Het bericht dat verzekeraars WAO- en WIA-verzekeringen niet door laten lopen tot de nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Herinnert u zich de eerdere vragen over verzekeraars die niet alle verzekerde polissen door laten lopen tot aan de nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd?1
Ja.
Deelt u de mening dat verzekeraars hun verantwoordelijkheid moeten nemen en de uitkering van de polissen moeten doorschuiven naar de nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd, zodat mensen niet tussen de oude en de nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd gekort gaan worden op hun uitkering van het UWV (Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen)?
Voor de beantwoording van deze vragen moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de wettelijke uitkeringen en de niet-wettelijke aanvullende verzekeringen.
Voor de wettelijke uitkeringen op grond van de WIA en de WAO geldt dat alle werknemers waarvan UWV heeft vastgesteld dat zij recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, een uitkering moeten ontvangen. Dat geldt ook voor zieke of (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers van werkgevers die als eigenrisicodrager bij een private verzekeraar verzekerd zijn of waren. Er kan geen sprake van zijn van dat mensen gekort worden op een wettelijke uitkering waarvan het recht (door UWV) is vastgesteld. Op dit moment heb ik geen signalen dat dit het geval is.
In aanvulling op de wettelijke uitkeringen bieden private verzekeraars ook niet-wettelijke, aanvullende verzekeringen aan. Zo bestaan er verzekeringen die bovenop de wettelijke WGA-verzekering een extra inkomenswaarborg bieden. Verzekeraars stellen deze producten zelf samen en bepalen zelf de polisvoorwaarden, waaronder de looptijd. Verzekeraars dragen dan ook zelf de verantwoordelijkheid voor deze producten. Uiteraard vind ik het wenselijk dat verzekeraars zorgen dat er – ook ten aanzien van deze private producten – duidelijkheid is over de looptijd en aansluiting bij de AOW-leeftijd.
Wat zijn de resultaten van het toegezegde gesprek met het Verbond van Verzekeraars om tot een oplossing te komen voor al die mensen die hun polissen niet kunnen verlengen tot aan de nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd? Heeft dit gesprek geleid tot het gewenste resultaat? Zo nee, welke (mogelijke) vervolgstappen heeft u nog in petto om wel te komen tot het gewenste resultaat?
Ik constateer dat verzekeraars hun wettelijke producten hebben aangepast, zodat deze doorlopen tot een AOW-leeftijd van 67 jaar (in 2021) en naar 67 jaar en drie maanden (in 2022).
Voor de niet-wettelijke producten constateer ik – zoals ik ook in de eerdere beantwoording heb aangegeven – dat verzekeraars hun verzekerden hebben geïnformeerd over de mogelijkheid om de eindleeftijd te laten aansluiten op de nieuwe AOW-leeftijd van 67 jaar (per 2021) en de kosten daarvan. Uit mijn contacten met verzekeraars begrijp ik dat zij aan de slag zijn om ook deze en eventuele verdere verhogingen te verwerken voor de niet-wettelijke uitkeringen. Verzekeraars moeten de kosten van de verhoging van de AOW-leeftijd in beeld hebben en beleid ontwikkelen om hun verzekeringsproducten op een goede manier aan te laten sluiten bij de aan de actuele levensverwachting gekoppelde AOW-leeftijd.
In hoeverre bent u bekend met het (nieuwe) signaal dat ook verzekeraar Achmea WAO- en WIA-polissen niet wil doorschuiven naar de nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd? Deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk is voor al die mensen die nu in een WAO- of WIA-uitkering zitten en door de polisuitkering van de verzekeraar vanaf hun 65ste tot aan de nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd gekort gaan worden op hun WAO- en WIA-uitkering van het UWV? Bent u bereid om ook Achmea te wijzen op hun verantwoordelijkheid?
Ik heb contact gezocht met Achmea. Uit dat contact blijkt dat ook Achmea de verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar per 2021 voor de wettelijke en niet-wettelijke uitkeringen reeds heeft verwerkt. De wettelijke uitkeringen sluiten reeds aan bij de AOW-leeftijd van 67 jaar en drie maanden (2022). Voor de niet-wettelijke uitkeringen geeft Achmea aan nog aan de slag te zijn met beleidsontwikkeling met betrekking tot de verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar en drie maanden per 2022 en eventuele verdere verhoging van de AOW-leeftijd naar aanleiding van verhoging van de levensverwachting.
In hoeverre ziet u een rol voor het UWV weggelegd om een polisuitkering van een verzekeraar niet te zien als inkomen bij de berekening van de UWV-uitkering tussen 65 jaar en de nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd? Zijn hier mogelijkheden in denkbaar? Zo nee, waarom niet?
UWV ziet niet-wettelijke uitkeringen van private verzekeraars die bedoeld zijn als aanvulling op de WIA-uitkering (de zogenaamde hiaat-uitkeringen) niet als inkomen dat verrekend moet worden met de wettelijke uitkering.
Het inzichtelijk maken van de bij zorgverzekeraars gedeclareerde zorg in relatie tot de zorguitgaven |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u van mening dat transparantie over de gedeclareerde zorg zich moet beperken tot behandelingen tot een hoogte van het maximaal eigen risico? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mijn transparantiebeleid is erop gericht dat patiënten en verzekerden bij het kiezen van een behandeling effectief inzicht hebben in alle informatie die voor hen van belang is op het gebied van zowel de kwaliteit als de prijs van zorg.1 Dat gaat niet alleen om de tarieven onder het maximaal eigen risico. Inzicht in het tarief anders dan het maximaal eigen risico is ook van belang voor patiënten die zorg willen ontvangen van zorgaanbieders die door hun zorgverzekeraar niet zijn gecontracteerd (voor de desbetreffende behandeling) en uit onderzoek blijkt dat veel consumenten informatie willen over de kosten van zorg, ongeacht of deze zelf moeten worden betaald.2 Daarnaast kan vergroting van de prijstransparantie voor ziekenhuizen een belangrijke impuls geven om meer te werken op basis van daadwerkelijke kostprijzen En kan het een impuls geven aan ziekenhuizen om de verschillen in het tarief te verklaren en zo meer inzicht te geven in de kwaliteit van zorg.
Inzicht in gedeclareerde zorg heeft op geaggregeerd niveau een belangrijke meerwaarde om ontwikkelingen in de zorguitgaven te kunnen volgen, onder meer met het oog op de controlerende taak van uw Kamer.
Bent u van mening dat transparantie over gedeclareerde zorg uitsluitend voor patiënten en verzekerden van belang is? Of erkent u dat dit ook voor bijvoorbeeld de Kamer van belang is om haar controlerende taak te kunnen vervullen?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat indien de door aanbieders gedeclareerde zorg wordt afgetrokken van de zorguitgaven, het resterende bedrag kan worden aangemerkt als uitvoeringskosten van de zorgverzekeraars? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deze som kan niet zo worden gemaakt. De zorguitgaven (binnen de Zorgverzekeringswet) behorende tot het Budgettair Kader Zorg (BKZ) worden bepaald door het totaal van de door zorgaanbieders bij verzekeraars gedeclareerde zorg. De uitvoeringskosten van de zorgverzekeraars behoren niet tot de zorguitgaven die onder het BKZ vallen. Uitvoeringskosten financieren zorgverzekeraars vanuit hun premie. Zorgverzekeraars houden dus bij de premiestelling rekening met de verwachte uitvoeringskosten die het komende jaar moeten worden gedekt.
Inzicht in gedeclareerde zorg heeft op geaggregeerd niveau een belangrijke meerwaarde, bijvoorbeeld om ontwikkelingen in de zorguitgaven te kunnen volgen.
Vindt u ook dat transparantie over de gedeclareerde zorg daarom van belang is om te kunnen oordelen over de efficiëntie van de zorgverzekeraars? Zo nee, waarom vindt u dit als systeemverantwoordelijke niet interessant om te weten?
Zie antwoord vraag 3.
Is het openbaar maken van data uit het landelijk Diagnose Informatiesysteem (DIS-data) indien deze niet herleidbaar zijn naar individuele zorgaanbieders of zorgverzekeraars volgens de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ook in strijd met de Wet openbaarheid bestuur (Wob)?
Het openbaar maken van data uit DIS die, ook in combinatie met al beschikbare data, niet herleidbaar is naar patiënten, verzekerden, individuele zorgaanbieders of zorgverzekeraars is niet in strijd met de Wob.
Kan het openbaar maken van DIS-data indien deze niet herleidbaar zijn naar individuele zorgaanbieders of zorgverzekeraars rekenen op bezwaren van de Autoriteit Consument en Markt (ACM)?
Indien de DIS-informatie daadwerkelijk niet herleidbaar is tot individuele zorgaanbieders of zorgverzekeraars, en ook niet tot individuele patiënten of verzekerden, zal openbaarmaking in beginsel niet tot bezwaren van de ACM leiden. Belangrijke aandachtspunten voor de ACM hierbij zijn dat de data geanonimiseerd en geaggregeerd zijn en dat hun herkomst ook in combinatie met andere gegevens niet reconstrueerbaar is.
Bent u bereid de NZa opdracht te geven om geanonimiseerde DIS-data openbaar te maken zodat op macroniveau inzage in de gedeclareerde zorg, zorguitgaven en uitvoeringskosten gegeven kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb de NZa gevraagd om een gestructureerd traject te ontwerpen voor een stapsgewijze openbaarmaking van alle prijsgegevens in de curatieve zorg.3 Daarnaast geeft de NZa via marktscans, via rapportages over de uitvoering van de ziektekostenverzekeringen en via «openDISdata.nl» inzicht in de gedeclareerde zorg, zorguitgaven en de uitvoeringskosten. Daarbij speelt ook mee dat DIS-data enkel informatie bevat over DBC’s en dus geen compleet beeld geeft van bijvoorbeeld de totale zorguitgaven. Zoals ik in mijn antwoord op vragen 3 en 4 heb aangegeven, zijn cijfers over gedeclareerde zorg niet informatief voor de uitvoeringskosten van zorgverzekeraars.
In aanvulling op het voorgaande wijs ik op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake het openbaar maken op naam van de zorgaanbieder van DIS-gegevens.4 De Afdeling heeft bepaald dat de NZa terecht heeft besloten om de ziekenhuisprijzen niet zonder toestemming van de aanbieders openbaar te maken. Dat is in strijd met de Wet Openbaarheid van Bestuur. De NZa geeft in haar persreactie aan blij te zijn met deze duidelijke uitspraak omdat deze haar zorgvuldig handelen onderschrijft, maar benadrukt tegelijkertijd het belang van transparantie: de NZa is voor goede keuze-informatie voor de burger, dus voor transparantie van prijzen, kwaliteit en toegankelijkheid van zorg. De NZa kondigt aan in komend jaar serieuze stappen te zetten om hier samen met alle betrokken partijen aan te werken.
Hoeveel is er sinds de invoering van het huidige stelsel in 2006 jaarlijks gedeclareerd door zorgaanbieders bij verzekeraars? Kunt u de Kamer hiervan een overzicht geven en hier tevens de jaarlijkse zorguitgaven over diezelfde periode opnemen?
In onderstaande tabel zijn de totale zorguitgaven van 2006 tot en met 2015 weergegeven. Deze corresponderen met de declaraties van zorgaanbieders bij verzekeraars voor zorg uit hoofde van de basisverzekering, met uitzondering van de beschikbaarheidsbijdragen. Die behoren wel tot de zorguitgaven maar worden niet gedeclareerd door zorgaanbieders bij verzekeraars.
2006
2007
2008
2009
20101
2011
2012
2013
2014
2015
Brutouitgaven
(x 1 miljoen)
25.293
26.077
31.465
33.756
35.474
35.983
36.672
39.210
39.384
42.735
Exclusief de eenmalige stimuleringsimpuls voor de bouw uit het aanvullend coalitieakkoord Balkenende IV (€ 160 mln. voor de Zvw) die niet aan het BKZ is toegerekend.
Kunt u zich nog uw volgende antwoord herinneren: «Ik zie niet direct waarom transparantie en inzicht in prijzen die prijzen zullen opdrijven»?1
Ja.
Bent u bekend met de pleitnota van de NZa inzake het aangetekende beroep van de Open State Foundation dat momenteel in behandeling is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State?2
Ja.
Hoe verhoudt uw antwoord zich tot hetgeen wat de NZa stelt, namelijk dat «prijstransparantie onder omstandigheden ook juist kan leiden tot hogere tarieven»? Ziet u inmiddels wel in hoe het openbaar maken van tarieven kan leiden tot juist stijgende zorgkosten?
De NZa is een zelfstandig bestuursorgaan en heeft hierover een eigen onafhankelijk oordeel.
Over de effecten van prijstransparantie, waaronder op de hoogte van de ziekenhuistarieven, ben ik uitgebreid ingegaan in mijn brief aan uw kamer van 3 november jl. over prijstransparantie in de ziekenhuiszorg.7
De uitzending van De Monitor van 27 november 2016 betreffende zorgverlener Monte Christo |
|
Sjoerd Potters (VVD) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kent u de uitzending van De Monitor van 27 november 2016?
Ja.
Deelt u de mening dat Monte Christo als zorgverlener nooit jongeren mag aanzetten tot fraude om tot een hogere indicatie te komen, om op die wijze meer budget te ontvangen?
Ik vind dat een zorgaanbieder cliënten nooit mag aanzetten tot fraude. De zorg die Wlz-cliënten nodig hebben is zwaar en complex, omdat sprake is van permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Daarom is er een onafhankelijke en objectieve beoordeling van de zorgbehoefte door het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), met persoonlijk contact. Op basis van verkregen informatie van de cliënt en beroepsbeoefenaren (zoals de huisarts) voert het CIZ de indicatiestelling uit. Dit gebeurt op basis van uniforme en objectieve criteria. Hiertoe gebruikt het CIZ een afwegingskader dat is gebaseerd op de wettelijke toegangscriteria.
Bij cliënten met een behoefte aan maatschappelijk ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is het de wettelijke taak van de gemeente om zorgvuldig onderzoek te doen naar de persoonlijke omstandigheden en de ondersteuningsvraag. De gemeente beoordeelt daarbij ook of de cliënt zelf, op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of met behulp van een algemene voorziening in de ondersteuning kan voorzien. Een cliënt heeft daarbij de mogelijkheid om zelf een ondersteuningsplan op te stellen. Uiteindelijk is het echter aan de gemeente om te bepalen of een cliënt aanspraak heeft op een maatwerkvoorziening. Deze voorziening kan de cliënt, mits hij voldoet aan de in de wet gestelde voorwaarden, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen.
Zijn er bij u, de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), dan wel het zorgkantoor meer klachten over Monte Christo binnengekomen?
De zorgkantoren en de IGZ hebben op dit moment geen extra klachten of meldingen ontvangen. De zorgkantoren voeren momenteel onderzoek uit. Vanuit de IGZ loopt een toezichttraject bij Monte Christo, omdat de instelling tijdens een eerder inspectiebezoek niet voldeed aan de gestelde kwaliteitscriteria.
Hoe voorkomt u dat kwetsbare jongeren door het handelen van zorgverleners als Monte Christo de zorg wordt onthouden die ze nodig hebben?
Voorop staat dat een cliënt de zorg moet ontvangen die hij nodig heeft, ongeacht of het gaat om zorg in natura of via een pgb. Het pgb is een instrument waarmee mensen hun eigen zorg kunnen inkopen. Dit geeft mensen meer vrijheid om de zorg naar eigen inzicht in hun leven in te passen, maar brengt ook verantwoordelijkheden met zich mee. Om kwalitatief goede zorg in te kunnen kopen en de gedeclareerde zorg te kunnen verantwoorden, is dan ook van groot belang dat de budgethouder de regie kan voeren over de zorg.
In de Wet langdurige zorg (Wlz) toetst het zorgkantoor de eigen regie van een budgethouder tijdens het verplichte bewustekeuzegesprek. Daar wordt ook het budgetplan besproken en voorlichting over het pgb-beheer gegeven. Hiernaast is de gewaarborgde hulp geïntroduceerd, die voor sommige zorgprofielen zelfs verplicht is gesteld. Ook gemeenten toetsen vooraf tijdens het keukentafelgesprek of een cliënt regie kan voeren over het pgb en of de kwaliteit van de ondersteuning naar het oordeel van het college voldoende is geborgd.
Vervolgens kunnen zorgkantoren en gemeenten controleren of het pgb rechtmatig wordt besteed, bijvoorbeeld via huisbezoeken. Bij vermoedens van onrechtmatigheden of fraude kunnen zorgkantoren en gemeenten desgewenst extra controles uitvoeren of een fraudeonderzoek starten. Als er fraude wordt geconstateerd, kunnen zij maatregelen treffen (bijvoorbeeld het beëindigen van het pgb, waarbij het pgb wordt omgezet in natura zorg).
Herkent u het beeld dat zorgverzekeraar Menzis naar aanleiding van deze casus schetst dat het nu te makkelijk zou zijn om PGB-zorgverlener te worden, en er niet hard genoeg opgetreden kan worden tegen instellingen die onvoldoende functioneren?1
Er kan opgetreden worden tegen pgb-zorgverleners. Een pgb-zorgaanbieder dient net als andere zorgaanbieders te voldoen aan de eisen in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). De IGZ bezoekt nieuwe zorginstellingen, ook instellingen van pgb-gefinancierde zorg, binnen vier weken tot zes maanden na de aanvang van de zorgverlening om te toetsen of de kwaliteit van de zorg op orde is. Als een zorgaanbieder van pgb-gefinancierde zorg niet voldoet aan de eisen in de Wkkgz, kan de IGZ haar handhavinginstrumentarium inzetten, inclusief het bevel tot sluiting.
Voor de mogelijkheden van zorgkantoren en gemeenten om rechtmatigheidscontroles en (fraude)onderzoeken uit te voeren verwijs ik naar het antwoord op 4.
