De levering van clustermunitie door de Verenigde Staten aan Oekraïne |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Klopt het dat Nederland het «Verdrag inzake Clustermunitie» heeft getekend?1
Ja.
Klopt het dat dit verdrag op dit moment voor Nederland rechtsgeldig is?
Ja.
Klopt het dat artikel 1 van dit verdrag als volgt luidt: Elke Staat die Partij is verplicht zich ertoe onder geen enkele omstandigheid clustermunitie te gebruiken; rechtstreeks of onrechtstreeks clustermunitie te ontwikkelen, te produceren, anderszins te verwerven, op te slaan, aan te houden of aan derden over te dragen; enige activiteit die op grond van dit Verdrag verboden is voor een Staat die Partij is te steunen, aan te moedigen of derden ertoe aan te zetten?
De geciteerde tekst is de Nederlandse vertaling van artikel 1, lid 1 van het Verdrag inzake clustermunitie.
Kunnen we hieruit concluderen dat Nederland met het tekenen van dit verdrag ook te kennen heeft gegeven het leveren en het gebruiken van clustermunitie in principe te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat de Verenigde Staten hebben aangekondigd clustermunitie te zullen gaan leveren aan Oekraïne?2
Ja. De Verenigde Staten hebben benadrukt dat de levering van clustermunitie een tijdelijke oplossing is waartoe het zichzelf genoodzaakt zag vanwege sterk teruglopende voorraden van andere types munitie in Oekraïne.
Veroordeelt Nederland de levering van clustermunitie door de Verenigde Staten aan Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Zonder de Oekraïense inzet van clustermunitie goed te keuren, hecht het kabinet eraan te benadrukken dat Oekraïne zich verdedigt tegen de voortdurende Russische agressie, in lijn met artikel 51 van het VN-Handvest. Nederland heeft meermaals, waaronder in NAVO-verband en bij monde van de Minister van Buitenlandse Zaken in het Commissiedebat NAVO van 6 juli jl., aangegeven dat het ieder gebruik en de overdracht van clustermunitie ontmoedigt. Deze positie draagt Nederland ook uit in gesprekken met Amerikaanse en Oekraïense gesprekspartners.
Kunt u de vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Ja, de vragen zijn afzonderlijk beantwoord. De beantwoording heeft echter niet binnen drie weken kunnen plaatsvinden omdat de afstemming ten behoeve van de beantwoording tijdens het zomerreces meer tijd heeft gevergd.
Het gebruik van digitale technologie voor de repressie van religieuze minderheden en andere andersdenkenden in China en andere landen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Welke mogelijkheden heeft Nederland om bilateraal, binnen de Europese Unie (EU), de Verenigde Naties (VN) of anderszins de schrijnende mensenrechtensituatie in China aan de orde te blijven stellen?
De mensenrechtensituatie in China is en blijft zeer zorgelijk. Het kabinet spreekt deze zorgen op verschillende manieren uit en zal dit ook blijven doen. Dit gebeurt zowel publiekelijk als achter gesloten deuren en zowel bilateraal, zoals recent tijdens het bezoek van mijn voorganger aan China1, als in multilaterale fora, bijvoorbeeld via nationale en gezamenlijke verklaringen in de VN Mensenrechtenraad. Recent sprak de Europese Raad over China, met eveneens aandacht voor mensenrechten.2 Het kabinet zal verschillende instrumenten blijven inzetten. Afhankelijk van de situatie en de context zal gekeken worden welke daarin het meest effectief is.
In hoeveel gevallen is in 2022 geen exportvergunning afgegeven op grond van de mogelijkheid dat cybersurveillance technologie ingezet zal worden voor repressie? Om welke landen ging dit?
In de EU Dual-Use Verordening zijn verschillende goederen opgenomen die gecategoriseerd worden als cybersurveillance-items. Voor de export van deze goederen komt slechts een beperkt aantal vergunningaanvragen binnen, omdat de marktleiders in de ontwikkeling, productie en verkoop van deze goederen voornamelijk in andere EU-lidstaten zijn gevestigd. Bij de afweging om een vergunning te verlenen wordt altijd nauwkeurig gekeken naar de eindgebruiker en het eindgebruik, en het daaraan gerelateerde risico dat de goederen bijdragen aan mensenrechtenschendingen. In 2022 zijn voor dergelijke goederen geen exportvergunningen aangevraagd.
Wat kunt u meedelen over de implementatie en toepassing van de wettelijke mogelijkheid die de dual use-verordening biedt om een ad hoc exportvergunningsplicht in te stellen wanneer er een reëel risico bestaat dat nog niet gecontroleerde technologie van in de EU gevestigde bedrijven bijdraagt aan ongewenst gebruik?1
De mogelijkheid tot het opleggen van een ad hoc vergunningplicht voor de uitvoer van nog niet gecontroleerde cybersurveillance-items, indien deze producten direct of indirect kunnen bijdragen aan schendingen van mensenrechten of het internationaal humanitair recht, geldt sinds de herziene EU Dual-Use Verordening op 9 september 2021 in werking is getreden. Europese verordeningen en de daarin opgenomen bepalingen gelden immers rechtstreeks in de rechtsorde van de EU Lidstaten en hebben directe werking voor burgers en lidstaten van de Europese Unie. De technisch-juridische implementatie van de dual-use verordening in Nederlandse wet- en regelgeving is afgerond in juni 2022 (Kamerbrief 22 112 nr. 3210 d.d. 6 oktober 2021).
Zoals destijds gemeld in de beantwoording op vragen over dit thema van het lid Ceder van 29 juni 2022, werd er op dat moment in EU-verband gewerkt aan de implementatie en toepassing van de wettelijke mogelijkheid tot het opleggen van een ad hoc vergunningplicht voor de uitvoer van nog niet gecontroleerde cybersurveillance-items. Deze implementatie heeft echter vertraging opgelopen, mede vanwege de focus op de oorlog in Oekraïne in de betreffende Europese exportcontrolegremia. Dit heeft zijn weerslag gehad op de verdere implementatie en toepassing van de dual-useverordening, waaronder de uitwerking van richtsnoeren op belangrijke thema’s zoals cybersurveillance. De EU richtsnoeren inzake cybersurveillance, waar Nederland actief aan bijgedragen heeft, zijn daardoor een jaar later dan eerder voorzien (31 maart jl.) door de Europese Commissie gepubliceerd voor publieke consultatie. In het laatste kwartaal van dit jaar zullen de definitieve EU richtsnoeren officieel gepubliceerd worden.
Tegelijkertijd wordt er momenteel in Nederland met prioriteit gewerkt aan een duidelijk en voorspelbaar nationaal beoordelingskader om de afweging voor het opleggen van een vergunningplicht voor de uitvoer van nog niet gecontroleerde cybersurveillance-items per geval te kunnen maken. Het kabinet voert daarnaast actief gesprekken met bedrijven waarvan bekend is dat zij in deze sector actief zijn. Bedrijven worden nadrukkelijk gewezen op de risico’s die met hun bedrijfsactiviteiten gepaard gaan. Door middel van deze aanpak worden die bedrijven aangemoedigd een weloverwogen afweging te maken of (de voorzetting van) levering van de goederen aan bepaalde eindgebruikers past binnen een adequaat compliance- en IMVO-beleid.
Zijn er manieren om nu al toe te zien op naleving door bedrijven van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO)-criteria?
De OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen inzake Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen schrijven voor dat bedrijven gepaste zorgvuldigheid moeten toepassen. Dit betekent dat bedrijven risico’s voor mens en milieu in de waardeketen in kaart moeten brengen en moeten voorkomen en aanpakken. Dit is de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven. Het kabinet zet in op de totstandkoming van (Europese) IMVO-wetgeving. Totdat die wetgeving van kracht is houdt het kabinet geen toezicht op de toepassing van gepaste zorgvuldigheid door bedrijven. Nederlandse bedrijven worden wel proportioneel getoetst op onderschrijving van de OESO-richtlijnen aan de hand van een set van IMVO-criteria, indien zij gebruik willen maken van de ondersteuning van het BHOS-handelsinstrumentarium of deel willen nemen aan handelsmissies.
Daarnaast zet het Rijk ook het rijksinkoopbeleid, door middel van de Internationale Sociale Voorwaarden (ISV), in als instrument om de naleving van de OESO-richtlijnen door bedrijven te bevorderen. Voor bedrijven die aan het Rijk leveren in een van de acht geïdentificeerde risicocategorieën geldt boven de Europese drempelwaarde een contractuele verplichting om de IMVO-kaders toe te passen gedurende de uitvoering van het contract.4
Verwacht u dat Europese wetgeving gebaseerd op de conceptrichtlijn voor Corporate sustainability due diligence en de positie die het Europees Parlement hierover ingenomen heeft effectief zal zijn om producten die gemaakt zijn met dwangarbeid te weren van de Europese markt?
De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) heeft als doel ondernemingen te stimuleren bij te dragen aan de eerbiediging van mensenrechten en milieu in hun eigen activiteiten en via hun waardeketens. De voorgestelde richtlijn verplicht ondernemingen om gepaste zorgvuldigheid toe te passen, ofwel negatieve gevolgen voor mens en milieu te identificeren, mitigeren, stoppen, voorkomen en daarover verantwoording af te leggen. Dat producten worden geproduceerd met dwangarbeid moet hierdoor worden tegengegaan.
Het Commissievoorstel voor een EU-verordening tegen dwangarbeid bevat een verbod op producten gemaakt met dwangarbeid. Als de verordening in werking treedt, kunnen producten waarvan wordt vastgesteld dat deze met dwangarbeid zijn gemaakt niet meer op de EU-markt gebracht worden of worden uitgevoerd.
Wat is de laatste informatie die u heeft over de onderdrukking van de Oeigoerse bevolking? Is de situatie stabiel of zijn er signalen dat de onderdrukking nog verder toeneemt?
In de regio Xinjiang is sprake van grootschalige arbitraire detentie van Oeigoeren en andere etnische minderheden. Ook heeft de bevolking te maken met o.a. indoctrinatie, dwangarbeid, marteling, mensonterende omstandigheden, gedwongen sterilisatie en abortus, en systematische schendingen van vrijheid van religie en levensovertuiging.
Er zijn signalen dat de onderdrukking andere vormen aanneemt. Zo rapporteerden diverse media dat veel «heropvoedingskampen» niet langer in gebruik zouden zijn en dat een deel van de gedetineerden via een formele veroordeling naar gevangeniscentra is verplaatst5 6 7. Na jaren van repressie is de bevolking dusdanig geïntimideerd dat zichtbare, openlijke controle plaats maakt voor verdere (digitale) surveillance en zelfcontrole onder blijvende dreiging van arbitraire detentie.
Wat is de laatste informatie over de onderdrukking van de christelijke minderheid in China? Is de situatie stabiel of zijn er signalen dat de onderdrukking nog verder toeneemt?
Zoals bekend staat de vrijheid van religie en levensovertuiging in China onder grote druk, waarbij er vanuit de overheid sterk wordt ingezet op de «sinificatie» van religie, waaronder het uitdragen van «socialistische kernwaarden». Dit geldt vooral in de door de overheid toegestane kerken die worden gecontroleerd door de patriotic religious associations. Daarbuiten ervaren Christenen in China verdere repressie van hun vrijheid van religie en levensovertuiging in de vorm van surveillancecamera’s in of rond kerken, arrestaties, strafrechtelijke vervolgingen, en gevangenisstraffen8. De situatie blijft zeer zorgelijk, er zijn geen signalen van verbetering. Het kabinet blijft China zowel bilateraal als in EU- of VN-verband aanspreken zolang de mensenrechtensituatie, inclusief die van de christelijke minderheid, daar om vraagt.
Het bericht 'E.U. Border Agency Considers Pulling Out of Greece Over Migrant Abuses' |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wanneer wordt er in Raadsverband gesproken over het rapport van de Frontex Fundamental Rights Officer en de geadviseerde stappen voor de aanwezigheid van Frontex in Griekenland?1
Het artikel waarnaar wordt verwezen betreft de bespreking van een vast onderdeel van de agenda van de Raad van Bestuur van Frontex.2 De grondrechtenfunctionaris van het Agentschap deelt met de leden van de Raad van Bestuur (vertegenwoordigers van de lidstaten + Europese Commissie) een stand van zaken-rapport over de naleving van fundamentele rechten bij activiteiten waarbij Frontex was betrokken. Tijdens de laatste bijeenkomst van de Raad van Bestuur d.d. 20 en 21 juni 2023, waar het artikel melding van maakt, wees een aantal lidstaten op het belang van verbetering van de situatie zoals geschetst door de grondrechtenfunctionaris. Daarbij werd door een aantal lidstaten benoemd dat Griekenland opening van zaken moet geven. Het kabinet deelt deze positie.
Het besluit om activiteiten van Frontex in een lidstaat (tijdelijk) op te schorten of te beëindigen is op grond van de Europese Grens- en Kustwachtverordening (hierna: EGKW-Vo) voorbehouden aan de uitvoerend directeur van Frontex.3 Hij kan hiertoe overgaan na raadpleging van de grondrechtenfunctionaris en als hij van oordeel is dat er in verband met de betrokken activiteit sprake is van schendingen van de grondrechten die ernstig zijn of waarschijnlijk zullen voortduren. Daarvoor is geen formele instemming van de lidstaten nodig. Wel dient hij de Raad van Bestuur op de hoogte te brengen van een dergelijk besluit. Bij het nemen van een dergelijk besluit dient de uitvoerend directeur op grond van de EGKW-Vo rekening te houden met relevante beschikbare informatie, zoals het aantal en de inhoud van geregistreerde klachten. Het behoeft verder geen betoog dat het nemen van een dergelijk besluit een zorgvuldig proces betreft, waarbij er wat het kabinet betreft ook oog moet zijn voor de gevolgen van de afwezigheid van Frontex langs een gedeelte van de buitengrens waar de migratiedruk hoog is. Het kabinet is van mening dat buitengrensbeheer altijd in lijn moet zijn met fundamentele rechten en internationale verplichtingen op het gebied van bescherming. De Europese Commissie dient hier – waar het EU-regelgeving betreft – op toe te zien.
Momenteel werkt Frontex samen met Griekenland aan het verbeteren van de situatie en de samenwerking. Dat gebeurt op basis van een in 2022 overeengekomen actieplan tussen Frontex en Griekenland. Het kabinet verwelkomt dit plan en de uitvoering daarvan ter harte. Het bezoek medio juli van een hoge vertegenwoordiger van de Commissie samen met de uitvoerend directeur van Frontex aan Griekenland voor een structurele dialoog met de Griekse autoriteiten, stemt positief. De uitvoerend directeur gaf aan daar de duidelijke boodschap te hebben afgegeven verder te willen samenwerken aan de voortdurende naleving van Europese en internationale regelgeving.
Ook spreekt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voortdurend met verschillende collega’s en de Europese Commissie over bovenstaande problematiek.
Kunt u een indicatie geven van het krachtenveld in de Raad omtrent het terugtrekken van Frontex uit Griekenland?
Zie antwoord vraag 1.
Welke positie zal Nederland innemen met betrekking tot het terugtrekken van Frontex uit Griekenland omwille van de mensenrechtenschendingen aan de Griekse grens?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat het terugtrekken van Frontex uit Griekenland, danwel het stopzetten of verminderen van ondersteunende financiering zal bijdragen aan het voorkomen van mensenrechtenschendingen? Zo ja, zijn er daarnaast nog flankerende maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat de Griekse autoriteiten asielzoekers rechtmatig behandelen? Zo nee, welke maatregelen zijn er dan nodig? Welke rol ziet u hiervoor weggelegd voor Nederland? En welke rol ziet u hiervoor weggelegd voor de Europese Commissie?
Zoals aangegeven in het voorgaande antwoord is het voorbehouden aan de uitvoerend directeur van Frontex om te besluiten Frontex uit een lidstaat terug te trekken. Als dit aan de orde is, informeert de uitvoerend directeur de leden van de Raad van Bestuur hierover en motiveert hij dit besluit. Hij houdt hierbij rekening met relevante informatie, zoals het aantal en de inhoud van geregistreerde klachten. Aan het nemen van een dergelijk besluit gaat dus een zorgvuldig proces vooraf. Wat het kabinet betreft dient hierin ook de omstandigheid te worden meegewogen dat de aanwezigheid van Frontex bijdraagt aan de monitoring van fundamentele rechten. Zonder de aanwezigheid van Frontex kan de grondrechtenfunctionaris van het Agentschap geen toezicht houden. In dat licht heeft het kabinet begrip voor de opmerking van de grondrechtenfunctionaris om de aanwezigheid van Frontex in geval van mensenrechtenschendingen te vergroten. Tegelijkertijd hecht het kabinet waarde aan de mogelijkheid die artikel 46 EGKW-Vo biedt om als laatste redmiddel te besluiten Frontex uit een lidstaat terug te trekken.
Zoals eerder aan uw Kamer aangegeven bepalen Europese regels dat de fondsen voor grensbeheer moeten worden uitgevoerd met volledige inachtneming van fundamentele rechten. De Commissie moet daarop toezien, en kan daar consequenties aan verbinden, bijvoorbeeld door uitbetaling van tranches in te houden in geval van tekortkomingen. De Commissie maakt reeds gebruik van deze mogelijkheden. Daar steunt het kabinet de Commissie in.
Hoe staat u tegenover het voorstel van de Frontex Fundamental Rights Officer om de aanwezigheid en betrokkenheid van Frontex in Griekenland juist te vergroten om zo verdere mensenrechtenschendingen te voorkomen? Zal Nederland hier in Raadsverband voor pleiten?
Zie antwoord vraag 4.
Welke instrumenten en welk mandaat heeft Frontex om mensenrechtenschendingen in EU-lidstaten te voorkomen?
Op grond van de EGKW-Vo is één van de taken van Frontex het toezien op de eerbiediging van de grondrechten bij al zijn activiteiten aan de buitengrenzen en bij terugkeeroperaties.4 Hiervoor is een grondrechtenfunctionaris aangesteld. Zijn kerntaak is het adviseren van het Agentschap. De grondrechtenfunctionaris noch de uitvoerend directeur van Frontex beschikt over andere instrumenten om mensenrechtenschendingen in EU-lidstaten te voorkomen. De primaire verantwoordelijkheid van de bewaking van de buitengrenzen ligt bij de individuele lidstaten zelf. Zoals reeds eerder opgemerkt moet dat te allen tijde worden uitgevoerd conform de geldende bepalingen uit het Europees en internationaal recht. De Europese Commissie dient hier – waar het EU-regelgeving betreft – bij de uitvoering op toe te zien. Daarnaast blijft het kabinet voorstander van onafhankelijke monitoringsmechanismen en zal het belang hiervan blijven benoemen. Een dergelijk mechanisme is opgenomen in het voorstel voor een verordening inzake screening van derdelanders aan de buitengrenzen, dat onderdeel uitmaakt van het asiel- en migratiepact.
Welke maatregelen kan de Europese Commissie nemen om Griekenland tot de orde te roepen wat betreft de mensenrechtenschendingen aan de grens met betrekking tot asielzoekers? Zal u de Europese Commissie ertoe oproepen om alles op alles te zetten Griekenland ertoe te bewegen de mensenrechtenschendingen te stoppen en hiervoor ook publiek te pleiten?
