De vervolging van enkele hulpverleners in Letland |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat in Letland het onderscheid tussen hulpverlener en mensensmokkelaar minder duidelijk is vastgelegd dan in Nederland? Klopt het dat daardoor hulpverleners die in Letland hulpverlenen aan vluchtelingen aldaar vervolgd kunnen worden?1
Het Letse strafrecht kent geen speciale status voor hulpverleners. Mensen die irreguliere migranten assisteren in illegaal oversteken van landsgrenzen kunnen daarvoor berecht worden volgens het Letse strafrecht. Op 20 oktober 2023 zijn de straffen hiervoor aangescherpt, en kunnen variëren van 2 tot 8 jaar.
Ook in Nederland is het onderscheid tussen hulpverlener en mensensmokkelaar niet expliciet in de strafbepaling van mensensmokkel (artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht) vastgelegd.
Het kabinet is daarmee niet voor het strafbaar stellen van hulp aan mensen in nood door organisaties, maar wil de strafrechtelijke aansprakelijkheid niet principieel expliciet bij wet uitsluiten.
Tenslotte hangt het van de individuele omstandigheden van een geval af of vervolging aangewezen is. Indien in voorkomend geval wordt vastgesteld dat de betrokkene heeft gehandeld op humanitaire gronden kan worden besloten om niet over te gaan tot strafvervolging. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat humanitaire hulpverlenging onder omstandigheden op grond van een algemene strafuitsluitingsgrond in de weg kan staan aan de strafbaarheid van de in artikel 197a Sr omschreven mensensmokkel of van de dader daarvan. De Hoge Raad wijst, mede op grond van de wetsgeschiedenis, op situaties waarin een beroep op een dergelijke strafuitsluitingsgrond kan worden aanvaard, in het bijzonder op «gevallen van humanitaire bijstand zonder enig oogmerk van eigen bevoordeling aan een vreemdeling van wie aannemelijk is dat hij in een zijn leven of veiligheid bedreigende noodsituatie verkeert en aan wie bij zijn vlucht redelijkerwijze niet op andere wijze hulp kan worden geboden dan door hem wederrechtelijk over de grens met Nederland te brengen of in Nederland verder te brengen» (ECLI:NL:HR:2017:888).
Bent u ervan op de hoogte dat de Commissaris voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa vorig jaar protest heeft aangetekend tegen het feit dat individuen en organisaties die vitale hulp aan vluchtelingen bieden worden gecriminaliseerd in Letland?2
Ik ben bekend met de brief van de Commissaris voor de Rechten van de Mens aan de voormalig Minister van Binnenlandse Zaken van Letland, Māris Kučinskis. In deze brief, d.d. 27 januari 2023, uitte de Commissaris haar zorgen over het strafrechtelijk onderzoek dat destijds is gestart naar twee medewerkers van de Letse NGO «I want to help refugees». Het onderzoek naar een van de medewerkers is inmiddels gestaakt. Het andere onderzoek loopt nog en is overgedragen aan de Letse rechter. Bij een rechtszaak in een andere EU-lidstaat is het oordeel aan de desbetreffende rechter. Nederland mengt zich niet in de rechtsgang van andere landen.
Kunt u uiteenzetten wat de status van deze kritiek van de Commissaris voor de Rechten van de Mens is en hoe de regering van Letland met deze kritiek tot nu toe om is gegaan?
Op 3 februari 2023 heeft de voormalig Letse Minister van Binnenlandse Zaken een reactie gestuurd op de brief van de Mensenrechtencommissaris.3 In deze brief beargumenteert de Minister dat de kritiek van de Mensenrechtencommissaris in Letse ogen niet gegrond is. Zo stelt hij dat de Letse regering handelt (ook t.a.v. voorgestelde wetsamendementen) in volledige overeenstemming met de rechten en plichten van een staat, het beginsel van non-refoulement en met in achtneming van mensenrechten (bijvoorbeeld met betrekking tot de gezondheid van individuen en medische hulp).
Op 21 juni 2023 bracht de Mensenrechtencommissaris een verklaring4 uit, waarin ze haar zorgen uitte over de amendementen, omdat ze in de praktijk zouden leiden tot het legaliseren van pushbacks en mishandeling van personen die internationale bescherming nodig hebben. De Mensenrechtencommissaris deed daarbij een oproep om de amendementen te verwerpen. Het Lets parlement heeft op 12 oktober 2023 de amendementen aangenomen. De Mensenrechtencommissaris heeft hier geen reactie op geleverd.
Bent u ervan op de hoogte dat momenteel ook twee Nederlanders in Letland vervolgd worden voor het helpen van een groep vluchtelingen?3
Het ministerie is met de zaak van beide Nederlanders bekend, volgt deze nauwgezet en verleent waar gevraagd en mogelijk consulaire bijstand.
Heeft u of heeft enige andere Nederlandse organisatie voor zover u weet contact met de in vraag 4 genoemde Nederlanders en/of met de Letse autoriteiten over deze zaak?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent de twee Nederlanders consulaire bijstand. Medewerkers van de Nederlandse ambassade hebben contact gehad met betrokkenen en er is regelmatig contact geweest met familie van betrokkenen. In het kader van de consulaire bijstand aan betrokkenen heeft de Nederlandse ambassade in Riga gedurende de periode van detentie meermaals contact gehad met de Letse autoriteiten. Daarbij dient rekening gehouden te worden met het gegeven dat Nederland zich niet mag en kan mengen in de strafrechtsgang van een Nederlandse burger in een andere staat.
Met het oog op privacy van de betrokkenen deelt het ministerie geen informatie over consulaire zaken met derden. Het staat de betrokkenen vrij om andere (Nederlandse) organisaties te informeren over hun zaak en desgewenst te betrekken.
Welke mogelijkheden zijn er om eventueel ondersteuning te bieden aan de in vraag 4 genoemde Nederlanders? Bent u bereid hen voor zover mogelijk deze ondersteuning te bieden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Een tweet van de Letse president |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Is het correct dat de Letse president op 15 maart van dit jaar de volgende Latijnse zin heeft getweet: «Russia delenda est!»?1
Ja, deze zin was onderdeel van een bericht op X.
Is een correcte vertaling in het Nederlands van «Russia delenda est!»: «Rusland moet vernietigd worden!»? Zo nee, wat is volgens u een betere vertaling van «Russia delenda est!»?
Het is niet aan het kabinet om de juistheid van de voorgestelde vertaling te beoordelen.
Bent u het wellicht eens met deze bewering van de Letse president? Met andere woorden, bent u ook van mening dat «Rusland vernietigd moet worden»?
Het beleid van de Nederlandse regering richt zich niet op de vernietiging van welk land of welke staat dan ook.
Stel dat een staatshoofd laat weten dat «Nederland vernietigd moet worden», beschouwt u dit dan als een bedreiging van dat staatshoofd gericht aan Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet kan daar nu geen uitspraken over doen, gezien het feit dat deze situatie nu niet aan de orde is.
Is een land, zodra het bedreigd wordt «met vernietiging» door een ander land, gerechtvaardigd, onder het internationaal recht, om zich (preventief) te verdedigen?
Nee. Zoals het kabinet stelde in de kabinetsreactie op het AIV/CAVV advies over pre-emptief optreden (Kamerstukken 2004–2005, 29 800, nr. 56), bevat het Handvest van de Verenigde Naties een duidelijk omschreven geweldsverbod. Daarop zijn slechts twee uitzonderingen mogelijk, namelijk het gebruik van geweld door of namens de Veiligheidsraad en het gebruik van geweld in het geval van individuele of collectieve zelfverdediging (artikel 51 VN Handvest). In het laatste geval dient wel sprake te zijn van een onmiddellijke dreiging. Preventief optreden kan niet worden gebaseerd op artikel 51 VN Handvest.
Heeft de Letse president met zijn opmerking dat «Rusland vernietigd moet worden» de kans op een conflict tussen Rusland en Letland, en daarmee op een (allesvernietigende) oorlog tussen Rusland en de EU/NAVO waar Letland immers lid van is, vergroot? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan het kabinet om de woorden van de Letse president te duiden en hierover te speculeren. Het is Rusland dat een ongeprovoceerde oorlog is begonnen tegen buurland Oekraïne op het Europese continent.
Is een (atoom)oorlog tussen Rusland en de NAVO in het belang van Nederland?
Nee.
Heeft u de Letse ambassadeur in Nederland wellicht aangesproken op en uw zorgen geuit over het feit dat de Letse president van mening is dat «Rusland vernietigd moet worden»? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het aanspreken van de Letse ambassadeur is niet aan de orde gelet op de strekking van mijn antwoord op vraag 6.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Maastricht en provincie Limburg slepen Vlaanderen definitief voor rechter en eisen miljoenen voor schrappen tramlijn’ |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Maastricht en provincie Limburg slepen Vlaanderen definitief voor rechter en eisen miljoenen voor schrappen tramlijn»?1
Ja, hier heb ik kennis van genomen.
Klopt het dat de Vlaamse regering zonder overleg (dus eenzijdig) heeft besloten het tramproject Maastricht-Hasselt te beëindigen? Wat is uw rol in dit dossier geweest?
De provincie Limburg heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in september 2022 per brief geïnformeerd dat Vlaanderen het project van de tram eenzijdig heeft beëindigd.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en provincie Limburg hebben sinds 2010 een overeenkomst op grond van het Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer (AROV). Onderdeel van deze AROV-overeenkomst is de aanleg van het Nederlandse deel van de tram Hasselt-Maastricht. Hiervoor is vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ongeveer € 36,7 miljoen aan rijksmiddelen beschikt (via een Brede Doeluitkering). De rol van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is daarmee die van subsidieverstrekker voor de tram aan de provincie Limburg.
Klopt het dat Maastricht en de provincie Limburg 19,6 miljoen aan investeringen hebben gedaan hiervoor? Deelt u de mening dat dit voor deze beide partijen erg nadelig is dat zij zoveel geld hebben geïnvesteerd, terwijl hier nooit enig beoogd resultaat mee is bereikt?
Het is bovenal erg jammer voor de reizigers tussen Hasselt en Maastricht dat het niet is gelukt om dit tramproject te realiseren. De provincie Limburg heeft in december 2023 op grond van de AROV-overeenkomst haar project- en financiële verantwoording aan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gegeven over het project. Zij heeft daarin opgenomen dat de provincie Limburg samen met de gemeente Maastricht € 22,6 miljoen kosten heeft gemaakt op het project, waarvan Vlaanderen inmiddels een voorwaardelijk voorschotbedrag van € 3 miljoen heeft teruggestort.
Klopt het dat de Vlaamse regering tot op heden nog geen afspraken heeft gemaakt om dit op een fatsoenlijke manier te regelen? Welke inzet is er van u in dit dossier geweest?
De afspraken tussen de provincie Limburg en Vlaanderen over het Vlaamse deel van het tramproject Hasselt-Maastricht hebben zij vastgelegd in een eigen overeenkomst. Het is daarmee aan hen om er gezamenlijk uit te komen hoe zij het project afronden. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft hierin geen formele rol.
Klopt het dat het Rijk een subsidie van 36,7 miljoen euro heeft verstrekt en dat de provincie Limburg u heeft verzocht om deze middelen voor andere regionale mobiliteitsprojecten in te kunnen gaan zetten? Zo nee, hoe zit dit dan wel?
Ja, dat klopt. Via de AROV-overeenkomst die in 2010 is afgesloten is ongeveer € 36,7 miljoen aan rijksmiddelen toegekend aan de provincie Limburg ten behoeve van de tram Hasselt-Maastricht. Deze middelen zijn via een Brede Doeluitkering aan de provincie Limburg beschikt.
De provincie Limburg heeft eind 2023 verzocht of zij de gemoeide rijksmiddelen in kan zetten voor andere regionale projecten. Zij deed dit in een brief waarin zij ook de verantwoording gaf over het Nederlandse deel van het tramproject: zowel financieel als inhoudelijk.
Bent u voornemens deze middelen in de regio aan andere bereikbaarheidsprojecten te verbinden en dit op korte termijn met de provincie Limburg af te spreken? Zo nee, waarom niet?
Helaas gaat het project van de tram niet door en is er geen zicht op het realiseren van de doelen van AROV: actiegericht de regionale bereikbaarheid verbeteren. Daarom is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat genoodzaakt om de overeenkomst met Limburg af te hechten en moeten de betreffende middelen à € 36,7 miljoen terug naar het ministerie. Wel blijft het ministerie met de provincie Limburg in gesprek, na afhechting van de AROV-overeenkomst, over de mobiliteitsopgaven in de regio en kansen voor het verbeteren van de regionale bereikbaarheid. Randvoorwaarden voor een eventuele afspraak zijn financiële tegenvallers en knelpunten in dit gebied die het verbeteren van de regionale bereikbaarheid in de weg staan. Ook mogen de afspraken niet leiden tot een grotere opgave voor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De verwachting is dat er richting het MIRT in het najaar tot een gezamenlijk en passend pakket gekomen wordt.
De Nederlandse bijdrage aan openbare hoorzittingen bij Internationaal Gerechtshof |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Welke intentie had Nederland met de bijdrage aan de openbare hoorzittingen bij het Internationaal Gerechtshof van 19–26 februari 2024 voor een advies van het Hof over wettigheid van het beleid en de praktijken van de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden, waaronder ook Oost-Jerusalem?1
Een verzoek om advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) ziet, volgens de jurisprudentie van het IGH, op het verkrijgen van een opvatting van het IGH die voor de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) van belang kan zijn voor haar functioneren. Met zijn bijdrage heeft Nederland het IGH willen assisteren bij het beantwoorden van de vragen die door de AVVN gesteld zijn door het identificeren van het toepasselijke recht en het presenteren van zijn rechtsopvatting over de status en interpretatie daarvan.
Kunt u toelichten waarom de Nederlandse regering in haar bijdrage koos voor een algemene uiteenzetting van de basale regels van het internationaal recht, en niet voor een appreciatie van de bezetting, gebaseerd op diezelfde regels?2
Nederland heeft ervoor gekozen zijn bijdrage te houden over een identificatie van het toepasselijke recht en de presentatie van de Nederlandse rechtsopvatting over de status en interpretatie daarvan. Op basis van de bijdragen van alle deelnemende staten kan het Hof vervolgens eerst bepalen welk recht van toepassing is en hoe dit geïnterpreteerd moet worden, en dit vervolgens toepassen op de feiten. Dat laatste kan alleen het Hof op een overtuigende wijze doen op basis van alle geleverde bijdragen. Eenzelfde benadering heeft Nederland gevolgd in zijn bijdrage in de adviesprocedure over de rechtsgevolgen van de afscheiding van de Chagos Archipel van Mauritius. Deze benadering is in het bijzonder prudent indien aan het verzoek om advies (ook) een bilateraal geschil ten grondslag ligt waarbij Nederland niet is betrokken en geen of geen volledig beeld heeft van de feiten.