Voor snelle en effectieve afhandeling van signalen van fraude is bij de NZa op 1 november 2016 het Informatie Knooppunt Zorgfaude (IKZ) van start gegaan. Het IKZ is een nieuw samenwerkingsverband van de toezichthouders en opsporingsdiensten in de zorg. Hierdoor hopen we zorgfraude eerder op te sporen, zodat de partijen hier gezamenlijk effectief, en ieder vanuit zijn eigen rol, tegen kunnen optreden. Zie ook mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bereid de IGZ te vragen een diepgravend onderzoek te doen naar zowel de zorgkwaliteit van Monte Christo, als naar misbruik dan wel fraude van PGB-middelen? Zo ja, op welke termijn kunt u de Kamer rapporteren over de uitkomsten van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet? Welke extra signalen heeft u nodig om dit onderzoek wel te laten verrichten door de IGZ?
Er loopt vanuit de IGZ een toezichttraject bij Monte Christo, omdat de instelling tijdens een eerder inspectiebezoek niet voldeed aan de gestelde kwaliteitscriteria. Aangezien dit onderzoek nog loopt kan ik daarover op dit moment geen verdere mededelingen doen.
De IGZ doet zelf geen onderzoek naar fraude. Wanneer de IGZ tijdens haar toezicht vermoedens van fraude tegenkomt, legt zij deze signalen in eerste instantie voor in het IKZ (zie mijn antwoord op vraag 5). Daarnaast kan de IGZ, afhankelijk van de ernst van de signalen, besluiten om direct aangifte te doen bij de politie of direct contact op te nemen met het Openbaar ministerie (OM).
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 3 zijn zorgkantoren inmiddels een onderzoek gestart naar de vermoedens van fraude door Monte Christo. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek kunnen de zorgkantoren besluiten om maatregelen te treffen tegen deze zorgaanbieder. Zorgverzekeraars en zorgkantoren maken de resultaten van (fraude)onderzoeken nooit openbaar, zowel vanwege de privacy van de betrokkenen als om te voorkomen dat gevoelige informatie over de werkwijze van fraudeurs naar buiten komt.
Reclame van zorgverzekeraars die zich via direct mailings richt op mensen met een hoog inkomen of opleidingsniveau |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat Promovendum (onderdeel van VGZ) via zogenaamde «direct mailings» hoger opgeleiden aanschrijft om hen op te roepen over te stappen? Wat is hierop uw reactie?1
VGZ is de achterliggende risicodrager van Promovendum, die als assurantietussenpersoon via een volmacht verzekeringen aanbiedt.
Zorgverzekeraars mogen binnen de kaders van de wet hun marketingstrategie bepalen. Verzekeraars zijn gebonden aan een acceptatieplicht voor de basisverzekering. De zorgverzekering van Promovendum moet dus voor iedereen toegankelijk zijn, ook voor lager opgeleiden. Eerdere ophef heeft ervoor gezorgd dat Promovendum sinds 2014 in haar communicatie de oorspronkelijke doelgroep «hoger opgeleiden» weglaat. Daarnaast staat op de website van Promovendum vermeld dat iedereen welkom is voor een zorgverzekering.
Als onderdeel van haar toezichtstaak ten aanzien van de Zorgverzekeringswet (Zvw) houdt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ook toezicht op het overstapseizoen. Ik zal haar daarom vragen om expliciet en nader aandacht te besteden aan de werkwijze van Promovendum en hoe deze zich verhoudt tot de indirecte risicoselectie.
Wat vindt u ervan dat al uw woorden en waarschuwingen ten spijt, Promovendum doelbewust doorgaat met zich te richten op hoger opgeleiden omdat deze groep in de regel minder gebruik maakt van zorg?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat Promovendum aan de adressen komt via het bedrijf EDM dat gespecialiseerd is in datakwaliteit en doelgroepbereik? Kunt u uw antwoord toelichten?
VGZ heeft mij laten weten dat Promovendum inderdaad haar data verrijkt met gegevens van het bedrijf EDM.
Wat waren de selectiecriteria die Promovendum aan EDM heeft meegegeven om tot deze doelgroep te komen? Waren inkomen of opleidingsniveau hiervan onderdeel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dit is bedrijfsvertrouwelijke informatie die ik niet in bezit heb.
Hoeveel mensen hebben de brief ontvangen van Promovendum en hoeveel zorggeld heeft deze mailing in totaal gekost?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat Promovendum, indien zij zich aantoonbaar richt op de doelgroep met een hoog inkomen of opleidingsniveau, zich schuldig maakt aan risicoselectie? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Promovendum hanteert gerichte mailings onder hoger opgeleiden. Dit kan leiden tot een specifieke verzekerdenpopulatie. Andere labels van VGZ hanteren andere communicatiekanalen waarmee weer andere groepen verzekerden worden bereikt. Recent onderzoek van de NZa wijst uit dat concerns streven naar een verzekerdenportefeuille die in zijn totaliteit een representatieve afspiegeling van de Nederlandse bevolking vormt (Kamerstuk 29 689, nr. 769). Hierbij is op concernniveau vaak sprake van een herallocatie van middelen: zorgverzekeraars zetten een deel van hun winstgevende polissen in om premiestijgingen van verliesgevende polissen te beperken. Dit vind ik gewenst, omdat het bijdraagt aan de solidariteit op de zorgverzekeringsmarkt.
Zoals bij antwoord 2 reeds vermeld, houdt de NZa toezicht op het overstapseizoen. Ik zal haar daarom vragen om expliciet en nader aandacht te besteden aan de werkwijze van Promovendum en hoe deze zich verhoudt tot de indirecte risicoselectie.
Bent u eindelijk bereid toe te geven dat deze vorm van risicoselectie doelbewust gebeurt of staat u nog steeds achter uw uitspraak «er is dus geen sprake van doelbewust sturen»?2
Zie antwoord vraag 6.
Hoe ziet het verzekerdenbestand van Promovendum er eigenlijk uit? Zijn mensen met een hoog inkomen of opleidingsniveau bij hen oververtegenwoordigd?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er nog meer zorgverzekeraars die zich schuldig maken aan reclame direct gericht op lucratieve doelgroepen, zoals direct mailings via de post of per e-mail? Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen?
Er is geen overzicht voorhanden van de zorgverzekeraars die gerichte mailings hanteren. Omdat gerichte mailings niet verboden zijn, zie ik hier ook geen noodzaak toe.
Wanneer komen er concrete maatregelen tegen deze vormen van risicoselectie?
Het hanteren van gerichte mailings is niet verboden. Dit zou pas het geval zijn indien de acceptatieplicht of het verbod op premiedifferentiatie worden overtreden. Zie verder mijn antwoord op vraag 6 en 7.
Zoals reeds toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling van 9 november jl. zal ik de NZa verder vragen in haar eerstvolgende onderzoek naar de inhoud van reclame-uitingen van zorgverzekeraars mee te nemen of – en zo ja, hoeveel – aandacht er is voor de kwaliteit van de zorg, samen beslissen en de service van de zorg.
Et bericht “Patiënt de dupe van beperkende voorwaarden zorgverzekeraars” |
|
Agnes Wolbert (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de conclusies uit het onderzoek van de Consumentenbond en de zorgverlenersorganisatie VvAA, waaruit blijkt dat ruim driekwart van de zorgverleners die met zorgverzekeraars contracten sluiten door beperkende voorwaarden van zorgverzekeraars steeds vaker niet de behandeling kunnen geven die zij als professionals nodig achten?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat patiënten door zorgaanbieders worden geweerd vanwege een conflict over geld met zorgverzekeraars? Bent u het ermee eens dat hierdoor het conflict over de rug van patiënten wordt uitgevochten, en dat dit altijd moet worden voorkomen? Welke oplossingen ziet u voor deze problematiek?
Ja. De oplossing is dat tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders wordt afgesproken dat meningsverschillen niet ten koste gaan van de patiënt.
Heeft u ook de signalen van fysiotherapeuten ontvangen, waarmee ze aangeven dat zij in sommige gevallen graag eerder zorg zouden willen verlenen, om bijvoorbeeld een dure en belastende behandeling in het ziekenhuis te voorkomen, maar dat dit gezien het pakket niet mogelijk is? Wat vindt u ervan dat fysiotherapeuten laten weten dat zij soms minder behandelingen kunnen geven dan ze zelf denken dat nodig is door beperking opgelegd door zorgverzekeraars?
Ja, daarom heb ik het Zorginstituut een advies gevraagd over het pakket.
Op basis van de zorgvraag van de patiënt is het aan de professional om te beoordelen of er een behandeling moet worden ingezet en hoeveel behandelingen hij of zij nodig acht. Ik vind het van belang dat daarbij de beroepsrichtlijnen en standaarden het uitgangspunt zijn. Een fysiotherapeut moet een patiënt niet langer of korter behandelen dan medisch noodzakelijk is.
Deelt u de mening dat bij de financiering van zorg de medische noodzaak, meerwaarde en kwaliteit van zorg moet meewegen in plaats van slechts het kostenplaatje?
Ja. Een en ander is ook afhankelijk van de positie van de patiënt. Bijvoorbeeld een patiënt die niet aanvullend is verzekerd, zal zelf bepalen hoe lang hij zijn behandeling wil financieren. Van een patiënt die aanvullend is verzekerd zal de behandeling geheel of gedeeltelijk (afhankelijk van zijn verzekering) worden vergoed.
Wat is uw reactie op het beeld dat uit het onderzoek naar voren komt, namelijk dat er «geheime beperkende afspraken» zijn tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars? Kunt u zich het onbegrip van verzekerden hierover voorstellen? Wat is uw reactie op het feit dat mensen kennelijk niet kunnen vertrouwen op de aanbiedingen die zorgverzekeraars hen doen? Wat is uw reactie op het voorbeeld van de door de zorgverzekeraar aangeboden dertig extra fysiotherapiebehandelingen voor de verzekerde, terwijl zorgverleners hier de helft niet van kunnen verlenen vanwege het contract met deze zorgverzekeraars?
Zorgverzekeraars zijn verplicht verzekerden te informeren over eventuele beperkingen die voortkomen uit contractuele afspraken met zorgaanbieders. De NZa houdt toezicht of verzekeraars zich hieraan houden.
Een verzekerde heeft indien er een medische noodzaak is, recht op het aantal behandelingen dat in de polisvoorwaarden van de aanvullende verzekering vermeld staat. Dit moet niet worden verward met de totale aanvullende verzekering. Wanneer een patiënt is uitbehandeld voordat het maximale aantal behandelingen is bereikt waar hij/zij volgens de polisvoorwaarden recht op heeft, dan is het evident dat de behandeling stopt.
In essentie gaat de discussie hierover. De zogenoemde behandelindex die wordt gehanteerd bij de zorginkoop is steen des aanstoots van de behandelaren. Het gebruik van deze behandelindex wordt momenteel besproken in het overleg dat ik met de paramedische beroepsgroep, de zorgverzekeraars en de patiëntenverenigingen voer.
Bent u bereid het onderzoek van de Consumentenbond en de VvAA aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) door te geven, zodat deze als onafhankelijke scheidsrechter kan acteren, en eventueel kan ingrijpen indien de patiënt benadeeld wordt? Zo ja, op welke termijn acht u dit mogelijk? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoeksverslag van de Consumentenbond en de VvAA is openbaar.
De NZa neemt signalen van zorgaanbieders en zorgverzekeraars over het verloop van het contracteerproces serieus en houdt toezicht op de randvoorwaarden waarbinnen onderhandelingen in het veld plaatsvinden. Indien noodzakelijk kan de NZa handhavingsmaatregelen inzetten.
Bent u het ermee eens dat voor een verzekerde duidelijk moet zijn welke zorg hij krijgt, op het moment dat iemand een polis bij een verzekeraar kiest?
Zorgverzekeraars zijn op grond van de regelgeving van de NZa (TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten) verplicht om duidelijkheid te bieden over wat een polis inhoudt. Dat geldt ook voor afspraken die zij maken met een zorgaanbieder als deze afspraken mogelijk consequenties hebben voor de verzekerde. Zorgverzekeraars dienen op de website per soort zorgaanbieder een overzicht te presenteren van welke afspraken gemaakt zijn en welke mogelijke consequenties dit voor de verzekerde kan hebben. De medische noodzaak is leidend. Daarover gaat de discussie. Niet zozeer over het totaal aantal behandelingen. De inkoop met behulp van de zogenoemde behandelindex is onderwerp van gesprek. Zie ook antwoord 5.
Indien de onderhandelingen nog niet zijn afgerond moet de zorgverzekeraar aan de verzekerde melden hoe zij hiermee omgaan. De NZa houdt toezicht op de informatieverstrekking van de zorgverzekeraars.
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraars dit jaar opnieuw niet in staat zijn gebleken niet alle contracten af te sluiten vóór 19 november 2016? Wat is hiervan de oorzaak? Hoe kan het volgend jaar worden voorkomen?
Er bestaat geen verplichting om alle contracten af te sluiten voor 19 november. Er is sprake van contracteervrijheid en ook na 19 november kunnen contracten worden afgesloten. Dat is juist belangrijk omdat een zorgverzekeraar altijd moet voldoen aan de zorgplicht. Daarvoor moet hij te allen tijde kunnen (bij)contracteren.
De partners in het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg hebben in maart van dit jaar bestuurlijke afspraken gemaakt over het verloop van het contracteringsproces en de communicatie hierover naar patiënten en verzekerden2. Binnenkort zal de NZa de monitor over het contracteerproces MSZ 2017 uitbrengen. Ik zal deze aan uw Kamer toesturen en dan verder ingaan op het contracteerproces 2017. Ook zijn er in de afgelopen periode veel inspanningen gedaan om het contracteerproces in de eerste lijn te verbeteren3. Ik vind vooral een goede communicatie naar de verzekerde van belang en dat eventuele meningsverschillen tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars niet over de rug van de patiënt worden uitgespeeld. Ik vind dat de eerste indrukken een aanzienlijke verbetering laten zien ten opzichte van vorig jaar.
Hoe kan in deze situatie toch worden bereikt dat verzekerden volledig geïnformeerd worden over de verschillende verzekeringen en pakketten, en de inhoud en voorwaarden hiervan?
Zie antwoord vraag 7.
Op welk aanbod mag de verzekerde vertrouwen, aangezien deze nu wel kan kiezen voor een polis, maar nog niet alle contracten met zorgaanbieders zijn gesloten? Hoe gaat u verzekerden hierover informeren?
Zie antwoord vraag 7.
De te hoge buffers van zorgverzekeraars |
|
Reinette Klever (PVV), Teun van Dijck (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Bange Buffers»?1
Wij hebben kennis genomen van dit bericht. Wij plaatsen enkele kanttekeningen bij het bericht die wij in de beantwoording van de overige vragen hebben verwerkt.
Bent u het eens met de stelling dat de richtlijnen van Brussel absurd zijn voor de Nederlandse zorgverzekeraars? Zo ja, wat gaat u eraan doen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals het FD-artikel ook stelt, bestaat er in Solvabiliteit II een uitzondering die toegesneden is op het Nederlandse zorgstelsel. De risicomitigerende werking van het vereveningssysteem wordt op deze wijze meegenomen in de berekening van de solvabiliteitseis voor zorgverzekeraars. Die eis valt voor Nederlandse zorgverzekeraars die de basisverzekering uitvoeren ongeveer 40% lager uit dan vergelijkbare solvabiliteitseisen voor andere (Europese) zorgverzekeraars. Solvabiliteit II houdt dus al specifiek rekening met de bijzondere Nederlandse situatie.
Is het de taak van De Nederlandsche Bank (DNB) om te voorkomen dat zorgverzekeraars failliet gaan?
Kerntaken van DNB zijn het bewaken van de soliditeit van financiële instellingen en het verzorgen van een stabiel financieel stelsel. Het voorkomen van faillissementen is geen expliciete taak van DNB. Niettemin is het toezicht erop gericht om op een vroeg moment in te kunnen grijpen bij instellingen die in problemen (dreigen te) raken om zo de kans op een daadwerkelijk faillissement zo klein mogelijk te houden.
Hoe groot acht u de kans dat een zorgverzekeraar failliet kan gaan?
De richtlijn Solvabiliteit II is zo gekalibreerd dat de kans op een faillissement gelijk is aan 0,5% per jaar, oftewel eens per 200 jaar.
Wat zijn de gevolgen voor verzekerden mocht een zorgverzekeraar failliet gaan?
Mocht een zorgverzekeraar failliet gaan, dan zullen verzekerden een nieuwe zorgverzekeraar zoeken en een nieuwe zorgverzekering afsluiten. Vanwege de acceptatieplicht kunnen verzekerden overal terecht.
Voor natura-verzekerden heeft het faillissement geen financiële consequenties. De zorg is immers in natura geleverd. Verzekerden met een naturapolis betalen niet direct aan de zorgaanbieder.
Anders kan dit liggen wanneer verzekerden recht hebben op een vergoeding voor hun zorgkosten door de zorgverzekeraar (restitutie). Wanneer zij zelf een rekening aan een zorgaanbieder hebben betaald en deze vanwege het faillissement niet meer (volledig) kunnen claimen bij hun zorgverzekeraar, zouden zij financieel nadeel kunnen ondervinden. Daarom voorziet artikel 31 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) erin dat dergelijke vorderingen van de verzekerde op de failliete zorgverzekeraar worden betaald door het Zorginstituut. De claim op de zorgverzekeraar wordt dan overgenomen door het Zorginstituut.
Wanneer de verzekerde de premie vooraf op jaarbasis heeft betaald en de zorgverzekeraar gaat bijvoorbeeld halverwege het jaar failliet, dan dient hij zich voor het ten onrechte betaalde gedeelte van de premie bij de curator te melden. Deze claim valt niet onder artikel 31 Zvw aangezien het geen zorgkosten zijn. Dit geldt zowel voor natura- als restitutieverzekerden.
Verzekeraars houden buffers aan om de kans op faillissement, en daarmee onzekerheden voor verzekerden, te beperken.
Vindt u het noodzakelijk dat de zorgverzekeraars hogere buffers aanhouden dan Brussel vereist? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe wordt dit dan voorkomen?
Om continu te kunnen voldoen aan de solvabiliteitseis uit Solvency II zullen zorgverzekeraars zelf een door hen veilig geachte marge aanhouden boven de 100%. Het aanhouden van een veiligheidsmarge is verstandig aangezien zorgverzekeraars zo in staat zijn om tegenvallers in (geraamde) premieopbrengsten of zorgkosten op te vangen zonder dat zij premies direct moeten verhogen om weer aan de solvabiliteitseis te voldoen. Elke zorgverzekeraar bepaalt zelf welke marge zij boven de minimaal vereiste solvabiliteit wil hanteren. DNB stuurt op het wettelijk kader, 100%, en stelt geen algemene voorschriften rondom de veiligheidsmarge2.
