Prestatielijsten van een zorgverzekeraar |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat zorgverzekeraar Zilveren Kruis/Achmea prestatielijsten heeft gepubliceerd met betrekking tot cardiologie?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het gegeven dat Zilveren Kruis/Achmea tot publicatie van deze lijsten is overgegaan zonder de feiten te controleren bij de ziekenhuizen?2
De Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC) heeft kwaliteitsnormen bekend gemaakt voor een aantal cardiologische behandelingen. Met ingang van 1 januari 2012 wil Zilveren Kruis Achmea voor deze behandelingen alleen die ziekenhuizen contracteren die gecontroleerd zijn door de NVVC en die voldoen aan de kwaliteitseisen. Zilveren Kruis Achmea heeft op basis hiervan bekend gemaakt welke ziekenhuizen aan de normen voldoen. In diezelfde bekendmaking heeft Zilveren Kruis Achmea ook aangegeven van welke ziekenhuizen nog niet duidelijk is of zij aan de normen voldoen, bijvoorbeeld omdat er nog geen controle door de NVVC heeft plaatsgevonden. Voor zover mijn informatie reikt baseert Zilveren Kruis haar oordeel dus op gecontroleerde feiten.
Vindt u het verantwoord dat er kwaliteitslijsten worden gepubliceerd zonder dat de feiten zijn gecheckt? Waarop baseert de zorgverzekeraar zijn conclusies als ze niet op feitelijk onderzoek zijn gebaseerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke gevolgen heeft het voor ziekenhuizen en hun patiënten als een ziekenhuis slechts op basis van aannames onderaan een kwaliteitslijst van een zorgverzekeraar terecht komt?
In de betreffende lijst van Zilveren Kruis Achmea zit geen kwaliteitsvolgorde. In de lijst is alleen een onderscheid gemaakt tussen ziekenhuizen waarvan thans vaststaat dat zij voldoen aan de eisen en ziekenhuizen waarvan dat nog niet bekend is. Dit laatste kan het geval zijn omdat het ziekenhuis daarover nog met de verzekeraar in gesprek is naar aanleiding van de visitatie van de NVVC of omdat de NVVC er nog een visitatie moet uitvoeren.
Erkent u dat claims over kwaliteit door zorgverzekeraars steeds meer uitgehold worden, door het gebruikt van onjuiste of verschillende lijsten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Van onjuiste lijsten is in het onderhavige geval geen sprake. Het kan wel zijn dat verzekeraars zich in hun zorginkoop van elkaar onderscheiden. Dat is geen probleem als de criteria waarop zorgverzekeraars zich baseren voor verzekerden en ziekenhuizen transparant zijn.
Hoe acht u het mogelijk dat zorgverzekeraars op kwaliteit inkopen wanneer zij kwaliteitsgegevens van zorgaanbieders ongecheckt overnemen? Hoe gaat u dit in de toekomst voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid op te treden tegen zorgverzekeraars, die kwaliteitslijsten van zorgaanbieders publiceren zonder de feiten te controleren? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Wilt u de Kamer daarover informeren? Zo neen, waarom laat u patiënten/verzekerden van Zilveren Kruis/Achmea in de steek?
Zie antwoord vraag 2.
Onrechtmatig gebruik van de wanbetalerregeling en absolute minima met een betalingsachterstand |
|
Eeke van der Veen (PvdA), Hans Spekman (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het dat zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid ten onrechte verzekerden als wanbetaler aanmeldt bij het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) en de verzekerden zo de bestuursrechtelijke premie van 130% moeten betalen? Heeft u signalen dat andere zorgverzekeraars dit doen? Hoeveel mensen zijn in de afgelopen jaren aangemeld bij het CVZ? Om hoeveel verzekeraars cq verzekerden gaat het, in welke inkomensklassen?
Dit klopt niet. Zorg en Zekerheid hanteert het incassotraject dat is ingericht conform het landelijke «Protocol incassotraject wanbetalers Zorgverzekeringswet.» Het hanteren van dit protocol is indertijd met de zorgverzekeraars afgesproken.
Het incassotraject bestaat uit een minnelijke fase en een gerechtelijke fase. In de minnelijke fase onderneemt Zorg en Zekerheid activiteiten die moeten voorkomen dat verzekerden worden overgedragen aan de incassopartner of aan het CVZ.
Bij het uitblijven van een betaling confronteert Zorg en Zekerheid een verzekerde gedurende deze eerste vier maanden met de achterstallige premie, onder andere door het sturen van herinneringen, aanmaningen en een telefonische benadering. Zorg en Zekerheid heeft mij gemeld dat in de klantcontacten, zowel in de minnelijke- als in de gerechtelijke fase, oog bestaat voor de situatie waarin een verzekerde terecht is gekomen. In overleg met de verzekerde wordt, zo geeft Zorg en Zekerheid aan, altijd getracht een passende betaalafspraak te maken. Indien een passende afspraak niet mogelijk is wordt de verzekerde verwezen naar een schuldhulpinstantie. Indien geen betaling plaatsvindt wordt de verzekerde na zes maanden bij CVZ aangemeld.
De Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) heeft aangegeven dat uit de voorgelegde geschillen (zie antwoord vraag 6) geen aanwijzingen zijn dat Zorg en Zekerheid een bepaald beleid voert als het gaat om het aanmelden van verzekerden voor de wanbetalersregeling. Ook bij andere verzekeraars heeft de SKGZ dit niet waargenomen. Ook het CVZ constateert dat Zorg en Zekerheid geen afwijkende procedures hanteert ten aanzien van het aanmelden van verzekerden voor de wanbetalersregeling.
SKGZ heeft aangegeven dat uit de geschillenpraktijk wel blijkt dat de bereidheid tot het treffen van een betalingsregeling verschilt. Sommige zorgverzekeraars gaan uit van een bepaalde termijn, – bijvoorbeeld één jaar – waarin de achterstand moet zijn ingelopen. Is dit niet haalbaar, dan komt geen regeling tot stand en volgt aanmelding.
Op 31 december 2010 waren er volgens opgave van het CVZ ruim 282 000 verzekerden in het wanbetalerstraject bij het CVZ aangemeld. Informatie over de inkomensklassen van wanbetalers wordt in november door het CBS geleverd. Op grond van de gegevens ultimo 2009 is het maandinkomen als volgt onderverdeeld: inkomen onbekend: 21%; < € 1300: 35%; € 1300–€ 2300: 22%; € 2300–€ 4600: 17%; >€ 4600: 5%.
In de periode september 2009 tot juni 2011 zijn er bijna 78 000 mensen als wanbetaler afgemeld bij het CVZ. Van deze groep van 78 000 afmeldingen zijn er 18 000 afmeldingen geweest waarbij naderhand de aanmelding volledig werd ingetrokken. Dit betreft veelal meldingen waarbij de verzekerde of zijn vertegenwoordiger eerst ná de aanmelding bij het CVZ aan de verzekeraar doorgeeft dat er sprake is van omstandigheden waaronder de melding niet hoeft plaats te vinden. Uit coulance wordt de melding dan door de verzekeraar meestal volledig ongedaan gemaakt. Onterechte aanmeldingen wegens het niet aanwezig zijn van een premieachterstand groter dan zes maanden, zijn bij het CVZ niet bekend.
Vindt u het juist dat iemand die niet in staat was op tijd zijn premie te voldoen, naast de achterstallige premie geconfronteerd wordt met extra kosten ten gevolge van de bestuurlijke boete cq ten gevolge van deurwaarderkosten waarover niets in de wet vermeld staat? Klopt het dat door opeenstapeling van de incassokosten en de bestuurlijke boete wanbetalers onder het sociale minimum terechtkomen? Waarom zijn incassokosten niet verrekend in de bestuursrechtelijke premie? Tot welk bedrag kunnen incassokosten oplopen?
De zorgverzekeraar is op grond van de wanbetalersregeling verplicht pogingen te doen om de opgebouwde premieachterstand te incasseren. Dit kan leiden tot overdracht van de vordering aan een incassobureau en eventueel een gerechtelijke procedure. Een verzekerde wordt gewaarschuwd dat niet-betalen van de zorgverzekeringspremie leidt tot extra kosten en rente. In een eventuele procedure kan betrokkene de rechter vragen om matiging.
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen het incassotraject dat de zorgverzekeraars zelf voeren vóór de periode van overdracht aan het CVZ en het bestuursrechtelijke premieregime. Incassokosten voor het innen van de nominale premie hebben alleen betrekking op de periode vóór overdracht aan het CVZ en kunnen niet verrekend worden met de te betalen premie in het bestuursrechtelijk premieregime.
De bevoegdheden van het CVZ zijn bij wet vastgelegd. Het CVZ int de bestuursrechtelijke premie (van 130% van de standaardpremie; de opslag van 30% is niet een boete) zoveel mogelijk door middel van bronheffing. Daaraan zijn voor de wanbetaler geen kosten verbonden. Als inning door CVZ niet lukt, vordert het CVZ via het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) de bestuursrechtelijke premie per incasso. Als volledige incasso door het CJIB niet lukt, geeft het CJIB de incasso in handen van een deurwaarder. In dat traject wordt de te vorderen hoofdsom verhoogd met de wettelijk vastgestelde kosten voor de ambtelijke werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder. Ik kan geen algemene indicatie geven van de hoogte van incassokosten. Het bedrag aan incassokosten is namelijk afhankelijk van de omvang van de betalingsachterstand.
De bescherming van mensen met lage inkomens wordt geboden door de ondergrens van de beslagvrije voet. Zie het antwoord bij vraag 4.
Hoe controleert het CVZ of de aanmelding van een wanbetaler door een zorgverzekeraar terecht is en de zorgverzekeraars aan hun wettelijke verplichtingen hebben voldaan? Wordt de verzekerde hierover ingelicht? Is er ruimte voor inspraak van de verzekerde?
De wet voorziet er in dat de zorgverzekeraar pas kan aanmelden als de vierdemaandsbrief is gestuurd (artikel 18b, eerste lid) en de vordering niet wordt betwist (artikel 18b, tweede lid). De verzekeraar dient dit bij de aanmelding te verklaren. Van alle stappen die verzekeraars in dit traject doen (tweede-, vierde- en zesdemaandsbrief) en de beslissingen van het CVZ, worden de verzekeringnemer of de verzekerde, geïnformeerd.
De wanbetaler die de juistheid van de constatering dat een achterstand van vier maandpremies of meer bestaat wil bestrijden, kan dit voorleggen aan de SKGZ of de burgerlijke rechter. Het reglement van de Geschillencommissie laat de mogelijkheid open dat ook tegen de zesdemaandsmededeling (dat iemand wordt aangemeld bij het CVZ) wordt opgekomen. Gaat het over de wijze van tenuitvoerlegging van de bestuursrechtelijke premieheffing (bronheffing of incasso), dan kan bezwaar worden gemaakt bij het CVZ.
Welke instantie controleert of mensen die de bestuurlijke boete van 130% opgelegd krijgen, in combinatie met andere financiële problemen, een besteedbaar inkomen onder het sociaal minimum overhouden? Wie controleert of de zogenaamde beslagvrije voet is bereikt? Ligt hier een rol voor de Belastingdienst?
De regering gaat er van uit dat iedereen in Nederland een vorm van inkomen heeft en in staat is de (bestuursrechtelijke) premie te betalen. Daarom is er voor het CVZ geen reden om een betalingsregeling aan te bieden. Het gaat immers om de opkomende premiebetalingen, die uit de lopende inkomsten zouden moeten worden kunnen betaald. Als na afmelding als wanbetaler nog een openstaande schuld aan bestuursrechtelijke premie bij het CVZ resteert, dan biedt het CVZ daarvoor een standaardbetalingsregeling aan. Als de burger daarom verzoekt, dan biedt het CVZ een individuele betalingsregeling aan.
De bescherming dat verzekerden niet onder het bestaansminimum geraken ligt in beginsel in de wet zelf besloten. De bronheffing op sociale uitkeringen wordt beperkt tot 100% (in plaats van 130%) zodat de verzekerde een voldoende besteedbaar inkomen overhoudt. De overige 30% wordt met behulp van een acceptgiro geïnd, aangezien er nog overige inkomens- of vermogensbestanddelen aanwezig kunnen zijn. Als betaling achterwege blijft, dan wordt de deurwaarder ingeschakeld.
De verzekerde wordt beschermd door de regels ten aanzien van de berekening van de beslagvrije voet, die zijn opgenomen in artikel 18 Zvw en in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Beslaglegger en de gerechtsdeurwaarder zien erop toe dat de wettelijke norm van de beslagvrije voet voor deze specifieke schuldenaar gerespecteerd blijft. Ik zie hier geen rol voor de Belastingdienst.
Zijn de deurwaarder ten aanzien van de incassokosten en het CVZ ten aanzien van de bestuurlijke boete verplicht een betalingsregeling aan de verzekerde aan te bieden? Aan welke bedragen en termijnen moeten deze regelingen voldoen? Kan een verzekeraar of incassobureau aan sociale minima terugbetaling binnen 4 termijnen eisen? Wat is bij de vormgeving leidend: de specifieke situatie van de klant of de leveringsafspraak tussen het incassobureau en de zorgverzekeraar? In hoeverre is een deurwaarder vrij om meerdere malen een nieuw dossier aan te maken met daardoor nieuwe kosten voor de betaler?
Een verzekeraar is verplicht om de wanbetaler met twee maanden premieachterstand een betalingsregeling aan te bieden. In het landelijk Protocol incassotraject wanbetalers Zorgverzekeringswet is opgenomen dat «de zorgverzekeraar de verzekeringnemer zal aanbieden de premieachterstand ter grootte van twee nominale maandpremies minimaal in vier termijnen te voldoen, waarbij een ondergrens geldt van € 25 en de premisse geldt dat vanaf dat moment de maandpremie geheel wordt voldaan.»
Zorgverzekeraars kunnen verder op elk moment in het traject afspraken maken over een betalingsregeling, ook als bestaande vorderingen door de zorgverzekeraar zijn overgedragen aan deurwaarder of incassobureau. Hoewel er dan geen verplichting is een betalingsregeling aan te bieden, heeft een zorgverzekeraar of diens incassobureau er belang bij dit te doen, omdat er dan in ieder geval iets binnen komt. Of een betalingsregeling wordt getroffen hangt mede af van de financiële mogelijkheden die de verzekerde heeft.
Het CVZ biedt voor de bestuursrechtelijke premie geen betalingsregeling aan. Zoals in het antwoord bij vraag 4 is vermeld, kan wel voor een resterende schuld aan bestuursrechtelijke premie, na afmelding uit het bestuursrechtelijke premieregime, een betalingsregeling worden getroffen.
Reeds bestaande achterstallige betalingen dienen door de gerechtsdeurwaarder te worden gebundeld in een incassotraject, zoals is bepaald in wetsvoorstel 32 418 dat op 12 april 2011 door de Tweede Kamer is aanvaard. Als sprake is van een nieuwe wanbetaling nadat een eerdere wanbetaling reeds een incassotraject is ingegaan, dan is de deurwaarder vrij om daar ook een nieuw dossier voor aan te maken. Dan gaat het om reële afzonderlijke werkzaamheden.
