Het bericht dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vijf zorgverzekeraars van Achmea een boete oplegt vanwege een slordige administratie |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vijf zorgverzekeraars van Achmea, te weten Zilveren Kruis, Interpolis, OZF, Avero en Agis, een boete oplegt vanwege een slordige administratie?1
Ik vind het van groot belang voor de werking van het zorgverzekeringsstelsel dat zorgverzekeraars hun administratie op orde hebben. De administratieve gegevens die zij leveren en waarop de risicovereveningsbijdrage wordt gebaseerd, moeten juist en volledig zijn. Zodra dit niet het geval is, heeft de NZa als toezichthouder de taak om de zorgverzekeraars daarop aan te spreken, hetgeen uiteindelijk kan leiden tot een boeteoplegging. Aan de ene kant betreur ik het dat de NZa uiteindelijk heeft gemeend dat een boeteoplegging noodzakelijk is, maar aan de andere kant ben ik blij dat de NZa de prestaties van de zorgverzekeraars op dit vlak scherp in de gaten houdt. Achmea heeft inmiddels maatregelen genomen om herhaling te voorkomen.
Hoe is de NZa tot het bedrag van 3,6 miljoen euro gekomen? Waarop is de hoogte van dit bedrag gebaseerd?
De NZa heeft vastgesteld dat Achmea 36 verantwoordingsfouten heeft gemaakt. Op grond van artikel 88 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) kan de NZa per afzonderlijke overtreding een boete van maximaal € 100.000 opleggen. Gezien het feitencomplex werden de overtredingen als «ernstig» gekwalificeerd en heeft de NZa besloten om de maximale boete per overtreding op te leggen.
Hoe kan het dat Achmea zich niets aantrok van eerdere waarschuwingen?
Achmea heeft nadat de NZa fouten had geconstateerd in de verantwoording deze fouten gecorrigeerd. Echter, een jaar later bleek de verantwoording nog steeds een aantal (van dezelfde) fouten te bevatten. Volgens de NZa was een gebrekkige interne beheersing hier debet aan.
Onderschrijft u de stelling van Achmea dat de «fouten het gevolg zijn van onzorgvuldig menselijk handelen» en dat van kwade opzet geen sprake is? Deelt u de visie dat het moeilijk te geloven is dat een half miljard euro onvoldoende onderbouwen het gevolg is van slordigheden?
De NZa wijt de gemaakte fouten aan een gebrekkige interne beheersing. Winstoogmerk ontbrak bij Achmea volgens de NZa: het betrof fouten die zowel financiële voordelen als financiële nadelen opleverden. Nergens is gebleken dat Achmea heeft gehandeld met het doel om een hogere vereveningsbijdrage te krijgen dan waar zij recht op heeft. Ik heb geen reden om te twijfelen aan de juistheid van dit oordeel van de NZa.
Kunt u uitsluiten dat hier sprake is van opzet? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NZa heeft geen enkele aanwijzing gevonden die op mogelijke opzet zou duiden. Omdat Achmea bovendien ook financieel nadeel heeft ondervonden van de gemaakte verantwoordingsfouten lijkt opzet niet reëel.
Kunt u uitsluiten dat Achmea geprofiteerd heeft van de geconstateerde «slordigheden» in de administratie? Zo nee, op welke wijze heeft Achmea hiervan geprofiteerd? Zo ja, kunt u dit toelichten?
De NZa heeft gemeld dat Achmea de financiële gevolgen van de geconstateerde fouten op instigatie van de NZa direct heeft gecorrigeerd en Achmea heeft er daarom niet van geprofiteerd.
Kunt u uitsluiten dat Achmea door deze «slordigheden» in de administratie geld dat is opgebracht door premiebetalers naar een andere tak dan de zorgtak heeft kunnen overboeken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik hierboven heb aangegeven, heeft Achmea financieel niet geprofiteerd van de gemaakte fouten. En daarmee is er geen geld ten onrechte in een andere tak dan de zorgtak van Achmea terecht gekomen.
Heeft Achmea op enigerlei wijze risicoselectie toegepast of kunnen toepassen door deze «slordigheden» in de administratie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is de NZa niet gebleken dat er enige relatie bestaat tussen de geconstateerde fouten in de financiële verantwoording en risicoselectie door Achmea.
Hoe kan het dat Achmea op een dergelijke «slordige» wijze omgaat met één van de pijlers van het zorgstelsel, namelijk het voorkomen van risicoselectie?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u uitsluiten dat er meer zorgverzekeraars zijn die zich schuldig maken aan het «slordig» bijhouden van de administratie? Zo nee, welke zorgverzekeraars houden de administratie «slordig» bij, en welke maatregelen neemt u hiertegen? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten?
De NZa controleert jaarlijks bij alle zorgverzekeraars de juistheid van de financiële verantwoordingen die opgesteld worden om de vereveningsbijdrage die uit het Zorgverzekeringsfonds wordt betaald, vast te stellen. Uit dit onderzoek is niet gebleken dat er bij andere zorgverzekeraars sprake is van een gebrekkige interne beheersing.
Stijging van de zorgpremie |
|
Mona Keijzer (CDA), Eddy van Hijum (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het recente Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau (CPB), waarin wordt gesteld dat de nominale zorgpremie stijgt van gemiddeld € 1.101 per volwassene in 2014 naar € 1.245 in 2015?1
Ja.
Hoe verhoudt de stijging van de zorgpremie met € 144 in een jaar tijd zich tot uw stelling dat de premiestijging in 2015 beperkt blijft tot maximaal € 20, in verband met de overheveling vanuit de AWBZ (brief van 4 maart 2014), wetende dat ook het CPB in zijn berekeningen rekening houdt met de tijdelijke rijksbijdrage om de premiestijging te beperken?
De premiestijging van maximaal € 20 die wordt genoemd in de brief van 4 maart 2014 heeft enkel betrekking op de verwachte stijging van de nominale premie in de Zorgverzekeringswet (Zvw) in 2015 door de overhevelingen. De overheveling van zorguitgaven van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Zvw in het kader van de hervorming van de langdurige zorg (HLZ) zorgt voor een stijging van de nominale premie. De overheveling van de geestelijke gezondheidszorg voor jongeren (jeugd-GGZ) van de Zvw naar gemeenten in het kader van de Jeugdwet en de tijdelijke rijksbijdrage zorgen voor een premiedaling.
De premiestijging van € 144 in het Centraal Economisch Plan (CEP) heeft – behalve op de premiegevolgen van de overhevelingen en de tijdelijke rijksbijdrage – ook betrekking op de overige financiële ontwikkelingen die van invloed zijn op de Zvw-premie2.
Kunt u aangeven welk deel van de verwachte premiestijging wordt veroorzaakt door de overheveling van AWBZ-zorg naar de Zorgverzekeringswet, en door welke andere oorzaken de premiestijging wordt verklaard?
Het Centraal Planbureau (CPB) geeft in het CEP op pagina 82 en 83 een toelichting op de geraamde premiestijging vanuit macro-ontwikkelingen. In een nadere toelichting heeft het CPB aangegeven dat de bijbehorende stijging van de gemiddelde nominale premie per volwassene van € 144 komt door de overhevelingen, gedempt door de tijdelijke rijksbijdrage (€ 20), door het rechtzetten van de 50/50 verdeling tussen de nominale premie en de inkomensafhankelijke premie (€ 74) en door overige factoren (€ 50), zoals veranderingen in de reservepositie van zorgverzekeraars en de autonome groei van de zorguitgaven door onder andere de bevolkingsgroei. In een interview met de Volkskrant dat op 20 maart3 is verschenen heeft directeur van het CPB een vergelijkbare toelichting gegeven op de geraamde premiestijging.
De raming van de gemiddelde premie voor volgend jaar en de toelichting daarop van het Ministerie van VWS zal zoals gebruikelijk worden opgenomen in de ontwerpbegroting 2015 die met de Prinsjesdagstukken aan uw Kamer zal worden aangeboden.
Kunt u aangeven met hoeveel euro de nominale zorgpremie de komende jaren (tot en met 2019) nog verder zal stijgen als de tijdelijke rijksbijdrage wordt afgebouwd? Met welk percentage/bedrag zal de inkomensafhankelijke zorgpremie in deze periode stijgen?
De tijdelijke rijksbijdrage wordt in gelijke stappen afgebouwd tot nul in 2019. De stijging van de nominale premie in 2015 als gevolg van de overhevelingen wordt volgens de huidige stand van zaken door de rijksbijdrage beperkt tot maximaal € 20 op jaarbasis. Tot en met 2019, als de rijksbijdrage is afgebouwd en de overhevelingen structureel in de Zvw-premie zijn verwerkt, stijgt de premie als gevolg van de overhevelingen naar verwachting jaarlijks met ongeveer eenzelfde bedrag. Uiteindelijk bepalen de individuele verzekeraars de hoogte van de Zvw-premies, dit maken zij uiterlijk op 19 november bekend.
De stijging van de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) door de overhevelingen wordt in dezelfde mate beperkt door de rijksbijdrage als de nominale premie. Het exacte effect van de overhevelingen op de stijging van het IAB-percentage is afhankelijk van de ontwikkeling van de premiegrondslag. Op grond van de huidige premiegrondslag bedraagt de stijging van het IAB-percentage als gevolg van de overhevelingen en rekening houdend met de tijdelijke rijksbijdrage circa 0,1%-punt per jaar van 2015 tot en met 2019.
Hoe wordt de tijdelijke aanvullende rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds van € 2,5 mld en de aanvullende rijksbijdrage voor kinderen van € 0,25 mld – die bedoeld zijn om de premiestijging tijdelijk te dempen – financieel gedekt? Wordt dit bedrag aan de inkomsten- of uitgavenzijde gevonden? Met welke bezuiniging of lastenverzwaring gaat dit gepaard, of gaat het ten koste van het EMU-saldo?
De rijksbijdrage heeft invloed op de ontwikkeling van de Zvw-premies. De premies zijn onderdeel van het inkomstenkader. De premiemutaties worden hierbinnen gecompenseerd. De lastenverschuiving die optreedt door de invoering van de rijksbijdrage wordt betrokken bij de jaarlijkse koopkracht- en lastenbesluitvorming van het kabinet in augustus.
Kunt u aangeven in hoeverre de gevolgen van de overblijvende premiestijging «op reguliere wijze via de zorgtoeslag» gecompenseerd worden? Tot welk niveau worden lagere inkomensgroepen volledig gecompenseerd? Deelt u de mening dat compensatie beter kan plaatsvinden via lagere tarieven in de inkomstenbelasting?
Huishoudens met een inkomen onder de huidige inkomensgrens voor de zorgtoeslag worden via de zorgtoeslag volledig gecompenseerd voor de stijging van de nominale Zvw-premie en voor de stijging van het gemiddelde eigen risico. In dit geval dus ook voor de stijging die het gevolg is van de overheveling van zorg naar de Zvw in het kader van de Hervorming Langdurige Zorg. Dit is zo vastgelegd in de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag. De inkomensgrens voor de zorgtoeslag bedraagt in 2014 voor alleenstaanden 28.482 euro en voor partners 37.145 euro.
De zorgtoeslag biedt een waarborg voor de financiële toegankelijkheid van noodzakelijke zorg op huishoudniveau. Verlaging van de inkomstenbelasting zou leiden tot andere effecten. Ik deel de mening dat compensatie beter kan plaatsvinden via lagere tarieven in de inkomstenbelasting dan ook niet zonder meer.
Klopt de berekening van het CPB dat het eigen risico in 2015 met € 45 tot € 405 stijgt? Zo nee, waarom niet?2 Zo ja, in hoeverre worden de effecten voor chronisch zieken en gehandicapten gecompenseerd?
In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is wettelijk bepaald dat het verplicht eigen risico elk jaar automatisch mee stijgt met de stijging van de uitgaven in de Zvw, de zogenaamde indexatie. In de brief van 6 november 2013 over de Nadere uitwerking van de Hervorming Langdurige Zorg5 is aangegeven dat het verplicht eigen risico in de Zvw als gevolg van de overhevelingen in 2015 naar verwachting met € 30 op jaarbasis wordt geïndexeerd. Daar bovenop komt nog de jaarlijkse indexatie door de stijging van de overige uitgaven in de Zvw. De uiteindelijke hoogte van het eigen risico voor 2015 zal zoals gebruikelijk worden opgenomen in de ontwerpbegroting 2015 die met de Prinsjesdagstukken aan uw Kamer zal worden aangeboden. Een stijging van het gemiddeld eigen risico wordt volledig gecompenseerd in de zorgtoeslag. Deze compensatie is ook van toepassing op chronisch zieken en gehandicapten.
Het bericht dat Achmea gigantische winst maakt op de zorgverzekering |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat Achmea 259 miljoen euro winst heeft gemaakt op de basisverzekering en 62 miljoen euro op de aanvullende verzekering?1
Ik neem het bericht van Achmea voor kennisgeving aan.
Kan de conclusie worden getrokken dat de winst over 2013 in werkelijkheid op 619 miljoen euro ligt omdat naast 259 miljoen euro winst op de basisverzekering en 62 miljoen euro winst op de aanvullende verzekering ook nog sprake is van een incidenteel resultaat van 298 miljoen euro waarvan 90 miljoen aan goodwill is afgeboekt?
Uit de jaarcijfers van Achmea blijkt dat Achmea over het premiejaar 2013 een operationeel resultaat behaald heeft van € 259 miljoen op de basisverzekering en € 62 miljoen op de aanvullende verzekering. Het incidentele resultaat van € 298 miljoen valt als resultaat boekhoudkundig in 2013, maar is het gevolg van vrijgevallen voorzieningen getroffen in 2012 en mogelijk eerdere jaren. De € 298 miljoen moet worden gezien als resultaat uit voorgaande jaren.
Kan de conclusie worden getrokken dat Achmea de indruk wil wekken dat de winst op haar zorgverzekeringen lager is dan deze in werkelijkheid is door het toepassen van boekhoudkundige handigheden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ga ervan uit dat Achmea rapporteert volgens de wettelijke internationale boekhoudregels IFRS. Het uitsplitsen van het totale resultaat in een structureel deel en een incidenteel deel is mijns inziens een waardevolle toevoeging ten opzichte van enkel het vermelden van het totale resultaat. Dit komt ten goede aan de transparantie over het behaalde resultaat.
Hoeveel van de 273 miljoen euro die is uitgekeerd aan dividend is afkomstig uit de voor de basisverzekering opgebrachte premies? Welk deel van de opgebrachte premies voor de basisverzekering wordt door Achmea niet besteed aan zorg?
Achmea heeft mij laten weten dat er geen sprake is van dividenduitkeringen afkomstig uit de voor de basisverzekering opgebrachte premies. Het resultaat uit zorgactiviteiten blijft in het zorgbedrijf van Achmea en wordt dus niet gebruikt voor dividenduitkeringen.
Gemiddeld wordt van elke euro ingelegde zorgpremie voor de basisverzekering 96 cent besteed aan zorgkosten. Aan bedrijfsvoering en opbouw van (wettelijke) reserves wordt respectievelijk 3 en 1 cent van een premie-euro besteed.
Is het wat u betreft acceptabel dat Achmea op deze manier omgaat met premies die door alle Nederlanders gezamenlijk moeten worden opgebracht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het beter zou zijn dit geld nuttig in te zetten in de zorg in plaats van dat het op de bankrekening van Achmea terecht komt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de Kamer een overzicht verstrekken van de reserves die zorgverzekeraars tot op dit moment hebben aangelegd? Kunt u daarbij per zorgverzekeraar aangeven wat de vereiste solvabiliteit is van 11% is en wat de werkelijke solvabiliteit per verzekeraar is?2
Basisverzekering plus aanvullende verzekering
Aanwezige solvabiliteit
Vereiste solvabiliteit
Achmea
1.780
1.2221
ASR
111
56
CZ
2.017
840
De Friesland
272
125
DSW/Stad Holland
307
112
ENO
60
25
Menzis
1.049
534
ONVZ
263
103
VGZ
1.736
1.083
Zorg en Zekerheid
259
104
7.854
4.204
(Bron: DNB)
Bron: Achmea. Cijfers Achmea wijken af ten opzichte van bron DNB aangezien Achmea in 2013 de definitie van solvabiliteit heeft aangepast aan de marktstandaard, in plaats van double gearing.
Deelt u de mening dat het publieke belang en de transparantie erbij gediend zou zijn wanneer Achmea wordt opgesplitst in een publieke zorgverzekeringstak en een private schadeverzekeringstak? Zou dit Achmea ook de mogelijkheid ontnemen om kosten toe te schrijven aan de publieke tak die in de private tak zijn gemaakt alsmede het uitkeren van dividend over zorgverzekering?