De Commissie dient er, als hoedster van de EU-verdragen, op toe te zien dat de uitvoering van het grensbeheer altijd in lijn is met Europees recht. Indien zij meent dat een lidstaat zijn verplichtingen op grond van het Europees recht niet nakomt, kan de Commissie de inbreukprocedure van artikel 258 VWEU starten.
Deze procedure kent een (A) administratieve fase waarin de Commissie de lidstaat (1) schriftelijk om duidelijkheid vraagt, (2) aanmaant om de situatie te herstellen en vervolgens (3) een met redenen omkleed advies uitbrengt, en (B) een contentieuze fase waarin de Commissie bij het EU-Hof van Justitie in Luxemburg een zaak aanhangig maakt en verzoekt om de lidstaat te veroordelen wegens het niet nakomen van bovengenoemde verplichtingen.
Dit kan uiteindelijk resulteren in een veroordeling van de betrokken lidstaat door het EU-Hof van Justitie. Bij niet nakoming van het een uitspraak van het Hof kan de Commissie een boete en/of dwangsom eisen.
Verder wordt verwezen naar het antwoord op de vragen 1, 2 en 3 over de recente acties en bezoeken van de Commissie en Frontex. Het kabinet ziet dit als een positieve ontwikkeling en moedigt de Commissie en Frontex aan samen met de Griekse autoriteiten deze structurele dialoog voort te zetten.
Zal u in Raadsverband, in samenspraak met andere lidstaten, Griekenland tot de orde roepen over de mensenrechtenschendingen aan de grens? Welke middelen kan de Raad inzetten om mensenrechtenschendingen in Griekenland te voorkomen? Zal u hiervoor pleiten?
Het kabinet onderstreept veelvuldig tijdens bijeenkomsten van de Raad en in bilaterale ontmoetingen het belang van de eerbiediging van mensenrechten bij de bewaking van de buitengrenzen. Naast de beschikbare middelen en instrumenten zoals in voorgaande antwoorden aangegeven, beschikt de Raad niet over nog additionele middelen om mensenrechtenschendingen te voorkomen. Het is primair de verantwoordelijkheid van de Commissie om hierop toe te zien.
Het bericht Bulgaria will invite Dutch and Austrian customs experts to help secure Schengen entry |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Neemt Nederland deel aan de pilot met Bulgarije voor het uitwisselen van expertise wat betreft grensbewaking? Zo ja, welke voorstellen heeft Nederland al gedaan? Welke voorstellen zal Nederland nog doen?1
Roemenië en Bulgarije zijn met ondersteuning van de Commissie en relevante EU-agentschappen, zoals Frontex, gestart met het ontwikkelen van pilotprojecten om grensbeheer te verbeteren. Beide pilots zijn medio maart van dit jaar gestart. Bulgarije heeft gerapporteerd bezig te zijn met het digitaliseren van het asiel- en terugkeersysteem2. De pilots lopen nog tot en met september 2023.
Het kabinet ondersteunt het belang van deze pilotprojecten, ook om lessen te trekken voor de implementatie van de verplichte asielgrensprocedures als onderdeel van het asiel- en migratiepact. Het kabinet heeft dan ook in bilaterale contacten en contacten met Frontex aangegeven bereid te zijn te ondersteunen waar mogelijk. Nederland levert op dit moment (los van de betreffende pilot) vier grenswachters, twee patrouillevoertuigen en één documentexpert aan operaties van Frontex in Bulgarije. Het heeft de voorkeur van het kabinet om additionele bijdragen aan de pilot te leveren via de reguliere bijdrage van lidstaten aan Frontex of via herprioritering vanuit andere Frontex-operaties.
In aanvulling op de genoemde pilot heeft Bulgarije voorgesteld om de samenwerking met Nederland te intensiveren om irreguliere migratie en mensensmokkel tegen te gaan aan de Bulgaars-Turkse grens. De situatie aan de Bulgaars-Turkse grens en de acties die Bulgarije heeft ondernomen zijn regulier onderdeel van de gesprekken tussen Nederland en Bulgarije over migratie en zijn in dat verband ook aan de orde gekomen in een recent gesprek dat de Minister-President met zijn Bulgaarse collega voerde. Het kabinet acht het van groot belang dat binnen de EU wordt samengewerkt om het beheer van deze grens te verstevigen. Via bestaande kanalen als Europol en EMPACT zal Nederland de samenwerking met Bulgarije verder optimaliseren, onder andere door verbeterde en intensievere informatie-uitwisseling ten behoeve van opsporing van mensensmokkelaars die reizen faciliteren via Bulgarije naar Nederland. Ook lopen gesprekken over het delen van best practices over opsporing en onderzoek naar geldstromen tussen criminele netwerken.
Heeft de premier afspraken gemaakt met Bulgarije over het ondersteunen van Bulgarije wat betreft grensbewaking met Turkije? Zo ja, welke afspraken zijn dit?
Zie antwoord vraag 1.
Is Nederland van plan Bulgarije te ondersteunen met betrekking tot grensbewaking? Op welke wijze? Welke middelen zijn hieraan verbonden? Zal Nederland Bulgaarse grensbewaking financieren?
Zie antwoord vraag 1.
Welke concrete acties heeft Nederland geëist van Bulgarije alvorens in te kunnen stemmen met lidmaatschap aan Schengen? Heeft de premier in het recente bezoek hiertoe extra voorstellen gedaan?
Het kabinetsstandpunt inzake Schengentoetreding van Bulgarije is uiteengezet in de brief aan uw Kamer van 2 december 2022.3 Zoals uw Kamer bekend, volgt het kabinet de trajecten tot Schengentoetreding kritisch en beoordeelt het daarbij elke lidstaat op zijn merites. Dat betekent dat toetreding alleen plaats kan vinden als een lidstaat aan de eisen van het Schengenacquis voldoet. Het kabinet onderstreept in dit verband het belang van naleving van fundamentele rechten bij de uitvoering van het Schengenacquis, in het bijzonder ten aanzien van (buiten)grensbeheer.
Het kabinet heeft uw Kamer ook ingelicht over de wens van Nederland voor een aanvullende fact finding-missie in Bulgarije die de correcte en actuele toepassing van het Schengenacquis moet verzekeren.4 Het kabinet heeft gesteld dat een aanvullende missie naar Bulgarije alleen relevant is wanneer er zicht is op een nieuw CVM-rapport of geloofwaardig alternatief over de rechtsstatelijke situatie in Bulgarije. Uw Kamer wordt via de kabinetsappreciatie van het Rechtstaatrapport 2023, dat de Commissie recent heeft gepubliceerd, nader geïnformeerd over het standpunt van het kabinet met betrekking tot de aankondiging dat de Commissie het CVM spoedig wenst af te sluiten.5 Het kabinet hecht eraan dat politieke besluiten over Schengentoetreding wordt genomen op basis van recente informatie en blijvende monitoring. De afgelopen periode heeft het kabinet dan ook uitgedragen actuele informatie nodig te hebben om een besluit tot toetreding van Bulgarije tot Schengen te kunnen nemen.
Is Nederland van plan om in Bulgarije infrastructuur of andere middelen te financieren voor grensbewaking en zo ja, welke infrastructuur en middelen worden hieronder geschaard?
Zie antwoord op vragen 1, 2, en 3.
Hoe zal Nederland monitoren dat in geen geval Nederlands geld of andere middelen in welke vorm dan ook ingezet zullen worden voor vormen van grensbewaking die ingaan tegen de rechten van asielzoekers en de mensenrechten in het algemeen?
Voor het kabinet staat voorop dat bij het beheren en bewaken van de (buiten)grenzen mensenrechten en andere internationale rechten, zoals het beginsel van non-refoulement, te allen tijde gewaarborgd moeten worden. De Commissie dient hierop – waar het EU-regelgeving betreft – toe te zien.
Het rapport Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023 van Kerk in Nood |
|
Don Ceder (CU), Kees van der Staaij (SGP), Derk Boswijk (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het rapport «Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023» van Kerk in Nood, waarin de ontwikkelingen in de laatste twee jaar ten aanzien van vrijheid van godsdienst in de wereld worden geschetst?
Ja.
Hoe beoordeelt u de belangrijkste bevindingen in het rapport, namelijk dat:
Het kabinet beoordeelt genoemde bevindingen als zorgelijk. De toenemende druk op de naleving van mensenrechten vraagt om tegendruk, zowel mondiaal als op landenniveau. Zeker wanneer grondrechten worden ingeperkt, bijvoorbeeld op het terrein van vrijheid van religie en levensovertuiging. Afhankelijk van de situatie doet het kabinet dit publiek of achter de schermen, zoveel mogelijk samen met gelijkgezinde landen. Zo zet Nederland binnen de VN-Mensenrechtenraad (MRR) en in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) steevast in op het bevorderen van het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging, door deze elementen terug te laten komen in relevante VN-resolutieteksten. De Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging (SGRL) werkt veel samen met collega’s binnen en buiten Europa om schendingen op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging aan de kaak te stellen. Voorbeelden hiervan zijn opgenomen in de recent verschenen Mensenrechtenrapportage 20221, specifiek het hoofdstuk «Vrijheid van religie en levensovertuiging» en de rol van de SGRL. Het gaat bijvoorbeeld om de samenwerking binnen de International Freedom of Religion or Belief Alliance (IRFBA) waar 37 landen lid van zijn.
Wat ziet u zelf als de belangrijkste en/of meest alarmerende ontwikkelingen op het terrein van godsdienstvrijheid en specifiek van christenvervolging?
De naleving van mensenrechten staat wereldwijd onder druk, wat zich onder andere uit in verminderde implementatie en naleving van mensenrechtenverdragen en stroevere multilaterale samenwerking op het terrein van mensenrechten. Dit heeft ook een negatief effect op de vrijheid van religie of levensovertuiging. Daarnaast beperken streng dogmatische geloofsleer en autocratische tendensen de vrijheden van (niet-)religieuze minderheden, waaronder ook christenen.
Herkent u de bevinding dat in Nigeria – waar bijna 95% van de politieke en militaire macht op federaal niveau in handen is van moslims terwijl ongeveer de helft van de bevolking christen is – stelselmatige overheidsdiscriminatie tegen christenen plaatsvindt? Zo ja, wilt u dit aankaarten bij de Nigeriaanse overheid?
Na de nationale verkiezingen in februari 2023 in Nigeria is er afgeweken van het zogenaamde «Zoning Arrangement», een ongeschreven regel waarin de belangrijkste hoge overheidsfuncties zo verdeeld worden dat er een balans is tussen de vertegenwoordiging van de twee grootste religieuze groepen in Nigeria (Christendom in het Zuiden en Islam in het Noorden). Er is in het gehele land sprake van een verslechterende veiligheidssituatie, waarbij slachtoffers vallen uit verschillende religieuze groepen. Dit geweld wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder de beperkte sociaaleconomische ruimte, geringe mogelijkheid tot effectieve politieke participatie, marginalisering van verschillende bevolkingsgroepen en het landbeheerstelsel. Factoren als inflatie, hoge voedsel- en benzineprijzen en klimaatverandering dragen verder bij aan de verslechtering van de levensstandaard van de gemiddelde inwoner. De toename van geweld gericht op christelijke gemeenschappen in Nigeria sinds 2020 zoals beschreven in het rapport Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023, maakt daarmee deel uit van een grotere toename van geweld gericht op burgers in zijn algemeenheid in het land (28% gestegen van 2021–2022).
De verslechterde veiligheidssituatie in Nigeria wordt gekenschetst door een combinatie van factoren. Nederland spreekt de Nigeriaanse overheid aan op de verantwoordelijkheid richting de eigen bevolking en het belang de grondoorzaken van de onveiligheid op te lossen. Zo uitte Nederland zijn zorgen over het gebrek aan accountability voor religieus-geïnspireerd geweld tijdens de EU-Nigeria Mensenrechtendialoog (februari 2023), waarop Nigeria verklaarde toe te werken naar een betere gelijke behandeling voor alle religies. Ook draagt Nederland o.a. bij aan de versterking van het maatschappelijke middenveld via lokale organisaties, aan ontwikkeling van de landbouwsector en van de private sector.
Heeft (de aanklager van) het Internationaal Strafhof (ICC) inmiddels verdere stappen gezet in het vooronderzoek naar gewelddadigheden, oorlogsmisdrijven en/of misdrijven tegen de menselijkheid in Nigeria, waaronder tegen christenen? Zo nee, wilt u hier bij het ICC op aandringen, en de Kamer nader inlichten over de resultaten van deze inspanningen?
In december 2020 heeft de toenmalige aanklager van het Internationaal Strafhof het voorlopige onderzoek (preliminary examination) naar de situatie in Nigeria afgesloten en daarbij geconcludeerd dat er een redelijke basis is om aan te nemen dat er oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid zijn gepleegd. De volgende stap in de procedure bij het Strafhof zou zijn dat de aanklager bij de Kamer van vooronderzoek een verzoek indient om hem te machtigen om een formeel onderzoek (investigation) te openen.
Vorig jaar heeft de huidige aanklager Khan echter aangegeven dat hij in overeenstemming met het complementariteitsbeginsel eerst nog met de autoriteiten van Nigeria de mogelijkheid van nationale procedures wil onderzoeken. Tijdens zijn bezoek aan Nigeria op 19 en 20 april 2022 heeft hij ter bevordering van deze nationale procedures ook technische bijstand toegezegd. Of aanklager Khan in de komende jaren alsnog zal aansturen op procedures bij het Internationaal Strafhof, zal hoofdzakelijk afhangen van zijn oordeel over de voortgang van de nationale procedures in Nigeria.
Zoals bekend, respecteert het kabinet de onafhankelijkheid van het Strafhof en om die reden onthoudt het kabinet zich van inmenging in het vervolgingsbeleid van de aanklager van het Strafhof.
Herkent u de zorg dat jihadistische activiteiten zich vanuit de Sahel-regio (rond het Tsjaadmeer, Mozambique en Somalië) uitbreiden naar buurlanden, en wat betekent deze ontwikkeling voor ons buitenlandbeleid en voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB)?
Ik deel de zorg over uitbreiding van gewelddadig extremisme vanuit de Sahelregio naar buurlanden, voornamelijk de kuststaten van West-Afrika. Er is sprake van een toename in de aanwezigheid van, en aantal aanslagen door, gewelddadig extremistische groeperingen in Ivoorkust, Benin, Ghana en Togo in de grensregio’s met Mali en Burkina Faso. Een vergelijkbare dynamiek is waar te nemen in de Hoorn van Afrika, waar Al-Shabab vanuit Somalië reeds decennia actief is en van tijd tot tijd aanslagen pleegt op Somalisch, Keniaans en Ethiopisch grondgebied. In het noorden van Mozambique vormt achterstelling en een gebrek aan perspectief een vruchtbare bodem voor radicalisering.
De ontwikkelingen onderstrepen het belang van een geïntegreerde aanpak waarbij oog is voor de grondoorzaken en voedingsbodems voor gewelddadig extremisme. Deze zorgen worden door verschillende leiders van West-Afrikaanse kuststaten regelmatig benadrukt en hebben geleid tot verzoeken om veiligheidssteun aan de EU, waaronder op het gebied van capaciteitsopbouw. Op 3 augustus jl. heeft de EU besloten een veiligheids- en defensie-initiatief op te richten ter ondersteuning van Benin, Ghana, Ivoorkust en Togo. Dit geïntegreerde partnerschap richt zich in eerste instantie op het opbouwen van een dialoog met deze vier landen over veiligheid en defensie, te beginnen met Benin en Ghana. Nederland steunt de implementatie van deze geïntegreerde civiele en militaire veiligheidsinzet van de EU, in samenwerking met de West-Afrikaanse kuststaten. De instrumenten uit het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU, waaronder de Europese Vredesfaciliteit (EPF), vormen hiervoor de basis. Bovendien zet Nederland met de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) met een combinatie van interventies in op het voorkomen en tegengaan van gewelddadig extremisme en het tegengaan van radicalisering. Ook in stabiele landen als Kenia en Tanzania is het belangrijk om ontwikkelingen in conflicthaarden over de grens te monitoren en met autoriteiten en de lokale bevolking in deze landen de weerbaarheid tegen gewelddadig extremisme te verhogen zodat groepen als Al-Shabab en IS-Mozambique hun invloed in de regio niet verder uitbreiden.
Kunt u een update en overzicht geven van de inspanningen die Nederland, samen met de Europese Unie (EU), het United Nations Development Programme (UNDP) en andere organisaties, levert ten behoeve van de veiligheid van door islamisten bedreigde geloofsgemeenschappen in Afrika en elders?
Nederlandse inspanningen ten behoeve van veiligheid van door islamisten bedreigde geloofsgemeenschappen, zijn onderdeel van een bredere inzet gericht op vergroting van veiligheid van door islamitische extremisten bedreigde gemeenschappen. Dit is inclusief gemeenschappen met een geloofsovertuiging.
Voorbeelden zijn de ondersteuning van programma’s ten behoeve van stabiliteit en veiligheid in Afrika, waarbij de inzet ten goede komt van iedereen in het betrokken gebied, en specifieke mensenrechtenprogramma’s die steun geven aan brede categorieën mensenrechtenvoorvechters, inclusief voorvechters van vrijheid van religie.
Kunt u aangeven hoe, vanuit het mensenrechtenprogramma van de Nederlandse ambassade in India, ondersteuning verleend wordt aan capaciteitsversterking van organisaties die opkomen voor de rechten van religieuze minderheden in India?
De Nederlandse ambassade in India heeft diverse maatschappelijke organisaties ondersteund die zich inzetten voor de rechten van religieuze minderheden en de bevordering van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Een van de organisaties is actief in de deelstaat Odisha die enige jaren geleden het toneel is geweest van heftig antichristelijk geweld. De projecten hebben grotendeels betrekking op training in internationaal en Indiaas recht en rechtsnormen die betrekking hebben op de bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de rechten van religieuze minderheden.
Capaciteitsversterking gericht op verbeterde respons en weerbaarheid tegen extremisme vormt een belangrijk onderdeel van verschillende projecten die met steun van de Nederlandse ambassade worden uitgevoerd. Deze dragen bij aan de capaciteitsversterking van maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de rechten van religieuze minderheden. Enkele van de door Nederland ondersteunde maatschappelijke organisaties zullen ook een handboek opstellen als basis voor toekomstige trainingen en capaciteitsversterking.
Hoe gaat de Nederlandse ambassade in India om met de sterke toename van het aantal aanvallen op (bekeerde) christenen en moslims, en valse beschuldigingen van proselitisme in het kader van «anti-bekeringswetten»?
De ambassade monitort de situatie op het gebied van vrijheid van religie als onderdeel van de bredere inzet op het gebied van mensenrechten. Afgelopen jaar heeft in het kader van de Universal Periodic Review (UPR) van de MRR een bespreking van de mensenrechtensituatie in India plaatsgevonden. Nederland heeft hier actief aan bijgedragen en zorgpunten overgebracht, o.a. over de zgn. anti-bekeringswetten die in sommige deelstaten van kracht zijn. In dit verband kan ik u melden dat de regering van de deelstaat Karnataka heeft aangekondigd de bestaande anti-bekeringswetgeving te willen intrekken, hetgeen positief is.