Kunt u toelichten waarom in de Nederlandse bijdrage aan de hoorzittingen de namen «Israël» en «Palestijnse Gebieden» niet werden genoemd?
De vraag over de rechtsgevolgen van het beleid en de praktijken van de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden, waaronder ook Oost-Jerusalem, is gesteld aan het IGH, niet aan Nederland. Het is dus niet aan Nederland om de gestelde vraag te beantwoorden, maar aan het IGH. Nederland heeft er daarom voor gekozen het Hof te assisteren door in te gaan op de identificatie van het toepasselijke recht en op zijn rechtsopvatting over de status en interpretatie van dit recht.
Bent u het eens dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) een opinie van het Internationaal Gerechtshof heeft gevraagd over concrete vragen die betrekking hebben op een specifieke situatie, en dat het uitleggen van basale regels van het internationaal recht in algemene termen aan de rechters van het Internationaal Gerechtshof de kleinst mogelijke bijdrage aan deze rechtszaak is, en nagenoeg betekenisloos in het conflict in kwestie?3
Nee. De Nederlandse bijdrage is niet de «kleinst mogelijke bijdrage». Het is juist dat de AVVN een concrete vraag heeft gesteld over de rechtsgevolgen van een specifieke situatie. Het is aan het IGH om te bepalen of het beantwoorden van die vraag binnen zijn bevoegdheid valt en passend is. Indien het IGH dit bevestigend beantwoordt, is het vervolgens aan het IGH om de vraag te beantwoorden op basis van alle geleverde bijdragen. Nederland heeft hieraan bijgedragen door zijn visie te geven op de identificatie van het toepasselijke recht en zijn rechtsopvatting te delen over de status en interpretatie van dit recht, met inbegrip van een visie over rechtsgevolgen.
Kunt u, bij gebrek aan een inhoudelijke Nederlandse appreciatie van de juridische gevolgen van de bezetting van de Palestijnse Gebieden sinds 1967 tijdens de hoorzitting bij het Internationaal Gerechtshof, deze appreciatie alsnog met de Kamer delen en daarbij specifiek ingaan op de vragen gesteld in A/RES/77/247?
Nee. Het verzoek om advies is nu onder de rechter. Het is nu aan het IGH om over het verzoek een advies uit te brengen.
Kunt u in deze appreciatie ook de consequenties van het gedrag van Israël voor de Nederlandse staat betrekken, gezien het feit dat de consequenties voor andere staten en de VN ook deel zullen uitmaken van het advies van het Internationaal Gerechtshof?
Nee. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 5. Indien het IGH zich bevoegd acht, en het ook passend acht advies uit te brengen, dan wordt zijn advies uitgebracht aan de AVVN. Het is vervolgens aan de AVVN om het advies te bespreken en daaraan eventuele gevolgen te verbinden.
De resolutie van de VN veiligheidsraad over een wapenstilstand in Gaza |
|
Sarah Dobbe |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met Veiligheidsraadresolutie 2728?
Ja.
Klopt het dat resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) in principe bindend zijn?
Ja. Artikel 25 van het Handvest van de Verenigde Naties stelt: «De Leden van de Verenigde Naties komen overeen de besluiten van de Veiligheidsraad overeenkomstig dit Handvest te aanvaarden en uit te voeren.»
Op welke manier is de Nederlandse regering gebonden aan deze resolutie?
Alle lidstaten van de VN zijn in beginsel gebonden aan resoluties van de VN Veiligheidsraad (VNVR), waarbij resolutie 2728 zich evenwel primair richt tot de partijen bij het gewapend conflict in Gaza.
Op welke manier gaat de Nederlandse regering bijdragen aan het verwezenlijken van een onmiddellijk staakt-het-vuren in Gaza, zoals geformuleerd in de resolutie?
Op welke manier gaat de Nederlandse regering bijdragen aan een duurzaam staakt-het-vuren in Gaza, zoals geformuleerd in de resolutie?
Op welke manier gaat de Nederlandse regering bijdragen aan het vrijlaten van de gijzelaars in Gaza, zoals geformuleerd in de resolutie?
Op welke manier gaat de Nederlandse regering bijdragen aan het waarborgen van humanitaire hulp aan Gaza, zoals geformuleerd in de resolutie?
Gaat Nederland de financiering van de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) weer hervatten, aangezien de resolutie oproept tot het verzekeren van humanitaire hulp? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse standpunt rondom financiering aan UNRWA is aan uw Kamer gecommuniceerd middels de Kamerbrief1, dd. 26 april 2024.
Deelt u de mening dat het niet-naleven van deze resolutie, ongeacht door welke partij, moet worden beantwoord met sancties vanuit Nederland? Zo nee, waarom niet?
Nederland zet zich zowel in bi- als multilateraal verband sterk in voor naleving van de bepalingen uit de resolutie. Het is in eerste instantie aan de VN-Veiligheidsraad, waarvan Nederland momenteel geen lid is, om te bepalen in welke mate de partijen opvolging geven aan de resolutie. De VNVR kan additionele stappen nemen indien naleving van de resolutie uitblijft, dit is vooralsnog echter niet in voorbereiding.
Welke reactie bent u van plan te geven op het niet-naleven van deze resolutie, ongeacht door welke partij?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u het eens dat de levering van F-35 onderdelen niet kan doorgaan als Israël de Veiligheidsraadresolutie niet opvolgt? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet voert het arrest van het Gerechtshof uit en heeft de Algemene Vergunningen NL007 en NL009 aangepast. Zie de brief over de opvolging die het kabinet geeft aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van F-35-componenten naar Israël2.
Bent u het eens dat het militair samenwerkingsverdrag met Israël niet getekend kan worden als Israël deze resolutie niet opvolgt? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van een militair samenwerkingsverdrag met Israël. Wel is er de intentie een Status of Forces Agreement(SOFA) te sluiten met Israël. Dit is een bilaterale overeenkomst waarmee de juridische status van Nederlands defensiepersoneel op het grondgebied van de ontvangende staat wordt geborgd en vice versa. Dit statusverdrag met Israël is reeds in 2021 getekend. Uw Kamer heeft hier op 11 april 2023 mee ingestemd3. Met het oog op personeelszorg en goed werkgeverschap streeft het kabinet ernaar met zoveel mogelijk landen statusverdragen af te sluiten. Dit staat los van de VNVR-resolutie.
Klopt het dat de commandant der strijdkrachten, de heer Eichelsheim, een werkbezoek naar Israël en het Israëlische leger heeft ondernomen?1
Ja. Dit bezoek vond plaats op 24 maart jl.
Hoe beoordeelt u dit werkbezoek in het licht van vraag 12?
Het bezoek van de CDS aan Israël stond los van de SOFA. Zoals ook aangegeven in het commissiedebat op 25 maart jl., past het bezoek van de CDS binnen de brede wijze waarop het kabinet druk uitoefent op Israël. In al onze contacten met Israël uiten wij onze zorgen over de humanitaire situatie in Gaza en het te grote aantal burgerslachtoffers en benadrukken wij de Israëlische regering te handelen in lijn met het internationaal recht en de noodzaak de toegang van humanitaire hulp te verbreden en versnellen, in lijn met VN resolutie 2417. De CDS heeft deze boodschap tevens bij zijn counterpart overgebracht.
Wat was het doel van dit werkbezoek?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat de heer Eichelsheim heeft meegedaan aan een werksessie met de ondervoorzitter van de Israëlische generale staf, de heer Baram, over onder andere Gaza? Welke bijdrage heeft de heer Eichelsheim aan deze werksessie geleverd?
De CDS heeft als toehoorder een sessie bijgewoond die werd geleid door het hoofd internationale samenwerking. Tijdens de sessie kreeg de CDS informatie over de nationale en internationale uitdagingen waar het Israëlische leger zich mee geconfronteerd ziet en kon hij vragen stellen ter verduidelijking. Daarnaast heeft hij ook hier zijn zorgen geuit over de situatie in Gaza en het belang van naleving van het humanitair oorlogsrecht benadrukt.
De Israëlische krant Haaretz geeft aan dat er nog steeds een Israëlische delegatie in Qatar is voor onderhandelingen met Hamas, waar deze eerder leken te zijn mislukt.2 Kunt u een laatste stand van zaken geven over de vredesonderhandelingen?
Het is van essentieel belang dat onderhandelingen snel leiden tot een onmiddellijk staakt-het-vuren dat moet leiden tot het duurzaam neerleggen van de wapens. Ik, de Minister van Buitenlandse Zaken, heb onlangs met zowel de Qatarese Minister van Buitenlandse Zaken als de staatsminister van Buitenlandse Zaken gesproken. Ik heb onder andere mijn waardering uitgesproken over de bemiddelingsrol van Qatar in de onderhandelingen over een staakt-het-vuren en de vrijlating van de gegijzelden. Nederland is echter geen onderdeel van deze onderhandelingen. Ik kan u daarom verder geen details geven.
De toegenomen export van landbouwmachines en diervaccins naar Rusland |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat Nederland meer agrarisch gerelateerde producten, zoals diervaccins, broed- en landbouwmachines exporteert naar Rusland dan voor 24 februari 2022?1
In het aan het bericht ten grondslag liggende rapport («de Nederlandse agrarische sector in internationaal verband, editie 2024») staat inderdaad dat de Nederlandse uitvoerwaarde van landbouwgerelateerde goederen2 naar Rusland toenam van EUR 184 miljoen in 2021 naar EUR 239 miljoen in 2022 (overigens daalde deze uitvoerwaarde in 2023 weer naar EUR 193 miljoen3). Het rapport geeft inzicht in alle mondiale, landbouwgerelateerde handelsstromen met ons land en wordt jaarlijkse gepubliceerd door Wageningen Economic Research i.s.m. het Centraal Bureau voor de Statistiek in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het rapport werd op 4 maart jl. aan uw Kamer verzonden ter informatie. Deze machines vallen, tot nu toe, niet onder sancties.
Klopt het dat het hierbij vooral gaat om handelswaar waarmee de opbrengst per hectare landbouwgrond in Rusland toeneemt?
Voor een deel van de exportgoederen geldt dit mogelijk wel (o.a. oogst- en dorsmachines), maar voor een ander deel niet of minder (bijv. dierenvaccins die een preventieve werking hebben bij dierziektes en de verspreiding daarvan).
Deelt u de mening dat deze Nederlandse export daarmee bijdraagt aan de autarkische koers van Rusland, zoals onlangs nog door Poetin geaccentueerd in zijn jaarlijkse toespraak tot de Doema en de Federatieraad? Zo nee, waarom niet?2
Het is aannemelijk dat de Nederlandse export van landbouwgerelateerde goederen op deelterreinen individuele bedrijven in de Russische land- en tuinbouwsector beter in staat stelt tot (voedsel)productie in Rusland zelf. In hoeverre dit ook bijdraagt aan meer autarkie is niet met zekerheid te zeggen.
Hoe beoordeelt u de woorden van oud-president Medvedev dat de eigen, steeds meer zelfvoorzienende agrarische sector een «stil wapen» is waarmee «vijanden» gestraft worden en waarvan «vrienden» mogen profiteren?
Het kabinet is van mening dat voedsel en voedselvoorziening nooit gebruikt mogen worden als een «stil wapen».
Deelt u de mening dat het terecht is dat de sancties tegen Rusland geen belemmering voor de uitvoer van levensmiddelen en landbouwproducten mogen vormen, opdat de Europese Unie (EU) geen verantwoordelijkheid draagt voor de wereldwijde voedselcrisis?
De Europese sancties zijn erop gericht om een hoge prijs te verbinden aan de Russische aanvalsoorlog, consequenties te verbinden aan schending van het internationaal recht en de Russische oorlogscapaciteit technisch, financieel en economisch zo veel mogelijk in te perken. De Russische agressie tegen Oekraïne heeft geleid tot enorme schade aan Oekraïense infrastructuur, de landbouw en economie als geheel en een blokkade van havens. Dat is de oorzaak dat graan uit Oekraïne de wereldmarkt niet bereikte en daaruit voortvloeiende problemen t.a.v. voedselzekerheid. Het kabinet weegt bij voorgestelde nieuwe sanctiemaatregelen steeds of deze ongewenste neveneffecten zouden hebben, waaronder op het gebied van voedselzekerheid. Op de sancties geldt, zoals bekend, een reeks uitzonderingen, juist om humanitaire hulp te faciliteren en als extra garantie voor voedselzekerheid. Zo kunnen bedrijven en personen tegen wie sancties gelden in aanmerking komen voor vrijstelling voor transacties die van belang zijn voor de wereldwijde voedselzekerheid.
Bent u van mening dat agrarisch gerelateerde producten die expliciet gebruikt worden om Rusland zelfvoorzienend – en daarmee ook sanctiebestendig – te maken mogelijk wel gesanctioneerd kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, onder welke voorwaarden zouden dergelijke sancties wat u betreft ingesteld kunnen worden?
Het is de inzet van het kabinet om in EU-kader de druk op Rusland op te blijven voeren met aanvullende sanctiemaatregelen, waarbij voor het kabinet alle opties op tafel (blijven) liggen. Zwaarwegende humanitaire belangen, zoals de wereldwijde voedselzekerheid, zijn hierbij wel steeds een randvoorwaarde. Daarom toetst het kabinet bij potentiële nieuwe maatregelen of deze geen ongewenste gevolgen hebben voor de voedselzekerheid. Het kabinet verstrekt geen informatie over mogelijke toekomstige sanctiemaatregelen, daar het de effectiviteit van het sanctie-instrument ondermijnt.
