Het artikel 'Netbeheerder: na 2030 grotere kans op prijspieken door stroomtekorten' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Netbeheerder: na 2030 grotere kans op prijspieken door stroomtekorten»?1
Ja.
Hoe vindt u het uit te leggen dat vanwege de huidige werkwijze van dit kabinet van de energietransitie, namelijk het uitfaseren van energie door kolen- en gascentrales, de sterke stijging van de vraag naar elektriciteit en het ontbreken van de effectieve inzet van batterijen en CO2-vrije alternatieven, leveringszekerheid van Nederland onder druk staat?
Het artikel op Nos.nl refereert aan de publicatie van de door TenneT opgestelde Monitor Leveringszekerheid 2024 (hierna: MLZ). Uit de MLZ komt naar voren dat de leveringszekerheid van elektriciteit tot en met 2030 niet in gevaar is, maar dat er na 2030 risico’s kunnen ontstaan. In de analyse wordt niet geconcludeerd dat deze risico’s worden veroorzaakt door de werkwijze van het kabinet, maar wordt gesteld dat zij te maken hebben met de noodzakelijke transitie naar een steeds duurzamer wordende energie- en elektriciteitsvoorziening die niet alleen in Nederland, maar ook in de ons omringende landen plaatsvindt.
Bent u voornemens om, in navolging van de zorgen van ongewenste stroomtekorten in het rapport van TenneT, de beoogde sluiting van kolencentrales in 2030 en de beoogde sluiting van gascentrales in 2035 te heroverwegen? Zo niet, waarom niet?
Nee. Het verbod op elektriciteitsproductie met behulp van kolen gaat in 2030 in en is van groot belang om de uitstoot van CO2 te reduceren.
In hoeverre bent u voornemens om gehoor te geven aan de oproep van TenneT om met een plan te komen om stroomtekorten vanaf 2030 te voorkomen? En indien, wanneer?
In mijn brief van 11 maart 2024 over de borging van leveringszekerheid (Kamerstuk 29 023, nr. 487) heb ik toegezegd om aan het einde van dit jaar de Kamer te informeren over de mogelijkheden om de leveringszekerheid na 2030 te versterken. Het advies van TenneT om een uitvoeringsplan te ontwikkelen als bedoeld in de Europese Verordening 2019/943 past in deze toezegging.
Daarnaast is in het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) aangegeven dat onderzocht zal worden wat er nodig is om flexibiliteit tot stand te laten komen. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar welke technieken nodig zijn, maar ook naar mogelijkheden voor ruimtelijke sturing, de rol van nettarieven en het marktmechanisme in de elektriciteitsmarkt zodat ook marktpartijen de juiste prikkels hebben om flexibiliteit te realiseren en efficiënt in te zetten. Dit is mede conform het advies van TenneT in de MLZ. Na de zomer verschijnt de uitvoerings- en beleidsagenda van het NPE en kan dit worden meegenomen.
Deelt u de mening dat stoppen met wiebelstroom onoverkomelijk is en dat investeren in stabiele en regelbare energie-opwek, zoals kernenergie, noodzakelijk is, zodat TenneT het netwerk op orde kan brengen? Zo niet, waarom niet?
Het is van belang om een mix te vinden van elektriciteitsproductie die betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid waarborgt. Diversiteit is daarvoor essentieel. Voor zover gedoeld wordt op elektriciteit die is opgewekt met wind- en zonne-energie zie ik geen aanleiding om daarmee te stoppen. Genoemde bronnen zijn juist een noodzakelijk element in de mix om tot een betaalbaar CO2-vrij elektriciteitssysteem te komen. Van belang is dat er voldoende flexibiliteit is voor de momenten dat er weinig of geen wind- en zonne-energie beschikbaar is. Voor flexibel vermogen kan dan gedacht worden aan gascentrales die geleidelijk zullen omschakelen naar duurzame brandstof (zoals groene waterstof), opslag, interconnectie en vraagsturing. Ook de ontwikkeling van nieuwe kerncentrales kan op lange(re) termijn bijdragen aan het borgen van de leveringszekerheid.
In hoeverre ziet de u net als TenneT risico’s tot prijspieken, zoals de gascrisis in 2022, waardoor de economie, het bedrijfsleven en Nederlanders schadelijke gevolgen kunnen ondervinden, zoals een torenhoge onbetaalbare energierekening?
De risico’s waar TenneT op wijst zijn niet vergelijkbaar met de prijspieken die wij in 2022 hebben gezien. De prijspieken waar TenneT op wijst, zijn zeer beperkt in duur en omvang. Het gaat om enkele uren per jaar. Bovendien zullen dergelijke prijspieken niet altijd doorwerken naar alle consumenten.
Daarnaast is deze prijsvorming op de energiemarkten essentieel voor een efficiënte werking van het energiesysteem. Hogere prijzen op momenten dat elektriciteit zeer schaars is, zijn van belang voor het stimuleren van vraagsturing.
Hoe vindt u het te verklaren dat in een welvarend land als Nederland er een reëel risico voor de toekomst bestaat dat Nederlanders op bepaalde momenten geen stroom tot hun beschikking hebben?
Allereerst wil ik benadrukken dat de benoemde risico’s door TenneT betrekking hebben op een gedeelte van de vraag. Oftewel, de verwachting van de MLZ is dat circa 14 uur per jaar onvoldoende capaciteit beschikbaar is om aan de voorziene vraag te kunnen voldoen. Dit betekent dat op deze momenten slechts in een (klein) gedeelte van de vraag niet kan worden voorzien. De omvang van een mogelijk tekort is afhankelijk van de vraag en het aanbod op een specifiek moment. Het is overigens op dit moment moeilijk te voorspellen hoe marktpartijen op de dan waarschijnlijk sterk stijgende prijzen zullen reageren.
Een betrouwbare elektriciteitsvoorziening is van groot maatschappelijk belang. Nederland kent een zeer betrouwbaar elektriciteitssysteem. Om de betrouwbaarheid van het systeem ook op middellange en lange termijn te borgen, worden de verwachte ontwikkelingen van het systeem, evenals de mate van leveringszekerheid, jaarlijks nauwkeurig gemonitord tot 10 jaar vooruit. Nationaal gaat het dan om de MLZ en op Europees niveau gaat het om de European Resource Adequacy Assessment (ERAA) van ENTSO-E (het samenwerkingsverband van Europese transmissiesysteem-beheerders). Indien uit de monitoring risico’s voor de leveringszekerheid naar voren komen, zoals nu voor het eerst het geval is met de MLZ, kunnen maatregelen in kaart worden gebracht om potentiële risico’s te adresseren en de leveringszekerheid blijvend te waarborgen. De gepubliceerde resultaten geven aanleiding om de risico’s nader te analyseren en mitigerende maatregelen te identificeren, en de Kamer zal eind dit jaar worden geïnformeerd over de bevindingen.
Hoe vindt u het te verklaren dat in een welvarend land als Nederland inwoners en industrie worden gevraagd om op bepaalde momenten wel/geen stroom te gebruiken? Kunt u concreet aangeven in hoeverre «vraagsturing» kan/zal bijdragen aan de leveringszekerheid?
Ik voorzie op dit moment niet dat de overheid verbruikers van elektriciteit zal gaan vragen om op bepaalde momenten geen elektriciteit van het net af te nemen. Het begrip vraagsturing moet ook niet op deze wijze worden geïnterpreteerd. De ook in de MLZ gebruikt Engelse term «Demand Side Response (DSR)» of het Nederlandse equivalent «vraagrespons» sluit beter aan bij wat wordt bedoeld, namelijk het reageren van de vraag naar elektriciteit op prijssignalen vanuit de markt. Vraagrespons is een van de vormen van flexibiliteit die van belang is om de leveringszekerheid te waarborgen in een grotendeels weersafhankelijk elektriciteitssysteem. Vraagrespons is namelijk een effectieve methode om aanbod en vraag te balanceren. Prijsprikkels moedigen afnemers aan om de vraag naar elektriciteit voor bijvoorbeeld flexibele industriële processen of het laden van elektrische voertuigen te verschuiven van momenten dat elektriciteit schaars is (hoge prijs) naar momenten waarin er een overvloed aan elektriciteit beschikbaar is (lage prijs). Daarmee zijn partijen zelf verantwoordelijk voor het al dan niet activeren van vraagsturing. TenneT verwacht een totaal beschikbaar vermogen voor vraagrespons van 1,6 GW in 2028, oplopend naar 1,7 GW in 2030 en 1,9 GW in 2033.
In hoeverre ziet uw risico’s voor de onaantrekkelijkheid van Nederland voor bedrijven, omdat vooral de industrie wordt geraakt bij stroomtekorten, in het licht van eerdere waarschuwingen vanuit het bedrijfsleven die stellen te willen vertrekken uit Nederland?
Het bedrijfsleven en de industrie zijn gebaat bij een betaalbare, betrouwbare en duurzame energievoorziening. Op dit moment heeft Nederland een zeer betrouwbaar elektriciteitssysteem en dit willen we behouden. Daarom zijn de acties voorzien die zijn aangegeven in het antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven hoeveel uur per jaar stroom er de afgelopen jaren niet geleverd kon worden? Kunt u tevens de verwachtingen tot 2030 per jaar uiteenzetten?
Er hebben zich de afgelopen jaren geen leveringszekerheidsproblemen voorgedaan. Zoals aangegeven in de MLZ is de Loss of Load Expectation (LOLE) voor 2028 0,0 uur per jaar en voor 2030 1,4 uur per jaar. De LOLE geeft een inschatting van het gemiddeld aantal uren per jaar waarin de beschikbare productiecapaciteit en andere bronnen van flexibiliteit niet kunnen voldoen aan de voorziene vraag. Dit betekent echter niet dat een tekort zich ook daadwerkelijk zal voordoen. De monitoring is bedoeld om tijdig maatregelen te kunnen nemen.
De LOLE weerspiegelt de afweging tussen leveringszekerheid van elektriciteit en kosten van de elektriciteitsvoorziening. Het aanhouden van meer flexibiliteit om de leveringszekerheid nog verder te vergroten, brengt ook extra kosten met zich mee.
Kunt u aangeven hoeveel uren per jaar er de afgelopen jaren hernieuwbare opwek is afgeschakeld en hoeveel met SDE subsidies opgewekte stroom er de afgelopen jaren is geëxporteerd (stroomsurplus)? Kunt u tevens de verwachtingen tot 2030 per jaar uiteenzetten? Zo niet, waarom niet?
Het afschakelen van hernieuwbare opwek is aan marktpartijen, en afhankelijk van de strategie die zij hanteren. Het is daarom niet in te schatten hoeveel opwek in de afgelopen jaren is afgeschakeld, noch om een voorspelling te doen over het te verwachten volume dat zal worden afgeschakeld richting 2030. Het is daarbij niet bekend wat het aandeel in de export is van elektriciteit die is geproduceerd met vermogen dat een SDE-beschikking heeft.
Tot slot wil ik onderstrepen dat interconnectoren essentieel zijn voor een betrouwbaar en betaalbaar elektriciteitssysteem. Deze interconnectoren worden aangewend om elektriciteit te exporteren in geval van een overschot, en vice versa. De koppeling van de elektriciteitssystemen en markten in Europa resulteert daarmee in een enorme maatschappelijke welvaartswinst. Ook de MLZ wijst op het belang van interconnectie door het effect te benoemen van een hypothetische situatie zonder interconnectie, waarbij de LOLE in 2030 zou oplopen naar 626 uur.
Bent u bekend met het artikel «Wachtlijst stroomnet explodeert door energietransitie, jaren wachten op stroom geen uitzondering»1 en het artikel «Huishoudens, scholen en kleinbedrijf van stroomnet af bij overbelasting»?2
Kunt u zo concreet mogelijk aangeven hoeveel woningbouwprojecten, bedrijven, zorginstellingen, ziekenhuizen, wind-en zonneparken, scholen, huishoudens, dorpshuizen, batterij-exploitanten, sportclubs en boerenbedrijven op dit moment niet of niet volledig aangesloten kunnen worden op het stroomnet?
Kunt u per provincie en per netwerkbeheerder (Enexis, Stedin, Liander, Coteq, Rendo, Westland Infra) aangeven hoeveel de gemiddelde wachttijd voor aansluiting op het stroomnet bedraagt?
Kunt u aangeven hoe vaak het al is voorgekomen dat de wachttijd op het verstopte stroomnet is opgelopen tot 52 weken (of meer), uitgesplitst in kleinverbruikers (< 3x80 ampère), grootverbruikers (≥ 3x80 ampère) en directe aansluitingen op het hoogspanningsnetwerk? Kunt u tevens aangeven wat de gemiddelde wachttijd op dit moment bedraagt voor een kleinverbruiker, grootverbruiker en direct aangesloten bedrijven?
Kunt u aangeven hoeveel huishoudens, bedrijven, windturbines, batterij- en opslag-exploitanten en zonneparken en overige instellingen wachten om stroom terug te leveren aan het net?
Kunt u aangeven wanneer de Autoriteit Consument & Markt (ACM) een besluit neemt over de redelijkheid van de termijn waarop bedrijven en instellingen moeten wachten op een stroomaansluiting?
Kunt u aangeven hoeveel storingen er afgelopen jaar en tot dusverre in dit jaar zijn geweest vanwege een te grote vraag en/of aanbod van elektriciteit? Wat was de impact hiervan op de onbalans in het net, en wat zijn de kosten van deze onbalans voor het elektriciteitssysteem?
Deelt u de mening dat het overvolle stroomnet belast wordt vanwege de te strikte klimaatafspraken? Deelt u tevens de mening dat deze klimaatafspraken een onevenredige negatieve bijdrage leveren aan de Nederlandse energiezekerheid en economie?
Zou u kunnen kwantificeren wat de economische schade bedraagt die vanwege netcongestie is veroorzaakt, voortvloeiend uit het feit dat bijvoorbeeld bedrijven en woningbouwprojecten niet (volledig) aangesloten konden/kunnen worden, en het daarmee samenhangende misgelopen economisch potentieel?
Het artikel 'Netbeheerders kunnen weinig met prioriteit voor Brainport' |
|
Henri Bontenbal (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Netbeheerders kunnen weinig met prioriteit voor Brainport»1?
Ja.
Hoe kan het dat de brief van 21 november 2023 (Kamerstuk 33 009, nr. 136), waarin u aankondigde dat de Brainportregio voorrang zou krijgen bij het oplossen van congestieproblemen voor de netbeheerders als verrassing kwam?
In de brief van 21 november 2023 is aangegeven dat de Brainportregio een prioritair gebied gaat worden voor de aanpak van netcongestie, met als doel om de instrumenten die in het Landelijke Actieprogramma Netcongestie (LAN) worden ontwikkeld zo snel mogelijk toe te passen in de Brainportregio. In de brief zijn mogelijke oplossingen zoals energiehubs, batterijopslag en congestiemanagement genoemd. Verder is aangegeven dat hierbij ook zou worden gekeken naar de relatie met het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK). Met de prioritaire status van Brainport is niet bedoeld dat het aansluiten van individuele bedrijven die op de wachtlijst staan in de regio per definitie een hogere prioriteit zou krijgen dan in andere regio’s. Daarvoor gelden immers aparte regels. Voor het prioriteren op aansluiting heeft de Autoriteit Consument & Markt (ACM) op 18 april jl. een definitief besluit gepubliceerd over het prioriteringskader voor transportverzoeken (individuele gevallen)2. Het is de exclusieve bevoegdheid van de ACM om dit soort kaders op te stellen. Ik heb na de publicatie van de Kamerbrief contact gehad met Netbeheer Nederland om de «prioritaire status» en onze voorgestelde aanpak voor de Brainportregio toe te lichten.
In de brief schrijft u dat er intensieve sessies met de regio plaatsvinden over de vorm en inhoud van deze prioritering, zijn en waren de netbeheerders daar dan niet bij aangesloten?
Gedurende de afgelopen maanden hebben er meerdere overleggen plaatsgevonden over de netcongestie in de Brainportregio. In de Kamerbrief van 28 maart 2024 over investeringen in het ondernemingsklimaat van de microchipsector en het convenant tussen Rijk en regio3 is hier ook aan gerefereerd. Onze aanpak voor netcongestie in de Brainportregio richt zich hierbij zowel op de korte, als de lange termijn. Voor de kortere termijn ondersteunt het Rijk waar nodig Brainport Development bij het inrichten en uitvoeren van een proces waarbij zij als gebiedsregisseur met provincie, gemeenten, netbeheerders Enexis en TenneT oplossingsmogelijkheden identificeren ten behoeve van de meest urgente netcongestie-casussen. Het LAN dient hierbij als uitgangspunt. Daarnaast wordt momenteel samen met provincie Noord-Brabant, gemeenten, Brainport Development, TenneT en Enexis een MIEK-verkenning uitgevoerd. Het doel is de toekomstige energievraag van de Brainportregio en ASML in kaart te brengen, inclusief de bijbehorende energie-infrastructuur. Besluitvorming over het nationale MIEK-proces vindt plaats in het vierde kwartaal van 2024.
Wat is uw reactie op de uitspraak van TenneT dat de brief van november eigenlijk te laat kwam om de investeringsplannen noemenswaardig aan te passen? Kan daaruit worden opgemaakt dat er voor het verzenden van de brief geen contact is geweest met TenneT en de regionale netbeheerder? Zo ja, waarom is dat dan niet gebeurd?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, heeft mijn brief van 21 november 2023 destijds niet als doel gehad om uitbreidingsprojecten in de Brainportregio voorrang te geven in de investeringsplannen van TenneT of Enexis. Daarvoor is een Kamerbrief ook niet het juiste instrument. Met het opnemen van een project in het nationale of provinciale MIEK is het wel mogelijk om een uitbreidingsinvestering extra gewicht, en daarmee voorrang te geven. Dit is vastgelegd in de kaders binnen de Regeling investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas die de netbeheerders toepassen bij het opstellen van hun investeringsplannen4.
Wat is daarnaast uw reactie op de stelling van TenneT dat de roep om prioriteit deels overbodig is omdat alle projecten van TenneT in de Brainportregio ofwel al prioriteit hebben gekregen in de investeringsplannen ofwel al in uitvoering zijn? Op welk vlak kan er dan nog wel worden bijgestuurd op de prioritering en het aanpakken van congestieproblemen in de Brainportregio?
De projecten voor de Brainportregio zijn in het eerste pMIEK van de provincie Noord-Brabant5 opgenomen en hebben daarmee een prioriterende doorwerking in de investeringsplannen van Enexis en TenneT. Voor deze uitbreidingsinvesteringen is het vooral van belang dat deze zo snel mogelijk uitgevoerd worden. Dit vraagt niet alleen inzet en prioriteit van de netbeheerders, maar ook van de overheden die bevoegd gezag zijn voor de ruimtelijke inpassing van de netuitbreidingen. Gezien het belang van de ontwikkeling van de Brainportregio acht ik het essentieel dat prioriteit wordt gegeven aan deze samenwerking tussen partijen. Via het instrumentarium uit het LAN en het MIEK wordt gestuurd op de prioritering en aanpak van congestieproblemen in de Brainportregio.
Kunt u uitleggen in welke mate er wordt ingezet op de verzwaring van het elektriciteitsnet in de Brainportregio en voor welk deel de inzet zich richt op innovatieve oplossingen in de vorm van energiehubs, batterijopslag en congestiemanagement? Waar zou wat u betreft de nadruk op moeten liggen om de congestieproblematiek in de Brainportregio zo effectief en snel mogelijk aan te pakken?
De aanpak voor de Brainportregio kent een aantal acties voor de korte, middellange en lange termijn. Voor de korte termijn wordt er met name gekeken naar mogelijkheden om de capaciteit die momenteel (op bepaalde momenten) in het netwerk beschikbaar is, zo goed mogelijk te gebruiken. Verder wordt in kaart gebracht welke projecten op dit moment al lopen in de regio, wat de verwachte tijdlijnen van die projecten zijn, wat dit betekent voor extra capaciteit die ontstaat in het netwerk, en hoe die capaciteit kan worden gebruikt om de wachtlijsten in de regio te verkleinen.
Voor de middellange termijn wordt daarnaast gekeken of er binnen de Brainportregio mogelijkheden zijn voor het vormen van één of meerdere energy hubs. Zoals ook gemeld in de brief over de voortgang van het LAN6, is het doel van zo’n hub dat dicht bij elkaar gelegen partijen onderling energie uitwisselen waardoor ze het net minder belasten. In het convenant met de regio is afgesproken dat een deel van de middelen uit het Klimaatfonds voor de stimulering van energiehubs via de provincie Noord-Brabant beschikbaar zal worden gesteld voor de Brainportregio. Voor de langere termijn wordt gekeken in hoeverre de investeringen die nu in de investeringsplannen van TenneT en Enexis staan, voldoende zijn om te voorzien in de verwachte energievraag van de Brainportregio vanaf 2030 en verder. Afhankelijk van de uitkomst van deze analyse worden, in afstemming met de netbeheerders, aanvullende projecten aangedragen voor het provinciale en/of nationale MIEK.
Er is een team gevormd van Brainport Development, provincie Noord-Brabant, gemeenten, TenneT, Enexis en het Ministerie van EZK die deze acties momenteel uitvoert. Waar mogelijk wordt hierbij aangesloten bij de reguliere processen die in de provincie Noord-Brabant lopen in het kader van integraal programmeren en het opstellen van het pMIEK 2.0 (deadline 1 februari 2025). Er is niet één actie waar een grotere nadruk op ligt ten opzichte van de andere acties. Juist met het samenspel van acties willen we proberen de netcongestie op zowel de korte als de langere termijn te verlichten.
Het artikel waarin vermeld staat dat een Frans bedrijf honderden laadpalen wil aanleggen in Nederland |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel waarin vermeld staat dat een Frans bedrijf honderden laadpalen wil aanleggen in Nederland?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Kan het Nederlandse net een extra laadpalengigant wel aan, aangezien we al kampen met netcongestie?
De komst van nieuwe aanbieders is wenselijk om tot een landelijk dekkend netwerk van laadpalen te komen voor personen-, bestel- en vrachtvoertuigen. Concurrentie is tevens nodig om aantrekkelijke laadprijzen te bieden. Netbeheerders houden in de voorspellingen en investeringsplannen ook rekening met de groei van het aantal laadpalen. Daarnaast wordt de laadinfrastructuur nu zo ingericht dat elektrische personen-, bestel- en vrachtvoertuigen ook bijdragen aan de oplossing van de netcongestie door onder andere slim laden toe te passen als ook mitigerende maatregelen te nemen waar dat nodig is.