De mensenrechtenambassadeur heeft tijdens haar bezoek aan India begin maart van dit jaar met vertegenwoordigers van de regering en de Nationale Mensenrechtencommissie onder meer gesproken over het belang van vrijheid van meningsuiting en media (online en offline), alsmede de rechten van minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. In Kolkata heeft ze een interreligieuze dialoog gevoerd met religieuze leiders van verschillende geloofsovertuigingen, waaronder ook christenen. Daarnaast heeft de speciaal gezant religie en levensovertuiging bij zowel de Indiase ambassadeur in Den Haag als de Indiase permanente vertegenwoordiger bij de VN in Genève aandacht gevraagd voor het belang van vrijheid van religie en levensovertuiging.
Welke mogelijkheden ziet u om de Nicaraguaanse overheid aan te spreken op de onrechtmatige arrestaties van geestelijk leiders en op andere maatregelen zoals het blokkeren van kerkelijke bankrekeningen, waardoor een groeiende groep arme Nicaraguanen broodnodige hulp wordt ontzegt?
In de VN-Mensenrechtenraad (MRR) wordt de zorgelijke mensenrechtensituatie in Nicaragua regelmatig besproken. Nederland spreekt hierbij ook zijn zorgen uit over de schending van mensenrechten, inclusief de vrijheden van vergadering, meningsuiting en religie. Ook in de afgelopen (53e) MRR van juni 2023 heeft Nederland actief bijgedragen en via de Europese Unie de Nicaraguaanse regering opgeroepen te stoppen met de vervolging van politieke dissidenten, mensenrechtenverdedigers, geestelijken, inheemse gemeenschappen en het maatschappelijk middenveld.
Nicaragua heeft in september 2022 de diplomatieke betrekkingen met het Koninkrijk der Nederlanden eenzijdig verbroken. Dit maakt een bilaterale dialoog met de Nicaraguaanse overheid op dit moment niet mogelijk.
Welke inspanningen heeft Nederland verricht als lid van een werkgroep specifiek gericht op het tegengaan van kindhuwelijken en gedwongen bekeringen? Welke mogelijkheden ziet u om nog verder te bevorderen dat deze kwetsbare groepen ook door lokale wetshandhavers gerespecteerd en beschermd worden?
Zoals opgenomen in de beleidsnotitie «Doen waar Nederland goed in is» zet het kabinet zich actief in voor het tegengaan van kind- en gedwongen huwelijken. Dit wordt zowel diplomatiek als programmatisch gedaan.
In dit kader verstrekt het kabinet financiering aan o.a. het UNICEF-UNFPA Global Program to End Child Marriage en de Break Free!-alliantie. Dit zijn programma's gericht op het uitbannen van kindhuwelijken. Beide programma's richten zich daarbij ook op (lokale) overheden, onder meer voor het effectief uitvoeren en handhaven van bestaand beleid en de totstandkoming van nieuwe wetgeving waar deze ontbreekt.
Nederland is penvoerder bij de tweejaarlijkse child, early and forced marriage resolutie in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties namens een cross-regionale werkgroep. Deze actieve Nederlandse betrokkenheid is een voorbeeld van de diplomatieke inzet. De resolutie die dit jaar is voorgelegd aan de Mensenrechtenraad is specifiek gericht op gedwongen huwelijken, waarbij ook stevige zorgen over gedwongen bekeringen opgenomen zijn. Deze resolutie is een belangrijk middel om VN-lidstaten bewust te maken van deze schadelijke praktijken en te bewegen actie te ondernemen om deze uit te bannen.
Kunt u ingaan op de bevinding in het rapport dat zich in het Westen een «cancelcultuur» ontwikkelt, met inbegrip van afgedwongen taalgebruik, waarbij er sprake is van verbale intimidatie van personen die om religieuze redenen afwijkende standpunten innemen, en waarbij het aantal juridische bedreigingen en verlies van kansen op werk toeneemt? Herkent u dit, en zo ja, wat doet Nederland om de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting in Nederland en in andere Europese landen voluit te beschermen en waarborgen? Zo nee, waarom herkent u dit niet?
Het rapport spreekt zorgen uit over wat beschreven wordt als de ontwikkeling van een «cancelcultuur» die, op termijn, zou kunnen leiden tot inperking van godsdienstvrijheid. Een dergelijke ontwikkeling zou vanzelfsprekend onwenselijk zijn. In Nederland is evenwel sprake van zowel vrijheid van meningsuiting als vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Deze twee mensenrechten zijn complementair aan elkaar en sluiten elkaar niet uit. Het innemen van een afwijkend standpunt is toegestaan, zolang dit standpunt niet oproept tot geweld of intimidatie tegen (andere) groepen in de samenleving of de universele rechten van andere mensen probeert in te perken. Het kabinet blijft zich ervoor inzetten om discriminatie op grond van religie tegen te gaan aan de hand van zowel een preventieve als strafrechtelijke aanpak.
Hoe duidt u de zaak van de voormalige Finse Minister van Binnenlandse Zaken Païvi Räsanen, waarbij is gebleken dat een onheldere definitie van «haatzaaien» zomaar kan leiden tot censuur, dat gewetensbezwaren en vrijheid van denken, ook op religieuze gronden, kan worden geschonden of ontkend, en waarbij ernstige twijfels zijn gerezen over de vraag of de vrijheid om religieuze opvattingen over gevoelige morele en culturele kwesties te uiten nog gewaarborgd is?
Nederland heeft vertrouwen in de Finse rechtsstaat. Het is niet aan Nederland zich te mengen in de rechtsgang van andere democratische landen. Meer in het algemeen geldt dat vrijheid van meningsuiting een van de pijlers is van een democratische rechtsorde en dat ook meningen die als schokkend of controversieel worden ervaren vallen onder de vrijheid van meningsuiting. Pas wanneer er sprake is van het aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een bepaalde bevolkingsgroep kan deze vrijheid worden beperkt. Dit zal telkens weer en per geval door een rechter moeten worden bekeken en worden gewogen. Het is juist deze test achteraf die voorkomt dat er sprake is van censuur.
Het bericht 'Israël maakt bouw van illegale nederzettingen een stuk gemakkelijker' |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Israël maakt bouw illegale nederzettingen een stuk gemakkelijker»1 in de Volkskrant?
Ja.
Wat is uw appreciatie van het feit dat de Israëlische regering de bouw van nederzettingen op de bezette Westelijke Jordaanoever aanzienlijk heeft versimpeld, waardoor nu vrijwel alle controle ligt bij de ultranationalistische Minister van Financiën, Bezalel Smotrich?
Het bouwen en uitbreiden van nederzettingen is in strijd met het internationaal recht en plaatst een toekomstige vreedzame oplossing verder op afstand. Het is daarom een zorgwekkende ontwikkeling dat met deze wijziging in het plannings- en goedkeuringsproces het initiëren, vestigen en uitbreiden van illegale nederzettingen makkelijker wordt.
Deelt u de zorg dat dit de bouw van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever aanzienlijk zal verstellen?
Ja.
Op welke manier bent u van plan om hier als Nederland actie op te nemen, om te voorkomen dat de ultranationalistische regering deze stappen zal doorzetten?
Nederland spreekt zich consequent uit tegen het Israëlische nederzettingenbeleid en blijft dit onverminderd doen. Op 22 juni jl. heb ik de wijziging veroordeeld en opgeroepen deze terug te draaien. Ook heeft Nederland zich in de Mensenrechtenraad op 20 juni jl. uitgesproken tegen deze wijziging van het nederzettingenbeleid.
Bent u nog steeds van mening dat er wordt toegewerkt naar een tweestatenoplossing door Israël? Zo ja, welke aanwijzingen ziet u die in die richting wijzen?
Nederland zet zich in voor een twee-statenoplossing met enerzijds een toekomstige onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat en anderzijds een veilig Israël. De grenzen van vóór 4 juni 1967 vormen daarbij het uitgangspunt. Dit beleid blijft onverminderd de inzet van dit kabinet.
Daarnaast blijft Nederland zich, samen met andere partners (o.a. de EU), inspannen voor omstandigheden waarin er voldoende onderling vertrouwen is om vredesbesprekingen te hervatten. Gezien de omstandigheden op de grond ligt een aanzienlijke verbetering van de situatie echter op korte termijn niet in de lijn der verwachting.
Bent u bereid om de ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse gebieden te agenderen voor de aankomende Raad Buitenlandse Zaken of de Europese Top? Ziet u mogelijkheden om de uitspraken van de Minister te bespreken in een Europees verband, en in te zetten op het vormen van gemeenschappelijke Europese reactie over de uitspraken?
Nederland en de EU spreken zich consequent uit tegen het Israëlische nederzettingenbeleid en blijven dit doen. Zo heeft de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) op 19 juni jl. in een verklaring zorgen gedeeld over de operatie in Jenin, opgeroepen tot het niet voortzetten van het bouwen van 4.000 geplande nederzettingen en gemaand tot de-escalatie. De Europees Hoge Vertegenwoordiger Josep Borrell heeft dit nogmaals gedaan in een verklaring op 23 juni jl. waarin hij namens de EU zorgen heeft geuit over de escalatie van geweld en het Israëlische nederzettingenbeleid.
Bent u van plan om contact op te nemen met Israëlische autoriteiten om het standpunt van de Nederlandse regering over de besluitvorming achter de illegale nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever en Jeruzalem, en de recente uitspraken van Minister Smotrich die in het artikel worden uitgelicht te uiten?
Ik heb namens het kabinet publiekelijk mijn zorgen geuit over deze ontwikkeling. Het Nederlandse standpunt is ook op meerdere niveaus bilateraal met de Israëlische autoriteiten gedeeld.
Bent u bereid om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de resultaten van het Nederlandse ontmoedigingsbeleid in deze kabinetsperiode waarin duidelijk wordt hoeveel bedrijven actief zijn gewezen op dit beleid, en wat daarvan de uitkomst was, en de uitkomsten van dit onderzoek te delen met de Kamer?
Nee, ik zie hier geen aanleiding toe. Nederlandse bedrijven worden, wanneer zij de overheid consulteren, geïnformeerd over het Nederlandse ontmoedigingsbeleid. Dit is reeds jaren staand beleid en het kabinet blijft dit doen.
De berichten 'China-led AIIB's communications chief quits, criticises bank's management' en 'Canada freezes ties with China-led AIIB, probes allegations of Communist domination' |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «China-led AIIB's communications chief quits, criticises bank's management» en «Canada freezes ties with China-led AIIB, probes allegations of Communist domination»?1, 2
Ja.
Bent u op de hoogte van het opschorten van alle activiteiten met de Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) door de Canadese Minister van Financiën, Christya Freeland, en haar oproep om het Canadese lidmaatschap bij de Bank te evalueren?
Ja.
Hoe apprecieert u het vertrek van het hoofd van de communicatie-afdeling van de bank en zijn verklaring dat de bank wordt gedomineerd door leden van de Chinese Communistische Partij en sommige bestuursleden enkel worden misbruikt als «useful idiots»?
De informatie die ons tot nu toe bekend is levert geen bewijs dat er sprake is geweest van heimelijke beïnvloeding door de Chinese Communistische Partij van de AIIB.
Naar aanleiding van de uitspraken van de voormalig DG Communicatie aangaande de AIIB heeft de bank een onderzoek uitgevoerd.3 De Raad van Bewindvoerders van de AIIB heeft hiertoe een duidelijk omschreven opdracht gegeven. Het onderzoek is uitgevoerd onder leiding van de General Counsel van de AIIB en vond plaats op basis van digitale archieven van de AIIB en meer dan 30 interviews onder het personeel van de AIIB en externe partijen.
Het onderzoek concludeert dat er geen bewijs is gevonden voor heimelijke beïnvloeding van besluiten genomen door de Raad van Gouverneurs, de Raad van Bewindvoerders en de President of in andere aspecten van de werking van de bank.
Het onderzoek heeft ook gekeken naar twee andere uitspraken van de voormalig DG, te weten dat er sprake zou zijn van een giftige werkcultuur en dat betrokkene moest vrezen voor zijn veiligheid. Het onderzoek komt tot de conclusie dat er, hoewel er zeker ruimte is voor verbeteringen, in den brede geen sprake is van een giftige werkcultuur.
Het rapport concludeert tevens dat er geen bewijs is gevonden voor veiligheidsrisico’s en het benadrukt daarbij dat AIIB-personeel immuniteit geniet voor werkzaamheden uitgevoerd namens de AIIB in zowel China, als in andere landen die aandeelhouder zijn van de AIIB, ook na beëindiging van het dienstverband.
Staat u in contact met Canada over deze ontstane situatie?
Ja. De voormalig DG heeft de Canadese nationaliteit. Naar aanleiding van de uitspraken voert Canada ook een onderzoek uit en heeft de activiteiten m.b.t. de AIIB momenteel bevroren. Tot op heden zijn er geen resultaten van dit onderzoek openbaar gemaakt.
Hoe beoordeelt u de zeer zorgelijke beschuldigingen aan de AIIB? En welke mogelijke stappen bent u van plan te ondernemen in reactie hierop?
Zoals in de beantwoording van vraag 3 is aangegeven is er op basis van de informatie die ons bekend is, geen bewijs dat er sprake is van heimelijke beïnvloeding door de Chinese Communistische Partij van de AIIB.
Wel zijn er uit het onderzoek een aantal verbeterpunten naar voren gekomen. Deze zien onder andere op i) governance, ii) de cultuur binnen de bank, iii) het klachtenmechanisme voor personeel en iv) HR-processen. Daartoe heeft het onderzoek aanbevelingen opgenomen in het rapport. Nederland zal zich inzetten voor een gedegen opvolging van deze aanbevelingen.
Bent u bekend met het Accountability Framework van de AIIB, waarmee de besluitvormingsstructuur van de bank de Chinese President van de bank een groot mandaat geeft om investeringsbesluiten te nemen? Hoe beoordeelt u deze structuur?
Ik ben bekend met het Accountability Framework van de AIIB.4 Onder het Accountability Framework is de besluitvorming ten aanzien van een deel van de projecten gedelegeerd aan de President van de AIIB. Daarbij geldt dat de Bewindvoerders te allen tijde de mogelijkheid hebben om projecten gedelegeerd aan de President in te roepen voor bespreking in een vergadering van de Raad van Bewindvoerders. Hiervoor is het verzoek van slechts één bewindvoerder voldoende. Bovendien geldt dat de informatievoorziening en termijn voor de Raad van Bewindvoerders voor de beoordeling van projecten onafhankelijk is van de wijze waarop wordt besloten over projecten (via delegatie of in een vergadering van de Raad van Bewindvoerders).
De AIIB is niet uniek in deze werkwijze. Andere ontwikkelingsbanken waar Nederland aandeelhouder van is hebben vergelijkbare structuren om projecten en financiering te delegeren aan de President of aan te nemen zonder bespreking.
Ziet u mogelijkheden om de transparantie van de besluitvorming te verbeteren, door bijvoorbeeld de Bank te vragen om de beslissingsbevoegdheid bij het bestuur te laten zoals bij andere multilaterale banken, (ADB en Wereldbank) gebruikelijk is?
Als aandeelhouder van de AIIB bekijkt Nederland doorlopend of verbeteringen mogelijk zijn binnen de bestuursstructuur en het functioneren van de bank. Zo vraagt Nederland bijvoorbeeld aandacht voor transparantie en het bevorderen van de diversiteit binnen de organisatie.5 Nederland zal in deze verdere inzet bij de AIIB ook de aanbevelingen meenemen die zijn gedefinieerd in het onderzoeksrapport.
Welke concrete maatregelen gaat u treffen om het toezicht op de AIIB vanuit het bestuur te verbeteren?
Zie antwoord vraag 7.
Welke mogelijkheden ziet u in den brede om verregaande beïnvloeding vanuit China in de multilaterale AIIB tegen te gaan, en welke rol ziet u specifiek voor Nederland?
Als waarborg tegen heimelijke beïnvloeding is in het oprichtingsverdrag opgenomen dat de loyaliteit van de werknemers ligt bij de AIIB en niet bij een andere autoriteit. Ook geniet AIIB-personeel immuniteit voor werkzaamheden uitgevoerd namens de AIIB in zowel China, als in andere landen die aandeelhouder zijn van de AIIB. Dat is ook het geval na de beëindiging van het dienstverband bij de AIIB. Nederland zal er op toe blijven zien dat in een multilaterale instelling als de AIIB iedere aandeelhouder voldoende en gepaste mogelijkheden heeft om de belangen te behartigen, met inachtneming van het individuele stemgewicht. Het kabinet acht ongewenste beïnvloeding bij multilaterale instellingen in den brede niet acceptabel.
Mogelijke spionage via Chinese röntgencamera’s voor de douane |
|
Attje Kuiken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «België verbiedt aankoop van Chinese röntgencamera’s voor de douane, Nederland (nog) niet»1 en herinnert u zich de antwoorden op de eerdere vragen over dit onderwerp van het lid Kuiken (PvdA)?2
Ja.
Bent u bekend met het arrest van 31 mei jongstleden, waarin de Belgische Raad van State bepaalde dat de Belgische overheid het Chinese bedrijf Nuctech mag uitsluiten van deelname aan een aanbestedingsprocedure voor de levering van scanners, omdat die een «veiligheidsrisico» zouden vormen? Heeft u enige reden om te denken dat deze uitspraak ook van toepassing zou kunnen zijn in Nederland om dit bedrijf uit te sluiten van een aanbestedingsprocedure?
Ik ben bekend met het arrest van de Belgische Raad van State en met het besluit van de Belgische autoriteiten. België heeft besloten om bij de aanschaf van nieuwe scanners twee leveranciers uit te nodigen, waartegen een leverancier in beroep is gegaan. De rechterlijke uitspraak stelt dat België dit heeft mogen doen, waarbij meegewogen is dat de scanners niet meer in een stand alone situatie zullen worden gebruikt maar zullen worden opgenomen in een meer omvattend netwerk. De aanschaf van nieuwe scanners ziet op de toekomst en tot die tijd blijft België de huidige scanners gebruiken.
De relevantie van deze uitspraak voor de Nederlandse Douane ziet op twee elementen, namelijk het proces rondom de aanschaf van scanners en de (technische) inrichting van de scanprocessen.
Op basis van de Aanbestedingswet 2012 is het niet mogelijk om een (in de Europese Unie gevestigde) leverancier, die wel aan de gestelde eisen en voorwaarden voldoet, uit te sluiten. Indien er sprake is van een gevaar voor de nationale veiligheid, dan kan een gedeelte van de Aanbestedingswet 2012 niet van toepassing zijn en mogen leveranciers rechtstreeks uitgenodigd worden. In het gedane onderzoek van TNO is gekeken naar de vraag welke risico’s er bestaan rond scan- en detectiesystemen. In het eerste deel van het onderzoek is aangegeven is dat de nationale veiligheid op dit moment niet in gevaar komt als de vertrouwelijkheid, integriteit of beschikbaarheid van scan- en detectieprocessen van de Douane worden aangetast.