Hoeveel verzekerden zijn sinds invoering van de bestuurlijke boete voor wanbetalers een bezwaarprocedure bij de stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen en het CVZ begonnen en wat waren de uitkomsten?
De SKGZ heeft aangegeven dat naar de stand van 27 april 2011 480 zaken zijn voorgelegd aan de Geschillencommissie Zorgverzekeringen. Daarnaast zijn er enkele tientallen premiezaken waarin door de Ombudsman Zorgverzekeringen is bemiddeld. Zo de bemiddeling succesvol was, is het probleem opgelost. De zaken die door de Geschillencommissie zijn behandeld waren als volgt onderverdeeld:
Niet bevoegd/niet-ontvankelijk: 164
Heroverweging gevraagd: 119
Ingetrokken: 34
Bindend advies: 72
Bij het CVZ zijn in de periode tot 1 april 2011 2558 bezwaarschriften ontvangen, waarvan er op diezelfde datum 2351 waren afgewikkeld. In meer dan de helft van de zaken was het bezwaar niet ontvankelijk. In ongeveer 20% van de zaken kon het bezwaar op andere wijze worden afgewikkeld.
In circa 1% van de zaken is het bezwaar, gericht tegen de wijze van incasso van bestuursrechtelijke premie, gegrond verklaard.
Klopt het dat verzekerden die in de wanbetalerregeling van het CVZ terecht zijn gekomen niet kunnen overstappen naar een nieuwe verzekeraar en dat hun aanvullende verzekeringen geschrapt worden? Kan een wanbetaler zich, nadat de bestuurlijke boetes zijn betaald, weer aanvullend verzekeren bij de verzekeraar of mag hij/zij geweerd worden?
Een verzekeraar is niet verplicht een zorgverzekering te sluiten als iemand al een zorgverzekering heeft. Dit is geregeld in artikel 3, vierde lid van de Zorgverzekeringswet. Daarnaast kan een verzekerde met een premieachterstand (van een of meerdere maanden) zijn zorgverzekering niet opzeggen. Op deze manier wordt «hoppen» tegengegaan en wordt de wanbetaler beschermd tegen extra verzekeringslasten. Veelal zullen verzekeraars de aanvullende verzekering royeren. Betrokkene kan dan proberen ergens anders een aanvullende ziektekostenverzekering te sluiten. Of men door de nieuwe verzekeraar -dan wel de oude na royement- wordt geaccepteerd, hangt af van het acceptatiebeleid voor de aanvullende verzekering en de gezondheid van de aspirant-verzekerde. In het kader van het acceptatiebeleid is voorstelbaar dat ook wordt gekeken naar de betalingsmoraal. Voor de aanvullende producten bestaat geen acceptatieplicht, dus weigering is mogelijk.
Een wanbetaler kan pas uit het bestuursrechtelijke premieregime worden afgemeld als alle premieachterstand, rente en kosten aan de zorgverzekeraar zijn voldaan, er een stabilisatieovereenkomst is aangegaan en/of er een schuldregeling is getroffen.
Bent u ervan op de hoogte dat in het Jaarverslag 2010 de Ombudsman stelt dat het CVZ onterecht ingevorderde bedragen pas na vijftien weken aan de ten onrechte aangemelde wanbetalers terugbetaalt? Hoe gaat u ervoor zorgen dat het CVZ deze bedragen binnen een termijn van vier weken terugbetaalt, zoals de Ombudsman aanbeveelt? Gaat het CVZ van zorgverzekeraars een verklaring eisen waaruit blijkt dat zij hun verplichtingen zijn nagekomen bij het aanmelden van de wanbetaler?
Voor het CVZ is het niet mogelijk om terugbetaling van onterecht ingehouden bestuursrechtelijke premie binnen vier weken uit te voeren. Een zorgvuldige uitvoering van aan- en afmeldingen en de daarbij behorende financiële afwikkeling leidt ertoe dat dit niet binnen de aanbevolen termijn van vier weken haalbaar is. Het pijnpunt wordt weggenomen omdat in voorkomende gevallen een terugbetaling «handmatig» kan worden uitgevoerd wanneer een burger daarom verzoekt. Zoals ik ook in mijn brief van 21 juni 2011 (kenmerk: 2011Z10368/2011D30035) aan uw Kamer heb geschreven, onderschrijf ik deze werkwijze.
Wat betreft de verklaring die verzekeraars moeten afgeven bij de aanmelding, heeft het CVZ inmiddels stappen gezet om deze verklaring in te bedden in het geautomatiseerde proces.
De plannen van zorgverzekeraar De Friesland |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Verzekeraar herschikt de medische zorg in Friesland»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de drastische plannen van deze zorgverzekeraar die na de goedkeuring van de fusie met Achmea tot de grootste van Nederland behoort met ruim 5,3 miljoen verzekerden?
Ik heb het interview met belangstelling gelezen. Ik kan op basis van het interview echter geen oordeel geven over de concrete plannen of voornemens van zorgverzekeraar De Friesland. Gesproken wordt over toekomstige voornemens, die zich nog uit moeten kristalliseren als resultaat van het proces van gedachtenvorming en dataverzameling dat op dit moment plaatsvindt.
In algemene zin wil ik wel het volgende opmerken. Met de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet hebben verzekeraars een centrale rol toebedeeld gekregen in het zorgstelsel. In de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel is deze centrale rol als volgt omschreven: «Beoogd is een type verzekeraar die de door de regering gewenste rol in het model van gereguleerde concurrentie vervult, dat wil zeggen dat hij optreedt als doelmatige, klantgerichte regisseur van de zorg.»
In algemene zin juich ik het dus toe als de verzekeraars invulling geven aan die rol, zeker als daarmee de kwaliteit en efficiëntie is gediend. Van groot belang acht ik het verder dat zorgverzekeraars hierbij de aan hen opgelegde zorgplicht (artikel 11 Zvw) in acht nemen. Conform deze zorgplicht moeten verzekeraars er ten allen tijde voor zorgen dat de verzekerde de zorg en zorgbemiddeling krijgt waar hij behoefte aan en wettelijke aanspraak op heeft. Onder deze zorgplicht vallen de inhoud en omvang van de vergoeding van zorg, de tijdigheid, bereikbaarheid en kwaliteit van de verzekerde zorg.
Vindt u het in het algemeen een goede ontwikkeling dat zorgverzekeraars sterke regionale posities gaan innemen en vervolgens de medische zorg daar gaan herschikken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat alle ziekenhuizen in Nederland moeten beschikken over een eerstehulpafdeling en een afdeling verloskunde, daar dit tot de basiszorg van ziekenhuizen behoort?
Niet alle ziekenhuizen in Nederland hoeven te beschikken over een SEH en/of een afdeling verloskunde. De spoedeisende zorg, inclusief de acute verloskunde, moet van verantwoorde kwaliteit zijn en binnen de normtijd van 45 minuten na melding met een ambulance bereikbaar zijn. In geval van fusie of sluiting van SEH’s of afdelingen voor acute verloskundige zorg dienen deze voorwaarden in acht te worden genomen. Juist met betrekking tot de acute verloskunde is geconstateerd dat er een kwaliteitsverbetering nodig is om de vermijdbare babysterfte in Nederland fors terug te dringen. De Stuurgroep zwangerschap en geboorte heeft daarvoor aanbevelingen en normen opgesteld. De IGZ vraagt de ziekenhuizen om op een aantal normen met betrekking tot verloskunde aan te geven wat hun plannen van aanpak daarvoor zijn. Indien nodig zal de IGZ de ziekenhuizen aansporen om aan de normen te voldoen. Een gevolg van de aanbevelingen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte kan zijn dat het niet haalbaar blijkt te zijn dat ieder ziekenhuis dat acute verloskundige zorg aanbiedt dit in de toekomst conform de nieuwe kwaliteitsnormen kan blijven leveren. In situaties waarbij sprake is van ontmanteling van zorg in de omgeving van mensen zal ik bij de lokale partijen blijven aandringen op het verkennen en aanbieden van vervangende vormen van zorg zodat er voldoende alternatieven voor de mensen beschikbaar blijven. Aan de andere kant wil ik ook wijzen op de positieve prikkel die uitgaat van kwaliteitsverbetering.
Bent u ervan op de hoogte dat zorgverzekeraar De Friesland heeft aangekondigd dat vrouwen straks niet meer in alle Friese ziekenhuizen kunnen bevallen en dat niet alle eerste hulp en intensive care afdelingen open blijven? Wat is uw reactie hierop?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat met het marktaandeel van De Friesland in de regio van 70–80%, de zorgaanbieders weinig meer in te brengen hebben omdat anders ze anders ruim tweederde van hun cliënten dreigen te verliezen?
In het kader van de behandeling van de aanvraag tot vergunning voor concentratie van De Friesland en Eureko is de NMa recent op de vraag ingegaan of de mate van concentratie van inkoopmacht zal resulteren in een dusdanige inkoopmacht dat zorgaanbieders onder druk komen staan om, in het slechtste scenario, duurdere zorg te leveren die kwalitatief te wensen overlaat.
De NMa hanteert bij het antwoord op deze vraag de volgende redenering. Een zorgverzekeraar is afhankelijk van ziekenhuizen om aan zijn verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst te voldoen; dit hangt samen met de in het antwoord op vraag 3 genoemde zorgplicht. Het hoge aantal verzekerden van bv. De Friesland impliceert een hoog marktaandeel en een bijbehorend hoog inkoopvolume, hetgeen in een markt als de regio Friesland waar geen sprake is van overcapaciteit bij zorgaanbieders, juist zal zorgen voor een afhankelijkheid van zorgverzekeraars ten opzichte van aanbieders.
Daarbij speelt ook de reputatie van zorgverzekeraars bij verzekerden een belangrijke rol, zo blijkt uit de overwegingen van de NMa. Uit marktonderzoek dat ten behoeve van de zaak Eureko-De Friesland is verricht blijkt dat de vertrouwensrelatie tussen zorgverzekeraar en verzekerden beperkt is: bij gebrek aan objectieve en betrouwbare kwaliteitsinformatie wantrouwen verzekerden zorgverzekeraars, waar zij wel waarde hechten aan het oordeel van ziekenhuizen over hun eigen kwaliteit. Wordt het voorkeursziekenhuis van een verzekerde niet meer gecontracteerd door diens verzekeraar dan heeft die verzekerde voldoende mogelijkheden om uit te wijken naar andere zorgverzekeraars die hun ziekenhuis wel hebben gecontracteerd. Het ligt in de lijn der verwachting dat andere zorgverzekeraars, met het oogmerk om verzekerden aan te trekken, deze verzekerden zal proberen te verleiden tot een overstap.
Bent u bereid te onderzoeken of de andere zorgverzekeraars in Friesland nog wel voldoende concurrentiedruk kunnen uitoefenen?
In het kader van de besluitvorming in de zaak Eureko-De Friesland is door de NMa ook ingegaan op de vraag of andere zorgverzekeraars in Friesland nog wel voldoende concurrentiedruk kunnen uitoefenen. Deze vraag is door de NMa positief beantwoord.
Voor de provincie Friesland geldt dat de marktverhoudingen in deze provincie sterk afwijken van die in Nederland als geheel. Als gevolg van de concentratie van Eureko en De Friesland ontstaat voor deze partijen een marktaandeel van 70–80 procent, met een vergelijkbaar inkoopaandeel in de Friese ziekenhuizen. Uvit heeft een marktaandeel van 10–20%, CZ en Menzis hebben ieder een marktaandeel van minder dan 5% en de overige kleine verzekeraars hebben gezamenlijk eveneens een marktaandeel van minder dan 5%.
De zorgverzekeringsmarkt is echter een landelijke markt, zo constateert de NMa. De andere zorgverzekeraars hebben aangegeven dat verzekerden in Friesland niet meer dan 2% uitmaken van hun totale verzekerdenpopulatie. De NMa verbindt hieraan de conclusie dat zelfs als Eureko-De Friesland na de voorgenomen concentratie in staat zouden zijn om lagere inkoopprijzen af te dwingen bij Friese zorgaanbieders en andere verzekeraars als gevolg daarvan een hogere inkoopprijs moeten betalen voor de zorg in Friesland, dit nagenoeg geen effect zal hebben op hun landelijke premiestelling. De concurrentiepositie in Friesland van andere zorgverzekeraars wordt als gevolg van de concentratie dus niet geschaad, volgens de NMa.
Het bericht dat tolken bij artsenbezoek niet meer worden vergoed |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat tolken bij artsenbezoek niet meer worden vergoed?1
Ja
Deelt u de mening dat communicatie in de gezondheidszorg van cruciaal belang is zowel bij het vaststellen van de diagnose als bij de behandeling? Zo ja, op welke manier denkt u dit probleem voor de groep mensen die de taal niet beheersen maar wel afhankelijk zijn van zorg, op te lossen zonder tolk?
Ik onderschrijf dat communicatie van belang is zowel bij het vaststellen van de diagnose als bij de behandeling. Dat neemt niet weg dat patiënten/cliënten (of hun vertegenwoordigers) zelf verantwoordelijk zijn voor het machtig zijn van de Nederlandse taal. Uitgangspunt is dat de patiënt/cliënt zelf dient te zorgen voor de inzet van een tolk indien dat nodig wordt geacht. Afhankelijk van de situatie en de aard van het gesprek kan dit een professionele tolk zijn maar ook een tolk uit het eigen netwerk van de patiënt.
Deelt u de mening dat met het afschaffen van de vergoeding van tolk- en vertaaldiensten een drempel in de zorg wordt opgeworpen die de toegang tot de zorg voor bepaalde kwetsbare groepen in de maatschappij belemmert? Zo ja, welke middelen staan u ter beschikking om hier wat aan te doen? Zo nee, waarom niet?
Alle verzekerden hebben recht op alle zorg uit de Zvw en de AWBZ ongeacht of zij de Nederlandse taal machtig zijn. De toegang tot deze zorg wordt door het afschaffen van de centrale vergoeding van tolk- en vertaaldiensten niet belemmerd.
Hoe verhoudt deze bezuinigingsmaatregel zich tot het principe zoals vastgelegd in de Wet geneeskundige behandelingovereenkomst (WGBO) dat de patiënt recht heeft op informatie van de hulpverlener, en dat de patiënt toestemming moet geven voor een medische behandeling? Met andere woorden, welke gevolgen heeft het afschaffen van de vergoeding van tolk- en vertaaldiensten voor het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt dat ten grondslag ligt aan artikel 7:448, lid 1 jo. 7:450, lid 1 BW (WGBO)?
Deze maatregel heeft geen gevolgen voor het zelfbeschikkingsrecht. Patiënten/cliënten (of hun vertegenwoordigers) zijn zelf verantwoordelijk voor het machtig zijn van de Nederlandse taal. Indien het nodig wordt geacht dan kan de patiënt/cliënt zelf zorgen voor de inzet van een tolk.
