nog communicatie mogelijk is tussen overheidsorganisaties onderling en met bedrijven die deel uitmaken van de vitale infrastructuur. Juist omdat het een «last resort» communicatievoorziening is, wordt er net als bij het eerdere Noodnet veel aandacht besteed aan de betrouwbaarheid en weerbaarheid tegen fysieke en niet fysieke dreigingen. Zo blijft het nieuwe netwerk beschikbaar als het gewone vaste telefoonverkeer tijdens een ramp uitvalt door overbelasting of stroomuitval.
Is het waar dat het nieuwe noodnet niet veel meer zal kunnen dan het oude, sterk verouderde systeem? Zo ja, waarom is er dan in de praktijk een nieuw systeem nodig? Zo nee, wat kan het nieuwe systeem dan meer dan het oude?
De NCV heeft meer functionaliteiten dan het oude NN. De primaire noodzaak voor vervanging van het Noodnet is gelegen in het feit dat de gebruikte apparatuur van het NN verouderd raakt en in de nabije toekomst onvoldoende onderhouden kan worden, bijvoorbeeld als gevolg van het ontbreken van reserveonderdelen.
Het nieuwe systeem is gebaseerd op IP-technologie. Dit systeem is na volledige ingebruikname ook geschikt voor email, mobiel gebruik, videoconferencing, internet, etc. Deze functionaliteiten komen beschikbaar nadat het gehele NN gemigreerd is.
Is het waar u te weinig heeft gedaan om het nieuwe systeem bij de gebruikers te promoten? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd? Zo nee, wat heeft u dan wel gedaan?
Zie antwoord op vraag 5 en 6
Deelt u de verwachting dat als gebruikers niet op het nieuwe systeem zitten te wachten, zij dan in het uitzonderlijke geval dat het systeem mogelijk gebruikt zou kunnen worden dat dan toch niet zullen doen? Zo ja, hoe gaat u met dit gegeven om? Zo nee, waarom niet?
Omdat het gebruik van de NCV niet verplicht is, kunnen gebruikers na de beëindiging van het NN kiezen voor de NCV of geen noodcommunicatie. Hoewel ik van mening ben dat een «last resort» voorziening noodzakelijk is om de continuïteit van de communicatie te garanderen (bijvoorbeeld bij langdurige stroomuitval), is en blijft het de eigen verantwoordelijkheid van gebruikers om aangesloten te zijn en hiervan in voorkomend geval gebruik te maken. Via diverse brieven heb ik mijn mening kenbaar gemaakt bij de veiligheidsregio’s en hun crisispartners. Ik merk hierbij op dat het merendeel van de gebruikers heeft aangegeven ook van de NCV gebruik te zullen gaan maken. Ik vertrouw er dan ook op dat de NCV in voorkomend geval daadwerkelijk gebruikt zal worden.
Lopen de kosten van het nieuwe noodnet door de opgelopen vertraging hoger op dan de genoemde 6,5 mln. euro? Zo ja, met hoeveel?
De kosten voor de begeleiding van de migratie zijn vast en bedragen EUR 155 per aansluiting. In deze kosten is voorzien en zijn voor rekening van het ministerie van VenJ. Er is geen sprake van toename van kosten indien de migratie langer duurt dan voorzien.
De kosten voor de realisatie van de nieuwe noodcommunicatievoorziening zijn voor rekening van KPN. Om KPN de mogelijkheid te bieden de kosten voor de NCV-dienst terug te verdienen, heeft de overheid zich contractueel verbonden met KPN gedurende 11,5 jaar.
Hoewel ik mij realiseer dat de NCV niet vaak ingezet zal (behoeven te) worden, biedt het kunnen beschikken hierover zekerheid voor de continuïteit van communicatie. Het ontbinden van de overeenkomst vind ik dan ook zeer ongewenst. Dit zou betekenen dat de continuïteit van de crisisbeheersing in gevaar komt bij uitval van de openbare telecommunicatievoorzieningen. Bovendien kan het aanzienlijke kosten tot gevolg hebben. De totale contractwaarde voor de basisaansluitingen bedraagt voor KPN circa EUR 34,5 mln.
Is het nog mogelijk om helemaal af te zien van een nieuw noodnet? Zo ja, op welke wijze en wat zouden daar de operationele en financiële gevolgen van zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
De uitkomsten van het onderzoek naar de brand bij de radiotoren bij IJsselstein |
|
Kees Verhoeven (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Kort geding zendmast afgeblazen»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat de conclusies van het onderzoek naar de ramp nog niet bekend gemaakt worden om de «onderhandelingen niet te frustreren»?
Het onderzoek waar naar wordt verwezen is één van de onderzoeken naar de oorzaken van de brand. Volgens berichtgeving van NOVEC op 26 augustus jl. waren deze onderzoeken, in tegenstelling tot de berichtgeving van de NOS op 25 augustus jl., nog niet afgerond en waren er aldus nog geen definitieve conclusies. Medio september jl. is een, door Efectis Nederland in opdracht van NOVEC verricht, aanvullend onderzoek naar de brand in IJsselstein afgerond. Dat rapport heeft in het NOS journaal van 24 september jl. aandacht gekregen. Het rapport geeft meer inzicht in de mogelijke toedracht. Het rapport dient echter nog nader uitgewerkt te worden zodra een aantal openstaande vragen beantwoord zijn. Definitieve conclusies zijn dus nog niet voorhanden.
Deelt u de mening dat het vreemd is dat het onderzoek dat licht moet werpen op de veiligheidssituatie in en rondom de toren om welke reden dan ook geheim wordt gehouden?
Zoals in antwoord op vraag 2 is aangegeven is de precieze oorzaak van de brand nog niet definitief vastgesteld. Ik ben van mening dat zodra dit wel het geval is, over de oorzaak van de brand ook in de openbaarheid moet worden gecommuniceerd. Het is echter aan de opdrachtgevers van de diverse onderzoeken om hier een keuze in te maken. Vrijwel alle betrokken partijen, als ook hun verzekeraars laten onderzoeken verrichten. Die onderzoeken zijn veelal nog in volle gang. Of openbaarmaking van de rapporten zelf aan de orde kan zijn, hangt mede samen met de eisen en wensen van verzekeraars. Wel zal ik waar mogelijk en relevant de bevindingen met betrekking tot de oorzaak van de branden betrekken in het door mij tijdens het AO van 15 september jl. aangekondigde onderzoek naar de verantwoordelijkheid- en bevoegdheidsverdeling betreffende de veiligheid op zendmasten.
Deelt u de mening dat de conclusies van het onderzoek per direct openbaar zouden moeten zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat hulpverleners in Moerdijk onvoldoende beschermd waren |
|
André Elissen (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hulpverleners Moerdijk onvoldoende beschermd»?1
Ja.
Vindt u dat de gemeente Moerdijk en de betrokken veiligheidsregio’s voldoende waren voorbereid op de brand? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om dit te verbeteren?
Nee, uit het onderzoek van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid blijkt dat de gemeente Moerdijk en de Veiligheidsregio Midden-en West-Brabant onvoldoende waren voorbereid op deze brand. Verder blijkt uit dit onderzoek dat de risico’s in de gemeente Moerdijk onvoldoende gekoppeld waren aan de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing en de organisatie van de brandweerzorg. Het bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft direct na de brand maatregelen genomen. Zo is bijvoorbeeld de beschikbaarheid en paraatheid van brandweermensen inzetbaar voor het industrieterrein Moerdijk uitgebreid en zijn er afspraken gemaakt voor noodzakelijk advies en bijstand met de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Verder zijn het regionale risicoprofiel en het beleidsplan voor de veiligheidsregio vastgesteld. Door diverse acties van de veiligheidsregio zijn de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing en de organisatie van de brandweerzorg nu direct gekoppeld aan de mate van risico’s.
Vindt u dat alle gemeenten en veiligheidsregio’s in Nederland voorbereid zouden moeten zijn op een ramp zoals in Moerdijk is gebeurd? Zo ja, kunt u toelichten op welke termijn en hoe u dit gaat organiseren?
Nee, ik vind dat alleen de gemeenten en veiligheidsregio’s die zich geconfronteerd zien met het risico van grootschalige ongevallen met gevaarlijke stoffen hier ook op voorbereid moeten zijn. Naar aanleiding van het incident in Moerdijk is de Inspectie OOV een breder onderzoek gestart. Hierin wordt onderzocht op welke plekken in Nederland het risico van een soortgelijk grootschalig incident aanwezig is en in welke mate de veiligheidsregio’s op deze risico’s zijn voorbereid. Hierbij zal onder andere aan de orde komen hoe de verantwoordelijke besturen omgaan met de mogelijkheid om bedrijven op basis van artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s aan te wijzen als bedrijfsbrandweerplichtig. De rapportage hierover zal in het najaar van 2011 verschijnen.
Bent u bereid om landelijk expertise beschikbaar te stellen voor grote en/of zeldzame rampen?