Bij de aanschaf en implementatie van gevoelige apparatuur dient rekening gehouden te worden met zowel eventuele risico’s in relatie tot de leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld waar het gaat om toegang tot systemen door derden. Ter ondersteuning hiervan is eind 2018 instrumentarium ontwikkeld (quick scan nationale veiligheid) dat organisaties bij inkoop en aanbesteding van diensten en producten handvatten biedt bij het maken van een risicoanalyse en het nemen van mitigerende maatregelen. De Douane past dit instrumentarium in het kader van alle aanbestedingen sinds 2021 toe. Bij de aanbesteding van scanapparatuur wordt, naar aanleiding van het gedane (vertrouwelijke) onderzoek naar de informatiebeveiliging, door de Douane meer gedetailleerde en minder vrijblijvende eisen geformuleerd ten aanzien van de (informatie)beveiliging van de scanapparatuur dan voorheen.
Om scanleveranciers te interesseren tot het doen van een deelname aan onze aanbestedingen wil de Douane samen met andere Europese Douane-organisaties optrekken, waaronder bijvoorbeeld de Belgische Douane.
Vindt u het van belang om in dit soort kwesties gelijk op te trekken met Europese partners? Zo ja, hoe rijmt u dan het gevoerde beleid met de uitspraak van de Raad van State in België?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de leveranciersrelatie tussen Nederland en Nuctech te heroverwegen, mede in het licht van de waarschuwing in het Jaarverslag 2022 van de AIVD omtrent de belangen van China bij economische spionageactiviteiten en de oproep van de VS en Canada om in dit verband geen Nuctech apparatuur te gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Allereerst verwijs ik naar het antwoord op de 2 en 3. Met uw Kamer zie ik de risico’s en dreigingen die uit kunnen gaan van landen met een offensief cyberprogramma en onderschrijf ik het belang om scanprocessen veilig in te richten. Tevens is het gebruik van kwalitatief goede scanapparatuur door de Douane van essentieel belang voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Vanwege deze redenen zijn de eerdere onderzoeken gedaan. Het vraagstuk van economische (on)afhankelijkheid staat kabinetsbreed hoog op de agenda. Om hieraan invulling te geven treed ik met de Minister van Economische Zaken in overleg om mogelijkheden te verkennen de afhankelijkheid van een enkele leverancier verder te verminderen.
Ten tweede treedt de Douane met in achtneming van de kaders van de Aanbestedingswet 2012, nog gerichter in overleg met scanleveranciers om hen te interesseren tot het doen van een deelname aan onze aanbestedingen.
Ten derde wil de Douane hierin optrekken met andere Europese Douane-organisaties, waaronder bijvoorbeeld de Belgische Douane. Dit moet ertoe leiden dat de scanleveranciers een kwalitatief hoger aanbod doen, zodat op kwaliteitsaspecten een groter aanbod (van inschrijvingen) wordt ingediend.
In hoeverre speelt de veiligheidscomponent een rol bij een aanbestedingsprocedure voor apparatuur die mogelijke andere gevoelige gegevens kan registreren? Bent u van mening dat dit voldoende gebeurt?
Nationale veiligheidsoverwegingen worden meegewogen bij de inkoop en aanbesteding van producten en diensten. Bij de aanschaf en implementatie van apparatuur wordt rekening gehouden met zowel eventuele risico’s in relatie tot de leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld waar het gaat om toegang tot systemen door derden.
Een belangrijk middel ter ondersteuning hiervan is het in 2018 ontwikkelde instrumentarium om nationale veiligheidsrisico’s bij inkoopopdrachten en aanbestedingen te identificeren en mitigeren. Dit instrumentarium biedt organisaties onder andere handvatten om per casus een risicoanalyse te maken en mitigerende maatregelen te bepalen. De Douane past dit instrumentarium sinds 2021 toe in het kader van alle aanbestedingen.
Daarnaast besteedt de Douane structureel aandacht, onafhankelijk van welke leverancier apparatuur levert, aan de bescherming en beveiliging van gegevens.
Deelt u de mening dat het beleid rondom strategisch kwetsbare processen/infrastructuur meer ad hoc lijkt te gebeuren in plaats van dat dit getoetst wordt op basis van een duidelijk strategisch autonomiekader? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel die mening niet. De bescherming van de vitale infrastructuur is al langere tijd onderdeel van het kabinetsbeleid. Het dreigingslandschap verandert als gevolg van actuele ontwikkelingen en wordt veelzijdiger. In de Kamerbrief over de Aanpak vitaal heeft het kabinet u geschetst op welke manier er structureel wordt gewerkt aan een aanpak ter bescherming van de vitale infrastructuur.3 Onder andere door versterking van de wet- en regelgeving en het actualiseren en toekomstbestendiger maken van, het huidige beleidsinstrumentarium. Veilig inkopen van producten en aandacht voor risicovolle strategische afhankelijkheden, sector-overstijgende risico’s en cascade-effecten is hier nadrukkelijk onderdeel van. Daarnaast vormt het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden binnen de vitale infrastructuur ook onderdeel van de Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden4. Het bredere nationale beleid ten aanzien van economische veiligheid is uiteengezet in de Kamerbrief Aanpak Statelijke Dreigingen5.
Daarnaast werkt het kabinet actief mee aan Europese trajecten over het vormgeven van Europese open strategische autonomie en economische veiligheid. Dit eerste begrip voorziet in een EU die niet met economische middelen onder druk kan worden gezet (zie kamerbrief van 8 november 2022), het tweede aspect wordt uitgewerkt in de recent uitgekomen EU mededeling over Economische Veiligheid. Deze mededeling wordt nog nader geapprecieerd in het kader van het reguliere BNC traject.
Aanvullend hierop werkt het kabinet tevens aan het ontwikkelen van beveiligingseisen ten aanzien van haar leveranciers. Hiertoe wordt een regeling opgezet voor aanbestedingen van de rijksoverheid en de Nationale Politie die de nationale veiligheid raken: de ABRO (Algemene beveiligingseisen rijksoverheid Opdrachten). Voor een toelichting over de opzet van de ABRO verwijs ik naar een eerdere brief aan uw Kamer.6
De eenzijdige agenda van de VN-onderzoekscommissie (COI) inzake Israël en de Palestijnse gebieden |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Herinnert u zich de Nederlandse kritiek op verschillende aspecten van het mandaat van de United Nations Human Rights Council (UNHRC) Commission of Inquiry (COI) inzake Israël en de Palestijnse gebieden?1
Ja.
Bent u nog steeds van mening dat het mandaat van de commissie te breed is geformuleerd, en dat het onwenselijk is dat de commissie voor onbepaalde tijd is ingesteld? Zo ja, wat doet Nederland om het mandaat en de termijn te wijzigen, en wat betekent uw kritiek concreet voor de Nederlandse houding ten aanzien van de COI en haar bevindingen?
Het kabinet is van mening dat het mandaat van de Commission of Inquiry (CoI) te breed is geformuleerd en dat het onwenselijk is dat de commissie voor onbepaalde tijd is ingesteld. Dit heeft Nederland meermaals door middel van verschillende verklaringen benadrukt. Ook bij deze zitting van de VN-Mensenrechtenraad heeft Nederland via een nationale verklaring deze bezwaren kenbaar gemaakt en opgeroepen tot periodieke herziening van het mandaat van de CoI. Tevens is hierbij bezwaar gemaakt tegen de disproportionele aandacht voor Israël, conform motie van der Staaij (34 755, nr. 44). Dit laat onverlet dat Nederland de bevindingen van CoI zorgvuldig en op inhoudelijke merites beoordeelt. Dit past ook bij het belang dat het kabinet eraan hecht dat besluiten van de VN-Mensenrechtenraad, nadat deze zijn aangenomen, worden gerespecteerd.
Is Nederland door de Verenigde Staten gevraagd om opnieuw een kritisch statement over de COI mee te tekenen? Zo ja, is Nederland bereid dit te doen, net als in 2022? Zo nee, waarom niet?
De Verenigde Staten hebben net als vorig jaar een statement over de CoI opgesteld en gevraagd aan VN lidstaten om deze te steunen. Het kabinet deelt een aantal zorgen over de CoI met de Verenigde Staten, conform motie Van der Staaij (34 755, nr. 44). Desalniettemin heeft het kabinet dit jaar gekozen voor een nationale verklaring, omdat daarmee tevens kon worden opgeroepen tot een reguliere herziening van het mandaat, en gereageerd kon worden op recente zorgwekkende ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse gebieden. Daarnaast worden ook in de EU verklaring, op onder meer Nederlands verzoek, zorgen geuit over het brede karakter van het CoI mandaat.
Wat heeft Nederland in het achterliggende jaar gedaan tegen de disproportionele aandacht voor Israël in uiteenlopende Verenigde Naties (VN)-gremia?
De Nederlandse inzet ten aanzien van de resoluties over Israël en de Palestijnse Gebieden in VN-gremia is gericht op het verbeteren van resoluties door disproportionele aandacht voor Israël tegen te gaan, conform motie van der Staaij (34 755, nr. 44). Vanuit dit uitgangspunt spant Nederland zich in EU-verband in voor gebalanceerde en feitelijke resolutieteksten en het verminderen van het aantal resoluties en rapportageverplichtingen. De Kamer is geïnformeerd over de Nederlandse inzet in dit kader tijdens de 77e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties per Kamerbrief.2 Een ander voorbeeld waar het kabinet zich heeft ingezet om disproportionele aandacht voor Israël tegen te gaan is in de World Health Assembly. De Kamer is ook hierover geïnformeerd per Kamerbrief.3
Wat heeft Nederland in het achterliggende jaar gedaan tegen de disproportionele aandacht voor Israël in specifiek de VN-Mensenrechtenraad, om zo bij te dragen aan het vertrouwen van staten in het functioneren van de VN-Mensenrechtenraad als een gezaghebbend forum waar mensenrechtenschendingen aan de kaak kunnen worden gesteld?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 4 spant Nederland zich in voor gebalanceerde en feitelijke resolutieteksten en het verminderen van het aantal resoluties en rapportageverplichtingen. Dit sluit aan bij de inzet om resoluties onder agenda item 7 («concerning Human rights situation in Palestine and other occupied Arab territories») te beperken. Item 7 is als enig, vast agendapunt in zijn geheel gewijd aan een specifieke landensituatie en daarmee exemplarisch voor disproportionele aandacht voor Israël. Het behoud van een zo groot mogelijke EU-eenheid is hierbij van belang, mede met het doel om de Palestijnen ertoe te bewegen teksten te verbeteren in lijn met EU beleid. Dit heeft Nederland uitgedragen in de onderhandelingen tussen de EU en de Palestijnse delegatie en laten zien in stemgedrag tijdens de lidmaatschapsperiode 2020–2022. Zie tevens antwoord op vraag 4.
Wilt u bij het verschijnen van het volgende COI-rapport ingaan op de vraag hoe objectief, zorgvuldig en accuraat de bevindingen daarin zijn, en de Kamer hierover nader informeren?
Het rapport van de CoI kaart zorgwekkende ontwikkelingen aan in de Palestijnse Gebieden en Israël. In het rapport, dat dit jaar is gewijd aan de afnemende ruimte voor het maatschappelijk middenveld, wordt naar alle betrokken partijen gekeken. Het kabinet is van mening dat de CoI een gedegen rapport heeft opgesteld, waarbij een gefundeerde methodologie is gehanteerd.
De Zuid-Afrikaanse plannen om de wet aan te passen zodat zij Poetin niet hoeven uit te leveren |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «South Africa plans law change over Putin ICC arrest warrant» van de BBC van 30 mei 2023?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat in 2015 de Soedanese president Omar al-Bashir op bezoek was in Zuid-Afrika, niet werd gearresteerd en dat er geen consequentie volgde op deze beslissing?
Ja.
Verwacht u dat Poetin wordt gearresteerd als hij komende zomer in Zuid-Afrika deelneemt aan de BRICS-meeting?
Uit openbare bronnen is bekend dat er in Zuid-Afrika nog veel discussie is over de vraag hoe Zuid-Afrika om zou kunnen en moeten gaan met deze kwestie en er circuleren verschillende scenario’s. President Ramaphosa heeft een adviescommissie benoemd die de verschillende juridische (on)mogelijkheden in kaart zal brengen met betrekking tot de immuniteit van een staatshoofd van een staat die geen partij is bij het Statuut van Rome. Het kabinet vindt het niet gepast om vooruit te lopen op het mogelijke toekomstige handelen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten.
Wat verwacht u van het effect op de geloofwaardigheid van het Internationaal Strafhof (ICC) en het multilaterale systeem in het algemeen wanneer de Zuid-Afrikaanse regering besluit het arrestatiebevel te negeren?
Zoals bij het antwoord op vraag 3 is aangegeven, vindt het kabinet het niet gepast om vooruit te lopen op het mogelijke toekomstige handelen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten. Dat geldt temeer voor de te verwachten effecten van dat handelen, omdat het voor het moment ook niet bekend is op welke gronden Zuid-Afrika wel of geen gevolg zal geven aan het verzoek van het Internationaal Strafhof om president Poetin te arresteren en over te leveren.
Hoe kunnen we volgens u, als gastland van het Internationaal Strafhof, de geloofwaardigheid in het Internationaal Strafhof het beste beschermen en herstellen?
Als gastland draagt Nederland er zorg voor dat het Internationaal Strafhof in Nederland veilig, onafhankelijk en naar behoren zijn mandaat kan uitvoeren. Om dat te bewerkstelligen, faciliteert Nederland het werk van het Internationaal Strafhof zonder zich daar inhoudelijk in te mengen. Daarnaast is het Koninkrijk der Nederlanden ook één van de 123 partijen bij het Statuut van Rome. Ook in die hoedanigheid zal het kabinet het Internationaal Strafhof blijven steunen in de internationale strijd tegen straffeloosheid, onder meer door in het kader van de Assembly of States Parties van het Internationaal Strafhof alle partijen te blijven oproepen om de verplichtingen onder het Statuut van Rome na te komen en door in het kader van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in bilaterale contacten het belang van samenwerking met het Internationaal Strafhof te blijven benadrukken. In het kader van deAssembly of States Parties zet het kabinet daarnaast ook actief in op regio-overstijgende samenwerking bij het beschermen van het Strafhof, zijn functionarissen en zijn medewerkers en bij het steunen van de verdragspartijen die hun verplichtingen onder het Statuut nakomen.
Eén van de kritiekpunten op het Internationaal Strafhof is dat de VN Veiligheidsraad een zaak naar het Internationaal Strafhof mag doorverwijzen terwijl de meerderheid in de Verenigde Naties (VN) Veiligheidsraad (China, Rusland en de Verenigde Staten (VS)) het Internationaal Strafhof niet erkent, wat vindt u van deze kritiek?
Vooropgesteld staat dat het kabinet het betreurt dat drie van de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad geen partij zijn bij het Statuut van Rome. De VN-Veiligheidsraad beschikt op grond van hoofdstuk VII van het VN-Handvest over bijzondere bevoegdheden ten aanzien van de handhaving en het herstel van de internationale vrede en veiligheid. Op grond van deze bevoegdheden heeft de VN-Veiligheidsraad in de jaren ’90 onder meer de ad hoc-tribunalen voor het voormalige Joegoslavië en Rwanda opgericht. In het verlengde daarvan is in artikel 13, onder b, van het Statuut van Rome kort gezegd bepaald dat de VN-Veiligheidsraad de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof kan uitbreiden door een situatie bij de Aanklager van het Internationaal Strafhof aan te geven. Aangezien het Internationaal Strafhof onafhankelijk is, is het Internationaal Strafhof na een dergelijke aangifte door de VN-Veiligheidsraad bevoegd – maar niet verplicht – om een onderzoek te openen. In het Statuut van Rome wordt op deze manier rekening gehouden met de reeds bestaande bevoegdheden van de VN-Veiligheidsraad, die door het VN-Handvest zijn toegekend. Het VN-Handvest heeft de uitoefening van deze bevoegdheden niet afhankelijk gemaakt van het feit of de afzonderlijke (permanente) leden van de VN-Veiligheidsraad partij zijn bij het Statuut van Rome of niet.
Bent u bekend met het artikel «Pentagon withholding evidence in Russia war crimes case: Senators» van Al Jazeera van 11 mei 2023?
Ja.
Wat vindt u ervan dat de Amerikaanse Minister van defensie weigert belangrijke informatie over Russische oorlogsmisdaden in Oekraïne te delen met de onderzoekers van het Internationaal Strafhof met als argument dat steun aan het Internationaal Strafhof de deur zou kunnen openen voor vervolging van Amerikaanse militairen of politieke leiders?
De Verenigde Staten is geen partij bij het Statuut van Rome en heeft zich niet gecommitteerd om samen te werken met het Internationaal Strafhof. Het kabinet roept echter alle staten op om waar mogelijk potentieel bewijsmateriaal ten aanzien van de internationale misdrijven die in Oekraïne zijn en worden gepleegd met het Internationaal Strafhof te delen, ongeacht of zij partij zijn bij het Statuut van Rome of niet. Het kabinet is in dat licht verheugd over het feit dat de Amerikaanse Ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken dat reeds doen en dat het Congres het Ministerie van Defensie heeft opgeroepen om dat ook te doen.
Het kabinet respecteert tegelijkertijd de onafhankelijkheid van het Internationaal Strafhof en mengt zich daarom niet in het vervolgingsbeleid van de Aanklager van het Internationaal Strafhof. Om die reden onthoudt het kabinet zich ook van uitspraken over de mogelijke gevolgen die het delen van potentieel bewijsmateriaal ten aanzien van het onderzoek naar de situatie in Oekraïne zou kunnen hebben voor de vervolgingsbeslissingen van de Aanklager van het Internationaal Strafhof ten aanzien van andere situaties.
Bent u bekend met het artikel «Why Isn’t the Pentagon Helping the International Court Prosecute Putin?» van Defense One van 23 mei 2023 en bent u het met deze gepensioneerde Amerikaanse generaals eens dat toetreding tot het Internationaal Strafhof de Amerikaanse oproep tot gerechtigheid veel geloofwaardiger en krachtiger zou maken?
Ja.
Hoe gaat u zich ervoor inzetten om de VS deelnemer te maken van de ICC nu er een momentum is waarin zowel Democratische als Republikeinse senatoren zich uitspreken voor een actievere rol van de VS in het ICC?
Het beleid van de Assembly of States Parties van het Internationaal Strafhof is gericht op het bereiken van de situatie waarin uiteindelijk alle staten partij zijn bij het Statuut van Rome. Het Koninkrijk der Nederlanden en Zuid-Korea spelen bij de uitvoering van dat beleid een bijzondere rol, omdat zij in het kader van de Assembly of States Parties zijn aangewezen als de «co-focal points»voor het bevorderen van de universaliteit van het Statuut van Rome. De regering laat daarom geen gelegenheid onbenut om in nauwe samenwerking met in het bijzonder Zuid-Korea, het Internationaal Strafhof, de EU en verschillende NGO’s, het belang van de ratificatie van – of de toetreding tot – het Statuut van Rome uit te dragen. Dit gebeurt onder meer tijdens speciaal georganiseerde bijeenkomsten, tijdens side eventsbij de Assembly of States Parties, tijdens toespraken in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in het kader van bilaterale gesprekken. Bij veel van deze bijeenkomsten zijn ook vertegenwoordigers van de Verenigde Staten aanwezig en ook in bilaterale gesprekken met de Verenigde Staten wordt de ratificatie van het Statuut van Rome zowel door het Koninkrijk als door andere partijen bij het Statuut van Rome met enige regelmaat aangesneden. De positie van de Verenigde Staten ten aanzien van de mogelijke ratificatie van het Statuut van Rome is echter al jarenlang uitgekristalliseerd en bij alle partijen bekend. Het kabinet verwacht dan ook niet dat deze positie op korte termijn zal veranderen.