Welke gevolgen heeft de komst van Electra voor de wachtlijsten?
De gevolgen zijn onbekend, en hangen af van de specifieke locatiekeuze, de gevraagde grootte van de aansluiting, het tijdstip van de aanvragen en de mogelijkheden van het nemen van mitigerende maatregelen.
Bent u op de hoogte welke investeringen er lopen en gemaakt gaan worden vanuit pensioenfondsen die intensief zijn voor het elektriciteitsnet en de netcongestie verder kunnen verslechteren?
Nee. Ik heb wel uit de pers begrepen dat pensioenfondsen aan de informateurs een aanbod tot investeren in de energietransitie hebben gedaan.
Is het wenselijk dat er, wederom in het licht van de overbelasting van ons net, een concurrentie gaat plaatsvinden tussen onder andere Shell, Fastned, EVBox, Allego en dus het Franse Electra?
Ja, de komst van nieuwe aanbieders is wenselijk om tot een landelijk dekkend netwerk van laadpalen te komen voor personen-, bestel- en vrachtvoertuigen.
Concurrentie is tevens nodig om aantrekkelijke laadprijzen te bieden.
Netbeheerders houden in de voorspellingen en investeringsplannen ook rekening met de groei van het aantal laadpalen. Daarnaast wordt de laadinfrastructuur nu zo ingericht dat elektrische personen-, bestel- en vrachtvoertuigen ook bijdragen aan de oplossing van de netcongestie door onder andere slim laden toe te passen als ook mitigerende maatregelen te nemen waar dat nodig is. Daarnaast zal dit bedrijf net als andere laadpaalexploitanten een netaansluiting aan moeten vragen voor nieuwe locaties of gebruik moeten maken van reeds bestaande aansluitingen.
Als er sprake is van netcongestie op een bepaalde locatie dan is het mogelijk dat een nieuwe netaansluiting afhankelijk van de gevraagde grootte niet direct opgeleverd kan worden.
Dreigen er al of zijn er al soortgelijke situaties zoals recent in Rotterdam waarin laadpalen uit moeten, bij of in de buurt van de gebieden waar Electra vooral laadpalen wil plaatsen?
Het is niet bekend waar Electra laadpalen wil plaatsen, dus kan geen inschatting van deze dreiging worden gemaakt. Overigens is het in Rotterdam vooralsnog niet nodig om laadpalen uit te zetten.
De laadpaalinfrastructuur in Nederland kent een diverse mix aan aanbieders en met de toetreding van het Franse Electra met ambitieuze uitrol plannen, erkent u het risico van een Franse consolidatie van de Nederlandse laadpaal markt, op termijn?
Het Nederlandse beleid is altijd gericht geweest op het creëren van een open markt waarin elektrische rijders voldoende keuzevrijheid hebben.
Kunt u een overzicht geven van het speelveld op de Nederlandse laadpaal markt en hoe volgens de Minister een geconsolideerde laadpaal markt er uit ziet?
Op de Nederlandse markt voor laadinfrastructuur zijn 14 laadpaalexploitanten actief die samen meer dan 80% van de openbaar toegankelijke laadpalen beheren2. Zoals iedere jonge markt is ook de markt voor laadinfrastructuur in beweging.
Hoe de geconsolideerde laadpaalmarkt er uiteindelijk uit gaat zien kan ik niet voorspellen. Wel vind ik het van belang dat er voldoende keuzevrijheid voor elektrische rijders is.
Kunt u aangeven welke instrumenten voor Nederland beschikbaar zijn om zeggenschap te behouden over kritische laadpaal infrastructuur in Nederland?
Het merendeel van de openbaar toegankelijke laadpunten in Nederland wordt via regionale aanbestedingen gerealiseerd. Gemeenten houden hierdoor regie over wat er op hun grondgebied gebeurt.
Welke waarborgen voorziet u zodat dat de data van Nederlandse gebruikers van Electra laadpalen niet in handen komen van de Franse overheid in voorkomend geval?
Ieder bedrijf dat actief is in Nederland dient zich te houden aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De Autoriteit Persoonsgegevens ziet toe op naleving van de AVG.
De berichten ‘Vitens: mogelijk geen drinkwateraansluiting bij nieuwe woningen’ en ‘Al tientallen bedrijven krijgen geen aansluiting op drinkwater’ |
|
Jan Paternotte (D66), Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Herkent u de uitspraak, gedaan door de terugtredend bestuursvoorzitter van Vitens, dat het tekort aan drinkwater «een crisis in slow motion» is?1, 2
De zorgen die door de terugtredende bestuursvoorzitter van Vitens en ook door zijn collega’s geuit zijn, worden herkend. Het tempo waarmee de drinkwatervraag groeit en dat waarmee de productiecapaciteit zich ontwikkelt, lopen niet synchroon. Naast technische vraagstukken zoals de impact van een winning op de omgeving maar ook de beschikbaarheid van voldoende energie voor de productielocatie, is het ook nodig dat het bevoegd gezag scherpe keuzes maakt over het gebruik van de boven- en ondergrond. Ingrijpen door het Rijk sluit ik niet uit, maar dit heeft gezien de bestuurlijke verhouding niet de voorkeur.
Hoeveel nieuwbouwwoningen lopen de komende jaren naar verwachting vertraging op doordat er niet tijdig voldoende drinkwatercapaciteit beschikbaar is?
De drinkwaterbedrijven hebben de plicht om huishoudens te voorzien van drinkwater. Daarbij is het belangrijk te weten wat wanneer wordt gebouwd en moet rekening worden gehouden met de uitgangspunten uit de Kamerbrief Water en Bodem Sturend en de motie Van der Plas3.
In de regionale woondeals zijn de aantallen woningen opgenomen die tot en met 2030 worden gerealiseerd en hebben gemeenten aangegeven welke locaties zij daarvoor geschikt achten. Hierbij is door de gemeenten, voor een deel van hun nieuwbouwopgave, al gekeken naar de randvoorwaarden voor woningbouw. Als er projecten zijn waar de levering van drinkwater op gespannen voet staat met de woningbouwopgave, dan kunnen deze aan de regionale versnellingstafels of landelijke versnellingstafel worden geagendeerd om te bezien wat mogelijkheden zijn om toch versnelling in de woningbouw te houden. Ook het ruimtelijk afwegingskader klimaat adaptieve gebouwde omgeving besteedt aandacht aan de beschikbaarheid van voldoende drinkwaterbronnen voor de woningbouwopgave.
Op dit moment zijn knelpunten bekend in Twente, de Achterhoek, rond Utrecht, Amersfoort, Den Haag en het noorden van Groningen. Om te voorkomen dat woningen niet kunnen worden aangesloten, krijgen in eerste instantie de zakelijke gebruikers daar geen nieuwe aansluiting.
We werken met de drinkwaterbedrijven en de provincies aan het Actieprogramma Beschikbaarheid Drinkwaterbronnen tot 2030. In januari is de Signaalrapportage ten aanzien van de bestuurlijke prioriteit voor de drinkwatervoorziening bij provincies ook met de Kamer gedeeld.4 Deze is voor mij reden geweest om in het Bestuurlijk Overleg Water de provincies aan te sporen om de behoeften per provincie goed in kaart te brengen. Afgesproken is dat de provincies in het volgende Bestuurlijk Overleg hun beelden opleveren. Ook onderhoud ik nauw contact hierover met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
Hoeveel opstartende of uitbreidende bedrijven lopen de komende jaren naar verwachting vertraging op doordat er niet tijdig voldoende drinkwatercapaciteit beschikbaar is?
Zoals in het Wetgevingsoverleg van 29 januari jl. aangegeven, zijn we de vanzelfsprekendheid al geruime tijd voorbij dat er altijd voldoende water beschikbaar is voor alle activiteiten in Nederland. Het is zaak voor alle bedrijven, bestaand, opstartend of uitbreidend, om na te gaan hoeveel water van welke kwaliteit voor de bedrijfsvoering echt nodig is.
In het werken aan drinkwaterbesparing voeren de drinkwaterbedrijven gesprekken met hun zakelijke klanten, vooral ook met de grootzakelijke gebruikers, om inzicht te krijgen in de zogenaamde waterprofielen. We zijn in overleg met de betrokken brancheorganisaties ook op zoek naar sectoren waar niet dat hele schone drinkwater nodig is, juist ook om daarmee de voorwaarden voor dit soort bedrijven te waarborgen om zich duurzaam in Nederland te vestigen, dan wel ze in Nederland gevestigd te houden.
Wat is het effect op onze economie van het tekort aan drinkwatercapaciteit voor nieuwbouw en bedrijven? Leidt dit bijvoorbeeld tot een minder aantrekkelijk vestigingsklimaat en daarmee minder investeringen in Nederland?
Het tekort aan drinkwatercapaciteit leidt er in sommige regio’s toe dat bedrijven onderzoeken waar water van minder goede kwaliteit ook zou volstaan voor het productieproces. Het is een positieve ontwikkeling dat veel bedrijven nu zelf in beweging komen, door te kijken naar eigen verbruik en benchmarks te doen per branche. De vereniging van grote industriële watergebruikers, de VEMW, is zelf ook al bezig om op zoek te gaan naar bedrijven die kunnen volstaan met een lagere kwaliteit.
Daarbij is de beschikbaarheid van voldoende water altijd een overweging geweest die bedrijven in ogenschouw namen bij het kiezen van locaties. Dat het niet meer vanzelfsprekend is dat het drinkwaterbedrijf alle vragen van zakelijke klanten kan accommoderen, zal bij die bedrijven mogelijk tot andere keuzes leiden.
Voor het effect op de nieuwbouw van woningen: zie het antwoord bij vraag 2.
Kunt u garanderen dat ziekenhuizen, scholen en vitale infrastructuur altijd toegang hebben tot de benodigde hoeveelheid drinkwater?
De Drinkwaterwet verplicht de drinkwaterbedrijven tot het leveren van drinkwater aan consumenten en andere afnemers, daar waar het gaat om water dat is bestemd of mede bestemd om te drinken, te koken of voedsel te bereiden dan wel voor andere huishoudelijke doeleinden. De Drinkwaterwet kent geen bijzondere doelgroepen of typen gebouwen.
Welke rol speelt het feit dat de toegang tot schoon drinkwater een mensenrecht is in het kabinetsbeleid?
Het is essentieel dat iedereen voldoende drinkwater heeft. Dat moet nu, morgen en verder in de toekomst goed geregeld zijn. Daar is het beleid van het kabinet op gericht, zoals verwoord in de Beleidsnota Drinkwater 2021–20265.
Hoe staat het met de uitvoering van de D66-motie over het starten van een publiekscampagne voor meer waterbewustzijn?3
De uitvoering van de motie is onderdeel van het Nationaal Plan van Aanpak Drinkwaterbesparing. Dit plan is recent vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Water. Op korte termijn wordt u hierover nader geïnformeerd.
Hoe zorgt u ervoor dat er voldoende drinkwater kan worden opgepompt zonder dat de natuur wordt geschaad?
Het beschikbare zoetwater in de ondergrond dat zonder problemen kan worden opgepompt is beperkt. Daarom is in de Water en Bodem Sturend-brief opgenomen dat het van belang is om zowel zuinig om te gaan met water en om water beter vast te houden en te bergen. Daarom worden in de gebiedsprocessen in het kader van het NPLG alle grondwateronttrekkingen in beeld gebracht. Het doel is inzicht te krijgen in de totaal onttrokken volumes. Ook moeten afspraken worden gemaakt over de hoeveelheid grondwater die er per jaar in totaal onttrokken mag worden en over de verdeling hiervan. Ook bepalen provincies een grondwaterplafond, waarbij ook de kleine onttrekkingen mee worden genomen. Dit geldt zowel op provinciale schaal, als op het schaalniveau van verdrogingsgevoelige natuurgebieden.
In het Actieprogramma Beschikbaarheid Drinkwaterbronnen tot 2030 werken we samen met IPO en Vewin onder andere uit wat de juridische doorwerking is van het benoemen van drinkwater als dwingende reden van groot openbaar belang bij de afweging met andere belangen. Ik ga er vanuit dat het altijd een casus-afhankelijke afweging zal zijn, die het bevoegd gezag moet maken. Het grondwaterplafond kan hierbij helpen.
Wat zou een verhoging van het grondwaterpeil kunnen bijdragen aan het terugdringen van het zoetwatertekort?
Een effect van het verhogen van het grondwaterpeil op het terugdringen van het zoetwatertekort is locatieafhankelijk. Op de hogere zandgronden bijvoorbeeld, waar geen of beperkte aanvoer van oppervlaktewater is, heeft het verhogen van de grondwaterstanden zeker een positief effect op de zoetwaterbeschikbaarheid. Daarom is in de Water en Bodem Sturend-brief ook opgenomen dat in deze gebieden de grondwaterstanden omhoog gebracht moeten worden. Dit ophogen van de grondwaterstanden kan door in natte periodes, waarin er veel regen valt, het water lokaal vast te houden en te laten infiltreren.
Hoe stuurt het kabinet op de eigen ambitie om in 2035 20% drinkwaterbesparing te realiseren? Wordt dit gemonitord en wanneer vindt u het tijd om aanvullende maatregelen te nemen?
Onder regie van IenW wordt samen met stakeholders gewerkt aan een Nationaal Plan van Aanpak voor Drinkwaterbesparing (een maatregel zoals genoemd onder «Zuinig met water» uit de Kamerbrief Water en Bodem Sturend) om uiteindelijk te komen tot een reductie van drinkwatergebruik van 20% in 2035. De maatregelen richten zich op: (1) huishoudens, (2) nieuwbouw en renovatie, en (3) zakelijke gebruikers. Monitoring vindt jaarlijks plaats en het plan wordt elke twee jaar met de stakeholders geactualiseerd en aangescherpt. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 wordt u hierover op korte termijn nader geïnformeerd.
Het artikel 'Netbeheerder: elektrische auto's niet opladen tussen 16.00 en 21.00 uur' |
|
Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Netbeheerder: elektrische auto's niet opladen tussen 16.00 en 21.00 uur»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Bent u het ermee eens dat een goed werkende laadinfrastructuur cruciaal is voor alle mensen die elektrisch rijden en willen rijden in de toekomst?
Ja, ik ben het ermee eens dat een goed werkende laadinfrastructuur cruciaal is.
Hoe verklaart u de uitspraken van netbeheerder Stedin in het licht van de acties die worden ondernomen binnen de Nationale Agenda Laadinfrastructuur, waar alle partijen die hierin een rol hebben aan tafel zitten?
In het kader van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur zijn afspraken gemaakt met partijen, waaronder Stedin, over de toepassing van slim laden om netcongestie door laden te kunnen voorkomen (zie ook vraag 7 en 8). Het bericht van Stedin verbaasde me dan ook.
Hoe kan het dat Stedin al ferme uitspraken doet over niet laden op bepaalde tijdstippen, terwijl er nog geen sprake is van transparantie van prijzen bij laadpalen en van andere mogelijkheden voor slim laden?
Het is van groot belang dat de prijzen van laden inzichtelijk zijn, ook wanneer slim wordt geladen. Dit staat echter los van het voorstel van Stedin. Het grootste risico op overbelasting van het elektriciteitsnetwerk doet zich voor op piekmomenten op een dag (tussen 16.00 en 21.00 uur). Daarom wordt breed gekeken naar alle mogelijke opties om de belasting van het net in die uren te beperken.
Hoe verhoudt de uitspraak van de netbeheerder zich tot de Elektriciteitswet, waarin staat dat netbeheerders verplicht zijn iedereen die dat verzoekt van elektriciteit te voorzien? Bent u van plan in te grijpen op het moment dat deze maatregel ook daadwerkelijk wordt ingevoerd?
Hoe kijkt u aan tegen het effect wanneer verschillende netbeheerders verschillende tijdstippen zouden invoeren voor het niet gebruiken van laadpalen voor auto’s, waarmee het voor automobilisten ondoenlijk wordt om te laden?
Het is van groot belang voor de transitie naar emissievrije mobiliteit dat gebruikers van elektrische auto’s voldoende mogelijkheden behouden om hun voertuigen op te laden, in lijn met de motie van het lid De Groot2. Vanwege netcongestie op piekmomenten is het noodzakelijk maatregelen te treffen om de elektriciteitsvraag af te vlakken. Hiervoor is een breed aantal maatregelen van belang, waaronder slimme laaddiensten. Bij effectieve uitwerking van maatregelen voor slim laden is een geharmoniseerd aanbod door netbeheerders daarbij randvoorwaardelijk. Netbeheerders zijn bovendien niet bevoegd om tijdstippen voor gebruik van laadpalen voor te schrijven. Dit is aan gemeenten, provincies en laadpaalexploitanten (zie ook het antwoord op vraag 5). Maatregelen voor slim laden zijn onder andere uitgewerkt in de handreiking netbewust laden3, zoals ook opgenomen in de Actieagenda congestie laagspanningsnetten4.
Hoe gaat u er met betrokken partijen voor zorgen dat duidelijkheid en handelingsperspectief centraal komt te staan voor de elektrische rijders, nu en in de toekomst?
Zoals ook in het antwoord op vraag 6 benoemd, is het, in lijn met de motie van het lid De Groot5, van belang dat gebruikers van elektrisch vervoer voldoende mogelijkheden behouden om hun voertuigen op te laden. In het kader van de samenwerkingsovereenkomst die ik met netbeheerders en regionale overheden heb gesloten6, zijn afspraken gemaakt over het implementeren van het Nationaal Opschalingsprogramma Slim Laden voor Iedereen. Onderdeel van dit programma is de landelijke toepassing van netbewust laden bij openbaar toegankelijke laadpalen. Dit houdt in dat met verlaagd vermogen geladen kan worden indien sprake is van (dreigende) schaarste aan netcapaciteit in een bepaald gebied. Uitgangspunten voor slim laden zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking en overeenstemming met overheden, marktpartijen, netbeheerders en belangenverenigingen van eindgebruikers, waaronder de Vereniging Elektrische Rijders (VER) en ANWB. In de Actieagenda congestie laagspanningsnetten7 is een onderzoek aangekondigd naar de potentiële bijdrage van onder meer laadpalen aan het efficiënt netgebruik.
Hoe bent u in gesprek met de netbeheerders om te voorkomen dat dergelijke rigoureuze maatregelen genomen gaan worden?
In het kader van de samenwerkingsovereenkomst slim laden en de Actieagenda congestie laagspanningsnetten worden gesprekken met netbeheerders gevoerd. Over het garanderen van voldoende mogelijkheden voor het opladen van elektrische voertuigen, in lijn met de motie van het lid De Groot8, heb ik ook contact met de Minister voor Klimaat en Energie. Ik vertrouw erop dat alle partijen de gemaakte afspraken over implementatie van slim laden, conform de handreiking netbewust laden, zullen nakomen. De uiteindelijke beslissing over de toepassing van slim laden ligt bij de laadpaalexploitant en/of de concessieverlener.
Welke stappen worden er gezet om met slimme oplossingen te komen voor het gevaar dat het stroomnet overbelast raakt?
In het kader van de samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak laadinfrastructuur 2 zijn afspraken gemaakt over het implementeren van het Nationaal Opschalingsprogramma Slim Laden voor Iedereen. Onderdeel van dit programma is de landelijke toepassing van netbewust laden bij openbaar toegankelijke laadpalen zoals beschreven in de handreiking netbewust laden (zie ook vraag 6 en 7).
Integratie van de Europese elektriciteitsmarkten. |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Unity in power, power in unity: why the EU needs more integrated electricity markets»?1
Ja.
Wat is uw appreciatie van de conclusie uit het artikel dat het verder integreren van de Europese elektriciteitsmarkten verschillende belangrijke voordelen oplevert, bijvoorbeeld m.b.t. de kosten van de energietransitie (stabielere en lagere prijzen), de veerkracht van het Europese energiesysteem en competitie en innovatie?
Het kabinet deelt de conclusie van het artikel dat verdere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt de veerkracht van het energiesysteem kan versterken, en daarmee ook de concurrentiekracht en innovatiekracht van Europese bedrijven. Dit geldt ook voor de constatering dat marktintegratie kan bijdragen aan het inperken van de kosten van de Europese energietransitie.
Het kabinet is – net als de auteurs van het artikel – van mening dat een grotere en verder geïntegreerde elektriciteitsmarkt met voldoende interconnectiecapaciteit tussen EU-landen zal leiden tot minder prijsfluctuaties op de korte termijnmarkten en meer flexibiliteit in het energiesysteem. Daarbij geldt dat gezamenlijke marktregels binnen de EU bijdragen aan het eenvoudiger behalen van gezamenlijke energie- en klimaatdoelen en het beter borgen van leveringszekerheid tegen lagere kosten. Gezamenlijke regels zorgen voor een gelijk speelveld en leiden tot meer vertrouwen en investeringszekerheid bij marktpartijen.
Deelt u de constatering van de auteurs van het artikel dat verdere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt niet vanzelfsprekend is en dat deze juist meer gefragmenteerd dreigt te raken?
Het vergroten van de interconnectiecapaciteit tussen landen en de harmonisatie van marktregels binnen de EU hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de integratie en grotere efficiëntie van de Europese elektriciteitsmarkt. Niettemin deelt het kabinet de constatering in het artikel dat verdere marktintegratie geen vanzelfsprekendheid is. Tijdens het eerdere stapsgewijze integratieproces van de Europese elektriciteitsmarkt is ook gebleken dat de snelheid en richting van integratie in zeker mate wordt bepaald door de maatschappelijke en politieke discussie over de voor- en nadelen van deze integratie. Het artikel benoemt relevante elementen zoals politieke keuzes over de rol van de markt versus de overheid, herverdelingsvraagstukken en interventies door EU-lidstaten in de vorm van stimulering van hernieuwbare energie. Ook wijst het artikel op de bevoegdheid van lidstaten om hun eigen energiemix te bepalen. De integratie van elektriciteitsmarkten is dus niet enkel een technische en juridische aangelegenheid, maar ook een politiek vraagstuk.
Het kabinet herkent de constatering in het artikel dat er op dit moment binnen Europa een vraagstuk op tafel ligt over de te volgen richting in de integratie van de Europese elektriciteitsmarkt. Tijdens de energiecrisis van 2022 bleek dat de geïntegreerde Europese elektriciteitsmarkt een cruciale rol speelde bij het behouden van leveringszekerheid en het dempen van prijsstijgingen2.