Ik ben van mening dat de expertise om rampen als deze te bestrijden, ook op een specifiek terrein als gevaarlijke stoffen, reeds aanwezig is bij diverse veiligheidsregio’s. Het is van belang dat alle veiligheidsregio’s weten waar specifieke expertise te halen is en hier met elkaar afspraken over hebben. Samen met het Veiligheidsberaad ben ik de voorbereidingen gestart om deze bovenregionale samenwerking te bevorderen op de terreinen waar specialistische kennis en kunde nodig zijn. Veiligheidsregio’s kunnen zich dan als een zgn. expertregio specialiseren op een bepaald onderwerp. Deze expertise is dan beschikbaar voor andere veiligheidsregio’s.
Deelt u de mening dat het verstandiger is om één of twee landelijke rampenbestrijdingseenheden op te richten dan om alle gemeenten en veiligheidsregio’s zich optimaal te laten voorbereiden op zeldzame en specifieke rampen (zoals bijvoorbeeld de brand in Moerdijk)?
De voorbereiding op specifieke rampen dient altijd gekoppeld te zijn aan de aanwezigheid van risico’s op dergelijke rampen. In voorgaande antwoorden gaf ik reeds aan in te zetten op de ontwikkeling van expertregio’s. Dit is mede omdat het effectiever is als veiligheidsregio’s zich specialiseren, waarna landelijk gebruik kan worden gemaakt van de specialistische kennis en materialen.
Deelt u de conclusie dat de brandweerlieden, politiemensen en ambulancemedewerkers goed hebben gehandeld maar dat het management van de betreffende diensten in het vervolg meer aandacht moet hebben voor vakinhoudelijke aspecten, zoals veilige werkwijzen, onder andere met betrekking tot gevaarlijke stoffen? Welke maatregelen gaat u nemen om dit te realiseren?
Ik heb waardering voor de volledige inzet van hulpverleners en betrokken bestuurders in de veiligheidsregio’s die onder moeilijke omstandigheden hun werk hebben gedaan. Ik vind het belangrijk dat de hulpverleners dit werk ook veilig kunnen doen. Dat is de verantwoordelijkheid van de korpsen en ambulancediensten (de werkgevers). De Arbeidsinspectie heeft in haar onderzoek geconcludeerd dat hier tijdens de brand in Moerdijk onvoldoende aandacht voor is geweest. De Arbeidsinspectie heeft specifieke aandachtspunten voor ongevallen met gevaarlijke stoffen geformuleerd. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de politie zal ik deze langs het arbeidsomstandighedenbeleid van de politie leggen. Eventuele knelpunten bij dit soort specifieke situaties worden door het politieveld opgepakt. De besturen van de veiligheidsregio’s spreek ik aan op hun verantwoordelijkheid om hetzelfde te doen voor de brandweer en de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR). Daarbij hoort het zorg dragen dat een functionaris in het COPI (Commando Plaats Incident) ook toezicht houdt op het veilig werken van alle hulpverleners op het rampterrein.
De website www.crisis.nl |
|
Harry van Bommel |
|
Herinnert u zich uw antwoord op de Kamervragen over het onbereikbaar zijn van de website www.crisis.nl?1
Ja.
Is het juist dat de ontwikkeling van www.crisis.nl in 2005 en de eerste drie jaar hosting van www.crisis.nl bijna een half miljoen euro hebben gekost?2 Zo ja, hoe is dit relatief hoge bedrag te verklaren?
De ontwikkeling van www.crisis.nl in 2005 en de eerste drie jaar hosting van www.crisis.nl. hebben in totaal 373 122 euro gekost. Een groot deel van de kosten die voor de crisissite moeten worden gemaakt, worden gevormd door de hosting van de infrastructuur, omdat daar speciale eisen aan worden gesteld.
Kunt u inzicht verschaffen in de totale kosten van www.crisis.nl na de eerste drie jaar?
Ja.
De totale kosten van www.crisis.nl na de eerste drie jaar (2008, 2009, 2010) zijn in totaal 614 890 euro.
Kunt u de resultaten van de stresstests die zijn gehouden, waaruit zou blijken dat het systeem voldoende was geëquipeerd, aan de Kamer bekendmaken? Zo neen, waarom niet?
Ja.
In november 2006 is een stresstest uitgevoerd door de hostingpartij. Het resultaat van de stresstest bewijst dat de omgeving voor crisis.nl voldoet aan de gestelde randvoorwaarden.
In augustus wordt een nieuwe stresstest gehouden naar aanleiding van de aanpassingen die zijn gedaan op basis van de QuickScan (zie ook vraag 5).
Wat is volgens u het probleem met de huidige site?
In maart 2011 is door deskundigen binnen de rijksoverheid een QuickScan uitgevoerd naar de huidige versie van de website www.crisis.nl. Uit de QuickScan komt naar voren dat de hosting omgeving, de vormgeving van de website en de programmatuur (Content Management Systeem) inmiddels niet meer aansluiten bij de huidige eisen (denk ook aan social media). Tevens betekent de huidige constructie (twee marktpartijen, één voor de hosting en een voor de programmatuur) niet alleen een verhoogde kwetsbaarheid (verhoogd risico op technische fouten) maar betekent dit ook een verlies van kostbare tijd bij het herstellen van een eventuele fout. De genomen maatregelen op basis van de QuickScan zijn per 1 september a.s. afgerond. Kort voor de oplevering zal een stresstest worden gehouden. De genomen maatregelen bestaan uit één regie voerende partij (ter verbetering van de communicatie, snelheid, e.d.), 24*7 ondersteuning, vervanging hosting platform (gelijkblijvende beheerkosten) en vervanging maar ook vereenvoudiging van het Content Management Systeem.
Op grond waarvan is besloten dat er nu toch een nieuwe website moet worden gemaakt?3
Het Nationaal CrisisCentrum had al eerder de wens geuit voor vernieuwing van www.crisis.nl. Dit proces is versneld na de problemen met de website tijdens de brand in Moerdijk en de intensivering van het gebruik en het belang van sociale media.
Welke kosten zijn gemoeid met de nieuw te ontwikkelen website?
De kosten van het nieuwe crisis.nl zijn nog niet bekend. Pas wanneer de aanbesteding is afgerond en alle offertes binnen zijn kan hier een uitspraak gedaan worden.
Welke eisen worden er gesteld aan de nieuwe website en de organisatiestructuur erachter?
Voor de nieuwe website zijn de volgende kernwaarden vastgesteld: Toegankelijkheid, betrouwbaarheid, betaalbaarheid, intergratie van social media, goede inbedding in de middelenmix van crisiscommunicatiemiddelen en zeer stevige hosting.
Hoe gaat u voorkomen dat deze nieuwe website met dezelfde problemen wordt geconfronteerd als www.crisis.nl?
De lessons learned van de oude crisis website zijn meegenomen in het ontwerp van de nieuwe website. Het Nationaal CrisisCentrum laat zich gedurende het hele traject adviseren en begeleiden door ICT experts van de rijksoverheid.
Het niet functioneren van calamiteitenzenders ten tijde van een ramp |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Noodmast Assen eind van de week in gebruik»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat het waarschijnlijk meer dan 160 uur duurt voordat er via de ether weer volledige dekking is van RTV Drenthe, terwijl deze zender in geval van een calamiteit de functie van calamiteitenzender heeft?
De brand in de zendmast ontstond vrijdag 15 juli omstreeks 14.00 uur. Radio 1, in de functie van landelijke calamiteitenzender, was vanaf 15 juli rond 17.00 uur weer te ontvangen. In het geval zich in de tussenliggende periode in het betreffende gebied een crisissituatie zou hebben voorgedaan, beschikte de overheid over voldoende crisiscommunicatiemiddelen om op adequate wijze ook het publiek te kunnen informeren dat aangewezen zou zijn op verslaggeving via de ether. Zo had men gebruik kunnen maken van de langs en boven de wegen aanwezige matrixborden of van vaste en mobiele omroepinstallaties.
Het Agentschap Telecom – dat zich hierbij baseert op gegevens van KPN – meldt dat RTV Drenthe op 15 juli om 21.00 uur in het noorden van Drenthe weer in de lucht was door inzet van een tijdelijke locatie in Groningen. Op 16 juli is om 19.00 uur een extra zender te Meppel in gebruik genomen, waardoor ook zuidwest Drenthe weer ontvangst had. Hetzelfde is gebeurd voor zuidoost Drenthe door middel van een extra zender in Klazienaveen. De zender in Assen is donderdagmiddag 28 juli aangezet. Sinds dat moment dekt de verzorging van RTV Drenthe weer grotendeels de provincie Drenthe.
Overigens is de ontvangst van RTV Drenthe via kabel, satelliet en internet niet onderbroken geweest.
Welke initiatieven zijn er genomen om ervoor te zorgen dat de onderbreking van de informatievoorziening aan de inwoners van Noordoost-Nederland via de ether, juist tijdens deze calamiteit waarbij de zendmast van Smilde in de brand vloog, zo kort mogelijk was? Hoe beoordeelt u de genomen initiatieven? Wat zou u met de kennis van nu anders doen?
