Het financiële beleid van zorgverzekeraars en de zorgpremies |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitspraken van de voorzitter van zorgverzekeraar DSW dat de zorgverzekeraars dit jaar winsten maken die «bijna onmaatschappelijk hoog» zijn? Wanneer is er voor u sprake van een onmaatschappelijk hoge winst door zorgverzekeraars? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Ik laat die uitspraak voor rekening van de heer Oomen. Voor mij is leidend dat de Zorgverzekeringswet wordt uitgevoerd binnen de geldende wet en regelgeving. Onderdeel daarvan is dat de verzekeraars een financiële buffer dienen aan te houden om aan hun huidige en toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen. De maatschappelijke aanvaardbaarheid komt mede tot uitdrukking in het keuzegedrag van de verzekerde, die voor de laagste premie kan kiezen.
Hoeveel winst zullen de zorgverzekeraars dit jaar na schatting maken? Met welk getal wordt door u rekening gehouden?
In de ramingen in de Begroting 2012 is verondersteld dat het exploitatiesaldo bij de verzekeraars € 1,1 miljard bedraagt in 2012; € 0,6 miljard meer dan in 2011. Deze verhoging vloeit voort uit de financiële consequenties voor zorgverzekeraars van de afschaffing van de macronacalculatie en de daarmee samenhangende stijging van de solvabiliteitsvereiste van 9 naar 11% van de totale schade.
Hoeveel geld zullen de zorgverzekeraars naar verwachting dit jaar uitgeven aan reclames? Indien u niet over een schatting beschikt, hoe groot was het totale budget aan reclames voor dit jaar?
De marktpositioneringsstrategie is een zaak die iedere zorgverzekeraar voor zich moet vaststellen, zij het natuurlijk binnen de gestelde wettelijke kaders. Het is aan verzekeraars om te bepalen of en hoeveel geld ze aan reclame besteden. Dit valt buiten mijn verantwoordelijkheid. Het is mij niet bekend hoeveel geld zorgverzekeraars dit jaar uit zullen geven aan reclames danwel hoe groot het budget hiervoor is. Uit onderzoek is gebleken dat zorgverzekeraars in het commerciële seizoen 2011–2012 58 miljoen euro aan reclame hebben besteed.2
Wat is uw reactie op de stelling van voorzitter Rouvoet van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) dat de 20 euro premiestijging waarmee u rekent voor 2013 «een slag in de lucht» is? Hoe verklaart u het verschil tussen de door u genoemde 20 euro en de ruim 100 euro waarvan ZN uitgaat?2
Ik ben het met die stelling niet eens. In de begroting 2013 van VWS staat aangegeven hoe ik tot mijn raming ben gekomen. De achtergrond van de uitspraak van de heer Rouvoet is mij niet bekend.
Wat kunt u ondernemen indien zorgverzekeraars ervoor kiezen om via premieverhoging hun overtollige financiële reserves te vergroten, in plaats van deze te verlagen of maximaal gelijk te houden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen bevoegdheden om in te grijpen in de financiële huishouding van zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars dienen binnen het geldende wettelijke kader de Zorgverzekeringswet uit te voeren.
Waarom heeft u toegestaan dat zorgverzekeraars jarenlang meer premiegeld konden oppotten dan op grond van solvabiliteitseisen noodzakelijk was? Wilt u uw antwoord toelichten?3
In het huidige zorgstelsel concurreren de zorgverzekeraars om de gunst van de verzekerde. De hoogte van de premie, de kwaliteit van de zorg die zij inkopen en de wijze waarop de zorgverzekeraars het premiegeld investeren om de gunst van de verzekerde te winnen zijn belangrijke elementen waarop zij zich van elkaar onderscheiden. Mits de zorgverzekeraars voldoen aan de solvabiliteitseisen zijn zij vrij in de besteding van hun premie-inkomsten.
Deelt u de mening dat de financiële vetzucht van zorgverzekeraars het maatschappelijke draagvlak voor de zorgverzekering ondermijnt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u ondernemen tegen het oppotten van premiegeld?
Zie antwoord vraag 6.
Wat gaat u ondernemen om te zorgen dat deze opgepotte zorgmiljarden worden besteed aan zorg, of worden teruggegeven aan de burger? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Wat gaat u doen om de publieke verantwoording van zorgverzekeraars te vergroten? Vindt u het een goed idee om jaarverslagen te openbaren, zoals zorginstellingen dat moeten doen? Zo ja, wilt u dit ook met terugwerkende kracht regelen? Zo neen, waarom wilt u geen publieke verantwoording over de premies?
Op grond van het Burgerlijk Wetboek zijn zorgverzekeraars al verplicht een jaarrekening op te stellen – waarin onder meer duidelijk wordt gemaakt hoe de premiegelden worden besteed – en deze jaarrekening openbaar te maken. De jaarrekening wordt openbaar gemaakt door deze te deponeren bij de Kamer van Koophandel. Het jaarverslag moet ook openbaar gemaakt worden en is in de regel beschikbaar bij het hoofdkantoor van de onderneming. Overigens publiceren de meeste zorgverzekeraars hun jaarverslag en jaarrekening ook op hun website. Verder moeten de zorgverzekeraars op dit moment voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van de WOPT (Wet openbaarmaking publiekgefinancierde topinkomens). Op korte termijn wordt de WOPT ingetrokken en gaat de WNT (Wet normering topinkomens) voor de zorgverzekeraars gelden. Ik ben van oordeel dat op deze wijze voldoende verantwoording wordt afgelegd over de besteding van premiegelden.
Erkent u dat, naast winst maken, het oppotten van geld ook de hoogte van salarissen van zorgverzekeraars voor premiebetalers een doorn in het oog zijn? Bent u bereid een grens te stellen om te voorkomen dat er mensen rijk worden van duur betaalde zorgpremies?
De inkomens van bestuurders van zorgverzekeraars gaan onder de Wet normering topinkomens (WNT) vallen. Het voorstel voor deze wet is momenteel in behandeling in de Eerste Kamer. In deze wet zijn de zorgverzekeraars ingedeeld in het regime van de sectorale norm.
Hoe oordeelt u over de uitvoeringskosten van zorgverzekeraars? Hoe is de verhouding van de uitvoeringskosten van de Zorgverzekeringswet en het ziekenfonds? Hoe verklaart u de stijging van de uitvoeringskosten?
In de onlangs door Vektis gepubliceerde rapportage Jaarcijfers 2012 komen op basis van de jaarlijkse Marktenquête voor 2011 de uitvoeringskosten exclusief exploitatiesaldi uit op 1 150 miljoen euro. Dit komt neer op 3,1 procent van de totale uitgaven Zorgverzekeringswet van individuele zorgverzekeraars. Daarbij is voor de uitgaven in 2011 uitgegaan van 37 339,3 miljoen euro (zie VWS-begroting 2013, p. 172).
In 2005 bedroegen de uitvoeringskosten van de ziekenfondsen 473,1 miljoen euro en uitgaven aan zorg van 18 913,5 miljoen euro (bron: CVZ Zorgcijfers kwartaalbericht, 1e kwartaal 2010, p. 49). Dit komt neer op 2,5 procent van de totale uitgaven Ziekenfondswet.
Een verklaring voor de beperkte stijging kan waarschijnlijk gevonden worden in het feit dat zorgverzekeraars een veel groter rol in het hele zorgproces (zorginkoop) hebben gekregen.
Wat is uw reactie op apothekers die stellen dat de farmaceutische winsten van zorgverzekeraars worden verklaard door een beleid dat een gezonde bedrijfsvoering van apothekers onmogelijk maakt?4
Uit de quickscan farmacie van de NZA bleek dat sinds de invoering van vrij onderhandelbare apothekerstarieven lagere of gelijkblijvende tarieven voor 2012 zijn afgesproken door zorgverzekeraars en apothekers. In hoeverre de volumeontwikkelingen de lagere of gelijkblijvende tarieven compenseren zal kunnen blijken uit de Marktscan farmacie van de NZa die eind van het jaar verschijnt. Overigens is het de taak van zorgverzekeraars en apotheekhoudenden om een meer efficiënte en betere farmaceutische zorg ten behoeve van hun verzekerden en patiënten na te streven. Zorgverzekeraars Nederland en de apotheekbranche hebben in het bestuurlijk overleg van 25 september jl. met elkaar gesproken over door de branche aangevoerde knelpunten en aandachtspunten na de introductie van vrije prijzen per 1 januari 2012. Zorgverzekeraars hebben in dit overleg de bereidheid uitgesproken om in brancheverband te bezien of en zo ja hoe aan de genoemde knelpunten zou kunnen worden tegemoet gekomen maar tegelijkertijd ook aangegeven dat de inhoud en vormgeving van de contractering een zaak van individuele zorgverzekeraars is (brief van 4 oktober 2012 van Zorgverzekeraars Nederland aan de KNMP). Het doet mij deugd dat partijen met elkaar in overleg zijn getreden en ik roep ze op om hier een spoedig vervolg aan te geven zodat de uitkomsten van dat overleg in de contractering voor 2013 meegenomen kunnen worden door individuele zorgverzekeraars.
Wat is uw oordeel over de stelling dat de marktmacht van zorgverzekeraars zo groot is dat apothekers alleen maar kunnen «tekenen bij het kruisje»? Hoe past dit binnen uw opvatting van marktwerking in de zorg?
Het jaar 2012 is een overgangsjaar. Dat wordt zowel door apotheekhoudenden als zorgverzekeraars erkend. Het is een jaar waarin beide partijen hun rol en mogelijkheden nog moeten vinden, met name ook op het gebied van samenwerking en gezamenlijk onderhandelen door apotheekhoudenden. In tegenstelling tot het aangehaalde persbericht van de Napco van 26 september kan en mag er gezamenlijk worden onderhandeld overeenkomstig de richtsnoeren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de recent uitgebreide «bagatel-bepaling» in de Mededingingswet. Mede in verband met de zorgplicht van zorgverzekeraars (die voldoende verantwoorde farmaceutische zorg voor hun verzekerden moeten contracteren) bestaat er een vrij evenwichtig stelsel waarbij uitwassen door de toezichthouders zoals de NZa en de Inspectie voor de Gezondheidszorg kunnen worden bestreden en geschillen over de contractering aan de burgerlijke rechter kunnen worden voorgelegd. Ik verwacht dat het contracteerproces in 2013 en in de volgende jaren tot meer volwassenheid zal komen.
Deelt u de mening dat een apotheek beter via een vast abonnementstarief per patiënt kan worden gefinancierd omdat zij een vaste farmaceutische zorgverlener moet zijn, en geen pillenboer die vooral zijn inkomsten moet halen uit het verstrekken van medicijnen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat een apotheker geen pillenboer moet zijn die vooral zijn inkomsten moet halen uit het verstrekken van medicijnen. De achterliggende gedachte van het vrij onderhandelbaar maken van de apothekerstarieven en het vaststellen van nieuwe prestatiebeschrijvingen, is juist om er voor te zorgen dat de kwaliteit van de farmaceutische zorg en het resultaat daarvan voor de patiënt (de toegevoegde waarde van de apotheker) kan worden betaald. En dat niet meer het betalen van het aantal verstrekkingen (het volume) voorop staat. Met het vrij onderhandelbaar maken van de apothekerstarieven is het ook mogelijk om een abonnementstarief overeen te komen. Ik deel niet de mening dat een apotheek beter via een vast abonnementstarief per patiënt kan worden gefinancierd.
Hierdoor zou een apotheek die het slecht doet namelijk evenveel verdienen als een apotheek die het goed doet. In mijn optiek is een differentiatie in beloning tussen goede en minder goede apothekers cruciaal om het niveau van de farmaceutische zorg te verbeteren.
Zorgverzekeraars die prijsverschillen van geneesmiddelen ten laste brengen van het eigen risico |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraar Agis verzekerden € 189,08 eigen risico in rekening brengt voor een doosje pillen dat in de apotheek € 48,15 kost? Wat is hiervoor uw verklaring?1
Sinds 1 januari 2012 zijn er geen vastgestelde vergoedingen voor geneesmiddelen. De Z-index taxe geeft wel een adviesprijs aan voor geneesmiddelen. Verzekeraars kunnen en hebben met apothekers andere verkoopprijzen afgesproken dan de adviesprijzen in de Z-index taxe. De verkoopprijzen die Achmea (Agis) afspreekt met apothekers worden tweemaal per jaar herzien en zijn terug te vinden op de website van de verschillende labels.
Het kan voorkomen dat een apotheker door goede/slechte inkoop of door verandering van de adviesprijzen een hogere of lagere inkoopprijs betaalt voor het medicijn dan de met Achmea afgesproken verkoopprijs. Als dat het geval is, wordt nog steeds de met Achmea afgesproken verkoopprijs gehanteerd, gedeclareerd en voor het eigen risico in rekening gebracht.
In casu was er sprake van een verandering van de adviesprijs waarbij de prijs in de Z-index taxe reeds was verlaagd. Echter, Achmea had de verkoopprijs nog niet herzien. De adviesprijs in de Z-index taxe was dus (tijdelijk) lager dan de verkoopprijs die Achmea had afgesproken met en betaald had aan de apotheker. Achmea overweegt voor de toekomst hun verkoopprijzen meer dan twee keer per jaar aan te passen, zodat de afgesproken prijzen meer in overeenstemming zijn met de adviesprijzen.
Kunt u zich voorstellen dat mensen zich bekocht voelen als zorgverzekeraars een kunstmatig prijsverschil in hun eigen zak steken? Zo nee, waarom niet?
Ik kan me voorstellen dat mensen zich op het eerste oog «bekocht» voelen als de prijs op het pakje niet overeen komt met de prijs die zij aan hun zorgverzekeraar betalen. Verdere verdieping wijst uit dat, zoals ik bij vraag 1 heb uitgelegd, Achmea op de inning van het eigen risico voor geneesmiddelen geen winst maakt. Achmea betaalt de apotheker voor het medicijn de afgesproken prijs en brengt dezelfde prijs in rekening voor het eigen risico van de verzekerde.
Ik zie dan ook geen reden om hier verder onderzoek naar te doen.
Op welke schaal gebruiken zorgverzekeraars het verplichte eigen risico om hun kas te spekken, zoals naar voren komt in het krantenbericht? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kunt u nog volhouden dat het eigen risico het kostenbewustzijn bevordert, nu mensen worden geconfronteerd met een totaal ondoorzichtig prijsbeleid van de zorgverzekeraar?
De door Achmea afgesproken prijzen per geneesmiddel zijn vooraf in te zien op de websites van de verschillende labels. Achteraf zijn de gedeclareerde kosten die ten laste van het eigen risico komen in te zien door de verzekerde. Bij geneesmiddelen is dus zowel vooraf als achteraf duidelijk wat de verzekerde zelf voor zijn geneesmiddel moet betalen. Het eigen risico draagt dus nog steeds bij aan het kostenbewustzijn van de verzekerde.
Is het waar dat verschillende verzekeraars voor hetzelfde middel een ander prijsbeleid hanteren? Deelt u de mening dat dit een onwenselijke en voor patiënten onoverzichtelijke situatie is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zorgverzekeraars spreken prijzen af met apothekers die hun verzekerden moeten betalen. De afspraken zijn niet allemaal hetzelfde. Dat betekent inderdaad dat er verschillende prijzen gedeclareerd kunnen worden voor dezelfde geneesmiddelen. Dit is niet onwenselijk omdat hierdoor dynamiek in de prijsvorming ontstaat die leidt tot lagere prijzen ten behoeve van de patiënt en die het mogelijk maakt dat de zorgpremies minder stijgen. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Wat zijn de gevolgen voor apothekers van het zaken doen met verschillende verzekeraars die elk hun eigen geneesmiddelenbeleid voeren en leidt dit niet tot verspilling en inefficiëntie? Wilt u uw antwoord toelichten?
Apotheker en zorgverzekeraars hebben willen en wetens afspraken gemaakt in de contracten die zij hebben gesloten. Of die afspraken tot verspilling en inefficiënties leiden kan ik niet overzien. Dat is aan partijen zelf.
