De financieringsproblemen bij specialistische psychische hulp voor mensen met kanker |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat psychische hulp bij kanker afhankelijk is van inzamelingsacties, omdat de financiering door zorgverzekeraars ontoereikend is?1
De inhoud van het artikel is mij bekend. In het Algemeen Overleg van 21 mei jongstleden heb ik met uw Kamer over dit onderwerp gesproken. Ik heb aangegeven dat het werk dat de inloophuizen op het gebied van psychosociale begeleiding verrichten voor mensen met kanker, en in het bijzonder de vrijwilligers die daar bij betrokken zijn, prachtig is. Daarom heb ik toegezegd te bekijken welke stappen ik kan zetten om dat werk van inloophuizen actiever onder de aandacht te brengen. Inmiddels heb ik de belangrijkste koepelorganisaties zoals Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU), Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF), Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) benaderd met de vraag of zij inloophuizen onder de aandacht van hun leden willen brengen. Ook heb ik met IPSO (Inloophuizen en Psycho-oncologische centra Samenwerking en Ondersteuning) gesproken en afgesproken met hen en andere relevante partijen een overleg te organiseren om meer aandacht te genereren voor psychosociale zorg binnen ziekenhuizen en de huisartsenzorg.
In het AO d.d. 21 mei jl. heb ik aangegeven dat psychosociale hulp bij ernstige ziekten onderdeel behoort te zijn van de DBC. In de praktijk wordt deze hulp soms wel, soms niet door arts aangeboden en door verzekeraars vergoed.
De psychologische hulp die nodig is in geval van een somatische aandoening, valt onder de integraal te verlenen medisch-specialistische zorg. Bij kanker, maar ook bij andere somatische aandoeningen. Het is zaak dat die zorg in dat geval goed georganiseerd wordt: het gaat om een goede inbedding in de reguliere zorg door samenwerking en afstemming tussen somatiek en ggz. Ik heb met IPSO afgesproken met hen en met andere relevante partijen in het veld daarover op korte termijn door te praten, zodat helder wordt of er verbeteringen nodig zijn in de organisatie of bekostiging van deze zorg. Ik zal u voor de komende begrotingsbehandeling daarover nader informeren.
Ten principale ben ik niet tegen het gegeven dat een zorginstelling, of in dit geval een inloophuis, deels private financiering inzet, bijvoorbeeld op basis van giften en «fundraisings». Over hoe groot dat deel moet of kan zijn of wat wenselijk is, heb ik geen oordeel. Ik ga als Minister niet over de bedrijfsvoering van individuele zorgaanbieders.
Acht u het wenselijk dat bijvoorbeeld het Helen Dowling Instituut voor 20 procent van zijn inkomsten afhankelijk is van golftoernooien, oldtimerraces en fancy fairs?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op het feit dat, indien de inkomsten uit inzamelingsacties komen te vervallen, de professionele psychische hulp in de basis geestelijke gezondheidszorg (ggz) en specialistische ggz voor mensen met kanker in haar voortbestaan wordt bedreigd?
Ik deel deze mening niet. Ook voor mensen met een somatische aandoening, die als gevolg daarvan (ook) een psychische stoornis ontwikkelen, is basis en zo nodig gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg beschikbaar. Zorgverzekeraars zijn in die gevallen ook gehouden aan hun zorgplicht. Zie ook het antwoord op vragen 1 en 2.
Onderschrijft u de uitspraak van hoogleraar Dekker van het VUmc dat circa 10 tot 12 procent van alle kankerpatiënten gespecialiseerde psychische begeleiding nodig heeft?
Mij zijn zulke getallen niet bekend, maar ik heb ook geen reden om er aan te twijfelen. Kanker – en dat geldt ook voor tal van andere ingrijpende somatische aandoeningen – is een ernstige en ingrijpende ziekte, die het leven van mensen flink kan ontregelen.
Wat heeft u, sinds u op de hoogte bent gesteld van de financieringsproblemen tijdens uw werkbezoek in juli 2013 aan het Helen Dowling Instituut, gedaan om deze op te lossen?
Ik ga als Minister niet over de bedrijfsvoering van individuele zorgaanbieders. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en dienen daarom voldoende zorg in te kopen. Waar zij dat doen, staat hen vrij. Zoals in antwoord op vragen 1 en 2 aangegeven heb ik ZN al verzocht om inloophuizen en het werk dat zij verrichten onder de aandacht van haar leden te brengen.
Heeft u zorgverzekeraars erop aangesproken de financiële problemen serieus nemen? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid te zorgen dat de vier instituten, gespecialiseerd in psychische hulp voor mensen met kanker, voortaan het maximale tarief (110% van het NZa-tarief) vergoed krijgen, in plaats van de circa 95% die zij nu krijgen vergoed?
Ik kan mij als Minister niet mengen in de inhoud of in de totstandkoming van prijsafspraken tussen zorgaanbieders en verzekeraars.
Hoe gaat u het voorbestaan van gespecialiseerde psychologische hulp voor mensen met kanker garanderen voor nu en de toekomst, en er voor zorgen dat deze niet afhankelijk is van sponsorlopen, wijnverkoop of gala’s?
Zie mijn antwoord op vragen 1 en 2.
Staat u nog steeds achter uw standpunt dat mensen met kanker en hun naasten geen recht hebben op specialistische ggz, indien zij de diagnose aanpassingsstoornis krijgen?2
Aanpassingsstoornissen zijn uitgesloten van het verzekerd pakket en in het kader van het bevorderen van doelmatigheid en met in achtneming van bovenstaande antwoorden, ben ik niet voornemens hier iets aan te wijzigen, ook niet voor specifieke groepen patiënten. De noodzakelijke zorg is op andere manieren beschikbaar en toegankelijk.
Bent u nog altijd van mening dat partners van mensen met kanker, die vaak minstens evenveel stress en somberheid kunnen ervaren als de patiënt, voldoende psychische hulp kunnen krijgen bij de huisarts, online of bij inloophuizen?
Met verwijzing naar bovenstaande vragen en antwoorden ben ik die mening nog altijd toegedaan. Ik vind het ook onwenselijk dergelijke klachten en problematiek te medicaliseren door deze mensen een medisch circuit in te laten gaan. Ook partners en familie van mensen met kanker kunnen naar de huisarts, POH GGZ, maatschappelijk werk en/of de inloophuizen.
Voorts zijn mij geen signalen of gegevens bekend waaruit zou blijken dat er onvoldoende psychische hulp voor deze mensen beschikbaar is. Op de website IPSO zie ik bijvoorbeeld dat er door het hele land verspreid meer dan 80 inloophuizen zijn3. En van alle huisartsen beschikt inmiddels ruim 70% over een praktijkondersteuner ggz. Wel ben ik van mening dat de zorg bij zware ingrijpende aandoeningen onderdeel hoort uit te maken van de DBC.
Wat waren de beoogde bezuinigingen met het uit het pakket halen van aanpassingsstoornissen, en wat is hiervan terecht gekomen? Heeft u daarbij rekening gehouden met de «onverklaarbare» groei van de wel verzekerde ggz?
Met het schrappen van de aanpassingsstoornissen is destijds een structurele bezuiniging van 53 miljoen euro in het GGZ-kader verwerkt, waarbij rekening is gehouden met een mogelijke weglek naar andere stoornissen. Uit de meest recente realisatiecijfers blijkt dat de totale uitgaven voor curatieve ggz binnen de beschikbare ruimte blijft. Tegelijkertijd zien we een behoorlijke stijging van de DBC’s depressie wat duidt op substantiële substitutie.
Bent u bereid, aangezien de behaalde bezuinigingen niet in verhouding staan tot het leed dat ermee gepaard gaat, aanpassingsstoornissen weer in het verzekerde pakket op te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
De hoge premie voor de waddenheli |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Friese zorgpremie hoger voor waddenheli»?1
Ja. Het Friesch Dagblad heeft het ministerie er overigens op gewezen dat op basis van een reactie van zorgverzekeraar de Friesland op het betreffende artikel een dag later een nieuw artikel is gepubliceerd. In dat artikel is ingegaan op mijn voornemen om de ambulancehelikopter voor de Waddeneilanden te laten bekostigen door een beschikbaarheidbijdrage.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is wanneer polissen van Friezen duurder worden dan in de rest van het land? Deelt u voorts de mening dat het onwenselijk is wanneer zorgverzekeraars Friese inwoners mogelijk weren door de hoge kosten van het patiëntenvervoer per helikopter?
Op 4 mei jongstleden heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over mijn voornemen om de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een aanwijzing te geven over de inzet van het instrument beschikbaarheidbijdrage voor de bekostiging van deze ambulancehelikopter. Dit voornemen is gebaseerd op een analyse van de NZa over de bekostigingsopties. In die analyse constateert de NZa dat bekostiging van deze helikopter via het reguliere bekostigingsmodel voor de ambulancezorg een verstoring van de zorgverzekeringsmarkt met zich meebrengt met het risico dat verzekeraars «dure» verzekerden zullen weren. De NZa geeft daarbij in overweging de marktverstoring op de zorgverzekeringsmarkt te onderzoeken en waar nodig maatregelen te treffen in de risicoverevening. Zoals ik in de eerder genoemde voorhangbrief al heb gemeld is de risicoverevening echter opgezet om zorgverzekeraars te compenseren voor verschillen in het gezondheidsprofiel van hun verzekerden en niet om kostenverschillen als gevolg van aanbodfactoren te compenseren. Ik zal deze mogelijkheid daarom niet verder onderzoeken. Om de beschikbaarheid van spoedeisend ambulancevervoer voor patiënten van de Friese Waddeneilanden te garanderen zal ik de NZa vragen een beschikbaarheidbijdrage vast te stellen.
Wat is de reden dat Regionale Ambulancevoorziening (RAV) Fryslân per 1 juli a.s. het patiëntenvervoer overneemt van Defensie?
De Minister van Defensie heeft de Tweede Kamer bij brieven van 4 juni 2014 en 25 maart 2015 geïnformeerd over het voornemen te stoppen met het patiëntenvervoer vanaf de Waddeneilanden2. Door de aanwezigheid van de Waddenzee tussen de Waddeneilanden en de dichtstbijzijnde ziekenhuizen op het vaste land, is een ambulancehelikopter noodzakelijk om ervoor te zorgen dat er geen verslechtering optreedt in de thans bestaande situatie van het aantal patiënten dat binnen 45 minuten een afdeling voor acute verloskunde of spoedeisende hulp kan bereiken. In overleg met de betrokken zorgverzekeraars neemt de RAV Fryslân dit patiëntenvervoer daarom over. Het gaat hier immers om verzekerde zorg uit hoofde van de Zorgverzekeringswet.
Wilt u ervoor zorgen dat de aanpassing van het «Besluit beschikbaarheidsbijdrage WMG» voor 1 juli gereed is, zodat de RAV Fryslân een rechtstreekse bijdrage krijgt voor patiëntenvervoer per helikopter?
Het aanpassen van een algemene maatregel van bestuur kent een aantal procedurele stappen die doorlopen moeten worden. Dit vergt tijd. Het is daarom niet waarschijnlijk dat deze aanpassing voor 1 juli aanstaande gerealiseerd kan zijn. Maar zoals ik in mijn eerder genoemde brief van 4 mei jongstleden heb aangegeven zal om die reden zo nodig zowel aan de betreffende bepaling in het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG als aan de voorgenomen aanwijzing aan de NZa terugwerkende kracht worden verleend tot en met 1 juli 2015.
Wilt u uiteenzetten waarom het aanpassen van het «Besluit beschikbaarheidsbijdrage WMG» een oplossing biedt voor mogelijke risicoselectie, waardoor zorgverzekeraars cliënten uit Friesland zullen proberen te weren? Biedt deze aanpassing ook een oplossing voor het verwachte verlies aan inkomsten van buitenlandse verzekeraars?
Indien de bekostiging van deze helikopter via een beschikbaarheidbijdrage wordt vormgegeven, ontvangt de RAV op basis van een door de NZa vast te stellen beschikking direct een vergoeding voor de exploitatiekosten vanuit het zorgverzekeringsfonds. Deze kosten worden dan niet meer door de RAV gedeclareerd bij de afzonderlijke verzekeraars. De prikkel voor zorgverzekeraars om «relatief dure» verzekerden te weren is daarmee verdwenen.
Hiermee bestaat er dus ook geen «debiteurenrisico» voor de RAV, de kosten worden immers niet per patiënt gedeclareerd bij verzekeraars.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Ziekenhuiszorg en eerstelijnszorg in krimpregio’s voorzien op dinsdag 26 mei a.s?
Ja, dat gaat net lukken.
Het mogelijk onbewust aangaan van een budgetpolis en de niet te voorziene gevolgen daarvan |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving in de media dat mensen met een zogenaamd goedkope budgetpolis gemiddeld toch duurder uit zijn?1
In mijn brief van 6 mei jl. (Kamerstuk 29 689, nr. 610) heb ik u geïnformeerd over het aantal mensen dat in 2014 voor zowel naturapolissen als budgetpolissen te maken heeft gehad met eigen betalingen voor zorg en over de omvang van deze eigen betalingen. Uit die informatie blijkt dat het aantal verzekerden dat in 2014 te maken heeft gehad met eigen betalingen vrij beperkt was: 0,5% van de verzekerden met een naturapolis en 4% met een budgetpolis. Voor de personen die wel te maken hadden met eigen betalingen is de omvang van deze eigen betalingen substantieel.
Het AD schrijft dat duizenden mensen met een budgetpolis gemiddeld € 450 aan eigen betalingen hebben gehad. Deze berichtgeving van het AD klopt.
Wat is uw reactie op het feit dat mensen die moesten bijbetalen bij een naturapolis gemiddeld 174 euro kwijt waren voor ziekenhuiszorg, en mensen met een budgetpolis maar liefst 443 euro?
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht. Dat betekent dat als iemand ziekenhuiszorg nodig heeft de zorgverzekeraar die zorg moeten leveren. Als een verzekerde een naturapolis of budgetpolis heeft kan het zo zijn dat die zorg niet bij alle ziekenhuizen is ingekocht voor de betreffende polis.
Zorgverzekeraars zijn verplicht om hun verzekerden goed te informeren over welke zorgaanbod gecontracteerd is voor een polis en welke vergoedingen betaald worden voor zorgaanbod dat niet gecontracteerd is.
Het is van belang dat verzekerden zich zelf ook goed informeren over wat wel en niet vergoed wordt bij een polis die zij afsluiten. Verzekerden moeten zelf de afweging maken voor welke polis zij kiezen en om wel of geen gebruik te maken van het zorgaanbod dat voor hun polis gecontracteerd is.
Om de transparantie voor verzekerden verder te verbeteren heb ik in mijn brief «Kwaliteit loont» (Kamerstuk 31 765, nr. 116) nadere maatregelen aangekondigd.
De zorgverzekeraars hebben in het actieplan van Zorgverzekeraars Nederland ook maatregelen aangekondigd om te komen tot meer duidelijkheid over de inhoud van de polissen. Zo hebben de zorgverzekeraars afgesproken om jaarlijks voor 19 november op hun website per polis duidelijk te maken wat de polisvoorwaarden zijn en welke zorg voor de desbetreffende polis is gecontracteerd en om verzekerden door middel van een «bijsluiter» te informeren over eventuele bijzondere/afwijkende voorwaarden van een polis.
Zijn mensen goed genoeg voorgelicht door de zorgverzekeraar dat zij gemiddeld 269 euro meer moeten bijbetalen, terwijl de polis uiteindelijk maar gemiddeld 84 euro goedkoper was in 2014? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Houdt u staande dat de budgetpolis – waarbij de zorgverzekeraar een voorselectie maakt van zorgaanbieders waar een verzekerde naar toe mag – een goedkopere poliskeuze is?2
Het is mogelijk dat een naturapolis of budgetpolis door een zorgverzekeraar tegen een lagere premie kan worden aangeboden als de zorg voor deze polis met een goede prijs/kwaliteit verhouding is ingekocht. De verzekerde kan bij deze polissen dan profiteren van een lagere premie.
Uit de cijfers die ik op 6 mei aan u het toegestuurd blijkt dat het overgrote deel van de verzekerden met een naturapolis of budgetpolis in 2014 geen eigen betalingen hebben gehad. Voor deze groep is deze polis waarschijnlijk een goedkopere keuze geweest. Voor de groep die wel eigen betalingen heeft gehad zal de poliskeuze voor dat betreffende jaar waarschijnlijk niet een goedkopere keuze zijn geweest, maar dat kan over een reeks van jaren weer anders zijn.
Is u bekend dat bij de grootste zorgverzekeraar de meeste budgetpolissen onderdeel zijn van een collectiviteit? Kunt u aangeven of deze verzekerden zijn overgestapt naar de budgetpolis of dat zij een aanbod van de zorgverzekeraar (stilzwijgend) hebben geaccepteerd?
Achmea voert bij een aantal labels een budgetpolis. De budgetpolissen zijn voor zowel individuele, als collectief verzekerden beschikbaar.
Verzekerden worden door de verzekeraar jaarlijks zowel via een speciaal communicatietraject als via reguliere eindejaarscommunicatie geïnformeerd over eventuele wijzigingen in de polis en in de contractering. Verzekerden kiezen in die periode zelf voor een voortzetting van de polis of voor het overstappen naar een andere polis.
Naast de reguliere eindejaarcommunicatie heeft Zilveren Kruis (een van de labels van Achmea) in februari en maart 2015 170.000 verzekerden aangeschreven per brief en de mogelijkheid gegeven om van budgetpolis te switchen naar een andere basisverzekering van Zilveren Kruis. Reden was dat Zilveren Kruis had gemerkt dat veel verzekerden met een budgetpolis zich onvoldoende realiseerden dat ze voor planbare zorg niet bij alle ziekenhuizen terecht kunnen. Deze verzekerden kregen de mogelijkheid om tot 15 maart alsnog over te stappen naar de Basis Zeker polis (naturapolis) van Zilveren Kruis. De bevinding van Achmea is dat 97% van deze groep ervoor gekozen heeft om niet alsnog over te stappen.
Het bericht dat Zilveren Kruis Achmea het eigen risico van mensen verrekent met het PGB-wijkverpleging (Persoonsgebonden Budget) |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraar Zilveren Kruis Achmea uitbetalingen verrekent met vorderingen, waardoor PGB-vergoeding voor wijkverpleging ingezet wordt om het eigen risico te verrekenen?1 2
Een zorgverzekeraar die een betaling te doen heeft aan een verzekerde – bijvoorbeeld op basis van een pgb-declaratie voor wijkverpleegkundige zorg – mag deze betaling op grond van art. 6:127 en 7:935 BW verrekenen met een opeisbare vordering, zoals het eigen risico, op de premiebetaler. Verzekerden met een betalingsachterstand of die de vordering liever gespreid betalen, kunnen hun zorgverzekeraar vragen een betalingsregeling te treffen.
Erkent u dat de uitspraak «Wij verrekenen (...) het bedrag dat je moet betalen met het bedrag dat je van ons ontvangt» betekent dat inderdaad PGB-geld voor wijkverpleging kan worden verrekend met het eigen risico?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u tevens dat het onjuist is om geld, bedoeld om zorg in te kopen, te verrekenen met het eigen risico? Zo ja, kunt u ervoor zorgen dat Zilveren Kruis Achmea deze vorm van inning van eigen bijdragen staakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kan er sprake zijn van verkeerd besteden (of zelfs fraude) van PGB-geld als het eigen risico daarvan betaald wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Neen, er is geen sprake van verkeerd besteden (of zelfs fraude), aangezien het eigen risico niet wordt betaald uit pgb-gelden. Het gaat hier om de verrekening van een openstaande vordering met een declaratie voor feitelijk geleverde zorg.
Zijn er meer zorgverzekeraars die dit soort verrekeningen toepassen? Zo ja, welke?
Uit de mij door Zorgverzekeraars Nederland beschikbaar gestelde informatie blijkt dat de zorgverzekeraars Achmea, FBTO, Zorg en Zekerheid en Nedasco B.V. dit soort verrekeningen toepassen.
Het bericht ‘Zorgdirecteuren weigeren hulp aan loonsverlaging’ |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Zorgdirecteuren weigeren hulp aan loonsverlaging.»1
Ja.
Is het waar dat branche-organisatie van zorgdirecteuren NVZD weigert mee te werken aan het tot stand komen van een ministeriële regeling voor de zorgsector?
In de afgelopen periode heeft op verschillende momenten overleg plaatsgevonden tussen de NVZD (vertegenwoordiger van de werknemers), de Nederlandse Vereniging van Toezichthouders (NVTZ, de werkgevers) en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) over het aanpassen van de «Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg- en welzijnssector» aan de normverlaging uit de «Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT». De NVZD heeft inmiddels aangegeven geen actieve rol meer voor zichzelf te zien bij de totstandkoming van deze aangepaste ministeriële regeling.
Bent u ook van mening dat «niemand boven de wet staat»?
Een ieder dient zicht te houden aan de geldende regelgeving.
Wat vindt u van de opstelling van de NVZD om een democratisch aangenomen wet naast zich neer te leggen, en te weigeren in overleg te treden over de door u vast te stellen «staffel» in het kader van de Wet Normering Topinkomens, zoals die op 1 januari jl. van kracht is geworden?
Gezien het belang dat ik hecht aan een zo breed mogelijk gedragen regeling betreur ik het standpunt van de NVZD.
Op welke wijze gaat u de door de opstelling van de NVZD ontstane impasse doorbreken? Bent u bereid de hierboven bedoelde staffel desnoods eenzijdig vast te stellen, nu de NVZD afziet van het recht daarover mee te praten? Zo nee, waarom niet?
Het hierboven genoemde overleg over het aanpassen van de regeling wordt voortgezet door de NVTZ en het Ministerie van VWS. Om die reden is eenzijdige aanpassing van de regeling op dit moment niet aan de orde.
Kunt u de Kamer verzekeren dat deze onacceptabele opstelling van de NVZD op geen enkele wijze in het voordeel van de (salarissen van) zorgdirecteuren uitpakt?
Het standpunt van de NVZD leidt er toe dat de NVZD geen invloed uitoefent op de totstandkoming van de nieuwe regeling.
Komt het streven om de staffels in de zorgsector (en bij woningcorporaties) voor 1 juni a.s. te publiceren (zoals in een eerder algemeen overleg door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangegeven) door de actie van de NVZD in gevaar? Op welke datum worden bedoelde staffels openbaar gemaakt?
Tijdens het Algemeen Overleg over de WNT van 5 februari jongstleden heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd uw Kamer voor de zomer te informeren over de stand van zaken op het gebied van sectorale regelingen. Conform artikel 2.7 van de WNT zal ik de ministeriële regeling voor de sector zorg en welzijn met ingangsdatum 1 januari 2016 in november 2015 bekendmaken in de Staatscourant. Ik verwacht hiervoor in september 2015 een voorstel te ontvangen van de NVTZ. Dit komt overeen met het tijdpad dat door de Staatssecretaris van VWS in het dertigledendebat van 4 februari jl. over topinkomens in de ouderenzorg is gemeld.
De zorgmodule Pro Life |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de website www.zorginkoopbeleid2016.nl?
