Misdrijven plegende Afghaanse diplomaat en de uitzending van PowNews d.d. 17 april 2014 |
|
Raymond de Roon (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is de berichtgeving «Diplomaat slaat er bij ruzie op los en gaat vrijuit» correct?1 Zo neen, wat is dan wel de juiste en volledige weergave van de gebeurtenissen?
Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie (OM) is gebleken dat een Afghaanse diplomaat in december 2013 betrokken was bij twee incidenten op dezelfde dag. Het eerste incident betreft een onenigheid in het verkeer waarbij woorden zijn gevallen tussen de diplomaat en een Nederlandse man. Hier is ook sprake geweest van een handgemeen. Het tweede incident vond op dezelfde dag plaats, op een andere locatie. De diplomaat heeft toen met zijn auto de weg geblokkeerd voor eerdergenoemde Nederlandse man en hij zou tegen de auto hebben geschopt. Beide partijen hebben aangifte gedaan van hetgeen deze dag is voorgevallen. De Afghaanse diplomaat heeft zich volgens het OM schuldig gemaakt aan mishandeling en vernieling. De diplomaat wordt niet vervolgd vanwege zijn diplomatieke status. De Nederlandse man wordt niet vervolgd omdat hij naar het oordeel van het OM handelde uit zelfverdediging.
Kent u de uitzending van PowNews d.d. 18 april 2014 en meer specifiek het gedeelte waarin de verslaggever wordt mishandeld?2
Ja
Waarom heeft u het gelaten bij het «op het matje roepen van de Afghaanse ambassadeur»? Waarom is de mishandelende en vernielende diplomaat niet uitgewezen?
Het ontbieden van de ambassadeur geldt in het diplomatieke verkeer reeds als een zeer zwaar middel. Het uitwijzen van een diplomaat (verklaren tot «persona non grata») is de uiterste sanctie die een ontvangend land ten opzichte van een diplomaat kan nemen. In dit geval was het gedrag van de betreffende diplomaat weliswaar volstrekt onacceptabel, maar kwalificeerde het niet voor het treffen van een dergelijke zichtbare en politiek beladen sanctie.
Buitenlandse Zaken heeft benadrukt, in een onderhoud met de ambassadeur op 30 januari jl., dat de geloofwaardigheid en daarmee het functioneren van de betreffende diplomaat vis-a-vis de Nederlandse autoriteiten is aangetast.
Hebt u op basis van artikel 32 van het Verdrag van Wenen Afghanistan verzocht de immuniteit van de diplomaat op te heffen? Zo nee, bent u bereid om dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
Neen, een dergelijk verzoek is niet gedaan. Een verzoek om opheffing van immuniteit is niet meer aan de orde, gezien het feit dat het OM de zaak heeft geseponeerd, en gezien het feit dat betrokkene inmiddels Nederland heeft verlaten.
Hebt u op basis van artikel 31 van het Verdrag van Wenen Afghanistan verzocht de diplomaat zelf te vervolgen? Zo nee, bent u bereid om dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
Neen. Het is niet aan Nederland om een dergelijk verzoek aan Afghanistan te doen. Ik ga er van uit dat de ambassadeur zijn autoriteiten heeft geïnformeerd over het gedrag van zijn medewerker. Voorts staat het Afghanistan vrij om de betreffende persoon te vervolgen indien dit volgens de lokale wetten mogelijk is en opportuun geacht wordt.
Kunt u verklaren waarom een misdrijven plegende diplomaat ervan afkomt met een berisping en iedere niet-diplomaat voor dezelfde misdrijven op zijn minst een forse geldboete opgelegd wordt?
Nederland heeft, conform het Verdrag van Wenen, geen rechtsmacht over diplomaten met een absolute immuniteit. Tegelijkertijd worden diplomaten geacht de regels en wetten van Nederland te respecteren. Wanneer dat niet het geval is maakt Nederland een afweging over eventueel te nemen maatregelen. In dit geval wordt betrokkene terug geroepen door de Afghaanse autoriteiten; dat is voor de betrokken diplomaat en zijn gezin een zware maatregel.
Wat heeft u inmiddels gedaan naar aanleiding van de beelden van de auto van dezelfde Afghaanse diplomaat toen die urenlang een invalidenparkeerplaats bezet hield? Heeft u hem zijn diplomatieke kenteken afgenomen? Zo neen, waarom niet?
De Afghaanse Tijdelijk Zaakgelastigde is op 18 februari bij Buitenlandse Zaken ontvangen voor een gesprek over deze kwestie. In dat gesprek is aangegeven dat een dergelijk gedrag volstrekt onaanvaardbaar is. Zie verder het antwoord op vraag 9.
Spelen de islamitische gevoeligheden enige rol bij de manier waarop u deze zaken hebt behandeld, zoals in de berichtgeving wordt gesuggereerd? Gaarne een toelichting.
Religie is in deze casus geen factor van overweging.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar de toepassing van het beleid van de staat New York hier in Nederland, dat tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie door u aan de Kamer is toegezegd?
Aan de sanctie van het niet verlengen van de registratie van diplomatieke kentekens zoals deze in de VS wordt gebruikt, kleven de nodige bezwaren. Deze bezwaren zijn in de Kamerbrief over omgang met geprivilegieerden (die de Kamer op 23 april is toegezonden) uiteengezet. Allereerst is van belang op te merken dat met het intrekken van een CD-plaat de onderliggende diplomatieke status van de betrokkene niet verandert. Ook zal het in de praktijk lastig zijn om kentekenplaten daadwerkelijk in te nemen. De Nederlandse wet- en regelgeving op dit terrein is anders opgezet dan bijvoorbeeld in de VS, waar diplomatieke kentekens ieder jaar verlengd moeten worden. Bovendien leidt het intrekken van CD-platen meteen tot effecten in de fiscale sfeer, die vervolgens weer inbreuk kunnen maken op verdragsverplichtingen onder het Verdrag van Wenen. Tot slot geldt dat het intrekken van bijzondere kentekens op gespannen voet staat met het eveneens in het Verdrag van Wenen vastgelegde beginsel van vrijheid van beweging. Dergelijke maatregelen kunnen onmiddellijk leiden tot tegenmaatregelen («reciprociteit») in het betreffende land ten aanzien van Nederlandse diplomaten.
Is dit onderzoek bijna gereed? Zo nee, gaat u er vaart achter zetten nu blijkt dat diplomaten zich nog steeds niets van de Nederlandse wet aantrekken?
Het onderzoek naar de maatregelen die kunnen worden ingezet tegen geprivilegieerden die zich niet aan de Nederlandse wet houden, is inmiddels afgerond. In eerder genoemde brief van 23 april 2014 zijn de bevindingen van dit onderzoek beschreven.
Het bericht "Diplomaat slaat er bij ruzie op los en gaat vrij uit” |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Diplomaat slaat er bij ruzie op los en gaat vrij uit»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de brief van de officier van justitie van het arrondissementsparket in Den Haag van 30 januari 2014 aan het Nederlandse slachtoffer?2
Ja.
Acht u het bewezen dat de Afghaanse diplomaat meerdere malen met zijn vuist geslagen heeft en schade veroorzaakt heeft aan de auto?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft deze zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat er verschillende strafbare feiten zijn gepleegd. Deze kunnen worden gekwalificeerd als mishandeling en vernieling. Buitenlandse Zaken heeft kennisgenomen van de conclusies van het OM.
Wanneer en op welke wijze heeft u de Afghaanse ambassade op de hoogte gesteld van de mening van de Nederlandse regering? Hoe luidt die mening?
Op 30 januari jl. is de Afghaanse ambassadeur ontboden. In dat gesprek is aangegeven dat:
Heeft de Nederlandse regering ook aan de Afghaanse ambassade gevraagd om de schade aan de auto te vergoeden? Zo nee, bent u alsnog bereid dit te doen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Indien u niet bereid bent om dit verzoek bij de Afghaanse ambassade neer te leggen, op welke wijze kan het Nederlandse slachtoffer dan zijn schade op de dader verhalen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Heeft u kennisgenomen van het persbericht van de Afgaanse ambassade van 31/12/2013, waarin de ambassade stelt dat alleen haar staflid aangevallen is en slachtoffer is van mishandeling (artikel 300 Wetboek van Strafrecht)(het Afghaanse staflid zou niet aangevallen hebben en niet geprovoceerd hebben)? Heeft u ook kennisgenomen van het feit dat de ambassade in afwachting was van een rapport van het ministerie van Buitenlandse Zaken?
Ja.
Wanneer is het rapport van het ministerie van Buitenlandse Zaken over dit incident uitgebracht en kunt u het rapport, dan wel de inhoud op hoofdlijnen, openbaar maken?
Buitenlandse Zaken heeft het onderzoeksrapport van het Openbaar Ministerie op 30 januari jl. gedeeld met de Afghaanse ambassadeur, toen deze ontboden is op Buitenlandse zaken. De teneur van het rapport is weergegeven in het antwoord op de Kamervragen (vraag3 van de leden Helder en De Roon over dezelfde kwestie (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2049).
Klopt het dat dezelfde diplomaat en een assistent van hem op 17 februari in PowNews betrapt werden op het langdurig parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats en daarvoor ook een bon uitgeschreven kregen?
In verband met de privacy van betrokkenen doen wij geen uitspraken over het aantal uitgeschreven en nog openstaande boetes in individuele gevallen. Enkele administratieve sancties die zijn uitgeschreven aan de Afghaanse delegatie, zijn op dit moment nog niet betaald. Buitenlandse Zaken heeft zoals gebruikelijk contact opgenomen met de ambassade over de betaling.
De betreffende diplomaat beschikte tot het moment van zijn vertrek uit Nederland over een taxfree tankpas. Zie verder het antwoord op vraag 12.
Herinnert u zich dat u in dezelfde uitzending van PowNews aankondigde contact op te laten nemen met de Afghaanse ambassade? Wanneer is dat gebeurd en met welke boodschap?
Ja. De Afghaanse Tijdelijk Zaakgelastigde is op 18 februari jl. bij Buitenlandse Zaken ontvangen voor een gesprek over deze kwestie. In dat gesprek is aangegeven dat een dergelijk gedrag volstrekt onaanvaardbaar is.
Heeft de betreffende diplomaat de boete betaald en staan er nog steeds boetes open? Beschikt hij op dit moment over een tankpas om accijns en btw-vrij te kunnen tanken?
Zie antwoord vraag 9.
Van hoeveel diplomaten is na de aankondiging van januari 2014 dat zij geen tankpas meer zouden hebben bij openstaande schulden, hun tankpas ook daadwerkelijk afgenomen?
Tot heden zijn er nog geen tankpassen geblokkeerd. Ik heb in januari 2014 aangekondigd dat een van de elementen uit het plan van aanpak zal zijn het blokkeren van tankpassen. Deze maatregel, aangekondigd in de Kamerbrief over omgang met geprivilegieerden (die de Kamer op 23 april jl. is toegezonden) is onderdeel van een nieuw werkproces, waarmee Buitenlandse Zaken structureler zal inzetten op betaling van verkeersboetes.