Het artikel 'Nederland vormt belangrijke spil in illegale handel bedreigde diersoorten' |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Christianne van der Wal (minister zonder portefeuille landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel «Nederland vormt belangrijke spil in illegale handel bedreigde diersoorten»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het onderzoek van SPOTS, Union for Conservation of Nature Nederland (IUCN), Bears in Mind en Earth League International (ELI) waaruit blijkt dat Nederland een belangrijke schakel vormt in de illegale wereldhandel in traditionele Chinese medicijnen (TCM) die ingrediënten bevatten van bedreigde plant- en diersoorten?2
Het onderzoek van SPOTS, IUCN, Bears in Mind en ELI («het onderzoek») maakt melding van een mogelijk bestaand crimineel netwerk gebaseerd in Nederland. Ik ben dankbaar dat de onderzoekers de NVWA hebben benaderd met de door hen verzamelde informatie. Dit heeft geleid tot de start van een strafrechtelijk onderzoek en de aanhouding van een verdachte door de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de NVWA (NVWA-IOD)3. In het onderzoek wordt ook aangegeven dat dit criminele netwerk illegale goederen via andere EU-lidstaten de EU binnen smokkelt vanuit China. Het onderzoek richt zich niet op en doet geen uitspraak over de rol van Nederland in de illegale wereldhandel in TCM. Dat neemt niet weg dat de signalen uit het onderzoek alarmerend zijn en serieus genomen worden door de NVWA.
Wat vindt u ervan dat Nederland een doorvoer- en bestemmingsland is van producten van onder meer neushoorns van wie de hoorns worden afgezaagd, tijgers die worden afgeschoten vanwege hun botten en pangolins die worden gedood vanwege hun schubben?
Wildlife crime en het verlies aan biodiversiteit, aantasting van dierenwelzijn en (dier)gezondheidsrisico’s die deze vorm van criminaliteit met zich meebrengt, vind ik ernstig en onacceptabel. Het mogelijke criminele netwerk wordt in het onderzoek in verband gebracht met de smokkel van pangolinschubben en tijgerbotten, die illegaal via andere EU-lidstaten de EU worden binnengebracht. Het onderzoek identificeert een vraag naar deze producten binnen de EU. Dat signaal moet EU-breed worden onderzocht. Nederland zal hier in EU Enforcement Working Group aandacht voor vragen.
Kunt u bevestigen dat er daarnaast signalen zijn van het gebruik van zogenaamde «vervangende dieren» voor TCM, waardoor steeds meer diersoorten onder druk komen te staan?
Ja, dit is mondiaal een zorg en hier is aandacht voor in CITES-verband.
Kunt u bevestigen dat het onderzoek naar de omvang van deze illegale handel in Nederland en de EU, uitgevoerd door ELI, vorig jaar is overgedragen aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)? Wat is er sindsdien gebeurd om deze illegale handel tegen te gaan?
Ja, zie het antwoord op vraag 2. In het belang van de opsporing doet de NVWA-IOD geen uitspraken over lopende onderzoeken. Naast dit specifieke opsporingsonderzoek wordt er continue gezamenlijk toezicht gehouden en
gehandhaafd door RVO, de NVWA en de Douane en worden opsporingsonderzoeken gedaan door de politie, het OM en de NVWA. Zo houdt de Douane toezicht aan de buitengrenzen van de EU. Dit toezicht richt zich op het binnen en buiten de EU brengen van (onder meer) CITES-beschermde soorten en producten van die soorten. De Douane heeft veel expertise op het herkennen van (producten van) CITES-beschermde soorten. Zo zijn er binnen de Douanemedewerkers opgeleid tot specialist in het controleren en determineren van de aangiften en zendingen waarbij er sprake kan zijn van (producten bevattende) CITES-beschermde soorten.
Kunt u voor elke aanbeveling uit het onderzoek van SPOTS, IUCN NL, Bears in Mind en ELI uiteenzetten hoe u hier opvolging aan gaat geven?
In het onderzoekdocument worden negen aanbevelingen gedaan voor de Nederlandse overheid. Grotendeels zijn deze al onderdeel van de standaard werkwijze of de inzet de komende tijd van de betrokken overheidsinstanties belast met de bestrijding van wildlife crime. Hieronder zet ik dit per aanbeveling kort uiteen:
Hoeveel mensen zijn er opgepakt en vervolgd naar aanleiding van dit onderzoek?
Op dit moment is er één handelaar aangehouden. De man wordt ervan verdacht TCM te verkopen waarin beschermde planten en dieren zijn verwerkt. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Wordt er nog vervolgonderzoek uitgevoerd, eventueel in samenwerking met andere Europese landen, gezien de bevinding dat de illegale producten vanuit Nederland over heel Europa worden gedistribueerd?
In het belang van de opsporing doet de NVWA-IOD geen uitspraken over lopende onderzoeken. Zie ook het antwoord op vragen 2 en 5.
Kunt u bevestigen dat, zoals in het onderzoek naar voren komt, een groot deel van de klanten van deze illegale producten in Nederland woont?
In het onderzoek wordt aangegeven dat het mogelijke criminele netwerk dat in Nederland gebaseerd is klanten heeft binnen heel Europa. Door de NVWA-IOD wordt verder onderzoek gedaan. In het belang van de opsporing doet de NVWA-IOD geen uitspraken over lopende onderzoeken. Zie ook het antwoord op vragen 2 en 5.
Bent u bereid uw aanpak van de binnenlandse handel in deze producten aan te scherpen? Zo ja, op welke manier gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
De aanpak van wildlife crime (illegal wildlife trade) is een proces dat continue wordt aangescherpt, waarbij altijd rekening wordt gehouden met de meest actuele ontwikkelingen en inzichten en wordt ingezet op een zo effectief mogelijke aanpak van de grootste risico’s. De gegevens met betrekking tot de handel in beschermde dier- en plantensoorten worden periodiek geanalyseerd. Vervolgens worden aan de hand van deze analyse de risico’s op illegale handel in beschermde dier- en plantensoorten in kaart gebracht. Daarna wordt door middel van een gezamenlijke interventiestrategie de handhavingsinzet bepaald om illegale handel in beschermde dier- en plantensoorten zo effectief mogelijk te bestrijden. Illegale handel in Traditionele Medicijnen (TM)4 gemaakt van beschermde soorten wordt hierin meegenomen en afgewogen tegen illegale handel in andere soorten en/of producten. Als de illegale handel in TM als groot risico voor de biodiversiteit naar voren komt uit deze analyse en indien de ernst en omvang daarom vragen, zal in de interventiestrategie aan de handhaving tegen deze handel meer prioriteit worden gegeven.
Kunt u aangeven hoeveel illegale handel van (bedreigde) plant- en diersoorten de afgelopen jaren is onderschept in Nederland?
Nee, de hoeveelheid illegale handel is niet exact te kwantificeren, omdat het bij een inbeslagname kan gaan om verschillende aantallen, soorten producten en eenheden. Het aantal inbeslagnames van onder CITES beschermde dier- en plantensoorten en producten die daarvan zijn gemaakt, is terug te vinden in de reeks rapporten «An Overview of seizures of CITES-listed Wildlife in the EU» gepubliceerd door TRAFFIC5. EU breed gaat het hierbij met name om inbeslagnames van (plantaardige) medicinale producten en dit beeld komt overeen met wat er in Nederland onderschept wordt. In de TRAFFIC-publicaties worden de volgende aantallen Nederlandse inbeslagnames genoemd:
2019: 834
2020: 459
2021: 430
2022: 663
Ter illustratie, het gaat in deze vier jaar voornamelijk om inbeslagnames van producten met ingrediënten van de plant Saussurea costus (totaal 287 inbeslagnames) die in verschillende vormen of verwerkt in verschillende producten verhandeld wordt (hele worteldelen, drankjes, tabletten, etc.).
Kunt u een inschatting maken van de totale omvang en de jaarlijkse groei van de illegale handel in wilde dieren en planten in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit is niet in te schatten. Dat geldt wereldwijd en daarbij maakt Nederland onderdeel uit van de EU interne markt, waarin vrij verkeer van goederen is. De United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) heeft onlangs het derde World Wildlife Crime Report6 gepubliceerd met de nieuwste ontwikkelingen, trends en routes op basis van – ook door Nederland – gerapporteerde data. Inzichten uit dat rapport zullen ook meegenomen worden in het opstellen van de Nederlandse interventiestrategie. Zie ook het antwoord op vraag 10.
Kunt u aangeven welke dieren voornamelijk slachtoffer worden van illegale dierenhandel?
Dieren kunnen levend, dood alsook verwerkt in verschillende producten, verhandeld worden, waardoor een exacte vergelijking niet mogelijk is. Als het gaat om aantallen inbeslagnames van CITES beschermde dieren worden over het algemeen genomen vogels, reptielen en zoogdieren, of producten die van deze dieren gemaakt zijn, het meest in beslag genomen (bron EU-TWIX).
Kunt u zo concreet mogelijk aangegeven hoeveel budget er op dit moment uitgetrokken wordt om wildlife-criminaliteit te bestrijden?
Een concreet bedrag kan moeilijk bepaald worden, omdat bij verschillende organisaties de CITES-opdracht – waarbij de handhaving CITES het tegengaan van wildlife crime betreft – onderdeel uitmaakt van een grotere opdracht in het kader van natuur, flora en fauna of de aanpak van milieucriminaliteit. Dit geeft flexibiliteit, maar is ook een blijvend aandachtspunt. Zoals aangegeven in de Kamerbrief Beleidsreactie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021 (Kamerstuk 2234 nr. 337, 8 juli 2022) is specifieke oormerking van budgetten binnen de diverse organisaties cruciaal voor adequate wildlife crime bestrijding.
Ik kan u het volgende beeld schetsen van de inzet van de verschillende organisaties op toezicht, handhaving en opsporing7 in het kader van CITES, zoals dat door deze organisaties aan mij is meegegeven:
De Douane heeft ongeveer 34 specialisten (zogenaamde vraagbaken Flora en Fauna) opgeleid die een groot deel van de tijd besteden aan het toezicht op CITES-regelgeving. Effectief komt dit neer op ongeveer 15–20 fte. Daarnaast wordt er landelijk 3 fte ingezet op CITES-beleid, 2 fte voor CITES data-analyse bij het Douane Landelijk Tactisch Centrum en 2 fte bij het douanelaboratorium.
Het onderwerp «flora en fauna» waar CITES onderdeel van is, is ook ingebed in elke generieke controle die de Douane uitvoert. Als de controlerend ambtenaar een controle uitvoert op bijvoorbeeld reizigersbagage, kijkt deze douanemedewerker ook naar CITES beschermde soorten. Treft de douanemedewerker bij zo’n controle CITES beschermde soorten aan, dan schakelt hij/zij een vraagbaak Flora en Fauna in. Deze vraagbaak neemt de determinatie van de soort en de verdere afwikkeling van de zaak voor zijn/haar rekening.
Bij RVO is de CITES bestuursrechtelijke handhaving belegd en de inbewaring-/inbeslagnname van goederen of specimen. De inzet hierop is als volgt:
Binnen NVWA is het domein Natuur (inspectie en expertise) en de IOD actief op CITES. Het Domein Natuur heeft ongeveer 38 fte beschikbaar voor de bestrijding van wildlife crime, tezamen met de onderwerpen invasieve exoten, EU houtverordening en het Nagoya protocol. Voor de NVWA-IOD geldt dat de capaciteit niet gelabeld is en de inzet op CITES onderdeel uitmaakt van de aanpak van milieucriminaliteit.
Voor het OM geldt dat het Functioneel Parket als specialistisch onderdeel zich richt op de bestrijding van fraude, milieucriminaliteit en criminele geldstromen, waaronder CITES. Er is daarbij geen specifiek gelabelde capaciteit voor CITES. De medewerkers werkzaam binnen het domein milieu kunnen allen in beginsel met dergelijke zaken belast worden.
Bij de politie is de aanpak van CITES gerelateerde overtredingen en misdrijven onderdeel van de politiemilieutaak. De politie geeft aan dat het inrichtingskader voor deze taak op dit moment 406 fte opsporingscapaciteit (intelligence, tactische opsporing en expertise) omvat en gemiddeld 2 milieuagenten per basisteam (334 fte) die zich tenminste 75% van hun inzetbare tijd met de politiemilieutaak bezighouden. Naar aanleiding van de aanbevelingen in een drietal rapporten8 voert het korps sinds 2023 een strategie uit om de bezetting van deze capaciteit zo snel mogelijk in overeenstemming te brengen met die formatie. Per onderzoek wordt beoordeeld welke specifieke competenties nodig zijn voor een doelmatige opsporing en wordt op basis hiervan een onderzoeksteam samengesteld uit 1 een of meerdere uitvoeringsorganisaties in deze Landelijke Milieukamer.
Kunt u zo concreet mogelijk aangeven hoeveel van dit totale budget wordt ingezet voor de opsporing van de handel die gedreven wordt door de vraag voor traditionele (Chinese) medicijnen?
Nee, dit is niet aan te geven. Zie ook mijn antwoord op vraag 14.
In hoeverre bent u, naar aanleiding van dit onderzoek, van plan om meer middelen uit te trekken om wildlife-criminaliteit tegen te gaan?
Zie het antwoord op vraag 6 bij aanbeveling 1.
Hoe bent u van plan de controles op illegale dierenleveringen aan te scherpen?
Zie het antwoord op vraag 10.
Kunt u bevestigen dat deze illegale producten vaak samen met legale producten worden vervoerd en dat dit het voor opsporingsambtenaren moeilijker maakt te identificeren wat legaal en wat illegaal is? Zo ja, hoe bent u van plan de controles op dit soort illegale producten inzichtelijk te krijgen en aan te scherpen?
Ik kan bevestigen dat legale en illegale producten in een deel van de gevallen samen vervoerd worden. De moeilijkheid om legale van illegale producten te onderscheiden hangt van verschillende factoren af en is variërend. Het samen vervoeren is een dergelijke factor. De expertise van de medewerkers van politie, douane en NVWA is daarbij van groot belang en het op peil houden van die expertise is een continu proces, evenals de eventuele inzet van nieuwe methoden en technieken. Zie verder ook het antwoord op vraag 9 van de beantwoording van vragen van de leden Van Esch en Wassenberg (5 september 2023, kenmerk 2023Z11324).
In hoeverre bent u van plan contacten met buitenlandse collega’s te intensiveren, bijvoorbeeld in landen die onderdeel zijn van de «Nieuwe Zijderoute», om deze illegale dierenhandel te bestrijden?
De EU tracht een betere samenwerking met China en andere relevante landen te bewerkstelligen om illegale handel in beschermde soorten te bestrijden. Nederland steunt dit initiatief.