Ik deel deze mening niet. Het publieke belang en de transparantie zijn in de huidige opzet van het zorgverzekeringstelsel (reguleerde marktwerking) in voldoende mate geborgd. Daarvoor is de voorgestelde splitsing niet nodig. In de huidige constellatie ziet de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) toe dat alleen zorgkosten die voldoen aan de voorwaarden van de Zorgverzekeringswet, publiek gefinancierd kunnen worden. De externe accountant controleert of de zorgverzekeraar voldoende transparant maakt dat de financiële verantwoording voldoet aan de boekhoudkundige regels.
De meeste zorgverzekeraars hebben gekozen voor de rechtsvorm «onderlinge waarborgmaatschappij» (een vereniging zonder winstoogmerk). In deze rechtsvorm is dividenduitkering aan aandeelhouders uitgesloten.
Deelt u de mening dat de winst die Achmea maakt in schril contrast staat met het gegeven dat mensen hun thuiszorg kwijt dreigen te raken en ouderen gedwongen moeten verhuizen en/of niet meer in het verzorgingshuizen terecht kunnen als gevolg van bezuinigingen? Bent u bereid de winst van Achmea (en andere zorgverzekeraars) in te zetten om deze bezuinigingen te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet mogelijk de winst van Achmea (en andere zorgverzekeraars) in te zetten om bezuinigingen te voorkomen. De door u aangehaalde voorbeelden vallen onder verschillende delen van ons zorgstelsel.
Bovendien blijven behaalde resultaten van Achmea op zorgverzekeringen in de entiteiten van het zorgbedrijf en is zodoende beschikbaar voor verzekerden. Reserves komen op de lange of korte termijn ten goede aan de premie. Ook zijn voor structurele uitgaven structurele inkomsten noodzakelijk.
Het bericht dat vrijwel alle zorgverzekeraars een onvoldoende scoren voor het bestrijden van fraude |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat vrijwel alle zorgverzekeraars een onvoldoende scoren voor het bestrijden van fraude?1
De NZa constateerde over 2012 tekortkomingen bij de controles van zorgverzekeraars. Zo hebben maar drie van de elf zorgverzekeraars in dat jaar een voldoende gescoord voor de uitvoering van hun controles. Bij acht van de zorgverzekeraars waren de controles dus ondermaats: een onacceptabel aantal. De NZa heeft een aantal handhavingmaatregelen getroffen waaronder aanwijzingen. Mede als reactie hierop hebben de zorgverzekeraars en hun koepelorganisatie Zorgverzekeraars Nederland in 2013 een aantal verbeteracties in gang gezet, die de komende periode resultaten moeten gaan opleveren. De kernthema’s daarbij zijn: signalen beter afwikkelen, meer samenwerking tussen zorgverzekeraars, implementatie van moderne technieken zoals datamining, en uitbreiding van capaciteit. De NZa volgt, als toezichthouder, de vooruitgang op deze punten op de voet.
Deelt u de mening dat het ernstig is dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) constateert dat «net als over 2011, zorgverzekeraars de controle van declaraties moeten intensiveren en meer werk moeten maken van fraudebestrijding»? Hoe kan het dat, ondanks alle aandacht voor fraude in de zorg, zorgverzekeraars deze taak nog steeds niet serieus lijken te nemen?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat zegt het u dat vier zorgverzekeraars op zowel de materiële controle, het misbruik en oneigenlijk gebruik, en gepast gebruik een onvoldoende scoren? Wat zegt het u dat slechts drie zorgverzekeraars op al deze drie punten een voldoende scoren?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe reageert u op de conclusie van de NZa dat zorgverzekeraars wat betreft fraudebestrijding beter moeten samenwerken? Baart de voetnoot die de NZa daarbij plaatst dat dit binnen de grenzen van de Mededingingswet moet gebeuren u net als ons zorgen? Welke beperkingen legt de Mededingingswet op? Betekent dit dat het concurrentiemodel de bestrijding van fraude in de weg zit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben net als de NZa van mening dat verzekeraars beter moeten samenwerken voor wat betreft fraudebestrijding. Dat die samenwerking moet plaatsvinden binnen de grenzen van de Mededingingswet baart mij geen zorgen.
De Mededingingswet legt in zijn algemeenheid beperkingen op die liggen in de aard en mate van samenwerking. Daarbij geldt dat waar samenwerking op het gebied van fraudebestrijding meer voordelen dan nadelen oplevert voor de verzekerde / premiebetaler de Mededingingswet waarschijnlijk geen belemmering zal vormen. De Mededingingswet is er ten behoeve en bescherming van de verzekerden.
Deelt de conclusie dat het rapport van de NZa bewijst dat de passage in de concept-versie van het PInCet-rapport (Project Intensivering Controle en Toezicht) dat zorgverzekeraars «de neiging hebben om kosten af te wentelen op de belastingbetaler, premiebetaler of de omvang van het verzekerd pakket» ten onrechte uit de rapportage is geschrapt? Zo ja, waarom is de betreffende passage destijds geschrapt? Zo nee, waarom niet?3
Zoals ik in de brief van 22 mei 2013 (28 828 nr. 47) heb aangegeven ken ik alleen de versie van het conceptrapport die ik naar uw Kamer heb gestuurd. Een dergelijke passage is mij dan ook niet bekend. Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 1,2 en 3 constateerde de NZa over 2012 nog tekortkomingen bij de controles van zorgverzekeraars en hebben zorgverzekeraars mede als reactie hierop verbeteracties in gang gezet.
Hoe reageert u op het gegeven dat een woordvoerder van Achmea wijst op de datering van het NZa rapport waarmee deze woordvoerder wil zeggen dat de fraudebestrijding nu op orde is? Deelt u de conclusie dat de verantwoordelijken keer op keer concluderen dat het gat nu gedicht is terwijl de sluizen voor fraude nog steeds wagenwijd open staan? Kunt u uw antwoord toelichten? 4
In het artikel van de Volkskrant geeft de woordvoerder van Achmea aan dat Achmea zelf ook de noodzaak heeft gezien om hun fraudebestrijdingactiviteiten te verbeteren en intensiveren. Hiermee geeft Achmea aan meer dan in het verleden te doen aan fraudebestrijding, dat vind ik positief. Het is aan de toezichthouder om te oordelen of deze beweging voldoende is.
Kunt u de Kamer op de hoogte stellen bij welke zorgverzekeraars een boeteonderzoek is gestart? Over welke zorgverzekeraars heeft de NZa in 2013 een boetebesluit genomen? Hoe hoog is de boete die is opgelegd? Welke zorgverzekeraars zijn daartegen in beroep gegaan en waarom?5
Zoals in het «Samenvattend rapport Rechtmatige uitvoering Zorgverzekeringswet 2012» van de NZa is te lezen: «heeft de NZa naar aanleiding van het vorige vereveningsonderzoek een boete-onderzoek gestart bij vijf zorgverzekeraars wegens onjuistheden in de financiële verantwoordingen. De NZa heeft inmiddels aan vijf verzekeraars een boete opgelegd.
Hoeveel onderzoeken heeft u nodig voordat u erkent dat het werkelijke probleem is dat de structuur van betaling per verrichting uitnodigt en aanzet tot fraude? Wanneer erkent u dat zolang de zorg op die wijze wordt bekostigd fraude op grote schaal zal blijven bestaan?
Ik ben van mening dat niet het systeem fraude pleegt maar het mensen zijn die fraude plegen. Mensen die fraude plegen houden zich met opzet niet aan de wettelijke voorwaarden om daarmee geldelijk gewin te behalen. Dit vind ik immoreel en onacceptabel.
Moeizame samenwerking tussen 26 Utrechtse gemeenten en Achmea |
|
Carla Dik-Faber (CU), Otwin van Dijk (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Is het u bekend dat de samenwerking tussen de 26 Utrechtse gemeenten en Achmea moeizaam verloopt?
Het is mij bekend de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars nog niet overal als positief wordt beoordeeld. Dit is ook één van de aandachtspunten die uit de ledenraadpleging van de VNG van januari naar voren is gekomen. De ervaringen van de gemeenten in de provincie Utrecht zijn wisselend.
Kunt u aangeven wat het discussiepunt is en waarom gemeenten en Achmea niet goed slagen in samenwerking?
In de samenwerking wordt een aantal uitdagingen ervaren, zoals het leren kennen van elkaars werelden, het vinden van een geschikte schaalgrootte voor samenwerking en de beschikbare capaciteit daarbij. Achmea is op dit moment bezig met het afronden van een samenwerkingsstrategie om het contact met gemeenten verder te verstevigen. Eind vorig jaar heeft Achmea in dat kader alle circa 100 gemeenten waar zij actief zijn aangeschreven. Inmiddels zijn zij ook op bestuurlijk niveau, per regio, met deze gemeenten in gesprek. In het geval van de provincie Utrecht heeft Achmea 12 maart jl. nog met de vijf Wmo-regio’s gesproken over de mogelijkheden en aandachtspunten in de samenwerking zoals die hierboven staan genoemd, maar ook over inhoudelijke onderwerpen als de verbinding tussen het sociale domein en de eerstelijn. Dit overleg wordt verder voortgezet. Daarnaast hebben de gemeenten Utrecht en Amersfoort convenanten met Achmea gesloten, waarin zij samen onder andere inzetten op een werkwijze waarbij eigen kracht, inzet van het informele netwerk, wederkerigheid en participatie leidende principes zijn.
Deelt u de mening dat samenwerking tussen zorgverzekeraars en gemeenten cruciaal is om de decentralisaties te laten slagen, een stevige eerstelijns zorg neer te zetten en vooral om zoveel mogelijk te voorkomen dat mensen tussen wal en schip raken?
Ik deel deze mening. Voor continuïteit van zorg en het verlenen van zorg en ondersteuning in samenhang, is de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars, tussen de eerstelijnszorg en de professionals uit het sociaal domein, van essentieel belang. In de transitie is dit één van de speerpunten waarover ik samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) in gesprek ben. Ik streef ernaar u op korte termijn te informeren over de aanpak en de totstandkoming van de afspraken tussen gemeenten en zorgverzekeraars.
Wat gaat u doen om de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars te bevorderen? Wat gaat u doen om de Utrechtse gemeenten en Achmea om de tafel te krijgen?
In de Jeugdwet, het wetsvoorstel voor de Wmo 2015 en het ontwerp van de aanpassing van het besluit zorgaanspraken krachtens de Zorgverzekeringswet, heb ik het belang van een goede afstemming tussen zorg en ondersteuning aan burgers en daarbij de niet-verblijvende samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars toegelicht. Zo zal de verpleegkundige functie in het sociale wijkteam, of een vergelijkbaar verband, vertegenwoordigd zijn. Dit betekent dat zorgverzekeraars en gemeenten hierover afspraken zullen moeten maken. Ik wil u hiervoor ook verwijzen naar de nota naar aanleiding van het verslag die ik u op 11 maart jl. over het wetsvoorstel Wmo 2015 heb gestuurd (kamerstuk 33 841, nr. 34) en de brief in het kader van de hervorming langdurige zorg over samenhang in zorg en ondersteuning van 4 maart jl.
Ik ben daarnaast aanspreekbaar op een zorgvuldige transitie. Op het gebied van de decentralisatie van de jeugd-ggz hebben gemeenten en verzekeraars inmiddels concrete afspraken gemaakt.
Ook in het kader van de transitie rondom de hervorming van de langdurige zorg wordt het netwerk rondom de samenwerking verder verstevigd. Ik werk op dit moment samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars (ZN) aan de uitwerking van samenwerkingsafspraken die per Wmo-regio tussen gemeenten en zorgverzekeraars ingevuld moeten gaan worden.
Daartoe wordt nu de samenwerking per regio in beeld gebracht, zodat onder andere duidelijk is wie vanuit de gemeenten in de regio en wie vanuit de zorgverzekeraars, aanspreekpunt zijn. De voorgestelde aanpak maakt het voor iedere gemeente en zorgverzekeraar mogelijk tijdig te beschikken over een set aan samenwerkingsafspraken en op een zorgvuldige wijze invulling te geven aan de nieuwe taken en verantwoordelijkheden.
Ik zal de totstandkoming van deze afspraken in de regio, waaronder in de regio Utrecht, waar dat nodig is actief ondersteunen en de voortgang samen met ZN en de VNG nauwlettend volgen. Dit ook in lijn met de aangenomen motie van de Kamerleden Bergkamp en Van der Staaij (kamerstuk 33 841, nr. 10).
Het bericht ‘Besneden vrouw betaalt hersteloperatie zelf’ |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Besneden vrouw betaalt hersteloperatie zelf»?1
Ja.
Waarom is voor slachtoffers van vrouwelijke genitale verminking (vgv) een hersteloperatie op dit moment niet opgenomen in het basispakket?
De aanspraak op de vergoeding van behandelingen van plastisch chirurgische aard is beperkt vorm gegeven. Dergelijke behandelingen vallen onder de dekking van de Zorgverzekeringswet indien deze dienen ter correctie van:
Ik beschouw vrouwelijke genitale verminking als misdadige schending van de lichamelijke integriteit. Zie verder mijn antwoord op de vragen 4 en 5. Het woord zegt het al, hier is sprake van verminking. Naar mijn mening zou de hersteloperatie onder de Zorgverzekeringswet moeten vallen.
Op welke wijze is de zorg voor slachtoffers van vrouwelijke genitale verminking op dit moment vormgegeven?
In 2010 is het multidisciplinaire modelprotocol medische zorg voor vrouwen en meisjes met vrouwelijke genitale verminking opgesteld op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie. Hierin worden aanbevelingen gedaan over hoe verschillende medische beroepsgroepen zorg met medische, psychosociale en seksuologische aspecten kunnen leveren. Het opheffen van de infibulatie door middel van een incisie wordt hier als behandeling genoemd om eventuele lichamelijke problemen als gevolg van vrouwelijke genitale verminking op te heffen. Artsen mogen niet tegemoet komen aan het verzoek van een vrouw om de vagina opnieuw dicht te maken (her-infibulatie).
Daarnaast subsidieer ik een nazorg-project van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland, omdat het voor komt dat reguliere hulpverleners de samenhang tussen psychische en lichamelijke klachten niet herkennen. Binnen dit project zijn op zes plaatsen speciale vgv-spreekuren opgezet. Daar kunnen besneden vrouwen terecht met vragen over de psychische en lichamelijke klachten – zoals terugkerende blaasontsteking – die vaak het gevolg zijn van besnijdenis. Ook subsidieer ik een campagne van de Federatie Somalische Associaties Nederland waarmee vrouwen worden geïnformeerd over de relatie tussen hun klachten en de besnijdenis. Deze campagne verwijst door naar de speciale spreekuren.
Wilt u het College voor Zorgverzekeringen(CZZ) vragen om een advies over het opnemen van genitale reconstructie na genitale verminking als aanspraak in het basispakket? Indien ja, wilt u in de adviesaanvraag opnemen hoeveel Nederlandse slachtoffers van vrouwelijke genitale verminking naar verwachting gebruik zouden maken van een hersteloperatie en welke structurele kosten gepaard zouden gaan met het opnemen van een hersteloperatie bij genitale verminking in het basispakket?
Op dit moment is er een werkgroep op initiatief van de beroepsgroepen voor gynaecologen en plastisch chirurgen bezig met een protocol over reconstructieve chirurgie na vrouwelijke genitale verminking, als aanvulling op het huidige modelprotocol medische zorg voor vrouwen en meisjes met vrouwelijke genitale verminking.
Zodra dit protocol is afgerond zal ik hersteloperaties van genitale verminkingen onder de Zorgverzekeringswet brengen.
Bent u bereid op basis van de resultaten van dit CVZ-onderzoek de Kamer te informeren of genitale reconstructie vanaf 2015 als aanspraak in het basispakket kan worden opgenomen?
Zie antwoord vraag 4.
Het vergoeden van een medicijn voor MS-patiënten |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de verschillende vormen van de ziekte MS, zoals PPMS, waarbij het verloop niet grillig is en waarbij er tussentijds geen verbeteringen optreden, zodat goed vast te stellen is of het medicijn Fampyra werkt?
Ik weet dat er verschillende vormen van de ziekte van MS zijn. PPMS staat voor Primaire progressieve multiple sclerose». De fabrikant heeft aan het College voor zorgverzekeringen geen onderzoeksgegevens overgelegd over deze specifieke vorm van MS, waaraan uiteindelijk een minderheid (10 – 30%) van de patiënten lijdt. Voor meer informatie verwijs ik u naar het beoordelingsrapport dat CVZ over het middel Fampyra® heeft gemaakt en dat is te vinden op de CVZ website.1
Heeft het College voor Zorgverzekeringen een kostenvergelijking gemaakt van zowel de behandeling met fysiotherapie als met Fampyra? Zijn daarbij ook alle indirecte kosten meegenomen, zoals vervoer van en naar de fysiotherapeut? Zo ja, wat is de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Een kostenvergelijking is niet gemaakt. Deze is pas aan de orde als er een vergelijking van de effecten is gemaakt. De fabrikant heeft Fampyra in klinisch onderzoek niet vergeleken met fysiotherapie. Hierdoor is een vergelijking van de kosten en de baten niet mogelijk.