Deelt u de mening dat tolken door iemand uit de naaste omgeving van een patiënt een deugdelijke behandeling wegens privé aangelegenheden die de gezondheid van de patiënt zelf betreffen in de weg kan staan? Kunt u zich in dat verband situaties voorstellen waarin het juist onacceptabel is dat iemand uit de naaste omgeving tolkt denk aan hiv, kanker, abortus enz.? Zo ja, bent u voornemens in dat verband maatregelen te treffen? Zo nee, waarom niet?
De noodzakelijkheid van de inzet van een professionele tolk verschilt per individuele situatie en de aard van het gesprek. Ik kan mij situaties voorstellen waarbij een tolk uit de naaste omgeving niet wenselijk is. In dit soort situaties kan de patiënt/cliënt op eigen kosten een professionele tolk inhuren.
Klopt het dat het in Engeland verboden is om familieleden van patiënten in te schakelen als informele tolk? Zo ja, hoe denkt u daarover?
Ik heb geen aanwijzingen dat in Engeland een wettelijk verbod geldt voor het inzetten van familieleden als tolk. Ik ben geen voorstander van een algemeen verbod om familieleden van patiënten in te schakelen als informele tolk. De wenselijkheid daarvan verschilt per situatie.
Deelt u de mening dat de aangekondigde bezuiniging op tolk- en vertaaldiensten indruist tegen de zogenoemde veldnormen over de inzet van tolken in de zorg, zoals opgesteld in 2005 op advies van de Inspectie voor de Gezondheidszorg?
In de huidige veldnormen, zoals in 2005 door het veld zelf opgesteld, wordt aangegeven dat bij voorkeur gebruik wordt gemaakt van een professionele tolk. De professionele tolk kan nog steeds worden ingezet. Dit past binnen de veldnorm en kan moeilijke en tijdrovende behandelprocedures voorkomen. Uitgangspunt is dat de patiënt/cliënt zelf verantwoordelijk is voor de financiering van de professionele tolk.
Onderschrijft u de stelling dat het afschaffen van de vergoeding voor tolk- en vertaaldiensten in de zorg kan leiden tot moeilijke en tijdrovende behandelprocedures en dus kostenverhogend zal werken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
De barrières die chronisch zieken voelen bij een overstap naar een andere zorgverzekeraar |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het onderzoek van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL), waaruit blijkt dat chronisch zieken meer dan anderen barrières voelen om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar?1
Uit het onderzoek van Nivel is ten eerste gebleken dat verzekerden met een chronische ziekte, dan wel een handicap of verzekerden die een minder goede gezondheid ervaren niet minder overstappen dan andere verzekerden. Ook blijkt dat de redenen om over te stappen danwel om niet over te stappen voor beide groepen verzekerden gelijk zijn. Uit het onderzoek blijkt verder dat verzekerden met een chronisch zieke, handicap of mindere gezondheid meer dan andere verzekerden barrières voelen om over te stappen.
Ik vind het positief dat ongeveer even veel «gezonde» als «minder gezonde» verzekerden overstappen van zorgverzekeraar. Van de uitkomst dat verzekerden met een chronische ziekte, handicap of mindere gezondheid meer barrières voelen neem ik goede nota. Zorgverzekeraars hebben een acceptatieplicht voor de basisverzekering. In het eind vorig jaar verschenen «Samenvattend rapport rechtmatigheid uitvoering zorgverzekeringswet 2009» concludeert de NZa dat mogelijk niet alle zorgverzekeraars zich volledig aan de acceptatieplicht hebben gehouden. Aanleiding waren twee zorgverzekeraars die op hun website polissen zo hadden gepresenteerd dat ze niet toegankelijk leken voor iedereen. Inmiddels is deze situatie gecorrigeerd. De betreffende verzekeraars hebben hierover een brief van de NZa gekregen. Het is voor de beeldvorming zeer belangrijk dat zorgverzekeraars geen enkel misverstand over de acceptatieplicht wekken of laten bestaan. Voor de aanvullende verzekering mogen zorgverzekeraars medische selectie toepassen of een gezondheidsverklaring vragen, maar dit wordt slechts zeer beperkt door zorgverzekeraars toegepast.
Vindt u het aantal overstappers, 6% in 2007, 4% in 2008 en 3% in 2009, niet aan de lage kant? Is dit percentage overstappers voldoende om een markt met lage prijzen en kwaliteit te creëren?
Zoals de onderzoekers van Nivel ook aangeven is het lastig om te bepalen hoeveel overstappers nodig zijn om lage prijzen voor goede kwaliteit te creëren. Dat verzekerden de mogelijkheid hebben om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar is voor de zorgverzekeraar voldoende stimulans om scherp te blijven. De afgelopen twee jaar is het aantal overstappers overigens weer toegenomen. In 2009/2010 was het overstappercentage volgens Vektis 3,9% en in 2010/2011 is dit gestegen naar 5,5%2.
De NZa heeft in haar marktscan zorgverzekeringsmarkt 2010 aangegeven dat de lichte toename van overstappers kan duiden op verscherpte prijsconcurrentie.
Bent u het met de onderzoekers van het NIVEL eens dat slechts de prijs aanleiding is voor mensen om over te stappen naar een andere verzekeraar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit onderzoek van NIVEL blijkt dat de premie de belangrijkste reden is om over te stappen naar een andere verzekeraar. Daarna komt een veranderde gezinssituatie, ontevredenheid over de dekking van de polis, ontevredenheid over de hoogte van de premie of de dekking voor de aanvullende verzekering en ontevredenheid over de collectiviteitkorting. Een belangrijke reden om niet te veranderen is overigens dat men tevreden is over de dekking van de polis, omdat men al lang bij de zorgverzekeraar zit of vanwege de service van de zorgverzekeraar3.
Deelt u de conclusie van het NIVEL dat het discutabel is of de zorgverzekeringswet leidt tot een betere balans tussen prijs en kwaliteit? Zo ja, welke stappen gaat u nemen om een betere balans te creëren? Zo nee, kunt u dit standpunt onderbouwen?
Ik deel die conclusie in zoverre dat het voor mij altijd helder is geweest dat de zorgverzekeringswet (Zvw) een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde is geweest voor het verkrijgen van de juiste balans van prijs en kwaliteit. Enkele hoofdelementen uit de (o.a. door het Nivel verrichte) evaluatie van de Zvw in de herinnering roepend, heeft de Zvw gezorgd voor keuzevrijheid van verzekerden, voor concurrerende verzekeraars, voor verzekeraars die in toenemende mate zorginkoopactiviteiten ontplooien en voor het agenderen van de kwaliteitsdiscussie. Tegelijkertijd werd in de evaluatie geconstateerd dat er aan de bekostigingskant, aan de mate van risicodragendheid van zowel aanbieders als verzekeraars en op het gebied van kwaliteitstransparantie nog onvoldoende voortgang was geboekt om de concurrentie op de zorgverzekeringsmarkt door te laten sijpelen naar de zorginkoop- en zorgverleningsmarkt. Daarvoor zijn aanpassingen van andere wetten nodig, met name de Wmg. Een belangrijk deel van mijn beleidsagenda is gericht op die laatstgenoemde aanpassingen.
Bent u, gezien bovenstaande onderzoeksresultaten, van mening dat de Zorgverzekeringswet heeft geleid tot meer keuzevrijheid en kwaliteit voor de verzekerden? Kunt u dit standpunt toelichten?
De zorgverzekeringswet heeft geleid tot meer keuzevrijheid. Het overstappen naar een andere zorgverzekeraar is met de introductie van de zorgverzekeringswet beter mogelijk geworden, omdat er een acceptatieplicht is voor de basisverzekering. De particuliere ziektekostenverzekering kende deze acceptatieplicht niet, waardoor het voor bijvoorbeeld chronisch zieken lastiger was om te veranderen van zorgverzekeraar. Met betrekking tot de kwaliteit verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 4.
Welke oorzaken zijn er voor de gesignaleerde barrières die chronisch zieken voelen bij een overstap? Hoeveel chronisch zieken worden geweigerd voor een aanvullende verzekering?
In het onderzoek wordt aangegeven dat chronisch zieken bang zijn om niet geaccepteerd te worden of bang zijn voor administratieve problemen. Ook denken zij dat het voor hen niet mogelijk is om te veranderen. Het Nivel geeft overigens in haar onderzoek aan dat uit empirische studies in diverse landen is gebleken dat oudere mensen met een relatief slechte gezondheid of chronische ziekte meer barrières ervaren om over te stappen omdat zij meer zekerheid willen m.b.t. de continuïteit van de dekking van hun zorgverzekering. Het is mij niet bekend hoeveel chronisch zieken worden geweigerd voor een aanvullende verzekering. Zie verder ook mijn antwoord op vraag 1.
Hoe is het gesteld met de informatievoorziening over overstapmogelijkheden? Zijn de gesignaleerde ideeën bij chronisch zieken, dat zij niet zouden kunnen overstappen of veel administratieve barrières kunnen verwachten, terecht? Zouden deze ideeën kunnen worden weggenomen met betere informatieverstrekking?
Zoals ik heb aangegeven in mijn reactie op vraag 1, heb ik goede nota genomen van het feit dat verzekerden met een chronische ziekte, handicap of mindere gezondheid meer barrières voelen om over te stappen. Hoewel de acceptatieplicht in den brede goed wordt nageleefd heeft het jongste «Samenvattend rapport rechtmatigheid uitvoering zorgverzekeringswet» (2009) van de NZa enkele signalen opgeleverd dat we er alert op moeten zijn en blijven dat de acceptatieplicht boven elke twijfel verheven is. Wat de andere gevoelde barrières betreft, zoals ook in het antwoord op vraag 1 is opgemerkt vindt er nauwelijks medische selectie plaats voor de aanvullende verzekering. Daarnaast hebben zorgverzekeraars de plicht om transparante informatie te verstrekken over toegangsvoorwaarden voor de aanvullende verzekering en over de opzegmogelijkheden voor zowel de basis als aanvullende verzekering. De NZa ziet hier op toe.
Hebben de reclame-uitingen van zorgverzekeraars, waarin juist mensen worden aangesproken die weinig premie willen betalen omdat zij weinig zorg gebruiken, invloed op het gevoel van chronisch zieken dat zij niet kunnen overstappen? Staat u nog steeds op het standpunt dat verzekeraars vrij zijn in dit soort reclame-uitingen?2
Ja, ik sta nog steeds achter de antwoorden die ik in het aangehaalde aanhangsel bij de Handelingen4 heb gegeven. Voor de goede orde, die antwoorden waren genuanceerder dan de daarvan in de vraag gegeven samenvatting «dat verzekeraars vrij zijn in dit soort reclame-uitingen».
Staat u nog steeds op het standpunt dat het niet afkeurenswaardig of onlogisch is als een verzekeraar verzekerden met een laag ziekterisico binnenhaalt en vervolgens bij ziekenhuizen lage Diagnose Behandeling Combinaties (DBC)-prijzen probeert af te dwingen?2 Kunt u uitleggen waarom die ontwikkeling niet de bijl aan de wortel van een solidair zorgverzekeringssysteem is?
Ik sta nog steeds op dat standpunt dat een verzekeraar mag proberen om voor het deel van zijn verzekerdenpopulatie waarvan hij inschat dat deze een relatief laag gezondheidsrisico hebben een verlaging van de DBC-prijs te bedingen bij de zorginkoop. In antwoord op deel twee van de vraag: De wortel van de solidariteit van ons gezondheidszorgsysteem zit niet in het verbieden van gedifferentieerde inkoopprijzen maar in een aantal andere wettelijke bepalingen waaraan zorgverzekeraars moeten voldoen: voor iedereen geldende wettelijk vastgelegd verzekeringspakket, acceptatieplicht met verplichte deelname aan het risicovereveningssysteem en het verbod op premiedifferentiatie. (Zoals in het aangehaalde aanhangsel bij de Handelingen is uiteengezet, voorziet de wet bij dat laatste in twee uitzonderingen: een gelimiteerde korting bij collectieve contracten en een korting bij, een eveneens gelimiteerd, vrijwillig eigen risico.)
Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat de zorgverzekeraars het afgelopen jaar 40 miljoen euro hebben uitgegeven aan reclame? Vindt u dat dit geld aan zorg had moeten worden besteed, aangezien het afkomstig is van de zorgpremies die Nederlanders hebben betaald?3
Eerder dit voorjaar heb ik op eerdere vragen van het lid Leyten (SP) geantwoord dat de marktpositioneringsstrategie, binnen de kaders die de wet stelt, een zaak is die iedere zorgverzekeraar voor zichzelf moet bepalen en dat de hoogte van de reclamebudgetten buiten mijn verantwoordelijkheid valt. In de via de vraag aangereikte informatie zie ik geen reden om dat standpunt te wijzigen. Die bron maakt gewag van een totaal aan reclamebudgetten in 2005/2006 van € 80 mln. Het jaar daarop is het gedaald naar € 46 mln. Weer een jaar later is het gedaald naar € 36 mln. De laatste drie jaar (2008/2009, 2009/2010 en 2010/2011) is het gegroeid naar € 40 mln hetgeen gemiddeld neerkomt op ca 3,5% groei per jaar.
Is het inherent aan het huidige zorgverzekeringsstelsel dat zorgverzekeraars steeds hogere reclamebudgetten zullen hanteren omdat zij met elkaar moeten concurreren om inkomsten van verzekerden te krijgen? Verwacht u opnieuw een stijging van de reclame-uitgaven door zorgverzekeraars, na de stijging van 5% het afgelopen jaar? Is er een grens aan wat u nog acceptabel vindt met betrekking tot de hoeveelheid zorggeld die aan reclames wordt uitgegeven?
Het is aan zorgverzekeraars om te bepalen hoeveel geld zij jaarlijks aan reclame uitgeven. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 10.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het AO Zorgverzekeringswet van 26 mei?
Ja.
Het bericht "Assenaar in actie voor hulphond" van RTV Drenthe |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Assenaar in actie voor hulphond»?1 Hoe beoordeelt u dit bericht?
Ik heb dit bericht ter kennisneming aangenomen.
Is het waar dat u gaat voorstellen de hulphond in 2012 uit het pakket te schrappen? Zo ja, waarom?
Ik zie op dit moment geen aanleiding om de hulphond uit het pakket te schrappen. Ik wijs er wel op dat het College voor zorgverzekeringen (CVZ) in 2009 heeft aangekondigd te zullen starten met een landelijk onderzoek naar de plaatsbepaling van de hulphond binnen het geheel van voorzieningen die deels hetzelfde doel dienen. De inzet van de hulphond zal daarbij aan de pakketcriteria van het CVZ worden getoetst, waarbij vooral gekeken wordt of de hulphond aan het criterium kosteneffectiviteit voldoet. Het permanent evalueren van het basispakket aan de hand van de pakketcriteria is een kerntaak van het CVZ. Deze taak past in de lijn van het stringenter pakketbeheer dat in het Regeerakkoord is afgesproken.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat zorgverzekeraars nu al de geldkraan dichtdraaien, door bijvoorbeeld terughoudend te zijn met het betalen van vergoedingen aan hondentrainers, waardoor stichtingen die hulphonden opleiden financiële problemen krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid hiertegen maatregelen te treffen? Welke maatregelen zullen dit zijn?