Kunt u bevestigen dat publicaties duidelijk maken dat de Chinese overheid inzet op verspreiding van TCM via de Nieuwe Zijderoute/Belt and Road Initiative en dat de verwachting is dat de illegale handel in bedreigde dieren en planten hierdoor zal toenemen?3 4 Zo ja, bent u voornemens om hierover het gesprek aan te gaan met uw Chinese collega’s? Zo nee, waarom niet?
Bij mij zijn publicaties bekend waarin wordt gesteld dat de Chinese overheid inzet op verspreiding van TCM via de Nieuwe Zijderoute en dat een toename van de illegale handel wordt verwacht. Zie verder het antwoord op vraag 19.
In hoeverre bent u het eens met de aanbeveling van de onderzoekers die erop aandringen dat het essentieel is dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zich moet uitspreken tegen het gebruik van bedreigde dieren en planten in traditionele medicijnen? Bent u voornemens dit verzoek van de onderzoekers aan de WHO door te geleiden? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds benoemd in de beantwoording van vragen van het lid Van Esch en Wassenberg (22 januari 2024, kenmerk 2023Z19482), heeft de WHO een doorlopende strategie op traditionele medicijnen, de WHO Traditional Medicine Strategy 2014–2023 (die is verlengd tot 2025). In deze strategie van de WHO wordt onder andere genoemd de natuurlijke hulpbronnen voor traditionele medicijnen te beschermen en te conserveren. Tijdens de 78ste Wolrd Health Assembly-vergadering in 2025 zal een ontwerp voor een nieuwe strategie voor de periode 2025–2034 worden voorgelegd. De WHO benadrukt dat tijdens de ontwikkeling van de WHO traditional Medicine Strategy 2025–2034 er op wordt toegezien dat de CITES-regels omtrent internationale handel in bedreigde dier- en plantsoorten worden gewaarborgd.
Bent u bereid om bij deze overleggen ook structureel aandacht te geven aan de illegale handel gedreven door TCM, aangezien Nederland naar voren komt als belangrijk doorvoer- en bestemmingsland van dit soort producten?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vragen van het lid Van Esch (5 april 2023, kenmerk 2023Z04413), Van Esch en Wassenberg (5 september 2023, kenmerk 2023Z11324) en Van Esch en Wassenberg (22 januari 2024, kenmerk 2023Z19482), onderschrijft Nederland als handelsland een verantwoordelijkheid te hebben in het kader van de aanpak van illegale handel in bedreigde dier- en plantsoorten en zal Nederland waar opportuun het belang van de volksgezondheid, de dier- en plantgezondheid en bescherming van de biodiversiteit in internationale gremia blijven benadrukken.
De levering van F-35 onderdelen aan Israël. |
|
Sarah Dobbe |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van een lid van de SP-fractie over wapenhandel met Israël?1
Ja.
Klopt het bericht van de NOS van 15 maart 2024 dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar alternatieve manieren zoekt om F-35 onderdelen aan Israël te leveren ondanks het verbod van het gerechtshof?2
Nee.
Wat is uw reactie op dit NOS bericht van 15 maart?
Zie hiervoor de toelichting in de Kamerbrief over «de opvolging die het kabinet geeft aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël» van 24 april 2024 (Kamerstuk 2024D16833). Het kabinet is in regelmatig contact met de F-35-partners, ook over de gevolgen van de rechterlijke uitspraak om door- en uitvoer van F-35-onderdelen vanuit Nederland naar Israël te staken. Er is niet gevraagd naar alternatieve routes te zoeken om alsnog F-35-onderdelen te kunnen leveren aan Israël. Er is dan ook geen sprake van omzeiling van de rechterlijke uitspraak.
Wel wil het kabinet zich ten volste inspannen om te voorkomen dat het F-35-programma in gevaar wordt gebracht, omdat dit programma cruciaal is voor de nationale veiligheid van Nederland en betrokken bondgenoten. De Kamer roept het kabinet hier ook toe op middels de motie Brekelmans (Kamerstuk 2024D0565). In de genoemde Kamerbrief wordt ook ingegaan op de motie Van Dijk (Kamerstuk 2024D15530) die het kabinet oproept te bezien of en op welke wijze het doorvoeren van F-35-onderdelen zo spoedig mogelijk kan worden hervat.
Bent u het eens dat het indruist tegen het internationaal recht om, ondanks het verbod van het gerechtshof en de basis voor de uitspraak van het gerechtshof, via alternatieve manieren alsnog F-35 onderdelen aan Israël te leveren? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat het Ministerie van Buitenlandse Zaken door met het zoeken naar alternatieve manieren om F-35 onderdelen aan Israël te leveren? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Is uitgesloten dat uit- of doorvoer met bijvoorbeeld de VS als eindbestemming later terecht komt in Israël? Zo ja, hoe wordt dit uitgesloten? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in de Kamerbrief over «de opvolging die het kabinet geeft aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël» van 24 april 2024 (Kamerstuk 2024D16833) acht het kabinet het, op basis van regelmatige contacten met bondgenoten en eigen analyse aan de hand van vertrouwelijke gegevens, niet aannemelijk dat sinds het arrest in Nederland geproduceerde goederen thans in Israëlische F-35-toestellen terecht komen.
Kunt u aangeven of er inmiddels meer dan de twee (in de antwoorden van 29 februari op Kamervragen van een lid van de SP-fractie) reeds genoemde individuele vergunningen zijn toegewezen voor militaire goederen met als eindbestemming Israël? Zo ja, hoeveel en wat voor export betreft dit?
Sinds de beantwoording (29 februari 2024) van de schriftelijke vragen van het lid Dobbe over de doorvoer van onderdelen van F-35’s of andere wapensystemen aan Israël zijn er geen vergunningen goedgekeurd voor eindgebruik in Israël.
Zijn er sinds 7 oktober vorig jaar ook aanvragen voor een vergunning voor export naar Israël afgewezen? Zo ja, hoeveel en wat voor exportvergunningsaanvragen betreft dit?
Er is sinds 7 oktober 2023 één vergunningaanvraag voor de uitvoer van militaire goederen afgewezen. Het betreft een aanvraag voor de uitvoer van munitie naar een particuliere wapenhandelaar. Doorslaggevend voor de afwijzing was de negatieve toetsing van de vergunningaanvraag aan criterium 7 (omleidingsrisico naar kolonisten op de Westelijke Jordaanoever) van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole.
Zijn sinds 7 oktober vorig jaar wapens per algemene of globale vergunning uitgevoerd of doorgevoerd met eindbestemming Israël? Zo ja, kunt u hiervan een overzicht geven?
Er zijn alleen onder de algemene vergunning NL009 («Doorvoer, uitvoer of overdracht in het kader van het F-35 Lightning II programma») militaire goederen uit- en doorgevoerd naar Israël na 7 oktober. Deze uit- en doorvoer is als gevolg van het arrest van het Gerechtshof Den Haag gestopt.
Onder de Algemene doorvoervergunning NL007 is doorvoer van militaire goederen vanuit EU-, NAVO- of daaraan gelijkgestelde landen (Australië, Japan, Nieuw-Zeeland en Zwitserland) naar onder andere Israël mogelijk, tenzij die goederen vallen binnen het kader van het F-35 Lightning II programma. Op basis van de nu bekende rapportagedata heeft er sinds 7 oktober geen doorvoer naar Israël plaatsgevonden onder de Algemene Vergunning NL007.
Daarnaast zijn er twee globale vergunningen van kracht waarbinnen Israël een van de potentiële landen van bestemming is. Deze vergunningen houden geen verband met het F-35-programma.
De eerste vergunning is bedoeld om de vergunninghouder in staat te stellen op korte termijn de minimaal benodigde militaire technologie te delen ten behoeve van het uitbrengen van een offerte. In het geval dat een dergelijke offerte leidt tot een verkoop is voor de definitieve uitvoer van het daadwerkelijke product een separate vergunning benodigd. Op deze vergunning is tot op heden, zover bekend, niet uitgevoerd naar Israël.
De tweede vergunning betreft het kunnen delen van testmonsters en technologie voor de ontwikkeling van antiballistisch (beschermend) materieel. Op deze vergunning heeft na 7 oktober, zover bekend, één realisatie met bestemming Israël plaatsgevonden.
Is van alle uitvoer of doorvoer per algemene of globale vergunning steeds duidelijk wat de eindbestemming is? Wordt dit gerapporteerd? Zo ja, hoe?
Het systeem van de algemene en globale vergunningen vraagt van bedrijven om twee keer per jaar over de realisatie in het voorafgaande half jaar te rapporteren. Daarbij wordt door de vergunninghouder ook gerapporteerd wat de eindbestemming is. De bedrijven zijn verplicht om de informatie over de periode januari t/m juni 2024 voor 1 september 2024 aan te leveren bij de overheid, waarna deze gegevens kunnen worden verwerkt. Het kabinet rapporteert jaarlijks aan de Tweede Kamer over de data uit het voorgaande jaar in het jaarrapport exportcontrole strategische goederen.
Kunt u voor de recente wapenexportvergunningen voor Israël (rijnummers 26554, 27133, 27666, 27713, 27796, 27804, 28100 en 28232 in het Excelloverzicht) aangeven op welk moment deze volledig waren afgeleverd?3
Hieronder vindt u per door u genoemd rijnummer de datum van de meest recente uitvoer. Ook wordt weergegeven of de waarde van de betreffende vergunning volledig is verbruikt.
26554
28 juli 2022
Ja
Verlopen
27133
5 december 2022
Nee
Verlopen
27666
23 februari 2024
Ja
Verlopen
27713
21 juni 2023
Ja
Verlopen
27796
Geen realisaties
Nee
Verlopen
27804
23 augustus 2023
Nee
Verlopen
28100
8 mei 2023
Ja
Geldig
28232
9 augustus 2023
Ja
Geldig
Met uitzondering van één vergunning heeft voor de weergegeven vergunningen geen uitvoer plaatsgevonden sinds 7 oktober 2023. De vergunning waarvoor dit wel het geval was (27 666) betreft de uitvoer van warmtebeeldcamera’s voor research & development doeleinden. Indien dit leidt tot een nieuwe uitvoer voor productiedoeleinden moet hiervoor een nieuwe vergunning worden aangevraagd die conform het gebruikelijke beleid zal worden getoetst aan het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole.
Op het moment van schrijven kan op geen van de vergunningen een nieuwe uitvoer plaatsvinden omdat de vergunningen verlopen of volledig verbruikt zijn.
Kunt u, per vergunning, toelichten waarom geen strijdigheid met de acht criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt van de EU werd gezien?
Voor alle afgegeven vergunningen is een toets gedaan aan het EU gemeenschappelijk standpunt inzake wapenexportcontrole. Daarbij is in het bijzonder aandacht besteed aan criterium 2 dat ziet op het risico op gebruik van de uit te voeren goederen bij ernstige mensenrechtenschendingen of ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht. In alle gevallen is een afweging gemaakt op basis van de aard van de goederen, de eindgebruiker en het opgegeven eindgebruik. Daarbij is geen duidelijk risico op inzet van de goederen bij voorgenoemde schendingen geconstateerd.
Is voor deze vergunningen, zover die op 7 oktober 2023 nog niet waren uitgeleverd, met de vergunninghouder contact geweest over de wenselijkheid leveranties aan te houden (of te annuleren)? Zo ja, wanneer en wat was hiervan het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Op 7 oktober 2023 waren drie van de hierboven genoemde vergunningen nog te gebruiken voor een eventuele uitvoer. Het ging hierbij om de eerder genoemde vergunning voor R&D doeleinden (rijnummer 27666), een vergunning ten behoeve van outsourcing door een Nederlands bedrijf (rijnummer 27796) en een vergunning ten behoeve van de uitvoer van onderdelen voor het Iron Dome luchtverdedigingssysteem (rijnummer 27804). In geen van de gevallen is contact gezocht met de vergunninghouders over het gebruik van de vergunning omdat het betreffende eindgebruik niet strijdig wordt bevonden met het Nederlandse wapenexportcontrolebeleid in de context van het sinds 7 oktober 2023 opgelaaide conflict.
Kunt u een overzicht verschaffen van andere uitvoervergunningen voor militaire goederen die nu nog niet gepubliceerd zijn, d.w.z. sinds eind mei 2023? Zo nee, waarom niet?
De rapportage uitvoer militaire goederen op rijksoverheid.nl bevat op het moment informatie over uitvoer van militaire goederen tot en met januari 2024. Uitvoer van militaire goederen in de periode mei 2023 – januari 2024 is via deze rapportage inzichtelijk. In de periode februari 2024 tot heden zijn geen vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen met eindbestemming Israël afgegeven.
Kunt u voor de recente exportvergunningen voor dual-use goederen voor Israël (rijnummers 11744, 11782, 11869, 12019, 12052, 12087, 12150, 12405, 12462, 12498 en 12749 in het Excelloverzicht) aangeven op welk moment deze volledig waren afgeleverd?4
Hieronder vindt u per door u genoemd rijnummer de datum van de meest recente uitvoer. Ook wordt weergegeven of de waarde van de betreffende vergunning volledig is verbruikt.
11744
17 februari 2023
Ja
Verlopen
11782
24 april 2023
Nee
Verlopen
11869
6 maart 2023
Ja
Verlopen
12019
Geen realisaties
Nee
Verlopen
12052
11 oktober 2023
Nee
Verlopen
12087
14 november 2023
Ja
Verlopen
12150
6 juni 2023
Ja
Verlopen
12405
Geen realisaties
Nee
Geldig
12462
Geen realisaties
Nee
Geldig
12498
Geen realisaties
Nee
Geldig
12749
27 oktober 2023
Ja
Geldig
Met uitzondering van de vergunning in rij 12019 kennen/kenden alle hierboven weergegeven vergunningen civiel eindgebruik. De vergunning in rij 12019 betreft uitvoer voor R&D-doeleinden. Deze vergunning is inmiddels verlopen zonder dat er gebruik van is gemaakt.
Is voor deze vergunningen, zover die op 7 oktober 2023 nog niet waren uitgeleverd, met de vergunninghouder contact geweest over de wenselijkheid leveranties aan te houden (of te annuleren)? Zo ja, wanneer en wat was hiervan het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Nee, hierover is geen contact geweest gelet op de civiele aard van het eindgebruik van het merendeel van deze vergunningen. Daar waar het eindgebruik militair van aard was betrof het een voorgenomen transactie richting een Israëlisch bedrijf voor R&D doeleinden. Voor eventuele uitvoer ten behoeve van productie dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.