Bent u bereid een financieel arrangement te overwegen voor het medicijn Fampyra, waarbij alleen vergoeding plaatsvindt indien het medicijn bewijsbaar effect heeft? Zo ja, wanneer kunt u hier meer over berichten? Zo nee, waarom niet?
Het CVZ heeft geconstateerd dat de meerwaarde van Fampyra niet is aangetoond op populatieniveau. Om die reden heeft het CVZ mij geadviseerd om Fampyra niet op te nemen in het pakket. Zoals ik op eerdere vragen van u heb geantwoord bestudeer ik de mogelijkheden om Fampyra voorwaardelijk toe te laten. Voorwaardelijke toelating is namelijk het instrument dat kan worden toegepast in het geval van een potentieel veelbelovend geneesmiddel waarover onvoldoende zekerheid bestaat op het terrein van de therapeutische (meer)waarde. Financiële arrangementen zijn daarentegen bedoeld voor het managen van onzekerheden op het terrein van kosteneffectiviteit en/of macro kostenbeslag van een geneesmiddel. Het kan voorkomen dat voor een voorwaardelijk toegelaten geneesmiddel ook een financieel arrangement aangewezen is.
Uw vraag betreft een specifieke vorm van een financieel arrangement, die kan worden aangeduid als Pay for performance. Voordat over de eventuele toepassing van deze vorm – die overigens in de praktijk niet gemakkelijk toepasbaar is – zal eerst een besluit moeten worden genomen over de meerwaarde van het medicijn en de daarbij behorende vergoedingsstatus (wel, niet, of voorwaardelijk).
Zoals ik ook eerder heb aangegeven, verwacht ik in het voorjaar 2014 een besluit te nemen over het wel of niet voorwaardelijk toelaten van Fampyra.
Kunt u aangeven in welke Europese landen Fampyra inmiddels wel (voorwaardelijk) vergoed wordt?
Fampyra wordt op dit moment in de volgende Europese landen zonder nadere voorwaarden vergoed: Duitsland en Frankrijk. In Spanje, Noorwegen en Denemarken zijn er nadere voorwaarden aan de vergoeding gesteld. In de andere Europese landen wordt Fampyra niet vergoed.
Het bericht ‘Buitenlandse uitzendkrachten worden genept met goedkope zorgpolis” |
|
Paul Ulenbelt |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Buitenlandse uitzendkrachten worden genept met goedkope zorgpolis»?1
Personen die in Nederland wonen of, als ze hier niet wonen, in Nederland in loondienst werken zijn verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Dit geldt ook voor buitenlandse seizoensarbeiders. Omdat zij niet altijd op de hoogte zijn van de Nederlandse regelgeving hieromtrent, zijn er werkgevers die een (collectieve) zorgverzekering aanbieden.
Het is echter niet de bedoeling dat de werkgever daar voordeel uithaalt. Dit maakt arbeidsmigranten goedkoper dan Nederlandse werknemers en zorgt daarmee voor een ongelijk speelveld. Hier strijd ik tegen met de aanpak van schijnconstructies.
Wat is uw reactie op de in dit bericht aangehaalde bevindingen van CNV Vakmensen2 dat arbeidsmigranten met het afsluiten van zorgpolissen worden benadeeld terwijl werkgevers en zorgverzekeraars profiteren?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat uitzendbureaus – in samenwerking met zorgverzekeraars – zorgpremies aan buitenlandse uitzendkrachten aanbieden, waarbij de collectiviteitskorting en de premiekorting verhoogd eigen risico worden ingehouden op het loon? In welke mate meent u dat dit plaats vindt? Acht u dat deze handelswijze gemeengoed is onder uitzendorganisaties voor arbeidsmigranten en op basis van welke informatie komt u tot dit oordeel?
Werkgevers mogen met zorgverzekeraars afspraken maken over de verdeling van het voordeel van de collectiviteitskorting. Dit kan betekenen dat (een deel van) de korting ten gunste komt aan de werkgever, bijvoorbeeld voor de administratieve lasten die gepaard gaan met het collectief aanbieden van de zorgverzekering aan de werknemers. Het deel van het voordeel dat ten gunste van de verzekeringnemer komt, leidt tot een lagere door hem verschuldigde premie.
De premiekorting als gevolg van het verhogen van het vrijwillige eigen risico dient op de premiegrondslag in mindering te worden gebracht en leidt derhalve tot een lagere door de verzekeringnemer verschuldigde premie en mag niet door de werkgever worden ingehouden. Indien de werkgever en de uitzendkracht dat afspreken, mag de werkgever de betaling voor de verzekering verrichten en mag hij de daadwerkelijk gemaakte kosten van deze polis inhouden op het loon.
De werkgever mag de kosten voor de zorgverzekering inhouden op het loon. Daarbij geldt een maximum van 10% op het wettelijke bruto minimumloon.
Op basis van de cao voor Uitzendkrachten is de uitzendonderneming gehouden de uitzendkracht een aanbod te doen voor een ziektekostenverzekering. De uitzendkracht is vrij om dit aanbod al dan niet te aanvaarden. Iedereen is immers vrij in de keuze voor zijn zorgverzekeraar; er kan dus geen sprake zijn van een verplichting om een bepaalde polis te nemen.
Het is mij niet bekend in welke mate bovengenoemde situatie voorkomt. Ik zal met de uitzendkoepels, werkgevers en vakbonden een gesprek aangaan over hoe wordt omgegaan met het aanbieden van zorgverzekeringen aan arbeidsmigranten en aan welke regels zij zich hierbij dienen te houden.
Hoe beoordeelt u de constructie waarin de werkgever stelt dat hij ten dienste van de werknemers het eigen risico voor zijn rekening neemt en daarom de premiekortingen geheel ten goede dienen te komen aan de werkgever? Vindt u ook – zoals in de notitie van CNV Vakmensen3 gesteld – dat de werkgever daarmee als verzekeraar optreedt? Acht u deze handelswijze rechtmatig?
Indien werknemer en werkgever overeenkomen dat de werkgever ten dienste van de werknemer het eigen risico voor zijn rekening neemt en de premiekortingen geheel ten goede komen van de werkgever, kan de werkgever worden aangemerkt als schadeverzekeraar in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Hiervoor is een vergunning van De Nederlandsche Bank vereist. De beschreven handelwijze is daarmee niet rechtmatig. Ik heb de notitie van de CNV onder de aandacht gebracht van De Nederlandsche Bank. De Nederlandsche Bank heeft in dergelijke gevallen een handhavingstaak.
Hoe beoordeelt u deze looninhoudingen door uitzendorganisaties in relatie tot verdringing op de arbeidsmarkt? Biedt deze constructie volgens u de mogelijkheid voor uitzendorganisaties om arbeidsmigranten te bemiddelen tegen een beduidend lager tarief dan andere uitzendkrachten? Ziet u dit als een probleem? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om het op te lossen en op welke termijn?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, leiden het aan de verzekeringnemer toegedeelde deel van het voordeel van de collectiviteitskorting en de premiekorting in verband met het vrijwillig eigen risico tot een lagere door verzekeringnemer verschuldigde premie. Werkgevers zouden voordeel kunnen halen uit het collectief aanbieden van een zorgverzekering als de collectiviteitskorting hoger is dan de door hen gemaakte administratieve lasten om dit te regelen.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3 zal ik met de uitzendkoepels, werkgevers en vakbonden een gesprek aangaan over hoe wordt omgegaan met het aanbieden van zorgverzekeringen aan arbeidsmigranten en aan welke regels zij zich hierbij dienen te houden.
Kunt u bevestigen dat de Stichting Normering Arbeid dit soort onrechtmatige inhoudingen op het WML-loon (Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag) niet meeneemt in de beoordeling en certificering van uitzendbureaus? Acht u het wel van belang dat dit wordt betrokken bij de beoordeling? Zo niet, waarom niet? Indien wel, hoe gaat u erop toe zien dat dit wel onderdeel uitmaakt of gaat maken van beoordeling en certificering?
De Stichting normering arbeid (SNA) is door de sector zelf in het leven geroepen om zelfregulering te realiseren en fraude en illegaliteit in de uitzendbranche te voorkomen. De SNA beheert het register waar bedrijven met het SNA-keurmerk in worden opgenomen. Om het SNA-keurmerk te krijgen moeten bedrijven voldoen aan de NEN-4400 norm. In die norm zijn eisen opgenomen ten aanzien van de wettelijke verplichtingen uit arbeid (bijvoorbeeld aangifte en afdracht loonheffingen en omzetbelasting, loonbetaling conform de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag). Inspecterende instellingen controleren of een bedrijf voldoet aan de NEN-norm en als dat het geval is krijgen ze een certificaat.
Het is niet bij wet verboden om kosten voor een zorgverzekering in te houden, de werknemer is bevoegd om zijn werkgever hiervoor te machtigen. Daarom is deze eis niet opgenomen in de norm. Indien inspecterende instellingen opvallende inhoudingen opmerken, bespreken ze dit wel met de werkgever.
Bent u voornemens om uitzendbureaus die onrechtmatig loon inhouden van arbeidsmigranten certificering te weigeren of ontnemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe verhouden de premiestelling en de uiteindelijke claim op de zorgpolis van arbeidsmigranten zich tot die van andere uitzendkrachten? Indien u niet over deze informatie beschikt, wilt u deze informatie dan opvragen bij de zorgverzekeraars die speciale zorgverzekeringen voor arbeidsmigranten aanbieden en deze gegevens met uw reactie beschikbaar stellen?
Ik beschik niet over deze informatie. Het betreft bedrijfsgevoelige informatie (werkelijke kosten van verzekerden) van private marktpartijen. Ik ben niet voornemens om deze informatie op te vragen bij zorgverzekeraars.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg over arbeidsmigratie dat is voorzien op 13 maart 2014?
De beantwoording van de vragen vergde meer tijd.
Het bericht "buitenlandse uitzendkracht genept met goedkope zorgpolis" |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u de uitzending gezien waarin wordt vermeld dat buitenlandse uitzendkrachten worden genept met een zorgpolis?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat deze polis onderdeel is van het arbeidscontract, en dat arbeidsmigranten die in een afhankelijke positie verkeren door de werkgever verplicht worden om deze polis te aanvaarden? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Personen die in Nederland wonen of, als ze hier niet wonen, in Nederland in loondienst werken zijn verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Dit geldt ook voor buitenlandse seizoensarbeiders. Omdat zij niet altijd op de hoogte zijn van de Nederlandse regelgeving hieromtrent, zijn er werkgevers die een (collectieve) zorgverzekering aanbieden. De buitenlandse seizoensarbeider is vrij om dit aanbod al dan niet te aanvaarden. Iedereen is immers vrij in de keuze voor zijn zorgverzekeraar; er kan geen sprake zijn van een verplichting om een bepaalde polis te nemen.
Bent u ervan op de hoogte dat volgens de polisvoorwaarden de werkgever optreedt als postadres? Bent u er ook van op de hoogte dat sommige uitzendbedrijven de verzekeringnemer (de werknemer) niet informeren over de dekking, de polisvoorwaarden en de feitelijke prijs van de polis, en dat de werknemer slechts een verzekeringspasje ontvangt? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de werkgever de administratieve afhandeling van de zorgverzekering verricht en ook optreedt als postadres. De werknemer kan daartoe een volmacht afgeven aan de werkgever. Het mag daarbij uiteraard niet zo zijn dat de werkgever informatie omtrent de zorgverzekering, die bedoeld is voor de werknemer, achter houdt.
Er zijn ook verzekeraars die de informatie over dekking, polisvoorwaarden en prijs digitaal via de persoonlijke «mijn-omgeving» beschikbaar stellen aan de verzekerde.
Deelt u de mening dat deze praktijken van zorgverzekeraars en werkgevers onwenselijk zijn en aangepakt moeten worden?
Ik vind het van belang dat arbeidsmigranten verzekerd zijn tegen ziektekosten. Zeker voor arbeidsmigranten kan het behulpzaam zijn als de werkgever een collectieve zorgverzekering aanbiedt. Het is niet de bedoeling dat de werkgever of de zorgverzekeraar daar ten koste van de arbeidsmigrant voordeel uit haalt.
Wat vindt u van het feit dat werkgevers de collectiviteitskorting van de zorgverzekering en de korting op de premie als gevolg van een vrijwillig hoger eigen risico in eigen zak steken?
Werkgevers kunnen op grond van artikel 18, derde lid van de Zorgverzekeringswet (Zvw) met zorgverzekeraars afspraken maken over de verdeling van het voordeel van de collectiviteitskorting over de werkgever en werknemer (verzekeringnemer). Dit kan betekenen dat (een deel van) dat voordeel ten gunste komt van de werkgever, bijvoorbeeld als compensatie voor de administratieve lasten die gepaard gaan met het collectief aanbieden van de zorgverzekering aan de werknemers.
Het aan de verzekeringnemer toegedeelde deel van het voordeel van de collectiviteitskorting en de premiekorting in verband met het vrijwillig eigen risico leiden tot een lagere door verzekeringnemer verschuldigde premie. De zorgverzekeraar moet op het polisblad voor de verzekerde zichtbaar maken hoe de te betalen premie wordt afgeleid van de premiegrondslag (art. 17 Zvw). Hierbij moet zichtbaar zijn hoe de kortingen op de nominale premie in mindering zijn gebracht. Het moet voor de verzekerde duidelijk zijn wat de hoogte is van de uiteindelijk te betalen premie en hoe deze is berekend. Deze korting komt dus ten goede aan de verzekeringnemer en mag niet door de werkgever gehouden worden.
Bent u bereid te onderzoeken hoe vaak uitzendbedrijven van arbeidsmigranten dit doen, en hier maatregelen tegen te nemen? Zo nee, waarom niet?
De Minister van SZW zal met de uitzendkoepels, werkgevers en vakbonden een gesprek aangaan over hoe wordt omgegaan met het aanbieden van zorgverzekeringen aan arbeidsmigranten en aan welke regels zij zich hierbij dienen te houden.
Heeft u eerder signalen gekregen dat werkgevers wel zorgpremies op het loon inhouden, zonder dat er een polis tegenover staat?
Nee, daar heb ik niet eerder signalen over ontvangen.
Wat vindt u ervan dat, doordat de polis verbonden is aan het arbeidscontract, de buitenlandse uitzendkracht bij ontslag door ziekte of door zwangerschap de zorgverzekering verliest, en door niemand wordt geïnformeerd over de mogelijkheden tot het voortzetten van de verzekering en de aanvullende verzekering?
In het geval van de seizoenswerkers zal in het algemeen de verzekeringsplicht eindigen op het moment dat het dienstverband wordt beëindigd. De verzekeringnemer dient dit onverwijld aan de verzekeraar te melden. Indien de werknemer de werkgever een volmacht heeft gegeven om de administratieve handelingen met betrekking tot de zorgverzekering te verrichten, dan is de afmelding door de werkgever toereikend. In de CAO van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) staat uitdrukkelijk vermeld (artikel2 dat de onderneming de uitzendkracht dient te informeren over het eventueel vrijwillig voortzetten van de verzekering na het einde van de uitzendovereenkomst. De zorgverzekeraar heeft hier wettelijk gezien geen taak. Dit laat onverlet dat deze bij wijze van service de verzekerde bij het bewijs van beëindiging kan attenderen op de mogelijkheden tot voortzetting. Ik teken hierbij aan dat de zorgverzekeraar bij seizoenswerkers niet over de informatie beschikt om te kunnen beoordelen of iemand nog verzekeringsplichtig is omdat hij niet weet of deze nog in Nederland woonachtig is.
Klopt het dat zorgverzekeraars het eenzijdig opzeggen van de polis door werkgevers van buitenlandse uitzendkrachten laten gebeuren, en dat de zorgverzekeraar een verzekerde niet wijst op zijn rechten om een zorgverzekering voort te zetten? Vindt u dit gedrag laakbaar?
Zie antwoord vraag 8.
Biedt de zorgverzekeraar hiermee feitelijk niet een nepverzekering aan? Zo nee, waarom niet?
Gedurende de periode van verzekering is iemand gewoon verzekerd. Ik heb begrepen dat door arbeidsmigranten ook gewoon gedeclareerd wordt op de verzekering.