Hoe frequent wijzigen verzekeraars gemiddeld de prijs van een geneesmiddel, en wat zijn de financiële gevolgen die apothekers hiervan ondervinden? Wilt u uw antwoord toelichten?
De meeste zorgverzekeraars wijzigen de met apothekers afgesproken prijzen in de contracten niet. Wel wordt uitgaan van de bruto-apotheekinkoopprijzen die eens per maand door de fabrikant kunnen worden gewijzigd. Een paar zorgverzekeraars hebben «historische» prijzen afgesproken die of per maand of 2 keer per jaar worden aangepast. Zie ook het antwoord op vraag 1. Wat de financiële gevolgen hiervan voor individuele apothekers zijn kan ik niet overzien en is afhankelijk van meerdere factoren zoals volumeontwikkelingen, prijsstijgingen en de compensatie in de overige contractsvoorwaarden.
Wat is uw oordeel over het in het artikel genoemde aanpassen van etiketten aan de kunstmatig verhoogde prijs, waardoor patiënten niet meer zien dat ze te veel betalen? Is hier geen sprake van bewuste misleiding? Wilt u uw antwoord toelichten?
In het onderhavige geval ging het niet om een kunstmatig verhoogde prijs maar om een apotheekinkoopprijs die inmiddels al was verlaagd. AGIS had die prijsverlaging nog niet meegenomen omdat AGIS de prijzen, conform de afspraken met de apothekers, tot nu toe 2 keer per jaar aanpast en niet iedere maand. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Het weigeren van een verzekerde enkel op grond van Downsyndroom |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u er mee bekend dat een echtpaar zijn geadopteerde dochter met het Downsyndroom om medische gronden niet mocht meeverzekeren voor een expatzorgverzekering van verzekeraar De Goudse?
Ja.
In welk opzicht verschilt een expatzorgverzekering van een reguliere zorgverzekering?
Een reguliere zorgverzekering is een sociale zorgverzekering zoals voorzien in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Verzekeringsplichtig zijn personen die verzekerd zijn ingevolge de AWBZ. Dat betreft ingezetenen en niet-ingezetenen die in Nederland in loondienst werken en aan de loonbelasting onderworpen zijn. Daarnaast voorziet het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen voor alle volksverzekeringen inclusief de AWBZ, in enerzijds een uitbreiding van de kring van verzekerden met niet-ingezetenen die op enigerlei wijze een sociale zekerheidsband met Nederland hebben, en anderzijds in een beperking van de kring van verzekerden met mensen die ingezetene zijn van Nederland, maar een (sterkere) sociale zekerheidsband hebben met een andere staat of een internationale organisatie.
Verzekeringsplichtigen hebben een vrije keuze wat verzekeraar en de polisvorm betreft. Verzekeraars zijn tot acceptatie verplicht en mogen wat de premie betreft geen onderscheid maken naar persoonskenmerken zoals leeftijd, geslacht of gezondheidssituatie.
De Zvw biedt werelddekking. Daarnaast kunnen verzekerden in het buitenland zorg inroepen met toepassing van internationale coördinatieregelingen waarin is voorzien in wederzijdse verlening van verstrekkingen.
Een expatzorgverzekering is geen zorgverzekering in de zin van de Zvw. Deze private verzekering wordt door sommige verzekeraars aangeboden aan mensen die in Nederland verblijf houden maar niet verzekeringsplichtig zijn voor de Zvw, en omgekeerd aan mensen die uit Nederland vertrekken en die een aanvullende dekking nodig hebben op hun Zvw-polis, of een vervangende dekking wanneer zij door hun vertrek uit Nederland niet langer Zvw verzekerd kunnen zijn. Omdat het een zuiver privaatrechtelijke verzekeringsovereenkomst betreft, zijn verzekeraars niet gebonden aan acceptatieplicht, en kunnen dus voorwaarden stellen aan verzekerd pakket en premie en mensen zelfs geheel van verzekering uitsluiten.
Hoe verhoudt deze afwijzing zich tot de acceptatieplicht?
Zie het antwoord op de vraag hierboven: er is geen acceptatieplicht voor dergelijke verzekeringen.
Deelt u de mening dat geadopteerde kinderen met het Downsyndroom meeverzekerd moeten kunnen worden, ook waar het gaat om een expat- zorgverzekering?
Op grond van de Europese schadeverzekeringsrichtlijnen mag de overheid ten aanzien van andere soorten van (ziektekosten)verzekeringen dan de Zvw geen regels stellen met betrekking tot verzekeringsvoorwaarden en premiestelling. Ik kan dan ook geen rol spelen in het beleid dat particuliere schadeverzekeraars voeren in het kader van zuiver privaatrechtelijke verzekeringsovereenkomsten voeren. Overigens is het acceptatiebeleid dat particuliere ziektekostenverzekeraars vóór 2006 voerden, een van de redenen geweest om de Zvw zo in richten dat risicoselectie niet mogelijk is.
Wilt u in gesprek gaan met De Goudse en met Zorgverzekeraars Nederland om uit te zoeken hoe het mogelijk is dat een verzekeraar een afweging maakt om op grond van het Downsyndroom iemand als verzekerde af te wijzen, zodat dit echtpaar zijn dochter alsnog kan meeverzekeren?
Zie antwoord vraag 4.
Vergoeding van fingolimod bij patiënten met MS |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op berichten over zorgverzekeraars die het geneesmiddel fingolimod niet vergoeden aan MS-patiënten, en de brief waarin MS Nederland haar zorgen uit?1 2
Het is niet waar dat fingolimod door de ene zorgverzekeraar wel wordt vergoed en de andere niet.
Het is wel zo dat patiënten die, naar het oordeel van de verzekeraar, niet voldoen aan de nadere voorwaarden die ik gesteld heb, fingolimod niet vergoed krijgen.
Ik licht mijn antwoord toe:
Fingolimod (Gilenya) is een extramuraal geneesmiddel. Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) heeft dit geneesmiddel beoordeeld. Op basis van het advies van CVZ, heb ik het middel per 1 maart 2012 opgenomen in het pakket. Omdat CVZ heeft geoordeeld dat (kort gezegd) dit middel alleen een plaats heeft als tweedelijns therapie, heb ik de aanspraak via bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering beperkt tot tweedelijns therapie. Er is dus alleen aanspraak op dit middel als een patiënt niet heeft gereageerd op de behandeling met interferon bèta en glatirameer, beide eerstelijns therapie.
Is het waar dat de ene zorgverzekeraar wel vergoedt en de andere niet? Zo ja, deelt u de mening dat dit ongewenst is? Wilt u uw antwoord toelichten?3
Deelt u de mening dat het advies van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) door zorgverzekeraars niet zo gelezen kan worden dat zij het middel niet vergoeden, als specialisten van mening zijn dat hun patiënten er wel baat bij hebben? Zo nee, op grond van welke passages in het CVZ-advies mogen zorgverzekeraars besluiten fingolimod niet te vergoeden?4
Moet niet de wijziging van de Zorgverzekeringswet en de AWBZ ter uitvoering van het begrotingsakkoord 2013 zodanig worden gelezen dat bij de toelating van nieuwe geneesmiddelen met meerkosten die therapeutische meerwaarde hebben en doelmatig zijn, waaronder fingolimod, voor de behandeling van relapsing remitting multiple sclerose, wanneer andere middelen zoals beta-interferon en glatirameer volgens de specialist gecontra-indiceerd zijn, deze nieuwe geneesmiddelen door de verzekeraar dienen te worden vergoed? Zo neen, waarom niet?5
Bent u bereid de meldingen van 27 patiënten bij MS Nederland te onderzoeken die fingolimod niet vergoed dreigen te krijgen, omdat injecties met een beta-interferon of glatirameer niet haalbaar zijn, en erop toe te zien dat deze patiënten de noodzakelijke behandeling alsnog vergoed krijgen? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen, gezien alle commotie, binnen 1 week beantwoorden?
Het vervallen van het pgb bij specialistische verpleging boven de 18 jaar |
|
Linda Voortman (GL) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Is het waar dat jongeren die een persoonsgebonden budget hebben voor medisch gespecialiseerde verpleging deze verliezen zodra zij 18 jaar zijn?1
Verpleging thuis die noodzakelijk is in verband met medisch specialistische zorg behoort tot het verzekerde pakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het gaat hier om verpleging die onder verantwoordelijkheid van de medisch specialist plaatsvindt. De uitvoering hiervan is voor volwassenen geregeld in het kader van de Zvw. Voor ernstig zieke kinderen die medisch-specialistische verpleging nodig hebben, is er een oplossing binnen de AWBZ getroffen. Als deze kinderen achttien jaar worden dan valt de uitvoering van de aanspraak op deze verpleging onder de Zvw.
Deelt u de mening dat mensen geen hinder mogen ondervinden van eventueel verschil in zorgregeling van waaruit de zorg wordt betaald en dat niet de regelingen, maar de mensen en hun zorg centraal dienen te staan?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat wanneer mensen medisch gespecialiseerde verpleegkundige zorg via een persoonsgebonden budget goed en naar eigen wens geregeld hebben, dit ook zo moet kunnen blijven nadat zij 18 jaar zijn geworden?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat wanneer mensen zelf de zorg kunnen en willen inrichten, zij zorg van goede kwaliteit regelen en dit kunnen doen binnen het budget dat een zorgverzekeraar kwijt zou zijn voor zorg in natura, dit mogelijk zou moeten zijn?
Als uitgangspunt geldt thans dat het pgb, onder voorwaarden, kan worden ingezet voor de bekostiging van zorg zoals omschreven op grond van de AWBZ. Voor zorg waarop de Zvw van toepassing is, geldt de mogelijkheid van niet-gecontracteerde zorg en van restitutie van zorgkosten. De Zvw staat een voorschot op restitutie niet in de weg. Het is aan de zorgverzekeraar om die mogelijkheid, en de voorwaarden waaronder, wel of niet te bieden. De verzekerde of diens vertegenwoordiger kan bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar in overleg treden met zijn zorgverzekeraar om te bezien of hij langs die weg een gewenste oplossing kan vinden.
Deelt u de mening dat eigen regie, bijvoorbeeld via een persoonsgebonden budget, zich niet alleen moet beperken tot zorg die vanuit de AWBZ of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt bekostigd, maar dat ook zorg uit de Zorgverzekeringswet hiervoor in aanmerking moet kunnen komen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid met zorgverzekeraars in overleg te gaan over een oplossing voor mensen die medisch specialistische zorg voor hun kinderen via een persoonsgebonden budget goed geregeld hadden, zodat die zorg doorgezet kan worden nadat zij 18 zijn geworden en zij zelf regie kunnen blijven voeren over die zorg, zoals zij dat gewend zijn? Zo ja, bent u ook bereid met hen te overleggen over een regeling waarmee deze mensen van een persoonsgebonden budget gebruik kunnen blijven maken?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat in 2014 medisch specialistische zorg voor kinderen wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet? Op welke manier wordt daarbij de mogelijkheid voor het voeren van eigen regie ingevuld? Bent u bereid te kijken op welke manier een persoonsgebonden budget in de Zorgverzekeringswet ingevoerd zou kunnen worden, om te beginnen bij medisch specialistische zorg?
Op dit moment wordt bezien hoe de ziekenhuisverplaatste zorg aan ernstig zieke kinderen het beste kan worden georganiseerd, gepositioneerd en bekostigd. Daarbij wordt nadrukkelijk gekeken op welke manier kan worden geborgd dat de zorg aan het kind kwalitatief zo goed mogelijk is en het gezin adequaat kan worden ondersteund. Het nieuwe kabinet zal hierover beslissen alsmede over het hierbij te volgen tijdpad.
Incontinentiezorg |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Joël Voordewind (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Maak einde aan afleveren met verlies»?1
Ik ben inderdaad bekend met het nieuwsbericht van de KNMP dat gaat over apothekers die zouden toeleggen op de prijs van geneesmiddelen.
Deelt u de mening dat een individuele patiënt recht heeft op de hoeveelheid incontinentiemateriaal die hij/zij in zijn/haar omstandigheden nodig heeft, en dat de zorgverzekeraar deze zorgvraag uit het basispakket dient te vergoeden? Is het niet mensonterend om als gevolg van budgettering te weinig incontinentiemateriaal te krijgen?
Volgens de Zorgverzekeringswet (Zvw) bestaat er recht op incontinentiemateriaal voor zover een verzekerde daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen. Het moet daarbij gaan om adequate en doelmatige (toereikende) zorg. Daarnaast biedt de Zvw de zorgverzekeraar de ruimte om met partijen afspraken te maken over het zo doelmatig mogelijk leveren van die zorg. In dit geval is een zorgverzekeraar met zorgaanbieders (apotheek of medisch speciaalzaak) overeen gekomen om de incontinentiezorg voortaan te vergoeden op basis van bepaalde zorgprofielen. Gezien de verplichting tot toereikende zorg, kan er van mensonterende situaties geen sprake zijn.
Deelt u de mening dat het toepassen van «gepast gebruik» er niet voor moet zorgen dat de hoeveelheid incontinentiemateriaal ontoereikend is? Zo ja, op welke wijze zou «gepast gebruik» beter kunnen worden toegepast door de zorgverzekeraars?
Wanneer er sprake is van «gepast gebruik» dan sluit dit per definitie een ontoereikende of overbodige hoeveelheid incontinentiemateriaal uit. Gepast gebruik kan door zorgverzekeraars vooral worden verbeterd door de meest doelmatige vormen van incontinentiezorg te contracteren.
In welk opzicht vindt u het groeperen en budgetteren van patiënten in de door de zorgverzekeraar gedefinieerde patiëntenprofielen, ten opzichte van een individuele patiënt, een verbetering van de kwaliteit van zorg?
Indien het werken met patiëntenprofielen ertoe leidt dat patiënten gepaste zorg ontvangen tegen maatschappelijk lagere kosten, komt dat de kwaliteit en houdbaarheid van ons zorgstelsel alleen maar ten goede.
Wilt u met de zorgverzekeraar Achmea in gesprek gaan over het feit dat er opnieuw een grote administratieve verplichting is komen te liggen bij apothekers, terwijl er juist aan een verlichting gewerkt zou worden? Zo ja, wilt u dan aan de orde stellen dat door de verhoging van administratieve verplichtingen de kosten en baten voor het leveren van incontinentiemateriaal niet meer tegen elkaar opwegen?
Ik heb geen rol in de overeenkomsten die tussen partijen worden afgesloten. Wanneer beide partijen instemmen met de gemaakte afspraken, waaronder de onderling afgesproken administratie, ga ik ervan uit dat beide partijen deze afspraken vervolgens kunnen nakomen.
Welke oplossingsrichting heeft u voor ogen, wanneer een patiënt in het juiste patiëntenprofiel is ingedeeld, maar toch onverhoopt voortijdig door zijn incontinentiemateriaal heen is?
De oplossing ligt al besloten in de Zvw. Immers, op grond van de Zvw heeft de verzekerde recht op adequaat functionerende hulpmiddelen. De zorgaanbieder die de zorgverzekeraar inschakelt, zal er op moeten toezien dat een verzekerde steeds de beschikking heeft over de voor hem noodzakelijke hulpmiddelen. Wanneer de verzekerde niet de noodzakelijke incontinentiezorg krijgt (wat bijvoorbeeld leidt tot het voortijdig opraken van zijn incontinentiemateriaal) en overleg tussen verzekerde en zorgaanbieder geen oplossing biedt, dan kan de verzekerde zich wenden tot zijn zorgverzekeraar. Deze verzekeraar kan dan bezien of de zorgaanbieder zich houdt aan het verlenen van de overeengekomen noodzakelijke zorg.
Is het waar dat patiënten niet mogen bijbetalen als zij extra incontinentiemateriaal willen kopen?