Deelt u de mening dat de overbuffers bij zorgverzekeraars neerkomen op diefstal van het premiegeld van burgers? Zo ja, hoe krijgen de burgers het geld weer terug? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals aangegeven achten wij het aanhouden van een door de zorgverzekeraar zelf vastgestelde veiligheidsmarge boven de minimale solvabiliteitseis verstandig beleid. Dit is ook in het belang van de verzekerden. Wij gaan ervan uit dat de overige solvabiliteit wordt teruggegeven aan verzekerden via een lagere vaststelling van de premie. Het tempo waarin zorgverzekeraars hun solvabiliteit afbouwen, is een keuze van zorgverzekeraars zelf.
Bent u bereid een hogere korting voor de Nederlandse zorgverzekeraars te bedingen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zoals wij in het antwoord op vraag 2 aangeven, houdt Solvabiliteit II reeds rekening met de specifieke situatie op de Nederlandse zorgverzekeringsmarkt.
De onterechte suggestie dat de fysiotherapie van mensen in de aanvullende verzekering vergoed is |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat vindt u ervan dat mensen met een dure aanvullende verzekering denken dat fysiotherapie (maar ook andere paramedische zorg) vergoed is, terwijl de zorgverzekeraar bij de fysiotherapeut afdwingt dat deze korter behandelt dan het aantal vergoede behandelingen?1
Op basis van de zorgvraag van de patiënt is het aan de professional om te oordelen of fysiotherapie de in te zetten behandeling is en hoeveel behandelingen hij of zij nodig acht. Ik vind het van belang dat fysiotherapeuten hierin de beroepsrichtlijnen en standaarden volgen. Het (door)ontwikkelen van de richtlijnen en indicatoren vraagt daarbij nog aandacht. Ik ben dan ook blij met het initiatief van het KNGF om in overleg met zorgverzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland en de Patiëntenfederatie Nederland een gezamenlijke opdracht te geven aan een onafhankelijke organisatie om gericht onderzoek te doen naar een objectieve indicator voor mogelijke afwijkingen in kwaliteit of doelmatigheid.
Erkent u dat het niets te maken heeft met wat mensen nodig hebben, maar puur met geld te maken heeft dat fysiotherapeuten worden gedwongen korter te behandelen dan de patiënt nodig heeft? Zo neen, op welke wetenschappelijke basis is de behandelindex gebaseerd? Zo ja, is dit een overtreding van de zorgplicht van de zorgverzekeraar?
Zoals ik ook in de beantwoording van vraag 1 heb aangegeven is het aan de professional om samen met de patiënt te oordelen over het aantal benodigde behandelingen.
De behandelindex is een cijfermatig gewogen weergave van de door de fysiotherapeut ingediende declaraties. Het is een maatstaf voor praktijkvariatie. Een behandelindex van 100 betekent dat een praktijk verzekerden gemiddeld even vaak behandelt als het gemiddelde van andere praktijken in Nederland. Een behandelindex van 90 betekent dat een praktijk gemiddeld 10% minder behandelingen geeft. Een behandelindex van 200 betekent dat een praktijk gemiddeld verzekerden twee keer meer behandelt dan andere praktijken.
Zoals ik op 3 november jl. bij de beantwoording van de eerdere Kamervragen over de contractering fysiotherapie heb aangegeven wordt de behandelindex door de zorgverzekeraars naar eigen zeggen primair gebruikt als spiegelinformatie, om zorgaanbieders inzicht te geven in hoe de door hen geleverde en gedeclareerde zorg zich verhoudt tot het gemiddelde in de sector. Deze week heb ik aanvullende informatie gevraagd en daaruit blijkt dat enkele zorgverzekeraars in bijzondere gevallen aan de behandelindex ook consequenties verbinden voor het contract of het tarief. Dat is geen automatisme en gebeurt pas als de aanbieder niet kan onderbouwen waarom hij (substantieel) meer behandelt dan gemiddeld, daar geen verandering in te zien is na een gesprek en de aanbieder ook geen inhoudelijke onderbouwing kan geven voor het aantal behandelingen.
Erkent u tevens dat de behandelindex de relatie tussen behandelaar en patiënt ernstig onder druk zet? Welk een voordeel heeft dit volgens u?
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u de klacht van de Nederlandse Patiëntenfederatie dat patiënten moeten wisselen van fysiotherapeut, terwijl ze nog niet klaar zijn met de benodigde behandeling, omdat hun vertrouwde fysiotherapeut bij verder behandelen financieel gestraft wordt?
Het kan niet zo zijn dat een zorgverlener uit financiële motieven een noodzakelijke behandeling stopzet. Ik begrijp van de Patiëntenfederatie Nederland dat zij een beperkt aantal signalen heeft ontvangen. Zij gaat via een meldactie onderzoeken wat de ervaringen van patiënten zijn met betrekking tot de behandelindex/duur van de behandelingen en wisselingen van behandelaars verzamelen. De resultaten worden eind van dit jaar verwacht. Verzekeraars hebben aangegeven dat zij de samenwerking niet onderbreken omdat dat niet in het belang is van de verzekerden. Patiënten worden volgens de verzekeraars dus niet gedwongen om halverwege het jaar naar een andere zorgaanbieder over te stappen. Het is goed dat de Patiëntenfederatie inventariseert of dit gebeurt.
Op welke wijze draagt het gebruik van de behandelindex bij aan transparantere zorg, en minder bureaucratie?
De behandelindex geeft inzicht in praktijkvariatie en geeft zorgaanbieders inzicht in hoe de door hen geleverde en gedeclareerde zorg zich verhoudt tot het gemiddelde in de sector. De behandelindex wordt gebaseerd op declaraties die fysiotherapeuten toch al indienen. Er lijkt dus geen sprake van extra administratieve lasten.
Zoals ik op 3 november jl. bij de beantwoording van de eerdere Kamervragen over de contractering fysiotherapie heb aangegeven heb ik op 25 oktober met alle partijen de stand van zaken besproken en afspraken gemaakt om het proces van de werkgroepen van «het roer gaat om» – waaronder de werkgroep Paramedie – te versnellen. De betrokken partijen werken momenteel verder aan de implementatie van deze resultaten en aan nieuwe oplossingen voor knelpunten. Op korte termijn, namelijk op 15 november, overleg ik verder met hen hoe gezamenlijk op korte termijn tot merkbaar minder regeldruk in de paramedische zorg te komen. Daarbij zal ik ook het gebruik van de behandelindex aan de orde stellen.
Bent u bereid in te grijpen en de behandelindex te verbieden als basis voor zorginkoop?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat orthodontisten de rekening opdrijven |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Hoe de beugelboer de rekening opdrijft»?1
Ik vind het belangrijk dat patiënten keuzevrijheid hebben als het gaat om zorg. Het is daarom belangrijk dat een orthodontist deze ook biedt aan zijn patiënten en duidelijk is over de kosten en alternatieven.
Kunt u verklaren waarom de beugels niet goedkoper zijn geworden ondanks de tariefsverlaging van totaal 32%?
De tarieven voor orthodontische zorg zijn per 1 januari 2013 verlaagd. Het betreft hier een verlaging van de maximumtarieven horend bij zorgprestaties. De materiaal- en techniekkosten mag een zorgaanbieder bij een aantal zorgprestaties tegen het inkoopbedrag (1-op-1) aanvullend in rekening brengen bij de patiënt. Dat de maximumtarieven zijn gedaald, betekent dus niet per definitie dat de gehele prijs voor een beugel ook is gedaald.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) geeft in haar rapportage «Trends en toegankelijkheid in de orthodontie»2 verschillende verklaringen voor de stijging van de prijzen van beugels. De NZa concludeert dat er sprake is van een volumegroei die kan worden verklaard door de toename van het aantal patiënten (2,6%) en de toename van het aantal beugels per patiënt. De toename van het aantal beugels per patiënt kan worden verklaard doordat behandelingen vaker worden opgeknipt. Ook is er een toename in de kosten van de materiaal- en techniekkosten.
Deelt u de mening dat patiënten vooraf informatie dienen te krijgen over prijzen en alternatieve orthodontiebehandelingen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
Ik vind het van belang dat patiënten goed worden geïnformeerd over de prijzen en alternatieve behandelopties. De NZa heeft in haar beleidsregels transparantievoorschriften opgenomen. Deze bepalen onder andere dat voor alle behandelingen vanaf een totaalbedrag van 250 euro een prijsopgave moet worden verstrekt. De NZa houdt toezicht op het opvolgen van deze voorschriften.
Zoals ik ook in de beantwoording van eerdere Kamervragen van het lid Wolbert van de PvdA3 heb aangegeven hebben de NZa en de Consumentenbond een meldpunt opgericht om te inventariseren of patiënten bewust kiezen voor een duurdere beugel omdat deze beter of mooier is. Het beeld dat uit deze meldactie naar voren is gekomen, is dat meer dan de helft van de patiënten vindt dat zij onvoldoende zijn geïnformeerd door de orthodontist over de verschillende behandelmogelijkheden en de kosten van beugels. Ik vind dit een zorgelijke uitkomst en vind dat de betreffende partijen hun verantwoordelijkheid moeten nemen om hierover transparant te zijn en conform de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst te handelen.
In dat licht vind ik het goed dat de beroepsgroep een campagne is gestart met als doel de orthodontisten te wijzen op hun verplichting de patiënt zorgvuldig en volledig te informeren over mogelijke behandelkeuzen en bijbehorende kosten. Patiënten krijgen voor iedere behandeling vooraf een schriftelijke kostenbegroting. In het verplichte kwaliteitssysteem van de orthodontisten is inmiddels ingebouwd dat dit wordt vastgelegd en gecontroleerd. Tevens is deze controle sinds dit jaar onderdeel van de verplichte visitatie en certificering zoals die gelden voor orthodontisten. De controle wordt zowel intercollegiaal als door externe bedrijven uitgevoerd. Onvoldoende naleving van de regels heeft directe consequenties voor de herregistratie van de orthodontist.
Daarnaast heeft de beroepsorganisatie via nieuwsbrieven hun leden geattendeerd op de noodzakelijkheid van het informeren van de patiënt over de behandelmogelijkheden en de daarbij behorende kosten.
De uitkomsten van de meldactie zijn voor de NZa ook aanleiding geweest om aanpassingen in het toezicht door te voeren. Allereerst zijn praktijken waarover een melding was binnengekomen en waarvan gegevens bekend waren, gecontroleerd op het opstellen van een offerte. Ook zijn er per 1 januari 2016 wijzigingen aangebracht in de prestatielijst waardoor de prikkel is verlaagd om behandelingen op te knippen.
De NZa gaat daarnaast scherp toezien op het één op één doorberekenen van de materiaal- en techniekkosten en zal waar nodig handhavend optreden.
Welke mogelijkheden hebben zorgverzekeraars om de orthodontieprijzen omlaag te krijgen, en in hoeverre maken zij hier gebruik van?
De zorgverzekeraars hebben twee instrumenten om de kosten van orthodontie te beperken:
Wordt er in de overige hulpmiddelenbranche eveneens gebruik gemaakt van de truc met een papieren tussen-bv?
Hierover zijn bij mij geen signalen bekend.
Bent u van plan winstopdrijvende constructies, zoals de papieren tussen-bv, te verbieden? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de NZa om toezicht te houden op het één op één doorberekenen van de materiaal- en techniekkosten en zal waar nodig handhavend optreden. De NZa verscherpt het toezicht langs twee sporen. Zo heeft de NZa een toelichting op de één-op-één-regel gepubliceerd. Wat mondzorgaanbieders helpt bij het juist doorberekenen van materiaal- en techniekkosten. Daarnaast start de NZa met meerdere gerichte onderzoeken waarbij wordt gecontroleerd of mondzorgaanbieders hun materiaal- en techniekkosten juist doorberekenen. Als de regels worden overtreden, grijpt de NZa in.
Het bericht dat veel palliatieve zorg in ziekenhuizen niet wordt vergoed door fouten in de bekostigingssystematiek |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat veel palliatieve zorg in ziekenhuizen niet wordt vergoed door hiaten in de bekostigingssystematiek?1
Het zou heel onwenselijk zijn als palliatieve zorg in ziekenhuizen niet wordt vergoed door hiaten in de bekostigingssystematiek. Ook vind ik het zeer onwenselijk en bovendien onnodig dat ziekenhuizen stoppen met het verlenen van palliatieve zorg. Onnodig, omdat navraag bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) leert dat palliatieve trajecten wel degelijk vergoed kunnen worden.
In het artikel2 wordt aangegeven dat het klinisch traject en het palliatief traject niet naast elkaar mogen lopen. Dat klopt alleen indien het palliatief traject eveneens een klinisch traject is en beide klinische DBC’s door hetzelfde specialisme in rekening worden gebracht. Dit is een algemene regel, die voor alle specialismen en behandelingen geldt en die is bedoeld om het opknippen van een klinische periode in meerdere klinische (dure) DBC’s te voorkomen. Tijdens een actieve klinische behandeling dient een ander specialisme dus de palliatieve zorg DBC te openen en declareren. Aangezien een palliatief team over het algemeen uit meerdere verschillende specialisten bestaat, biedt dit mogelijkheden om de klinische, palliatieve zorg aan de patiënt vergoed te krijgen. Wanneer bijvoorbeeld een anesthesist (als medisch specialist in het palliatief team) de klinische palliatieve zorgproducten declareert, ontstaat geen uitval.
Hoe kunt u rijmen dat er aan de ene kant een onderzoeksprogramma palliatieve zorg bestaat, en er vele uitspraken worden gedaan dat mensen overal met een gerust gemoed moeten kunnen sterven, maar dat uitgerekend in ziekenhuizen geen goede financiering bestaat voor de palliatieve zorg?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat hierdoor intussen al minimaal één ziekenhuis is gestopt met het leveren van palliatieve zorg aan niet-kankerpatiënten? Hoeveel ziekenhuizen dreigen er nog te volgen?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat het absoluut ongewenst is dat terminaal zieke mensen de zorg in de laatste levensfase mogelijk wordt ontzegd, omdat de bekostigingssystematiek na tien jaar in het huidige zorgstelsel nog altijd een chaos is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u voorkomen dat nog meer ziekenhuizen stoppen met het leveren van palliatieve zorg vanwege fouten in de bekostigingssystematiek?
Er zit geen fout in de bekostigingssystematiek die niet pragmatisch kan worden opgelost zoals onder antwoord 1,2,3, 4 beschreven. Wel vragen de huidige mogelijkheden kennis van de werking van het declaratiesysteem bij de medisch specialisten en een extra handeling (openen van de palliatieve zorg DBC door een andere specialist in het palliatieve zorgteam dan de hoofdbehandelaar).
De NZa heeft geconcludeerd dat er momenteel in de bekostiging van palliatieve zorg in de gehele keten knelpunten zitten. Daarom is de NZa gestart met een brede, integrale inventarisatie die sectoroverstijgend en per deelsector de knelpunten in kaart brengt. Er wordt gericht bekeken of de problemen waarmee patiënten, aanbieders en verzekeraars te maken krijgen kunnen verminderen door aanpassingen in de bekostiging. Het kan ook zijn dat wijzigingen in de bekostiging niet aan de orde zijn en dat aanbevelingen gericht zijn op uitleg van en informatie geven over huidige regelgeving. De afronding van dit project is gepland in januari 2017. Gesignaleerde problemen met betrekking tot de bekostiging worden geïntegreerd uitgewerkt voor 2018.
Deze brede inventarisatie van de NZa wordt in samenspraak met het praktijkteam palliatieve zorg opgepakt, waarbij het praktijkteam (inclusief verzekeraars) in aanvulling hierop kijkt naar welke verbeteringen (in bijvoorbeeld werkwijze, administratieve rompslomp en good practices) op de korte termijn kunnen worden aangepakt, de zogenaamde «quick wins».
Het Integraal Kankerinstituut Nederland (IKNL) heeft, samen met diverse zorgadministrateurs uit enkele ziekenhuizen en met medewerking van de NZa, in maart een handreiking uitgebracht3. Het doel van deze handreiking is de professional zo goed mogelijk te ondersteunen door de huidige structuur en regelgeving rondom financiering van de palliatieve zorg op een rij te zetten en te koppelen aan suggesties voor optimale registratie en eventuele declaratie. Ziekenhuizen kunnen de handreiking gebruiken om in samenspraak met verzekeraars de huidige mogelijkheden beter te benutten.
Erkent u dat de fout in de bekostigingssystematiek samenhangt met de in 2012 geïntroduceerde DBC’s op weg naar Transparantie (DOT’s)? Zo nee, wat is er dan de oorzaak van dat palliatieve zorg veelal niet wordt vergoed?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom was dit destijds niet voorzien bij de introductie van de DOT’s? Is hier op enige wijze voor gewaarschuwd? Zo ja, waarom is er met die waarschuwing niets gedaan?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) direct na het vaststellen van deze fout in de bekostigingssystematiek bekend gemaakt dat die er was? Zo ja, hoe kan het dat de NZa deze fout niet eerder heeft ontdekt? Zo neen, hoelang weet de NZa al van deze fout?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat de NZa pas in 2018 – zes jaar na de introductie van de DOT’s! – op zoek gaat naar een oplossing voor deze fout in de bekostigingssystematiek? Zo ja, waarom moet dit zo lang duren?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid in de tussentijd maatregelen te nemen, zodat patiënten in de laatste levensfase niet de dupe worden van de falende bekostigingssystematiek? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe ver moet het komen voordat u erkent dat de huidige bekostigingssystematiek een bureaucratisch gedrocht is, waar niet patiënten of premiebetalers beter van worden, maar uitsluitend accountants, adviesbureaus en advocaten?
Het huidige DBC-bekostigingsstelsel functioneert. Waar knelpunten bestaan, bekijk ik samen met patiënten en aanbieders hoe we die zo kunnen oplossen dat de mensen die hier in de praktijk mee moeten werken, daar iets aan hebben.