Om dit mogelijk te maken moeten onder andere het CJIB en Buitenlandse Zaken hun informatiesystemen over openstaande verkeersboetes op elkaar afstemmen. Het is de bedoeling dat in een nieuw op te zetten database (anders dan nu) de gegevens over openstaande verkeersboetes langdurig beschikbaar en dus opeisbaar blijven. Buitenlandse Zaken en het CJIB zijn deze nieuwe samenwerking aan het opzetten, en de verwachting is dat het nog zeker enige maanden zal duren voor deze geheel operationeel is.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de ambassadesecretaris in het AD-artikel dat »de 23-jarige Nederlander diplomaat S. [heeft] beledigd vanwege zijn geloof. Als zoiets in Afghanistan bekend wordt, kan de situatie escaleren. Ik hoop dat er dan niets gebeurt met de Nederlandse ambassade in Kaboel.», terwijl in de processen-verbaal, in het persbericht van de ambassade zelf, in de brief van de rechtbank, in het verslag van de getuige of waar dan ook geen sprake is van belediging vanwege het geloof, terwijl er nu wel met escalatie gedreigd wordt?
Bovenstaande uitspraak komt, indien deze gedaan is, geheel voor rekening van de desbetreffende persoon. De Afghaanse ambassade heeft aan Buitenlandse Zaken schriftelijk laten weten dat er geen sprake is van enige dreiging met escalatie, en dat de betreffende medewerker dergelijke uitspraken niet heeft gedaan. Ten aanzien van de vermeende belediging vanwege het geloof geldt dat Buitenlandse Zaken zich baseert op het gestelde in het onderzoeksrapport van het Openbaar Ministerie. Daarin staat niets vermeld over een dergelijke belediging.
Bent u bereid om de ambassade uit te nodigen om aan te geven wanneer de diplomaat vanwege zijn geloof beledigd is of anders de uitspraak terug te nemen?
Indien een dergelijke belediging was geuit had de betrokken diplomaat dit kunnen melden aan de politie. De ambassadeur, in de gesprekken met Buitenlandse Zaken, heeft evenmin melding gemaakt van een dergelijke belediging. Daar waar zowel betrokkene als de ambassade ruimschoots gelegenheid hadden om een dergelijke belediging aanhangig te maken, zie ik het nut niet van een uitnodiging aan de ambassade om specifiek hierover te spreken.
Commerciële mogelijkheden in Myanmar |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «US to help companies invest in Myanmar»?1
Ja.
Wat doet u er aan om de investerings- en handelsmogelijkheden voor Nederlandse bedrijven in Myanmar te bevorderen?
De beginnende democratische en economische transitie van Birma/Myanmar biedt kansen voor Nederlandse bedrijven en ondernemers, met name in de sectoren water, agro en logistiek. Om Nederlandse bedrijven voldoende ondersteuning te geven deze kansen op een maatschappelijk verantwoorde manier te benutten, heeft het kabinet in 2013 besloten de Birma/Myanmar-capaciteit van de Nederlandse ambassade in Bangkok uit te breiden. Voorts is besloten tot opening van een onder de ambassade in Bangkok ressorterend ambassadekantoor («Netherlands Economic Mission») in Rangoon/Yangon. Tijdens mijn bezoek aan Birma/Myanmar in november 2013, vergezeld van een kleine handelsdelegatie, heb ik dit kantoor geopend. De keuze voor deze flexibele en kostenefficiënte vorm van vertegenwoordiging past in de modernisering van de Nederlandse diplomatieke dienst, zoals door het kabinet gepresenteerd in de brief «Voor Nederland, Wereldwijd».
Om het Nederlandse MKB te faciliteren bij eerste stappen op de zich snel ontwikkelende Birmese markt, heb ik tevens besloten Birma/Myanmar toe te voegen aan de landenlijst van het «Dutch Good Growth Fund». MKB-ondernemingen kunnen via het Fonds een beroep doen op financiering van hun ontwikkelingsrelevante activiteiten in Birma. Daarnaast kunnen geïnteresseerde bedrijven gebruik maken van verschillende voor Birma openstaande faciliteiten en fondsen via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Ziet u mogelijkheden om, in navolging van de V.S., de kansen voor Nederlandse bedrijven in Myanmar nog verder te vergroten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat de ondersteuning van het Nederlands bedrijfsleven in Myanmar vanuit de ambassade in Bangkok adequaat is? Zou een op commercie gerichte Nederlandse vertegenwoordiging in Myanmar de kansen voor het Nederlands bedrijfsleven aanzienlijk kunnen vergroten?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat Rusland af wil van het huidige belastingverdrag met Nederland |
|
Arnold Merkies |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Rusland wil af van huidig belastingverdrag met Nederland»?1
De Russische staatssecretaris van Financiën, Sergey Shatalov, heeft mij per brief van 30 december 2013 benaderd over een partiële herziening van het Russisch-Nederlandse belastingverdrag uit 1996. Als beweegreden heeft Rusland aangevoerd van mening te zijn dat de ontwikkelingen op het gebied van internationale belastingheffing die na het overeenkomen van het onderhavige verdrag zich hebben voorgedaan vragen om aanpassing in lijn met de actuele versie van het OESO-modelverdrag. Het is heel gebruikelijk dat een verdragsland een ander verdragsland benadert over een aanpassing van een bestaand bilateraal (belasting)verdrag. Dit geldt te meer indien het desbetreffende verdrag niet meer van recente datum is, zoals het onderhavige belastingverdrag met Rusland dat op 16 december 1996 is ondertekend. In reactie op het verzoek uit Rusland heb ik dan ook voorgesteld dat op ambtelijk niveau besprekingen worden aangegaan over een mogelijke aanpassing van het belastingverdrag tussen de beide landen. Inmiddels is voor juni van dit jaar een (eerste) ambtelijke onderhandelingsronde gepland.
Uw Kamer wordt door de Minister van Buitenlandse Zaken door middel van periodiek verstrekte lijsten op de hoogte gesteld van in onderhandeling zijnde ontwerp-verdragen, bilaterale belastingverdragen daaronder begrepen. In de lijst van per 31 maart 2014 in onderhandeling zijnde ontwerp-verdragen die per brief van 7 april 2014 naar Uw Kamer is verzonden_, is ook de herziening van het bilaterale belastingverdrag met de Russische Federatie vermeld.
Kunt u uiteenzetten welke redenen Rusland heeft aangevoerd om het verdrag aan te passen?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer heeft Rusland Nederland benaderd om aanpassingen in het verdrag aan te brengen?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer was het kabinet van plan om de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 1.
Welke reactie heeft u gegeven op het verzoek van Rusland om het verdrag aan te passen?
Zie antwoord vraag 1.
Bilaterale handelsverdragen |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Verzet tegen schadeclaims via Nederland»1 waarin geschreven wordt dat Indonesië per juli 2015 het investeringsverdrag met Nederland opzegt?
Ja.
Met welke motivatie zegde Indonesië dit investeringsverdrag op? Hoe beoordeelt u deze motivatie?
De Indonesische autoriteiten hebben aangegeven dat alle investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO's) per eerst mogelijke datum worden opgezegd. Italië, Frankrijk, Bulgarije en Slowakije hebben inmiddels ook een opzeggingsnota ontvangen en tegenover Spanje is deze aangekondigd.
Klopt het dat Indonesië het investeringsverdrag opzegt uit angst voor claims?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bij eventuele nieuwe onderhandelingen tussen Indonesië en Nederland over een investeringsverdrag van plan om voorafgaand een mensenrechten impact-assessments uit te voeren? Ziet u hier een rol voor de draft Guiding Principles on Human Rights Impact Assessments of Trade and Investment Agreements die door de VN Special Rapporteur on the Right to Food, prof. Olivier De Schutter zijn opgesteld?
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (2009) heeft de Europese Unie de exclusieve bevoegdheid op het gebied van buitenlandse directe investeringen. In eerste instantie zou dus de Unie met Indonesië over een IBO of een Vrijhandelsverdrag met een investeringshoofdstuk kunnen onderhandelen. Mocht de Unie niet van plan zijn om met Indonesië te gaan onderhandelen over een investeringsbeschermingsverdrag, dan zou Nederland – na het verkrijgen van een machtiging van de Europese Commissie – onderhandelingen met Indonesië kunnen starten.
In nieuwe IBO’s wordt steeds vaker naar de OESO-Richtlijnen voor multinationale ondernemingen verwezen, ook door Nederland. Als beide partijen bij de onderhandeling van een nieuwe IBO dit zouden wensen, zou ook naar de Guiding Principles on Human Rights Impact Assessments of Trade and Investment Agreements van de VN verwezen kunnen worden.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat internationale bedrijven op dusdanige wijze investeringsbescherming genieten dat overheden bij het invoeren van wetgeving om publieke belangen te bevorderen (bijvoorbeeld op gezondheidszorg, milieu, mensenrechten en arbeidsrechten) tegenover miljoenen claims komen te staan omdat deze verandering van beleid onwelgevallig is voor de winst van het bedrijf? Zo ja, wat bent u van plan hiertegen te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Nederlandse IBO’s zijn zo vormgegeven dat de bescherming van publieke belangen gewaarborgd wordt. In alle Nederlandse IBO’s is opgenomen dat onteigening van investeringen ter bescherming van publieke belangen mogelijk is, indien dit gebeurt met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang op niet-discriminatoire wijze en tegen betaling van een redelijke schadevergoeding.
IBO’s bieden uitsluitend een rechtsgang als er claims zijn, bijvoorbeeld wegens onredelijke of discriminatoire maatregelen, of onrechtmatige onteigening van de investering.
Bent u bekend met de uitspraak van Eurocommissaris de Gucht op 2 maart in het tv-programma Buitenhof dat de investeringsverdragen van de lidstaten van de Europese Unie, waaronder Nederland, verouderd zijn?2 Deelt u de mening dat investeringsverdragen die Nederland gesloten heeft met ruim 90 landen toe zijn aan herziening en modernisering? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiertoe? In hoeverre kunnen de ontwikkelingen in Europa, zoals onlangs gepresenteerd in de publieke consultatie rondom het Investor-state dispute settlement (ISDS), hier een rol in spelen?3
Ja, ik ben bekend met de genoemde uitspraak. Er loopt een onderzoek naar de effecten van Nederlandse IBO’s. Met de conclusies van dit onderzoek zal rekening worden gehouden wanneer herziening en modernisering van Nederlandse IBO’s aan de orde is. Overigens worden de bestaande IBO’s reeds gemoderniseerd, bijvoorbeeld door de toepassing van de UNCITRAL-transparantieregels die per 1 april 2014 in werking zijn getreden, en ook door verwijzing naar de OESO-Richtlijnen voor multinationale ondernemingen.
De genoemde publieke consultatie gaat over investor-state dispute settlement (ISDS) in het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) en wordt georganiseerd door de Europese Commissie. TTIP is een veelomvattend ontwerpverdrag, waarover door de EU wordt onderhandeld met de Verenigde Staten, en waarin investeringsbescherming één van de onderwerpen zal zijn. Mochten de uitkomsten van deze TTIP-specifieke consultatie bruikbaar zijn voor IBO’s in bredere zin, dan zullen deze worden betrokken bij de modernisering van de IBO’s.
Bent u van plan om mensenrechtenverplichtingen voor bedrijven op te nemen in toekomstige Nederlandse en Europese investeringsverdragen? Welke handhavings- en monitoringsmechanismen worden daar aan gekoppeld?
Investeerders en hun investeringen dienen zich aan de geldende wetgeving van het gastland te houden. Hieronder vallen ook mensenrechtenverplichtingen. Daarnaast leggen bijvoorbeeld de OESO-Richtlijnen voor multinationale ondernemingen investeerders additionele verplichtingen op. In Europese investeringsverdragen worden deze verplichtingen aangevuld met betrekking tot duurzaamheid, bescherming van milieu en arbeidsomstandigheden.