Ja.
Hoe beoordeelt u het aanbod van de zorgmodule Pro Life door Pro Life Zorgverzekeringen als een van de labels van Achmea divisie Zorg & Gezondheid?
De mogelijkheid bepaalde prestaties buiten het pakket te laten, werd geïntroduceerd bij het wetsvoorstel voor de Zorgverzekeringswet (Kamerstukken 2004–2005, 29 763, nr. 2). In het toenmalige lid 4 van artikel 11 van het wetsvoorstel werd bepaald dat een verzekeringnemer een zorgverzekeraar kon verzoeken om bepaalde prestaties buiten de dekking van de zorgverzekering van hem zelf of van een verzekerde, jonger dan twaalf jaar, te houden. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel werd daarover onder meer opgemerkt dat deze uitzondering was opgenomen om personen die bezwaren hadden tegen bepaalde onderdelen van het te verzekeren pakket, de mogelijkheid te geven de zorgverzekeraar te vragen die onderdelen buiten de zorgverzekering te houden. Te denken viel daarbij volgens de memorie van toelichting aan personen die in verband met hun geloofsovertuiging of ethische opvatting bezwaar hebben tegen dekking van abortus of euthanasie.
Het vierde lid van artikel 11 is vervolgens gewijzigd bij amendement van de toenmalige leden Van der Vlies en Rouvoet (Kamerstukken 2004–05, 29 763, nr. 57). Dit amendement luidde als volgt: «Een zorgverzekeraar kan modelovereenkomsten aanbieden waarin, in geringe afwijking van het bepaalde bij of krachtens het eerste en derde lid van artikel 11, bepaalde, om ethische of levensbeschouwelijke redenen controversiële prestaties buiten de dekking van de zorgverzekering blijven».
De toelichting bij het amendement luidde dat het voorstel van de regering om een aantekening te maken op de zorgpolis voor die verzekerden die dit wensen, een constructie is, die voor de desbetreffende verzekerden onbevredigend is. Ook voor verzekeraars die zelf moeite hebben met bepaalde vergoedingen is deze onvoldoende. Dit amendement werd destijds gesteund door de SP, de PvdA, de Groep Wilders, de Groep Lazrak, D66, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en de LPF. Inmiddels is door latere wijziging van artikel 11, het vierde lid vernummerd tot het vijfde lid.
Met inachtneming van het bovenstaande, deel ik de mening dat zorgverzekeraars een zorgplicht hebben. Pro Life is een polis gebaseerd op artikel 11, vijfde lid, van de Zorgverzekeringswet. De dienstverlening en zorg van deze polis sluiten aan bij een christelijke levensovertuiging. Het aanbod van de zorgmodule Pro Life wordt gekenmerkt door het feit dat Pro Life geen medische behandelingen vergoedt die het leven beëindigen of ingrijpend veranderen, zoals abortus, euthanasie en geslachtsveranderende operaties.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars een zorgplicht hebben, en dat deze zorgplicht zich uitstrekt tot alle zorg die in het basispakket wordt aangeboden? Zo ja, hoe verhoudt deze zorgplicht zich tot het niet vergoeden van medische behandelingen die het leven beëindigen of ingrijpend veranderen, zoals abortus, euthanasie en geslachtsveranderende operaties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zit er precies wel en niet in de zorgmodule Pro Life?
In de Vergoedingenwijzer 2015 gecontracteerde zorg die te vinden is op www.prolife.nl/zorgverzekering/polisvoorwaarden/ wordt vermeld wat er wordt vergoed vanuit de basisverzekering Principe Polis, aanvullende verzekeringen en tandartsverzekeringen van Pro Life. Meer in het bijzonder wordt in de Polisvoorwaarden 2015 die behoren bij de basisverzekering Principe Polis en die ook vermeld staan op de website van Pro Life vermeld dat de volgende kosten niet vergoed worden:
Welke zorgverleners worden uitgesloten in de zorgmodule Pro Life, en op basis van welke gronden?
Zorgverzekeraars dienen voldoende zorg te contracteren om aan de zorgplicht te voldoen en zijn niet verplicht een contract aan te gaan met een zorgaanbieder. Dit laat ook ruimte aan de zorgverzekeraar om per zorgvorm aan de hand van relevante factoren, waarbij de christelijke signatuur ook een rol kan en mag spelen, een afweging te maken hoe hij de zorginkoop voor die betreffende zorgvorm vorm geeft en daarbij bepaalt op welke wijze en met wie hij in onderhandeling treedt.
Welke consequenties heeft de keuze voor de zorgmodule Pro Life voor een persoon die op enig moment in het leven behoefte heeft aan medische behandelingen die het leven beëindigen of ingrijpend veranderen? Acht u deze consequenties aanvaardbaar? Zo ja, waarom? Zo nee, welke mogelijkheden staan u ter beschikking om hier wat aan te doen?
Aannemelijk is dat de keuze van een verzekerde voor de polis van Pro Life een bewuste keuze is, ingegeven door een bepaalde overtuiging zoals neergelegd in artikel 11, vijfde lid, van de Zorgverzekeringswet wat men wel en niet vergoed wil hebben onder de zorgverzekering. De website van Pro Life geeft duidelijke informatie over de inhoud van de Pro Life verzekering en de gevolgen die verbonden zijn aan het maken van een dergelijke keuze. In antwoord op mijn vraag aan de aanbieder van deze polis, wat het beleid van Pro Life is als een verzekerde toch aanspraak wil maken van zorg die in feite is uitgezonderd van de Pro Life polis, werd mij als antwoord gegeven dat er bij deze verzekeringsmaatschappij uit de laatste drie jaar één geval bekend is dat een verzekerde toch aanspraak wilde maken op een uitgezonderde prestatie, waarbij in overleg met deze klant is besloten dat deze tussentijds de verzekering kon opzeggen en naar een andere verzekeraar kon overstappen. Gezien het voorgaande zie ik geen aanleiding hierop nadere maatregelen te nemen.
Het bericht dat mensen te maken krijgen met stijgende zorgkosten door de bezuinigingen op de langdurige zorg |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «630 euro eigen bijdrage? Dat kan ik nooit betalen!»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat iemand die afhankelijk is van een WAO-uitkering 630 euro per maand kwijt is aan eigen bijdrage omdat hij zijn vrouw inhuurt als verzorger?
Een rekensom met het online rekenprogramma van het CAK om de hoogte van de eigen bijdrage pgb Wlz uit te rekenen, laat zien dat bij een eigen bijdrage van € 630 per maand een verzamelinkomen hoort van € 73.500.2 De suggestie in het artikel dat het gezin moet leven van een bescheiden WAO-uitkering lijkt daarmee onjuist. In het verzamelinkomen van het huishouden zit uiteraard ook het inkomen verwerkt dat de partner ontvangt voor de zorgverlening van de cliënt via het pgb. De partner lijkt volgens dit artikel immers de rol van een formele hulpverlener te vervullen en ontvangt daarvoor dus ook het loon dat uit het pgb wordt betaald. De eigen bijdrage wordt met ingang van 1 januari 2015 rechtstreeks bij de budgethouder geïnd en niet meer vooraf ingehouden op het pgb. Voor veel budgethouders is het nieuw dat zij voor de eigen bijdrage periodiek een factuur van het CAK ontvangen. Het pgb dient te worden ingezet voor zorg en ondersteuning en het budget mag niet worden gebruikt voor de betaling van de eigen bijdrage. In de AWBZ was er jarenlang sprake van een verschil in het opleggen van de eigen bijdrage. Mensen met zorg in natura betaalden de eigen bijdrage al via een factuur aan het CAK, terwijl voor mensen met een pgb de eigen bijdrage werd afgetrokken van het («bruto») pgb. Met de nu doorgevoerde wijziging is deze ongelijke situatie gerepareerd.
Wat is uw reactie op Ilya Stoffer van Ieder(in) die stelt dat vele honderdduizenden mensen te maken krijgen met een groot inkomensverlies omdat de verhoging van de eigen bijdrage voor de langdurige zorg bovenop de bezuinigingen van de gemeente komen?
Voorop staat dat ook nu is gewaarborgd in de Wmo 2015 en de Wlz dat mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, die zorg en ondersteuning ook krijgen. Het met de Wtcg vervallen van de 33%-korting voor de eigen bijdrage voor extramurale zorg leidt met ingang van 2015 tot hogere facturen. Dit was bekend, mensen zijn hier over geïnformeerd. In verband met de reeds optredende inkomenseffecten als gevolg van het vervallen van de 33%-korting, heb ik eerder ook besloten om de eigen bijdragesystematiek voor de Wmo 2015 ongewijzigd te laten en af te zien van het oorspronkelijke voornemen van het kabinet om een verruiming van de waarden van de parameters ten behoeve van de berekening van de maximale eigen bijdrage door te voeren. Voorts geldt dat gemeenten als onderdeel van het vervallen van de Wtcg en CER extra middelen hebben gekregen (vanaf 2017 structureel € 268 miljoen). Het is aan gemeenten om te bezien of mensen ondersteuning nodig hebben en hoe deze passend kan worden verstrekt. Als onderdeel hiervan zullen gemeenten in het onderzoek naar een ondersteuningvraag ook stil staan bij de kenmerken van de persoon en diens situatie, waaronder zijn financiële situatie en de gevolgen van verstrekking van mogelijke voorzieningen voor die situatie. Gemeenten hebben ten behoeve van dit financiële maatwerk de verantwoordelijkheid en ook een breed instrumentarium tot hun beschikking; gedacht kan worden aan een lagere kostprijs, het verstrekken van een financiële tegemoetkoming op grond van de Wmo 2015, het aanbieden van een collectieve zorgverzekering of toepassing van het gemeentelijk minimabeleid.
Kent u het onderzoek, dat GroenLinks door TNS-Nipo heeft laten uitvoeren, waaruit blijkt dat de zorgkosten voor chronisch zieken soms wel honderden euro’s per maand stijgen?2
Ik heb kennis kunnen nemen van de samenvattende bevindingen van de eerste, tweede en derde zorgpeiling uitgevoerd door TNS-Nipo.
Wat is uw verklaring voor de uitkomst van genoemd onderzoek dat bijna de helft van de mensen die voorheen onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vielen nu duurder uit is en aangeeft gemiddeld 244 euro per maand extra kwijt te zijn aan zorgkosten?
Op grond van de mij ter beschikking staande informatie is het niet goed mogelijk om de gevraagde verklaring te geven. Ik beschik over de samengevatte bevindingen van de peilingen, maar niet over het onderliggend materiaal en achtergrondinformatie van de respondenten. Zo weet ik niet wat in het onderzoek van TNS-Nipo onder de definitie van «toegenomen zorgkosten» wordt verstaan.
Het kan gaan om een stijging van feitelijke hogere zorgkosten, maar ook om de ervaren zorgkosten. Bij feitelijke hogere zorgkosten hoeft zich dit vervolgens niet te beperken tot een stijging van de eigen bijdrage. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om een aanpassing van eerdere zorg en ondersteuning, in de zin dat iemand nu zelf de zorg en ondersteuning organiseert en inkoopt.
Het ligt niet voor de hand dat met de gemiddelde stijging van de eigen bijdrage met € 244 per maand wordt gedoeld op de eigen bijdrage voor extramurale zorg en ondersteuning die voorheen onder de AWBZ viel en nu onder de Wmo 2015 valt. Dit aangezien de eigen bijdrage onderdeel is van het overgangsrecht. Indien het om de eigen bijdrageregeling in de Wlz (uitgezonderd het pgb) gaat, dan geldt dat deze ongewijzigd is ten opzichte van de eigen bijdrageregeling zoals deze op grond van de AWBZ van toepassing was. Wel zijn de parameters – zoals dit jaarlijks plaats vindt – geïndexeerd. De inkomenseffecten van deze actualisatie zijn beperkt en verklaren de forse stijging uit het TNS-Nipo onderzoek daarmee niet. Bij de pgb’s zijn drie veranderingen opgetreden:
Samengevat verklaren bovenstaande veranderingen een gemiddelde stijging van de kosten voor de burger met € 244 per maand onvoldoende. Ook het TNS-Nipo onderzoek zelf geeft geen verklaring of aanknopingspunten daartoe.
Ook bij het CAK en VWS zijn vragen van cliënten ontvangen met betrekking tot de hoogte van de eigen bijdragen. Bij nadere analyse bleek in veel gevallen dat de stijging veel minder groot was dan gedacht, het afwijkende bedrag liet zich doorgaans verklaren met de hiervoor optredende wijzigingen en/of de stijging was toe te schrijven aan een gestegen inkomen of vermogen.
Wat is uw verklaring voor de uitkomst van genoemd onderzoek dat voor 36% van de mensen die onder de oude Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vielen de kosten zijn toegenomen en dat zij gemiddeld 53 euro per maand duurder uit zijn?
Ook voor deze vraag geldt dat deze zich op grond van de mij ter beschikking staande gegevens niet goed laat beantwoorden. Zie hiervoor ook mijn uitleg onder 5. Gegeven de inkomensverdeling van de clientèle van de Wmo is een stijging van de gemiddelde maandelijkse eigen bijdrage met € 53 niet realistisch. Dit betekent namelijk dat de gemiddelde eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen op dit moment € 160 per 4 weken zou bedragen terwijl deze feitelijk (in 2014 exclusief de 33%-korting) in de Wmo ongeveer € 40 per 4 weken is.
Wat vindt u ervan dat nog steeds meer dan de helft van de mensen aangeeft zich nog niet goed geïnformeerd te voelen? Ziet u dit als een aanloopprobleem of als een structureel probleem?
Dat cliënten goed en tijdig geïnformeerd worden, was en is nog steeds één van de focuspunten van de transitie. De inspanningen zijn er op gericht om mensen zo goed mogelijk te informeren over de gevolgen van de veranderingen voor hun eigen situatie. Mogelijke onzekerheid hierover moet waar mogelijk op de kortst mogelijke termijn worden weggenomen. In mijn brief in reactie op de 2e en 3e meting van het TNS-Nipo onderzoek ben ik hier nader op ingegaan.4
Was u ervan op de hoogte dat deze kostenexplosie er aan zat te komen?
Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is van een kostenexplosie als gevolg van de veranderingen in de langdurige zorg. Zie ook mijn antwoorden op de vragen 3 en 5.
Wat vindt u ervan dat de stijging van de kosten voor mensen met lage inkomens niet significant lager is dan voor mensen uit andere inkomensgroepen?
Mijn beeld is anders. De in het antwoord op vraag 5 genoemde punten met betrekking op de hoogte van de eigen bijdrage, hebben een groter effect op hogere inkomens. Immers, de eigen bijdrage stijgt naarmate het inkomen en vermogen hoger zijn. In mijn antwoord op vraag 3 heb ik toegelicht dat gemeenten de verantwoordelijkheid hebben om waar nodig en mogelijk, als onderdeel van de individuele benadering, tot financieel maatwerk te komen.
Bent u voornemens bij de voorjaarsnota maatregelen te treffen om de lage inkomens te compenseren?
Naar aanleiding van deze antwoorden zie ik daarvoor geen aanleiding. Bij de koopkrachtberekeningen van het kabinet wordt inzicht gegeven in de koopkrachtontwikkeling van huishoudens van jaar op jaar. Hierbij wordt waar mogelijk rekening gehouden met de (stapeling van) maatregelen van het kabinet. De Kamer ontvangt deze informatie, zoals gebruikelijk, op Prinsjesdag.
Daarnaast, ik heb dat hiervoor toegelicht, hebben gemeenten de verantwoordelijkheid en het instrumentarium, om huishoudens waar nodig ook financieel te ondersteunen op basis van maatwerk. Voorts geldt dat naast het maatwerk vanuit de gemeenten, ook de mogelijkheid blijft bestaan om -onder
nader bepaalde voorwaarden – zorgkosten fiscaal af te trekken op grond van de landelijke fiscale regeling voor de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Hoe beoordeelt u in het licht van bovenstaande constateringen uw uitspraken van 23 april jl. «Het betekent in simpele bewoordingen dat we inzetten op een betere ondersteuning in de thuissituatie waarbij meer rekening gehouden kan worden met persoonlijke omstandigheden»?3
Het plotseling niet meer vergoeden van een aantal geneesmiddelen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Otwin van Dijk (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van berichten dat per 1 maart jl. een aantal geneesmiddelen niet meer wordt vergoed?1
Ja. Naar aanleiding hiervan heb ik op 12 maart jl. een brief aan de Tweede Kamer gestuurd
Wat vindt u van de communicatie van verzekeraars naar apotheken, en met name naar verzekerden/patiënten? Op welk moment konden apothekers weten dat de vergoeding van deze geneesmiddelen zou worden stop gezet? Op welk moment konden verzekerden/patiënten dit weten?
Zoals ik in mijn brief van 12 maart jl. heb aangegeven, werd eind februari 2015 voor apotheekhoudenden en patiënten duidelijk dat circa 300–400 doorgeleverde geneesmiddelen door verschillende verzekeraars per 1 maart 2015 niet meer vergoed worden. Dit is gebeurd na een intensief traject waarbij door verzekeraars gekeken is naar diverse criteria. Verzekeraars hebben dit echter eenzijdig en laat gecommuniceerd. Apothekers en patiënten voelen zich overvallen. Apotheekhoudenden hebben hun patiëntenpopulatie niet kunnen voorlichten.
Het is de wettelijke plicht van de verzekeraars om precies te definiëren welke interventies vergoed worden binnen de functionele omschrijvingen van het basispakket. Ik ben echter van mening dat dit proces niet goed is verlopen. Er is door zorgverzekeraars onvoldoende overlegd met apotheekhoudenden. En bovendien zijn apotheekhoudenden en patiënten overvallen door dit besluit, dat op zo’n late termijn in is gegaan. Ik vind dit zeker voor de patiënten, die aan de desbetreffende bereidingen zijn gewend en daarop vertrouwen, niet behoorlijk. Maar ook vind ik het niet getuigen van goede samenwerking met apotheekhoudenden. Juist het reguliere Bestuurlijk Overleg Eerstelijn leent zich goed voor tijdige uitwisseling van dit soort voornemens.
U vraagt wanneer apothekers, verzekerden en patiënten het konden weten dat de vergoeding zou worden stop gezet. Zij hadden het kunnen weten op het moment dat zorgverzekeraars deze partijen informeren over dit voornemen. Dit communicatieproces is niet goed verlopen.
Ik heb Zorgverzekeraars Nederland hierop aangesproken. De zorgverzekeraars hebben aangegeven in de toekomst tijdig in overleg te gaan met beroepsbeoefenaren, bijvoorbeeld via de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), zodat men zich kan voorbereiden en patiënten kan informeren.
Deelt u de mening dat voor middelen, waarover discussie over vergoeding bestaat tussen verzekeraar en apotheker, het Zorg Instituut Nederland (ZiN) een eindoordeel zou moeten uitspreken, zodat alle zorgverzekeraars hetzelfde beleid voeren, en dit met alle partijen op tijd gecommuniceerd kan worden? Wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen?
Het is primair aan zorgverzekeraars om te beoordelen of bepaalde zorg voldoet aan de criteria van het basispakket. De politiek bepaalt de criteria voor het basispakket. Een belangrijke vraag in dat kader is of de zorg voldoet aan het wettelijk criterium «stand van de wetenschap en praktijk». Indien verzekeraars hier vragen over hebben kunnen zij zich wenden tot Zorginstituut Nederland, dat risicogericht bepaalt over welke zorgvormen het een «duiding» (richtinggevende uitspraak over de inhoud van het basispakket) uitbrengt.
Indien een patiënt zich niet kan vinden in het oordeel van zijn verzekeraar kan hij zich wenden tot de rechter of de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ). De SKGZ kan zorgen voor bemiddeling door de Ombudsman Zorgverzekeringen of, als dat niet helpt of als de Ombudsman geen mogelijkheid ziet tot bemiddeling, voor een bindende uitspraak van de Geschillencommissie Zorgverzekeringen. Ook de SKGZ kan zich voor advies tot het Zorginstituut wenden.
Inmiddels heeft, in het kader van het Bestuurlijk Overleg Eerstelijn, onder voorzitterschap van het Ministerie van VWS overleg plaatsgevonden over de ontstane situatie. De betrokken partijen (Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF), Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), InEen, KNMP, Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) en Zorgverzekeraars Nederland) gaan over de huidige situatie op korte termijn in gesprek. Het is goed dat verzekeraars, apotheekhoudenden en patiënten deze lijst nog eens gezamenlijk doorlopen en dat dit snel tot duidelijkheid leidt voor alle partijen.
Gelet op het bovenstaande ben ik van oordeel dat het niet is aangewezen om het Zorginstituut te vragen de hele lijst van de onderhavige middelen te beoordelen, maar alleen de middelen waar na het overleg verschil van mening over blijft bestaan.
U vraagt ook wat ik ga doen om te bewerkstelligen dat het beleid tijdig met alle partijen kan worden gecommuniceerd. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, ben ik van oordeel dat de betreffende verzekeraars in de onderhavige situatie te laat hebben gecommuniceerd over de maatregel. Ik heb Zorgverzekeraars Nederland hierop aangesproken. De zorgverzekeraars hebben aangegeven in de toekomst tijdig in overleg te gaan met beroepsbeoefenaren, bijvoorbeeld via de KNMP, zodat men zich kan voorbereiden en patiënten kan informeren.
Bent u bereid het ZiN te vragen de middelen waarvan de vergoeding nu is stop gezet te beoordelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat er overleg plaats vindt tussen enkele zorgverzekeraars en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) om de impasse te doorbreken? Deelt u de mening dat het wenselijk is dat dit voor alle zorgverzekeraars geldt, zo nodig onder leiding van het ZiN?
Zie antwoord vraag 4.
Worden de middelen die door de verzekeraars nu op «niet vergoeden» zijn gezet, bereid door een zo genaamde «grootbereidende apotheek», en doorgeleverd aan de apotheek waar het recept wordt aangeboden? Heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) voorwaarden gesteld aan het gedogen van doorleveren van niet geregistreerde middelen? Is een van de voorwaarden van deze gedoogsituatie dat de bereidende en doorleverende apotheek aan GMP-voorwaarden (Goede Manier van Produceren) moet voldoen? Behoort tot de GMP-voorwaarden dat er van het doorgeleverde middel een dossier betreffende de farmacotherapeutische rationale moet zijn?
Het overgrote deel van de producten lijkt afkomstig te zijn van doorleverende apotheken. De Inspectie heeft voorwaarden gesteld aan het gedogen van doorleveren van niet geregistreerde middelen en deze zijn opgenomen in de circulaire grootschalig bereiden van de IGZ. Zolang aan deze voorwaarden wordt voldaan, treedt IGZ niet op tegen het doorleveren van deze bereidingen. Een van deze voorwaarden is dat de bereidende en doorleverende apotheken aan GMP-voorwaarden moeten voldoen. De eis betreffende de onderbouwing van de farmacotherapeutische rationale staat niet expliciet genoemd in de GMP-voorwaarden, maar is wel genoemd in de circulaire grootschalig bereiden.