De Bilderbergconferentie in Lissabon |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is het correct dat de premier en Minister van Financiën aanwezig waren bij de Bilderbergconferentie 2023 in Lissabon?1
Ja.
Waren er wellicht ook andere leden van de regering aanwezig bij de Bilderbergconferentie 2023 in Lissabon?
Nee.
Kan de Kamer de uitnodiging gestuurd aan de premier en Minister van Financiën voor deze Bilderbergconferentie ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Deze uitnodigingen zullen, net als gebruikelijk met diplomatieke correspondentie met andere staten of internationale organisaties, niet openbaar worden gemaakt.
Is het correct dat de leden van het kabinet door de organisatoren van deze conferentie op «individuele titel», dus niet in hun hoedanigheid als lid van kabinet of regering, worden uitgenodigd?2
De uitnodiging voor de conferentie is mij toegezonden als Minister-President. Dit geldt ook voor de uitnodiging aan het adres van de Minister van Financiën. De reis- en verblijfskosten zijn voor Rijksrekening. Deze kosten vormen onderdeel van de regeling «Openbaarmaking Bestuurskosten» en worden altijd openbaar gemaakt.
Namen de premier en Minister van Financiën ook op individuele titel, dus niet in hun hoedanigheid van Minister, deel aan de Bilderbergconferentie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Indien de premier en Minister van Financiën op individuele titel deelnemen aan de Bilderbergconferentie waarom werden3 (en worden?) de reis- en verblijfskosten van de(ze) conferentie dan betaald door de belastingbetaler?
Zie antwoord vraag 4.
Indien de premier en Minister van Financiën namens de Nederlandse regering deelnemen aan de Bilderbergconferentie kan de Kamer dan een samenvatting ontvangen van de standpunten die door deze twee Ministers namens Nederland zijn ingebracht tijdens deze conferentie? Zo nee, waarom niet?
De Bilderberg Conferentie biedt de gelegenheid om in een meer informele setting een dialoog te voeren over belangrijke actuele, geopolitieke, maatschappelijke en economische thema’s, samen met vertegenwoordigers uit onder meer de politiek, de wetenschap, journalistiek en het bedrijfsleven. De besprekingen tijdens de conferentie worden gevoerd onder de zogeheten «Chatham House Rules» om zo een open uitwisseling van ideeën en meningen te bevorderen. Voor een verdere verslaglegging verwijs ik graag naar de website van de Bilderbergconferentie.
Het bericht 'Saudische universiteit betaalde Nederlandse wetenschappers voor prestige' |
|
Harm Beertema (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Saudische universiteit betaalde Nederlandse wetenschappers voor prestige»?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat het internationale prestige van Saudi-Arabië zeer slecht is door de sharia-wetgeving op basis waarvan vrouwen institutioneel onderdrukt worden, zelfs geen bezittingen mogen hebben, er geen vrijheid van meningsuiting is, er tientallen onthoofdingen en verminkingen plaatsvinden, er nog veel meer gruwelijke mensenrechtenschendingen systematisch en geïnstitutionaliseerd plaatsvinden, kortom dat Saudi-Arabië een barbaars land is? En begrijpt u dat Saudi-Arabië door ondermeer de reputatie van de eigen universiteiten op oneigenlijke wijze op te krikken haar internationale prestige tracht te verbeteren?
Een kritische dialoog over mensenrechten is altijd onderdeel van het gesprek met Saoedi-Arabië. Nederland onderhoudt als enige land, naast de EU, een structurele mensenrechtendialoog met dit land. Deze dialoog biedt de gelegenheid om zorgen te uiten over ontwikkelingen in Saoedi-Arabië op het gebied van mensenrechten, zoals de uitvoering van de doodstraf. Dat gesprek vindt voortdurend plaats, bijvoorbeeld eerder deze maand toen de president van de Saoedische mensenrechtencommissie een bezoek bracht aan Nederland evenals tijdens het bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken in april jl. waarbij hij onder meer heeft gesproken met de president van de Saoedische mensenrechtencommissie.
De totstandkoming van constructies waarbij Nederlandse wetenschappers de King Saud Universiteit (KSU) in Riyad ten onrechte te vermelden als hun eerste werkgever acht ik zorgelijk. Het is mij niet bekend in hoeverre Saudi-Arabië met dit soort constructies probeert haar internationale prestige te verbeteren.
Deelt u de mening dat het dus volstrekt ongewenst is dat een Saudische universiteit Nederlandse wetenschappers als het ware koopt om het aanzien van het islamitische Saudische regime internationaal te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het in alle gevallen zeer kwalijk als wetenschappers in Nederland aan constructies meewerken waarbij ze ten onrechte een buitenlandse universiteit vermelden als hun eerste werkgever, zoals hier gebeurd lijkt te zijn. Allereerst doen ze de Nederlandse universiteiten, die hun echte werkgever zijn, hiermee tekort. Wetenschappers kunnen topprestaties leveren mede dankzij de financiering en steun van Nederlandse universiteiten. Ten tweede ondermijnen ze op deze manier het vertrouwen in de wetenschap.
Deelt u de zorgen dat wetenschappelijke publicaties blijkbaar te koop zijn voor islamitische landen waar mensenrechten op geen enkele manier worden nageleefd? Zo nee, waarom niet?
Het is in alle gevallen zorgelijk als wetenschappers de wetenschappelijke integriteit schenden, ongeacht de context van de daardoor begunstigde partij.
Als u de zorg en verontwaardiging deelt, wat bent u van plan te doen om dit soort verbintenissen tussen Saudi-Arabië en Nederlandse wetenschappers in de toekomst te voorkomen?
Dit soort gevallen onderstreept opnieuw het belang van transparantie van universiteiten en wetenschappers als het gaat om hun financiering en de belangen van hun financiers. Daarvoor hebben universiteiten verschillende acties in gang gezet. Ik verwijs uw Kamer in dit verband naar de Kamerbrief over transparante financiering.2 Daarnaast laat dit soort voorbeelden zien dat rankings kwetsbaar zijn als het gaat om de vraag in hoeverre zij een goed beeld geven van de kwaliteit van universiteiten en onderzoekers. Deze kwetsbaarheid onderstreept voor mij het belang van de internationale beweging van het breder erkennen en waarderen van onderzoekers, niet alleen op basis van rankings. Verder heb ik de KNAW, UNL, VH, NWO, NFU en TO2-Federatie gevraagd de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI) te evalueren. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd dat ik de uitkomsten hiervan eind dit jaar verwacht. Op basis van de laatste informatie hierover verwacht ik dat ik uw Kamer voor de zomer van 2024 hierover kan informeren. Aan de hand daarvan zal ik beoordelen of er nog verdere stappen nodig zijn wat betreft beleid op dit terrein.
Deelt u de mening dat de Nederlandse wetenschappers die wel akkoord zijn gegaan met het aannemen van het Saudische bloedgeld net zoals in Spanje geschorst zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
De universiteiten zijn in dit soort situaties aan zet. Zij zijn namelijk de werkgever van de onderzoekers. Ik vind dat Nederlandse universiteiten in hun rol als werkgever van de onderzoekers scherp moeten zijn op dit soort acties van hun onderzoekers. Allereerst doen onderzoekers in voorkomende gevallen de Nederlandse universiteiten, die hun echte werkgever zijn, hiermee tekort. Ten tweede ondermijnen ze op deze manier het vertrouwen in de wetenschap. Het is aan de universiteiten om in hun hoedanigheid als werkgever te bepalen wat in voorkomende gevallen een gepaste sanctie is. Ik ben ervan op de hoogte dat Wageningen UR hoogleraar levensmiddelentechnologieën Vincenzo Fogliano per direct voor twee jaar uit zijn leerstoelgroep heeft gezet. Ik vertrouw erop dat deze sanctie het resultaat is van een weloverwogen besluit.
Het bericht 'OESO tikt Just Eat Takeaway op de vingers om tegenwerking vakbondsvorming' |
|
Joris Thijssen (PvdA), Tom van der Lee (GL) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het berichtOESO tikt Just Eat Takeaway op de vingers om tegenwerking vakbondsvormingvan NRC1 en de uitspraak van het Nationaal Contactpunt OESO-richtlijnen (NCP)?2
Ja.
Wat zouden volgens u logische vervolgstappen zijn van Just Eat Takeaway naar aanleiding van de conclusies van het NCP onderzoek?
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen toepassen. Dit wordt dus ook van Just Eat Takeaway verwacht. Vervolgstappen dienen bij voorkeur aan te sluiten op de aanbevelingen die het NCP in zijn eindverklaring aan het bedrijf doet.3
Hoe beoordeelt u het feit dat hoewel het NCP concludeert dat het Nederlandse bedrijf Just Eat Takeaway vakbondsrechten schendt en de OESO-richtlijnen niet naleeft, het bedrijf zegt de uitspraak van het NCP naast zich neer te leggen?
Hoewel het kabinet verwacht dat bedrijven de OESO-richtlijnen toepassen, vormen deze richtlijnen een vrijwillig normenkader. Naleving is niet juridisch afdwingbaar. Het NCP is een niet-juridisch klachtenmechanisme. Medewerking door een bedrijf aan de behandeling van een melding gebeurt op vrijwillige basis. maar is niet vrijblijvend. De overheid verbindt hier wel consequenties aan, zie het antwoord op vraag 6 en 7.
Vindt u dat Nederlandse bedrijven die opereren in het buitenland zich aan de OESO-richtlijnen dienen te houden wat betreft vakbondsrechten? Zo ja, wat doet u er nu aan om ervoor te zorgen dat bedrijven zoals Just Eat Takeaway zich hieraan houden?
Nederland onderschrijft de OESO-richtlijnen. Het kabinet verwacht dat bedrijven de OESO-richtlijnen toepassen en stimuleert bedrijven om dit te doen door middel van zijn IMVO-beleid. Dit beleid is vastgelegd in de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten»4 en bestaat uit een mix van elkaar versterkende maatregelen die verplichten, voorwaarden stellen, verleiden, vergemakkelijken en voorlichten (het zogenaamde 5V-model). Kernelement van de doordachte mix is een brede due diligence verplichting. Daarom wordt ingezet op IMVO-wetgeving binnen de EU en voert het kabinet nationale IMVO-wetgeving in die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie van mogelijke EU-regelgeving. Binnen de mix van maatregelen heeft ook sectorale samenwerking een prominente plaats. De overheid blijft sectorale samenwerking tussen het bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld ondersteunen. Samen kunnen zij meer invloed aanwenden in het voorkomen en aanpakken van risico’s voor mens en milieu.
Heeft u reeds contact opgenomen met het Amsterdamse hoofdkantoor van Just Eat Takeaway? Zo nee – bent u voornemens dit te doen? Zo nee – waarom niet?
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft hierover (ambtelijk) een gesprek geïnitieerd met Just Eat Takeaway. Mijn ambtenaren zijn hierbij eveneens vertegenwoordigd.
Welke consequenties verbindt de overheid aan het negeren van de NCP-uitspraak?
Om te kunnen deelnemen aan handelsmissies en/ of gebruik te maken van andere BHOS-handelsinstrumenten worden bedrijven getoetst aan de hand van een IMVO-toetsingskader. Het uitgangspunt bij de toepassing van de IMVO-eisen is dat deze gericht zijn op verbetering en proportioneel worden toegepast naar gelang de omvang van het bedrijf en de aard van het de ondersteuning waarop een beroep wordt gedaan. Naleving van de OESO-richtlijnen is een voorwaarde voor het verkrijgen van subsidies en (financiële) overheidsondersteuning bij internationale handels- en investeringsactiviteiten (inclusief deelname aan handelsmissies). In alle gevallen geldt: als blijkt dat een bedrijf zich niet aan de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen houdt of een verbetertraject onvoldoende uitvoert, dan kan dit tot gevolg hebben dat ondersteuning wordt onthouden, beëindigd, en/of teruggevorderd.
Daarnaast zet het Rijk ook Rijksinkoop in als instrument om de naleving van de OESO-richtlijnen door bedrijven te bevorderen. Onderdeel van de rijksinkoopstrategie Inkopen met Impact is dat in alle contracten (boven een drempelwaarde) binnen acht risicovolle rijksinkoopcategorieën het beleidskader voor Internationale Sociale Voorwaarden (ISV) van toepassing is. Dat betekent dat voor bedrijven die aan het rijk leveren in een van deze risicocategorieën een contractuele verplichting geldt om de IMVO-kaders toe te passen gedurende de uitvoering van het contract.
De aanbestedingsregelgeving biedt ook ruimte om op andere manieren te sturen op de naleving van internationale normen op het gebied van milieu en mensenrechten. Zo geldt een verplichte uitsluitingsgrond bij een onherroepelijke gerechtelijke veroordeling voor kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel en is er een aantal facultatieve uitsluitingsgronden op gebied van mensenrechten en milieu die de mogelijkheid bieden om bij een zwaar vermoeden van mensenrechten- en of milieunormenschendingen bepaalde bedrijven uit te sluiten van deelname aan een aanbesteding. Een NCP-uitspraak is geen verplichte uitsluitingsgrond voor aanbestedingen, maar kan wel een rol spelen in de monitoring van het toepassen door de leverancier van de IMVO-kaders.
Heeft een NCP-uitspraak dat een bedrijf de OESO-richtlijnen niet naleeft of niet wil meewerken aan een klacht, consequenties voor overheidssteun, rijksinkopen, deelname aan handelsmissies en exportkredietverzekeringen? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe ziet de overheid toe op remedie voor slachtoffers, ook in de geest van het Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten – derde pijler?
Nederland heeft zich in VN-verband gecommitteerd aan de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Dit kader zet de principes uiteen voor staten en bedrijven om zich in te spannen voor mensenrechten en bedrijfsleven. Voor de implementatie van de UNGP’s stelde Nederland in 2014 voor het eerst een Nationaal Actieplan (NAP) op. In 2022 is het herziene NAP gepubliceerd (Kamerstuk 32 735, nr 344). Pijler 3, «het bieden van effectieve remedie» voor slachtoffers, is in dit herziene NAP concreter uitgewerkt, met aandacht voor verschillende vormen van toegang tot remedie en het verband daartussen. Zo zet de Nederlandse overheid in op:
Bovendien heeft Nederland tijdens de EU-onderhandelingen van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) met succes ingezet op het opnemen van alle zes stappen uit OESO-richtlijnen in wetgeving, waaronder het verstevigen van klachten- en geschillenmechanismen.
Welke wegen kunnen de Israëlische fietskoeriers die zich proberen te verenigen bewandelen om alsnog tot een constructieve, effectieve sociale dialoog te komen? Hoe gaat u daar actief in ondersteunen?
Israël is een land met een grote vakbondstraditie. De NCP uitspraak is een belangrijke steun in de rug voor hen in hun onderhandelingen met de betrokken werkgevers. De fietskoeriers hebben binnen Israël voldoende mogelijkheden om voor hun rechten op te komen, hier is geen rol voor Nederland weggelegd.
Overigens zijn in de aangepaste OESO-richtlijnen, die naar verwacht in juni worden vastgesteld, de arbeidsrisico’s voorkomend uit de platformeconomie, waar fietskoeriers deel van uitmaken, beter verankerd. Het hoofdstuk Werkgelegenheid en arbeidsverhoudingen is ook bijgewerkt om het belang van het recht op vrijheid van vereniging en collectief onderhandelen beter weer te geven. De OESO RL gelden als «soft law». Nederland heeft zich ingezet voor de herziening van de OESO-richtlijnen.
Het opstappen van Speciaal Oekraïne-gezant |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat de Speciaal Oekraïne-gezant, die op 20 april 2023 is teruggetreden, pro-Russische uitspraken heeft gedaan, en uitspraken over Oekraïne en Oekraïners heeft gedaan die zeer kwetsend zijn?
De uitspraken van de voormalige Speciaal Gezant voor Bedrijfsleven en Wederopbouw in Oekraïne waarnaar u verwijst, zijn gedaan in de tijd voordat betrokkene die functie vervulde. Hij heeft deze uitspraken niet publiekelijk gedaan, maar in het kader van een interview dat zag op andere thema’s. Het moge duidelijk zijn dat de uitspraken niet de zienswijze van het kabinet weerspiegelen. Die zienswijze stelt nadrukkelijk de soevereiniteit, culturele identiteit en territoriale integriteit van Oekraïne centraal.
Deelt u dat de uitspraken van de Speciaal Oekraïne-gezant, vertegenwoordiger van Nederland, niet alleen een smet zijn op onze steun voor onafhankelijkheid van Oekraïne, maar ook ondermijnend voor het draagvlak van deze nodige steun in tijden waarin de Russische propaganda welig tiert?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke acties gaat u ondernemen om deze schade te herstellen? Neemt u publiekelijk afstand van deze uitspraken?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u aangeven hoe het heeft kunnen gebeuren dat deze oud-ambassadeur is aangesteld als speciaal gezant, nadat hij deze uitspraken heeft gedaan?
De voormalige Speciaal Gezant is aangesteld vanwege zijn uitgebreide kennis van de regio, het Nederlandse bedrijfsleven en de werkwijze van Internationale Financiële Instellingen. De antecedenten van de voormalige gezant tot aan het moment van pensionering waren bij het ministerie goed bekend en waren positief. Betrokkene heeft in de benoemingsprocedure zelf te kennen gegeven na zijn pensionering geen publieke functies of optredens te hebben gehad of nagestreefd, maar heeft daarbij geen melding gemaakt van de gesprekken die hebben geleid tot de citaten die hem aanleiding hebben gegeven terug te treden. Op het moment van aanstelling was voorgenoemde publicatie nog niet verschenen en bij het ministerie niet bekend.
Klopt de aanname dat bij dergelijke aanstellingen van oud-medewerkers geen screening wordt gedaan?
Kandidaten voor dergelijke functies worden zorgvuldig beoordeeld op aansluiting van hun persoonsprofiel op het functieprofiel en hun antecedenten, inclusief activiteiten in het publieke domein. Bij functies die als vertrouwensfuncties worden geïdentificeerd is een veiligheidsscreening bovendien standaard onderdeel van de procedure. Daarvan is voor deze functie geen sprake.
Kunt u aangeven hoe een dergelijke pijnlijke en gênante fout in de toekomst voorkomen gaat worden?
Het ministerie zal ook in de toekomst bij de aanstelling van gezanten een zorgvuldig proces doorlopen om te komen tot een goede match tussen het functieprofiel en het persoonsprofiel van kandidaten. Daarbij zal het ministerie kandidaten nadrukkelijk bevragen op mogelijke gevoeligheden.
Het bericht ‘Afhankelijkheid van China moet niet worden herhaald bij 6G’. |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Afhankelijkheid van China moet niet worden herhaald bij 6G»?1
Ja.
Kunt u toelichten wat precies de rol is van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in het project Future Network Services?