Het bericht dat zorgkosten juist zullen stijgen door het openbaar maken van tarieven |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) vreest dat de kosten van de ziekenhuiszorg omhoog gaan als zorgverzekeraars de tariefafspraken met ziekenhuizen openbaar maken?1
Ik ben groot voorstander van meer inzicht in de kosten en de kwaliteit van zorg en dus ook in meer openheid van de overeengekomen ziekenhuistarieven voor het lopende jaar. Het is belangrijk dat mensen vooraf inzicht hebben in de financiële gevolgen van een behandeling. Ook leidt transparantie ertoe dat mensen een betere afweging kunnen maken bij het maken van een keuze tussen verschillende aanbieders. Door het openbaar maken van de tariefafspraken krijgen ziekenhuizen inzicht op welke terreinen hun kosten hoog zijn en waar zij dus stappen kunnen zetten om de kostenefficiëntie van hun ziekenhuis te verbeteren. Aan de andere kant krijgen zij ook het inzicht op welke terreinen zij al goed presteren.
Overigens zijn op grond van de NZa-regeling «Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten» verzekeraars nu ook al verplicht om verzekerden te informeren over zijn of haar kosten als deze daarom vraagt.
Ik zie niet direct waarom transparantie en inzicht in prijzen die prijzen zullen opdrijven. We zien in andere sectoren ook dat openbaar is wat de prijzen zijn. Dat leidt vermoedelijk eerder tot een lagere dan tot een hogere prijs. Het Ministerie van VWS organiseert in oktober een bijeenkomst met experts op dit terrein. Ook de NZa en de ACM zijn daarbij aanwezig. Ik zal uw Kamer in het najaar over de uitkomsten van deze bijeenkomst en over mijn beleidsconclusies informeren.
Deelt u de zorgen van de NVZ dat ziekenhuizen juist de hogere tarieven van elkaar afkijken, en niet de lagere? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat de gepubliceerde prijzen van de behandelingen niets zeggen over de productprijs? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gepubliceerde prijzen komen niet per definitie overeen met de kostprijs van een bepaalde behandeling. Ik hecht er aan dat ziekenhuizen er aan werken om de prijzen meer in lijn te brengen met de kostprijzen en dat verzekeraars dat ook bevorderen. De gepubliceerde prijzen worden immers (gedeeltelijk) in rekening gebracht bij de verzekerden vanwege het eigen risico en eventuele bijbetalingen.
Wat zegt de prijs per ingreep eigenlijk wanneer ziekenhuizen en zorgverzekeraars afspraken maken over een totaalbudget waarbinnen ziekenhuizen de prijzen van de verschillende ingrepen bepalen?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze draagt het publiceren van de prijs van een behandeling bij aan transparantie, als blijkt dat alle zorgverzekeraars per behandeling en per ziekenhuis andere prijzen hebben afgesproken?
Voor het realiseren van goede en betaalbare zorg voor iedereen sluiten zorgverzekeraars en zorgaanbieders contracten met elkaar. In het algemeen zal het zo zijn dat een zorgverzekeraar meerdere aanbieders contracteert en daar prijsafspraken mee maakt. Dat verschillende zorgverzekeraars met verschillende zorgaanbieders voor dezelfde behandeling een andere prijs afspreekt, doet aan de transparantie in de onderhavige casus niets af. Immers, de verzekerde heeft uitsluitend te maken met de prijzen die zijn eigen verzekeraar is overeengekomen. De openbaarmaking van de tarieven door CZ voor behandelingen onder de 885 euro helpt de CZ-verzekerde die van zijn verzekerde zorg gebruik wil maken en wil weten wat de gevolgen zijn voor zijn eigen risico, bij het maken van een keuze tussen verschillende zorgaanbieders. Deze keuze hangt uiteraard ook van andere factoren af, zoals de afstand tot en bekendheid met de zorgaanbieder alsmede de verwachte kwaliteit van de te leveren zorg.
Vindt u het niet vreemd dat zorgverzekeraar CZ wel de prijs van de behandeling openbaar maakt, maar niets over de kwaliteit? Kunt u uw antwoord toelichten?
In mijn antwoord naar aanleiding van vragen over de resultaten van het Jaar van de transparantie (Kamerstuk 32 620, nr. 174) heb ik gezegd een impuls te hebben gegeven aan het beschikbaar komen van begrijpelijke informatie over de kwaliteit van zorg voor de patiënt. Daarbij ligt de focus op de 30 meest voorkomende aandoeningen. Daarbij heb ik ook aangegeven dat het inzichtelijk maken van de 30 meest voorkomende aandoeningen niet het slot maar juist een belangrijke versnelling is in de beweging om stapsgewijs informatie voor de patiënt beschikbaar te maken. Ik heb in mijn antwoord ook aangegeven dat een grote stap is gezet maar dat nog flinke stappen nodig zijn zodat iedere patiënt in elke fase van de behandeling relevante informatie kan krijgen of krijgt aangereikt. De stap van CZ is zo’n stap met betrekking tot inzicht in de tarieven van een ziekenhuisbehandeling. Via andere stappen zoals genoemd in mijn antwoord van 22 juni jl. zal de patiënt uiteindelijk een compleet beeld moeten kunnen krijgen, zowel wat betreft de door hem af te sluiten polis, als de kosten van een behandeling en de kwaliteit van de te leveren zorg.
Zorgverzekeraar CZ geeft – net als andere verzekeraars – aan het van belang te vinden informatie te kunnen verstrekken over zowel de prijs én de kwaliteit van zorg en er hard aan te werken hun verzekerden daarover goed te kunnen informeren. Uiteraard ondersteun ik dat.
Erkent u dat iemand die zorg nodig heeft wel iets anders aan het hoofd heeft dan prijzen vergelijken, en sec op basis daarvan voor een ander ziekenhuis kiezen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er bestaat een breed gedragen behoefte aan deze informatie. Zo heeft de Consumentenbond aangegeven dat alle zorgverzekeraars hun tarieven openbaar zouden moeten maken, zodat consumenten vooraf weten wat een ziekenhuisbehandeling kost en zij de tarieven van verschillende ziekenhuizen met elkaar kunnen vergelijken. Dit is, aldus de Consumentenbond, belangrijke keuze-informatie voor consumenten, omdat zij een deel van de ziekenhuisbehandelingen zelf moeten betalen.2 De keuze voor een aanbieder hangt uiteraard ook van andere factoren af, zoals de afstand tot en bekendheid met de zorgaanbieder alsmede de verwachte kwaliteit van de te leveren zorg.
Denkt u werkelijk dat een verzekerde voor een ingreep naar een ziekenhuis aan de andere kant van het land gaat wanneer het tarief anders is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe verwacht u dat verzekerden inzicht krijgen wanneer de tarieven voor duizenden ingrepen per ziekenhuis, per zorgverzekeraar en per jaar verschillen, en bovendien niet gebaseerd zijn op de kostprijs?
Dat verschillende zorgverzekeraars met verschillende zorgaanbieders voor dezelfde behandeling een andere prijs afspreken, doet aan het belang van transparantie niets af. Immers, de verzekerde heeft uitsluitend te maken met de prijzen die zijn eigen verzekeraar is overeengekomen. Het is van belang dat informatie openbaar wordt gemaakt die bruikbaar is voor patiënten en verzekerden. Dat betekent dat tarieven openbaar worden zoals deze naar aanleiding van onderhandelingen met verzekeraars (gedeeltelijk) in rekening worden gebracht bij patiënten, zodat deze beter inzicht hebben in de financiële gevolgen die een behandeling met zich brengt. Zie verder ook het antwoord op vraag 3.
Hoe ziet u die keuzevrijheid voor verzekerden met een budgetpolis voor zich, waarbij niet alle ziekenhuizen zijn gecontracteerd, of beperkt de keuzevrijheid zich tot verzekerden die zich een duurdere polis kunnen veroorloven?
Ik acht transparantie van belang voor alle polissen. Het is belangrijk dat mensen vooraf inzicht hebben in de financiële gevolgen die een behandeling met zich brengt. Zorgverzekeraars zijn verplicht om hun verzekerden goed te informeren over welk zorgaanbod gecontracteerd is voor een polis en welke vergoedingen betaald worden voor zorgaanbod dat niet gecontracteerd is. Het is van belang dat ook verzekerden zich zelf goed informeren over wat wel en niet vergoed wordt bij een polis die zij afsluiten. Verzekerden moeten zelf de afweging maken voor welke polis zij kiezen en om wel of geen gebruik te maken van het zorgaanbod dat voor hun polis gecontracteerd is. De NZa verplicht ziekenhuizen om inzicht te geven in de tarieven, ook in geval van ongecontracteerde zorg.
Hoe oordeelt u over het feit dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) het openbaar maken van ziekenhuistarieven een stap vooruit in de informatievoorziening voor verzekerden vindt, terwijl de tarieven per behandeling, per ziekenhuis en per verzekeraar verschillen?
Tariefverschillen betekenen dat er wat te kiezen valt. Inzicht in tariefverschillen is van belang bij het maken van een geïnformeerde keuze. De NZa heeft aangegeven het belangrijk te vinden dat de burger een geïnformeerde keuze kan maken. Ik onderschrijf deze opvatting. In het algemeen zal het zo zijn dat een zorgverzekeraar meerdere aanbieders contracteert en daar prijsafspraken mee maakt. Die afspraken hebben via het eigen risico direct effect op de zorgkosten die de verzekerden van die zorgverzekeraar maken. Dat een andere verzekeraar bij dezelfde aanbieder voor dezelfde behandeling een andere prijs afspreekt, doet daar niet aan af. Immers, de verzekerde heeft uitsluitend te maken met de prijzen die zijn eigen verzekeraar is overeengekomen.
Overigens zou inzicht in de prijzen die andere zorgverzekeraars met ziekenhuizen afspreken een van de factoren kunnen zijn voor verzekerden om over te stappen naar een verzekeraar die lagere prijzen heeft afgesproken.
Op welke wijze hebben de zorgverzekeraars meerwaarde om te onderhandelen over prijs (en soms kwaliteit), als ze het uiteindelijk aan de patiënt laten om te kiezen voor de goedkoopste? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan zorgverzekeraars om voor hun verzekerden goede contracten te sluiten met zorgaanbieders, zoals ten aanzien van de prijs en de kwaliteit. Deze onderhandelingen kunnen tot lagere premies en kosten voor verzekerden leiden. De onderhandelingen hebben ook een meerwaarde omdat er door de zorgverzekeraar met het ziekenhuis afspraken gemaakt kunnen worden die recht doen aan de lokale en landelijke situatie. Het geeft de mogelijkheid van passend maatwerk en differentiatie. Daarmee kunnen verzekerden een nog betere keuze maken waarbij niet uitsluitend de goedkoopste behandeling de doorslag hoeft te geven in de keuze.
Is volgens u meer ook altijd beter, of erkent u dat een stortvloed aan data, waar verzekerden niets mee kunnen, juist desinformatie is?2
In mijn antwoord naar aanleiding van vragen over de resultaten van het Jaar van de transparantie (Kamerstuk 32 620, nr. 174) heb ik aangegeven dat er grote stappen zijn gezet maar dat er nog een flinke inspanning nodig is om mijn ambitie te realiseren dat iedere patiënt voor vragen in elke fase van de behandeling relevante informatie kan vinden of krijgt aangereikt. De door zorgverzekeraars CZ gepubliceerde lijst met ziekenhuistarieven is naar mijn oordeel een goede stap en biedt verzekerden/toekomstige patiënten de mogelijkheid voorafgaand aan een behandeling te bepalen wat voor invloed dat heeft op hun eigen risico. Vooralsnog ben ik dan ook van oordeel dat er eerder te weinig dan te veel aan informatie voor de verzekerde/patiënt beschikbaar is. Wel is het van belang erop te blijven letten dat de informatie die beschikbaar komt relevant en duidelijk is voor patiënten en verzekerden en zo eraan bijdraagt dat de hoeveelheid informatie overzichtelijk blijft.
Is er vooraf overleg geweest tussen de NZa en CZ over het openbaar maken van de tariefafspraken? Zo ja, in welke vorm, en wat is er inhoudelijk besproken?
Voor zover door mij kan worden nagegaan is er vooraf geen contact geweest tussen de NZa en CZ over het openbaar maken van de tariefafspraken.
Erkent u dat de openbaar gemaakte tarieven aantonen dat het betalen per product een waanzinnige bureaucratie en verantwoording met zich meebrengt, maar niets zegt over kwaliteit? Bent u bereid de betaling per verrichting te stoppen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik constateer dat de leden Van Gerven en Leijten vraagtekens zetten bij het huidige bekostigingssysteem. Prestatiebekostiging in de medisch specialistische zorg is ingevoerd als vervanging van het systeem van functiegerichte budgettering. Het bekostigen op basis van dbc’s geeft juist, meer dan voorheen, ruimte aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om afspraken te maken over onder andere de kwaliteit van zorg.
Een ander doel van die wijziging was en is om de inkooprol van de zorgverzekeraars te versterken, zodat voor patiënten en verzekerden beter de beschikbaarheid kan worden gewaarborgd van betaalbare, kwalitatief goede en toegankelijke zorg. Deze belangen worden naar mijn oordeel goed gediend met een systeem van prestatiebekostiging. Ik ben daarom niet van plan het systeem van prestatiebekostiging te vervangen door een ander systeem.
Het openbaar maken van ziekenhuistarieven en de rol van de NZa hierin |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de artikelen «Verbazing over uitspraken NZa»1, «Toezichthouder NZa juicht publicatie ziekenhuistarieven toe, en dat is opmerkelijk»2 en het bericht op de NZa site «Openbaar maken ziekenhuistarieven stap vooruit in informatievoorziening verzekerden»?3
Ja.
Hoe verhoudt dit enthousiasme over openbaarheid zich tot de weigering gegevens openbaar te maken? Hoe verhoudt het huidige argument dat de NZa het niet mag van de wet zich tot het eerder bij de rechter gebruikte argument dat openbaarmaking slecht is voor concurrentie?4
De NZa heeft desgevraagd aangegeven het een positieve ontwikkeling voor de consument te vinden dat zorgverzekeraar CZ een deel van haar tariefafspraken met ziekenhuizen openbaar heeft gemaakt. De NZa vindt het positief dat de consument nu ook op deze manier (een eerste) inzicht kan krijgen in de kosten die hij betaalt.
De NZa geeft het volgende aan ten aanzien van de argumentatie die de NZa heeft gebruikt in de rechtszaak waarnaar u verwijst. Het betreft hier een toezichtscasus. De NZa heeft in die casus een verzoek om de zorgkosten per individuele zorgaanbieder openbaar te maken, geweigerd, omdat zij meende dat de desbetreffende data in die casus bedrijfsvertrouwelijke en/of concurrentiegevoelige informatie betreft en zij daarom op grond van de Wet openbaarheid van bestuur niet bevoegd was tot openbaarmaking. De rechter gaf de NZa daarin gelijk (tegen deze uitspraak is hoger beroep ingediend). De Wet openbaarheid van bestuur geldt alleen voor bestuursorganen, zoals de NZa. Het is verzekeraars (binnen voor hen geldende wet- en regelgeving) wel toegestaan informatie openbaar te maken waarover zij zelf beschikken. Zorgverzekeraars zijn op grond van de NZa-regeling «Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten» overigens nu al verplicht om een verzekerde te informeren over zijn kosten als deze daarom vraagt. Bovendien heeft de NZa aangegeven dat in de rechtszaak om meer informatie is gevraagd dan dat verzekeraar CZ nu heeft vrijgegeven, waaronder de aantallen behandelingen.
Klopt het dat de NZa op basis van de artikelen 38 en 40 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) de bevoegdheid heeft informatie over medische ingreep en prijs te publiceren, maar dit niet doet omdat concurreren belangrijker wordt geacht?
Zorgaanbieders en zorgverzekeraars maken op grond van de artikelen 38 en 40 van de Wet marktordening gezondheidszorg informatie openbaar ten behoeve van de inzichtelijkheid van de markt over bijvoorbeeld tarieven en kwaliteit. Op grond van die artikelen is de NZa bevoegd deze informatie op een vergelijkbare manier openbaar te maken, indien anderen niet reeds in voldoende mate in openbaarmaking voorzien. Zij dient als toezichthouder wettelijke waarborgen in acht te nemen, waaronder de uitzonderingsgronden die zijn neergelegd in de Wet openbaarheid van bestuur. Op grond van die uitzonderingsgronden is het de NZa niet toegestaan concurrentiegevoelige en/of bedrijfsvertrouwelijke informatie openbaar te maken.
Verder verwijs ik u naar de toelichting op vraag 2.
De beperking vloeit voort uit de Wet openbaarheid bestuur. Open State Foundation heeft dit besluit dat de NZa als onafhankelijk toezichthouder zelf heeft genomen ter discussie gesteld. Deze zaak is momenteel nog onder de rechter. Ik doe daar dus geen uitspraken over.
Klopt het dat er een wettelijke beperking is voor transparantie rondom tarieven, zoals de NZa stelt? Zo ja, welke is dat, en waarom heeft de NZa dat knelpunt nooit als zodanig kenbaar gemaakt? Bent u bereid deze beperking op te heffen, gezien het enthousiasme van de NZa over openbare tarieven?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) voor openbare tarieven is? Hoe verhoudt de stellingname van de ACM zich tot het NZa-standpunt?
De ACM heeft, net als de NZa, aangegeven eraan te hechten dat verzekerden en patiënten goed geïnformeerd zijn bij het maken van keuzes tussen zorgaanbieders. Volgens de ACM kan de stap van CZ daaraan bijdragen. Wel hecht de ACM als toezichthouder op de naleving van de Mededingingswet er ook aan dat het openbaar maken van de tarieven met zo min mogelijk mededingingsrisico’s gepaard gaat. De ACM acht die risico’s beperkt als het gaat om het openbaar maken van prijzen van behandelingen onder de eigen-risicogrens waarover geen onderhandelingen tussen ziekenhuizen en zorgverzekeraars meer gaande zijn, zoals hier het geval is.
Welke actieve stappen is de NZa voornemens te nemen, gezien zijn enthousiasme over openbare tarieven om meer transparantie te verkrijgen?