Wat is uw mening over de rol van de IGZ in deze? In hoeverre heeft de IGZ systematisch de dossiers van doorgeleverde bereidingen beoordeeld op hun farmacotherapeutische rationale? In hoeverre is dat gebeurd bij de dossiers van de nu door de verzekeraars niet meer vergoede middelen?
De circulaire van de IGZ geeft aan dat collegiale levering, dat volgens de Geneesmiddelenwet niet is toegestaan, bij patiënten met specifieke behoeften zal worden geaccepteerd mits voldaan is aan de voorwaarden genoemd in de circulaire. Hiermee maakt de IGZ het op verantwoorde wijze mogelijk dat voor deze patiënten speciaal bereide geneesmiddelen beschikbaar zijn.
Bij inspectiebezoeken toetst de IGZ of doorleverende apotheken aan de voorwaarden genoemd in de circulaire voldoen (de voorwaarden zijn op hoofdlijnen: geen geregistreerd alternatief; productdossier inclusief farmacotherapeutische rationale; apotheek voldoet aan GMP).
De IGZ toetst de rationaliteit door te beoordelen of doorleverende apothekers een systeem hebben om te beoordelen of de apotheker aantoonbaar onderzoek verricht naar de afwezigheid van geregistreerde alternatieven en of de farmacotherapeutische rationale is onderbouwd. De doelmatigheid toetst de IGZ niet.
De IGZ neemt tijdens inspectiebezoeken bij doorleverende apotheken een steekproef uit de productdossiers om te beoordelen of deze aanwezig zijn en aan de eisen voldoen. Uit de bezoeken blijkt dat het merendeel van de bezochte apotheken het systeem voor de beoordeling van geregistreerde alternatieven en de onderbouwing van de farmacotherapeutische rationale op orde heeft.
Op grond van bovenstaande heeft de IGZ het vertrouwen dat de voorwaarden genoemd in de circulaire in belangrijke mate worden nageleefd. De IGZ blijft prioriteit geven aan toezicht op de naleving van de circulairevoorwaarden.
Ik hecht eraan te benadrukken dat de toets van IGZ of een bereiding op de markt mag zijn niet dezelfde is als de toets of een bereiding ook vergoed dient te worden uit de basisverzekering. Zoals al aangegeven, de IGZ toetst niet op doelmatigheid.
Daarnaast bevat de lijst van de zorgverzekeraars ook bereidingen voor zelfzorgindicaties en namaak van warenwetproducten. Geneesmiddelen in het kader van zelfzorgmedicatie worden sinds 2004, op enkele uitzonderingen na, niet meer vergoed uit het basispakket. Ik vind dan ook dat dit type geneesmiddelen niet vergoed zouden moeten worden via de weg van doorgeleverde bereidingen. Namaak van warenwetproducten, bijvoorbeeld shampoos voor kaalheid, zonnebrand en depigmentatie cremes zijn vormen van bereidingen die ook niet onder het basispakket vallen. Het kan wel zijn dat deze bereidingen voldoen aan de circulaire van de IGZ, en dus ook uitgeleverd mogen worden. Ze worden alleen niet meer ten laste van het basispakket vergoed.
Vindt u dat de IGZ een (meer) actieve rol zou moeten hebben bij het beoordelen of van een kwalitatief voldoende dossier farmacotherapeutische rationale van doorgeleverde bereidingen aanwezig is? Zo nee, in hoeverre bent u van plan dit te verbeteren? Zijn er middelen opgenomen in de taxe waarvoor geen farmacotherapeutische rationale in het dossier is opgenomen?
Als onderdeel van het toezicht op de naleving van de circulaire, naast het toezicht op systeemniveau, beoordeelt IGZ productdossiers op de vraag of de farmacotherapeutische rationale is onderbouwd. De IGZ heeft vanwege risico-inschatting en prioritering ervoor gekozen niet alle productdossiers te beoordelen maar te toetsen via de genoemde steekproefsgewijze aanpak.
Ik meen dat deze systematiek voldoende garanties biedt voor verantwoorde farmacotherapie, met name in de bijzondere gevallen waar in de circulaire sprake van is. De IGZ geeft daarbij aan prioriteit te blijven geven aan het toezicht op de naleving van de voorwaarden genoemd in de circulaire.
Gelet op het bovenstaande, zijn veranderingen in de aanpak door de IGZ op het toezicht rondom de circulaire vooralsnog niet aangewezen.
Gegeven het feit dat de IGZ bij het toezicht op de naleving van de circulaire een handelwijze hanteert op basis van systeemtoezicht gecombineerd met steekproefsgewijze beoordeling van de dossiers, is niet met zekerheid te zeggen of er middelen in de taxe zijn opgenomen waarvoor geen farmacotherapeutische rationale in het dossier is opgenomen.
Vindt u dat de afleverende apotheker een rol heeft bij de beoordeling van de farmacotherapeutische rationale van een recept? Vindt u dat dit in voldoende mate wordt gedaan, gezien het verschil in interpretatie tussen verzekeraars en apothekers?
Apothekers hebben een rol in de beoordeling van de farmacotherapeutische rationele van het middel dat zij aan de patiënt afleveren. Het feit dat de beoordeling door zorgverzekeraars bij een aantal bereidingen tot een andere uitkomst leidt dan die van de apothekers geeft aan dat apothekers hier ook een rol in spelen. Zoals ik bovenstaand heb aangeven, partijen zijn over de verschillen in de beoordeling in overleg.
De verhoging van de eigen bijdrage Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) en Wlz (Wet langdurige zorg) |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over het bericht dat de eigen bijdrage voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wlz) tot 50% hoger uitvalt komend jaar? Heeft u deze verhoging verwacht? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Het gaat hier om het vervallen van de korting van 33% op de maximale eigen bijdrage die van toepassing was op alle extramurale eigen bijdragen (extramuraal AWBZ en individuele voorzieningen op grond van de Wmo). Het vervallen van deze korting, ook wel bekend als de Wtcg-korting, is een maatregel uit het Regeerakkoord. Het vervallen van de korting is dus geen nieuw feit en is ook veelvuldig aan de orde geweest bij onder andere de behandeling van de Wmo 2015 in uw Kamer en de Eerste Kamer. In verband met de inkomenseffecten door het vervallen van de 33%-korting is eerder ook besloten om de eigen bijdragesystematiek voor de Wmo 2015 (AMvB) ongewijzigd te laten en af te zien van het eerdere voornemen om een verruiming van de waarden van de parameters ten behoeve van de berekening van de maximale eigen bijdrage door te voeren.
Het CAK heeft op 19 februari een extra nieuwsbericht naar belangenorganisaties en patiëntenfederaties gestuurd ten behoeve van communicatie met hun leden/achterbannen. Het CAK heeft dit op dat moment gedaan omdat cliënten nu de eerste facturen over 2015 ontvangen waarop de effecten zichtbaar zijn. Voorts hebben alle cliënten met een extramurale eigen bijdrage eind oktober/november vorig jaar, in de vorm van een leaflet bij de factuur, een vooraankondiging ontvangen over het vervallen van de korting op de extramurale eigen bijdrage per 2015. Het CAK heeft alle cliënten in de periode van 3 tot en met 24 februari nogmaals gericht geïnformeerd over het vervallen van de korting van 33% per 1 januari 2015 door het leaflet nogmaals mee te sturen met de factuur over periode 13 van 2014.
Zoals hiervoor aangegeven gaat het om het vervallen van de korting op de maximale eigen bijdrage met 33% en niet om het verhogen van de eigen bijdrage met 50%. Het effect van het vervallen van de korting verschilt vervolgens per persoon omdat de hoogte van de eigen bijdrage voor extramurale zorg afhankelijk is van het inkomen, vermogen, de gezinssituatie en de leeftijd van een persoon. Voor lage inkomens betekent het vervallen van 33% korting daarom relatief een minder groot effect. Iemand die in 2014 bijvoorbeeld € 19,– per periode van vier weken verschuldigd was, betaalde door de korting van 33% feitelijk € 12,73. Vanaf dit jaar zal deze persoon – zonder wijziging in persoonlijke situatie, de ondersteuningsbehoefte en zonder rekening te houden met ondersteuning/maatregelen vanuit de gemeente – feitelijk 100% moeten betalen, te weten € 19,– plus indexering. Het CAK noemt in haar bericht een stijging tot 50% vanuit de beredenering dat iemand die eerder € 12,73 betaalde en nu € 19 moet betalen iets meer dan € 6,– meer betaalt (ofwel de helft van € 12,73). Of iemand ook daadwerkelijk meer aan eigen bijdragen moet betalen hangt af van de persoonlijke situatie, de ondersteuningsbehoefte en of sprake is van ondersteuning/maatregelen vanuit de gemeente waar iemand woont. Daarbij geldt ook dat niet standaard sprake is van een eigen bijdrage, maar dat gemeenten – zoals ook onder de oude Wmo gold – een eigen bijdrage kunnen vragen.
Hoeveel mensen worden geconfronteerd met een hogere eigen bijdrage? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Kunt u ook aangeven hoe dit procentueel zit? Zo neen, waarom niet?
De korting was is 2014 van toepassing op alle cliënten met extramurale AWBZ-zorg, een AWBZ-pgb, of met een individuele Wmo-voorziening. In totaal gaat het om circa 700.000 mensen waarvan een groot deel al onder de Wmo viel, een deel nieuw vanuit de AWBZ onder de Wmo 2015 is komen te vallen en een deel onder de Wlz valt (en op grond daarvan zorg met een MPT ontvangt). Er is geen inzicht in de huidige feitelijke situatie gezien dit wat betreft Wmo-cliënten afhangt van de wijze waarop gemeenten nu de ondersteuning inrichten.
Is het zo dat gemeenten voormalige maatwerkvoorzieningen inzetten als algemene voorzieningen? Moet voor die algemene voorziening ook een eigen bijdrage worden betaald, en hoe verhoudt die zich in hoogte tot de maatwerkvoorziening?
Gemeenten kunnen ervoor kiezen om naast of in plaats van maatwerkvoorzieningen, algemene voorzieningen aan te bieden en daar een passend eigen bijdragebeleid voor te voeren. Er gelden geen landelijke maxima voor de eigen bijdragen die gemeenten voor een algemene voorziening kunnen vragen. Gemeenten hebben er echter zelf belang bij om een algemene voorziening (financieel) laagdrempelig te maken, zodat de druk op vaak duurdere maatwerkvoorzieningen beperkt wordt en een meer inclusieve samenleving ontstaat. Voorts controleert de gemeenteraad of sprake is een passend eigen bijdragebeleid.
Signalen dat mensen de eigen bijdrage voor een algemene voorziening niet kunnen betalen zijn mij onbekend en ik zie geen causaliteit tussen het betalen van een eigen bijdrage en zwaardere zorg. Indien een ingezetene zich bij de gemeente meldt met een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, is het aan de gemeente om een onderzoek in te stellen dat moet voldoen aan de vereisten genoemd in artikel 2.3.2. van de Wmo 2015. Dit onderzoek brengt onder meer met zich mee dat een gemeente ook oog heeft voor de financiële situatie van de cliënt, waaronder de effecten van het gebruik van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen op diens situatie. De gemeente is gehouden de cliënt in het kader van het onderzoek te informeren over de hoogte van de verschuldigde eigen bijdrage voor het gebruik van een voorziening. De gemeente beschikt vervolgens over de ruimte en het instrumentarium om tot maatwerk te komen. Mocht de gemeente van mening zijn dat de algemene voorziening tot passende ondersteuning leidt en de cliënt is deze mening niet toegedaan, dan kan hij een aanvraag voor een maatwerkvoorziening indienen. Tegen een afwijzing staat voor de cliënt bezwaar en beroep open. Ik heb er vertrouwen in dat gemeenten hierin hun verantwoordelijkheid nemen en op basis van het voorgaande zie ik geen aanleiding voor nader onderzoek. Dat neemt niet weg dat ik de landelijke uitvoering en signalen vanuit de diverse kanalen volg.
Heeft u signalen dat mensen niet kunnen deelnemen aan algemene Wmo-voorzieningen, omdat zij de eigen bijdrage niet kunnen betalen? Leidt dit tot situaties dat mensen aangewezen zijn op zwaardere (geïndiceerde) zorg? Bent u bereid dit uit te zoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u er zorg voor dragen dat mensen hun zorg kunnen blijven behouden, indien zij de eigen bijdrage niet kunnen betalen, en de desbetreffende gemeente geen tegemoetkoming verstrekt vanuit de maatwerkvoorziening? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voorop staat dat iedereen die ondersteuning nodig heeft ondersteuning moet krijgen. Gemeenten dienen bij het ondersteuningsaanbod oog te hebben de gehele persoonlijke situatie waaronder de financiële situatie van iemand. De wettelijke voorgeschreven opzet van het onderzoek waarborgt dat er voldoende oog dient te zijn voor de specifieke situatie en de passendheid van de eventuele voorziening. Gemeenten beschikken vervolgens over een breed instrumentarium waaronder de mogelijkheid tot financieel maatwerk. Daarnaast geldt dat gemeenten terughoudend zijn bij het vragen van een te hoge bijdrage voor een algemene voorziening, omdat laagdrempeligheid en toegankelijkheid nu juist de kern is van een algemene voorziening. Deze uitgangspunten staan los van het gegeven of een gemeente wel of niet een financiële tegemoetkoming op grond van de Wmo 2015 aanbiedt.
Wat is uw reactie op de berichtgeving van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) dat nu al waarschuwt voor fouten in de beschikkingen? Worden mensen voldoende gewezen op hun mogelijkheid tot bezwaar? Is een administratieve chaos te voorzien? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Voor gemeenten en aanbieders geldt dat in veel gevallen sprake is van nieuwe afspraken en werkwijzen. Aanpassingen en onbekendheden vormen een risico op de gegevensaanlevering door zowel gemeenten als aanbieders richting het CAK, waardoor de gegevensaanlevering kan worden vertraagd of onjuist kan verlopen. Om gemeenten hierbij te ondersteunen heeft het CAK vorig najaar themabijeenkomsten georganiseerd en stuurt het CAK ook periodiek nieuwsbrieven. In verband met het naderende aanlevermoment van gegevens voor de eerste zorgperiode zijn de afgelopen weken extra nieuwsbrieven en rekentools aangereikt. Gemeenten en aanbieders, waarvan bekend werd dat zij tegen problemen aanliepen, zijn ook gericht benaderd. Het CAK geeft aan dat circa tweederde van de gemeenten en aanbieders ten behoeve van de eerste zorgperiode de benodigde gegevens volledig en tijdig heeft aangeleverd. In vergelijking tot vorig jaar had vorig jaar voor de eerste facturering over 2014 85% van de gemeenten en aanbieders tijdig aangeleverd. Door de overgang naar de nieuwe afspraken en werkwijzen is dit percentage bij deze eerste aanlevering vanzelfsprekend lager. CAK, VWS, gemeenten en aanbieders werken eraan dit in te halen.
De beschikkingen voor de Wmo 2015 zijn van 28 februari tot 7 maart gestuurd. Het CAK heeft hier meer dan gebruikelijk telefonische vragen over gehad. Uit de vraagstelling zijn geen grote onvolkomenheden op de inhoud naar voren gekomen. De eerste facturen voor de extramurale eigen bijdragen Wmo 2015 worden momenteel in tranches gestuurd tot en met 24 maart en de facturen pgb Wlz in tranches tot en met 20 maart. Het CAK ontvangt in verband met de verzending van de eerste facturen over 2015 evenals bij de beschikkingen, telefonisch meer vragen dan gebruikelijk, maar heeft hier ook extra mankracht voor ingezet. De meeste vragen gaan over de factuur en de betaling van de eigen bijdrage. Indien mensen vragen hebben over de mogelijkheid tot bezwaar dan wijst het CAK conform haar taak op de mogelijkheid om bezwaar maken tegen de vastgestelde eigen bijdrage op de beschikking.
Is de verwachte opbrengst van de hogere eigen bijdrage (door het vervallen van de korting in het kader van de Wtcg) gelijk aan de besparing die beoogd is met het afschaffen van de Wtcg (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten)?
De verwachte opbrengst bedraagt conform het Regeerakkoord € 180 miljoen. Daarbij geldt dat gemeenten als onderdeel van het vervallen van de Wtcg en CER extra middelen hebben gekregen. Gemeenten kunnen met deze extra middelen maatregelen nemen binnen de eigen bijdragen (bijvoorbeeld een lagere kostprijs of het toepassen van het minimabeleid van het CAK), maar ook door andere instrumenten toe te passen zoals het verstrekken van een financiële tegemoetkoming op grond van de Wmo 2015 of het aanbieden van een collectieve zorgverzekering.
Erkent u dat het zuur is voor mensen dat zij 33% korting kregen, maar dat dit leidt tot 50% verhoging? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het vervallen van een korting is voor mensen uiteraard vervelend. Zoals in voorgaande antwoorden aangegeven is het precieze effect voor ieder persoon verschillend en ook afhankelijk van de (financiële) maatregelen die een gemeente neemt. Daarbij geldt, zoals ook in het antwoord op vraag 1 is opgenomen, dat de inkomenseffecten door het vervallen van de 33%-korting aanleiding zijn geweest om de eigen bijdragesystematiek voor de Wmo 2015 ongewijzigd te laten.
Wordt goed in de gaten gehouden of mensen zak- en kleedgeld overhouden? Welke waarborgen zijn daarvoor getroffen? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
Gemeenten dienen oog te hebben voor de financiële situatie van een cliënt, waaronder de effecten van het gebruik van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen op diens situatie. In het kader van de zorgplicht op grond van de Wmo 2015 en de Participatiewet dienen de gemeenten zorg te dragen dat iemand niet onder het bestaansminimum zakt door het opleggen van een eigen bijdrage. Voor de eigen bijdragen voor maatwerkvoorzieningen voor minima geldt vervolgens landelijk dit jaar een maximale eigen bijdrage van € 19,40 indien het een alleenstaande betreft en € 27,60 indien sprake is van een meerpersoonshuishouden.
Bent u bereid de Kamer periodiek te informeren over de ontwikkelingen met betrekking tot de hogere eigen bijdrage? Zo neen, waarom niet?
Uiteraard zal ik de landelijke uitvoering volgen aan de hand van signalen van gemeenten en cliënten. Bij de koopkrachtberekeningen van het kabinet wordt inzicht gegeven in de koopkrachtontwikkeling van huishoudens van jaar op jaar. Hierbij wordt waar mogelijk rekening gehouden met de (stapeling van) maatregelen van het kabinet. De Kamer ontvangt deze informatie, zoals gebruikelijk, op Prinsjesdag.
Het artikel 'Ouderen in problemen door budgetpolis' |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Ouderen in problemen door budgetpolis»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het signaal van de Landelijke Huisartsenvereniging dat veel (met name) ouderen met een budgetpolis in de problemen komen, doordat zij hun medicijnen in de praktijk eigenlijk alleen nog maar via internet kunnen bestellen, aangezien er geen gecontracteerde apothekers in de directe omgeving zijn?
Inmiddels zijn er twaalf budgetpolissen op de markt. Deze polissen kunnen de verplichting inhouden dat geneesmiddelen of hulpmiddelen alleen via internet zijn te bestellen. Zo kunnen bij een aantal budgetpolissen herhaalrecepten alleen worden besteld via een internetapotheek. Medicijnen via internet bestellen voor mensen die niet goed overweg kunnen met internet kan lastig zijn. Het is daarom van belang dat verzekerden die kiezen voor een budgetpolis (die overigens vaak ook via internet afgesloten wordt), zich op de hoogte stellen van eventuele consequenties van het afsluiten van een budgetpolis. Daarnaast hebben zorgverzekeraars de verplichting verzekerden goed te informeren over hun polis. De NZa ziet hier op toe.
In mijn brief Kwaliteit loont en in mijn brief van 27 februari jl. (Kamerstukken 2014–15, 29 689, nr. 590) heb ik aangegeven dat NZa extra onderzoek doet naar de budgetpolis in relatie tot de zorgplicht en in relatie tot het inkopen op kwaliteit of prijs. De NZa verwacht de uitkomst van het onderzoek in het voorjaar van 2015 af te ronden.
Hoe beoordeelt u dit bericht in het licht van de recent door UnieKBO geconstateerde cijfers dat ca. 600.000 ouderen niet op internet actief (kunnen) zijn?
Bij het aangaan van een verzekering hebben verzekeraars en verzekerden hierin ieder hun eigen verantwoordelijkheid. De verzekerde moet zich voordat hij een bepaalde polis afsluit goed informeren over de inhoud van de polis en de polisvoorwaarden waaronder mede begrepen de wijze waarop de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de verzekeringsrelatie tot gelding worden gebracht. Dat betekent ook dat de verzekerde zich ervan moet vergewissen of van het internet gebruik moet worden gemaakt voor het uitoefenen van zijn rechten onder zijn verzekering. Overigens worden veel budgetpolissen ook via internet afgesloten.
Hoe beoordeelt u het bericht dat dit probleem vooral buiten grotere steden speelt, aangezien daar veel minder apotheken gecontracteerd zijn door zorgverzekeraars, waardoor deze met name voor minder mobiele ouderen moeilijk bereikbaar zijn?
Een zorgverzekeraar die zorg in natura levert moet voor de verzekerden die kiezen voor de budgetpolis voldoende zorg hebben ingekocht om aan zijn zorgplicht te kunnen voldoen: binnen redelijke afstand en redelijke termijn. Bovendien voorzien in beginsel alle apotheken erin dat medicijnen thuisbezorgd worden wanneer de arts of de apotheker beoordeelt dat dit noodzakelijk is in verband met medische en/of sociale redenen.
Deelt u de constatering dat dit een gevaarlijke ontwikkeling betreft voor ouderen of chronisch zieken die vanwege hun laag inkomen noodgedwongen een goedkope polis hebben afgesloten, die medicijnen nodig hebben en weinig mobiel zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, deze constatering deel ik niet. Ook mensen met een laag inkomen kunnen een gewone naturapolis afsluiten. Via de zorgtoeslag worden zij immers grotendeels gecompenseerd voor de kosten van de polis.
Bent u bereid verzekeraars nogmaals te wijzen op het belang van duidelijke communicatie naar de cliënt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 aangeef, hebben zorgverzekeraars de verplichting om verzekerden goed te informeren over de polis.
In de in het antwoord op vraag 2 genoemde brieven Kwaliteit loont en de brief van 27 februari jl. gaf ik ook aan dat naast de vraag of zorgverzekeraars met alle budgetpolissen voldoen aan hun zorgplicht, de NZa ook zal beoordelen of zorgverzekeraars de verzekerden voldoende informeren over de voor- en nadelen van een budgetpolis en of aanscherping van de NZa-beleidsregel «informatieverstrekking ziektekosten-verzekeraars en volmachten 2014» voor 2016 noodzakelijk is. Indien nodig zal de NZa deze beleidsregel in de loop van 2015 aanpassen. Dit past in mijn streven om verzekerden meer inzicht te bieden in de inhoud van de polis.
In mijn brief van 2 maart jl. waarin ik het jaar 2015 heb uitgeroepen tot het jaar van de transparantie, heb ik dat nog eens bevestigd door aan te geven dat onder transparantie mede moet worden verstaan het verstrekken van helderheid over de verschillende polissen.