Klopt het dat ook Ecuador en Bolivia overwegen om het handelsverdrag met Nederland op te zeggen? Zo ja, wat is hun motivatie hiervoor?
Bolivia heeft de IBO met Nederland opgezegd per 1 november 2009. Bolivia heeft geen reden voor de opzegging gegeven.
In Ecuador is al een aantal jaren discussie over het opzeggen van IBO's, en zijn de IBO's met een aantal staten zijn ook opgezegd. De IBO met Nederland is niet opgezegd.
Het bericht dat het nieuwe handelsverdrag met de VS het Nederlandse schaliegasverbod bedreigt |
|
Carla Dik-Faber (CU), Agnes Mulder (CDA), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Schaliegasverbod in Haaren en Boxtel door handelsverdrag VS bedreigd»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het rapport van Friends of the Earth Europe?2
Het rapport geeft een analyse van de risico's van het gebruik van de techniek grootvolumehydrofracturering (fracking) bij het winnen van onconventionele fossiele brandstoffen zoals schaliegas. Het beschrijft de zorgen die daarover leven in zowel de EU als in de VS. Dit zijn herkenbare zorgen die ook in Nederland onderwerp zijn van maatschappelijk debat.
Het rapport spreekt tevens de zorg uit dat het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) de mogelijkheden zal verminderen voor overheden om regels te stellen aan het gebruik van fracking. In de antwoorden op Kamervragen drie tot en met zeven zal ik hier nader op ingaan.
Erkent u dat de clausule over ISDS (Investor State Dispute Settlement mechanism) gevolgen kan hebben voor milieuwetgeving in Europa, bijvoorbeeld op het gebied van schadevergoedingen wanneer bedrijven menen (toekomstige) winsten te zijn misgelopen door ingevoerde milieuwetgeving?
Nee. De clausule over ISDS heeft geen gevolgen voor de vrijheid van overheden om milieuwetgeving in te voeren. ISDS zal een uitzondering bevatten op het beginsel van compensatie bij onteigening, namelijk bij «indirecte onteigening». Deze houdt in dat een verdragspartij niet tot schadevergoeding verplicht is in geval van algemene, niet-discriminatoire maatregelen die de bescherming van publieke belangen dienen. Indien ISDS wordt opgenomen in TTIP dan zal dit onderdeel zijn van deze bepaling.
Kan het Nederlandse parlement na het sluiten van TTIP (Transatlantic Trade and Investment Partnership) nog steeds zelf besluiten over een verbod op schaliegaswinning, zonder de dreiging van schadeclaims door buitenlandse bedrijven die interesse hebben in of bezig zijn met het ontwikkelen van schaliegas in Nederland?
Ja, ook na het sluiten van TTIP, kan het Nederlandse parlement nog steeds een besluit nemen over een verbod op schaliegaswinning. Dat valt binnen de beleidsvrijheid van de overheid, die geborgd wordt door de eerder genoemde uitzondering.
Krijgen Amerikaanse bedrijven na het sluiten van TTIP meer kans om misgelopen inkomsten als gevolg van milieuwetgeving aan te vechten bij een private arbitragecommissie, waarbij Nederland mogelijk voor de schade opdraait? Zo ja, acht u dit wenselijk? Zo nee, kunt u onderbouwen dat de juridische mogelijkheden niet worden uitgebreid?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om in het onderzoek naar de gevolgen van ISDS voor Nederland expliciet mee te nemen welke mogelijke gevolgen op kunnen treden voor milieuwetgeving en voor een eventueel verbod op schaliegasboringen?
Zoals toegezegd aan uw Kamer laat ik momenteel een onderzoek uitvoeren naar de positieve en negatieve effecten van ISDS in TTIP, onder andere op de beleidsruimte van de overheid. Deze studie wordt op dit moment uitgevoerd. De resultaten van de studie zullen volgens huidige planning voor de zomer naar uw Kamer gestuurd worden. Op basis van deze resultaten, zal het Nederlandse standpunt over ISDS in TTIP bepaald worden, ook in relatie tot mogelijke gevolgen voor milieuwetgeving.
Bent u bekend met de brief van het Amerikaanse bedrijf Chevron aan de United States Trade Representative van mei 2013?3 Deelt u de analyse dat blijkt dat Chevron (actief in schaliegaswinning buiten Nederland en in Nederland in conventionele olie- en gaswinning) sterk voorstander is van het ISDS? Kunt u garanderen dat Chevron het ISDS mechanisme in TTIP niet zal gebruiken om een eventueel Nederlands schaliegasverbod aan te vechten?
Ik ben bekend met deze brief. Chevron geeft in deze brief aan voorstander te zijn van het opnemen van ISDS in TTIP. Indien ISDS wordt opgenomen in TTIP, kan ik niet garanderen dat Chevron geen gebruik zal proberen te maken van het ISDS-mechanisme. Elk bedrijf in de VS of de EU kan zelf besluiten of het al dan niet gebruik gaat maken van ISDS. Gezien de opname van de uitzonderingsbepaling en het feit dat het momenteel niet mogelijk is om in Nederland naar schaliegas te boren, acht ik een succesvolle claim echter niet realistisch.
De aanvallen van een Japanse walvisvaarder op een Nederlands schip van Sea Shepherd |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met de aanvallen van een Japanse walvisvaarder op het Nederlandse schip van Sea Shepherd, die door middel van demonstratie op zee de illegale Japanse walvisjacht probeert te verhinderen, die deze maand plaatsvonden in de wateren van Antarctica en in het zuiden van Nieuw-Zeeland?1
Ja.
Is het waar dat Japanse walvisvaarders het Nederlandse schip in zo’n ernstige mate beschadigd hebben, door bijvoorbeeld met kabels het roer en de schroef onbruikbaar te maken en het schip te verblinden, dat het moeilijk werd het schip nog te navigeren? Hoe beoordeelt u dit in termen van veiligheid op zee?
Naar aanleiding van berichten over incidenten in afgelopen weken is de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) verzocht «rapporten van bevindingen» op te stellen over de verschillende gebeurtenissen. Hierin zal o.a. worden aangegeven of de schepen van zowel de Sea Shepherd Conservation Society als Japanse walvisvaarders alles eraan gedaan hebben om de veiligheid op zee te waarborgen. Daarbij kan de ILT onder andere gebruik maken van door Sea Shepherd verstrekt beeldmateriaal en van de rapportages van de kapiteins van de schepen van Sea Shepherd. Zo meldde bijvoorbeeld Sea Shepherd kapitein Hammarstedt over het incident van 23 februari jl., dat vanaf de Japanse schepen met zoeklichten gericht geschenen werd op de brug van zijn schip de Bob Barker, waardoor de brugbemanning werd verblind.
Over de incidenten van 2 februari jl., waar de Bob Barker en de Steve Irwin bij betrokken waren, heeft de ILT inmiddels een rapport van bevindingen opgesteld dat als bijlage2 is toegevoegd. Over die confrontaties hebben Sea Shepherd kapiteins Hammarstedt en Chakravarty gemeld dat de Japanse schepen Yushin Maru 2 en 3 meerdere malen de boeg van hun schepen hebben gekruist met 300 meter lange staalkabels. Om beschadiging aan roer en schroef te voorkomen hebben de kapiteins ontwijkende manoeuvres uitgevoerd. Als gevolg van een aanvaring tussen de Bob Barker en de Yushin Maru 3 is de Bob Barker beschadigd. De schade lag boven de waterlijn en volgens kapitein Hammarstedt vormde de schade geen gevaar voor de «structural integrity of the hull».
Deelt u de mening dat er door aanvallen van Japanse walvisjagers de veiligheid op zee ernstig in het gevaar wordt gebracht? Zo ja, bent u bereid hier maatregelen tegen te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2 en 5.
Heeft u gereageerd op de oproep van het Japanse kabinet, die wil dat Nederland actie gaat ondernemen? Zo ja, wat is uw reactie? Zo nee, deelt u de mening dat niet Nederland maar Japan actie moet ondernemen, en haar walvisjagers tot orde moet roepen?
Op 18 februari jl. sprak ik met de Japanse ambassadeur over de recente incidenten en aanvaringen tussen Japanse walvisvaarders en schepen van de Sea Shepherd Conservation Society. Ik heb daarbij de Nederlandse zorgen over deze recente incidenten overgebracht en erop gewezen dat beide partijen alles moeten doen om verdere escalatie te voorkomen en stappen te zetten om veiligheid op zee te waarborgen. Ik heb tevens erop gewezen dat Nederland het recht op vreedzame demonstratie op open zee erkent, echter zonder dat dat de veiligheid van de zeevaart en/of levens in gevaar mag brengen.
Ook in Tokio is hoog ambtelijk contact geweest met de Japanse autoriteiten over deze incidenten en is dezelfde boodschap overgebracht.
Kunt u bevestigen dat de Inspectie Leefomgeving en Transport een onderzoek heeft ingesteld na de aanval op de Bob Barker eerder deze maand?2 Zo ja, kunt u uiteenzetten wat er uit dit onderzoek is gekomen of wanneer deze resultaten bekend zullen worden?
De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft inderdaad een rapport van bevindingen opgesteld over de incidenten van 2 februari jl. Het rapport is opgesteld op basis van de beschikbare informatie, zijnde film en fotomateriaal van Sea Shepherd van de activiteiten daar ter plaatse, filmmateriaal van internet van het contact vanaf beide betrokken schepen; het verslag van de kapitein van de Bob Barker en een persmededeling van het Japanse Fisheries Agency.
De ILT heeft geconstateerd dat gedurende een tijdsbestek van enkele uren intimiderende en agressieve scheepsbewegingen hebben plaatsgevonden tussen 3 Japanse schepen en schepen van Sea Shepherd, waaruit is op te maken dat het de intentie van de Japanse schepen is om de Sea Shepherd schepen te hinderen of uit te schakelen. Deze confrontatie eindigde in fysiek contact (met vermoedelijk beperkte schade) tussen de Bob Barker en de Yushin Maru 3. Naar het oordeel van de ILT zijn schepen ingezet als middel om andere schepen uit te schakelen, minimaal te hinderen en is er mogelijk bewust tegen elkaar aangevaren. Een dergelijke handelswijze valt buiten het werkgebied van de Inspectie (het rapport van bevindingen van de ILT is toegevoegd als bijlage). In het licht van de bevindingen van de ILT heeft het Ministerie van IenM het rapport toegezonden aan het Parket Generaal met de vraag of de bevindingen van de ILT aanleiding geven voor nadere actie. Het is aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of terzake nadere actie zal volgen.
Kunt u uiteenzetten op welke wijze en met welke landen u samenwerkt om geweld van walvisvaarders richting demonstranten op zee te voorkomen? Kunt u hierbij specifiek benoemen welke acties u de laatste jaren heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat walvisvaarders zich verantwoord gedragen en stoppen met het aanvallen van schepen die demonstreren?
Zoals in voorgaande jaren heeft Nederland in december 2013 samen met Australië, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten een gezamenlijke verklaring uitgebracht waarin de kapiteins van de Sea Shepherd schepen en Japanse walvisvaarders worden gemaand de regels voor veiligheid op zee in acht te nemen en de veiligheid van de opvarenden de hoogste prioriteit te geven.
