De vervolging van een christelijke vrouw in Nigeria wegens vermeende godslastering en de brute moord op een christelijke studente door een groep islamitische medestudenten |
|
Don Ceder (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u ons informeren over de stand van zaken in de vervolging van Rhoda Jatau, die gevangen zit omdat ze haar afschuw had uitgesproken over de moord op de christelijke studente Deborah Yakubu in mei 2022 in de Nigeriaanse deelstaat Sokoto?1
Rhoda Jatua is op 8 december jl. op borgtocht vrijgelaten. Ze zat in gevangenschap sinds mei 2022. De rechtszaak tegen haar, aangespannen door de Nigeriaanse deelstaat Bauchi, loopt nog. Voor haar borgtocht hebben verscheidene organisaties, waaronder de Christian Association Nigeria en de Nigeria Inter-Religious Council, met wie de Nederlandse ambassade nauwe banden onderhoudt, zich ingespannen.
Wat is exact de beschuldiging tegen Rhoda Jatau en op grond van welke feiten is die beschuldiging gedaan? Klopt het dat zij het risico loopt op de doodstraf?
Rhoda Jatua is gearresteerd nadat zij een video deelde in een WhatsApp group waarin de moord van Deborah Yakubu werd veroordeeld. Zij is aangeklaagd voor 1) het aanzetten tot schending van de openbare orde 2) beledigen van / aanzetten tot minachting van religie, 3) cyber stalken. Volgens partners van de Nederlandse ambassade in Abuja zijn deze beschuldigingen gebaseerd op het delen van de video. Indien zij schuldig wordt geacht kan zij veroordeeld worden tot de doodstraf.
Wordt in Nigeria de doodstraf geëist en voltrokken in godslasteringszaken?
De doodstraf wordt geëist in Nigeria, ook voor gevallen van godslastering. De doodstraf is echter niet voltrokken op burgers sinds 2016.
Heeft Nederland, in het kader van de inspanningen voor de afschaffing van de doodstraf in het algemeen en in blasfemiezaken in het bijzonder, Nigeria aangesproken? Bent u bereid bilateraal of in multilateraal verband Nigeria aan te spreken op de vervolging van Rhoda Jatau? Zo nee, waarom niet?
Nederland spreekt Nigeria regelmatig, in zowel bilateraal als multilateraal verband o.a. tijdens de EU-Nigeria mensenrechtendialoog, aan over het belang van het beschermen van mensenrechten, waaronder vrijheid van religie en geloofsovertuiging, het tegengaan van straffeloosheid en de afschaffing van de doodstraf. o.a. tijdens de EU-Nigeria mensenrechtendialoog.
Klopt het dat de deelnemers aan de lynchpartij op Deborah Yakubu niet zijn vervolgd wegens moord en ook verder straffeloos zijn gebleven? Zo ja, bent u bereid de Nigeriaanse autoriteiten hierop aan te spreken?
Er zijn twee verdachten gearresteerd naar aanleiding van de dood van Deborah Yakubu in mei 2022. In januari 2023 zijn de verdachten vrijgesproken omdat de politie in de deelstaat Sokoto herhaaldelijk niet bij de zittingen verscheen. De politie in deelstaat Sokoto zou sindsdien de verdachten wederom aan het opsporen zijn. Volgens het maatschappelijk middenveld zou er een gebrek aan bewijs en data zijn wat het identificeren van verdachten bemoeilijkt. Nederland treedt niet in de rechtsgang in een ander land.
Klopt het dat er in het algemeen een praktijk is van straffeloosheid als het gaat om moordzaken met vermeende blasfemie als rechtvaardiging? Ziet u een rol voor de Nederlandse speciaal gezant voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging om dit probleem aan te kaarten bij de Nigeriaanse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Vrijheid van religie en geloofsovertuiging is een van de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid, zo ook voor het werk van de Nederlandse ambassade in Abuja. Zo steunt Nederland financieel lokale organisaties die zich inzetten voor vrijheid van religie en geloofsovertuiging. De Nederlandse ambassade onderhoudt een breed netwerk met religieuze actoren en andere belangrijke spelers uit het maatschappelijk middenveld. In multinationaal verband kaart de Nederlandse Speciale Gezant voor Religie en Levensovertuiging de zorgen aan in de intergouvernementele Freedom of Religion or Belief (FoRB)-fora waar Nederland lid van is, zoals de International Religious Freedom or Belief Alliance en de International Contact Group on FoRB.
Kan de lynchpartij op Deborah Yakubu worden beschouwd als een misdrijf tegen de menselijkheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kan Nederland doen om straffeloosheid van dergelijke misdaden tegen te gaan?
Justitie in Nigeria is hier in eerste instantie toe verplicht, op basis van de mensenrechtenverdragen waar Nigeria partij bij is. Als de lynchpartij van een dergelijke omvang is dat er sprake is van een misdrijf tegen de menselijkheid of indien deze plaatsvond in connectie met het gewapend conflict dat in Nigeria woedt, dan is in beginsel ook het Internationaal Strafhof bevoegd – zij het dat zij enkel in actie kunnen komen indien Nigeria «unwilling or unable» is om zelf een onderzoek uit te voeren en vervolging in te stellen. Voor wat NL doet verwijs ik naar antwoord op vraag 4 en 6.
Het verzoek om voorbehoud en een parlementaire behandeling van de wijziging van de IHR van de WHO |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kuipers |
|
![]() |
Kunt u zich de brief herinneren van de Voorzitter, van 5 juli 2023, aan de toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken, verwijzend naar het verzoek van dertig leden van de Tweede Kamer om een voorbehoud voor en een parlementaire behandeling1 van de wijziging van de International Health Regulations van de WHO?
Ja.
Is de brief die de Minister van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van dit verzoek van deze dertig leden naar de WHO had moeten sturen ook daadwerkelijk verstuurd?
Ja, vanzelfsprekend.
Zo ja, kunt u deze brief, al dan niet vertrouwelijk, ter inzage geven en aangeven wanneer deze naar de WHO is verstuurd en door de WHO is ontvangen?
Zoals reeds genoegzaam is gebleken uit de beantwoording van vraag 1 van de vragen van het lid Pouw-Verweij (BBB) op 29 november 2023, waarnaar u hieronder verwijst, heeft Nederland de Directeur-Generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in een diplomatieke nota op 16 augustus 2023 ervan in kennis gesteld dat de wijzigingen van de Internationale Gezondheidsregeling 2005 (IHR) van 18 mei 2022 hangende de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure in de Staten-Generaal worden verworpen. De WHO heeft Nederland diezelfde 16 augustus 2023 een ontvangstbevestiging doen toekomen. De diplomatieke nota kan desgewenst vertrouwelijk aan uw Kamer ter inzage worden aangeboden.
Weet u wat er na het ontvangen van de brief door de WHO is gebeurd met het verzoek van de betreffende dertig leden van de Tweede Kamer? Is er over deze brief en het verzoek contact opgenomen door de WHO met de Nederlandse overheid? Zo ja, wie bij de rijksoverheid heeft hierover contact gehad en wat is de uitkomst van dit contact geweest?
Nederland heeft als reactie op zijn brief op 16 augustus 2023 een ontvangstbevestiging van de WHO ontvangen. Er is daarnaast een ontmoeting geweest tussen de WHO en de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in Genève, waarbij nader is toegelicht dat een uitdrukkelijke parlementaire goedkeuringsprocedure wordt gevolgd die niet voor het verstrijken van de bezwaartermijn op 1 december 2023 zou zijn afgerond.
Kunt u uitleggen waarom de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport pas op 29 november 2023, in de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Pouw-Verweij, melding maakt van «voorbereidingen» van een «nationale goedkeuringsprocedure»? Waarom is de Tweede Kamer hierover niet eerder geïnformeerd, niet in de laatste plaats aangezien de deadline voor het aantekenen van bezwaar en voorbehoud is vastgesteld op 1 december 2023?
Aangezien dertig leden van de Tweede Kamer kenbaar hebben gemaakt uitdrukkelijke parlementaire behandeling te wensen van de wijzigingen, is ruim voor het verstrijken van de bezwaartermijn van 1 december 2023 kenbaar gemaakt aan de WHO dat Nederland de wijzigingen hangende de nationale uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure verwerpt. Er zijn gelijktijdig voorbereidingen getroffen voor de uitdrukkelijke parlementaire goedkeuring van de wijzigingen, zoals (een deel van) de Kamer wenselijk heeft geacht en dat kenbaar heeft gemaakt overeenkomstig artikel 10.4 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en ingevolge artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Het directe gevolg van dit verzoek (23 908 R1519, nr. 162) is dat de (Rijks)ministerraad wordt gevraagd in te stemmen met het opstarten van de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure. Het wetgevingsproces is vanzelfsprekend een zorgvuldige procedure die goed voorbereid dient te worden. Het opstellen van de goedkeuringsstukken neemt tijd in beslag. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de termijnen van in dit geval de Rijksministerraad, aangezien de Internationale Gezondheidsregeling geldt voor het gehele Koninkrijk.
Kunt u verduidelijken welke «voorbereidingen» er op dit moment worden getroffen, waar deze precies voor nodig zijn en wanneer deze zullen worden afgerond, zodat de parlementaire behandeling kan starten?
Het verzoek tot de uitdrukkelijke goedkeuring brengt met zich mee dat de Kamer de wijzigingen van het verdrag behandelt als een voorstel van rijkswet. Dit voorstel van rijkswet dient voorbereid te worden. Vanzelfsprekende voorbereidingen als het opstellen van de goedkeuringsstukken zijn reeds in aanloop naar de Rijksministerraad van 24 november 2023 afgerond, in overeenstemming met de termijnen die het Ministerie van Algemene Zaken daartoe hanteert. Na instemming van de Rijksministerraad met het opstarten van de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure van de IHR-wijzigingen zijn de stukken conform de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure bij verdragen, die in grote lijnen overeenkomt met de Nederlandse wetgevingsprocedure, aanhangig gemaakt bij de Raad van State van het Koninkrijk voor advies.
Indien er geen brief is verstuurd om het verzoek om een voorbehoud van het Nederlandse parlement kenbaar te maken aan de WHO, waarom niet? Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse overheid de regels hieromtrent heeft overtreden en op basis van welke rechtsgronden dit is gebeurd?
Deze vragen zijn blijkens de eerder genoemde beantwoording van de vragen van het lid Pouw-Verweij op 29 november 2023 alsmede bovenstaande antwoorden niet van toepassing.
Klopt het dat de WHO hiermee bovendien haar eigen wetten en regels overtreedt door lidstaten actief en bewust niet en/of zeer verkapt, te informeren over procedures en beslissingen? Kunt u bovendien uitleggen waarom het Nederlandse kabinet de WHO niet actief controleert op het naleven van deze wetten en verplichtingen richting de lidstaten en geen proactieve houding aanneemt in het bewaken van de Nederlandse bestuurlijke en soevereiniteit?
Het hier geschetste beeld herken ik niet en is mijns inziens onjuist. De samenwerking tussen Nederland en de WHO ervaar ik als constructief en van belangrijke meerwaarde. De vragen staan een inhoudelijke beantwoording in de weg.
De illegale handel in traditionele medicijnen, gemaakt van bedreigde en beschermde dier- en plantsoorten |
|
Eva van Esch (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Kuipers , van der Ch. Wal-Zeggelink , Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het onderzoek van de Environmental Investigation Agency (EIA), waaruit blijkt dat er nog steeds op grote schaal traditionele medicijnen worden verkocht, waarin bedreigde en beschermde diersoorten zijn verwerkt: de neushoorn, tijger, pangolin en luipaard?1
Ik ben bekend met het onderzoek van EIA »Investing in Extinction How the global financial sector profits from traditional medicine firms using threatened species», waarin wordt gesteld dat minstens 88 traditionele Chinese geneesmiddelen delen van pangolin (schubdier) en luipaard bevatten en dat sommige van deze medicijnen ook delen van tijger en neushoorn bevatten.
Wist u dat er in tenminste 88 traditionele medicijnen en producten delen van luipaarden en pangolins worden gebruikt, gefabriceerd door 72 Chinese bedrijven en onder licentie van de Chinese Overheid (National Medical Products Administration of China)? Zo ja, kunt deze producten weren van de Nederlandse en Europese markt?
Ik heb kennisgenomen van het onderzoek van EIA, dat dit stelt. De luipaard en de pangolin vallen onder CITES appendix I. Dit betekent dat commerciële handel in producten die luipaard en pangolin bevatten internationaal verboden is. Producten die delen van deze soorten bevatten kunnen dus niet legaal op de Europese markt terecht komen. Hier wordt op gehandhaafd.
Bent u het eens met de conclusies van de onderzoekers dat als we niets doen, deze bedreigde dieren dreigen te verdwijnen? Zo nee, waarom niet?
De impact van illegale internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten (illegal wildlife trade) is groot en zet de internationale biodiversiteit ernstig onder druk. Het CITES-verdrag beschermt soorten om uitsterven in het wild door internationale handel te voorkomen. Nederland heeft als handelsland hier een grote verantwoordelijkheid in en acteert daar ook op.
Kent u het artikel «Drugshandelaren controleren nu ook de illegale handel in goud, tijgers en hardhout»?2
Ja.
Deelt u de mening dat illegale handel in bedreigde wilde dieren en planten, onder meer gedreven door een toenemende vraag naar traditionele medicijnen die zijn gemaakt van bedreigde dier- en plantsoorten, niet duurzaam is, temeer daar uit onderzoek blijkt dat deze handel in toenemende mate in handen is van georganiseerde criminaliteit? Zo nee, waarom niet?
Ik deel zeker de mening dat illegale handel – in welke vorm en omvang ook – in bedreigde wilde dieren en planten niet duurzaam is. Het vormt een grote bedreiging voor de mondiale biodiversiteit.
Deelt u de mening van onderzoeker Van Uhm dat dit soort criminaliteit op grootschalige wijze de natuur vernietigt, zodat dit feitelijk ecocide is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit onder de aandacht brengen op internationale gremia?
Zie het antwoord op vraag 3 en 5. In het kader van CITES wordt nationaal, Europees en internationaal samengewerkt om illegale handel tegen te gaan. Nederland committeert zich aan het herziene EU Action Plan against Wildlife Trafficking3. Binnen CITES is er blijvende aandacht voor het tegengaan van internationale illegale handel en gelieerde vraagreductie. Tijdens de CITES Conference of the Parties (CoP19, 11–25 november 2022) is er een aantal besluiten genomen die onder meer toezien op het gebruik van de «CITES Guidance on demand reduction strategies to combat illegal trade in CITES-listed species», regionale trainingsseminars en lokale pilotprojecten op het gebied van vraagreductie. Nederland steunt deze besluiten. Nederland heeft in dit kader onlangs de CITES besluiten m.b.t. demand reduction to combat illegal trade financieel ondersteund met een bedrag van $ 90.000 USD met als doel internationaal de vraag naar illegale handel in bedreigde dier- en plantensoorten te verminderen. Daarnaast heeft Nederland deelgenomen aan de CITES Big Cat Task Force. De Task Force heeft onder meer maatregelen geïdentificeerd om – naast de CITES soortspecifieke maatregelen – de samenwerking tussen vraag, aanbod en transitlanden te versterken om de illegale handel in soorten grote katachtigen adequaat aan te pakken. Nederland blijft zich inzetten voor een goede inbedding van deze maatregelen binnen CITES.
Deelt u de mening dat het van enorm belang is dat de World Health Organization (WHO) een standpunt inneemt of een uitspraak doet over het gebruik van bedreigde dier- en plantsoorten in traditionele medicijnen, gezien de conclusies van bovenstaande onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat bent u van plan hiervoor te doen?
De WHO ziet de traditionele geneeskunde als een belangrijke aanvulling op de reguliere gezondheidszorg, met name in gebieden waar het de toegang tot zorg kan vergroten. De WHO heeft in de WHO traditional medicine strategy (2014–2023, verlengd tot 2025) aandacht voor biodiversiteit en bedreigde diersoorten, en vindt het belangrijk dat traditionele medicijnen voldoen aan internationale verdragen over biodiversiteit en bedreigde diersoorten.
Nederland zal blijven benadrukken dat de bescherming van biodiversiteit en bedreigde diersoorten op de juiste manier wordt meegenomen in de te ontwikkelen Global traditional medicine strategy 2025–2034.
Kunt u aangeven in welke internationale gremia en fora u dit jaar aandacht heeft gevraagd voor illegale handel in bedreigde en beschermde diersoorten en de link met zoönosen, conform uw toezegging in antwoord op vragen van Partij voor de Dieren?3
Tijdens de WHA in mei 2023 is de WHO Traditional Medicine Strategy 2014–2023 besproken en is het besluit genomen om de strategie tot 2025 te verlengen. Ook is besloten aan de 78ste WHA-vergadering in 2025 een ontwerp voor een nieuwe strategie voor de periode 2025–2034 voor te leggen. Door Nederland werd, zoals aan de Kamer toegezegd, daarbij het belang van de volksgezondheid, waaronder het risico op zoönosen, en de bescherming van biodiversiteit benadrukt.
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 6 is er tijdens de CITES CoP19 een aantal besluiten genomen die tot doel hebben om internationaal de vraag naar illegale handel in bedreigde dier- en plantensoorten te verminderen. Nederland steunt deze besluiten.
Kunt u aangeven wat u heeft ingebracht over illegale handel van traditionele medicijnen, die zijn gemaakt van bedreigde en beschermde dier- en plantsoorten, tijdens de eerste WHO Traditional Medicine Global Summit, die plaatsvond op 17 en 18 augustus jongstleden?
De toenmalige Minister van VWS was in India voor een werkbezoek en voor de G20 Health Ministers bijeenkomst (18–19 augustus), maar heeft niet deelgenomen aan dit WHO-overleg. Namens Nederland is er geen inbreng geweest.
Wat gaat u eraan doen om traditionele medicijnen, die zijn gemaakt van bedreigde dieren, te agenderen tijdens de World Health Assembly in mei 2024?
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de World Health Assembly in 2024. Het is niet meer mogelijk onderwerp voor de WHA te laten agenderen. De agenda van de WHA wordt bij de Uitvoerende Raad vastgesteld. Voorstellen voor de agenda moeten in september worden ingediend.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat andere landen zich ook uitspreken tegen het gebruik van dit soort medicijnen, waarvan de productie een extra aanslag betekent op bedreigde dier- en plantsoorten en daarmee een bedreiging vormt voor de biodiversiteit?
Waar opportuun, zal ik het belang van de volksgezondheid en bescherming van de biodiversiteit en bedreigde dier- en plantsoorten blijven benadrukken.
Kunt u bevestigen dat u de conclusies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-rapport «Kruidenproducten uit de traditionele Chinese geneeskunde, Een verkennende studie naar aard, omvang en gebruik» niet ondersteunt? Wat maakt dat u meent dat het RIVM geen gelijk heeft?4
In de verkennende studie van het RIVM wordt geconstateerd dat kruidenpreparaten gezondheidsrisico’s met zich kunnen meebrengen.
Kruidenpreparaten die geen geneesmiddelen zijn vallen onder de Warenwet. Deze producten moeten voldoen aan de EU-regelgeving die geldt voor alle levensmiddelen, zoals de voorschriften voor veiligheid, etikettering, hygiëne en additieven. Er is geen specifieke Europese regelgeving voor kruidenpreparaten. In het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten zijn enkele nationale voorschriften opgenomen, die vooral betrekking hebben op de veiligheid ervan.
Zoals ook aangegeven in brief over de Aanpak veiligheid voedingssupplementen die op 14 december 2020 naar uw Kamer is gestuurd, is Nederland er voorstander van dat op Europees niveau meer geharmoniseerde regelgeving komt voor de veiligheid van voedingssupplementen en kruidenpreparaten. Op nationaal niveau wordt gewerkt aan uitbreiding van de negatieve lijst van kruiden in het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten. Omdat voor veel kruiden onvoldoende gegevens bekend zijn over de risico’s op schadelijke effecten is regulering ervan zowel op Europees als nationaal niveau, in de praktijk complex.
Het Voedingscentrum en NVWA wijzen consumenten op de mogelijke gezondheidsrisco’s van kruidensupplementen. Recent heeft de NVWA nieuwsitems ontwikkeld voor hun website en op social media om hier extra de aandacht op te vestigen.