De ICT-problemen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met betrekking tot het (niet) uitbetalen van Persoons Gebonden Budgetten (PGB's) |
|
Mona Keijzer (CDA) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Op welk moment was duidelijk c.q. gespecificeerd wat er van de partijen in de PGB-keten werd verwacht? Welke afspraken, mijlpalen en escalatiemomenten zijn daarbij overeengekomen?
In juli 2014 zijn in een bestuurlijk overleg tussen mij en de ketenpartners (SVB, VNG en ZN) finale afspraken gemaakt over ieders rol bij het trekkingsrecht. Daarbij zijn tevens afspraken gemaakt over de scope van de ICT-werkzaamheden van de SVB. Op basis van deze afspraken zijn de ICT-werkzaamheden voor 2014 vastgesteld, evenals de ICT-werkzaamheden die na 1 januari 2015 zouden moeten worden uitgevoerd. Tevens is gezamenlijk een planning gemaakt wanneer de functionaliteiten van het uitvoeringsproces (inclusief het ICT-systeem) in de periode vanaf juli tot en met 1 januari 2015 beschikbaar zouden moeten komen. Genoemde afspraken werden gevolgd in de stuurgroep Trekkingsrecht pgb. Deze stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van het CAK, Zorginstituut Nederland, ZN, VNG, de G4, Per Saldo, SVB en VWS.
Wie heeft er doorzettingsmacht ten aanzien van alle partijen in de PGB-keten (bijvoorbeeld gemeenten, zorgkantoren), of is er slechts regie? Zo ja, wat houdt deze dan in?
Het Ministerie van VWS heeft de regierol in de pgb-keten. Dit houdt in dat zij de regie voert over de te maken afspraken en de uitvoering van gemaakte afspraken in het bestuurlijk overleg en de stuurgroep Trekkingsrecht pgb. Indien nodig wordt van stuurgroep opgeschaald naar bestuurlijk overleg.
Is het ICT-systeem met betrekking tot het PGB verbonden met de gemeentelijke basisadministratie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kan het dan dat mensen bericht krijgen dat de budgethouder overleden is, terwijl dat niet het geval is?
Het pgb-systeem van de SVB is aangesloten op de gemeentelijke basisregistraties (GBA). De SVB ontvangt vrijwel direct meldingen van wijzigingen (zoals overlijden) en verwerkt deze periodiek in het pgb-systeem. De SVB vult de ontvangen persoonsgegevens (BSN) aan met de adresgegevens uit de GBA. De SVB stuurt geen berichten aan de budgethouder dat hij of zij is overleden. Het kan bij uitzondering voorkomen dat het aanmaken van een bericht en het verversen van de GBA-data elkaar kruisen. De SVB probeert dergelijke pijnlijke berichten te allen tijde te voorkomen.
Is besloten een bestaand ICT-systeem te verbouwen? Klopt het dat dit het Nestorsysteem is? Wordt daarnaast gewerkt met een ander systeem? Klopt het dat dit het zogenaamd Treks-systeem is?
In eerste instantie was inderdaad afgesproken het bestaand ICT-systeem, genaamd Nestor, uit te bouwen. Met Nestor is van 2003 tot en met 2014 de salarisadministratie uitgevoerd om de (in 2014 circa 28.000) budgethouders op vrijwillige basis te ondersteunen. Medio 2014 werd duidelijk dat het noodzakelijk was om over te gaan op nieuwe softwareversies, waarvoor het nodig was om delen van Nestor opnieuw te programmeren. Dit is het zogeheten Trekssysteem. Voor een beheerste overgang en een betrouwbare ICT-ondersteuning heeft de SVB er voor gekozen om pas met Nestor te stoppen als alle functies in Treks aanwezig zijn en aantoonbaar goed functioneren. Momenteel biedt Nestor nog een beperkt aantal functies die nog niet in Treks zijn ontwikkeld. Nestor en Treks zijn derhalve complementair aan elkaar. Beide werken op dezelfde database en de kern van de werkprocessen wordt uitgevoerd met Treks. Deze situatie duurt naar verwachting nog enkele maanden.
Het systeem waarmee trekkingrecht wordt uitgevoerd bevat naast Treks ook onderdelen als portals bij de zorgkantoren, gemeenten en budgethouders. De bestaande portals voor gemeenten en budgethouders zijn beperkt aangepast. De portal voor zorgkantoren is nieuw ontwikkeld en was operationeel in december 2014. In de begroting en de kostenoverzichten zijn deze kosten inderdaad opgenomen.
Was het de bedoeling om met 2 systemen (Nestor en Treks) te gaan werken? Zo nee, waarom niet? Wanneer is daartoe besloten? Wanneer houdt deze situatie op te bestaan? Zijn er nog andere systemen aangepast ten behoeve van dit project? Zo ja, wat hielden die aanpassingen in, en zijn deze in de begroting en kostenoverzichten opgenomen?
Zie antwoord vraag 4.
Is de doelstelling van het project, namelijk fraudebestrijding, uit beeld indien er uitbetaald wordt zonder dat alles per se op orde is (bijv. toekenningsbeschikking en zorgovereenkomst), en er daarnaast gewerkt lijkt te worden met (minstens) 2 systemen? Wat zijn dan de consequenties voor de fraudebestrijding?
Een belangrijke doelstelling van het trekkingsrecht is dat – behalve dat de budgetten niet meer direct op de rekening van de budgethouder staan – controles op uitbetalingen vooraf plaatsvinden. Daarmee wordt fraude vooraf tegengegaan. In overleg met uw Kamer is besloten om de prioriteit te leggen bij een tijdige uitbetaling aan zorgverleners.1 Dit heeft tot gevolg dat controles voor die dossiers waarop het terugvalscenario is toegepast tijdelijk achteraf plaatsvinden. Zo gaat dit dus niet ten koste van fraudebestrijding. Het naast elkaar functioneren (van Nestor en Treks) heeft als zodanig geen consequenties voor de fraudebestrijding.
Welke stappen dienen er door welke partijen te worden gezet om deze doelstelling van de operatie, namelijk fraudebestrijding, weer in beeld te krijgen?
In mijn brief over de voortgang trekkingsrecht pgb van 24 februari jl. heb ik toegezegd er naar te streven om half maart – in overleg met partijen – een herstelplan vast te kunnen stellen. Op basis van dit plan wordt duidelijk wat er nodig is om – conform de oorspronkelijke doelstelling – bij alle uitbetalingen de controles vooraf te laten plaatsvinden.
Is het nu werkende ICT-systeem geschikt om te werken op basis van een andere proceslogica: eerst betalen en pas later de onderliggende stukken?
De SVB geeft aan dat het ICT-systeem voor deze andere proceslogica geen belemmering vormt.
Zijn alle kosten van de SVB, de kosten voor de programmatische aansturing, alsmede de kosten van intern en extern personeel toegerekend aan het project? Zijn in deze bedragen ook de extra inhuur van de afgelopen weken daarbij betrokken? Worden de extra kosten van ATOS hier ook bij betrokken? Worden de kosten van het handmatig invoeren van gegevens ook toegerekend aan het project? Wanneer is de eerste begroting opgesteld? Hoe groot was deze? Is de raming van € 15 mln. invoeringskosten en € 29 mln. uitvoeringskosten nog reëel?
Volgens de laatste integrale raming van november 2014 zijn de invoeringskosten van het trekkingsrecht tot en met 31 december 2014 € 15 mln. en de uitvoeringskosten van de SVB in 2015 € 28,9 mln. In beide bedragen zijn alle kosten van de SVB en de VWS-programma-organisatie meegenomen, inclusief externe inhuur en de dienstverlening van ATOS. Alleen de kosten van het interne VWS personeel zijn niet toegerekend aan het project. Er worden additionele kosten verwacht voor het uitvoeren van het terugvalscenario, het herstelplan en het verbeterplan. De omvang daarvan staat nog niet vast en wordt precies in beeld gebracht bij genoemd plan en programma.
Wanneer verwacht u een definitieve afrekening? Is dit ook het moment waarop de reconciliatie achter de rug is, teveel uitbetaalde bedragen zijn teruggevorderd of kwijtgescholden, en de initieel voorziene fraudecontroles vooraf en achteraf op orde zijn?
De definitieve afrekening heeft betrekking op twee soorten kosten, namelijk de uitvoeringskosten van trekkingsrecht en de pgb-uitbetalingen. Deze verantwoording loopt volgens de daarvoor afgesproken planning & control cyclus. In mei 2015 verschaft de SVB mij inzicht in de invoeringskosten 2014 en de uitvoeringskosten 2015. De SVB zal worden gecompenseerd voor de meerkosten. Met de VNG en ZN is in het bestuurlijk overleg van 27 november 2014 voor wat betreft de uitvoeringskosten afgesproken dat VWS in redelijkheid zal voorzien in compensatie van de extra kosten die gemeenten en zorgkantoren maken om een soepele overgang voor pgb-houders per 1 januari 2015 te realiseren. Voor de zorgkosten loopt de verantwoording via het Wlz-fonds dan wel via de gemeentelijke jaarrekeningen. Over effecten van herstelacties voor budgethouders (zoals terugvordering en kwijtschelding) worden in het eerder genoemde bestuurlijk overleg van medio maart afspraken gemaakt.
Heeft u zicht op de extra kosten bij de ketenpartners? Zo ja, hoeveel zijn die? Hoeveel fraude moet er globaal worden bespaard voor dit gunstig uitvalt in vergelijking met de kosten van fraudebestrijding?
Met de VNG en ZN is in het bestuurlijk overleg van 27 november 2014 voor wat betreft de extra uitvoeringskosten afgesproken dat VWS in redelijkheid zal voorzien in compensatie van de extra kosten die gemeenten en zorgkantoren maken om een soepele overgang voor pgb-houders per 1 januari 2015 te realiseren. Zoals geschreven in het antwoord op vraag 9 worden additionele kosten verwacht voor het uitvoeren van het terugvalscenario, het herstelplan en het verbeterplan. De omvang daarvan staat nog niet vast en worden precies in beeld gebracht bij genoemd plan en programma.
Is het opportuun op enig moment de afweging te maken om deze systeemwijziging stop te zetten, en gebruik te maken van los van de processen staande ICT-voorzieningen, zoals het systeem SyRi dat nu wordt ontwikkeld?
Het systeem Syri is bedoeld om overheidsinstanties effectiever te laten zoeken naar mensen die fraude plegen, door bijvoorbeeld datamining. Dit is wat anders dan de essentie van het systeem van trekkingsrechten, waarbij de budgetten niet meer op rekening van de budgethouder komen te staan en controle vooraf (in plaats van achteraf) plaatsvindt. Ik heb geen aanleiding om dit systeem van trekkingsrechten te heroverwegen.
Waarom is ervoor gekozen een programmaplan te schrijven in plaats van een projectplan? Bent u bereid alle versies van dit programmaplan naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Omdat verschillende partijen moeten bijdragen aan het trekkingsrecht, is er in juni 2014 een programmaplan geschreven als overkoepelend plan voor de verschillende projectplannen. Op verzoek van de Kamer zal een onafhankelijke probleemanalyse worden uitgevoerd. Dit is conform de motie van de leden Ellemeet en Dijkstra. Voor deze analyse zal ik alle relevante informatie ter beschikking stellen.
Wanneer zijn er pilots geweest met budgethouders en gemeenten, en wat hielden die pilots concreet in? Van hoeveel budgethouders en van hoeveel gemeenten zijn data ge-upload, dan wel handmatig ingevoerd in het systeem? Wat was de uitkomst van die pilots? Bent u bereid de verslagen van deze pilots naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
De SVB is in 2012 gestart met de pilot «Betalen en Verantwoorden». In eerste instantie met een drietal gemeenten (Asten, Diemen en Alkmaar) om daar trekkingsrechten in de Wmo vorm te geven voor ca. 50 budgethouders. In 2014 is dit uitgebreid naar 45 gemeenten en ca. 800 budgethouders. Ervaringen van budgethouders zijn gemeten met behulp van klanttevredenheidsonderzoeken. Op basis van de ervaringen uit de pilot zijn functionaliteiten toegevoegd aan de portals.
In 2013 is tevens een pilot in de AWBZ uitgevoerd met 36 leden van Per Saldo. Per Saldo en de SVB hebben samen het ideale trekkingsrechtenproces vanuit het perspectief van de budgethouder vorm gegeven. Meerdere perspectieven zijn van belang bij de vormgeving van het systeem trekkingsrecht, zoals gebruikersvriendelijkheid, uitvoeringskosten, fraudebestrijding en gemeentelijke beleidsvrijheid. Op basis van dit vertrekpunt zijn afspraken gemaakt over de vormgeving van het trekkingsrecht, zoals dat per 1 januari 2015 operationeel is. Dit is nog niet het eindbeeld. Met het verbeterplan dat voor de zomer beschikbaar moet komen, wordt hier naar toe gewerkt.
Vanaf januari 2014 is een pilot gestart met de Zorgkantoren Eno, DSW en Zorg en Zekerheid in de AWBZ. Hierbij konden budgethouders vrijwillig in de pilot Trekkingsrechten instromen. Hieraan hebben circa 300 budgethouders deelgenomen.
De SVB voerde tot en met 2014 voor circa 28.000 budgethouders op verzoek de salarisadministratie en andere werkgeverservices uit. Hiermee is ervaring opgedaan in interactie met de budgethouders.
Op verzoek van de Kamer zal een onafhankelijke probleemanalyse worden uitgevoerd. Dit is conform de motie van de leden Ellemeet en Dijkstra. Voor deze analyse zal ik alle relevante informatie ter beschikking stellen.
Is er een gebruikerstest met het huidige ICT-systeem gedaan? Zo nee, waarom niet? Is het niet onzorgvuldig te noemen dat, wanneer er minimaal 7 x zoveel klanten in een nieuw project worden ingevoerd, er geen gebruikerstest is gedaan? Zo nee, waarom niet?
De SVB geeft aan dat voor alle gewijzigde en nieuwe onderdelen van de ICT systemen en software-ontwikkeling afzonderlijke systeemintegratie tests, functionele en gebruikerstests zijn uitgevoerd. De portalen voor budgethouders en gemeenten waren grotendeels al in gebruik. Daarom was het voor invoering van het terugvalscenario niet nodig om deze portals opnieuw te testen.
Is het correct dat er zeer zware tot geen verdere autorisatievereisten zijn voor medewerkers die gebruik mogen maken van Nestor/Treks, en daarmee iedereen dus bij de gevoelige cliëntgegevens kan, waaronder medische diagnoses, zijnde onderdeel van de zorgomschrijvingen? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?1
In de Privacy Impact Assessment (PIA) van mei 2014 is geadviseerd dat de SVB geen zorginhoudelijke informatie zoals een medische diagnose ontvangt. Dit advies is opgevolgd.
Herkent u dat ten tijde van de review van 27 maart 2014 het voornemen was de trekkingsrechten per 1 juli 2014 in te voeren voor nieuwe cliënten, en per 1 januari 2015 voor bestaande budgethouders? Deelt u de mening dat het Review Team, op basis van de bevindingen in de review, tot het oordeel is gekomen dat zonder ingrijpende wijzigingen de invoering van de trekkingsrechten PGB op 1 juli 2014 respectievelijk 1 januari 2015 niet of nauwelijks haalbaar was? Waarom heeft u dan toch doorgezet, en zelfs op zo'n manier dat er een big bang ontstond op 1 januari voor alle cliënten? Was het realistisch te denken dat in drie maanden tijd nog een compleet systeem, plus gerelateerde processen, werkend was te krijgen?
Het oorspronkelijke invoeringsplan uit 2013 was om het trekkingsrecht pgb op 1 juli 2014 in te voeren voor nieuwe budgethouders en op 1 januari 2015 voor alle budgethouders. Op basis van het signaal van de zorgkantoren dat het niet mogelijk was om lopende het jaar twee werkwijzen te hanteren, is in het bestuurlijk overleg van juli 2014 besloten het trekkingsrecht integraal op 1 januari 2015 in te voeren. Het werd haalbaar geacht om in de resterende maanden van 2014 het trekkingrecht in te voeren.
Wanneer is besloten de datum van 1 juli 2014 te laten vallen?
Zie antwoord vraag 17.
Bent u van mening dat het, gezien de conclusie van de review van maart 2014, bijzonder is dat een verzoek van het Ministerie van VWS nodig was om een ICT-Audit (door Deloitte) te houden? Waarom was het Ministerie van VWS, of dat van SZW, hier niet medeverantwoordelijk voor? Had het bij de noodzakelijke geachte regie, zoals geadviseerd in de Gateway Review 1, niet meer gepast dat het Ministerie van VWS medeverantwoordelijk was?
Om zeker te weten of het SVB-systeem op 1 januari 2015 operationeel zou zijn voor het verwachte aantal gebruikers en zou voldoen aan de veiligheidseisen, heb ik medio 2014 besloten om de SVB dit te laten aantonen. De onderzoeksvragen voor dit onderzoek zijn door VWS opgesteld. De eindverantwoordelijke auditor dient te voldoen aan de gedragscode van de beroepsvereniging Norea. Daarmee acht ik de onafhankelijkheid van deze audit voldoende gewaarborgd.
Wanneer bent u geïnformeerd over het rapport van Deloitte? Welke acties heeft de Raad van Bestuur van de SVB ondernomen na het rapport van Deloitte?2
VWS is september 2014 geïnformeerd over de eerste voorlopige bevindingen van het onderzoek. De Raad van Bestuur van de SVB heeft per brief op 18 november 2014 VWS op de hoogte gebracht van de definitieve uitkomsten van het IT-onderzoek van Deloitte. Alle aanbevelingen uit dit rapport heeft de SVB overgenomen. Op basis van dit rapport heeft de SVB aanvullende maatregelen voorgesteld, zoals het vaker herhalen van beveilingtests en het verbeteren van de bestaande managementrapportages. Deze zijn besproken met VWS. De uitvoering van de maatregelen heeft de SVB ter hand genomen.
Wat heeft het Ministerie van VWS gedaan om de zeer noodzakelijk geachte gegevensuitwisseling soepel te laten verlopen? Waarom zat de gegevensuitwisseling niet in het programma (zie pagina 7)?
Voor de gegevensoverdracht van het CIZ en de zorgkantoren (AWBZ) naar gemeenten is een separaat project (het GO-project) gestart. Daarnaast is voor het inrichten van de infrastructuur voor gegevensuitwisseling, inclusief berichtenstandaarden het iWmo project ingesteld. Vanuit het programma is intensief contact onderhouden met deze projecten. De digitale gegevensuitwisseling tussen gemeenten en zorgkantoren aan de SVB loopt via toekenningberichten. De specificaties hiervoor zijn in het programma vastgesteld.
Welke zijn de genoemde belangrijke juridische aspecten van een terugvalscenario?
De rechtmatigheid van de betalingen is het belangrijkste juridische aspect. In het terugvalscenario kan niet in alle gevallen vooraf vastgesteld worden of aan alle rechtmatigheidvereisten (bijvoorbeeld of de betaling binnen het maximumtarief valt) is vooraf voldaan. Deze controle op rechtmatigheid vindt nu voor de desbetreffende dossiers tijdelijk achteraf plaats, zoals in 2014 onder de AWBZ ook het geval was. In de brief van 22 december 2014 (TK, 2014–2015, 34 000, nr. 97) is uw Kamer hierover geïnformeerd
Wanneer wisten de zorgkantoren en de gemeenten precies hoe de gegevens moesten worden aangeleverd? Kunnen specificaties worden verschaft?
Zorgkantoren en gemeenten leveren gegevens aan bij de SVB via het toekenningbericht. De specificaties voor dit toekenningbericht zijn vastgesteld in de stuurgroepvergadering van mei 2014, zodat deze in de systemen van de gemeenten en zorgkantoren konden worden ingebouwd en getest. De specificaties van dit toekenningbericht zijn beschikbaar op de website van de VNG (via link: https://www.visd.nl/sites/visd/files/Berichtdefinitie-Toekenningsbeschikking-PGB-SVB%20%281%29.pdf).
Is de conclusie gerechtvaardigd dat de aanbeveling op pagina 5, namelijk dat de verschillende ketenpartners hun complete terugvalscenario's, gericht op continuïteit van zorg beschikbaar moesten hebben, niet is uitgevoerd? Zo nee, welke afspraken zijn daar dan over gemaakt?
Onder regie van VWS is samen met de ketenpartners een overall continuïteitsplan gemaakt met als uitgangspunt het waarborgen van de continuïteit van zorg. In de stuurgroep Trekkingsrecht pgb van 10 november 2014 is dit plan, met daarin de uitgewerkte terugvalscenario’s, vastgesteld. In het bestuurlijk overleg van 27 november 2014 is dat bestuurlijk vastgesteld. In de brief van 22 december 2014 (TK, 2014–2015, 34 000, nr. 97) is uw Kamer hierover geïnformeerd. Op basis van dit plan hebben de ketenpartners voorbereidingen getroffen en zijn bijbehorende acties uitgevoerd. Deze dienen nu te borgen dat zorgverleners zo snel mogelijk betaald krijgen.
Welke correspondentie is er precies gevoerd met partijen: SVB-VWS, SVB/VWS-leverende partijen, en ICT-afdelingen onderling?
Binnen het programma trekkingsrechten is de stuurgroep Trekkingsrecht pgb ingesteld die ten minste maandelijks bijeenkomt. Daarvan wordt verslaglegging gedaan. Correspondentie tussen VWS en SVB over uitvoeringsopdrachten vindt schriftelijk plaats.
Op welke wijze werden/worden gemeenten en zorgkantoren geïnformeerd over de resultaten van de gegevensverwerking: aantallen, controlegetallen, uitval, etc.?
Via de portals van gemeenten en zorgkantoren hebben betrokken partijen online inzicht in hun dossiers bij de SVB. Aanvullend verstrekt de SVB periodiek aan betrokken partijen overzichten van de verrichte betalingen.
Wat is er sinds september 2014 gebeurd, naar aanleiding van het op pagina 8 van de Gateway Review geconstateerde gebrek aan de benodigde competenties bij het Ministerie van VWS om regie te voeren op een dergelijk complex ICT-project, om dit wel in huis te hebben? Waar blijken deze investeringen uit?
De aanbeveling uit het Gateway-rapport had betrekking op 2015 en daarna. Op basis van deze aanbeveling is besloten om de programmatische aansturing van het pgb-trekkingsrecht in 2015 voort te zetten. In dit programma zijn de benodigde competenties om regie te voeren opgenomen.
Hoe is toegewerkt naar op pagina 7 gemelde moment dat er een helder go/no-go moment moest zijn waarop duidelijk was hoeveel PGB-houders door welke implementatieproblemen getroffen zouden kunnen worden? Wanneer is dat laatste go/no-go moment geweest, en op basis van welke criteria is toen besloten door te zetten? Bent u bereid de schriftelijke verslaglegging van dat moment, inclusief bijlagen, naar de Kamer te sturen?