Bent u bereid de Nederlandse Zorgautoriteit te vragen om te onderzoeken welke zorgverzekeraars deze constructies aanbieden, en uitzendbedrijven faciliteren in de wijze waarop ze eraan kunnen verdienen?
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft toegezegd in de marktscan Zorgverzekeringsmarkt uitgebreid in te gaan op het onderwerp herverzekering eigen risico. Hierbij zal de NZa actuele ontwikkelingen zo veel als mogelijk meenemen. De NZa brengt hiervoor onder meer in kaart welke zorgverzekeraars gebruik maken van herverzekering eigen risico. De NZa heeft geen uitsplitsing gevraagd naar de specifieke groepen herverzekerden. Wel vraagt de NZa de tien grootste collectiviteiten uit die kortingen op het eigen risico geven en vraagt daarbij welke doelgroep dat betreft.
Heeft u de notitie van het CNV over dit onderwerp gelezen die CNV Vakmensen u op 3 februari jl. heeft toegezonden? Wilt u met het CNV in gesprek gaan om dit soort onwenselijke praktijken boven water te krijgen en aan te pakken?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag zes, zal de Minister van SZW met de uitzendkoepels, werkgevers en vakbonden een gesprek aangaan over hoe wordt omgegaan met het aanbieden van zorgverzekeringen aan arbeidsmigranten en aan welke regels zij zich hierbij dienen te houden.
Het bericht dat de sector geestelijke gezondheidszorg (GGZ) verbolgen is over het inkoopbeleid van zorgverzekeraars |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat de GGZ verbolgen is over het inkoopbeleid van zorgverzekeraars?1
In de GGZ is veel veranderd per 2014. De generalistische basis GGZ is geïntroduceerd en het representatiemodel is afgeschaft. Dit laatste betekent dat zorgaanbieders te maken krijgen met verschillende verzekeraars die, met het oog op goede en doelmatige zorg voor de patiënt, verschillende eisen stellen.
Alle partijen moeten wennen aan de nieuwe situatie, die bovendien nog niet helemaal is uitgekristalliseerd. Op 23 januari jl. heb ik u een onderzoek van Q-Consult naar de contractering in de GGZ toegezonden2. Q-Consult heeft de ervaringen van zorgaanbieders uitgevraagd. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft datzelfde gedaan onder zorgverzekeraars. Het resultaat daarvan stuur ik u in maart toe, als onderdeel van de marktscan GGZ. Verder zullen de ontwikkelingen rond de generalistische basis GGZ en het hoofdbehandelaarschap gevolgd worden. Zoals aangegeven in mijn brief van 23 januari evalueren partijen gezamenlijk het in- en verkoopproces voor 2014 en gaan zij na wat zij daarvan kunnen leren voor het jaar 2015.
Wat zegt het u dat instellingen en zelfstandig psychologen vaak niet kunnen onderhandelen over de contracten, en spreken van een eenzijdige procedure waarbij zij moeten «slikken of stikken»?
Vanwege het grote aantal vrijgevestigde beroepsbeoefenaren in de geestelijke gezondheidszorg is het voor zorgverzekeraars onmogelijk om met elke zorgaanbieder individuele contractonderhandelingen te voeren, vandaar dat de contractering veelal digitaal verloopt. Dit kan door zorgaanbieders worden ervaren als dat er geen andere keuze is dan te tekenen bij het kruisje. Uiteraard is het wel van belang dat de zorgverzekeraar goed bereikbaar is voor de zorgaanbieders, dit is ook een aandachtspunt in de «Good contracting practices» van de NZa. Deze «Good contracting practices» worden momenteel geëvalueerd en zullen nog dit voorjaar geactualiseerd worden.
Naast de digitale contractering wordt door zorgverzekeraars ook scherp onderhandeld, dit past bij hun rol om onder andere te sturen op betaalbaarheid van zorg en om de beperking van de uitgavengroei zoals die met de sector is overeengekomen, te realiseren. Mocht er sprake zijn van misbruik van machtspositie of aanmerkelijke marktmacht, dan kunnen de Autoriteit Consument en Markt of de NZa hierin optreden op basis van de Mededingingswet of de Wet Marktordening Gezondheidszorg.
Hoe reageert u op de uitspraak dat «er geen enkel overleg mogelijk is over de voorwaarden. De contractering ging volledig via een programma op internet en de enige mogelijkheid was overal mee akkoord gaan»?
Zie antwoord vraag 2.
Is het wat u betreft terecht dat aanbieders worden uitgesloten door zorgverzekeraars, terwijl zij wel beschikken over de benodigde kwalificaties? Deelt u de mening dat het niet de taak is van zorgverzekeraars om te oordelen over de kwaliteit, maar dat dit voorbehouden moet zijn aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Zo neen, waarom niet?
Zorgverzekeraars contracteren zoveel zorgaanbieders als nodig is om aan de zorgplicht te voldoen, rekening houdend met de wensen en behoeften van hun verzekerden. Het is mede de taak van verzekeraars om de kwaliteit van de zorg te bevorderen. Zorgverzekeraars beoordelen of afspraken over kwaliteit worden nagekomen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg houdt toezicht op de kwaliteit van de zorg.
Hoe oordeelt u over de conclusie dat zorgverzekeraars vaak onbegrijpelijke of niet werkbare eisen opleggen aan zorgverleners?
Zorgverzekeraars stellen eisen aan zorgaanbieders met het oog op de kwaliteit en de transparantie van de zorg. Het doel hiervan is betere zorg voor de patiënt. Dat doel onderschrijf ik. Tegelijkertijd zie ik dat het voor zorgaanbieders extra werk oplevert om aan alle verschillende eisen te voldoen. Dat extra werk zou beperkt kunnen worden doordat veldpartijen met elkaar veldnormen opstellen, bijvoorbeeld voor het hoofdbehandelaarschap of voor wat in een verwijsbrief zou moeten staan of voor een uniform screeningsinstrument voor huisartsen. Uiteraard moeten zorgverzekeraars de mogelijkheid behouden zich te onderscheiden van elkaar en moeten zij de kwaliteit kunnen blijven bevorderen, maar professionals en zorgaanbieders kunnen bijdragen aan het beperken van de administratieve lasten door breed gedragen veldnormen op te stellen en te implementeren.
Hoe reageert u op de uitspraak «door de extra eisen zijn psychologen veel tijd kwijt om te voldoen aan alle regels en de benodigde administratie»? Komt dit volgens u de zorg voor patiënten ten goede?
Zie antwoord vraag 5.
Denkt u dat het gegeven dat alle zorgverzekeraars verschillende voorwaarden stellen de werkbaarheid ten goede komt? Kunt u per zorgverzekeraar inzichtelijk maken welke aanvullende eisen worden gesteld? Kunt u uw antwoord toelichten? Is hier sprake van willekeur? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wat zegt het u dat de contracten onduidelijk worden genoemd, met een «ondoenlijke hoeveelheid detaillistisch leeswerk aan regels»? Vindt u het acceptabel dat zorgverzekeraars bij vragen pas na lange tijd reageren, en soms zelfs een contactverbod opleggen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NZa heeft ten behoeve van het onderhandelingsproces een handreiking geformuleerd (Good contracting practices) waarin de voornaamste knelpunten bij het contracteren met vrije beroepsbeoefenaren in kaart zijn gebracht en aanbieders en zorgverzekeraars aangeven hoe die opgelost kunnen worden. De NZa verwacht dat partijen zich aan de geschetste kaders houden. Indien dat niet gebeurt, kan de NZa optreden door nadere regels te stellen.
Is het gegeven dat Zorgverzekeraars Nederland stelt dat de verschillende voorwaarden en eisen die gesteld worden door zorgverzekeraars te maken hebben met de invoering van prestatiebekostiging, voor u reden om deze prestatiebekostiging te heroverwegen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Nee. Met alle veldpartijen is afgesproken dat de prestatiebekosting de nieuwe wijze van bekostiging is in de GGZ.
Is het u bekend dat de eisen van de zorgverzekeraars multidisciplinair werken binnen de chronische basis GGZ in de weg staan, omdat zij eisen dat de rol van de arts wordt beperkt? Komt dat volgens u de zorg voor de patiënt ten goede?2
In een aantal gevallen eisen verzekeraars dat hoofdbehandelaars een bepaald percentage van de zorg zelf leveren. Dit is bedoeld om de kwaliteit van de zorg voor de patiënt te verbeteren en te zorgen dat de patiënt met een beperkt aantal zorgverleners te maken heeft en een vertrouwensrelatie kan opbouwen met zijn zorgverlener.
Hoe reageert u op de uitspraak dat «de behandeling per patiënt moet worden afgestemd op de verzekeraar zonder hierbij te kijken naar zorginhoudelijke argumenten»?
De behandeling moet afgestemd worden op de patiënt. Zorgverzekeraars baseren hun eisen mede op zorginhoudelijke argumenten.
Hoe reageert u op de uitspraak dat «de GZ psycholoog (binnen de specialistische GGZ) door alle zorgverzekeraars (Achmea uitgezonderd) buitenspel is gezet, evenals de verpleegkundig specialist»?
Verzekeraars mogen nadere beperkingen opleggen aan het hoofdbehandelaarschap. Uiteraard moeten zij wel aan hun zorgplicht kunnen voldoen. De NZa ziet toe op het naleven van de zorgplicht. Ik monitor de ontwikkelingen in het hoofdbehandelaarschap.
Deelt u de conclusie dat de voorwaarde die zorgverzekeraar VGZ stelt dat de verslavingsarts binnen de specialistische GGZ alleen voor het deelgebied verslavingszorg mag optreden als hoofdbehandelaar vreemd is, omdat verslavingszorg zich juist kenmerkt door een complexe problematiek en veel comorbiditeit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan verzekeraars om, binnen de regelgeving van de NZa, te bepalen welke beroepsgroep hoofdbehandelaar mag zijn voor bepaalde zorg. De regels van de NZa vereisen dat een verslavingsarts geregistreerd is in het profielregister van de KNMG en dus aan de opleidingseisen van de KNMG moet voldoen. Ik monitor de ontwikkelingen in het hoofdbehandelaarschap.
Is het u bekend dat de strikte eisen met betrekking tot het hoofdbehandelaarschap heeft geleid tot een run op psychiaters? Is het waar dat dit stijgende salarissen als gevolg heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
In mijn brief van 2 juli 20134 heb ik een opsomming gegeven van beroepsgroepen die voor de periode 2014/2015 hoofdbehandelaar kunnen zijn in de generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ. Naast psychiaters gaat het om acht andere beroepsgroepen met een BIG-registratie5. Er is dus veel keuze. Ik monitor de ontwikkelingen in het hoofdbehandelaarschap. Momenteel is mij geen tekort aan psychiaters bekend. Er zijn in Nederland circa 3.400 psychiaters werkzaam. De psychiatrie is daarmee het grootste medische specialisme.
De Wet normering topinkomens (Wnt) is per 1 januari 2013 in werking getreden. Onderdeel daarvan is dat er moet worden gerapporteerd over niet-topfunctionarissen die in loondienst zijn én meer verdienen dan de Wnt-norm. Eind dit jaar, wanneer alle jaarverslagen over 2013 zijn verwerkt, ontstaat hiervan een beeld.
Is het waar dat sommige psychiaters worden gecontracteerd in ruil voor een bezoldiging die uitkomt boven de Wet normering topinkomens? Kunt u een overzicht geven van instellingen die psychiaters in dienst hebben met een dergelijk hoge bezoldiging? Is dit wat u betreft een doelmatige besteding van zorggeld?
Zie antwoord vraag 14.
Hoort wat u betreft de patiënt centraal te staan in de zorg? Deelt u de visie dat het er, gezien het voorgaande, alle schijn van heeft dat de praktijk nu is dat de zorgverzekeraar die centrale rol opeist?
De patiënt staat centraal in de zorg. De zorgverzekeraars en zorgaanbieders doen hun best om zo goed mogelijk bij te dragen aan goede en doelmatige zorg voor de patiënt. Zeker in een nieuwe situatie kan dat spanningen geven. Ik blijf dan ook met alle partijen in overleg om te bezien welke verbeteringen op landelijk niveau nodig en mogelijk zijn. Zo heb ik de afgelopen periode bijeenkomsten georganiseerd voor beroepsbeoefenaren om hun visie op de mededingingsregels in de zorg te geven. Tijdens deze bijeenkomsten is voornamelijk aandacht uitgegaan naar de contractering. Ik stuur u voor de zomer een verslag van deze bijeenkomsten en mijn conclusies daaruit.
Wat gaat u doen om de macht van zorgverzekeraars aan banden te leggen, zodat de patiënt en zijn behandeling weer centraal komen te staan?
Zie antwoord vraag 16.
Het bericht dat DBC Onderhoud de gemiddelde prijzen voor een beperkt aantal zorgproducten publiceert |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Tarieven zorg openbaar; patiënt kan vergelijken»?1
Ja.
Klopt het dat de onlangs gepubliceerde lijst door DBC Onderhoud slechts een fractie was van de meer dan 4.000 behandelingen, en dat de tarieven niet per zorgaanbieder maar een gemiddelde werd aangeboden?
Ja. DBC onderhoud heeft ervoor gekozen de gemiddelde prijzen van veelvoorkomende eenvoudige en planbare zorg openbaar te maken. Juist voor deze typen zorg is het van belang dat patiënten inzicht hebben in de gemiddelde prijs van een zorgproduct om zodoende de prijsverschillen tussen zorgaanbieders in hun keuze mee te wegen, al dan niet in relatie tot het eigen risico.
Deelt u de mening van de Nationale Ombudsman dat patiënten nog steeds onvoldoende zicht hebben op de kosten van een behandeling in het ziekenhuis, en dat concurrentieoverwegingen ten onrechte worden opgevoerd, daar de uitzonderingsgrond doorgaans restrictief wordt uitgelegd?
Het is juist dat patiënten op dit moment onvoldoende op de hoogte zijn van de kosten van een behandeling in een ziekenhuis. Hoewel patiënten recht hebben op informatie over de prijs van een behandeling, is het op dit moment vanuit zorgverzekeraars en ziekenhuizen niet altijd vanzelfsprekend om deze informatie aan de patiënt te verstrekken. Om die reden ben ik samen met zorgverzekeraars, aanbieders en patiëntenorganisaties een traject gestart om het kostenbewustzijn bij patiënten te vergroten. Naast het inzichtelijk maken van de zorgnota voor de patiënt wordt ook ingezet op het vergroten van het inzicht in de kosten voorafgaand aan de behandeling. Hiervoor wordt onder andere een communicatietraject opgestart gericht op het informeren van burgers over de financiële aspecten van de zorg. Voor meer informatie verwijs ik naar mijn brief van 25 oktober 2013(Kamerstuk 28 828, nr. 53).
Klopt het dat elke zorgaanbieder voor de DBC-zorgproducten in het B-segment een standaardprijslijst publiceert, en dat – indien deze niet gepubliceerd is – deze prijslijsten bij het ziekenhuis zijn op te vragen, en daarmee verplicht is deze gegevens te verstrekken?2
Ja, dat is juist. Ziekenhuizen zijn verplicht om de zogenoemde passantentarieven te publiceren. Dit geldt zowel voor zorg in het gereguleerde segment als voor zorg het vrije segment. Deze passantentarieven liggen doorgaans hoger dan het gecontracteerde tarief dat een ziekenhuis met de verzekeraar heeft afgesproken.
Deelt u de mening dat, voor wat betreft het (online) publiceren van data met volumes en prijzen van gedeclareerde DBC zorgproducten en passantentarieven per zorgaanbieder, zoals genoemd in de motie Dijkstra/Voortman3, geen wetenswaardigheden af te leiden zijn met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces, dan wel de afzet van producten of de kring van afnemers en leveranciers?
Zoals u zult begrijpen is het online publiceren van gegevens van ziekenhuizen gebonden aan de wettelijke kaders, zoals de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). Dit om te voorkomen dat er gegevens worden vrijgegeven die direct of indirect tot personen herleidbaar zijn, of die niet gepubliceerd mogen worden vanuit mededingsaspecten. Voor de publicatie van «open data» zal hierover een zorgvuldige afweging gemaakt moeten worden. Hierbij moet bijvoorbeeld ook rekening gehouden worden met andere reeds openbare publieke data, en de herleidbaarheid bij gecombineerde sets van gegevens. In mijn brief van 23 oktober 2013 over een duurzaam informatiestelsel voor de zorg heb ik geschreven u voor de zomer te informeren over de aanpak van het openbaar maken van de in de motie genoemde gegevens. Voorts zal ik u op korte termijn ook nader informeren via de antwoorden op de vragen van het VSO die gesteld zijn over de brief rond het duurzaam informatiestelsel.