Een grote zorgverzekeraar heeft verklaard dat er geen sprake is van het «dichtdraaien van een geldkraan». Alle aanvragen worden afgehandeld volgens een erkend protocol en getoetst aan de wettelijke indicatiecriteria (zie 4). Daardoor kan het voorkomen dat aanvragen worden afgewezen. Ik ga er verder vanuit dat het contracteren en betalen van zorgaanbieders voor hun diensten normaliter is geregeld in overeenkomsten die zorgverzekeraars met aanbieders hebben afgesloten. Het sluiten van overeenkomsten is de eigen verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Daar ga ik niet over. Maar de zorgverzekeraar heeft wel een zorgplicht , zolang dit deel uitmaakt van het basispakket.
Overigens zijn zorgverzekeraars niet verantwoordelijk voor het in stand houden van zorgaanbieders die in financiële problemen verkeren en ik ben dat evenmin.
Deelt u de mening dat een hulphond in het pakket thuishoort omdat een hulphond mensen met een handicap een stuk onafhankelijker kan maken en soms zelfs het verschil kan maken tussen zelfstandig wonen en wonen in een verpleeghuis?
Ja, ik erken de potentiële meerwaarde van hulphonden voor mensen die van hulp afhankelijk zijn. Daarom worden hulphonden op dit moment vergoed indien aan de voorwaarde zoals omschreven in de Regeling zorgverzekering (Rzv) is voldaan. Op basis van de indicatiecriteria in de Rzv komen hulphonden voor vergoeding in aanmerking wanneer zij een substantiële bijdrage leveren aan de mobiliteit en de algemene of huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen van een verzekerde die volledig doof is of die als gevolg van blijvende, ernstige lichamelijke functiebeperkingen aangewezen is op hulp bij mobiliteit of bij algemene huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen, waardoor zijn zelfstandigheid wordt vergroot én het beroep op zorgondersteuning vermindert (artikel 2.34, eerste lid, onderdeel b, Rzv). Het is aan de zorgverzekeraar om te beoordelen of een aanvraag aan de indicatiecriteria van de Rzv voldoet.
Kent u het bericht «Ombudsman wil dat pensionado's geld terugkrijgen»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de verantwoordelijkheid van een overheidsorganisatie om de rechten van burgers te respecteren?
Elke overheidsorganisatie is gehouden om de rechten van burgers te respecteren. Voor de Belastingdienst ligt dit niet anders dan voor willekeurig welke andere overheidsorganisatie.
Bent u van mening dat de Belastingdienst zelfstandig een kosten-batenanalyse mag maken of zij een wet wel of niet wensen uit te voeren of bent u van mening dat het primaat bij de politiek ligt? Hoe verklaart u de in het bericht omschreven gang van zaken?
De Belastingdienst heeft als lijn, om op eigen initiatief rechthebbenden bedragen terug te betalen die teveel zijn ontvangen. Deze werkwijze zal worden gevolgd voor het jaar 2010, waarvan de afhandeling medio 2011 zal starten. Vanaf dat jaar is het namelijk mogelijk om rechthebbenden door middel van bestandsvergelijking te identificeren. Uit het bericht van de Nationale Ombudsman zou ten onrechte de indruk kunnen ontstaan dat sprake is van een structureel probleem.
De mogelijkheid tot bestandsvergelijking bestaat niet voor de jaren 2006 tot en met 2009, waardoor belanghebbenden zelf een verzoek om teruggaaf moeten indienen. Een deel van de rechthebbenden heeft over die jaren inmiddels zelf een verzoek om teruggaaf ingediend. De volgende acties zijn ingezet om ook andere rechthebbenden in de gelegenheid te stellen om een verzoek om teruggaaf te doen.
Veel mensen beklagen zich na ontvangst van de CVZ-jaarafrekening bij CVZ over te hoog vastgestelde bedragen. Dit zijn potentiële teruggaafgevallen, die feitelijk door de Belastingdienst moeten worden afgedaan. CVZ stuurt deze bezwaarschriften ter behandeling door aan de Belastingdienst. Bij klachten of andere bezwaarschriften waar mogelijk een teruggaafaspect aan zit, wijst CVZ de betrokkenen op een mogelijk teruggaafrecht. Deze werkwijze heeft inmiddels zijn nut bewezen. Over de periode maart 2010 t/m januari 2011 zijn bij de Belastingdienst ca. 750 teruggaafverzoeken over oude jaren binnengekomen. Sinds 1 februari zijn er daar nog eens 500 bijgekomen. Daarnaast zijn de websites van de Belastingdienst en CVZ aangevuld om betrokkenen op hun mogelijke recht te wijzen.
Aanvullend op deze acties is overleg met CVZ gestart. In dat kader wordt de mogelijkheid bezien om via een mailing van CVZ betrokkenen erop te wijzen dat zij mogelijk nog geld kunnen terugkrijgen.
Langs de hiervoor geschetste lijnen wordt een maximale inspanning gepleegd om betrokkenen in de gelegenheid te stellen om hun recht op teruggaaf geldend te maken.
Bent u bereid tot een toezegging dat u de 6 miljoen euro die de Belastingdienst ten onrechte in eigen zak steekt nog deze maand laat overmaken aan de rechtmatige eigenaren?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór 1 mei a.s.?
Ja.
Het niet vergoeden van een kuur in Davos voor ernstig zieke longpatiënten |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het gegeven dat verzekeraar Univé via een kort geding is gedwongen een kuur in Davos te vergoeden voor een ernstig zieke astmapatiënt waarvoor in Nederland geen goede behandeling voorhanden is?1
Het is niet aan mij als Minister om een oordeel te vellen over een verstrekkingengeschil tussen een verzekerde en een zorgverzekeraar noch over een uitspraak van de rechtbank hierover.
Onderkent u de gesignaleerde trend van de kliniek en de patiëntenvereniging Nederland Davos dat verzekeraars in toenemende mate de behandeling in het Nederlandse ziekenhuis in Davos weigeren, ondanks medisch adviezen van de behandelend specialist bij patiënten waar de behandeling in Davos een laatste redmiddel is? Zo ja, wat is hiervan de reden?
Ik heb geen zicht op de mate waarin verzekeraars verstrekkingen aan verzekerden weigeren. Ik heb evenmin zicht op het aantal procedures dat bij de rechtbank hieromtrent wordt gevoerd en hoe deze uitpakken voor de verzekeraar danwel de verzekerde. Ik heb bij de SKGZ (Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen) navraag gedaan of zij op basis van de voorgelegde klachten en geschillen een trend zien. Het SKGZ herkent deze trend echter niet. Zij hebben sinds 2006 in zes kwesties betreffende een (voorgenomen) verblijf in het Nederlands Astmacentrum in Davos (NAD) bemiddeld. De Geschillencommissie heeft sinds 2006 geen bindende adviezen gegeven, er is op dit moment één geschil in behandeling.
Is het waar dat zorgverzekeraars vrijwel alle procedures als het gaat om behandeling van longpatiënten in Davos verliezen?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het niet ongepast dat Univé zegt het besluit van de rechter te respecteren maar haar beleid inzake Davos niet te veranderen? Is een zorgverzekeraar er niet om die zorg te vergoeden die «state of the art» is?
Opname en behandeling in een astmacentrum behoort tot een te verzekeren prestatie krachtens de Zorgverzekeringswet en aanverwante regelgeving. Het CVZ heeft op verzoek van een zorgverzekeraar op 25 februari 2008 een uitspraak gedaan inzake de behandeling in het NAD. In dit advies geeft het CVZ aan dat de individuele medische toestand van de patiënt het uitgangspunt is voor de medische indicatie voor opname in een astmacentrum (of voor een medische behandeling van welke aard dan ook). Een medisch specialist kan de indicatie voor opname in een astmacentrum, of specifiek voor behandeling in het NAD, geven. Het is aan de zorgverzekeraar om te beoordelen, mede op basis van de medische indicatie van de medisch specialist, of een verzekerde naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen op opname en behandeling in het NAD. De individuele omstandigheden van het geval geven hierbij de doorslag en er mag een doelmatigheidsafweging worden gemaakt. In het bijzonder moet worden afgewogen of ambulante begeleiding niet voldoende is. Voor opname in het NAD geldt overigens dat het hebben van een allergie voor huisstofmijt een doorslaggevende rol kan spelen. Het NAD is namelijk zo hoog gelegen dat hier de huisstofmijt niet kan leven.
Wat acht u uw rol in deze? Bent u bereid de zorgverzekeraars aan te spreken op hun rol als zorgverzekeraar die het belang van de patiënt centraal hoort te stellen?
Zoals ik aan heb gegeven in mijn reactie op vraag 1, ga ik niet over geschillen tussen zorgverzekeraars en verzekerden. De rechten van de verzekerde zijn vastgelegd in de zorgpolis, dat is de overeenkomst tussen een verzekeringnemer en een zorgverzekeraar waarin de gesloten zorgverzekering is vastgelegd. De zorgverzekering moet voldoen aan hetgeen bij of krachtens de Zvw is geregeld. Indien zich een (verstrekkingen)geschil voordoet tussen een verzekeraar en een verzekerde, kan de verzekerde terecht bij de SKGZ. Ook de weg naar de rechtbank staat open.
Is het wenselijk de criteria op grond waarvan patiënten in aanmerking komen voor behandeling in het astmacentrum in Davos nader te preciseren om willekeur te voorkomen? Dient niet de indicatiestelling van de specialist doorslaggevend te zijn?2 Kunt u uw standpunt nader toelichten?
De indicatiestelling van de specialist is een belangrijk, maar niet zonder meer doorslaggevend, criterium voor vergoeding uit de Zvw. De uitspraak van het CVZ biedt mijn inziens voldoende kader voor de zorgverzekeraar. Zie ook mijn beantwoording op vraag 4.
Het probleem dat jongeren die 18 jaar worden problemen hebben met het betalen van de zorgverzekeringspremie |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman , Jasper van Dijk |
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat op het moment dat jongeren 18 jaar worden ze per direct verplicht worden de premie van de Zorgverzekeringswet te betalen, maar dat zij in het ongunstigste geval soms drie maanden moeten wachten voordat zij recht hebben op studiefinanciering en geen mogelijkheden hebben om de zorgverzekeringspremie te betalen?
Erkent u dat het probleem, dus dat jongeren in het ongunstigste geval pas na drie maanden na hun 18e verjaardag studiefinanciering krijgen, en wel maandelijks zorgverzekeringspremie moeten betalen, niet opgelost is als studenten (zowel MBO- als HBO-studenten) voor hun 18e verjaardag de studiefinanciering aanvragen?1
Klopt het voorbeeld gegeven door Zorgbelang Gelderland, dat een jongere die op 2 januari 18 jaar wordt, pas recht heeft op studiefinanciering vanaf 1 april (zowel MBO als HBO student)? Zo ja, waarvan moet een jongere de zorgverzekeringspremie betalen als deze niet terug kan vallen op zijn of haar ouders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Erkent u dat dit probleem juist voor jongeren in de jeugdzorg extra lastig is omdat zij niet altijd financieel terug kunnen vallen op hun ouder(s), en dat vaak de jeugdzorg voor hen eindigt op het 18e jaar en zij ineens zelfstandig moeten wonen? Zo ja, wat gaat u specifiek voor deze groep jongeren doen om hen hierin te ondersteunen?
Erkent u het probleem dat jongeren vaak voor het minimale zorgverzekeringspakket kiezen terwijl dit voor jongeren met bijvoorbeeld een chronische aandoening (zoals ADHD of PDD-NOS) verstandig kan zijn om voor een aanvullende zorgverzekeringspakket te kiezen? Bent u bereid om juist deze kwetsbare groep jongeren hierin extra voorlichting te geven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Bent u bereid een oplossing voor deze groep jongeren te zoeken door bijvoorbeeld de zorgverzekeringspremie in te laten gaan in het kwartaal nadat de jongere 18 jaar wordt, en het gelijk loopt aan de studiefinanciering? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de optie te hanteren om de jongere direct wanneer deze 18 wordt diezelfde maand ook studiefinanciering uit te betalen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de belofte gedaan door uw ambtsvoorganger in antwoord op vragen van het lid Van Gerven om naar oplossingen te zoeken na te komen en te kijken «wat er kan»?2
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Studiefinanciering van 6 april 2011?
Het bericht dat Menzis huisartsenpraktijken opkoopt |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Zorgverzekeraar Menzis koopt huisartsenpraktijken op»?1
Menzis heeft mij laten weten dat deze berichtgeving in formele zin onjuist is. Zorgverzekeraar Menzis koopt geen huisartsenpraktijken op. Zorgpunt is een zelfstandig bedrijf, waarin Menzis Eerstelijns Zorg (MEZ) voor 50% participeert. MEZ is een organisatie die onderdeel is van de coöperatie Menzis, maar gescheiden is van de verzekeringsactiviteiten. De andere aandeelhouder in Zorgpunt is Investeringsmaatschappij Reggeborgh.
Zorgpunt neemt zelfstandig het besluit om praktijken over te nemen. In Winschoten heeft Menzis Zorgverzekeraar, vanuit zijn zorgplicht, aan Zorgpunt en andere marktpartijen gevraagd om de continuïteit van de huisartsenzorg te garanderen. Zorgpunt heeft daar zelfstandig invulling aan gegeven.
Klopt het dat Oost-Groningen al tijden een tekort aan huisartsen heeft? Zo ja, wat zijn de recente cijfers hierover?
Recente cijfers van het NIVEL over de huisartsendichtheid per provincie geven aan dat in de regio Groningen in 2010 2327 inwoners per (fte) huisarts waren. Dit is gemiddeld in vergelijking met de andere regio’s.
Menzis geeft aan dat het werven van huisartsen in Oost–Groningen lastig is. De huisartsenzorg in Oost-Groningen is (was) voornamelijk georganiseerd via solopraktijken; waardoor bij een vertrek van een huisarts moeizaam kon worden voorzien in een opvolger. (Beginnend) huisartsen kiezen er steeds minder voor om zich te vestigen als «plattelandsdokter» in een solopraktijk.
Wat Oost-Groningen op dit moment volgens Menzis bijzonder maakt is dat er relatief veel oudere huisartsen in dit gebied werkzaam zijn, hierdoor zijn er ook relatief gezien meer vanwege de leeftijd stoppende huisartsen. Dit maakt de situatie in Oost-Groningen acuter.
Deelt u de mening dat de constructie van Menzis via het bedrijf Zorgpunt in feite een verticale fusie is tussen een zorgverzekeraar en een zorgaanbieder? Zo nee, waarom niet?
Ja. Door het feit dat Menzis medeaandeelhouder is van een eerstelijns zorgbedrijf is sprake van een vorm van verticale integratie tussen een zorgverzekeraar en een zorgaanbieder. Menzis is overigens al sinds 2004 eigenaar van twee eerstelijnscentra in Groningen en Arnhem. Ook deze beide centra – die nu deel uitmaken van Zorgpunt – zijn voortgekomen uit het initiatief van Menzis om aan de zorgplicht te kunnen voldoen.