In de voorstellen van de recente hervorming van de Europese elektriciteitsmarkt speelde dit ook. Enerzijds bevatte deze hervorming technische wetsvoorstellen die beogen bij te dragen aan efficiënte integratie van de elektriciteitsmarkt, maar anderzijds vergrootte dit voorstel de ruimte voor overheden om in te grijpen in de uitkomsten van de elektriciteitsmarkt. Dit is een punt van aandacht, aangezien verschillende marktuitkomsten als gevolg van nationaal beleid kunnen leiden tot verstoring van het gelijke speelveld voor producenten en afnemers van elektriciteit.
Verdere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt kan wenselijke uitkomsten opleveren vanuit het oogpunt van betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid van het elektriciteitssysteem. Nu de Europese elektriciteitsmarkt al grote stappen heeft gezet in integratie zullen grote wijzigingen mogelijk steeds politieker gewogen worden omdat deze sneller kunnen raken aan nationale competenties. Ook regionale verschillen binnen de EU kunnen een rol spelen in de beoordeling van wijzigingen, zie verder het antwoord op vraag 5. Anderzijds moeten we blijven werken aan technische verbeteringen, die ons bijvoorbeeld aangereikt worden door de transmissiesysteembeheerders en/of de toezichthouders.
Deelt u de mening dat meer Europese samenwerking ook nodig is om de strategische onafhankelijkheid op energiegebied te vergroten?
Ja, dit onderschrijft het kabinet. De reactie vanuit de EU op de energiecrisis heeft dit laten zien. Met name de getroffen maatregelen en ingezette versterkte afstemming en samenwerking op het terrein van leveringszekerheid voor gas en elektriciteit en energiebesparing hebben aangetoond dat Europese samenwerking de strategische autonomie op energieterrein kan vergroten. Door binnen de EU samen te werken, versterken we onze weerbaarheid en onafhankelijkheid van derde landen. Dit is zeker ook voor Nederland van belang, omdat het Nederlandse energiesysteem in hoge mate verbonden is met dat van omliggende landen. Nederland is dan ook een actieve deelnemer in verschillende fora ten behoeve van Europese samenwerking op het gebied van elektriciteitsmarkten, zoals het Pentalateraal forum en het Noordzee samenwerkingsverband (NSEC).
Wat is uw reactie op de stelling uit het artikel dat er een duidelijke visie nodig is op de mate waarin integratie (van de Europese elektriciteitsmarkt) haalbaar en wenselijk is, en hoe deze op de juiste manier kan worden geïmplementeerd en beheerd?
Het kabinet deelt deze stelling. Het Nederlandse kabinet heeft altijd positief gestaan tegenover verdere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt en behoudt dit als uitgangspunt. Het kabinet deelt de conclusie in het artikel dat keuzes over de mate van verdere integratie een politieke discussie vereisen.
Daarbij staat voorop het belang om deze toekomstige keuzes samen met andere landen af te stemmen, met name de landen in onze Noordwest-Europese regio waarmee Nederland zeer nauw is verbonden. Het kabinet hecht om die reden sterk aan voortzetting van de samenwerking binnen het Pentalateraal verband op het terrein van marktintegratie, leveringszekerheid en de ontwikkeling van flexibiliteit in het energiesysteem, en ook aan de uitwerking van afspraken die onder mijn voorzitterschap recent (december 2023) zijn vastgelegd in de politieke Penta-verklaring om gezamenlijk te streven naar een CO2-vrije elektriciteitssector in 2035.
Een specifiek aandachtspunt welke ik bij deze politieke discussie ook zie, is de kostendeling tussen lidstaten van (grensoverschrijdende) infrastructuur om hernieuwbare elektriciteitsproductie te kunnen transporteren van locatie met relatief veel productie, bijvoorbeeld de Noordzee, naar locaties elders waar juist relatief veel afname gecentreerd is. Over hoe deze kosten gedeeld moeten worden tussen lidstaten loopt een Europese discussie waarbij ik nauw betrokken ben. Hiervoor is een betere guidance wenselijk en hiervoor zie ik een belangrijke taak voor de Europese Commissie weggelegd.
In hoeverre heeft u hier reeds een visie op ontwikkeld? Indien u hier nog geen duidelijke visie op hebt, bent u dan bereid deze te ontwikkelen?
Het Nederlandse kabinet heeft een duidelijke visie op de integratie van de Europese elektriciteitsmarkt, zoals hierboven beschreven. Recentelijk is deze visie ook naar voren gekomen bijvoorbeeld in het BNC-fiche over de Verordening ter verbetering van het EU-elektriciteitsmarktontwerp of de non-paper dat het voorafgaand aan publicatie van deze Verordening publiceerde samen met zes andere EU-lidstaten.3, 4 Ook is hierover regelmatig met uw Kamer van gedachten gewisseld.
In hoeverre zijn de implicaties en kosten van het niet nastreven van grotere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt in beeld?
In feite wordt gevraagd naar de «counterfactual» van de voordelen van de verdere Europese marktintegratie. Er zijn voorafgaand en tijdens het EU-integratieproces in de afgelopen 25 jaar veel studies gedaan naar de voordelen en potentiële welvaartswinst van verdere marktintegratie. Conclusie van deze studies was steevast dat de integratie van de EU-elektriciteitsmarkt jaarlijks vele miljarden aan welvaartswinst zou kunnen opleveren. ACER (het EU Agentschap van energie-toezichthouders) stelt bijvoorbeeld in haar rapport over de Europese groothandelsmarkt voor elektriciteit van april 2022 dat de voordelen van marktintegratie jaarlijks ongeveer € 34 miljard zijn. Ook in het artikel worden diverse recente Europese studies en onderzoeken aangehaald die dit positieve welvaartseffect aantonen. Gezien de grote hoeveelheid studies over de opbrengsten en positieve welvaartseffecten van verdere marktintegratie ziet het kabinet geen reden om de implicaties van verdere marktintegratie nader in beeld te brengen.
Bent u bereid om zowel de kosten en opbrengsten en de implicaties van het al dan niet nastreven van grotere integratie van de Europese elektriciteitsmarkt beter in beeld te brengen en de Kamer daarover op korte termijn te informeren?
Zie antwoord vraag 7.
De voortgang van de Delta Rhine Corridor |
|
Henri Bontenbal (CDA), Silvio Erkens (VVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Hoe groot is het belang van de Delta Rhine Corridor (DRC) voor de verduurzamingsroute van Chemelot en de haven van Rotterdam?
De DRC is een strategisch project dat bijdraagt aan de noodzakelijke schaalsprong voor de realisatie van klimaat- en duurzaamheidsdoelstellingen van de industriële clusters langs deze corridor, waaronder de energie- en grondstoffentransitie. De DRC is niet alleen vanuit het oogpunt van de energietransitie en duurzaamheid van belang, maar heeft ook een positief effect op de leefomgeving langs het tracé en de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven en Chemelot. De bovengenoemde schaalsprong (en daarmee lagere kosten) leidt tot nieuwe investeringen in de haven zelf (productiefaciliteiten, terminals, opslag etc.) ten behoeve van de energie- en grondstoffentransitie.
Een belangrijk deel van de duurzame energiedragers zal worden geïmporteerd via de haven van Rotterdam en verder vervoerd worden via de DRC naar Chemelot. De buizen en kabels bieden via de transportcapaciteit de mogelijkheid voor zowel de industrie in de Rotterdamse haven als het achterland (waaronder Chemelot) om kosteneffectief en relatief snel te verduurzamen. Dat geldt met name voor de waterstof- en CO2-leidingen in de DRC, maar ook voor de gelijkstroomkabels en de mogelijkheid van een ammoniakleiding.
Tot slot biedt dit project kansen om de samenwerking met de buurlanden te versterken, passend bij EU-ambities op het gebied van het gebruik van duurzame energiebronnen en het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen.
Hoe gaat u borgen dat de investeringsbeslissing voor de DRC daadwerkelijk genomen wordt in 2026?
Het Rijk heeft twee rollen in de DRC. In mijn brief van 5 oktober jl.1 heb ik uw Kamer geïnformeerd over deze rollen. Ten eerste ondersteunen we een ambitieuze realisatie van de DRC en schep ik samen met de Minister van EZK en mijn collega’s van andere departementen de randvoorwaarden hiervoor. Ten tweede coördineer ik als Minister voor Klimaat en Energie, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de ruimtelijke inpassing en de vergunningenprocedures, in afstemming met initiatiefnemers. We zoeken daarnaast actief en regelmatig afstemming met de Duitse autoriteiten. Als laatste bestaat de ondersteuning uit het gezamenlijk in kaart brengen van mogelijke financieringsconstructies die nodig zijn voor de realisatie. Het nemen van de investeringsbeslissingen is aan de initiatiefnemers en toekomstige leiding- en kabeleigenaren. De initiatiefnemers nemen ieder voor zich een investeringsbeslissing over iedere buisleiding en kabel. Er wordt in die zin niet één investeringsbeslissing genomen, maar meerdere investeringsbeslissingen die in tijd kunnen variëren, afhankelijk van de businesscase en ontwikkelingen in de gehele keten van waterstof, CO2, groene stroom of ammoniak. Dit maakt de DRC een groot en complex project. Het Rijk draagt zorg voor een ruimtelijke procedure waardoor de onderlinge samenhang van de verschillende modaliteiten wordt geborgd. In dat proces stemt het Rijk af met decentrale overheden. Het Rijk is dus ondersteunend aan de initiatiefnemers van de buisleidingen en kabels en zet zich vanuit deze rol in om de komst van de DRC te bespoedigen.
Hoe borgt u dat uiterlijk 2029 de DRC gerealiseerd is aangezien er al meerdere malen vertraging is opgetreden rondom de realisatiedatum?
Ik span mij in voor een voortvarende realisatie, door middel van coördinatie van de ruimtelijke inpassingen en vergunningen van de DRC. Ik ben daarbij wel afhankelijk van de informatie van de verschillende initiatiefnemers. We hebben in dit project te maken hebben met verschillende commerciële belangen, complexe procedures en vraagstukken met betrekking tot ruimte, veiligheid, financiering en de beschikbaarheid van materialen en menskracht. Dit zijn omstandigheden die effect hebben op de realisatiedatum. In nauw overleg met de verschillende initiatiefnemers worden momenteel de afhankelijkheden tussen de modaliteiten en mogelijke gevolgen van geschetste onzekerheden voor de planning en aanleg in kaart gebracht. Het Rijk blijft daarbij kijken naar mogelijkheden om deze risico’s zoveel mogelijk te beheersen. Ik spreek de betrokken initiatiefnemers aan op het nemen van verantwoordelijkheid en het zetten van stappen. Ik informeer uw Kamer voor de zomer van dit jaar met een brief over het effect van deze exercitie op de planning van het project.
Waarom heeft u geen actievere rol gespeeld bij het vinden van een initiatiefnemer voor propeen en liquefied petroleum gas (LPG) in de buisleidingen? Heeft u bij het zoeken van een initiatiefnemer er rekening mee gehouden dat het eigenaarschap van Chemelot relatief gefragmenteerd is? Wat voor voordelen zou de opname in de DRC van propeen en LPG hebben gehad? Hoeveel extra CO2-uitstoot en andere uitstoot zal er jaarlijks plaatsvinden in Nederland doordat propeen en LPG niet per buisleiding vervoerd zal worden? Bent u bereid hier nogmaals naar te kijken?
In de brief van 5 oktober jl. is uw Kamer geïnformeerd over de scope van de DRC die het Rijk ondersteunt. In de afgelopen twee jaar is voor de buisleidingen met LPG en propeen geen initiatiefnemer opgestaan. Ik heb in de brief van oktober en in de recente MIEK-brief2 uw Kamer geïnformeerd welke inspanningen daar vanuit het Rijk zijn verricht. Sinds de zomer van 2021 is actief gezocht naar initiatiefnemers voor LPG en propeen. Eerder is uw Kamer erover geïnformeerd dat daarvoor ook contact is geweest met bedrijven op Chemelot die initiatiefnemer zouden kunnen zijn voor de LPG en propeenleidingen. In de zomer van 2023 zijn er nog extra bijeenkomsten georganiseerd om initiatiefnemers bereid te vinden in te stappen. Daaruit is geen initiatiefnemer naar voren gekomen, ook niet nadat is aangegeven dat zonder initiatiefnemer er geen buisleiding zal komen voor deze stoffen. Een initiatiefnemer kan overigens ook een consortium van verschillende bedrijven zijn. Bovendien kunnen ook andere bedrijven (dan de bedrijven op Chemelot) initiatiefnemer zijn als zij daar een businesscase in zien.
Op 11 januari jl. is een gesprek gevoerd door mijn ministerie met de betrokken provincies en de bedrijven op Chemelot. Daaruit bleek dat propeen momenteel grotendeels via binnenvaart naar Chemelot vervoerd wordt vanuit Antwerpen en Vlissingen. Het alternatief van een buisleiding vanuit Rotterdam via de DRC ligt daarom niet voor de hand. Mijn ministerie is daarnaast in contact met een Belgische partij die concrete plannen heeft voor een buisverbinding voor propeen van Antwerpen naar Chemelot. Voor LPG vindt het transport grotendeels plaats via spoor. Dit komt vanuit de grote zeehavens. Een buisleiding zou hier een alternatief kunnen zijn voor spoorvervoer, maar dat is met veel onzekerheden omgeven. Tijdens het gesprek op 11 januari zijn geen initiatiefnemers opgestaan.
Na het overleg op Chemelot hebben er nog wel gesprekken plaatsgevonden door mijn ministerie met een mogelijke initiatiefnemer voor een lpg-buis. Daarbij zijn ook partijen op Chemelot, het Ministerie van IenW en de desbetreffende provincies betrokken geweest. De betrokken partij heeft zich echter na een korte oriëntatie afgemeld als mogelijke initiatiefnemer vanwege te grote onzekerheid met betrekking tot de businesscase, onvoldoende zicht op de financiering en het ontbreken van draagvlak bij hun grootste aandeelhouder.
In de volgende fase van de ruimtelijke inpassing, die na de zomer staat gepland, wordt de scope vastgelegd waarmee we het vergunningenproces verder volgen. Voorbereidingen hiervoor vergen enkele maanden. Het is daarom niet meer mogelijk om alsnog een (lpg-)buisleiding toe te voegen aan de scope van de DRC, zonder dat dit leidt tot substantiële vertragingen van de andere modaliteiten in de DRC.
Buisleidingen zijn (als zij eenmaal zijn aangelegd) een goedkope, betrouwbare en constante manier van het vervoeren van stoffen met vaste herkomst en bestemming over een grote afstand en in grote hoeveelheden. Een buisleiding betekent een alternatief voor het transport van stoffen via andere modaliteiten (zoals spoor en binnenvaart) met voorbehoud van de bovenstaande opmerking over volume, afstand en bestemming. Transport per buisleiding pakt ook goed uit voor het milieu. In algemene zin blijkt dat ten opzichte van een buisleiding per vervoerde ton:3
Wat zijn de vervolgstappen die u met de Duitse overheid en de deelstaatregering van NoordRijn Westfalen gaat afleggen na het recent ondertekenen van de Joint Declaration of Intent? Wat is het indicatieve tijdsschema?
Na de mijlpaal van het ondertekenen van de Joint Declaration of Intent ligt de focus dit jaar op het uitwerken van de afspraken met Noordrijn-Westfalen. Dit betekent dat we werken aan vervolgstappen op het gebied van (ruimtelijke) planning en vergunningverlening aan beide zijden van de grens en elkaar hierover actief informeren. Ook houden we elkaar op de hoogte over beleidsontwikkelingen die relevant zijn voor het project. Ten slotte werken we een gezamenlijke governance structuur uit, waarbij we ook private partijen betrekken. Zo kunnen we in gezamenlijkheid vervolgstappen nemen. De afspraken met de Duitse overheid en Noordrijn Westfalen helpen om voldoende zicht te krijgen op realisatie van het Duitse deel van de DRC.
Het artikel ‘Gefrustreerde ondernemers stoppen miljoenenproject voor delen van energie: ‘Netbeheerder blokkeert voortgang’ |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel van de Telegraaf «Gefrustreerde ondernemers stoppen miljoenenproject voor delen van energie: «Netbeheerder blokkeert voortgang»» gepubliceerd op 30 januari 2024?1
Ja.
Hoe kan het dat als er groen licht is gegeven door zowel het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat als netbeheerder Liander, het project niet wordt uitgevoerd omdat TenneT stelt dat het technisch niet mogelijk is?
De initiatiefnemers hebben een investeringsbeslissing (o.a. in een batterij) on hold gezet, omdat onvoldoende duidelijk was of er voldoende transportcapaciteit beschikbaar zou zijn op het net van TenneT om in (traditionele) daluren extra elektriciteit af te nemen. Inmiddels heeft TenneT de analyse voor de provincie Utrecht gereed; de resultaten voor deze provincie laten zien dat hier niet altijd voldoende ruimte is om buiten de traditionele pieken extra elektriciteit af te nemen. De analyses voor de Flevopolder en Gelderland lopen nog, maar ook daar is er mogelijk minder perspectief dan eerder verwacht om buiten de traditionele ochtend- en middagpiek extra elektriciteit af te nemen.
Ik ben verrast door de mededeling van TenneT dat er onvoldoende ruimte is op het hoogspanningsnet in deze regio en dat dit inzicht nu pas is ontstaan, en heb Tennet meteen om meer duidelijkheid gevraagd (zie ook antwoord vraag 4). Deze situatie onderstreept de noodzaak tot aanvullende maatregelen (zie ook antwoord vraag 7 en 8).
Tot slot, ik begrijp goed dat de initiatiefnemers teleurgesteld zijn. Het is overigens niet de taak van het Ministerie van EZK om al dan niet «groen licht» te geven voor specifieke initiatieven. Het ministerie heeft een meer generieke rol, onder andere met het Landelijk Actieprogramma Netcongestie, met het stimuleringsprogramma energiehubs waarvoor uit het Klimaatfonds 166 miljoen euro beschikbaar is gesteld, en met de 55 miljoen euro die beschikbaar is gesteld met het amendement-Erkens cs. (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 20). Over de uitvoering van dit amendement bericht ik uw Kamer vóór de zomer.
Hoe vergevorderd was dit project? Deze leden lezen bijvoorbeeld dat er door de ondernemers en overheid al voor 3,8 miljoen euro was geïnvesteerd, wat gebeurt hier nu mee?
Dit project was in een vergevorderd stadium en de initiatiefnemers stonden op het punt een investeringsbeslissing te nemen. De onzekerheid of er voldoende transportcapaciteit beschikbaar is buiten de traditionele ochtend-, en middagpiek heeft de initiatiefnemers doen besluiten het initiatief niet door te zetten. TenneT heeft vervolgens aangegeven dat in de regio Flevopolder en de provincies Gelderland en Utrecht dergelijke initiatieven alleen met maatwerk kunnen worden gefaciliteerd en dat aanvullende flexmaatregelen of een aangepaste uitwerking nodig zijn om te voorkomen dat dit voor extra pieken op het hoogspanningsnet zorgt. Ik heb direct contact opgenomen met TenneT en de regionale netbeheerders om gezamenlijk oplossingen te zoeken voor de congestieproblematiek in deze regio. Zij hebben benadrukt met initiatiefnemers samen te willen werken met initiatieven die tot inpasbare belasting op het hoogspanningsnet leiden.
Kunt u toelichten waarom het volgens TenneT niet mogelijk was om dit project uit te voeren?
De initiatiefnemers hebben het project on hold gezet omdat onvoldoende duidelijk was of er voldoende transportcapaciteit beschikbaar is buiten de traditionele ochtend- en avondpiek. TenneT geeft aan dat uit recente analyse blijkt dat op de hoogspanningsnetten sprake is van piekbelasting ook buiten de traditionele ochtend- en avondpiek. Hierdoor is er in dit gebied slechts beperkt ruimte om buiten de piek om gebruik te maken van het elektriciteitsnet. Ik heb TenneT verzocht om een nadere analyse van de oorzaken en mogelijke maatregelen, om zo snel mogelijk in beeld te krijgen wat er nog wel kan en wat daarvoor nodig is.
Deelt u de mening dat energyhubs juist bijdragen aan het verminderen van netcongestie en dat de uitrol hiervan daarom bij uitstek door TenneT zou moeten worden gestimuleerd?
Ja, energiehubs kunnen bijdragen aan het reduceren van netcongestie en het bredere energiesysteem op de korte en lange termijn, zeker als dit maatregelen betreft die de pieken op het net in zijn geheel verlagen. Waar mogelijk worden dergelijke initiatieven door TenneT en de regionale netbeheerders ondersteund en gefaciliteerd. TenneT geeft echter aan dat in bepaalde gebieden het verschuiven van pieken op het regionale elektriciteitsnet kan leiden tot een hogere piek op het hoogspanningsnet; hogere pieken zijn hier op dit moment niet in te passen. Feitelijk is de ruimte die er wel is op het regionale net in deze regio, op het hoogspanningsnet voor een groot deel al in gebruik door andere partijen. Wel is er hier ruimte voor energiehubs die het (piek) gebruik kunnen beperken, bijvoorbeeld door energiebesparing, eigen opwek, opslag en gebruik achter de meter.
Wat betekent dit voor andere, vergelijkbare projecten in Flevoland, Gelderland en Utrecht?
TenneT continueert de analyses voor de Flevopolder en Gelderland, maar er is in deze provincies mogelijk minder perspectief dan verwacht op ruimte buiten de traditionele ochtend- en avondpiek om extra elektriciteit af te nemen. In samenwerking met de netbeheerders wordt gekeken wat er mogelijk is. TenneT verwacht deze inzichten in de komende weken te delen met de Energyboards in de verschillende provincies. Dit heeft geen invloed op maatregelen die zien op energiebesparing en eigen opwek, opslag en gebruik achter de meter voor zover deze niet tot extra pieken op het hoogspanningsnet leiden.
Hoe gaat u voorkomen dat de uitrol van energyhubs in deze regio’s volledig spaak loopt omdat TenneT niet wil meebewegen? Wat gaat u eraan doen om dit wel mogelijk te maken gezien de urgentie?
Ik zie energiehubs als een belangrijke ontwikkeling voor het energiesysteem op de korte en de lange termijn, van belang voor bedrijven, woningbouw, mobiliteit, logistiek en verduurzaming. Ik ben daarom in overleg met TenneT en de regionale netbeheerders. Alle partijen zijn ervan overtuigd dat energiehubs een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het efficiënt benutten van het net en van grote waarde voor de betrokken ondernemers kunnen zijn om hun activiteiten te kunnen blijven ontplooien. Alle maatregelen gericht op energiebesparing en verbruik achter de meter blijven uiterst zinvol. Waar mogelijk zullen netbeheerders en ik dit dan ook blijven ondersteunen.