Hoe staat het met de bewustwordingscampagne die u dit jaar zou ontwikkelen over illegale handel in bedreigde dier- en plantsoorten? Wanneer deelt u deze met de Kamer?
Zoals aangekondigd in de beantwoording van vragen over de aanpak van illegale handel in beschermde plant- en diersoorten of producten ervan (5 september 2023, 2023Z11324)6 zal ik voortbouwend op al ingezette acties (die doorlopend plaatsvinden) en ook in samenhang met EU initiatieven op dit gebied een bewustwordingscampagne ontwikkelen over illegale handel in bedreigde dier- en plantsoorten.
De campagne kent verschillende onderdelen en doelgroepen en de Nederlandse inzet is zowel nationaal/Europees als internationaal. Daarnaast is er binnen de Meld Misdaad Anoniem campagne Wildlifecrime de samenwerking aangegaan met de brancheorganisatie voor de luchtvrachtindustrie (ACN). Begin 2024 vindt er verder overleg plaats met de Europese Commissie om te kijken naar een gezamenlijke bewustwordingscampagne over illegale handel in bedreigde dier- en plantsoorten in het kader van het EU Action Plan against Wildlife Trafficking. Ik zal uw Kamer halverwege 2024 verder informeren over de vorderingen en initiatieven.
De deelname van een Hamas-handlanger aan een Nederlandse handelsmissie |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Pro-Hamas-activist Abou Rashed mocht deelnemen aan Nederlandse handelsmissie in Qatar»?1
Klopt het dat Abou Rashed deelnam aan de handelsmissie naar Qatar in 2020? Zo ja, in welke hoedanigheid?
De heer Abou Rashed was op introductie van één van de missiedeelnemers aanwezig bij programmaonderdelen van de handelsmissie. In het kader van handelsmissies kunnen deelnemers zakelijk contacten uitnodigen. Er is geen uitnodiging verstrekt door de Nederlandse overheid. Abou Rashed was toehoorder bij programmaonderdelen, hij had geen rol en was ook geen deelnemer aan de handelsmissie.
Wie heeft deze Hamas handlanger uitgenodigd om deel te nemen aan de handelsmissie? Met welk doel schoof hij aan bij de delegatie?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Hamas-activist en fondsenwerver Abou Rashed ooit enige adviserende rol gehad binnen de Nederlandse overheid? Zo ja, welke?
Nee, er is geen informatie of indicatie die wijst op een adviserende rol van de heer Abou Rashed voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Bij welke ontmoetingen was Abou Rashed tijdens de handelsmissie aanwezig? Wat was zijn inbreng tijdens die ontmoetingen?
De heer Abou Rashed was op introductie van één van de missiedeelnemers aanwezig bij programmaonderdelen van de handelsmissie. Het betrof een presentatie van Nederlandse missiedeelnemers, een netwerkreceptie, een bezoek aan Qatar University, een bezoek aan de Qatar Olympic Committee en een ronde tafel bijeenkomst. Abou Rashed was toehoorder bij deze programmaonderdelen, hij had geen rol en was ook geen deelnemer aan de handelsmissie.
Hoe kan het dat een Hamas handlanger, die van Hamas-leider Haniyeh een onderscheiding kreeg, voor de handelsmissie werd uitgenodigd?
De ambassade en het ministerie waren niet betrokken bij het uitnodigingsbeleid.
Bij een handelsmissie kunnen deelnemers zakelijke contacten uitnodigen. Daarbij kan het voorkomen dat zij zich kort van tevoren aanmelden of zich pas ter plekke als toehoorder melden. Een toetsing van zakelijke contacten en toehoorders op individueel niveau is praktisch niet uitvoerbaar, mede vanwege de grote aantallen. De aanwezigheid van de heer Abou Rashed bij onderdelen van de handelsmissie was niet voorzien en achteraf gezien zeer ongelukkig.
De handelsmissie naar Qatar is georganiseerd door een zogenoemd Partners-International-Business-cluster (PIB): dit is een groep van Nederlandse bedrijven. Deze activiteiten worden georganiseerd met financiële steun van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het Orange Sports Forum (OSF) coördineerde dit PIB-cluster, deze handelsmissie en de werving van deelnemers. De ambassade ondersteunde het OSF bij de totstandkoming van het programma.
Kunt u aangeven waarom deze man – die publiekelijk al sinds 2010 met Hamas werd geassocieerd – mocht aanschuiven bij de ambassadeur?
Zie antwoord vraag 6.
Wat was er op het departement bekend over Abou Rashed en zijn banden met Hamas, op de vooravond van de handelsmissie?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn er ten aanzien van Abou Rashed ooit ambtsberichten of waarschuwingen van de AIVD op het departement terecht gekomen?
De AIVD doet geen uitspraken over individuele gevallen of individuele rapportages.
Is er Nederlands belastinggeld via Abou Rashed en/of tussenpersonen bij de terroristen van Hamas beland? Kunt u dat uitsluiten?2
Voor zover bekend bij het ministerie is er geen Nederlands belastinggeld naar Abou Rashed gegaan noch via hem naar Hamas gegaan.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat Hamas handlangers zomaar uitgenodigd worden, of aanschuiven, bij Nederlandse handelsmissies?
We blijven ons uiterste best doen dit in de toekomst te voorkomen. Vooropgesteld wordt dat beoogde deelnemers aan een handelsmissie voorafgaand aan de missie een procedure dienen te doorlopen onder regie van de RVO. Handelsmissies georganiseerd door de RVO staan open voor inschrijving door ondernemingen of instellingen die ingeschreven staan in het handelsregister van de bevoegde Kamer van Koophandel in Nederland. De inschrijver dient bij aanmelding aan te geven kennis te hebben genomen van de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en hiernaar te handelen. Meer informatie over de voorwaarden voor inschrijving van een handelsmissie is te vinden op de website van de RVO.3
De visumverlening aan en bezoek van Taliban-vertegenwoordiger Abdul Bari Omar aan Nederland |
|
Nico Drost (CU), Don Ceder (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Hoe is het mogelijk dat een vertegenwoordiger van het Taliban-regime een visum voor Nederland krijgt?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger van de VN-lidstaat Afghanistan.
De desbetreffende deelnemer heeft ten behoeve van het bijwonen van de WHO-bijeenkomst een visum aangevraagd, dat vervolgens is verstrekt door Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt o.a. getoetst op het reisdoel en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op de ondersteunende documenten zoals gepersonaliseerde uitnodiging. De uitnodiging van de WHO en bevestiging van deelname door het Ministerie van VWS vormden een ondersteuning in de toekenning van het visum. Ook wordt gecheckt of aanvragers op signalerings- en/of sanctielijsten staan.
De Afghaanse Taliban is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op deze sanctielijsten geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod opgelegd hebben gekregen. Tegen betrokkene is geen inreisverbod uitgevaardigd, hij is niet op een sanctielijst geplaatst en komt ook niet voor op een andere signaleringlijst.
Op welk niveau is deze beslissing binnen de organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken genomen? Heeft u het besluit zelf goed gekeurd? Bent u bereid alle documenten van het ministerie betreffende de aanvraagprocedure, al dan niet geanonimiseerd, met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Op elke visumaanvraag wordt beslist namens de Minister van Buitenlandse Zaken op grond van een mandaatregeling. Dat geldt dus ook voor deze aanvraag.
Van individuele visumaanvraagdossiers wordt geen informatie gedeeld. Aan uw verzoek kan derhalve niet worden voldaan.
Wie heeft Abdul Bari Omar uitgenodigd en waarom?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-bijeenkomst. De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger voor de VN lidstaat Afghanistan.
Hoe kan het dat Minister Kuipers een ontmoeting had met deze Taliban-vertegenwoordiger en met hem op de foto is gegaan?
Minister Kuipers had geen afspraak met deze deelnemer. Echter na afloop van de bijeenkomst wilde een aantal deelnemers met Minister Kuipers op de foto. De vertegenwoordiger van Afghanistan was daar één van. De Nederlandse organisatie was op dat moment niet op de hoogte van het feit dat de Afghaanse deelnemer een Taliban functionaris was.
Bent u bekend met de reactie van het Duitse Auswärtiges Amt dat zegt dat het Taliban-regime niet erkend wordt en er geen normalisering van de betrekkingen kan plaatsvinden?1 Waarom bent u wel tot normalisering overgegaan door het verlenen van een visum aan deze Taliban-vertegenwoordiger?
Ja, ik ben bekend met deze reactie, en deel deze. De afgifte van een visum aan de betrokkene betekent geenszins normalisering van relaties met het Taliban regime in Afghanistan.
Hoe heeft het Duitse Auswärtiges Amt gereageerd op het feit dat het Nederland is geweest dat het visum verleend heeft? Welke opheldering heeft u het Amt kunnen verschaffen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft over deze kwestie nauw contact met het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarbij is van Nederlandse kant benadrukt dat het visum niet verstrekt had moeten worden.
Als blijkens een reactie van uw ministerie deze Taliban-vertegenwoordiger geen visum had mogen hebben, waarom heeft hij het dan toch gekregen?2 Bent u het eens dat zeggen dat er een fout is gemaakt geen afdoende verklaring is?
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt het kabinet wel lering uit deze gebeurtenissen omdat het, mede met het oog op de motie-Brekelmans3, hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Op welke manier gaat u uw excuses voor deze verkeerde beslissing overbrengen aan de nabestaanden van de in Afghanistan gevallen Nederlandse militairen?
De Taliban vertegenwoordiger had geen visum mogen krijgen. Uiteraard realiseer ik me dat zijn aanwezigheid pijnlijke herinneringen oproept voor de nabestaanden van gevallen militairen maar ook voor ieder die heeft geleden of nog lijdt onder het regime van de Taliban.
De aanwezigheid van een hoge Talibanfunctionaris op het WHO-congres in Den Haag. |
|
Geert Wilders (PVV), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat op het Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-congres van afgelopen week een hoge functionaris van de Taliban, het hoofd van de Afghaanse Voedsel- en Medicijnautoriteit, aanwezig was?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger van de VN-lidstaat Afghanistan.
De desbetreffende deelnemer heeft ten behoeve van het bijwonen van de WHO-bijeenkomst een visum aangevraagd, dat vervolgens is verstrekt door Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt o.a. getoetst op het reisdoel en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op ondersteunende documenten zoals een gepersonaliseerde uitnodiging. De uitnodiging van de WHO enbevestiging van deelname door het Ministerie van VWS op naam vormden een ondersteuning bij de toekenning van het visum. Ook is gecheckt of de aanvrager op signalerings- en/of sanctielijsten staat vermeld.
De Afghaanse Taliban is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op deze sanctielijsten geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod. Tegen betrokkene is geen inreisverbod uitgevaardigd, hij is niet op een sanctielijst geplaatst en komt ook niet voor op een andere signaleringlijst.
Klopt het dat, zoals Duitse media melden, Nederland aan deze man een Schengenvisum heeft afgegeven op basis waarvan hij zowel in Nederland als Duitsland activiteiten heeft kunnen verrichten?1
Ja. Bij visumverlening is de norm dat er een visum wordt verstrekt dat geldig is voor het hele Schengengebied.
Klopt het dat u heeft aangegeven dat de betreffende persoon weliswaar niet op een sanctielijst stond, maar desondanks geen visum had moeten krijgen?
Ja.
Hoe ziet de gevolgde procedure eruit waaraan u refereert?2 Is de gemaakte fout een incident of is onder de huidige procedure het risico groot dat ongewenste personen een visum krijgen zolang zij niet op een sanctielijst staan?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt – naast de standaard toets op sanctie- en signaleringslijsten – o.a. ook getoetst op het reisdoel, de openbare orde, binnenlandse veiligheid, volksgezondheid, de internationale betrekkingen en op de ondersteunende documenten.
Elke visumaanvraag wordt op eigen merites beoordeeld. Ook in de toekomst zal telkens worden afgewogen of er voldoende grond is voor afwijzing op grond van de bepalingen in de Visumcode.
Op welke wijze gaat u de procedure herzien en aanscherpen?
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt het kabinet wel lering uit deze gebeurtenissen, omdat het, mede met het oog op de motie-Brekelmans3, hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Hoeveel en welke Talibanfunctionarissen staan er momenteel op de sanctielijst?
Onder het VN-sanctieregime m.b.t. Afghanistan staan momenteel 135 individuen en 5 entiteiten gelist. Daarnaast zijn er vijf individuele Talibanleden op de EU mensenrechtensanctielijst geplaatst voor ernstige schending van vrouwenrechten.
Indien dit een selecte groep is, bent u dan bereid deze uit te breiden? Zo nee, waarom niet?
Nederland speelt een actieve rol in het plaatsen van individuen die zich schuldig maken aan terreuracties op sanctielijsten. Om op de sanctielijst geplaatst te worden, is een van de vereisten dat bewezen moet zijn dat een persoon onderdeel is van een terroristische groepering die op de sanctielijst staat en/of terreuracties heeft begaan.
Het feit dat de minister van VWS op een foto stond met een Taliban-vertegenwoordiger in Den Haag |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Kuipers , Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hoe heeft een vertegenwoordiger van de terreurbeweging Taliban een visum kunnen krijgen om vrij door de Europese Unie (en Nederland) te kunnen reizen?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-bijeenkomst. De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de betreffende Taliban-vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger voor de VN lidstaat Afghanistan.
Desbetreffende deelnemer heeft ten behoeve van het bijwonen van de WHO-bijeenkomst een visum aangevraagd, hetgeen vervolgens verstrekt is door Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt o.a. getoetst op het reisdoel en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op de ondersteunende documenten zoals een gepersonaliseerde uitnodiging. De uitnodiging van de WHO en de bevestiging van deelname door het Ministerie van VWS op naam vormden een ondersteuning bij de toekenning van het visum. Ook wordt gecheckt of aanvragers op signalerings- en/of sanctielijsten staan.
De Afghaanse Taliban is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op deze sanctielijsten geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod. Betrokkene is niet op een sanctielijst geplaatst, en komt ook niet voor op een andere signaleringlijst.
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt het kabinet wel lering uit deze gebeurtenissen, omdat het – mede met het oog op de motie-Brekelmans – hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Hoe heeft deze vertegenwoordiger op een evenement van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een toegangspas kunnen krijgen? Zou u contact met het WHO kunnen opnemen hierover om uitleg te krijgen en de Kamer hier zo snel als mogelijk over te informeren?
De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de betreffende Taliban-vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger voor de VN lidstaat Afghanistan. VN-instellingen (inclusief de WHO) volgen in de regel deze praktijk en nodigen de Taliban niet uit bij hun werk.
Aangezien de WHO deze persoon wel als deelnemer had geregistreerd, heeft Nederland als gastland een toegangspas voor de bijeenkomst afgegeven. De Nederlandse organisatie was op dat moment niet op de hoogte van het feit dat de Afghaanse deelnemer een Taliban functionaris was. Er is contact over deze kwestie met de WHO. Het onderzoek naar hoe deze persoon een uitnodiging heeft kunnen krijgen, is nog niet afgerond.
Hoe is deze persoon de EU binnengekomen en welke lidstaat heeft hem een visum verleend?
Nederland heeft het visum verstrekt. Bij de aanvraag zijn reisbescheiden overlegd voor een vliegreis naar Nederland (Schiphol).
Waren er méér vertegenwoordigers van de Taliban (of andere terroristische organisaties) aanwezig op dit evenement? Zo ja, waarom waren überhaupt vertegenwoordigers van terreurbewegingen aanwezig op een evenement als deze?
Vanuit Afghanistan was dit de enige fysieke deelnemer. VN-instellingen (inclusief de WHO) erkennen de Taliban niet als officiële vertegenwoordiger van de lidstaat Afghanistan, en nodigen vertegenwoordigers van het huidige regime niet uit bij hun werk. Dit betekent dat de WHO de betreffende Taliban-vertegenwoordiger die aanwezig was op het World Local Productions Forum, niet had moeten uitnodigen.
Weet u waar deze Taliban-vertegenwoordiger nu verblijft? Indien dit nog altijd binnen de EU is, bent u bereid Europol te informeren hierover?
Volgens de bij het visum overlegde reisbescheiden heeft betrokkene het land inmiddels verlaten. Dit wordt bevestigd door berichten op sociale media.
Waren er ook afgevaardigden van het Iraanse regime aanwezig op dit evenement?
Er waren geen fysieke deelnemers vanuit Iran op de conferentie.
Bent u van mening dat er gevolgen voor de WHO moeten zijn voor het verlenen van toegang aan een vertegenwoordiger van een terreurgroep? Zo ja, welke gevolgen?
De WHO nodigt standaard al haar lidstaten uit voor haar bijeenkomsten, ongeacht waar deze plaatsvinden. Aangezien de VN de Taliban niet als de legitieme vertegenwoordiger voor de VN-lidstaat Afghanistan erkent had deze persoon niet uitgenodigd mogen worden door de WHO. Er is contact over deze kwestie met de WHO. Het onderzoek naar hoe deze persoon een uitnodiging heeft kunnen krijgen, is nog niet afgerond.
Waarom was niet bekend bij de Nederlandse inlichtingendienst dat een vertegenwoordiger van een terreurbeweging op de Europese sanctielijst aanwezig was in Nederland? Is hier niet vreselijk gefaald?
Nederland monitort reisaanvragen en/of -bewegingen van individuen die op sanctielijsten geplaatst staan om te voorkomen dat deze afreizen naar Nederland. Betrokkene staat niet op een sanctielijst.
Welke veiligheidsmaatregelen waren er tijdens het evenement om Onze Minister en andere aanwezigen te beschermen tegen niet alleen terreuracties maar ook tegen diplomatieke netwerkpogingen om banden met Westerse mogendheden aan te halen?
Alle reguliere veiligheidsmaatregelen verbonden aan het organiseren van een VN-vergadering in Nederland, zijn getroffen. Alle aanwezige deelnemers waren vooraf geregistreerd en kregen slechts toegang tot de bijeenkomst op basis van deze registratie en het vertoon van hun paspoort. Naar inzicht van het kabinet zijn de politici en andere deelnemers op geen enkele manier in gevaar geweest.
Welke stappen zet Nederland zodat in de toekomst vertegenwoordigers van de Taliban of andere terroristische organisaties niet meer vrij kunnen bewegen binnen de EU?
Nederland speelt een actieve rol in het plaatsen van individuen die zich schuldig maken aan terreuracties op sanctielijsten. Ook internationaal spannen wij ons hiervoor in. Om op de sanctielijst geplaatst te worden, is een van de vereisten dat bewezen moet zijn dat een persoon onderdeel is van een terroristische groepering die op de sanctielijst staat en/of terreuracties heeft begaan.
Zoals eerder aangeven is de Afghaanse Taliban niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of van de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op een sanctielijst van de VN geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en het inreisverbod.
Die VN-sancties gelden ook binnen de EU, omdat ze door de EU zijn omgezet in een besluit van de Raad en een verordening. Daarnaast zijn individuele Talibanleden op de EU mensenrechtensanctielijst geplaatst voor ernstige mensenrechtenschendingen.
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt kabinet echter wel lering uit deze gebeurtenissen, want zoals hierboven aangegeven is het van mening dat het hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Wie heeft de reis- en verblijfkosten betaald van deze Taliban-vertegenwoordiger en zijn eventuele collega’s? Hoeveel euro bedroeg dit?
Nederland heeft geen reis en verblijfskosten betaald van deelnemers aan deze bijeenkomst. Bij de Wereldgezondheidsorganisatie konden lage- en middeninkomens landen wel een economy ticket van het land van herkomst naar Nederland krijgen en werden de reis- en verblijfskosten vergoed. Het is onbekend of deze deelnemer uit Afghanistan van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Dit wordt ook nog door de WHO onderzocht.
Kunt u deze vragen uiterlijk binnen drie dagen beantwoorden?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht in Russische media inzake voorbereidingen van het Kremlin op de presidentsverkiezingen van 2024 door middel van een “lijst van vertrouwelingen” |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat het Kremlin bezig is met het opstellen van een «lijst van vertrouwelingen» voor Poetins kandidatuur in aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2024 die campagne zullen gaan voeren voor zijn herverkiezing?1
Ja.