In het bestuurlijk overleg tussen de VNG, ZN, de SVB en VWS op 27 november 2014 is op basis van de voortgangsrapportage van de SVB en de voorliggende Gateway-rapportage besloten om het trekkingsrecht op 1 januari 2015 in te voeren en een gezamenlijk terugvalscenario uit te voeren, mocht de situatie hiervoor aanleiding geven. Op verzoek van de Kamer zal een onafhankelijke probleemanalyse worden uitgevoerd. Dit is conform de motie van de leden Ellemeet en Dijkstra. Voor deze analyse zal ik alle relevante informatie ter beschikking stellen.
Is de afweging op pagina 9 van de Gateway Review van september 2014 reeds gemaakt, namelijk dat voor een verdere doorontwikkeling het nodig is te onderzoeken of de nieuwe basis voldoende is om plateau 2 en 3 ook in te richten, of dat een verdere vernieuwing nodig is, of zelfs een volledig nieuw systeem te bouwen? Is deze afweging ook gemaakt met in gedachten het kostenbeeld en beeld van de beoogde fraudebestrijding? Zo nee, wanneer wel? Zo ja, bent u bereid deze naar de Kamer te sturen?3
In de Gateway Review wordt de aanbeveling gedaan om de contra-expertise op de plannen voor doorontwikkeling van het ICT-systeem uit te voeren. Dit onderzoek is op 16 februari jl. gestart. Hiervoor is M&I partners als onderzoeksbureau geselecteerd. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek, die naar verwachting in april beschikbaar komen, vindt verdere besluitvorming plaats door de betrokken partijen.
Waarom was het Deloitte niet toegestaan om op basis van haar professionele expertise conclusies te trekken? Is er communicatie (side letters, gespreksverslagen, e-mails) waarin dergelijke conclusies wel terug te vinden zijn?
Het doel van het onderzoek was om zekerheid te krijgen over de haalbaarheid om op 1 januari 2015 een werkend systeem te realiseren dat qua performance en veiligheid voldoet. Om dit te kunnen vaststellen voldoet een bevindingenrapportage. De SVB geeft aan dat Deloitte volledig vrij was in de uitvoering van de gegeven opdracht.
Waarom was het Deloitte niet toegestaan om op basis van haar professionele expertise zaken op te diepen over de benodigde tijd om het gerealiseerde systeem operationeel te krijgen?
De SVB geeft aan dat een dergelijke beperking niet is opgelegd. Het aspect haalbaarheid was het centrale vertrekpunt van het onderzoek.
Is het vermoeden juist dat de SVB er op heeft gegokt dat zij de problemen met het systeem in januari zou kunnen oplossen, dat wil zeggen vóór de massale uitbetalingsprocessen zouden aanvangen?
De SVB geeft aan dat dit niet het geval is.
Wat is de rol van het Ministerie van SZW? Heeft niemand zich daar gerealiseerd dat het onvoldoende open zijn over de vertraging in 2007 geleid heeft tot een ICT-ramp (met de loonaangifte/toeslagen)?
SZW beziet als «eigenaar» of de SVB voldoende is staat is c.q. wordt gesteld om haar rol als opdrachtnemer te vervullen en of de goede uitvoering van haar bestaande taken niet in het geding komt. SZW is in haar periodieke gesprekken met de SVB geïnformeerd over de voortgang van de implementatie van het trekkingsrecht.
Wijst het expliciet uitsluiten van vragen naar de business case, kosten en opbrengsten er niet op dat de SVB al wist dat deze in geen verhouding zouden staan tot de te verwachten opbrengsten?
In het onderzoek stond de haalbaarheid van de planning, de informatieveiligheid en de prestaties van het systeem centraal. Dit waren de relevante aspecten om verantwoord een go of no go-beslissing te kunnen nemen.
Waarom is er niet terug gekoppeld aan de geïnterviewde, en wie waren de «primaire stakeholders binnen de SVB» tegen wie de primaire conclusies van het concept-rapport met bevinding zijn aangehouden? (pagina 5)
De geïnterviewden hebben volgens de SVB tussentijds van Deloitte een mondelinge terugkoppeling gehad. De Raad van Bestuur van de SVB was als opdrachtgever de primaire stakeholder binnen de SVB.
Wat betekent het lopende debacle voor de uitvoeringskosten en de formatie van de SVB in de komende jaren? Kunnen zowel de cijfers conform de begroting als een schatting op basis van de kennis van nu worden geleverd? Wie fourneert de extra budgetten, het Ministerie van VWS of van SZW?
Voor het antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 9.
Is het nog steeds zo dat het Document Management Systeem geen problemen oplevert?
Er zijn de SVB geen signalen bekend van problemen ten aanzien van DMS en de werking hiervan.
Is de diversiteit en complexiteit van alle verschillende PGB-gebruikers niet gigantisch onderschat, door deze te vergelijken met AOW en Kinderbijslag? Is daarmee de gedachte dat de bestaande portals dit aan kunnen niet te rooskleurig? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te verhelpen?
Bij ingebruikname van de portals voor het trekkingsrecht zijn problemen opgetreden voor gebruikers, doordat wijzigingen in de gegevens van de gebruikers niet altijd snel genoeg zichtbaar zijn. Momenteel werkt de SVB aan verbetering. Daarnaast geldt dat de portals niet zijn ontwikkeld om het terugvalscenario volledig te ondersteunen, daardoor bevatten de portals niet altijd de gewenste informatie. Deze situatie wordt volgens de SVB opgelost als alle onderliggende stukken (zorgovereenkomst, toekenningbeschikking en budget) correct zijn ingevoerd. De bedoeling is de portal voor budgethouders voorts gebruikersvriendelijker te maken. Dit is onderdeel van het verbeterplan dat voor de zomer beschikbaar zal komen.
Waarom is het niet gelukt het oude Nestorsysteem te vervangen door een nieuw systeem, en wanneer gebeurt dit wel?
Zoals gemeld in de antwoorden op de vragen 4 en 5 biedt Nestor momenteel volgens de SVB nog een beperkt aantal functies die nog niet in Treks zijn ontwikkeld. Nestor en Treks zijn complementair aan elkaar. Beide werken op dezelfde database en de kern van de werkprocessen wordt uitgevoerd met Treks.
Deze situatie duurt naar verwachting nog enkele maanden.
Is het, omdat het ICT-deel van het programma de grootste kostenpost en het grootste knelpunt is, achteraf gezien niet een grote fout om de projectleider ICT los te zetten van het ICT-programma?
De ICT-projectleider is onderdeel van het ICT-programma. Het ICT-deel is overigens niet de grootste kostenpost en geen initieel knelpunt.
Was u op de hoogte van de passage op pagina 23 waar te lezen staat dat men op het moment van het rapport er al van uit ging dat 1 januari 2015 niet haalbaar was? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft u dan toch doorgezet?4
De passage is mij bekend. De tekst op pagina 23 kan niet los worden gezien van de voorgaande tekst op pagina 22, waaruit namelijk blijkt dat enkele voor de invoering niet cruciale functionaliteiten zijn doorgeschoven naar 2015 om daarmee de invoering van het systeem op 1 januari 2015 veilig te stellen.
Is het voor te stellen dat, conform het rapport van de onderzoekscommissie-Elias de huidige problemen bij de SVB (vergelijkbaar met de problemen bij SVB Tien) tevens het gevolg zijn geweest van een bestuurder, die vanwege zijn grote betrokkenheid, onvoldoende distantie en onafhankelijkheid, geen eigen afweging heeft kunnen maken? Wat is de regie vanuit het Ministerie van VWS geweest om deze benodigde distantie en onafhankelijkheid bij het huidige project wel te bewerkstelligen? Waren de ambities te rooskleurig, aangezien in het jaarverslag 2013 de SVB schreef dat het uitbetalen van de PGB's door de SVB een manier was om bij te dragen aan het vertrouwen van de burger in de overheid?5
Ik heb in augustus 2013, na overleg met betrokken partijen (waaronder SZW), een afgewogen keuze gemaakt om het trekkingsrecht pgb bij de SVB onder te brengen. Daarbij speelden eventuele ambities van deze organisatie geen rol. Verder heb ik bij de inrichting van het programma trekkingsrecht pgb rekening gehouden met mogelijke valkuilen, zoals door de Commissie Elias genoemd. Zo zijn in 2014 twee Gateway-reviews gehouden en wordt nauw samengewerkt met de CIO-office van mijn ministerie. De uitvoering van de trekkingsrechten draait op een eigen systeem, los van de overige ICT-systemen van de SVB, en heeft het geen relatie met het (inmiddels stopgezette) Multi Regelingen Systeem.
Is conform Kamerstuk 26 643 nr. 172, een departementale CIO betrokken geweest? Zo ja, van welk ministerie? Bent u bereid een afschrift van het desbetreffende oordeel aan de Kamer te sturen, alsmede mee te delen wat er vervolgens mee gebeurd is?
De departementale CIO van mijn ministerie is, conform de geldende richtlijn, betrokken geweest en heeft in maart 2014 een oordeel uitgebracht over het programma trekkingsrecht pgb. Bij de verdere inrichting van het progamma is met dit oordeel rekening gehouden. Op verzoek van de Kamer zal een onafhankelijke probleemanalyse worden uitgevoerd. Dit is conform de motie van de leden Ellemeet en Dijkstra. Voor deze analyse zal ik alle relevante informatie ter beschikking stellen.
Is er, aangezien budgethouders ook eigen bijdragen gaan betalen over hun PGB, voldoende afstemming geweest in de voorbereiding met het Centraal Administratie Kantoor (CAK) om te voorkomen dat er onterecht of onterecht hoge eigen bijdragen worden opgelegd? Is het mogelijk dat iemand zijn budget nog niet gestort heeft gekregen door de SVB, maar al wel een eigen bijdrage moet overmaken naar het CAK? Wat gaat u dan doen om eventuele problemen in deze te voorkomen?
De toegekende pgb’s worden door de gemeenten en zorgkantoren aan het CAK doorgegeven. Het CAK berekent vervolgens, met behulp van onder meer inkomensgegevens, de verschuldigde eigen bijdrage. Het terugvalscenario heeft geen invloed op dit proces. Het CAK is lid van de stuurgroep Trekkingsrecht pgb, waar afstemming heeft plaatsgevonden over de inrichting van het trekkingsrecht systeem. De budgethouder krijgt zelf geen pgb gestort, dat is een onderdeel van het trekkingsrecht. De eigen bijdrage wordt niet uit het pgb betaald. De budgethouder kan na ontvangst van de factuur bij het CAK een verzoek indienen om de eigen bijdrage in termijnen te betalen mocht betaling lastig zijn. De eerste facturen voor de eigen bijdrage zouden in maart verstuurd worden en voor een kleine groep al in februari. Voor de mensen die de factuur in februari zouden krijgen wil ik voorkomen dat zij een bijdrage moeten betalen, terwijl mogelijk hun ontvangen zorg nog niet is vergoed. Met het CAK is afgesproken deze factuur in maart te verzenden.
Patiënten met een armenpolis die steeds vaker bij moeten betalen na een behandeling in het ziekenhuis |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat ziekenhuizen steeds vaker te maken krijgen met patiënten met een armenpolis, die zij achteraf een rekening van de behandelkosten moeten sturen?1
In Nederland kennen wij geen armenpolis. Alle polissen moeten het verzekerde basispakket leveren met zorg van goede kwaliteit die binnen redelijke afstand en tijd wordt geleverd. De verzekeraar moet iedereen accepteren voor dezelfde premie. Als mensen kiezen voor een naturapolis is het belangrijk dat ze weten waarvoor ze kiezen. De verzekeraar moet goede informatie leveren aan de verzekerde over zijn polis en welke zorg wordt vergoed. Deze informatie moet expliciet aan de (potentiële) verzekerde worden voorgelegd. Ook als de verzekerde al een polis heeft en deze polis verandert qua inhoud en vergoeding, moet de verzekeraar de verzekerde wijzen op de verschillen tussen de polissen.
Het is onwenselijk en onnodig dat verzekerden voor onaangename verrassingen komen te staan. Daarom ben ik positief over het initiatief van de zorgverzekeraars om een portal te maken opdat aanbieders kunnen zien welke polis de verzekerde heeft en of de geleverde zorg van de betreffende aanbieder wordt vergoed. De aanbieder zal dan de verzekerde daarvan actief informeren.
Onderschrijft u de uitspraak van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) dat het een landelijk probleem is dat naar verwachting alleen maar zal toenemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor elke verzekerde dient de inhoud van de polis, het gecontracteerde aanbod, de consequenties indien men kiest voor niet-gecontracteerd aanbod transparant te zijn. Dit wordt belangrijker naarmate men kiest voor een polis waarbij selectiever wordt gecontracteerd, zoals bij een aantal naturapolissen het geval is. Het aantal budgetpolissen is gestegen en ook het aantal verzekerden dat voor een budgetpolis kiest is gestegen (overigens zijn de cijfers over 2015 nog niet bekend). In 2014 werden 12 budgetpolissen aangeboden, in 2010 waren dit er 5. Ongeveer 4,5% van de verzekerden had in 2014 een budgetpolis, in 2010 was dit 0,5%. Verzekerden die kiezen voor een budgetpolis moeten goede informatie krijgen, zodat verzekerden niet met onverwachte rekeningen worden geconfronteerd.
Heeft u zicht op de omvang van dit probleem? Hoeveel mensen worden achteraf geconfronteerd met een onverwachte rekening na afloop van een ziekenhuisopname? Is dat aantal stijgende? Gaat het hier om tienduizenden mensen of meer in het hele land?
Uw Kamer heeft mij eind december verzocht een overzicht te geven van «het aantal personen dat als gevolg van hun budgetpolis een eigen bijdrage hebben moeten betalen c.q. zorgrekeningen zelf hebben moeten betalen». Ik heb de betreffende informatie uitgevraagd bij de zorgverzekeraars. Ik verwacht medio maart de betreffende informatie te ontvangen. Op basis daarvan zal ik uw vragen beantwoorden. Hiernaast heeft de NVZ onlangs een enquête gedaan onder 80 ziekenhuizen (respons 47 ziekenhuizen) over de budgetpolis. Hieruit is gebleken dat bij 73% van de ziekenhuizen sprake was van 1 of meerdere patiënten waarbij zorg deels of niet wordt vergoed als gevolgd van de budgetpolis.
Wat is de invloed van deze onverwachte – vaak hoge – rekeningen op het aantal mensen dat een betalingsregeling moet treffen of zelfs als wanbetaler te boek komt te staan? Is dat aantal eveneens stijgende?
Ik heb geen gegevens over het aantal mensen dat gebruik maakt van de mogelijkheid tot gespreid betalen, dat samenhangt met rekeningen die niet vergoed worden door de zorgverzekeraar omdat er geen sprake is van gecontracteerde zorg. Ook de relatie tot het aantal wanbetalers is mij niet bekend.
Heeft u zicht op de extra kosten die hiermee gemoeid zijn voor ziekenhuizen? Hoeveel tijd en geld zijn zij kwijt aan het versturen van rekeningen en betalingsherinneringen? Hoeveel tijd en geld zijn zij kwijt aan het (telefonisch) te woord staan van mensen met vragen?
Ziekenhuizen worden geconfronteerd met declaraties die niet (geheel) vergoed worden door de zorgverzekeraar en de kosten dienen zij te verhalen op de verzekerden. Het is onbekend hoeveel tijd en geld dit exact kost. Het is veel beter als ziekenhuizen vooraf de patiënt beter kunnen voorlichten. De eerder genoemde portal kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren.
Bent u evenals de NVZ van mening dat het met 3.500 mogelijke poliscombinaties voor ziekenhuizen geen doen is om iedere patiënt te informeren of de voorgenomen behandeling wel of niet volledig vergoed wordt door hun zorgverzekeraar?
Er zijn op dit moment 70 verschillende polissen op de markt. Door de grote verscheidenheid aan collectiviteiten, marketinguitingen en de veel gemaakte koppeling met aanvullende verzekeringen lijkt de keuze veel groter. Ik heb de aandacht van de NZa gevraagd voor het groeiend aantal polissen dat beschikbaar is en hun gevraagd of dit aantal recht doet aan de verschillende voorkeuren van de verzekerden of dat dit wijst op een gebrek aan concurrentie.
Verzekerden, zorgverzekeraars en zorgverleners hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid als het gaat om het inwinnen en verstrekken van informatie over vergoeding van zorg. De verzekerde moet zich voordat hij een bepaalde polis afsluit, goed informeren over de inhoud van de polis en welke gevolgen dit voor hem kan hebben. Ook doet een verzekerde er verstandig aan contact op te nemen met zijn zorgverzekeraar alvorens naar een ziekenhuis of andere zorgaanbieder te gaan. De verzekeraar heeft de plicht om een verzekerde te informeren over het gecontracteerde aanbod, de financiële consequenties van niet-gecontracteerd aanbod en de gevolgen voor het eigen risico voorafgaand aan een behandeling.
Zorgverleners moeten zich er op hun beurt ook voor inspannen om hun patiënten te informeren, omdat als zij niet zijn gecontracteerd de patiënt de kosten aan hen moet betalen. Als zij de patiënt hierover niet informeren, lopen zij een debiteurenrisico.
Om het voor zorgverleners gemakkelijker te maken hun patiënten direct te informeren over de vergoeding van de te leveren zorg, heb ik eerder in mijn brief van 17 december 20142 aangegeven dat zorgverzekeraars met ziekenhuizen de mogelijkheid bekijken om bij afsprakenbureau’s in ziekenhuizen een portal te implementeren waarmee het ziekenhuis bij het inplannen van een afspraak op basis van de polis van de verzekerde kan zien of er sprake is van een contract.
Bent u net als de NVZ van mening dat het de verantwoordelijkheid is van verzekeraars om voor hun verzekerden volstrekt helder te maken wat wel en wat niet vergoed wordt met de polis die zij hebben afgesloten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van mening dat het momenteel voor iedere zowel hoog- als laagopgeleide Nederlander volstrekt helder is welke zorg hij wel of niet vergoed krijgt bij de behandeling in een ziekenhuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verzekeraar heeft de plicht om een verzekerde te informeren over het gecontracteerde aanbod, de financiële consequenties van niet-gecontracteerd aanbod en de gevolgen voor het eigen risico voorafgaand aan een behandeling. Op deze verplichting houdt de NZa toezicht en zij kan handhavende maatregelen treffen indien de zorgverzekeraar deze verplichtingen niet nakomt. De informatie die een verzekerde kan vinden in zijn polisvoorwaarden of op de website kan als ingewikkeld worden ervaren, in dat geval doet een verzekerde er verstandig aan contact met de verzekeraar op te nemen voor nadere toelichting en uitleg.
Is het naar uw mening terecht dat zolang het niet voor iedereen volstrekt helder is wat wel en wat niet wordt vergoed, een groeiend aantal mensen geconfronteerd wordt met onverwachte bijbetalingen na een behandeling in het ziekenhuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 6, 7 en 8 hebben zowel verzekerden, verzekeraars als aanbieders hun eigen verantwoordelijkheid als het gaat om het inwinnen en verstrekken van informatie over vergoeding van zorg. De NZa heeft zorgverzekeraars informatieverplichtingen opgelegd en kan handhavend optreden indien deze niet worden nageleefd. Ik acht het van belang dat de NZa hier strikt op toe ziet. Maar ook verzekerden zelf moeten zich goed informeren over hun polis voordat zij gebruik maken van zorg. Ik juich het initiatief van de zorgverzekeraars en de ziekenhuizen toe om bij afsprakenbureaus in ziekenhuizen een systeem te implementeren waarmee het ziekenhuis bij het inplannen van een afspraak op basis van de polis van de verzekerde kan zien of er sprake is van een contract.
Bent u bereid zorgverzekeraars te wijzen op hun verantwoordelijkheden verzekerden beter in te lichten over wat wel en wat (deels) niet wordt vergoed? Dienen zij niet per ziekenhuis aan te geven welke zorg wel of niet wordt vergoed en wat de reden daarvan is?
Zorgverzekeraars hebben de verplichting om aan te geven welke zorgaanbod is gecontracteerd en wat de consequenties zijn voor de vergoeding indien men naar een niet-gecontracteerde aanbieder gaat. Zoals aangegeven houdt de NZa hier toezicht op en kan zij handhavend optreden indien zorgverzekeraars onvoldoende transparantie bieden.
Bent u bereid zorgverzekeraars aan te sporen om coulant om te gaan met verzekerden van wie redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat zij weten of een behandeling wel of niet vergoed wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
In hoeverre zorgverzekeraars coulance verlenen is hun eigen verantwoordelijkheid. Als de informatievoorziening aantoonbaar niet op orde is, dient de verzekeraar de zorg te vergoeden.
Ziet u een rol weggelegd voor de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) in het beoordelen of verzekerden redelijkerwijs konden weten of een behandeling wel of niet zou worden vergoed? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, voor de SKGZ kan een rol zijn weggelegd. Als een verzekerde het niet eens is met een beslissing van zijn zorgverzekeraar, dient de verzekerde eerst contact met de zorgverzekeraar op te nemen. Leidt dit niet tot het gewenste resultaat, kan de verzekerde de SKGZ vragen om te bemiddelen. Leidt bemiddeling ook niet tot het gewenste resultaat, dan kan de verzekerde een klacht indienen bij de Geschillencommissie Zorgverzekeringen. In dat geval wordt de klacht een geschil en doet de geschillencommissie een bindende uitspraak («bindend advies»). Is de verzekerde of de zorgverzekeraar het niet eens met het bindend advies, dan kan dit ter toetsing worden voorgelegd aan de bevoegde rechter.
Is het niet veel beter de contracteerplicht van zorgverzekeraars voor alle hulpverleners in te voeren als de Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft aangegeven dat de zorg die zij bieden adequaat is? Is dit niet veel rechtvaardiger en efficiënter en biedt dit niet de keuzevrijheid die patiënten willen? Wilt u dit systeem zo snel als mogelijk invoeren? Zo nee, waarom niet?
In Nederland heeft een contracteerplicht bestaan. Die is niet voor niets afgeschaft. Het budgetteringssysteem dat daarmee samenhing leidde tot wachtlijsten, gebrek aan innovatie en achterblijvende kwaliteit van zorg. Herinvoering van de contracteerplicht acht ik derhalve zeer onwenselijk. Zorgverzekeraars maken keuzes op basis van kwaliteit en prijs. Na de afschaffing van de contracteerplicht is de prijsontwikkeling gematigd, terwijl tegelijkertijd de kwaliteit van de zorg is gestegen.
De inkoop van goedkopere bloedglucosemeters door zorgverzekeraars |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het persbericht van Diabetesvereniging Nederland «Gezondheid diabetespatiënten op de tweede plaats» van 15 januari 2015?
Ja.
Bent u zich ervan bewust dat de kwaliteit van diabeteshulpmiddelen van levensbelang is voor mensen met diabetes?
Door het meten van hun glucosewaarde kunnen diabetespatiënten zelf de optimale insuline dosis bepalen. Daarom behoren bloedglucosemeters met bijbehorende teststrips en de noodzakelijke voorlichting over doelmatig gebruik tot de aanspraak op hulpmiddelenzorg.