De NZa heeft aangegeven het belangrijk te vinden dat consumenten goede en betrouwbare informatie krijgen en zal zich inzetten voor transparantie van kosten voor patiënten en verzekerden. Dat betreft onder meer het inzicht in de financiële consequenties die het ontvangen van zorg met zich kan brengen voor het eigen risico van de verzekerde. In dit kader heeft de NZa de transparantieregels voor zorgverzekeraars voor het polisjaar 2016 aangescherpt via de NZa-regeling «Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten». Deze houdt in dat een verzekeraar inzicht moet geven in de financiële consequenties van een behandeling als een verzekerde daarom vraagt. Als een verzekeraar dit niet kan, moet er een inschatting gemaakt worden. De NZa houdt op deze verplichting ook actief toezicht bijvoorbeeld door mystery calls in het afgelopen jaar. Voor een algemeen inzicht in de kosten per behandeling of per aandoening publiceert de NZa ook prijsinformatie op OpenDISdata.nl.
Welk gevolg heeft het standpunt over transparantie van tarieven voor het verzoek van de Open State Foundation dat nu bij de Raad van State ligt?
De beroepsprocedure loopt nog. Het is niet aan mij om op de uitspraak van de rechter vooruit te lopen.
Waaruit blijkt dat het geheim houden van tarieven en niet inzichtelijk maken voor patiënten en verzekerden voor hen betere zorg voor een eerlijke prijs heeft opgeleverd?
Ik ben groot voorstander van meer inzicht in de kosten en de kwaliteit van zorg en dus ook in openheid van de ziekenhuistarieven. Het is belangrijk dat mensen vooraf inzicht hebben in de financiële gevolgen die een behandeling met zich brengt. Ook leidt deze transparantie ertoe dat mensen een betere afweging kunnen maken bij het maken van een keuze tussen verschillende aanbieders. Transparantie en kritische inkoop door zorgverzekeraars kan een prijsverlagend effect hebben op ziekenhuistarieven. Uiteraard moet daarbij de kwaliteit van zorg voorop blijven staan. Tegen deze achtergrond is het transparantiebeleid gericht op het bevorderen van het beschikbaar komen van begrijpelijke informatie voor patiënten en verzekerden over de prijs én over de kwaliteit van zorg. Er zijn daarbij al flinke stappen in de goede richting gezet maar er zijn nog flinke verbeteringen nodig om ervoor te zorgen dat patiënten en verzekerden effectief inzicht hebben in alle informatie die van belang is bij het kiezen voor een behandeling. Ook de stap die zorgverzekeraar CZ in dit verband heeft gezet op het terrein van de transparantie van tarieven acht ik zeer wenselijk.
Zoals ik in mijn brief van 6 juni 2016 aan de Tweede Kamer heb toegelicht, heb ik diverse gesprekken gevoerd met zorgverzekeraars, de NZa en de ACM over de mogelijkheden en de beperkingen om de transparantie van ziekenhuistarieven te vergroten (Kamerstuk 29 689, nr. 721). De NZa beschikt over bevoegdheden om transparantie te vergroten maar heeft ook te maken met wettelijke waarborgen en dient belangen zorgvuldig af te wegen. Om meer inzicht te krijgen in de effecten die bij deze afweging spelen, organiseert het Ministerie van VWS in oktober een bijeenkomst met experts op dit terrein. Ook de NZa en de ACM zijn daarbij aanwezig. Ik zal uw Kamer in het najaar over de uitkomsten van deze bijeenkomst en over mijn beleidsconclusies informeren.
Ten aanzien van de transparantie van kwaliteit heb ik tijdens het debat over de Zorgverzekeringswet op 20 april 2016 aangegeven dat we nu in een fase zitten waarin in de praktijk steeds meer geëxperimenteerd wordt met kwaliteitsaspecten en uitkomsten in de bekostiging. Als de experimenten zijn afgerond gaan we evalueren en bezien wat deze hebben opgeleverd. Maar ik zou het te vroeg vinden om dat nu te doen. Er komen immers allerlei ontwikkelingen op gang.
Welke instrumenten kunt u of de NZa namens u inzetten om een prijsopdrijvend effect te voorkomen?
Voor de medisch specialistische zorg zijn gedeeltelijk maximumtarieven van kracht en gedeeltelijk vrije prijzen. Het is ziekenhuizen en verzekeraars verboden om voor prestaties waarvoor een maximumtarief geldt, meer dan het vastgestelde maximum te betalen.
Voor de vrije prijzen gelden geen door de NZa vastgestelde limieten. Er zijn verschillende mechanismes die een prijsopdrijvend effect tegengaan. Ik noem het gegeven dat de zorgverzekeraars risicodragend zijn wat betreft de uitgaven aan medisch specialistische zorg en dus tegenwicht zullen bieden aan excessieve prijsverhogingen, net zoals ze dat de afgelopen jaren hebben gedaan. Op basis van het Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord heb ik met onder meer Zorgverzekeraars Nederland en de Nederlands vereniging van Ziekenhuizen afspraken gemaakt over onder andere de uitgavengroei tussen 2012 en 2015.
Als ultimum remedium kan ik de NZa een aanwijzing geven om het macrobeheersinstrument in te zetten, waarmee een uitgavenstijging als gevolg van excessieve prijsstijgingen kan worden gecorrigeerd. Tot op heden is het niet nodig gebleken dit instrument in te zetten. Daaruit blijkt dat zorgverzekeraars bij de inkoop in staat zijn om de omzetstijgingen te beperken, een en ander in overeenstemming met het Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord.
Hoe denkt u over de verhouding tussen concurrentie en het belang voor de patiënten en verzekerden om vooraf te weten waar ze aan toe zijn? Welke gevolg verbindt u hieraan?
Inzicht in de kosten is voor beide belangrijk. We zien in andere sectoren ook dat openbaar is wat de prijzen zijn. Dat leidt vermoedelijk eerder tot een lagere dan tot een hogere prijs. De expertsessie genoemd in het antwoord op vraag 8 is ook bedoeld om meer helderheid te krijgen over dit effect.
Welke stappen worden nu gezet om de prijsinformatie te koppelen aan kwaliteit, zodat een patiënt of verzekerde op basis hiervan vooraf kan zien welke zorg bij hem of haar past? Welke ambitie heeft u hierin, en op welke termijn? Op welke manier gaat u hierop sturen als verantwoordelijke voor het zorgstelsel?
Mijn ambitie is om transparantie en inzicht te hebben in prijzen en in kwaliteit. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8.
Het bericht dat het onderzoek naar het mijden van zorg vanwege eigen bijdragen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) flink vertraagd is |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kunt u aangeven waarom het onderzoek door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) naar het mijden van zorg vanwege de eigen bijdragen voor Wmo-voorzieningen flink vertraagd is?1
Zoals ik in mijn brief van 28 juli jl. (Kamerstuk 29 538, nr. 225) aan uw Kamer heb medegedeeld, heb ik uw Kamer in mijn brief van 15 februari (Kamerstuk 29 538/34 104, nr. 203) dit jaar laten weten dat het CBS verwacht om voor de zomer voorlopige resultaten van het onderzoek te kunnen leveren op basis van de gegevens over 2013, 2014 en de eerste helft van 2015. In deze brief staat ook dat het CBS het onderzoek kan uitvoeren als de gegevens, die voor het onderzoek benodigd zijn, beschikbaar zijn. Door middel van mijn brief van 28 juli jl. en de daaraan toegevoegde brief van het CBS heb ik u geïnformeerd over het feit dat het CBS tot de conclusie is gekomen, dat het onderzoek zich als gevolg van de hervormingen nog niet in de fase bevindt waarin het CBS een tabellenset kan samenstellen. Wat betreft de voorlopige resultaten van het onderzoek geldt dus helaas dat de gegevens niet tijdig beschikbaar waren om voor de zomer een voorlopig resultaat aan uw Kamer te doen toekomen. Over de definitieve resultaten van het onderzoek staat in mijn brief van 28 juli jl. dat het CBS verwacht de tabellen met cijfers over heel 2013, 2014, en 2015 in november 2016 op te leveren.
Is het waar dat het onderzoek in tegenstelling tot de uitdrukkelijke wens van de Kamer, géén antwoord zal geven op de vraag of de verhoogde eigen bijdragen leiden tot het mijden of opzeggen van zorg? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In mijn brief van 14 april jl. (Kamerstuk 29 538, nr. 212) ben ik ingegaan op de vraag die Kamerlid Leijten in de Regeling van werkzaamheden heeft gesteld over zorgmijding en gegevens van het CAK. Kamerlid Leijten stelt in haar vraag dat het CAK zou moeten kunnen aangeven hoeveel mensen afzien van zorg. Ik heb uw Kamer in mijn brief van 14 april jl. (Kamerstuk 29 538, nr. 212) toegelicht dat het CBS-onderzoek is gebaseerd op CAK-gegevens. De uitstroom uit de Wmo 2015 kan op basis van CAK-gegevens in beeld worden gebracht indien de reden overlijden of een verhuizing naar een instelling betreft. Overige redenen voor uitstroom zijn dat ondersteuning niet meer nodig is of niet meer betaalbaar wordt geacht of op een andere manier wordt verkregen, bijvoorbeeld in de vorm van een algemene voorziening, Zvw-zorg, private zorg of mantelzorg. De CAK-bestanden bieden echter geen mogelijkheid om uitstroom anders dan door overlijden of de overgang naar zorg met verblijf te onderzoeken. Vervolgens heb ik in mijn brief van 14 april jl. (Kamerstuk 29 538, nr. 212) aangegeven dat met behulp van het kwalitatieve onderzoek hiervan wel een indicatie kan worden gegeven. Het kwalitatieve onderzoek – in aanvulling op het onderzoek van het CBS – zal ingaan op ongewenste zorgmijding, eigen bijdragen en maatwerk op grond van de Wmo 2015. De planning van het kwalitatieve onderzoek sluit aan op het CBS-onderzoek. Er is derhalve geen sprake van het niet tegemoet komen aan de wens van uw Kamer. Er is aanvullend onderzoek uitgezet naar ongewenste zorgmijding en eigen bijdragen.
Wat was de exacte onderzoeksopdracht aan het CBS en is de wens van de Kamer om inzicht te krijgen in het mijden of opzeggen van zorg vanwege de hoogte van de eigen bijdrage, daarin verwerkt? Kunt u de opdracht per ommegaande aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, heb ik uw Kamer de offerte van het CBS met daarin de opzet van het onderzoek meegestuurd met mijn brief van 7 september 2015 (Kamerstuk 34 104, nr. 71). Ik zal u met de beantwoording van deze vragen de offerte nogmaals doen toekomen. In het antwoord op vraag 2 staat ook aangegeven dat ongewenste zorgmijding geen onderdeel van het CBS-onderzoek is omdat dat ook niet mogelijk is door het ontbreken van data hierover.
Kunt u zich uw volgende opmerking herinneren: «het feit dat mensen de eigen bijdrage niet kunnen betalen, mag geen belemmering zijn om die zorg te krijgen»?2 Vindt u het in dat licht bezien acceptabel dat het onderzoek vertraging oploopt?
Dat kan ik mij herinneren en daarom heb ik uw Kamer in hetzelfde debat toegezegd om aanvullend kwalitatief onderzoek te laten uitvoeren, naast het kwantitatieve CBS-onderzoek.
Hoe gaat u voorkomen dat in november zal blijken dat de vertraagde onderzoekresultaten niet tot concrete maatregelen zullen leiden om het mijden van zorg vanwege de eigen bijdragen tegen te gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan niet op de resultaten vooruit lopen en wacht eerst de onderzoeksresultaten af.
Kunt u reageren op de volgende stelling: «de onderzoeksopdracht is bewust vaag geformuleerd zodat het resultaat ervan uitsluitend zal leiden tot nog meer onderzoek in plaats van een daadwerkelijke aanpassing van het beleid»?
Zoals eerder aangegeven en waarnaar verwezen wordt in het antwoord op vraag 2, is ongewenste zorgmijding geen onderdeel van het CBS-onderzoek en is dat ook niet mogelijk door het ontbreken van data hierover. Om die reden is aanvullend kwalitatief onderzoek uitgezet.
Bent u, gelet op de vertraging van het onderzoek en de onzekerheid over de bruikbaarheid van de uitkomsten ervan, bereid alsnog alle eigen bijdragen voor de Wmo op te schorten? Zo nee, hoe rijmt u dit met uw uitspraak dat die geen belemmering mogen zijn om zorg te krijgen?
Ik wil niet de op onderzoeksresultaten vooruitlopen. Zie voorts de antwoorden op voorgaande vragen.
Het bericht dat de Sionsberg in Dokkum wankelt door ruzie met zorgverzekeraar De Friesland-Achmea |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het voortbestaan van ziekenhuis De Sionsberg in Dokkum opnieuw in gevaar is doordat zorgverzekeraar De Friesland-Achmea het contract met de instelling heeft opgezegd?1
Ik betreur het dat de huidige situatie is ontstaan. De onrust is vervelend voor de mensen in Dokkum en omgeving. Ik heb contact met diverse partijen, waaronder De Friesland en (de verschillende eigenaren van) De Sionsberg 2.0. Zij hebben mij geïnformeerd over de stand van zaken. Ik heb de partijen gewezen op het belang van goede zorg, op de zorgplicht van de verzekeraar en op het belang van samenwerking voor de burgers van Dokkum en omgeving. De komende tijd zal ik de ontwikkelingen in de regio op de voet volgen.
Wat vindt u ervan dat door toedoen van De Friesland-Achmea het voortbestaan van De Sionsberg wordt bedreigd, terwijl de wachtlijsten voor de ziekenhuizen in de omgeving van Dokkum nu al zijn toegenomen en bovendien in bepaalde gevallen de Treeknorm wordt overschreden?2
De situatie die nu is ontstaan, is volgens mij niet aan één partij of één persoon toe te schrijven. Ik wil mij ook niet uitlaten over de vraag door wiens toedoen wat gebeurt. Wat ik wil is dat de zorg in de regio goed geregeld wordt en dat er snel duidelijkheid komt voor de inwoners van Dokkum en omgeving.
Zoals ik u al eerder meldde zijn er voor een aantal behandelingen in ziekenhuizen in de omgeving van De Sionsberg wachttijden die boven de Treeknorm liggen (Kamerstuk 31 016, nr. 92). Volgens de informatie die ik van De Friesland heb gekregen, worden inderdaad de Treeknormen nog steeds voor een aantal specialismen overschreden in de ziekenhuizen in Friesland. Ik kan echter geen uitsluitsel geven of dit komt door de situatie in Dokkum of niet. Wel heb ik van de NZa vernomen dat er ten aanzien van de zorgplicht in de afgelopen tijd geen risico aanwezig is. De NZa is bovendien een onderzoek gestart om te kijken of sprake is van een knelpunt met betrekking tot de tijdige levering van zorg in de regio.
Vindt u het geen democratisch tekort dat de gemeenschap van Dokkum al meerdere keren heeft aangegeven dat zij hun ziekenhuis willen behouden, maar dat de zorgverzekeraar De Friesland-Achmea daar volkomen lak aan heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zijn vele gesprekken geweest over de ontwikkeling van de zorg in Dokkum. Daar zijn alle partijen bij betrokken en er zijn goede afspraken gemaakt. De ontwikkelingen die nu gaande zijn leveren veel onrust op. Dat had ik liever anders gezien. Ik heb begrepen dat De Friesland inmiddels weer in gesprek is met de verschillende partijen met als doel een passend zorgaanbod voor de inwoners uit de regio te organiseren.
Is het waar dat zorgverzekeraar De Friesland-Achmea de voor vijf jaar gemaakte afspraken nu alweer open wil breken? Zo ja, is er in dat geval sprake van contractbreuk? Kan De Sionsberg hen op juridische gronden aan de gemaakte afspraken houden?
Het klopt dat het contract op 29 juli is opgezegd door De Friesland. Of er sprake is van contractbreuk, is niet aan mij om te beoordelen. De contractspartijen moeten dat in eerste instantie onderling bepalen. Zij zijn inmiddels weer met elkaar in gesprek.
Is het waar dat zorgverzekeraar De Friesland-Achmea aanstuurt op versobering van De Sionsberg? Hoe ziet u dit in relatie tot de toenemende wachtlijsten? Bent u bereid hier De Friesland-Achmea op aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Ik heb begrepen dat de feitelijke invulling van het contract niet door alle partijen op dezelfde wijze wordt gezien.
Zoals gezegd is de NZa een onderzoek gestart om te kijken of er knelpunten zijn in tijdige levering van de zorg. Zij zien momenteel geen risico’s. Ook de IGZ heeft op dit moment geen signalen. Om er voor te zorgen dat de situatie niet verslechtert, heb ik de IGZ en NZa gevraagd om gezamenlijk te kijken naar de kwaliteit van zorg en het nakomen van de zorgplicht. Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Kunt u zich nog uw volgende uitspraak herinneren: «Het is van groot belang dat de kwaliteit van de zorgvoorzieningen in krimpregio’s hoog gehouden wordt om ook de leefbaarheid te behouden»?3 Hoe gaat u ervoor zorgen dat de voorzieningen op peil blijven?
Mijn aandacht gaat continu uit naar de zorg in krimpregio’s. Hierover heb ik uitgebreid met u gesproken en begin dit jaar heb ik u nog een brief gestuurd over de curatieve zorg in krimpregio’s (Kamerstuk 29 247, nr. 216).
Kunt u zich nog uw volgende uitspraak herinneren: «Verzekeraars moeten ervoor zorgen dat hun verzekerden binnen de Treeknormen geholpen worden. Dat is onderdeel van hun zorgplicht en daar houd ik ze aan»?4 Hoe gaat u hen hier aan houden?
Ja, dat heb ik aangegeven in mijn brief van 8 maart met betrekking tot de evaluatie van de faillissementen van Ruwaard van Putten en De Sionsberg. En daarbij heb ik ook aangegeven dat waar geconstateerd wordt dat wachttijden structureel boven de Treeknorm zitten, de NZa het gesprek aan zal gaan met de betreffende zorgverzekeraar(s) en hen aanspreken op deze zorgplicht. De NZa is een onderzoek gestart om te kijken of sprake is van een knelpunt met betrekking tot de tijdige levering van zorg in de regio.