Kunt u aangeven of er in Woensdrecht, buiten de ERW, ook onderdelen van andere wapensystemen zijn opgeslagen, bijvoorbeeld maar niet uitsluitend de F-16, de Apache-, de NH-90- en Chinookhelikopter, zoals NRC Handelsblad beschrijft?5
Bij het Logistiek Centrum Woensdrecht zijn onderdelen van alle wapensystemen van de luchtmacht opgeslagen.
Worden onderdelen van de bijvoorbeeld de F-16 of Apache vanuit Woensdrecht ook geëxporteerd naar andere landen, waaronder bijvoorbeeld Israël?
Nee. Onderdelen van andere wapensystemen zijn in eigendom van het Ministerie van Defensie en worden alleen voor de eigen Nederlandse toestellen aangewend.
Wordt Woensdrecht ook gebruikt voor het onderhoud van F-16 of Apache toestellen van andere landen, waaronder bijvoorbeeld Israël?
Nee, er vindt, buiten gezamenlijk onderhoud met België aan NH90-helikopters, op Woensdrecht geen onderhoud plaats aan systemen van andere landen.
Kunt u aangeven of Israël gebruik maakt van het motorenonderhoud van de F-35 dat in Woensdrecht plaatsvindt? Wanneer maakte Israël hier voor het laatst gebruik van?6
Voor wat betreft het onderhoud dat in Nederland plaatsvindt in de motoronderhoudsfaciliteit verwijs ik u graag naar de antwoorden op Kamervragen van 19 december 2023 (Kamerstuk 2023Z19578). Daar wil ik aan toevoegen dat er geen onderhoud aan Israëlische F-35-toestellen plaatsvindt in Nederland.
De doelgerichte aanvallen door Israël op journalisten |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het NRC artikel «TNO: Israël schoot in Libanon «waarschijnlijk» ook met machinegeweren op journalisten»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het drama dat zich afspeelde op 13 oktober jongstleden, waarbij het Israëlische leger twee granaten afvuurde op een duidelijk geïdentificeerde groep journalisten in Zuid-Libanon, met als gevolg de directe dood van de 37-jarige Reuters-journalist Abdallah?
Ja.
Wat is uw reactie op de beschuldigingen vanHuman Rights Watch en hoogleraar Internationaal Humanitair Recht Jessica Dorsey, die Israël beschuldigen van opzettelijke aanvallen op journalisten, en deze daden als oorlogsmisdaden bestempelen?2 3
Ieder land is gehouden zijn verplichtingen onder het internationaal recht na te komen. Het kabinet neemt de uitspraken van verschillende hoge VN-vertegenwoordigers, gerenommeerde internationale non-gouvernementele organisaties en academici over de vraag of het humanitair oorlogsrecht wordt nageleefd uiterst serieus. Gedegen en onafhankelijk onderzoek zal nodig zijn om de relevante feiten boven water te krijgen. Het is in eerste instantie aan partijen zelf om onderzoek te doen naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht.
Bent u bereid op te roepen tot onafhankelijk, effectief en grondig onderzoek naar de reeds bekende gevallen van doelgerichte aanvallen op journalisten door autoriteiten ter plekke, waaronder Hamza al-Dahdouh, Mustafa Thuraya en Issam Abdallah, conform Nederlandse inzet op het tegengaan van straffeloosheid van moorden op journalisten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet onderschrijft het belang van onafhankelijk onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Nederland steunt programma’s van UNESCO op de veiligheid van journalisten, waaronder het monitoren en rapporteren over journalisten die zijn omgekomen bij het uitoefenen van hun beroep. Daarbij worden overheden jaarlijks verzocht informatie aan te leveren over de status van juridische procedures van onopgeloste zaken. Daarnaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheden om dit onderwerp onder de aandacht te brengen in internationale fora, zoals de Media Freedom Coalition en de VN mensenrechtenraad. Ook doet het Internationaal Strafhof onderzoek naar de gebeurtenissen op en na 7 oktober jl., waarbij Nederland EUR 3 miljoen ter beschikking heeft gesteld voor de algemene onderzoekscapaciteiten van het Internationaal Strafhof. Ook heeft Nederland USD 1 miljoen ter beschikking gesteld aan het VN-mensenrechtenkantoor in de Palestijnse Gebieden voor hun monitoringstaken.
Hoe reageert u op het verontrustende feit dat journalisten in Gaza volgens het Palestijnse Journalisten Syndicaat vijf tot tien keer meer kans hebben om vermoord te worden dan de gemiddelde burger?4
Dit zijn ernstige berichten. Journalisten moeten hun werk vrij en veilig kunnen uitvoeren.
Erkent u het belang van journalisten bij het documenteren van oorlogsmisdaden en het verstrekken van betrouwbaar nieuws om desinformatie tegen te gaan, evenals het feit dat zonder onafhankelijke journalistiek cruciale informatie wordt onthouden aan burgers in Gaza, zoals evacuatieroutes en doelwitten van bombardementen?5
Het kabinet erkent het belang van journalisten voor de toegang tot betrouwbare en onafhankelijke informatie, zeker in conflictsituaties. De VN-Speciaal Rapporteur voor vrijheid van meningsuiting karakteriseert toegang tot informatie in conflictsituaties dan ook als een «survival right», waarvan het leven en de veiligheid van mensen in conflictsituaties afhangen.
Welke stappen heeft het kabinet ondernomen om journalisten en mediawerkers in Gaza en in de wijdere omgeving die verslag doen van het conflict te beschermen? Welke mogelijkheden ziet u om deze inzet te intensiveren en bent u bereid om dit te doen?
Nederland steunt het werk van Free Press Unlimited en Reporters Without Borders vanuit het Safety for Voices-subsidiekader. Deze organisaties bieden fysieke, juridische, digitale, financiële en psychosociale hulp aan journalisten in nood. Binnen beperkte mogelijkheden hebben beide organisaties lokale partners ondersteund om journalisten in Gaza te voorzien van communicatieapparatuur, humanitaire goederen, en plekken met internet om van daaruit te kunnen werken. Daarnaast steunt Nederland programma’s van UNESCO ten aanzien van de veiligheid van journalisten, waaronder journalisten die werkzaam zijn in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever. Toegang tot Gaza is echter zeer beperkt, en daarmee ook de mogelijkheden voor meer inzet. Nederland blijft ook in het diplomatieke verkeer het belang van vrije media en bescherming van journalisten onderstrepen.
Deelt u de mening dat het consequent weigeren van toegang voor buitenlandse journalisten tot de Gazastrook een bedreiging vormt voor betrouwbare en onafhankelijke informatie?
Zie het antwoord op vraag 6.
Zo ja, bent u bereid om, samen met uw collega's in de Media Freedom Coalition, Israël op te roepen om buitenlandse journalisten toegang te verlenen tot Gaza? Zo nee, waarom niet?
Onder Nederlands co-voorzitterschap en op Nederlands initiatief heeft de Media Freedom Coalition in een verklaring zorgen geuitover de veiligheid van journalisten en de consequenties voor de toegang tot informatie van dit conflict en andere conflictsituaties.6 De Media Freedom Coalition onder Duits en Ests voorzitterschap bekijkt momenteel de mogelijkheden voor andere gezamenlijke acties.
Deelt u de mening dat het Kabinet zich moet uitspreken over het ongekende aantal vermoorde journalisten in Gaza, in lijn met de internationale voortrekkersrol die Nederland de afgelopen jaren op zich heeft genomen als covoorzitter van de Media Freedom Coalition?
Nederland heeft zich in eerdergenoemde verklaring samen met 23 andere leden van de Media Freedom Coalition uitgesproken over het aantal omgekomen journalisten gedurende het conflict tussen Israël en Hamas.
De laatste stand van zaken rondom de 36 Afghaanse studentes |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
![]() |
Bent u bekend met de 36 Afghaanse studentes aan het National Agricultural Education College (NAEC) in Kaboel, die in tegenstelling tot de mannelijke studenten niet de kans hebben gekregen af te studeren? Is u bekend dat de studenten slechts een diploma hebben ontvangen, echter zonder het achterliggende onderwijs?
In de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking op d.d. 21 november jl. heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken omtrent de 36 Afghaanse NAEC-studentes, waarbij is gemeld dat de Taliban besloten hebben om de studentes alsnog een diploma uit te reiken.
Houdt de ambassade contact met de studentes? Is het bekend hoe het op dit moment gaat met de studentes?
De ambassade onderhoudt geen contact meer met de studentes omdat het project met de NAEC is afgerond en de studentes niet meer op school zitten.
Wat is de laatste stand van zaken aangaande de toezegging van het kabinet «om deze studentes te blijven ondersteunen en hen ook daadwerkelijk baat bij hun opleiding te laten hebben»?1
De ambassade onderzoekt de mogelijkheden voor het realiseren van werkervaringsplekken, via een VN-partner. Deze verkenning loopt nog en heeft vooralsnog niet geleid tot resultaten.
Waarom sloten de gesprekken over de zogeheten Qatar-optie onvoldoende aan bij deze wens? Heeft u het aanbod direct met de partij in Qatar besproken? Zo ja, wat kwam er uit dit gesprek? Zo nee, waarom niet?
Het ministerie heeft geen rechtstreeks contact gehad met de partij in Qatar, maar via een NGO. De zogeheten Qatar-optie bleek niet uitvoerbaar vanwege praktische- en veiligheidsredenen. In een soortgelijke zaak werden vrouwelijke studentes die naar het buitenland wilden gaan om te studeren bij de grens tegengehouden door de Taliban. Daarnaast waren er problemen te voorzien met logistieke ondersteuning, zoals bij het aanvragen van paspoorten en visa, maar ook de benodigde toestemming om te reizen zonder een mahram (mannelijke begeleider).
Vooralsnog hebben gesprekken over het aanbieden van werkervaringsplekken voor de afgestudeerde studentes nog geen resultaat opgeleverd, maar de ambassade blijft zich hiervoor inspannen. Een mogelijke werkervaringsplek in Afghanistan zou bijdragen aan het ondersteunen van economische kansen voor deze groep vrouwen en meisjes in Afghanistan.
Waarom acht u het voorstel dat uit deze gesprekken is gekomen niet «uitvoerbaar»?2
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verlopen de gesprekken met een VN-partner in Afghanistan voor het realiseren van werkervaringsplekken? Kunt u aangeven wat deze optie inhoudt en waarom deze optie volgens u beter is dan de Qatar-optie?
Zie antwoord vraag 4.
Uiterlijk op welke termijn wilt u een geschikte optie hebben gevonden voor de studentes?
De situatie in Afghanistan is complex en de gesprekken met de VN-partner vinden nog steeds plaats. Het is daarom lastig om vast te stellen op welke termijn een geschikte optie kan worden gevonden. Nederland blijft zich inzetten voor het realiseren van werkervaringsplekken langs deze spoor, zolang dat perspectief biedt. Gegeven de genoemde uitdagingen lijkt dit de enige reële optie.
Het bericht ‘Nederlanders betalen reisbureau hoge bedragen voor evacuatie familie Gaza’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederlanders betalen reisbureau hoge bedragen voor evacuatie familie Gaza»?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerder gestelde schriftelijke vragen van het lid Van Baarle (DENK) d.d. 6 februari 2024?2
Ja.
Klopt het dat Abed Al Attar nog steeds niet is teruggekeerd naar Nederland? Zo ja, wat gaat u doen om Abed Al Attar zo spoedig mogelijk terug te laten keren naar Nederland?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijft zich via politieke en diplomatieke inspanningen inzetten voor alle Nederlanders die vanuit Gaza willen terugkeren naar Nederland, inclusief de heer Al Attar. Conform de AVG is het Ministerie van Buitenlandse Zaken terughoudend in het geven van meer details over individuele zaken.
Kunt u verklaren waarom het zo moeilijk blijkt om Nederlanders terug naar Nederland te halen vanuit Gaza en welke concrete inspanningen heeft u geleverd om dit te versnellen? Zijn er autoriteiten die onvoldoende meewerken of processen bij autoriteiten die vertragend werken?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zorgt ervoor dat de namen van de mensen met wie het ministerie in contact staat en die in aanmerking komen, bekend zijn bij de relevante autoriteiten, waaronder de Israëlische en Egyptische autoriteiten, die de lijsten opstellen van mensen die de grens over mogen. Het ministerie en de Nederlandse ambassades en vertegenwoordigingen in de regio onderhouden actief contact en stemmen af met alle betrokken partners in de regio. Via alle beschikbare diplomatieke kanalen, ook in EU-verband, zet het ministerie zich er voor in dat deze personen zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten. Daarnaast wordt op politiek niveau, door verschillende leden van het kabinet waaronder de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister-President, blijvend aandacht gevraagd dat alle Nederlanders, inclusief kerngezinsleden, mensen met een Nederlandse verblijfsstatus en mensen die een positief besluit van de IND hebben in het kader van gezinshereniging, zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten. De definitieve grenslijst wordt opgesteld door Israël en Egypte die ook gezamenlijk de grens bewaken. Aan de grens wordt toegang verzocht; de autoriteiten ter plekke bepalen vervolgens de feitelijke toelating. Ook zijn er mensen die vanwege individuele- en veiligheidsomstandigheden Gaza (nog) niet kunnen verlaten.
Hoe komt het proces van het op lijsten plaatsen van personen die Gaza mogen verlaten precies tot stand, welke autoriteiten zijn hierbij betrokken en wat is de rol van deze autoriteiten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe heeft u uitvoering gegeven aan de aangenomen motie-Van Baarle c.s. over het bevorderen dat in Europees verband gezamenlijk wordt opgetrokken om Europese staatsburgers in Gaza zo snel mogelijk terug te halen?3
Nederland onderhoudt op alle niveaus sinds oktober intensief contact met betrokken partners in de regio en zet zich er via alle beschikbare diplomatieke kanalen voor in. Zeker ook in EU-verband vindt vanaf oktober politieke druk plaats richting alle betrokken landen in de regio opdat EU-onderdanen wordt toegestaan Gaza te verlaten. Daarnaast vindt continu EU-coördinatie en samenwerking aan de grens en in de betrokken landen plaats
Klopt het dat er bedragen tussen de 12.000 en 250.000 euro gevraagd worden om mensen uit Gaza te halen?