Wanneer het gaat om incontinentiemateriaal dat als noodzakelijke zorg tot het basispakket behoort en waarop een verzekerde qua aard en omvang recht heeft, is een bovenwettelijke bijbetaling niet toegestaan. Indien de verzekerde echter meer incontinentiemateriaal wenst dan waarop hij op grond van de Zvw is aangewezen en aanspraak heeft, dient hij dit zelf te betalen. Het staat een ieder vrij om incontinentiemateriaal zelf te kopen omdat voor deze hulpmiddelen geen recept verplicht is.
Het bericht ‘Verzekeraar wil luxe afkickresorts niet vergoeden’ |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Verzekeraar wil luxe afkickresorts niet vergoeden»?1
Ja.
Heeft u kennis genomen van de uitspraak van de directeur van zorgverzekeraar DSW dat het uit het Plan Samenwerking Nederlandse Antillen voor € 600 000,– gesubsidieerde Jellinek Retreat Curaçao «niet nodig en veel te duur» is, en van de kanttekeningen die hij plaatst bij de kwaliteit van de kliniek?
Ja.
Herinnert u zich de toezegging van de voormalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Kamer dat zij er zorg voor zou dragen dat de kliniek ook toegankelijk zou worden voor lokale Curaçaose verslaafden in plaats van alleen voor Nederlandse elite? Hoe strookt deze toezegging met de observatie van de directeur van DSW dat behandelingen bij Jellinek Curaçao «alleen bereikbaar zijn voor mensen die een ticket naar Curaçao kunnen betalen»? Is het waar dat een behandeling in de kliniek meer dan € 100 000,– per jaar kost? Wat is er terecht gekomen van de toezegging van de staatssecretaris dat lokale verslaafden ook bij Jellinek terecht zouden kunnen? Kunt u dit met cijfers onderbouwen? Wat is uw beoordeling van de stelling dat Jellinek Curaçao slechts uit is op zoveel mogelijk winst?
Iedereen kan zich voor behandeling in de Jellinek Retreat op Curaçao aanmelden, dus ook lokale Antilliaanse verslaafden. Naast de Nederlandse cliënten zijn er sinds de opening 6 cliënten geweest uit Curaçao en een klein aantal cliënten uit de omliggende (BES-) eilanden.
Voor iedereen geldt een zelfde tarief. Een behandeling in de kliniek duurt vier tot zes weken. Het tarief voor een opname van 4 weken is € 16 900,-. Dit is exclusief de kosten voor een vliegticket en de extra verblijfsactiviteiten (€ 750,- per week). Deze kosten komen niet ten laste van de verzekeraar. Voor verslaafden in Nederland en Curaçao staan tevens alternatieve vormen van verslavingszorg in het betreffende land ter beschikking.
Het Programma Samenwerking Nederlandse Antillen (PSNA) was primair bedoeld ter bevordering en diversificatie van de economie van Curaçao. Gelet op de doelstelling van dit project is een bedrijf opgezet dat de mogelijkheid heeft winst te maken. Dit is niet strijdig met de vergoedingssystematiek van de Zorgverzekeringswet. In dit kader is het cruciaal dat het aan verzekeraars is om met zorgaanbieders afspraken te maken over de vergoeding van een behandeling, waarbij de verzekeraar kan toetsen op doelmatigheid en kwaliteit van zorg. Er is immers sprake van maximumtarieven. Bovendien kan de verzekeraar, voor zijn natura polissen, toetsen of de behandeling op een andere plek doelmatiger en dus goedkoper kan worden gecontracteerd. Voor een restitutiepolis geldt dat de kosten die hoger zijn dan in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend is op basis van de Zorgverzekeringswet niet mogen worden vergoed en dus voor eigen rekening van de patiënt komen.
Herinnert u zich dat één van de voorwaarden voor de door Nederland verstrekte subsidie van € 600 000,– was dat er kennis en expertise over verslavingszorg overgedragen zou worden aan lokale arbeidskrachten? In hoeverre is hier sprake van geweest? Is het waar dat klinieken zoals Jellinek Curaçao momenteel veelal opgezet worden door ex-verslaafden in plaats van gekwalificeerd personeel? Is de vrees gegrond dat dit niet ten goede komt aan de kwaliteit van dergelijke klinieken? In hoeverre is hier sprake van geweest bij Jellinek Curaçao? In hoeverre heeft dit de overdracht van kennis en expertise in de weg gestaan? Is het waar dat de controle op de kwaliteit door de autoriteiten tekort schiet?
Eén van de voorwaarden voor de uitvoering van het project was dat het bedrijf minimaal 14 medewerkers in dienst zou nemen, waarvan de helft lokale personeelsleden. Aan het eind van dit project in het kader van het Programma Samenwerking Nederlandse Antillen (PSNA) in april 2011 is deze doelstelling gehaald. Er zijn op dit moment 10 lokale medewerkers in dienst als huishoudelijke kracht, verpleegkundige, klinisch psycholoog, sportinstructeur en diëtiste. Aan de voorwaarde dat een lokale arts deel zou uitmaken van het personeelsbestand kon helaas niet worden voldaan, omdat deze niet beschikbaar is. Om dit te compenseren wordt nu gebruik gemaakt van de diensten van lokale huisartsen. Bijkomend positief effect hiervan is dat deze huisartsen door Jellinek Retreat Curaçao worden ingehuurd en waar nodig ook training krijgen. Hierdoor wordt de kennisoverdracht tussen de locale huisartsen en de professionals van Jellinek Retreat Curaçao gestimuleerd.
Jellinek Retreat Curaçao werkt met (BIG) geregistreerde professionals. Het (behandel-)team op Curaçao bestaat onder andere uit een psychiater, internist, GZ psycholoog, klinisch psycholoog, verpleegkundigen, fysiotherapeut en een diëtiste. Bij het aanstellen van personeel zijn opleiding, kwalificaties en competenties een voorwaarde om in dienst te treden. Het behandelprogramma is gebaseerd op de methoden van Jellinek in Amsterdam. Er is geen aanleiding te twijfelen aan de kwaliteit van de door Jellinek Retreat Curaçao geboden zorg.
Wat is uw eindoordeel over het project Jellinek Curaçao in het licht van de doelstellingen van het Plan Samenwerking Nederlandse Antillen? Bent u van mening dat de lokale werkgelegenheid voldoende is gestimuleerd, dat er voldoende kennis en expertise over verslavingszorg is overgedragen aan lokaal personeel, dat er voldoende samengewerkt is met de lokale verslavingszorg op Curaçao en dat er voldoende lokale verslaafden terecht kunnen bij Jellinek Curaçao om de subsidie van € 600 000,– door Nederland te rechtvaardigen? Herinnert u zich de toezegging van de voormalige staatssecretaris dat de subsidie teruggevorderd zou worden indien de doelstellingen van het project niet gehaald zouden worden? In hoeverre is dit volgens u aan de orde?
Voor het beantwoorden van deze vraag is het relevant om eerst de tweeledige doelstelling van PSNA te vermelden:
Geconcludeerd kan worden dat het Jellinek Curaçao project een positieve bijdrage heeft geleverd aan beide programmadoelstellingen.
Naast deze economische hoofddoelstelling van PSNA zijn met de uitvoerder vooraf afspraken gemaakt die de lokale impact van het project vergrootten. Naast het creëren van lokale werkgelegenheid en personeelstraining (zie het antwoord bij vraag 4) was de uitvoerder verplicht om diverse activiteiten te ontplooien gericht op lokale samenwerking met en kennisoverdracht naar organisaties en instanties zoals verslavingspreventie organisaties en scholen. Gedurende het project heeft uitwisseling van medewerkers plaatsgevonden tussen Klinika Caprilese en de moederorganisatie van Jellinek Curaçao in Nederland, Stichting Arkin. Er zijn tevens diverse trainingssessies en workshops gehouden in het kader van intensieve kennisuitwisseling met Fundashon pa Maneho di Adikshon (FMA). Met deze laatste organisatie is ook een preventieproject uitgevoerd op scholen. FMA is positief over de samenwerking met Jellinek Curaçao. Los hiervan heeft ook de samenwerking met lokale huisartsen geleid tot vergroting van de lokale kennis op het terrein van verslavingszorg.
Vanuit de PSNA-subsidie zijn geen voorwaarden gesteld met betrekking tot het behandelen van lokale verslaafden.
De handelwijze van Achmea en apothekers bij het verstrekken van incontinentiemateriaal aan patiënten |
|
Henk van Gerven |
|
|
|
Wat is uw oordeel over het nieuws dat de fabrikant Tena bepaalt hoeveel luiers patiënten vergoed krijgen?1
Vindt u niet dat de apotheker op basis van een voorschrift van de behandelaar moet bepalen welk incontinentiemateriaal voor de patiënt het beste is, en dat dit niet moet worden uitbesteed aan een fabrikant met commerciële belangen?
Is hier sprake van een aantasting van de privacy van patiënten?
Is de verzekeraar Achmea hier in gebreke? Is het niet in strijd met de Zorgverzekeringswet dat de verzekeraar aan de hand van een profiel bepaalt hoeveel incontinentiemateriaal iemand krijgt?
In hoeverre belemmert de huidige wet- en regelgeving dat patiënten incontinentiemateriaal krijgen dat nodig is voor hun behoefte, en dat de privacy gewaarborgd blijven?
Is er sprake van een bezuinigingsoperatie van Achmea en andere verzekeraars die ook het Achmeamodel willen volgen?
Gaat u nog stappen ondernemen tegen de handelwijze van betrokken apothekers en verzekeraar? Zo neen, waarom niet?
De prijs van het geneesmiddel voor de zeldzame ziekte van Pompe |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het geneesmiddel voor de zeldzame ziekte van Pompe in de Verenigde Staten de helft kost van de prijs, die in Nederland wordt gerekend?1
Er zijn twee varianten van de ziekte van Pompe: de klassieke vorm en de niet-klassieke vorm. De klassieke vorm openbaart zich al bij jonge baby’s, terwijl de niet-klassieke vorm zich pas op latere leeftijd openbaart. De toepassing bij de klassieke vorm wordt in het conceptrapport van het CVZ niet ter discussie gesteld.
Voor zover ik kan nagaan, is in de Verenigde Staten het middel Myozyme door de FDA (Food and Drug Administration) alleen goedgekeurd voor de klassieke vorm en wordt dus voornamelijk toegepast bij jonge kinderen. De dosering is afhankelijk van het lichaamsgewicht. Daarnaast zijn er tussen artsen verschillen wat betreft behandelregimes (en dus gebruikte doseringen). Dit heeft effect op de uitgaven per patiënt. Voor zover ik kan nagaan, is de prijs per dosering gelijkwaardig.
Bent u bereid een tariefmaatregel te nemen op het geneesmiddel in plaats van het geneesmiddel uit het basispakket te halen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer past u deze tariefmaatregel toe?
Zoals ik in mijn brief van 28 maart 2012 heb aangekondigd, voer ik in 2012 voor het eerst pilots uit waarin ik onderhandel met de fabrikant over de prijs van geneesmiddelen waarvan de kosteneffectiviteit onvoldoende is of het kostenbeslag te hoog. Ik ben blij dat de Tweede Kamer na het oorspronkelijk controversieel verklaren van dit beleid mij vlak voor de zomer alsnog deze ruimte heeft gegeven. Ik ga dan ook op korte termijn met de producenten van deze weesgeneesmiddelen om de tafel zitten om te onderhandelen over de prijs in relatie tot de gebleken therapeutische meerwaarde. Over de uitkomst van deze gesprekken zal ik de Kamer informeren.
Het bericht dat het College voor Zorgverzekeringen wil stoppen met het vergoeden van dure medicijnen voor enkele zeldzame ziekten |
|
Geert Wilders (PVV), Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u ook zo geschrokken van de concept-adviezen van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) inzake vergoedingen van medicijnen?1
Het CVZ heeft nog geen advies uitgebracht. Het betreft een concept dat, na inspraak van veldpartijen, besproken zal worden in de Adviescommissie Pakket (ACP) van het CVZ. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomst van dit proces. Het is overigens één van de taken van het CVZ om advies uit te brengen over het opnemen of behouden van geneesmiddelen in de aanspraken op grond van de Zorgverzekeringswet. Het CVZ doet dat mede op basis van gegevens over de kosteneffectiviteit van die geneesmiddelen. Zie ook het antwoord op de vragen 3 en 4.
Deelt u de mening dat het niet onethisch is om deze medicijnen te vergoeden voor deze groepen patiënten, maar dat het onethisch is van het CVZ om deze adviezen uit te brengen?
Zie antwoord vraag 1.
Waar ligt volgens u de grens bij het vergoeden van medicijnen als het gaat om het aantal patiënten dat aan een zeldzame aandoening lijdt?
Om als weesgeneesmiddel aangemerkt te worden hebben de lidstaten van de Europese Gemeenschap in het jaar 2000 een bovengrens voor het aantal patiënten vastgesteld: een prevalentie van niet meer dan vijf per 10 000 burgers in de EG per afzonderlijke – en ernstige – ziekte (Verordening (EG)141/2000). In Nederland betekent dat maximaal ongeveer 8 000 patiënten per afzonderlijke zeldzame ziekte. In het overgrote deel van de zeldzame ziekten is de prevalentie overigens vele malen lager en gaat het meestal om enkele tientallen of een paar honderd patiënten. Het vaststellen van deze bovengrens heeft de volgende reden. Het was gebleken dat voor veel zeldzame ziekten er geen of onvoldoende geneesmiddelen beschikbaar waren. Een belangrijke reden hiervoor is de zeer geringe marktomvang die niet of nauwelijks opweegt tegen de kosten van ontwikkeling. Teneinde de ontwikkeling van geneesmiddelen voor zeldzame ziekten toch van de grond te krijgen is de genoemde Verordening ontworpen in de EG. Een geneesmiddel dat ontwikkeld is voor de behandeling van een zeldzame ziekte krijgt een tien jaar durende marktexclusiviteit , dat wil zeggen er worden in deze periode geen vergelijkbare geneesmiddelen toegelaten tot de markt. Het was hiervoor wel nodig een bovengrens van prevalentie aan te geven. Deze bovengrens is ruim genomen.
Vindt u dat het aantal patiënten, dat aan een zeldzame aandoening lijdt, een criterium moet zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Waar ligt volgens u de grens als het gaat om de kosten van een medicijn?
De therapeutische waarde van een geneesmiddel is leidend bij de vraag of een nieuw geneesmiddel opgenomen dient te worden in het basispakket of er in moet blijven. Bij het bepalen van de therapeutische waarde wordt vergeleken met de zogenaamde standaardtherapie. Naast de therapeutische waarde speelt ook de (kosten)effectiviteit een rol bij de afweging. Gegevens over kosteneffectiviteit van een geneesmiddel zijn belangrijk om een beeld te kunnen krijgen van wat een redelijke prijs zou kunnen zijn van een geneesmiddel. Uiteindelijk is het mijn streven dat er redelijke prijzen betaald worden voor geneesmiddelen.
Er is wat betreft de kosten of kosteneffectiviteit geen grens aan te geven.
Vindt u dat de grens van de kosten van een medicijn een criterium moet zijn?
Zie antwoord vraag 5.
Is het naar uw mening aan het CVZ of aan de politiek om een beslissing te nemen op basis van deze criteria?
Het CVZ adviseert mij over de samenstelling van het basispakket. De uiteindelijke beslissing ligt bij mij en is daarmee het primaat van de politiek.
Deelt u de mening dat het CVZ zich beter kan bezig houden met het beoordelen van de stapels doelmatigheidsonderzoeken van legio andere medicijnen, die nog op de plank liggen?
Voor zover de vragenstellers doelen op de achterstand die aan het eind van 2011 is ontstaan bij het beoordelen van een groot aantal aanvragen op grond van de beleidsregels Dure geneesmiddelen en Weesgeneesmiddelen, kan ik mededelen dat dit probleem reeds is opgelost.
Gaat u de (concept) adviezen van het CVZ naast u neer leggen?
Zie mijn antwoord op de vragen 1 en 2.