Agentschap Telecom heeft vrijdagmiddag 15 juli in samenwerking met de operators (Broadcast Partners voor de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) en KPN voor RTV Drenthe) alternatieve opstellocaties beschikbaar gesteld voor specifiek deze twee omroepen, met name vanuit hun functie als calamiteitenzender. Ook is contact opgenomen met de NPO. De NPO heeft reeds vrijdag 15 juli laten weten de zender Radio 5 op de 747 AM te willen inzetten voor Radio 1. Dit is in afstemming met het Agentschap Telecom gebeurd. Radio 1 was op 15 juli om 17.00 weer in geheel Nederland te ontvangen op deze middengolffrequentie.
De operationele leider van de veiligheidsregio Drenthe heeft omtrent de regionale calamiteitenzender direct contact gelegd en gehouden met de directeur van KPN Noord Oost. De veiligheidsregio Drenthe heeft mij geïnformeerd dat de contacten met alle betrokkenen vanaf het begin goed is geweest en naar tevredenheid verliepen: de veiligheidsregio meldde mij dat sprake is geweest van de juiste prioritering en dat alle partijen zo snel als mogelijk was alles in het werk hebben gesteld om de calamiteitenzender weer optimaal in de lucht te krijgen.
Ik ben van oordeel dat hiermee door alle betrokkenen adequaat is gehandeld en zie geen aanleiding, voor het geval deze hoogst uitzonderlijke situatie zich nogmaals zou voordoen, aan te sturen op een andere handelwijze.
Op welke wijze heeft u de inwoners bij het ontbreken van informatie via de ether wel op de hoogte gehouden? Hoe wist men dat via deze kanalen de informatie te verkrijgen was temeer daar in de voorlichting geadviseerd wordt af te stemmen op de regionale zenders?
Radio en televisie waren nog beschikbaar via kabel, satelliet en internet. Via deze ontvangstmogelijkheden heeft de berichtgeving geen hinder ondervonden. Burgers zijn daarnaast geïnformeerd over de uitval van de publieke omroepen via onder meer:
Zoals ik in de beantwoording van vraag 2 al heb toegelicht, had de overheid de beschikking over voldoende alternatieven om het publiek adequaat te informeren, in het geval zich in de genoemde tijdspanne in het betreffende gebied een crisissituatie zou hebben voorgedaan.
Hoe was de situatie met betrekking tot de informatievoorziening in Midden-Nederland? Hoelang was er daar geen informatie via de ether?
Ik ga er vanuit dat hier de uitval van de toren in Lopik wordt bedoeld. Zoals genoemd in de beantwoording van vraag 3 heeft de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) al op vrijdag 15 juli laten weten de zender Radio 5 op 747 AM te willen inzetten voor Radio 1. Dit is in afstemming met het Agentschap Telecom gebeurd. Radio 1 was op 15 juli om 17.00 weer in heel Nederland te ontvangen op deze middengolffrequentie. In de loop van zaterdagnacht is Radio 1 in gebruik genomen vanuit Tjerkgaast. Om het verlies aan verzorging wat betreft FM in midden Nederland door uitval van Lopik te compenseren, zijn daarnaast zaterdag twee tijdelijke extra zenders in Lelystad en Hilversum in gebruik genomen. In Midden-Nederland was Radio 1 vanaf dat moment zowel op AM als op FM weer te ontvangen.
Is er ook in andere regio’s een onderbreking van de calamiteitenzenders geweest? Zo ja, in welke regio’s speelde dit en hoe lang heeft deze onderbreking geduurd? Wat heeft u gedaan om de informatie voorziening ten tijde van de onderbreking te continueren en de zenders zo snel mogelijk weer in de lucht te krijgen?
Alleen RTV Drenthe is uit de lucht geweest door de verwoesting van de mast te Hoogersmilde. In de beantwoording van vraag 3 is reeds aangegeven op welke wijze betrokken partijen hebben gehandeld om de situatie zo snel mogelijk te normaliseren.
Welke lessen trekt u uit het feit dat een dergelijke situatie zich kan voordoen waarbij de informatievoorziening via de ether niet mogelijk blijkt?
Het betreft hier een hoogst uitzonderlijke situatie. Toch beschikte de overheid ook in deze situatie over voldoende reguliere en crisiscommunicatiemiddelen om het publiek adequaat te kunnen informeren in het geval zich in het betreffende gebied een crisis had voorgedaan (zie ook de antwoorden op de vragen 2 en 4).
Heeft op enig moment de informatievoorziening aan de bevolking in uw ogen tekortgeschoten? Zo ja, op welke moment en wat zou in de toekomst anders moeten? Zo nee, waar baseert u dat op?
Het betrof een brand in een zendmast. Van verdere dreiging of een gevaarlijke situatie, anders dan in de directe omgeving van de mast, is geen sprake geweest. Hoewel ik begrijp dat mensen het als onplezierig ervaren, als zij bijvoorbeeld in de auto geen volledige radio-ontvangst hebben, ben ik van mening dat het publiek op geen enkel moment in de problemen is geweest door een gebrek aan informatievoorziening. Ook in het geval zich een crisis had voorgedaan, had de overheid nog voldoende alternatieven om het publiek adequaat te kunnen informeren (zie ook de antwoorden op de vragen 2 en 4).
Is er met het uitvallen van de zenders ook een hiaat ontstaan in de communicatie van de hulpdiensten? Zo ja, waar en wanneer? Welke maatregelen gaat u treffen om dit in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waar baseert u dat op?
Agentschap Telecom heeft dit op vrijdag 15 juli direct gecheckt. Het eerste wat het Agentschap Telecom gedaan heeft, is inventariseren welke vergunningen zijn uitgegeven op Hoogersmilde en dus uit de lucht waren. Dat bleken omroepzenders (FM Radio en DVB-T), vaste verbindingen en semafonie te zijn. Vervolgens heeft het Agentschap Telecom met de mobiele operators contact opgenomen om te vragen of er nog vitale diensten getroffen waren door het uitvallen van Hoogersmilde. De operators hebben aangegeven dat dat niet het geval was.
Omdat alle verbindingen naar behoren hebben gefunctioneerd, behoeven in dit kader geen maatregelen te worden getroffen.
Het onderzoek naar de vliegramp bij Tripoli |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Is het waar dat er geen (internationale)verplichting rust op Libië om binnen een jaar na de vliegramp in Tripoli met een rapport te komen over het onderzoek naar de oorzaak?1
In het verdrag en de regelgeving van de Internationale Burgerluchtvaart Organisatie (ICAO) is vastgelegd dat ICAO-lidstaten die verantwoordelijk zijn voor een onderzoek naar een ongeval, gehouden zijn zo spoedig mogelijk – en zo mogelijk binnen een jaar na het ongeval – een eindrapport over het onderzoek beschikbaar te stellen.
Helder is dat, indien die termijn niet gehaald wordt, in ieder geval elk jaar op de datum van het ongeval, een (tussen)rapportage moet worden opgesteld en gepubliceerd.
Klopt het dat het internationale burgerluchtverdrag slechts een «aanbeveling» doet wat betreft een rapport binnen een jaar en geen enkele verplichting oplegt?
Zie antwoord vraag 1.
Zo ja, waarom heeft u de Kamer dan verkeerd geïnformeerd door te zeggen dat er krachtens internationale afspraken wel een dergelijke verplichting op Libië rustte?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat u de nabestaanden van de slachtoffers op het verkeerde been heeft gezet door te zeggen dat u zou onderzoeken of de internationale organisatie voor burgerluchtvaart (ICAO) kon ingrijpen, vanwege het niet nakomen van verplichtingen door Libië?
De leden Pechtold en Van Veldhoven hebben op 12 mei 2011 aan de ministers van BZ en van I&M schriftelijk gevraagd te onderzoeken of de ICAO een onderzoek kan starten naar de ramp in Tripoli op 12 mei 2010. Op die vragen is op 29 juni jl. antwoord gegeven. De zolang voortdurende onzekerheid waarin de nabestaanden verkeren, is voor mij een punt van grote zorg en ik zal mij blijven inspannen om aan die onzekerheid een einde te maken.
Zo ja, bent u bereid hiervoor uw excuses aan te bieden aan de nabestaanden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De aansprakelijkheid voor kernongevallen |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Nuclear industry shielded from big disaster costs»?1
Ja.
Is het waar dat de Nederlandse overheid een bedrag van 14 023 000 000 Euro gereserveerd heeft op de begroting als voorziening voor kernongevallen ingevolge het verdrag van het verdrag van Parijs en de Wet Aansprakelijkheid Kern Ongevallen? Zo nee, welk bedrag is dan gereserveerd?
In de saldibalans van de begroting van Financiën staat een (openstaande) garantieverplichting van € 14,0 miljard uit hoofde van de Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (WAKO). Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Deze garantieverplichting betreft een garantie op moeilijk/niet te verzekeren risico’s (risico gemaximeerd per gebeurtenis/installatie). Omdat de kans op een schadegeval zeer klein is en het momentum en de omvang van de mogelijke schade niet van te voren is te bepalen is door de Staat geen kasreservering opgenomen.