Deelt u de mening dat de personen op deze lijst, bestaande uit prominenten uit verschillende regio’s van Rusland, zich ondubbelzinnig scharen achter Vladimir Poetin en dat consequenties hoort te hebben?
Het kabinet zal de ontwikkelingen met betrekking tot deze lijst blijven volgen en afhankelijk hiervan kan een afweging worden gemaakt over eventuele consequenties in EU-kader. De precieze inhoud van deze lijst en de daadwerkelijke inzet van personen die hierop zouden komen te staan is momenteel nog onbekend.
Bent u in dat kader bereid om in EU-verband persoonsgerichte sancties, zoals een inreisverbod, aan te kondigen op alle individuen uit de lijst nog voordat die publiekelijk wordt bekendgemaakt?
Het is de inzet van het kabinet om met sancties de druk op Rusland waar mogelijk nog verder op te voeren en zo de Russische oorlogsmachine te belemmeren. Daarbij liggen voor het kabinet alle opties op tafel, waarbij Nederland onverminderd een voortrekkersrol speelt in de ontwikkeling van nieuwe maatregelen. Onder de huidige sanctieregels kan eenieder die materiele steun levert aan de Russische overheid op de sanctielijst worden geplaatst. Met dit criterium geeft de EU een expliciete waarschuwing aan eenieder die zich nadrukkelijk aan het Kremlin verbindt dat dit consequenties kan hebben.
Nederland is in EU-verband continu in gesprek over de effectiviteit van bestaande maatregelen en het instellen van nieuwe sancties om de druk op Rusland verder te verhogen. De voornaamste aandacht gaat hierbij uit naar personen, bedrijven en organisaties die een bijdrage leveren aan de Russische oorlogsinspanning. Het kabinet verstrekt geen informatie over mogelijke toekomstige sanctiemaatregelen, daar het de effectiviteit van het sanctie-instrument ondermijnt. In algemene zin geldt echter dat individuen niet op de sanctielijst kunnen worden geplaatst nog voordat de lijst bekend is gemaakt. Sanctiemaatregelen worden op individuele basis genomen en dienen per persoon te worden onderbouwd met een gedegen bewijspakket.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
De Kamervragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het artikel 'NATO Minister Suggests Ukrainian Lives Are Cheap' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «NATO Minister Suggests Ukrainian Lives Are Cheap»?1
Ja.
Is het correct dat u op het Warsaw Security Forum de volgende uitspraak heeft gedaan? «Because they have the same interest in a way of course, supporting Ukraine is a very cheap way to make sure that Russia with this regime is not a threat to the NATO alliance.»
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u zich vinden in de volgende Nederlandse vertaling van de bovenstaande Engelse uitspraak: «Omdat ze in zekere zin natuurlijk hetzelfde belang hebben, is het steunen van Oekraïne een zeer goedkope manier om ervoor te zorgen dat Rusland met dit regime geen bedreiging vormt voor het NAVO-bondgenootschap»? Zo nee, wat zou dan volgens u een betere vertaling zijn?
Ja.
Wat bedoelt u precies met «a very cheap way»? Waarom is het steunen van Oekraïne een zeer goedkope manier om ervoor te zorgen dat Rusland geen bedreiging vormt voor het NAVO-bondgenootschap? Welke alternatieven heeft u hierbij in gedachten? Waarom is het steunen van Oekraïne, ten opzichte van die alternatieven, «een zeer goedkope manier» om het door u gestelde doel te bereiken?
Oekraïne voert oorlog tegen Russische agressie. De Russische oorlog in Oekraïne is de grootste conventionele landoorlog in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Deze oorlog vergt grote aantallen slachtoffers aan beide zijden. De consequenties van deze oorlog zijn groot, niet alleen voor de betrokken partijen, maar ook voor de veiligheid van Nederland, van Europa en van de wereld als geheel. Nederland en andere bondgenoten zijn geen partij in deze oorlog. Desalniettemin is het wel van groot belang voor de Europese veiligheidsarchitectuur en dus voor onze vrijheid en veiligheid, dat Rusland deze oorlog niet wint. Een andere uitkomst is voor Europa op de lange termijn veel kostbaarder. Daarom steunt Nederland Oekraïne politiek, financieel en militair. De strijd in Oekraïne is een noodzakelijke manier om de Russische opstelling in Europa en de onveiligheid die daar mee gepaard gaat het hoofd te bieden. Oekraïne brengt ontzettend grote offers en de bijdrage van Nederland en andere landen is in verhouding relatief bescheiden.
Kunnen we op basis van deze uitspraak concluderen dat de NAVO in Oekraïne een (preventieve?) proxy-oorlog tegen Rusland aan het voeren is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Is het correct dat u op dezelfde conferentie de volgende uitspraak heeft gedaan? «They are fighting this war, we are not fighting it.»
Ja.
Naar wie wordt in deze uitspraak door u verwezen met «They»?
De Oekraïense krijgsmacht.
Naar wie wordt in deze uitspraak door u verwezen met «we»?
Nederlandse militairen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Erdogan: Hamas is geen terroristische organisatie' |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van president Erdogan dat Hamas geen terreurgroep zou zijn, maar «een bevrijdingsgroep die strijdt om zijn land te verdedigen»?1
Ja.
Bent u het eens dat terreurgroep Hamas, die zowel in de Europese Unie als in de Verenigde Staten op de terreurlijst staat en recent een barbaarse aanslag heeft gepleegd in Israël terecht wordt aangeduid als terreurgroep en het dus verwerpelijk is dat Hamas positief geduid wordt door de Turkse president?
Zoals uw Kamer is geïnformeerd per brief op 11 oktober jl. heeft Nederland de aanval van Hamas ten sterkste veroordeeld.2 Net als de Verenigde Staten beschouwen de EU en Nederland Hamas als een niets en niemand ontziende terreurbeweging, die al in 2003 door de EU op de terrorismelijst werd geplaatst.
Bent u bereid Turkije op deze uitspraken aan te spreken en de uitspraken van president Erdogan te veroordelen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Vanwege de duurzame bilaterale relatie die bestaat tussen Turkije en Nederland vinden regelmatig gesprekken plaats tussen de Turkse en Nederlands autoriteiten. Deze gesprekken betreffen de bilaterale relatie in breedste zin, waaronder gespreksonderwerpen waar Nederland en Turkije van standpunt verschillen. Sinds de terroristische aanval van Hamas op 7 oktober jl. hebben de Nederlandse en Turkse autoriteiten regelmatig contact met elkaar over de situatie in Israël en de Palestijnse Gebieden. In deze gesprekken geeft Nederland onder andere aan dat het Hamas als een terroristische organisatie beschouwt, laatstelijk in een gesprek van de Minister van Buitenlandse Zaken met haar Turkse ambtgenoot.
Bent u bezorgd over het sentiment in de Nederlandse samenleving rond de situatie in Israël en het Palestijns gebied, waarbij op demonstraties in Nederlandse grote steden dubieuze leuzen worden gescandeerd, met vlaggen wordt gezwaaid die onvrijheid symboliseren, Joodse objecten worden vernield en online haat welig tiert en ondertussen de Joodse gemeenschap zich in toenemende mate onveilig voelt en te maken heeft met onacceptabele bedreigingen? Zo ja, wat doet u actief om dit onvrije, onveilige en intimiderende klimaat tegen te gaan?
Laat vooropstaan dat elke vorm van discriminatie of haat, waaronder in dit geval antisemitisme, volstrekt onacceptabel is in Nederland. Het kabinet maakt zich ernstig zorgen over antisemitisme in Nederland en is er dan ook alles aan gelegen om dit aan te pakken. Ook maakt het kabinet zich zorgen over de oplopende spanningen en polarisatie in Nederland als gevolg van de gebeurtenissen in Israël en de Palestijnse gebieden. Die bezorgdheid zien we ook terug bij lokale overheden en gemeenschappen, waaronder de Joodse, Palestijnse, en Turks-Nederlandse gemeenschappen, over incidenten bij religieuze instellingen en toenemend antisemitisme en moslimhaat.
Er worden door gemeenten, maatschappelijke organisaties en het Rijk, waaronder verschillende leden van het kabinet, diverse bijeenkomsten georganiseerd om de dialoog en verbinding tussen (groepen) burgers te bevorderen. Denk hierbij aan initiatieven als de «Deel de Duif» campagne en de «Vredeswandeling». De ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse gebieden maken grote emoties los, waar ook ruimte voor moet zijn. We moeten ons ervoor inzetten dat het conflict aldaar, niet hier tussen ons in komt te staan. Het is daarom belangrijk dat we in Nederland respectvol het gesprek met elkaar blijven aangaan en verbinding blijven zoeken, ook als we het niet met elkaar eens zijn. Zo is in recente bijeenkomsten met jongeren bijvoorbeeld gesproken over wat er nodig is om elkaar hier in Nederland vast te houden. En hoe je een open en eerlijk gesprek voert, met erkenning van elkaars pijn en gevoelens van onveiligheid. Om ook dat gesprek op lokaal niveau te helpen voeren, heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 7 november 2023 een handreiking opgesteld en gedeeld met gemeenten.3
Naar aanleiding van de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden heeft de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) alle burgemeesters in Nederland geadviseerd om preventief en proactief extra alert te zijn op veiligheidsrisico’s gerelateerd aan deze situatie. De NCTV houdt hen hierover ook actief op de hoogte. Om hierbij te ondersteunen is er, op basis van de vragen vanuit lokale overheden ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en veiligheid en mogelijke demonstraties op 11 oktober 2023 door de NCTV ook een handelingsperspectief met alle burgemeesters gedeeld.4 Het doel van dit handelingsperspectief is om zoveel mogelijk escalatie te voorkomen en tegelijkertijd een eenduidig overheidsoptreden te bevorderen. Hierin wordt onder meer aangegeven dat het van groot belang is om in een vroeg stadium de verbinding met lokale bevolkingsgroepen op te zoeken om spanningen snel te kunnen onderkennen en ten aanzien van demonstraties afspraken gemaakt kunnen worden over de voorwaarden, zoals de locatie en het tijdstip. In het geval van strafbare feiten, zoals aanzetten tot haat en opruiing, kunnen de politie en het Openbaar Ministerie (OM) hier onderzoek naar doen en kan het OM eventueel vervolging instellen. Het is niet mogelijk om vooraf al een oordeel te geven over de strafbaarheid van specifieke uitingen, zoals het vertoon van vlaggen. Die beoordeling is namelijk afhankelijk van de context en omstandigheden van het geval.
Zoals aangegeven is er vanuit het Rijk en bij de lokale overheden verscherpte aandacht voor de zorgen en veiligheid van de gemeenschappen. Waar nodig zijn door de burgemeesters extra veiligheidsmaatregelen genomen. Over de aard van de maatregelen kunnen uit veiligheidsoverwegingen geen mededelingen gedaan worden.
Tevens is uw Kamer in de beantwoording van het Schriftelijk Overleg over de situatie in Israel en Gaza op 18 november jl. geïnformeerd over hoe het kabinet zich ook in internationaal verband in zet om antisemitisme tegen te gaan.5 In 2022 heeft de JBZ-Raad al Raadsconclusies vastgesteld over het bestrijden van antisemitisme (Kamerstuk 32 317, nr. 747). Lidstaten, waaronder Nederland, werken mede op basis daarvan aan nationale actieplannen. De aanpak van antisemitisme in Nederland is uiteengezet in het werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) dat de Minister van Justitie en Veiligheid in oktober 2022 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. De kabinetsbrede inzet zal nader worden uitgewerkt in de Nationale Strategie Antisemitismebestrijding, die uiterlijk in het voorjaar van 2024 zal verschijnen. In de JBZ-Raad van 19-20 oktober 2023 hebben de Ministers, in de lunch over de interne veiligheidsgevolgen van het conflict, uitgesproken samen te blijven werken aan de bestrijding van antisemitisme in Europa.6 De Minister van Justitie en Veiligheid sprak op 31 oktober 2023 met de Franse President Macron over de toename van antisemitisme als gevolg van het conflict. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding staat in nauw contact met zijn internationale collega’s. Zij hebben op 6 november jl. een gezamenlijk statement doen uitgaan, waarin zij onder meer hun zorgen uitspreken over de scherpe toename van antisemitisme sinds 7 oktober jl.7 Het kabinet beziet wat de meest effectieve manier is om te reageren op de meest recente ontwikkelingen en neemt daarbij motie Brekelmans/Ellian (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2752) actief mee in overweging.
Bent u het eens dat buitenlandse beïnvloeding een anti-Nederlands en anti-Westers sentiment verder kan aanwakkeren bij groepen in onze samenleving? Zo ja, welke rol speelt buitenlandse beïnvloeding momenteel bij het vergroten van de spanningen hier rond de situatie in Israël en het Palestijnse gebied? Wat doet u om deze beïnvloeding te monitoren en tegen te gaan?
In algemene zin geldt dat buitenlandse actoren geopolitiek gebeurtenissen kunnen gebruiken om spanningen in de Nederlandse maatschappij aan te wakkeren.
Indien signalen rond de gebeurtenissen in Israël en de Palestijnse gebieden daartoe aanleiding geven, zal het kabinet niet aarzelen landen duidelijk aan te spreken wanneer sprake is van in dit kader grensoverschrijdend gedrag – conform de bestaande aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging.8 Deze aanpak bestaat uit 3 sporen, te weten het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor en het bestuurlijk/strafrechtelijk spoor.
Is u bekend of de visie van president Erdogan, dat Hamas een bevrijdingsgroep zou zijn, ook verspreid wordt in de 146 moskeeën van Diyanet en de twaalf Turkse weekendscholen die beiden in Nederland vanuit Turkse overheidsprogramma’s worden gefinancierd? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen met als inzet er een einde aan te maken als dit gebeurt?
Nee, dat is ons niet bekend. De Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Buitenlandse Zaken zijn niet bevoegd onderzoek naar personen of organisaties te verrichten. Met de voortgangsbrief over de Taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering is uw Kamer per brief op 3 oktober 2023 hierover geïnformeerd.9
Is het kabinet al in gesprek getreden met de Islamitische Stichting Nederland (ISN) (het bestuursverband van Diyanet in Nederland) om hen te vragen afstand te nemen van de uitspraken van president Erdogan en de garantie te vragen dat dit soort boodschappen en (andere) antisemitische uitlatingen in ieder geval niet in de Nederlandse moskeeën worden verspreid? Zo ja, hoe is dit gesprek verlopen? Zo nee, waarom niet? Zo nee, is de Minister bereid dit op korte termijn alsnog te doen en hierover binnen uiterlijk twee weken terug te rapporteren aan de Kamer?
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voert met enige regelmaat gesprekken met diverse gemeenschappen over samenlevings- en integratievraagstukken. ISN is een van onze gesprekspartners en benadrukt in deze gesprekken dat zij een onafhankelijke en op Nederland gerichte stichting is. Ook is ISN transparant in zijn religieuze boodschap: de vrijdagpreken worden in verschillende talen (waaronder in het Turks en Nederlands) op de website van ISN gepubliceerd. Met de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Becker (VVD) over het bericht «nieuwe fatwa-service steunt islamisering», is uw Kamer hier op 6 april 2023 over geïnformeerd.10
Is het kabinet bereid dezelfde navraag te doen inzake de boodschappen die verspreid worden op de Turkse weekendscholen en de garantie te vragen dat op deze scholen niet de boodschap van president Erdogan inzake Hamas wordt herhaald, noch enig ander antisemitisch geluid te horen is en de Kamer hier binnen twee weken over terug te rapporteren?
De Ministeries Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Buitenlandse Zaken zijn niet bevoegd onderzoek te verrichten naar personen of organisaties. Tot op heden zijn ons geen signalen bekend over discriminerende dan wel anderszins strafbare uitingen. In het geval van strafbare feiten, zoals aanzetten tot haat en opruiing, kan het OM hier onderzoek naar doen en eventueel vervolging instellen.
Hoe staat het met de wetgeving om toezicht te kunnen houden op weekendscholen en de wetgeving om geldstromen richting organisaties als moskeeën transparant te maken zodat ingegrepen kan worden als er sprake is van problematisch gedrag zoals het verspreiden van onvrije en/of antisemitische boodschappen in moskeeën?
De Minister van Primair- en Voortgezet onderwijs heeft het wetsvoorstel «toezicht op informeel onderwijs» in voorbereiding. Uw Kamer zal hier te zijner tijd nader over worden geïnformeerd. Verder is het wetsvoorstel transparantie maatschappelijke organisaties (Wtmo) in 2020 ingediend door de Minister van Justitie en Veiligheid. Dit wetsvoorstel strekt ertoe dat maatschappelijke organisaties, waaronder religieuze en levensbeschouwelijke organisaties, desgevraagd inzicht geven in donaties die zij hebben ontvangen aan de burgemeester, het OM en enkele andere (overheids)instanties. In mei 2023 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid een nota van wijziging van het ingediende voorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Ook is de nota naar aanleiding van het verslag ingediend waarin de schriftelijke vragen van de Kamer zijn beantwoord. De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft besloten het voorstel aan te melden voor plenaire behandeling. Vooralsnog staat het wetsvoorstel in maart 2024 gepland voor plenaire behandeling.
Hebben u al signalen bereikt dat de positie van het Turkse regime inzake de situatie in Israël en het Palestijnse gebied spanningen oplevert binnen de Turkse gemeenschap zelf in Nederland? Hoe wordt de situatie in Israël en het Palestijnse gebied beleefd binnen de Turkse gemeenschap in Nederland?
Op dit moment zijn er bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken of het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen signalen bekend over spanningen binnen de Turks-Nederlandse gemeenschappen als gevolg van de positie van de Turkse autoriteiten. Ook zijn er op dit moment geen signalen bekend bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken of het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat de Marokkaanse of Iraanse diasporagemeenschappen in Nederland het doelwit zijn van beïnvloedingsactiviteiten in het kader van het conflict tussen Israël en Hamas. Het kabinet is alert op dit soort signalen en waar nodig zal hier tegen worden opgetreden conform de bestaande aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging.11
Hoe zit dit met andere grotere gemeenschappen in Nederland met een migratieachtergrond zoals de Marokkaanse en de Iraanse? In welke mate is bij deze groepen sprake van beïnvloeding vanuit het buitenland door statelijke actoren aldaar over het conflict in Israël en het Palestijnse gebied en op welke wijze? Wat doet u hiertegen?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bekend met het bericht «Rotterdamse imam vergoelijkt Hamas-terreur in preek: «Israël wil oprukken naar Mekka»»?2
Ja, dit bericht is bekend. Het kabinet hanteert sinds 2018 een rijksbrede aanpak tegen ongewenste buitenlandse inmenging, waarover uw Kamer meermaals is geïnformeerd.13 Personen uit gemeenschappen kunnen signalen van ongewenste buitenlandse inmenging delen met de overheid, zowel binnen het veiligheids- als sociale domein. In het kader van ongewenste buitenlandse inmenging is de in het artikel benoemde gebeurtenis in interdepartementaal verband niet besproken, omdat hierover vooralsnog geen signalen zijn ontvangen.
Stond deze gebeurtenis op de radar bij uw ministerie in het kader van monitoren van buitenlandse inmenging en beïnvloeding? Zo ja, welke signalen heeft u ontvangen? Welke stappen zijn gezet, na het ontvangen van deze signalen?
Zie antwoord vraag 12.
Gaat u in gesprek treden met de desbetreffende moskee om deze uitspraken te veroordelen en te horen of het bestuur van de moskee afstand doet van deze uitspraken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer zal dit gesprek gaan plaatsvinden?
Het kabinet gaat niet over de inhoud van een preek (vanwege de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst). In het geval van strafbare feiten, kunnen de politie en het OM hier onderzoek naar doen en kan het OM eventueel besluiten om vervolging in te stellen.
Is dit een Nederlandse imam met een Nederlands paspoort of een imam afkomstig uit het buitenland? In het geval dat de imam geen Nederlands paspoort heeft, waar komt de imam dan vandaan? Klopt het dan, dat in het laatste geval de tewerkstellingsvergunning van deze imam kan worden ingenomen en deze imam ongewenst kan worden verklaard en uit Nederland zal moeten vertrekken? Zo ja, bent u ook bereid om deze acties te treffen? Zo nee, welke sancties zijn in deze situatie volgens u van toepassing en gewenst?