Het concept-advies van het College voor Zorgverzekeringen omtrent het vergoeden van geneesmiddelen aan patiënten met een zeldzame ziekte |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bereid afstand te nemen van de twee concept-adviezen van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), waarin wordt gesteld dat de medicatie voor de zeldzame ziekten Pompe en Fabry niet meer vergoed zouden moeten worden, omdat deze medicaties te duur zijn?1 Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft u dit het CVZ al laten weten?
Het CVZ heeft nog geen advies uitgebracht. Het betreft een concept dat, na inspraak van veldpartijen, besproken zal worden in de Adviescommissie Pakket (ACP) van het CVZ. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomst van dit proces.
Vindt u het gepast dat het CVZ oordeelt dat dure geneesmiddelen voor zeldzame ziekten niet te duur mogen zijn, ongeacht hun medische werking en de medische noodzakelijkheid voor de patiënt? Zo ja, hoe duur mag een patiënt in uw opvatting zijn? Zo neen, kunt u het CVZ vragen geen bedragen meer mee te nemen in (concept) adviezen?
De therapeutische waarde van een geneesmiddel is leidend bij de vraag of een nieuw geneesmiddel opgenomen dient te worden (of blijven) in het basispakket. Bij het bepalen van de therapeutische waarde wordt vergeleken met de zogenaamde standaardtherapie. Naast de therapeutische waarde speelt ook de (kosten)effectiviteit een rol bij de afweging. Gegevens over kosteneffectiviteit van een geneesmiddel zijn belangrijk om een beeld te kunnen krijgen van wat een redelijke prijs zou kunnen zijn van een geneesmiddel. Uiteindelijk is het mijn streven dat er redelijke prijzen betaald worden voor geneesmiddelen. Om deze reden vind ik het zeker tot de taken van het CVZ behoren om inzicht te geven in de kosten en kosteneffectiviteit van geneesmiddelen, ook van deze geneesmiddelen.
Erkent u dat dit concept-advies uitgaat van de stelling dat gezondheidszorg een prijs heeft? Waar ligt wat het CVZ betreft daarbij de grens?
Gezondheidszorg heeft een prijs en over de uitgaven aan de zorg moet daarom een weloverwogen besluit genomen worden, zeker als het relatief dure behandelingen betreft. Er is wat betreft de kosten of kosteneffectiviteit geen grens aan te geven.
Heeft u het CVZ opdracht gegeven om te werken met grenzen van wat iemand mag kosten in de basisverzekering? Vindt u dit een begaanbare weg voor het samenstellen van het basispakket? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen opdracht gegeven om te werken met grenzen. Het CVZ heeft, als adviserend orgaan, een eigen verantwoordelijkheid. Zie ook mijn antwoord op vraag 3. Weesgeneesmiddelen worden veel eerder toegelaten tot het pakket dan andere middelen. Deze geneesmiddelen moeten dan wel hun therapeutische meerwaarde en kosteneffectiviteit over de loop van een aantal jaren aantonen.
De betreffende geneesmiddelen zijn in 2007 opgenomen op de beleidsregel weesgeneesmiddelen en worden vergoed. De voorwaarde is dus dat aanvullende gegevens moeten worden verzameld over de therapeutische meerwaarde en de kosteneffectiviteit van de middelen. Aan de hand van deze gegevens heeft het CVZ de middelen nu herbeoordeeld na vier jaar voorlopige opname. Met mijn beleid beoog ik juist dat weesgeneesmiddelen voor bijzonder ernstig zieken beter toegankelijk zijn.
Bent u bereid om met de producenten van deze dure geneesmiddelen om tafel te gaan om te bekijken of de prijs kan worden verlaagd? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit doen en kunt u de Kamer hiervan op de hoogte houden?
Zoals ik in mijn brief van 28 maart 2012 heb aangekondigd, voer ik in 2012 voor het eerst pilots uit waarin ik onderhandel met de fabrikant over de prijs van geneesmiddelen waarvan de kosteneffectiviteit onvoldoende is of het kostenbeslag te hoog. Ik ben blij dat de Tweede Kamer na het oorspronkelijk controversieel verklaren van dit beleid mij vlak voor de zomer alsnog deze ruimte heeft gegeven. Ik ga dan ook op korte termijn met de producenten van deze weesgeneesmiddelen om de tafel zitten om te onderhandelen over de prijs in relatie tot de gebleken therapeutische meerwaarde. Over de uitkomst van deze gesprekken zal ik de Kamer informeren.
Het bericht dat steeds meer mensen achterstanden hebben bij het betalen van zorgpremie |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat steeds meer mensen de maandelijkse nominale zorgpremie niet kunnen betalen? Blijft u volharden in uw afwijzing van inkomensafhankelijke zorgpremies? Zo ja, op grond waarvan, gelet op de ernst van de situatie?1
In het desbetreffende bericht gaat het over een toename van het aantal mensen dat een betalingsregeling heeft gesloten met hun zorgverzekeraar en niet over een toename van het aantal verzekerden met een betalingsachterstand.
De wanbetalersregeling schrijft voor dat een zorgverzekeraar de verzekeringnemer over een premieachterstand van twee maanden dient te informeren en tegelijkertijd een betalingsregeling dient aan te bieden. Een verzekeringnemer die meewerkt aan een betalingsregeling houdt zo de schuld beperkt en voorkomt hiermee dat hij in het bestuursrechtelijke premieregime belandt. Een betalingsregeling die door de verzekeringnemer wordt nagekomen, bevordert juist dat een verzekeringnemer zo snel mogelijk terugkeert naar een normaal betaalpatroon. Het is een goede ontwikkeling dat steeds meer verzekerden tot de conclusie komen dat het niet betalen van de nominale premie geen optie is.
Verder wil ik uw Kamer erop wijzen dat de zorgtoeslag ervoor zorgt dat de nominale premie voor lage inkomens betaalbaar is. De zorgtoeslag zorgt er immers voor dat de nominale premie en het verplichte eigen risico nooit meer bedragen dan een bepaald percentage van het inkomen. Hierdoor werkt een stijging van de nominale premie slechts «gematigd» door in de netto premie die resteert na aftrek van de zorgtoeslag.
Het voorgaande in overweging nemende zie ik geen reden om mijn beleid in dezen bij te stellen.
Deelt u de mening dat het bestuursrechtelijke premieregime, waarin iemand met betalingsachterstanden 30% boete betaalt over de premie, niets oplost aangezien de meeste van deze mensen al geen 100% kunnen betalen, laat staan 130%? Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee.
Uit de evaluatie van de wanbetalersregeling die ik op 4 november 2011 aan uw Kamer heb doen toekomen, blijkt de regeling voor nieuwe gevallen de beoogde afschrikwekkende werking te hebben en te bevorderen dat de wanbetaler zich inspant om te voorkomen dat hij in het bestuursrechtelijk regime terecht komt.
De bestuursrechtelijke premie wordt overigens pas opgelegd nadat de verzekeringnemer een betalingsachterstand van zes premiemaanden heeft opgebouwd. In de preventieve fase die daaraan voorafgaat, dient de zorgverzekeraar wettelijk voorgeschreven incassoactiviteiten te verrichten en medewerking te verlening aan activiteiten die gericht zijn op de aflossing van de schuld.
Wat is uw reactie op de constatering dat de verhoging van het eigen risico de voornaamste oorzaak is van de stijging van het aantal betalingsregelingen bij zorgverzekeraars? Deelt u de mening dat verdere stijging van het eigen risico, zoals afgesproken in het Kunduz-akkoord, volstrekt onverantwoord is? Wilt u uw antwoord toelichten?
De stijging van het aantal betalingsregelingen laat zich deels verklaren doordat verzekeraars zich meer soepel opstellen bij de totstandkoming van een betalingsregeling. Een verruiming van de betalingstermijn voor het aflossen van de premieschuld en/of een verlaging van het minimale aflossingsbedrag doet de kans toenemen dat er een betalingsregeling tot stand kan worden gebracht. Dit is mijns inziens een goede ontwikkeling, het voorkomt dat er niet oplosbare schuldsituaties ontstaan en biedt de verzekeringnemer juist gelegenheid om zijn financiële huishouden weer op orde te krijgen.
Daarnaast zouden volgens het krantenbericht enkele verzekeraars aangeven dat de toename van het aantal betalingsregelingen samenhangt met een recente verhoging van het eigen risico. Een verhoging van de eigen betalingen in de zorg is noodzakelijk om de zorg voor iedereen betaalbaar te houden. In het Lenteakkoord is overigens opgenomen dat de extra verhoging van het verplicht eigen risico met € 115,- in zijn geheel via de zorgtoeslag zal worden gecompenseerd voor de laagste inkomens. Dit zal ervoor zorgen dat de laagste inkomens volledig worden ontzien.
Wat is uw reactie op mevrouw Jungmann, lector rechten, schulden en incasso, die het voorbeeld noemt van mensen die met zijn tweeën van één AOW-uitkering leven en in het begin van het jaar in een klap 700 euro aan eigen risico kwijt zijn? Deelt u de mening dat hier feitelijk sprake is van belemmering van de toegang tot zorg voor lagere inkomens? Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik deel die mening niet.
De hier bedoelde verhoging van het verplicht eigen risico naar € 350,- zal gepaard gaan met een forse verhoging van de zorgtoeslag. Dit komt erop neer dat in de zorgtoeslag de verhoging van het eigen risico met € 115,- volledig zal worden meegenomen.
Bovendien zijn de meeste zorgverzekeraars bereid om een gespreide betaling voor het eigen risico aan te bieden, ingeval de verzekerde daarom vraagt.
Bent u van mening dat de zorgpremies en het eigen risico voor een modaal gezin nog redelijk te dragen zijn? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, deelt u de mening dat een inkomensafhankelijke zorgpremie een lastenverlichting voor deze gezinnen betekent? Wilt u uw antwoord toelichten?
De hoge kosten van de zorg impliceren nu eenmaal, onafhankelijk van hoe het financieringssysteem wordt ingericht, dat de premielasten hoog zullen zijn voor modale gezinnen. Derhalve acht ik het van het grootste belang dat alles op alles wordt gezet om de kosten van de zorg zo laag mogelijk te houden. Alleen dan zal de premie ook in de toekomst voor gezinnen betaalbaar blijven. Daarvan staat dus los of de zorg wordt gefinancierd via een nominale of procentuele premie.
Hoeveel verzekerden worden maandelijks in totaal geroyeerd door zorgverzekeraars op grond van betalingsachterstanden?
Op twee zorgverzekeraars na, ONVZ en ASR, hebben sinds de inwerkingtreding van de wanbetalersregeling in 2009 alle zorgverzekeraars de wanbetalersregeling uitgevoerd. ASR heeft zich inmiddels bij het CVZ gemeld omdat deze verzekeraar alsnog de wanbetalersregeling wil gaan uitvoeren.
Zolang een zorgverzekeraar niet meewerkt aan het bestuursrechtelijk premieregime, kan de zorgverzekeraar een niet betalende verzekeringnemer royeren. Het betreft dan een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen zorgverzekeraar en verzekeringnemer waar de overheid geen bemoeienis mee heeft. Om dezelfde reden ben ik niet op de hoogte van het aantal royementen vanwege niet betaling van de zorgverzekeringpremie. Overigens heeft het CVZ mij bericht niet te beschikken over aanwijzigen dat dit zich op substantiële schaal voordoet.
Erkent u dat het argument dat het eigen risico het kostenbewustzijn zou vergroten, definitief onderuit wordt gehaald nu blijkt dat zorgverzekeraars dit bedrag uitspreiden en optellen bij de maandelijkse premie? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het een goede ontwikkeling dat verzekeraars bereid zijn om het eigen risico op verzoek van de verzekerde te spreiden. Dit draagt eraan bij dat een verzekerde als gevolg van (hoge) eigen betalingen niet in betalingsnood komt te verkeren en uiteindelijk belandt in een problematische schuldensituatie en/of vanwege financiële drempels noodzakelijke zorg gaat mijden. Tegelijkertijd zal een verzekerde nog steeds merken in zijn portemonnee dat hij een eigen bijdrage is verschuldigd, waardoor de verzekerde zich bewust blijft van de kosten van zorg.
Erkent u dat het argument dat het eigen risico de premies zou verlagen weinig indruk maakt, zeker nu blijkt dat het feitelijk gaat om een premieopslag voor grote groepen mensen en leidt tot een toename van betalingsproblemen? Zo nee, waarom niet?
Om de premie voor iedereen betaalbaar te houden, is het nu eenmaal nodig dat de mensen die het zelf kunnen betalen ook daadwerkelijk een deel van hun zorgkosten voor eigen rekening nemen. Wel is daarbij een belangrijk uitgangspunt dat lage inkomens waar nodig en mogelijk worden ontzien. Om die reden voorziet het Lenteakkoord , zoals ik al in mijn antwoorden bij de vragen 3 en 4 aangaf, in een forse verhoging van de zorgtoeslag. Bovendien worden chronisch zieken en gehandicapten via de Compensatieregeling Eigen Risico (CER) gecompenseerd voor het verplichte eigen risico.
Hoe verhoudt de compensatie via de zorgtoeslag van de in het Kunduz-akkoord overeengekomen verhoging van het eigen risico zich tot de mogelijkheid om bij mensen met premieachterstanden beslag te leggen op de zorgtoeslag? In hoeverre kan nog gesproken worden van compensatie voor deze groep mensen die in een zeer moeilijke financiële situatie zitten? Wilt u uw antwoord toelichten?
In de huidige situatie kan zowel het CVZ als de zorgverzekeraar beslag laten leggen op de zorgtoeslag van de verzekeringnemer. Dit vloeit voor uit het algemene uitgangspunt in het burgerlijk recht dat een schuldeiser in beginsel zijn vordering kan verhalen op alle goederen van diens schuldenaar.
Daarnaast zal met ingang van 1 januari 2013 de zorgtoeslag door het CVZ worden gebruikt als bron voor de inning van de bestuursrechtelijke premie.
Naar verwachting verkleint deze maatregel de groep wanbetalers waarop incassomaatregelen moeten worden toegepast en zal hiermee de uitstroom van wanbetalers uit het bestuursrechtelijke premieregime worden bevorderd. De met incasso gepaard gaande additionele kosten zorgen er namelijk voor dat de afloscapaciteit van wanbetalers afneemt.
Het bericht dat zorgverzekeraars onmogelijke eisen stellen in de onderhandelingen met ziekenhuizen |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraars in de onderhandelingen met ziekenhuizen niet alleen eisen stellen over kosten en kwaliteit van zorg, maar tevens proberen in te grijpen in de organisatie en het bestuur van ziekenhuizen?1 Vindt u dit een wenselijke ontwikkeling?
Voor zowel de inhoud als het proces van de contractering tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder is er sprake van contracteervrijheid. Zorgverzekeraars treden op als onderhandelingspartners van de zorgaanbieders als het gaat over de prijs en kwaliteit, maar ook de organisatie van zorg kan een onderwerp in de onderhandelingen zijn. Zorgverzekeraars hebben de taak om namens hun verzekerden de beste zorg in te kopen. Ik vind het op zich niet vreemd dat zij daarbij naast de prijs en kwaliteit ook kijken naar organisatorische zaken. Zoals u weet werk ik momenteel aan een wetsvoorstel om verticale integratie te verbieden. In deze wet zal worden geregeld tot hoe ver de zorgverzekeraar eisen kan stellen waarmee de zorgverzekeraar zeggenschap krijgt over de activiteiten van een zorgaanbieder.
Klopt de uitspraak van advocaat Cees Dekker dat deze eisen juridisch onhoudbaar zijn? Zo nee, op grond van welke wettelijke bepalingen mogen zorgverzekeraars op de bestuurdersstoel in een ziekenhuis gaan zitten?
Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven is sprake van contracteervrijheid tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders en betreffen het private contracten. Het is dan ook niet aan mij om te beoordelen of gestelde eisen juridisch houdbaar zijn. Overigens heb ik geen compleet overzicht van de eisen die zorgverzekeraars zouden stellen aan de zorgaanbieders.