Ook heb ik, tijdens mijn reis naar Nieuw Zeeland eind februari, met de Nieuw Zeelandse Minister van Cultuur, die tevens Procureur Generaal is, gesproken over een zaak tegen Japan op het gebied van walvisjacht, die bij het Internationaal Gerechtshof loopt. Deze door Australië aanhangig gemaakte zaak wordt o.a. ook door Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten en Nederland nauw gevolgd.
Kunt u uiteenzetten welk vervolg u heeft gegeven aan de gezamenlijke waarschuwing die Nederland samen met Australië, de Verenigde Staten en Nieuw Zeeland in 2011 heeft afgegeven, te weten: «Wie de veiligheid op zee in gevaar brengt, kan worden aangeklaagd»?3 Heeft u inmiddels actie ondernomen om een aanklacht in te dienen tegen de Japanse walvisjagers? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 5.
Bent u bereid Japan op de eerstvolgende Internationale Walvisconferentie (IWC) in september 2014 aan te spreken en de gedragingen van hun walvisjagers aan de kaak te stellen? Zo nee, waarom niet?
Op de komende jaarvergadering van de International Whaling Commission (IWC) zal Nederland zijn zorgen uitspreken over de confrontaties die ook dit jaar weer hebben plaatsgevonden tussen Japanse walvisvaarders en schepen van Sea Shepherd onder Nederlandse vlag. Daarbij zal Nederland aangeven dat op basis van de beschikbare informatie de conclusie gerechtvaardigd lijkt dat beide partijen niet al het mogelijke hebben gedaan om escalatie te voorkomen, waarmee mogelijk ook de veiligheid op zee in het geding is geweest. Ook zal Nederland benadrukken dat het recht op vreedzame demonstraties ook op volle zee mag worden uitgeoefend zolang dit binnen de kaders van de wet geschiedt en de veiligheid op zee daarmee niet in gevaar komt.
De test van de Consumentenbond, waaruit blijkt dat supermarkten onvoldoende presteren op het gebied van arbeidsomstandigheden in ontwikkelingslanden |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de test van de Consumentenbond over verantwoord inkopen door de vijf grootste supermarkten?1
Ja.
Wat vindt u van de uitkomsten van deze test, waaruit onder meer blijkt dat vier van de vijf grootste supermarkten onvoldoende tot slecht scoren op het gebied van verantwoord inkopen?
Wat vindt u van de conclusie dat alle onderzochte supermarkten nog te weinig werk maken van eerlijke lonen in productielanden? Wat vindt u van de conclusie dat vier van de vijf supermarkten te weinig aandacht besteden aan goede arbeidsomstandigheden in ontwikkelingslanden?
Wat is uw mening over de slechte arbeidsomstandigheden van plantagewerkers in de ananasteelt, waarbij onder meer fysiek zwaar werk moet worden verricht, laag loon wordt betaald en werknemers blootgesteld worden aan bestrijdingsmiddelen en besmet water? Deelt u de mening dat supermarkten een verantwoordelijkheid hebben in het verbeteren van de arbeidsomstandigheden bij bijvoorbeeld fruitteelt? Zo ja, voldoet het ingekochte fruit, waaronder ananassen, in alle Nederlandse supermarkten in 2015 aan de internationale arbeidsrechten?
Bent u bereid om in overleg te treden met de in Nederland actieve supermarkten over de resultaten van de test van de Consumentenbond en de supermarkten daarbij aan te sporen tot verbetering?
De Staatssecretaris van Economische Zaken voert reeds overleg met supermarkten over dierenwelzijn, verminderen voedselverspilling en voedselveiligheid. Zij zal ook het onderzoek van de Consumentenbond bij de supermarkten agenderen.
Op welke manier geeft u uitvoering aan de motie Voordewind (Kamerstuk 32 500 V, nr. 48), die verzoekt tot het sluiten van een convenant dat zich richt op verduurzaming van de huismerkprodukten van supermarkten in 2015?
Per brief van 25 november 2011 (Kamerstuk 32 500 V, nr. 122) is uw Kamer geïnformeerd over de verschillende initiatieven van bedrijven actief in de voedselketen gericht op het verduurzamen van de handelsketens. Een convenant specifiek gericht op huismerken voegt daar te weinig aan toe. In plaats daarvan richt dit Kabinet zich op ketenverduurzaming, waar zowel huismerken als niet-huismerken onderdeel van zijn. Zo is er het convenant specifiek gericht op de verduurzaming van import groente en fruit. Nagenoeg alle supermarkten en grote inkooppartijen hebben dit convenant mede ondertekend. De Nederlandse overheid ondersteunt de realisatie van dit convenant via het Initiatief Duurzame Handel (IDH). Soortgelijke afspraken zijn gemaakt voor andere productcategorieën en grondstoffen waar veel MVO-issues spelen, te weten: kweekvis, soja, palmolie, bloemen, koffie en cacao.
Bent u bereid om, aanvullend op het onderzoek van de Consumentenbond, op korte termijn een uitgebreidere monitor bij supermarkten over internationale arbeidsrechten en eerlijke lonen aan de Kamer te doen toekomen, in lijn met de motie Voordewind (Kamerstuk 32 500 V, nr. 48)?
Rapportage over verduurzaming en maatschappelijk verantwoord ondernemen vind ik een primaire verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf. Wel vallen de supermarkten net als alle andere economische sectoren onder de sectorrisicoanalyse. Indien uit deze sectorrisicoanalyse blijkt dat de supermarkten een hoog risicoprofiel hebben, dan wordt in de vervolganalyse gekeken welke van de risico’s op het vlak van mens en milieu mogelijk nog onvoldoende aandacht krijgen vanuit het bedrijfsleven. In dat geval zal ik uw Kamer daarover informeren.
Bent u bereid deze monitor ook beschikbaar te stellen aan consumenten, aangezien een aantal supermarkten slecht scoort op het gebied van transparantie? Zo nee, op welke manier zijn consumenten in staat om een verantwoorde keuze te maken, aangezien enkele supermarkten geen of beperkte informatie geven over de herkomst van producten en over het voldoen aan de internationale arbeids- en mensenrechten?
Consumenten die een verantwoorde keuze willen maken, kunnen nu reeds in verschillende supermarkten een keuze maken voor fairtrade producten en producten met andersoortige keurmerken.
Spanningen tussen het Malinese regime en Bert Koenders als hoofd van de VN-vredesmacht in Mali |
|
Jasper van Dijk |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Positie van Bert Koenders in gevaar»?1
Het bericht is gebaseerd op een eerder bericht in Le Nouvel Observateur van 16 januari jl. dat vervolgens door een deel van de Malinese pers is overgenomen. Het betreft geen citaten uit een persbericht van de Malinese overheid, zoals BNR veronderstelt. De berichtgeving suggereert een slechte werkrelatie tussen de heer Koenders en de Malinese president Keïta. Voor zover het kabinet bekend, is hiervan geen sprake.
Is het waar dat de president van Mali de heer Koenders beschuldigt van partijdigheid inzake de bemiddeling tussen strijdende partijen? Zo ja, in welk opzicht zou sprake zijn van partijdigheid?
Hoe oordeelt u over de opmerking van VN-deskundige Dick Leurdijk met betrekking tot de bemiddeling van de heer Koenders: «Als hij [Koenders] dat niet naar behoren doet, dan zal de secretaris-generaal van de VN zich moeten beraden op Koenders» positie»?
Deze woorden komen voor rekening van de heer Leurdijk.
Deelt u de mening van de heer Leurdijk dat, als de berichtgeving omtrent de spanningen tussen de Malinese president enerzijds en de heer Koenders c.s. anderzijds op waarheid berust, de grondslag onder de aanwezigheid van de top van de internationale gemeenschap in Mali wegvalt? Zo ja, welke gevolgen trekt u daaruit?
Zie het antwoord op vraag 3.
Hoe staat het met het verzoeningsproces tussen de strijdende partijen in Mali? Welke vorderingen worden geboekt?
Het verzoeningsproces in Mali verloopt langzaam. Verzoening hangt voor een deel af van het onderhandelingsproces met rebellenbewegingen dat momenteel in een impasse zit. De eis van president Keïta aan de rebellen om eenzijdig te ontwapenen alvorens hij bereid is te onderhandelen speelt hierbij een rol. De heer Koenders is als hoofd van MINUSMA actief op zoek naar oplossingen om het proces weer op gang te brengen.
Gezien de complexiteit van het conflict, de veelheid aan actoren, de onderliggende oorzaken en lange geschiedenis van tegenstellingen in Mali en de bredere regio voorziet het kabinet geen snelle oplossingen. Het is van belang dat de internationale gemeenschap zichtbaar betrokken blijft en druk blijft uitoefenen op alle betrokkenen om tot een onderhandelingsresultaat te komen.
Welke stappen worden (door u) ondernomen in reactie op deze berichten?
Zoals in bovenstaande antwoorden aangegeven, ziet het kabinet geen noodzaak tot stappen in reactie op de genoemde berichten.
Het bericht dat onder dreiging van een rechtszaak de minister en CoolCat een gezamenlijke verklaring hebben opgesteld over de inspanningen van CoolCat in textielfabrieken in Bangladesh |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Boude beschuldiging breekt Ploumen op»?1
Ja.
Was u op de hoogte van het feit dat CoolCat-oprichter Roland Kahn voornemens was een rechtszaak tegen u aan te spannen naar aanleiding van door u gedane uitspraken over arbeidsomstandigheden in textielfabrieken in Bangladesh waar CoolCat mee samenwerkt?2 Indien ja, wat was uw reactie op deze dagvaarding?
Ja. Dit heb ik voor kennisgeving aangenomen. Er was op dat moment reeds overleg met Coolcat.
Heeft CoolCat in deze dagvaarding een rectificatie geëist van uw aantijgingen? Klopt het dat u naar aanleiding van deze dagvaarding in overleg met Coolcat op 24 januari het persbericht hebt uitgezonden?3
Zowel Coolcat als ikzelf wilden verkeerd gewekte suggesties wegnemen (zie antwoord op vraag 5). Het persbericht waaraan u refereert, is dan ook in goed overleg tot stand gekomen. Coolcat heeft vervolgens besloten de rechtszaak in te trekken.
Heeft CoolCat, na de publicatie van het persbericht, definitief afgezien van het aanspannen van een rechtszaak? Is het persbericht daarmee deel van een schikking bedoeld om een rechtszaak te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke verkeerd gewekte suggesties u bedoelt met uw verwijzing in het persbericht van 24 januari jl. naar verkeerd gewekte suggesties? Hoe is het mogelijk dat deze verkeerd gewekte suggesties in een landelijk dagblad gepubliceerd zijn? Welke suggesties wilde u wel wekken met het interview in het Algemeen Dagblad van 25 november jl.? Kunt u dit toelichten?
In aanloop naar en in het interview dat ten grondslag lag aan het artikel van 25 november in het Algemeen Dagblad heb ik niet gesproken over een zwarte lijst. Er bestaat namelijk geen zwarte lijst. Ook heb ik Coolcat niet in verband gebracht met kinderarbeid of het gebrek aan uitbetaling van leefbare lonen. Wel heb ik aangegeven dat ik het belangrijk vind dat Nederlandse bedrijven, waaronder Coolcat, het veiligheidsakkoord voor Bangladesh ondertekenen. Mijn opmerkingen over Coolcat hadden dan ook enkel betrekking op het veiligheidsakkoord.