Welke concrete maatregelen neemt u of neemt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om af te dwingen dat zorgverzekeraar De Friesland-Achmea zijn zorgplicht nakomt?
Ik heb contact gelegd met de diverse partijen en hen aangespoord om snel tot een oplossing te komen.
Verder heb ik NZa en IGZ gevraagd te kijken naar nakoming van de zorgplicht en de kwaliteit van de zorg (zie mijn antwoord op vraag 5).
Kunt u zich nog uw volgende uitspraak herinneren: «Het is aan de zorgverzekeraar om ervoor te zorgen dat de patiënten goede zorg binnen redelijke afstand en binnen redelijke tijd in de regio kunnen krijgen»?5 Hoe gaat u ervoor zorgen dat De Friesland-Achmea zijn zorgplicht nakomt?
Ik verwijs hier naar mijn antwoorden op de vragen 7 en 8.
Kunt u zich nog uw volgende uitspraak herinneren: «Die normen moeten ook goed worden ingevuld door verzekeraars in overleg met stakeholders in regio’s waar dat aan de orde is»?6 Welke normen heeft De Friesland-Achmea met welke stakeholders afgesproken voor «redelijke afstand» en «redelijke tijd»?
Met deze uitspraak heb ik niet bedoeld dat zorgverzekeraars concrete normen moeten afspreken met de verschillende stakeholders voor alle verschillende vormen van zorg, maar dat zij ervoor moeten zorgen dat alle zorg binnen een daarbij passende afstand en tijd beschikbaar is voor patiënten.
De bestaande normen voor spoedzorg zijn volgens de Friesland gegarandeerd en worden gehaald. Dit komt mede door de opening van een extra ambulancepost vanuit de gemeente Metslawier.
Bent u bereid het voortbestaan van De Sionsberg en daarmee goede en bereikbare ziekenhuiszorg in Dokkum te garanderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Goede en bereikbare zorg moet in Dokkum gegarandeerd zijn. Dat is een plicht van zorgverzekeraars en daarop ziet de NZa toe.
Het bericht dat Zorgverzekeraars claimen 50 miljoen bij aanbieders wijkverpleging en het bericht van Zorgverzekeraars Nederland dat zorgverzekeraars verbaasd zijn over Reactie Actiz wijkverpleging |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Mona Keijzer (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «zorgverzekeraars claimen 50 miljoen bij aanbieders wijkverpleging»?1
Ja.
Klopt het dat de overschrijding van de omzetplafonds wel rechtmatig verleende zorg is? Zo nee, waarom niet?
De opbrengstverrekening is onderdeel van de gemaakte contractafspraken tussen zorgaanbieders en verzekeraars. De afspraak tussen deze partijen is dat overproductie niet bij voorbaat wordt vergoed om de stimulans voor doelmatigheid te behouden. Zorgaanbieders maken afspraken met zorgverzekeraars via contracten en ik begrijp dat onderdeel van de afspraken is dat als blijkt dat er meer zorg geleverd zal gaan worden dan afgesproken in het contract, instellingen hierover in contact moeten treden met de zorgverzekeraar. Als dit niet gebeurt en zonder toestemming van de zorgverzekeraar meer zorg wordt gedeclareerd dan afgesproken dan kan de zorgverzekeraar declaraties die de afspraken overschrijden terugvorderen. Dit betreft een onderdeel van een contractuele overeenkomst tussen een individuele zorgaanbieder en een individuele zorgverzekeraar waarin ik geen partij ben. Het voorgaande doet overigens niet af aan de zorgplicht voor de zorgverzekeraar zoals deze in de Zorgverzekeringswet is vastgelegd. Deze is los van welke afspraken dan ook onverkort van toepassing op de wijkverpleging.
Hoe verhoudt de zorgplicht van de zorgverzekeraar zich tot het hanteren van omzetplafonds voor zorgaanbieders?
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht voor hun verzekerden. Dit betekent dat verzekeraars verantwoordelijk zijn om hun verzekerden te voorzien van kwalitatief goede zorg die binnen bereik is en tijdig wordt geleverd. Het inkopen van voldoende zorg is daarmee onderdeel van de zorgplicht. Verzekeraars en aanbieders kunnen bij contractonderhandelingen een omzetplafond afspreken. Het bereiken van een omzetplafond bij een bepaalde aanbieder doet niet af aan de zorgplicht van de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar zal zich ervan moeten vergewissen of er voldoende, goed bereikbaar zorgaanbod voor zijn verzekerden beschikbaar is. Ingeval een aanbieder het omzetplafond heeft bereikt zou dit bijvoorbeeld kunnen door de verzekerde naar een andere zorgaanbieder te bemiddelen of door aanvullende afspraken te maken met de betreffende zorgaanbieder.
Hoeveel zorgaanbieders hebben een aanvullend contract gekregen en voor welk bedrag?
Verschillende aanbieders hebben in 2015 een aanvullend contract gekregen. In totaal gaat het om een bedrag van ongeveer € 100 miljoen. In de monitor contracteerproces 2016 wijkverpleging van de NZa is beschreven dat van de zeven verzekeraars die representant waren in 2015 er zes gedurende dat jaar extra zorg hebben ingekocht. Gemiddeld hebben de representerende verzekeraars bij 57 instellingen extra zorg ingekocht, variërend van 0 – 115 instellingen. Deze monitor stuur ik separaat naar de Tweede Kamer.
Hoeveel zorgaanbieders hebben geen aanvullend contract gekregen? Wat waren de redenen hiervoor?
Zorgverzekeraars geven aan dat gemiddeld 47,5% van de gecontracteerde aanbieders in 2015 heeft verzocht om nieuwe onderhandelingen/aanpassingen van het contract. In 67% van de gevallen hebben verzekeraars het verzoek tot wijziging van het contract gedurende het jaar 2015 gehonoreerd. Zorgverzekeraars bepalen bij welke aanbieders zij bijcontracteren. Daarbij zullen uitgangspunten als kwaliteit, kosteneffectiviteit en doelmatigheid een rol spelen.
Hoe verhoudt de zorgplicht van de zorgverzekeraar zich tot de praktijk dat zorgaanbieders bereid moesten zijn om mee te investeren in het tegengaan van eventuele wachtlijsten in 2015? Wat houdt dit «mee investeren» in?
Mee investeren houdt in dat zorgaanbieders niet de volledige overschrijding vergoed hebben gekregen in hun aanvullende afspraken. Wanneer er overproductie wordt geconstateerd hanteren verzekeraars individuele regelingen. Een voorbeeld van een individuele regeling is een eigen risico van 5% voor de aanbieder op de overschrijding. Mede met de aanvullende afspraken wordt de zorgplicht ingevuld.
Is het rechtmatig dat zorgverzekeraars in hun aanvullende contracten opnemen dat zorgaanbieders een deel van de extra zorgvraag zelf moeten bekostigen c.q. mee investeren als zorgverzekeraars een zorgplicht hebben?2
Ja, verzekeraar en aanbieder kunnen dit met elkaar afspreken en vastleggen in contractafspraken.
Op het moment dat wijkverpleegkundigen zorg indiceren ontstaat er dan op basis van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) ook de plicht om zorg te verlenen? Zo ja, hoe verhoudt zich deze plicht tot een eventueel omzetplafond en het niet vergoeden van de verleende zorg?
In artikel 446 van de Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) staat dat een hulpverlener – zo ook een verpleegkundige – na afsluiten van een behandelovereenkomst verplicht is de afgesproken handelingen te verrichten volgens de professionele standaard. De hulpverlener kan na het afsluiten van de overeenkomst deze niet opzeggen, tenzij hiervoor gewichtige redenen zijn (artikel 460, WGBO). Na afsluiten van de behandelovereenkomst is er dus wel degelijk sprake van een plicht tot het verlenen van zorg.
Indien een zorgaanbieder over het budgetplafond dreigt heen te gaan dient deze in gesprek te gaan met de zorgverzekeraar alvorens nieuwe behandelovereenkomsten te sluiten. Alleen op die manier weet die zeker dat het behandelen van nieuwe patiënten niet zal leiden tot mogelijke budgettaire problemen achteraf.
Kunt u aangeven hoeveel uren verpleging er in 2014 en 2015 zijn afgenomen?
In 2015 zijn circa 62 miljoen uren verpleging en verzorging gedeclareerd. Dit aantal is inclusief uren die zijn geleverd aan budgethouders. Dit cijfer is gebaseerd op de meest recente declaratiegegevens van Vektis die niet zijn uitgesplitst naar verpleging en verzorging.
Vanwege de overheveling naar de Zorgverzekeringswet zijn de cijfers over 2015 niet meer één op één te vergelijken met de beschikbare cijfers over 2014. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat gegevens over de Zvw gebaseerd zijn op Vektis-data terwijl AWBZ-gegevens tot en met 2014 via de NZa beschikbaar kwamen. Daarnaast is een deel van de persoonlijke verzorging onder verantwoordelijkheid van het gemeentelijke domein gekomen. Op basis van de gegevens uit 2014 (van de AWBZ) van de NZa is het aantal uren verpleging en verzorging in naturazorg circa 53 miljoen. Voor PGB houders beschikken we over 2014 niet over gegevens over het aantal gebruikte uren.
Kunt u aangeven hoeveel uren verzorging er in 2014 en 2015 zijn afgenomen?
Zie antwoord vraag 9.
Hoeveel verzekerden hebben in 2014 gebruikt gemaakt van de verschillende onderdelen persoonlijke verzorging en verpleging, en hoeveel verzekerden hebben in 2015 gebruik gemaakt van wijkverpleging?
De meest recente Vektis gegevens tonen aan dat in 2015 circa 512.000 unieke cliënten gebruik hebben gemaakt van wijkverpleging. We beschikken niet over een vergelijkbaar cijfer voor het aantal cliënten in 2014. Wel geeft de monitor langdurige zorg, op basis van gegevens van het Centum indicatiestelling zorg (CIZ), inzicht in het aantal personen met een indicatie voor persoonlijke verzorging en verpleging. Dat waren er respectievelijk circa 428.000 voor persoonlijke verzorging en circa 227.000 voor verpleging. Hierbij geldt dat een persoon een indicatie kan hebben voor meerdere functies.
Wat gebeurt er als er in de regio meerdere zorgaanbieders aan of bijna aan het omzetplafond zitten? Wat betekent dit voor de patiënt?
Het inkopen van voldoende zorg is onderdeel van de zorgplicht.
Het bereiken van het budgetplafond bij meerdere zorgaanbieders in een regio kan er op wijzen dat er te weinig zorg is ingekocht, maar het kan ook zo zijn dat er toch nog voldoende zorg is ingekocht bij andere zorgaanbieders. Indien mocht blijken dat in een bepaalde regio onvoldoende zorg is ingekocht dan zullen verzekeraars aanvullende afspraken maken met zorgaanbieders. Wanneer er sprake is van het bereiken van omzetplafonds bij een deel van de aanbieders, maar er nog voldoende ruimte is bij andere aanbieders in de regio kunnen verzekeraars er ook voor kiezen verzekerden naar een andere zorgaanbieder te bemiddelen. Wanneer een verzekerde een behandeling bij een zorgaanbieder is gestart, heeft hij altijd het recht op het voortzetten van de behandeling bij die zorgaanbieder, ook wanneer een eventueel omzetplafond is bereikt.
Kunt u aangeven in hoeverre omzetplafonds voor 2016 al in zicht komen en hoe zorgverzekeraars en zorgaanbieders daar in 2016 over spreken?
In een enquête van BTN3 geeft bijna 20 procent van de respondenten aan het budgetplafond voor het gehele jaar te hebben bereikt. Daarnaast geeft ook een derde van de respondenten aan de verwachting te hebben dat op korte termijn het omzetplafond in zicht komt. Wanneer overschrijding van de budgetten dreigt zullen aanbieders hierover in gesprek gaan met de verzekeraar om te kijken naar een oplossing vanuit het belang van de cliënt. Uitkomst hiervan kan zijn dat er aanvullende afspraken worden gemaakt of dat er vanuit de verzekeraar zorgbemiddeling voor nieuwe cliënten plaatsvindt naar andere aanbieders.
Tot wie/welke instantie kunnen zorgaanbieders zich wenden, indien zij een geschil met de zorgverzekeraar krijgen over het afsluiten van een aanvullend contract na het bereiken van het omzetplafond?
In mijn brief van 2 juni jl. heb ik u geïnformeerd over de start van de zogeheten «Onafhankelijke Geschilleninstantie Zorgcontractering». Als partijen er onderling niet uitkomen kan geschilbeslechting een eventuele impasse in het contracteerproces of naleving van het contract doorbreken. Geschilbeslechting kan een snel, laagdrempelig en effectief alternatief bieden voor een procedure bij de civiele rechter, met aandacht voor herstel van de onderlinge relatie. Uiteraard is het aan de eisende partij welke route de voorkeur heeft.
Het bericht dat zorgverzekeraars verbaasd zijn over de reactie van Actiz over de wijkverpleging |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zorgverzekeraars verbaasd over reactie Actiz wijkverpleging»?1
Ja.
Bent u met ons geschokt, dat er in deze reactie van Zorgverzekeraars Nederland alleen de termen: contractafspraken, zorgcontracten, productieafspraken, bovengrenzen, terugvordering en onderuitputting voorkomen?
Ik heb kennis genomen van de reactie van Zorgverzekeraars Nederland. Ik stel vast dat ZN reageert op uitvoering van eerder gemaakte afspraken tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders.
Mist u met ons het belang van de ouderen, het belang van de gehandicapten, het belang van de zieken en het belang van de stervenden, waarvoor deze zorg bedoeld is?
Ik ben het met u eens dat het belang van de patiënten voorop moet staan. Als partijen discussie met elkaar hebben over de uitvoering van contractafspraken moet daardoor geen onnodige onrust bij patiënten worden veroorzaakt.
Bent u nog steeds van mening, dat het onderbrengen van de thuiszorg (verpleging en verzorging) bij de zorgverzekeraars in het beste belang van de ouderen, gehandicapten, zieken en stervenden is? Zo ja, graag een uitgebreide toelichting.
Ik sta nog steeds achter de overheveling van de wijkverpleging naar de Zvw. Door de overheveling ligt het accent op zelfredzaamheid, ontzorgen, kwaliteit van leven en gepast zorggebruik. Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk geworden voor het gehele geneeskundige domein, van extramurale verpleging en verzorging thuis, noodzakelijk in verband met geneeskundige zorg of een hoog risico daarop, tot en met opname in het ziekenhuis. Ze hebben de regie over de hele zorgketen. De wijkverpleging is in 2015 overgeheveld waarbij de verzekeraars in representatie inkochten. Dit jaar kopen verzekeraars voor het eerst zorg individueel in. Beide partijen kunnen werken aan het verbeteren van het contracteerproces. Daarnaast kunnen partijen sinds kort gebruik maken van de «Onafhankelijke Geschilleninstantie Zorgcontractering». Als partijen er onderling niet uitkomen kan geschilbeslechting een eventuele impasse in het contracteerproces of naleving van het contract doorbreken. Geschilbeslechting kan een snel, laagdrempelig en effectief alternatief bieden voor een procedure bij de civiele rechter, met aandacht voor herstel van de onderlinge relatie. Uiteraard is het aan de eisende partij welke route de voorkeur heeft.
Bent u nog steeds van mening dat de megabezuiniging dit jaar van 600 miljoen euro op het budget voor verpleging en verzorging moet kunnen? Is dit wat u ervan verwacht had? Zo ja, graag een toelichting.
Het is aan verzekeraars en aanbieders om afspraken te maken over de tarieven en volumes, hierbij rekening houdend met het beschikbare kader. Verzekeraars zijn tegelijkertijd gehouden invulling te geven aan hun zorgplicht voor hun verzekerden. De taakstelling voor de wijkverpleging was voor alle partijen een uitdaging. Wijkverpleegkundigen, aanbieders en verzekeraars hebben zich ingespannen om binnen het kader te blijven en kwaliteit, tijdigheid en bereikbaarheid van de zorg te borgen. De overschrijding ten opzichte van het beschikbare kader 2015 voor wijkverpleging bedraagt op basis van in maart ontvangen cijfers 37,7 miljoen euro. Gezien de forse taakstelling en de signalen in 2015 van een te verwachte forse overschrijding vind ik dit een geringe overschrijding. Dit is een enorme prestatie die wijkverpleegkundigen, zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben geleverd. Er zijn nog geen tekenen van een overschrijding voor 2016. Er is inderdaad sprake van een doorlopende taakstelling, maar daarmee is de opgave in 2016 echter niet hoger dan in 2015 omdat er tevens ten opzichte van 2015 extra middelen aan het kader zijn toegevoegd in 2016. Deze ontwikkelingen tezamen zorgen ervoor dat er dit jaar € 180 miljoen meer beschikbaar is in het kader ten opzichte van 2015. Dit bedrag wordt veroorzaakt door demografische groei, extramuralisering waardoor er meer cliënten instromen en de intensivering voor wijkverpleging uit het Regeerakkoord die voor 2016 € 120 miljoen bedraagt.
Vorig jaar gokte u erop dat de zorgaanbieders hun tekorten door de bezuiniging van 400 miljoen euro konden aanvullen vanuit hun reserves, gaat u echt door met gokken met de zorg voor ouderen, gehandicapten, zieken en stervenden?
Zie mijn antwoord op vraag 15 van het lid Agema (PVV) over de brandbrief van Actiz over de wijkverpleging (2016Z15106).
Het bericht dat de budgetten van wijkverpleging nu al uitgeput zijn |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Budgetten wijkverpleging nu al uitgeput»?1
Laat ik voorop stellen dat ik het betreur dat discussies tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars met name voor onrust bij patiënten zorgt. Deze discussies moeten onderling plaatsvinden en niet via de media worden gevoerd. Dit jaar is het eerste jaar dat zorgverzekeraars individueel inkopen. Dat dit proces nog niet overal probleemloos verloopt vind ik niet verrassend. Wel wil ik zorgaanbieders vragen hun problemen bij de betreffende zorgverzekeraar aan te kaarten. Daarnaast kunnen partijen sinds kort gebruik maken van de «Onafhankelijke Geschilleninstantie Zorgcontractering». Als partijen er onderling niet uitkomen kan geschilbeslechting een eventuele impasse in het contracteerproces of naleving van het contract doorbreken. Geschilbeslechting kan een snel, laagdrempelig en effectief alternatief bieden voor een procedure bij de civiele rechter, met aandacht voor herstel van de onderlinge relatie. Uiteraard is het aan de eisende partij welke route de voorkeur heeft.