Is deze constructie getoetst door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa)? Zo nee, waarom niet?
Ja, het voornemen om Zorgpunt op te richten, als een joint venture tussen de zorgactiviteiten van Menzis en Reggeborgh, is in juni 2010 door deze partijen gemeld. De NMa heeft op 20 juli 2010 een besluit genomen naar aanleiding van deze melding. In dit besluit is ook gekeken naar het verticale aspect. De NMa heeft geconcludeerd dat er geen reden was om aan te nemen dat uit het voornemen negatieve effecten voor de mededinging zouden voortvloeien. In de meeste gemeenten waar Zorgpunt actief werd kwam het marktaandeel van Menzis op de verzekeringsmarkt noch Zorgpunt op het gebied van huisartsenzorg, boven de 30% uit, waardoor niet aannemelijk werd dat de markt voor andere verzekeraars of huisartsen zou worden afgeschermd. Naar één gemeente heeft de NMa specifiek gekeken omdat Menzis daar een sterke positie heeft. Ook ten aanzien van deze gemeente heeft de NMa na onderzoek geconcludeerd dat het niet aannemelijk was dat er marktafschermende effecten zouden optreden.
Vindt u de aanpak van Menzis de juiste oplossing voor het huisartsenprobleem in Oost-Groningen?
Ik ben geen voorstander van structurele verticale integratie tussen verzekeraars en zorgaanbieders omdat dit leidt tot onzuivere inkoopafwegingen bij de verzekeraar. Het moet niet zo zijn dat afwegingen van verzekeraars bij de zorginkoop door andere (financiële) belangen worden gestuurd dan de belangen van de verzekerde. Dat is niet goed voor de dynamiek in de zorg en daarmee voor de keuzevrijheid van de patiënt en de kwaliteit van zorg.
Om die reden wil ik verticale integratie tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders verbieden, zoals ook in het Regeerakkoord is vastgelegd. Op dit verbod wil ik echter wel tijdelijke uitzonderingen toestaan namelijk als verticale integratie/overname de enige manier voor een verzekeraar is om aan zijn zorgplicht te voldoen. Na verloop van tijd, als de zorgaanbieder zich heeft kunnen bewijzen in de markt, zou de verzekeraar de aanbieder (van zich) moeten vervreemden. Een dergelijk verbod (met uitzonderingsopties) vereist wijziging van de regelgeving. Ik ben daarmee aan de slag.
De aanpak van Menzis kan een oplossing zijn voor een nijpend probleem in een concreet geval. Essentieel is dat patiënten keuzevrijheid houden en dat de toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg in al haar facetten is gegarandeerd. Zorgpunt, en andere marktpartijen die georganiseerde eerstelijnszorg aanbieden, vormen in het beleid van Menzis een belangrijke schakel in het oplossen van deze problematiek, omdat hierdoor de praktijk interessant wordt voor huisartsen die geen ondernemer/praktijkhouder willen zijn.
Er zijn echter ook andere alternatieven waarover ook melding wordt gedaan in het bericht van TV Noord. Zo is Huisartsenkring Groningen in samenwerking met de provincie, Ros (regionale ondersteunings structuur in de eerste lijn) en Menzis (samen: Expertteam Continuering Huisartsenzorg) bezig een stichting op te richten die in specifieke gevallen de praktijkopvolging faciliteert en lacunes in de beschikbaarheid van huisartsenzorg voorkomt. Het gaat dan vooral om solistische praktijken in relatief dunbevolkte, niet-stedelijke gebieden. De verwachting is dat de stichting medio mei wordt opgericht. Kern van de activiteiten: de stichting neemt (tijdelijk) de praktijk /praktijkvoering over, draagt zorg voor een waarnemer en faciliteert de praktijkopvolging. De waarnemer of een andere huisarts neemt uiteindelijk de praktijk over en daarmee eindigt ook de bemoeienis van de stichting met deze praktijk. In het verleden heeft het Expertteam Continuering Huisartsenzorgop een vergelijkbare manier er voor gezorgd dat de waarnemer in veel gevallen uiteindelijk de praktijk succesvol heeft overgenomen waardoor lacunes in de huisartsenzorg zijn voorkomen.
Bent u ervan op de hoogte dat over Zorgpunt Menzis zelf schrijft: «Met Zorgpunt ontstaat er een sterke en grote partij in de eerstelijn. Daarmee kan Menzis als zorgverzekeraar makkelijker afspraken maken.»? Deelt u de mening dat hier dus economische belangen spelen en niet het belang van de patiënt?
Ik heb begrepen dat Menzis met het vormen van Zorgpunt de organisatiegraad in de eerste lijn beoogt te vergroten. Daarmee wordt het voor de eerstelijnszorg gemakkelijker om bijvoorbeeld de bereikbaarheid en kwaliteit van zorg zeker te stellen. Zorgpunt biedt volgens Menzis een oplossing voor een aantal problemen in de eerstelijnszorg: investeren in betere zorg dichtbij de cliënt, onder verantwoordelijkheid van de huisarts. De vraag uit de samenleving – met steeds meer ouderen en chronisch zieken – naar goed afgestemde zorg wordt alleen maar groter. Menzis wil die zorg voor haar klanten niet in ziekenhuizen leveren, maar dichtbij huis in centra waar huisarts, apotheker, fysiotherapeut, thuiszorgmedewerker, GGZ-consulent, en andere disciplines goed samenwerken.
Naast het belang van de patiënt is ook premiebeheersing voor Menzis van belang. Menzis is van mening dat een goed georganiseerde eerstelijnszorg daar aantoonbaar een bijdrage aan levert.
Wat gaat u doen om deze ontwikkeling te stoppen?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Welke stappen kan de overheid nemen om het huisartsentekort in regio’s als Oost-Groningen tegen te gaan?
De overheid heeft vooral een taak om te zorgen voor voldoende opleidingsplaatsen voor huisartsen. Lokale overheden kunnen faciliterend optreden om hun aantrekkelijkheid als vestigingsplaats voor huisartsen te vergroten. De NZa kan daarnaast de zorgverzekeraar aanspreken op zijn zorgplicht, wanneer hij te weinig onderneemt om voldoende huisartsenzorg te contracteren. In casu is dit echter niet het geval.
Het recht van grensarbeiders op een persoonsgebonden budget in Duitsland |
|
Agnes Wolbert (PvdA), Linda Voortman (GL), Margreeth Smilde (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat Nederlanders die in Duitsland wonen, maar in Nederland werkzaam zijn, niet in aanmerking komen voor een PGB of Pflegegeld?
Ja.
Kunt u aangeven welke rechten een Nederlander heeft ten aanzien van de AWBZ wanneer hij in het buitenland woont, maar in Nederland werkt en premie betaalt?
Een persoon die in het buitenland woont maar werkt in Nederland is, ongeacht zijn nationaliteit, verzekerd op grond van de AWBZ. Deze persoon heeft zowel aanspraak op gecontracteerde zorg (zorg in natura) als recht op vergoeding van de betaalde kosten indien hij buiten Nederland niet-gecontracteerde zorg inroept die met een AWBZ-verstrekking vergelijkbaar is. Indien voor de AWBZ-verstrekking een eigen bijdrage geldt wordt het bedrag daarvan afgetrokken van het bedrag dat gerestitueerd wordt.
Het PGB is geen wettelijke aanspraak en valt dus niet onder de vergoedingmogelijkheid. Het zorgkantoor kan alleen subsidie voor PGB’s verlenen voor verzekerden woonachtig in zijn regio. Nederlanders die in Duitsland wonen, wonen niet in een regio van een zorgkantoor en kunnen dus geen PGB krijgen.
Daarnaast bestaat ingevolge de Europese sociale zekerheidsverordening (Verordening (EEG) nr. 883/04) aanspraak op deze zorg («verdragsaanspraak») in natura. Voorwaarde daarbij is dat de ziektekostenverzekeringwetgeving van het woonland voorziet in AWBZ-achtige vormen van zorg. De kosten daarvan komen ten laste van Nederland. Als verdragsgerechtigde heeft men in het woonland aanspraak op verstrekkingen, maar niet op uitkeringen.
Duitsland kent naast zorg in natura ook het Pflegegeld. In het arrest Molenaar heeft het Hof geoordeeld dat het Duitse Pflegegeld dient te worden aangemerkt als «uitkering» in de zin van de verordening en niet als verstrekking. Dit komt door de kenmerken van het Pflegegeld. Deze kenmerken zijn: het gaat om een periodieke toelage, het gaat om een vast bedrag ongeacht gemaakte kosten, er hoeven niet eerst betalingsverplichtingen te zijn aangegaan met zorgverleners, noch hoeven er bewijsstukken voor gemaakte kosten te zijn overgelegd en er is een grote mate van vrijheid bij de besteding van het bedrag. Het gevolg van die uitspraak is dat Nederlandse verdragsgerechtigden die in Duitsland wonen geen recht hebben op het Pflegegeld (wel op de «Pflege» zorg in natura), terwijl de Duitse verdragsgerechtigden die in Nederland wonen wel Pflegegeld kunnen ontvangen en daarnaast in beginsel aanspraak hebben op zorg in natura.
Naar mijn mening is hier geen sprake van ongelijke behandeling, omdat er vanwege het wonen in een ander land geen sprake is van gelijke omstandigheden.
Door het wonen in een ander land dan het land waar men werkt is de Europese regelgeving en de daarop gebaseerde Hofjurisprudentie van toepassing.
Zijn rechten op AWBZ-zorg gelijk aan de rechten voor premiebetalende Nederlanders woonachtig in andere Europese lidstaten? Zo nee, deel u de dat er dan sprake is van ongelijke behandeling?
Zie antwoord vraag 2.
Als premiebetalende Nederlanders woonachtig in Duitsland van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) te horen krijgen dat zij niet in aanmerking komen voor een PGB of voor Pflegegeld, waarom staat er dan op de website van het CVZ: «Als de verzekerde langer dan zes weken in het buitenland verblijft en een zorgverlener contracteert die niet onder de Nederlandse fiscale en sociale wetgeving valt, past het zorgkantoor de hoogte van het PGB aan aan het prijsniveau van het land waar de verzekerde verblijft. Het CVZ heeft hiervoor aanvaardbaarheidspercentages ontwikkeld.»?1
Het citaat is onvolledig. De slotzin op de website van het CVZ:
«Verzekerden die permanent in het buitenland wonen, hebben geen recht op een PGB.» De in de vraag geciteerde tekst slaat op AWBZ-verzekerden die tijdelijk in het buitenland verblijven en nog steeds woonachtig zijn in Nederland. In die situaties is het verdragsrecht dus niet van toepassing.
Deelt u de mening dat het onjuist is wanneer er onderscheid wordt gemaakt tussen het vergoeden van zorg in natura en het PGB, omdat mensen wettelijk recht hebben op het maken van deze keuze?
Er is geen wettelijk recht op deze keuze. Het PGB wordt verleend in de vorm van subsidie.
Welke stappen bent u bereid te zetten om er voor te zorgen dat de Europese wetgeving wordt aangepast om een PGB voor premiebetalende Nederlanders woonachtig in Duitsland mogelijk te maken?
Dat mensen recht hebben op een PGB, noch op Pflegegeld heeft enerzijds te maken met het feit dat het in Nederland geen wettelijke aanspraak is en in Duitsland niet kan worden verstrekt vanwege het arrest Molenaar.
Het wettelijk regelen van het PGB is afgesproken in het Regeer- en Gedoogakkoord (zie ook Kamerstukken II 2010/11, 32 620, nr. 1). Bij het wettelijk gaan regelen van het PGB zal ik de onderhavige kwestie nader bezien. Zowel het wettelijk regelen van het PGB als vorm van verstrekking (een budget dat aan zorg moet worden besteed) als het wettelijk regelen van het PGB in de vorm van een uitkering (een budget waarover geen verantwoording moet worden afgelegd) heeft Europeesrechtelijke gevolgen voor verdragsgerechtigden die niet AWBZ-verzekerd zijn, zowel voor Nederlanders in het buitenland als buitenlanders in Nederland.
Bij de totstandkoming van het wetsvoorstel zal ik mij zonodig verstaan met de Europese Commissie. Vanzelfsprekend speelt hierbij het solide maken van het PGB een rol.
Welke stappen bent u bereid te zetten om er op korte termijn voor te zorgen dat de mensen die nu tussen wal en schip vallen zelf hun zorg kunnen regelen door middel van een PGB? Bent u bereid daarover in gesprek te gaan met het CVZ en de betreffende Duitse uitvoeringsinstantie om snel tot een oplossing te komen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het algemeen overleg Informele Gezondheidsraad (EU) op 3 maart 2011?
Ja.
PGB'ers die worden afgeschrikt door gemeenten |
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Potentiele PGB-ers Leiden onder druk gezet van de gemeente»?1
Ja, ik heb kennis genomen van het door u genoemde artikel. Van de gemeente Leiden heb ik vernomen dat het artikel is gebaseerd op een individuele situatie die zich ruim een jaar geleden heeft afgespeeld. De gemeente heeft deze kwestie vrijwel direct uitgesproken met betrokkene, die daarop zijn verhaal aanzienlijk heeft genuanceerd.
Herkent u dit signaal, en komt dit vaker voor? Zo ja hoe vaak? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken of dit vaker voorkomt?
Het signaal dat gemeenten mensen onder druk zetten om af te zien van een PGB is mij niet bekend. Mede in verband met de overheveling van de functie begeleiding van de AWBZ naar de Wmo, heb ik in het kader van het Bestuursakkoord 2011–2015 met de VNG afgesproken onderzoek te doen naar de vraag of en zo ja in welke mate het PGB een belemmering vormt voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de Wmo. Van die gelegenheid zal ik gebruik maken om de wijze waarop gemeenten met het PGB omgaan te evalueren. Uw vraag zal daarbij worden meegenomen.
Het Bestuursakkoord 2011–2015 is u bij brief van 21 april jl. door de Minister van BZK toegezonden.
Deelt u de mening dat het goed is dat mensen worden voorgelicht over de keuze tussen Persoonsgebonden Budget (PGB) en zorg in natura, maar de uiteindelijke keuze tussen beiden is aan de mensen zelf? Deelt u voorts de mening dat het zeer ongewenst is als gemeenten de vrije keuze voor een PGB aan mensen die daar zelf voor willen kiezen proberen te ontzeggen? Bent u bereid actie te ondernemen als gemeenten de keuzevrijheid van mensen op deze wijze belemmeren? Zo ja, wat gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
De Wmo schrijft voor dat mensen die een aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze moeten hebben tussen een PGB of een voorziening in natura. Mensen moeten goed worden voorgelicht over welke keuze er is en welk gevolg aan welke keuze vastzit. Hier heb ik het over de «geïnformeerde toestemming». Mensen maken zelf een keuze. Ik teken hierbij echter wel aan dat de wet gemeenten ook toestaat om in geval van «zwaarwegende overwegingen» af te zien van het verstrekken van een PGB. Gezien het feit dat het door u genoemde artikel is gebaseerd op een individuele situatie, overweeg ik geen acties in de richting van gemeenten. Uit het onderzoek dat ik met de VNG ga uitvoeren (zie vraag 2) moet blijken of er aanleiding bestaat dit standpunt te herzien.