Het kabinet doet geen uitspraken over de vreemdelingrechtelijke, dan wel nationaliteitsrechtelijke status van individuen. Over het algemeen kan ik u informeren dat iedereen die in Nederland verblijft – inclusief vreemdelingen –, zich dient te houden aan de voorwaarden die de wet stelt. Daar hoort ook bij dat personen in Nederland – inclusief vreemdelingen – geen bedreiging mogen vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid.
Wat doet u om de islamitische gemeenschap weerbaar te maken tegen dit soort haatdragende boodschappen? Wat zijn acties vanuit het kabinet om het verspreiden van dit soort boodschappen een halt toe te roepen?
Het is van belang dat de Nederlandse samenleving weerbaar is tegen allerlei fenomenen en ontwikkelingen. De huidige ontwikkelingen in het Midden-Oosten hebben ook hun weerslag op de Nederlandse samenleving. Daarbij is het belangrijk dat we in Nederland respectvol het gesprek met elkaar blijven aangaan en verbinding blijven zoeken, ook als we het niet met elkaar eens zijn. De acties die het kabinet daartegen onderneemt, staan beschreven in het antwoord op vraag 4.
In meer specifieke zin zet het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in op het versterken van de veerkracht en weerbaarheid ten behoeve van de sociale stabiliteit. In dat kader heb ik uw Kamer op 7 juli jl. de Agenda Veerkrachtige en Weerbare Samenleving doen toekomen.14 Met deze Agenda worden gemeenten, (jeugd)professionals en maatschappelijke organisaties ondersteund in het vergroten van de veerkracht en weerbaarheid van mensen in kwetsbare omgevingen. Deze inzet is generiek en preventief van aard, waarbij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondersteuning biedt in het herkennen van fenomenen, zoals ongewenste polarisatie, radicalisering en extremisme. Tevens worden interventies ontwikkeld voor gemeenten en professionals om de beschermende factoren te versterken. Deze zijn deze gericht op de individuele veerkracht, zoals een positieve identiteitsontwikkeling en het vergroten van digitale weerbaarheid, om mensen minder ontvankelijk te maken voor onwenselijke invloeden. Daarnaast zijn deze interventies gericht op het stimuleren van verbinding tussen en binnen gemeenschappen in onze superdiverse samenleving, om op die manier ook de collectieve veerkracht te versterken ten bevordering van een inclusieve samenleving. Doordat deze inzet generiek is, komt het de samenleving (waaronder zowel de moslimgemeenschappen als andere gemeenschappen) ten goede.
Zoals eerder in de beantwoording aangegeven, kunnen de politie en het OM in geval van strafbare feiten (zoals aanzetten tot haat, discriminatie en opruiing) strafrechtelijk onderzoek instellen.
Kunt u in aanloop naar het te ontwikkelen meldpunt voor slachtoffers van ongewenste buitenlandse beïnvloeding, waarover de Kamer begin 2024 wordt geïnformeerd, extra monitoren of de beïnvloeding vanuit landen met grote migrantengemeenschappen rond de situatie in Israël en het Palestijnse gebied leidt tot onveiligheid van Nederlanders uit die gemeenschappen die het niet eens zijn met de verkondigde boodschap van de overheden aldaar? Kunt u de Kamer daarover voor het eind van het jaar een eerste update geven?
Voor een effectieve aanpak van ongewenst buitenlandse inmenging zet het kabinet onder meer in op het versterken van onze informatiepositie. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen onderzoek naar (statelijke) actoren, binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders. Daarbij kan worden gestuit op vormen van ongewenste buitenlandse inmenging. Op het moment dat verschillende overheidsorganisaties (waaronder de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Nationale Politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten) OBI-signalen ontvangen, kunnen zij mede op basis hiervan handelen. Indien naar aanleiding van de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden blijkt dat personen binnen migrantengemeenschappen in Nederland zich onveilig voelen ten gevolge van mogelijke beïnvloeding vanuit landen met grote migrantengemeenschappen in Nederland, kunnen personen uit gemeenschappen signalen hierover kwijt op verschillende plekken binnen de Rijksoverheid, zoals beschreven in de Kamerbrief van 6 april 2023.15
De oproep van een groep rijksambtenaren aan het kabinet inzake de oorlog tussen Israël en Hamas |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Noodkreet rijksambtenaren aan kabinet: laat Israël stoppen met geweld»?1
Ja.
Beaamt u dat het staatsrechtelijk gezien aan parlementariërs en leden van het kabinet is om openlijk politieke uitspraken te doen over een complex en politiek gevoelig onderwerp als de oorlog tussen Israël en Hamas, en dat rijksambtenaren de taak en verantwoordelijkheid hebben om de politieke keuzes en besluiten in dezen naar behoren uit te voeren? Vindt u deze verklaring in dat licht gepast?
Het kabinet onderschrijft dat het staatsrechtelijk gezien aan parlementariërs en leden van het kabinet is om openlijk politieke uitspraken te doen over een complex en politiek gevoelig onderwerp als de oorlog tussen Israël en Hamas. De bewindspersonen zijn verantwoordelijk voor een politiek besluit, zij leggen hierover verantwoording af aan het parlement, en het is aan hen om daarover te communiceren. Ambtenaren hebben hierbij een ondersteunende, adviserende en uitvoerende rol, waarin zij op basis van professionaliteit worden geacht om objectief te adviseren, en alle inzichten en opties aan bewindspersonen voor te leggen. Het is de taak van ambtenaren om te zorgen voor een transparant en goed besluitvormingsproces. Vervolgens voeren ambtenaren uit wat politiek is besloten, ook als de politieke weging tot een ander besluit heeft geleid dan werd geadviseerd. Als de uitvoering van een politiek besluit onbedoelde gevolgen heeft, is het de taak van ambtenaren om die signalen terug te leggen bij de verantwoordelijk bewindspersoon zodat die het besluit kan heroverwegen.
Dit brengt grote verantwoordelijkheden met zich mee en vraagt een grote betrokkenheid naar onze maatschappij. Die betrokkenheid bij de samenleving uit zich soms ook buiten het eigen dossier of buiten het werk. Dit mag ook. Ambtenaren hebben, zoals iedereen, het recht van vrijheid van meningsuiting en het recht op vergadering en betoging. Juist vanwege de unieke rol en positie tussen maatschappij en politiek zijn daar wel regels aan verbonden, die zijn neergelegd in artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Overigens was de brief volgens de initiatiefnemers niet opgesteld met het doel om openbaar gemaakt te worden. De brief was bedoeld om samen met gelijkgestemden hun indringende persoonlijke vragen en zorgen onder de aandacht te brengen van leden van het kabinet.
Hoe verhoudt deze verklaring zich tot artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017, die stelt dat de ambtenaar zich «onthoudt van het openbaren van gedachten of gevoelens (...) indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie (...) niet in redelijkheid zou zijn verzekerd»? In hoeverre is er reden om aan te nemen dat deze verklaring leidt, of kan leiden, tot een «minder goede» invulling van de functie van rijksambtenaar? Zo nee, waarom niet?
Artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017 stelt dat de ambtenaar zich dient te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Het is niet mogelijk om in algemene zin vast te stellen in hoeverre de goede vervulling van de functie van een ambtenaar in het geding is door de uiting van iemands mening, gevoelens of gedachten. Daarbij moet gekeken worden naar de specifieke situatie. Daarin worden zaken zoals de functie, taak, het onderwerp, afstand tot het onderwerp, (maatschappelijke) context, oogmerk en informatiepositie van de betrokkene ook in overweging genomen. Die concrete afweging verschilt per individu. Het intern uiten van zorgen, of het uiten van zorgen in gerichte (niet openbare) communicatie, vormt op zichzelf geen aanleiding om te veronderstellen dat een goede vervulling van een functie in redelijkheid niet zou zijn verzekerd.
Kunt u zich voorstellen dat parlementariërs die van mening zijn dat het kabinet zich inzake de oorlog tussen Hamas en Israël zeer genuanceerd opstelt, dat wil zeggen: aantoonbaar met oog voor de belangen van beide zijden, het als ongemakkelijk en ook ongepast ervaren dat rijksambtenaren met deze verklaring komen?
Het kabinet kan zich voorstellen dat ambtenaren zich geroepen voelen om zich uit te spreken over hun gevoelens bij een groot en intens onderwerp als dit. Dat mag ook binnen de grenzen zoals hierboven uiteengezet. Het kabinet kan zich niettemin ook verplaatsen in het ongemak dat dat met zich meebrengt. Dat is soms ook inherent aan het uitoefenen van grondrechten, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting. Beleidsvorming binnen de openbare dienst is geen spanningsloos en homogeen proces. De openbare dienst in een democratische samenleving en de concrete onderdelen daarvan moeten zekere spanningen en complicaties ten gevolge van de uitoefening van grondrechten door ambtenaren kunnen verdragen.2Tegelijkertijd is het uiteindelijk aan het kabinet om politieke besluiten te nemen en hierover verantwoording af te leggen aan het parlement. Zie verder ook het antwoord op vraag 3.
Deelt u de opvatting van de verklaring dat de Gazastrook als bezet gebied geldt, in het licht van de Israëlische terugtrekking in 2005? Zo nee, kunt u dit dan weerspreken?
Gezien de controle die Israël heeft over de Gazastrook gelden volgens het kabinet nog steeds verplichtingen voor Israël op basis van het bezettingsrecht.
Wat waren in grote lijnen de uitkomsten van de «open gesprekken» die hierover kennelijk hebben plaatsgevonden op de werkvloer? Heeft u daarbij aandacht gevraagd voor hetgeen in de voorgaande vragen naar voren is gebracht, waaronder het vanuit het parlement ervaren ongemak (vraag 4)?
Sinds de aanval van Hamas op Israël op 7 oktober 2023 en het daarop volgende conflict in Gaza zijn er binnen de organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken meerdere interne mogelijkheden gecreëerd om met elkaar van gedachten te wisselen en verschillende perspectieven in te brengen. Vanuit bestuurlijk niveau wordt de boodschap uitgedragen dat er binnen het departement altijd ruimte is voor andere inzichten en interne tegenspraak. In dat kader zijn gesprekken met een brede selectie van medewerkers geïnitieerd, directeuren en andere leidinggevenden faciliteren dergelijk gesprekken met hun teams en kunnen daarbij ondersteund worden met gespreksbegeleiding.
Het optreden van de Libische kustwacht tegen bootvluchtelingen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de opnamen die zijn gemaakt van een Libische patrouilleboot die een rubberboot met vluchtelingen aan boord ramt?1 Zo ja, welke actie heeft u naar aanleiding daarvan ondernomen?
De opnamen van Sea Watch International van 29 september jl. waarbij een Libische patrouilleboot in aanraking komt met een rubberboot zijn bij het kabinet bekend. Uit de korte opnamen op afstand kan niet worden opgemaakt wat er zich precies heeft afgespeeld gedurende dit incident. Het kabinet heeft niet vernomen dat er mensen zijn verdronken als gevolg. Ook in de IOM Missing Migrants database2 lijken er geen vermisten of doden geregistreerd naar aanleiding van bovenstaand incident. Het kabinet heeft om die reden geen verdere actie ondernomen.
Weet u of er mensen verdronken zijn als gevolg van het rammen van deze rubberboot? Heeft u hier navraag naar gedaan?
Zie het antwoord op vraag 1.
Is dit incident voor u nu aanleiding om ervoor te pleiten dat de Europese Unie (EU) de steun aan de Libische kustwacht stopt? Zo nee, waarom niet en wat zou daar dan voor nodig zijn?
Met de steun versterkt de Commissie de zoek- en reddingscapaciteit en capaciteit op het gebied van grensbeheer van de Libische kustwacht. Deze EU-inzet in Libië heeft tot doel verlies van levens op zee te voorkomen, irreguliere migratie naar de EU te verminderen en mensensmokkel- en handel aan te pakken. De steun is daarnaast onderdeel van de bredere Europese inzet in Libië en op de Centraal Mediterrane Route om migratie in goede banen te leiden. Daaronder valt ook de aanpak van grondoorzaken, versterken van bescherming van migranten inclusief humanitaire evacuaties, vrijwillige terugkeer en het versterken van legale migratie en mobiliteit. Eveneens noemt de Commissie het beschermen van mensenrechten van migranten een leidraad van alle Commissie-inzet in Libië.
Steun in conflictsituaties gaat gepaard met risico’s. Zo ook de EU-steun aan de kustwacht in Libië waarbij specifiek het risico bestaat dat steun indirect terecht komt bij personen en entiteiten die betrokken zijn bij mensenhandel en -smokkel en het risico van mensenrechtenschendingen, waaronder arbitraire detentie. De Commissie tracht dergelijke risico’s te beperken met monitoring en risicoanalyses. Het kabinet acht de instrumenten van de Commissie om genoemde risico’s gerelateerd aan mensenrechtenschendingen te mitigeren momenteel echter beperkt. Het kabinet zet zich actief in voor de versterking van de instrumenten die de Commissie hiervoor ter beschikking heeft. Mede als gevolg van die inzet onderneemt de Commissie nu stappen om het waarborgen van mensenrechten te versterken en de Libische entiteiten die betrokken zijn bij migratiebeleid en uitvoering beter in kaart te brengen.
Vindt u het in het algemeen verstandig om samen te werken met organisaties die mensenrechten schenden, omdat dit ruimte biedt deze aan te spreken op «vermeende» misstanden, zoals u in de beantwoording op mijn eerdere schriftelijke vragen over de mensenrechtensituatie in Libië heeft geschreven?2
Er wordt samengewerkt met autoriteiten in Libië. Dit kan bijdragen aan het bereiken van Europese en Nederlandse doelstellingen. In het geval van berichten over misstanden, biedt deze samenwerking ook de mogelijkheid om de autoriteiten daarop aan te spreken. Die gesprekken zijn effectiever naarmate er meer betrouwbare informatie beschikbaar is. Ook daarom blijft Nederland aandringen op gedegen monitoring en het beter in kaart brengen van de Libische entiteiten die betrokken zijn bij migratiebeleid en uitvoering.
Vindt u de 57 miljoen euro die de EU sinds 2017 heeft uitgegeven aan Support to Integrated Border and Migration Management in Libya goed besteed? Hoe succesvol vindt u de training van medewerkers van de kustwacht op het gebied van respect voor mensenrechten? Vindt u dat deze steun door kan gaan? Zo ja, waarom?
Het doel van Support to Integrated Border and Migration Management in Libya (SIBMMIL) is het opbouwen van capaciteit van Libische autoriteiten op het gebied van migratie- en grensmanagement, met name t.a.v. grensbewaking en surveillance, aanpak van mensensmokkel- en handel, en Search and Rescue (SAR) op zee en in de woestijn. Trainingen en het leveren en repareren van materieel is onderdeel van deze inzet. Sinds het begin van SIBMMIL in 2017 hebben er 110.000 zoek en reddingsacties op zee plaatsgevonden. Eveneens moet het project bijdragen aan versterkte coördinatie tussen de verschillende Libische grensautoriteiten, het versterken van de operationele samenwerking tussen Libië, de EU en andere derde landen, en het versterken van de mensenrechtensituatie voor migranten, onder andere door bij te dragen aan de mensenrechtenstandaarden van de Libische autoriteiten die onderdeel zijn van dit project. In het kader van dit programma is door het Italiaanse BZK technische training verleend aan 142 leden van het «General Administration for Coastal Security (GACS)», onder andere met betrekking tot mensenrechten. Verder zijn middels EUTF financiering tussen 2017–2022 451 medewerkers in de veiligheidssector en betrokken NGO’s getraind op het gebied van mensenrechten, conflictpreventie en goed bestuur.
Dit jaar zijn vijf SAR-schepen met Europese financiering aan de Libische kustwacht geleverd en hebben de Libische autoriteiten volgens UNHCR dit jaar (tot 21 september 2023) 10.900 individuen gered en onderschept. Volgens de Commissievoorzitter zijn de eerste effecten van deze ondersteuning zichtbaar. De dialoog die het kabinet met de Commissie voert heeft tot nu toe niet geleid tot helderheid over de risico's en de behaalde impact van het Support to Integrated Border and Migration Management in Libya. Het kabinet blijft aandringen op transparante en uitgebreidere informatievoorziening van de Commissie aan de Lidstaten over alle migratie-gerelateerde programmering.
Wat zijn de resultaten van de trainingen die door de International Organization for Migration (IOM) aan overheidsfunctionarissen zijn gegeven op het gebied van mental health and psychological support (MHPSS)? Geven Libische overheidsfunctionarissen inmiddels MHPSS aan migranten?
IOM heeft middels het genoemde programma MHPSS-trainingssessies georganiseerd voor 342 frontlijnwerkers van o.a. de Libische overheid. Het betrof 180 mannen en 162 vrouwen. Zij zijn o.a. werkzaam bij het Ministerie van Volksgezondheid, het Ministerie van Sociale Zaken, het Ministerie van Justitie, de Libische Kustwacht en de Directorate for Combatting Illegal Migration (DCIM), verantwoordelijk voor de officiële detentiecentra. Zij ontvingen training over de belangrijkste concepten en kaders van MHPSS en psychologische eerste hulp en ondersteunende communicatie. IOM geeft aan dat deze trainingen een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het beïnvloeden van de overtuigingen en werkwijze van de deelnemers. Tegelijkertijd vergt duurzame gedragsverandering een lange termijn-inzet. De komende jaren zet IOM deze activiteiten met Nederlandse steun daarom voort. Het kabinet heeft de evaluatierapporten van de trainingen opgevraagd om de impact beter te kunnen duiden.
Wat zijn de resultaten van de 237 miljoen euro die door de EU is uitgegeven aan de bescherming van en assistentie aan migranten, vluchtelingen en ontheemden?
Middels het EU Trust Fund (EUTF) versterkt de EU de bescherming en weerstand van de ontheemde bevolking, humanitaire repatriëring en re-integratie van kwetsbare migranten en het ondersteunen van lokale socio-economische ontwikkelingen. Hiernaast wordt dit geld ingezet voor noodhulp aan gestrande migranten, duurzame oplossingen voor migranten en asielzoekers langs de Centraal-Mediterrane Route, het ontmantelen van criminele netwerken opererend in Noord-Afrika, het beschermen van het meest kwetsbare deel van de maatschappij tegen de COVID-19 pandemie en duurzame oplossingen voor niet-begeleide, gescheiden kinderen en familie hereniging in Libië.4
De dialoog die het kabinet met de Commissie voert heeft tot nu toe niet geleid tot helderheid over de impact die behaald is met besteding van deze middelen. Het kabinet blijft aandringen op transparante en uitgebreidere informatievoorziening van de Commissie aan de Lidstaten.
Wat is precies het nut van onafhankelijke monitoring, waar ook door Nederland op is aangedrongen, wanneer de rapportages daarvan niet worden gedeeld? Deelt u de mening dat dit eigenlijk een gotspe is? Wat zegt het over de situatie in Libië dat deze rapporten omwille van de veiligheid van de actoren die de monitoring verrichten geheim moeten blijven? Welke conclusies verbindt u hieraan?
De Commissie laat, mede op aandringen van Nederland, sinds 2020 onafhankelijke monitoring verrichten door derde partijen om de waarborging van mensenrechten in Libië te beoordelen. Vanwege de veiligheid van de actoren die de monitoring uitvoeren deelt de Commissie geen schriftelijke rapportages. Dit is gebruikelijk in dergelijke situaties. Nederland blijft zich inzetten bij de Commissie om zo snel mogelijk inzicht te krijgen in de rapportages via een mondelinge toelichting en trekt daarin op met enkele andere EU-lidstaten.
Wordt er inmiddels verder onderzoek gedaan om de verantwoordelijkheid van alle betrokkenen bij misdaden tegen de menselijkheid, waaronder door derde landen, vast te stellen? Zo nee, bent u bereid hierop aan te dringen?
Nederland maakt zich steevast in bilateraal en multilateraal verband hard voor het tegengaan van straffeloosheid in Libië onder andere als co-voorzitter van de mensenrechtenwerkgroep van het Berlijnproces, in de Mensenrechtenraad en in gesprekken met Libische autoriteiten. Daarnaast ondersteunt Nederland organisaties die zich hiervoor inzetten middels documentatie van schendingen.