Mede namens een consortium van bedrijven en onderzoeksinstellingen heeft mijn ministerie het projectvoorstel «6G Future Network Services» (FNS-voorstel) via de departementale route ingediend in de derde ronde van het Nationaal Groeifonds2. Het voorstel is momenteel in behandeling bij het Nationaal Groeifonds. Indiening is gedaan voor het versterken van het economisch verdienvermogen, digitale strategische autonomie en het benutten van maatschappelijk relevante toepassingen. Bovendien is het de bedoeling dat verschillende subsidie-instrumenten van EZK kunnen worden ingezet, onder meer voor het (op een later moment) aansluiten van MKB-bedrijven en onderwijsinstellingen. In de aanloop naar het FNS-voorstel hebben EZK en het Topteam ICT de publiek-private samenwerking met o.a. TNO op het gebied van Future Network Services bevorderd.
Daarnaast heeft mijn ministerie ook een inhoudelijke rol. Telecommunicatie is een gereguleerde markt, waarbij de overheid diverse randvoorwaarden schept. Voor het succes van het FNS-programma is het van belang dat de te ontwikkelen 6G-technologie goed aansluit op toekomstig beleid en toekomstige regelgeving en toezichtkaders. Zo moeten de door 6G gebruikte frequenties aansluiten op de frequentiebanden die t.z.t. beschikbaar zullen zijn. Andersom kan het programma voeding geven aan de ontwikkeling van toekomstbestendig beleid, door vanuit de 6G-technologieontwikkeling vroegtijdig beleidsvragen en knelpunten te signaleren. In het FNS-voorstel wordt hier proactief op ingezet.
Kort samengevat: het FNS-voorstel is relevant voor alle pijlers uit de Strategie Digitale Economie van november 2022.3
Is het bevorderen van strategische autonomie een van de doelstellingen van het project en zo ja, hoe gaat dit project ervoor zorgen dat we minder afhankelijk zijn van China?
Ja, het bevorderen van digitale en open strategische autonomie is een van de doelstellingen van het project. De ontwikkeling van 6G neemt nu al de vorm aan van een wedloop tussen wereldregio’s. Met een investering in onderzoek en innovatie kan Nederland een technologische leiderschapspositie opbouwen in specifieke onderdelen van de 6G-ontwikkeling, zoals antennetechnologie en netwerkbesturing. Dat moet zich vervolgens vertalen in een sterke Europese positie in de industriële 6G-waardeketen rond 2030, wanneer de marktintroductie van 6G wordt verwacht. Dit beperkt risicovolle strategische afhankelijkheden van derde landen als het gaat om de hard- en software die nodig zijn voor onze telecommunicatienetwerken, welke onderdeel zijn van de Nederlandse vitale infrastructuur. Daarbij zet het FNS-voorstel ook in op het opleiden van vakmensen in Nederland (menselijk kapitaal). We zien dat de netwerktechnologie steeds complexer wordt. Hoogwaardige kennis en kunde zijn een randvoorwaarde om controle te houden over de netwerken, om deze veilig te beheren, en om innovatieve toepassingen te kunnen ontwikkelen en benutten.
Deelt u de mening dat het ongelooflijk belangrijk is dat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat beleidsmatig betrokken is om de strategische autonomie van Nederland te bevorderen? Zo ja, hoe zet u zich hiervoor in?
Ja, op 8 november 2022 heb ik samen met de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de Kamerbrief Open Strategische Autonomie naar uw Kamer gestuurd4. Hierin staat de kabinetsbrede inzet ten aanzien van de open strategische autonomie (OSA) van de EU. Deze inzet bestaat uit drie pijlers: i) versterking van het politiek-economisch fundament van de EU; ii) mitigatie van risicovolle strategische afhankelijkheden en iii) het vergroten van de geopolitieke slagkracht van de Unie. Een sterke, innovatieve en concurrerende interne markt is een essentieel onderdeel van onze weerbaarheid. Alleen zo blijven we in staat om naar eigen inzichten onze eigen keuzes voor de borging van onze publieke belangen te maken. Ook zet ik mij in om risicovolle strategische afhankelijkheden op het terrein van de Nederlandse economie te adresseren.
In de bijlage van de hiervoor genoemde Kamerbrief is een overzicht toegevoegd van concrete initiatieven en lopende trajecten die bijdragen aan het versterken van OSA. Op mijn ministerie loopt een tal van dit soort initiatieven en trajecten: van innovatiebeleid (o.a. Nationaal Groeifonds), verdere invulling van digitale open strategische autonomie (naar verwachting dit najaar gereed), tot aan wet- en regelgeving zoals Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie.
Deelt u de mening dat publiek-private samenwerking tussen overheid en bedrijven als NXP, Ericsson en Nokia essentieel is om onze afhankelijkheid van China op het gebied van telecomsoftware en -hardware te verminderen?
Voor het verwerven van een Nederlandse en Europese leiderschapspositie is het nodig om industriële ecosystemen te ontwikkelen en hierin te investeren. Dat vraagt samenwerking tussen onderzoekers, het bedrijfsleven – inclusief leidende grote bedrijven zoals in de vraag genoemd – en overheid. Mijn focus ligt hierbij op het versterken van de kennis- en innovatiebasis door publiek-private samenwerking rond digitale sleuteltechnologieën zoals 6G5. Bijvoorbeeld met investeringen in onderzoek en innovatie via het Nationaal Groeifonds.
Hoe zet u zich ervoor in dat ook het midden- en kleinbedrijf (mkb) in de keten en start-ups betrokken is bij het project? Bent u bereid deze betrokkenheid actief aan te jagen?
Diverse MKB-bedrijven zijn als partner betrokken bij de ontwikkeling van het FNS-voorstel. Verder heeft het FNS-voorstel een specifieke actielijn voor ondersteuning van start-ups en MKB-bedrijven. Het gaat dan om zowel financiële als inhoudelijke ondersteuning van innovatie.
In hoeverre is het project Future Network Services afhankelijk van subsidie uit het Nationaal Groeifonds? Kan het project Future Network Services eventueel ook uitgevoerd worden zonder bijdrage uit het Nationaal Groeifonds, en wat is daarvoor nodig?
Omdat de commerciële introductie van 6G over zeven jaar wordt verwacht, is het voor bedrijven te risicovol om nu al zonder subsidie te investeren in onderzoek en innovatie en in ketensamenwerking. Kenmerkend voor het FNS-voorstel is dat het een investering is in het versterken van het hele ecosysteem via een integrale aanpak van hoogwaardig onderzoek tot valorisatie en marktintroductie van toepassingen. Dat moet leiden tot de beoogde impact op het gebied van verdienvermogen en strategische autonomie. Hiervoor is het niet mogelijk om nu al een private business case rond te krijgen. Daarom wordt een publieke investering gevraagd in onderzoek en innovatie. Daarbij gaat het om een dusdanig strategische, meerjarige en omvangrijke investering, dat een aanvraag is ingediend bij het Nationaal Groeifonds.
Zonder bijdrage uit het Nationaal Groeifonds is het onwaarschijnlijk dat het FNS-programma in de voorgestelde vorm uitgevoerd kan worden. Wel verwacht ik dat onderzoekers en bedrijven bepaalde onderdelen individueel kunnen uitvoeren, op kleinere schaal. Zij kunnen daarbij gebruik maken van bestaande onderzoeks- en innovatiesubsidies op landelijk, regionaal en Europees niveau. Maar op deze manier worden kansen gemist door het ontbreken van een integrale aanpak.
Betreft Future Network Services een specifiek Nederlands project of wordt ook samengewerkt met andere Europese lidstaten? Zijn er andere lidstaten met vergelijkbare projecten?
Future Network Services betreft een Nederlands project. Wel wordt er ingezet op Europese en internationale samenwerking. Dat is essentieel want de ontwikkeling van 6G vindt plaats op Europese en op wereldschaal. Belangrijke Europese spelers zoals Ericsson en Nokia zijn partner in het project en ook doen Nederlandse multinationals met een globale positie zoals NXP mee in het project. Daarnaast wordt synergie gezocht met andere (inter)nationale initiatieven zoals het EU 6G-programma, zie hieronder. Dit moet zorgen voor Europese coalitievorming en opschaling die de slaagkans in standaardisatie en daarmee marktacceptatie vergroot. Binnen de EU zijn in Duitsland, Frankrijk en Finland al omvangrijke 6G publiek-private programma’s gestart. Ook met deze initiatieven zal samenwerking worden gezocht via het FNS-project.
In hoeverre wordt los van het project Future Network Services in Europa samengewerkt om strategische afhankelijkheden bij de ontwikkeling van 6G te verminderen? Bent u bereid zich hiervoor actief in te zetten in Europa?
Nederland kan met versterkte publiek-private samenwerking en een eigen investering in 6G-onderzoek en -innovatie een significante bijdrage leveren aan de programma’s en doelen op EU-niveau.
Op initiatief van de Europese Commissie en de Europese industrie is reeds een publiek-privaat partnerschap opgericht voor de ontwikkeling van 6G.6 Verschillende Nederlandse onderzoeksorganisaties en bedrijven met een rol in het FNS voorstel, nemen hieraan deel. Daarnaast zijn ook EU-investeringen in onder meer halfgeleidertechnologie relevant voor Nederlandse bedrijven. Voor de periode 2021–2027 is 900 miljoen euro beschikbaar voor onderzoek en innovatie vanuit het Horizon Europe programma. Dit moet uiteindelijk bijdragen aan industrieel leiderschap van de EU.
Het bericht ‘Zelensky wil actie tegen Russische gokbedrijven op Curaçao’ |
|
Roelien Kamminga (VVD), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zelensky wil actie tegen Russische gokbedrijven op Curaçao»?1
Ja.
Was u op de hoogte van het feit dat Oekraïne een aantal op Curaçao gevestigde gokbedrijven op de sanctielijst heeft geplaatst? Zo ja, in hoeverre is dit onderwerp van gesprek tussen u en uw Curaçaose ambtsgenoot?
Nederland is gehouden aan VN- en EU-sancties. Oekraïne neemt sancties op zelfstandige basis aan. De op gokbedrijven gerichte sancties zijn door Oekraïne niet actief gedeeld met Nederland. Nederland heeft kennisgenomen van de door Oekraïne gepubliceerde sanctielijst. Zelfstandig door derde landen aangenomen sancties zijn normaliter geen onderwerp van gesprek tussen Nederland en Curaçao, maar naar aanleiding van het bovengenoemde artikel is er wel contact geweest met Curaçao.
Waaruit bestaat het in het artikel benoemde contact van het Minister van Buitenlandse Zaken met Oekraïne en andere internationale partners en wat is de inzet vanuit Nederland m.b.t. de opgelegde sancties aan gokbedrijven gevestigd op Curaçao? Kan er een nadere toelichting worden gegeven op wie de andere internationale partners zijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is voortdurend in gesprek met Oekraïne en andere gelijkgestemde landen (o.a. EU-lidstaten, G7-leden) over maatregelen om de druk op Rusland zo groot mogelijk te maken.
Specifiek over deze maatregelen vindt nader contact met Oekraïne plaats om de precieze inhoud en reikwijdte vast te stellen. Ook is er aanvullend contact met de Curaçaose autoriteiten omdat het in eerste instantie aan de bevoegde autoriteiten aldaar is om de huidige situatie verder in kaart te brengen en eventuele stappen te overwegen.
Kunt u aangeven in hoeverre er toezicht plaatsvindt op gokbedrijven die via brievenbusfirma’s op Curaçao zijn gevestigd? Welke maatregelen zijn de afgelopen jaren getroffen om het toezicht op gokbedrijven op Curaçao te verbeteren? Welke maatregelen heeft u zelf getroffen en welke maatregelen zijn getroffen door het land Curaçao?
Curaçao is een autonoom land binnen het Koninkrijk en heeft eigen kansspelwet- en regelgeving. De vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van het aanbod van alle kansspelen vallen binnen de autonomie van het land Curaçao. Dit geldt ook voor toezicht en handhaving op de trustsector in Curaçao. Nederland heeft hierin geen rol, er zijn zodoende ook geen maatregelen getroffen door Nederland.
Wel zijn de hervormingen van de kansspelsector onderdeel van het gezamenlijk afgesproken landspakket Curaçao. Dit betreft maatregelen H2 en H192. De uitvoering van de maatregelen ligt bij Curaçao. Curaçao en Nederland – via de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) – monitoren gezamenlijk de voortgang van de hervormingsmaatregelen. Nederland toetst aan de afspraken in het Landspakket en verleent op een aantal gebieden technische assistentie.
De overheid van Curaçao werkt onder deze maatregelen aan nieuwe kansspelwetgeving waarin onder andere een einde moet komen aan het master – sublicentiesysteem. Ook wordt er onder de nieuwe wet voorzien in een nieuwe toezichthouder op de kansspelen met meer bevoegdheden dan de huidige. Beoogd wordt dat deze toezichthouder ook toezicht gaat houden op de offshore kansspelsector in het land.
Heeft u een idee hoeveel gokbedrijven een Curaçaose licentie hebben? Kunt u aangeven of er naast de gokbedrijven die door Follow the Money worden genoemd nog meer gokbedrijven gevestigd op Curaçao op de sanctielijst van Oekraïne staan? Indien dit niet het geval is, bent u bereid om dit aantal in kaart te brengen?
Er zijn vijf bedrijven met een licentie van de Curaçaose overheid (masterlicenties). De vijf masterlicentiehouders hebben hun licentie gedeeld met vele andere bedrijven (sub licentiehouders). De overheid van Curaçao heeft slechts beperkt inzicht in de aantallen sublicentiehouders en van wie deze bedrijven zijn. De namen van de vijf masterlicentiehouders komen zelf niet voor op de sanctielijst van Oekraïne. In aanloop naar de inwerkingtreding van de nieuwe Landsverordening op de Kansspelen zet Curaçao stappen om beter inzicht te krijgen in de aanbieders van offshore kansspelen die worden aangeboden onder Curaçaose (sub)licenties. Onder de nieuwe Landsverordening worden alle partijen vergunningplichtig waardoor een duidelijker beeld ontstaat.
Heeft u een idee hoe hoeveel sublicenties er door masterlicentiehouders op Curaçao worden uitgegeven? Hoe is het toezicht hierop geborgd en hoe kan dit toezicht beter vorm worden gegeven?
De huidige werkwijze van de offshore kansspelsector vanuit Curaçao wordt gekenmerkt door een niet transparant systeem van master- en sublicentiehouders. De masterlicenties zijn door de overheid verstrekt, maar de sublicenties niet. Het is onduidelijk hoeveel vergunningen er precies verleend zijn, wie de vergunninghouders zijn en in welke landen deze aanbieders actief zijn. Een gebrek aan toezicht houdt een dergelijke werkwijze mede in stand.
Curaçao onderkent de onwenselijkheid van deze situatie en werkt daarom, als onderdeel van het Landspakket Curaçao, aan het opstellen van nieuwe kansspelwetgeving die onder andere voorziet in de oprichting van een nieuwe toezichthouder, de Curaçao Gaming Authority (CGA), die ook toezicht zal gaan houden op de offshore kansspelsector. Ook moet er onder de nieuwe wet een einde komen aan het master-sub-licentiesysteem en zullen alle geïnteresseerde bedrijven een (nieuwe) vergunning aan moeten vragen bij de CGA als opvolger van de Curaçao Gaming Controle Board (CGCB). Op deze manier zal de overheid van Curaçao beter toezicht kunnen houden en inzicht hebben in wie de vergunningshouders zijn.
Kunt u aangeven wat precies de criteria zijn voor de sancties die door Oekraïne worden opgelegd richting bedrijven die «tegen het belang van Oekraïne» hebben gehandeld? Is de Nederlandse regering voornemens om zelf maatregelen te nemen of sancties aan bedrijven met Russische banden gevestigd op Curaçao op te leggen, conform de oproep van Oekraïne aan Europese landen om ook maatregelen te nemen? Indien dit het geval is, waar bestaan deze maatregelen uit?
Oekraïne neemt sancties op zelfstandige basis aan. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 vindt aanvullend nader contact met Oekraïne plaats om de precieze inhoud en reikwijdte van de maatregelen verder in kaart te brengen. Voorts doet Curaçao nader onderzoek naar de genoemde bedrijven. Indien dit niet leidt tot vervolgstappen waar deze wel op zijn plaats zouden zijn, kan ook ander instrumentarium worden overwogen, zoals het verkennen van EU-sancties.
Spaanse autoriteiten hebben de afgelopen twee jaar voor 87 miljoen euro aan boetes opgelegd aan gokbedrijven die op Curaçao gevestigd zijn omdat deze bedrijven zich niet aan de regels hebben gehouden. Hoe staat het met de invoering van een onafhankelijke toezichthouder voor online kansspelen op Curaçao? Kunt u een overzicht geven van de contacten die Nederland en Curaçao hierover hebben gevoerd en wat is het huidige standpunt van Curaçao met betrekking tot het invoeren van een onafhankelijke toezichthouder?
Curaçao faciliteert een offshore kansspelsector. Dit houdt in dat aanbieders met een Curaçaose vergunning overal ter wereld online kansspelen aan mogen bieden, behalve in Curaçao zelf. Een aantal aanbieders vanuit Curaçao richt zich echter ook op jurisdicties waar een vergunningplicht is, zoals Nederland en Spanje. Wanneer een aanbieder vanuit Curaçao zonder lokale vergunning aanbiedt in een land met een vergunningplicht, dan is dat aanbod daar illegaal. Vergunde jurisdicties, zoals Nederland en Spanje, houden zelf toezicht en handhaven op illegaal aanbod in hun land en kunnen op grond van de eigen wetgeving bijvoorbeeld boetes opleggen.
Zoals reeds vermeld in het antwoord op vraag 6 is het toezicht op de offshore kansspelsector in Curaçao door de huidige toezichthouder ontoereikend. Er wordt door Curaçao, als onderdeel van de hervormingen in het Landspakket Curaçao, gewerkt aan een nieuwe Landsverordening op de Kansspelen. In deze nieuwe landsverordening zal ook worden voorzien in een onafhankelijke toezichthouder op de kansspelsector, de Curaçao Gaming Authority.
Nederland en Curaçao hebben geregeld contact over de hervorming van de kansspelsector zoals afgesproken in het landspakket. Gestreefd wordt om deze hervorming voor het eind van 2023 te effectueren. In de Uitvoeringsrapportages wordt verslag gedaan van de werkzaamheden die zijn verricht en de resultaten die zijn behaald in het kader van de afspraken op het gebied van de hervorming van de landbased en online goksector. Deze Uitvoeringsrapportages worden ieder kwartaal ter informatie aan de Kamer gestuurd.
Heeft u een idee hoeveel belasting op Curaçao gevestigde gokbedrijven aan Curaçao afdragen en of er sprake is van constructies waardoor er minder belasting wordt afgedragen dan eigenlijk zou moeten? Zo niet, bent u bereid om hier onderzoek naar te doen of Curaçao aan te sporen hiernaar onderzoek te doen? Ziet u daarnaast mogelijkheden om de winst die door gokbedrijven op Curaçao wordt gemaakt meer ten goede te laten komen aan Curaçao?
Vanwege de autonomie van Curaçao binnen het Koninkrijk, heeft Nederland geen eigen inzicht noch kan of wil het onderzoek laten doen naar belastingafdrachten in het land. De keuze voor een belastingsysteem en de gewenste belastingopbrengsten is aan Curaçao. Het is wel algemeen bekend dat veel gokbedrijven gebruik maken van het territorialiteitsstelsel, waardoor de effectieve belastingdruk laag is. Een van de doelstellingen in het Landspakket bij de hervorming van de kansspelsector is het verhogen van de inkomsten van de overheid, onder andere via licentievergoedingen.