Er is nog veel nodig om energiehubs op grote schaal uit te rollen. Ik heb de netbeheerders gevraagd om samen op te trekken in pilots en zo in gezamenlijkheid de randvoorwaarden te scheppen die nodig zijn voor verdere ontwikkeling van energiehubs.
Heeft deze situatie consequenties voor de woningbouw in deze regio’s?
In mijn brief van 18 oktober 2023 (Kamerstuk 29 023, nr. 451) heb ik uw Kamer bericht over de situatie in de regio Flevoland, Gelderland en Utrecht. Als er geen aanvullende maatregelen worden genomen en de snelle groei zich voortzet, kan vanaf 2026 de verduurzaming van woningen en de realisatie van nieuwe woonwijken hier niet zomaar meer plaatsvinden. Daar komen nu de inzichten bij dat er niet altijd voldoende ruimte is om buiten de traditionele pieken extra elektriciteit af te nemen van het hoogspanningsnet. Dit benadrukt de noodzaak om spoedig aanvullende maatregelen te treffen om ergere problemen te kunnen voorkomen. Ook de groei op het gebied van elektrisch vervoer en verduurzaming van grootverbruikers kan dan zonder ingrijpen niet worden gefaciliteerd. Gezien de grote urgentie van deze maatschappelijke ontwikkelingen is dit vanzelfsprekend zeer ongewenst. Zoals in de brief van 18 oktober toegelicht, zet ik in op aanvullende en onorthodoxe maatregelen om consequenties voor de woningbouw te voorkomen.
Kunt u de mogelijkheden die TenneT biedt voor initiatieven die ruimte op het net creëren betrekken bij gesprekken die het kabinet met TenneT voert?
Ja, deze gesprekken zijn reeds gaande en dit betrek ik bij deze gesprekken.
Wachtrijen voor netaansluitingen |
|
Anita Pijpelink (PvdA), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zeeuwse stroomnet vol: al meer dan zestig bedrijven wachten op aansluiting»?1
Ja.
Welke activiteiten kunnen momenteel niet doorgang vinden in Zeeland door de wachtrij voor aansluitingen?
Aanvragen voor een netaansluiting door individuele bedrijven bij de netbeheerder zijn bedrijfsvertrouwelijke informatie. Ik kan daarom geen inzicht geven in de samenstelling van de wachtrij.
Heeft de provincie u hierover eerder gewaarschuwd en wanneer deed ze dat voor het eerst?
De provincie Zeeland heeft in juni 2023 in een brief aan het kabinet in algemene termen aandacht gevraagd voor het belang van onder meer de ontwikkeling van elektriciteits-infrastructuur om haar ambities voor verduurzaming van de Zeeuwse industrie waar te kunnen maken. Op 19 juli 2023 maakte landelijk netbeheerder TenneT formeel melding van Zeeland als congestiegebied en de tijdelijke stop op nieuwe aanvragen voor grootverbruikers, in afwachting van de afronding van het congestieonderzoek.
Welke gevolgen verwacht u voor het verdienvermogen en de werkgelegenheid van de provincie op de korte, middellange en lange termijn?
Zoals aangegeven in mijn brief van 18 oktober 2023 (Kamerstuk 29 023, nr. 451) is in grote delen van Nederland geen ruimte voor nieuwe aansluitingen of uitbreidingen. Dit kan de mogelijkheden voor innovatie en het creëren van nieuwe werkgelegenheid beperken en het vestigingsklimaat in deze gebieden verslechteren. De exacte situatie verschilt per gebied. In de gebieden waar een congestieonderzoek plaatsvindt, zoals in Zeeland, zal blijken hoeveel ruimte er mogelijk nog is op het bestaande net. Op de langere termijn zoekt het kabinet in samenwerking met alle betrokken partijen oplossingen in meer flexibel gebruik en uitbreiding van het elektriciteitsnet.
Hoe zit dat voor andere provincies waar momenteel wachtrijen zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Worden vooral het midden- en kleinbedrijf of zware industrie getroffen door de wachtrijen?
De problemen op het Zeeuwse stroomnet raken klanten van netbeheerders TenneT en Stedin. Voor zover bij hen bekend worden zowel enkele zware industriële partijen als midden- en kleinbedrijven getroffen. Het aantal midden- en kleinbedrijven in het congestiegebied is groter dan het aantal zware industriële partijen, waardoor de groep getroffen midden- en kleinbedrijven in aantallen vermoedelijk ook groter is.
Zijn er gevallen bekend waarbij een plek op de wachtrij voorkomt dat een bedrijf kan verduurzamen, en zo ja, welke?
Verduurzaming vraagt in veel gevallen om een zwaardere aansluiting, bijvoorbeeld omdat bedrijven hun bedrijfsproces elektrificeren en daarvoor meer netcapaciteit nodig hebben hebben. Daarnaast kan een aanvraag voortkomen uit (beoogde) groei. In geval van congestie maakt de netbeheerder geen onderscheid naar de aanleiding van de aanvraag. Zowel aanvragen voor nieuwe aansluitingen, als aanvragen voor verzwaring van bestaande aansluitingen komen op de wachtrij.
Uit welke sectoren komen de bedrijven die zich in Zeeland en de rest van Nederland niet kunnen aansluiten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 kan ik geen inzicht geven in de samenstelling van de wachtrijen. Elk bedrijf dat in een congestiegebied een aanvraag doet, vanaf het moment van de vooraankondiging congestieonderzoek, komt op de wachtrij. Daarin wordt geen onderscheid naar type bedrijf of sector gemaakt.
Wat doet het tekort aan aansluitingen met de investeringsbereidheid van bedrijven in het opwekken van hernieuwbare energie?
Onzekerheid over het kunnen verkrijgen van een aansluiting zal naar verwachting een negatieve impact hebben op de investeringsbereidheid van bedrijven in het opwekken van hernieuwbare energie. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 en 5 zoekt het kabinet in samenwerking met alle betrokken partijen oplossingen in meer flexibel gebruik en uitbreiding van het elektriciteitsnet, wat ten goede komt aan de investeringsbereidheid.
Netcongestie |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
In hoeverre is de kennis van professor Vijay Vittal, een wereldleider op het gebied van elektriciteitsnetwerken en actief leiden lid van Institute of Electrical and Electronics Engineers (IEEE), bij u bekend en bij netbeheerders als Tennet, Aliander, Liander en andere belangrijke spelers in het Nederlandse elektriciteitssysteem?
Ja, de netbeheerders gebruiken kennis uit de wetenschappelijke wereld. Professor Vittal richt zich voornamelijk op de stabiliteit van de elektriciteitsnetwerken en de analysetools die daarbij worden ingezet. TenneT werkt intensief samen met andere Europese Transmissiesysteembeheerders (TSO's) en Distributiesysteembeheerders (DSO's) zoals Alliander, aan de stabiliteit van de elektriciteitsnetwerken. In deze Europese samenwerking worden wetenschappelijke inzichten betrokken. Door internationale samenwerking zorgen we ervoor dat niet alleen de relevante inzichten van professor Vittal worden omarmd, maar ook de kennis van andere wetenschappers en instituten, om zo tot een weloverwogen afweging te kunnen komen. Wetenschappelijke inzichten en kennis worden eveneens benut bij het ontwikkelen van nieuwe reguleringen en codes.
Wat heeft u in de afgelopen twee jaar ondernomen met de inzichten van professor Vittal? Is er een rapport of update gepland over de genomen maatregelen? Zo nee, welke stappen overweegt u alsnog te nemen?
Professor Vittal richt zich voornamelijk op de stabiliteit van de elektriciteitsnetwerken en de leveringszekerheid. TenneT en de andere Europese Transmissiesysteembeheerders (TSO's) nemen de inzichten uit de wetenschap mee bij de monitoring van de leveringszekerheid. Over de leveringszekerheid van het elektriciteitssysteem van Nederland voert TenneT een jaarlijkse monitoring uit van de middellange- en lange-termijn-leveringszekerheid. Deze monitoring is openbaar en wordt elk jaar aan uw Kamer gezonden. Dit is een wettelijke taak, zoals beschreven in de Elektriciteitswet 19981. Op dit moment zie ik geen reden om hier additioneel over te rapporteren.
Hoe hebben de netbeheerders tot dusver gebruik gemaakt van de internationale kennis van IEEE & professor Vittal in hun system engineering en operationele strategieën?
Netbeheerders maken actief en continue gebruik van internationale kennis en expertise. Voor het uitvoeren van hun kerntaken en dus ook met betrekking tot stabiliteit werken netbeheerders intensief samen met de wetenschap, ook internationaal. Dit betreft bijvoorbeeld samenwerkingen met Ksandr, CIRED, CIGRE en IEC:
Ook werken de Nederlandse netbeheerders al decennialang intensief samen met de vakgroepen Electrical Power Systems van de faculteiten Elektrotechniek van de TU’s in Delft en Eindhoven. Zij bekostigen onderzoeksprogramma’s en promotieonderzoeken, stellen personeelsleden met een passend profiel en voldoende deskundigheid voor een deel van hun werktijd ter beschikking om bij te kunnen dragen aan onderwijs en onderzoek van deze vakgroepen. Daarnaast vormen ze een belangrijke afnemer van afgestudeerde ingenieurs van deze vakgroepen, iets waar professor Vittal ook voor pleit.
Op deze wijze waarborgen de Nederlandse netbeheerders dat zij te allen tijde op de hoogte zijn van de actuele stand van het wetenschappelijk discours op het vakgebied en dat zij de competenties hebben om deze kennis daadwerkelijk toe te passen in de praktijk van het netbeheer.
Daarnaast nemen de netbeheerders deel aan diverse (internationale) innovatieprogramma’s. Voorbeelden hiervan zijn:
Waar staat Nederland momenteel in de ontwikkeling van de benodigde tools en technologieën die volgens professor Vittal’s team IEEE bevindingen nog ontwikkeld moeten worden?
Professor Vittal pleit in zijn artikelen voor analytische tools t.b.v. inzicht in het elektriciteitsnet. Deze gedachte komt breder terug vanuit de internationale wetenschap. Op dit moment bouwen netbeheerders aan zogenoemde «digital twins» van het elektriciteitsnet waarbij er nauw samengewerkt wordt met universiteiten. Op de universiteit van Delft bootsen ze bijv. het stroomnet na. Verder zijn er structurele samenwerkingen tussen technische universiteiten en netbeheerders waar tools en technologieën uit (onder andere) het vakgebied Electrical Power Systems hun weg vinden naar de praktijk van het netbeheer.
Indien u en de Nederlandse netbeheerders de bevindingen van professor Vijay Vittal haar IEEE team onderschrijven, bent u het dan eens met het advies om onmiddellijk een halt toe te roepen aan de verdere integratie van hernieuwbare energiebronnen in het elektriciteitssysteem totdat de geïdentificeerde problemen adequaat zijn aangepakt en beheersbaar blijken?
Professor Vittal beschrijft in zijn artikelen vooral het risico voor tekorten aan flexibiliteit als gevolg van de adoptie van hernieuwbare en het uitfaseren van conventionele centrales hierdoor. Alhoewel dit signaal terecht is, is deze minder van toepassing in de context van het Europese/Nederlandse elektriciteit systeem. De elektriciteitsnetten in Nederland en Europa verschillen significant van die in de Verenigde Staten, waar de bevindingen van professor Vittal voornamelijk op gericht zijn. In Nederland wordt de situatie nauwlettend gemonitord door de Autoriteit Consument & Markt (ACM), en tot nu toe functioneert het systeem naar behoren. Bovendien hebben netbeheerders een reeks voorzorgsmaatregelen geïmplementeerd, vastgelegd in de Netcode en de Verordening voor Systeembescherming en -herstel, om adequaat te kunnen reageren op eventuele onvoorziene situaties.
Verder is een belangrijk voordeel van veel hernieuwbare energieoplossingen het gebruik van vermogenselektronica. Deze technologie kan veel sneller reageren dan traditionele synchrone generatoren en de bijbehorende regelsystemen, iets wat professor Vittal ook benoemd. Dit voordeel wordt geïllustreerd in de bijgevoegde figuur afkomstig van de netbeheerders, waar een frequentieafwijking als gevolg van een kortsluiting wordt getoond. Hierin worden twee situaties vergeleken: de conventionele situatie met grote centrales (weergegeven door de blauwe lijn) en de situatie met veel duurzame energieopwekking (weergegeven door de rode lijnen). Uit de figuur blijkt dat met de juiste regelsystemen de situatie met veel duurzame opwek een minder grote frequentieafwijking oplevert en dat deze sneller terugkeert naar de normale waarde. Dit toont aan dat de integratie van hernieuwbare energiebronnen, mits goed beheerd en ondersteund door moderne technologieën, niet alleen haalbaar is, maar ook de stabiliteit van het elektriciteitssysteem kan verbeteren.
Ik ben daarom niet voornemens om de hernieuwbare energiebronnen een halt toe te roepen, aangezien deze van cruciaal belang zijn om als Nederland minder CO2 uit te stoten en onafhankelijker te worden van energie uit landen buiten Europa.
Hoe beoordeelt u de huidige strategische, tactische, operationele en financiële plannen voor de komende één, vijf en tien jaar, gezien de mogelijk niet verwerkte inzichten en problemen in het recent gepresenteerde Nationale Plan Energiesysteem? Bent u van plan, dit plan bij te werken om rekening te houden met deze essentiële informatie en de daarmee samenhangende risico’s en financiële gevolgen?
De netbeheerders maken gebruik van de actuele wetenschappelijke inzichten in het elektriciteitssysteem op basis van de structurele samenwerking tussen de wetenschap en de netbeheerder. Deze inzichten hebben ook hun weg gevonden naar het nationaal plan energiesysteem (NPE). Op dit moment zie ik geen reden om het NPE bij te werken. Zoals aangegeven in het NPE wordt het NPE elke 5 jaar geupdate en kan er bijgestuurd worden via de jaarlijkse energienota, indien nodig.
Bent u op de hoogte van het artikel «Eerste rijverboden voor elektrische auto’s gepland»?1
Ja.
Zijn er in Nederland soortgelijke plannen in tijden van nood? Zo ja, hoe zien deze plannen eruit?
Nee, ik zet wel in op slim en netbewust laden.
Hoe kunnen we Zwitserse situaties verder voorkomen waarin er mogelijk elektrische automobilisten hun mobiliteit kwijtraken? Zou dit eventueel betekenen dat de ambities op elektrisch rijden iets meer losgelaten moeten worden zodat de overbelasting van het net enigszins afgeremd wordt? Wat zouden alternatieven kunnen zijn in dit soort situaties, zonder dat het dagelijkse leven en de mobiliteit geschaad wordt?
In de Zwitserse situatie betreft dit het feit dat de leveringszekerheid niet gehandhaafd kon worden. Zoals bekend heeft netcongestie ook in Nederland gevolgen voor verschillende sectoren, waaronder duurzame mobiliteit. Op 18 oktober 2023 is de Kamer geïnformeerd over de congestieproblematiek in Flevoland (m.u.v. de Noordoostpolder), Gelderland en Utrecht en nieuwe en onorthodoxe maatregelen die het kabinet treft. Zo is aangekondigd dat slimme, aanstuurbare apparaten de norm worden. In de recent naar uw Kamer gestuurde Actieagenda congestie laagspanningsnetten wordt deze maatregel verder uitgewerkt voor slim en netbewust laden: (i) de uitwerking van een plan voor bi-directioneel laden, (ii) het toepassen van netbewust laden bij bestaande en nieuwe concessies voor laadinfrastructuur en (iii) het normeren van netbewust laden voor zowel publieke- als private laadpalen.
De maatregelen voor slim aanstuurbare apparaten zijn aangekondigd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de gevolgen van netcongestie. Uiteraard is het uitgangspunt van deze genoemde maatregelen dat er instemming wordt verleend door de betrokkenen. Zoals ik eerder heb aangegeven, hoeft niemand te vrezen voor aanstuurbare apparaten die «zomaar» op afstand worden aan- of uitgezet.
De Kamerbrief 'Nieuwe maatregelen netcongestie' |
|
Suzanne Kröger (GL), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Netcongestie is al lange tijd een probleem en de genoemde netcongestie in de provincies toont dat verder aan. Waarom is niet eerder gekozen voor «onorthodoxe maatregelen»? Welke andere onorthodoxe maatregelen, naast die genoemd zijn in de Kamerbrief, zijn er nog meer mogelijk?
Netcongestie is inderdaad een probleem met aanzienlijke maatschappelijke gevolgen. Het kabinet erkent dat de beperkte beschikbaarheid van transportcapaciteit op het elektriciteitsnet vraagt om een stevige aanpak. Indien nodig ook met verstrekkende maatregelen. Daarom is eind vorig jaar het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) aangekondigd. Uw Kamer is voor de zomer geïnformeerd over de stand van zaken van de acties uit het LAN (Kamerstuk 29 023 nr. 443).
Netcongestie is echter, zoals beschreven in de recente Kamerbrief (Kamerstuk 29 023, nr. 451), in een nieuwe fase beland. Niet alleen grootverbruikers van het elektriciteitsnet kunnen worden geraakt. Zonder aanvullende maatregelen kunnen eind 2026 voor het eerst ook kleinverbruikers geraakt worden in Flevoland (met uitzondering van de Noordoostpolder), Gelderland en Utrecht. Het feit dat in steeds meer gebieden in Nederland steeds meer verschillende gebruikers van het elektriciteitsnet worden geraakt door netcongestie, maakt dat het kabinet aanvullende en soms onorthodoxe maatregelen treft om de problematiek aan te pakken. De nieuw aangekondigde maatregelen van dit najaar worden met betrokken partijen binnen het Landelijk Actieprogramma Netcongestie verder uitgewerkt.
De extra en onconventionele maatregelen die zijn aangekondigd zijn de nuttige maatregelen die op dit moment in beeld zijn. Deze maatregelen zijn het resultaat van een brede inventarisatie onder uiteenlopende en betrokken partijen. Binnen de capaciteit van betrokken partijen, wordt alles op alles gezet om komende periode zoveel mogelijk uitvoering te geven aan bestaande en aanvullende maatregelen binnen het LAN. Het denken stopt hier natuurlijk niet. Mochten er ideeën zijn voor effectievere maatregelen, dan blijven we hier binnen het LAN voor open staan.
Kunt u aangeven hoe niet is voorzien dat de groei van elektriciteitsgebruik in de Rotterdamse haven hoger zou uitvallen dan verwacht? Kunt u aangeven hoe wordt voorkomen dat bedrijven in de Rotterdamse haven niet kunnen verduurzamen door netcongestie?
De groei van het elektriciteitsgebruik was wel verwacht, maar niet met de snelheid waarmee de aanvragen voor transportcapaciteit zijn gedaan in het Rotterdamse havengebied (specifiek het Botlek gebied). Het tempo voor deze aanvragen is ruimschoots voorbijgegaan aan de prognoses van de netbeheerders. Zo is de groei die oorspronkelijk was voorzien van 2020 tot 2030, al aangevraagd in de jaren tussen 2020 en 2022.
De afgelopen jaren is er hard gewerkt aan meer en beter inzicht in hoe bedrijven en sectoren willen verduurzamen en welke additionele infrastructuur hiervoor nodig is. Voor meer inzicht in de vraag van de industrie wordt op dit moment gewerkt aan de Cluster Energie Strategie (CES) 3.0, is er een Data Safe House opgezet en ook via maatwerkafspraken wordt beter inzicht gecreëerd in de behoefte van de grote uitstoters. Deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat de netbeheerders steeds meer gedetailleerde informatie krijgen om hun investeringsplannen mee te voeden.
Met name de uitbreiding van station Simonshaven in de Nissewaard is cruciaal om verdere elektrificatie en verduurzaming in het havengebied mogelijk te maken. De netbeheerders zetten alles op alles om deze uitbreiding zo snel mogelijk te realiseren. Om zoveel mogelijk bij te dragen aan versnelling, heeft EZK capaciteit vrijgemaakt om te ondersteunen bij de behandeling van vergunningaanvragen voor station Nissewaard.
Wanneer kunnen we de resultaten verwachten van de verkenning door de Ministeries van EZK en IenW en ProRail om mogelijke oplossingen te vinden voor het gebruik van energieopslag en accu’s bij de voedingspunten langs het spoor? Kunt u aangeven hoe de Kamer hierover wordt geïnformeerd?
De maatregelen uit de Kamerbrief van 18 oktober zijn over het algemeen opgenomen in het LAN. Deze specifieke maatregel valt echter buiten de vier sporen, maar ook hierover zal de Kamer, mede namens mijn collega van Infrastructuur en Waterstaat, nader worden geïnformeerd in de brief over netcongestie in het voorjaar. Er wordt bij de verkenning naar mogelijke oplossingsrichtingen zoveel mogelijk aangesloten bij al lopende trajecten en gesprekken tussen ProRail en de netbeheerders.
In de brief wordt aangegeven dat er gebruik gemaakt wordt van innovatie om slimmer te bouwen waar u het voorbeeld van het «right-to-challenge»-principe benoemd. Kunt u een laatste stand van zaken delen omtrent dit principe?
Naar aanleiding van de motie van dhr. Boucke c.s. (Kamerstuk 35 925, nr. 65) heb ik nogmaals onderzoek gedaan naar het right to challenge-principe en uw Kamer op 9 september 2022 over geïnformeerd (Kamerstuk 29 023, nr. 343). Hieruit kwam naar voren dat het zelf aansluiten van klanten verschillende risico’s met zich meebrengt voor de kwaliteit van de aansluitingen.
Op dit moment onderzoeken de netbeheerders hoe deze risico’s kunnen worden ondervangen en er toch mogelijkheden voor klanten ontstaan om zichzelf aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Hierbij zijn haalbaarheid en schaalbaarheid van groot belang. Naast erkenning van installateurs, waarbij met name veiligheid en kwaliteit van werkzaamheden gegarandeerd moet zijn, is ook het gelijkheidsprincipe een belangrijke factor voor de netbeheerders voor toepassing. Het uitgangpunt is dat enkel door de netbeheerders erkende installateurs kunnen worden gecontracteerd. Op deze manier worden de kwaliteit van de werkzaamheden en de veiligheid voor het stroomnet gewaarborgd.