In februari 2011 heeft de VN-Veiligheidsraad de situatie in Libië verwezen naar de Aanklager van het Internationaal Strafhof. Binnen de kaders van deze verwijzing verricht het Strafhof sinds maart 2011 onderzoek naar de vermeende internationale misdrijven die in de context van deze situatie zijn gepleegd. Eén van de onderzoekslijnen van de Aanklager van het Strafhof betreft misdrijven tegen migranten.
Daarnaast werken de nationale autoriteiten van meerdere EU-lidstaten – waaronder Nederland – samen in een Joint Team, dat gericht is op het ondersteunen van onderzoeken naar misdrijven tegen migranten en vluchtelingen. Op 7 september 2022 is ook het Parket van de Aanklager van het Internationaal Strafhof formeel lid geworden van dit Joint Team, dat tevens wordt ondersteund door Europol. Het onderzoek heeft betrekking op grensoverschrijdende misdrijven die worden gepleegd door individuen opererend in netwerken die vanuit of via Libië uitmonden in andere landen. Tot op heden heeft deze samenwerking geleid tot de arrestatie en uitlevering van twee individuen, waarna de nationale autoriteiten van respectievelijk Nederland en Italië de vervolging hebben opgepakt. Nederland zet de internationale samenwerking in het kader van het Joint Team voort.
De VN Veiligheidsraad heeft in 2011 tevens een sanctieregime op Libië van toepassing verklaard. Sindsdien monitort een Panel of Experts overtredingen van dit sanctieregime in Libië. Een van de aspecten die door dit Panel gemonitord wordt betreft de schending van internationale mensenrechtenstandaarden en internationaal humanitair recht. Als onderdeel hiervan rapporteert het Panel met regelmaat over grootschalige schendingen en verantwoordelijken, inclusief schendingen tegen migranten, meest recent in het rapport d.d. 15 september 2023.
Tot slot, het mandaat van de VN Fact Finding Mission voor Libië is in april 2023 afgelopen. Deze missie deed in brede zin onderzoek naar de mensenrechtensituatie, inclusief die van migranten, in Libië. De onderzoekskaders van deze missie waren daarom breder dan de hierboven genoemde mechanismen. Binnen de VN Mensenrechtenraad is het vanwege het internationaal krachtenveld op dit moment niet haalbaar om een nieuw breed onderzoeksmechanisme op te zetten. Wel biedt het kantoor van de Hoge Commissaris van Mensenrechten technische ondersteuning en capaciteitsopbouw aan Libië, o.a. ter verbetering van de mensenrechtensituatie, implementatie van internationale mensenrechtenverplichtingen en aanpak van straffeloosheid. Nederland blijft zich samen met gelijkgezinde landen inzetten om Libië op de agenda van de VN Mensenrechtenraad te houden.
De sluipende onderhandelingen over het WHO pandemieverdrag en de IHR |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Klopt het dat de regering vóór 1 december 2023 bezwaar moet aantekenen tegen voorgestelde amendementen op de International Health Regulations (IHR),1 een bindende internationale regeling voor besmettelijke ziekten en andere grensoverschrijdende bedreigingen voor de volksgezondheid? Klopt dit ook met betrekking tot voorstellen rond het pandemieverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)?
Conform de bepalingen in artikel 59 IHR, eerste lid, hebben lidstaten 18 maanden de tijd om bij een besluit tot wijziging van de IHR, een voorbehoud te maken of om dit af te wijzen. De 18 maanden gaan lopen vanaf het moment dat de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) conform artikel 65, tweede lid van de IHR, een wijzigingsvoorstel heeft genotificeerd aan de lidstaten van de WHO, nadat dit door de Wereldgezondheidsvergadering (WHA) is aangenomen. Met betrekking tot het besluit van de WHA om artikel 59 van de IHR te wijzigen, alsook de doorwerking daarvan in de artikelen 55, 61, 62 en 63, heeft de directeur-generaal van de WHO de lidstaten hiervan op 31 mei 2022 in kennis gesteld. Derhalve dienen lidstaten voor 1 december 2023 bezwaar aan te tekenen of de wijziging te verwerpen.
Nederland heeft de WHO op 16 augustus 2023 geïnformeerd dat het een voorbehoud heeft gemaakt op het door de WHA genomen besluit, aangezien er geen parlementaire goedkeuring was. De nationale goedkeuringsprocedure voor de wijziging wordt momenteel voorbereid. Mocht uw Kamer goedkeuring verlenen aan het besluit tot wijziging, dan kan ons land op grond van artikel 63 lid 1 van de IHR de verwerping van de wijziging weer intrekken, waarna dit ook voor ons land van kracht wordt.
Ten aanzien van de voorstellen rond het pandemieverdrag, is er op dit moment geen noodzaak noch mogelijkheid tot verwerping. De onderhandelingen over het verdrag zijn nog in volle gang en het uiteindelijke concept-verdrag zal na vaststelling daarvan door de WHA – conform de daarvoor geldende nationale goedkeuringsprocedure – worden voorgelegd aan de kamer.
Kunt u bevestigen dat de voorgestelde wijzigingen rond het WHO pandemieverdrag en de IHR een vergaande inbreuk teweegbrengen op de soevereiniteit en autonomie van Nederland met betrekking tot de aanpak van een toekomstige gezondheidscrisis in het bijzonder en met betrekking tot het gezondheidsbeleid in het algemeen?
De voorstellen voor een nieuw pandemieverdrag, alsook de wijzigingsvoorstellen die ingediend zijn voor de Internationale Gezondheidsregeling (IHR, 2005) en waarover momenteel wordt onderhandeld, bevatten geen elementen die resulteren in vergaande inbreuken op de soevereiniteit en autonomie van Nederland met betrekking tot de bestrijding van toekomstige gezondheidscrises of met betrekking tot gezondheidszorgbeleid in zijn algemeen.
Zoals aangegeven in de kamerbrief van 23 februari 20232, vinden de onderhandelingen voor beide juridische instrumenten plaats onder het uitgangspunt dat niets is besloten, tot alles is besloten. De verwachting is dat het definitieve voorstel voor het pandemieverdrag én het definitieve voorstel tot wijziging van de IHR, in mei 2024 aan de Wereldgezondheidsvergadering (WHA) zullen worden voorgelegd ter vaststelling door de WHO-lidstaten.
Op basis van de op dat moment door de WHA vastgestelde inhoud van het pandemieverdrag en het besluit tot vaststelling van de wijzigingsvoorstellen op de IHR, kan ons land de beslissen om partij te worden bij het verdrag en/of de wijzigingsvoorstellen op de IHR te accepteren of deze af te wijzen.
Beide instrumenten zullen op dat moment volgens de daarvoor geldende goedkeuringsprocedure aan het parlement worden voorgelegd.
Bij de verdere ontwikkeling van het pandemisch instrument zal rekening worden gehouden met aangenomen moties vanuit uw Kamer.
Kunt u de Kamer nog deze maand informeren over het resultaat van de onderhandelingen over de IHR-amendementen en zo ja, wilt u aangeven welke amendementen voornamelijk technisch van aard zijn en welke wezenlijke veranderingen behelzen?
De onderhandelingen over de wijzigingsvoorstellen op de Internationale Gezondheidsregeling (IHR) die in september 2022 door de lidstaten van de WHO zijn ingediend, zijn nog in volle gang. De verwachting is dat het totale pakket aan wijzigingen pas tijdens de Wereldgezondheidsvergadering in mei 2024 zal worden vastgesteld. Veel van de voorstellen die ingediend zijn op de IHR hebben tot doel de paraatheid en respons ten opzichte van toekomstige internationale gezondheidscrises te versterken. Dit onder meer door verbetering van surveillance en monitoring van ziekteverwekkers, het sneller delen van informatie, het versterken van nationale kerncapaciteiten, verbeterde samenwerking en coördinatie. Daarnaast zijn er ook nieuwe elementen, zoals een grotere aandacht voor gelijkheid en gelijkwaardigheid tussen rijke en arme landen wanneer het gaat om de verdeling van medische tegenmaatregelen in crisistijd en bijvoorbeeld rondom de versterking van de governance, toetsing en rapportage over naleving van de gemaakte afspraken. Het gezamenlijke doel is de IHR in de toekomst nog efficiënter te maken en de implementatie ervan te verbeteren.
Zoals hierboven aangegeven, is er in mei 2022 al één wijziging op de IHR aangenomen; de wijziging van artikel 59 van de IHR. Vanwege verwijzingen van/naar artikel 59 en doorwerking van de wijziging, gaf de juridische dienst van de WHO aan dat ook wijzigingen in artikelen 55, 61, 62 en 63 noodzakelijk waren. De wijziging ziet dus op de artikelen 55, 59, 61, 62 en 63 van de IHR.
Deze wijzigingen betreffen enerzijds inkorting van de beslistermijn voor lidstaten van de huidige 18 naar 10 maanden om ofwel een voorbehoud te maken tegen een wijziging van de IHR of om een dergelijk voorstel te verwerpen. Daarnaast wordt de termijn van inwerkingtreding van wijzigingen van de IHR teruggebracht van 24 naar 12 maanden.
Ik zal uw kamer binnen afzienbare tijd nader informeren over de stand van zaken rond beide onderhandelingsprocessen. Ik doe dit graag op een moment waarop ik u zo volledig mogelijk kan informeren. Naar mijn oordeel is er op dit moment geen urgente reden om dit voor het einde van deze maand te doen.
Welke onderhandelingspositie neemt Nederland in met betrekking tot specifieke onderdelen van de IHR en het WHO pandemieverdrag?
In beide processen vindt de Nederlandse inbreng zoveel mogelijk plaats in EU-verband en in afstemming met de overige lidstaten. De Europese Commissie voert de onderhandelingen namens de EU lidstaten voor beide instrumenten. Zoals in de brief aan uw Kamer van 23 februari 2023 aangegeven, richt Nederland zich voor beide processen vooral op enerzijds het verbeteren en versnellen van internationale samenwerking op het vlak van monitoring, surveillance en bestrijding van potentiële internationale gezondheidscrises en de verspreiding van (resistente) infectieziekten en wordt tevens een versterking van de implementatie van nationale capaciteiten ondersteund. Ons land steunt ook het principe dat bij een toekomstige pandemie er een rechtvaardigere en eerlijkere verdeling van medische tegenmaatregelen moet komen, met name ook richting ontwikkelingslanden. Om de implementatie van de afspraken in het pandemieverdrag goed te kunnen volgen, is er een adequaat rapportage- en nalevingsmechanisme nodig.
Voor de IHR geldt nog in het bijzonder dat ons land voorstander is van gerichte amendementen om het instrument en de implementatie ervan te versterken en verbeteren, zonder dat het karakter en de werking van de IHR fundamenteel veranderd.
Als de regering bezwaren aantekent, welke zijn dat? Zo nee, kunt u uitleggen waarom de regering geen overwegende bezwaren ziet om afstand te doen van wezenlijke bevoegdheden met betrekking tot het aanpakken van een gezondheidscrisis?
De mogelijkheid tot het aantekenen van een bezwaar geldt momenteel alleen nog voor mogelijke nieuwe wijzigingsvoorstellen conform artikel 59 van de IHR. Voor het pandemieverdrag moet nog nader vastgesteld worden volgens welke procedures partijen bij het verdrag kunnen aantekenen tegen onderdelen van het verdrag of toekomstige wijziging daarvan. Echter, noch bij de amendementen op de IHR, noch in het proces dat zou kunnen leiden tot een pandemieverdrag, is er sprake van afstand doen van wezenlijke bevoegdheden van nationale lidstaten met betrekking tot het aanpakken van een gezondheidscrisis. Ook in de toekomst zal de Directeur-Generaal van de WHO ten tijde van een internationale gezondheidscrisis aanbevelingen voor (inter-) nationale maatregelen kunnen doen.
Met het pandemieverdrag zullen WHO-lidstaten kunnen beschikken over nieuwe instrumenten en verbeterde samenwerkingsmechanismen voor en tijdens een gezondheidscrisis, zodat de wereld gezamenlijk beter voorbereid is op toekomstige pandemieën. Dit zijn belangrijke doelen die door het kabinet gesteund worden.
Kunt u de Kamer informeren over de vraag welke mogelijkheden er zijn om de regering op te dragen alsnog tijdig bezwaar aan te tekenen tegen het overhevelen van bevoegdheden rond de wijziging van het WHO pandemieverdrag en het uitvoeringsverdrag IHR, die op nationaal niveau horen te blijven?
In de door WHO-lidstaten ingediende voorstellen voor een pandemieverdrag, noch in de wijzigingsvoorstellen op de Internationale Gezondheidsregeling (IHR), is er sprake van het overhevelen van bevoegdheden die volgens het principe van subsidiariteit beter op nationaal niveau geregeld kunnen worden.
Voor de onderhandelingstrajecten geldt dat een besluit van de Wereldgezondheidsorganisatie tot vaststelling van een pandemieverdrag, dan wel tot wijziging van de IHR, volgens de daarvoor geldende goedkeuringsprocedure aan het parlement zullen worden voorgelegd, alvorens ze voor ons land in werking kunnen treden.
Doet de wijze waarop u uitvoering geeft aan de motie Van Haga/Smolders, waarin de regering wordt verzocht om de Kamer minimaal tweejaarlijks over de voortgang van het pandemieverdrag te informeren, voldoende recht aan de mogelijkheid voor het parlement om tijdig invloed uit te oefenen op voorgenomen fundamentele keuzes voor het WHO pandemieverdrag en de (wijziging van de) IHR?2
De kamer is sinds de motie Van Haga/Smolders meer dan tweejaarlijks geïnformeerd over beide processen, via twee kamerbrieven, de beantwoording van Kamervragen en via mondelinge vragen.
Het Bureau van de Intergovernmental Negotiation Body (INB) waarbinnen het pandemieverdrag wordt onderhandeld, heeft kort geleden een voorstel neergelegd voor een «Negotiation Text». De eerste beraadslagingen over deze tekst vinden momenteel plaats. Ik zal uw Kamer als hierboven aangegeven, op korte termijn informeren over dit nieuwe voorstel.
Krijgt de WHO in het pandemieverdrag en na aanpassing van de IHR een «absolute and non-questionable» leiderschap, absoluut dus en zonder dat daar iets tegenin kan worden gebracht, in een situatie waarin deze organisatie verwijst naar pandemische preventie, paraatheid en / of respons?
Nee dat is niet het geval.
Wat is de houding van Nederland tegenover het toekennen van deze zelfautorisatie aan de WHO?
Er is geen sprake van zelfautorisatie aan de WHO.
Kunt u een toelichting geven op de concrete invulling en afwegingscriteria voor het concept «one health», ofwel één gezondheid, dat cruciaal is in de plannen rond de rol van de WHO inzake pandemische preventie, paraatheid en respons?
Zoals beschreven in de Nederlandse Mondiale Gezondheidsstrategie4, is One Health een geïntegreerde, verbindende aanpak die gericht is op het duurzaam in balans brengen en optimaliseren van de gezondheid van mens, dier en ecosysteem. Aangezien vele mondiale gezondheidscrises veroorzaakt zijn door infectieziekten afkomstig van dierlijke reservoirs (zoönose, zoals SARS-CoV2, MERS, Ebola, vogelgriep, de builenpest), is het van wezenlijk belang dat zowel op het gebied van pandemische preventie alsook infectieziektesurveillance er rekening gehouden moet worden met ziekten die uit dierlijke reservoirs kunnen overspringen op mensen.
Wat kunt u zeggen over het voornemen om de directeur-generaal van de WHO zelfstandig te laten bepalen wanneer er een «international health development of concern», een zorgwekkende situatie dus, bestaat of mogelijk kan ontstaan, waarin hij de lidstaten min of kan dwingen om allerlei beperkende maatregelen te nemen zoals lockdowns, (camera)toezicht en andere zware maatregelen?
Op grond van artikel 12 van de Internationale Gezondheidsregeling (IHR, 2005) kan de Directeur-Generaal van de WHO bepalen of er naar zijn inzicht sprake is van een Public Health Emergency of International Concern (PHEIC) bij een specifieke gezondheidsbedreiging. De Directeur-Generaal baseert zich hierbij op hem beschikbare informatie, waaronder informatie zoals verstrekt door een betrokken WHO-lidstaat waar een crisissituatie zich voordoet, het beslisinstrument in annex 2 van de IHR, het advies van een «Emergency Committee» van onafhankelijke experts, wetenschappelijke inzichten en een inschatting van de risico’s voor de volksgezondheid, internationale verspreiding van een ziekte en/of mogelijke verstoring van het internationale personen en reizigersverkeer.
Op grond van artikel 15 respectievelijk artikel 16 van de IHR kan de Directeur-Generaal na het uitroepen van een PHEIC tijdelijke of staande aanbevelingen doen aan nationale lidstaten rondom te nemen maatregelen op het vlak van volksgezondheid, maar ook met betrekking tot het vervoer van reizigers en goederen. Deze aanbevelingen zijn niet bindend. Lidstaten zijn en blijven zelfstandig bevoegd om zelf te beslissen over nationale beschermingsmaatregelen, met inbegrip van eventuele maatregelen als lockdowns en (camera)toezicht.
Klopt het dat het pandemieverdrag in wording en de IHR geen mechanisme bevatten om besluiten van de WHO terzake te bevragen, bij te stellen of te stoppen?
Zowel bij de Internationale Gezondheidsregeling (IHR) als het toekomstige pandemieverdrag, zijn lidstaten partij bij deze instrumenten. Lidstaten kunnen te allen tijde wijzigingsvoorstellen op de IHR indienen om de huidige bepalingen in de IHR omtrent het uitroepen van een PHEIC te veranderen. Dergelijke besluiten («decisions») worden door Wereldgezondheidsvergadering (WHA) genomen, waar alle lidstaten van de WHO zitting in hebben. Omdat de onderhandelingen over het pandemieverdrag nog in volle gang zijn, zijn de procedures rondom aanpassingen van besluiten nog niet vastgesteld.
Bent u op de hoogte van de uitspraak van de United States Court of Appeals for the Fifth Circuit, een federaal hof van beroep in de VS, waarin deze rechter de regering-Biden in de nasleep van het coronabeleid verbiedt om sociale mediaplatforms onder overheidsdwang aan banden te leggen wanneer daarop informatie wordt weergegeven die niet in overeenstemming is met dat beleid?3
Ja.
Wat heeft deze rechtelijke uitspraak voor de Amerikaanse situatie te zeggen voor de Nederlandse situatie, nu ook in Nederland sprake was van overheidssturing om sociale media in het gareel te krijgen?
Van de veronderstelde sturing is vanuit de overheid in Nederland geen sprake geweest. Bovendien beoordeelt de Amerikaanse rechtspraak aan haar voorgelegde rechtszaken volgens de geldende Amerikaanse wet- en regelgeving, waarmee er juridisch geen implicaties voor Nederland zijn.
Wat vindt u van het voornemen om de WHO aan lidstaten op te laten dragen wanneer en hoe informatie in de media en op sociale media moet worden gecontroleerd en bijgestuurd wanneer deze afwijkt van inzichten en het beleid van de WHO?
In het huidige voorstel van de onderhandelingstekst is een door lidstaten voorgesteld artikel opgenomen waarin overeengekomen wordt misinformatie over pandemieën tegen te gaan. In algemene zin vind ik het verstandig misinformatie tegen te gaan. In het huidige voorstel betreft het niet de WHO, maar de lidstaat die bepaalt wanneer en hoe in deze te handelen.
Bent u het ermee eens dat de nationale situatie rondom gezondheid en alles wat daarbij een rol speelt, te nemen maatregelen inbegrepen, zo specifiek nationaal is dat de grootst mogelijke terughoudendheid in acht genomen dient te worden om een internationale organisatie als de WHO daarover ook maar enige bevoegdheid te verlenen die verder strekt dan advisering aan de lidstaten?
Onze gezondheidszorg is primair nationaal georganiseerd. Dat geldt ook in belangrijke mate voor ons volksgezondheidsbeleid. Tegelijk is duidelijk dat de volksgezondheid in Nederland niet kan functioneren zonder internationale afspraken tussen landen en multilaterale organisaties, omtrent samenwerking en coördinatie. Dit geldt in belangrijke mate al voor onze samenwerking in EU-verband. Maar ook mondiaal is samenwerking noodzakelijk. Een voorbeeld is infectieziektesurveillance. Zonder afspraken over het delen van informatie over uitbraken van infectiezieken, kan een land zich niet voorbereiden, noch adequaat en tijdig reageren op mogelijke grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen wanneer die zich voordoen.