Welke redenen lagen er ten grondslag aan het noemen van specifiek dit bedrijf in uw interview met het Algemeen Dagblad gezien het feit dat CoolCat hoorde tot de eerste tien bedrijven die het convenant ondertekenden?
De genoemde bedrijven waren de drie Nederlandse textielbedrijven (dat wil zeggen bedrijven in Nederlandse handen) waarvan op dat moment bij mij bekend was dat zij producten produceren in Bangladesh, maar die op dat moment het veiligheidsakkoord nog niet hadden ondertekend.
Heeft u uw interview met het Algemeen Dagblad van 25 november jl. gelezen en goedgekeurd voorafgaand aan de publicatie hiervan?
Het artikel is in concept voorgelegd aan mijn woordvoerder. Op een aantal punten zijn correcties voorgesteld, deze zijn vervolgens niet integraal in het artikel verwerkt. Noch het eindresultaat (dat op essentiële onderdelen afwijkt van het concept), noch de nadien door het AD toegevoegde koppen zijn in definitieve vorm aan mij voorgelegd.
Hoe bent u van plan in de toekomst dit soort escalaties uit te sluiten?
In mijn contacten met de textielsector ligt de nadruk op constructieve dialoog, onder andere met de brancheorganisaties. Ook in de toekomst zal ik deze dialoog, over de noodzaak om arbeidsomstandigheden in de textielsector te verbeteren, blijven voeren.
Heeft u vernomen dat Unesco de tentoonstelling «The People, the Book, the Land – 3,500 years of ties between the Jewish people and the Land of Israel» heeft verhinderd?1
De tentoonstelling «The People, the Book, the Land – 3,500 years of ties between the Jewish People and the Holy Land» is niet verhinderd, maar uitgesteld tot juni van dit jaar.
Klopt het dat dit is gebeurd op aandringen van de Arabische landen in de Unesco?
De reden van het uitstel is deels gelegen in zorgen geuit door de Arabische landen in UNESCO, deels in het feit dat tussen UNESCO en het Simon Wiesenthal Center nog geen volledige overeenstemming over de inhoud van de tentoonstelling was bereikt.
Hoe beoordeelt u deze antisemitische boycotactie?
Van een boycotactie is geen sprake. Het kabinet verwelkomt het besluit van UNESCO de tentoonstelling alsnog te laten plaatsvinden in juni.
Bent u bereid om, samen met andere landen, er bij Unesco krachtig op aan te dringen dat de tentoonstelling zo snel mogelijk doorgaat? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om de tentoonstelling naar Nederland te halen? Zo neen, waarom niet?
Het staat het Simon Wiesenthal Center vrij om deze tentoonstelling ook in Nederland te organiseren.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het Nederlandse waterbedrijf Vitens zijn samenwerkingsverband met het Israëlische waterbedrijf Mekorot heeft beëindigd om «neutraal» te blijven?1 Hoe beoordeelt u deze stap van dit semipublieke bedrijf?
Ja. Ik heb kennis genomen van de beslissing van Vitens. De regering treedt niet in de besluiten van individuele bedrijven.
Is het ministerie van Buitenlandse Zaken betrokken geweest bij dit besluit van Vitens of heeft uw ministerie op enigerlei wijze aanbevolen om deze samenwerking te beëindigen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is door Vitens geconsulteerd over de samenwerking met Mekorot. In een telefoongesprek heeft het Ministerie – op verzoek van Vitens – het Nederlandse ontmoedigingsbeleid toegelicht en uitgelegd geen bezwaar te zien in samenwerking met Mekorot, voor zover die samenwerking betrekking heeft op activiteiten binnen de Groene Lijn of op activiteiten buiten Israël die niet ten gunste van nederzettingen komen. Zo was Mekorot aanwezig op de door de overheid gesteunde International Water Week afgelopen november, waarbij Vitens desbetreffende samenwerkingsovereenkomst met het bedrijf tekende. Ook werkt Nederland samen met Mekorot in het kader van MEDRC (Middle-East Desalination Research Center), op het gebied van training van Jordaanse en Palestijnse watertechnici.
Deelt u de mening dat Mekorot in technologisch opzicht behoort tot de meest geavanceerde waterbedrijven ter wereld en water levert aan zowel Joden als Palestijnen? Acht u het verbreken van deze samenwerking een gewenst uitvloeisel van uw beleid ten aanzien van de zogenaamde betwiste gebieden in Israël?
Het kabinet ziet de beslissing van Vitens niet als een uitvloeisel van zijn beleid. Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat het, conform staand beleid, tegenstander is van boycots van Israëlische bedrijven en instellingen. De afgelopen samenwerkingsfora zijn ook ingegeven door de wens de betrekkingen met beide partijen te verbreden.
Bent u ervan op de hoogte dat de twee waterbedrijven graag wilden samenwerken op het gebied van onderzoek en innovatie, vooral gericht op informatievoorziening naar de klant? Kunt u uitleggen op welke wijze het verbreken van een dergelijke samenwerking het vredesproces tussen Israël en Palestijnen op enigerlei wijze bevordert?
Het kabinet is op de hoogte van de samenwerkingsovereenkomst tussen Vitens en Mekorot, zie ook het antwoord op vraag 2. Het kabinet is voorstander van projecten die samenwerking tussen Israël en de Palestijnen stimuleren en ondersteunt zelf een aantal van dergelijke projecten, ook in samenwerking met Mekorot.
Bent u ervan op de hoogte dat Mekorot bovendien betrokken is bij de deze week door de Wereldbank gefaciliteerde historische waterovereenkomst tussen Israël, de Palestijnse Autoriteit en Jordanië?2 Hoe weegt u het gegeven dat de Wereldbank blijkbaar geen problemen ziet in samenwerking met Mekorot?
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 2. Nederland is voorstander van dit samenwerkingsverband en heeft in het verleden 1.5 miljoen dollar bijgedragen aan de haalbaarheidsstudie die aan deze overeenkomst voorafging. Ook heeft Nederland technische expertise geleverd aan dit samenwerkingsverband.
Welke economische schade en verlies aan innovatie lijdt het Nederlandse bedrijfsleven door samenwerking met dergelijke technologisch gerenommeerde bedrijven te frustreren?
Naar de mening van het kabinet is er geen sprake van het frustreren van samenwerking.
Acht u de terugtrekkende beweging van Vitens in lijn met de inzet van het kabinet om in het kader van de topsector Water de export van kennis en ervaring op watergebied te stimuleren? Bent u bereid in het kader van het topsectorenbeleid Vitens te vragen op haar schreden terug te keren?
Zie het antwoord op vraag 1. Het kabinet is te allen tijde bereid met Vitens of andere bedrijven te spreken over mogelijkheden tot samenwerking op het gebied van water in Israël of in andere landen. Het is echter aan bedrijven zelf om te bepalen met wie zij economische relaties onderhouden.
Belastinggeld voor Palestijnse ambtenaren |
|
Joram van Klaveren (PVV), Barry Madlener (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «The European Union continues its support for the Palestinian Authority with an € 11 million EU and Dutch contribution for the payment of November salaries and pensions»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland en de EU tezamen € 11 mln. aan salarissen en pensioenen van Palestijnse ambtenaren en gepensioneerden hebben besteed?
Ja.
Hoeveel van deze ambtenaren en gepensioneerden zijn ex-gedetineerde terroristen, gelet op het feit dat Abbas heeft aangekondigd elke ex-gedetineerde een zak geld ($ 50.000) en een topbaan aan te bieden?2
Pegase, het Europese fonds voor directe financiële steun aan de Palestijnse Autoriteit (Mécanisme Palestino-Européen de Gestion de l’Aide Socio-Economique), draagt bij aan de salarisbetaling van ambtenaren die werken voor de Palestijnse Autoriteit (PA) en gepensioneerden. Pegase draagt niet bij aan de uitkeringen van Palestijnse gedetineerden en ex-gedetineerden. Mocht een ex-gedetineerde voor de PA gaan werken dan komt betrokkene in beginsel in aanmerking voor een salarisbijdrage uit Pegase tenzij deze persoon op de internationale sanctielijst is geplaatst. In dat geval zijn personen uitgesloten van een bijdrage uit Pegase. Dit wordt bij iedere Pegase-betaling gecontroleerd.
Het bedrag van $ 50.000 kan niet door het kabinet worden bevestigd. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de vraag naar de hoogte van de uitkeringen aan Palestijnse gedetineerden en ex-gedetineerden (motie Van Der Staaij en Voordewind over uitkeringen aan Palestijnen in Israëlische detentie, 33 750 V, nr 35) bij de Palestijnse Minister van Buitenlandse Zaken neergelegd tijdens ons gezamenlijke bezoek in december jl. Informatie hieromtrent werd toegezegd en zal worden gedeeld met uw Kamer.
Waarom wordt er in 2014 meer dan € 15 mln. aan ontwikkelingshulp gepompt in de corrupte en gewelddadige Palestijnse Autoriteit, mede gelet op het feit dat er inmiddels € 2 mrd. door deze islamitische subsidieslurper is verspild?3
Nederland draagt waar mogelijk bij aan de twee-statenoplossing, onder andere door middel van het ontwikkelingssamenwerkingsprogramma ten behoeve van de Palestijnse bevolking en de PA. Het kabinet steunt de opbouw van Palestijnse instituties op het gebied van voedselzekerheid en private sector ontwikkeling, veiligheid en rechtsorde en water. Het kabinet ziet geen reden om dit beleid, zoals tevens verwoord in het Regeerakkoord, te wijzigen.
Bent u bereid de Nederlandse gelden aan de Palestijnse Autoriteit stop te zetten en terug te vorderen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het opinieartikel ‘Timmermans' goede bedoelingen brengen Syrië dichter bij hel’ |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het opinieartikel «Timmermans» goede bedoelingen brengen Syrië dichter bij hel»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de door de auteur aangehaalde passage uit een standaardwerk over volkenrecht: «Met name het voortijdig erkennen van opstandelingen als de wettige regering van het betrokken land (dat wil zeggen nog voordat zij effectief het gezag hebben overgenomen) geldt als een volkerenrechtelijke onrechtmatige daad, aangezien dit een ontoelaatbare inmenging in de interne aangelegenheden van het betrokken land is.»?2 Hoe verhoudt zich dit tot de erkenning door de EU van de Syrische Nationale Coalitie als officiële vertegenwoordiger van het Syrische volk?
De aangehaalde passage ziet op de voortijdige erkenning van de gewapende oppositie als legitieme vertegenwoordiger van de betreffende staat. Dit is niet hetzelfde als de erkenning van opstandelingen als legitieme vertegenwoordiger van het volk. Deze erkenning is een politieke aangelegenheid zonder volkenrechtelijke implicaties.
Voor de erkenning van opstandelingen als legitieme vertegenwoordiger van een volk is geen rechtsgrond noodzakelijk anders dan de bevoegdheid van de regering op het terrein van de buitenlandse politiek, nu een dergelijke erkenning geen juridische doch een politieke stap is. Dit geldt minstens evenzeer voor de feitelijke vaststelling dat de SOC/Syrische Nationale Coalitie inmiddels gezien moet worden als de officiële vertegenwoordiger van het Syrische volk. Zowel de Nederlandse regering als de EU hebben de opstandelingen slechts als legitieme vertegenwoordigers van het volk erkend.