De genoemde bedragen uit het mediabericht «Nederlanders betalen reisbureau hoge bedragen voor evacuatie familie Gaza» kunnen wij niet verifiëren. Bij de verlening van consulaire bijstand volgt het Ministerie van Buitenlandse Zaken de route langs de officiële autoriteiten om mensen te helpen Gaza te verlaten en naar Nederland over te brengen.
Klopt het dat mensen gebruik maken van een reisbureau dat zeer hoge kosten rekent voor het arrangeren van de overtocht van Gaza naar Egypte?
Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat het schrikbarend is dat er zo veel geld verdiend wordt aan de wanhoop van mensen die uit Gaza moeten vluchten? Zo ja, hoe gaat u zich internationaal inspannen voor een mogelijkheid voor Palestijnen om zonder slachtoffer te worden van absurde kosten Gaza te kunnen verlaten?
Ik deel uw mening dat het schrikbarend is indien er zoveel geld wordt verdiend aan de wanhoop van mensen die uit Gaza vluchten. Nederland blijft zich ervoor inzetten dat alle Nederlanders, inclusief kerngezinsleden, mensen met een Nederlandse verblijfsstatus en mensen die een positief besluit van de IND hebben in het kader van gezinshereniging zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten.
Kunt u verzekeren dat Nederlanders die terugkeren naar Nederland vanuit Gaza, of Nederlanders die hun familie wensen terug te halen uit Gaza, niet genoodzaakt zijn om zeer hoge bedragen te betalen voor de evacuatie uit Gaza? Indien u dat niet kunt, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze hoge kosten niet meer betaald dienen te worden?
Nederlanders in Gaza of hun familieleden in Nederland kunnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken vragen om consulaire bijstand als zij dat willen. Bij de verlening van consulaire bijstand handelt het ministerie conform de gemaakte (inter)nationale afspraken. Hierbij wordt de route langs de officiële autoriteiten gevolgd. Het betalen voor diensten maakt hier geen onderdeel van uit.
Het bericht ‘Zuid-Afrika gaat burgers straffen als ze vechten voor Israël’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zuid-Afrika gaat burgers straffen als ze vechten voor Israël»?1
Ja.
Klopt het dat Zuid-Afrika burgers die in het Israëlische leger hebben gediend bij terugkeer in het land zal vervolgen? Zo ja, wat vindt u van dit voornemen?
Dit is zo gezegd door de Zuid-Afrikaanse Minister van Buitenlandse Zaken dr. Naledi Pandor. Zij heeft aangegeven dat onderdanen die in het Israëlische leger hebben gediend, zullen worden gearresteerd bij terugkeer in Zuid-Afrika. De Zuid-Afrikaanse Grondwet verbiedt Zuid-Afrikanen deel te nemen aan een gewapend conflict, tenzij daar in de Grondwet of in aanvullende wetgeving toestemming voor is gegeven. Het is niet aan het kabinet daarover te oordelen.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Baarle (DENK) d.d. 23 november 2023?2
Ja.
Is het u nog steeds niet bekend hoeveel Nederlanders momenteel actief zijn in het Israëlische leger noch hoeveel zijn opgeroepen of afgereisd? Indien dit zo is, waarom wordt dit niet door de Nederlandse regering bijgehouden?
Nee. Nederland houdt dit niet bij omdat Nederland niet in gewapend conflict is met Israël.
Is het nog steeds zo dat er geen Nederlandse militairen zijn die toestemming hebben gevraagd om in het Israëlische leger te dienen?
Ja.
Is het kabinet bereid om een (eventuele) machtiging voor militairen om voor het Israëlische leger te vechten in geen enkel geval te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Nederlandse burgers mogen in vreemde krijgsdienst treden, tenzij zij
Nederlands militair ambtenaar zijn in werkelijke dienst of wanneer Nederland in gewapend conflict zou zijn met het land in kwestie. Voor militairen geldt dat een machtiging (formele goedkeuring) van de Minister van Defensie nodig is om toe te mogen treden tot een vreemde krijgsdienst. Wanneer deze situatie zich voordoet, zal een zorgvuldige beoordeling per geval worden uitgevoerd. Daarbij zullen de actuele en individuele omstandigheden worden meegewogen.
Kan het kabinet uitsluiten dat de Israëlische regering werft in de zin van artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht en zich dus onthoudt van het benaderen, bespelen, beïnvloeden of anderszins overreden van personen om in Israëlische krijgsdienst te treden of namens Israël deel te nemen aan een gewapend conflict?
Zoals in reactie op de eerdere vragen van het lid Van Baarle (DENK) d.d. 23 november 2023 uiteen is gezet, is de Israëlische oproep aan reservisten niet strafbaar op grond van artikel 205 Sr, omdat dit een al bestaande vorm van dienstbetrekking of arbeidsrelatie betreft.
Op welke wijze houdt het kabinet zicht op Nederlanders in Israëlische krijgsdienst en op de vraag of Nederlanders in Israëlische krijgsdienst mogelijk oorlogsmisdrijven begaan?
Zoals ook geantwoord op vraag 4 houdt de Nederlandse overheid zelf niet bij of Nederlanders dienst hebben genomen bij de krijgsmacht van landen waarmee Nederland niet in gewapend conflict is. Zie verder het antwoord op vraag 9.
Welke wetgeving is van toepassing op mogelijke oorlogsmisdrijven gepleegd door Nederlanders in Israëlische krijgsdienst en hoe wordt erop toegezien dat bij terugkomst in Nederland mensen voor mogelijke oorlogsmisdrijven ook vervolgd worden?
Nederlandse burgers actief in het Israëlische leger blijven onder het Nederlandse strafrecht vallen, alsook onder de nationale wet- en regelgeving van Israël. Op grond van de Nederlandse Wet internationale misdrijven heeft Nederland onder meer rechtsmacht over internationale misdrijven, waaronder oorlogsmisdrijven, die zijn begaan door Nederlanders. Indien het openbaar ministerie indicaties krijgt dat mogelijk sprake is van internationale misdrijven waarover Nederland rechtsmacht heeft, zal niet worden nagelaten om hier een oriënterend onderzoek naar te doen om te bezien of strafrechtelijke vervolging opportuun is.
Deelt u de mening dat eventuele oorlogsmisdrijven gepleegd door Nederlanders in Israëlische krijgsdienst nooit onbestraft zouden mogen blijven? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland zet zich sinds jaar en dag in voor de strijd tegen straffeloosheid voor internationale misdrijven, waaronder oorlogsmisdrijven. Zo is Nederland onder meer partij bij het Internationaal Strafhof en heeft het zich de afgelopen jaren hard gemaakt voor de totstandkoming van de Ljubljana – The Hague Convention die interstatelijke samenwerking bij de opsporing en vervolging van internationale misdrijven beter zal faciliteren. Indien er indicaties zijn van internationale misdrijven waarover Nederland rechtsmacht heeft, kan het Openbaar Ministerie bezien of het opportuun is om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Het is aan het Openbaar Ministerie om die afweging te maken.
Bent u bekend met de talloze uitingen van mensenrechtenorganisaties en VN-experts over mogelijke oorlogsmisdrijven van het Israëlische leger? Zo ja, ziet u daarin geen aanleiding om Nederlanders te ontmoedigen om in Israëlische krijgsdienst te gaan?
Ja, ik ben daarmee bekend. Het is Nederlandse burgers niet verboden in vreemde krijgsdienst treden, tenzij zij militair ambtenaar zijn in Nederland of wanneer Nederland in gewapend conflict is met het land in kwestie. Daar is in dit geval geen sprake van. Deelname aan de Israëlische krijgsmacht levert naar Nederlands recht geen strafbaar feit op. Zoals hiervoor in antwoord op de vragen 9 en 10 aan is aangegeven, zijn er mogelijkheden om op te treden indien er indicaties zijn dat Nederlanders oorlogsmisdrijven plegen of hebben gepleegd.
Zijn er Nederlanders bekend die mogelijk in Israëlische krijgsdienst hebben bijgedragen aan mogelijke oorlogsmisdrijven? Zo ja, worden deze personen bij terugkeer vervolgd?
Zoals hiervoor in antwoord op vraag 10 uiteen is gezet, zal, indien het Openbaar Ministerie indicaties krijgt dat mogelijk sprake is van internationale misdrijven waarover Nederland rechtsmacht heeft, niet worden nagelaten om hier een oriënterend onderzoek naar te doen om te bezien of strafrechtelijke vervolging opportuun is.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederlanders actief bijdragen aan de gewapende strijd van Israël in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 11.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat het voor Nederlanders verboden wordt om in Israëlische krijgsdienst te treden? Zo neen, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 11 is beschreven, is het – behoudens enkele uitzonderingen – niet verboden dat Nederlanders in krijgsdienst treden van een andere staat dan Nederland. Het kabinet ziet geen aanleiding hierin verandering te brengen. Voor zover Nederlanders in vreemde krijgsdienst (ernstige) strafbare feiten plegen, is het in voorkomend geval mogelijk voor het Nederlandse Openbaar Ministerie hiernaar een onderzoek te starten.
De uitlevering van Julian Assange |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
De Duitse kanselier Olaf Scholz heeft laten weten dat hij hoopt dat Julian Assange niet wordt uitgeleverd aan de Verenigde Staten; is dit ook het standpunt van de Nederlandse regering en zo nee, waarom niet?1
Mediavrijheid en persvrijheid zijn essentieel in een democratie en belangrijke pijlers binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. In veel landen – ook in Nederland – is het echter strafbaar om welbewust staatsgeheime informatie te openbaren. Nederland staat pal voor de rechtsstaat. Het betreft hier een uitleveringsverzoek tussen twee democratische rechtsstaten zonder Nederlandse betrokkenheid. Het is niet aan Nederland zich te mengen in de rechtsgang van andere landen.
Het bericht ‘Van genocidale opruiing betichte Israëlische president komt naar Nederland voor opening Holocaustmuseum’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Van genocidale opruiing betichte Israëlische president komt naar Nederland voor opening Holocaustmuseum»?1
Ja, dit bericht is ons bekend.
Hoe beschouwt u de ontvangst van de Israëlische president Yitzhak Herzog in het licht van het feit dat het Internationaal Gerechtshof hem expliciet bij naam heeft genoemd in de aanwijzingen voor een aannemelijke genocide door Israël in Gaza?2
President Herzog is door het Joods Cultureel Kwartier uitgenodigd om bij de officiële opening van het Nationaal Holocaustmuseum te zijn. De president vertegenwoordigde hier het thuisland van Joodse Nederlanders die na de Tweede Wereldoorlog naar Israël zijn geëmigreerd. Zoals dat gebruikelijk is onder staatshoofden, heeft de Koning de president van Israël daarna formeel uitgenodigd.
Nederland en Israël hebben een historische en brede bilaterale relatie en daarbinnen past de ontvangst van de Israëlische president. De goede bilaterale betrekkingen bieden ook de mogelijkheid om zorgpunten met Israël te delen, waaronder over de situatie in Gaza. In zijn gesprek met de Israëlische president heeft Minister-President Rutte, naast gedeelde zorgen over de gegijzelden, met klem benadrukt dat Israël moet afzien van een grootschalig militair offensief in Rafah en dat massief meer humanitaire hulp Gaza in moet, ook om hongersnood tegen te gaan.
Bent u het eens dat de door het Internationaal Gerechtshof geciteerde uitspraak van president Herzog («It is an entire nation out there that is responsible. It is not true this rhetoric about civilians not aware, not involved. It is absolutely not true. They could have risen up. They could have fought against that evil regime which took over Gaza in a coup d’état. But we are at war. We are at war. We are at war. We are defending our homes. We are protecting our homes. That’s the truth. And when a nation protects its home, it fights. And we will fight until we’ll break their backbone.» d.d. 12 oktober 2023) mogelijk wijst op het aansturen op genocide en andere vormen van collectieve bestraffing? Zo ja, waarom wordt president Herzog alsnog welkom geheten? Zo nee, waarom niet en hoe beschouwt u deze uitspraak dan?
Het Hof haalt deze en andere uitspraken aan in het kader van de vaststelling dat het aannemelijk is dat de rechten van Zuid-Afrika in het geding zijn. Het gaat hier dan om het recht van Palestijnen om niet onderworpen te worden aan handelingen die zijn verboden in het Genocideverdrag en het recht van Zuid-Afrika om naleving door Israël van de verplichtingen onder het Genocideverdrag te eisen. Het Hof heeft hiermee niet vastgesteld dat deze uitspraak «wijst op het aansturen op genocide of andere vormen van collectieve bestraffing».
Zoals ik hierboven schreef, was president Herzog voor de opening van het Nationaal Holocaust Museum uitgenodigd om de Joodse Nederlanders die na de Tweede Wereldoorlog naar Israël gemigreerd zijn te vertegenwoordigen.
Bent u het ermee eens dat Nederland, als het centrum van internationale vrede en veiligheid, niet de president van een land moet ontvangen dat aannemelijk beschuldigd wordt van genocide? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u het ermee eens dat vermeende plegers van internationale misdrijven niet op vrije voeten moeten rondlopen in Nederland? Zo nee, waarom niet en wat heeft dit dan voor precedentwerking voor alle vergelijkbare toekomstige gevallen?
Uitgangspunt van het Nederlands beleid is dat Nederland geen vluchthaven mag zijn voor plegers van internationale misdrijven. Indien er indicaties zijn dat plegers van internationale misdrijven zich in Nederland ophouden en Nederland hierover rechtsmacht heeft, kan het openbaar ministerie besluiten dat het opportuun is om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Het is aan het openbaar ministerie om die afweging te maken. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met eventuele beperkingen vanwege immuniteiten. Daarnaast werkt Nederland als verdragspartij bij het Statuut van Rome en als gastland van het Internationaal Strafhof met het Hof samen. Daar loopt op dit moment een onderzoek naar de situatie in de Palestijnse Gebieden, waarbij de aanklager, in lijn met zijn mandaat in het Statuut van Rome, alle vermeende misdrijven in een specifieke situatie in ogenschouw neemt ongeacht door welke partij die zouden zijn gepleegd.
Klopt het bovendien dat de Koning samen met president Herzog deel zal nemen aan deze samenkomst? Bent u niet bang dat dit de Koning onnodig onderwerp van kritiek maakt?