Netbeheerder Liander heeft onlangs succesvol een eerste pilot uitgevoerd op een specifieke aansluiting op het middenspanningsnet. In deze pilot is, nadat werkzaamheden op eigen terrein waren afgerond, ook de koppeling naar het middenspanningsnet van Liander door dezelfde installateur verzorgd. Hiermee wordt beoogd om de eerder geconstateerde risico’s te ondervangen. Deze succesvolle pilot is dan ook reden om vanaf januari 2024 de werkwijze uit te breiden, niet alleen bij Liander maar ook bij de andere regionale netbeheerders. Er wordt onderzocht hoe deze aanpak verder kan worden uitgebreid naar andere aansluitingen. Naar verwachting kunnen klanten bij Liander in het voorjaar van 2024 gebruik maken van de aanpak. Waarna in de loop van 2024 ook de andere regionale netbeheerders volgen. Daarnaast wordt gekeken naar mogelijkheden voor kleinverbruikers. De installatie van laadpalen voor elektrisch vervoer in de openbare ruimte zijn een goed voorbeeld waarbij «klant sluit zichzelf aan» al mogelijk is.
Waarom wordt er geen maximumtermijn gesteld aan het verlenen van een vergunning voor de aanleg van het net?
Het van rechtswege verlenen van een vergunning na verstrijken van de tweejaarstermijn is in veel gevallen in strijd met het Europees recht, bijvoorbeeld de mer-richtlijn. Deze richtlijn die voor de meeste vergunningen voor energie-infrastructuur van toepassing is, bepaalt dat een vergunning alleen kan worden verleend op basis van volledige informatie. Die informatie is er niet altijd als de vergunning automatisch na twee jaar wordt verleend. Er zou dan immers een vergunning verleend kunnen worden voor een project waarvoor eigenlijk een milieueffectrapportage (mer) moet worden doorlopen vanwege (mogelijke) aanzienlijke milieugevolgen. Die zijn dan niet (of onvoldoende) beschouwd. Ook wordt dan gemist dat nog voorschriften aan de vergunning moeten worden gekoppeld als uitkomst van een mer.
Klopt het dat het wettelijk aanwijzen van elektriciteitsprojecten als zwaarwegend maatschappelijk belang enkel zal gaan gelden voor projecten waar nog geen vergunning voor is afgegeven? Zo ja, waarom? Op welke manier kan vergunningverlening voor dit soort projecten op kortere termijn kunnen worden versneld?
Ja, het aanwijzen van categorieën projecten waarvan de versnelde uitvoering is gewenst vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen is alleen mogelijk als er nog geen vergunning is bekendgemaakt. Dit betekent dat voor zowel de beroeps- als de hoger beroepsprocedure het wettelijk kader van toepassing is zoals dat ten tijde van de bekendmaking van het bestreden besluit gold. Dat is besloten, zodat belanghebbenden en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet nog in de procedure worden geconfronteerd met een ander wettelijk kader voor de beroepsprocedure, zoals beroep in één instantie en een uitsprakentermijn van zes maanden.
Het versnellen van de beroepsprocedure voor projecten met een zwaarwegend maatschappelijk belang vraagt om een wettelijke grondslag die er nog niet is. Op korte termijn is het dan ook niet mogelijk de beroepsprocedure van deze projecten te versnellen. Over het voorstel tot wet (Wet versterking regie volkshuisvesting) waarin een grondslag in de Omgevingswet is opgenomen is door de Afdeling advisering van de Raad van State inmiddels geadviseerd. De Afdeling advisering adviseert regels over het versnellen van de beroepsprocedure van het wetsvoorstel af te splitsen en zo nodig te regelen in een apart wetsvoorstel. Daarbij moet de regering dan verder de noodzaak en haalbaarheid onderbouwen en maatregelen treffen die de bestuursrechter in staat stelt rechtszaken sneller te behandelen. Mijn collega van BZK beziet hoe gevolg kan worden gegeven aan dit advies. Ik blijf hierover in contact met hem en zal uw Kamer op de hoogte houden van de precieze wettelijke borging van de grondslag en de uiteindelijke scope van deze versnellingsmaatregel voor energieprojecten.
Verder blijkt uit mijn eerdere brede verkenning naar alle wettelijke versnellingsmogelijkheden, die ik begin 2023 naar uw Kamer stuurde, dat we ook al binnen bestaande wet- en regelgeving maatregelen kunnen nemen waarmee tijdswinst te behalen is. Dit doen we bijvoorbeeld door het slimmer organiseren van processen, zoals door het opzetten van energy boards in alle provincies om het voorbereidingstraject van netverzwaringen en uitbreidingen te stroomlijnen. Of door de in 2023 gestarte expert- en capaciteitspool om gemeenten en provincies te ondersteunen bij grootschalige ruimtelijke inpassingsprocedures.
Op welke manier zal worden geprioriteerd binnen de al afgegeven contracten? Hoe kunnen projecten die van maatschappelijk belang zijn voorrang krijgen? Hoe wordt de keuze gemaakt over de verhouding bedrijven versus huishoudens, verduurzaming versus nieuwe economische activiteiten etc.? Hoe betrekt u de Kamer bij deze verdere uitwerking?
Op dit moment is er geen voorrangsregeling van kracht bij individuele aansluitingen van bedrijven. Netbeheerders sluiten aan op basis van het «first come, first served»-principe. De bevoegdheid om regels vast te stellen voor individuele prioritering van klantaansluitingen ligt bij de ACM. De ACM heeft op 13 juli 2023 een ontwerp codebesluit prioriteringsruimte transportverzoeken gepubliceerd.1 In dat ontwerpbesluit heeft de ACM een concept prioriteringskader opgenomen op basis waarvan netbeheerders bij de toegang tot het elektriciteitsnet voorrang kunnen geven aan projecten met een belangrijke maatschappelijke bijdrage. De ACM verwacht in maart 2024 een definitief codebesluit te publiceren. Ik zal hier de Kamer over informeren.
De verwachting is dat het codebesluit geen invloed heeft op reeds afgegeven contracten. In die gevallen zijn de afnemer en de netbeheerder namelijk al overeengekomen dat een afnemer toegang krijgt tot het elektriciteitsnet.
Ook blijft het voor provincies en gemeentes van belang dat zij goed afstemmen met de (regionale) netbeheerders over prioritering van uitbreidingsinvesteringen. Door belangrijke regionale investeringen op te nemen in het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat, kan worden gestuurd op welke ontwikkelingen specifiek voor de provincie van belang zijn.
In de brief wordt aangegeven dat gemeenten het voorkeursrecht kunnen inzetten als extra onorthodoxe maatregel. Hoe gaat u gemeenten hierover informeren, en welke wenselijkheid is hierbij in relatie tot woningbouw?
In de brief van 18 oktober (Kamerstuk 29 023, nr. 451) heb ik aangegeven dat ik wil stimuleren dat gemeenten het voorkeursrecht inzetten voor het sneller realiseren van de energietransitie. Voorkeursrecht wordt al regelmatig door gemeenten ingezet om ruimtelijke plannen te realiseren. Het aantal vestigingen van het voorkeursrecht loopt jaarlijks in de honderdtallen. Gemeenten zijn over het algemeen goed op de hoogte van de mogelijkheden van het voorkeursrecht. Ook kunnen ze hiervoor adviesbureaus en het Expertteam Woningbouw raadplegen. Zoals ik ook aangeef in genoemde brief, behoort het echter tot de gemeentelijke autonomie of zij het voorkeursrecht inzetten. In de Kamerbrief wordt onder «Modernisering van het grondbeleid» toelichting gegeven op het stimuleren van gemeenten om het grondbeleidsinstrumentarium, waaronder voorkeursrecht, eerder, meer en beter in te zetten en ervoor te zorgen dat wettelijke procedures beter aansluiten op de praktijk. Mijn collega van BZK is hierover in gesprek met de VNG.
Gemeenten hebben diverse mogelijkheden om met grondbeleid grondeigenaren te bewegen tot bouwen, wat gezien de woningbouwopgave ook wenselijk is. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de vraag of de gemeente zelf de gronden uitgeeft of dat zij de ontwikkeling faciliteert. Wanneer een gemeente zelf eigenaar is, kan zij in haar gronduitgiftecontracten bepalingen opnemen waarmee de planning wordt vastgelegd en/of boetebedingen wanneer deze niet worden nagekomen. Is een gemeente geen eigenaar dan kan zij een fasering opnemen in het omgevingsplan, in de verleende omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit of het projectbesluit, of in de anterieure overeenkomst. Welke belemmeringen gemeenten ervaren op het gebied van kennis en capaciteit is onderdeel van de maatregelen in de genoemde Kamerbrief. Uitbreiding van deze kennis en capaciteit is nodig om de bestaande instrumenten meer, eerder en beter in te zetten en daar stuurt mijn collega van BZK ook op aan. Ik zal samen met mijn collega van BZK uitwerken hoe we het voorkeursrecht kunnen inzetten voor de realisatie van energie infrastructuur.
Kunt u aangeven wat een mogelijk uitstel van de Omgevingswet betekent voor de opzet voor een experiment op basis van de experimenteerregeling om tijdelijk af te wijken van geldende bepalingen in wetgeving? Kunt u er daarom niet beter voor kiezen om mogelijkheden onder de Crisis- en herstelwet (Chw) al toe te passen in afwachting van de nieuwe Omgevingswet?
Mijn collega van BZK heeft recent laten weten dat de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 niet ter discussie staat (Kamerstukken I 2023/24, 33 118, FS). Het is dus niet nodig om de mogelijkheden onder de Crisis- en herstelwet in te zetten.
Klopt het dat netcongestie nog grotendeels berekend wordt via modellering en niet via real-time data uit bemetering? Moet er niet meer ingezet worden op bemetering? Kunt u een stand van zaken geven over bemetering door netbeheerders en de gestelde doelen voor 2023, 2024 en 2025?
De congestie-onderzoeken van TenneT die gelijktijdig met de brief aan uw Kamer zijn gepubliceerd laten zien dat er overbelasting dreigt van de koppelpunten tussen het hoogspanningsnet van TenneT en de middenspanningsnetten van Liander en Stedin. Op deze koppelpunten wordt real-time de werkelijke belasting gemeten. Er is dus inzicht in de belasting op dit moment.
Wanneer een partij een nieuwe aansluiting of extra transportcapaciteit aanvraagt, maakt de netbeheerder een prognose van de toekomstige netbelasting van deze partij. De netbeheerder doet dit op basis van het aangevraagde vermogen en het type partij dat de aansluiting aanvraagt. Een netbeheerder maakt daarnaast ook een inschatting van de verwachte groei van het gebruik van het elektriciteitsnet als de netbeheerder geen nieuwe transportcapaciteit toekent aan grootverbruikers. Die verwachte groei noemen netbeheerders ook wel «autonome groei». De autonome groei is een combinatie van (i) nieuwe kleinverbruikersaansluitingen (bijvoorbeeld: nieuwe woonwijken of laadpalen), (ii) aanvragen voor het verzwaren van kleinverbruikersaansluitingen (bijvoorbeeld: woning heeft grotere aansluiting nodig voor warmtepomp), (iii) intensiever, of meer gelijktijdig met andere aangeslotenen, gebruik van het net binnen de al toegekende transportcapaciteit door zowel klein- als grootverbruikers. Een dergelijke inschatting van de toename van het gebruik van het net vraagt om een inschatting van de belasting van het net in de toekomst en vereist dus modellering.
Betere bemetering van het net is naar verwachting vooral op het laagspanningsnet een groot aandachtspunt. Het laagspanningsnet zijn de kabels en stations in de wijk. De belasting van het laagspanningsnet wordt op de meeste plekken nog niet goed gemeten. Ik werk momenteel aan een actie-agenda voor congestie in het laagspanningsnet. Vergroten van inzicht in de belasting van het laagspanningsnet is één van de pijlers waar verschillende acties onder zullen vallen. De acties zullen vervolgens als onderdeel van het LAN opgepakt worden. Ik zal uw Kamer begin 2024 hierover verder informeren. Met de actie-agenda voor congestie in het laagspanningsnet zal ik ook uitvoering geven aan de motie van het lid van der Plas (BBB) (Kamerstuk 32 813 nr.1269), over het slimmer maken van de netten.
Daarnaast zijn de netbeheerders, in samenwerking met de betrokken uit het LAN, een traject gestart om met data uit bemetering meer inzicht te geven aan marktpartijen en overheden in de transportcapaciteit op elektriciteitsstations. In 2024 wordt gefaseerd een product opgeleverd dat niet alleen meer inzicht geeft in wanneer stations naar verwachting worden uitgebreid, maar ook in de huidige capaciteit van stations. Deze informatie helpt marktpartijen om met slimme oplossingen bij te kunnen dragen aan efficiënter gebruik van het net. De eerste resultaten worden nog in het voorjaar verwacht.
Kunt u aangeven welke wijze van bemetering per netbeheerder wordt gebruikt om tot deze informatie te komen? Kunt u aangeven per wijze of dit voldoende informatie is voor juiste berekeningen en signalering van netcongestie?
Metingen van de daadwerkelijke stromen in het elektriciteitsnet vinden plaats op verschillende manieren op verschillende niveaus. In principe is het elektriciteitsnet goed bemeterd en is er goed inzicht in de werkelijke belasting. Bij hoogspanningsstations zijn de metingen een standaardonderdeel van de bewaking, beveiliging en besturing van de stations. Distributie-automatisering wordt gebruikt voor het meten in de middenspanningsnetten, en slimme meters voor het meten in de laagspanningsnetten. Daarnaast geldt voor het laagspanningsnet dat naast metingen van de huidige belasting van het net, ook inschattingen van de groei door kleinverbruikers, waaronder huishoudens, laadpalen en woningbouwprojecten inzichtelijk worden gemaakt. Voor het bepalen van congestie zijn dus modellen nodig (zie ook vraag 10). Deze modellen worden door de netbeheerders ook gebruikt om te voorspellen waar in de toekomst knelpunten zouden kunnen ontstaan, zodat deze voorkomen kunnen worden.
In uw brief geeft u aan aanvullende drastische maatregelen te willen nemen waaronder financiële prikkels om het net flexibeler te gebruiken. Valt hier ook het inrichten van een subsidie om de onrendabele top voor flexcapaciteit te subsidiëren?
Ik bezie, in combinatie met het overgenomen amendement Erkens (Kamerstuk 36 410-XIII, nr. 9) dat is ingediend bij de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, wat hier de mogelijkheden voor zijn. Het subsidiëren van de onrendabele top van flexibele capaciteit is namelijk veel uitdagender dan de onrendabele toppen van bijvoorbeeld hernieuwbare elektriciteitsproductie of hernieuwbare waterstofproductie. De onrendabele toppen van deze technologieën zijn gemakkelijker onder het toepasselijke staatssteunkader te scharen. Volgens het milieu en energie steunkader (MESK) mogen lidstaten van de EU alleen staatssteun (zoals subsidie op onrendabele toppen) geven wanneer:
Dit is lastig voor subsidie aan flexibele capaciteit, omdat investeren in flexibiliteit niet per se leidt tot minder CO2-uitstoot. Er zijn wel mogelijkheden om technologieën te ondersteunen die tot CO2-reductie leiden én flexibel beheerd kunnen worden. Specifieke voorbeelden hiervan worden al ondersteund of ben ik voornemens om te gaan ondersteunen. Zoals industriële elektrische boilers in de SDE++-regeling of de maatregel uit het Klimaatpakket om batterijen bij zonneparken te ondersteunen voor uitgestelde levering, waarvoor ik € 416 miljoen heb gereserveerd.
Er is echter momenteel geen acuut gevaar voor leveringszekerheid, waardoor de noodzaak van steun om dit te waarborgen lastig te onderbouwen is.
Met het amendement Erkens willen de indieners 55 miljoen euro vrijmaken om in 2024 te beginnen met het snel vrijspelen van ruimte op het stroomnet. Hierbij wordt, naast het ondersteunen van een versnelde uitrol van smart energyhubs en het ondersteunen van innovatie-oplossingen, gekeken naar de inzet ten behoeve van flexibiliteitstenders en het ontwikkelen van een subsidie van de onrendabele top bij het leveren van flexibiliteit.
Momenteel worden verschillende concrete mogelijkheden in kaart gebracht om de vrijgemaakte middelen zo effectief mogelijk in te zetten. Hierbij bekijk ik ook de bovengenoemde barrières omtrent staatssteun. Ik verwacht eind 2023 tot een overzicht met mogelijkheden te komen, waarna verdere actie kan worden ondernomen.
Hoe rijmt u de extra maatregel om een contract met een 24/7 gegarandeerde tansportcapaciteit een premium product te maken met een hogere prijs met verduurzaming van de industrie? Worden hiermee bedrijven benadeeld die verduurzamen?
Nee, met deze maatregel wordt verduurzamen niet benadeeld. De maatregel is bedoeld om netgebruikers – waaronder de industrie – aan te zetten tot efficiënt netgebruik waar dat mogelijk is. Als netgebruikers die dat kunnen hun gebruik aanpassen, komt er ook meer capaciteit beschikbaar voor netgebruikers die hun gebruik niet gemakkelijk kunnen aanpassen. De maatregel helpt zo dus om verduurzaming mogelijk te maken, omdat de bestaande capaciteit op het elektriciteitsnet efficiënter en dus door meer afnemers kan worden benut.
Welke budgettaire gevolgen hebben de nieuwe maatregelen zoals genoemd in de Kamerbrief?
Gezien het onorthodoxe karakter van de maatregelen en de korte termijn waarop deze zijn uitgewerkt en aangekondigd, zijn budgettaire gevolgen nog niet voor iedere maatregel volledig uitgezocht of doorgerekend. Zoals het er nu naar uitziet, is de verwachting dat de maatregelen niet direct budgettaire gevolgen hebben, anders dan de ingezette capaciteit bij samenwerkende partijen in het LAN die vrijgemaakt moet worden om de maatregelen uit te voeren. Daarnaast worden de budgettaire gevolgen voor de acties op de laagspanningsnetten, voor zover bekend, meegestuurd met de actieagenda die ik u in het voorjaar van 2024 zal toe sturen. Netbeheerders blijven onverminderd hard investeren in uitbreiding van het de gas- en elektriciteitsnetten. Tot en met 2026 lopen de jaarlijkse investeringen op tot ruim 8 miljard euro.
Wat hebben deze nieuwe maatregelen voor gevolgen voor het wetsvoorstel Energiewet? Wordt het wetsvoorstel aangepast op basis van de nieuw genomen maatregelen?
Het is niet de verwachting dat er wijzigingen nodig zijn in de Energiewet als gevolg van de aangekondigde maatregelen. Zoals ook aangegeven bij vraag 6 is er al veel mogelijk binnen bestaande wet- en regelgeving om versnelling van de bouw te realiseren. Ook de genoemde acties om het net beter te benutten hebben geen gevolgen voor de Energiewet, omdat dit met de Energiewet al mogelijk wordt gemaakt of omdat regelgeving hierover is vastgelegd in de netcodes die door de ACM worden vastgesteld.
Bent u voornemens al onomkeerbare stappen te zetten op de niet eerder gemelde onorthodoxe maatregelen voorafgaand een Kamerdebat?
Nee.
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Ja.
Het stroomnet |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht van het Financieel Dagblad «Nederweert wil vol stroomnet omzeilen maar loopt vast in bureaucratie» en het bericht van de NOS «Ook Zeeuwse stroomnetwerk zit vol, grootverbruikers komen op wachtlijst»?1 2
Ja, dat ben ik.
Bent u van mening dat groepscapaciteitsbeperkingscontracten standaard aangeboden moeten worden in regio’s met netcongestie? Hoe gaat u dit afdwingen?
Gezien de sterk toegenomen vraag naar transportcapaciteit is het van belang dat het net wordt uitgebreid. Dit is echter niet van vandaag op morgen gerealiseerd en dat vraagt om een meer flexibel gebruik van het net met bijbehorende flexibele contractvormen.
Vanuit het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) worden vier flexibele contractvormen uitgewerkt of al toegepast in de praktijk. Voor alle vormen geldt dat het gaat om een contract tussen de gebruikers van het net (formeel: aangeslotenen) en de netbeheerder, waarbij de gebruikers minder transportcapaciteit gebruiken. Het kan dan gaan om minder elektriciteit afnemen (bijvoorbeeld een fabriek), minder elektriciteit toeleveren (bijvoorbeeld een zonnepark) of allebei (bijvoorbeeld een batterij).
Deze contractvorm is naar verwachting juridisch gereed begin 2024, waarna deze kan worden geïmplementeerd door de netbeheerder en vervolgens in de praktijk kan worden gesloten.
De verschillende vormen hebben elk voordelen en nadelen voor zowel netgebruikers als netbeheerders. Het is van belang dat zo snel mogelijk geschikte contractvormen worden ontwikkeld en geïmplementeerd die bijdragen aan verlichting van netcongestie. Welk contracttype het meest effectief is, is afhankelijk van het probleem op het net. Is het probleem bijvoorbeeld sterke pieken op bepaalde momenten, dan biedt een (Groeps-)CBC een oplossing. Is het probleem bijvoorbeeld onvoldoende capaciteit voor een «volledige» transportaanvraag van een nog niet aangesloten netgebruiker, dan biedt de NFA uitkomst. Ik zie daarom geen reden om het aanbieden van één specifieke contractvorm te verplichten. Overigens is het zo dat de ACM (en dus nadrukkelijk niet EZK) op grond van de Europese taakverdeling, bevoegd is om verplichtingen op te leggen.
Ik zal de Kamer eind dit jaar informeren over de voortgang van deze ontwikkelingen.
Wanneer gaat u een «right to challenge» mogelijk maken aangezien de netbeheerders steeds meer moeite hebben het tempo bij te benen?
De regionale netbeheerders werken er aan dat de klant zelf een (door de netbeheerder) erkende installateur of aannemer kiest om de aansluiting in één arbeidsgang (zonder tussenkomst van de netbeheerder) te realiseren en/of te verzwaren volgens het principe «Klant sluit zichzelf aan». Het is noodzakelijk dat veiligheidseisen en nettechnische vereisten hetzelfde zijn als de eisen voor het huidige elektriciteitsnet, omdat anders de leveringszekerheid in het gedrang komt met hogere kans op storingen en uitval van het net.