Wat is uw oordeel over het feit dat de onderhandelingen, die op 1 april jl. klaar zouden zijn, nog altijd niet zijn afgerond? Ziet u zich genoodzaakt actie te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat partijen zich zouden inspannen om de contractering voor 2012 in beginsel voor 1 april 2012 af te ronden. Deze deadline is vanwege alle ingrijpende veranderingen in de bekostiging per 2012 en de gemaakte afspraken om de uitgavengroei structureel bij te buigen naar een realistisch en houdbaar groeipad (2,5% groei per jaar, exclusief loon- en prijsbijstelling) in het algemeen te ambitieus gebleken. In het overgangsjaar 2012 neemt de contractering meer tijd in beslag dan waarop eerder was ingezet.
Uit de meest recente inventarisatie van ZN blijkt dat met 60 procent van de ziekenhuizen inmiddels een contract is gesloten voor wat betreft het schaduwbudget. Met nagenoeg alle andere ziekenhuizen ligt er een mondelinge afspraak ten aanzien van het schaduwbudget. Met ruim 70 procent van de ziekenhuizen zijn er mondelinge afspraken gemaakt ten aanzien van een DOT-contract. Daarvan is inmiddels met ongeveer 30 procent van de ziekenhuizen een DOT-contract gesloten.
Zorgverzekeraars hebben verder met 70 procent van de ZBC’s mondelinge afspraken gemaakt, waarvan met ongeveer 35 procent van de ZBC’s inmiddels een contract is afgesloten. Het aantal mondelinge afspraken is de afgelopen maanden flink gestegen en ik verwacht dat de contractbesprekingen op korte termijn worden afgerond.
Ik volg de ontwikkelingen rondom de contractering nauwgezet via het bestuurlijk overleg Hoofdlijnenakkoord. Daarnaast heeft de NZa onlangs de contractonderhandelingen 2012 in de medisch specialistische zorg geëvalueerd. (brief NZa 3 juli 2012, «Evaluatie van de contractering van medisch specialistische zorg 2012», www.nza.nl). In de evaluatie zijn een aantal oorzaken en gevolgen van de vertraging in de onderhandelingen genoemd en daarbij zijn oplossingsrichtingen geformuleerd. De uitkomsten van de evaluatie worden besproken in het bestuurlijk overleg ten behoeve van verbetering dan wel versnelling van de contractering in 2013. Ik vind het in dat verband verheugend te constateren dat zowel verzekeraars als aanbieders zich op dit moment al nauwgezet aan het voorbereiden zijn op een snelle start en afronding van de contractering voor 2013.
Overigens wil ik u ook graag wijzen op een artikel in het Financieel Dagblad van 4 augustus «Verzekeraars en ziekenhuizen worstelen zich door overgangsjaar» waarin een positiever beeld wordt geschetst van de onderhandelingen tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars door een aantal bestuurders van ziekenhuizen.
Welke ziekenhuizen hebben nog altijd geen afspraken gemaakt met de zorgverzekeraars? Voor welke van deze ziekenhuizen dreigt hierdoor geldnood?
Zoals toegelicht bij mijn antwoord op vraag 3 heeft nog niet elke verzekeraar met elk ziekenhuis een contract gesloten. Ik heb echter geen signalen dat er voor individuele ziekenhuizen geldnood dreigt als gevolg van het nog niet afgerond hebben van de contractering.
Deelt u de mening dat patiënten op geen enkele manier de dupe mogen worden van de trage voortgang in de onderhandelingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe garandeert u de continuïteit van zorg in de ziekenhuizen en hoe voorkomt u dat de wachtlijsten groeien?
Ik ben het met u eens dat patiënten niet de dupe mogen worden van de voortgang in de onderhandelingen. Uit de evaluatie van de NZa blijkt dat zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders de onderhandelingen niet op scherp willen zetten ten koste van de patiënt. Zorgaanbieders hebben aangegeven indien er nog geen contract tot stand is gekomen de rekeningen nog niet aan de patiënten door te sturen.
Zorgverzekeraars hebben eerder aangegeven dat zij bij ziekenhuizen waarmee nog onderhandeld wordt en er perspectief is op het sluiten van een contract (en
waardoor deze ziekenhuizen nog geen dbc’s over 2012 kunnen declareren), zullen voorkomen dat liquiditeitsproblemen ontstaan.
Ik zie de continuïteit van zorg niet in gevaar komen en ook heb ik geen signalen vernomen over het ontstaan van eventuele wachtlijsten in verband met het contracteringsproces. In elk geval geldt dat voor zover de contractering nog niet is afgerond, zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders het belang hebben om zo snel mogelijk tot afronding van de contractering te komen. Mocht er toch geen contract gesloten worden dan hebben zorgverzekeraars en zorgaanbieders de plicht om hun verzekerden en patiënten adequaat te informeren over de gevolgen van het niet tot stand komen van een contract.
Wat is het hoofdlijnenakkoord tussen de ziekenhuizen, zorgverzekeraars en het kabinet nog waard? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik heb toegelicht bij mijn antwoord op vraag 3 ligt er met het hoofdlijnenakkoord een ingewikkelde en ambitieuze opdracht voor ziekenhuizen en zorgverzekeraars. De contractering voor 2012 is zeker niet zonder strubbelingen verlopen; op zichzelf is het goed om te zien dat die onderhandelingen op het scherpst van de snede gevoerd worden. Er is sprake van een leerproces en met de aanbevelingen van de NZa zal het contracteringsproces in 2013 verder verbeterd kunnen worden en zal naar verwachting een versnelling worden bereikt.
Daarnaast is het een relevante vraag in hoeverre partijen erin geslaagd zijn om binnen de afgesproken 2,5% groei te blijven zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord. De NZa zal in de Marktscan medisch specialistische zorg in het najaar 2012 een eerste beeld schetsen in hoeverre de afgesloten contractafspraken voor 2012 binnen het afgesproken financiële kader in het hoofdlijnenakkoord passen.
Deelt u de mening dat het beter is om de inrichting van de ziekenhuiszorg centraal te plannen op basis van reële zorgbehoeften en om de zorgverzekeraars onder publieke verantwoordelijkheid te brengen? Zo nee, waarom niet, gelet op de problemen die zich nu voordoen?
Nee, deze mening deel ik niet. Gezien de ambitieuze afspraken is het niet vreemd dat de onderhandelingen niet vlekkeloos verlopen. Het is bovendien een misverstand te veronderstellen dat alle vraagstukken rondom allocatie van schaarse middelen in de ziekenhuiszorg zullen zijn opgelost onder centrale planning en het onder publieke verantwoordelijkheid brengen van zorgverzekeraars. Integendeel.
De eigen bijdrage voor bevallen in het ziekenhuis of geboortecentrum |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de oproep van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van verloskundigen (KNOV) dat ook een bevalling in het ziekenhuis zonder medische indicatie volledig vergoed moet worden? Wat is uw mening?
Recentelijk heeft de NZa mij geadviseerd om te onderzoeken of de prikkels die de eigen bijdrage voor de kraamzorg en gebruik van de verloskamer en infrastructuur van het ziekenhuis bij poliklinische bevallingen en bevallingen in geboortecentra opleveren, zoals overbehandeling en hogere kosten, geneutraliseerd kunnen worden. Bijvoorbeeld door te werken met een gedifferentieerde eigen bijdrage of de eigen bijdrage evenredig bij de verschillende bevallingslocaties te verdelen. De NZa adviseert tevens om de samenhang met het wettelijk verplicht eigen risico, welke in het geval van een bevalling met medische indicatie betaald dient te worden, bij dit onderzoek te betrekken. Gezien mijn demissionaire status zal ik de opvolging van dit advies aan mijn opvolger overlaten.
Is er sprake van een toename van het aantal vrouwen dat voor een ruggeprik kiest? Kunt u aangeven hoe het aantal bevallingen met ruggeprik zich in de laatste jaren heeft ontwikkeld?
In 2008 is door de gezamenlijke beroepsgroepen (NVOG, KNOV, NvA) een nieuwe richtlijn pijnbestrijding tijdens de bevalling geschreven. In die richtlijn is epidurale pijnbestrijding gekwalificeerd als een effectieve en veilige vorm van pijnbestrijding. Deze richtlijn heeft in de ziekenhuizen geleid tot verhoogde beschikbaarheid. Hiermee hebben de ziekenhuizen tegemoet proberen te komen aan vraag van de bevallende vrouw.
Uit de gegevens van de St. Perinatale Registratie Nederland (PRN, 2009) blijkt dat van alle vrouwen die spontaan bevielen, er in 10,23% van de gevallen epidurale analgesie (ruggenprik) is gegeven. In 1,77% van de bevallingen met een start in de eerste lijn vindt er om reden van pijnstilling overdracht naar de tweedelijn plaats. Er is de afgelopen 10 jaar een stijging van het aantal ruggenprikken te zien van 3,22% in 2000 naar 10,23% in 2009, zowel bij bevallingen die in de eerste lijn starten als bij bevallingen die in de tweede lijn starten.
Denkt u dat vrouwen voor een ruggeprik kiezen omdat zij dan een medische indicatie krijgen en geen eigen bijdrage hoeven te betalen voor de bevalling in het ziekenhuis? Zijn er cijfers bekend over het aantal vrouwen dat vanwege financiële overwegingen voor een ruggeprik kiest?
Er is op dit moment geen onderzoek bekend waaruit dit blijkt. Ik kan hier dan ook geen uitspraken over doen.
Deelt u de mening dat het feit dat een bevalling in het ziekenhuis zonder medische indicatie een eigen bijdrage betekent, een rol kan spelen in de keuze voor een thuisbevalling? Vindt u het juist dat de eigen bijdrage bij de keuze voor de plaats van de bevalling meespeelt?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u voorts de mening dat alle vrouwen de mogelijkheid moeten hebben om zelf te kiezen waar zij willen bevallen?
Uitgangspunt is dat vrouwen een eigen keuze kunnen maken in de locatie van de bevalling. Hiervoor geldt uiteraard wel de begrenzing van de richtlijnen van de beroepsgroepen die aangeven of het veilig is om op een bepaalde locatie te bevallen.
Deelt u bovendien de mening dat financiële overwegingen geen rol mogen spelen in de keuze voor de plaats waar een vrouw wil bevallen en geen rol mogen spelen in de keuze voor het al dan niet toepassen van een ruggeprik? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Welke mogelijkheden zijn er om ervoor te zorgen dat er geen financiële verschillen zijn tussen bevallen thuis of in het ziekenhuis en bevallen in het ziekenhuis met of zonder ruggeprik? Welke financiële gevolgen zijn hieraan verbonden? Welke van deze mogelijkheden zou u willen invoeren?
Zie antwoord vraag 6.
De relatietherapie |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het advies om hulp voor relatieproblematiek niet meer onder te verzekeren geneeskundige GGZ (het basispakket) te laten vallen, zoals blijkt uit het adviesrapport «Geneeskundige GGZ», welke is uitgebracht door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ)?1
Wij zijn bekend met het recente advies van het CVZ over afbakening van het pakket voor de curatieve GGZ. Hierin stelt het CVZ onder andere dat de hulp voor werk- en relatieproblematiek niet valt onder het basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Dit is in lijn met zijn eerdere adviezen. Wij volgen het oordeel van het CVZ, omdat hiermee wordt bijgedragen aan de houdbaarheid van het pakket voor geneeskundige GGZ, zoals in de reactie op het advies van 15 juni 2012 is aangegeven (Z 3119679).
Relatietherapie kan bijdragen aan het voorkomen van een (echt)scheiding. Relaties en relatievorming maken naar het oordeel van het kabinet deel uit van het privédomein van individuele burgers. Men moet terug kunnen vallen op (vergoeding van) geestelijke gezondheidszorg, als er sprake mocht zijn van een psychische stoornis die onder het verzekerd pakket valt.
Bent u het er mee eens dat scheiden in veel gevallen leidt tot toename van (problematische) schulden, zoals beweerd wordt in het artikel «Als scheiden te duur is, moet je creatief zijn»?
Ik deel uw standpunt dat een scheiding verstrekkende individuele gevolgen kan hebben en dat een toename van het aantal scheidingen een groter beslag legt op sociaal-maatschappelijke voorzieningen is evident. Vanuit mijn verantwoordelijkheid ben ik erop gericht gemeenten te ondersteunen om de negatieve gevolgen voor kinderen van spanningen in de relatie van ouders en (echt)scheiding zoveel mogelijk te beperken. Dit onderwerp is geagendeerd binnen het beleid rond kwaliteit in de zorg voor jeugd. Ik heb niet de indruk dat een landelijk onderzoek naar de totale maatschappelijke kosten van echtscheiding in Nederland een toegevoegde waarde heeft als het gaat om het ondersteunen van de verantwoordelijkheid van gemeenten in deze.
Bent u het er mee eens dat een scheiding voor kinderen problematische gevolgen kan hebben?2
In mijn antwoorden op vragen van uw kamer met de brief van 3 april 2012 (102191–100369-J), constateer ik dat er een groeiend besef is dat spanningen tussen ouders en eventuele echtscheiding negatieve gevolgen kunnen hebben voor kinderen. Gevolgen die soms tot ver in de volwassenheid waarneembaar zijn. Het is belangrijk dat de gevolgen voor kinderen van spanningen in de relatie tussen hun ouders zoveel mogelijk beperkt worden. In mijn beleid is een van de drie speerpunten de volgende: we gunnen ieder kind dat als het volwassen is, een relatie kan hebben en onderhouden. Dat leert het als kind en kijkt het af van de omgeving en dus vaak in het gezin van zijn ouders. Maar anderzijds maken relaties en relatievorming deel uit van het privédomein van individuele burgers. De overheid moet zich hierbij terughoudend opstellen.
Met het agenderen van dit onderwerp binnen het beleid rond kwaliteit in de zorg voor jeugd, worden gemeenten gestimuleerd in het aanbieden van (preventief) hulpaanbod. Een toenemend aantal Centra voor Jeugd en Gezin besteedt hieraan al aandacht. De handreiking «Relatieondersteunend aanbod voor (aanstaande) ouders» voor gemeenten en Centra voor Jeugd en Gezin wordt eind augustus gepubliceerd.
Bent u van plan dit advies van het CVZ over te nemen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de handreiking voor gemeenten en Centra voor Jeugd en Gezin (CJG's) die deze zomer gepubliceerd zal worden, waarin aandacht wordt besteed aan de gevolgen van relatieproblemen tussen ouders en de wijze waarop CJG's op dit terrein een rol kunnen spelen?3
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het er mee eens dat reductie van bewezen effectieve partner-relatiebehandeling zal leiden tot toename van het aantal scheidingen, gegeven dat deze behandelingen bij 70% van de echtparen een duidelijk positief effect heeft?4
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het er mee eens dat de gevolgen van een scheiding voor kinderen tot ver in de volwassenheid meetbaar kunnen zijn?5
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het er mee eens dat toename van het aantal scheidingen een extra druk betekent op de (sociale) woningmarkt, extra kosten meebrengt voor kinderopvang, juridische hulpverlening en jeugdzorg en dat de omvang hiervan nog onderzocht dient te worden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid erop aan te dringen om de verspreiding en uitvoer van preventieve programma’s gericht op (echt)scheidingspreventie en relatieverbetering te ondersteunen, en gemeenten te stimuleren deze programma’s in te zetten binnen de lokale gemeenschap?6
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de (financiële) gevolgen van (echt)scheiding in Nederland, zodat betrouwbare Nederlandse data beschikbaar komen welke als basis kunnen dienen voor toekomstig beleid gericht op vermindering van de maatschappelijke kosten ten gevolge van (echt)scheiding?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg over het Pakketadvies op 21 juni?
Wij hebben u met de reactie op het advies van het CVZ over de afbakening van het pakket voor de curatieve GGZ van 15 juni 2012 en de schriftelijke antwoorden op vragen van uw kamer van 3 april 2012 geinformeerd over ons standpunt.
Vrijgevestigde psychotherapeuten en zorgverzekeraar CZ |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «CZ laat eigen verzekerden in de steek»?1 Is dit bericht juist?