Ook is internationale coördinatie op het gebied van de beschikbaarheid van medische hulpmiddelen wenselijk om sneller en effectiever te kunnen reageren op grensoverschrijdende gezondheidsdreigingen en deze waar mogelijk in perken. Zoals aangeven, heeft de WHO op basis van de huidige IHR alsook ook na afronding van de onderhandelingen over de wijzigingsvoorstellen, enkel de bevoegdheid om niet-bindende aanbevelingen te doen voor gezondheidsmaatregelen op nationaal niveau ter bestrijding van een crisis. Hetzelfde zal gelden voor bepalingen in het pandemieverdrag.
Is er een ethische of neutrale omgang mogelijk met een pandemie? Zo nee, stemt u er dan mee in dat het onverantwoord is om nationale bevoegdheden over te dragen aan een internationale organisatie als de WHO, bevoegdheden die rechtstreeks raken aan het terrein van ethisch beladen en politieke keuzes met mogelijk verreikende maatschappelijke, psychosociale en economische strekking?
Zoals hierboven reeds vermeld, betreft het helaas een misverstand dat er voorstellen voorliggen om onze nationale bevoegdheden in aanzienlijke mate over te dragen aan de WHO.
Hoe passen plannen van de zogenoemde Global Health Hub Nederland en het onlangs ondertekende Global Health Pact in de plannen van de WHO voor een pandemieverdrag en het aanpassen van de IHR?
De Global Health Hub Nederland en het daarmee gepaarde pact is tijdens de lancering op 28 september jl. officieel van start gegaan. De Global Health Hub is een voornemen uit de Kabinetsbrede Mondiale Gezondheidsstrategie6. Voor het bevorderen van intersectorale samenwerking is deze Nederlandse Global Health Hub opgezet. De Global Health Hub verenigt alle relevante actoren en sectoren, zoals kennisinstituten en -platforms, academici, ngo’s, topsectoren, vernieuwers en denktanks op het gebied van verschillende facetten van mondiale gezondheid. Dit netwerk biedt (mondiale) gezondheidsactoren in Nederland de kans om krachten te bundelen en samen verder invulling te geven aan deze strategie.
Het Pandemieverdrag en het aanpassen van de IHR zijn onderhandelingen die bij de WHO lopen, waarbij de Global Health Hub niet betrokken is.
Leidt het Global Health Pact tot het aanpassen van wet- en regelgeving en tot het overdragen van nationale taken en bevoegdheden? Als dat niet zo is, sluit u dat ook uit voor de toekomst?
Het Global Health Pact heeft niet geleid tot het aanpassen van wet- en regelgeving. Het Global Health Pact heeft tevens niet de autoriteit en/of wens om wet- en regelgeving aan te passen en/of over te gaan tot het overdragen van nationale taken en bevoegdheden.
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden, uiterlijk 10 november 2023?
Helaas is de beantwoording niet binnen de gevraagde termijn gelukt, zoals gemeld in de verzonden uitstelbrief. Bij deze worden de vragen alsnog een voor een beantwoord.
De actuele situatie in Israël en Gaza |
|
Kati Piri (PvdA), Jesse Klaver (GL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de oproep van Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (VN) Guterres voor een humanitair staakt-het-vuren? Bent u bereid om zich in Europees verband in te spannen voor een staakt-het-vuren voor de onmiddellijke verlening van humanitaire hulp aan de bevolking in de Gazastrook? Wat doet u om een humanitair staakt-het-vuren te realiseren? Is er contact binnen de Europese Unie (EU) om tot een humanitair staakt-het-vuren te komen?
Ja, ik heb kennisgenomen van de oproep van SGVN Guterres voor een humanitair staakt-het-vuren. Het kabinet is zeer bezorgd om de snel verslechterende situatie in Gaza. Zowel in Europees verband als in contacten met partners in de regio, waaronder Egypte en Jordanië zet Nederland zich in voor de ongehinderde toegang voor humanitaire hulpverleners en hulpgoederen. Daarom roepen de EU en Nederland ook op tot onmiddellijke gevechtspauzes en humanitaire corridors, zoals in de verklaring van Hoge Vertegenwoordig Borrel namens de EU op 12 november jl. In dit licht verwelkomt het kabinet het akkoord dat is bereikt over een tijdelijke gevechtspauze tussen Israël en Hamas.
Het kabinet blijft zich inzetten voor onmiddellijke, ongehinderde en voortdurende toegang voor humanitaire hulpgoederen en hulpverleners. Daarbij gaat onze aandacht naast toegang tot Gaza, ook uit naar vrijheid van beweging binnen Gaza, zodat de humanitaire hulp alle burgers kan bereiken.
Pleit u voor een onafhankelijk VN-onderzoek naar de toedracht van de explosie bij het al-Ahli Arab ziekenhuis op dinsdagavond 17 oktober waarbij honderden slachtoffers vielen? Zo ja, welke stappen gaat u hiertoe zetten?
Het kabinet heeft grote zorgen over de bescherming van de ziekenhuizen in Gaza, die een speciale status genieten. Volgens het humanitair oorlogsrecht moeten ziekenhuizen te allen tijde worden ontzien en beschermd. Tegelijkertijd mogen ziekenhuizen ook niet misbruikt worden voor militaire doeleinden. Ook het gebruik van ziekenhuizen en burgers als menselijk schild door Hamas is verwerpelijk en door de EU veroordeeld.1
Gedegen en onafhankelijk onderzoek zal nodig zijn om de relevante feiten boven water te krijgen. Daarom heb ik 17 oktober opgeroepen tot een onderzoek naar de oorzaak van deze tragedie. Het is in eerste instantie aan partijen zelf om onderzoek te doen naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht.
Daarnaast wordt momenteel onderzoek verricht naar alle partijen door het Internationaal Strafhof. Nederland onderschrijft het belang van onafhankelijk onderzoek en maakt daarvoor drie miljoen euro extra vrij voor het Internationaal Strafhof
Op welke manier helpt u bij het opvoeren van internationale druk om de gijzelaars vrij te krijgen?
Nederland roept op tot de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle gegijzelden en leeft mee met de familieleden en naasten van de gegijzelden. Ook de Europese Raad en Hoge Vertegenwoordiger Borrell namens de EU hebben Hamas opgeroepen alle gijzelaars onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten. Nederland staat hierover in contact met verschillende landen (onder andere Israël, Qatar en Egypte).
Kunt u een update geven over de huidige stand van zaken omtrent de verlening van humanitaire hulp aan de bevolking in de Gazastrook? Wat is de huidige beschikbaarheid van elektriciteit, water, voedsel, medicijnen en andere medische hulpmiddelen? Is de grens met Egypte open voor de toelevering van hulpgoederen?
Het kabinet is zich zeer bewust van de afschuwelijke berichten die sinds 7 oktober uit Gaza komen, alsmede van de zeer ernstige humanitaire situatie waarin de noodlijdende bevolking van Gaza verkeert en die ook al voor 7 oktober zeer fragiel was. Inmiddels zijn bijna 1,5 miljoen mensen ontheemd en zijn er tenminste 27.000 gewonden en 11.000 burgerslachtoffers, onder wie een bijzonder groot aantal kinderen.2 Deze berichten zijn hartverscheurend. De ondersecretaris-generaal van de VN voor Humanitaire Zaken en Noodhulp, Griffiths, noemde de humanitaire situatie «intolerable» en wees tijdens de humanitaire conferentie in Parijs op «concerns that satisfactory conditions do not exist anywhere in Gaza to ensure adequate shelter, food, water, sanitation and health». Het kabinet maakt zich zeer ernstig zorgen over de humanitaire tragedie die zich op dit moment in Gaza ontvouwt en steeds verder verergert. Volgens de Verenigde Naties ontvangt de Palestijnse burgerbevolking nog steeds niet voldoende humanitaire hulp, en dient deze zowel vanuit Israël als vanuit Egypte in veel grotere mate te worden toegelaten. Directe toevoer van de meest basale levensbehoeften, waaronder drinkwater, voedsel, medicijnen, onderdak en brandstof is van levensbelang. Inmiddels functioneren veel van de 36 ziekenhuizen in Gaza niet meer door onder andere een gebrek aan brandstof en schade door beschietingen. Meer dan 41.000 woningen zijn volgens OCHA vernield of zwaar beschadigd, dat neer komt op 45% van het totaal aantal woningen in Gaza.
Hoewel hulpkonvooien sinds 21 oktober 2023 mondjesmaat vanuit Egypte werden toegelaten, en er sinds 28 oktober een duidelijke stijging in het aantal hulpkonvooien is, zijn de geleverde middelen onvoldoende om in de basisbehoeften te voorzien. Waar er voor de oorlog dagelijks zo’n 500 vrachtwagens de Gazastrook inreden die deels humanitaire maar ook andere goederen bevatten, zijn er sinds het begin van de oorlog tot op heden nog maar iets meer dan 1.100 vrachtwagens in Gaza aangekomen.3 Deze humanitaire hulp is Gaza ingekomen via de grensovergang bij Rafah. Vooraf aan toegang wordt de inhoud van de trucks geïnspecteerd door Israël bij grensovergang Nitzana, een locatie meer dan 50 kilometer bij Rafah vandaan. Dit monitoringsproces en de extra reistijd zijn tijdrovend, hetgeen niet bijdraagt aan het kunnen voldoen aan de grote vraag. Daarnaast zijn de humanitaire faciliteiten in Gaza zwaar overbelast vanwege de hulp aan meer dan 1,5 miljoen ontheemden, en is volgens de WHO momenteel het merendeel van de ziekenhuizen en van de eerstelijnszorgvoorzieningen niet meer operationeel.4 Door het ontbreken van voorraden in ziekenhuizen in het noorden van Gaza worden complexe medische ingrepen uitgevoerd zonder verdoving of geschikte medicijnen.
Ook blijven watertekorten prangend. Doordat er in het gebied niet of nauwelijks brandstof binnenkomt, is er nauwelijks energie om water op te pompen of te zuiveren. VN OCHA spreekt van een watercrisis in Gaza: mensen staan uren in de rij en krijgen dan nauwelijks schoon (drink)water. Waterconsumptie in Gaza is 4% van het volume van voor 7 oktober 2023.5
Het kabinet zet zich in om de gevolgen van het conflict voor de burgerbevolking van Gaza zoveel mogelijk te beperken, door aan te dringen op toegang voor humanitaire hulp en het openen van de verschillende grensovergangen. Om meer gewicht in de schaal te kunnen leggen zet Nederland zich er bovendien in EU-verband voor in zoveel mogelijk eensgezind op te trekken, hetgeen onder meer leidde tot een gezamenlijke verklaring op 12 november. Met de EU bepleit Nederland de noodzaak van directe, onmiddellijke humanitaire gevechtspauzes, en doorlopende humanitaire corridors voor de noodlijdende bevolking in Gaza en het veilig kunnen repatriëren van EU-burgers.6 Nederland verwelkomt in dat licht resolutie 2712 die de VN-Veiligheidsraad op 15 november heeft aangenomen.
Nederland verleent humanitaire steun waar dit kan en verkent samen met internationale partners de inzet voor het versnellen van de aanvoer van humanitaire goederen. Nederland maakte 25 miljoen euro extra vrij voor humanitaire hulp. Naast transport over land worden ook de opties voor aanvoer over zee en door de lucht onderzocht. Het marineschip Zr. Ms. Holland is richting het oosten van de Middellandse Zee gestuurd voor ondersteuning van taken in het kader van een mogelijke evacuatie of het eventueel bieden van humanitaire hulp via een maritieme corridor (Kamerstuk 23 432, nr. 500). Indien humanitaire hulp langs deze weg aan Gaza wordt verstrekt, vindt dit plaats indachtig het toepasselijk raamwerk zoals de Oslo Guidelines. Nederland heeft daarnaast scan-capaciteit aangeboden opdat meer humanitaire goederen sneller na een noodzakelijke check Gaza in kunnen. Ook gaat Nederland helpen bij medische hulp aan patiënten uit Gaza die in Egypte worden opgevangen door onder andere medische apparatuur en hulpmiddelen te leveren.
Deelt u de mening dat het afsluiten van Gaza van elektriciteit, water, voedsel, medicijnen en andere medische hulpmiddelen in strijd is met het internationaal recht en per direct moet worden opgeheven? Bepleit u bij Israël om deze blokkades zo snel mogelijk op te heffen?
Het kabinet maakt zich zeer ernstig zorgen over de humanitaire tragedie die zich op dit moment in Gaza ontvouwt en steeds verder verergert. Volgens de Verenigde Naties ontvangt de Palestijnse burgerbevolking nog steeds niet voldoende humanitaire hulp, en dient deze zowel vanuit Israël als vanuit Egypte in veel grotere mate te worden toegelaten. Directe toevoer van de meest basale levensbehoeften, waaronder drinkwater, voedsel, medicijnen, onderdak en brandstof is van levensbelang. Inmiddels functioneren veel van de 36 ziekenhuizen in Gaza niet meer door onder andere een gebrek aan brandstof en schade door beschietingen. Meer dan 41.000 woningen zijn volgens OCHA vernield of zwaar beschadigd, dat neer komt op 45% van het totaal aantal woningen in Gaza.
Ieder land is gehouden zijn verplichtingen onder het internationaal recht na te komen. Het kabinet neemt ook nu de uitspraken van verschillende hoge VN-vertegenwoordigers onder wie de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, gerenommeerde internationale non-gouvernementele organisaties en academici over de vraag of het humanitair oorlogsrecht wordt nageleefd en of aan de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit wordt voldaan uiterst serieus. Een algehele blokkade van humanitaire goederen druist evident in tegen de Israëlische verplichtingen op basis van het humanitair oorlogsrecht, waaronder het bezettingsrecht, ten opzichte van de burgers en hulpverleners in Gaza. Op dit moment bereikt een beperkte hoeveelheid humanitaire hulp en essentiële goederen Gaza. De vaststelling of sprake is van een totale blokkade en daarmee schending van het humanitair oorlogsrecht, kan alleen als het kabinet beschikt over alle relevante feiten. Gezien de onduidelijke situatie ter plekke, beschikt het kabinet niet over voldoende feiten om vast te stellen dat sprake is van een algehele blokkade. Wel duidelijk is dat massief meer hulp nodig is om in de noden van de ruim twee miljoen inwoners van Gaza te voorzien. Daarnaast bestaan er grote zorgen over het feit dat hulp slechts mensen in een beperkt gedeelte van de Gazastrook bereikt. Om die reden dringt het kabinet in contacten met Israël en in EU-verband voortdurend aan op snelle, veilige en ongehinderde humanitaire toegang en hulp, en het openen van de verschillende grensovergangen. Nederland onderstreept met klem dat ook het optreden van Israël in overeenstemming moet zijn met het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht, en roept Israël daarbij op tot aantoonbaar terughoudend handelen. Ook heeft het kabinet in de vele contacten met Israël sterk benadrukt dat het conform zijn verplichtingen actief duidelijk moet maken hoe het zeker stelt dat het geweldgebruik ter zelfverdediging voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en noodzakelijkheid. Juist hiermee toont Israël nog meer het verschil tussen een legitieme staat en een terroristische organisatie als Hamas.
Dit neemt niet weg dat het tegelijkertijd zeer complex is ons een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht in relatie tot concrete gevechtshandelingen zoals bombardementen. De reden is dat de benodigde specifieke informatie over de omstandigheden en afwegingen daartoe op dit moment ontbreekt. Daarnaast is er in te beperkte mate informatie over de wijze van oorlogsvoering van Hamas, hun infrastructuur in Gaza, en de grootte van de dreiging die nog steeds van Hamas uitgaat. Zo stellen Israël en de VS onder meer dat zich juist onder meerdere ziekenhuizen in Gaza commandocentra en faciliteiten van Hamas bevinden. Wel zijn de doelbewuste moordpartijen door Hamas en hun niet-onderscheidende raketaanvallen op Israëlische steden zonder meer te kwalificeren als oorlogsmisdrijven.
Gedegen en onafhankelijk onderzoek zal nodig zijn om de relevante feiten boven water te krijgen. Het is in eerste instantie aan partijen zelf om onderzoek te doen naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Daarnaast wordt momenteel onderzoek verricht naar alle partijen door het Internationaal Strafhof. Nederland onderschrijft het belang van onafhankelijk onderzoek en maakt daarvoor drie miljoen euro extra vrij voor het Internationaal Strafhof.
Wat is de reden dat de grens tussen Egypte en Gaza niet geopend is voor het leveren van goederen die al dagenlang aan de grens wachten? Wat doet de Nederlandse regering en wat doet de Europese Unie om bij te dragen aan een zo spoedig mogelijke opening van deze grens?
Benodigde reparaties aan de infrastructuur bij de grensovergang tussen Egypte en Gaza zorgden aanvankelijk voor vertraging van de opening. Daarnaast zorgen politieke – en veiligheidsbelangen aan zowel Egyptische als Israëlische kant voor zeer stroeve onderhandelingen, waarbij andere betrokken partijen voortdurend druk uitoefenen om de grens verder open te stellen voor het leveren van hulpgoederen. Nederland en de EU behoren tot de partijen die publiekelijk en achter de schermen druk uitoefenen om verschillende grensovergangen te openen voor humanitaire doeleinden.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
Helaas is het niet gelukt de vragen met de gewenste spoed te beantwoorden. Er is getracht zo spoedig mogelijk in de beantwoording te voorzien.
De situatie van Nederlanders en van gegijzelde Israëliërs in de Gazastrook |
|
Chris Stoffer (SGP), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hamas hostages: Who are the people taken from Israel?»1
Ja. Het kabinet is uiterst bezorgd over de door Hamas gegijzelde mensen die zich momenteel in de Gazastrook bevinden. De situatie en onzekerheid waar zij in zitten is verschrikkelijk moeilijk. Dat geldt voor henzelf, maar ook voor hun geliefden thuis die zich grote zorgen maken. Nederland blijft in diplomatieke contacten steevast aandacht voor hen vragen.
Kunt u een toelichting geven op de situatie en verblijfplaats van de Israëlische gijzelaars?
Verschillende groepen in Gaza, waaronder Hamas en de Palestinian Islamic Jihad, hebben Israëlische alsook buitenlandse burgers en militairen gegijzeld en houden hen in Gaza gevangen. Inmiddels zijn vier gegijzelden vrijgelaten, en is bevestigd dat enkele gegijzelden zijn omgekomen. Op 22 november 2023 werd bekend dat een akkoord is bereikt over een tijdelijke gevechtspauze tussen Israël en Hamas, en de vrijlating van een groep gegijzelde vrouwen en kinderen in Gaza. Verder is helaas weinig bekend over de situatie en verblijfplaats van de gegijzelden.
Wilt u er bij uw collega’s in Europese Unie (EU)-verband op aandringen dat de Europese Unie alles in het werk stelt om Israëlische gijzelaars te helpen bevrijden? Welke mogelijkheden ziet u om vanuit de EU maximale druk uit te oefenen op degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn?
Nederland roept op tot de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle gegijzelden en leeft mee met de familieleden en naasten van de gegijzelden in deze enorm moeilijke en onzekere tijden. In de verklaring van de EU27 op 15 oktober, in de conclusies van de Europese Raad van 26-27 oktober en in de verklaring van de hoge vertegenwoordiger op 12 november heeft de EU Hamas opgeroepen om alle gegijzelden onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1975). Nederland staat in contact met verschillende landen (onder andere Israël, Qatar en Egypte) en de Palestijnse Autoriteit over de situatie van gegijzelden, waaronder specifiek de gijzeling van Ofir Engel. Op 8 november 2023 bezocht de Minister-President Qatar en Israël om onder andere te spreken over het belang van de vrijlating van de gegijzelden. De Minister van Buitenlandse Zaken bezocht Israël en de Palestijnse gebieden op 20 en 21 november en sprak hier ook over met haar gesprekspartners. In het belang van de zaak kan het kabinet verder geen uitspraken doen over de Nederlandse inzet. De Nederlandse ambassade in Tel Aviv staat in nauw contact met de familie van de gegijzelde Nederlandse jongen. De Minister-President en vicepremier Van Gennip spraken afzonderlijk op 24 en 31 oktober 2023 met familieleden en vrienden van gegijzelden, waaronder ook familieleden van de Nederlandse jongen. Ook spraken zowel de Minister-President als de Minister van Buitenlandse Zaken op respectievelijk 23 oktober 2023 en 21 november 2023 met familieleden van Ofir Engel tijdens hun bezoeken aan Israël.