Op dit moment wordt gewerkt aan een uitwerking van o.a. juridische reguleringsaspecten, het stroomlijnen van (administratieve) werkprocessen, de uitwisseling van digitale informatie en data, het opleiden en certificeren van de installateurs en aannemers, communicatie met de klant en de aanbestedingsstrategie ten aan zien van de installateurs en aannemers. Deze uitwerking gebeurt in nauwe samenwerking met klanten en marktpartijen. Begin volgend jaar zullen de eerste middelgrote klanten op het middenspanningsnet in staat zijn zelf hun aansluiting op het net te realiseren. Voor de andere aansluittypes en verdere opschaling is nadere uitwerking nodig.
Kortom, dit is begin volgend jaar mogelijk voor de eerste klanten en wordt daarna uitgebreid naar andere klanten. Dit principe geldt overigens ook voor flexibele contracten, omdat ook voor een flexibel contract een aansluiting op het elektriciteitsnet nodig is. Gezien de grote problematiek van netcongestie zijn alle oplossingen nodig, waaronder het versneld versterken van het net, het gebruik van flexibele contracten en het toepassen van «right to challenge».
Ik zal de Kamer eind dit jaar informeren over de voortgang, conform de motie van het lid Erkens, ingediend op 20 juni jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 1254).
Hoe staat het met de uitvoering van motie Erkens c.s. over bedrijven zo snel mogelijk in staat stellen het «right to challenge»-principe te hanteren wanneer flexibele contracten geen uitweg bieden?3 Kunt u de uitvoering hiervan versnellen gezien de grote problematiek op het stroomnet?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is het stroomnet in Zeeland plots volgelopen en ook voor zo’n lange tijdsperiode? Bent u zich bewust van de schade hiervan voor de Zeeuwse economie en verduurzaming?
TenneT doet grote investeringen om te anticiperen op de voorziene groeiende vraag naar transportcapaciteit als gevolg van o.a. verduurzaming door bedrijven. De afgelopen twaalf maanden was het aantal aanvragen in Zeeland echter gelijk aan achtmaal het huidige vermogen in de hele provincie. Dit is een plotselinge en zeer sterke stijging; een ontwikkeling die sneller gaat dan het tempo waarop de uitbreiding en verzwaring van het net kan worden uitgevoerd. Hierdoor is congestie ontstaan. Gezien de omvang van deze groei zijn grote investeringen noodzakelijk die niet op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Een extra complicatie in het geval van Zeeland is dat het huidige hoogspanningsinfrastructuur slechts een gedeelte van Zeeland beslaat.
De structurele oplossing voor netcongestie op afname in deze provincie zijn;
Deze projecten worden vanuit het Meerjarenprogramma Infrastructuur & Klimaat (MIEK) en via de Rijkscoördinatieregeling (RCR) gecoördineerd. De voorbereiding en eerste werkzaamheden zijn reeds gestart. Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 22 juni jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 443) zal ik de Kamer eind dit jaar najaar informeren over de voortgang.
Graag merk ik daarnaast ook op dat ik afgelopen zomer, nadat de situatie op het Zeeuwse stroomnet bekend werd gemaakt, direct in gesprek ben gegaan met de regio. Samen met de netbeheerder, overheden en lokale ondernemers zijn we op zoek naar creatieve oplossingen om de druk op de wachtrij te verminderen.
Ik realiseer mij dat de ontstane netcongestie gevolgen heeft voor groei van bedrijven en voor verduurzaming van bedrijven, wanneer zij hiertoe een zwaardere aansluiting nodig hebben. Dit onderstreept het belang van de aanpak van netcongestie in het LAN en de inzet op het beschikbaar stellen van voldoende flexibiliteit om de ruimte op het elektriciteitsnet zo goed mogelijk te handhaven, verdelen en waar mogelijk uit te breiden.
Wat betekent dit voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales? Hoe zorgt u ervoor dat daar voldoende ruimte op het net voor beschikbaar is?
Netcongestie kan gevolg zijn van zowel te veel invoeden (productie) van stroom, als van te veel afname (gebruik) van stroom en het feit dat het «teveel» afname of invoeden vanuit of naar een andere regio getransporteerd moet worden. Wanneer lokale productie en afname van elektriciteit meer op elkaar wordt afgestemd, dan kan congestie worden voorkomen en kan het hoogspanningsnet worden ontlast.
De huidige netcongestie in Zeeland wordt veroorzaakt door een sterke groei in de afname van elektriciteit vanwege de verduurzaming van de industrie; er is te veel vraag gegeven de hoeveelheid elektriciteit die op dit deel van het net wordt ingevoed. Een oplossing is door middel van flexibele vraag van netgebruikers de afname te verlagen. Een oplossing kan echter ook zijn om meer lokale productie in het net in te voeden, zodat deze toegenomen vraag lokaal opgevangen kan worden en niet vanuit andere regio’s hoeft te worden getransporteerd. Nieuwe kerncentrales kunnen in de toekomst een bijdrage leveren aan het invoeden van elektriciteit op het stroomnet en kunnen daarmee voorkomen dat deze problemen zich opnieuw voordoen.
In het Nationaal Plan Energiesysteem wordt de voorgenomen rol van kernenergie in het toekomstige energiesysteem beschreven. Dit plan biedt een kader voor alle uitvoeringsplannen, waaronder de bouw van twee nieuwe centrales. De visie van het huidige kabinet daarbij is dat we in moeten zetten op alle mogelijke CO2 neutrale bronnen. De huidige congestie zal vóór die tijd met andere middelen moeten worden verholpen. Daarvoor verwijs ik graag naar de acties in het LAN.
In hoeverre loopt het stroomnet vol door de enorme uitrol van zonne- en windenergie zonder coördinatie op plek of benutting van al die stroom?
Congestie ontstaat wanneer meer transportcapaciteit wordt gevraagd dan beschikbaar is. Dit kan zowel op afname betrekking hebben (waarbij meer stroom wordt gevraagd door netgebruikers, dan dat in het desbetreffende gebied wordt opgewekt) als op invoeden (waarbij juist de opwek van stroom groter is dan de vraag).
De enorme toename van vraag naar transportcapaciteit voor invoeden komt door de groei van duurzame opwek, welke door weersinvloeden gekenmerkt wordt door flinke pieken. De enorme toename van vraag naar transportcapaciteit voor afname komt door verduurzaming door middel van elektrificatie. Deze succesvolle verduurzaming heeft zich sneller voltrokken dan de snelheid waarmee op land extra transportcapaciteit kan worden aangelegd. Dit is een van de redenen waarom er ook naar zogenoemde «slimme» oplossingen wordt gekeken, zoals grootschalige batterijopslag bij zonneparken. Het kabinet zet in op elektriciteitsopslag door het investeren in batterij-innovaties en het verplichten van batterijen bij grootschalige zonneparken. Hiertoe is een reservering van 416,6 miljoen euro opgenomen, opgenomen in de Voorjaarsbesluitvorming Klimaat.
De Regionale Energiestrategie (RES) is verantwoordelijk voor het plannen van de implementatie van zon- en windparken op land. Daarbij wordt gewerkt aan een toekomstbestendig energiesysteem. Zo wordt in de plannen rekening gehouden met regionale/ lokale vraag naar en opwek van elektriciteit, als ook naar locaties waar de productiebronnen worden gebouwd. Daarmee worden bewuste keuzes gemaakt voor locaties en kan verdere belasting van het net worden voorkomen, door juiste locatiebepaling.
Hoe ziet het verdienmodel van zonne- en windenergie eruit in regio’s met netcongestie? Ontvangen zij SDE-subsidie wanneer zij gedwongen afgeschakeld worden door de netbeheerder als het net volloopt? Wat is de vergoeding die zij dan krijgen van de netbeheerder? Houdt dat de businesscase rendabel?
Zon- en windparken verdienen geld voor geproduceerde elektriciteit en ontvangen aanvullend SDE++ subsidie over hun daadwerkelijk gerealiseerde productie.
Wanneer zon- en windparken worden afgeschakeld als gevolg van netcongestie ontvangen zij dus geen SDE++ subsidie omdat er geen productie van hernieuwbare elektriciteit is. Wel ontvangen zon- en windparken, die afgeschakeld worden, een vergoeding van de netbeheerders.
Gedwongen afschakelen gebeurt in situaties wanneer de netbeheerder kort van te voren voorziet dat het elektriciteitsnet overbelast dreigt te raken, bijvoorbeeld omdat het weer in de praktijk anders is dan de weersvoorspelling en er meer wind of zon is dan voorspeld. Dit gebeurt niet frequent en is van korte duur.
Wanneer producenten verplicht worden afgeschakeld dan gebeurt dit tegen een vergoeding, waarbij de hoogte van de vergoeding afhankelijk is van o.a. de duur van de afschakeling en het soort asset (bv. windpark of gascentrale) dat afgeschakeld wordt. Bij deze vergoeding wordt geen rekening gehouden met de businesscase van de producent in kwestie, ook vanwege de snelheid waarmee afgeschakeld moet worden. De businesscase is projectafhankelijk en hangt van vele factoren af, zoals (het formaat van) de opstelling, de aansluiting, etc. Op de vraag of de business case bij gedwongen afschakeling rendabel is, is dus geen eenduidig antwoord te geven.
Producenten kunnen ook vrijwillig flexibel vermogen aanbieden, waarbij zij zelf de hoogte van hun vergoeding bepalen. Dit gebeurt onder andere via een open biedingssysteem, waarbij partijen een vergoeding ontvangen wanneer zij capaciteit beschikbaar stellen. Via het biedingssysteem kan ieder project vrijwillig volume aanbieden om af te schakelen tegen een zelf bepaalde prijs. Het zon- of windpark in kwestie bepaalt dan dus zelf de hoogte van de vergoeding van het aanbod aan de netbeheerder om af te schakelen. De netbeheerder kiest wie gecontracteerd wordt. Het zon- of windpark in kwestie neemt de gemiste SDE++ subsidie mee in de bepaling van de gevraagde vergoeding. Wanneer de netbeheerder niet op het aanbod ingaat, bijvoorbeeld omdat er een goedkoper aanbod ligt, wordt het zon- of windpark ook niet afgeschakeld. Bij deze vrijwillige afschakeling is de business case dus altijd rendabel.
Private deelname in Tennet Duitsland na verkoop door de Nederlandse Staat |
|
Henk Nijboer (PvdA), Tom van der Lee (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Bud will Tennet-Übernahme nicht allein stemmen»?1
Ja.
Wat vindt u van de uitspraken van de Duitse Staatssecretaris over het voornemen van Duitsland om na de verkoop in zee te gaan met private partijen? Bent u het eens dat het onwenselijk is TenneT (deels) te privatiseren?
Zoals aangegeven in de brief van 24 februari 20232 (de «Kamerbrief») is het voorkeursscenario van het kabinet de volledige verkoop van TenneT Duitsland aan de Duitse staat. In het geval dat TenneT Duitsland wordt verkocht, ontstaan er twee onafhankelijke bedrijven: het Nederlandse TenneT, waarvan de Nederlandse staat 100% eigenaar is, en de na verkoop te hernoemen Duitse netbeheerder (nu nog aangeduid als «TenneT Duitsland»).
Zoals beschreven in de Kamerbrief wil het kabinet geen concessies doen aan het uitgangspunt dat de overheid volledige zeggenschap behoudt over de Nederlandse vitale elektriciteits-infrastructuur. Daarom acht het kabinet het onwenselijk om TenneT Holding, als moederbedrijf van de Nederlandse netbeheerder («TenneT Nederland»), te privatiseren. Aangezien de beoogde transactie alleen zou zien op dochteronderneming TenneT Duitsland is een privatisering van de Nederlandse netbeheerder ook in zijn geheel niet aan de orde.
Mocht het scenario zich voordoen dat de Duitse staat overweegt om mogelijk op termijn een deel van TenneT Duitsland over te dragen aan private partijen, dan staat het kabinet daar niet principieel afwijzend tegenover. Dit blijkt ook uit het feit dat een oplossing met private investeerders ook nadrukkelijk overwogen is. Voor het kabinet blijven de voorwaarden rondom continuïteit van de operatie en het behouden van de synergievoordelen zoals geschetst in de Kamerbrief leidend. Voor het kabinetsstandpunt over de uitspraken in het door u aangehaalde artikel verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3.
Was u reeds bekend met dit voornemen? Zo nee, hoe beïnvloedt dit uw positie ten opzichte van de verkoop van het Duitse deel? Zo ja, waarom is dit niet eerder gemeld?
Ik was bekend met het feit dat Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW) de mogelijkheid openhield dat het op een later moment externe investeerders «achter KfW» zou betrekken ter financiering van de aankoop. KfW zou in dat mogelijke geval 100% van de aandelen van TenneT Duitsland behouden en vervolgens aan de achterkant contractuele afspraken maken met private investeerders. Dit mogelijke voornemen heeft de positie van het kabinet ten aanzien van een verkoop van het Duitse deel niet beïnvloed, omdat de Duitse staat de door haar beoogde invloed in dit scenario immers volledig zou behouden. Wel wordt er in het kader van de onderhandelingen rekening gehouden met dit scenario.
Voor zover de uitspraken in dit artikel erop zouden duiden dat de Duitse staat eventueel ook overweegt om private investeerders na een eventuele verkoop daadwerkelijk te laten toetreden als aandeelhouder van TenneT Duitsland, zou dit wel nieuwe informatie zijn. De Duitse staat heeft immers meermaals te kennen gegeven TenneT Duitsland volledig te willen kopen. Ook dit hoeft de positie van het kabinet niet direct te beïnvloeden. Een van de belangrijke redenen voor het kabinet om een volledige verkoop aan de Duitse staat te onderzoeken, was het feit dat de Duitse staat verstrekkende invloed op TenneT Duitsland wenste te verkrijgen. De Duitse staat heeft mij bevestigd dat ze ongeacht de financieringsvorm de door haar verlangde invloed wil verkrijgen. Daarnaast blijven, zoals hierboven aangegeven, de voorwaarden rondom continuïteit van de operatie en het behouden van de synergievoordelen leidend voor het kabinet.
In het geval dat de onderhandelingen succesvol worden afgerond, zal de Duitse staat overigens KfW mandateren de aandelen in TenneT Duitsland over te nemen. De Duitse staat is meerderheidsaandeelhouder van KfW. De aandeelhoudersbevoegdheden zullen door KfW worden uitgevoerd op basis van instructie van de Duitse staat. Dit is een gebruikelijke structuur in Duitsland.
Hoe verhoudt een (gedeeltelijke) privatisering van TenneT zich tot het deelnemingenbeleid? Een netwerkbedrijf is toch bij uitstek een bedrijf dat volledig in publieke handen moet blijven? Het kabinet koerst er toch juist op meer grip op vitale sectoren, waarom is een (gedeeltelijke) privatisering van TenneT dan überhaupt beschikbaar?
Zoals in het antwoord op vraag 2 geschetst, heeft dit eventuele voornemen van de Duitse regering niets te maken met TenneT Nederland. Een (gedeeltelijke) privatisering van TenneT Nederland is niet aan de orde.
Beseft u dat het verkopen van TenneT maar één keer kan, terwijl u nu 100 procent publiek aandeelhouder bent? Bent u bereid te garanderen dat als sprake is van verkoop TenneT volledig in publieke handen blijft? Zo nee, waarom werkt u er dan aan mee?
Zoals in vraag 2 en 4 geschetst zal TenneT Nederland ook na deze transactie 100% in publieke handen blijven. Voor de toekomst van TenneT Duitsland kan ik na een eventuele verkoop geen garanties geven. Ieder land gaat over zijn eigen beleid ten aanzien van energie-infrastructuur. Wel is het voor de overwegingen van het kabinet van belang dat de Duitse staat heeft laten weten dat zij in het mogelijke scenario met betrokkenheid van private investeerders de door haar gewenste invloed op TenneT Duitsland zal behouden.
Waarom lijken zowel Nederland, met de verwijdering van de reservering van de kapitaalstorting bij de Voorjaarsnota, en Duitsland, met deze uitspraken, voor te sorteren op een succesvolle verkoop? Klopt het dat de onderhandelingen nog niet in een stadium zitten waarbij hier iets over gezegd kan worden? Zo nee, wanneer komt u met nadere informatie over de lopende gesprekken?
Het klopt dat de onderhandelingen nog niet in een stadium zijn waarin kan worden geconcludeerd dat deze zullen slagen. Het bod van de Duitse staat (incl. hun visie op de samenwerkingsafspraken) zal beoordeeld worden aan de hand van de drie genoemde voorwaarden in de Kamerbrief en – als daar aanleiding toe is – nogmaals worden afgewogen tegen de alternatieve scenario’s. Wij zullen uw Kamer voor de zomer informeren over de status van de onderhandelingen.
Hangt u nog steeds het standpunt aan dat als er tot verkoop over wordt gegaan dit voor de best mogelijke prijs moet gebeuren? Hoe kwalificeert u de uitspraken van de Duitse Staatssecretaris waarin zorgen over het komen tot een deal minimaal lijken? Is een goede prijs daarmee überhaupt nog wel gegarandeerd?
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief is het ontvangen van een overtuigende en marktconforme prijs een randvoorwaarde voor een succesvolle transactie. Ik zie geen relatie tussen het verkrijgen van een marktconforme prijs en de uitspraken van Staatssecretaris Kukies.
Hoe beziet u de samenwerking van het Nederlandse deel van TenneT met het Duitse deel wanneer na verkoop allerhande private partijen zullen gaan deelnemen aan het net? Komen de synergievoordelen zo niet op de helling te staan?
Er wordt gewerkt aan een samenwerkingsovereenkomst tussen de twee toekomstige netbeheerders om zoveel als mogelijk de synergievoordelen te behouden. Inmiddels zijn 14 2GW platforms besteld voor Nederland en Duitsland met contracten die langjarig doorlopen. In feite behelst dit nu al de zeer intensieve samenwerking tussen TenneT Nederland en TenneT Duitsland. Het (toekomstig) eigendom van TenneT Duitsland speelt daarin geen rol. Daarnaast wordt gewerkt aan een Memorandum of Understanding met de Duitse staat dat ziet op de toekomstige samenwerking tussen de beide landen.
Is de deelname van private partijen in het Duitse deel van het net een reden om verkoop ter heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u eveneens van mening dat de grote onzekerheid rondom de eigendomsstructuur van een losstaand TenneT Duitsland risico’s met zich meedraagt voor de energietransitie? Zo ja, hoe zou u die risico’s omschrijven? Zo nee, waarom niet?
Wij werken aan een Memorandum of Understanding met de Duitse staat dat ziet op de toekomstige samenwerking tussen de beide landen en tevens aan het samenwerkingsovereenkomst tussen het Nederlandse en Duitse deel van TenneT om zo de synergievoordelen met betrekking tot de energietransitie langjarig te borgen. Dat bij elkaar maakt dat de risico’s voor de energietransitie beperkt zijn.
Kunt u aangeven of de andere delen van het Duitse hoogspanningsnet ook actief worden benaderd door Duitsland voor overname? Zo ja, hoe staat het met die gesprekken? Zo nee, waarom denkt u dat eerste een publieke partij wordt benaderd voor overname in plaats van een private partij zoals in andere delen van Duitsland gebruikelijker is?
KfW is reeds 20% aandeelhouder van 50 Hertz, een andere netbeheerder in Duitsland. Voor de rest kan ik hier geen uitspraken over doen, aangezien dit aangelegenheden betreft waar de Duitse regering over gaat.
Bent u bereid deze vragen voor het aankomende tweeminutendebat te beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Storing Vodafone: telefoonproblemen bij onder meer ziekenhuizen en 112' |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kunt u toelichten waarom 112 voor sommige Vodafone-klanten bijna de volledige dag onbereikbaar was?1
Navraag bij Vodafone levert het volgende beeld op: Er vinden regelmatig noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan het telecomnetwerk plaats. Deze worden vooral uitgevoerd in de nacht om mogelijke impact op de dienstverlening zo beperkt mogelijk te houden. Ondanks een zorgvuldige voorbereiding kan het voorkomen dat tijdens die werkzaamheden onvoorziene gebeurtenissen of technische storingen optreden. In de nacht van vrijdag 14 april was dat het geval. Een technische storing had tot gevolg dat Vodafone spraakdiensten voor een deel van haar klanten niet correct functioneerde. Hoewel de Vodafone
112 infrastructuur op zichzelf dus niet geraakt was, waren de spraakoproepen, waaronder die naar 112, voor een deel van de Vodafone-oproepen niet succesvol. Het realiseren van een oplossing van deze storing nam meerdere uren in beslag. In de loop van de middag van 14 april stabiliseerde het netwerk zich. Er was ondertussen door Vodafone naar haar klanten gecommuniceerd hoe zij op een alternatieve manier contact konden opnemen met 112. Dit staat nader toegelicht onder vraag 8.
Hoe is het mogelijk dat 112, wat vitale infrastructuur is, dan toch opnieuw niet bereikbaar is geweest?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt deze storing en de onbereikbaarheid van 112 zich tot de eis dat de verbinding naar 112 bij een storing automatisch via een andere provider tot stand dient te komen? Waarom is dit niet gebeurd?
Indien het netwerk van een mobiele netwerkaanbieder volledig niet beschikbaar is, zal een oproep naar 112 door een gebruiker van het niet beschikbare mobiele netwerk automatisch via een van de andere beschikbare mobiele netwerken verlopen. Tijdens de onderhavige storing hadden de mobiele toestellen van gebruikers echter wel verbinding met het mobiele netwerk van Vodafone waardoor de automatische uitwijkmogelijkheid niet in werking trad. Vodafone evalueert deze storing met de grootste prioriteit om herhaling te voorkomen en heeft in het Nationaal Continuïteit Overleg Telecom (NCO-T) relevante informatie aan de andere twee mobiele netwerkaanbieders doorgegeven. De Rijksinspectie voor Digitale Infrastructuur (RDI) zal deze evaluatie beoordelen en indien nodig aanvullend onderzoek doen.
Welke verdere eisen bestaan er voor providers om te verzekeren dat 112 goed bereikbaar is? Hoe kan het in relatie tot deze eisen dan toch dat 112 niet bereikbaar was?