Op basis van welke rechtsgrond heeft de regering besloten tot deze erkenning over te gaan? Behelst deze erkenning ook de erkenning van de Syrische Nationale Coalitie als regering, nu Nederland het regime van Assad illegitiem heeft verklaard?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft u in het algemeen overleg over Syrië d.d. 23 mei jl. gesteld dat wapenleveranties aan de Syrische rebellen legaal zouden zijn, omdat veel landen de rebellen erkend hebben als officiële vertegenwoordiger van het Syrische volk? Kunt u dit standpunt uitgebreid toelichten en onderbouwen op basis van het volkenrecht, ook in het licht van de in vraag 2 aangehaalde passage?
Ik verwijs hierbij naar de brief aan uw Kamer van 4 juni jl. met kenmerk BPZ-2013/130 over de volkenrechtelijke aspecten van het sanctieregime tegen Syrië.
Heeft u kennisgenomen van het standpunt van Oostenrijk over opheffing van het wapenembargo tegen Syrië?3
De visie van Oostenrijk is de regering bekend. Als gesteld in de bovenvermelde brief aan uw Kamer van 4 juni jl. geldt het verbod op inmenging in de interne aangelegenheden van een staat als volkenrechtelijk uitgangspunt. Dit non-interventiebeginsel is een essentiële tot het internationaal gewoonterecht behorende volkenrechtelijke norm. Het steunen van gewapende oppositie met materieel en het verzorgen van training vallen onder dit verbod.
Vanwege de redenen aangegeven in bovengenoemde brief heeft het kabinet er begrip voor dat het non-interventiebeginsel onder druk komt te staan. Het gebrek aan legitimiteit van het regime van Assad, en de brede erkenning van de SOC/Syrische Nationale Coalitie als legitieme vertegenwoordigers van het Syrische volk brengen het kabinet tot het oordeel dat het leveren van militair materieel aan de SOC in uitzonderlijke gevallen, en onder specifieke voorwaarden, niet in strijd zou behoeven te zijn met het internationaal recht. Een dergelijke afweging zal van geval tot geval moeten worden gemaakt in het licht van de specifieke omstandigheden. Er zij overigens onderstreept dat de Nederlandse overheid op dit moment geen wapenleveranties aan de Syrische oppositie overweegt.
De mening van Oostenrijk dat het leveren van wapens aan de Syrische rebellen in strijd is met Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944 kan ik niet in zijn algemeenheid onderschrijven of verwerpen. Artikel 1 van het Gemeenschappelijk Standpunt bepaalt dat een lidstaat per geval toetst of de aanvragen inzake uitvoervergunningen voldoen aan de criteria van artikel 2. Het is aan de lidstaten om dit te beoordelen. In de Kamerbrief (kenmerk BPZ-2013/130) heeft het kabinet aangegeven dat Nederland onder de huidige omstandigheden zeer waarschijnlijk niet tot een positief besluit zal komen als een aanvraag getoetst moet worden. Het kabinet heeft hierbij in het bijzonder gewezen op criterium 2 (mensenrechten) en criterium 3 (situatie van gewapend conflict). Ten aanzien van criterium 7 (eindbestemming) zijn er naar het oordeel van het kabinet geen absolute garanties te geven over eindgebruik van wapens die aan de Syrische oppositie zouden geleverd worden.
Deelt u de opvatting van Oostenrijk dat wapenleveranties aan de Syrische rebellen illegaal zijn op basis van – een inbreuk op het gewoonterechtelijke beginsel van niet inmenging in binnenlandse aangelegenheden en het geweldsverbod van artikel 4 lid 2 van het VN Handvest?
Zie antwoord vraag 5.
Acht u de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in de Nicaragua-zaak dat het leveren van wapens aan rebellen illegaal is, ook van toepassing op Syrië? Zo nee, waarom wijkt Syrië volgens u af van het verbod op inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van een staat door wapens aan de oppositie te leveren?
Het oordeel van het Internationaal Gerechtshof in de Nicaragua zaak herbevestigde de belangrijke volkenrechtelijke norm van non-interventie. De betekenis van deze specifieke zaak in het geval een Staat zou overwegen wapens te leveren aan de Syrische opstandelingen – hetgeen de Nederlandse regering op dit moment niet doet – dient door de betrokken Staat in elk individueel geval te worden overwogen.
Deelt u de mening van Oostenrijk dat het leveren van wapens aan de Syrische rebellen in strijd is met het Gemeenschappelijk Standpunt van de EU inzake wapenexport?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening van Oostenrijk dat het leveren van wapens aan de Syrische rebellen in strijd is met VN Veiligheidsraadresolutie 2083, waarin een wapenembargo ingesteld werd tegen individuen en entiteiten die geassocieerd zijn met Al-Qaida, aangezien er geen duidelijk onderscheid is tussen sommige eenheden van het Vrije Syrische Leger en de aan Al-Qaida gelieerde organisatie Al-Nusrah, eveneens een terroristische organisatie?
Het kabinet is van mening dat eventuele leveranties conform de afspraken die de Raad op 27 mei jl. heeft gemaakt VN-Veiligheidsraadresolutie 2083 niet schenden. Ook Oostenrijk heeft zich deze afspraken gecommitteerd. Deze afspraken dienen om te voorkomen dat wapens in verkeerde handen terecht komen. Lidstaten die militaire uitrusting leveren, moeten beschikken over adequate waarborgen om misbruik tegen te gaan, met name in de vorm van informatie over het eindgebruik en de eindbestemming van te leveren goederen. De Syrische Coalitie heeft in haar verklaring van 20 april jl. elke vorm van terrorisme afgewezen.
Bent u zich ervan bewust dat effectieve controle over wat er in Syrië gebeurt met aan rebellen geleverde wapens nauwelijks mogelijk is en dat zowel de terroristische beweging Al-Nusrah, maar ook onderdelen van het Vrije Syrische leger, zich schuldig maken aan gruwelijkheden en oorlogsmisdaden?
Onder de huidige omstandigheden zijn er naar het oordeel van het kabinet geen absolute garanties te geven over eindgebruik van wapens die aan de Syrische oppositie zouden geleverd worden.
Hoe reëel acht u het risico dat aan de Syrische rebellen te leveren wapens op de verkeerde manier ingezet worden, zoals tegen de christelijke minderheid, die nu al ernstig bedreigd wordt door soennitische extremisten?
Zie antwoord vraag 10.
Klopt het dat een deel van eerder door het Westen aan de rebellen in Libië geleverde wapens doorgegeven of verhandeld zijn aan terroristische groeperingen en later opgedoken zijn in conflicthaarden zoals in Mali?
Wapens uit Libië worden verhandeld in de regio. Dit betreft met name wapens uit de omvangrijke depots van Qaddafi. Het kan echter niet worden uitgesloten dat ook een deel van destijds aan de rebellen geleverde wapens zijn verhandeld in de regio. De internationale gemeenschap werkt samen met de Libische autoriteiten om verdere proliferatie tegen te gaan. Nederland draagt bijvoorbeeld bij aan ontwapening (m.n. mijnen en MANPADS) en de op handen zijnde EU-grensbewakingsmissie EUBAM Libië is er mede op gericht om verspreiding van wapens te helpen bestrijden.
Rechtvaardigt het beginsel van «Responsibility to Protect» het leveren van wapens aan rebellen in Syrië en daarmee het kiezen van partij in de burgeroorlog?
Het beginsel «Responsibility to Protect» kan geen zelfstandige rechtsbasis verschaffen voor de genoemde wapenleveranties, indien die onder het internationaal recht onrechtmatig zouden zijn.
Bent u, net als Oostenrijk, bereid publiekelijk een met duidelijke argumenten omkleed standpunt in te nemen over de legaliteit van wapenleveranties aan Syrische rebellen?
Ik verwijs hierbij naar de brief aan uw Kamer van 4 juni jl. over de volkenrechtelijke aspecten van het sanctieregime tegen Syrië.
Bent u alsnog bereid de Adviesraad Internationale Vraagstukken of de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) om advies te vragen over de legaliteit van wapenleveranties aan Syrische rebellen, respectievelijk over mogelijk toekomstig optreden van de EU of «coalitions of the willing» ten aanzien van Syrië, zoals het instellen van een no-fly zone? Zo nee, waarom niet?
Nee, de regering acht dit niet noodzakelijk.
Bent u bereid het juridische standpunt over de legaliteit van wapenleveranties aan de Syrische rebellen van uw eigen Directie Juridische Zaken openbaar te maken?
Het juridische standpunt van de Directie Juridische Zaken is meegenomen in de brief aan uw Kamer van 4 juni jl. over volkenrechtelijke aspecten van het sanctieregime tegen Syrië.
Heeft u advies gevraagd aan of gekregen van de volkenrechtelijk adviseur over de legaliteit van wapenleveranties aan de Syrische rebellen? Zo ja, bent u bereid dit advies openbaar te maken?
Nee. Zie antwoord op vraag 15.
Kunt u het advies van de juridische dienst van de Europese Raad over de legaliteit van wapenleveranties aan de Syrische rebellen openbaar maken?
De Juridische Dienst van de Raad heeft geen schriftelijk advies aan de Raad gestuurd. Deze dienst neemt deel aan de vergaderingen in Raadsverband en heeft daar mondeling zijn zienswijze uiteen gezet. Deze zienswijze is meegenomen in de brief aan uw Kamer van 4 juni jl.
Bent u bereid deze vragen vóór 9 juni a.s. te beantwoorden?
Deze vragen zijn zo snel als bij een zorgvuldige beantwoording mogelijk was beantwoord.
Het belang van Nederlandse taal- en cultuurscholen in het buitenland |
|
Michel Rog (CDA), Paul van Meenen (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Behoud Nederlands onderwijs in Ferney-Voltaire, Frankrijk»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het belangrijk is om toegankelijk Nederlands taal- en cultuuronderwijs te kunnen bieden op plekken waar veel Nederlandse gezinnen wonen, om bij een terugkeer naar Nederland, wat de meeste gezinnen uiteindelijk doen, een soepele overgang zonder taalachterstanden mogelijk te maken, omdat anders de ontvangende school in Nederland extra tijd en energie moet steken in het wegwerken van een eventuele taal achterstand? Zo nee, waarom niet?
Het belang van onderwijs in Nederlandse taal en cultuur staat wat mij betreft niet ter discussie. Kinderen van Nederlandse ouders die in het buitenland wonen, keren veelvuldig terug in ons onderwijsstelsel. De vraag is wel of het een taak is van de Nederlandse overheid om de bekostiging van dat onderwijs (deels) te verzorgen. In mijn visie hoort die taak bij de ouders en in mindere mate de werkgevers. Het is aan hen om ervoor te zorgen dat hun kinderen onderwijs volgen dat bij de verwachte mobiliteit van de ouders past. En in de gevallen dat terugkeer naar Nederland waarschijnlijk is, is het aan hen om de doorgaande lijn in de Nederlandse taalontwikkeling van de kinderen te waarborgen.
Deelt u verder de mening dat bezuinigingen op de subsidie voor Nederlandse taal- en cultuurscholen (NTC-scholen) in het buitenland de toegankelijkheid van Nederlands taal- en cultuuronderwijs in buitenland onder druk kunnen zetten? Zo nee, waarom niet?