Zijne Majesteit de Koning heeft het Nationaal Holocaustmuseum geopend. De opening is mede bijgewoond door de president van Israël als vertegenwoordiger van het thuisland van Joodse Nederlanders die na de Tweede Wereldoorlog naar Israël zijn geëmigreerd, de Bondspresident van Oostenrijk en de voorzitter van de Duitse Bondsraad. Duitsland en Oostenrijk hebben aan de totstandkoming van het museum financieel bijgedragen. Hun aller aanwezigheid bij deze bijzondere gelegenheid was passend.
Bent u ervan bewust dat, zowel onder het Statuut van het Internationaal Strafhof als onder het Genocideverdrag, er geen beroep kan worden gedaan op functionele immuniteiten en dat dit tegenwoordig zeer breed wordt beschouwd als internationaal gewoonterecht?
Wij zijn bekend met de verplichtingen onder beide genoemde verdragen. Zoals ook aangegeven in de kabinetsreacties op het CAVV-advies over het misdrijf agressie3 en het CAVV-advies over de ILC-ontwerpartikelen over immuniteit van staatsfunctionarissen4, is het standpunt van het kabinet dat onder geldend internationaal recht functionele immuniteit niet zonder meer van toepassing is op internationale misdrijven. Dit betekent echter niet dat vervolging altijd mogelijk is.
Klopt het dat Nederland een monistisch stelsel heeft waar «het voor de geldigheid in de nationale rechtsorde niet van belang [is] of een regel een nationale dan wel een internationale oorsprong heeft,» en «[o]mzetting van de regel van internationale oorsprong in een nationale regel niet nodig is»?3
Dat klopt. Omzetting van normen van (geschreven en ongeschreven) internationaal recht is niet noodzakelijk voordat deze normen in de nationale rechtsorde kunnen worden toegepast, mits het gaat om bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties die een ieder verbinden en die in Nederland zijn bekendgemaakt. Ongeschreven internationaal gewoonterecht geldt eveneens binnen de Nederlandse rechtsorde, maar toetsing door de Nederlandse rechter mag er niet toe leiden dat wettelijke voorschriften buiten toepassing worden gelaten als ze in strijd zijn met het internationaal gewoonterecht.
Klopt het dan ook dat er daarom in principe geen belemmering hoeft te zijn op grond van bijvoorbeeld artikel 16 van de Wet internationale misdrijven om president Herzog te arresteren? Zo ja, welke implicaties heeft dit voor de juridische status van president Herzog die beticht wordt van opruiing tot genocide?
Het staatshoofd, de regeringsleider en de Minister van Buitenlandse Zaken genieten persoonlijke immuniteit onder internationaal gewoonterecht. Deze immuniteit strekt zich uit tot alle handelingen, met inbegrip van internationale misdrijven. Dit blijkt ook uit jurisprudentie van het Internationaal Gerechtshof.6 De geldigheid van deze persoonlijke immuniteit wordt in onze nationale rechtsorde benadrukt met artikel 8d van het Wetboek van Strafrecht. Deze persoonlijke immuniteit komt te vervallen op het moment dat de ambtstermijn van deze personen is beëindigd. Dit komt tot uiting in artikel 16 van de Wet internationale misdrijven. Het Nederlandse openbaar ministerie kan president Herzog, het staatshoofd van Israël, op dit moment dus niet op grond van de Wet internationale misdrijven vervolgen.
Bent u bereid president Herzog te weren en hem tot persona non grata te benoemen?
Daartoe zijn wij niet bereid.
Kunt u deze vragen vóór het weekend beantwoorden omdat de komst van president Herzog voor aanstaande zondag 10 maart 2024 gepland staat?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het artikel ‘Kolonisten in Palestijns gebied krijgen hun helmen en drones van orthodox-christelijk Nederland’ |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Steven van Weyenberg (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Kolonisten in Palestijns gebied krijgen hun helmen en drones van orthodox-christelijk Nederland» van Trouw, d.d. 4 maart 2024?1
Ja.
Was u op de hoogte van de financiële donaties door Christenen voor Israël aan kolonisten in bezet Palestijns gebied, bestemd voor faciliteiten in en de beveiliging van illegale nederzettingen?
Nee. Het ministerie heeft geen contact gehad met Christenen voor Israël en is niet geïnformeerd over de in het artikel genoemde bestemming van deze financiële donaties.
Herinnert u zich uw gevestigde standpunt, ook uitgedragen in Europese Unie (EU)-verband, dat de nederzettingen strijdig zijn met het internationaal recht?
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke financiële donaties de nederzettingen bestendingen en daarmee het voortduren van ernstige schendingen van het internationaal recht faciliteren?
Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in bezet gebied als strijdig met internationaal recht en een obstakel voor het bereiken van een twee-statenoplossing. Nederland acht het dan ook onwenselijk dat individuen of organisaties hieraan bijdragen.
Klopt het dat Christenen voor Israël, dat deze financiële donaties in Nederland actief werft, een ANBI-status heeft? Zo ja, betekent dit dat dergelijke donaties met fiscale voordelen door Christenen voor Israël worden geworven?
Ja, in het ANBI-register op de website van de belastingdienst staat de stichting vermeld met de naam stichting Christenen voor Israël. Aan de ANBI-status zijn enkele fiscale voordelen verbonden. Omdat de belastingdienst is gehouden aan de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan geen nadere informatie worden verstrekt over individuele instellingen.
Past het binnen de voorwaarden voor een ANBI-status om met belastingvoordelen gelden te werven die bijdragen aan (de instandhouding van) ernstige schendingen van het internationaal recht, die lijnrecht indruisen tegen het Nederlandse buitenlandbeleid?
Om als ANBI te kunnen worden aangemerkt moet een instelling (onder meer) uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (ten minste 90%) het algemeen nut beogen. Het begrip «algemeen nut» is in de wet neutraal vormgegeven en wordt, zoals ook uit de jurisprudentie blijkt, neutraal getoetst. Dit is een belangrijke eigenschap van de ANBI-regelgeving maar kan soms ongemakkelijk voelen als sprake is van gedrag van ANBI’s dat conflicteert met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen. Dit is echter inherent aan het neutrale karakter van de ANBI-regelgeving. Het kabinet vindt het belangrijk dat burgers die zich voor maatschappelijke doelen willen inzetten, voldoende keuze hebben en ook kunnen bepalen welke activiteiten van ANBI’s zij wenselijk vinden. Tegelijkertijd vindt het kabinet het belangrijk om zich uit te spreken over wat het kabinet als wenselijk maatschappelijk gedrag ziet en dit uit te dragen. Daarom wordt langs verschillende lijnen gewerkt aan het bestrijden van ongewenst gedrag door maatschappelijke organisaties, zoals ANBI’s. De grens van de vrijheid van ANBI’s om hun doelen na te streven ligt bij overtreding van de wet of daar waar een instelling door de rechter verboden wordt. De wet biedt de mogelijkheid om in gevallen waar overduidelijk (strafrechtelijke) grenzen zijn overschreden de ANBI-status af te wijzen of in te trekken. Dit gebeurt op basis van de integriteitstoets. Als de Belastingdienst reden heeft om te twijfelen aan de integriteit van een instelling of een persoon die daarbij betrokken is, kan de Belastingdienst vragen om een VOG. Als de VOG niet wordt aangeleverd, krijgt de instelling de ANBI-status niet of wordt deze ingetrokken. Verdenkingen, niet-vervolgbare activiteiten of handelingen die simpelweg niet aansluiten bij eenieders overtuiging van wat behoort tot het «algemeen nut» zijn geen redenen om een instelling de ANBI-status te ontnemen.
Concreet betekent dit dat een donatie, die vervolgens wordt aangewend voor de financiering van goederen ter bescherming van levens, zoals (onderdelen voor) scherf- en kogelwerende vesten en beschermende helmen, in de context van de ANBI-regelgeving als algemeen nuttig kan worden beschouwd. Het moet daarbij gaan om goederen die uitsluitend dienen ter bescherming van levens en de goederen mogen dus niet worden gebruikt voor het plegen van geweld. De levering en/of financiering van goederen die (kunnen) worden gebruikt voor het plegen van geweld (zoals wapens en munitie) valt echter niet onder een van de huidige algemeen nut categorieën. Als de Belastingdienst constateert dat een ANBI niet meer voldoet aan de voorwaarden, kan dat aanleiding zijn voor het intrekken van de ANBI-status.
In geval van levering van militaire goederen als scherf- en kogelwerende vesten en helmen door middel van uitvoer vanuit Nederland geldt dat deze uitvoer vergunningplichtig is en conform de gebruikelijke procedure zorgvuldig wordt getoetst aan de Europese criteria voor wapenexportcontrole. Hiervan is in dit geval geen sprake.
Hoe verhoudt zich de fiscaal gesteunde fondsenwerving van Christenen voor Israël ten dienste van illegale nederzettingen tot het Nederlandse ontmoedigingsbeleid, ook in het licht van het feit dat het aan Christenen voor Israël gelieerde bedrijf Israël Producten Centrum producten uit nederzettingen verkoopt?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 6, betreft de ANBI-regelgeving nationaal fiscaal beleid. Het ontmoedigingsbeleid met onder andere het handelsinstrumentarium, is van toepassing op Nederlandse bedrijven waar het gaat om internationale activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns Gebied. Het kabinet acht dergelijke activiteiten onwenselijk.
Heeft u aanwijzingen dat kolonisten en/of «beveiligingsteams» van nederzettingen, die van fiscaal gesteunde financiële donaties door Christenen voor Israël profiteren, betrokken zijn bij kolonistengeweld? Zo ja, wilt u die aanwijzingen met de Kamer delen? Zo nee, wilt u dit risico nader onderzoeken en uw bevindingen aan de Kamer rapporteren, ook in het kader van de motie Dassen c.s. (Kamerstuk 36 410 V, nr. 75)?
Nee, dergelijke aanwijzingen zijn het kabinet niet bekend. Nederland acht het onwenselijk dat individuen of organisaties bijdragen aan nederzettingen, maar het is Nederlandse private partijen niet verboden om (ondersteunende) relaties aan te gaan met partijen uit Israëlische nederzettingen.
Motie Dassen (Kamerstuk 36 410 V, nr. 75) verzoekt de regering sancties op te leggen aan Israëlische kolonisten die zich schuldig maken aan misdaden op de Westelijke Jordaanoever. Het kabinet heeft hieraan uitvoering gegeven door zich in de EU in te zetten voor sancties tegen personen en organisaties betrokken bij mensenrechtenschendingen tegen Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever. Op 19 april jl. heeft de EU een sanctiepakket aangenomen tegen vier personen en twee entiteiten. In het kader van de motie Piri (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2870) blijft het kabinet zich inzetten voor aanvullende maatregelen. In zijn algemeenheid geldt dat wanneer een persoon of entiteit op de sanctielijst is geplaatst er onder het Europese mensenrechtensanctieregime een tegoedenbevriezing, een verbod om de EU in te reizen en een verbod aan eenieder in de EU om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen aan actoren op de lijst geldt. Dit laatste verbod omvat ook alle vormen van financiële steun of levering van goederen zoals beschermingsmiddelen.
Wilt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord, helaas is het niet gelukt om de vragen eerder te beantwoorden.
Het bericht ‘A historic step’: G20 discusses plans for global minimum tax on billionaires’ |
|
Folkert Idsinga (VVD), Wendy van Eijk-Nagel (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «A historic step»: G20 discusses plans for global minimum tax on billionaires»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Hoe beoordeelt u het idee om voortbordurend op de wereldwijde minimumbelasting voor multinationals een vergelijkbare wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs te verkennen?
Ik heb in eerdere correspondentie met uw Kamer aangegeven dat verkend wordt of er in internationaal en Europees verband afspraken gemaakt kunnen worden over de belastingheffing van zogenoemde «high net worth individuals» (HNWI’s).2 In de kabinetsappreciatie van het Global Tax Evasion Report 2024 is onder andere nader ingegaan op deze verkenning en het voorstel van de onderzoekers van het rapport voor een wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs. In de kabinetsreactie is aangegeven dat Nederland meermaals richting de OESO heeft aangegeven dat de belastingheffing van HNWI’s voor Nederland een prioriteit is. Er lijkt momentum te zijn hiervoor. Er lijkt momenteel steun te zijn vanuit enkele andere landen om dit onderwerp in OESO-verband te bespreken. Momenteel is de OESO echter nog druk bezig met het afronden van de pijlers. Voor het behouden en verkrijgen van meer draagvlak is het verstandig, en tevens de inzet van Nederland, om in internationaal verband stapsgewijs de problematiek en mogelijke beleidsoplossingen te onderzoeken voordat stevig voor een bepaalde oplossingsrichting gepleit wordt. Daarmee geeft het kabinet opvolging aan de moties van de leden Van der Lee en Alkaya.
Is Nederland tot dusver betrokken geweest bij de genoemde bespreking of de totstandkoming van het Europese standpunt hierin? Zo ja, wat is de Nederlandse inbreng geweest?
Nederland is dit jaar niet direct betrokken bij G20-discussies over belastingen, omdat Nederland van G20-voorzitter Brazilië geen volledige uitnodiging heeft ontvangen voor deelname aan de G20. De EU-inzet voor de G20-bijeenkomst van Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale Banken (FMCBG) die plaatsvond op 28–29 februari is zoals gebruikelijk afgestemd via de «EU Terms of Reference for the FMCBG». In die «EU Terms of Reference» is opgenomen dat de EU openstaat voor het overwegen van thema’s op het gebied van belastingen en ongelijkheid. Nederland heeft ingestemd met de «EU Terms of Reference».
Wat zijn de meest gebruikte methodes die door miljardairs gebruikt worden om het betalen van een eerlijk deel van hun inkomen aan belasting zoveel mogelijk te ontlopen? Zou een wereldwijde minimumbelasting hier een oplossing voor kunnen bieden?
Het voorstel van de Franse Minister van Financiën tijdens de G20 is gebaseerd op het voorstel voor een wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs uit het Global Tax Evasion Report 2024 van het EU Tax Observatory. De onderzoekers beschrijven in het rapport hoe voor deze groep een lage belastingdruk kan ontstaan. In de kabinetsreactie op het rapport wordt uitgebreid ingegaan op hun analyse. Voor de beantwoording van deze vraag wordt daarom naar deze kabinetsreactie verwezen.