Bent u bereid om er bij uw Curaçaose ambtsgenoot op aan te dringen om te kijken naar trustkantoren op Curaçao en hun relatie met gokbedrijven die op de sanctielijst van Oekraïne staan?
De Minister van Financiën van Curaçao heeft naar aanleiding van deze Kamervragen een brief gestuurd naar de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uit dit schrijven blijkt dat de Minister de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten heeft aangeschreven en heeft verzocht om verder onderzoek te doen naar de relatie tussen de gokbedrijven en de op de Oekraïense sanctielijst genoemde bedrijven.
Bent u bereid het toezicht op de Curaçaose goksector te agenderen bij het eerstvolgende Justitieel Vierpartijen Overleg (JVO) en de Kamer over de uitkomsten hiervan informeren?
Het toezicht op de Curaçaose kansspelsector is een autonome aangelegenheid van het Curaçao. Het JVO gaat over de gezamenlijke inzet op rechtshandhaving binnen het Koninkrijk. Agendering bij het JVO is daarom niet gepast. De hervorming van de kansspelsector is een onderdeel van het Landspakket Curaçao. Curaçao en Nederland, via de TWO, monitoren gezamenlijk de voortgang van de hervormingsmaatregelen. De Kamer wordt over de voortgang hiervan ieder kwartaal geïnformeerd via de Uitvoeringsrapportages. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Het recente bezoek aan Saudi-Arabië |
|
Frank Futselaar |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Wat is er in Saudi-Arabië verbeterd dat u heeft besloten dit land te bezoeken, terwijl het kabinet c.q. u in uw voormalige hoedanigheid in 2018, na de moord op Khashoggi, besloot niet naar dit land te gaan?
Saoedi-Arabië speelt een belangrijke rol voor de veiligheid en stabiliteit in de Golfregio, een regio die van groot belang is voor Nederland en de Europese Unie (EU). Het land is gastheer van de Gulf Cooperation Council (GCC) en is niet alleen economisch, maar ook cultureel, religieus en geopolitiek gezien een belangrijk en invloedrijk land in het Midden-Oosten en daarbuiten. Het is belangrijk om met Saoedi-Arabië als belangrijke speler in de regio te spreken over actuele geopolitieke en regionale ontwikkelingen in het kader van regionale stabiliteit.
De Golfregio inclusief Saudi-Arabië is een prioriteitsmarkt van het kabinet voor ons internationale verdienvermogen en van belang voor onze economische weerbaarheid. Saudi-Arabië is een land in transitie, ook op het terrein van de economie. Daarbij kan het Nederlandse bedrijfsleven een positieve rol spelen met kennis en kunde op het terrein van verduurzaming van de energie-, voedsel- en watersector.
Juist de brede relatie die Nederland met Saudi-Arabië heeft biedt de mogelijkheid voor het voeren van een dialoog over (geo)politieke en economische onderwerpen; ook mensenrechten vormen onderdeel van deze dialoog. Nederland onderhoudt als enige land, naast de EU, een structurele mensenrechtendialoog met Saoedi-Arabië.
Erkent u dat de «geopolitieke uitdagingen», die u aanvoert om dit bezoek te rechtvaardigen, er niet toe mogen leiden dat mensenrechten in dit land op het tweede plan terechtkomen? Wat heeft dit bezoek opgeleverd in termen van geopolitiek?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u voor of tijdens uw bezoek gesproken met Saudische mensenrechtenorganisaties en ngo’s om hen de gelegenheid te geven u te informeren over de mensenrechtenschendingen in het land?
Op (hoog)ambtelijk niveau is sprake van een doorlopende dialoog met diverse stakeholders, waaronder mensenrechtenorganisaties. Tijdens mijn recente bezoek aan Saoedi-Arabië heb ik met verschillende gesprekspartners over mensen- en vrouwenrechten gesproken, onder meer met de president van de Saoedische mensenrechtencommissie.
Wat vindt u van het rapport van de Saudische mensenrechtenorganisatie ALQST getiteld The Dark Side of Neom: Expropriation, expulsion and prosecution of the region’s inhabitants?1
Het kabinet vindt de berichtgeving over mensenrechtenschendingen in het rapport zorgelijk. De zorgen over onderwerpen die in het rapport worden benoemd, zoals gedwongen landonteigening, reacties op vreedzaam verzet en veroordelingen tot de doodstraf, waaronder voor minderjarigen, maken onderdeel uit van de hierboven genoemde (kritische) dialoog met Saoedi-Arabië over mensenrechten.
De zorgen over landonteigening worden voortdurend en systematisch opgebracht in gesprek met de Saoedische autoriteiten, onder wie de voorzitter van de Saoedische mensenrechtencommissie, en tevens aangekaart in de EU-mensenrechtendialoog. Nederland zal in bilaterale gesprekken en via de EU aandacht blijven vragen voor dit onderwerp, zoals tijdens het inkomende bezoek van de president van de Saoedische mensenrechtencommissie aan Nederland op 8 en 9 mei.
Nederland en de EU zijn principieel tegen de doodstraf en spreken zich hier ook in gesprek met de Saoedische autoriteiten tegen uit, onder meer tijdens mijn recente bezoek. Ook tijdens de Politieke Consultaties in december jl. zijn zorgen geuit over de uitvoering van de doodstraf. Nederland blijft in gesprekken met Saoedi-Arabië oproepen om de doodstraf – in het bijzonder voor minderjarigen – om te zetten in gevangenisstraffen.
Heeft u met vertegenwoordigers van bedrijven gesproken tijdens uw bezoek? Welke samenwerking tussen Nederlandse en Saudische bedrijven worden voorzien in de realisatie van «Neom»?
Ik sprak met Nederlandse bedrijven tijdens mijn bezoek over de kansen die er liggen in de hervormingsagenda van Saoedi-Arabië en het belang van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). Daarbij wezen bedrijven op snelle veranderingen die in Saoedi-Arabië plaatsvinden, getuige onder andere de sterk toegenomen rol van vrouwen op de arbeidsmarkt.
De Nederlandse kennis en expertise op het gebied van duurzame landbouw, circulaire economie, de energietransitie en life sciences & health sluit aan op de diversificatieplannen van Saoedi-Arabië. Wanneer bedrijven zich melden met vragen over kansen geldt de reguliere dienstverlening, waarbij de ambassade wijst op eventuele risico’s, ook indien bedrijven kansen willen ontwikkelen binnen de zogenoemde megaprojecten. Ook wordt informatie verstrekt via de website van de Rijksdienst voor Ondernemen (RVO). Op de landenpagina voor Saoedi-Arabië wordt bij informatie over de kansen tevens gewezen op het belang voor bedrijven om IMVO-risico’s in kaart te brengen en te mitigeren.
Ook in de bilaterale contacten tussen Nederland en Saoedi-Arabië wordt het belang van IMVO benadrukt. Zo sprak de ambassade hierover bijvoorbeeld met vertegenwoordigers van «Neom». Eveneens is tijdens het bezoek van de Saoedische viceminister voor Handel aan Nederland in mei 2022 het belang van due diligence onder de aandacht gebracht.
Op welke wijze zijn Nederlandse bedrijven die (willen) ondernemen in Saudi-Arabië gewezen op de risico's om betrokken te raken bij mensenrechtenschendingen? Wat doet u nog meer om te voorkomen dat Nederlandse bedrijven die ondernemen in Saudi-Arabië betrokken zijn of raken bij mensenrechtenschendingen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beïnvloedt de afwezigheid van vrijheid van meningsuiting in Saudi-Arabië de mate waarin Nederlandse bedrijven zich kunnen houden aan due diligence verantwoordelijkheden, waaronder het doen van onderzoek naar mensenrechtenrisico’s? Kunnen bedrijven onder die omstandigheden waar nodig herstel en verhaal voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen bieden?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen dat zij de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights naleven, door de risico’s in hun keten in kaart te brengen en deze te adresseren. Het is de verantwoordelijkheid van bedrijven om deze due diligence uit te voeren.
De Nederlandse overheid ondersteunt hierin waar mogelijk. Zo adviseert de ambassade – gevraagd en ongevraagd – bedrijven over de lokale context, waaronder voorkomende IMVO-risico’s, en wijst hen op beschikbare informatie. Daarnaast kunnen bedrijven voor vragen over het toepassen van gepaste zorgvuldigheid terecht bij het IMVO-steunpunt van de RVO.
Restricties op het gebied van vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering kunnen het lastiger maken voor bedrijven om effectieve gepaste zorgvuldigheid toe te passen. In het geval dat Nederlandse ondernemers twijfels hebben over de mate waarin IMVO in het geding zou kunnen zijn, worden zij geadviseerd met RVO of de ambassade in gesprek te gaan. Zo kan (beschikbare) relevante informatie gericht worden gedeeld met deze bedrijven die hen mede in staat stelt zo nodig actie te ondernemen.
Wat vindt u van de recente kritiek van Amnesty International2 dat het kabinet economische belangen laat prevaleren boven mensenrechten? Welke van de aanbevelingen in dit rapport aan het kabinet worden uitgevoerd?
Het kabinet hecht eraan dat bedrijven internationaal maatschappelijk verantwoord zakendoen (daarbij hoort ook nadrukkelijk de aandacht voor mensenrechten). Het rapport van Amnesty International draagt bij aan het agenderen van het belang van mensenrechten.
De RVO en de ambassades en consulaten informeren en adviseren bedrijven actief over IMVO en risico’s. Ook het ministerie voert regelmatig gesprekken met bedrijven over risico’s op het gebied van IMVO en mensenrechten t.a.v. risicovolle markten. Tegelijkertijd is er altijd ruimte voor verbetering; we bekijken bijvoorbeeld momenteel of de informatie op de verschillende landenpagina’s van RVO nog actueel en ook goed terug te vinden is en zijn bezig met actualiseren van deze informatie.
Het ministerie is al geruime tijd en geregeld in overleg met Amnesty International en we zetten dit overleg voort, ook over het recente rapport en de aanbevelingen die daarin worden gedaan.
Wat waren zoal de reacties van Saudische regeringsvertegenwoordigers daar waar u de mensenrechten te berde bracht? Ontkent men dat deze worden geschonden of beroept men zich op de eigen normen en waarden?
Een kritische dialoog over mensenrechten is altijd onderdeel van het gesprek met Saoedi-Arabië, zo ook tijdens mijn recente bezoek waarbij ik onder meer heb gesproken met de president van de Saoedische mensenrechtencommissie. Deze dialoog biedt de gelegenheid om zorgen te uiten over ontwikkelingen in Saoedi-Arabië op het gebied van mensenrechten, zoals de uitvoering van de doodstraf. Deze gesprekken vinden doorgaans plaats in besloten setting, waarbij vertrouwelijkheid een belangrijk aspect is voor de effectiviteit van de structurele mensenrechtendialoog – bilateraal en via de EU – maar ook voor individuele gevallen van belang kan zijn. Om die redenen, kan ik hierover niet in detail treden.
Heeft u individuele zaken besproken, zoals bijvoorbeeld van Mohammed Fahad al-Qahtani, mede-oprichter van de inmiddels opgeheven Saudi Civil and Political Rights Association, die nadat hij zijn straf van 10 jaar in november 2022 had uitgezeten nog altijd niet is vrijgelaten? Is u bekend waar hij op dit moment is en waarom hem contact met familie wordt ontzegd? Of bijvoorbeeld de zaak van Salma al-Shehab, die werd veroordeeld tot 27 jaar cel voor het publiceren van tweets waarin ze vrouwenrechten steunde?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht 'Ukraine accuses Hungary of funding Russian war crimes with energy deals' |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Ukraine accuses Hungary of funding Russian war crimes with energy deals»?1
Ja.
Hoe kijkt het kabinet naar de uitspraak van de President van Oekraïne die stelt dat Hongarije Russische oorlogsmisdaden sponsort? Deelt u die mening?
Uitspraken van de adviseur van de president van Oekraïne zijn voor zijn eigen rekening, daar zal ik niet op reageren. De EU heeft met steun van alle lidstaten sancties aangenomen om de energieafhankelijk van Rusland af te bouwen. Het besluit van Hongarije om energiedeals met Rusland te sluiten past niet bij deze ambitie.
Op welke manieren heeft het kabinet de problematische houding van Hongarije in de oorlog tussen Oekraïne en Rusland aangekaart?
Het kabinet spreekt Hongarije zowel bilateraal, als in EU-verband aan op de onwenselijkheid de energieafhankelijkheid van Rusland in stand te houden en zal dit blijven doen. Nederland zal bij de Raad Buitenlandse Zaken van 24 april as. opnieuw het belang van EU-eenheid jegens Rusland onderstrepen, inclusief het belang van het uitvoeren van EU beleid door álle lidstaten, in letter en geest.
Ziet het kabinet nieuwe momenten om Hongarije aan te spreken op haar goede (handels)relatie met Rusland? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt het kabinet de mening dat de Hongaarse positie in dit conflict slecht is voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie (EU)?
Het kabinet is van mening dat de Unie is gebaat bij eenheid op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
Denkt het kabinet dat Hongarije een precedent schept voor EU-lidstaten of kandidaat-lidstaten om een krachtige en verenigde Europese respons op dreigingen te ondermijnen?
Hongarije geeft wat het kabinet betreft met zijn handelen, dat niet in de geest is van EU-beleid, niet het goede voorbeeld en draagt zo niet bij aan het uitstralen van EU-eenheid.
Welke stappen kan de EU komende periode zetten om Hongarije te laten afzien van nieuwe gasdeals met Rusland? Kan de toekenning van betalingen uit fondsen, leningen en subsidies rond bijvoorbeeld de energietransitie meer voorwaardelijk worden gemaakt aan het bevorderen van strategische autonomie door het afbouwen van afhankelijkheden van landen die een bedreiging voor de Europese veiligheid vormen? Is dit ook de inzet van het kabinet?
De gasdeal tussen Hongarije en Rusland is niet in strijd met EU-regelgeving, maar Hongarije handelt hiermee niet in de geest van het EU-beleid. Nederland zal Hongarije hierop blijven aanspreken, ook in EU-verband. Om aanspraak te maken op betalingen uit EU-fondsen, leningen en subsidies dient aan voorwaarden te worden voldaan. Het financiële instrumentarium biedt geen aanknopingspunten om voorwaarden te stellen om de uitkering van fondsen te koppelen aan het bevorderen van strategische autonomie.
Op welke manier kan de EU zichzelf sterker maken op gebied van Europees gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid om dergelijke Hongaarse uitwassen tegen te gaan? Welke middelen heeft zij nu al om de druk op Hongarije te vergroten?
Het besluit van Hongarije is niet in strijd met Europese regelgeving. Omdat de gasdeal niet in de geest van de Europese regelgeving is, zal Nederland Hongarije in EU-verband hierop blijven aanspreken. Nederland zet zich daarnaast in, binnen de kaders van het coalitieakkoord, voor meer besluitvorming per gekwalificeerde meerderheid binnen het Europees gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid.
Welke invloed heeft de nieuwe deal voor de import van Russische olie op de Hongaarse energiemix? Betekent dit dat het land de komende jaren zijn gebruik van Russische olie de facto niet zal afbouwen?
De deal die Hongarije op 11 april sloot met Rusland, betreft een gasdeal en houdt in dat dat Hongarije meer Russisch gas mag afnemen dan reeds afgesproken in lange termijn gascontracten. Hongarije ontvangt reeds, op basis van de eerdere contracten, 80 à 85% van zijn gas uit Rusland. Dit kan nu dus nog meer worden. Daarnaast is afgesproken dat Hongarije via de Druzhba pijpleiding olie zal blijven ontvangen. Hoewel Hongarije ook nieuwe contracten met andere leveranciers heeft afgesloten en investeert in fossielvrije energie, laat de inhoud van de gasdeal zien dat Hongarije de energie-afhankelijk van Rusland nog niet in significante mate afbouwt. Het olie-importverbod uit het zesde sanctiepakket tegen Rusland geldt tijdelijk niet voor ruwe olie die via pijpleidingen uit Rusland in de lidstaten wordt geleverd, totdat de Raad besluit dat de betreffende verbodsbepalingen hierop van toepassing zijn. Hongarije handelt niet in de geest van het EU beleid door na te laten om actief in te zetten op alternatieve leveringen, opdat de invoer via pijpleidingen van ruwe olie uit Rusland zo spoedig mogelijk aan de verbodsbepalingen kan worden onderworpen.
Hoe verhouden de oliedeals zich tot het zesde sanctiepakket uit juni 2022, waarin Hongarije een uitzondering krijgt op het importverbod van Russische pijplijnolie onder voorwaarde dat het alle noodzakelijke maatregelen neemt om aan alternatieve leveranciers te komen?
Zie antwoord vraag 9.
Welke drukmiddelen ziet het kabinet om Hongarije aan te zetten tot naleving van de verplichting uit deze sanctieverordening (2022/876, 3 juni 2022, artikel 16)? Hoe bent u van plan deze in te zetten?
Het kabinet zal Hongarije blijven aanspreken op het belang van EU-eenheid jegens Rusland, zowel bilateraal als in EU verband, en het belang te handelen in de geest van het EU beleid om de energie-afhankelijkheid van Rusland af te bouwen.
Wat is de stand van zaken van de geplande Russisch-Servische interconnector voor aardolie? Zijn hier dit jaar verdere stappen in gezet?
Voor zover bekend zijn Hongarije en Servië het technisch ontwerp van de pijplijn nog aan het uitwerken en zijn er verder geen concrete stappen gezet.
Het programma op de Duitse publieke zender ZDF op 17 februari jl. over het functioneren van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië Christian Schmidt |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het programma op de Duitse publieke zender ZDF op 17 februari jl. over het functioneren van de Hoge Vertegenwoordiger (HV) in Bosnië, Christian Schmidt?
Ja.
Deelt u de visie dat de Hoge Vertegenwoordiger mede namens Nederland de internationale gemeenschap in Bosnië vertegenwoordigt?
Ja. De positie van de Hoge Vertegenwoordiger (HV) is een autonome positie, welke onder het Dayton-verdrag van 1995 is gecreëerd om toe te zien op de implementatie van de civiele aspecten uit het verdrag. De Steering Board van de Peace Implementation Council (PIC) geeft politiek advies aan de HV. Nederland is lid van de PIC en neemt in de status van waarnemer deel aan de vergaderingen van de Steering Board. De HV rapporteert periodiek aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, aan de Europese Unie en aan geïnteresseerde overheden en partijen.
Deelt u de visie dat de Hoge Vertegenwoordiger een belangrijke rol heeft in het tegengaan van etnisch extremisme en het versterken van de rechtstaat (waaronder uitvoering van arresten van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens) en toetreding tot de Europese Unie (EU)? Zo ja, bent u van mening dat de Hoge Vertegenwoordiger dit naar behoren uitvoert? Kunt u dit tevens nader toelichten?
De rol van de HV is om toe te zien op de implementatie van de civiele aspecten uit het Dayton-verdrag. De HV zet zich daarnaast in om een bijdrage te leveren aan de versterking van de rechtsstaat in Bosnië en Herzegovina. Hij opereert daarbij in een omgeving waarbij Bosnische politici een gebrek aan bereidheid tonen om met elkaar samen te werken en compromissen te sluiten. Zij zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor het vredesproces, de versterking van de rechtstaat, de uitvoering van de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de 14 hervormingsprioriteiten zoals uiteengezet door de Europese Commissie.