Het is op voorhand niet te voorspellen wat de uitwerking van de taakstelling op alle NTC-scholen is. De bekostiging van deze vorm van onderwijs wordt voor het grootste deel gedragen door de bijdragen van ouders en voor een deel door de werkgevers van de ouders. De rijksoverheid draagt daar nu aan bij, in de vorm van een subsidie aan Stichting NOB die op haar beurt de scholen subsidieert. De hoogte van die subsidie bedraagt enkele honderden euro’s per leerling per jaar. Het is aan de lokale schoolbesturen, samen met de ouders en de werkgevers, om de consequenties van het wegvallen van die subsidiestroom op te vangen. Ik verwacht dat de ouders van de leerlingen in veel gevallen een aanvullende bijdrage zullen leveren.
Kunt u aangeven om hoeveel kinderen het gaat die dit type onderwijs volgen en hoeveel procent van deze kinderen uiteindelijk weer terugkeren naar Nederland?
In 2011 waren er ruim 12.000 leerlingen waarvoor de stichting NOB subsidie verstrekte. Van deze groep ontvingen een kleine 2.500 leerlingen onderwijs op de dagscholen waar volledig Nederlands onderwijs wordt verzorgd (15 scholen voor primair onderwijs en 5 voor voortgezet onderwijs). Op de NTC-scholen ontvingen 8.500 leerlingen onderwijs in Nederlandse taal en cultuur, en meer dan 1.300 leerlingen volgde afstandsonderwijs. Van de kinderen die in de periode tussen 1995 tot en met 2011 met hun ouders geëmigreerd zijn, keerde bijna 60% terug naar Nederland.
Kunt u aangeven wat de motivering is voor de aangekondigde bezuiniging op het Nederlands taal- en cultuuronderwijs?
Het kabinet heeft er bij de invulling van de taakstelling voor gekozen het onderwijs op scholen zoveel mogelijk te ontzien. Daarom wordt niet gekort op subsidies die noodzakelijk zijn voor het primaire proces. Hier valt de subsidie aan de Stichting NOB niet onder. De rijksoverheid heeft langdurig bijgedragen aan het Nederlands onderwijs in het buitenland, maar de taakstelling noopt mij nu om de subsidiëring te beëindigen in de verwachting dat de sector de verdere bekostiging zelf ter hand neemt.
Deelt u de mening dat deze bezuiniging zal leiden tot extra kosten voor de ontvangende scholen om een eventuele taalachterstand weg te werken waarmee de bezuiniging teniet wordt gedaan door de extra kosten van scholen, waarbij ook nog komt dat, hoe ouder de kinderen zijn, het steeds moeilijker zal zijn om deze achterstand weg te werken aangezien de fase van grote taalgevoeligheid zo rond het derde levensjaar ligt?
Ik denk niet dat de bezuiniging zal leiden tot meer kosten voor het Nederlands onderwijs, want ik reken erop dat de ouders zullen zorgen voor een passend onderwijsaanbod voor hun kinderen. Als er al sprake is van doublure of het wegwerken van een taalachterstand bij terugkeer in Nederland zal dat voor een zeer gering aantal leerlingen gelden.
Deelt u de mening dat het belangrijk is om de infrastructuur met betrekking tot het Nederlandse taal- en cultuuronderwijs in het buitenland in stand te houden? Gaat u zich hier sterk voor maken? Zo nee, waarom niet?
Als hiervoor aangegeven vind ik het belangrijk dat ouders de volledige verantwoordelijkheid voor de financiering op zich nemen. Ook vind ik dat het bedrijfsleven hierin een grotere rol kan spelen als werkgever van de ouders van (een deel van) de leerlingen die gebruik maken van NTC-onderwijs. Daarom ga ik met de vertegenwoordigers van de werkgevers in gesprek om hen te bewegen hun rol in de financiering van het NTC-onderwijs te vergroten.
Hoe gaat u de toegankelijkheid en kwaliteit van het onderwijs op deze NTC-scholen waarborgen voor de ouders, daar naast de bijdragen van enkele honderden euro’s voor de NTC-scholendeze ouders ook vaak veel geld kwijt zijn voor de internationale school waar hun kind onderwijs volgt?
Nu de subsidie wegvalt en ik geen wettelijke taak meer heb voor het NTC-onderwijs, is het primair aan de NTC-scholen om de toegankelijkheid en de kwaliteit van deze vorm van onderwijs te waarborgen. Wel zal ik in overleg met de Inspectie van het Onderwijs bezien in hoeverre de Inspectie op verzoek van de lokale schoolbesturen een rol kan blijven spelen bij het toezicht op de NTC-scholen.
Een waterproject in Israël |
|
Harry van Bommel |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het Koning Willem-Alexander Waterproject van het Joods Nationaal Fonds (JNF) Nederland in Mitspe Ramon, in het zuiden van Israël?1
Ja.
Is het waar dat prins Willem-Alexander toestemming heeft gegeven om zijn naam te verbinden aan dit waterproject? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Na instemming van de Regering is destijds aan de Stichting Joods Nationaal Fonds te Amsterdam bericht dat geen bezwaar kan worden gemaakt tegen vernoeming van dit project.
Bent u bekend met de campagne van Palestina activisten en NGO’s hiertegen?2 Wat is uw reactie op de kritiek dat het JNF betrokken is bij onteigening van grond van Palestijnen en de niet-Joodse bevolking van Israël discrimineert? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, ik ben bekend met deze campagne. Keren Kayemeth LeIsrael – Jewish National Fund (KKL-JNF) verwerft sinds zijn oprichting in 1901 land in eigendom voor het Joodse volk met particulier geworven fondsen. De organisatie heeft in het verleden onder meer gronden opgekocht van de Israëlische overheid die ooit aan Palestijnse vluchtelingen behoorden. Voor zover het vluchtelingen betreft die nu buiten Israël wonen, voorziet het Israëlische beleid in financiële compensatie in het kader van een uiteindelijke vredesregeling. Voor zover het gaat om Palestijnen die hun gronden in 1948–49 hebben verlaten en zich daarna elders in Israël hebben gevestigd, geldt een compensatieregeling. Deze compensatieregelingen zijn overheidsaangelegenheden, niet van KKL-JNF.
In 2000 heeft het Israëlische Hooggerechtshof bepaald dat KKL-JNF niet mag discrimineren bij het verpachten van zijn gronden.
Is het JNF ook betrokken bij projecten in de illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied? Indien ja, kunt u een indicatie geven op welke schaal dit gebeurt? Kunt u uw antwoord toelichten?
KKL-JNF fungeert onder andere als bosbeheerder op de Westelijke Jordaanoever.
KKL-JNF moet worden onderscheiden van de stichting Joods Nationaal Fonds te Amsterdam. De Stichting Joods Nationaal Fonds wordt niet aangestuurd door het KKL-JNF in Israël en heeft een autonoom bestuur. Fondsen die in Nederland worden geworven voor specifieke projecten worden geoormerkt overgemaakt naar Israël en de verantwoording voor de uitgaven wordt in Nederland gecontroleerd. Het waterproject is een initiatief van de Stichting Joods Nationaal Fonds te Amsterdam. De regering heeft zich ervan vergewist dat de projecten van de Stichting Joods Nationaal Fonds te Amsterdam zich uitsluitend binnen de zogenaamde «groene lijn» in Israël bevinden, dus niet in bezet gebied. Zij leveren dus op geen enkele wijze een bijdrage aan de bezetting of nederzettingenbouw.
Kent u het rapport «Water for one people only»?3Deelt u de conclusie uit het rapport dat «Israel has extensively and unlawfully appropriated Palestinian water resources in the OPT for the sole benefit of those residing in Israel and Israeli colonies, while maintaining a practice of extensive destruction of Palestinian water infrastructure» en dat «as such, Israel is in violation of Articles 43, 46, 53 and 55 of the Hague Regulations and Articles 49 and 53 of the Fourth Geneva Convention»? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, dit rapport ken ik. Dit rapport gaat niet over onderhavig project of het gebied waarin het wordt uitgevoerd, dat volledig is gelegen binnen de internationaal erkende grenzen van de staat Israël.
De cijfers over waterverbruik in dat rapport komen overeen met cijfers van andere organisaties, waaronder de Palestijnse Water Autoriteit (PWA) en meerdere NGO’s. Israël betwist een aantal van deze cijfers.
De verdeling, het beheer van en toegang tot water op de Westelijke Jordaanoever zijn overeengekomen in de Oslo-akkoorden. De daarin overeengekomen verdeling is een tijdelijke oplossing en had als één van de Finale Status-onderwerpen na vijf jaar opgevolgd moeten worden door een definitieve verdeling. Als gevolg van het uitblijven van een definitief akkoord, is nog altijd de verdeling van 80–20% uit de Oslo-akkoorden van kracht. Tevens is er nog geen oplossing van het probleem van de nederzettingen overeengekomen tussen de partijen.
In het algemeen geldt op basis van het humanitair oorlogsrecht dat Israël de Palestijnse watervoorraden dient te gebruiken voor het beheer van het bezette gebied en om te voorzien in de essentiële behoeften van de Palestijnse bevolking.
Kunt u aangeven welke waterbronnen voor het JNF-project gebruikt zullen worden? Betreft het hier water dat juridisch (deels) de Palestijnen toebehoort? Indien ja, acht u uitvoering van dit project in strijd met het internationaal recht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Koning Willem-Alexander Waterproject maakt gebruik van afvalwater dat afkomstig is van de huishoudens van Mitspe Ramon, dat geheel binnen de internationaal erkende grenzen van de staat Israël is gelegen.
De sluiting van het Institut Francais |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Maison Descartes weg uit historisch pand Amsterdam», waaruit blijkt dat de culturele vertegenwoordiging van Frankrijk in Nederland het monumentale pand in Amsterdam verlaat?1
Het is jammer dat het Institut Français het monumentale pand aan de Vijzelgracht, waar het sinds 1971 gevestigd is, zal verlaten. Het is begrijpelijk gezien de hoge exploitatiekosten die een dergelijk pand met zich meebrengt.
Heeft u gereageerd op deze sluiting? Zo ja, waar bestond deze reactie uit?
Het nieuws van de voorgenomen verkoop vernam ik uit de NRC van 18 maart 2013.
Wanneer kreeg u formeel te horen dat het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken definitief besloot het oude pand te verlaten? Wat waren de precieze redenen van deze beslissing?
Zie vraag 2.
Zijn er op ambtelijk of ministerieel niveau contacten geweest die suggereerden dat de Fransen van plan waren deze beslissing te nemen?
Nee, maar het was bekend dat de Fransen al lange tijd met hoge onderhoudskosten voor het pand kampen.
Zijn er op enig moment signalen uit Frankrijk geweest op ministerieel of ambtelijk niveau dat de overweging om het Institut Francais in Amsterdam te sluiten op wat voor manier dan ook te maken had met het Nederlandse besluit om het Institut Neerlandais in Parijs te sluiten? Zo ja, welke rol heeft dit gespeeld in uw overweging alsnog over te gaan tot sluiting van het Institut Neerlandais?
Nee. Frankrijk is niet voornemens het Institut Français te sluiten, de activiteiten gaan door op een andere locatie in Amsterdam. Er is geen verband met beëindiging subsidie IN.
Heeft Frankrijk na de notificatie dat het Institut Neerlandais gesloten zou worden formeel of informeel een reactie afgegeven? Zo ja, waar bestond deze uit?
Nee.
Deelt u de mening dat het Maison Descartes door haar centrale ligging een grote aantrekkingskracht had op Nederlanders? Deelt u de mening dat vanwege de historische achtergrond van deze locatie de aanwezigheid van het Institut Francais van groot symbolisch belang was?