Heeft u proactief gepolst bij de Israëlische regering aan welke diplomatieke, humanitaire, medische en/of andere vorm(en) van steun aan Israëlische zijde behoefte bestaat?
Het kabinet staat in nauw contact met de Israëlische regering en heeft gevraagd hoe Nederland Israël kan ondersteunen. Het kabinet toetst binnenkomende steunverzoeken zorgvuldig en op hun eigen merites.
Kunt u een toelichting geven op de situatie en verblijfplaats van Nederlandse burgers in Gaza, en op de wijze waarop zij ondersteund en/of geëvacueerd (kunnen) worden?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, onder andere via de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah, houdt zo goed als mogelijk contact met de Nederlanders in Gaza. Op 30 oktober sprak de Minister-President op het Catshuis verschillende familieleden van Nederlandse burgers die vastzitten in de Gazastrook.
Op 1 november zijn de eerste personen met een buitenlands paspoort die zich na het uitbreken van de oorlog in de Gazastrook bevonden de Rafah-grensovergang met Egypte gepasseerd. Onder de personen die de grens passeerden op 1 november waren voor zover bekend geen Nederlanders. Op 2 november zijn 16 personen in de Gazastrook die een Nederlands paspoort hebben, beschikken over een verblijfsvergunning voor Nederland, of behoren tot het kerngezin van deze mensen via Rafah veilig aangekomen in Egypte. Aan de Egyptische kant van de grens zijn deze personen opgevangen en bijgestaan door een gezamenlijk team van medewerkers van de Nederlandse ambassade in Caïro en het Ministerie van Defensie. De groep werd onder begeleiding van deze medewerkers veilig naar Caïro gebracht. De Kamer is hier op 2 november 2023 over geïnformeerd (Kamerstuk 23 432, nr. 499). Op 4 november zijn vijftien personen uit deze groep met de repatriëringvlucht uit Caïro naar Eindhoven gekomen, waar de Minister van Buitenlandse Zaken op vliegbasis Eindhoven met hen heeft gesproken. Een Nederlander is een dag eerder met een lijnvlucht teruggekeerd naar Nederland.
Op 12 november is de tweede groep van 6 personen en op 13 november de derde groep van 4 personen met de Nederlandse nationaliteit of verblijfsstatus vanuit Gaza via Rafah aangekomen in Egypte. Zij zijn door het ambassadeteam vanaf de grens naar Caïro begeleid. In Caïro was er medische en psychosociale hulp beschikbaar van gespecialiseerd personeel van het Ministerie van Defensie. Deze groep van 10 personen is op 15 november overgebracht naar Nederland.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassades en vertegenwoordigingen in de regio blijven zich er via alle beschikbare diplomatieke kanalen voor inzetten dat alle overige bij ons bekende Nederlanders en verblijfsvergunninghouders, inclusief kerngezinsleden zo snel mogelijk de Gazastrook kunnen verlaten. De Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah en het consulaire belteam van het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhouden actief contact met hen. Wanneer de overige Nederlanders kunnen vertrekken, is nog niet duidelijk. Samen met andere EU-lidstaten en landen in de regio wordt alles op alles gezet opdat alle buitenlanders zo snel mogelijk de Gazastrook veilig kunnen verlaten. Mede om deze mensen te beschermen dringt Nederland, ook in EU-verband, bij Israël aan op directe en onmiddellijke humanitaire gevechtspauzes en mogelijkheden voor mensen om te vertrekken.
Hoe beoordeelt u de houding van Egypte inzake het openen van een grensovergang, onder meer ten behoeve van het mogelijk maken van humanitaire steun aan de Palestijnse burgers die Hamas niet steunen en onschuldig zijn?2 Is de EU hierover met Egypte in gesprek?
Nederland onderhoudt nauwe diplomatieke contacten, waaronder met Egypte, over de actuele ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse Gebieden. Het eerste hulpkonvooi sinds de gebeurtenissen op 7 oktober 2023 bereikte de Gazastrook op zaterdag 21 oktober. Alhoewel het aantal vrachtwagens dat onderdeel uitmaakt van hulpkonvooien sindsdien mondjesmaat is toegenomen is het duidelijk dat massief meer hulp nodig is om in de noden van de ruim twee miljoen inwoners van Gaza te voorzien. Daarnaast bestaan er grote zorgen over het feit dat hulp slechts mensen in een beperkt gedeelte van de Gazastrook bereikt. Om die reden dringt het kabinet in contacten met Israël en in EU-verband voortdurend aan op snelle, veilige en ongehinderde humanitaire toegang en hulp, en het openen van de verschillende grensovergangen. Het kabinet zet zich in om de gevolgen van het conflict voor de burgerbevolking van Gaza zoveel mogelijk te beperken, door aan te dringen op toegang voor humanitaire hulp en het openen van de verschillende grensovergangen. Om meer gewicht in de schaal te kunnen leggen zet Nederland zich er bovendien in EU-verband voor in zoveel mogelijk eensgezind op te trekken, hetgeen onder meer leidde tot een gezamenlijke verklaring op 12 november.3 Met de EU bepleit Nederland de noodzaak van directe, onmiddellijke humanitaire gevechtspauzes, en doorlopende humanitaire corridors voor de noodlijdende bevolking in Gaza en het veilig kunnen repatriëren van EU-burgers. Nederland verwelkomt in dat licht resolutie 2712 die de VN-Veiligheidsraad op 15 november heeft aangenomen.
Nederland verleent humanitaire steun waar dit kan en verkent samen met internationale partners de inzet voor het versnellen van de aanvoer van humanitaire goederen. Nederland maakte 25 miljoen euro extra vrij voor humanitaire hulp. Naast transport over land worden ook de opties voor aanvoer over zee en door de lucht onderzocht. Nederland heeft daarnaast scan-capaciteit aangeboden opdat meer humanitaire goederen sneller na een noodzakelijke check Gaza in kunnen. Ook gaat Nederland helpen bij medische hulp aan patiënten uit Gaza die in Egypte worden opgevangen door onder andere medische apparatuur en hulpmiddelen te leveren.
Beaamt u dat naast Egypte ook andere landen in de regio, denk aan Libanon, Jordanië en Syrië, een bijzondere verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van het bevorderen van vrede en het respecteren van de veiligheidsbelangen van Israël?
Het voorkomen van regionale escalatie van het conflict is essentieel en heeft daarom ook de volle aandacht van het kabinet. Zowel bilateraal als in EU-verband spreekt het kabinet hierover. Er is op politiek niveau contact met onder andere Egypte, Jordanië, Libanon, Irak, Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Koeweit en Qatar, de secretaris-generaal van de VN Guterres, de Hoge Vertegenwoordiger van de EU Borrell, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Deze gesprekken tonen grote gedeelde zorgen over de ontwikkelingen, de humanitaire situatie in Gaza, evenals het belang om burgerslachtoffers te voorkomen en regionale uitbreiding van het conflict tegen te gaan. Deze zorgen werden tevens gereflecteerd in de Verklaring van de Europese lidstaten van 15 oktober 2023, die werd omarmd tijdens de informele bijeenkomst van de Europese Raad per videoverbinding op 17 oktober 2023, en de conclusies van de Europese Raad van 26-27 oktober 2023 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1975). Bovendien dragen Nederlandse militairen bij aan de VN-missies UNIFIL en UNTSO, waarvoor zij in de grensgebieden van Libanon en Israël en in het geval van UNTSO ook op de Golanhoogten patrouilleren en de ontwikkelingen monitoren. Deze missies hebben als doel toe te zien op naleving van bestaande vredesakkoorden en proberen op dit moment verdere geweldstoename tegen te gaan door middel van hun internationale presentie.
Is Nederland, al dan niet in EU-verband, hierover in gesprek met bovengenoemde landen? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat de Palestijnse Autoriteit (PA) de aanval van Hamas nog niet duidelijk heeft veroordeeld; en zo ja, bent u bereid om bij de Palestijnse Autoriteit aan te dringen om deze aanval alsnog duidelijk te veroordelen?
Nederland onderhoudt betrekkingen met de Palestijnse Autoriteit (PA), die de Palestijnse Gebieden vertegenwoordigt. De PA staat los van Hamas. Nederland heeft teleurstelling bij de Palestijnse Autoriteit overgebracht dat niet direct publiekelijk afstand is genomen van de terroristische aanval door Hamas, dit is ook aan de orde gekomen tijdens gesprekken tussen Minister-President Rutte en President Abbas.
De PA ontvangt geen begrotingssteun van de Nederlandse overheid. Wel zet Nederland zich via de VN en partnerorganisaties in om de Palestijnse rechtsorde te versterken, toegang tot water en land te vergroten, en voor de economische ontwikkeling van de Palestijnse Gebieden. De EU verleent daarentegen wel begrotingssteun aan de PA als deel van de bredere ontwikkelingssamenwerking. Het kabinet is voorstander van het zo snel mogelijk voortzetten van EU-ontwikkelingssamenwerking voor de Palestijnse gebieden, nu dat de herziening van EU-steun is afgerond en hieruit is gebleken dat geld niet (in)direct ten goede komt van terroristische organisaties of is gebruikt voor onbedoelde doeleinden.
Een onderbreking van de hulp zal ernstige gevolgen hebben voor het Palestijnse volk en zal de instabiliteit in een reeds zeer onstabiele situatie vergroten, met name op de Westelijke Jordaanoever.
Het huidige conflict heeft eens te meer duidelijk gemaakt dat een duurzame oplossing onontbeerlijk is. Het proces om te komen tot een tweestatenoplossing, waarbij een veilig Israël en een levensvatbare Palestijnse staat in vrede naast elkaar kunnen bestaan, moet met voortvarendheid nieuw leven worden ingeblazen.
Wanneer de Palestijnse Autoriteit de aanval van Hamas weigert te veroordelen, vindt u het dan niet passend om de financiële ondersteuning aan de PA op te schorten?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u deze vragen voor aanvang van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 oktober 2023 beantwoorden?
Helaas is dit niet gelukt. Er is getracht zo spoedig mogelijk in de beantwoording te voorzien.
Een amendement op de Internationale Gezondheidsrichtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Is het correct dat een van de voorgestelde amendementen op de Internationale Gezondheidsrichtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) luidt om in artikel 1 de term «niet-bindend» te laten vervallen?1
In het najaar van 2022 is een groot aantal amendementen op de Internationale Gezondheidsregeling (IHR, 2005) ingediend door de lidstaten van de WHO. Voor artikel 1 is bij zowel de definitie van «staande aanbeveling» zoals bedoeld in artikel 16 van de IHR en bij de definitie «tijdelijke aanbeveling» zoals bedoeld in artikel 15 van de IHR voorgesteld de term «niet-bindend» te schrappen.
Alle amendementen die door de lidstaten zijn ingediend, zijn beoordeeld door een IHR Review Committee van onafhankelijke experts, die een artikelsgewijs advies heeft gegeven op technisch en juridisch vlak. De IHR Review Committee heeft met betrekking tot artikel 1 geconcludeerd dat met het schrappen van de term «niet-bindend» er strikt genomen geen wijziging op zal treden van het begrip dat er ook in dat geval nog steeds sprake zal zijn van aanbevelingen die enkel als advies gelden en geen verplichting met zich meebrengen.
Desondanks adviseert de IHR Review Committee om de bestaande IHR tekst niet aan te passen omdat met de wijzigingen de indruk gewekt zou kunnen worden dat daarmee de aard van deze (vrijblijvende) aanbevelingen wordt veranderd. Zoiets kan volgens de IHR Review Committee niet zonder een fundamentele discussie over de aard van dergelijke aanbevelingen en over de wijze waarop zij vastgesteld en geïmplementeerd worden. De Europese Unie alsook Nederland volgt deze redenering van de Review Committee en zal zich blijven uitspreken tegen het schrappen van de term «niet-bindend» zoals hierboven aangegeven.
Betekent dit logischerwijs dat, als dit amendement wordt aangenomen, de adviezen van de WHO, waar in artikel 1 naar wordt verwezen, in de toekomst dus bindend zullen zijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven aangegeven, zal ook bij het schrappen van de term «niet-bindend» in relatie tot staande aanbevelingen en tijdelijke aanbevelingen van de WHO het nog altijd gaan om aanbevelingen en niet om verplichtingen. De adviezen van de WHO zullen in dat geval ook in de toekomst nog steeds adviezen zijn. De Europese Unie en Nederland hechten echter aan de bestaande duidelijkheid in artikel 1 van de IHR en zijn derhalve geen voorstander van de voorgestelde wijzigingen.
Is het correct dat een van de voorgestelde amendementen op de Internationale Gezondheidsrichtlijnen van de WHO luidt om in artikel 2 niet langer expliciet op te merken dat «mensenrechten» en «fundamentele vrijheden» van principieel belang zijn?
In de door WHO-lidstaten ingediende amendementen is onder artikel 3 lid 1 voorgesteld om in de eerste zin het tekstdeel te schrappen dat bepaalt dat de implementatie van de IHR moet plaatsvinden met volledig respect voor de waardigheid, mensenrechten en fundamentele vrijheden van personen. Dit voorstel is door India ingediend.
Ik heb inmiddels begrepen dat het zeker niet de bedoeling was om de principes waardigheid, mensenrechten en fundamentele vrijheden van burgers te veronachtzamen. Het voorstel berustte op de aanname dat het niet nodig was om deze principes opnieuw te noemen, omdat de IHR verankerd is in het VN Handvest en het Statuut van de Wereldgezondheidsorganisatie, waarin deze al in geborgd zijn. Voor zover bekend, zal het betreffende land het voorstel om genoemde passages te schrappen intrekken of heeft het dat al gedaan om misverstanden te voorkomen.
Door welk land is voorgesteld om «mensenrechten» en «fundamentele vrijheden» als principes te schrappen? Waarom? Welke argumenten werden hiervoor aangedragen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
Nieuwsberichten over Soedan |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u een update geven van de actuele situatie van de strijd die gaande is in Soedan? Kunt u hierbij ingaan op het conflict tussen het regeringsleger (SAF) en de Rapid Support Forces (RSF), en op de situatie in andere regio’s, zoals Darfoer en de grensregio’s met Zuid-Soedan?
De strijd tussen de Sudan Armed Forces (SAF) en de Rapid Support Forces (RSF) is nog altijd gaande. De RSF heeft grote delen van Darfur en een belangrijk deel van de hoofdstad Khartoum in handen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat hier alleen sprake is van militair overwicht. In delen van Darfur die de RSF controleert is sprake van onveiligheid en grootschalig etnisch geweld. Er is geen effectief bestuur en de RSF verleent geen diensten aan de bevolking.
SAF controleert de noordelijke en oostelijke regio’s van het land. De strijd om Khartoum lijkt in een impasse te zijn beland. In grensregio’s met Zuid-Soedan zoals West- en Zuid-Kordofan vinden ook gevechten plaats. De situatie in deze regio’s is fluïde, en wordt sterk beïnvloed door de aanwezigheid van lokale milities en oppositiebewegingen.
Is het voor de Verenigde Naties (VN) en de Europese Unie (EU) mogelijk om een betrouwbaar beeld te krijgen van de situatie in Soedan?
Het is voor de VN en de EU mogelijk op hoofdlijnen een goed beeld te krijgen van de ontwikkelingen in Soedan. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een uitgebreid netwerk aan lokale en internationale contacten en analisten. Wel is het lastig om specifieke incidenten te verifiëren, o.m. door de onveiligheid, gebrekkige toegang voor journalisten, en het gebrek aan onafhankelijke internationale mensenrechtenwaarnemers.
Wat doet de internationale gemeenschap op dit moment concreet om bij te dragen aan een einde van het geweld in Soedan? Welke rol hebben Nederland en de EU hierin?
Er zijn op dit moment verschillende bemiddelingspogingen die gericht zijn op een staakt-het-vuren, humanitaire toegang, en een politieke oplossing van het conflict. Geen van deze bemiddelingspogingen heeft tot nu toe resultaat opgeleverd.
De EU steunt in de eerste plaats de AU in haar rol als bemiddelaar, en roept op tot meer coördinatie in de verschillende bemiddelingspogingen. Nederland en de EU zetten zich in voor meer betrokkenheid van burgerbewegingen bij deze bemiddelingspogingen. Zo geeft Nederland financiële steun aan een organisatie met expertise op het gebied van conflictbemiddeling en vredesopbouw, die al langer betrokken is bij het bijeen brengen van diverse civiele actoren. Ook de Speciaal Vertegenwoordiger voor de Hoorn van Afrika van de EU, Annette Weber, speelt hierbij een belangrijke rol.
Daarnaast heeft de EU recent een sanctieregime aangenomen tegen mensen en entiteiten die vrede, stabiliteit en veiligheid in Soedan ondermijnen, een politieke transitie in de weg zitten, mensenrechten schenden en humanitaire toegang tegenhouden.
Kunt u aangeven wat de internationale gemeenschap doet om mensen te helpen die voor het geweld op de vlucht slaan en mensen die door het geweld te maken hebben met voedseltekorten, schaarste aan schoon drinkwater en bijvoorbeeld medicijntekorten? Kunt u hierbij ook specifiek aangeven wat de Nederlandse bijdrage is aan deze hulp?
Vanuit de internationale gemeenschap wordt humanitaire hulp gegeven aan Soedan en aan de omliggende landen waar vluchtelingen worden opgevangen. Voor Soedan is een aangepast Humanitair Response Plan opgesteld en er is tevens een response plan opgesteld voor de opvang van vluchtelingen in de buurlanden.
De Nederlandse humanitaire inzet bestaat grotendeels uit ongeoormerkte (flexibel inzetbare) bijdragen aan de VN en het Rode Kruis. Hierbij is het VN Central Emergency Response Fund (CERF) instrumenteel. Nederland is op dit moment over 2023 de tweede donor van het CERF (USD 71,8 miljoen van totaal USD 532 miljoen, 13,5%). Sinds het uitbreken van de crisis heeft CERF in totaal USD 60 miljoen vrijgemaakt voor humanitaire hulp in Soedan.1 Daarnaast zijn er allocaties gedaan aan buurlanden. Tsjaad heeft dit jaar USD 23 miljoen ontvangen uit het CERF en Zuid-Soedan USD 34 miljoen.
Daarnaast draagt Nederland EUR 12 miljoen bij aan het humanitaire fonds van Sudan (SHF). Hiermee worden onder meer lokale hulpinitiatieven gefinancierd die actief zijn in de meest lastig bereikbare gebieden.2 De Dutch Relief Alliance (DRA) heeft haar bestaande activiteiten (EUR 4.4 miljoen in 2023) aangepast aan de crisis en een additionele EUR 3 miljoen gealloceerd. Nederland financiert ook het Nederlandse Rode Kruis, dat vooral samenwerkt met de Sudanese Red Crescent, met een bijdrage van ruim EUR 1 miljoen.
Bij de humanitaire hulp in Soedan spelen uiteraard wel uitdagingen. Financiering houdt geen gelijke tred met de noden, het aangepaste Humanitaire Response Plan is slechts voor 31% gefinancierd, terwijl voedsel- en brandstofprijzen enorm zijn gestegen. Ook is toegang tot sommige delen van Soedan ernstig beperkt vanwege onveiligheid. De autoriteiten bemoeilijken de afgifte van visa voor humanitaire hulpverleners en maken het leveren van hulp een stroperige bureaucratische exercitie. Ook zijn er ernstige verstoringen van het banksysteem en de gezondheidszorg.
Bent u bekend met berichten over het grootschalig schenden van mensenrechten in Soedan, zoals deze naar voren komen uit berichten in de (internationale) media?1 2 Zo ja, op welke wijze probeert de Nederlandse regering, via de VN en de EU, eraan bij te dragen dat dergelijke misdaden stoppen en er – hoe ingewikkeld ook – onderzoek wordt gedaan naar dergelijk misdrijven?