Heeft u kennisgenomen dat de gemeente Leiden in het artikel stelt, dat zij «de wettelijke plicht heeft om te beoordelen of de aanvrager in staat is de administratie en de bijkomende zaken rond het pgb te organiseren en te overzien»? Heeft u gemeenten hiervoor richtlijnen gegeven hoe zij dit moeten doen?
Naar mijn mening is deze opvatting juist. Ingevolge artikel 5 van de Wmo stelt de gemeenteraad, bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet, regels over de te verlenen individuele voorzieningen en over de voorwaarden waaronder personen die een aanspraak hebben op een dergelijke voorziening recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura of een PGB. Dit artikel geeft gemeenten de bevoegdheid de voorwaarden te stellen aan het toekennen van een PGB zoals u die aangeeft in uw vraag. Ik heb gemeenten geen richtlijnen gegeven ten aanzien van de wijze waarop zij invulling moeten geven aan het gestelde in artikel 5 van de Wmo.
Bent u bereid te communiceren aan gemeenten dat u de wettelijke mogelijkheid die in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt geboden om individuele voorzieningen altijd in de vorm van een PGB te verstrekken belangrijk vindt?
Ik zie geen aanleiding om gemeenten hierover te informeren. Ik heb niet het beeld dat gemeenten hier niet goed mee omgaan.
Is er een evaluatie van het PGB-gebruik van Wmo-voorzieningen? Kunt u aangeven hoe deze zich verhouden ten opzichte van de naturavoorzieningen?
In januari 2010 heeft het Sociaal Cultureel Planbureau haar evaluatie van de Wmo gepresenteerd. Daarbij is ook aandacht besteed aan het gebruik van het pgb en aan de motieven waarom mensen een pgb wensen. De verhouding met naturavoorzieningen is niet aan de orde geweest. Wel is naar voren gekomen dat van de mensen die een beroep doen op een Wmo-voorziening gemiddeld 8 tot 16% een pgb aanvraagt.
Het beperken van de vergoeding voor de diabetesmedicijnen byetta en victoza |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Waarom heeft u besloten de indicatie voor het gebruik van de diabetesmedicijnen behoren de tot de GLP-1 receptorantagonisten per 1 maart 2011 aan te scherpen?
De indicatie voor het gebruik van de GLP-1 analogen is vanaf het moment dat deze middelen op de markt kwamen al zo geweest. In de registratietekst (de SPC) van de GLP-1 analogen (exenatide en liraglutide) staat dat de combinatie met insuline niet aangeraden wordt omdat toepassing hiervan niet beoordeeld is. De balans werkzaamheid/veiligheid is voor de combinatie met insuline niet gewogen en dus niet beoordeeld door de registratieautoriteit. De nieuwe vergoedingsvoorwaarden sluiten aan bij de geregistreerde indicatie. Deze voorwaarden zijn overigens niet per 1 maart 2011 aangescherpt. Dit zal pas gebeuren per 1 mei 2011.
Worden hierdoor niet een aantal moeilijk behandelbare diabetespatiënten ernstig gedupeerd omdat zij de middelen met succes hebben gekregen, waardoor zij minder insuline hoeven te gebruiken en zich gezonder voelen?
Nee, dat vind ik niet. Uit de berichtgeving van bijvoorbeeld de Diabetes Vereniging Nederland leid ik af dat er een groep patiënten is die wordt behandeld met zowel GLP-1 analogen als met insuline, en dat deze groep zich daar goed of zelfs beter bij voelt. Helaas is het zo dat wetenschappelijk bewijs daarvoor door de fabrikant (nog) niet is aangeleverd bij de registratie-autoriteit of bij het CVZ. Deze instanties hebben deze, op dit moment nog off-label, toepassing dan ook niet kunnen beoordelen en een uitspraak kunnen doen over de balans werkzaamheid/veiligheid of de toegevoegde therapeutische waarde. Zoals gezegd staat in de registratietekst (de SPC) van deze middelen op dit moment zelfs dat de combinatie met insuline niet aangeraden wordt.
Vindt u het niet vreemd dat eerst een nieuw middel wordt vergoed en dan ineens de indicatie wordt aangescherpt terwijl er geen nieuwe medische feiten op tafel zijn gekomen en van het advies van de Commissie Farmaceutische Hulp (CFH) wordt afgeweken?1 Vindt u niet dat patiënten erop zouden moeten kunnen vertrouwen dat een dergelijk middel, dat topspecialisten die diabetici behandelen als een aanvulling op het therapeutisch arsenaal beschouwen voor patiënten met een ernstig overgewicht, en daarom het voorschrijven daarvan in het basispakket thuishoort?
Er wordt niet afgeweken van het CFH advies. Het CVZ heeft bij een beperkte groep patiënten meerwaarde toegekend van de toepassing van GLP-1 analogen in vergelijking met de toepassing van insuline. Aan het gebruik van GLP-1 analogen in combinatie met insuline is geen meerwaarde toegekend.
In de vergoedingsvoorwaarden die aan de hand van deze beoordeling oorspronkelijk opgezet waren, was de combinatie met insuline niet expliciet uitgesloten. Vanwege de uitspraak in de hierboven vermelde SPC tekst, leek het combineren van deze middelen niet voor de hand te liggen. Omdat het gebruik waarvoor de GLP-1 analogen, volgens het CFH advies, bewezen toegevoegde waarde hebben nog niet precies genoeg in de vergoedingsvoorwaarden was opgenomen, heb ik dit alsnog gedaan.
Is het waar dat in andere Europese landen het middel wel wordt vergoed bij diabetespatiënten met een body mass index van 28, terwijl in Nederland tot 1 maart een grens gold van 35?
Ik ben niet op de hoogte van de vergoedingsstatus in alle andere Europese landen. Ongetwijfeld zullen er verschillen in vergoedingsstatus zijn; er zijn namelijk veel verschillende vergoedingssystemen waarbij er in vergelijking tot Nederland soms ruimer en soms minder ruim wordt vergoed.
Wat vindt u van de mening van specialist Waanders die spreekt van een verkapte bezuiniging?2
Hier is geen sprake van. Het is gebruikelijk dat geneesmiddelen, voordat ze vergoed worden, beoordeeld worden door het CVZ. Ook is het gebruikelijk om bij relatief dure geneesmiddelen de vergoeding in te perken tot die indicaties waarvan de therapeutische meerwaarde is aangetoond. Gezien de kosten die gepaard gaan met deze middelen (zie mijn antwoord op vraag 7) lijkt me dit ook terecht.
Wordt door dit besluit niet achter de feiten aan gelopen als moderne medicijnen van vergoeding worden uitgesloten terwijl op langere termijn wordt bespaard omdat mensen gezonder blijven?
Nee. De meerwaarde van deze combinatie is niet wetenschappelijk aangetoond en dus valt er geen uitspraak te doen over mogelijke besparingen op andere gebieden in de zorg.
Hoeveel diabetespatiënten in Nederland gebruikten voor 1 maart 2011 GPL-1 receptor agonisten? Welk bedrag was daar landelijk mee gemoeid op jaarbasis?
Volgens de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) waren er in de tweede helft van 2010 ongeveer 5 000 patiënten die GLP-1 analogen gebruikten. Het aantal gebruikers stijgt snel. Uitgaande van de cijfers van december 2010 gaat het om ongeveer 6,5 miljoen euro per jaar, maar vanwege de sterke groei is dit vermoedelijk een onderschatting voor 2011.
Wat vindt u van het feit dat door deze maatregel mensen die wel circa 90 euro per maand kunnen betalen voor eigen rekening dit medicijn dan wel krijgen, en minder vermogende patiënten niet?
Ik ben van mening dat voor het gebruik van collectieve middelen in ieder geval de meerwaarde van behandelingen wetenschappelijk aangetoond zou moeten zijn.
Bent u bereid deze maatregel terug te draaien, en bijvoorbeeld gedurende enkele jaren wel onder de voorwaarden van vóór 1 maart jl. vertrekking in het basispakket te handhaven, zodat de werkzaamheid en de bijwerkingen van de medicijnen verder kan worden gevolgd om een finaal oordeel over de effectiviteit te vellen?
Van terugdraaien is geen sprake. Ik heb besloten om de aanscherping van de vergoedingsvoorwaarden te laten ingaan op 1 mei 2011. Ik ben bereid te zorgen voor een overgangsregime voor de groep patiënten die nu deze combinatie gebruiken. Ik blijf voor de huidige groep patiënten deze combinatie vergoeden tot 1 januari 2012 en ik vraag de beroepsgroep deze periode te benutten om te komen tot een zorgvuldige afbouw van deze combinatie.
Als het in de toekomst toch moet komen tot een positieve vergoedingsbeslissing voor deze toepassing, dan moet dat ook blijken uit wetenschappelijke onderzoeken. Het is de taak van de registratiehouder om deze toepassing te registreren en een aanvraag in te dienen voor een uitbreiding van de vergoeding.
Het bericht dat er sprake is van corruptie en hoge kosten bij zorgverzekeraar Agis |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het bericht «Corruptie en te hoge kosten: veel mis bij Agis in Marokko»?1 Zo ja, deelt u de mening dat de geschetste cultuur van steekpenningen, monopolies en vriendjespolitiek, onder toeziend oog van de directeur van het Agis-steunpunt ter plaatse, onacceptabel is?
Het bericht in de Volkskrant van 18 februari jl. dat Agis zaken doet met een corrupt netwerk van klinieken in Marokko en dat deze zorgverzekeraar Nederlandse verzekerden dwingt zich te laten behandelen door bevriende artsen tegen te hoge kosten is naar ik heb begrepen niet in overeenstemming met de werkelijkheid.
Agis heeft een servicecentrum in Marokko gevestigd, net zoals in Turkije en Suriname. Verzekerden die zich bij zo’n servicecentrum melden, krijgen op basis van hun diagnose een advies over een te kiezen kliniek waarmee Agis een overeenkomst heeft gesloten.
Agis heeft mij laten weten alleen overeenkomsten te sluiten met klinieken waarvan de kwaliteit van de zorg, de transparantie van de administratieve afhandeling en de prijsstelling is getoetst en positief beoordeeld. Adviserend geneeskundigen vanuit Nederland bezoeken en beoordelen de klinieken op deze punten. Agis spreekt met hen prijzen af conform de Marokkaanse prijsstelling die ruim onder het Nederlandse tarief ligt.
Verzekerden hebben in het buitenland, net als in Nederland, vrije artsenkeuze, dus ze hoeven dit advies van het servicecentrum niet op te volgen. Als verzekerden naar een door Agis gecontracteerde kliniek gaan, hoeven ze de kosten van de behandeling niet voor te schieten. Als verzekerden ervoor kiezen naar een kliniek van hun eigen keuze te gaan, dan kunnen ze de gemaakte kosten, uiteraard alleen indien de behandeling binnen de dekking van de verzekering valt, achteraf in Nederland declareren.
Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat er geen sprake kan zijn van de beschuldigingen die zijn geuit in het betreffende Volkskrant artikel.
Zoals u weet is het Kabinet voornemens de werelddekking van de ziektekostenverzekering af te schaffen en de vergoeding te beperken tot de landen van de Europese Unie. Als deze maatregel geëffectueerd is, vervalt de wettelijke grondslag van bovenstaande afspraken voor wat betreft het basispakket.
Deelt u de mening dat Agis de uitkomsten van het onderzoek per direct openbaar moeten maken?
Van Agis heb ik begrepen dat er geen sprake is van een onderzoek. Wel is het zo dat zorgverzekeraars standaard controles uitvoeren om te bezien of zorgaanbieders zich aan de met hen gemaakte afspraken houden. Uit regulier onderzoek door de interne accountantsdienst van Agis en uit de controle door de externe accountant blijkt dat de handelwijze van het servicekantoor en de financiële stromen in overeenstemming zijn met de afspraken die met de gecontracteerde zorgverleners zijn gemaakt.
Bent u bereid de ten onrechte uitgegeven Nederlandse premiegelden terug te vorderen bij zorgverzekeraar Agis? Zo nee, waarom niet?
De NZa houdt toezicht op de zorgplicht van zorgkantoren en zorgverzekeraars en op de gedeclareerde zorg in de Zvw en AWBZ. De NZa heeft mij laten weten dat zij naar aanleiding van de nu voorliggende informatie en het contact dat zij hierover met Agis hebben gehad, geen aanleiding ziet om een aanvullend onderzoek in te stellen. Zodra er in de toekomst nadere informatie boven water zou komen zal de NZa hierop alert zijn en zal zij zonodig handhavend en eventueel corrigerend optreden.
Bent u op de hoogte van het gegeven dat de nota’s voor de heffing van de eigen bijdrage voor begeleiding maanden te laat worden verzonden en dat sommige cliënten, mensen met een lichamelijke beperking en/of psychiatrische problemen, zelfs op dit moment, acht maanden na de invoering van de eigen bijdrage voor begeleiding, geen enkele nota van de eigen bijdrage voor begeleiding hebben ontvangen?1
Ja, dat is mij bekend.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken onfatsoenlijk is, omdat de mensen die het betreft in grote onzekerheid leven omdat zij ten eerste geen, of pas heel laat, inzicht hebben gekregen in hun eigen financiële positie en ten tweede bij het ontvangen van achterstallige nota’s geen informatie hebben over mogelijke betalingsregelingen?
Ik betreur het dat mensen pas laat de eigen bijdrage opgelegd hebben gekregen. Daarentegen zijn mensen wel geïnformeerd over een mogelijke betalingsregeling. Deze staat op de factuur vermeld en op de website van het CAK.
Wat is de reden voor deze grote achterstanden bij het versturen van de nota’s voor de eigen bijdrage? Wat gaat u er aan doen om deze achterstanden weg te werken en te voorkomen dat een dergelijks situatie zich nogmaals voordoet? Wanneer krijgen deze mensen zekerheid?
De reden voor deze achterstanden is het niet of zeer laat aanleveren van gegevens door zorgaanbieders.
Om de eigen bijdrage op te leggen, is het noodzakelijk dat het CAK door de zorgaanbieder geïnformeerd wordt aan welke burgers zorg wordt verstrekt waarvoor een eigen bijdrage verschuldigd is en hoeveel zorg dat is. Vele zorgaanbieders hebben dat goed en op tijd gedaan, maar er is ook een groep die nog geen gegevens heeft aangeleverd of dat te laat heeft gedaan.
De invoeringsdatum van 21 juni 2010 voor de eigen bijdrage voor begeleiding in natura is met alle veldpartijen gekozen.