Herinnert u zich uw brief van 23 oktober 2013 waarin u schrijft dat het regeringsbeleid erop is gericht het hergebruik van openbare overheidsinformatie actief te bevorderen, en dat u zich inzet om meer gegevens over en uit de zorg beschikbaar te maken?4
In mijn brief van 23 oktober 2013 (Kamerstuk 32 620, nr. 93) heb ik geschreven dat ik u voor de zomer zal informeren over de aanpak van het als open data beschikbaar stellen van zorgdata.
Heeft u al zicht op hoe u het in vraag 6 genoemde onderdeel van het regeringsbeleid vorm gaat geven? Zo ja, hoe? Zo nee, wanneer kan de Kamer hier informatie over verwachten?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven wanneer gegevens over volumes en tarieven per zorgaanbieder als open data ontsloten worden?
Zie antwoord vraag 6.
De rol van Zorgverzekeraars Nederland bij de ontwikkeling van protonentherapie |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Vier centra protonentherapie te veel»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de opmerkingen van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) lijnrecht ingaan tegen uw opmerkingen in uw brief van 22 november 20112, waarin u stelt dat protonentherapie als aanvulling op fotonentherapie een belangrijke bijdrage kan leveren in de strijd tegen kanker?
Nee. ZN heeft alleen aangegeven dat zij vier vergunningen te veel vinden.
Wat voor consequenties heeft het door ZN bepleite extra onderzoek naar verwachting op de ontwikkeling van deze therapie? Deelt u de mening dat het eenzijdig bepleiten van extra onderzoek door ZN een aanzienlijke vertraging in de ontwikkeling van deze therapie in Nederland kan veroorzaken? Hoe wenselijk acht u deze vertraging, en het uitblijven van deze bewezen effectieve zorg voor de patiënten die baat zouden kunnen hebben bij deze zorg?
Vergunninghouders hebben moeten aantonen dat zij binnen vier jaar na verlening van de vergunning kunnen starten met de behandeling van patiënten. Dat is dus uiterlijk begin 2018. Het streven van vergunninghouders is om al eind 2016, begin 2017 te starten. Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van het Kamerlid Van Gerven over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 590) dienen de instellingen echter eerst financiering voor de benodigde investeringen rond zien te krijgen. Een financier zal daarbij de zekerheid willen dat de investeringen terugverdiend kunnen worden door omzet, met andere woorden: dat er gedurende een langere periode ook daadwerkelijk zorg geleverd zal worden die tenminste kostendekkend in rekening kan worden gebracht. Dit is afhankelijk van het proces van zorginkoop door verzekeraars. Het staat individuele verzekeraars vrij om bijvoorbeeld slechts bij één of twee centra protonentherapie in te kopen indien zij daarmee voldoende zorg hebben ingekocht om aan hun zorgplicht te voldoen. Het goed nadenken over welke zorg in welke omvang moet worden ingekocht maakt onderdeel uit van het reguliere proces in de zorg. Ik heb geen signalen ontvangen dat deze zorgvuldige zorginkoop een vertragende werking heeft op de geplande introductie van protonentherapie.
Deelt u voorts de mening dat de houding van ZN opmerkelijk is, daar ZN deel uitmaakte van de werkgroep protonentherapie die het rapport heeft opgesteld, op basis waarvan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) positief heeft geadviseerd omtrent de verzekerde indicaties voor deze vorm van therapie? Deelt u bovendien de mening dat het nu nog pleiten voor extra onderzoek, en het overwegen slechts beperkt deze zorg te contracteren na uitgebreid in dit proces betrokken te zijn, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van ZN?
Zoals ik heb aangegeven in eerdergenoemde beantwoording van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 590) van het Kamerlid Van Gerven, zijn genoemde adviezen van het CVZ inderdaad tot stand gekomen in samenspraak met een expertgroep bestaande uit een aantal inhoudelijk deskundigen en een vertegenwoordiger van onder andere ZN. Het CVZ heeft vastgesteld dat protonentherapie voor de in de rapporten van 23 maart 2010 en 22 augustus 2011 genoemde indicaties tot het verzekerde pakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) behoort. ZN trekt overigens niet de verzekerde indicaties in twijfel. Wel houdt ZN er rekening mee dat niet dat elke verzekerde die een aandoening heeft binnen één van de genoemde indicatiegebieden ook automatisch in aanmerking komt voor de vergoeding van kosten van protonentherapie. Hiermee sluit ZN aan bij hetgeen het CVZ in bedoelde rapporten ook heeft aangegeven, namelijk dat voor iedere individuele verzekerde in overleg tussen patiënt en arts zal moeten worden nagegaan of protonentherapie de meest geëigende vorm van radiotherapie is in vergelijking met fotonentherapie. ZN is niet voornemens om een zwaar ingezet onderzoek te doen op dit terrein, maar beraadt zich over de hoeveelheid zorg die zorgverzekeraars moeten inkopen om te kunnen voldoen aan hun zorgplicht. Zorgverzekeraars hebben de verantwoordelijkheid om samen met de zorgaanbieders de kosten te bewaken en zo doelmatig mogelijk in te kopen. Het is vanuit die verantwoordelijkheid dat ze zich grondig verdiepen in alle aspecten van protonentherapie alvorens over te gaan tot contractering. Dat kan ook betekenen dat verzekeraars besluiten niet alle vier aanbieders te contracteren, maar slechts twee. Dat is onderdeel van de verantwoordelijkheidsverdeling van ons systeem.
Hoe kunt u de impasse die momenteel dreigt te ontstaan doorbreken, zodat er gekomen kan worden tot een snelle ontwikkeling van protonentherapie in Nederland? Hoe wilt u daarbij recht doen aan de ontwikkeling van voldoende capaciteit om de vraag naar deze therapie, zoals geschat door het CVZ, te ondervangen?
Ik heb op dit moment geen aanleiding te veronderstellen dat zorgverzekeraars niet van plan zijn hun verantwoordelijkheid bij de zorginkoop serieus en zorgvuldig op te pakken.
Wat is uw oordeel over het feit dat ZN eenzijdig beslist over het niet contracteren van protonentherapie, terwijl de Gezondheidsraad zich eerder positief heeft uitgelaten over het toelaten van deze behandeling?
Ik heb hierboven en in de beantwoording van de Kamervragen van Kamerlid Van Gerven aangegeven dat het individuele verzekeraars vrij staat om bijvoorbeeld bij slechts bij één of twee centra zorg in te kopen zolang zij aan hun zorgplicht kunnen voldoen. De Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) ziet toe op de naleving van de zorgplicht door de zorgverzekeraars. Voorts wijs ik erop dat het de wettelijke taak van het CVZ is om aan te geven welke zorgvormen of interventies tot het verzekerde pakket behoren, en niet van de Gezondheidsraad.
Heeft u signalen dat ZN momenteel ook andere in potentie kostbare, maar bewezen effectieve therapieën tegenwerkt, teneinde de eventuele vergoeding ervan te ontlopen?
Ik wijs er op dat de zorgverzekeraars zorgplicht hebben voor de zorgvormen die tot het verzekerde pakket behoren. Overigens ken ik de in de vraag genoemde signalen niet.
Een spotgoedkope zorgverzekering voor buitenlandse arbeidsmigranten |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u de tv-uitzending over de zorgverzekering voor buitenlandse migranten gezien?1
Ja.
Kan de besproken constructie om de kosten van de basisverzekering te drukken volgens de letter van de wet? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In de uitzending bij RTL Nieuws is aandacht geschonken aan een zorgverzekering voor buitenlandse seizoensarbeiders, waarbij het verplicht en/of vrijwillig eigen risico is herverzekerd via een aanvullende verzekering. Ik ben bekend met constructies waarbij via de aanvullende verzekering het verplicht en/of vrijwillig eigen risico wordt herverzekerd. Dergelijke constructies worden aangeboden aan specifieke doelgroepen, zoals aan buitenlandse (seizoen)arbeiders, expats, uitkeringsgerechtigden en minima. En tot afgelopen jaar ook aan studenten2.
In 2009 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een analyse verricht naar het herverzekeren van het eigen risico en zag toen geen problemen met dergelijke constructies. De constructies doen zich namelijk voor buiten het wettelijk kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw), in de aanvullende verzekering. Daarnaast wordt het herverzekeren van het (verplichte danwel vrijwillige) eigen risico via de aanvullende verzekering veelal via een collectiviteit aan specifieke doelgroepen aangeboden. Het is toegestaan een collectiviteit alleen open te stellen voor een bepaalde doelgroep. De doelgroep betreft vooral mensen die betrekkelijk kort in Nederland verblijven of die moeite hebben het eigen risico te betalen waardoor in de praktijk de zorgverzekeraar moeite had om het eigen risico te innen (de seizoensarbeiders waren dan al naar huis). Via deze constructie wordt toch via de aanvullende verzekering bijgedragen.
De NZa concludeerde in 2009 dat de constructies een beperkte omvang hebben en dat niet is vastgesteld dat er binnen de betreffende collectiviteiten risicoselectie plaatsvindt.
Ik heb destijds met de NZa afgesproken dat zij de ontwikkelingen rondom het herverzekeren zouden volgen. Dit doen zij nog steeds en de NZa rapporteert jaarlijks over de omvang van verzekerden die een herverzekering van het eigen risico hebben.
De constructies hebben nog steeds een beperkte omvang. Uit de marktscan zorgverzekeringsmarkt 2013 van de NZa volgt namelijk dat in 2013 minder dan 2% van de verzekerden het verplicht danwel vrijwillig eigen risico heeft herverzekerd. In 2013 is het aantal mensen dat het vrijwillig danwel verplicht eigen risico hebben herverzekerd sterk gedaald ten opzichte van 2012 (met 22%).
Past de besproken constructie ook binnen de geest van de wet om risicoselectie in de basisverzekering uit te sluiten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre is hier sprake van een oneigenlijke koppelverkoop door de afname van de aanvullende verzekering en basisverzekering te verplichten?
De werkgever doet een collectief aanbod aan de werknemer. De werknemer is nooit verplicht om dit aanbod te accepteren. Het staat de verzekeringnemer vrij om alleen de basisverzekering af te sluiten of om zich bij een andere zorgverzekeraar te verzekeren.
Hoe groot is de bijdrage die een zorgverzekeraar uit het vereveningsfonds ontvangt voor een gezonde 35-jarige Nederlandse man zonder enige ziektegeschiedenis die in Utrecht woont, en hoeveel krijgt een zorgverzekeraar uit het vereveningsfonds voor een 35-jarige Pool die in Nederland (Utrecht) komt werken, van wie de ziektegeschiedenis onbekend is?
De vereveningsbijdrage die een zorgverzekeraar krijgt voor een verzekerde staat los van de nationaliteit van die verzekerde. De vereveningsbijdrage voor een Pool die woont en werkt in Nederland is dus gelijk aan een Nederlander met verder dezelfde (verevenings)kenmerken. Omdat verdere verzekerdenkenmerken ontbreken is niet aan te geven hoe hoog de bijdrage uit het zorgverzekeringsfonds is.
Mocht de bedragen voor de risicoverevening in vraag 5 verschillen, bent u dan bereid de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te vragen of zij onderzoek wil doen naar de winst die de zorgverzekeraar maakt op haar hele bestand arbeidsmigranten aan wie zij een aanvullende verzekering aanbiedt?
Niet van toepassing gelet op het antwoord op vraag 5.
Klopt het dat, als een buitenlandse migrant slechts voor enkele maanden een Nederlandse zorgverzekering heeft, slechts een evenredig deel van het verplicht en vrijwillig risico in rekening wordt gebracht? Zo ja, vindt u dit dan een wenselijke situatie, omdat het loont om een hoger vrijwillig eigen risico te nemen?
Het is correct dat het eigen risico naar rato van de verzekeringsduur in rekening wordt gebracht. Het zou niet redelijk zijn om iemand gedurende een beperkte verzekeringsduur het volledige eigen risico in rekening te brengen.
Klopt het dat de zorgtoeslag van een arbeidsmigrant gebaseerd is op zijn hele jaarinkomen, dus het relatief hoge salaris dat hij in Nederland verdient, en het wellicht wat lagere inkomen dat hij in zijn thuisland de rest van het jaar verdient? Bent u bereid de zorgtoeslag voor mensen die hier tijdelijk verblijven te baseren op het inkomen dat ze hier naar rato verdienen in het deel van het jaar dat ze hier verblijven?
De hoogte van de zorgtoeslag wordt inderdaad gebaseerd op het jaarinkomen, dat de Belastingdienst voor het betreffende huishouden vaststelt. Het inkomen wordt immers mede beïnvloed door andere factoren (bijvoorbeeld hypotheekrente-aftrek, ouderenkorting etc.), waardoor de Belastingdienst uitsluitend werkt met jaarinkomens en niet met delen van jaren. Voor de arbeidsmigrant betreft dat dus het in Nederland verdiende inkomen en het niet in Nederland belaste inkomen (op basis van artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen), dat tezamen het jaarinkomen vormt. Het jaarinkomen geldt voor alle toeslagen als uniform begrip. Artikel 4 in combinatie met artikel 2, eerste lid, van de Europese basisverordening voor sociale zekerheid, verbiedt de ongelijke behandeling van arbeidsmigranten. Bovendien heeft een arbeidsmigrant op basis van artikel 18, eerste lid, van de Europese basisverordening voor sociale zekerheid bij tijdelijk verblijf in Nederland recht op de zorgtoeslag volgens de Nederlands wetgeving alsof hij ingezetene van Nederland was.
Het Mirro-screeningsinstrument van Achmea |
|
Tunahan Kuzu (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het door zorgverzekeraar Achmea ontwikkelde Mirro-screeningsinstrument voor de basis-geestelijke gezondheidszorg?1
Ja, ik ken het initiatief. Stichting mirro is een initiatief waarin GGZ-aanbieders en Achmea samen werken aan het verbeteren van de GGZ. De inhoudelijke kennis voor de ontwikkeling van het zorgaanbod, zoals het mirro-screeningsinstrument, wordt ingebracht door het zorgveld en de ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt door financiering vanuit Achmea. Het screeningsinstrument is dan ook inhoudelijk ontwikkeld door het zorgveld en niet door Achmea. Bij de stichting zijn dit jaar meer dan 100 zorggroepen en GGZ instellingen aangesloten. Ook andere verzekeraars sluiten zich inmiddels aan om bij te dragen aan de doorontwikkeling.
Wat vindt u ervan dat zorgaanbieders van Achmea een korting krijgen van 8% als zij geen gebruik maken van het Mirro-screeningsinstrument, en het daaruit volgende verwijs-/behandeladvies?
Achmea beloont GGZ aanbieders die het mirro keurmerk dragen met een hoger tarief voor Basis GGZ producten dan GGZ aanbieders die niet het mirro concept toepassen. Het keurmerk bestaat niet alleen uit het gebruik van een screeningsinstrument. Ook het consequent gebruik van online zelfhulp, een gestructureerde samenwerking tussen de huisartsenvoorziening en Basis GGZ aanbieders, Routine Outcome Monitoring (ROM) effectmeting en het toepassen van vastgestelde behandelprotocollen zijn voorwaarden om het keurmerk te mogen dragen. Met het mirro keurmerk laten zorgaanbieders zien dat ze zich extra inspannen om kwalitatief hoogwaardige en passende zorg te bieden. De juiste zorg op het juiste moment, dicht bij de patiënt; dat is de ambitie van mirro. Van de circa 200 GGZ instellingen hebben zich meer dan de helft bij Stichting mirro aangemeld voor het keurmerk.
Het is overigens geen vereiste, noch vanuit de normeisen van het keurmerk noch vanuit het inkoopbeleid van Achmea, dat het advies dat de mirro-screener geeft over de best passende zorg per definitie wordt gevolgd. De screener ondersteunt de klinische blik van de zorgprofessional. Het instrument stelt ook specifiek een aantal vragen over het beeld dat de professional van de patiënt heeft. Die informatie leidt samen met de informatie over klachten en relevante persoonlijke omstandigheden tot een advies. Het is altijd aan de zorgprofessional om, op basis van de eigen klinische blik, te besluiten het advies van het screeningsinstrument wel of niet op te volgen. Door aanlevering van de al dan niet gevolgde screeneruitkomst bij de declaratie werken zorginstellingen transparant en kan inzicht in praktijkvariatie gepast gebruik bevorderen. Deze ontwikkeling wordt door het stelsel mijns inziens ook beoogd.
Wat vindt u ervan dat het Mirro-screeningsinstrument wetenschappelijk niet is gevalideerd, en dat zorgaanbieders de kwaliteit van het instrument ernstig betwijfelen, terwijl zorgaanbieders wel op het gebruik van het instrument worden afgerekend?