Om de zorgkosten te beheersen heeft CZ ervoor gekozen om per 2012 binnen de gehele curatieve GGZ omzetplafonds te hanteren. Het staat zorgverzekeraars vrij om omzetplafonds af te spreken met zowel gebudgetteerde instellingen als met niet gebudgetteerde instellingen als met vrijgevestigde zorgaanbieders, zolang de zorgverzekeraar aan zijn zorgplicht kan voldoen. Dergelijke afspraken passen in de context van de afspraken die zijn gemaakt tussen mij en Zorgverzekeraars Nederland over een scherpere inkoop door zorgverzekeraars in 2012, zoals ik ook heb aangekondigd in mijn brief d.d. 10 juni 20112. Onderdeel van deze afspraken is dat verzekeraars afspraken maken met zorgaanbieders over volume. Daarbij dienen zorgverzekeraars uiteraard aan de zorgplicht te voldoen en dient voorkomen te worden dat wachtlijsten ontstaan. Derhalve zal de volumebeperking vooral worden gerealiseerd door gepast gebruik van zorg daadwerkelijk in praktijk te brengen.
De omzetplafonds die CZ met de afzonderlijke vrijgevestigde psychologen en psychotherapeuten is overeengekomen voor 2012 zijn gebaseerd op opgaven van de zorgaanbieders zelf over het aantal werkuren, inzet van hulppersoneel en het marktaandeel van de CZ-verzekerden in de praktijk van de zorgaanbieder.
CZ heeft geconstateerd dat een deel van de opgaven van de zorgaanbieders afwijkt van de historische omvang van declaraties of het marktaandeel van CZ in de betreffende gemeente waar de zorgaanbieder gevestigd is. Daarom heeft CZ de betreffende zorgaanbieders aangeschreven met het verzoek de eigen opgave te controleren ten opzichte van de geconstateerde afwijkingen en verschillen toe te lichten. CZ heeft daarbij een voorstel gedaan het overeengekomen omzetplafond bij te stellen op basis van eigen gegevens over marktaandeel en eerder gerealiseerde omzet in 2011. Indien de zorgaanbieder daarmee akkoord gaat wordt het omzetplafond bijgesteld. CZ heeft aangegeven dat een meerderheid van de zorgaanbieders hiertoe bereid is gebleken.
CZ heeft aangegeven dat zij, ook na bijstellen van de omzetplafonds, voldoende zorg hebben ingekocht om aan hun zorgplicht te voldoen. De NZa houdt hier toezicht op.
In hoeverre valt het ingezette beleid van zorgverzekeraar CZ onder «contractbreuk» en is het daarmee onrechtmatig? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Er is geen sprake van contractbreuk. Zoals toegelicht in mijn antwoord op vraag 1 wordt het contract (het omzetplafond) alleen aangepast indien de zorgaanbieder daarmee akkoord is. Mocht achteraf blijken dat de gegevens niet naar waarheid zijn ingevuld, ondanks de mogelijkheid tot bijstellen van de opgave, zou dit kunnen leiden tot beëindiging van de overeenkomst.
Wat is uw oordeel over het feit dat zorgverzekeraar CZ voor gecontracteerde therapeuten een maximum hanteert van het aantal patiënten dat ze mogen behandelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het inkoopbeleid van de zorgverzekeraar kan er toe leiden dat een bepaalde zorgaanbieder wegens een omzetplafond gedurende het jaar geen ruimte meer heeft om nieuwe patiënten te behandelen. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 past het maken van omzetplafonds in de context van de afspraken die zijn gemaakt tussen mij en Zorgverzekeraars Nederland over een scherpere inkoop door zorgverzekeraars in 2012. Op deze manier beogen zorgverzekeraars het volume en daarmee de kosten van de zorg in de hand te houden. Uiteraard dient een zorgverzekeraar daarbij zijn zorgplicht in acht te nemen en moet hij voldoende zorg inkopen om aan de zorgvraag van zijn verzekerden te voldoen.
Hoe verhoudt dit maximum zich tot het patiëntenrecht de vrije keuze voor een therapeut?
Het hanteren van omzetplafonds staat naar mijn mening de vrije keuze voor een therapeut niet in de weg. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en hebben doorgaans voldoende zorgaanbieders gecontracteerd waaruit een verzekerde een keuze kan maken.
Hoe gaat u ervoor te zorgen dat CZ-verzekerden bij hun vertrouwde therapeut in behandeling kunnen blijven? Kunt u een toelichting geven?
Het kan voorkomen dat vanwege overschrijding van een omzetplafond een zorgaanbieder geen ruimte meer heeft voor een patiënt. Het is naar mijn mening aan de zorgverzekeraar (en in het belang van zijn imago) om goede afspraken te maken met zorgaanbieders over dergelijke situaties. CZ heeft aangegeven dat mocht blijken dat een omzetplafond overschreden dreigt te worden, CZ per situatie zal bekijken welke actie wordt ondernomen. Daarnaast heeft CZ aangegeven dat het omzetplafond voor 2012 alleen van toepassing is op zorg die in 2012 wordt gestart.
Deelt u de mening van de Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (NVVP) dat het optreden van zorgverzekeraar CZ als intimiderend ervaren kan worden en onwenselijk is? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen in de toekomst?
De wijze waarop een zorgverzekeraar over zijn zorginkoopbeleid communiceert, ligt buiten mijn verantwoordelijkheid. Ik heb begrepen dat CZ en de NVVP inmiddels met elkaar gesproken hebben over de onrust die is ontstaan bij een aantal vrijgevestigde aanbieders. CZ heeft daarbij haar werkwijze nader toegelicht.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat, wanneer iemand een terugval krijgt, diegene niet bij zijn oude, vertrouwde therapeut terecht kan?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Op basis van welke berekeningen stelt zorgverzekeraar CZ een omzetplafond in?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Hoe gaat u voorkomen dat bij zorgverzekeraar CZ en andere zorgverzekeraars de keuzevrijheid van patiënten in het gedrang komt?
De keuzevrijheid van de patiënt is naar mijn mening niet in het gedrang. Zie verder mijn antwoord op vraag 4 en 5.
Deelt u de mening dat deze kwestie weer aangeeft dat zorgverzekeraars te veel macht hebben in Nederland en op de stoel van de behandelaar dan wel politiek gaan zitten? Zo ja, wat gaat u doen om die macht in te perken? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Zoals aangegeven op mijn antwoord bij vraag 1 en 3 passen het maken van omzetplafonds in de context van de afspraken die zijn gemaakt tussen mij en Zorgverzekeraars Nederland over een scherpere inkoop door zorgverzekeraars in 2012. Op deze manier beogen zorgverzekeraars het volume en daarmee de kosten van de zorg in de hand te houden.
Het bericht dat zorgverzekeraars in medische gegevens van GGZ patiënten neuzen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Zorgverzekeraars neuzen in medische gegevens GGZ1?
Ja, dit bericht is mij bekend.
Wat vindt u van de wijze van controle door onder andere zorgverzekeraar CZ bij Europsyche waarbij medewerkers van CZ persoonlijke behandelplannen en gespreksverslagen ingezien hebben? Op welke wijze wordt hier de privacy van patiënten bij controle van een zorgaanbieder gewaarborgd?
In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de wettelijke basis gelegd voor inzage in medische dossiers door zorgverzekeraars indien en voor zover een dergelijke verwerking van medische persoonsgegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de Zvw. In de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Verwerking persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle van Zorgverzekeraars Nederland (verder: de Gedragscode Zorgverzekeraars) is nader uitgewerkt hoe en onder welke omstandigheden zorgverzekeraars van die mogelijkheid gebruik kunnen maken bij materiële controle. De regeling waarborgt een zorgvuldige en proportionele werkwijze van zorgverzekeraars door het voorschrijven van een gefaseerde opbouw van die materiële controle.
De zorgverzekeraar mag stappen in een volgende fase (met instrumenten die een grotere inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van patiënten) niet eerder zetten dan nadat hij heeft vastgesteld dat met de stappen in de voorgaande fase niet kan worden volstaan om het door de zorgverzekeraar vastgestelde doel van de materiële controle te bereiken. Detailcontrole (in laatste instantie ook in de vorm van inzage in medische dossiers) is daardoor slechts mogelijk als de zorgverzekeraar richting de zorgaanbieder kan aantonen dat met minder ingrijpende stappen het doel van de materiële controle niet kan worden bereikt. Inzage in medische dossiers kan dus uitsluitend plaatsvinden als uiterste middel, indien de proportionaliteit daarvan kan worden gemotiveerd.
Van zorgverzekeraar CZ heb ik begrepen dat de wijze waarop zij hun controle hebben uitgevoerd in overeenstemming is met de hierboven beschreven regels. CZ heeft eerst minder ingrijpende stappen gezet en vervolgens vastgesteld dat het noodzakelijk was om medische dossiers in te zien. De dossiercontrole (dus de detailcontrole) is uitgevoerd door een «functionele eenheid» onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. De van de medisch adviseur afgeleide geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokkenen bij dit dossieronderzoek. Op deze wijze is de privacy van de betrokken patiënten gewaarborgd.
Op basis van bovenstaande informatie stel ik vast dat de door onder andere zorgverzekeraar CZ uitgevoerde controle past bij de rol van de verzekeraars in het stelsel. Uit deze controles is gebleken dat het grootste deel van de door Europsyche ingediende declaraties geen betrekking heeft op collectief verzekerde zorg. Europsyche diende declaraties in voor zorg die niet tot het basispakket behoort en dus niet uit de collectieve middelen vergoed mag worden. Dit was niet anders vast te stellen dan door de wijze waarop de controles zijn uitgevoerd. Gezien de problemen waarvoor wij ons gesteld zien met betrekking tot de betaalbaarheid van de zorg, ben ik verheugd dat de verzekeraars wat dit betreft hun rol oppakken.
Wat vindt u van het feit dat bij de controle door zorgverzekeraars bij Europsyche niet-medische medewerkers die wel een geheimhoudingsverklaring ondertekend hebben, maar dat dit een veel geringere status heeft dan het formele beroepsgeheim van medici en andere BIG-geregistreerden (Beroepen Individuele Gezondheidszorg)? Vindt u het wenselijk dat deze gegevens bij niet-medische medewerkers terecht gekomen is bij deze controle?
Zoals in mijn antwoord op vraag 2 aangegeven, is de dossiercontrole uitgevoerd door een «functionele eenheid» onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. De geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokken medewerkers bij dit dossieronderzoek. De geheimhoudingsverklaring die de medewerkers hebben ondertekend, geldt voor hen evenzeer als voor medici of andere BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren.
Wat vindt u van de keuze van de zorgverzekeraars om te kiezen voor dossierinzage, een zeer zwaar middel, terwijl er ook allerlei lichtere controlemiddelen ter beschikking staan voor het uit te voeren onderzoek en deze lichtere middelen ook eerst moeten worden gebruikt zoals vermeld staat in ministeriële Regeling Zorgverzekering? Wat gaat u eraan doen om er zorg voor te dragen dat zorgverzekeraars niet direct naar dossierinzage grijpen bij de controle van zorgaanbieders?
Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, zijn eerst minder ingrijpende stappen gezet. Zoals de Regeling zorgverzekering voorschrijft, zijn er pas zwaardere middelen ingezet toen bleek dat er sprake was van ernstige verdenking van onrechtmatigheden. Dossierinzage is een zeer arbeidsintensieve manier van controleren. Zorgverzekeraars doen dit soort onderzoeken alleen als er aanleiding toe is. Op basis van de informatie die ik heb, stel ik vast dat zorgverzekeraars de signalen rond vermoedens over het declareren van niet verzekerde zorg serieus hebben opgepakt en dat zij daartoe alle in de Gedragscode Zorgverzekeraars vastgestelde stappen hebben doorlopen. Zo kan worden voorkomen dat we collectieve middelen inzetten voor zorg die niet vergoed had mogen worden. Dat dit heel belangrijk is vanuit het oogpunt van de betaalbaarheid van de zorg spreekt voor zich.
Deelt u de mening dat de wijze van controleren, zoals uitgevoerd bij Europsyche, waarbij psychiatrische patiënten opgebeld werden door niet-medische medewerkers van zorgverzekeraars die over vertrouwelijke gegevens beschikten van deze patiënten, zeer confronterend is voor patiënten in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en schadelijk voor de vertrouwensrelatie tussen hulpverlener en patiënt gezien de ziektebeelden van deze patiënten? Wat gaat u eraan doet dat dit niet meer gebeurt?
Zorgverzekeraar CZ heeft een telefonische enquête uitgevoerd om te verifiëren of er sprake was van onrechtmatigheden voorafgaand aan het dossieronderzoek. De medewerkers die deze enquête uitvoerden, opereerden onder de verantwoordelijkheid van de medisch adviseur en zijn gehouden aan het medisch beroepsgeheim. Op het moment van de enquête waren er geen vertrouwelijke gegevens uit het dossieronderzoek beschikbaar.
Ik kan mij voorstellen dat patiënten die opgebeld worden door hun verzekeraar daarvan schrikken. Aan de andere kant ben ik van mening dat ook psychiatrische patiënten moeten weten dat zorg die niet in het basispakket zit, niet vergoed kan worden als ware het verzekerde zorg. Daar hebben we gezamenlijk in Nederland voor gekozen. Op genezing gerichte geestelijke gezondheidszorg moet beschikbaar blijven voor psychiatrische patiënten, dat is van groot belang. En om dat te kunnen blijven garanderen, is het essentieel dat alleen zorg die daadwerkelijk in het basispakket zit, vergoed wordt.
Deelt u de mening dat een onderzoek naar de gang van zaken door het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) wenselijk is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
De zorgverzekeraars voeren hun controles uit volgens de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars waar het protocol materiële controle deel van uitmaakt. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft voor deze gedragscode een goedkeurende verklaring afgegeven (Stcrt. 2012, nr. 401). Het is aan het CBP om te bepalen of onderzoek wenselijk is. Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder en bepaalt zelf of en wanneer het onderzoek noodzakelijk is.
Zorgverzekeraars die neuzen in medische gegevens |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat medewerkers van diverse zorgverzekeraars persoonlijke behandelplannen en gespreksverslagen hebben ingezien van mensen die geestelijke gezondheidszorg ontvangen? Klopt dit bericht? Zo nee, wat klopt er precies niet aan?1
In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de wettelijke basis gelegd voor inzage in medische dossiers door zorgverzekeraars indien en voor zover een dergelijke verwerking van medische persoonsgegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de Zvw. In de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Verwerking persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle van Zorgverzekeraars Nederland (verder: de Gedragscode Zorgverzekeraars) is nader uitgewerkt hoe en onder welke omstandigheden zorgverzekeraars van die mogelijkheid gebruik kunnen maken bij materiële controle. De regeling waarborgt een zorgvuldige en proportionele werkwijze van zorgverzekeraars door het voorschrijven van een gefaseerde opbouw van die materiële controle.
De zorgverzekeraar mag stappen in een volgende fase (met instrumenten die een grotere inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van patiënten) niet eerder zetten dan nadat hij heeft vastgesteld dat met de stappen in de voorgaande fase niet kan worden volstaan om het door de zorgverzekeraar vastgestelde doel van de materiële controle te bereiken. Detailcontrole (in laatste instantie ook in de vorm van inzage in medische dossiers) is daardoor slechts mogelijk als de zorgverzekeraar richting de aanbieder kan aantonen dat met minder ingrijpende stappen het doel van de materiële controle niet kan worden bereikt. Inzage in medische dossiers kan dus uitsluitend plaatsvinden als uiterste middel, indien de proportionaliteit daarvan kan worden gemotiveerd.
Van zorgverzekeraar CZ heb ik begrepen dat de wijze waarop zij hun controle hebben uitgevoerd in overeenstemming is met de hierboven beschreven regels. CZ heeft eerst minder ingrijpende stappen gezet en vervolgens vastgesteld dat het noodzakelijk was om medische dossiers in te zien. De dossiercontrole (dus de detailcontrole) is uitgevoerd door een «functionele eenheid» onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. De van de medisch adviseur afgeleide geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokkenen bij dit dossieronderzoek. Op deze wijze is de privacy van de betrokken patiënten gewaarborgd.