Is het waar dat verzekeringen voor particulieren en bedrijven stelselmatig de schade van hun verzekerden als gevolg van kernrampen uitsluiten, waarmee de belastingbetalers collectief verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van kernrampen? Zo nee, waaruit blijkt dat? Zo ja, op welke gronden acht u het billijk verzekeraars toe te staan schade als gevolg van atoomkernreacties uit te sluiten als schadegrond?
Indien zich een kerngeval voordoet, zal het eerste deel van de schade betaald moeten worden door de exploitant van de kerninstallatie. Dit deel van de schade wordt gedekt door de verzekering die de exploitant van de kerninstallatie zelf heeft moeten afsluiten voor het bedrag, waarvoor die de exploitant van de kerninstallatie op grond van artikel 5 van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen (Wako) aansprakelijk is. Voor de grote kerninstallaties, zoals kerncentrales, bedraagt deze aansprakelijkheid € 340 miljoen. Dit bedrag zal na een wijziging van de Wako, die nog niet in werking is getreden (zie Staatsblad 2008, 509) op € 700 miljoen worden vastgesteld. Dat laatste bedrag is gebaseerd op een nog door de verdragsstaten te ratificeren wijziging van het Verdrag van Parijs uit 1960.
Voor zover de verzekeringsuitkering ontoereikend is, zal een deel van de schade worden gedragen door alle verdragspartners bij het Verdrag van Brussel uit 1963 (veertien van de EU-lidstaten en Zwitserland). Dit is thans een totaalbedrag (dus van alle verdragspartners gezamenlijk) van ongeveer € 140 miljoen dat na genoemde ratificatie van de wijziging van het verdrag zal worden verhoogd naar € 300 miljoen.
Indien deze bedragen ontoereikend zijn (na ratificatie van de wijziging in het verdrag gezamenlijk dus € 1 mld), is de staat op grond van artikel 18 van de Wako verplicht tot ongeveer € 2,27 miljard uit de openbare middelen beschikbaar te stellen, ten einde die schade tot dat bedrag te vergoeden. Dit bedrag zal na inwerkingtreding van de bovengenoemde wijziging van de Wako, in verband met de inflatie sinds het bedrag van € 2,27 miljard in 1991 is vastgesteld, worden verhoogd tot € 3,2 miljard. Voor deze garantie brengt de staat jaarlijks bij de twee grote kerninstallaties in Nederland (COVRA en Borssele) een vergoeding in rekening. De hoogte van de vergoeding wordt regelmatig herzien. Ook voor de vijf kleinere nucleaire installaties geldt de genoemde garantie. De garantie van € 14 miljard is tot stand gekomen uitgaande van zeven installaties en het feit dat de bijdrage van de staat in geval van grote schades ongeveer € 2 miljard zal zijn (een gedeelte wordt immers gedekt door de verzekering van de installatie). De garantiestelling zal conform de nieuwe begrotingsregels worden doorgelicht door de commissie Risicoregelingen.
Het is verzekeraars in beginsel toegestaan zelf te bepalen voor welke risico’s zij dekking willen of kunnen verlenen. Schades als gevolg van een kernongeval bij een kerninstallatie worden inderdaad in de algemene voorwaarden van verzekeraars veelal uitgesloten van verzekeringsdekking. De hierboven genoemde bedragen van € 340 miljoen en € 700 miljoen worden mede daardoor gedekt door een Nederlandse atoompool, waaraan meerdere verzekeraars deelnemen en waarvan de risico’s weer grotendeels zijn herverzekerd bij buitenlandse atoompools. Voor zover de atoompool bepaalde schades van dekking heeft uitgesloten zijn er (ook om te voldoen aan de verplichtingen van het Verdrag van Parijs) aanvullende staatspolissen afgesloten met de exploitanten van de installaties, waarvoor de staat jaarlijks een premie ontvangt. Afhankelijk van onder andere de dekkingsmogelijkheden zou het bedrag, waarvoor de exploitanten van kerninstallaties aansprakelijk zijn, in de toekomst verder kunnen worden vergroot. Overigens komt het vaker voor dat verzekeringen bepaalde schades uitsluiten. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor schade ten gevolge van grote overstromingen, dijkdoorbraken en oorlog.
Bent u bereid verzekeraars te verbieden schade door kernrampen uit te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Een verzekeringsplicht in deze vind ik niet nodig en niet wenselijk. In de eerste plaats omdat er al op grond van verdrag en wet een ander systeem moet worden toegepast. Ten tweede omdat dit systeem de enige werkbare variant is, ingeval de verzekeringsmarkt niet in staat is om voldoende dekking te verlenen. Bovendien is aan het huidige systeem als bijkomend voordeel verbonden dat claims op deze wijze centraal door de atoompool kunnen worden afgedaan.
Deelt u de mening dat exploitanten van kerncentrales onevenredig voordeel geboden wordt en dat sprake is van concurrentievervalsing ten opzichte van andere vormen van bedrijfsvoering, wanneer de overheid exclusief de risico’s op schade van derden als gevolg van kernrampen voor haar rekening neemt? Zo nee, waarom niet?
Indien zich een kernongeval voordoet, neemt de staat niet exclusief de risico’s op schade van derden voor haar rekening, omdat de verzekeringspool in de meest voorkomende gevallen het eerste deel van de schade zal dragen. Dit zal in de praktijk veelal betekenen dat bij beperktere nucleaire incidenten de gehele schade door de verzekeringspool wordt vergoed. De eigenaren van kerncentrales betalen de premie voor de verzekering aan de verzekeringspool en voor de aanvullende staatspolis aan de staat en een vergoeding aan de staat voor de staatsgarantie.
Kunt u aangeven waarom er sprake is van een hoog reserveringsbedrag wanneer u meent dat de kansen op een kernramp verwaarloosbaar klein zouden zijn? Waarom is het kleine risico op een ramp naar uw opvatting niet herverzekerbaar?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 zijn er geen middelen gereserveerd, maar is er sprake van een garantie. Het zou inderdaad niet in de rede liggen om publieke middelen te reserveren (en dus onbenut te laten) voor een scenario dat zich slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zou kunnen voordoen.
Voor het aspect van herverzekering verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Kunt u aangeven of en in hoeverre de inmiddels ontstane schade bij de kernramp van Fukushima aanleiding geeft het reserveringsbedrag met het oog op kernrampen aanzienlijk bij te stellen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft uw Kamer aangegeven dat alle lessen uit Japan zullen worden meegenomen in het kernenergiebeleid. Wel zullen eerst alle feiten goed moeten worden geanalyseerd. Ook deze vraag zal worden meegenomen in alle evaluaties die worden uitgevoerd naar aanleiding van de gebeurtenissen in Japan.
Bent u bereid met andere Europese landen hernieuwd overleg aan te gaan inzake het verdrag van Parijs en de hoogte van te reserveren bedragen in geval van kernrampen/de herverzekeringsplicht equivalent aan dergelijke reserveringen, gelet op het feit dat kernrampen veelal grensoverschrijdende effecten en aansprakelijkheden kennen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Diverse aspecten van de Verdragen van Parijs en Brussel, die juist vanwege de grensoverschrijdende effecten van kernongevallen zijn gesloten, worden één- of tweemaal per jaar in OESO-verband besproken. De mogelijkheden tot verzekering en herverzekering hebben hierbij ook de aandacht. Zoals hierboven aangegeven is het reserveren van bedragen in de Nederlandse situatie niet aan de orde.
Bent u bereid met het parlement in overleg te treden over aanpassing van de Wet Aansprakelijkheid Kern Ongevallen naar aanleiding van de gebeurtenissen in Fukushima? Zo nee, waarom niet?
Een wijziging van de Wako (zie Staatsblad 2008, 509) wacht nog op inwerkingtreding. Dit zal geschieden op het moment dat alle verdragspartners de noodzakelijke aanpassingen in hun wetgeving hebben doorgevoerd in relatie tot de laatste wijzigingen van de Verdragen van Brussel en Parijs. Zoals hierboven vermeld zal dit leiden tot aanzienlijke verhogingen van de diverse bedragen. Ongetwijfeld zullen de gebeurtenissen in Fukushima ook in OESO-verband nader worden besproken. Mocht uit de evaluaties die worden uitgevoerd naar aanleiding van Japan blijken, dat de Wako op dit punt aanpassing behoeft, dan zal dit uiteraard aanleiding zijn om daarover opnieuw met uw Kamer in overleg te treden.
Deelt u de mening dat het niet billijk is burgers aansprakelijk te stellen voor schade als gevolg van Kernrampen waarvoor ze op geen enkele wijze verantwoordelijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Financiële risico’s voor burgers worden door de Wako en de Verdragen van Parijs en Brussel in elk geval gedeeltelijk en voor veel gevallen ook geheel ondervangen.