Er is op dit moment geen enkel gevalideerd instrument beschikbaar voor de totale screening op psychische klachten en toeleiding naar de juiste zorg, dat aansluit op de indeling van de GGZ per 1 januari 2014 in een Basis GGZ en gespecialiseerde GGZ. Het door Stichting mirro ontwikkelde screeningsinstrument is een vragenlijst die is gebaseerd op de Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders (DSM) en op ruim 10 jaar ervaring met het proces van toeleiden via een gestructureerd telefonisch interview. Met dit interview worden de aard, ernst en urgentie (risico), evenals de duur en complexiteit bepaald en beschreven. Deze criteria zijn ook in de screener verwerkt. Daarnaast is voor de ontwikkeling van de screener gebruikgemaakt van kennis van de gespecialiseerde GGZ en elementen uit onder meer gevalideerde vragenlijsten zoals Vierdimensionale klachtenlijst (4DKL) en een klinisch interview (de MINI). Het instrument combineert dus elementen uit (veelal) gevalideerde instrumenten die reeds gebruikt worden door zowel huisartsen als GGZ-aanbieders.
In opdracht van Stichting mirro vindt onderzoek plaats naar het effect en de validiteit van de mirro-screener. De screener zal zich ook steeds verder ontwikkelen aan de hand van data-analyse en gebruikerservaringen.Hoewel niet uit te sluiten valt dat er zorgaanbieders zijn die de kwaliteit van het instrument betwijfelen, hebben een meerderheid van de circa 200 GGZ instellingen en vele huisartsenvoorzieningen inmiddels ervoor gekozen om het screeningsinstrument te gebruiken en samen door te ontwikkelen. Naast het screeningsinstrument van mirro zijn enkele andere, min of meer vergelijkbare screeners in gebruik, zoals bijvoorbeeld de quickscreen van Telepsy. Telepsy biedt een gebruikersvriendelijke applicatie voor diagnostiek in de GGZ. Ook deze instrumenten zitten in de validatiefase. Zorgveld en verzekeraars hebben zo naar verwachting binnen enkele jaren de mogelijkheid om te kiezen voor het instrumenten met de hoogste gevalideerde voorspellende waarde. De Nederlandse geestelijke gezondheidszorg loopt voorop in de internationale ontwikkelingen ten aanzien van verwijsdiagnostiek en inzicht in behandeleffect en gepast gebruik.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars niet behoren te bepalen welke behandeling een patiënt krijgt? Deelt u voorts de mening dat de werkwijze van Achmea met betrekking tot het Mirro-screeningsinstrument onwenselijk is?
De mirro-screener geeft een advies aan de huisarts, de POH GGZ en GGZ professionals om patiënten de zorg te laten krijgen die men nodig heeft. Zorgverzekeraars bepalen daarmee niet welke behandeling een patiënt krijgt. Het stimuleren van het gebruik van beslissingsondersteunende instrumenten en kwalitatief goede zorg past bij de rol van de verzekeraar in ons stelsel en is derhalve juist wenselijk.
De 120.000 verzekerden die al jarenlang geen zorgpremie betalen, waardoor er één miljard euro aan onbetaalde premies open staat |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de tv-uitzending «120.000 verzekerden betalen al jaren geen zorgpremie»?1
Het uitgangspunt is dat mensen hun nominale zorgpremie betalen. Als teveel mensen niet betalen, ondermijnt dat op den duur de solidariteit in het stelsel.
Gaat de komende wijziging van de wanbetalersregeling deze hardnekkige groep wanbetalers aanpakken? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
In de beantwoording op de vragen van de leden Bouwmeester en Kuzu heb ik vermeld dat er al een strikt handhavingsbeleid wordt gevoerd om zoveel mogelijk bestuursrechtelijke premie te innen. Alles wat binnen de wettelijke kaders mogelijk is aan (zinvolle) incassoactiviteiten wordt al gedaan. Forsere (dwang)maatregelen zijn in het bestuursrecht niet aan de orde.
In het wetsvoorstel is voorts de mogelijkheid opgenomen om bepaalde groepen wanbetalers terug te geleiden naar de zorgverzekeraar. Voor de teruggeleiding is het van belang zorgvuldige voorwaarden te formuleren. Daarover moeten goede afspraken worden gemaakt. Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), Zorgverzekeraars en diverse gemeenten zijn al geruime tijd in gesprek over de mogelijkheden voor deze teruggeleiding. Ik zal voortdurend blijven zoeken naar maatregelen of initiatieven die deze groep substantieel verkleint.
Kunt u aangeven wat de verhouding is in deze hardnekkige groep wanbetalers tussen het aantal allochtonen en autochtonen?
Achtergrondkenmerken van alle wanbetalers in het bestuursrechtelijk premieregime, waaronder hun herkomst, worden in mijn opdracht jaarlijks verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en worden opgenomen in de VWS-Verzekerdenmonitor. De toepasselijke tabel is opgenomen op pagina 13.
Van de groep «overige westerse allochtonen» is geen verdere uitsplitsing naar nationaliteit opgenomen. Ik heb vooralsnog geen aanleiding te veronderstellen dat het aantal wanbetalers veel harder zal toenemen omdat onderdanen uit de genoemde landen hier komen wonen of werken.
Voorts heb ik dit jaar verzocht om nadere en gerichte analyses van achtergrondgegevens van wanbetalers die al vanaf het begin bij CVZ zitten, van wie CVZ nooit premie heeft ontvangen en die betalingsachterstand hebben van 1 tot 2 jaar of meer. Met deze gegevens wil ik beoordelen of ik, in aanvulling op de maatregelen die in het wetsvoorstel al staan, gerichter beleid kan voeren om wanbetaling tegen te gaan. Daarnaast gaat CBS ook aantallen wanbetalers per postcodegebied in kaart brengen en dit koppelen aan achtergrondkenmerken, ten behoeve van de regionale bijeenkomsten die gaan plaatsvinden tussen zorgverzekeraars en gemeenten in het kader van preventieactiviteiten.
Deelt u de mening dat het aantal wanbetalers nog veel harder zal toenemen door het openen van de grenzen voor Bulgaren en Roemenen?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat hardnekkige wanbetalers, die al jarenlang weigeren mee te werken aan een oplossing, nog wel alle zorg moeten ontvangen?
Indien de verzekering van deze wanbetalers zou worden opgeschort of zij geen recht meer hebben op een deel van de aanspraken, dan zal het ziekenhuis die medisch noodzakelijk zorg toch moeten verlenen. Het incassoprobleem wordt dan verplaatst naar de zorgaanbieder. Ik ben daar geen voorstander van.
Wanbetalers in de zorg |
|
Tunahan Kuzu (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de tv-uitzending over de toename van mensen die hun zorgpremie niet betalen?1
Ja.
Deelt u de mening dat er steun moet zijn voor mensen die hun zorgpremie niet kunnen betalen, alsook een strikt handhavingsbeleid voor degenen die niet willen betalen of niet mee willen werken aan een betalingsregeling? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Ja. Uitgangspunt is dan ook dat mensen hun nominale zorgpremie betalen. In beginsel zou iedereen dat moeten kunnen. Ruim 98% van de premieplichtige bevolking betaalt ook gewoon. Mensen met een laag inkomen krijgen zorgtoeslag, opdat ze hun zorgpremie kunnen betalen.
Als verzekerden de nominale premie aan de zorgverzekeraar niet betalen, worden ze na zes maanden aangemeld bij het College voor zorgverzekeringen (CVZ). De verzekerde blijft verzekerd. In plaats van de nominale premie wordt dan de (hogere) bestuursrechtelijke premie ingehouden op loon of uitkering (bronheffing). Als inhouding door bronheffing niet lukt volgen altijd stappen om de premie alsnog te kunnen innen.
Het CVZ hanteert bij afmelding voor het bestuursrechtelijk premieregime door een zorgverzekeraar beleidsregels. Op grond daarvan kan in geval van afmelding kwijtschelding van de opslag van 30%, dan wel de volledige nog niet betaalde bestuursrechtelijke premie plaatsvinden. Op die manier wordt steun gegeven aan mensen die écht problemen hebben hun zorgpremie te betalen en die meewerken aan een schuldsaneringstraject of die er in slagen hun schuld bij de zorgverzekeraar af te lossen. Daarnaast draagt dit beleid er toe bij dat mensen weer correct hun premie betalen aan de zorgverzekeraar en wordt recidive voorkomen.
Het strikte handhavingsbeleid blijkt uit de incassoactiviteiten die het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) uitvoert namens het CVZ.
Als er zorgtoeslag is dan wordt deze door de Belastingdienst rechtstreeks aan het CJIB betaald. Dat gebeurt bij 110.000 mensen waarbij de inning via het CJIB verloopt.
Wanbetalers worden vervolgens door het CJIB gemaand tot betalen van het resterende deel van de bestuursrechtelijke premie. Eerst wordt een acceptgiro gestuurd. Als mensen ondanks aanmaningen niet betalen, wordt een deurwaarder ingeschakeld die kijkt of binnen de regels van de rijksbrede invorderingswetgeving verhaal mogelijk is. Als er inkomen is waarop beslag kan worden gelegd, dan wordt dit gedaan. Op roerende goederen (huisraad, auto) wordt in de regel geen beslag gelegd omdat de kosten van verkoop meestal hoger zijn dan de baten.
Als deurwaarders vaststellen dat mensen geen inkomen of vermogen hebben, dat er al beslag is gelegd of dat mensen aan de beslagvrije voet zitten, kan er op dat moment niet worden verhaald. De rekening blijft dan gewoon openstaan en periodiek wordt opnieuw bezien of er verhaald kan worden.
Dit alles betekent dat binnen de wettelijke kaders gedaan wordt wat kan. Forsere (dwang)maatregelen zijn in het bestuursrecht niet aan de orde.
Deelt u de zorg dat moedwillige wanbetalers de solidariteit in de zorg aantasten?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er in totaal 315.000 mensen, waarvan 120.000 mensen structureel, hun zorgpremie niet betalen? Klopt het dat er momenteel een bedrag van 953 miljoen euro aan achterstallige zorgpremie openstaat? Klopt het dat dit bedrag elke maand groeit? Zo ja, met hoeveel?
Uit de maandrapportage van het CVZ blijkt dat er op 1 februari jl. 320.656 wanbetalers waren. Er zijn 119.774 wanbetalers die al 37 tot 56 maanden bij het CVZ zitten. Deze bijna 120.000 is nog geen negentiende procent (0,898%) van het totaal aantal premiebetalende verzekerden.
Voorts waren er 43.401 wanbetalers die 25 tot 36 maanden bij het CVZ zitten.
Op 1 februari jl. was er in totaal over de periode 2009–2014 € 1.980,65 miljoen aan bestuursrechtelijke premie opgelegd en € 814,15 miljoen premie daadwerkelijk geïnd. Er is dus nog een bedrag van € 887,3 miljoen premie aan openstaande premie. Ik merk op dat het deel dat door CJIB al is geïnd maar nog niet is afgedragen aan het CVZ, nog niet in deze cijfers is opgenomen. Het betreft hier «onderweg-gelden» en dat bedrag bedraagt momenteel € 50 miljoen.
In de media is ook een schatting gemaakt van bij zorgverzekeraars openstaande schuld. Daarom wordt het bedrag van 1 miljard genoemd. Ik heb daarover geen gegevens.
Het openstaande bedrag bij het CVZ groeit maandelijks met circa € 20 miljoen.
Welke oorzaken kunt u aanwijzen voor de groeiende groep structurele wanbetalers? Welke signalen heeft u, en het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), hierover ontvangen? Welke acties bent u bereid te ondernemen om deze stijging een halt toe te roepen?
Hoewel de stijging van het aantal wanbetalers vermoedelijk ook samenhangt met de huidige economische crisis is er al langer een tendens dat huishoudens meer schulden maken. De toename van de schuldenproblematiek kent derhalve ook een gedragsaspect. Niet altijd lijken mensen een zorgvuldige afweging te maken van de financiële risico’s bij het aangaan van verplichtingen en ook sturen mensen hun uitgaven patroon niet altijd bij wanneer er financiële tegenslag is.
Woensdag 5 februari jl. ontving ik de resultaten van de pilot van Zorgverzekeraar Menzis in samenwerking met Stadsbank Oost-Nederland en de gemeenten Enschede, Almelo en Hengelo.
Het rapport geeft een beeld van de financiële problematiek van wanbetalers zorgpremie. Daarover waren tot nu toe geen gegevens bekend. Gezien de informatieve waarde van dit rapport (zie onder meer de hoofdstukken 2 en 5) zend ik u dit bijgaand toe.2
Deelt u de conclusie in genoemde uitzending dat een deel van de wanbetaling te wijten is aan mensen waarvan het inkomen niet bekend is, of van wisselende aard is, waardoor de openstaande premie niet kan worden geïnd? Zo ja, welke maatregelen ziet u om bij deze groep mensen de zorgpremie toch te kunnen innen?
Bij de aanmelding als wanbetaler wordt direct getoetst of bronheffing mogelijk is. De groep die via CJIB loopt is door het CVZ in het voorjaar 2013 opnieuw getoetst op inkomen. Daar kwamen toen circa 30.000 wanbetalers naar voren die opnieuw in de bronheffing zijn gegaan. CVZ gaat dit binnenkort weer opnieuw toetsen waarbij ook gekeken wordt met welke frequentie een dergelijke actie wenselijk is. We moeten ons namelijk wel bedenken dat deze groep wanbetalers wordt gekenmerkt door een relatief hoge mate van instabiliteit in het inkomen. Het gaat om vele korte dienstverbanden, uitzendbanen, kortlopende uitkeringen, zelfstandigen, studenten en dergelijke. Op deze groepen kan het instrument van bronheffing niet goed worden toegepast. De inkomensverhouding, zo die er is, is in veel gevallen al weer beëindigd voordat de bronheffing is gestart. Om toch enig resultaat te boeken maar het instrument tegelijkertijd uitvoerbaar het houden, zal de toetsing twee keer per jaar plaatsvinden.
Voor de mensen die bij het CJIB in het incassotraject zitten wordt periodiek opnieuw bezien of er verhaald kan worden. In 2014 staat er er weer een massale actie van het CJIB op het programma om alle deurwaarders weer hernieuwd verhaalsonderzoek te laten doen. Als er voldoende middelen zijn, dan moet de CVZ-rekening gewoon betaald worden.
Inkomensgegevens anders dan die verkregen worden uit loon of uitkering zijn bij het CVZ noch bij het CJIB bekend. Dit soort gegevens zijn immers uiterst privacygevoelig en voor het doel van deze wet als zodanig niet zomaar beschikbaar voor het CVZ en het CJIB. Als er overige vormen van financiële bronnen zijn dan vormt dat onderdeel van het onderzoek door de deurwaarder.
Is het waar dat het inkomen van iemand met schulden maar één keer wordt gecontroleerd? Klopt het ook dat, indien dit inkomen niet voldoende blijkt, er na verloop van tijd geen nieuwe controle van het inkomen plaats heeft? Zijn er wettelijke of andere beperkingen, waardoor het inkomen niet vaker of slimmer kan worden gecontroleerd?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om samen met het CVZ, Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG), het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en andere betrokken partijen te onderzoeken op welke manier de groep structurele wanbetalers kan worden teruggedrongen? Kunt u de Kamer hierover informeren voor de wetsbehandeling over wanbetalers?
Het wetsvoorstel richt zich met name op de instroombeperking door veel preventieve maatregelen. Ik bezin mij eveneens op maatregelen om de «harde kern» van de wanbetalers terug te dringen. Ik zal van de zomer met een aanvullend pakket richting uw Kamer komen.
Het bericht dat zorgverzekeraar De Friesland studenten probeert te lokken door ze een gratis schoonmaakster aan te bieden |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over het bericht dat zorgverzekeraar De Friesland studenten probeert te lokken door ze een gratis schoonmaakster aan te bieden?1
Zorgverzekeraars proberen via reclames op radio en televisie en door het aanbieden van cadeaus verzekerden over te halen om over te stappen naar hun zorgverzekering. Het aanbieden van een gratis schoonmaak van maximaal 3 uur bij het overstappen naar De Friesland is een voorbeeld van een dergelijke wervingsactiviteit. Het is aan zorgverzekeraars om hun strategie te bepalen om meer verzekerden aan zich te binden. Zorgverzekeraars dienen hun zorgplicht na te komen. Zij kunnen echter zelf bepalen òf en zo ja op welke manier zij reclame maken en hoeveel geld zij hieraan besteden. Dit valt buiten mijn verantwoordelijkheid.