Klopt het dat zorgverzekeraars en zorgverstrekkers bezig zijn te sturen op lagere kosten c.q. winstmarges, wat als gevolg heeft dat patiënten overgezet worden op goedkopere bloedglucosemeters, waarvan de kwaliteit niet gegarandeerd is? Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht voor verantwoorde zorg en adequate hulpmiddelen. En zolang de kwaliteit geborgd is, heb ik er geen bezwaar tegen dat zorgverzekeraars de kosten willen beheersen. Dat is in het belang van de patiënt en premiebetaler. Verzekeraars verklaren dat zij met leveranciers kwaliteitseisen hebben afgesproken over de glucosemeters die aan patiënten worden verstrekt en dat deze eisen ten opzichte van vorig jaar niet zijn afgezwakt.
Deelt u de constatering van de Diabetesvereniging dat de keuze voor een bloedglucosemeter maatwerk is, en thuis hoort in de spreekkamer van de diabeteszorgverlener die de patiënt ondersteunt in zijn dagelijks leven met diabetes? Zo nee, waarom niet?
Het spreekt voor zich dat voor verantwoorde zorg bij voorkeur volgens richtlijnen en protocollen maatwerk wordt geleverd. Het is echter niet mijn rol om te bepalen waar en door wie bepaalde zorg geleverd wordt. Dat is binnen de functionele aanspraken van de Zorgverzekeringswet aan de partijen in het veld.
Bent u op de hoogte van de consequenties voor de gezondheid van diabetespatiënten, wanneer leverancier of apotheker hen overzetten op een bloedglucosemeter waarvan de kwaliteit niet gegarandeerd is? Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Een goede controle van bloedglucose is van het grootste belang om complicaties van diabetes bij patiënten te voorkomen. Diverse studies hebben bewezen dat adequate glucosecontrole (naast een goede leefstijl en een goede behandeling) de kans op het optreden van ernstige complicaties beduidend kan terugdringen. Het is aan veldpartijen om op basis van richtlijnen, protocollen en overeenkomsten tot een kwalitatief goede invulling te komen van de functionele aanspraak.
Hoe beoordeelt u het feit dat de nauwkeurigheid en het gebruiksgemak van de nieuwe bloedglucosemeters vaak minder is, terwijl de bloedglucosemeter voor diabetespatiënten een onmisbaar hulpmiddel is om aan zelfmanagement te doen?
Bloedglucosemeters worden gerekend tot de middenhoogrisico in-vitro diagnostica (IVD) en moeten voldoen aan de gestelde eisen in het Besluit in-vitro diagnostica. Om die reden moet door een aangemelde instantie gecontroleerd worden of de bloedglucosemeter inderdaad aan de eisen voldoet. Als dat zo is, geeft de aangemelde instantie hier een CE-certificaat voor af. Voor de bloedglucosemeter zijn de eisen verder gespecificeerd in een ISO 15197 norm. Daarnaast worden bloedglucosemeters door de aangemelde instantie extra op bruikbaarheid en begrijpelijkheid gecontroleerd omdat het zelftesten zijn en hier strengere eisen voor gelden.
De Europese Commissie heeft in oktober 2012 een nieuw voorstel gedaan voor de regelgeving voor in-vitro diagnostica. Hierover wordt momenteel onderhandeld in Brussel. De toekomstige verordening voor de markttoelating van IVD’s zal nog verdergaande eisen gaan stellen aan deze testen.
Nieuwe en goedkopere meters betekent niet vanzelfsprekend minder nauwkeurigheid en gebruiksgemak. Waar het om gaat is dat de verzekerde beschikt over een glucosemeter die voldoet aan de functionele eisen die de diabetes verpleegkundige heeft gesteld, en waarmee de verzekerde in staat is om zelf regie te voeren op zijn bloedsuikerwaarden. Zorgverzekeraars gebruiken in hun afspraken met zorgaanbieders een nauwkeurigheidseis waaraan de kwaliteit van de glucosemeters moet voldoen. Voor zover mij bekend hanteren alle zorgverzekeraars de ISO 15197 norm.
De signalen over afwijkingen in meetresultaten pakt de Inspectie voor de Gezondheidszorg zeer serieus op. De inspectie heeft het RIVM gevraagd een onderzoek te starten.
Hoe is het mogelijk dat er voor bloedglucosemeters, die vanuit de basisverzekering vergoed worden, geen verplichte onafhankelijke, fysieke kwaliteitscontrole is, wat in bijvoorbeeld Noorwegen wel het geval is?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe gaat u de ontstane problematiek oplossen?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Hulp aan gewonde oud-militair die met Koerden vocht tegen ISIS’ |
|
Mona Keijzer (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de noodkreet van de heer Leo Jansen om zijn zwaargewonde zoon Richard Jansen terug te halen uit Syrië/Irak?1
Ja.
Klopt het dat Richard Jansen naar Syrië/Irak afgereisd is om met de Koerden te strijden tegen de terreurbeweging ISIS? Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat hij dankzij «moedig optreden in het heetst van de strijd het leven van veel kameraden heeft gered»?2
Het is bekend dat betrokkene naar Syrië is afgereisd. Over zijn optreden daar is geen informatie beschikbaar, anders dan via de media bekend.
Klopt het dat Richard Jansen oud-(dienstplichtig) Nederlands militair is? Is hij tevens veteraan?
De heer Jansen is dienstplichtig militair geweest. Hij is niet uitgezonden geweest en voldoet daarmee niet aan de criteria zoals opgenomen in de Veteranenwet.
Kunt u aangeven hoe ernstig de verwondingen van Richard Jansen zijn? Klopt het dat hij granaatscherven in zijn hoofd heeft en deels verlamd is? Verkeert hij in levensgevaar als hij niet snel geopereerd wordt?
Betrokkene is begin februari van Syrië naar Noord-Irak overgebracht, alwaar hij voor behandeling werd opgenomen in een ziekenhuis. Tijdens een bezoek van de Nederlandse vertegenwoordiging in Erbil aan betrokkene bleek dat er sprake was van een zorgelijke situatie, maar geen direct levensgevaar. Betrokkene heeft intussen Noord-Irak verlaten.
Kunt u aangeven of Richard Jansen overgebracht is naar Erbil, in het Koerdische deel van Irak? Zijn de medische voorzieningen daar dusdanig dat hij adequaat geopereerd en verzorgd kan worden?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat de Nederlandse overheid dan wel de zorgverzekeraar van Richard Jansen weigert voor diens behandeling en revalidatie te betalen? Zo ja, waarom?
Met in achtneming van het veiligheidsaspect is aan betrokkene de gebruikelijke consulaire bijstand verleend.
Volgens mijn informatie had betrokkene geen zorgverzekering en/of reisverzekering afgesloten. Bij het ontbreken van een afgesloten en dekkende ziektekosten- en reisverzekering is er voor een Nederlandse verzekeraar geen verplichting financieel borg te staan voor medische behandelingen in het buitenland danwel het zorgdragen van een verantwoorde professionele repatriëring naar Nederland.
De overheid financiert doorgaans geen ziekenhuisopname en medische behandelingen bij het ontbreken van een adequate verzekering. De overheid verstrekt evenmin leningen hiervoor.
Bent u bereid de noodkreet van Leo Jansen serieus te nemen en de mogelijkheden te onderzoeken om met spoed hulp te verlenen aan zijn zoon, zoals repatriëring naar Nederland, opname in een ziekenhuis, het verlenen van noodzakelijke medische zorg en financiering van de noodzakelijke operaties en behandelingen, in Irak dan wel in Nederland? Zo nee, waarom niet en wat bent u bereid dan wel te doen?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke wijze kunnen de Nederlandse militairen die in Erbil en omstreken aanwezig zijn helpen?
Er was geen rol weggelegd voor de Nederlandse militairen van de trainingsmissie. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken bleef de zaak echter nauwlettend volgen.
Bent u bereid deze vragen met spoed te beantwoorden?
Ja.
De verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars voor juiste informatievoorziening via vergelijkingssites |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de conclusie van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dat er op dit moment op een aantal vergelijkingssites nog informatie te vinden is die consumenten op het verkeerde been kan zetten? Kunt u hierbij specifiek ingaan op de opmerking van de NZa dat de interpretatie vaak niet transparant is, en in sommige gevallen zelfs onjuist is, en de opmerking dat met name in de vrije zorgkeuzen en in de uitleg van de restitutiepolis fouten worden gemaakt?1
Zoals ik eerder heb aangegeven in mijn beleidsreactie op de onderzoeken van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), Autoriteit Financiële Markten (AFM) en Autoriteit Consument en Markt (ACM) over vergelijkingssites2, acht ik het onwenselijk dat consumenten door informatie op vergelijkingssites op het verkeerde been worden gezet. Zorgverzekeraars moeten niet alleen zorg dragen voor een juiste informatieverstrekking aan vergelijkingssites, maar ook achteraf nagaan of de daarop vermelde informatie over hun polissen juist is verwerkt. Zij moeten dus ook controleren of de interpretatie van algemene termen zoals restitutie- en combinatiepolis, vrije keuze en selectieve inkoop door de vergelijkingssite juist is. Hierin schieten zorgverzekeraars nu nog te kort.
Om de informatievoorziening voor consumenten te verbeteren, heb ik in eerdergenoemde beleidsreactie en in mijn brief «Kwaliteit loont»3 toegezegd dat ik de NZa zal verzoeken nadere regels op te stellen ten aanzien van de controle door zorgverzekeraars van de informatie op vergelijkingssites. In het jaar van de transparantie verwacht ik dat zorgverzekeraars hun verantwoordelijkheid ten aanzien van informatieverstrekking steviger oppakken.
Op welke vergelijkingssites, en voor welke polissen, heeft er tot 31 december 2014 foutieve informatie gestaan?
Het onderzoek van de NZa richt zich op de rol van de zorgverzekeraars ten aanzien van informatieverstrekking aan consumenten. De NZa houdt geen toezicht op vergelijkingssites voor zorgverzekeringen. Om die reden worden in het onderzoek geen vergelijkingssites bij naam genoemd.
Welke vergelijkingssites hebben volgens het onderzoek van de NZa geen transparante interpretaties gegeven, en wanneer hebben zij deze informatie gecorrigeerd? Welke vergelijkingssites hebben volgens het onderzoek van de NZa onjuiste informatie gegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u ook het risico dat door verkeerde informatieverstrekking verzekerden nu ten onrechte kunnen denken dat zij een polis met volledig vrije zorgkeuze hebben afgesloten, waardoor ze mogelijk tegen onverwachte zorgkosten oplopen? Zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor onvolledigheden of onjuistheden op vergelijkingssites die namens hen informatie verstrekken, ook als het gaat om de interpretatie van algemene termen. Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 moeten zorgverzekeraars controleren of de interpretatie van die algemene termen door de vergelijkingssite juist is. Als zij dit niet doen, dan lopen zorgverzekeraars het risico dat de NZa hen hierop aanspreekt. Ook bestaat het risico dat consumenten op grond van onvolledige of onjuiste informatie hun keuze voor een zorgverzekering bepalen. Daarom heb ik eerder aangegeven dat ik de Nza zal verzoeken nadere regels op te stellen om zorgverzekeraars te bewegen de informatie op vergelijkingssites beter te controleren.
Hoeveel mensen hebben dan op foutieve gronden een zorgverzekering afgesloten?
Ik ben hiermee niet bekend.
Indien uw antwoord op vraag 4 en 5 bevestigend is, wie is er dan verantwoordelijk voor de geleden schade?
In mijn brief van 28 januari 20154 heb ik Uw Kamer reeds geïnformeerd over de wettelijke bedenktermijn van 14 dagen die consumenten hebben als zij een polis hebben afgesloten.
Als een consument op basis van onjuiste informatie via een vergelijkingssite een polis heeft afgesloten en de wettelijke bedenktermijn is verstreken, dan bestaat wellicht bij de zorgverzekeraar waarmee een contract is gesloten toch nog vóór 1 februari van elk jaar de mogelijkheid om de polis te wijzigen. De mogelijkheden hiertoe verschillen per zorgverzekeraar. Als onderling geen oplossing wordt gevonden en een klacht bij de zorgverzekeraar niet tot het gewenste resultaat leidt, dan kan een klacht worden ingediend bij Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen. Ook staat de gang naar de rechter open.
Kunnen verzekerden die een polis hebben afgesloten op basis van verkeerde en/of misleidende informatie alsnog van polis veranderen? Zo nee, wilt u dit dan mogelijk maken?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is uw oordeel over de conclusie van de NZa dat verzekeraars meer zouden moeten bijdragen aan verbetering van de informatie? Kunt u hierbij specifiek ingaan op de opmerking dat verzekeraars nog geen verantwoordelijkheid voor zichzelf zien om de vergelijkingssites aan te spreken?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Welke verzekeraars zouden volgens het onderzoek van de NZa meer moeten bijdragen aan verbetering van de informatie op vergelijkingssites?
De NZa heeft mij laten weten dat de conclusie van het onderzoeksrapport geldt voor alle zorgverzekeraars.
Welke sancties kan de NZa opleggen aan zorgverzekeraars die niet voldoen aan de Beleidsregel Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars en volmachten 2014?2
Als een zorgverzekeraar niet voldoet aan de Beleidsregel Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars en volmachten, dan is dit een overtreding van artikel 40 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). In dat geval kan de NZa een aanwijzing geven op grond van artikel 76 Wmg. Houdt de verzekeraar zich niet binnen de gestelde termijn aan de aanwijzing, dan kan de NZa een last onder bestuursdwang opleggen. Zij kan ook openbaar maken dat de verzekeraar in strijd handelt met artikel 40 Wmg en dat aan de verzekeraar een aanwijzing is gegeven dan wel een last onder dwangsom is opgelegd. Tot slot kan de NZa ook de verzekeraar een boete opleggen conform artikel 85 Wmg.
Deelt u de mening dat het van belang is dat ook zorgverleners makkelijk te weten kunnen komen welke polis een patiënt heeft, zodat ook de zorgverlener de patiënt kan informeren over het al dan niet vergoeden van zorg?
Verzekerden, zorgverzekeraars en zorgverleners hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid als het gaat om het inwinnen en verstrekken van informatie over vergoeding van zorg.
De verzekerde moet zich voordat hij een bepaalde polis afsluit, goed informeren over de inhoud van de polis en welke gevolgen dit voor hem kan hebben. De verzekeraar heeft de plicht om een verzekerde te informeren over het gecontracteerde aanbod en de gevolgen voor het eigen risico voorafgaand aan een behandeling. Zorgverleners moeten zich er op hun beurt ook voor inspannen om hun patiënten te informeren, omdat als zij niet zijn gecontracteerd de patiënt de kosten aan hen moet betalen. Als zij de patiënt hierover niet informeren, lopen zij een debiteurenrisico.
Om het voor zorgverleners gemakkelijker te maken hun patiënten direct te informeren over de vergoeding van de te leveren zorg, heb ik eerder in mijn brief van 17 december 20146 aangegeven dat de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) de mogelijkheid bekijkt om bij afsprakenbureau’s in ziekenhuizen een systeem te implementeren waarmee het ziekenhuis bij het inplannen van een afspraak op basis van de polis van de verzekerde kan zien of er sprake is van een contract. Betrokken partijen hebben mij laten weten bezig te zijn met een technische oplossing, waarin het UZOVI-nummer een rol speelt.
Klopt het dat de Unieke Zorgverzekeraarsidentificatie (UZOVI) die zorgverleners moeten gebruiken bij het indienen van declaraties geen onderscheid maakt tussen soorten polissen?
Zie antwoord vraag 11.
Betekent dit dat ziekenhuizen en andere zorgverleners niet in hun systeem kunnen nagaan of zorg wel of niet gecontracteerd is?
Zie antwoord vraag 11.
Indien het antwoord op vraag 12 bevestigend is, bent u dan bereid in overleg met zorgverzekeraars te gaan om in de UZOVI-nummers duidelijk te maken wat voor polis de verzekerde heeft, zodat ook de zorgverlener de patiënt kan informeren?
Zie antwoord vraag 11.
Waarom heeft u er voor gekozen om dit rapport pas begin januari naar de Kamer te sturen, terwijl het rapport van 18 november 2014 is, en u heeft toegezegd dit zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen?3 Aangezien er ook nog geen beleidsreactie bij het rapport is gevoegd, wat is dan de reden dat u pas na de overstapperiode het rapport naar de Kamer heeft gestuurd?
Het leek mij goed om met mijn beleidsreactie te voldoen aan mijn toezegging tijdens de begrotingsbehandeling in Uw Kamer om samen met het Ministerie van Financiën te kijken of er maatregelen mogelijk c.q. nodig zijn met betrekking tot vergelijkingssites. Ook wilde ik hierin mijn standpunt weergeven ten aanzien van een provisieverbod voor bemiddeling in zorgverzekeringen. Hiervoor heb ik besloten in overleg te treden met de ACM, AFM, NZa en het Ministerie van Financiën. Het overleg met partijen en de afstemming die daaruit voortvloeide, heeft langer geduurd dan ik van tevoren had voorzien. Om die reden heb ik de rapporten niet direct voorzien van een beleidsreactie.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden, aangezien aanmelden bij een nieuwe zorgverzekeraar nog mogelijk is tot het eind van januari, en klanten mogelijk geïnformeerd moeten worden over het feit dat zij misleid zijn?
Het is tot mijn spijt niet gelukt om Uw vragen binnen een week te beantwoorden.
Het niet vergoed krijgen van medisch noodzakelijke plastische chirurgie |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de tv-uitzending waaruit blijkt dat, wanneer je op medische indicatie plastische chirurgie nodig hebt, het zeer lastig blijkt te zijn de kosten daarvan vergoed te krijgen?1
In de tv-uitzending is een correct beeld geschetst van de vergoedingsmogelijkheden voor plastische chirurgie zoals die in de Zorgverzekeringswet gelden.
De aanspraak op plastisch-chirurgische behandeling is per 2005 – nog in de ziekenfondsverzekering – fors aangescherpt. De reden hiervoor was dat artsen in veel gevallen geen onderscheid maakten tussen ingrepen die wel en ingrepen die niet medisch noodzakelijk waren. Het (over-)grote deel van de plastisch-chirurgische ingrepen was niet medisch noodzakelijk maar cosmetisch en werd echter toch als medisch noodzakelijk gedeclareerd. Daarom is de vergoeding van plastische chirurgie zoveel mogelijk beperkt tot ingrepen die vaak medisch noodzakelijk zijn. Ingrepen die soms noodzakelijk zijn maar vaak niet, zijn uit het verzekerde pakket verwijderd om te voorkomen dat ze toch als medisch noodzakelijk gedeclareerd zouden worden.
Deze aanscherping van de aanspraak op plastische chirurgie is per 2006 met de invoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) ongewijzigd overgenomen en geldt sindsdien nog steeds. Enkel bij de buikwandcorrectie is per 2007 een beperkte versoepeling doorgevoerd.
Ik heb in 2013 in het hoofdlijnenakkoord met de medisch specialisten afgesproken dat zij veel beter gaan letten op wat wel en wat niet medisch noodzakelijk is. Kernpunt van die afspraken is dat medisch specialisten veel meer aandacht zullen gaan geven aan de invulling van gepast gebruik van zorg, zodat uitsluitend behandelingen die medisch noodzakelijk zijn zullen worden gedeclareerd. Als blijkt dat medisch specialisten zich in de toekomst aan deze afspraken houden, hoeft niet meer besloten te worden tot dergelijke beperkingen als bij plastische chirurgie zijn ingevoerd. Wellicht is het dan ook mogelijk de beperkingen op het terrein van de plastische chirurgie enigszins te versoepelen zodat in die gevallen waarin deze ingrepen echt medisch noodzakelijk zijn, deze toch uit de basisverzekering kunnen worden vergoed. Dit vereist wel dat de plastisch chirurgen kunnen aantonen dat zij zich strikt aan de gemaakte afspraken over gepast gebruik houden, om te voorkomen dat ingrepen worden gedeclareerd die niet echt medisch noodzakelijk zijn. Ik heb momenteel geen plannen om de vergoeding van plastische chirurgie in de zorgverzekering uit te breiden of de bestaande beperkte vergoeding te versoepelen.
Wat is uw reactie op het verhaal van Manon, een 14-jarige meid, die vanwege het aangeboren syndroom van Poland geen borstgroei heeft aan één zijde van haar lichaam? Wat vindt u ervan dat haar zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid weigert een prothese te vergoeden?
De vergoeding van plastisch-chirurgische behandelingen uit het basispakket houdt in dat het operatief plaatsen van borstimplantaten uitsluitend wordt vergoed na een gehele of gedeeltelijke borstamputatie. In andere gevallen vindt geen vergoeding uit het basispakket, ook niet voor vrouwen of meisjes die geen, nauwelijks of een eenzijdige borstontwikkeling hebben. Dat neemt niet weg dat ik mij de emoties van Manon en haar moeder kan voorstellen.
Ligt het niet in de rede om bij kinderen met een aangeboren afwijking, waarbij een plastische chirurgie ingreep op medische indicatie gewenst is om een normaal leven te kunnen leiden, de kosten daarvan te vergoeden? Kunt u uw antwoord gedegen motiveren?
Zie antwoord vraag 2.
Wat denkt u dat een aandoening als deze doet met een opgroeiende puber? Kunt u zich voorstellen wat voor psychisch lijden dit teweeg brengt? Vindt u dit opwegen tegen de kosten van een relatief eenvoudige operatie?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich voorstellen dat Manon en haar moeder de wijze waarop de zorgverzekeraar zich opstelt in deze situatie als harteloos ervaren? Handelt de zorgverzekeraar volgens u in lijn met uw beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op het verhaal van mevrouw H., een oudere vrouw waarbij haar oogleden dichtvallen vanwege te lange spieren? Wat vindt u ervan dat haar zorgverzekeraar Menzis weigert de operatie te betalen omdat dit volgens uw beleid niet zou mogen?
De vergoeding van plastisch-chirurgische behandelingen uit het basispakket houdt in dat ooglidcorrecties uitsluitend worden vergoed als deze medisch noodzakelijk
zijn als gevolg van een aangeboren afwijking of van een bij de geboorte aanwezige chronische aandoening. Ooglidcorrecties vanwege verslapte of hangende oogleden die het gevolg zijn van een gevorderde leeftijd, worden in geen enkel geval uit het basispakket vergoed. Dit zou namelijk ook het risico inhouden van het vergoeden van voornamelijk cosmetische ingrepen die op oneigenlijke gronden als medisch noodzakelijk worden gedeclareerd. Dat was namelijk de praktijk die heeft geleid tot de aanscherping van de aanspraak op plastisch-chirurgische ingrepen per 2005.
Hoewel ik mij de reactie van mevrouw H. kan voorstellen, is vergoeding van een ooglidcorrectie uit de basisverzekering in haar situatie niet mogelijk.
Kunt u zich de verontwaardiging voorstellen bij mevrouw H. die niet meer kan lezen, puzzelen, tv kijken of überhaupt iemand aankijken zonder haar hoofd in haar nek te leggen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aan mevrouw H. uitleggen dat de behandeling van de nekklachten die zij heeft door het in haar nek moeten leggen van haar hoofd wel vergoed wordt, maar het aanpakken van de oorzaak van het probleem niet?