Deelt u de mening dat het hiervoor noodzakelijk is dat de Hoge Vertegenwoordiger onafhankelijk is en «boven de partijen» staat?
Het kabinet deelt de mening dat de HV onafhankelijk dient op te treden in de uitvoering van zijn mandaat.
Hoe duidt u de opinie zoals verwoord in de documentaire, dat Christian Schmidt feitelijk werkt als verlengstuk van een etnische partij, de Kroatische HDZ?
De HV heeft bij zijn aanstelling een duidelijk mandaat voor het uitvoeren van zijn functie gekregen. Het onderhouden van contacten met alle relevante partijen in Bosnië en Herzegovina is onderdeel van dat mandaat. Het kabinet acht het van belang dat de HV die taak op onafhankelijke wijze invult.
Hoe duidt u het dat volgens het programma dhr. Schmidt: a) betrokken is geweest bij manifestaties van Duitse oorlogsveteranen en zich heeft ingezet voor eerherstel van een Duitse oorlogsmisdadiger? b) nauwe contacten heeft met de Kroatische HDZ, inclusief mensen die zich tijdens de oorlog in Bosnië schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden? c) de Bosnisch-Servische paramilitaire parade van 6 januari ongemoeid heeft gelaten en dat hij juist de zoon van de Servische president (Aleksandar Vučić) die bij de parade aanwezig was, in bescherming heeft genomen?
Zou u bovenstaande drie bullets afzonderlijk kunnen beantwoorden?
Ja.
Hoe staat u er tegenover dat dhr. Schmidt op de avond van de verkiezingen – met terugwerkende kracht – de kieswet heeft aangepast? Deelt u de visie van dhr. Schmidt dat dit gewoon kan in een democratische rechtstaat? Zo ja, kunt u dit nader toelichten? Zo nee, kunt u dit tevens nader toelichten?
Op 2 oktober 2022 vonden er verkiezingen plaats in Bosnië en Herzegovina. Direct na het sluiten van de stembussen en voorafgaand aan de bekendmaking van de uitslag, heeft de HV door middel van het gebruik van zijn «Bonn-Powers» de Grondwet van de Federatie van Bosnië en Herzegovina en de kieswet van Bosnië en Herzegovina aangepast. Het Constitutioneel Hof van Bosnië en Herzegovina heeft op 24 maart 2023 geoordeeld dat zijn uitspraak hierover niet in strijd met de Grondwet van het land bevonden is en de ingreep viel binnen het mandaat van de HV. Het kabinet heeft het deel van de ingreep dat als doel had om de politieke functionaliteit van de Federatie te vergroten ondersteund. Het kabinet heeft daarbij de zorg geuit dat de interventies de al bestaande etnische scheidslijnen in het Bosnische politieke systeem verder zouden versterken. Dit standpunt is met de HV gedeeld.
Wat is uw kijk op het feit dat met het aanpassen van de kieswet het «House of the People» de stem van een Kroaat vier keer zwaarder telt dan die van een Bosniak? Deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is? Zo ja, wat gaat u hier dan aan doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in mijn antwoord op vraag 8, is het kabinet van mening dat de interventie in de kieswet bijdroeg aan een verdere verscherping van de etnische scheidslijnen in het Bosnische politieke systeem. De zorgen van het kabinet daarover zijn ook aan het Kantoor van de HV overgebracht. De inzet van het kabinet in Bosnië en Herzegovina is er blijvend op gericht om etnische scheidslijnen in het Bosnische politieke systeem te verminderen.
Deelt u de visie uit het programma dat dhr. Schmidt Kroatische nationalisten woonachtig in Bosnië en Herzegovina een onevenredig grote invloed geeft? Zo ja, wat zijn dan uw vervolgsstappen? Zo nee, kunt u nader specificeren waarom niet?
Het kabinet heeft zorgen over etnische scheidslijnen in het politieke systeem in Bosnië en Herzegovina. Onder meer in contacten met Bosnische autoriteiten en politici, het Kantoor van de HV, binnen de EU en met overige internationale partners draagt het kabinet dit standpunt ook consistent uit. Voor de positie van het kabinet inzake de ingreep van HV Schmidt op 2 oktober 2022, inclusief de effecten daarvan op de etnische scheidslijnen in het Bosnische politieke systeem, verwijs ik u naar mijn antwoorden op vraag 8 en vraag 9.
Deelt u de visie van het programma dat het optreden van dhr. Schmidt de extremistische krachten in Bosnië versterkt? Zo ja, wat zijn dan uw vervolgsstappen? Zo nee, kunt u nader specificeren waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de visie van het programma dat dhr. Schmidt stabiliteit, vrede en democratie in Bosnië in gevaar brengt? Zo ja, wat zijn dan uw vervolgsstappen? Zo nee, kunt u nader specificeren waarom niet?
Nee. HV Schmidt spant zich binnen zijn mandaat in voor de implementatie van de civiele aspecten van het Dayton-verdrag en de uitvoering van de door de PIC in 2008 overeengekomen «5+2 agenda», waarin voorwaarden worden benoemd waaraan moet worden voldaan alvorens het Kantoor van de HV gesloten kan worden. In mijn antwoord op vraag 3 heb ik reeds toegelicht onder welke politieke omstandigheden de HV daarbij zijn werk uitvoert.
Heeft u hierover contact met uw Duitse ambtgenoot? Zo ja, kunt u nader specificeren wat zijn visie is hierover? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft, net als met andere internationale partners, contact met Duitsland over de situatie in Bosnië en Herzegovina. Voor zover mij bekend steunt de Duitse regering de inspanningen van de HV om invulling te geven aan zijn mandaat.
Brengt Nederland als lid van de Steering Board van de Peace Implementation Council (het sturende orgaan voor de Hoge Vertegenwoordiger) haar zorgen naar voren over het functioneren van de Hoge Vertegenwoordiger? Zo ja, kunt u nader specificeren op welke wijze Nederland dit doet? Zo nee, waarom niet?
Nederland neemt als waarnemer deel aan de Steering Board van de PIC. Wanneer opportuun brengt het kabinet in de bijeenkomsten van de Steering Board zijn visie op het werk van de HV over. Het kabinet benut daarvoor ook zijn bilaterale contacten bij het Kantoor van de HV, de halfjaarlijkse bijeenkomsten van de voltallige PIC en Steering Board en contacten in EU-verband.
Geeft Nederland hierin aan dat zijn optreden de democratie in Bosnië in gevaar brengt en dat een ander optreden van de HV noodzakelijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u bereid om het optreden van dhr. Schmidt in Europees verband te veroordelen? Zo ja, wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beschouwt de diplomatieke contacten met het Kantoor van de HV, de EU en met overige internationale partners binnen de Steering Board van de PIC als het meest effectieve instrument om in gesprek te blijven over de situatie in Bosnië en Herzegovina en het werk van de HV.
Deelt u de mening dat de kieswet van oktober 2022 teruggedraaid dient te worden dan wel dat er een nieuwe kieswet geimplementeerd dient te worden die alle inwoners van de Federatie Bosnië en Herzegovina stemrecht met een gelijk gewicht moet worden toegekend? Zo ja, welke acties wilt u daarvoor ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Voor de positie van het kabinet ten aanzien van de ingreep in de kieswet verwijs ik u naar mijn antwoorden op vraag 8 en vraag 9. Het kabinet heeft zorgen over de etnische scheidslijnen in het Bosnische politieke systeem en draagt dit standpunt ook consistent uit. Het kabinet zal zich in zijn contacten met de Bosnische autoriteiten, het Kantoor van de HV, in EU-verband en met internationale partners blijven inspannen om etnisering in het Bosnische politieke systeem tegen te gaan.
Welke bijdrage kan de onlangs geaccoordeerde Nederlandse bijdrage aan de EUFOR missie Althea leveren aan het stabiliseren en versterken van de democratische rechtsstaat in Bosnië-Hercegovina?
Het kabinet streeft ernaar om, samen met partners, bij te dragen aan de bevordering van politieke en sociale stabiliteit en vreedzame co-existentie in de Westelijke Balkan, waardoor de kans op een nieuw (gewapend) conflict kan worden verminderd. Deze stabiliteit en vreedzame co-existentie is tevens noodzakelijk voor het EU-perspectief van Bosnië en Herzegovina. In het kader van het EU-toetredingstraject is de Nederlandse inzet in Bosnië en Herzegovina gericht op het verbeteren van de rechtsstaat en het bevorderen van de mensenrechtensituatie, waarbij de door de Europese Commissie geïdentificeerde 14 hervormingsprioriteiten voor Bosnië en Herzegovina als uitgangspunt dienen.
De primaire doelstellingen van EUFOR Althea zijn het behoud van de safe and secure environment, het afschrikken van destabiliserende actoren en het gezamenlijk kunnen optreden van de internationale gemeenschap. Met de beoogde militaire bijdrage aan EUFOR Althea levert Nederland als onderdeel van de bijdrage van de gehele operatie, een bijdrage aan de bevordering van de politieke en sociale stabiliteit en vreedzame co-existentie in Bosnië en Herzegovina, welke voorwaardelijk is om voortgang te kunnen boeken in het hervormingsproces.
Is de bijdrage die we nu leveren aan Althea vergelijkbaar met wat omringende landen doen? Of is de bijdrage van Nederland relatief groter of kleiner dan wat ons omringende landen doen?
Op dit moment levert Nederland vier stafofficieren aan EUFOR Althea. In de Kamerbrief van 6 april jl. heb ik u samen met de Minister van Defensie geïnformeerd over de verdere Nederlandse inzet in EUFOR tot en met 31 juli 2025. Van de 21 deelnemende landen aan de operatie (zie ook het antwoord op vraag 20), leveren op dit moment Oostenrijk, Roemenië, Turkije en Bulgarije de grootste militaire bijdrage met ieder meer dan 100 militairen. Vanaf oktober 2023 behoort Nederland ook tot de vijf grootste zogenaamde troop contributing countries en levert Nederland ongeveer 15% van het totaal aantal militairen.
Kunt u tevens een uiteenzetting geven van hetgeen de landen om ons heen doen wat betreft de bijdrage voor EUFOR Althea?
In totaal nemen 21 landen, in verschillende mate, deel aan EUFOR Althea, waarvan 17 EU-lidstaten: Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, België, Spanje en Tsjechië. Naast de EU-lidstaten leveren ook Albanië, Chili, Noord-Macedonië, Turkije en Zwitserland een bijdrage aan EUFOR Althea.
Is het kabinet van mening dat het bijzondere systeem met een niet democratisch gekozen maar benoemde Hoge Vertegenwoordiger, die namens de Verenigde Naties (VN) en de EU, de (grond)wetgeving kan aanpassen en democratisch gekozen volksvertegenwoordigers kan ontslaan, gedurende een lange periode doorgang moet vinden? Zo ja, waarom dan? Zo nee, waarom niet?
In 2008 is de Steering Board van de PIC de zogenoemde «5+2 agenda» overeengekomen. De agenda benoemt een zevental voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat het Kantoor van de HV kan worden gesloten.1 Het kabinet ondersteunt deze agenda. Het moment waarop de agenda voltooid kan worden, hangt in belangrijke mate af van de bereidheid van Bosnische politici om openstaande kwesties uit de agenda samen op te lossen en de benodigde hervormingen door te voeren.
Hoe lang zal deze periode naar verwachting nog duren?
Zie antwoord vraag 21.
Op welk moment en onder welke omstandigheden kan een democratische rechtsstaat zonder Hoge Vertegenwoordiger zijn intrede doen?
Zie antwoord vraag 21.
Zou dit moment samen kunnen vallen met de toetreding van Bosnië-Herzegovina tot de Europese Unie? Zo ja, waarom dan? Zo nee, waarom niet?
Het EU-toetredingsproces proces is gebaseerd op de individuele merites van een kandidaat-lidstaat om te voldoen aan alle voorwaarden van het EU-acquis en de voortgang wordt bepaald door implementatie van rechtstaathervormingen. Voor Bosnië en Herzegovina geldt dat er eerst aan alle 14 hervormingsprioriteiten, zoals uiteengezet door de Europese Commissie, moet worden voldaan voordat de toetredingsonderhandelingen kunnen starten.
In theorie kunnen beide momenten met elkaar samenvallen. Formeel zijn de twee processen niet met elkaar verbonden.
Wat is uw inschatting ten aanzien van het nog aanwezige draagvlak van de Hoge Vertegenwoordiger?
De HV opereert in een omgeving waarbij Bosnische politici een gebrek aan bereidheid tonen om met elkaar samen te werken en compromissen te sluiten. Het kabinet acht het belangrijk dat de HV zijn werk met draagvlak onder zowel de internationale gemeenschap als bevolking, volksvertegenwoordigers en autoriteiten van Bosnië en Herzegovina uit kan voeren. Het kabinet moedigt de HV in dat kader aan om, conform zijn mandaat, actief de dialoog te blijven zoeken met alle relevante partijen en de internationale gemeenschap.
Deelt u de mening dat het problematisch zou zijn als het draagvlak voor de Hoge Vertegenwoordiger in ernstige mate zou dalen?
Zie antwoord vraag 25.
Hoe beoordeelt u de huidige demonstraties tegen de Hoge Vertegenwoordiger in dit kader?
Zie antwoord vraag 25.
Is het denkbaar dat de Hoge Vertegenwoordiger op enig moment meer een onderdeel van het problem wordt dan van de oplossing?
Zie antwoord vraag 25.
Welke mogelijkheden zijn er om het beleid of de koers te wijzigen dan wel de Hoge Vertegenwoordiger terug te roepen?
De HV rapporteert periodiek aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, aan de Europese Unie en aan geïnteresseerde overheden en partijen. De Steering Board van de PIC komt op tweewekelijkse basis in Sarajevo bijeen. Daarnaast komt de voltallige PIC twee keer per jaar in Sarajevo bijeen. Dit zijn momenten waarop landen standpunten over het werk van de HV met de HV kunnen delen.
Welke invloed gaat Nederland in de Steering Board van de Peace Implementation Council (het sturende orgaan voor de Hoge Vertegenwoordiger) uitoefenen om de koers van de Hoge Vertegenwoordiger bij te stellen?
Nederland neemt als waarnemer deel aan de tweewekelijkse vergaderingen van de Steering Board van de PIC en als lid aan de halfjaarlijkse bijeenkomst van de voltallige PIC. Het kabinet spreekt daarnaast regelmatig bilateraal met internationale partners, het kantoor van de HV en Bosnische autoriteiten over de situatie in Bosnië en Herzegovina. Dit gesprek vindt tevens plaats in EU-verband, met oog op het lidmaatschap van de EU van de Steering Board van de PIC. Het kabinet zal actief de Nederlandse standpunten kenbaar blijven maken aan de HV.
Heeft Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid voor de vrede en veiligheid in Bosnië en Herzegovina vanwege de gebeurtenissen in Srebrenica in 1995? Of zijn deze gebeurtenissen juist een reden tot een terughoudende opstelling van Nederland?
De herinnering aan de afschuwelijke genocide in Srebrenica verbindt Bosnië en Herzegovina en Nederland voor altijd. De inzet van het kabinet is om, onder meer via MATRA-projecten en de militaire bijdrage aan EUFOR Althea, een bijdrage te leveren aan de vreedzame co-existentie en politieke en sociale stabiliteit in Bosnië en Herzegovina. Wegens de geografische nabijheid van Bosnië en Herzegovina heeft Nederland daar een direct belang bij. Deze vreedzame co-existentie en stabiliteit zijn tevens noodzakelijk voor het EU-perspectief van Bosnië en Herzegovina.
Is er in de Bosnische gemeenschap en de politiek in Bosnië en Herzegovina voldoende draagvlak voor deze Nederlandse missie? Zo ja, wanneer is dit gebeurd en waar baseert u dat dan op? Wie heeft u geraadpleegd?
Het kabinet begrijpt dat de Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea herinneringen kan oproepen bij nabestaanden van de genocide in Srebrenica. Onder de Bosnische bevolking en autoriteiten wordt de bijdrage die EUFOR Althea levert aan de vrede en stabiliteit in Bosnië en Herzegovina gewaardeerd. Onder andere de huidige Minister van Buitenlandse Zaken, Elmedin Konaković, heeft de Nederlandse ambassadeur in Bosnië en Herzegovina in een persoonlijk gesprek bedankt voor de aangekondigde Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea. Ook vanuit de missie zelf is de aangekondigde Nederlandse bijdrage verwelkomd.
Het bericht dat Iran gesprekken voert met Rusland en China over het kopen van raketbrandstof |
|
Raymond de Roon (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Iran gesprekken voert met Rusland en China over het aankopen van raketbrandstof (ammoniumperchloraat) voor de productie van ballistische raketten?1
Ja.
Is informatie over deze ontwikkelingen met Nederland gedeeld en zijn deze plannen om Iran’s voorraad ballistische raketten flink uit te breiden een thema binnen de Noord-Atlantische Verdragsorgansiatie (NAVO)?
Binnen de NAVO wordt gesproken over een veelvoud aan onderwerpen en landen die een (potentiële) uitdaging of bedreiging vormen voor de veiligheid van het bondgenootschap, waaronder de ontwikkeling van Iran’s nucleaire en raketprogramma.
Klopt het dat Iran internationale sanctieregelgeving overtreedt als het tot de aankoop van de in het artikel genoemde raketbrandstof (ammoniumperchloraat) overgaat?
Onder VN-Veiligheidsraadresolutie 2231, Annex B paragraaf 4, is levering van goederen, zoals ammoniumperchloraat, ten behoeve van het Iraanse ballistische raketprogramma tot oktober 2023 niet toegestaan zonder toestemming van de VN Veiligheidsraad.
Deelt u de mening dat het uiterst gevaarlijk is als Iran de gewenste hoeveelheden raketbrandstof in handen krijgt, en dit grote veiligheidsrisico’s oplevert voor Nederland en de NAVO-bondgenoten?
Iran beschikt reeds over een groot aantal ballistische raketten voor de korte en middellange afstand. Een aantal NAVO-bondgenoten en partners, alsmede militaire eenheden in de regio, valt daarmee binnen het bereik van deze raketten. Deze rakketten en verdere ontwikkeling van Iraanse rakettechnologie vormen een significant veiligheidsrisico voor de bondgenoten en toont het belang van de ballistische raketverdediging van de NAVO. Deze is gericht op de verdediging tegen potentiële dreigingen van buiten de Euro-Atlantische regio en bescherming van de bondgenootschappelijke bevolking, het territorium en militaire eenheden in Europa.
Hoe gaat u, met bondgenoten, de druk opvoeren op Iran om te voorkomen dat deze islamitische terreurstaat straks duizenden ballistische raketten gaat produceren?
Nederland staat reeds in contact hierover met bondgenoten. Hierover wordt niet alleen gesproken binnen de NAVO (zie vraag 2), maar ook bilateraal met strategische partners en binnen de Europese Unie. Nederland zet zich in voor een gezamenlijke reactie. Uitlatingen over specifieke voorstellen voor bijvoorbeeld nieuwe sancties, ondermijnen het verrassingseffect en daarmee de effectiviteit van dergelijke maatregelen.