Mocht zich een situatie voordoen waarbij de schade hoger is dan het bedrag waarvoor de exploitant aansprakelijk is en waarvoor de Staat garant staat (thans € 2,3 miljard bij een nucleair incident), dan zullen regering en parlement gezamenlijk ad hoc moeten bepalen of en zo ja in welke mate de schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Bent u bereid onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de reële hoogte van de kosten van een eventuele kernramp die gepaard gaat met een meltdown op Nederlands grondgebied? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Het schatten van de schade van nucleaire ongevallen kent grote onzekerheden. Dit heeft met name te maken met de aard van kernongevallen die een «kleine kans – grote gevolgen» karakter hebben. In het rapport uit 2010 van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), genaamd «Kernenergie en Brandstofmix, Effecten van nieuwe kerncentrales na 2020 in de kernenergiescenario’s uit het Energierapport 2008» (Bijlage bij TK 2009–2010, 31 510, nr. 40), wordt geconcludeerd dat er voor het bepalen en waarderen van externe kosten, die samenhangen met ernstige kernongevallen, geen wetenschappelijk verantwoorde methodiek bestaat. Tevens ontbreekt een maatschappelijk geaccepteerd beoordelingskader.
De conclusie van ECN is gebaseerd op een aantal onafhankelijke studies naar de kosten van ernstige kernongevallen en de methodologische problemen erbij. Gezien het bovenstaande acht ik het weinig zinvol om een nieuw onafhankelijk onderzoek in te stellen. Dit neemt niet weg dat de lessen, die ook op dit punt uit het ongeval in Japan getrokken kunnen worden, zullen worden meegenomen.
De financiële schade voor waterschap Brabantse Delta vanwege de brand bij Chemie-Pack |
|
Paulus Jansen |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Inwoners West-Brabant betalen kosten reinigen brand Chemie-Pack»?1 Kloppen de beschreven feiten?
Op beide vragen luidt het antwoord ja.
Onderschrijft u de stelling dat door snel en adequaat handelen van het waterschap veel schade aan bodem en grond- en oppervlaktewater in de omgeving van Moerdijk en aan het riool is voorkomen?
Op dit moment worden verschillende onderzoeken naar de brand bij Chemie-Pack te Moerdijk uitgevoerd. Voordat ik oordeel over het optreden, wacht ik de uitkomsten van deze onderzoeken af.
Onderschrijft u de stelling dat dit snelle en adequate handelen onvermijdelijk was en dat wachten op duidelijkheid over eventuele financiële vergoedingen ernstige gevolgen voor natuur, milieu en volksgezondheid had opgeleverd?
Zie de beantwoording bij de vorige vraag.
Acht u het eerlijk dat het waterschap zelf voor de financiële consequenties van dit snelle en adequate handelen moet opdraaien?
Waterschappen zijn binnen hun beheergebied belast met onder meer de zorg voor de kwaliteit van oppervlaktewater- en grondwater. Zij kunnen de kosten daarvan omslaan over de belastingplichtigen in dat gebied. Dus in algemene zin en in beginsel past het binnen het stelsel dat het waterschap voor de financiële consequenties opdraait. Daarbij geldt dat het waterschap een verhaalsmogelijkheid heeft (en zelfs een verhaalsplicht op grond van artikel 17.16 Wet milieubeheer voor zover het milieuschade in de zin van artikel 17.6 Wet milieubeheer betreft) op de veroorzaker van de schade. Dit moet de inzet zijn. Als dat niet lukt, is er reden voor nader overleg.
Deelt u de mening dat het een staaltje «stank voor dank» zou zijn als het waterschap voor zijn goede gedrag de rekening gepresenteerd krijgt, indien zou blijken dat Chemie-Pack de financiële schade niet (volledig) kan compenseren waardoor de ingezetenen met een verhoging van de waterschapslasten met 40% worden geconfronteerd? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen dat die financiële compensatie anderszins plaats vindt?
Allereerst zal moeten worden vastgesteld wat de daadwerkelijke kosten voor het Waterschap Brabantse Delta zijn. Daarna moet worden bezien of door verhaal en eventueel bestaande regelingen deze kosten kunnen worden gedekt. Voor het restantschadebedrag geldt dan dat indien dit leidt tot een (eenmalige) extreme verhoging van de waterschapslasten in het waterschap Brabantse Delta, dit aanleiding kan zijn om te kijken welke mogelijkheden er zijn voor financiële compensatie. Ik zal hierover dan met de ministers van Veiligheid en Justitie en Financiën in overleg treden.
Het kunnen sluiten van mechanische ventilatie bij rampen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Ventilatie in één klap dicht»?1 Herinnert u zich de brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) van 19 december 2008 betreffende het gebruik van mechanische ventilatie bij rampen en incidenten?2
Ja, wij hebben kennis genomen van het bericht «ventilatie in één klap dicht» en herinneren ons de genoemde brief van de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Deelt u de mening dat het nodig is dat in geval van een ramp waarbij gevaarlijke stoffen in de lucht komen in woningen en wooncomplexen, de mechanische (balans-)ventilatie op eenvoudige wijze tijdelijk moet kunnen worden uitgeschakeld? Zo ja, heeft overleg met de branche en betrokken partijen sinds 2008 daadwerkelijk geleid tot verbetering op dit vlak? Zo ja, waar blijkt dat concreet uit? Zo nee, acht u nu dan wel regelgeving nodig en hoe gaat u dit dan bewerkstelligen?
Ja, ik deel de mening dat het wenselijk is dat in geval van een ramp waarbij gevaarlijke stoffen in de lucht komen in woningen en wooncomplexen, de mechanische (balans-)ventilatie op eenvoudige wijze tijdelijk moet kunnen worden uitgeschakeld.
Overleg in de branche heeft er toe geleid dat nu de informatie over de technische mogelijkheden om voorzieningen te realiseren voor het tijdelijk uitschakelen van mechanische ventilatiesystemen is ontwikkeld, algemeen beschikbaar is en door brancheorganisatie bij hun leden onder de aandacht wordt gebracht. Zie bijvoorbeeld het digitale platform woninginstallaties, waarin met betrekking tot het kunnen uitschakelen van ventilatiesystemen specifieke informatie is opgenomen, zie hiervoor http://www.platform-woninginstallaties.nl/professional/expert/ventilatie/leverancier/uitvoeringsfase/calamiteiten-voorziening/
Ongeveer hoeveel zogenoemde calamiteitenschakelaars zijn er sinds de brief van de minister van VROM op vrijwillige basis aangebracht?
Het is ons niet bekend hoeveel calamiteitenschakelaars er sinds december 2008 zijn aangebracht. De signalen die ons bereiken, wijzen er op dat aan het aanbrengen van een «calamiteiten schakelaar» naast de technische ruimte (veelal op de hoogste verdieping) en calamiteiten schakelaar(s) bij de centrale lift cq. het centrale trappenhuis, zoals op www.platform-woninginstallaties.nl is aanbevolen, nog weinig opvolging wordt gegeven.
Bij eengezinshuizen speelt dit onderwerp niet, omdat daar het mechanische ventilatiesysteem individueel van de elektriciteit kan worden afgesloten.
Heeft de brand in Moerdijk en de ervaringen met het uitschakelen van mechanische ventilatiesystemen de problematiek van het uit kunnen schakelen van deze systemen bij u tot andere inzichten geleid over te nemen maatregelen of regelgeving? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De brand in Moerdijk en de ervaringen met het kunnen uitschakelen van mechanische ventilatiesystemen heeft niet tot andere inzichten geleid. Er zijn geen nieuwe elementen aan het licht gekomen.
Uit informatie bij corporaties blijkt dat zij tijdens de brand in Moerdijk preventief de mechanische afzuiginstallaties in hun complexen hebben uitgezet. Waar noodzakelijk hebben ze de bewoners doorverwezen naar het algemene alarmnummer voor de regio. Informatie van andere verhuurders is niet verkregen. De brand heeft voor zover nu bekend geen direct gevaar opgeleverd voor de huurders. De situatie heeft ook geleid tot het inzicht dat aan het aanbrengen van «calamiteiten schakelaar» naast de technische ruimte of de lift c.q. het centrale trappenhuis nog te weinig aandacht is gegeven door woningeigenaren. Zo zien de betrokken corporaties voldoende reden om weer eens extra naar hun rampenplan te kijken. Voorts is Aedes voornemens dit aspect nader bij hun leden onder de aandacht te brengen.
De Staatssecretaris van I&M heeft op 28 maart jl. aan de Tweede Kamer toegezegde onderzoeken gestuurd over het functioneren van mechanische ventilatiesystemen. De Staatsecretaris heeft toegezegd dat hij hierop een beleidsreactie zal geven in de voortgangsrapportage Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid. In die beleidsreactie zal ook worden verwoord welke acties ondernomen zullen worden om vooralsnog zonder extra regelgeving, een bredere toepassing van calamiteitenschakelaar te kunnen realiseren.