De behandeling van de nekklachten van mevrouw H. met fysiotherapie vindt niet plaats uit de basisverzekering maar zal uit de aanvullende verzekering worden vergoed. De inhoud en polisvoorwaarden van aanvullende verzekeringen behoren volledig tot de bevoegdheden van de verzekeraars zelf. Ik heb daarmee geen bemoeienis. Voor uitleg waarom de fysiotherapie voor de nekklachten van mevrouw H. wel wordt vergoed, zal zij zich tot haar verzekeraar dienen te wenden. Ik kan daar geen uitspraak over doen.
Klopt het dat in de situatie van mevrouw H., ondanks dat zorgverzekeraar Menzis begrip zegt te hebben voor de situatie en erkent dat het medisch noodzakelijk is, het wettelijk niet is toegestaan de operatie te vergoeden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is uw reactie op de uitspraak van professor Van der Hulst dat er sprake is van onduidelijkheid en willekeur bij zorgverzekeraars, en dat het voor zorgverleners onmogelijk is voor iedere verzekeraar en polis aan te geven of een behandeling wel of niet vergoed wordt? Wat gaat u hieraan doen?
Zoals ik hiervoor heb uiteengezet is de vergoeding van plastisch-chirurgische ingrepen in het kader van de Zvw helder. Over de vraag welke ingrepen uit de basisverzekering worden vergoed bestaat naar mijn mening geen onduidelijkheid. Daarbij is geen sprake van willekeur bij zorgverzekeraars. Ik neem daarom aan dat professor Van der Hulst doelde op vergoeding voor plastisch-chirurgische ingrepen uit de aanvullende verzekeringen. Aanvullende verzekeringen en de daarvoor geldende polisvoorwaarden behoren geheel tot de bevoegdheden van de verzekeraars zelf en ik kan daar dan ook niet in treden.
Bent u, evenals professor Van der Hulst, ook van mening dat er een belangrijk onderscheid is tussen cosmetische chirurgie en medisch noodzakelijke plastische chirurgie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, ik ben het met professor Van der Hulst eens dat er een belangrijk onderscheid is tussen cosmetische chirurgie en medisch noodzakelijke plastische chirurgie. In het verleden is echter gebleken dat de beroepsgroep zelf dit onderscheid vaak niet strikt hanteerde en in aanzienlijke mate cosmetische ingrepen declareerde als medisch noodzakelijke plastische chirurgie. Juist om dergelijke oneigenlijke declaraties voor cosmetische behandelingen tegen te gaan is per 2005 de aanspraak op plastisch-chirurgische ingrepen beperkt.
Bent u van mening dat het in bovengenoemde en soortgelijke situaties niet gaat om het mooier maken van de patiënt, maar om hem of haar heel te maken, zodat betrokkene een normaal leven kan leiden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven is meer aandacht voor de vraag wat wel en wat niet medisch noodzakelijke zorg is, een kernpunt van de afspraken die ik met medisch specialisten heb gemaakt. Hier ligt derhalve een belangrijke verantwoordelijkheid voor -in casu- de plastisch chirurgen zelf.
Vindt u het huidige onderscheid: behandelingen van niet-aangeboren afwijkingen wel vergoeden en van aangeboren afwijkingen niet, uit te leggen aan patiënten zoals Manon of mevrouw H.? Kunt u uw antwoord toelichten?
Anders dan in de vraagstelling wordt gesuggereerd wordt bij de vergoeding van plastisch-chirurgische ingrepen niet het onderscheid gehanteerd dat niet-aangeboren afwijkingen wel worden vergoed en aangeboren afwijkingen niet. Zo worden ooglidcorrecties juist uitsluitend vergoed als deze medisch noodzakelijk zijn als gevolg van een aangeboren afwijking of van een bij de geboorte aanwezige chronische aandoening.
In de antwoorden op de vragen 1 t/m 7 en 9 heb ik uiteengezet wat de redenen zijn geweest voor beperking van de vergoeding van plastische chirurgie.
Om hoeveel medisch noodzakelijke plastisch chirurgische ingrepen gaat het op jaarbasis? Kunt u hierbij een onderscheid maken in een aantal belangrijke categorieën, zoals buikwandcorrectie, ooglidcorrectie en borstprothese? Wat zijn de kosten die hiermee gemoeid zijn? Wat zijn de indirecte kosten, zoals psychische hulp of medicijnkosten, die dank zij deze operaties uitgespaard kunnen worden?
Gegevens over hoeveel medisch noodzakelijke plastisch-chirurgische ingrepen het op jaarbasis betreft, zijn mij niet bekend. Ik heb dan ook geen informatie over de gevraagde categorieën ingrepen noch over de daarmee gemoeide directe en indirecte kosten.
Bent u bereid Zorginstituut Nederland opnieuw advies uit te laten brengen over de in 2005 uit het basispakket geschrapte medisch noodzakelijke plastische chirurgie, inclusief de financiële implicaties? Wilt u daarbij ook laten onderzoeken of bij het al dan niet vergoeden van medisch noodzakelijke plastische chirurgie in het basispakket bepaalde criteria gehanteerd kunnen worden, als bijvoorbeeld leeftijd, waarbij vergoeding in het basispakket wel redelijk te achten is voor bijvoorbeeld kinderen en 65-plussers, evenals het feit of een aandoening al dan niet aangeboren is? Kunt u dit advies, voorzien van uw standpunt, de Kamer doen toekomen ruim voor de parlementaire behandeling van het basispakket 2016?
In het hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg is afgesproken dat medisch specialisten zich meer zouden inzetten voor gepast gebruik van zorg, zodat de doelmatigheid van de zorg verbeterd wordt. In het verleden is gebleken dat plastische chirurgie niet doelmatig werd toegepast. Om die reden is besloten om plastische chirurgie in het verzekerde pakket per 2005 te beperken. Het is daarom nu expliciet aan de plastisch chirurgen om invulling te geven aan de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord en te laten zien hoe ze werk gaan maken van gepast gebruik.
De onrust onder budgethouders over uitbetaling van het persoonsgebonden budget (pgb) |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht dat de onrust onder budgethouders over de uitbetaling van het pgb toeneemt?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Geldt uw toezegging dat budgethouders geen hinder mogen ondervinden van de uitvoering door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) nog steeds? Hoe beoordeelt u in dat licht de huidige gang van zaken rondom uitvoering van de pgb-regeling door de SVB?
In overleg met betrokken partijen (VNG, ZN en SVB) heb ik verschillende invoeringscenario’s ontwikkeld waardoor de continuïteit van zorg en ondersteuning bij budgethouders wordt gewaarborgd. Ondanks de grootschalige inzet van alle partijen is er geconcludeerd dat het niet haalbaar was om alle controles vooraf op de zorgovereenkomsten uit te voeren en toekenningsberichten te verwerken, voordat de zorgverleners betaald moeten worden. In de brief van 22 december2 heb ik u reeds ingelicht over de mogelijkheden om de zorg te continueren als niet alle controlewerkzaamheden op tijd afgerond zouden zijn. In de brief van 20 januari3 licht ik toe wat er is gedaan om de zorgverleners op tijd uit te kunnen betalen. De consequentie van de keuze voor de alternatieve werkwijze is dat de controles die voorafgaand aan het budgetjaar uitgevoerd zouden worden, op een later tijdstip worden gedaan. Ik streef er naar om deze controles uiterlijk binnen 3 maanden alsnog uit te laten voeren. Onder de AWBZ vonden controles altijd na afloop van het budgetjaar plaats.
Op welke manier is de uitbetaling van pgb's in januari 2015, en de maanden daarna, voor budgethouders geregeld?
Zie antwoord vraag 2.
Welke afspraken zijn er inmiddels door u met de VNG en de SVB gemaakt om de onrust onder budgethouders weg te nemen, en de problemen bij uitbetaling van Is u pgb’s weg te nemen?
Zie antwoord vraag 2.
Is u bekend voor hoeveel budgethouders met deze afspraken een (voorlopige) oplossing is gevonden? Is u voorts bekend hoe groot de groep van budgethouders is voor wie ook met deze afspraken de uitbetaling in januari 2015 nog niet geregeld is?
Met de getroffen maatregelen is het mogelijk om budgethouders die voor 1 januari een eerste inzending hebben gedaan van hun zorgovereenkomst tijdig uit te betalen. Dit geldt ook indien de zorgovereenkomst nog niet definitief is goedgekeurd. Het betreft ca. 50.000 budgethouders. Declaraties op zorgcontracten die na 1 januari voor het eerst worden ingediend, zullen zo snel mogelijk worden uitbetaald. De termijn die daarvoor nodig is, zal langer kunnen zijn dan 5 werkdagen.
Wanneer verwacht u dat de SVB de administratie rondom de pgb’s wel op orde kan hebben?
Met de genomen maatregelen kunnen de betalingen op tijd plaatsvinden. Zoals aangegeven, streef ik er naar om uiterlijk binnen 3 maanden alle controles alsnog uit te laten voeren. Overigens zullen naast de SVB ook gemeenten en zorgkantoren hiervoor inspanningen moeten verrichten.
Kunt u uitleggen welke afspraken met de SVB zijn gemaakt over uitbetaling van de pgb's, en welke bestuurlijke afspraken over terugvalscenario's zijn gemaakt?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief van 20 januari jongstleden.
Welke maatregelen zijn genomen om de bereikbaarheid van de SVB voor budgethouders te verbeteren, aangezien zij soms dagenlang er niet in slagen met de SVB in contact te komen? Welke afspraken zijn gemaakt over de verbetering van de bereikbaarheid van de SVB?
De SVB heeft de eerste week van december de capaciteit op kunnen schalen. Uit rapportagecijfers van de SVB blijkt dat nu vrijwel iedereen die belt iemand aan de lijn krijgt. Op piekmomenten wordt gewerkt met een terugbelverzoek. Daarnaast is de website van de SVB aangevuld met veelgestelde vragen en antwoorden. Ook de website van Per Saldo biedt uitgebreide informatie. Overigens kunnen mensen met vragen over hun pgb ook terecht bij de verstrekker ervan, het zorgkantoor dan wel de gemeente.
Bent u ervan op de hoogte dat er budgethouders zijn die (soms meermalen) contracten hebben opgestuurd en nog niets hebben gehoord van de SVB, of te horen krijgen dat de SVB de contracten nog niet heeft ontvangen? Waar kunnen budgethouders zich melden die ondanks de genomen maatregelen geen pgb uit kunnen laten betalen? Bent u bereid hiervoor een aanspreekpunt bij uw ministerie in te stellen?
Ik ben op de hoogte van het feit dat dit in sommige situaties lang heeft geduurd. Vanaf 15 december jongstleden zijn er door de SVB brieven uitgestuurd naar alle budgethouders Wmo en Jeugd die nog geen bericht hadden ontvangen na het insturen van hun overeenkomsten. De zorgkantoren hebben ditzelfde gedaan naar alle budgethouders die vallen onder de Wlz. In deze brieven heeft de SVB gemeld dat ook declaraties van budgethouders van wie de overeenkomst nog niet is goedgekeurd, in januari toch betaald zullen worden. Voor vragen over de betaling kunnen budgethouders zich in eerste instantie melden bij de SVB, die zonodig de betrokken gemeenten of het zorgkantoor benadert.
Als mensen helemaal nog niet bekend zijn bij de SVB, worden zij verzocht contact op te nemen met de verstrekker van hun budget om na te gaan of er een toekenning van een pgb is. Overigens hebben de zorgkantoren van budgethouders die in 2014 een pgb onder de AWBZ hadden en van wie de indicatie doorloopt in 2015, de gegevens overgedragen aan de SVB.
Vanuit het ministerie zal er gemonitord worden hoe de eerste maanden verlopen via rapportages van de SVB en intensief overleg met VNG, ZN en SVB.
Wat is uw reactie op de stelling dat 182 gemeenten nog geen gegevens bij de SVB over budgethouders hebben aangeleverd? Welke maatregelen kunt en wilt u nemen om ervoor te zorgen dat dit op zeer korte termijn wél gebeurt?
Ik heb u bij eerder genoemde brief van 20 januari geïnformeerd over de achterstand bij de aanlevering van de zogenaamde toekenningsberichten. Ik heb u ook gemeld dat in goed overleg tussen SVB, VNG en VWS besloten is om zonodig een voorlopig toekenningsbericht in het SVB-systeem op te nemen, zodat tijdige uitbetaling voor alle budgethouders mogelijk is. Tot op heden hebben 43.000 budgethouders een voorlopige toekenning gekregen. Daarmee komt het totaal aantal budgethouders met een toekenning op 141.000. De voorlopige toekenning zal zo spoedig mogelijk worden vervangen door een definitieve toekenning.
Collectieve zorgverzekeringen waarbij chronisch zieken geen baat hebben |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie na het lezen van het opinieartikel van mevrouw Sanders, reumapatiënt en tevens voorzitter van ReumActief?1
Naar ik uit het artikel begrijp heeft mevrouw Sanders ervoor gekozen niet over te stappen naar de collectieve verzekering van de gemeente Stadskanaal omdat deze haar verzekeringstechnisch minder kan bieden dan haar huidige verzekeraar. Het is onduidelijk of bij andere zorgverzekeraars mogelijkheden zijn om aan de bezwaren van mevrouw Sanders tegemoet te komen. Verder merk ik op dat de zorgverzekering wordt gezien als een passende en toereikende voorziening waarvan iedereen geacht wordt de premie te kunnen betalen. Waar dat niet het geval is, kan zorgtoeslag worden aangevraagd. Het is onduidelijk of mevrouw Sanders zorgtoeslag heeft aangevraagd.
Voorts is het aan de gemeente te bepalen hoe het lokale beleid wordt ingericht. Mevrouw Sanders stelt dat haar gemeente ervan uit gaat dat zij zelf de huishoudelijke hulp kan organiseren en betalen. De gemeente kan niet bepalen of iemand huishoudelijke hulp zelf moet betalen en ook niet bij voorbaat of iemand huishoudelijke hulp zelf kan organiseren. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn. Indien iemand zich bij de gemeente meldt met een verzoek om ondersteuning, moet de gemeente onderzoek doen naar de persoonlijke situatie.
Bij het onderzoek wordt bekeken wat betrokkene zelf nog kan dan wel of andere mensen eventueel kunnen helpen. Ook kijkt de gemeente of er al zorg en ondersteuning vanuit andere wetten wordt geboden, zoals de Zorgverzekeringswet of de Participatiewet. Indien uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van onvoldoende zelfredzaamheid en ook het netwerk niet kan bijdragen, is de gemeente verplicht ondersteuning te bieden. Dit kan in de vorm van een maatwerkvoorziening maar het kan ook zijn dat de gemeente voor bepaalde gevallen een algemene voorziening heeft ingericht. Uit de bijdrage van mevrouw Sanders kan ik niet opmaken of de gemeente op dit punt tekort is geschoten.
Wat is uw reactie op het gegeven dat chronisch zieken in veel gevallen geen baat hebben bij een collectieve zorgverzekering van desbetreffende gemeente?
Ik deel deze opvatting niet en alvorens dit toe te lichten, wil ik benadrukken dat een collectieve zorgverzekering één van de mogelijkheden is waar mensen met een chronische ziekte en/of beperking baat bij kunnen hebben. Naast de landelijke fiscale regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten beschikken gemeenten over verschillende instrumenten om mensen met een chronische zieke en/of beperking te ondersteunen. Met het vervallen van de Wtcg en CER hebben gemeenten hiertoe aanvullend budget ontvangen.
Ten aanzien van collectieve zorgverzekeringen geldt dat gemeenten al jaren collectieve zorgverzekeringen aanbieden voor burgers met een lager inkomen. Het overgrote deel van de gemeenten heeft met inzet van het aanvullend budget deze regelingen gericht doorontwikkeld om beter aan te sluiten bij de meerkosten van mensen met een chronische ziekte en/of beperking. Naast aanvullende modules met dekkingen die specifiek gericht zijn op meerkosten als gevolg van een chronische ziekte en/of beperking hebben gemeenten hun bijdrage in de premie van de gemeentelijke collectieve zorgverzekeringen verhoogd. Zowel directe kosten als het eigen risico kunnen worden opgenomen in de collectiviteit.
Recentelijk is een rapport gepubliceerd waarin bureau BS&F in opdracht van Ieder(in) heeft onderzocht hoe gemeenten hun collectieve zorgverzekering inzetten om mensen met een chronische ziekte en/of beperking voor hun meerkosten te compenseren. Het onderzoek is als bijlage hierbij toegevoegd. Uit het onderzoek komt naar voren dat bijna 80% van de 300 gemeenten waar het onderzoek op is gebaseerd, met behulp van het aanvullende budget dat zij hebben ontvangen, hun gemeentelijke collectiviteiten hebben uitgebreid en hun bijdrage in de premie hebben verhoogd. Burgers die hiervan gebruik maken genieten per saldo gemiddeld een financieel voordeel van bijna € 460,– per jaar ten opzichte van wat deze zorgverzekering normaliter zou kosten zonder bijdrage van de gemeente en zonder uitonderhandelde collectiviteitskorting. Ook blijkt uit het onderzoek dat meer dan de helft van de onderzochte gemeenten de toegang tot de gemeentelijke collectiviteiten hebben verruimd naar een inkomensgrens van 120% of hoger.
Het voorgaande toont aan dat meer mensen baat hebben bij de collectieve zorgverzekeringen die hun gemeente aanbiedt. Met de beoogde verdere doorontwikkeling zullen de collectieve zorgverzekeringen steeds beter aansluiten op de behoeften van mensen met een chronische ziekte en/of beperking.
Wat vindt u ervan dat juist chronisch zieken,voor wie de aanvullende verzekering met name van groot belang is, in sommige gemeenten alleen in aanmerking komen voor compensatie van het eigen risico wanneer zij overstappen naar een andere verzekeraar?
De inhoud van de collectieve zorgverzekering is afhankelijk van de keuzes die de gemeente maakt en de afspraken die de gemeente met de verzekeraar maakt. Indien iemand gebruik wil maken van de gemeentelijke collectiviteit dan moet deze persoon wel verzekerd zijn bij dezelfde verzekeraar als de verzekeraar waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten. Indien dit niet het geval is, dan zal iemand van verzekeraar moeten overstappen. Dit is niet anders dan bij andere collectiviteiten. Gemeenten hebben overigens in de regel hun gemeentelijke collectiviteit ondergebracht bij de verzekeraar met het grootste marktaandeel in de betreffende gemeente. Voor veel mensen zal dit impliceren dat overstappen niet nodig is. Voorts geldt dat gemeenten de verplichting hebben om (aanvullend) maatwerk te bieden daar waar dat nodig is.
Zoals aangegeven in mijn brief «Kwaliteit Loont» dd. 6 februari jl. wil ik ook via een aanpassing van de vereveningssystematiek bevorderen dat verzekeraars vaker van de mogelijkheid gebruik maken om een korting te geven als verzekerden – in het bijzonder chronisch zieken – gebruik maken van gecontracteerd aanbod. Over de uitwerking zal uw Kamer nader worden geïnformeerd.
Erkent u dat met de stijging van de zorgpremie, de stijging van het eigen risico, het wegvallen van compensatieregelingen en het uitkleden van het basispakket, chronisch zieken onevenredig hard getroffen worden door uw beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel deze mening niet. Het pakket is de afgelopen jaren per saldo groter en niet kleiner geworden. Zoals gezegd bij het antwoord op de eerste vraag, zie ik de zorgverzekering als een passende en toereikende voorziening waarvan iedereen geacht wordt de premie te kunnen betalen. Waar dat niet het geval is, kan, afhankelijk van het inkomen, de zorgtoeslag worden aangevraagd. Ik neem aan dat met «wegvallen van compensatieregelingen» wordt gedoeld op het wegvallen van de Wtcg en CER. Naast de landelijke fiscale regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten hebben gemeenten aanvullend budget ontvangen voor meer financiële mogelijkheden voor gericht maatwerk aan personen met een chronische ziekte en/of beperking met meerkosten. Voorts zij opgemerkt dat de betaalde gemiddelde premie en eigen risico van de laagstbetaalden de afgelopen tien jaar ongeveer gelijk is gebleven, mede als gevolg van de stijgende zorgtoeslag voor deze groep verzekerden.
Gaat u voorkomen dat chronisch zieken, die toch al veel zorgkosten maken, buiten de boot vallen bij collectieve zorgverzekeringen of compensatie van het eigen risico? Zo nee, hoe gaat u dan voorkomen dat chronisch zieken het hoofd financieel boven water kunnen houden?
Onder het zorgverzekeringsstelsel wordt iedereen geacht de premie te kunnen betalen. In voorkomend geval kan er een beroep worden gedaan op de zorgtoeslag. Zoals aangegeven bij het antwoord op de vragen 2 en 3 ben ik van mening dat chronisch zieken niet buiten de boot hoeven te vallen bij collectieve verzekeringen. Wat betreft het eigen risico geldt dat het aan de gemeente is te bepalen of compensatie wordt verstrekt voor het eigen risico en op welke wijze.
Hoe gaat u er voor zorgen dat de resterende, naar de gemeente overgehevelde compensatiegelden waaronder Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en Compensatie eigen risico (Cer), ook ten goede komen aan chronisch zieken?
Ik verwijs allereerst naar de hiervoor gegeven antwoorden op de vragen 2 en 3. In aanvulling daarop geldt dat – zoals beoogd – de gemeenten de verantwoordelijkheid nemen om mensen met een chronische ziekte en/of beperking te ondersteunen. Hierbij hebben gemeenten de beleidsruimte gekregen om te bepalen op welke wijze dit (lokaal) het beste kan. Indien iemand ondersteuning nodig heeft en een collectieve zorgverzekering niet tot de oplossingen hoort, dan dient de gemeente een andere oplossing te zoeken. Gemeenten beschikken over voldoende instrumenten om gericht ondersteuning te bieden naast de mogelijkheid van een collectieve zorgverzekering.
Bent u bereid gemeenten erop aan te spreken deze compensatiegelden los te koppelen van de collectieve zorgverzekering aangezien chronisch zieken hier in veel gevallen geen baat bij hebben en dus misgrijpen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo 2015 en de wijze waarop zij invulling geven aan deze verantwoordelijkheid. Er is geen sprake van een geoormerkt budget voor chronisch zieken en er is ook geen sprake dat dit budget wel of niet gekoppeld is aan bepaalde gemeentelijke instrumenten.
Bent u van mening dat fysiotherapie voor mensen met ernstige, vergevorderde reuma baat hebben bij langdurige fysiotherapie en dat dit veel hogere kosten voor medicatie, thuiszorg, hulpmiddelen en uitval kan voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het antwoord op deze vraag wordt gecombineerd met het antwoord op vraag 11.