Wanneer u een keuze moet maken, vindt u dan dat studenten een hulp in de huishouding nodig hebben òf de ouderen die hun thuiszorghulp dreigen kwijt te raken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals gesteld dienen zorgverzekeraars hun zorgplicht na te komen. Een verzekeraar dient ervoor te zorgen dat zijn verzekerden zorg of een vergoeding voor deze zorg ontvangen wanneer zij hier recht op hebben. De NZa ziet er op toe dat zorgverzekeraars hun zorgplicht nakomen.
De genoemde actie van De Friesland is een voorbeeld van een wervingsactiviteit van een zorgverzekeraar om verzekerden over te halen om over te stappen naar hun zorgverzekering. Zorgverzekeraars zijn zelf verantwoordelijk voor hun marktpositioneringstrategie. Zij hebben de vrijheid om zelf te bepalen hoeveel geld zij uitgeven aan het aantrekken van verzekerden. Dit valt buiten mijn verantwoordelijkheid als minister. Mijn oordeel over deze wervingsactiviteit doet derhalve niet terzake.
Vindt u het niet zuur dat studenten wel hulp in de huishouding krijgen betaald uit zorggeld, terwijl veel ouderen hun thuiszorghulp dreigen kwijt te raken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Waar denkt u dat Nederlanders het collectief opgebrachte zorggeld liever aan besteed zien worden: een schoonmaakster voor studenten of aan thuiszorg voor ouderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de visie dat geld dat voor zorg bedoeld is, ook besteed moet worden aan mensen die deze zorg nodig hebben? Is daar volgens u hier sprake van?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraar De Friesland er liever voor kiest geld te besteden aan een schoonmaakhulp voor studenten, dan dat geld te besteden aan mensen die echt zorg nodig hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Onder welke post behoort De Friesland deze voorziening te boeken in de jaarrekening? Hoort dit onder zorgkosten, acquisitiekosten, promotie of reclame? Bent u bereid uit te zoeken waar De Friesland dit in de jaarrekening boekt en of dit rechtmatig is? zo neen, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 1 en het gecombineerde antwoord op de vragen 2 tot en met 6 is genoemd, is er hier sprake van een wervingsactiviteit door een zorgverzekeraar. De marktpositioneringstrategie van zorgverzekeraars valt buiten mijn verantwoordelijkheid.
Uiteraard kunnen zorgverzekeraars de kosten voor dergelijke wervingsacties niet ten laste van de Zorgverzekeringswet declareren, aangezien het geen kosten betreffen van zorg die tot het basispakket behoort. De NZa ziet hier op toe.
Ik heb begrepen dat De Friesland de kosten voor deze actie in de jaarrekening onder «beheerskosten» opneemt, onder «overige beheerskosten». De Friesland maakt hierbij geen onderscheid in bijvoorbeeld acquisitiekosten en/of promotie- of reclamekosten.
Kunt u een overzicht verstrekken welke aanbiedingen zorgverzekeraars de afgelopen overstapperiode gedaan hebben die niets met zorg te maken hebben om klanten te lokken? Wat is uw oordeel over deze lokkertjes?
Ik heb geen overzicht welke aanbiedingen zorgverzekeraars verstrekken om nieuwe verzekerden aan hen te binden. Zorgverzekeraars bepalen zelf op welke wijze zij reclame maken en hoe hoog het budget is dat zij hieraan besteden. Iedere zorgverzekeraar stelt zijn eigen marktpositioneringstrategie vast en houdt hierbij rekening met zijn concurrentiepositie. Zoals hiervoor reeds aangegeven, valt dit buiten mijn verantwoordelijkheid als minister.
Wanneer u zich zorgen maakt over de zorgkosten, is het dan niet verstandig om er zorg voor te dragen dat zorggeld ook wordt besteed aan zorg in plaats van aan lokkertjes? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Wat gaat u ondernemen om te garanderen dat zorggeld in de toekomst besteed wordt aan zorg voor die mensen die het echt nodig hebben?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u ervan op de hoogte dat in 2012 aan totale promotie, reclame en acquisitie 541 miljoen euro is uitgegeven, waarmee het bedrag per overstappende verzekerde uit kwam op zeker vijf maandpremies (500 euro)? Is dat bedrag voor 2013 gelijk of ligt het hoger omdat er erg weinig overstappers zijn geweest?
Dit bedrag wordt genoemd in een artikel in de Telegraaf van 14 oktober 2013. Het is mij onbekend hoe tot dat cijfer is gekomen. Ik wil benadrukken dat zorgverzekeraars de vrijheid hebben om zelf te bepalen hoeveel geld ze aan het werven van klanten besteden en dat ik daar als Minister niet over ga. Het is mij dan ook niet bekend hoe hoog deze bedragen voor 2013 zijn.
Kunt u het overzicht sturen van de winstramingen van de zorgverzekeraars over 2013? Zo neen, wanneer kan De Nederlandsche Bank deze winstraming afgeven? Wilt u deze dan per ommegaande aan de Kamer toesturen?
Ik kan nog geen verwachting uitspreken over het resultaat dat zorgverzekeraars hebben behaald over 2013. Verzekeraars publiceren hun jaarcijfers in de jaarverslagen 2013. Deze zullen in de loop van het tweede kwartaal van 2014 beschikbaar komen. Rond die tijd zal ook De Nederlandsche Bank een landelijk beeld over 2013 kunnen geven.
Het bericht dat zorgverzekeraars risicoselectie toepassen op buitenlandse werknemers die in Nederland actief zijn door ze een polis zonder eigen risico aan te bieden |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat zorgverzekeraars risicoselectie toepassen op buitenlandse werknemers die in Nederland actief zijn door ze een polis zonder eigen risico aan te bieden?1
In de uitzending bij RTL Nieuws is aandacht geschonken aan een zorgverzekering voor buitenlandse seizoenarbeiders, waarbij het verplicht en/of vrijwillig eigen risico is herverzekerd via een aanvullende verzekering. Ik ben bekend met constructies waarbij via de aanvullende verzekering het verplicht en/of vrijwillig eigen risico wordt herverzekerd. Dergelijke constructies worden aangeboden aan specifieke doelgroepen, zoals aan buitenlandse (seizoen)arbeiders, expats, uitkeringsgerechtigden en minima. En tot afgelopen jaar ook aan studenten2.
In 2009 heeft de NZa een analyse verricht naar het herverzekeren van het eigen risico en zij zagen toen geen problemen met dergelijke constructies. De constructies doen zich namelijk voor buiten het wettelijk kader van de Zvw, in de aanvullende verzekering. Daarnaast wordt het herverzekeren van het (verplichte danwel vrijwillige) eigen risico via de aanvullende verzekering veelal via een collectiviteit aan specifieke doelgroepen aangeboden. Het is toegestaan een collectiviteit alleen open te stellen voor een bepaalde doelgroep.
De NZa concludeerde in 2009 dat de constructies een beperkte omvang hebben en dat niet is vastgesteld dat er binnen de betreffende collectiviteiten risicoselectie plaatsvindt.
Ik heb destijds met de NZa afgesproken dat zij de ontwikkelingen rondom het herverzekeren zouden volgen. Dit doen zij nog steeds en de NZa rapporteert jaarlijks over de omvang van verzekerden die een herverzekering van het eigen risico hebben.
De constructies hebben nog steeds een beperkte omvang. Uit de marktscan zorgverzekeringsmarkt 2013 van de NZa volgt dat in 2013 minder dan 2% van de verzekerden het verplicht danwel vrijwillig eigen risico heeft herverzekerd. In 2013 is het aantal mensen die het vrijwillig danwel verplicht eigen risico hebben herverzekerd sterk gedaald ten opzichte van 2012 (met 22%).
Is het wat u betreft acceptabel dat deze groep premiebetalers wordt gevrijwaard van het betalen van een eigen risico, terwijl voor andere premiebetalers het eigen risico inmiddels 360 euro is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit navraag bij verzekeraars die een herverzekering van het eigen risico aan buitenlandse seizoensarbeiders aanbieden, blijkt dat hiervoor een specifieke reden is. Zij willen namelijk zekerheid hebben dat het eigen risico wordt betaald als er zorgkosten worden gemaakt. Zoals bekend kan het enige tijd duren voordat declaraties van behandelingen door de zorgaanbieder worden ingediend bij de zorgverzekeraar. Vaak is op dat moment de seizoensarbeider al niet meer werkzaam in Nederland waardoor de rekening voor het eigen risico dus niet betaald wordt, aangezien de seizoensarbeider dan meestal niet meer vindbaar is. Dit heeft verzekeraars en daarmee de overige premiebetalers in het verleden geld gekost en is voor hen een reden om het eigen risico voor de deze doelgroep te herverzekeren. Ook de premiebetaling verloopt via de werkgever om oninbare premies te voorkomen.
Overigens zijn er voor bijstandsgerechtigden en minima bijvoorbeeld ook collectiviteiten (in samenwerking met gemeenten) waarbij het verplichte eigen risico wordt herverzekerd; dit om eventuele betalingsproblemen rondom het eigen risico bij deze groep te voorkomen.
De verzekeraars die het eigen risico herverzekeren voor buitenlandse seizoenarbeiders, geven overigens aan dat dit niet gratis is. Het eigen risico wordt niet individueel maar op groepsniveau (dus collectief) herverzekerd. De premie voor de collectieve verzekering wordt onder andere gebaseerd op de ingeschatte werkelijke kosten die onder het eigen risico vallen van de gehele groep. Die kan laag blijven omdat deze groep weinig zorg gebruikt. Uiteindelijk betalen alle seizoensarbeiders binnen de collectiviteit de rekeningen voor het eigen risico samen.
Kunt u een compleet overzicht geven welke zorgverzekeraars de betreffende polis aanbieden?
Voor zover bij mij bekend worden door verzekeraars Achmea, CZ en ENO collectieve verzekeringen aangeboden aan buitenlandse seizoenarbeiders waarbij het eigen risico wordt herverzekerd via de aanvullende verzekering. Overigens, nagenoeg alle verzekeraars bieden samen met gemeenten ook collectiviteiten aan voor minima en bijstandsgerechtigden waarbij het verplichte eigen risico wordt herverzekerd. Ik verwijs u graag naar de marktscan Zorgverzekeringsmarkt 2009–2013 van de NZa3, waar informatie is opgenomen over het herverzekeren van het eigen risico.
Kunt u precies aangeven welke maas in de wet door de zorgverzekeraars wordt gebruikt om deze polis aan te bieden?
Er is geen sprake van een maas in de wet. De herverzekering van het eigen risico voor buitenlandse seizoenarbeiders en die voor minima en bijstandsgerechtigden wordt aangeboden via een aanvullende verzekering en voor zover bij mij bekend binnen een collectiviteit. Het is toegestaan een collectiviteit alleen open te stellen voor een bepaalde doelgroep. Daarnaast kunnen verzekeraars zelf bepalen wie zij aanvullend willen verzekeren. Er geldt namelijk geen acceptatieplicht voor een aanvullende verzekering, zoals deze wel geldt voor de basisverzekering.
Hoe reageert u op de uitspraak van een woordvoerster van Achmea dat buitenlandse werknemers die in Nederland actief zijn «nagenoeg geen zorg gebruiken, daarop is de premie ook afgestemd»? Deelt u de mening dat dit het bewijs is dat deze polis enkel tot doel heeft risicoselectie toe te passen?
Nee, deze mening deel ik niet. Zoals ik bij het antwoord op vraag 1 reeds heb aangegeven, heeft de NZa in 2009 een analyse verricht naar het herverzekeren van het eigen risico. Daarbij is niet vastgesteld dat er binnen de betreffende collectiviteiten risicoselectie plaatsvindt.
Verzekeraars bieden herverzekeringen van het eigen risico aan, aan specifieke doelgroepen (zoals buitenlandse seizoenarbeiders en minima en bijstandsgerechtigden), om te voorkomen dat het eigen risico niet geïnd kan worden en daarmee te voorkomen dat alle verzekerden hier financieel voor opdraaien.
Overigens hebben verzekeraars na het verschijnen van de evaluatie van de risicoverevening4 (cie Don), waarin risicoselectie een specifiek aandachtspunt was, opnieuw overwogen aan welke doelgroepen zij het herverzekeren van het eigen risico aanbieden. Hierdoor zijn er per 2014 geen herverzekeringen van het eigen risico meer voor studenten.
Blijft u er ook, gezien eerdere voorbeelden, bij dat risicoselectie slechts beperkt wordt toegepast door zorgverzekeraars? Kunt u uw antwoord toelichten?2 3 4
Ja, ik heb tot op heden van de NZa geen signalen ontvangen over schending van acceptatieplicht, het verbod op premiedifferentiatie of andere vormen van risicoselectie die in strijd zijn met de Zorgverzekeringswet. Graag verwijs ik u ook naar de Kamervragen van het lid Bouwmeester (PvdA) over risicoselectie door zorgverzekeraars in de basisverzekering (ingezonden 30 december 2013), die ik zeer recentelijk heb beantwoord.
Deelt u de visie dat deze maas in de wet gedicht moet worden, om deze vorm van risicoselectie uit te sluiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunnen wij een voorstel verwachten?
Zoals aangegeven in mijn reactie op vraag 5 ben ik niet van mening dat het herverzekeren van het eigen risico zoals dit momenteel plaatsvindt als doel heeft risicoselectie toe te passen.
Omdat het herverzekeren van het eigen risico via de aanvullende verzekering plaatsvindt, en de aanvullende verzekering de verantwoordelijkheid is van zorgverzekeraars, kan ik dergelijke verzekeringen ook niet verbieden. De vraag is ook of dat in het belang zou zijn van de overige premiebetalers. Daarnaast is er geen sprake van een maas in de wet.
De NZa ziet op dit moment geen aanleiding om het herverzekeren van het eigen risico opnieuw onder de loep te nemen. Wel heb ik de NZa inmiddels opnieuw verzocht aan dit onderwerp in de jaarlijkse marktscan zorgverzekeringsmarkt extra aandacht te besteden.
Moet het eigen risico niet van tafel, zowel om principiële redenen – een oneerlijke drempel voor mensen die zorg nodig hebben – als vanwege het feit dat het kan leiden tot risicoselectie? Zo ja, gaat het u dan het eigen risico afschaffen? Zo neen, waarom niet? Oudere betaalt meer voor aanvullende verzekering, 5 november 2013,
Zoals aangegeven in mijn reactie op de vraag 5 ben ik niet van mening dat het herverzekeren van het eigen risico zoals dit momenteel plaatsvindt als doel heeft risicoselectie toe te passen. Voor wat betreft het afschaffen van het eigen risico om principiële redenen, merk ik op dat het afschaffen van het eigen risico een premieverhoging voor alle verzekerden betekent. Ergens moet de zorg van betaald worden. Er zit een maximum aan wat verzekerden bereid zijn om te betalen voor iets waarvan zij zelf geen gebruikmaken. Het is van belang het draagvlak voor de ziektekostenverzekering zo breed mogelijk te houden. Zodat er ook draagvlak is onder de groep verzekerden die geen gebruik maken van zorg. Het evenwicht tussen wat verzekerden moeten betalen die geen gebruik maken van zorg en wat verzekerden betalen die voor hele hoge bedragen gebruik maken van zorg, vind ik in balans. Om de solidariteit verder te waarborgen worden verzekerden met de laagste inkomens in 2014 via de zorgtoeslag met € 287 gecompenseerd voor de kosten van het eigen risico. Netto betalen zij dus € 73 aan eigen risico. Naarmate het inkomen stijgt, zal de compensatie voor het eigen risico via de zorgtoeslag afnemen.
Oudere betaalt meer voor aanvullende verzekering, 5 november 2013,
Discriminerende zorgverzekeraars die een spotgoedkope zorgverzekering met nul eigen risico aanbieden aan uitsluitend buitenlanders |
|
Reinette Klever (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de tv-uitzending over de spotgoedkope zorgverzekeringen met nul eigen risico die uitsluitend gelden voor buitenlanders?1
In de uitzending bij RTL Nieuws is aandacht geschonken aan een zorgverzekering voor buitenlandse seizoenarbeiders, waarbij het verplicht en/of vrijwillig eigen risico is herverzekerd via een aanvullende verzekering. Ik ben bekend met constructies waarbij via de aanvullende verzekering het verplicht en/of vrijwillig eigen risico wordt herverzekerd. Dergelijke constructies worden aangeboden aan specifieke doelgroepen, zoals aan buitenlandse (seizoen)arbeiders, expats, uitkeringsgerechtigden en minima. En tot afgelopen jaar ook aan studenten2.
In 2009 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een analyse verricht naar het herverzekeren van het eigen risico en zij zagen toen geen problemen met dergelijke constructies. De constructies doen zich namelijk voor buiten het wettelijk kader van de Zorgverzekeringswet, in de aanvullende verzekering. Daarnaast wordt het herverzekeren van het (verplichte danwel vrijwillige) eigen risico via de aanvullende verzekering veelal via een collectiviteit aan specifieke doelgroepen aangeboden. Het is toegestaan een collectiviteit alleen open te stellen voor een bepaalde doelgroep.