In ongeveer hoeveel woningen of wooncomplexen is het nog steeds niet mogelijk om in het geval van een ramp met gevaarlijke stoffen in de lucht de mechanische ventilatie op eenvoudige wijze tijdelijk uit te zetten? Hoe groot acht u het risico dat hierdoor gevaarlijke stoffen een woning kunnen binnendringen?
In principe kan elk mechanisch systeem worden uitgezet door de elektrische stroom uit te schakelen. De essentie is evenwel de bereikbaarheid van de mogelijkheid daarvoor. Uitgaande van de stand van de geïnstalleerde techniek kan bij het complexgewijs niet kunnen uitschakelen van de elektrische stroom én dan bij instelling van het systeem op de laagste stand, rekening worden gehouden met een toestroom van buitenlucht van ca. 10% van binnenstromende lucht bij opening van de vereiste ventilatievoorzieningen. Dit is in het licht van het gezondheidsrisico bij het mogelijk indringen van gevaarlijke stoffen in een woning in de regel acceptabel.
Is er kort na een ramp in de communicatie met bewoners standaard voldoende aandacht voor het belang dat behalve ramen en deuren ook de mechanische ventilatie wordt afgesloten? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, hoe gaat u hier verbetering in aanbrengen?
Communicatie met bewoners kort na een ramp is nooit standaard en altijd afhankelijk van de aard van de ramp. In de informatie van de rijksoverheid op www.nederlandveilig.nl is het volgende over mechanische ventilatie opgenomen: «... indien mogelijk schakel de ventilatie uit of op de laagste stand». De meeste gemeenten hebben dit in hun rampeninformatie (folder, gemeentelijke website, gemeentegids) opgenomen. Mocht een ramp aanleiding geven tot het laten afgaan van de sirenes, dan geldt de basisinformatie zoals die ook is te vinden op www.nederlandveilig.nl: «ga naar binnen, sluit ramen en deuren en stem af op de calamiteitenzender en volg de instructies die je daar van de overheid krijgt». Het is afhankelijk van de aard van de ramp aan welke vervolgberichtgeving wordt gedaan; welke instructies worden gegeven.
Het niet aanwezig zijn van een bedrijfsbrandweer bij het bedrijf Chemie Pack |
|
Hero Brinkman (PVV) |
|
Bent u bekend met het feit dat het bedrijf Chemie Pack niet in het bezit was van een bedrijfsbrandweer1, ondanks de wettelijke verplichting in artikel 13 van de Wet veiligheidregio’s?
Ja. Volgens artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s kan het bestuur van de veiligheidsregio een inrichting die in geval van een brand of ongeval een bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid aanwijzen als bedrijfsbrandweerplichtig. Deze bevoegdheid betreft de categorieën inrichtingen die in artikel 7.1 van het Besluit veiligheidsregio’s worden genoemd. Hiertoe behoren de bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 zoals het bedrijf Chemie Pack Moerdijk.
Voor de Wet veiligheidsregio’s op 1 oktober 2010 van kracht werd, lag de bevoegdheid tot het aanwijzen van een bedrijfsbrandweer bij het college van B en W (Brandweerwet 1985 art. 13).
Het betreft hier dus niet een wettelijke verplichting maar een bevoegdheid.
Kunt u verklaren waarom er niet is voldaan aan deze wettelijke verplichting? Zo nee, waarom niet?
Chemie Pack Moerdijk valt in de zwaarste klasse van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo 1999). Dergelijke bedrijven moeten bij een aanvraag voor een milieuvergunning een Veiligheidsrapport (VR) indienen. Onderdeel van het VR is het «Rapport inzake de Bedrijfsbrandweer».
In het «Rapport inzake de bedrijfsbrandweer» van Chemie-Pack uit 2008 is op basis van een beschouwing van de brand- en ongevalscenario’s geconcludeerd welke middelen en mensen nodig zijn. Het gaat dan o.a. om bedrijfshulpverleners (BHV-ers) met ademlucht en beschermende kleding en blusmiddelen.
De gemeente heeft destijds geen aanleiding gezien om op basis van bovengenoemd rapport over te gaan tot het aanwijzen van het bedrijf voor een bedrijfsbrandweer.
De veiligheidsregio Midden- en West Brabant is in het najaar van 2010 gestart met een traject om te beoordelen of Chemie-Pack diende te beschikken over een bedrijfsbrandweer. Volgens planning zou hierover medio 2011 besloten moeten zijn.
Kunt u aangeven of het bedrijf Chemie Pack regelmatig is gecontroleerd? Zo ja, hoe vaak en hebben deze controles ook uitgewezen dat het bedrijf niet in het bezit was van een bedrijfsbrandweer?
Het bedrijf Chemie Pack is regelmatig gecontroleerd. De afgelopen 5 jaar hebben er circa 30 toezicht- en handhavingactiviteiten plaatsgevonden, waaronder de jaarlijkse inspectie door gemeente, brandweer en Arbeidsinspectie in het kader van het
Brzo 1999. De controles hebben niet geleid tot een verandering met betrekking tot het al dan niet aanwijzen van een bedrijfsbrandweer.
Kunt u garanderen dat er bij andere (chemische) bedrijven in Nederland wel voldaan wordt aan de voorgenoemde wettelijke verplichting? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij het antwoord op vraag 1 aangegeven is er geen directe verplichting tot aanwijzen in formele zin.
De situatie wat betreft de bedrijfsbrandweren in Nederland is volgens het Landelijk Expertisecentrum Brandweer & BRZO (samenwerkingsverband Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid en veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond) op 1 februari 2011 als volgt:
Het expertisecentrum baseert zich hierbij op gegevens van de veiligheidsregio’s.
De categorie «overige bedrijven» betreft voor het merendeel bedrijven die in de lichtste categorie van het Brzo 1999 vallen. Voor deze categorie is doorgaans geen bedrijfsbrandweer nodig. Deze bedrijven zijn niet beoordeeld of alleen ambtelijk beoordeeld zonder formeel besluit van het bevoegd gezag.
Naar aanleiding van de invoering van de Wet veiligheidsregio’s loopt er bij de veiligheidsregio’s een inhaalslag om de beoordeling van alle daarvoor in aanmerking komende bedrijven formeel af te ronden.
Kunt u een lijst van bedrijven verstrekken waar niet, of niet volledig, voldaan is aan de wettelijke verplichting tot het hebben van een bedrijfsbrandweer? Zo nee, waarom niet?
Een totaallijst met daarop per bedrijf de situatie op het gebied van bedrijfsbrandweer, is op dit moment op landelijk niveau nog niet beschikbaar. Gemeenten en veiligheidsregio’s houden zelf deze gegevens bij. Ik heb het landelijk Expertisecentrum Brandweer & BRZO gevraagd een complete lijst samen te stellen van de situatie op het gebied van bedrijfsbrandweren in Nederland. Dit betreft alle bij het antwoord op vraag 4 genoemde categorieën. Dit overzicht zal ik, vergezeld van een toelichting, voor 1 mei 2011 aan de Tweede Kamer sturen.
Is het mogelijk sancties toe te passen op grond van de Wet veiligheidsregio’s bij constatering van het niet voldoen aan de wettelijke verplichting? Zo ja, gaan deze maatregelen toegepast worden op het bedrijf Chemie Pack? Zo nee, waarom niet?
Het is op grond van de Wet veiligheidsregio’s artikel 64 lid 2 en lid 3 mogelijk sancties toe te passen indien niet voldaan wordt aan bij de aanwijzing van een bedrijfsbrandweer gestelde eisen betreffende personeel en materieel of het verstrekken van inlichtingen.
Bij Chemie Pack zijn deze sanctiemogelijkheden niet aan de orde omdat Chemie Pack niet aangewezen is als bedrijfsbrandweerplichtig.
Extra risico voor doven en slechthorenden bij de brand van Chemie-Pack in Moerdijk |
|
Paulus Jansen |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat doven en slechthorenden extra risico liepen bij de brand van Chemie-Pack in Moerdijk omdat 70% van deze groep later geïnformeerd werd dan de goed horende bevolking?12
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving over de enquête die Signaal na de brand in Moerdijk heeft gehouden over alarmering van doven en slechthorenden in het gebied. Signaal stelt dat doven en slechthorenden later op de hoogte waren van de situatie dan de goed horende bevolking, omdat zij de waarschuwingssirene en geluidwagens niet hebben gehoord. Dat is ernstig maar op zich kunnen daar geen eenduidige conclusies aan verbonden worden over grotere risico’s.
Er is een aantal factoren dat van invloed is op de wijze waarop burgers, zowel doven als goed horenden, gealarmeerd worden. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met de plaats waar zij zich bevinden en de werkzaamheden die zij op dat moment uitvoeren. En in het kader van zelfredzaamheid heeft de burger ook zelf invloed, bijvoorbeeld door het gebruik van hulpmiddelen en eventuele afspraken die burgers hebben met mensen in de buurt over extra aandacht in noodsituaties. Daarnaast is een aantal middelen beschikbaar die overheden in kunnen zetten om informatie te verstrekken aan burgers en tevens om de zelfredzaamheid te vergroten. De gemeente kan bijvoorbeeld via de calamiteitenzender de nieuwsboodschappen op de TV ondertitelen.