Bent u van mening dat mensen met ernstige reuma, gelet op het feit dat aanvullende verzekeringen met onbeperkte fysiotherapie voor hen vaak onbereikbaar (risicoselectie) of onbetaalbaar zijn, voldoende keuzevrijheid hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Verzekeraars hebben een acceptatieplicht voor de basisverzekering. In de basisverzekering is alle zorg opgenomen waarvan de overheid het van belang acht dat iedereen hiervoor verzekerd is. Vormen van zorg die buiten het basispakket vallen kunnen door zorgverzekeraars worden opgenomen in een aanvullende verzekering. Men kan vrijwillig kiezen voor een aanvullende verzekering. Verzekeraars kunnen acceptatievoorwaarden toepassen voor de aanvullende verzekering. Met name bij de aanvullende verzekeringen in het topsegment worden acceptatievoorwaarden gehanteerd door zorgverzekeraars. Voor aanvullende verzekeringen met een beperktere dekking gelden vaak geen acceptatievoorwaarden. De NZa heeft in haar rapport acceptatieplicht van het voorjaar 2014 aangegeven dat de toegankelijkheid van zorg in ons zorgstelsel goed geborgd is en er voldoende mogelijkheden zijn om over te stappen. Hoewel er geen sprake is van overtredingen van de acceptatieplicht, signaleert de NZa wel een aantal mogelijke risico’s. De NZa stelt een visie op over de sturing van verzekerden op basisverzekering via de aanvullende verzekering. De NZa brengt dit naar verwachting tijdens het 2de kwartaal 2015 naar buiten.
Staat u nog altijd achter uw besluit om langdurige fysiotherapie voor mensen met reuma uit het basispakket te halen? Zijn bij dit besluit destijds, naast wetenschappelijk bewijs, ook de geboekte resultaten uit de praktijk meegewogen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zolang er geen of onvoldoende wetenschappelijk bewijs is voor de werkzaamheid en effectiviteit van langdurige of onbeperkte fysiotherapie voor verzekerden met reumatische aandoeningen, ben ik van oordeel dat deze fysiotherapie voor die aandoeningen geen deel moet uitmaken van het verzekerde pakket van de Zvw. Dit vanwege het uitgangspunt van «evidence based medicine» dat geldt bij het Zvw-basispakket.
In mei 2011 heeft het College voor zorgverzekeringen (de voorganger van het Zorginstituut Nederland) mij geadviseerd langdurige fysiotherapie bij reumatische aandoeningen niet langer in het basispakket te handhaven. Dit omdat de beschikbare (medisch-)wetenschappelijke literatuur onvoldoende bewijs bood voor de werkzaamheid en effectiviteit van langdurige of onbeperkte fysiotherapeutische behandeling bij reumatische aandoeningen. Op basis van dat advies heb ik in juni 2011 aan het parlement het voornemen voorgelegd om met ingang van 1 januari 2012 deze reumatische aandoeningen te verwijderen van de lijst met aandoeningen waarvoor langdurige fysio- of oefentherapie uit de Zvw wordt vergoed. Uw Kamer heeft toen met mijn voorstel ingestemd.
In het voorjaar van 2014 heeft het Zorginstituut nogmaals gekeken of er nieuwe aanwijzingen zijn voor de werkzaamheid van langdurige fysiotherapie bij reumatische aandoeningen. De Wetenschappelijke Advies Raad van het Zorginstituut heeft toen aangegeven dat er nog onvoldoende wetenschappelijk bewijs is voor de werkzaamheid en effectiviteit. Wel is het Zorginstituut daarna in gesprek gebleven met het Reumafonds, het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR) over de mogelijke opzet van een onderzoek naar de effectiviteit van langdurige fysiotherapie bij reumatische aandoeningen. Ik heb van het Zorginstituut vernomen dat het Zorginstituut in afwachting is van een voorstel hierover van genoemde partijen. Ik ben voorstander van zo’n onderzoek indien de opzet daarvan voldoende garanties biedt dat op basis van dat onderzoek een uitspraak kan worden gedaan over de effectiviteit van langdurige fysiotherapie voor deze aandoeningen.
Is er volgens u inmiddels wel voldoende wetenschappelijk bewijs dat mensen met reuma wel degelijk baat hebben bij fysiotherapie? Indien nee, bent u bereid hier alsnog onderzoek naar te laten doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft u inzicht in de ontwikkeling van de totale kosten die gemaakt worden door en voor mensen met ernstige, vergevorderde reuma voor de periode van 2010 tot en met 2014? Zo nee, bent u bereid die alsnog te achterhalen en de Kamer hierover te informeren?
Door de veelheid van factoren is het niet doenlijk om een duidelijk beeld van de kosten en de ontwikkeling daarin te schetsen. De kosten die gemaakt worden door alle mensen met ernstige, vergevorderde reuma voor de periode van 2010 tot en met 2014 bestaan in de basis uit de premie Zvw en het eigen risico. De verdere kosten hangen af zijn/haar persoonlijke situatie. De volgende factoren spelen hierbij een rol: hoe hoog is zijn/haar (huishoud)inkomen (afhankelijk daarvan ontvangt hij/zij zorgtoeslag). Ontving hij/zij een compensatie eigen risico en een uitkering Wtcg? Andere factoren zijn of hij/zij regelmatig naar de fysiotherapeut gaat, of er sprake is van een aanvullende verzekering en zo ja, wat de aanvullende verzekering dekt en de hoogte van de premie. Tenslotte is nog van belang wat de leefsituatie is? Afhankelijk daarvan is er al dan niet eerder een kans op het al dan niet kunnen inroepen van huishoudelijke verzorging en/of persoonlijk verzorging. Wanneer er sprake is van huishoudelijke verzorging of persoonlijke verzorging kan sprake zijn van een eigen bijdrage die afhankelijk is van het (huishoud)inkomen.
Minutenregistratie voor persoonsgebonden budgetten |
|
Mona Keijzer (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw uitspraken tijdens de plenaire behandeling van de Wet langdurige zorg (Wlz), waarin u aangaf dat «waar onnodige minutenregistratie plaatsvindt, we ertegen moeten optreden» en «Als er signalen zijn dat voor het pgb een doorgeschoten registratiesysteem opgezet wordt om te verantwoorden, moeten we ook daar wat aan doen»?1 Welke acties heeft u tot nog toe ondernomen om een doorgeschoten registratiesysteem voor pgb te voorkomen?
Ja, die herinner ik mij. Op basis van signalen van de kant van uw Kamer tijdens het genoemde debat, heb ik laten onderzoeken waar het signaal van minutenregistratie vandaan kwam. Het bleek niet te gaan over verantwoording van pgb’s in minuten, maar over de toekenning van meerzorg voor een budgethouder. Het is dan zaak dat de cliënt precies aangeeft waaraan hij/zij extra behoefte heeft. Dat vraagt soms om een kleinere eenheid dan uren.
De overige gestelde vragen gaan over de situatie onder de Zorgverzekeringswet. Daar geldt een ander wettelijk kader en een andere werkwijze. Daarop ga ik hieronder in.
Bent u op de hoogte van het feit dat bij Achmea2 en CZ3 bij de vaststelling van de hoogte van het pgb verpleging en verzorging (vv) gerekend wordt met declaraties per vijf minuten, zoals onder andere uit de declaratieformulieren blijkt4? Zo ja, wat is uw mening over deze wijze van vaststellen van de hoogte van het uit te betalen pgb?
Ja, daar ben ik van op de hoogte.
In overleg met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en Per Saldo is besproken dat dit voor pgb-houders een onwenselijke situatie oplevert. ZN en Per Saldo hebben op basis daarvan bekeken op welke wijze de manier van declaratie uitpakt in de praktijk en hoe dit opgelost zou kunnen worden.
Uit dat overleg is gekomen dat alle zorgverzekeraars de wijze van declareren gaan aanpassen, zodat pgb-houders declaraties kunnen gaan indienen op een manier die vergelijkbaar is met de werkwijze onder de AWBZ. Bij sommige zorgverzekeraars is de wijziging direct doorgevoerd, andere hebben enige tijd nodig om dit in hun administratie te verwerken. Zij zullen zo spoedig mogelijk hun declaratieformulieren aanpassen. Tot die tijd kunnen verzekerden declaraties indienen op de door de zorgverzekeraar aangegeven wijze.
Kunt u aangeven op basis van welke regelgeving de betreffende zorgverzekeraars zich genoodzaakt zouden kunnen zien om declaraties per vijf minuten te rekenen? Indien er geen wetgeving is die hiertoe noodzaakt, welk ander belang kan er dan zijn voor zorgverzekeraars om declaraties per vijf minuten te rekenen? Als er al een ander belang is, is dit belang dan op een andere wijze te verzekeren? Zo ja, hoe dan?
In de regelgeving van de NZa is opgenomen dat de directe zorglevering plaats kan vinden via de prestaties verpleging en verzorging. De tarieven voor deze prestaties worden met een eenheid per uur vastgelegd. Indien slechts een deel van een uur zorg wordt geleverd aan een patiënt wordt het in rekening te brengen aantal eenheden naar evenredigheid berekend. Voor de afronding van het aantal wordt uitgegaan van een schriftelijke overeenkomst tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar. Indien de schriftelijke overeenkomst ontbreekt wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde veelvoud van vijf minuten.
Daarnaast is het mogelijk om afspraken te maken tussen aanbieder en verzekeraar over declaratie op basis van een zorgplan. Daarbij bestaat wel de eis, dat aanbieders kunnen aantonen dat het aannemelijk is dat de zorg daadwerkelijk geleverd is. Bijvoorbeeld door middel van de personeelsplanning.
Deze regelgeving is zowel op zorg in natura, als op het Zvw-pgb van toepassing. Zorgverzekeraars kunnen binnen de grenzen van deze regelgeving het declaratieproces vormgeven.
Deelt u de mening dat deze minutenregistratie een onmogelijke last legt op de schouders van pgb-houders?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om op te treden tegen deze minutenregistratie, zoals u onder andere tijdens de plenaire behandeling van de Wlz heeft aangegeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen en binnen welke termijn?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bij de verzekeraars nagaan wanneer deze aangepaste regels voor declareren van pgb aan verzekerden gecommuniceerd is? Klopt het dat verzekerden deze aangepaste regels pas per 31 december 2014 te horen hebben gekregen? Zo ja, bent u dan van mening dat verzekerden tijdig zijn geïnformeerd zodat zij eventueel nog over zouden kunnen stappen?
De zorgverzekeraars hebben tegelijk met de polisvoorwaarde het PGB reglement en de bijbehorende formulieren gepubliceerd. Hieruit was de methode van declareren in tijdsblokken van 5 minuten op te maken. Zorgverzekeraars passen de declaratieformulieren nu aan, aan de tussen ZN en Per Saldo afgesproken wijze van declareren.
Wordt bij de desbetreffende zorgverzekeraars de vijf-minutenregistratie ook gehanteerd voor zorg in natura?
Zie antwoord vraag 3.
De inkoop van huisartsenzorg |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat vindt u ervan dat huisartsen in de media te kennen moeten geven dat het met het inkoopbeleid van zorgverzekeraars niet goed gaat?1
Het contracteringsproces is een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder. Het is de verantwoordelijkheid van betrokken partijen zelf om hierin afwegingen te maken. Ik geef er de voorkeur aan dat verzekeraars en aanbieders meningsverschillen niet via de media oplossen, maar in goed onderling overleg. Gelet op de onrust die uitingen in de media kunnen veroorzaken bij verzekerden en patiënten vind ik dit niet de optimale route.
In de afgelopen jaren verliep het maken van afspraken tussen huisartsen, zorggroepen en zorgverzekeraars meestal zonder veel onrust. Nagenoeg alle huisartsen en zorggroepen hadden ruim voor het eind van het jaar een contract met de zorgverzekeraars. Dat is prettig, want dat geeft rust en zekerheid in een belangrijke sector in onze gezondheidszorg. In 2014 is dat anders gelopen, getuige de berichten in de media. Dat heeft onder meer te maken met de invoering van een nieuw bekostigingsmodel vanaf 1 januari 2015. Dat model kent drie onderdelen:2 de basis huisartsenvoorziening,3 programmatische multidisciplinaire zorg en4 resultaatbeloning en zorgvernieuwing. Dit is zo afgesproken met huisartsen, zorggroepen en verzekeraars in het bestuurlijk akkoord eerste lijn. Doel is om de basiszorg stevig te blijven garanderen, een impuls te geven aan samenwerking in de eerste lijn en ervoor te zorgen dat zorg als dat kan in de eerste lijn wordt geleverd en niet bijvoorbeeld onnodig in de duurdere tweede lijn.
Dit gaat niet zonder veranderingen. En dat brengt onzekerheid met zich mee voor huisartsen, ook in financieel opzicht. Daar staat tegenover dat een zeer aanzienlijk deel van de vergoeding die een huisarts ontvangt, wordt bepaald door gereguleerde maximumtarieven van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), die alle verzekeraars hanteren en waarvoor geen contract met een verzekeraar nodig is. Ik heb overigens vernomen van Zorgverzekeraars Nederland dat de contracteergraad ongeveer even hoog ligt als in voorgaande jaren. Daarover heb ik u op 19 januari per brief geïnformeerd (Kamerstuk 29 689, nr. 566).
Ik realiseer mij dat puur de omvang van de contracteergraad niets zegt over hoe partijen de contractering ervaren. Het is geen nieuw punt dat huisartsen aangeven zich niet gehoord te voelen in het contracteerproces met verzekeraars. Ik begrijp dat dat reacties oproept. Aan de andere kant hoor ik van verzekeraars dat zij moeite doen om huisartsen te betrekken in dit proces, bijvoorbeeld door het organiseren van brede regiobijeenkomsten waarin gezamenlijk met huisartsen de inkoopkaders worden besproken. Ik begrijp ook dat het voor verzekeraars ondoenlijk is om met 8.000 individuele huisartsen afspraken te maken. Juist ook om de administratieve lasten te beperken volgen verzekeraars elkaar veelal in de huisartsenzorg.
Ik vind het van belang dat partijen over en weer weten wat ze van elkaar kunnen verwachten. Daarom heb ik in het bestuurlijk overleg eerste lijn van december 2014 afgesproken, dat partijen met elkaar in gesprek gaan over de contractering 2015 en welke lessen daaruit getrokken kunnen worden voor de contractering voor 2016.Daarnaast ben ik, zoals ik in de Tweede Kamer heb aangegeven, in gesprek met huisartsen over het contracteringsproces.
Vindt u het terecht dat huisarts P.A. via een brief door zorgverzekeraar VGZ is aangesproken op zijn optreden bij L1?2
De communicatie van een zorgverzekeraar richting de zorgaanbieders is haar eigen verantwoordelijkheid. Ik heb daar geen oordeel over. Ik heb van VGZ begrepen dat VGZ heeft gemeend dat de betreffende huisarts in de media een aantal uitspraken heeft gedaan die volgens VGZ niet juist zijn. VGZ heeft een brief geschreven om inhoudelijke toelichting te geven en gevraagd rechtstreeks contact met VGZ op te nemen.
Bestaat er voor huisartsen, maar ook voor andere zorgverleners, vrijheid van meningsuiting? Zo ja, hoe oordeelt u dan over de gegeven opdracht de zorgverzekeraar voortaan rechtstreeks te benaderen?
Vanzelfsprekend bestaat er voor huisartsen en alle andere zorgverleners vrijheid van meningsuiting. In de brief die VGZ heeft gestuurd aan de huisarts is een verzoek opgenomen om voortaan VGZ rechtstreeks te benaderen. Naar mijn mening kan dit niet geïnterpreteerd worden als een opdracht, maar als een uitnodiging misverstanden te voorkomen. De verzekeraar zal dan wel ook actief het gesprek moeten aangaan met huisartsen die deze uitnodiging oppakken.
Vindt u dat een huisarts onrust onder verzekerden/patiënten zaait als deze zich uitlaat over het inkoopproces? Hoe oordeelt u over de suggestie die VGZ hierover wekt? Zou deze mogelijk zelf die onrust veroorzaken door geen contractonderhandelingen te voeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn reactie op vraag 1.
Vindt u het ook vreemd dat de huisarts wordt gevraagd contact op te nemen, terwijl in de brief duidelijk staat dat er geen contractonderhandelingen met individuele huisartsen plaatsvinden?
Nee, dat vind ik niet vreemd. Zoals aangegeven in mijn reactie op vraag 1 vinden niet met alle individuele zorgaanbieders contractonderhandelingen plaats gelet op de omvang van het aantal aanbieders. Naar mijn mening dient de zorgverzekeraar er zich echter wel voor in te spannen om tijdens de periode waarin de contracten gesloten worden beschikbaar te zijn voor vragen en opmerkingen vanuit zorgaanbieders. Dit is tevens opgenomen in de «Good contracting practices» van de NZa. Een goede contactmogelijkheid kan voorkomen dat er hoog oplopende meningsverschillen ontstaan. Juist één van de grieven van de huisartsen is dat de verzekeraar onbereikbaar is voor de huisarts. Ik kan dat vanuit de huisarts ook goed begrijpen. In dit geval werd de huisarts expliciet door VGZ uitgenodigd rechtstreeks contact op te nemen gelet op de uitingen die de huisarts is de media had gedaan.
Wat vindt u ervan dat er geen onderhandelingen met individuele huisartsen plaatsvinden? Erkent u dat dit betekent dat er TROG (teken rechts onder, graag) contracten worden afgedwongen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn reactie op vraag 1.
Wat is uw oordeel over het antwoord van de VGZ-onderhandelaar op het schrijven van huisarts P.A.?3 4
VGZ is een private zorgverzekeraar en communicatie richting de zorgaanbieder is haar eigen verantwoordelijkheid. Ik heb daar geen oordeel over.
Vindt u het terecht dat de zorgverzekeraar dreigt «ten onrechte geleden schade door het verspreiden van onjuiste informatie en mogelijk onrechtmatig handelen overweegt te verhalen op betrokkenen»?
Zie antwoord vraag 7.
Vindt u de uitlating dat geleden schade verhaald kan worden op betrokkene wijst op een evenwichtige verhouding van zorgverzekeraars en huisartsen bij het inkoopproces van huisartsenzorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Op welke geleden schade kan VGZ doelen? Hoe is vast te stellen dat de betrokken huisarts met het interview die schade berokkende? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb van VGZ vernomen dat zij met de verwijzing naar het verspreiden van onjuiste informatie en mogelijk onrechtmatig handelen in eerste instantie verwijst naar het handelen van IHC de Zorgmakelaar. Omdat de betrokken huisarts zich door IHC de Zorgmakelaar laat vertegenwoordigen, heeft VGZ dit ook aan de huisarts meegedeeld. Hoe schade is vast te stellen is mij niet bekend. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 is communicatie vanuit de zorgverzekeraar naar de zorgaanbieder niet mijn verantwoordelijkheid.
Vindt u het wenselijk dat zorgverzekeraars in hun contracten inhoudelijke zaken afdwingen, zoals de verzorging en begeleiding van chronisch zieke patiënten, bijv. door de POH in plaats van de huisarts? Vindt u niet dat deze afweging door de professionals dient te worden gemaakt?
Uiteindelijk maakt de professional de afweging welke zorg benodigd is voor een individuele patiënt. Dat verzekeraars in het algemeen sturen op kwaliteit en doelmatigheid van zorg en dat zij hier in hun inkoopafspraken over willen maken, lijkt mij opportuun. Daarbij moet mijns inziens altijd de mogelijkheid zijn om af te wijken als de zorgvraag van de patiënt daarom vraagt.
Denkt u dat een zorgverzekeraar van achter het bureau en de computer kan vaststellen welke zorgverlener ingezet moet worden bij welke patiënten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 11.
Vindt u het wenselijk dat er nu huisartsenpraktijken zijn die geen POH-ggz (een functie in de huisartsenzorg; letterlijk de ondersteuner van de (huisartsen)praktijk, vaak afgekort tot POH) meer kunnen betrekken omdat zij geen contract hebben (willen of kunnen) sluiten met een zorgverzekeraar? Wat doet dit met de toegang tot de geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor patiënten in desbetreffende praktijken?
Ik vind de inzet van de praktijkondersteuner-ggz (POH-GGZ) erg belangrijk. Het draagt eraan bij dat mensen in de eerste lijn geholpen kunnen worden wanneer zij psychische klachten hebben. De inzet van de POH-GGZ is de afgelopen jaren sterk uitgebreid en gegroeid. Bij de introductie van de POH-GGZ is aan de declaratie van de activiteiten van de POH-GGZ een contractvereiste verbonden. Dat is vaker het geval bij de introductie van nieuwe functies in de zorg. De vormgeving van de prestaties POH-GGZ zijn niet gewijzigd ten opzichte het voorgaande jaar bij de introductie van het nieuwe bekostigingsmodel voor huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg per 1 januari 2015. De NZa richt zich dit jaar op de doorontwikkeling van het nieuwe bekostigingsmodel en specifiek daarbinnen de bekostiging van de POH-GGZ en de POH-Somatiek.
Erkent u dat het nooit de bedoeling van de nieuwe huisartsenfinanciering was dat er zo keihard – met als gevolg dat er nu huisartsenpraktijken zijn die geen contract hebben afgesloten – onderhandeld zou worden?5
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Hoe moeten huisartsen zonder contract met een zorgverzekeraar per 1 januari 2015 palliatieve zorg verlenen? Moeten zij de patiënt naar een hospice verwijzen, verpleeghuis of naar een wel gecontracteerde collega?
Ik heb van VGZ begrepen dat zij het van groot belang acht dat voor haar verzekerden de terminale zorg geleverd kan worden door de eigen huisarts. Daarom heeft VGZ mij laten weten dat zij bereid is om aan huisartsen die de Zorgovereenkomst huisartsgeneeskundige zorg nog niet getekend hebben, voor terminale zorg de declaraties te betalen als voorschot, in de veronderstelling dat er een overeenkomst voor 2015 onder komt te liggen. Huisartsen kunnen de door de NZa vastgestelde maximumtarieven zoals vermeld in bijlage 1 van de tariefbeschikking TB/CU-7089–01 declareren.
Herinnert u zich nog dat u niet wilde ingaan op de kritiek van de Landelijke Huisartsen Vereniging op het inkoopproces van de huisartsenzorg? Hoe kijkt u daar nu op terug?6 7
Wat ik destijds heb aangegeven is dat ik mij niet meng in en publiekelijk uitlaat over lopende contractonderhandelingen. Dat vind ik echt heel verkeerd. In het systeem zoals we het hebben gemaakt, hebben zorgverzekeraars de rol om zorg in te kopen. Dat neemt niet weg dat ik open sta voor signalen van beide kanten over hoe de onderhandelingen verlopen. Mijn referentiekader daarbij zijn de afspraken uit het bestuurlijk akkoord eerste lijn. Als er signalen zijn dat partijen zich niet aan dat akkoord houden, ben ik daar partij in, omdat ik ook het akkoord heb ondertekend. In dat geval roep ik partijen bijeen om de signalen te bespreken. Ook heb ik met partijen afgesproken om op korte termijn met elkaar in gesprek te gaan welke lessen we kunnen trekken uit de contractering 2015 om de contractering voor 2016 te kunnen verbeteren. Zie ook antwoord op vraag 1.
Vindt u nog steeds dat er sprake is van een «onderhandelingsspel» waar u zich niet in wilt mengen? Beseft u dat u daarmee carte blanche geeft aan zorgverzekeraars die dicteren hoe het gaat?8
Zie antwoord vraag 16.