Op basis van bovenstaande informatie stel ik vast dat de door onder andere zorgverzekeraar CZ uitgevoerde controle past bij de rol van de verzekeraars in het stelsel. Uit deze controles is gebleken dat het grootste deel van de door Europsyche ingediende declaraties geen betrekking heeft op collectief verzekerde zorg. Europsyche diende declaraties in voor zorg die niet tot het basispakket behoort en dus niet uit de collectieve middelen vergoed mag worden. Dit was niet anders vast te stellen dan door de wijze waarop de controles zijn uitgevoerd. Gezien de problemen waarvoor wij ons gesteld zien met betrekking tot de betaalbaarheid van de zorg, ben ik verheugd dat de verzekeraars wat dit betreft hun rol oppakken.
Is het waar dat mensen thuis zijn gebeld door medewerkers van verzekeraars die over vertrouwelijke gegevens bleken te beschikken? Zo nee, wat is er werkelijk gebeurd? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid onderzoek te doen naar deze ernstige aantijging? Zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraar CZ heeft een telefonische enquête uitgevoerd om te verifiëren of er sprake was van onrechtmatigheden voorafgaand aan het dossieronderzoek. De medewerkers die deze enquête uitvoerden, opereerden onder de verantwoordelijkheid van de medisch adviseur en zijn gehouden aan het medisch beroepsgeheim. Op het moment van de enquête waren er geen vertrouwelijke gegevens uit het dossieronderzoek beschikbaar.
Wilt u uitzoeken of het klopt dat mensen zelfs zijn gebeld met de vraag of zij zich realiseren hoeveel zij de samenleving kosten? Zo nee, waarom niet?
Navraag bij zorgverzekeraar CZ leert dat deze vraag niet is gesteld in de telefonische enquête die zij hebben uitgevoerd in het kader van het verifiëren of er sprake was van onrechtmatigheden, voorafgaand aan het dossieronderzoek. Deze enquête was geprotocolleerd en bestond uit 9 vragen. De vragen richtten zich voornamelijk op de kwalificatie van de behandelaar en de naamsbekendheid en rol van Europsyche binnen de behandeling.
Is het waar dat zorgverzekeraar CZ controles door middel van inzage in dossiers of gespreksverslagen heeft laten uitvoeren door medewerkers die niet onder het medisch beroepsgeheim vallen? Zo ja, wat is hierover uw oordeel?
Zie antwoord vraag 2.
Is patiënten in alle gevallen vooraf om toestemming gevraagd voor inzage in het dossier en/of gespreksverslagen? Zo nee, wat is hierover uw oordeel en welke consequentie verbindt u hieraan?
Ik vind het van groot belang dat verzekeraars toezicht kunnen uitoefenen op uitgaven voor verzekerde zorg en dat daarbij een zorgvuldige omgang met de persoonsgegevens van verzekerden gewaarborgd is. In sommige gevallen is het noodzakelijk om medische dossiers van patiënten te kunnen inzien zonder toestemming van de verzekerde.
In verreweg de meeste gevallen is inzage in het medisch dossier door een zorgverzekeraar (een zware vorm van detailcontrole) niet nodig, omdat veelal minder vergaande vormen van controles soelaas kunnen bieden. Inzage in het medisch dossier van een individuele verzekerde is alleen in uiterste instantie mogelijk, namelijk pas als methoden die de privacy veel minder belasten niet toereikend zijn.
Voor het doorbreken van het beroepsgeheim door zorgaanbieders en het verwerken van medische persoonsgegevens door verzekeraars (zonder toestemming van de verzekerde/patiënt) bestaat in de Regeling zorgverzekering een afdoende wettelijke grondslag. Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Welke andere zorgverzekeraars hebben controles uitgevoerd door medewerkers die niet onder het medisch beroepsgeheim vallen?
Dossiercontrole door zorgverzekeraars dient altijd te gebeuren onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur zoals vastgelegd in de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars. De geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokken medewerkers bij dit dossieronderzoek. Er zijn mij geen signalen bekend van verzekeraars die in strijd met het voorgaande materiële controles hebben uitgevoerd.
Is het waar dat slechts één zorgverzekeraar de controles uitsluitend heeft verricht met behulp van een medisch adviseur. Zo nee, welke zorgverzekeraars hebben nog meer op deze wijze gewerkt?
Zie antwoord vraag 6.
Aan welke controleregels moeten zorgverzekeraars voldoen? Wat is de sanctie indien zij deze overtreden?
De controleregels zijn vastgesteld in de Regeling zorgverzekering en nader uitgewerkt in de Gedragscode Zorgverzekeraars (Stcrt. 2012, nr. 401, pagina 49 e.v.). Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 1.
De NZa is belast met het toezicht op de rechtmatige uitvoering door de zorgverzekeraars van hetgeen bij of krachtens de Zvw is geregeld (artikel 16, onderdeel b, van de Wet marktordening gezondheidszorg, verder Wmg). De NZa kan de bepalingen in de Zvw over de verwerking van persoonsgegevens bestuursrechtelijk handhaven met een last onder dwangsom en/of een bestuurlijke boete (artikel 83 respectievelijk artikel 89 Wmg). Bij overtreding van de gedragscode, en daarmee de Wet bescherming persoonsgegevens, kan het CBP handhavend optreden.
Tussen het CBP en de NZa is een protocol opgesteld waarin de samenwerking tussen beide partijen is geregeld2. Het doel van het protocol is tweeledig. Ten eerste om tot een verdeling te komen van het toezicht, daar waar sprake is van een samenloop in taken en bevoegdheden.
Ten tweede om elkaar die informatie te verschaffen die van belang kan zijn voor de handhavingactiviteiten van de ander. Beide organisaties houden toezicht op de naleving van de eisen die de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars stellen aan het verrichten van materiële controles.
Bieden de controleregels ruimte voor inzage van persoonlijke medische en behandelinformatie van cliënten door mensen die niet onder het medisch beroepsgeheim vallen? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken of alle zorgverzekeraars zich aan deze regels hebben gehouden? Zo ja, deelt u de mening dat hier sprake is van een onwenselijke schending van de privacy van patiënten en dat de regels of het toezicht op de naleving moeten worden aangescherpt? Wilt u uw antwoord toelichten?
De kern van de aanpak van materiële controle is te zorgen voor een controlesysteem dat de betrokkenen en de persoonlijke levenssfeer zo weinig mogelijk belast. Met dat doel is gekozen voor een aanpak die bevordert dat de inzet van detailcontrole waar mogelijk kan worden vermeden door de inzet van niet tot de personen herleidbare controlemiddelen in een vroegere fase van het onderzoek. Zie verder mijn antwoord op vraag 5.
Indien bij de uitvoering van detailcontrole persoonsgegevens van verzekerden worden verwerkt moet dit plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur (wettelijke verplichting, artikel 7.4, tweede lid, Regeling zorgverzekering). De regeling is tot stand gekomen met instemming van het CBP en het veld. Zie ook mijn antwoord op de vragen 6 en 7. Er worden daarbij inderdaad geen eisen gesteld aan het opleidingsniveau van de betreffende medewerkers.
Bij de beantwoording van de vragen 6 en 7 heb ik tevens aangegeven dat er mij geen signalen bekend zijn van verzekeraars die in strijd met het vereiste, dat materiële controles moeten worden verricht onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur, hebben gehandeld. Nader onderzoek hiernaar acht ik niet noodzakelijk. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 8 heb aangegeven zijn er twee toezichthouders, het CBP en de NZa, die toezicht houden op de wijze waarop verzekeraars materiële controles uitvoeren.
Deelt u de mening van CZ dat het opleidingsniveau van controleurs die inzage hebben in privacygevoelige informatie niet relevant is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat interne integriteitsverklaringen van medewerkers van een zorgverzekeraar minder zwaar wegen dan het medische beroepsgeheim en de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van medici en andere BIG-geregistreerden (Beroepen Individuele Gezondheidszorg)? Zo nee, wat is dan nog de betekenis van het beroepsgeheim en de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid?
Zie antwoord vraag 9.
Welke lichtere controle-instrumenten hebben zorgverzekeraars tot hun beschikking? Hebben zij hiervan op adequate wijze gebruik gemaakt alvorens over te gaan tot het lezen van medische dossiers en gespreksverslagen? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
In de Gedragscode Zorgverzekeraars is een stappenplan opgenomen. Alvorens eventueel over te gaan tot het inzien van medische dossiers, wat een vorm van detailcontrole is, dienen een algemene risicoanalyse en algemene controle plaats te vinden. Alleen wanneer de uitkomsten hiervoor aanleiding geven, zal detailcontrole worden ingezet. De instrumenten die kunnen worden ingezet in het kader van een algemene controle zijn onder meer het gebruik van de AO/IC-verklaring van de zorgaanbieder (dan wel bestuurs- en accountantsverklaringen), statistische analyses en verbands- en logicacontroles. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen onderzoek naar aanleiding van risicoanalyse en onderzoek naar aanleiding van signalen. Bij onderzoek naar een concreet signaal, zoals het onderhavige onderzoek, is het niet nodig eerst een risicoanalyse en algemene controle te doen. Wel moet bij onderzoek naar een signaal eveneens de proportionaliteit in acht genomen worden (eerst minder ingrijpende procedures alvorens verdergaande stappen te nemen). Het inzien van medische dossiers vindt derhalve uitsluitend plaats als andere mogelijkheden niet voorhanden zijn.
In de onderhavige casus zijn eerst minder ingrijpende stappen gezet. Zoals de Regeling zorgverzekering voorschrijft, zijn er pas zwaardere middelen ingezet toen bleek dat er sprake was van ernstige verdenking van onrechtmatigheden. Dossierinzage is een zeer arbeidsintensieve manier van controleren. Zorgverzekeraars doen dit soort onderzoeken alleen als er aanleiding toe is. Op basis van de informatie die ik heb, stel ik vast dat zorgverzekeraars de signalen rond vermoedens over het declareren van niet verzekerde zorg serieus hebben opgepakt en dat zij daartoe alle in de Gedragscode Zorgverzekeraars vastgestelde stappen hebben doorlopen. Zo kan worden voorkomen dat we collectieve middelen inzetten voor zorg die niet vergoed had mogen worden. Dat dit heel belangrijk is vanuit het oogpunt van de betaalbaarheid van de zorg spreekt voor zich.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van de burger in de zorg ernstig wordt geschaad als hij er niet langer zeker van kan zijn dat vertrouwelijke gesprekken en gevoelige dossierinformatie binnen de muren van de behandelkamer blijven? Zo nee, waarom niet?
Neen, die mening deel ik niet. Het kan niet zo zijn dat er zorg wordt vergoed die niet tot het basispakket behoort. Dit zet immers de betaalbaarheid van het hele zorgstelsel onder druk. De burger moet er ook op kunnen vertrouwen dat hier op gelet wordt. Daarvoor is het onontbeerlijk om persoonsgegevens te verwerken. Dat neemt niet weg dat zeer zorgvuldig met medische gegevens dient te worden omgegaan. Deze behoren immers tot de hoogste categorie van gevoeligheid en hebben daarom in het (internationale) recht bijzondere bescherming gevonden. In het kader van het privacyrecht en de Zvw staat dan ook voorop dat de verwerking van persoonsgegevens slechts is toegestaan voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de zorgverzekering en de Zvw. Dit noodzakelijkheidcriterium is dan ook cruciaal voor de beantwoording van de vraag tot welk detailniveau in het kader van materiële controle persoonsgegevens mogen worden ingezien, zoals geregeld in de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars.
Op basis van de signalen die ik heb, stel ik vast dat de zorgverzekeraars hebben gehandeld zoals het protocol materiële controle, onderdeel van de Gedragscode Zorgverzekeraars, voorschrijft.
Wat stelt de opt-in-regeling van het Elektronisch Patiëntendossier nog voor als zorgverzekeraars via andere weg bij patiëntengegevens kunnen komen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Met een opt-in geven patiënten aan of zij willen dat hun gegevens beschikbaar zijn voor elektronische uitwisseling tussen zorgaanbieders waarmee zij een behandelrelatie hebben. Als patiënten niet willen dat gegevens op elektronische wijze worden uitgewisseld kunnen zij ervoor kiezen niet aan deze uitwisseling mee te doen.
Zorgverzekeraars krijgen echter geen toegang tot het EPD. Verder is van belang dat in de Gedragscode Zorgverzekeraars (artikel 4.9.4) is bepaald dat zorgverzekeraars de persoonsgegevens die worden verzameld in het kader van materiële controle, gericht op de zorgaanbieder, in beginsel niet mogen gebruiken voor een ander doel dan materiële controle van de betreffende zorgaanbieder. De gegevens van de patiënten mogen bijvoorbeeld niet worden gebruikt om hen uit te sluiten van een (aanvullende) verzekering. Dat is ook één van de redenen waarom materiële controle plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur van de zorgverzekeraar.
Wat is het oordeel van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) over deze zaak? Indien het CBP hierover nog geen standpunt heeft ingenomen, bent u dan bereid dit College om advies te vragen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u kortheidshalve naar mijn antwoord op de vragen 9, 10 en 11. Daarenboven wil ik er op wijzen dat zorgverzekeraars hun controles uitvoeren volgens de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars waar het protocol materiële controle deel van uitmaakt. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft voor deze gedragscode een goedkeurende verklaring afgegeven (Stcrt. 2012, nr. 401). Het is aan het CBP om te bepalen of onderzoek wenselijk is. Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder en bepaalt zelf of en wanneer het onderzoek noodzakelijk is.
Is het CBP van mening dat de gedragscode voor zorgverzekeraars moet worden aangescherpt aangezien deze geen uitsluitsel geeft over zaken als inzage van patiëntengegevens door niet-medici en het onaangekondigd opbellen van verzekerden? Zo nee, waarom niet?
Zoals in mijn antwoorden op voorgaande vragen aangegeven, geven zowel de Regeling zorgverzekering als de Gedragscode Zorgverzekeraars wel uitsluitsel over dit soort zaken.
Bieden de wettelijke regels ruimte aan zorgverzekeraars voor verregaande privacyschendende controles, zoals inzage in gespreksverslagen? Kunt u de regelingen noemen waarin die ruimte precies wordt bepaald? Ziet u aanleiding deze aan te scherpen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op de vragen 5 alsmede de antwoorden op de vragen 9, 10 en 11.
Vindt u het nog wel verantwoord om het Elektronisch Patiëntendossier in handen van de zorgverzekeraars te geven, gelet op de toenemende signalen dat velen van hen geen boodschap hebben aan de medische privacy en deze ondergeschikt maken aan hun eigen bedrijfseconomische belangen?
Het EPD is en wordt niet in handen van zorgverzekeraars gegeven. De koepels van zorgaanbieders hebben besloten tot een doorstart van het Landelijk Schakel Punt (LSP). Zij hebben voor de financiering hiervan afspraken gemaakt met de zorgverzekeraars, zoals zij ook voor andere vormen van zorg doen. Zorgverzekeraars hebben ook geen toegang tot het LSP.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen, waarin u stelde de rechterlijke uitspraak tegen het verplicht vermelden van diagnose-informatie op ggz-declaraties te respecteren? Indien de Nederlandse Zorgautoriteit opnieuw zou handelen in strijd met de uitspraak van de rechter, bent u dan bereid in te grijpen? Zo nee, waarom niet?2
De NZa heeft op 5 juni 2012 (Stcrt. 2012, nr. 11860) uitvoering gegeven aan de opdracht van het CBB in de uitspraak van 8 maart 2012.