Het CAK is over het aanleveren van gegevens voor de eigen bijdrage sinds september 2009 in gesprek met de branches van zorginstellingen waarbij gevraagd is de leden te informeren over de verplichting om in het kader van de eigen bijdrage voor begeleiding gegevens aan te leveren aan het CAK. Ook zijn de branches maandelijks geïnformeerd over de voortgang. Begin november 2009, in december 2009 en in maart 2010 zijn vanuit het CAK brieven gestuurd naar de zorgaanbieders over deze maatregel en over het feit dat hiervoor gegevens moeten worden aangeleverd en de wijze waarop dit zou moeten gebeuren. In de eerste helft van 2010 is aan de zorgaanbieders op zeer regelmatige basis informatie verspreid over de maatregel en over de wijze van aanlevering, onder meer via nieuwsbrieven en via de relatiebeheerders van het CAK die zorginstellingen hebben bezocht. Zorgaanbieders die geen gegevens aanleverden zijn regelmatig door het CAK per brief verzocht dit alsnog te doen. Ook heeft het CAK Zorgverzekeraars Nederland gevraagd de zorgkantoren erop te wijzen dat een aantal zorgaanbieders de nodige gegevens niet of niet tijdig aanlevert. Doel hiervan was dat de zorgkantoren de desbetreffende zorgaanbieders daarop gingen aanspreken. Daarnaast zijn de vertegenwoordigers van zorgaanbieders gevraagd hun leden die nog geen gegevens aanleverden, aan te sporen om cliënten met begeleiding te informeren over het feit dat er nog een factuur voor de eigen bijdrage kon worden verwacht. Hiervoor is een standaardbrief ter beschikking gesteld.
Er is dus het nodige gedaan om problemen als de onderhavige te voorkomen en er wordt het nodige aangedaan om de achterstanden weg te werken en mensen de noodzakelijke zekerheid te geven.
Voor de toekomst blijft de les dat het belangrijk is dat alle partijen goed meewerken en hun verantwoordelijkheid nemen.
Is bekend hoeveel mensen die nu een eigen bijdrage voor begeleiding moeten betalen in financiële problemen raken? Hoeveel mensen hebben als gevolg hiervan bijzondere bijstand aangevraagd?
Of mensen in financiële problemen geraakt zijn, is mij niet bekend. De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en er wordt dus rekening gehouden met de draagkracht. Voor mensen met lage inkomens (inkomens op of onder 120% van het sociaal minimum) is de rekening, ook over een aantal maanden beperkt. Deze bedraagt, inclusief de Wtcg-korting, ongeveer € 12 per vier weken voor alleenstaanden en € 17 per vier weken voor gehuwden. Voor mensen met hogere inkomens zijn de bedragen hoger, maar is ook de draagkracht hoger.
Er is dus wat dat betreft geen aanleiding om door de eigen bijdrage in financiële problemen te komen. Of en hoeveel mensen bijzondere bijstand hebben aangevraagd, is mij niet bekend.
Klopt de conclusie van de vierde meldactie van de Cliëntenmonitor Langdurige Zorg van oktober 2010 dat een kwart van de mensen die een eigen bijdrage voor begeleiding moeten gaan betalen de begeleiding heeft stopgezet of overweegt deze stop te zetten? Hoeveel mensen zijn gestopt met ambulante begeleiding als gevolg van de invoering van een eigen bijdrage?
Door de methode waarop dit onderzoek is uitgevoerd, kunnen over de uitkomst geen conclusies worden getrokken voor de doelgroep als geheel, maar alleen voor de deelnemers aan het onderzoek.
Over de mensen die recent gestopt zijn met ambulante begeleiding zijn geen gegevens beschikbaar. Het feit dat de mensen die hebben deelgenomen aan dit onderzoek, hebben aangeven te overwegen van de begeleiding af te zien, houdt niet in dat ze dat dan ook daadwerkelijk zullen doen.
Waar zijn deze mensen die noodgedwongen moesten stoppen met begeleiding nu? Op welke andere plaatsen kloppen deze mensen aan voor hulp bij begeleiding? Welke gemeenten kent u die deze mensen een alternatief vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aanbieden? Welke alternatieven hebben gemeenten tot hun beschikking? Valt daaronder ook deskundige psychiatrische begeleiding? Hebben de gemeenten hiervoor voldoende expertise en middelen ter beschikking?
Voor mij staat voorop dat mensen die de zorg echt nodig hebben die ook kunnen ontvangen. De eigen bijdrage is bedoeld om mensen te stimuleren de afweging te maken of zij de zorg echt nodig hebben. In de memo met de vierde meldactie van de Cliëntenmonitor Langdurige Zorg wordt dan ook terecht geconcludeerd dat de eigen bijdrage door de overheid bewust is ingezet vanwege de remmende werking die er vanuit gaat. Daarnaast is het doel van de eigen bijdrage een gedeeltelijke medefinanciering van de zorg door gebruikers. Het heffen van een eigen bijdrage is redelijk, mede gelet op collectieve bijdrage in de kosten van de zorg. Voor mensen die zorg ontvangen, moet de verschuldigde bijdrage echter wel op te brengen zijn. Daarom is de hoogte van de bijdrage afhankelijk van het inkomen. Er wordt dus rekening gehouden met de draagkracht van betrokkenen. Voor mensen die de zorg nodig hebben en die er desondanks voor kiezen van de zorg af te zien, is een collectief geregeld alternatief dus niet aan de orde.
Ik ben van mening dat het heffen van een eigen bijdrage, een maatregel van de vorige staatssecretaris, verantwoord is. Ik zie geen aanleiding tot heroverweging van deze maatregel. Daarvoor zijn ook geen financiële middelen beschikbaar.
Deelt u de mening dat de eigen bijdrage voor begeleiding als bezuinigingsmaatregel onverantwoord is, dat deze niet geholpen zijn met het wegblijven van begeleiding omdat zij hierdoor op den duur meer kans hebben op terugval of onnodige complicaties?
Zie antwoord vraag 6.
Een moeder die met het persoonsgebonden budget (PGB) geen kant op kan zonder begeleiding voor haar zoon |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Kent u het bericht in het Algemeen Dagblad waarin een moeder stelt dat zij ondanks het PGB dat ze ontvangt voor de begeleiding van haar autistische zoon geen geschikte begeleiders kan vinden?1
Ja.
Is het waar dat de observatiekliniek deze cliënt naar huis heeft laten gaan zonder dat er een goede invulling voor de zorg voor hem thuis was gevonden? In hoeverre was de terugkeer naar huis ingegeven door bezuinigingen en een gebrek aan personeel bij de kliniek?
Uit de berichtgeving in het AD kan ik niet opmaken welke observatiekliniek hierbij betrokken is, noch de identiteit van de desbetreffende cliënt vaststellen.
Kunt u toelichten hoe vaak het voorkomt dat cliënten met een PGB naar huis worden gestuurd zonder dat er inhoud is gegeven aan de opvolgende zorg? In hoeverre hebben mensen in een dergelijke situatie werkelijk een keuze voor een PGB of zorg in natura?
Ik weet niet hoe vaak dit voorkomt. Wel bereiken mij signalen dat het groeiend beroep op de pgb-regeling door jeugdigen met psychiatrische problematiek (zoals ADHD, PDD/NOS en autisme) mogelijk samenhangt met een gebrek aan passende zorg binnen de ZVW en de AWBZ. Dit laat ik momenteel onderzoeken. Dit heb ik gemeld in mijn pgb-brief van 30 november (kenmerk: DLZ/SFI-U-3031834). Dit voorjaar zal ik u in mijn aangekondigde pgb-brief over de uitkomsten van dit onderzoek en mijn reactie hierop berichten. Mocht het inderdaad zo zijn dat passende zorg in natura voor deze cliënten ontbreekt, dan vind ik dat er geen sprake is van een volwaardige keuze tussen beide alternatieven.
Wie is in zulke gevallen verantwoordelijk voor de begeleiding bij het vinden van passende zorg? Op wie kunnen deze mensen een beroep doen?
Als een cliënt geïndiceerd is voor AWBZ-zorg, dan zijn er twee mogelijkheden: de cliënt kan aangeven of hij/zij de zorg in natura wil ontvangen of via een pgb de zorg wil realiseren. Bij keuze voor zorg in natura heeft het zorgkantoor een zorgplicht, dat wil zeggen dat het zorgkantoor actief op zoek dient te gaan naar een zorgaanbieder. Bij keuze voor een pgb is de cliënt zelf verantwoordelijk voor de inkoop van de zorg.
Deelt u de mening dat indien mensen voor passende zorg niet terecht kunnen bij zorg in natura, zij goed begeleid dienen te worden bij het vinden van een goede invulling van zorg via een PGB?
Als een cliënt kiest voor een pgb, dan is hij zelf verantwoordelijk voor het inkopen van zijn zorg. Dat is inherent aan het pgb. Ik ben er geen voorstander van om hiervoor een ondersteuningsaanbod voor budgethouders te ontwikkelen. Mocht de gewenste zorg in natura aanwijsbaar in de regio niet voorhanden zijn, dan heeft het zorgkantoor de verantwoordelijkheid om afspraken in de regio te maken zodat de benodigde zorg op korte termijn beschikbaar komt. Bij cliënten die kiezen voor een pgb heeft het zorgkantoor geen zorgplicht.
Deelt u de mening dat, indien deze begeleiding ontbreekt, dit kan leiden tot ongewenste en op den duur onverantwoorde situaties voor mensen met een zorgvraag en hun omgeving?
Zie antwoord vraag 5.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat mensen niet langer worden «afgescheept» met een PGB, maar op een goede manier worden begeleid, zodat zij het PGB kunnen inzetten zoals dat is bedoeld: voor goede, passende, persoonlijke zorg?
Mocht uit het onderzoek onder jeugdigen met psychiatrische problematiek blijken dat het zorg-in-natura aanbod ontoereikend is dan ga ik met de zorgkantoren en zorgverzekeraars in gesprek en zal ze daarbij wijzen op hun verantwoordelijkheden. Dit heb ik aangekondigd in mijn pgb-brief van
30 november 2010. In mijn pgb-(visie)brief van dit voorjaar ga ik in op de uitkomsten van dit onderzoek.
Fraude met PGB'S |
|
|
|
Deelt u de mening dat berichten over grootschalige fraude met Persoonsgebonden Budgetten (PGB’s) een klap in het gezicht zijn van die mensen die te goeder trouw een PGB inzetten voor eigen regie ten aanzien van hun zorgbehoefte?1
Ja.
Hoe staat u tegenover de uitspraken van Zorgverzekeraars Nederland (ZN), die in een persbericht stellen dat deze zaak lijkt te bevestigen dat de huidige PGB-regeling uitnodigt tot systematische en grootschalige fraude? Kan de claim van ZN, die zich zorgen maakt «over het toenemend misbruik van het PGB» worden onderbouwd? Kunt u cijfers geven over de ontdekte fraude in de afgelopen jaren ten opzichte van de verstrekte PGB’s? Wijken deze cijfers af van ontdekte en vermoedde fraude in de Zorg in Natura?
Uit cijfers die ZN onlangs bekend heeft gemaakt en uit andere signalen blijkt dat er sprake is van een toenemend aantal fraudegevallen met het pgb. ZN meldt 133 onderzochte fraudezaken in 2008 en 204 in 2010. De afgelopen jaren is er in totaal voor een bedrag van € 6 miljoen aan pgb-fraude vastgesteld. In 2010 bedroegen de totale pgb-uitgaven ruim € 2,3 miljard. We weten uit de rapportage van ZN en van andere partijen, zoals de NZa en de SIOD, dat de pgb-regeling fraudegevoelig is. Alhoewel ik de bestuurlijke rapportage van het Openbaar Ministerie nog moet ontvangen, lijken de recente arrestaties de fraudegevoeligheid van het pgb te onderstrepen. (zie ook antwoorden op kamervragen van de leden De Jong en Van den Besselaar, kenmerk 2011Z01607) Ik vind het daarom belangrijk dat er maatregelen worden genomen om de risico’s op fraude die de huidige regeling en uitvoering met zich meebrengen te verminderen. De werkgroep fraude is hier momenteel mee bezig en zal mij in maart hierover rapporteren.
De cijfers van ZN bevatten geen informatie over fraude bij zorg in natura. Echter, uit het Algemeen rapport uitvoering AWBZ 2009 over fraude in de AWBZ van de NZa, blijkt dat in nagenoeg alle onderzochte fraudezaken sprake is van fraude met het pgb.
Kunt u uiteenzetten of het keurmerk dat door Per Saldo (belangen vereniging van mensen met een PGB) is ontwikkeld per direct wordt ingezet om fraude tegen te gaan?
Het keurmerk is ontwikkeld om budgethouders betere garanties te bieden inzake de kwaliteit en betrouwbaarheid van pgb-bureaus. Het keurmerk kan inmiddels worden aangevraagd bij het Keurmerkinstituut. In de werkgroep fraude die mij in maart zal adviseren, wordt bekeken of het wenselijk is dit keurmerk een verplicht karakter te geven.
Kunt u uiteenzetten langs welke lijn de fraudeaanpak zal lopen, zonder de efficiëntie in de zorg te beïnvloeden?
Momenteel worden in overleg met alle bij het pgb en de fraudebestrijding betrokken partijen maatregelen uitgewerkt om fraude met pgb’s terug te dringen. Deze maatregelen richten zich op de gehele pgb-keten. Het gaat dus niet alleen om mogelijke aanpassingen in de subsidieregeling, maar ook om verbeteringen in de voorlichting (preventie), de controle (detectie) en de sanctiemogelijkheden (repressie). Een advies is in maart gereed. In de pgb-brief die ik in mei aan de Kamer zal sturen, zal ik u informeren over de fraude-maatregelen, die ik op basis van dit advies ga nemen.
Bent u bereid te kijken naar de organisatie van het besluitvormingsproces? Deelt u de mening dat het moment van informatieverstrekking en voorlichting dat vooraf moet gaan aan de keuze voor een PGB of Zorg in Natura (ZIN) scherper kan?
Zoals in het AO pgb van 16 februari jl. aangegeven vind ik, net als u, een goede en tijdige informatievoorziening aan AWBZ-cliënten van groot belang. Ik ga met alle relevante AWBZ-ketenpartners en Per Saldo in gesprek om gezamenlijk te kijken hoe de informatievoorziening is te verbeteren.
Bent u bereid breed te kijken naar mogelijkheden fraude effectief tegen te gaan door de keuze van mensen voor ZIN of een PGB te ondersteunen, bijvoorbeeld door vaker in een persoonlijk gesprek de mogelijkheden van zorg in natura te bespreken, en niet alleen met formulieren te werken?
Zie antwoord vraag 5.
Het pgb |
|
Fleur Agema (PVV), Sabine Uitslag (CDA) |
|
Kent u het artikel op de website van Per Saldo «Verwarring alom, pgb-maatregelen gaan door»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Is het waar dat het College voor zorgverzekerinen (CVZ) alle budgethouders een informatiebulletin zal sturen waarin staat dat alleen de mensen, die in de eerste zes maanden van 2011 in een wooninitiatief gaan wonen en daartoe in 2011 een persoonsgebonden budget (pgb) voor een zorgzwaartepakket (zzp) aanvragen, een budgetgarantie krijgen op het niveau van 2010, en niet te maken krijgen met de korting van 10 000 per pgb-zzp op jaarbasis?