Het Institut Français is sinds 1971 gevestigd in het pand aan de Vijzelgracht. De huidige locatie is inderdaad centraal gelegen. Amsterdam kent meer goede locaties en ik vertrouw er op dat het Institut Français een goed alternatief zal vinden.
Hoe zal de Franse culturele vertegenwoordiging in Nederland in de toekomst vorm krijgen? Heeft u hierover contacten met Frankrijk?
Mijn Franse collega en ik hebben tijdens onze recente contacten benadrukt dat culturele betrekkingen belangrijk zijn voor de bilaterale relatie tussen Nederland en Frankrijk. Over de nieuwe invulling van beleid aan Franse en Nederlandse zijde houden wij goed contact.
Deelt u de mening dat de sluiting van zowel het Institut Neerlandais als het Institut Francais op gespannen voet staat met uw aankondiging de banden met Frankrijk, ook op cultureel terrein, te «intensiveren»?2
Nee, zie verder antwoord op vraag 8.
De sluiting van het Institut Néerlandais |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Herinnert u zich uw uitspraken van 8 november 2012, waarin u aangaf dat u de culturele samenwerking met Frankrijk wilt versterken, dat het u «een lief ding waard is…het Institut Néerlandais in stand te houden», en dat de kans «zeer, zeer groot is» dat het Institut Néerlandais openblijft?1
Ik heb destijds gezegd «Nederland moet meer doen aan culturele programma’s in Frankrijk en de schaarse beschikbare middelen minder stoppen in stenen». Het Institut Néerlandais gaat mij aan het hart. Een andere opzet onder verantwoordelijkheid van de ambassade en in samenwerking met Nederlandse en lokale culturele instellingen is goedkoper en kosteneffectiever.
Het pand aan de Rue de Lille blijft een culturele bestemming met Nederlandse signatuur behouden door actievere exploitatie door de eigenaar, de Fondation Custodia. De ambassade is voornemens in het pand kantoorruimte te huren ten behoeve van de culturele afdeling, die op projectbasis zal samenwerken met Custodia.
Hoe verhoudt deze belofte zich tot het feit dat u nu stopt met de subsidie voor het Institut?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom heeft u de Raad van Cultuur gevraagd een advies uit te brengen over een nieuwe opzet van de culturele relaties van Nederland met Frankrijk, nadat u besloot de subsidie voor het Institut Neerlandais te staken?
Frankrijk kent een rijke traditie van kunst en cultuur en een hoogstaand cultureel aanbod. In deze concurrerende omgeving de Nederlandse culturele sector voor het voetlicht brengen, vergt een gedegen vraaggerichte aanpak. Ik heb de Raad voor Cultuur verzocht advies uit te brengen over de toekomstige programmering omdat ik hecht aan de bilaterale culturele betrekkingen met Frankrijk en aan advies hierover van het culturele veld. Dit is een goede gelegenheid een extra slag te maken op het gebied van professionalisering, efficiëntie en vernieuwing.
Hoe verhoudt de frase «Minister Timmermans heeft de Raad voor Cultuur verzocht dit voorjaar een advies uit te brengen over een nieuwe opzet van de bilaterale culturele relaties met Frankrijk» in het persbericht over deze kwestie zich tot het feit dat de Raad voor Cultuur al in september 2012 aan uw voorganger liet weten hierover een ongevraagd advies uit te brengen?
Ik heb na mijn aantreden besloten om het ongevraagd advies om te zetten in een gevraagd advies om hiermee aan te geven dat dit voor mij hoge prioriteit heeft.
Waarom volgt u niet de motie-Bonis/Ten Broeke2, waarin het kabinet wordt verzocht «alvorens onomkeerbare besluiten te nemen die het postennet aangaan, een toekomstvisie op het postennet te ontwikkelen en deze met de Kamer te delen»?
Het Institut Néerlandais is een stichting naar Frans recht en geen onderdeel van het postennet. Het advies van de Raad voor Cultuur betreft de culturele relaties met Frankrijk en hoe daar met de beschikbare middelen op terrein van professionalisering, efficiëntie en vernieuwing een extra slag te maken.
Bent u bereid om geen onomkeerbare stappen te nemen totdat de toekomstvisie op het postennetwerk in de Kamer besproken is en het advies van de Raad van Cultuur binnen is?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u doorgerekend wat de langetermijneffecten zijn van deze verminderde Nederlandse culturele aanwezigheid in Frankrijk? Bent u bereid deze cijfers met de Kamer te delen?
Er zal geen sprake zijn van verminderde culturele aanwezigheid in Frankrijk. In de nieuwe opzet wordt alleen bespaard op vaste kosten voor huur, onderhoud en personeel. Sterker nog, deze opzet biedt ons de mogelijkheid onze culturele aanwezigheid te versterken.
Hoe gaat u na 2013 de continuïteit van culturele programma’s in Frankrijk waarborgen? Gaat Nederland wel meer doen aan culturele programma’s in Frankrijk, ondanks de sluiting? Zo ja, wordt hier het vrijgekomen geld voor gebruikt? Zo neen, waarom niet?
Een kleine, flexibele culturele afdeling van de ambassade brengt minder vaste kosten mee waardoor een groter deel van de middelen aangewend kan worden voor culturele activiteiten. Uitgangspunten zijn uiteraard continuïteit en ook intensivering van Nederlandse aanwezigheid op belangrijke Franse festivals, beurzen en podia en behoud van de bestaande netwerken.
Wat zal er gebeuren met de kunstcollectie uit de nalatenschap van Frits Lugt?
De kunstcollectie uit de nalatenschap van Frits Lugt maakt geen onderdeel uit van het Institut Néerlandais. Zij wordt beheerd door de Fondation Custodia die ook gevestigd is aan de Rue de Lille.
De bedreiging van demonstranten door medewerkers van de Iraanse Ambassade |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Medewerkers Iraanse ambassade dreigen met schaar»?1 Kunt u bevestigen dat er aangifte is gedaan van bedreiging? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Ja.
Is deze aangifte, overeenkomstig de voorgeschreven procedure, door de korpschef gemeld aan het ministerie van Buitenlandse Zaken?2 Indien neen, waarom niet?
Over het incident is nog dezelfde dag contact geweest tussen de politie Haaglanden en het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Is het waar dat het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer het onmogelijk maakt dat medewerkers van een ambassade die strafbare feiten begaan, ongeachte de ernst hiervan, vanuit Nederland worden vervolgd? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer hebben ambassademedewerkers met een diplomatieke status immuniteit. Op grond hiervan kunnen ze door het ontvangende land niet worden vervolgd.
Indien er geen juridische maatregelen genomen kunnen worden, welke diplomatieke maatregelen kunnen er dan genomen worden tegen buitenlandse diplomaten die strafbare feiten plegen?
De diplomatieke praktijk biedt verschillende manieren voor het ontvangende land om het zendende land aan te spreken op het gedrag van een diplomaat, zoals het zenden van een nota of een verzoek doen tot opheffing van de immuniteit. In de keuze van maatregelen zal altijd rekening moeten worden gehouden met de mogelijke repercussies voor Nederlandse diplomaten in het land in kwestie.
Bent u nog steeds van mening dat er voldoende mogelijkheden zijn om diplomaten die de wet overtreden aan te pakken en dat het Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer, waarin het immuniteitsbeginsel is vastgelegd, niet hoeft te worden aangepast? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het immuniteitsbeginsel is een van de algemeen aanvaarde grondslagen van het diplomatieke verkeer. Het bestaan ervan is noodzakelijk voor de uitoefening van de diplomatieke functie en beschermt ook Nederlandse diplomaten die moeten werken in een omgeving waar zij anders door het gastland onder druk zouden kunnen worden gezet.
Deelt u de opvatting dat het belangrijk is actie te ondernemen richting het betreffende ambassadepersoneel en bent u bereid om de Iraanse ambassadeur vanwege deze kwestie te ontbieden? Indien neen, waarom niet?
De Iraanse ambassadeur is op 28 november jl. verzocht op het ministerie te komen om opheldering te geven. Het ministerie is in afwachting van de uitkomst van het politieonderzoek.
Het bericht dat Nederland het Internationaal Strafhof in een moeilijke positie brengt |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Nederland brengt Strafhof in moeilijke positie», waaruit blijkt dat er onder buitenlandse diplomaten «bezorgdheid» en «ongenoegen» heerst over de manier waarop Nederland zich opstelt als gastland van het Internationaal Strafhof?1
Nederland heeft zich in 1998 gecommitteerd om gedurende 10 jaar, tot 1 juli 2012, de kosten van de (tijdelijke) huisvesting van het Strafhof voor 100% te bekostigen (momenteel ongeveer 6 miljoen euro per jaar). Deze kosten zijn formeel sinds 1 juli van dit jaar een verantwoordelijkheid van alle lidstaten gezamenlijk. Niettemin heeft Nederland de andere lidstaten aangeboden ook de kosten van de tijdelijke huisvesting van de tweede helft van 2012 voor zijn rekening te nemen. Bovendien heeft Nederland onlangs toegezegd ook de helft van de kosten van de tijdelijke huisvesting in de periode van 2013 tot en met 2015 (gereedkomen nieuwbouw) aan het Strafhof te vergoeden tot een bedrag van maximaal 9 miljoen euro. De totale kosten van deze extra bijdragen bedragen ongeveer 12 miljoen euro.
Is het waar dat het «steeds gebruikelijker» wordt dat gastlanden de huur betalen van internationale organisaties die in particulier gehuurde gebouwen gehuisvest zijn?
Het beleid t.a.v. de huisvestingskosten van Internationale Organisaties verschilt, zover bekend, sterk van land tot land en van organisatie tot organisatie. Daarover kan ik geen trendmatige uitspraak doen.
Is het waar dat de Nederlandse economie in 2011 voor meer dan 66 miljoen euro profiteerde van de aanwezigheid van het Strafhof in Den Haag?
Het is niet bekend waar deze schatting op gebaseerd is. De totale begroting van het Strafhof bedraagt ongeveer 109 miljoen euro. Gezien de werkzaamheden van het Strafhof en de internationale samenstelling van de staf wordt een deel hiervan direct besteed in het buitenland.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk zou zijn wanneer het Strafhof jarenlang wordt opgezadeld met extra kosten, terwijl het hof door de toenemende werkdruk al in geldnood zit?
Het gaat niet om onverwachte uitgaven. Al sinds 1998 is het duidelijk dat na 1 juli 2012 de huisvestingskosten een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle lidstaten zijn, waarmee het Internationaal Strafhof op de begroting rekening dient te houden. Tegelijkertijd erkent Nederland dat het een bijzondere verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van het Strafhof. Om deze reden heeft Nederland een substantiële extra bijdrage geleverd van ongeveer 12 miljoen euro in de periode 1-7-2012 tot eind 2015.
Op welke manier zult u naar een oplossing zoeken voor dit probleem, mede in het licht van de motie Pechtold c.s., waarin de regering wordt verzocht zich maximaal in te spannen om aan de behoeften van het Internationaal Strafhof tegemoet te komen en in het kader van goed gastheerschap een substantiële extra bijdrage van Nederland niet uit te sluiten?2
Zie antwoord op vraag 1.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór 14 november, wanneer de jaarlijkse vergadering van Staten Partijen bij het Internationaal Strafhof en de herdenking van tien jaar Statuut van Rome plaatsvindt? Zo neen, waarom niet?
Ja.