De NZa concludeerde in 2009 dat de constructies een beperkte omvang hebben en dat niet is vastgesteld dat er binnen de betreffende collectiviteiten risicoselectie plaatsvindt.
Ik heb destijds met de NZa afgesproken dat zij de ontwikkelingen rondom het herverzekeren zouden volgen. Dit doen zij nog steeds en de NZa rapporteert jaarlijks over de omvang van verzekerden die een herverzekering van het eigen risico hebben.
De constructies hebben nog steeds een beperkte omvang. Uit de marktscan zorgverzekeringsmarkt 2013 van de NZa volgt dat in 2013 minder dan 2% van de verzekerden het verplicht danwel vrijwillig eigen risico heeft herverzekerd. In 2013 is het aantal mensen die het vrijwillig danwel verplicht eigen risico hebben herverzekerd sterk gedaald ten opzichte van 2012 (een daling van 22%).
Waarom komen alleen buitenlandse werknemers in aanmerking voor een dergelijke superzorgpolis?
Uit navraag bij verzekeraars die een herverzekering van het eigen risico aan buitenlandse seizoensarbeiders aanbieden, blijkt dat hiervoor een specifieke reden is. Zij willen namelijk zekerheid hebben dat het eigen risico wordt betaald als er zorgkosten worden gemaakt. Zoals bekend kan het enige tijd duren voordat declaraties van behandelingen door de zorgaanbieder worden ingediend bij de zorgverzekeraar. Vaak is op dat moment de seizoensarbeider al niet meer werkzaam in Nederland waardoor de rekening voor het eigen risico dus niet betaald wordt, aangezien de seizoensarbeider dan meestal niet meer vindbaar is. Dit heeft verzekeraars en daarmee de overige premiebetalers in het verleden veel geld gekost en is voor hen een reden om het eigen risico voor de deze doelgroep te herverzekeren. Ook de premiebetaling verloopt via de werkgever om oninbare premies te voorkomen.
Verzekeraars spelen dus in op problematiek bij specifieke groepen. Zo zijn er voor bijstandsgerechtigden en minima bijvoorbeeld ook collectiviteiten (in samenwerking met gemeenten) waarbij het verplichte eigen risico wordt herverzekerd; dit om eventuele betalingsproblemen rondom het eigen risico bij deze groep te voorkomen.
De verzekeraars die het eigen risico herverzekeren voor buitenlandse seizoenarbeiders, geven overigens aan dat dit niet gratis is. Het eigen risico wordt niet individueel maar op groepsniveau (dus collectief) herverzekerd. De premie voor de collectieve verzekering wordt onder andere gebaseerd op de ingeschatte werkelijke kosten die onder het eigen risico vallen van de gehele groep. Die kan laag blijven omdat deze groep weinig zorg gebruikt. Uiteindelijk betalen alle seizoensarbeiders binnen de collectiviteit de rekeningen voor het eigen risico samen.
Wordt het kwijtschelden van het eigen risico bij buitenlandse werknemers ingegeven door het feit dat het eigen risico toch niet te innen valt, omdat ze dan al weer uit Nederland vertrokken zijn?
Er is geen sprake van het kwijtschelden van het eigen risico. Het eigen risico wordt verzekerd via de aanvullende verzekeringen en daarvoor wordt extra premie betaald. Zie verder mijn reactie op vraag 1, 2 en 4.
Deelt u de mening dat de gewone Nederlanders ernstig gedupeerd worden door dit soort constructies, omdat de zorg voor hen alleen maar duurder wordt? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in mijn reactie op vraag 2 bieden verzekeraars herverzekeringen van het eigen risico aan specifieke doelgroepen aan, om te voorkomen dat het eigen risico niet geïnd kan worden en daarmee te voorkomen dat alle verzekerden hier financieel voor opdraaien. «Gewone Nederlanders» hebben hier derhalve financieel baat bij.
Verzekeraars hebben na het verschijnen van de evaluatie van de risicoverevening (commissie Don), waarin risicoselectie een specifiek aandachtspunt was, opnieuw overwogen aan welke doelgroepen zij het herverzekeren van het eigen risico aanbieden. De verzekeraars die een dergelijke verzekering ook aan studenten aanboden, hebben besloten dit uit te faseren. Hierdoor zijn er per 2014 geen herverzekeringen van het eigen risico meer voor studenten.
Zoals reeds bij het antwoord op vraag 1 aan de orde is gekomen, blijkt uit de marktscan van 2013 dan ook dat het aantal mensen die het vrijwillig danwel verplicht eigen risico hebben herverzekerd sterk is gedaald ten opzichte van 2012 (met 22%). Minder dan 2% van de verzekerden heeft het eigen risico herverzekerd.
Bent u bereid hier onmiddellijk een einde aan te maken, en de zorgverzekeraars te verplichten dergelijke polissen ook aan Nederlanders aan te bieden? Zo nee, waarom niet?
Omdat het herverzekeren van het eigen risico via de aanvullende verzekering plaatsvindt, en de aanvullende verzekering de verantwoordelijkheid is van zorgverzekeraars, kan ik dergelijke verzekeringen niet verbieden. Daarnaast is de de vraag of dat verstandig zou zijn. Deze verzekeringen worden niet alleen aan buitenlandse seizoensarbeiders aangeboden, maar bijvoorbeeld ook aan minima en bijstandsgerechtigden.
De NZa ziet op dit moment geen aanleiding om het herverzekeren van het eigen risico opnieuw onder de loep te nemen, wel heb ik de NZa opnieuw verzocht aan dit onderwerp in de jaarlijkse marktscan zorgverzekeringsmarkt extra aandacht te besteden.
Het bericht dat onverzekerde Oost-Europeanen ziekenhuizen miljoenen kosten |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat ziekenhuizen miljoenen mislopen doordat onverzekerde Oost-Europeanen de rekening niet kunnen betalen?1
Ik ben van mening dat iedereen verzekerd moet zijn of zijn rekening dient te betalen, omdat anders de solidariteit van het stelsel wordt aangetast. Wel merk ik op dat in onze maatschappij ook het uitgangspunt geldt dat indien mensen acuut medische zorg nodig hebben, onverzekerd zijn en de rekening niet zelf kunnen betalen, deze zorg toch niet wordt onthouden.
Kunt u een overzicht geven hoeveel geld ziekenhuizen de afgelopen vijf jaar zijn misgelopen? Kunt u dat uitsplitsen per jaar?
Oost-Europeanen die in Nederland wonen of in Nederland werken zijn verzekeringsplichtig voor de Zvw. Ingevolge de Wet opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering (Ovoz) kunnen onverzekerde verzekeringsplichtigen aan de hand van het burgerservicenummer worden opgespoord indien zij bekend zijn in de gemeentelijke basisadministratie, maar het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) houdt niet de nationaliteit bij, omdat dit voor de uitvoering van die wet geen relevant gegeven is.
De door u gevraagde informatie is derhalve niet bij het CVZ beschikbaar.
Ik heb recent aan de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) gevraagd of zij in kaart willen brengen welke opbrengsten ziekenhuizen missen door onverzekerden en om welke aantallen onverzekerden het gaat die zich melden voor medische hulp. Ook moet zo zichtbaar worden of het fenomeen zich concentreert in bepaalde ziekenhuizen of dat het min of meer gelijk verdeeld is over het land.
Tevens zal ik aan hen vragen of en in welke mate het mogelijk is deze verder uit te splitsen naar nationaliteit. Als ik deze cijfers van de ziekenhuizen ontvangen heb, zal ik u daar over informeren.
Kunt u een overzicht geven hoeveel Oost-Europeanen die in Nederland woonachtig en werkzaam zijn geen verplichte zorgverzekering hebben afgesloten? Kunt u deze cijfers uitsplitsen per land?
Zie antwoord vraag 2.
Neemt het aantal onverzekerde Oost-Europeanen de afgelopen jaren toe of af? Kunt u inzicht verschaffen in de trendmatigheid van het aantal onverzekerden? Kunt u deze trend nader verklaren?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er onverzekerde Oost-Europeanen in Nederland woonachtig en werkzaam zijn omdat het de solidariteit in het zorgstelsel ondermijnt?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft dit als gevolg dat Oost-Europeanen in sommige gevallen verstoken blijven van noodzakelijke zorg? Hoe vaak komt dit voor? Kunt u uw antwoord toelichten?
Iedereen in Nederland heeft toegang tot de voor hem of haar medisch noodzakelijke zorg. Het is exclusief aan de arts om te beoordelen of zorg medisch noodzakelijk is.
De arts neemt de gezondheid van en de zorg voor de patiënt als uitgangspunt. De grondslagen van het werk van artsen zijn vastgelegd in de artseneed en in wetgeving. Deze zijn vertaald naar gedragscodes, die artsen verplichten om hun kennis en vaardigheden in te zetten ter bevordering van de gezondheid en het welzijn van de patiënt, kwalitatieve zorg te bieden, daarbij het recht op zelfbeschikking van de patiënt te respecteren en in het belang van de volksgezondheid te handelen.
Ik heb geen signalen dat voorkomt dat medisch noodzakelijke zorg aan deze groep personen of andere onverzekerden niet zou zijn gegeven.
Welke verklaring heeft u ervoor dat Oost-Europeanen onverzekerd zijn? Welke rol spelen werkgevers en uitzendbureaus daarin? Wat is hun verantwoordelijkheid in dezen?
Oost-Europeanen die in Nederland wonen of werken zijn verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Een mogelijke verklaring is dat personen wel verzekeringsplichtig zijn in Nederland, maar zich niet aanmelden bij een Nederlandse zorgverzekeraar. In de praktijk blijkt dat werkgevers en uitzendbureaus hier – evenals de overheid – een voorlichtende rol op zich nemen.
Europese arbeidsmigranten worden in de rijksoverheidsbrochure «Nieuw in Nederland» voorgelicht over hun rechten en plichten in Nederland, waaronder de plicht tot het afsluiten van een Nederlandse zorgverzekering. Daarbij wordt tevens verwezen naar de internetpagina van het CVZ, waarin duidelijk wordt gemaakt dat men als onverzekerde een boete kan verwachten.
Deze brochure voor Europese arbeidsmigranten is er in 14 Europese talen. Arbeidsmigranten worden bij verschillende gelegenheden geattendeerd op deze brochure. Bijvoorbeeld als arbeidsmigranten zich inschrijven als niet-ingezetene. Of bijvoorbeeld bij gemeentelijke bijeenkomsten voor arbeidsmigranten of andere contacten met de gemeente. Voorts is de brochure verspreid onder de verschillende ambassades en EURES kantoren.
Een andere verklaring kan zijn dat mensen nog in hun land van herkomst verzekerd zijn. De meeste lidstaten kennen een ingezetenenstelsel, zodat iemand die kort in Nederland verblijft en acuut zorg nodig heeft, in beginsel verzekerd is in het woonland. In Europese regelgeving is voorzien in betaling van de kosten in deze situaties. Uit informatie van CVZ blijkt, dat er geen betalingsproblemen met deze landen zijn.
Wat doet u om onverzekerde Oost-Europeanen op te sporen? Is het waar dat de opsporing van onverzekerde Oost-Europeanen zeer gebrekkig is?
Voor het antwoord op deze vraag is het noodzakelijk onderscheid te maken naar de verblijfstitel. Op grond van Europese regelgeving hebben personen met de nationaliteit van een EU- of EER-lidstaat of Zwitserland het recht om in een ander EU-land te kunnen verblijven. Voor een verblijf van minder dan drie maanden mogen geen voorwaarden worden gesteld en hoeft betrokkene alleen in het bezit te zijn van een identiteitsbewijs. Dit betekent dat «toeristen» uit deze landen hier vrij kunnen verblijven, ook als zij niet beschikken over een dekking tegen ziektekosten.
Als deze personen langer dan drie maanden in Nederland willen verblijven moeten zij aantonen dat zij in hun levensonderhoud kunnen voorzien en een zorgverzekering hebben. Voor verblijf langer dan drie, respectievelijk vier maanden is inschrijving bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), respectievelijk in de Gemeentelijke basisadministratie (GBA) verplicht. Werknemers uit vrijwel alle landen van de EU of de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen in Nederland werken zonder vergunning. 2
Indien een EU-ingezetene in Nederland wonen of gaan werken, wordt op hen de Nederlandse wetgeving van toepassing, en ontstaat uit dien hoofde AWBZ-verzekering en Zvw-verzekeringsplicht.
Op grond van de nationale wetgeving is een persoon verzekerd ingevolge de volksverzekeringen, waaronder de AWBZ, en verzekeringsplichtig ingevolge de Zorgverzekeringswet, als hij ingezetene is van Nederland of als niet-ingezetene in Nederland werkt. Alleen dan mag en moet hij een Nederlandse zorgverzekering sluiten.
Ingevolge de Wet Ovoz kunnen onverzekerde verzekeringsplichtigen worden opgespoord indien zij bekend zijn in de gemeentelijke basisadministratie. Opsporing gebeurt immers aan de hand van het burgerservicenummer.
Met ingang van 6 januari 2014 is de Wet basisregistratie personen in werking getreden. De basisregistratie personen (bpr) wordt gevormd uit de GBA en de (nieuw opgezette) registratie niet-ingezetenen (RNI). In de RNI worden onder meer personen opgenomen die niet of korter dan vier maanden in Nederland wonen en een relatie hebben met Nederlandse overheidsinstellingen, zoals mensen die tijdelijk in Nederland werken of in het buitenland pensioen ontvangen. Vanaf genoemde datum kunnen niet-ingezetenen bij achttien gemeenten in Nederland terecht voor inschrijving in de RNI. Ook wordt de RNI gevuld door de Belastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank, het UWV en het CVZ met gegevens van personen die buiten Nederland verblijven en een inkomensverhouding met Nederland hebben. Iemand die is ingeschreven in de GBA of RNI krijgt ook een burgerservicenummer. Op den duur kunnen dus ook verzekeringsplichtige niet-ingezetenen beter worden opgespoord dan op basis van de huidige bestandsvergelijking.
Opsporing van EU-onderdanen die zich niet inschrijven of hebben ingeschreven in de GBA of RNI, omdat het op grond van de regelgeving niet nodig is of omdat zij dit hebben nagelaten, is op grond van de Wet Ovoz niet mogelijk omdat deze mensen geen burgerservicenummer hebben. Als het gaat om mensen die hier korten dan drie maanden verblijven, zoals toeristen, is dit ook ondoenlijk en ongewenst.
Het kabinet heeft al eerder aangegeven de met het vrije verkeer van personen uit nieuwe EU-lidstaten samenhangende problematiek op diverse manieren aan te pakken, bijvoorbeeld door betere voorlichting en door betere handhaving van de registratieplicht. Ik verwijs kortheidshalve naar de brief van 13 september 2013 van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstukken II, 29 407, nr. 175). Het beleid van is om mensen zonder burgerservicenummer uit EU-landen op te sporen, bijvoorbeeld via gegevensuitwisseling tussen de Inspectie SZW en gemeenten, en hen alsnog in te schrijven in GBA of RNI.
Hoelang bent u bekend met dit probleem en welke actie heeft u ondernomen? Bent u van mening dat dit afdoende was?
Dat ziekenhuizen in algemene zin worden geconfronteerd met onverzekerden die hun rekening niet kunnen betalen is niet nieuw. Dat onderdanen van EU-landen in toenemende mate onverzekerd zouden zijn is een relatief nieuw geluid.
Het bredere onderwerp van grenzen, mobiliteit en migratie en daarbinnen «migratie en gezondheid», is overigens ook een onderwerp dat de aandacht heeft in Europa. De huidige voorzitter van de EU, Griekenland, ziet dit onderwerp als een prioriteit van het Voorzitterschap.
Het kabinet heeft uw Kamer al eerder gemeld de met het vrije verkeer van personen uit nieuwe EU-lidstaten samenhangende problematiek op diverse manieren aan te pakken. Ik verwijs kortheidshalve naar onder meer de brieven van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 augustus 2012 over de voortgang maatregelen EU-arbeidsmigratie (Kamerstukken II, 29 407, nr. 149), van 13 september 2013 (Kamerstukken II, 29 407, nr. 175), het Verslag van het algemeen overleg van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 17 oktober 2013 (Kamerstukken II, 29 407, nr. 178) en de bij Kamerstuk 29 407, nr. 149 behorende (meest recente) rapportage over aantallen geregistreerde en niet-geregistreerde burgers uit lidstaten die in Nederland verblijven.
Wat gaat u ondernemen om het aantal onverzekerde Oost-Europeanen terug te dringen?
Zie antwoord vraag 8.