Herinnert u zich uw antwoord waarin u stelde dat uit gegevens uit het DBC-informatiesysteem (DIS) geen personen zijn te herleiden, omdat deze gegevens zijn gepseudonymiseerd? Hoe verhoudt dit antwoord zich dit tot de brief van het CBP aan u, waarin wordt gesproken over een aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verstrekte sleutel waarmee «pseudo-entiteiten» alsnog kunnen worden geïdentificeerd? Wilt u uw antwoord toelichten?3
Door de toegepaste pseudonimisering zijn in het DBC-Informatiesysteem (DIS) geen personen te herleiden. Voor het CBS is een situatie gecreëerd waardoor het CBS de DIS-gegevens kan koppelen met de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Dat gaat als volgt in zijn werk. De DIS-gegevens worden eerst opgestuurd aan een zogenaamde trusted third party, die de DIS-pseudoniemen omzet in een speciaal CBS-pseudoniem en deze naar het CBS verstuurt. Het CBS stuurt vervolgens de benodigde GBA-gegevens versleuteld en dus onherkenbaar naar de trusted third party, die deze GBA-gegevens van hetzelfde CBS-pseudoniem voorziet als voor de DIS-gegevens, en de gepseudonimiseerde GBA-gegevens naar het CBS verstuurt. Daarmee kan het CBS dan de DIS-gegevens aan de GBA-gegevens koppelen. De DIS-pseudoniemen worden dus niet geïdentificeerd door deze procedure. Ten behoeve van statistische doeleinden is het CBS wettelijk gerechtigd om persoonsgegevens te verwerken (CBS-wet, artikel5.
Het CBP geeft overigens in de door u genoemde brief aan, dat het kan instemmen met de gehanteerde pseudonimiseringsprocedure voor de DIS, inclusief de voor het CBS gecreëerde variant.
Aan welke personen of instanties anders dan het CBS wordt de in vraag 20 genoemde sleutel nog meer verstrekt?
Deze sleutel wordt aan geen enkele andere personen of organisaties verstrekt.
Is het waar dat ook de Stichting ZorgTTP, die een schakel vormt in de pseudonymisering van DBC-registraties, medische gegevens in handen krijgt, zoals wordt gesteld in een document van de Stichting Informatievoorziening Zorg? Vindt u de beveiliging door middel van een wachtwoord dat bekend is bij het DIS afdoende bescherming? Wilt u uw antwoord toelichten?4
DIS-gegevens worden dubbel gepseudonimiseerd. Voordat een zorgaanbieder gegevens aanlevert bij Stichting ZorgTTP, worden de persoonsgegevens al eenmaal onomkeerbaar gepseudonimiseerd. Ook wordt er dan een scheiding aangebracht tussen persoonsgegevens en overige gegevens. Alleen de gepseudonimiseerde persoonsgegevens kunnen door ZorgTTP worden geopend, zodat ZorgTTP ze voor de tweede keer kan pseudonimiseren. De overige gegevens, zoals zorgproducten en zorgactiviteiten, zijn voor de ZorgTTP niet toegankelijk. Er kunnen door ZorgTTP dus geen medische gegevens worden ingezien. De overige gegevens, kunnen alleen door DIS worden geopend. Deze gegevens zijn mijns inziens afdoende beveiligd.
Het niet vergoeden van een hernia-operatie |
|
Willie Dille (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Radar «Geen vergoeding hernia-operatie»?1
Ik ken de uitzending. Ik ga hieronder in op uw specifieke vragen.
Bent u er van op de hoogte dat dankzij de PTED-techniek, de Kamerleden Agema en Gerbrands maar 2 weken afwezig zijn geweest na hun hernia-operatie?
Daar was ik niet van op de hoogte.
Vindt u dat behandelingen die patienten sneller op de been helpen gestimuleerd moeten worden?
Ja, als die behandelingen voldoen aan het criterium «stand van de wetenschap en praktijk». Voor iedere behandeling die nieuw in het verzekerde pakket wordt opgenomen geldt dat eerst aangetoond dient te worden dat deze beter is dan de standaardbehandeling. Hiervoor is goed onderzoek noodzakelijk. Dit is primair de verantwoordelijkheid van de betrokken beroepsgroep en hun wetenschappelijke verenigingen. Als uit onderzoek blijkt dat dat inderdaad het geval is, dan behoort de betreffende behandeling tot het verzekerde pakket en kunnen zorgverzekeraars door selectieve zorginkoop bevorderen dat de beste behandeling wordt toegepast. Snelheid van herstel is daarbij ook een belangrijk criterium.
In hoeverre bent u het eens met het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) dat er geen reden is om het PTED-standpunt te herzien? Kunt u dit toelichten?
Herziening van een standpunt van het CVZ, en dus ook van het PTED standpunt, is afhankelijk van het beschikbaar komen van nieuwe gegevens en van de duiding van die gegevens door de betrokken beroepsgroepen.
Inmiddels heeft het CVZ overleg gehad met een vertegenwoordiger van één van de beroepsgroepen (te weten de Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie). CVZ en de beroepsgroepen zullen in de komende periode samenwerken om tot een actueel standpunt te komen. Daartoe wordt het overzicht van de medisch wetenschappelijke literatuur over endoscopische technieken geactualiseerd. Hieruit kan, als de gegevens daartoe aanleiding geven, een gewijzigd standpunt van het CVZ voortkomen. Vervolgens kunnen de beroepsgroepen waar nodig hun richtlijnen aanpassen.
Deelt u de vrees dat door de starre houding van het CVZ een groot aantal herniapatiënten, ondanks indicatie voor de PTED-techniek, hier geen gebruik van kunnen maken omdat het niet vergoed wordt?
Ik deel die vrees niet. Er is een «gouden standaard» behandeling voor hernia die wel onder het verzekerde pakket valt, namelijk microdisectomie. Er is nog niet aangetoond dat de PTED-techniek daaraan equivalent of superieur is. Momenteel wordt door het CVZ met de beroepsgroepen het standpunt geactualiseerd.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat innovatieve behandelingen voor iedereen bereikbaar worden, en niet alleen voor rijke patiënten?
Ik hecht eraan dat bij het vaststellen van het verzekerde pakket de wettelijke criteria zoals «stand van de wetenschap en praktijk» en «plegen te bieden» voorop staan. Vanuit het oogpunt van verantwoord pakketbeheer is van groot belang dat alleen die zorg waarvan de meerwaarde is aangetoond is opgenomen in het basispakket. Dat neemt niet weg dat er ook ruimte moet zijn voor vernieuwing van de zorg en de uitvoering van het verzekerde pakket. Daartoe bestaan reeds de volgende mogelijkheden.
Zodra een innovatieve behandeling bewezen (kosten)effectief is, is deze opgenomen in het verzekerde pakket.
Daarnaast is, zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 10 juni 20112, in 2012 gestart met een pilot voor voorwaardelijke toelating. Daarbij wordt zorg, waarbij twijfel bestaat over de effectiviteit of waarvan de effectiviteit of kosteneffectiviteit niet of nog niet bewezen is, tijdelijk vergoed op voorwaarde dat onderzoek wordt gedaan naar de therapeutische meerwaarde en de (kosten)effectiviteit.
Vernieuwing van zorg en uitvoering van het verzekerde pakket zijn niet alleen de verantwoordelijkheid van de minister en het CVZ. Naast de minister en het CVZ ligt hier ook een duidelijke verantwoordelijkheid bij het veld. De zorgaanbieders en zorgverzekeraars zijn, door het maken van gerichte afspraken, samen met patiëntenorganisaties in staat te bereiken dat de juiste gegevens beschikbaar komen zodat een oordeel over de effectiviteit van de zorg op een goede wijze kan worden gevormd.
Bent u bereid het CVZ op te dragen innovatieve behandelingen juist te bevorderen in plaats van tegen te werken?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat zorgverzekeraars belang hebben bij het in de schulden laten zitten van verzekerden |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel waarin wordt gesteld dat zorgverzekeraars voor iemand met premieachterstanden meer geld binnenkrijgen dan voor de gemiddelde verzekerde? Deelt u de mening dat zorgverzekeraars door dit voordeel onvoldoende geneigd zijn verzekerden uit de schuldenregeling te krijgen? Zo nee, waarom niet?1
In het artikel wordt gedoeld op de bijdrage die een zorgverzekeraar voor een wanbetaler (met een premieachterstand ter hoogte van zes maanden) ontvangt uit het Zorgverzekeringsfonds. De hoogte van deze bijdrage is gelijk aan de standaardpremie (de gemiddelde nominale premie die de verzekerden in 2012 voor een zorgverzekering moeten betalen verhoogd met het gemiddelde verplicht eigen risico dat een verzekerde naar verwachting betaalt). Deze wanbetalersbijdrage wordt alleen verstrekt indien de zorgverzekeraar de dekking van de verzekering in stand laat, de wettelijk voorgeschreven incasso-inspanningen verricht en voldoende medewerking verleent aan activiteiten die zijn gericht op aflossing van de schuld. Uit de gestelde voorwaarden blijkt juist dat verzekeraars het nodige dienen te doen om te voorkomen dat verzekerden in het systeem van de bestuursrechtelijke premie terecht komen.
Mijns inziens kan dan ook niet worden gesteld dat zorgverzekeraars verdienen aan verzekerden met premieachterstanden. Wel ben ik van mening dat verzekeraars meer zouden kunnen doen in het voortraject. Derhalve bereid ik, zoals ik mijn brief van 4 november 2011 in reactie op de evaluatie van de wanbetalersregeling heb aangegeven, maatregelen voor om een deel van deze compensatie in te zetten voor versterking van de preventieve fase. Daardoor kunnen zorgverzekeraars worden gestimuleerd om, in samenwerking met gemeenten, schuldhulpverlening en kredietbanken, nadere preventieve activiteiten te ontwikkelen om het ontstaan van problematische schulden te voorkomen.
Deelt u de mening dat voor mensen die wegens persoonlijke omstandigheden hun premie niet kunnen betalen een uitzichtloze situatie ontstaat, door de boete die zij bovenop de premie moeten betalen, alsmede de achterstallige premie en bijkomende kosten? Zo nee, welk uitzicht biedt u hen? Zo ja, deelt u de mening dat de aanpak van betalingsachterstanden moet worden gewijzigd?
Nee, ik deel deze mening niet. Uit de evaluatie blijkt dat de wanbetalersregeling werkt. Het bestuursrechtelijke premieregime blijkt in de praktijk voor nieuwe gevallen de beoogde afschrikkende werking te hebben en de (hogere) bestuursrechtelijke premie bevordert dat een wanbetaler zo snel mogelijk wil terugkeren naar het normale premieregime.
Mensen met lage inkomens worden beschermd door de ondergrens van de zgn. beslagvrije voet, zoals geregeld in artikel 18f van de Zorgverzekeringswet en in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, welke door beslaglegger en gerechtsdeurwaarder dient te worden gerespecteerd. Deze beslagvrije voet strekt ertoe te borgen dat een basispercentage van periodieke inkomsten (zoals loon en uitkeringen) blijft toekomen aan de betrokkene om te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan.
Uit de evaluatie van de wanbetalersregeling is gebleken dat de regeling op essentiële onderdelen (preventieve werking, succesvolle inning) kan worden verbeterd. Zoals ik in mijn brief van 4 november 2011 aan uw Kamer en in het algemeen overleg op 16 februari 2012 heb uiteengezet, zet ik de komende tijd allereerst in op verbetering en versterking van de preventieve fase om te voorkomen dat mensen in het bestuursrechtelijke premieregime terechtkomen.
Thans geven zorgverzekeraars op uiteenlopende wijze invulling aan de preventieve fase. Om hier een beter beeld van te krijgen laat ik een verkenning uitvoeren naar hoe vorm en inhoud kan worden gegeven aan schuldpreventie als gezamenlijke activiteit van zorgverzekeraars en gemeenten. Een goede samenwerking op lokaal niveau zorgt voor maatwerk, gericht op de specifieke schuldenaar en diens schuldensituatie, waardoor de betaal- en afloscapaciteit van schuldenaren zo optimaal mogelijk kan worden aangewend om problematische schulden te voorkomen dan wel op te lossen.
Daarnaast worden maatregelen voorbereid voor het optimaliseren van het bestuursrechtelijke premieregime en het bevorderen van de uitstroom.
Is het waar dat zorgverzekeraars verdienen aan verzekerden met premieachterstanden, doordat zij ter compensatie een bedrag krijgen dat hoger ligt dan gebruikelijk is in de «markt»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de verdediging van de zorgverzekeraars dat zij veel kosten moeten maken voor het treffen van een betalingsregeling geen doel treft, aangezien deze regeling na zes maanden automatisch verloopt via het College voor Zorgverzekeringen of de sociale dienst? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals reeds in de vraag wordt gesteld, wordt de bestuursrechtelijke premie pas opgelegd nadat de verzekeringnemer een betalingsachterstand van zes premiemaanden heeft opgebouwd. Voordat het zover is, dient een zorgverzekeraar in elk geval na twee maanden respectievelijk vier maanden de verzekerde per brief te informeren over de achterstand, een betalingsregeling aan te bieden en te wijzen op de gevolgen wanneer de schuld verder oploopt. Vervolgens blijft de zorgverzekeraar, na het ingaan van het bestuursrechtelijke premieregime, aan zet voor de inning van de (nog openstaande) nominale premie van de periode vóór overdracht aan het CVZ. Hier is ook het belang van de wanbetaler mee gediend. Wanneer de wanbetaler alsnog de schulden aan de verzekeraar heeft afgelost en de zorgverzekeraar betrokkene heeft afgemeld, is het CVZ namelijk bevoegd de opslag van 30% kwijt te schelden. Als daarnaast tussen de wanbetaler en de zorgverzekeraar een schuldregeling tot stand is gekomen, stopt vanaf dat moment het voor de wanbetaler financieel nadeligere bestuursrechtelijke premieregime. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 1 en 3 al heb aangegeven, worden momenteel activiteiten ontwikkeld om de preventieve fase te versterken.
Op welke wijze pakt u zorgverzekeraars aan die door laksheid mensen onnodig in de problemen brengen of laten zitten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik beschik niet over aanwijzingen die deze stelling in zijn algemeenheid staven.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet er op toe dat de zorgverzekeraar zich houdt aan de voorwaarden die zijn verbonden aan het recht op de wanbetalersbijdrage. Ook ziet de NZa erop toe dat verzekerden niet ten onrechte worden aangemeld voor het bestuursrechtelijke premieregiem. Ik heb inmiddels, als uitvloeisel van de aanbeveling uit het evaluatierapport, gesprekken gevoerd met de NZa over een verscherping van het toezicht op de naleving van het incassoprotocol.
Wel acht ik, zoals ik reeds aangaf in mijn antwoord op vraag 2, de wijze waarop thans door zorgverzekeraars vorm wordt gegeven aan de preventieve fase voor verbetering vatbaar.
Ik verwacht dat de in mijn antwoord op vraag 2 aangehaalde verkenning hieraan een belangrijke bijdrage zal kunnen leveren. In het kader van deze verkenning zullen onder andere goede praktijkvoorbeelden van bestaande arrangementen tussen zorgverzekeraars en gemeenten in beeld worden gebracht.
Deelt u de mening dat een inkomensafhankelijke zorgpremie kan helpen in het voorkomen van betalingsachterstanden, aangezien een flink deel van deze achterstanden niet worden veroorzaakt door onwil, maar financiële onmacht van verzekerden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Een belangrijk uitgangspunt bij de Zorgverzekeringswet, als onderdeel van de Nederlandse sociale verzekeringen, is juist dat door verzekeringnemers naar draagkracht aan de bekostiging wordt bijgedragen. De helft van de kosten van de uitvoering van de Zorgverzekeringswet wordt om die reden gedekt door een inkomensgerelateerde bijdrage die de Belastingdienst int.
De andere helft van de kosten wordt gedekt door de nominale premie die de verzekeringnemer zelf betaalt aan de verzekeraar. Deze nominale premie is weliswaar inkomensonafhankelijk, maar de verzekerde kan op grond van de Wet op de zorgtoeslag aanspraak maken op een zorgtoeslag ingeval de nominale premie in verhouding tot diens inkomen te hoog is.