Waarom is de cell broadcasting techniek «de SMS-bom», waarmee ook alle doven via hun mobiele telefoon kunnen worden bereikt, in 2010 niet ingevoerd zoals u heeft toegezegd?3
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is op 16 juli 2010 (kamerstuk 29 668, nr. 30) geïnformeerd over de stand van zaken betreffende NL-Alert (voorheen cell broadcast). Aangegeven is dat NL-Alert eind 2010 technisch gerealiseerd zal zijn en dat de dienst, na opleiding van gebruikers en het houden van praktijktesten, in het 2e kwartaal van 2011 operationeel in gebruik kan worden genomen. Technisch is NL-Alert gereed, wel zijn er nieuwe ontwikkelingen in de technologie zoals de (snelle) invoering van de Iphone. Daarnaast wil ik voor het invoeren bij de veiligheidsregio’s meer tijd inruimen zodat dit zorgvuldig gebeurt inclusief voldoende aandacht voor de communicatie. Zoals ik heb gezegd in het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie over rampenbestrijding en crisisbeheersing van afgelopen 9 december 2010, heb ik naar verwachting heel 2011 hiervoor nodig. NL-Alert was ten tijde van de brand bij Chemie-Pack nog niet gereed om in te zetten.
Bent u bereid dit systeem per ommegaande in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment ben ik bezig met het invoeren van NL-Alert. Naar verwachting heb ik heel 2011 nodig om NL-Alert te implementeren. Het is de eerste keer dat cell-broadcast voor alarmering bij rampen en crises wordt gebruikt. Ik bewaak dan ook strikt de uitvoering van dit traject. De nieuwe technische ontwikkelingen zoals de snelle opkomst van de Iphone maken dat ik gevraagd heb om een gateway review. Een gateway review is gericht op het in kaart brengen van risico’s en noodzakelijke maatregelen om deze risico’s te beperken. De uitkomsten van deze review zouden kunnen leiden tot een aanpassing in de uitvoering en in de planning van NL-Alert. Indien dit leidt tot aanpassingen, stel ik uw Kamer daarvan op de hoogte. Ik verwacht u hier medio mei over te kunnen informeren.
De brand bij Moerdijk |
|
Johannes Sibinga Mulder , René Leegte (VVD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met artikel «Brand Moerdijk: brand meester»?1
Ja, ik ben bekend met het bewuste artikel in het Financieel Dagblad.
Kunt u aangeven wat de stank- en rookontwikkeling in de omgeving is geweest als gevolg van deze brand?
De brand ontwikkelde zich spoedig tot een zeer grote brand. In de directe omgeving benedenwinds, op het bedrijventerrein, was de stank- en rookontwikkeling het hevigst. Vanaf het bedrijventerrein steeg de rook door de grote hitte naar circa 500 m hoogte (inversielaag) en verspreidde zich in noordelijke tot noordoostelijke richting over grote afstand. Bewoners in de benedenwindse zone tot 10 km typeerden de geur als een chemische verflucht (terpentineachtig) die irritatie veroorzaakte aan de luchtwegen. Op grotere afstand dan 10 km waren de stank en de rook ook waarneembaar, echter minder intens. Diverse klachten van blootstelling aan rook zijn gemeld in bijvoorbeeld Rotterdam, Dordrecht en Gouda. Ook op grotere afstand is geuroverlast gemeld, in de provincies Utrecht, Noord-Holland en Overijssel.
Welke onderzoeken worden op dit moment uitgevoerd naar de effecten van de brand op de volksgezondheid? Kunt u aangeven of deze onderzoeken op elkaar zijn afgestemd en wanneer de resultaten van deze onderzoeken verwacht kunnen worden?
Aan mensen die klachten of zorgen hebben in verband met de brand is het advies gegeven om contact op nemen met de huisarts of GGD. Dit advies blijft van kracht. Voorts wordt alle mensen die klachten of hinder hebben ondervonden tijdens of na de brand gevraagd een vragenlijst invullen. Deze vragenlijst werd verstrekt via GGD of behandelend arts en was tot 1 februari ook te downloaden van de website www.crisis.nl2. De vragenlijst is bedoeld voor bewoners, hulpverleners, journalisten en medewerkers van bedrijven op het bedrijventerrein en mensen die tijdens de brand als passant in het gebied aanwezig waren. Werknemers van omliggende bedrijven konden zich tussen 17 januari en 9 februari melden bij het Actiecentrum Bedrijfsgezondheidszorg dat is ingericht op het bedrijventerrein, waar zij de vragenlijst konden invullen. Daarnaast worden hulpverleners die zich hebben gemeld met klachten over enkele weken opnieuw benaderd om na te gaan of er zich mogelijk ook op termijn nog gezondheidsklachten zullen of kunnen voordoen.
Alle vragenlijsten worden door het bureau Gezondheid Milieu en Veiligheid van de GGD in Tilburg verzameld. Op deze wijze worden door de GGD'en in samenwerking met het RIVM de gezondheidseffecten in de gaten gehouden en wordt bekeken of nadere acties nodig zijn. Vragenlijsten konden worden ingeleverd tot en met 2 februari. Na analyse van de antwoorden kan meer worden gezegd over nut en noodzaak van eventuele verdere activiteiten. De veiligheidsregio heeft met het RIVM en de GGD afgesproken dat voor de analyse, inclusief advies over het vervolgtraject, drie weken gereserveerd worden. Die termijn is nodig om een goede analyse te kunnen maken. Dat betekent dat een beslissing over vervolgstappen daarna genomen kan worden. Het eindrapport wordt begin maart verwacht. In het debat op 13 januari heeft de minister van VWS toegezegd na vier weken een beslissing over vervolgstappen te nemen naar aanleiding van het gezondheidsonderzoek. Omdat in de veiligheidregio andere termijnen zijn afgesproken, wordt die periode bijgesteld naar acht weken.
Welke onderzoeken worden op dit moment uitgevoerd naar de effecten van de brand op het milieu? Kunt u aangeven of deze onderzoeken op elkaar zijn afgestemd en wanneer de resultaten van deze onderzoeken verwacht kunnen worden?
In de brief van 12 januari 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 26 956, nr. 75) informeerden wij uw kamer over de brand bij Chemie-Pack te Moerdijk. In deze brief zijn onder andere de onderzoeken die over de effecten van de brand op het milieu zijn uitgevoerd, uitvoerig behandeld. Daarbij is ook ingegaan op de onderlinge afstemming van de onderzoeken en de te verwachten tijdstippen van onderzoeksresultaten.
In de brief van 12 januari is onder meer ingegaan op de onderzoeksactiviteiten van het BOT-mi (Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten) en de Milieu Ongevallen Dienst (MOD) van het RIVM.
Naar aanleiding van de brand in Moerdijk is vanuit de veiligheidsregio’s Midden- en West-Brabant en Zuid-Holland Zuid het BOT-mi verzocht te adviseren op te nemen maatregelen ter beperking van de gevolgen van het incident voor het milieu en de volksgezondheid. Tevens werd door tussenkomst van I&M de Milieu Ongevallen Dienst (MOD) van het RIVM ingezet ter ondersteuning van de regionale brandweer van Zuid-Holland Zuid en overige betrokken diensten in het incident- en effectgebied.
Bij de brief van 12 januari is een aantal op dat moment actuele rapportages als bijlage aan u aangeboden.
Het BOT-mi is vanaf het begin van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk betrokken bij de advisering van de veiligheidsregio’s. Er zijn meerdere steeds geactualiseerde BOT-mi adviezen afgegeven met betrekking tot gezondheidsaspecten, behandeling van vee en gewassen en meer algemeen, het omgaan met de roetachtige depositie. In opdracht van Crisismanagement I&M is ook de Milieu Ongevallen Dienst (MOD) ter plaatse gestuurd om, onder aansturing van de brandweer, metingen te verrichten naar onder andere de aard en samenstelling van de omgevingslucht en de depositie (neerslag), op verschillende plaatsen in het zogenoemde effectgebied.
Ook daarna zijn de onderzoeksactiviteiten van BOT-mi, RIVM/MOD en andere onderzoeksdiensten voortgezet. Deze onderzoeken zijn vanuit een verschillende domeinen ingezet (zoals volksgezondheid, arbeidsveiligheid, voedselveiligheid, dierwelzijn, land- en tuinbouwproducten, oppervlaktewater, drinkwater en bodem). Alle onderzoeksresultaten (tussentijdse en geconsolideerde rapportages) zijn door de Veiligheidsregio’s Midden West Brabant en Zuid Holland Zuid gepubliceerd op www.crisis.nl.
De verwachting is dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid eveneens deze aspecten van de hulpverlening bij haar onderzoek zal betrekken.
Het niet goed functioneren van de rampenwebsite en het speciale telefoonnummer tijdens de brand in Moerdijk |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de nieuwsberichten en berichten van bezorgde burgers in sociale media dat de communicatie over de brand in Moerdijk chaotisch is verlopen?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe het heeft kunnen gebeuren dat juist het voor een crisis bedoelde informatienummer 0800-1351 én de website crisis.nl gedurende enige tijd onbereikbaar waren? Hoe lang deze onbereikbaarheid precies heeft geduurd?