Via wetgeving en internationale standaarden is gewaarborgd dat het alarmnummer 112 goed bereikbaar is. Op grond van artikel 7.7 van de Telecommunicatiewet moeten telecomaanbieders ervoor zorgen dat het gebruik van 112 kosteloos en zonder toegangsbelemmeringen beschikbaar is. Daarnaast moeten zij de voorzieningen treffen die noodzakelijk zijn om de ononderbroken toegang tot de noodhulpdiensten te waarborgen. Dit houdt onder meer in dat oproepen naar 112 prioriteit hebben op het netwerk, dat ook zonder SIM-kaart een oproep naar 112 kan worden gedaan en dat de oproep via het netwerk van een andere provider gaat als de beller geen verbinding heeft met het netwerk van de eigen provider. Desalniettemin kan nimmer volledig worden uitgesloten dat zich onverhoopt situaties voordoen waarin 112 niet goed bereikbaar is, zoals de recente storing bij Vodafone.
Wat is de stand van zaken betreffende het voorkomen dat 112 slechter bereikbaar wordt wanneer 2G en 3G verder worden afgeschakeld? Is er inmiddels standaardisatie bewerkstelligd waardoor alle toestellen 112 goed kunnen bereiken?
Bellen naar 112 gaat via mobiele netwerken over het algemeen nog via 2G of 3G, omdat de ondersteuning daarvoor aan zowel de netwerkzijde als in telefoontoestellen goed geregeld is op basis van internationale technische standaarden. Het is belangrijk dat bellen via 4G ook goed wordt ondersteund, met het oog op de verwachte afschakeling van 2G en 3G.
In mijn brief van 8 december 2022 (29 517, nr. 226) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de twee bijeenkomsten met marktpartijen over de ondersteuning van bellen naar 112 via 4G. Op 20 februari jl. heeft een nieuwe bijeenkomst plaatsgevonden waarin de voortgang van de gemaakte afspraken is besproken. Er is reeds een mondiale standaard voor bellen over 4G («VoLTE») en 5G («VoNR») vanuit 3GPP (3rd Generation Partnership Project). De standaard is echter dusdanig flexibel dat het aantal implementaties dat wereldwijd kan worden ontwikkeld erg groot is, wat een goede werking kan ondermijnen. De GSM Association (GSMA) is daarom bezig twee implementatieprofielen te ontwikkelen. Wanneer netwerkaanbieders en fabrikanten van smartphones die profielen volgen dan moet bellen over 4G (en 5G) in principe gewoon werken. De GSMA werkt daarnaast samen met het Global Certification Forum om nieuwe smartphones te testen op de ondersteuning van bellen via 4G. Het Europees Telecommunicatie en Standaardisatie Instituut (ETSI) draagt daar aan bij door de ontwikkeling van testprotocollen. Zo wordt ervoor gezorgd dat de ondersteuning van bellen over 4G voor nieuwe toestellen op orde komt.
Hoe staat het met de Europese inzet om een emergency call implementatieprofiel te ontwikkelen dat ervoor zorgt dat een smartphone altijd naar 112 kan bellen, ook wanneer die smartphone wordt aangesloten op een mobiel netwerk waarvoor het niet de juiste VoLTE-instellingen heeft of wanneer iemand geen SIM-kaart in diens toestel heeft?2
De functionele vereisten voor noodoproepen met mobiele telefoons zijn vastgelegd in de mondiale standaarden van 3GPP. De afgelopen maanden heeft de GSMA haar richtsnoeren bij deze 3GPP standaarden geactualiseerd en verduidelijkt. Ook is een van de 3GPP standaarden verduidelijkt. Daarnaast werkt de GSMA aan de ontwikkeling van een implementatieprofiel voor noodoproepen voor anonieme gebruikers, dat wil zeggen bellers die roamen op een ander mobiel netwerk of die geen SIM-kaart hebben.
Is er al een plek ingericht waar mensen meldingen over gebrekkige mobiele bereikbaarheid van 112 kunnen doen, zoals aangegeven in de brief van 28 juni 2022?3
Zoals aangegeven in mijn brief van 28 juni 2022 (29 517, nr. 222) ben ik bezig de mogelijkheden te onderzoeken voor het inrichten van een centraal punt waar mensen terecht kunnen als ze gebrekkige mobiele bereikbaarheid van 112 ondervinden. Tijdens het commissiedebat op 15 december 2022 (24 095, nr. 574) heb ik toegelicht dat het inrichten van een dergelijke plek eenvoudig klinkt maar ingewikkeld is, omdat de mobiele bereikbaarheid van 112 wordt beïnvloed door diverse factoren. Daarom moet goed worden gekeken hoe we dit op een zinvolle manier zouden kunnen inrichten. Tijdens het genoemde commissiedebat heb ik toegezegd om u te informeren over de voortgang van een dergelijk punt in het tweede kwartaal van 2023. Ik zal u voor het zomerreces informeren over de voortgang.
Bent u op de hoogte van gevolgen van de Vodafone-storing op 14 april 2023 waarbij 112 niet kon worden bereikt, bijvoorbeeld gevallen waarin hulp pas te laat kon worden ingeroepen?
Gedurende de ochtend is door de NCTV, Politie Nederland en Veiligheidsregio’s middels communicatiekanalen een handelingsperspectief geboden: bellen via een vaste lijn, gebruik maken van een mobiel met een andere provider of van de chatfunctie van de 112app. Dit handelingsperspectief is ook door Vodafone via sms-berichten bekend gesteld aan hun klanten.
Op operationeel niveau is landelijk afgesproken dat bellers waarmee geen spraakcontact kon worden gelegd met spoed door de politie werden bezocht om vast te stellen waarom zij 112 hadden gebeld. Dit was mogelijk omdat de locatiegegevens van de bellers bij deze storing wel beschikbaar waren. Op dit moment heb ik geen indicatie dat er slachtoffers zijn gevallen als gevolg van deze storing.
De wettelijke belemmeringen voor het koppelen van bovenleidingen aan laadpunten voor elektrisch vervoer |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de mogelijkheden om bovenleidingen van trams, treinen en trolleybussen te koppelen aan laadpunten voor elektrisch vervoer en zo het elektriciteitsnet te ontlasten?1
Ja.
Hoe waardeert u deze mogelijkheden?
De inzet van bovenleidingen van openbaarvervoersbedrijven voor transport naar derden is complex omdat de desbetreffende leidingen geen duidelijke kwalificatie kennen binnen het Europees-wettelijke kader. Aan al het transport van elektriciteit zijn op Europees niveau echter eisen gesteld. Ook eventueel transport van elektriciteit over bovenleidingen aan derden moet passen binnen deze eisen. De afgelopen jaren heeft mijn departement gesprekken gevoerd over dit onderwerp met vertegenwoordigers uit de openbaarvervoerssector. Daarbij is door mijn departement geadviseerd om te onderzoeken of deze leidingstelsels gekwalificeerd zouden kunnen worden als zogenaamde «gesloten distributiesystemen» (GDS). De desbetreffende bedrijven zouden daarvoor een ontheffing moeten aanvragen bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De Energiewetgeving biedt hier juist ruimte voor. Binnen deze kaders kunnen allerlei technische mogelijkheden worden uitgewerkt, waaronder levering en transport van elektriciteit aan derden. Ook kan daarmee het elektriciteitsnet in beperkte mate worden ontlast. Daarbij merk ik op dat inzet van bovenleidingen voor transport van elektriciteit naar derden niet vanzelfsprekend leidt tot verminderde netcongestie en dat dit afhankelijk is van de lokale context.
Deelt u de analyse dat de technische mogelijkheden er zijn, maar dat de energiewetgeving in de weg staat?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn eventuele nadelen en bezwaren ten aanzien van het aanwijzen van vervoerders als energieleveranciers?
Het lijkt me goed om onderscheid te maken tussen het enkel beschkibaar stellen van bovenleidingen en het daadwerkelijk leveren (verkopen) aan eindafnemers.
Het inzetten van de beschikbare transportcapaciteit van het stelsel van bovenleiding kan zeker een bijdrage leveren aan het effciënter gebruik maken van het elektriciteitssysteem. Het is hierbij wel van belang om helder te hebben of er door hogere belasting van het electriciteitsnet buiten de gebruikelijke piek van het OV geen nieuwe knelpunten ontstaan en wat de lange termijn impact is op de levensduur van het elektriciteitsnet en stelsel van bovenleidingen.
Een geheel ander onderwerp is het leveren (verkopen) van energie. Bedrijven die energie willen leveren aan kleinverbruikers, hebben een leveranciersvergunning nodig. Het staat partijen, en dus ook een OV(infra)bedrijf, vrij om deze commerciële afweging te maken en hiervoor een aanvraag voor in te dienen bij de ACM.
Partijen aangesloten op een GDS dienen, net als partijen aangesloten op het net van een regionale netbeheerder, een eigen leverancier te contracteren.
Bent u voornemens in overleg met vervoerders, netbeheerders en andere betrokken partijen te bezien of en hoe genoemde mogelijkheden benut kunnen worden?
Ja. Deze gesprekken lopen. Het Ministerie van EZK heeft geadviseerd om te onderzoeken of deze leidingstelsels gekwalificeerd zouden kunnen worden als zogenaamde «gesloten distributiesystemen». Als de betrokken partijen behoefte hebben aan nader overleg, dan sta ik daar natuurlijk voor open.
Bent u voornemens vervoerders de mogelijkheid te geven om energie te verkopen aan derden en de Elektriciteitswet en/of andere wetgeving hierop aan te passen?
Zoals hierboven aangegeven is het niet nodig hier wetgeving voor aan te passen.
De opname van de Lelylijn op het TEN-T netwerk |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Is het bekend hoe groot het draagvlak is onder en de noodzaak is voor de inwoners van Friesland en Groningen om de Lelylijn te verbinden met internationale verbindingen zoals de Wunderline?
Nee, dit is niet bekend. In lijn met de afspraken uit het coalitieakkoord zal in het MIRT-onderzoek naar de Lelylijn bekeken worden wat de Lelylijn kan bijdragen aan betere internationale treinverbindingen met Noord-Duitsland. Om daarbij ook goed zicht te krijgen op de belangen, wensen en behoeften van betrokken partijen en inwoners zal tijdens dit MIRT-onderzoek een participatietraject worden ingericht. De uitkomsten hiervan zullen worden meegenomen in het proces van het MIRT-onderzoek en richting besluitvorming.
Van hoeveel mensen woonachtig in Friesland en Groningen wordt verwacht dat ze dagelijks gebruik gaan maken van verbindingen met Noord-Duitsland en andersom van Noord-Duitsland naar Groningen en Friesland?
Op dit moment zijn daar nog geen prognoses over. Conform het coalitieakkoord zal in de komende periode van het MIRT-onderzoek naar de Lelylijn nader gekeken worden naar wat de Lelylijn kan bijdragen aan betere internationale treinverbindingen met het noorden van Duitsland. Onderdeel van dit onderzoek is het in beeld brengen van de vervoerwaarde.
In hoeverre spelen deze belangen, wensen en behoeften mee in de afweging om de Lelylijn door te trekken en zodoende een verbinding te creëren met het noorden van Duitsland?
In lijn met de afspraken uit het coalitieakkoord zal in het MIRT-onderzoek naar de Lelylijn bekeken worden wat de Lelylijn kan bijdragen aan betere internationale treinverbindingen met Noord-Duitsland. Om goed zicht te krijgen op de belangen, wensen en behoeften van betrokken partijen en inwoners zal tijdens dit MIRT-onderzoek een participatietraject worden ingericht. De uitkomsten hiervan zullen worden meegenomen in het proces van het MIRT-onderzoek en richting besluitvorming.
Zijn er negatieve gevolgen te melden voor de noordelijke provincies en diens inwoners door de Lelylijn door te trekken naar Duitsland en hoe zwaar wegen deze mee in de afweging de Lelylijn door te trekken naar Duitsland en op te nemen in het TEN-T netwerk?
In het MIRT-onderzoek naar de Lelylijn zullen zowel de positieve als negatieve gevolgen van de verschillende varianten nader worden onderzocht. Op dit moment is daar nog onvoldoende zicht op.
Zijn er gevolgen voor het aantal stations/stops wanneer de Lelylijn wordt opgenomen in het TEN-T netwerk?
Nee, er worden vanuit de TEN-T richtlijnen geen eisen gesteld aan het aantal stations of stops. Varianten rondom de aard en snelheid van de (verschillende) treinen op de Lelylijn en het aantal stops of welke stations deze aandoen zijn nog onderwerp van onderzoek in de komende periode. Hier staat nog niets over vast.
Hoeveel euro bedraagt de Europese cofinanciering als de Lelylijn wordt opgenomen in het TEN-T netwerk?
Het is op voorhand niet te zeggen hoeveel euro de Europese cofinanciering bedraagt als de Lelylijn wordt opgenomen in het TEN-T netwerk. Medefinanciering via het Europese fonds Connecting Europe Facility (CEF) is vanwege de veelheid van projectaanvragen bij iedere CEF-ronde niet altijd gegarandeerd en is relatief beperkt in omvang. In de regel geldt bij CEF een maximale bijdrage van 30% (werkzaamheden) tot 50% (studies) van de in aanmerking komende kosten. In algemene zin geldt dat in het huidig CEF-programma voor infrastructuurwerken 85% van het budget is gereserveerd voor projecten op het kernnetwerk en 15% voor projecten op het uitgebreid netwerk.
Het bericht dat de ACM instemt met de aanleg van een privaat net voor 500 MW aan zonneparken in Groningen |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «ACM stemt in met aanleg privaat net voor 500 MW aan zonneparken in Groningen»?1
Ja.
Hoe kijkt u naar deze ontwikkeling, waarbij ontwikkelaars zoals Solarfields een elektriciteitsnet in privaat eigendom en beheer ontwikkelen en daarmee direct op het hoogspanningsnet van TenneT aangesloten kunnen worden, waarop, in tegenstelling tot op veel regionale netten, nog wel ruimte voor teruglevering is?
Het in privaat eigendom hebben, beheren en ontwikkelen van elektriciteitsnetten is geen nieuwe ontwikkeling. Het is op grond van de Elektriciteitswet 1998 en Europese regels al sinds vele jaren mogelijk voor private partijen om een ontheffing aan te vragen voor elektriciteitsnet, en deze te beheren als zogenaamd «gesloten distributiesysteem». De nationale en Europese regels bieden ruimte voor situaties waarin partijen, zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen, windparken of industriële locaties, voorkeur hebben om hun eigen net te beheren in verband met technische- of veiligheidsredenen of omdat zij primair voor henzelf en aan hen verwante bedrijven elektriciteit transporteren. Het is een keuze voor marktpartijen zelf om een dergelijk net aan te leggen en een dergelijke ontheffing aan te vragen bij ACM. Er zijn doorgaans ook geen publieke belangen gemoeid bij de aanleg van een dergelijk net en de kosten voor aanleg van een privaat net dragen marktpartijen zelf.
Kunt u inzichtelijk maken hoe vaak het voorkomt dat ontwikkelaars van bijvoorbeeld wind- of zonneparken congestieproblemen omzeilen door ervoor te kiezen een privaat stroomnet aan te leggen, daarop opwekinstallaties te bundelen en vervolgens direct op het hoogspanningsnet in te voeden?
ACM houdt een openbaar register bij van afgegeven en actuele ontheffingen voor gesloten distributiesystemen voor elektriciteit en gas. ACM geeft aan dat recentelijk een aantal marktpartijen heeft aangegeven dat transportschaarste op het openbare net één van de aanleidingen is geweest voor het aanvragen van een dergelijke ontheffing. Partijen zijn echter niet verplicht om het aan te geven als dit een van de achterliggende redenen is voor een ontheffingsaanvraag en dit is ook niet een criterium waar ACM de aanvraag op toetst. Mij is dus niet bekend hoe vaak het voorkomt dat private partijen een gesloten distributiesysteem aanleggen vanwege transportschaarste op lager gelegen spanningsniveaus. Uit het register blijkt overigens geen duidelijke stijging van het aantal afgegeven ontheffingen voor GDS-en voor elektriciteit in recente jaren.
Kunt u aangeven welke criteria er door de Autoriteit Consument en Markt worden gehanteerd bij de afweging om al dan niet ontheffing te verlenen voor het beheer van het privaat elektriciteitsnet?
ACM beoordeelt een aanvraag op basis van de criteria neergelegd in de Elektriciteitswet 1998. Deze criteria vloeien voort uit het Europees-wettelijke kader.2 De belangrijkste eis is dat het bedrijfs- of productieproces van de gebruikers van het desbetreffende net «om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd is» of dat het net «primair elektriciteit distribueert voor de eigenaar van dat net of de daarmee verwante ondernemingen». Daarnaast zien de criteria op de geografische locatie, functionele verbondenheid van het net, aantal en typen afnemers (in beginsel geen huishoudelijke afnemers), veiligheid en betrouwbaarheid van het net.
In hoeverre komt met het ontwikkelen van dit soort private elektriciteitsnetten het antidiscriminatiebeginsel uit de Elektriciteitswet in het geding, waarmee wordt voorgeschreven dat aanvragen op volgorde van binnenkomst moet worden beoordeeld?
Het non-discriminatiebeginsel komt niet in het geding. Vooropgesteld: de Elektriciteitswet 1998 schrijft niet voor dat aansluit- en transportaanvragen op volgorde van binnenkomst moeten worden beoordeeld. Dit is echter wel de meest voor hand liggende en de meest gebruikte invulling van het Europees vastgelegde non-discriminatiebeginsel dat al het handelen van netbeheerders normeert. Dit beginsel moeten netbeheerders toepassen wanneer sprake is van concurrerende aansluit- of transportaanvragen. Dat gebeurt in de praktijk nu met name omdat op veel plekken op het net de transportcapaciteit schaars is.
Transportschaarste is echter locatiespecifiek en dus aanwezig op specifieke netdelen en op specifieke spanningsniveaus en doorgaans ook slechts voor een richting: invoeding of afname. Aansluit- en transportverzoeken op verschillende locaties in het net concurreren in de praktijk niet noodzakelijkerwijs met elkaar. Het feit dat een netbeheerder op een specifieke locatie op een hoger spanningsniveau wel degelijk een aansluit- en transportverzoek kan accommoderen, terwijl zij of een (andere) regionale netbeheerder dat op een andere locatie, op een lager spanningsniveau niet kan, raakt niet aan het non-discriminatiebeginsel.
In hoeverre acht u het wenselijk dat partijen, die wellicht bij aansluiting op het regionale elektriciteitsnet andere aanvragers voor zich zouden hebben, via een privaat elektriciteitsnet alsnog voorrang kunnen krijgen? Welke mogelijkheden heeft u om, indien u deze ontwikkeling niet wenselijk acht, hier meer regie op te voeren?
Het meest wenselijke scenario is een waarin de netbeheerders beschikken over voldoende transportcapaciteit en er geen sprake is van transportschaarste. Gezien het bestaan van transportschaarste op het elektriciteitsnet vind ik het in algemene zin goed dat producenten van hernieuwbare elektriciteit alternatieve aansluitoplossingen uitwerken waarmee zij alsnog in staat worden gesteld om in te voeden. De aansluiting van een gesloten distributiesysteem op een hoger spanningsniveau concurreert ook niet noodzakelijkerwijs met de aansluiting van eventuele, andere beoogd aangeslotenen op lagere spanningsniveaus. In sommige gevallen kan het beslag op andere, overbevraagde spanningsniveaus en netonderdelen door aansluiting van een GDS op een hoger spanningsniveau juist afnemen, waardoor daar ook eerder ruimte is voor aansluiting van andere partijen in de toekomst ok lagere spanningsniveaus.
Het gesloten distributiesysteem als juridisch concept is echter van oorsprong bedoeld voor relatief specifieke situaties: ziekenhuizen, industrie- en bedrijventerreinen. Het is niet bedoeld als constructie voor een selecte groep samenwerkende marktpartijen om een recht op toegang te creëren voor aansluiting op andere, hogere (en minder zwaar belaste) spanningsniveaus. Ik zal daarom met ACM en netbeheerders in gesprek treden over dit onderwerp en onderzoeken of er een risico bestaat dat marktpartijen uitsluitend om deze redenen gesloten distributiesystemen aanleggen en of er deze ontwikkeling andere marktpartijen in negatieve zin kan raken. Als daar aanleiding voor is, zal ik eveneens onderzoeken hoe ik meer regie kan voeren op de ontwikkeling van gesloten distributiesystemen.
Het artikel 'Netbeheerder Tennet zet afname en opwek stroom van bedrijven stil' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met artikel «Netbeheerder Tennet zet afname en opwek stroom van bedrijven stil»?1
Ja.
Bent u van mening dat deze problemen niet opeens zijn begonnen en dat er de afgelopen jaren al signalen waren dat het stroomnet vastliep in deze provincies?
Dat transportschaarste op het elektriciteitsnet in toenemende mate een probleem is, was bij mij bekend en ik heb uw Kamer hier het afgelopen jaar ook meermaals over geïnformeerd (o.a. Kamerstuk 29 023, nr. 281). Dat het elektriciteitsnet in Limburg en Noord-Brabant zijn grens op een gegeven moment zou bereiken, was mij eveneens bekend, maar de snel gestegen forse vraag naar transportcapaciteit vanuit de industrie de afgelopen maanden heeft voor een versnelling van de transportschaarste gezorgd.
Bent u bereid om een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de problemen op het stroomnet? Bent u daarbij specifiek bereid om ook te kijken naar de taakverdeling tussen netbeheerders, toezichthouders en overheden?
De Algemene Rekenkamer heeft recent onderzoek gedaan naar de transportschaarste op het elektriciteitsnet (Kamerstuk 36 100 XIIII, nr. 2) en concludeert o.a. dat ik sinds het ontstaan van de problematiek sterk ingezet heb op verbetering van de efficiënte benutting van het elektriciteitsnet. Hiermee heb ik, als gevolg van de toenemende vraag naar transportcapaciteit, de personeels- en materiaalschaarste en de lange doorlooptijd van energie-infrastructuurprojecten, de transportschaarste helaas niet kunnen wegnemen. De verhouding tussen netbeheerders, toezichthouders zoals de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en overheden komt grotendeels tot stand op basis van Europese wetgeving en jurisprudentie en ligt dus vast. Mijn bewegingsvrijheid om de taakverdeling tussen deze partijen te wijzigen is uiterst beperkt.
Wat denkt u op korte termijn te kunnen doen en tot welk jaar bieden deze maatregelen soelaas?