Hoe reageert u op de uitspraak van M. Oosterkamp (teammanager BTN) «Zo erg als er dit jaar op wijkverpleegkunde wordt geknepen, heb ik nog nooit meegemaakt. Vooral bij Zilveren Kruis Achmea is het heel erg»?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe reageert u op de uitspraak van M. Oosterkamp (teammanager BTN) «Het lijkt erop dat verzekeraars willens en wetens het aantal aanbieders van wijkverpleegkundige zorg willen inperken door zeer beperkt in te kopen. Vooral kleine aanbieders van dure zorg, zoals palliatieve zorg, zijn hiervan de dupe. Financieel gezien zijn verzekeraars dit soort patiënten liever kwijt dan rijk, zorgplicht of niet»? Klopt deze uitspraak dat kleinere aanbieders van wijkverpleging moeilijker worden gecontracteerd? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht voor hun verzekerden; zij dienen voor hun verzekerden voldoende zorg in te kopen die binnen bereik is en tijdig wordt geleverd. Zorgverzekeraars kunnen het zich dus niet permitteren om bepaalde vormen van zorg niet in te kopen omdat zij dan voor een bepaalde groep verzekerden niet aan hun zorgplicht kunnen voldoen. De kwetsbare groepen in de wijkverpleging, waaronder de zorg voor palliatief terminale patiënten, heeft al geruime tijd mijn aandacht en komen ook in de gesprekken die ik met zorgaanbieders en zorgverzekeraars voer herhaaldelijk aan de orde.
Ik heb ook al met zorgverzekeraars en zorgaanbieders afgesproken om vanaf september regionaal periodieke overleggen te beleggen tussen zorginkopers en zorgaanbieders. Deze overleggen hebben als doel om de stand van zaken rond de wijkverpleging in de regio te peilen. Hierbij moet aandacht zijn voor de problemen die er zijn, maar vooral voor hoe we dingen oplossen. De goede voorbeelden zullen hierbij als uitgangspunt worden gehanteerd. Ook de wijkverpleegkundigen zullen hieraan deelnemen, zodat vanuit de praktijk gewerkt wordt aan oplossingen voor de patiënten die zorg nodig hebben.
Overigens krijgen bij een groot deel van de zorgverzekeraars de gecontracteerde aanbieders in 2015, ook voor 2016 een contract aangeboden. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat verzekeraars patiënten met dure zorg liever kwijt dan rijk zijn. Immers via het risicovereveningssysteem ontvangen verzekeraars meer geld vanuit het Zorgverzekeringsfonds voor duurdere patiënten. Verzekeraars worden onder andere door het kenmerk «gebruik wijkverpleging in voorgaand jaar» gecompenseerd voor duurdere patiënten. Uit de monitor contracteerproces 2016 wijkverpleging van de NZa blijkt dat van de responderende aanbieders met een contract, ruim driekwart belangstelling heeft getoond voor een contract voor palliatieve terminale zorg. Bijna al deze aanbieders hebben ook een contract afgesloten met een verzekeraar. Vaak maken de afspraken voor palliatieve terminale zorg onderdeel uit van de totale productieafspraken voor wijkverpleging.
Wat is volgens u de oorzaak van het feit dat bij veel aanbieders van wijkverpleging de budgetten nu al uitgeput zijn?
Ik heb daar geen inzicht in. Zorgverzekeraars zullen in het kader van de zorgplicht voor hun verzekerden voor voldoende aanbod moeten zorgen. Als blijkt dat de budgetten van aanbieders zijn uitgeput zullen zorgverzekeraars aanvullende afspraken maken met meerdere aanbieders zodat hun verzekerden toegang houden tot de wijkverpleging in de buurt. In 2015 hebben zorgverzekeraars voor ca. € 100 miljoen bijgecontracteerd.
Welke maatregelen gaat u per direct inzetten om er voor te zorgen dat er weer voldoende budget is zodat deze tekorten niet ten koste gaan van wijkverpleegkundigen en patiënten?
Ik vind het belangrijk dat het landelijk budget voor de wijkverpleging toereikend is. Daarom is in 2016 ook € 180 miljoen meer beschikbaar voor de wijkverpleging ten opzichte van 2015. Op dit moment zijn er geen indicaties dat het budget niet voldoende is.
Kunt u per zorgverzekeraar een overzicht geven van de tekorten aangaande de budgetten op wijkverpleging? Kunt u dit overzicht voorzien van uw duiding?
Er zijn geen indicaties dat de totale budgetten voor de wijkverpleging niet toereikend zijn. Wel kunnen bij individuele zorgaanbieders budgetplafonds bereikt worden. Deze zorgaanbieders kunnen hierover het gesprek aangaan met de zorgverzekeraar om te verkennen of er aanvullende afspraken gemaakt kunnen worden.
In welke regio’s zijn de tekorten van de budgetten het grootste en welke oorzaken heeft dit volgens u?
Er zijn geen indicaties dat de budgetten voor de wijkverpleging niet toereikend zijn. Ik heb geen inzicht in welke zorgaanbieders hun budgetplafond hebben bereikt.
Wat zijn per direct de gevolgen voor de wijkverpleegkundigen en de patiënten als er niet meer budget aan de huidige budgetten wordt toegevoegd?
Zoals ik al heb aangegeven is er in 2016 € 180 miljoen meer beschikbaar voor de wijkverpleging ten opzichte van 2015. Er zijn geen indicaties dat de budgetten voor de wijkverpleging niet toereikend zijn.
Hoeveel patiëntenstops zijn er inmiddels afgekondigd en wat betekent dit voor de zorg die patiënten nodig hebben? Zijn er aanwijzingen dat patiënten minder wijkverpleging krijgen dan voor de bezuinigingen terwijl hun aandoening of leefomstandigheden niet veranderd zijn?
Ik heb geen zicht op het aantal cliëntenstops. De zorgverzekeraar moet voor voldoende toegang tot zorg bij de patiënt in de buurt zorgen.
Omdat de wijkverpleegkundige sinds 2015 zelf indiceert en daarbij ook rekening houdt met de zelfredzaamheid, de omgeving en de mantelzorg van de cliënt is het mogelijk dat het aantal uren zorg minder is, als dat in het individuele geval mogelijk is.
Is er met betrekking tot de patiëntenstops een verband te zien met de beperkte inkoop van zorgverzekeraars? Komen bepaalde zorgverzekeraars relatief vaak voor in de lijst?
Ik heb geen overzicht van het aantal patiëntenstops.
In de beantwoording van eerder gestelde Kamervragen gaf u aan dat zorgverzekeraars te allen tijde een zorgplicht hebben en dat zij voldoende zorg in moeten kopen, hoe kunt u dan toestaan dat de zorgverzekeraars zich niet aan deze plicht houden?2
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht voor hun verzekerden. Dit betekent dat verzekeraars verantwoordelijk zijn om voor hun verzekerden voldoende zorg in te kopen die kwalitatief goed is,binnen bereik is, en tijdig wordt geleverd. Het inkopen van voldoende zorg is daarmee onderdeel van de zorgplicht. Dat is overigens niet hetzelfde als evenveel zorg inkopen bij alle aanbieders. De NZa houdt toezicht op de zorgplicht van zorgverzekeraars. Er zijn geen signalen dat zorgverzekeraars hun zorgplicht niet nakomen.
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraars in plaats van extra zorg te contracteren om de tekorten aan te vullen de aanbieders van wijkverpleging straffen door geld terug te vorderen?3
De opbrengstverrekening heeft betrekking op de declaraties boven het omzetplafond voor 2015. Dat gaat dus over het toepassen van contractvoorwaarden.
In hoeverre komen de aanbieders overeen als het gaat om de organisaties die vorig jaar teveel zorg hebben verleend en de organisaties die op dit moment te maken hebben met uitputting van de budgetten? Kan hiervan een overzicht naar de Kamer worden gestuurd?
Ik heb geen inzicht in gegevens op het niveau van zorgaanbieders. Daarom kan ik geen uitspraak doen of de aanbieders die in 2015 te maken hebben met een opbrengstverrekening dezelfde aanbieders zijn die voor 2016 te maken hebben met uitputting van de budgetten.
Hoeveel organisaties waarbij de budgetten al (bijna) zijn uitgeput of die geconfronteerd worden met een strafkorting van de zorgverzekeraar maken gebruik van onderaannemers voor gespecialiseerde zorg? Hoeveel van die onderaannemers komen indirect dus ook in de problemen?
Ik heb geen inzicht in gegevens op het niveau van zorgaanbieders en onderaannemers.
Welke bandbreedte aan tarieven hanteren de zorgverzekeraars? Is er druk op de CAO-afspraken bij wijkverpleegkundigen door de bezuinigingen van 600 miljoen euro per jaar?
Hieronder wordt de bandbreedte aan prijzen gepresenteerd, welke zijn opgenomen in de monitor contracteerproces 2016 van de NZa. Deze bandbreedte is gebaseerd op basis van de gegevens van een enquête onder een beperkt aantal aanbieders:
CAO-afspraken blijven gelden voor wijkverpleegkundigen. Er is geen sprake van een korting van € 600 miljoen. In 2016 is € 180 miljoen meer beschikbaar voor wijkverpleegkundige zorg.
Is de keuzevrijheid en continuïteit van zorg voor patiënten die wijkverpleging nodig hebben gegarandeerd? Zo nee, hoe gaat u dit oplossen?
De continuïteit van zorg is geborgd door de zorgplicht van de zorgverzekeraar. In principe kan iedereen kiezen voor zijn voorkeurszorgaanbieder. Op het moment dat deze zorgaanbieder echter het budgetplafond met desbetreffende zorgverzekeraar heeft bereikt kan een aanbieder er niet bij voorbaat van uitgaan dat de zorgverzekeraar deze zorg vergoed. Het garanderen van continuïteit van zorg voor bestaande cliënten is van groot belang. Daarom is ook in de Zorgverzekeringswet geregeld dat wanneer een verzekerde een behandeling bij een zorgaanbieder is gestart, hij altijd recht heeft op het voortzetten van deze behandeling bij deze zorgaanbieder en dat deze door de zorgverzekeraar vergoed dient te worden, ook wanneer een eventueel omzetplafond is bereikt. Voor wat betreft nieuwe cliënten zijn contractafspraken leidend. Er dient overleg plaats te vinden met de zorgverzekeraar over mogelijke bijcontractering. Dat proces heeft in 2015 ook plaatsgevonden. Het is dus mogelijk dat een cliënt uiteindelijk bij een andere aanbieder in de regio terecht komt. De zorgverzekeraar dient hierbij het alternatief aan te bieden.
Bent u bereid het budget voor wijkverpleegkundige zorg op te hogen en in overeenstemming te brengen met de daadwerkelijke behoefte? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen indicaties dat het landelijke kader wijkverpleging niet toereikend zou zijn. Het kader voor 2016 was aan het begin van het jaar € 180 miljoen hoger dan in 2015. Op basis van gegevens van het Zorginstituut is geconstateerd dat er in 2015 sprake was van een overschrijding van het beschikbare kader met € 37,7 miljoen. Ik heb het beschikbare budget voor wijkverpleging voor 2016 inmiddels ook met € 37,7 miljoen verhoogd. Ik zie daarom geen aanleiding om het budget voor wijkverpleging aanvullend op te hogen.
Het bericht Meander MC laat verzekerden VGZ langer wachten |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Meander Medisch Centrum verzekerden van zorgverzekeraar VGZ langer laat wachten?1
Ik betreur het dat deze burgers gedupeerd worden door een geschil tussen een ziekenhuis en een verzekeraar.
Kunt u aangeven hoe groot het probleem precies is? Hoeveel verzekerden van VGZ hebben langer op zorg moeten wachten en hoeveel zijn dit er naar verwachting over heel 2016? Hoe groot is de overschrijding die Meander MC precies verwacht, in welke typen zorg zitten deze overschrijdingen met name?
Meander MC hanteert de langere toegangstijden sinds 6 juli 2016. Tot 22 augustus 2016 zijn 500 tot 600 patiënten geconfronteerd met deze maatregel.
Meander MC heeft mij laten weten dat de cijfers tot en met de maand juni als eindejaarsverwachting een overschrijding laten zien van ongeveer 7 miljoen euro voor het zorgkostenplafond van VGZ. Dat is ruim 12% boven het afgesproken maximaal te declareren bedrag. De overschrijding is ziekenhuisbreed, dus op alle specialismen.
VGZ ziet een toename van het aantal verzoeken van verzekerden om advies en (wachtlijst-) bemiddeling nu het ziekenhuis een wachtlijst voor verzekerden van VGZ heeft ingesteld. VGZ geeft aan dat het goed lukt om te bemiddelen naar andere kwalitatief hoogstaande ziekenhuizen in de regio. Volgens VGZ is er geen sprake van dat het budget voor 2016 nu al is uitgeput maar extrapoleert Meander MC het zorggebruik tot het eind van het jaar en heeft het vooruitlopend daarop voor verzekerden van VGZ een wachtlijst ingesteld. Vanwege diverse wijzigingen in de financieringsstructuur is het volgens VGZ echter op dit moment in het jaar onmogelijk om nu al uitspraken te doen over de ontwikkeling van de kosten voor het hele jaar.
Wat vindt u ervan dat mensen die zorg nodig hebben de dupe zijn van een ruzie tussen het Meander MC ziekenhuis en zorgverzekeraar VGZ? Kan gegarandeerd worden dat iedereen die acute zorg nodig heeft die altijd krijgt?
Zowel VGZ als Meander MC hebben mij laten weten dat de gezondheid van patiënten niet in het geding komt. Alle patiënten die acute zorg nodig hebben, ongeacht welke zorgverzekering ze hebben, kunnen te allen tijde terecht in Meander Medisch Centrum. Verwijzingen van de huisarts met een spoedeisend karakter worden op de reguliere wijze (= met voorrang) verwerkt. Dit geldt ook voor VGZ-verzekerden.
Vindt u het correct handelen van zorgverzekeraar VGZ dat zij zich aan het afgesproken budgetplafond houden ondanks dat dit bij lange na niet toereikend is gebleken? Vindt u het argument dat andere ziekenhuizen anders minder geld krijgen overtuigend? Kunt u uw antwoord toelichten?
VGZ spreekt, net als de meeste andere zorgverzekeraars, met zorgaanbieders af hoeveel zorg zij in een jaar gaan leveren. Op die manier kopen zorgverzekeraars zo breed mogelijk in, terwijl ze tegelijkertijd controle houden op de uitgaven. Dit is ook in lijn met de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord tussen zorgverzekeraars, ziekenhuizen en het ministerie. VGZ heeft mij laten weten dat de afspraken die zij maken met ziekenhuizen, zijn gebaseerd op de cijfers van eerdere jaren, op de verwachte trends en op regionale ontwikkelingen. VGZ monitort voortdurend de zorgvraag en de aantallen behandelingen, en gebruikt deze actuele gegevens ook bij de gesprekken met de ziekenhuizen.
VGZ maakt in het algemeen de afspraak dat een ziekenhuis zich bij hen kan melden als gedurende het jaar blijkt dat er meer patiënten zijn dan verwacht. Er wordt dan gezamenlijk nagegaan wat de oorzaak is en als er goede reden is voor de groei, dan wordt bezien of een aanpassing van het budget nodig is, of dat het op een andere manier kan worden opgelost.
Uit de declaratiegegevens die bij VGZ tot nu toe beschikbaar zijn blijkt volgens VGZ niet dat er een grote toename zou zijn van het aantal behandelingen voor VGZ-verzekerden bij Meander.
Meander Medisch centrum geeft aan dat het beleid tot stand is gekomen in overleg- en met instemming van VGZ. Er hebben al sinds begin dit jaar meerdere gesprekken plaatsgevonden tussen Meander en VGZ. Op 1 juni zijn aanvullende afspraken gemaakt (in casu het laten oplopen van de toegangstijden) op het lopende contract. Meander Medisch Centrum is zich ervan bewust dat dit voor haar patiënten een onwenselijke situatie is. Meander Medisch Centrum heeft gedurende de afgelopen periode meerdere malen bij VGZ aangegeven bereid te zijn om in overleg te treden om te bezien of er een andere oplossing te vinden is.
Er is hier sprake van een verschil van inzicht tussen VGZ en Meander Medisch centrum. Ik betreur dat VGZ en Meander MC er niet samen uitkomen maar dit conflict op deze wijze op zijn beloop laten.
Zijn er andere Nederlandse ziekenhuizen waarbij verzekerden van een bepaalde zorgverzekeraar langer moeten wachten op hun zorg dan verzekerden van andere zorgverzekeraars? Zo ja, om welke zorgverzekeraars en ziekenhuizen gaat het hierbij en hoe groot zijn de problemen precies?
Dit is mij op dit moment niet bekend.
Wat is uw reactie op de (tijdelijke) oplossing van het ziekenhuis om dan maar het gecontracteerde budget uit te smeren over het hele jaar, een oplossing die leidt tot langere wachttijden voor VGZ verzekerden?
Ik verwacht van zorgaanbieders en zorgverzekeraars dat zij heldere afspraken maken en als gedurende het jaar een conflict dreigt, zij dat samen op patiëntvriendelijke wijze oplossen.
Wat vindt u van de reactie van VGZ, dat zij verbaasd zijn dat het ziekenhuis onderscheid gaat maken tussen patiënten van verschillende verzekeraars en dat dit niet getuigt van een klantvriendelijke opstelling? Vindt u de houding van VGZ zelf in deze situatie getuigen van een klantvriendelijke opstelling? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Is het waar dat voor patiënten van VGZ die een restitutiepolis hebben deze wachttijden niet gelden? Zo ja, is hier dan geen sprake van een onwenselijke inperking van de keuzevrijheid van verzekerden en voorrangszorg afhankelijk van de basispolis die men heeft?2 3
Meander MC heeft mij laten weten dat de oplopende toegangstijden voor nieuwe patiënten of nieuwe behandelingen van toepassing is op alle verzekerden van VGZ en de labels van VGZ. Zoals ik eerder al heb aangegeven, mag er geen onduidelijkheid zijn over wat het aanbod voor een polis inhoudt. In zijn zuivere vorm kan men bij een restitutiepolis zelf kiezen voor een aanbieder, waarvoor de verzekerden een marktconform tarief vergoed krijgen voor de behandeling. De NZa ziet hier op toe.
Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Is er inmiddels zicht op een oplossing in dit conflict tussen de zorgverzekeraar en het ziekenhuis? Zo ja, wat is de oplossing? Zo nee, bent u bereid de betrokken partijen aan te spreken om tot een spoedige oplossing te komen?
Het is aan VGZ en Meander om tot een oplossing komen. Indien nodig kan gebruik gemaakt worden van de «Onafhankelijke Geschilleninstantie Zorgcontractering». Als partijen er onderling niet uitkomen kan geschilbeslechting een eventuele impasse in de naleving van het contract doorbreken.
Het bericht dat zorgverzekeraars aanbieders van wijkverpleging straffen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zorgverzekeraars straffen aanbieders wijkverpleging»?1
Ja.
Vindt u het gepast dat de zorgverzekeraars een bedrag van 51 miljoen euro terugvorderen bij aanbieders die meer zorg hebben geboden in 2015, terwijl u eerder heeft aangegeven een «strafkorting» niet gepast te vinden omdat de aanbieders een besparing van 400 miljoen euro hebben gerealiseerd?
De inzet van het macrobeheersinstrument (MBI) is een beslissing die de Minister van VWS neemt. Bij een overschrijding wordt het MBI niet automatisch ingezet. Er wordt gekeken naar de oorzaak van de overschrijding, maar ook naar het totaalbeeld van de curatieve zorg uitgaven. De inzet van een MBI is een ultimum remedium en voor de wijkverpleging is besloten om dit voor het jaar 2015 niet in te zetten. Dit staat los van de opbrengstverrekening. Dat is een privaatrechtelijke kwestie tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder. Bij de opbrengstverrekening wordt door verzekeraars het geld teruggevorderd boven de met de verzekeraar afgesproken omzetplafonds in de contractonderhandelingen. Dit is onderdeel van een contractuele overeenkomst tussen een individuele zorgaanbieder en een individuele zorgverzekeraar en daarmee een kwestie die door contractpartijen moet worden opgelost.
Klopt het dat het totale budget voor gecontracteerde zorg niet is overschreden, maar er zelfs een bedrag van 30 miljoen euro over is?
Nee, op dit moment is in het macrobudgettaire kader geen sprake van een onderschrijding van € 30 miljoen.
Klopt het dat er een meevaller is voor de verzekeraars omdat er ook aanbieders zijn die hun omzetplafond niet hebben behaald? Zo ja, hoe groot is die meevaller?
Het klopt dat er ook aanbieders zijn die hun omzetplafond niet hebben behaald. Dit betekent niet automatisch sprake is van meevallers voor zorgverzekeraars. Immers telt ook de ongecontracteerde zorg inclusief de PGB‘s mee voor de totale uitgaven. Het totale budgettaire kader laat geen meevaller zien.
Deelt u de mening, dat de zorgverzekeraars onverantwoorde risico’s nemen door geld terug te vorderen van zorg die rechtmatig is geleverd? Zo ja, welke actie gaat u hierop ondernemen?
Een deel van de zorgaanbieders heeft meer gedeclareerd dan is afgesproken in de contractonderhandelingen. Er zijn ook zorgaanbieders die tijdig in overleg zijn getreden bij dreigende overschrijdingen en waarmee aanvullende afspraken zijn gemaakt door de zorgverzekeraar. Zorgaanbieders maken afspraken met zorgverzekeraars via contracten en ik begrijp dat onderdeel van de afspraken is dat als blijkt dat er meer zorg geleverd zal gaan worden dan afgesproken in het contract, instellingen hierover in contact moeten treden met de zorgverzekeraar. Als dit niet gebeurt en zonder toestemming van de zorgverzekeraar meer zorg wordt gedeclareerd dan afgesproken dan kan de zorgverzekeraar declaraties die de afspraken overschrijden terugvorderen. Ik ga ervan uit dat zorgverzekeraars mede in het licht van hun zorgplicht bij het handhaven van die afspraak rekening houden met de lokale situatie en de individuele omstandigheden bij de betreffende zorgaanbieder. Ik spreek hen daar ook op aan.
Welke gevolgen heeft deze actie van de zorgverzekeraars voor de continuïteit van zorg voor de tweede helft van dit jaar?
Zorgverzekeraars dienen in het kader van de zorgplicht er op toe te zien dat voldoende aanbod van zorg is gegarandeerd. Opbrengstverrekening verandert niets aan dit principe.
Hoeveel aanbieders zullen worden geconfronteerd met een strafkorting?
Omdat de wijkverpleging in 2015 in representatie werd ingekocht, hebben de representerende zorgverzekeraars 314 aanbieders geïnformeerd dat ze het afgesproken budgetplafond hebben overschreden. Hierbij is het bedrag vermeld waar het volgens verzekeraars over gaat. In overeenstemming met de aanbieder wordt dit bedrag definitief vastgesteld.
Het betekent niet automatisch dat bij 314 aanbieders daadwerkelijk wordt verrekend en of het dan om het volledige bedrag gaat of niet. Het is aan de individuele verzekeraar om te beslissen of er verrekend wordt.
Hoeveel cliënten hebben deze aanbieders?
Ik heb geen informatie over het aantal cliënten per aanbieder.
Bij hoeveel van deze organisaties dreigt een cliëntenstop?
De opbrengstverrekening heeft betrekking op de budgetafspraken in 2015 en leidt niet tot een cliëntenstop op dit moment. Ik heb verder geen overzicht van dreigende cliëntenstops.
Bij hoeveel van deze organisaties gaat het om cliëntenstops in de palliatief terminale thuiszorg?
Zie antwoord vraag 9.
Bij hoeveel van deze organisaties dreigt een wachtlijst te ontstaan?
Zie antwoord vraag 9.
Bij hoeveel van deze organisaties dreigen ontslagen te vallen?
Het is mij niet bekend dat er ontslagen vallen of een faillissement dreigt naar aanleiding van de opbrengstverrekening.
Bij hoeveel van deze organisaties dreigt faillissement en dus discontinuïteit van zorg te ontstaan?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u nog steeds van mening dat de megabezuiniging dit jaar van 600 miljoen euro op het budget voor verpleging en verzorging niet van invloed is op de genoemde problematiek? Zo ja, wilt u dit uitgebreid toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 8 van het lid Agema (PVV) over het bericht dat de continuïteit van zorg in gedrang komt door krappe budgetten wijkverpleging (2016Z14566).
Denkt u dit jaar weer te kunnen gokken, nadat u vorig jaar erop gokte dat de zorgaanbieders hun tekorten door de bezuiniging van 400 miljoen euro konden aanvullen vanuit hun reserves? Zo ja, wilt u dit toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 15 van het lid Agema (PVV) over de brandbrief van Actiz over de wijkverpleging (2016Z15106).
Het bericht dat behandelaars in de ggz volgens onderzoek “heel flexibel” om zouden gaan met declaratieregels |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat behandelaars in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) volgens onderzoek «heel flexibel» om zouden gaan met declaratieregels?1
Op 3 mei 2016 heb ik het onderzoek van de NZa dat door TNS is uitgevoerd naar de Kamer gestuurd.2 De NZa heeft dit onderzoek laten uitvoeren in het kader van haar toezicht op correct declareren in de curatieve ggz. Uit het onderzoek blijkt dat behandelaars correct declareren belangrijk vinden en fraude afkeuren. Toch gaan behandelaars volgens dit onderzoek heel flexibel om met de declaratieregels en vinden zij veel situaties die de NZa afkeurt acceptabel. Er is in dit onderzoek geen sprake van verdachtmaking van de sector. Het onderzoek gaat in op de achterliggende motieven, meningen en behoeften rondom de (naleving van) declaratieregels. Inzicht hierin helpt de NZa om behandelaars in staat te stellen de regels over het declareren beter na te leven. Dat draagt bij aan de betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg.
Wat is uw reactie op de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek van TNS naar declaratieregelnaleving in de ggz?2
Het onderzoek laat zien dat behandelaars om verschillende redenen (in)correct declareren. De NZa gaat komende maanden in gesprek met zorgverzekeraars en behandelaars om incorrect declareren terug te dringen. De NZa organiseert daartoe themabijeenkomsten over onder andere de moeilijkheden die behandelaars ervaren bij de regelgeving en welke vervolgstappen door welke partijen kunnen worden gezet.
Onderschrijft u de conclusie dat behandelaars in de ggz «heel flexibel» omgaan met de declaratieregels? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u gelukkig met de gekozen bewoording «heel flexibel» in de conclusies van het onderzoek en de mogelijke verdachtmaking die dat tot gevolg heeft voor de sector? Zo nee, bent u bereid hier afstand van te nemen?
Zie antwoord vraag 1.
Onderschrijft u eveneens conclusie drie van het onderzoek dat incorrect declareren ook komt door het werkbaar maken van de declaratieregels in de praktijk?
Eén van de conclusies van het onderzoek is dat incorrect declareren deels ook komt door het werkbaar maken van de declaratieregels in de praktijk. Uit het rapport blijkt dat behandelaars daarbij vooral last hebben van de wisselende eisen die zorgverzekeraars aan hen stellen. Dit is een van de punten die aan de orde kan komen in de vervolggesprekken van de NZa met partijen.
Waar het gaat om de controles op declaraties in de ggz, werken zorgverzekeraars overigens met ingang van de controles over 2013, zo veel mogelijk met een uniforme controleaanpak.4 GGZ Nederland en ZN hebben afgesproken om vóór 2017 ook een dergelijke controleaanpak op te stellen voor de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017.5
Bent u van mening dat de zorgpraktijk zich naar de bureaucratie en declaratieregels van de zorgverzekeraars moet schikken? Of juist andersom?
In ons zorgstelsel hebben partijen ieder hun eigen rol. Het is belangrijk dat de geldende regelgeving wordt nageleefd. Daarvoor is het noodzakelijk dat regelgeving, inclusief regels vanuit zorgverzekeraars, in de praktijk werkbaar is. Zoals ik hiervoor reeds heb opgemerkt, gaat de NZa de komende maanden in gesprek met behandelaars en zorgverzekeraars over de uitkomsten van dit onderzoek om gezamenlijk stappen ter verbetering te zetten.
Erkent u dat door de complexiteit van declaratieregels er enorme ruimte ontstaat voor zorgconsultants om te adviseren? Vindt u dit gewenst?
Eén van de conclusies van het onderzoek is dat de vele regels en de (bijbehorende) gedetailleerde administratie volgens behandelaars soms lastig toepasbaar zijn in de ggz. Aanbevelingen uit het onderzoek gaan onder andere over de ruimte voor (verdere) kennisoverdracht vanuit de NZa en het beter werkbaar maken van de eisen die zorgverzekeraars aan behandelaars stellen. Dit onderzoek gaat niet in op de rol van zorgconsultants.
Is ook de rol onderzocht van zorgconsultants, zoals die van P5COM, bij het naleven van declaratieregels in de ggz?
Het onderzoek is uitgevoerd op initiatief en in opdracht van de NZa. Uit het rapport van TNS maak ik op dat de mogelijke rol van zorgconsultants geen onderdeel uitmaakte van de vraagstelling van het onderzoek.
Denkt u dat zorgconsultants die instellingen helpen met correct declareren een positief of een negatief effect hebben op de naleving van declaratieregels? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Denkt u dat zorgconsultants die instellingen helpen met correct declareren een positief of een negatief effect hebben op de kostenbeheersing in de zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom en door wie is besloten de dubieuze rol van zorgconsultants die helpen met correct declareren niet te onderzoeken ondanks herhaaldelijke vragen hierover vanuit de Kamer?3
In de beantwoording op de Kamervragen waarnaar u verwijst, is uitvoerig antwoord gegeven op door de SP-fractie gestelde vragen over onderzoek naar zorgconsultants. Onderhavig onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de NZa.
Bent u bereid de rol van zorgconsultants, zoals die van P5COM, bij het naleven van declaratieregels alsnog te laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen overleg GGZ voorzien op 26 mei a.s?
Dat is niet gelukt.
Het bericht over het bericht dat mensen enorm moeten bijbetalen voor zorg |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat vindt u ervan dat een mevrouw € 333 euro per maand aan persoons gebonden budget (pgb) krijgt om de begeleiding voor haar man te organiseren, maar dat er na de eigen bijdrage van € 295 euro per maand, maar € 38 euro overblijft?1
Eigen bijdragen onder Wmo 2015 kunnen hoger uitvallen omdat de zogenaamde Wtcg-korting van 33% is vervallen, en de eigen bijdrage nu gebaseerd wordt op de werkelijke kosten en niet meer op fictieve kosten. Een huishouden betaalt nooit meer eigen bijdragen dan de maximale periodebijdragen, afhankelijk van inkomen, vermogen, gezinssituatie en leeftijd. Bij een eigen bijdrage van € 295,– per vier weken, hoort een bijdrageplichtig inkomen (inkomen en vermogen) van circa € 46.500,– indien beide partners de pensioensgerechtigde leeftijd hebben bereikt en circa € 51.300,– indien één of beide partners de pensioensgerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt.
In het algemeen geldt dat het uitzonderlijk is als een huishouden een gering bedrag van het pgb overhoudt na betaling van de eigen bijdrage. Van belang is dat de gemeente in samenspraak met de cliënt en zijn/haar partner nagaat of ten eerste de eigen bijdrage leidt tot ongewenste zorgmijding en ten tweede of het laten verlenen van ondersteuning uit een pgb waarbij de eigen partner zorgverlener is, gecombineerd met een relatief hoge eigen bijdrage voor het huishouden, wel de meest passende oplossing is. Wat dan wellicht een beter passende oplossing is, betreft maatwerk.
Voor beide casussen geldt dat contact is opgenomen met de desbetreffende gemeenten. Het is bekend dat de huishoudens en de gemeenten ondertussen met elkaar in gesprek zijn gegaan. De situaties zijn uitvoerig besproken en van één huishouden is bekend dat het pgb wordt stopgezet.
Vindt u deze verhoudingen van de hoogte van het budget en de hoogte van de eigen bijdrage ook niet scheef lopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1. Voor wat betreft de lagere toekenning betreft het hier een beslissing van de gemeente. Bij een eigen bijdrage van € 5.688,80 per jaar (13 perioden van 4 weken), hoort een maximale periodebijdrage van € 437,60 per vier weken en daarbij hoort een bijdrageplichtig inkomen (inkomen en vermogen) van circa € 58.900,– indien beide partners de pensioensgerechtigde leeftijd hebben bereikt en circa € 55.000,– indien één of beide partners de pensioensgerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt.
Hoe oordeelt u over de volgende melding: een man verzorgt al jaren zijn vrouw die een ernstige psychiatrische stoornis heeft; het stel kreeg eerder € 10.000 euro per jaar voor de zorgverlening; met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (wmo) 2015 halveerde de gemeente deze vergoeding tot € 5.720 euro en stelde een eigen bijdrage in van € 5.688,8 euro per jaar, waardoor dit stel jaarlijks nog maar € 31,20 euro overhoudt om de zorg van te regelen? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Kunt u aangeven of de belasting die bij bovenstaande echtparen moet worden betaald over de zorgverlening via het pgb correct zijn? Erkent u dat de optelsom van belasting en eigen bijdrage betekent dat mensen in de min schieten omdat ze zorg nodig hebben?
Zonder wederom in te gaan op de specifieke casussen, geldt dat een zorgverlener die wordt betaald vanuit het pgb inkomstenbelasting moet betalen over de inkomsten uit het pgb. Hierbij is het niet relevant of de zorgverlener de eigen partner is of niet. Dit is niet nieuw. Ook het feit dat de eigen bijdrage per 1 januari 2015 niet meer ten laste kan komen van het pgb, maar dat deze afzonderlijk in rekening wordt gebracht, brengt hierin geen verandering aan.
Wanneer binnen een huishouden de partner de zorgverlener is, drukken de eigen bijdrage bij de cliënt enerzijds en de belastingheffing over het pgb-inkomen bij de zorgverlener anderzijds per saldo inderdaad op hetzelfde huishoudinkomen. Dit betekent echter niet dat men daardoor per definitie slechter af is dan in de situatie dat hetzelfde pgb bij een andere zorgverlener zou zijn ingezet. Ter illustratie een gefingeerd voorbeeld.
Partner A ontvangt als zorgverlener € 1.000,– aan pgb-inkomen. Hierover is partner A 35% belasting verschuldigd. De netto-inkomsten voor A zijn € 650,–. Partner B krijgt als cliënt een eigen bijdrage van € 400,– in rekening gebracht. Per saldo ontvangt het huishouden van A en B € 250,–.
Als niet A, maar de buurvrouw de ondersteuning zou verlenen aan B, zou de buurvrouw een netto-pgb inkomen van € 650,– hebben. Het gezamenlijk huishouden van A en B zou nog steeds een eigen bijdrage van € 400,– betalen. Per saldo betaalt het huishouden van A en B dan € 400,– voor hetzelfde pgb.
Het is in dit voorbeeld per saldo dus € 650,– voordeliger om de ondersteuning van B te laten verlenen door de eigen partner. Desondanks kan de cliënt en zijn/haar partner in voorkomende gevallen samen met de gemeente zoals ook in het voorgaande antwoord is aangegeven, nagaan of de eigen bijdrage leidt tot ongewenste zorgmijding en of het laten verlenen van ondersteuning uit een pgb wel de meest passende oplossing is.
Heeft u enig inzicht hoeveel mensen met dezelfde problemen te maken hebben? Zo neen, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Ik beschik niet over dit inzicht. Tijdens het AO van 10 maart jl. over de eigen bijdragen Wmo 2015, heb ik echter toegezegd om aanvullend kwalitatief onderzoek uit te laten voeren naar zorgmijding, eigen bijdragen en maatwerk op grond van de Wmo 2015. Ik zal binnen dit onderzoek specifiek aandacht vragen voor situaties waarbij sprake is van een pgb en een partner die zorgverlener is.