Rond 18.30 uur is om onbekende redenen door de media gemeld dat het nummer 0800-1351 geopend was, terwijl dit toen nog niet het geval was. Het nummer is om 19.20 uur opengegaan en dit is gecommuniceerd door de gemeente Moerdijk. Toen was het aanbod zo overweldigend, dat het zeker is dat er enkele telefoontjes zijn gemist. Het is niet bekend hoeveel. Binnen 10 minuten is opgeschaald, waardoor iedere beller gehoor kreeg.
De officiële opdracht (aanvraag aan het NCC) om het nummer in te zetten is om 17.45 uur gegeven door de gemeente Moerdijk. Om 19.10 uur was de benodigde informatie vanuit de gemeente Moerdijk beschikbaar om het nummer open te zetten.
Bij het inzetten van de website moeten door meerdere partijen verschillende technische handelingen worden uitgevoerd. Een menselijke fout bij de technische ondersteuning is de reden van de storing geweest. Door de storing was de site één uur en een kwartier (18.00–19.15 uur) niet bereikbaar.
Welke maatregelen neemt u om de bereikbaarheid van deze officiële informatie-instrumenten, die naar uw zeggen burgers optimaal in staat stellen zichzelf in crisistijd te informeren, tijdens een ramp of crisis te waarborgen?
Het Nationaal CrisisCentrum (NCC) onderzoekt nu met de technische partijen wat de oorzaken zijn en hoe deze in de toekomst zijn te voorkomen. Hier wordt de grootste urgentie aan gegeven. De gesprekken met de technische partijen zijn al gestart en alles wordt op alles gezet om dit binnen een week op te lossen.
Wat is de reden dat tijdens de brand in Moerdijk, naast de officiële informatiekanalen en gezien de onbereikbaarheid gedurende enige tijd, geen gebruik is gemaakt van sociale media zoals Twitter of Hyves om het publiek te informeren en op de hoogte te houden van de ernst van de brand en eventuele voorzorgsmaatregelen?2
Zoals in de Wet Veiligheidsregio is vastgelegd, gaat de burgemeester over de crisiscommunicatie bij een ramp. Bij deze specifieke ramp met regio-overschrijdende effecten hebben beide betrokken veiligheidsregio’s werkzaamheden verricht met betrekking tot de crisiscommunicatie.
Het NCC heeft continue geadviseerd over inhoud en proces van de crisiscommunicatie. In de advisering is ook de rol van sociale media aan bod gekomen. De beide veiligheidsregio’s hebben mij het volgende laten weten:
Binnen de regio Zuid-Holland Zuid is conform het geldende draaiboek crisiscommunicatie ingezet tijdens en na de brand Moerdijk. Daarbij is een breed scala aan instrumenten ingezet. De sociale media zijn gevolgd en, voor zover mogelijk binnen de hectiek van het moment, is er gereageerd op gebruikers van onder andere twitter. Er is op de avond van de brand geen sprake geweest van uitval van hun officiële informatiekanalen.
De primaire focus bij crissicommunicatie ligt in de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid bij de calamiteitenzender RTV-Rijnmond. Door de veiligheidsregio is kort na de eerste melding en het besluit tot inschakelen van de sirenes al contact gelegd met de calamiteitenzender die snel is gestart met uitzenden. Gedurende de hele nacht is er in bijzonder goed overleg met de calamiteitenzender continue via deze zender de actuele informatie gecommuniceerd naar de inwoners. Ondersteunende communicatie is er ook op gericht geweest mensen naar deze zender te verwijzen.
In Midden-West Brabant is crisiscommunicatie de gehele tijd ingezet vanaf GRIP 2 (Gecoördineerde Regionale IncidentbestrijdingsProcedure). Daarin is sprake van een door de veiligheidsregio opgesteld en door het bestuur vastgesteld draaiboek. Daarin kwam tot op heden geen actiecentrum sociale media voor. Vanaf zaterdag (8 januari), enkele dagen na het incident, is besloten tot het instellen van een dergelijk actiecentrum en is door de twitteraccounts @ghormwb en later door @brandweermoerdijk actief informatie gegeven.
Het bestuur van de veiligheidsregio Midden-West Brabant heeft mij laten weten dat zij een aanbeveling zal volgen om het actiecentrum sociale media structureel op te nemen in het draaiboek communicatie bij rampen. Tijdens de eerste uren van het incident is voorrang gegeven aan de bestrijding van het incident.
Deelt u de mening dat naast de huidige officiële informatiekanalen en het toekomstige NL-Alert, het gebruik van sociale media in het geval van rampen en crises een nuttig aanvullend instrument kan zijn als informatievoorziening richting burgers?
Het NCC is al geruime tijd bezig met sociale media als één van de communicatiemiddelen bij crises. Hier zitten twee kanten aan, namelijk het gebruik van sociale media binnen de media-analyse en het gebruik van sociale media als middel om je boodschap over te brengen.
Bent u voornemens om het instrumentarium van het Nationaal CrisisCentrum en de veiligheidsregio’s uit te breiden met sociale media?
Zie ook het antwoord op vraag 5. In de analysefase wordt al gebruik gemaakt van sociale media. Voor de toepassing door het NCC wordt op dit moment onderzocht hoe dit effectief kan worden gebruikt. Voor wat betreft de veiligheidsregio’s is een dergelijk besluit aan hen. Wij zullen daarbij een adviserende rol hebben en houden.
Welke maatregelen neemt u om het bestaan en de inzet van verschillende informatiekanalen zo helder mogelijk te laten zijn voor het publiek en gedurende een crisis de bereikbaarheid en informatievoorziening overzichtelijk te houden voor burgers?
Via campagnes zoals voorheen de Denk Vooruit-campagne en de huidige campagne Nederland Veilig onder de vlag van «Goed voorbereid zijn, heb je zelf in de hand», wijzen wij mensen op hoe zij zich kunnen voorbereiden op noodsituaties. Daarbij is ook aandacht voor crisiscommunicatie door een verwijzing naar onder andere de calamiteitenzender en www.crisis.nl. Zo is helder welke informatiekanalen er zijn tijdens crisis.
De gang van zaken rond de vuurwerkramp in Enschede |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het onderzoek door RTV Oost en Tubantia naar de oorzaak van de Enschedese vuurwerkramp?1 Zo ja, herinnert u zich mijn vragen en de beantwoording daarvan over een mogelijke doofpotaffaire rondom de vuurwerkramp in Enschede?2
Bent u op de hoogte gesteld van het feit dat het Openbaar Ministerie (OM) in Almelo het noodzakelijk vindt nieuwe getuigen alsnog te gaan horen? Hoe verhoudt zich dat tot de beantwoording van bovengenoemde Kamervragen?
Hoe is het mogelijk dat binnen het eerder ingestelde Rijksrechercheonderzoek naar de werkzaamheden van het Tolteam op geen enkele wijze de feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen die thans door TV Oost boven water zijn gehaald?
Kunt u de Kamer informeren over de (nieuwe) onderzoeksresultaten met betrekking tot het onderzoek naar de vuurwerkramp?
Berekeningen die worden gebruikt bij de risicobepaling van LPG-stations |
|
Eddy Bilder (CDA) |
|
Tineke Huizinga (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (CU) |
|
Bent u op de hoogte van de tv-uitzending van NOVA waarin de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) beweert dat de berekeningen die worden gebruikt bij de risicobepaling voor LPG-stations niet kloppen?1
Ja.
Heeft de AGS over deze kwestie contact gezocht met het ministerie?
Op 16 november 2009 waren twee medewerkers van het ministerie van VROM aanwezig bij een bijeenkomst van de klankbordgroep. Sindsdien is tot aan de uitzending van NOVA niets meer vernomen van de AGS.
Deelt u de mening van de AGS? Zo ja, welke consequenties verbindt u aan het feit dat de gehanteerde rekenmethodes niet kloppen? Zo nee, wordt hierover met de AGS een nadere discussie aangegaan?
Mijn eerste indruk is dat omwonenden van LPG-tankstations niet aantoonbaar meer gevaar lopen dan tot nu toe werd aangenomen. Zodra ik het rapport van de AGS zorgvuldig heb bestudeerd en een oordeel daarover van het Centrum Externe Veiligheid van het RIVM heb ontvangen, zal ik mijn conclusies trekken. Die conclusies verwerk ik in het standpunt dat u binnen drie maanden zult ontvangen. Voordat ik het standpunt verstuur wordt de AGS in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren.
Welke acties gaat u ondernemen, zowel op het dossier van LPG als ook met betrekking tot de opslag van chloor en ammoniak, waarop volgens de AGS dezelfde kritiek van toepassing is?
Het rapport vormt vooralsnog voor mij geen aanleiding om vooruitlopend op mijn standpunt acties te ondernemen.