Het CVZ zal zoals gebruikelijk de budgethouders die het betreft informeren over de veranderingen in 2011 en daarbij rekening houden met de aangenomen motie Uitslag c.s., die ik zal uitvoeren. Ik ben daarover met het CVZ in overleg om de betrokkenen zo snel en zo duidelijk mogelijk te informeren. Ook met Per Saldo heb ik hierover contact.
De motie betekent voor bestaande budgethouders met een verblijfsindicatie dat de nieuwe berekeningswijze van de pgb-tarieven vooralsnog niet op hen van toepassing is. Voor de bestaande budgethouders geldt in 2011 echter o.a. wel de algemene korting van 3% op de pgb-tarieven. De nieuwe berekeningswijze (die vanaf 2012 in zou gaan) van de hoogte van het pgb wordt voor de bestaande budgethouders aangehouden tot de besluitvorming bij de voorjaarsnota 2011 en de aan u aangekondigde visiebrief. Dit betekent voor de bestaande budgethouders met een verblijfsindicatie eveneens dat het beoogde afbouwpad van de budgetgarantie in de jaren na 2011 is aangehouden en dat daarover op een later moment besluitvorming plaatsvindt.
Voor nieuwe budgethouders geldt de nieuwe berekeningswijze van de hoogte van het pgb per 1 januari 2011. Hierbij wordt een uitzondering gemaakt voor nieuwe cliënten die in de eerste helft van 2011 starten in een pgb-gefinancierd wooninitiatief; op hen is de nieuwe berekeningswijze vooralsnog niet van toepassing, zoals ik u in het debat heb toegezegd.
Is het waar dat mensen die thuis blijven wonen en in 2011 kiezen voor een pgb zzp wel te maken krijgen met deze korting?
Zie antwoord vraag 2.
Op grond van welke wet- of regelgeving denkt u onderscheid te kunnen maken tussen mensen met een zzp die thuis blijven en die in een wooninitiatief gaan wonen?
Ik heb het CVZ gevraagd om het onderscheid helder op te nemen in de pgb-subsidieregeling.
Is het waar dat de budgetgarantie die in 2007 is ingevoerd naar aanleiding van de invoering van de zzp’s aan de persoon is gekoppeld en niet aan de woonsituatie? Zo ja, waarom gaat u dan nu dit onderscheid maken en op basis waarvan?
In 2007 was de budgetgarantie gekoppeld aan de persoon en niet aan de woonsituatie. De motie vraagt om rekening te houden met de wooninitiatieven. Bij het antwoord op vraag 2 en 3 heb ik aangegeven de motie te willen uitvoeren. In mijn antwoord op vraag 4 heb ik aangegeven dat ik dat wil opnemen in de subsidieregeling.
Deelt u de mening dat, gezien het dictum van de aangenomen motie Uitslag c.s.2, de interpretatie van het CVZ veel te smal is als zij aangeven dat alleen nieuwe instromers met pgb-zzp in de eerste 6 maanden van 2011, die in een wooninitiatief gaan wonen, de budgetgarantie krijgen?
In mijn antwoord op vraag 2 en 3 heb ik aangegeven wat de betekenis is van de aangenomen motie voor zowel de bestaande budgethouders met een verblijfsindicatie als voor budgethouders die op 31-12-2010 nog geen pgb hadden op basis van een verblijfsindicatie. Ik zal mij met zowel het CVZ als met Per Saldo verstaan over de juiste voorlichting aan de budgethouders. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 en 3 heb aangegeven geldt de budgetgarantie in ieder geval ook voor alle bestaande budgethouders.
Is het waar dat het CVZ alleen een van de overwegingen als uitgangspunt neemt en niet het dictum3? Zo ja, hoe komt dit en zo nee waarom legt het CVZ de motie dan zo beperkt uit?
Zie mijn antwoord op vraag 6
Bent u van mening dat met het aannemen van de motie, in combinatie met uw toezegging tijdens het debat, de maatregelen met betrekking tot de budgetgarantie voor bestaande situaties en nieuwe situaties in de eerste helft van 2011 zijn aangehouden, en dat hierdoor tijd is gecreëerd tot aan het verschijnen van de voorjaarsnota, waarin gezocht kan worden naar alternatieve maatregelen met een adequate dekking?
Ik ben van mening dat met de aangenomen motie en mijn toezegging tijdens het debat tijd is gecreëerd tot aan het verschijnen van de voorjaarsnota waarin gezocht kan worden naar alternatieve maatregelen met een adequate dekking.
In mijn antwoord op vraag 2 en 3 heb ik aangegeven dat het aanhouden voor nieuwe pgb-cliënten betrekking heeft op cliënten die gaan wonen in een pgb-gefinancierd wooninitiatief.
Bent u, vanwege de ontstane verwarring bij de doelgroep, bereid breed te communiceren dat de maatregelen met betrekking tot de budgetgarantie – voor zowel bestaande gevallen met budgetgarantie en alle nieuwe instromers in de eerste helft van 2011 met pgb-zzp – zijn aangehouden tot bij de voorjaarsnota bekend is of er alternatieve maatregelen zijn met een adequate dekking?
In mijn antwoord op vraag 6 heb ik aangegeven mij te willen verstaan met zowel het CVZ als met Per Saldo over de juiste communicatie aan de budgethouders. De aangenomen motie houdt zoals aangegeven in mijn antwoorden op de vragen 2 en 3 niet in dat voor alle nieuwe instromers in de pgb-regeling de maatregelen zijn aangehouden. De motie vraagt mij om voor bestaande budgethouders met een verblijfsindicatie de nieuwe berekeningswijze aan te houden.
Kunt u deze vragen, gezien de tijdsdruk (het is bijna 1 januari) en het belang van duidelijkheid voor de groep mensen op wie dit betrekking heeft, uiterlijk binnen 1 week beantwoorden?
Daaraan is met deze beantwoording voldaan.
De reclames van de zorgverzekeraars |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de reclame voor de Zekurpolis waarin uitdrukkelijk wordt gesproken over niet betalen voor zorg die je niet gebruikt?1 Hoe oordeelt u hierover?
Bent u van mening dat Zekur.nl acceptatieplicht heeft voor de basisverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe oordeelt u over het feit dat gericht reclame wordt gemaakt onder een doelgroep die over het algemeen minder gebruik maakt van zorg?
Is uw oordeel dat dit een oneerlijke reclame-uiting is, omdat er in het basispakket standaard al zaken zitten waar niet iedereen gebruik van zal maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat Univé, op basis van de samenstelling van de verzekerden van de Zekur-polis, onderhandelt over lagere prijzen als verzekerden behandeld worden in ziekenhuizen (dus over lagere diagnose-behandeling-combinaties, DBC’s, onderhandelen)? Zo ja, hoe oordeelt u hierover? Zo nee, bent u bereid te monitoren of dit in de toekomst ook niet gebeurt?
Bent u bereid de uiting van Zekur.nl voor te leggen aan de Reclame Code Commissie, om te toetsen of eerlijke informatie, verschaft?
Hoe oordeelt u over de nieuwe zorgverzekeraar Promovendum, die een lagere premie garandeert aan hbo’ers, academici, en middelbaar en hoger personeel? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Bent u van oordeel dat ook deze verzekeraar acceptatieplicht heeft voor de basisverzekering? Houdt Promovendum zich hieraan?
Hoe oordeelt u over de belofte van gegarandeerde premiekortingen in het kader van het verbod op premiedifferentiatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Doet Promovendum mee aan de verplichte risicoverevening?
Heeft Promovendum banden met een zorgverzekeraar voor de inkoop van de zorg? Zo ja, met welke? Bent u van mening dat deze banden eerlijk vermeld moeten worden?
Vindt u het solidair dat hoger opgeleiden een korting krijgen en andere mensen niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u van mening dat zorgverzekeraars die werken met een vrijwillig hogere eigen risico, in ruil voor een lagere premie, hun (toekomstige) verzekerden goed voorlichten over de risico’s en voordelen van deze constructie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe oordeelt u over de marketing van verzekeraar VGZ die mensen trekt met de belofte dat zij de eerste date betaalt voor alleenstaanden? Bent u van mening dat een zorgverzekeraar daar verantwoordelijk voor is, of beschouwt u dit als reclamestunt? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Hoe oordeelt u over de onrust die is ontstaan over de zelfbenoemde onafhankelijke verzekeringsvergelijkingssite Independer, omdat wordt gesteld dat verzekeraars waaraan zij niets verdienen, minder prominent in beeld komen? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Gaat u, op verzoek van de Nederlandse Patiënten en Cliëntenfederatie (NPCF), de Nederlandse Zorgautoriteit verzoeken onderzoek te doen naar deze claim? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunnen wij de uitkomst verwachten?
Is het waar dat Independer huisartsenpraktijken exploiteert en daar reclame voor maakt? Wat is uw oordeel hierover? Is hierdoor haar onafhankelijkheid niet in het geding? Zo nee, waarom niet?
Met welke (zorg)verzekeraars heeft Independer financiële banden?
Bent u van mening dat – in het algemeen – de reclames van zorgverzekeraars eerlijke informatie verschaffen over de verzekering, de premie en de dekking? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid de Kamer te informeren over de kosten van het reclamebombardement dat nu plaatsvindt voor de gunst van nieuwe verzekerden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer dit overzicht sturen?
"Onafhankelijke" vergelijkingssites voor zorgverzekeringen |
|
Sabine Uitslag (CDA), Margreeth Smilde (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «NPCF wil onderzoek naar «onafhankelijke» vergelijkingssites voor zorgverzekeringen»?1
Ja.
Is het inderdaad zo dat de verzekeringsvergelijkingssite Independer verzekeraars die wel provisie betalen een voorkeursbehandeling geeft boven verzekeraars die geen provisie betalen en daarom niet onafhankelijk genoemd kan worden?
Independer is een bemiddelaar in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Dit betekent onder meer dat de informatie correct, duidelijk en niet misleidend dient te zijn en als er sprake is van advisering, gelden er ook adviesregels gericht op het borgen van de kwaliteit en passendheid van het advies. Ik heb geen bevoegdheid te oordelen over de vraag of Independer zich daaraan heeft gehouden. De AFM houdt daar toezicht op.
Over de term «onafhankelijkheid» kan het volgende worden opgemerkt. Deze term is niet gedefinieerd in de Wft. Op dit moment is het nog zo dat een partij (bemiddelaar) die geen contractuele verplichtingen heeft om voor bepaalde aanbieders te bemiddelen, maar die wél op basis van provisie werkt zich «onafhankelijk» mag noemen. Alleen wanneer een bemiddelaar zich onafhankelijk noemt, terwijl hij bijvoorbeeld een contractuele verplichting heeft om uitsluitend voor één of meer aanbieders te bemiddelen kan dit echter wel worden gekwalificeerd als niet duidelijke of zelfs misleidende informatie. In het licht van de aangekondigde maatregelen gericht op adviseurs/bemiddelaars in de zin van de Wft (waaronder een provisieverbod voor complexe financiële producten) heeft de minister van Financiën aangekondigd na te willen denken over hoeonafhankelijkheid nog beter wettelijk kan worden geborgd.
Meldt Independer ook op zijn site wie een bijdrage levert?
Ja, via het logo en de afsluitknop is zichtbaar met welke verzekeraars een samenwerking bestaat. Ook wordt op de homepage «Zorgverzekering vergelijken» van Independer onder het kopje «Verdiensten» expliciet gemeld dat Independer.nl een vergoeding ontvangt als die verzekeraar wordt gekozen.
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Kunt u een pleidooi voor vergelijkbare en betrouwbare informatie over zorgverzekeringen, waaraan commerciële sites een bijdrage kunnen leveren mits ze transparant zijn over hun opdrachtgevers, helpen realiseren?2 Zo ja, hoe?
Nee, dit laat ik over aan de markt. Wanneer consumenten niet tevreden zijn over Independer.nl kunnen ze ook uitwijken naar andere vergelijkingssites.
Op KiesBeter.nl kunnen consumenten polissen van verzekeraars vergelijken. Dit is een betrouwbare, niet-commerciële vergelijkingssite van de overheid over zorgverzekeringen, ziekenhuizen en medicijnkosten. KiesBeter.nl is een product van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) in samenwerking met vele andere organisaties in de zorg, in opdracht van het Ministerie van VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport).
Hoe kunt u bevorderen dat websites die informatie geven over zorgverzekeringen, betrouwbare informatie geven? Moet dat via de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), zoals de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) voorstelt, of ziet u nog andere mogelijkheden?
Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) is één van de taken van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) het toezicht houden op de informatieverstrekking en overige gedragingen door zorgverzekeraars, waaronder reclame-uitingen (artikel 40 van de Wmg).
Zorgverzekeraars moeten informatie over de eigenschappen van aangeboden producten en diensten op een zodanige wijze openbaar maken dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk vergelijkbaar zijn. De informatie betreft in elk geval de premies en de kwaliteit van de aangeboden producten en diensten.
Ook moeten zorgverzekeraars ervoor zorgen dat de door of namens hen verstrekte of beschikbaar gestelde informatie over een product of dienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan het bepaalde bij of krachtens de Wmg, de Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Deze informatie mag ook niet misleidend zijn.
De NZa geeft invulling aan artikel 40 Wmg door de uitgifte van een richtsnoer (richtsnoer «Informatieverstrekking Ziektekostenverzekeraars en volmachten»), waarin wordt aangegeven welke informatie zorgverzekeraars minimaal dienen te verstrekken (met name gaat het hier om informatie die op de website van de zorgverzekeraars zelf moet staan). Het doel van het richtsnoer is om tot betere informatieverstrekking door zorgverzekeraars te komen. Het is in het belang van de verzekerden om te kunnen beschikken over juiste, volledige en begrijpelijke (keuze)informatie.
Vergelijkingssites die kwalificeren als bemiddelaar vallen onder het toezicht van de AFM. Zoals in het antwoord op vraag 2 is opgemerkt moet de informatie van bemiddelaars correct, duidelijk en niet misleidend zijn. Om een kwaliteitsimpuls te geven aan de vergelijkingssites over zorgverzekeringen heeft de NZa in 2007, 2008 en 2009 verschillende van deze sites beoordeeld3 op correctheid, inzichtelijkheid en transparantie. Het doel van de rapportages was om een kwaliteitsimpuls te geven aan de vergelijkingssites. Dit heeft goed gewerkt, aangezien in 2008 alle sites goed scoorden. De NZa adviseert de consument echter om niet alleen af te gaan op de informatie op vergelijkingssites, maar om zich breder te oriënteren (te denken valt aan informatie van de zorgverzekeraar, van de werkgever en vakbond) Informatie op vergelijkingssites is doorgaans beknopt. Daarom heeft de NZa op haar website nog enkele tips gegeven om de consument nog meer in staat te stellen om een geïnformeerde keuze te maken. Ik verwijs u voor de volledigheid naar deze website: http://www.nza.nl/zorgonderwerpen/dossiers/zorgverzekering/zorgverzekering-kiezen/zoeken-passende-zorgverzekering/