Ja, daar ben ik mee bekend. Het is van groot belang dat bewijzen van mensenrechtenschendingen in Soedan verzameld, geconsolideerd, bewaard en geanalyseerd worden. Nederland heeft dan ook in de VN-Mensenrechtenraad een resolutie gesteund over de instelling van een onafhankelijke internationale Fact Finding Mission (FFM). De resolutie is op 11 oktober jl. aangenomen. De FFM heeft het mandaat om mensenrechtenschendingen en schendingen van het internationaal humanitair recht te onderzoeken en te documenteren. Nederland zal het werk van de FFM nauwgezet blijven volgen.
Daarnaast steunt Nederland organisaties die onder meer werken aan kennisvergroting rondom documentatie en bewijsvergaring van mensenrechtenschendingen.
Ook heeft de EU op 9 oktober jl. een sanctieregime aangenomen voor Soedan. Betrokkenheid bij ernstige mensenrechtenschendingen vormt één van de criteria op grond waarvan sancties ingesteld kunnen worden.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de EU-sancties tegen de leiders van de strijdende partijen in Soedan?
De EU heeft op 9 oktober jl. een sanctieregime aangenomen voor Soedan. Individuen en entiteiten die zich schuldig maken aan het ondermijnen van vrede, stabiliteit, en veiligheid; die een politiek transitieproces ondermijnen; mensenrechten schenden; of de leverantie van humanitaire hulp frustreren, kunnen onder dit regime gesanctioneerd worden. Nederland maakt zich er met gelijkgezinden hard voor dat actief werk gemaakt wordt van sanctionering van individuen die verantwoordelijk zijn voor schendingen die vallen onder dit sanctieregime.
Deelt u de mening dat er te weinig aandacht is voor de verschrikkelijke situatie in Soedan? Op welke wijze probeert u in internationaal verband meer aandacht te krijgen voor deze situatie?
Ja, daar ben ik het mee eens. Ik heb de situatie in Soedan dan ook aan de orde gesteld in mijn gesprek met Commissaris Bankole van de Afrikaanse Unie. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft afgelopen juni in Addis Ababa de boodschap afgegeven dat Nederland en de EU klaar staan om de AU te steunen bij het bemiddelingsproces en dat het van belang is om civiele actoren hierbij te betrekken. Daarnaast is er tijdens de High Level week van de AVVN in bilaterale gesprekken over Soedan gesproken, onder andere met Executive Secretary bij IGAD, de heer Workneh Gebeyeh.
Bent u bekend met het artikel «Westerse landen betaalden via een louche beveiligingsbedrijf mee aan de oorlog in Soedan» van de Groene Amsterdammer?3
Ja.
Is er een aanbestedingsprocedure die voorschrijft dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoek doet naar de achtergrond van beveiligingsbedrijven en hun eigenaren voordat contracten worden getekend?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken koopt in volgens de aanbestedingsprocedures zoals neergelegd in de aanbestedingswet- en regelgeving, de Gids proportionaliteit en het eigen inkoop- en aanbestedingsbeleid. Er bestaan voor beveiligingsopdrachten geen aparte aanbestedingsprocedures. Wel biedt de Aanbestedingswet de mogelijkheid opdrachten die om veiligheidsredenen niet of niet breed kunnen worden aanbesteed geheim te verklaren.
Was de Nederlandse ambassade vóór het sluiten van het contract met Shield Protective Solutions op de hoogte van de connectie van het bedrijf met de RSF?
De informatie over connecties tussen Shield en RSF, zoals verwoord in de persartikelen waarnaar in de vraag wordt verwezen, was niet bekend bij de Nederlandse ambassade voor het sluiten van het contract met Shield.
Zo nee, wanneer werd de Nederlandse ambassade voor het eerst ingelicht over de connecties?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken vernam van de connecties van Shield met RSF, zoals beschreven in de persartikelen, met het verschijnen daarvan.
Heeft de Nederlandse ambassade overwogen om net zoals de Europese Commissie, de Britten en de Amerikanen niet in zee te gaan met Shield Protective Solutions?
In Soedan is tot oktober vorig jaar gebruikt gemaakt van een beveiligingsmodel waarbij de ambassade een veertigtal beveiligers direct in dienst had voor beveiliging van de ambassade, residentie en dienstwoningen. Dit model bleek niet alleen bewerkelijk in aansturing en administratie, maar was ook kwalitatief onvoldoende, gelet op de verslechterende veiligheidssituatie na de staatsgreep van oktober 2021. Dit model vormde een risico voor de veiligheid van de ambassade en zijn medewerkers. In het kader van professionalisering is vervolgens gezocht naar het bedrijf dat de beveiliging het beste kon verlenen. Hiervoor zijn ook andere landen geraadpleegd om hun ervaringen met beveiligingsbedrijven in Soedan te delen. Het bedrijf Shield, dat reeds de beveiliging verzorgde van meerdere ambassades van geringere omvang dan VS, VK en de EU, kwam als meest geschikte naar voren.
Heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken doorgaans contact met bondgenoten over de beveiliging van ambassades? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid te onderzoeken of Nederland met haar bondgenoten kan samenwerken om de beveiliging van ambassades zo adequaat en zorgvuldig mogelijk te organiseren?
Ja, Nederland heeft regelmatig contact met (EU)bondgenoten en trekt, indien mogelijk, samen op als het gaat om veiligheid en beveiliging van ambassades.
Deelt u de constatering van onderzoeker Suliman Baldo dat Westerse regeringen druk hadden «moeten uitoefenen om de echte privésector toe te laten en contracten af te sluiten die onderhevig zijn aan hun eigen voorwaarden»?
Circa 80% van de economie van Soedan is in handen van de staat en aan de staat gelieerde organisaties. De ruimte voor de privé sector in Soedan is beperkt. Ten aanzien van beveiligingsdiensten werd Shield, mede op basis van ervaringen van gelijkgezinde ambassades, geselecteerd als het beste bedrijf.
Deelt u de mening van Baldo dat er alternatieve mogelijkheden waren, zoals individuele contracten met beveiligers?
Zie vraag 12. Nederland heeft jarenlang individuele contracten met beveiligers gehad en dat is niet goed bevallen.
Waarom is er voor gekozen om de individuele contracten met beveiligers in te ruilen voor een contract met Shield Protective Solutions?
Zie beantwoording vraag 12.
Betaalt het Ministerie van Buitenlandse Zaken nog steeds voor de diensten van Shield Protective Services?
Inmiddels is het jaarcontract met Shield verlopen en vinden er geen betalingen meer plaats voor diensten van Shield Protective Services.
Bent u bekend met de aflevering «De val van Khartoem» van VPRO Frontlinie?4
Ja, dat ben ik.
Kunt u aangeven of er, vijf maanden na de toezegging van haar voorganger, vooruitgang is geboekt in de evaluatie van de Europese en nationale coördinatie inzake de evacuatie uit Soedan, waaronder het achterlaten van de paspoorten op de ambassades? Zo ja, kunt u aangeven welke lessen er zijn getrokken? Zo nee, kunt u aangeven op welke termijn de analyse zal worden afgerond?
Het externe bureau Crisisplan voert momenteel op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Defensie en NCTV een evaluatie uit. Een rapport daarover wordt begin volgend jaar verwacht. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
Kunt u uitleggen waarom bij een visumaanvraag het achterlaten van een paspoort op de ambassade of een consulaat noodzakelijk is? Is dit ook de normale gang van zaken bij diplomatieke posten van andere landen? Zijn er landen die een andere procedure hanteren waarbij visumaanvragers hun paspoorten bij zich mogen houden? Zo ja, bent u bereid om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om het Nederlandse beleid daarmee in lijn te brengen?
Bij een visumaanvraag is het innemen van de paspoorten door de ambassade of externe dienstverlener de standaardprocedure. De paspoorten maken onderdeel uit van de beoordeling van de visumaanvraag en moeten dus ingezien kunnen worden, bijvoorbeeld om de reisgeschiedenis te kunnen verifiëren. De procedure is bedoeld om het aanvraag proces klantvriendelijker te maken. Door de paspoorten na aanvraag te houden kan na een goedkeuring de visumsticker direct in het paspoort geplakt worden, waarna het paspoort naar de aanvrager opgestuurd wordt. De aanvrager hoeft daardoor niet nogmaals fysiek het paspoort met visum op te komen halen. Indien de aanvrager het paspoort wil houden tijdens de visumaanvraag dan kan dit, indien de klant een gegronde reden opgeeft (dit gebeurt bij bijvoorbeeld zakenreizigers en cabinepersoneel). Dan moet de klant echter een tweede keer naar de ambassade komen voor het plaatsen van de visumsticker. In de regel hebben diplomatieke posten van andere landen dit proces ook op die manier georganiseerd.
Het bericht 'HRC54: Russia, China and Burundi are not fit to sit at the Human Rights Council' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat zowel Rusland als China proberen een zetel te verkrijgen in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (VN)?1
Ja.
Deelt u het standpunt van de International Service for Human Rights dat de VN Mensenrechtenraad effectief en toegankelijk dient te zijn voor slachtoffers en mensenrechtenactivisten, dat leden van de Raad zich moeten committeren aan de hoogste standaarden van mensenrechtenbescherming en promotie van mensenrechten, en dat zowel Rusland als China niet aan de geschetste criteria voldoen?
Volgens de VN-resolutie die ten grondslag ligt aan de Mensenrechtenraad hebben leden van de Raad de hoogste standaarden te hanteren in de bevordering en bescherming van mensenrechten2. Helaas voldoen niet alle (kandidaat)leden, waaronder ook Rusland en China, aan deze standaarden, wat echter een verkiezing tot de Mensenrechtenraad door een meerderheid van het VN-lidmaatschap niet kan verhinderen.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat Rusland nu opnieuw lid wil worden van de VN Mensenrechtenraad gezien het feit dat Rusland in april vorig jaar met een grote meerderheid van stemmen uit de VN Mensenrechtenraad is gezet door de voortdurende Russische agressie in Oekraïne?
Ja.
Hoe gaat u zich diplomatiek inzetten om een toetreding van Rusland tot de VN Mensenrechtenraad tegen te houden?
In de Oost-Europese kiesgroep voor de Mensenrechtenraad waren Albanië, Bulgarije en Rusland de kandidaten voor in totaal twee zetels. Een hernieuwde toetreding van Rusland tot de Mensenrechtenraad is zeer onwenselijk, gelet op de voortdurende agressie van Rusland tegen Oekraïne en de interne repressie en mensenrechtenschendingen in Rusland zelf. Nederland en andere internationale partners hebben dat standpunt actief onder de aandacht van andere landen gebracht. Rusland heeft uiteindelijk niet het benodigde aantal stemmen behaald om toe te treden tot de Mensenrechtenraad.
Bent u op de hoogte van het feit dat China een van de landen was die zich verzette tegen de uitzetting van Rusland uit de VN Mensenrechtenraad destijds?
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als China onderdeel blijft van de VN Mensenrechtenraad, mede omdat hierdoor onderzoek naar mensenrechtenschendingen van China zelf, zoals onderzoek naar de situatie van de Oeigoeren, dan van de agenda wordt geweerd?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 vindt Nederland dat leden van de VN-Mensenrechtenraad de hoogste standaarden in de bevordering en bescherming van mensenrechten dienen te hanteren. Nederland maakt zich daarbij duidelijke zorgen over de mensenrechtensituatie in China, zoals onder andere bleek uit het rapport van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN over Xinjiang. Nu China door een meerderheid van landen evenwel is verkozen, zal Nederland samen met gelijkgezinde partners het Chinese lidmaatschap van de Mensenrechtenraad aangrijpen om China te blijven wijzen op zijn mensenrechtenverplichtingen, conform standaarden vastgelegd in VN-resolutie A/RES/60/251. De Mensenrechtenraad is daarmee één van de middelen om het gesprek over mensenrechten met China te blijven voeren, inclusief de situatie van de Oeigoeren.
Hoe gaat u zich diplomatiek inzetten om een hernieuwde deelname van China aan de VN Mensenrechtenraad tegen te houden?
In de Aziatisch-Pacifische kiesgroep waren China, Indonesië, Japan en Koeweit de kandidaten voor in totaal vier zetels. Daarmee waren er evenveel kandidaten als zetels. Dit maakte de kans op verkiezing voor alle vier deze kandidaten, waaronder ook China, zeer groot. De zorgen van Nederland en internationale partners over de mensenrechtensituatie in China zijn bekend, desalniettemin is China door steun van een meerderheid van landen herkozen in de Raad.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
Nee.
De banden met Iran in Nederland |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Waarom bent u in gesprek gegaan met de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken Amir-Abdollahian, kunt u gespreksnotities sturen van wat er besproken is en waarom heeft u ervoor gekozen om met de Iraanse buitenlandminister te poseren op een foto?1
Net als mijn voorgangers in de voorgaande jaren, heb ik het gesprek met mijn Iraanse ambtsgenoot aangegrepen om de mensenrechtensituatie in Iran, het nucleaire programma van Iran en militaire steun aan Rusland aan te kaarten.
Het kabinet maakt dergelijke gespreksnotities niet openbaar. Openbaarmaking van de inhoud van vertrouwelijke gesprekken met andere landen is schadelijk voor de betrekkingen van Nederland.
Om welke reden heeft u bereidheid getoond om de bilaterale banden met Iran aan te halen, gezien het feit dat er nog geen enkele verbeteringen zijn getroffen in de mensenrechtensituatie in Iran?
Het Nederlandse beleid ten aanzien van Iran blijft ongewijzigd. Nederland heeft naast kritiek op de mensenrechtensituatie in Iran ernstige zorgen over o.a. het nucleaire programma van Iran, militaire steun aan Rusland, intimidatie van de Iraanse diaspora in het Westen en de rol van Iran in de regio. Het aanhalen van betrekkingen ligt derhalve niet in de rede.
Kunt u uitspreken, gezien de grote tegenstand in Nederland tegen dit gesprek met de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken, dat Nederland géén bilaterale banden met Iran wil aanhalen en kunt u vanaf heden de Kamer informeren alvorens u een gesprek aangaat met Iraanse bewindslieden?
Het beleid ten aanzien van Iran blijft ongewijzigd. Dit geldt ook voor het onderhouden van diplomatieke contacten. Juist in deze contacten adresseert Nederland de bovengenoemde zorgen.
Heeft u kennisgenomen van de documentaire van Zembla over dat Iran-sancties tegen de Revolutionaire Garde via Nederland worden ontdoken?2
Ja. Alhoewel het kabinet zich niet in het geschetste beeld herkent, wil het zich
onthouden van een inhoudelijk oordeel over de televisie-uitzendingen.
Zijn er aanwijzingen dat Iraanse oliebedrijven die nauw verweven zijn met de Revolutionaire Garde, via Nederlandse bedrijven sancties weten te ontduiken?
Het IRGC is sinds 26 juli 2010 door de EU gesanctioneerd vanwege betrokkenheid bij het Iraanse nucleaire programma en het programma voor ballistische raketten. Het is niet toegestaan om direct of indirect tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen aan de IRGC. Indien er aanwijzingen zijn dat Nederlandse bedrijven helpen om sancties te omzeilen, dan treedt de overheid handhavend op.
Klopt het dat het Iraanse staatsoliebedrijf NIOC en het Iraans-Nederlandse handelscentrum «01 International BV» banden met elkaar hebben? Zo ja, is dit voor u reden tot feitelijk onderzoek naar het strafbare feit «zaken doen met een gesanctioneerde partij», waarop een boete kan staan van 900.000 euro en een celstraf van zes jaar?
Sanctiehandhaving is een prioriteit voor het kabinet. Als er aanwijzingen zijn dat sancties niet worden nageleefd, wordt er onderzoek gedaan, en waar nodig wordt er handhavend opgetreden. Indien sprake is van een overtreding van de Wet op economische delicten, kunnen individuen ook strafrechtelijk worden vervolgd. Over individuele gevallen kan het kabinet echter geen uitspraken doen.
Bent u het ermee eens dat NIOC op de Europese sanctielijst thuishoort, gezien het feit dat NIOC honderden miljoenen dollars aan olie heeft doorgesluisd naar de Revolutionaire Garde en ook gezien het feit dat NIOC en het Russische Gazprom warme banden met elkaar hebben en dit jaar nog een investeringsakkoord hebben getekend van welgeteld 40 mlrd. euro?3 Zo ja, bent u bereid bij de komende Raad Buitenlandse Zaken op 23 oktober 2023 hier een punt van te maken?
Het kabinet gaat niet in op potentiële sanctionering, aangezien een dergelijke vooraankondiging het verrassingseffect van de sancties schaadt.
Was het u reeds bekend met de mogelijke contacten tussen het Iraanse regime en het handelscentrum 01 International BV? Zo ja, vanaf wanneer was u zich hier van bewust, en zo nee waarom niet?
Over individuele gevallen kan het kabinet geen uitspraken doen.
Zijn er mogelijk andere (Iraans-)Nederlandse bedrijven waarvan vermoedens zijn dat zij warme banden hebben met de Revolutionaire Garde? Zo ja, kunt u vertrouwelijk een lijst daarvan voor enkel Kamerleden beschikbaar maken zodat de Kamer hierover geïnformeerd kan worden?
Zoals gesteld in antwoord 5 acht het kabinet het buitengewoon onwenselijk als de sancties tegen het IRGC via Nederland worden ontweken en zoals gesteld in antwoord 7 wordt er onderzoek gedaan als er aanwijzingen zijn dat sancties niet worden nageleefd. Over lopende onderzoeken naar derde partijen, waarbij (nog) geen strafbare feiten zijn vastgesteld, kan ik geen uitspraken doen.
Wanneer onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal de Douane onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking handhavend optreden in samenwerking met het Openbaar Ministerie. Indien nodig kunnen bedrijven of individuen strafrechtelijk worden vervolgd. Over strafrechtelijke vervolging van derden kan ik eveneens geen uitspraken doen, noch de Kamer informeren.
De ruwe verwijdering van de Israëlische ambassadeur bij de VN |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
In hoeverre bent u bekend met de verwijdering van de Israëlische ambassadeur uit de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN)?1
Ik ben bekend met het voorval.
Wat zegt het over de VN dat een moorddadige Iraanse president er spreektijd krijgt, maar een daartegen protesterende ambassadeur ruw wordt aangepakt?
Zowel Israël als Iran zijn lidstaten van de Verenigde Naties en krijgen als zodanig spreektijd tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Deelt u de mening dat praatjes over «mensenrechten» bij de VN een farce zijn als moordenaars, zoals de Iraanse president, er welkom blijven?
Ieder land heeft spreektijd bij de Verenigde Naties.
Waren er Nederlandse vertegenwoordigers in de zaal tijdens de toespraak van de Iraanse president, beter bekend als de «Slager van Teheran»? Zo ja, wie zaten er namens Nederland?
Het is staand beleid van Nederland dat er gedurende het zgn. General Debate altijd een vertegenwoordiger van het Koninkrijk der Nederlanden in de zaal zit. Tijdens de toespraak van de Iraanse president bestond deze presentie uit één ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (werkniveau).
Komt u, net als de Israëlische ambassadeur, op voor het Iraanse volk dat zich juist van het islamitische regime probeert te bevrijden?
Ik blijf opkomen voor de mensenrechten in Iran en Nederland blijft Iran hier voor en achter de schermen op aanspreken.
Zo ja, waarom sprak u dan uw Iraanse ambtsgenoot en wilt u de banden met het terroristische regime in Teheran aanhalen?2
Nederland en Iran onderhouden diplomatieke betrekkingen. In dat kader heeft er, net als de afgelopen jaren, een gesprek plaatsgevonden op ministersniveau tijdens de Algemene Vergadering van de VN. Dergelijke gesprekken bieden de gelegenheid om te spreken over zaken als mensenrechten, het Iraanse nucleaire programma en militaire steun aan Rusland. Het Nederlandse beleid ten aanzien van Iran is ook in andere opzichten ongewijzigd. Het aanhalen van betrekkingen is niet aan de orde.
Wilt u stoppen met dit soort diplomatieke miskleunen en kunt u garanderen dat u de banden met het Iraanse regime NIET gaat aanhalen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de Israëlische ambassadeur een blijk van waardering te geven voor zijn moedige protest, in een voor Israël vijandige omgeving als de VN?
In reactie op de terroristische aanvallen van Hamas op Israël heeft onze Permanente Vertegenwoordiging bij de VN de Nederlandse steun voor en medeleven met Israël uitgedragen.