Voor de problematiek in Limburg en Noord-Brabant heb ik samen met beide provincies de heer Voorhorst aangesteld als speciaal coördinator om samen met netbeheerders, medeoverheden en marktpartijen te komen tot verlichting van de problematiek in deze regio. Eén van de acties die gezamenlijk besproken wordt, is het congestiemanagement-onderzoek dat TenneT uitvoert en waarvan de resultaten recent zijn gepubliceerd door TenneT. Op basis van de nieuwe code congestiemanagement heeft TenneT aanvullende ruimte op het net gevonden. Er komt circa 1.700 MW aan extra ruimte beschikbaar (circa 10x de stad Maastricht). Die ruimte kan gecreëerd worden omdat er gebruik wordt gemaakt van flexibel vermogen van marktpartijen die tegen vergoeding het elektriciteitsnet ontlasten tijdens verwachte piekmomenten.
In de taskforce is ook afgesproken dat medeoverheden waar mogelijk de inpassing van nieuwe of uitbreiding van bestaande infrastructuur versnellen. Zo hebben de medeoverheden in Limburg en Noord-Brabant toegezegd dat ze maximaal mee zullen werken aan het plaatsen van koppeltransformatoren, waardoor TenneT zo snel mogelijk extra transportcapaciteit beschikbaar kan stellen. Helaas verwacht ik dat ondanks deze acties de situatie van transportschaarste niet structureel weggenomen kan worden waardoor bedrijven en instellingen in sommige gevallen moeten wachten op een aansluiting en transportcapaciteit. TenneT verwacht de komende jaren verschillende investeringen operationeel te hebben waardoor stapsgewijs extra ruimte ontstaat en partijen van transportcapaciteit kunnen worden voorzien.
Gezien de schaarste, hoe kijkt u naar het toepassen van prioritering en daarop maatwerk te bieden?
Voor het (maatschappelijk) prioriteren van uitbreidingsinvesteringen zie ik ruimte, zoals aangegeven in Kamerstuk 29 023, nr. 281. Ik werk dat op dit moment uit als onderdeel van het MIEK en zal daarin ook continue de informatie vanuit de CES’en actualiseren om zodoende de planningen van bedrijven en netbeheerders zo goed als mogelijk op elkaar aan te laten sluiten. In de kamerbrief Transportschaarste op het elektriciteitsnet in Nederland van 9 september ga ik verder op het vraagstuk van prioriteren in.
Kunt u toelichten hoeveel ruimte op het net gereserveerd is, maar nog niet wordt gebruikt (het zogeheten «handdoekje leggen»)? Waarvoor is die ruimte specifiek gereserveerd?
Netbeheerders moeten bij het bepalen van de hoeveelheid transportcapaciteit die zij nog kunnen uitgeven rekening houden met de fysieke belasting op het elektriciteitsnet en de reeds vergeven transportcapaciteit, die op dit moment nog niet gebruikt wordt maar op een voorzienbaar moment wel gebruikt zal worden. De omvang van deze gereserveerde transportcapaciteit is locatieafhankelijk en daar kan ik geen generieke uitspraak over doen. Als algemeen uitgangspunt vind ik het ook heel redelijk dat netbeheerders bij het aangaan van nieuwe transportverplichtingen rekening houden met de reeds uitgegeven maar nog niet fysiek gebruikte capaciteit. Bij het zogeheten «handdoekje leggen» gaat het om partijen die op een locatie ver vooruit transportcapaciteit contracteren zonder concrete plannen en initiatieven om deze op termijn ook daadwerkelijk te gebruiken. Netbeheerders gaan in een dergelijk geval met de partijen in gesprek of het vastleggen van transportcapaciteit ook echt nodig is. Ook bied ik in de Energiewet netbeheerders een grondslag om niet gebruikte transportcapaciteit weer vrij te laten vallen aan andere netgebruikers; uiteraard zal dat ook met de nodige waarborgen omkleed moeten worden. Volledigheidshalve zou ik nog willen aangeven dat het elektriciteitsnet niet continu «vol» is. Dat is alleen het geval op bepaalde piekmomenten waarop partijen gelijktijdig elektriciteit consumeren of produceren. Door het net effectiever te gebruiken, bijvoorbeeld door het inzetten van flexibiliteit (zoals bijvoorbeeld partijen die bereid zijn even minder af te nemen), kan er wel ruimte gevonden worden voor nieuwe gebruikers. Hier zet ik samen met netbeheerders dan ook op in.
Betekent de gereserveerde ruimte dat het net nog niet helemaal vol zit, maar dat het alleen administratief vol zit?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe gaat u werk maken van snellere vergunningverlening voor netverzwaring? Hoe staat het met het uitwerken van een crisis- en herstelwetachtige aanpak zoals in het coalitieakkoord benoemd?
In het gesprek over de transportschaarste in Limburg en Noord-Brabant heb ik met de medeoverheden afgesproken dat ze er alles aan zullen doen om de netbeheerders te faciliteren in een snelle ruimtelijke inpassing van de energie-infrastructuur, zoals het bespoedigen van vergunningverlening of het bestemmen van ruimte voor energie-infrastructuur. Ook is afgesproken dat medeoverheden elkaar bijstaan als de capaciteit of expertise voor en snelle inpassing ontbreekt. Daarnaast heb ik fors geïnvesteerd in de vergroting van de slagkracht voor de Rijkscoördinatieregeling. Ik heb gesproken met de Raad van State. De Raad van State heeft aangegeven al maximaal in te zetten op het aantrekken van juristen. Er zijn op verzoek van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en mij twee onderzoeken uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) naar eventuele mogelijkheden om de bezwaarfase of beroepsfase te versnellen. De rapporten zullen binnenkort aan uw Kamer worden gezonden.
In de Energiewet veranker ik een aantal mogelijkheden à la de Crisis- en Herstelwet om de ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuur te versnellen. Zo vergroot ik bijvoorbeeld de mogelijkheid om als provincie of Rijk te interveniëren bij moeilijk lopende projecten op gemeentelijk en provinciaal niveau.
Wat betekent dit voor de klimaatdoelen en onze aanpak voor bijvoorbeeld hybride warmtepompen en zonnepanelen?
Transportschaarste op het elektriciteitsnet en de snelheid waarmee additionele transportcapaciteit gerealiseerd kan worden zijn belangrijke parameters voor de transitiesnelheid. Dit vergt ook dat we in al het energiebeleid rekening moeten houden met de beschikbaarheid van transportcapaciteit op het elektriciteitsnet. Dit beoog ik ook met Nationaal Plan Energiesysteem te bewerkstelligen. Op dit moment zijn er (nog) geen transportbeperkingen voor hybride warmtepompen en zonnepanelen voor consumenten en kleine zakelijke gebruikers. Voor partijen met een grootverbruiksaansluiting kan dit inderdaad betekenen dat ze tijdelijk geen zonnepanelen of hybride warmtepomp kunnen installeren of in gebruik nemen.
Wat betekent dit voor de verduurzaming van de industrie en de geplande investeringen in de MIEK?
De verduurzaming van de Industrie is belangrijk bij het behalen van de klimaatdoelen. Via de CES’en en het MIEK werk ik nauw samen met de industriële clusters om de verduurzaming te faciliteren. Voldoende transportcapaciteit is hiervoor essentieel en hiervoor is uitbreiding van het elektriciteitsnet cruciaal. Een planmatige aanpak van de uitrol van energie-infrastructuur is nodig om deze infrastructuur mee te kunnen laten groeien. TenneT geeft in haar investeringsplannen zicht in de geplande uitbreidingen. Hierin heeft TenneT de MIEK projecten meegenomen.
Vindt u dat netbeheerders ook meer ruimte moeten krijgen om te anticiperen op mogelijke schaarste en met meer risico moeten kunnen investeren?
De kern van de huidige regulering betreft het bevorderen van de betrouwbaarheid, veiligheid en betaalbaarheid van het energiesysteem. Binnen het reguleringskader zijn geen (wettelijke) beperkingen voor de netbeheerders om anticiperend te investeren. Dit hebben de netbeheerders ook recent aangegeven in het kader van het ACM-methodebesluit in 2021. Uiteraard is het van belang dat netbeheerders bij investeringen rekening houden met te verwachten ontwikkelingen en dat doen ze ook. De ACM ziet hier op toe. De vraag naar transportcapaciteit stijgt echter veel sneller dan dat netbeheerders kunnen realiseren en de wens om te elektrificeren is als gevolg van de gestegen gasprijs door de oorlog in Oekraïense nog eens toegenomen. Dit bemoeilijkt het anticiperen/het nemen van investeringsbesluiten door de netbeheerders. Uiteraard investeren netbeheerders waar ze toch al werkzaamheden verrichten zoveel mogelijk toekomstvast.
Bent u bereid om subsidies zoals de SDE++ meer vorm te geven naar duurzame energieproductie die het elektriciteitssysteem ontlast en/of niet gebruikt? Waarom wel/niet?
Aanvullend op de transportindicatie heb ik in de laatste SDE++ ronde voor zonneproductie boven de 1 MW al ingesteld dat zon-PV maximaal 50% van de piekcapaciteit mag aansluiten om zodoende het net te ontlasten. Ik onderzoek voor de nieuwe SDE++-ronde of ik ook redelijkerwijs met de belasting van het elektriciteitssysteem rekening kan houden voor andere categorieën.
Bent u bereid om in de regio’s met een volgelopen stroomnet met grote prioriteit te beginnen met de uitrol van energieopslag mogelijkheden? Vindt u het logisch om deze techniek eerst in te zetten op plekken met netschaarste?
Batterijen kunnen in potentie bijdragen aan het efficiënter benutten van het elektriciteitsnet omdat zij de mogelijkheid in zich hebben om pieken van afname of invoeding van elektriciteit af te vlakken. Tegelijkertijd kunnen batterijen ook transportschaarste in de hand werken als ze op verkeerde momenten worden geladen of ontladen. De heer Voorhorst onderzoekt samen met netbeheerders specifiek in Limburg en Noord-Brabant, waar een aantal batterijen in de wachtrij staat, of deze met een flexibel contract alvast aangesloten zouden kunnen worden. De netbeheerders werken aan een codewijzigingsvoorstel om partijen die hun vermogen (verbruik en/of invoeding) flexibel aanbieden met een flexibel contract aan te sluiten. Ook heb ik regelmatig contact met partijen in de opslagbranche en hun branchevereniging om te horen waar zij behoeften aan hebben.
Bent u bereid om deze situatie als een crisis te erkennen en dus ook met bijbehorende spoed en creativiteit te werken aan oplossingen?
Ik zie de transportschaarste als een van mijn belangrijkste dossiers en voel de urgentie. Om die reden heb ik samen met regionale bestuurders de heer Voorhorst aangesteld om snel en met de nodige creativiteit naar de problematiek in Limburg en Noord-Brabant te kijken. Om ook op nationaal niveau hier voldoende regie te hebben, heb ik een taskforce ingesteld. Hierin worden zowel lessen en benodigde acties uit zowel het zuiden van het land als uit bijvoorbeeld Amsterdam opgepakt. Ik verwacht eind dit jaar hiervan de eerste resultaten te kunnen melden.
Gezien het feit dat de energiewet te laat komt voor het vinden van meer creatieve oplossingen, bent u bereid om onderdelen van de wet al eerder te behandelen en in werking te laten treden?
De Energiewet biedt extra mogelijkheden om transportschaarste te verlichten. Ook de aanpassing van Netcodes door toezichthouder ACM biedt concrete handvatten. Ik zet er op in om de wet als geheel met spoed bij uw Kamer aan te bieden. De Energiewet ligt inmiddels bij de Raad van State en ik verwacht deze aan het einde van dit jaar aan uw Kamer aan te kunnen bieden. Ik wil dan ook een beroep doen op uw Kamer voor een snelle behandeling. Ik zie vooruitlopend op de indiening van het wetsvoorstel bij uw Kamer geen ruimte om separaat elementen uit het voorstel aan uw Kamer voor te leggen.
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het zomerreces beantwoorden?
Helaas is beantwoording voor het zomerreces niet gelukt.
Het artikel 'Chinese bedrijven azen op het Europese stroomnet' |
|
Pim van Strien (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Chinese bedrijven azen op het Europese stroomnet»?1
Ja.
Andere landen zijn al terughoudend met het toelaten van Chinese investeringen in het elektriciteitsnet, wat is hierop het huidige Nederlandse beleid? Kunt u inzichtelijk maken hoe sterk Chinese bedrijven in onze energievoorziening en vitale infrastructuur zijn verweven?
Nederland en de Europese Unie (EU) hebben bij uitstek een open investeringsklimaat. Dit vormt de hoeksteen voor onze maatschappij en economie en is een belangrijke randvoorwaarde voor ons verdienvermogen en innovatiekracht. Desalniettemin is het kabinet zich zeer bewust van eventuele risico’s voor de nationale veiligheid. De AIVD benoemde in haar jaarverslag van 2020 dat China met forse investeringen in technologie mogelijk afhankelijkheden creëert. MIVD wees daarbij op de mogelijkheid dat China deze investeringen als pressiemiddel kan gebruiken.
De Wet Veiligheidstoets Investeringen, Fusies en Overnames (Vifo) voorziet met een toets op verwervingsactiviteiten in een mogelijkheid om risico’s voor de nationale veiligheid te mitigeren. Dit betekent dat investeringen bij vitale aanbieders en ondernemingen die beschikken over sensitieve technologie in bepaalde bedrijven worden getoetst, waarna eventueel mitigerende maatregelen kunnen worden opgelegd. In het uiterste geval kunnen investeringen worden geblokkeerd. Deze wet is recent in uw Kamer behandeld. Vitale aanbieders die onder een bestaande sectorale toets vallen, vallen buiten de reikwijdte van de Wet Vifo. De sectorale toetsen zien op elektriciteitscentrales van 250 MW of meer, op LNG-installaties en -bedrijven. Gezien de ontwikkelingen in de energiesector (energietransitie, Groningen) zijn er een aantal energie-gerelateerde processen meegenomen in de Vifo. Dat zijn aanbieders van warmtetransport, gasopslag, kernenergie en winbare energie.
Wat betreft eventuele investeringen in het elektriciteitsnet stelt de Elektriciteitswet 1998 dat netbeheerders volledig in publiek eigendom dienen te zijn zodat van beïnvloeding via een aandeelhouderschap geen sprake kan zijn.
Deelt u de zorgen over de toenemende interesse en activiteiten van Chinese bedrijven in het Nederlandse en Europese elektriciteitsnetwerk? Zo ja, hoe bent u voornemens deze zorgen weg te nemen?
Het kabinet deelt de zorgen ten aanzien van ongewenste inmenging van statelijke actoren in vitale sectoren. Zoals ook gesteld in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren (DBSA) kunnen vitale processen doelwit zijn van voorbereidingshandelingen voor of daadwerkelijke (digitale) verstoring of sabotage. Voor de Nederlandse situatie geldt het volgende. Alle netbeheerders hebben op grond van de Elektriciteitswet 1998 de verplichting de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen. Daarnaast geldt de verplichting de netten te beschermen tegen invloeden van buitenaf. Dit is een wettelijke taak van netbeheerders.
Naast de hierboven genoemde instrumenten m.b.t. investeringen kunnen ook risico’s optreden bij de inkoop van producten en diensten. Netbeheerders hebben daar ook de mogelijkheid om risico’s te beheersen. Netbeheerders zijn hierbij gebonden aan de Aanbestedingswet 2012 en Europese regelgeving daaromtrent. In algemene zin biedt dit wettelijk kader de mogelijkheid om bij aanbestedingen specifieke (veiligheids)eisen als voorwaarden te stellen aan de (mogelijke) opdrachtnemer. Hier kan op worden gecontroleerd tijdens het aanbestedingsproces en gedurende de looptijd van het contract. Verder mag een netbeheerder als speciaal sectorbedrijf bijvoorbeeld eisen dat minimaal 50 procent van de waarde van de dienst of product uit de EU komt. Ook mogen partijen uit landen die geen onderdeel zijn van de Government Procurement Act (GPA) worden uitgesloten. Voor zover bovenbedoelde wetgeving geen grondslag biedt om bepaalde leveranciers uit te sluiten dan kan en mag de aanbesteder dat in principe niet doen. In uitzonderlijke specifieke gevallen kan de rijksoverheid, indien risico’s voor de nationale veiligheid hiertoe noodzaken, met de aanbieder samenwerken om op casus niveau de risico’s voor de nationale veiligheid, waaronder de bescherming van vitale infrastructuur valt, zo goed mogelijk te beheersen.
In de nieuwe Energiewet die binnenkort ter advisering aan de Raad van State zal worden aangeboden, worden er extra mogelijkheden gecreëerd zoals het kunnen toepassen van de Aanbestedingswet op Defensie- en Veiligheidsgebied (ADV).
De ADV heeft voorrang op de Aanbestedingswet (Aw) 2012 voor opdrachten die onder het toepassingsbereik van de ADV vallen. De ADV biedt meer mogelijkheden voor het nemen van risico mitigerende maatregelen dan de Aw 2012 in geval van risico’s voor de nationale veiligheid en de bescherming van vitale processen in het bijzonder. Om binnen de reikwijdte van de ADV te vallen moeten opdrachten bij vitale aanbieders op gerubriceerde gegevens betrekking hebben, gerubriceerde gegevens noodzakelijk maken, of zelf gerubriceerde gegevens bevatten of betrekking hebben op als gevoelig aangewezen processen. Uit de Europese definities blijkt dat rubricering en een aanwijzing van gevoelige processen een wettelijke of bestuursrechtelijke grondslag dan wel bindende aanwijzing vanwege het Rijk vereisen. Deze grondslag met onderliggende AMvB wordt gecreëerd in de nieuwe Energiewet.
In hoeverre voorkomt de sectorspecifieke veiligheidstoets die is ingebed in de Elektriciteitsnet 1998 al op voldoende wijze onwenselijke inmenging in ons energie- en elektriciteitsnetwerk?
De genoemde veiligheidstoets ziet op eigenaren van productie-installaties van elektriciteit en dus niet op netbeheerders. De investeringstoets in artikel 86f in de Elektriciteitswet en artikel 66e Gaswet maakt het mogelijk om een wijziging in zeggenschap bij productie-installaties, van tenminste 250 MW, te toetsen op overwegingen van openbare veiligheid, voorzieningszekerheid of leveringszekerheid voor Nederland en eventueel te blokkeren.
Voor netbeheerders geldt het privatiseringsverbod en zal het eigendom altijd in handen van publieke aandeelhouders liggen. De Elektriciteitswet 1998 verplicht alle netbeheerders de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen. Daarnaast geldt de verplichting de netten te beschermen tegen invloeden van buitenaf en het veiligheidsbeleid daarop vorm te geven. Dit is een wettelijke taak van netbeheerders.
Voor vitale aanbieders die buiten bestaande sectorale veiligheidstoetsen vallen is er de wet Vifo. Gezien de ontwikkelingen in de energiesector zijn er een aantal energie-gerelateerde processen meegenomen in de deze wet. Dat zijn aanbieders van warmtetransport, gasopslag, kernenergie en winbare energie.
Hoe gaat u onze onafhankelijkheid op elk onderdeel van ons energiesysteem bewaken? Hoe wordt hierbij ook onze leveringszekerheid gewaarborgd?
Uitgaande van de wettelijke verplichting van het borgen van de leveringszekerheid dienen netbeheerders veiligheidsmaatregelen te nemen op het elektriciteitsnet. Deze maatregelen zijn, zoals vermeld gericht op het tegenhouden van ongewenste inmenging dan wel beïnvloeding van de infrastructuur.
Welke mogelijkheden ziet u om onwenselijke verwevenheid van buitenlandse/niet-Europese bedrijven in ons energiesysteem af te weren?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 en 3, kan met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid worden besloten om bepaalde indringende adviezen toe te voegen tijdens een aanbestedingsproces wanneer er sprake is van mogelijke ongewenste invloed op cruciale delen van de infrastructuur. Deze optie dient vooraf te worden opgenomen in het aanbestedingsproces zodat aanbestedende partijen hiervan op de hoogte zijn. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat spreekt in dat kader ook regelmatig met netbeheerders over hun aanbestedingsprocessen.
Welke mogelijkheden ziet u om samen met de sector een selectiever beleid op te stellen voor bedrijven en/of landen die een aanzienlijke en onwenselijke positie verwerven in ons energiesysteem en daarmee een risico voor onze veiligheid kunnen veroorzaken? Bent u van mening dat hiervoor een aangescherpt kader nodig is. En zo ja, bent u bereid dit op te stellen?
We werken met de sector zoveel mogelijk samen om ongewenste inmenging te voorkomen. Daar horen duidelijke afspraken en kaders bij. Het Ministerie van Economische Zaken en klimaat zal onder meer de huidige afspraken en kaders met TenneT tegen het licht houden en zal daar waar nodig aanpassingen doorvoeren. Daarnaast is in 2020 door het kabinet een nationale veiligheidsanalyse uitgevoerd voor TenneT uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in een aantal aanbevelingen tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998. Deze wijzigingen maken het mogelijk om nog beter rekening te houden met eisen ter bescherming van de nationale veiligheid. Zo zal het voor bepaalde gevoelige opdrachten mogelijk worden dat netbeheerders gebruik kunnen maken van de Aanbestedingswet Defensie en Veiligheid. Deze wijzigingen worden nu meegenomen in de Energiewet, waarvan het voorstel later dit jaar aan de afdeling Advisering van de Raad van State zal worden aangeboden.
Bent u bereid om sterker te monitoren welke buitenlandse/niet-Europese bedrijven een grote(re) ongewenste marktpositie verwerven in strategische sectoren?
Het is inderdaad van groot belang dit te monitoren. Er zijn naast de NVS 2019 een aantal reguliere overleggen en structuren binnen de rijksoverheid die zich bezig houden met het voorkomen van ongewenste statelijke actoren die inmengen in de Nederlandse infrastructuur, waarin de situatie wordt gemonitord.
Ziet u mogelijkheden om dit ook op Europees niveau op te pakken?
Naast de al bestaande EU werkgroepen die zich bezig houden met de energievoorziening en bijbehorende mogelijke dreigingen, zal ik dit onderwerp zeker agenderen in EU overleggen waar dit relevant is. Gegeven de huidige geopolitieke situatie zijn de lidstaten zich nog meer dan voorheen bewust van de noodzaak om vitale infrastructuur te beschermen. Er zijn verschillende initiatieven op Europees niveau om digitale dan wel fysieke veiligheid van vitale processen te waarborgen zoals de richtlijn voor Security of Network and Information Systems (NIS 2 Directive) en de richtlijn voor Critical Entities Resilience. Tevens wordt op dit moment specifiek voor de elektriciteitssector onderhandeld over strengere wetgeving om de veiligheid van kritieke digitale systemen te waarborgen (Netcode on Cybersecurity). Ik zal te zijner tijd de Kamer hierover informeren.