In hoeverre is belastingontwijking door miljardairs op dit moment in beeld? Hoeveel belastinginkomsten worden wereldwijd misgelopen als gevolg van belastingontwijking door deze groep?
Er is een onderscheid tussen belastingontwijking (tax evasion) en belastingontduiking (tax avoidance). Een vorm van belastingontduiking is vermogen te verhullen door deze te stallen in belastingparadijzen en deze niet op te geven voor de inkomstenbelasting (box 2 en box 3). In de literatuur zijn voor bepaalde landen wel enkele schattingen beschikbaar van de omvang van verhuld vermogen, bijvoorbeeld naar aanleiding van inkeerregelingen waarbij belastingplichtigen alsnog vrijwillig hun eerdere, onjuiste belastingaangiften kunnen verbeteren zonder dat zij een boete ontvangen.
Bij belastingontwijking maken belastingplichtigen op een niet-beoogde wijze gebruik van de mogelijkheden die belastingstelsels bieden. Het is lastig de totale omvang van belastingontwijking zowel binnenlands als wereldwijd te meten, aangezien hier geen eenduidige definitie voor valt te geven. Er moet eerst concreet worden gemaakt welke fiscale constructie of planning als belastingontwijking kan worden bestempeld om dan vervolgens te onderzoeken in welke mate dit voorkomt. Daarbij is er sprake van verschillende vormen van belastingontwijking. Om vervolgens schattingen te maken zijn internationale informatie-uitwisseling en transparantie onontbeerlijk.
Zijn er cijfers of schattingen over misgelopen inkomsten in Nederland als gevolg van deze vorm van belastingontwijking? Wat zou de opbrengst van een dergelijke minimumbelasting voor miljardairs in Nederland kunnen zijn?
Deelt u de opvatting dat het aanpakken van belastingontwijking het meest effectief kan plaatsvinden in samenwerking met andere (Europese of OESO) landen en dat dit initiatief daarom gestimuleerd moet worden?
Het aanpakken van internationale belastingontwijking door HNWI’s is uiteraard alleen effectief als dat in internationaal samenwerkingsverband gebeurd, net zoals de aanpak van internationale belastingontwijking door multinationals. Dit sluit echter de aanpak van binnenlandse onevenwichtigheden in het belasten van (inkomen uit) vermogen niet uit. De oorsprong van belastingontwijking door HNWI’s zit hem in het gegeven dat in veel landen de effectieve belastingdruk op (inkomen uit) vermogen veel lager ligt dan die op inkomen uit arbeid. Dit komt met name ondernemers (directeur-grootaandeelhouders en IB-ondernemers) en aanmerkelijk belanghouders in het algemeen ten goede. In veel landen zie je dan ook dat de top 1% rijkste huishoudens met name ondernemers en aanmerkelijk belanghouders kent. Naar aanleiding van het IBO Vermogensverdeling heeft dit (demissionaire) kabinet flinke stappen gezet in het evenwichtiger belasten van inkomen uit arbeid en vermogen.
Bent u bereid om aan te sluiten bij dit initiatief om de mogelijkheden voor een wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs te verkennen en om hierin samen met gelijkgestemde landen in EU-, OESO- en G20-verband voor te pleiten?
Zoals aangegeven in de beantwoording van de tweede vraag, heeft Nederland meermaals richting de OESO aangegeven dat de belastingheffing van HNWI’s voor Nederland een prioriteit is. Er lijkt momentum te zijn hiervoor. Er lijkt momenteel steun te zijn vanuit enkele andere landen om dit onderwerp in OESO-verband te bespreken. Momenteel is de OESO echter nog druk bezig met het afronden van de pijlers. Voor het behouden en verkrijgen van meer draagvlak is het verstandig, en tevens de inzet van Nederland, om in internationaal verband stapsgewijs de problematiek en mogelijke beleidsoplossingen te onderzoeken voordat stevig voor een bepaalde oplossingsrichting gepleit wordt. Daarmee geeft het kabinet opvolging aan de moties van de leden Van der Lee en Alkaya.
Welke nationale mogelijkheden zijn er om, vooruitlopend op de totstandkoming van een dergelijke minimumbelasting, de handhaving in eigen land te verbeteren om belastingontwijking door miljardairs tegen te gaan?
Ik wil bij de beantwoording van deze vraag net als bij de beantwoording van vraag 5 graag een onderscheid maken tussen belastingontwijking en belastingontduiking. De term «handhaving» lijkt namelijk op belastingontduiking te duiden, waarbij belastingplichtigen in strijd met de wet de wet handelen. Ik veronderstel dat op belastingontwijking gedoeld wordt, waarbij belastingplichtigen op een niet-beoogde wijze gebruik maken van de mogelijkheden die de fiscaliteit kan bieden.
Het kabinet heeft in de afgelopen jaren veel maatregelen genomen om belastingontwijking door bedrijven (waarvan de bedoelde miljardairs aandeelhouder kunnen zijn en in zoverre qua doelgroep overlappen) tegen te gaan en om het evenwicht in het belasten van inkomen uit arbeid en vermogen te verbeteren. De kabinetsappreciatie van het Global Tax Evasion Report 2024 bevat een uitgebreid overzicht van de maatregelen die zijn getroffen.
Het kabinet blijft ook nationale stappen zetten tegen belastingontwijking. Het kabinet wil bijvoorbeeld het opknippen van activiteiten over verschillende vennootschappen aanpakken door de drempel van de earningsstrippingmaatregel specifiek voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed buiten toepassing te laten en onderzoekt nog verschillende concrete maatregelen voor de aanpak van opmerkelijke belastingconstructies die in de inventarisatie van belastingconstructies naar voren zijn gekomen. Ik verwijs naar de Kamerbrief van 19 september 2023 voor het volledige overzicht van geïnventariseerde constructies.3
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk twee weken voor het commissiedebat internationale fiscaliteit op 18 april 2024 beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk en voorafgaand aan het commissiedebat internationale fiscaliteit beantwoord. Het was vanwege het vervroegen van het commissiedebat niet mogelijk om volledig tegemoet te komen aan de gevraagde termijn van twee weken.
Het artikel 'Palestinians ‘beaten and sexually assaulted’ at Israeli detention centres, UN report claims' |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Palestinians «beaten and sexually assaulted» at Israeli detention centres, UN report claims»?1
Ja.
Was u op de hoogte van de verdenkingen die in het artikel worden gemeld?
Ik ben bekend met deze zorgelijke aantijgingen. In een recent rapport van de VN Speciaal Vertegenwoordiger voor Seksueel Geweld in Conflict (gepubliceerd op 4 maart jl.) wordt onder andere geschreven over verdenkingen van seksueel geweld in de vorm van o.a. invasieve fouilleringen, ongewenste aanrakingen en mishandeling in de intieme gebieden, bedreigingen met verkrachting van vrouwen en ongepaste en langdurige gedwongen naaktheid onder Palestijnse gedetineerden.2
Hoe staat dit rapport in verhouding tot eerdere meldingen van mishandelingen van Palestijnen in Israëlische gevangenissen en de kabinetsreacties daarop, zoals bijvoorbeeld beschreven door uw voorganger Minister Blok?2
Het VN-rapport waarover in het artikel van de Guardian wordt gesproken, is niet openbaar. Het is daarmee niet mogelijk om een vergelijking te maken.
Gaat u het betreffende rapport bij United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) opvragen?
Ik heb vernomen dat de Secretaris-Generaal van de VN of het Office of the High Commissioner for Human Rights het rapport openbaar zal maken. Ik zal daarop wachten.
Vindt u de verdenkingen van mishandelingen, waaronder fysieke mishandeling, aanvallen door honden, urineringen, betastingen en water-, voedsel- en slaaptekorten, zorgwekkend?
Ja.
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de verdenkingen dan wel onafhankelijk onderzoek naar de verdenkingen te steunen?
Nederland steunt al jaren de NGO Hamoked die o.a. onderzoek doet naar schendingen van rechten van gevangenen in Israëlische detentie en hen juridische steun verleent. Deze organisatie doet ook specifiek onderzoek naar dit soort schendingen die hebben plaatsgevonden sinds 7 oktober jl. Daarnaast onderhoudt Nederland intensief en goed contact met verschillende andere NGO’s en organisaties die momenteel soortgelijke onderzoeken uitvoeren. Het kabinet zal, wanneer daartoe concrete initiatieven worden voorgesteld, overwegen om VN-onderzoeken naar de verdenkingen van mensenrechtenschendingen in Israëlische gevangenissen te steunen. Het kabinet acht voldoende toegang tot detentiecentra door organisaties als ICRC in dezen van belang en zal dit bepleiten bij de Israëlische autoriteiten.
Spreekt u uw Israëlische collega er op aan om mee te werken aan onafhankelijk onderzoek naar de verdenkingen?
Het belang van de naleving van mensenrechten en het meewerken aan onafhankelijk onderzoek naar mogelijke schendingen wordt bilateraal en multilateraal op diverse niveaus aan de orde gebracht. Zie daarnaast antwoord vraag 6.
Spreekt u uw Israëlische collega er op aan om de rechten van Palestijnse gevangen te allen tijde te waarborgen?
Het kabinet hecht aan de strikte naleving van de internationaalrechtelijke bepalingen over detentie. Deze boodschap wordt in de contacten met Israël op verschillende niveaus uitgedragen.
De Turkse drone-aanslagen op christelijke leden van Noord-Syrische militie en berichten over Turkse betrokkenheid bij misdrijven in door Turkije bezette gebieden |
|
Don Ceder (CU), Chris Stoffer (SGP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van de Turkse drone-aanval in Noord-Syrië op voertuigen met daarin leden van Noord-Syrische veiligheidstroepen afkomstig uit de christelijke minderheid?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de reden van deze aanval door Turkije?
Turkije beroept zich op het recht van zelfverdediging en stelt dat de operaties gericht zijn op het tegengaan van aanvallen van PKK en YPG op Turks grondgebied.
Op welke manier vormen deze militieleden een bedreiging voor Turkije? Wat zegt Turkije hier zelf over?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan opheldering te vragen bij de Turkse autoriteiten over de voortdurende aanvallen op Noord-Syrië?
Zoals ook aangegeven in de beantwoording op de schriftelijke vragen van NSC dd. 4 januari erkent het kabinet de veiligheidszorgen van Turkije in de grensregio met Syrië en Irak en bespreekt deze operaties bilateraal met de Turkse autoriteiten. In deze gesprekken stelt het kabinet voorop dat Turkije moet handelen conform het internationaal recht, zodoende met de aantoonbare inachtneming van de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit, als ook het vermijden van burgerslachtoffers en verdere regionale instabiliteit. Dit zal het kabinet blijven doen.
Zijn deze aanvallen door Turkije in Noord-Syrië ooit onderwerp van gesprek binnen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit aan de orde te stellen?
De situatie in Noord-Syrië en Irak en de gevolgen daarvan zijn regelmatig onderwerp van gesprek binnen andere internationale fora, waaronder de EU en de anti-ISIS coalitie. Het kabinet ziet geen aanleiding om deze operaties ook in NAVO-verband aan de orde te stellen. Het kabinet is van mening dat een betekenisvolle dialoog over verschillen van inzicht meer gediend is door een gesprek binnenskamers dan door uitspraken in een plenaire vergadering. Zorgen over de mogelijke gevolgen van de militaire operaties worden langs de lijnen van het antwoord op vraag 4 in deze fora besproken.
Bent u van mening dat de Turkse acties de veiligheid in Noord-Syrië en Turkije verbeteren? Bent u het eens dat Turkije ertoe opgeroepen zou moeten worden aanvallen in Noord-Syrië te staken en/of bewijs te leveren dat de aangevallen doelen kwaad in de zin hadden tegen Turkije? Zo nee, waarom niet?
De situatie in Noord-Syrië blijft volatiel en complex. Diverse actoren en factoren, waaronder de Turkse activiteiten, komen in deze regio samen en kunnen invloed hebben op de veiligheidssituatie. Zoals gesteld in antwoorden 3 en 4 beroept Turkije zich op het recht op zelfverdediging. Het kabinet roept op tot proportionaliteit en noodzakelijkheid, alsook het vermijden van burgerslachtoffers en bewaken van regionale stabiliteit en blijft dit uitdragen in de contacten met Turkije.
Is bekend hoeveel inwoners van het gebied als gevolg van de Turkse aanvallen op de vlucht geslagen zijn? Weet u waar deze mensen naartoe gaan?
Nee, het valt niet vast te stellen wat de exacte impact van de Turkse militaire operaties in Noord-Irak en Syrië is op ontheemding van inwoners.
Acht u de bevindingen van het Human Rights Watch rapport betrouwbaar, dat stelt dat er wetteloosheid heerst in de door Turkije bezette gebieden in Noord-Syrië? Kunt u toelichten waarom wel of niet?2
De bevindingen van het Human Rights Watch rapport zijn zorgelijk. Het rapport spreekt over uiteenlopende mensenrechtenschendingen door verschillende actoren in Noord-Syrië. Zoals gesteld in antwoord op vraag 6 dragen diverse actoren (waaronder Turkije) en factoren bij aan de aanhoudende complexiteit en volatiliteit in Noord-Syrië. Het kabinet volgt het aanhoudende geweldsconflict in Noord-Syrië en de weerslag daarvan op de burgerbevolking nauwlettend. De situatie in Noord-Syrië is regelmatig onderwerp van gesprek in bilaterale gesprekken en in verschillende internationale fora, waaronder de EU en de anti-ISIS coalitie.
Hoeveel vluchtelingen uit deze gebieden komen in Europa dan wel Nederland terecht?
Het is niet duidelijk wat de impact van het aanhoudende conflict in Noord-Syrië is op de omvang van de vluchtelingenstroom naar Europa en/of Nederland. De asielinstroom van personen met de Syrische nationaliteit in de afgelopen jaren is vanwege de complexe situatie niet direct te relateren aan specifieke geweldsincidenten in Noord-Syrië.
Indien u deze berichten betrouwbaar acht, bent u van plan Turkije hier op aan te spreken? Bent u bereid dit ook in Europees verband te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
De bilaterale veiligheidsovereenkomst tussen Nederland en Oekraïne |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoe verklaart u de grote mate van gelijkenis tussen de vier bilaterale veiligheidsovereenkomsten van Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken met Oekraïne? Denkt u of weet u dat deze landen hebben samengewerkt of hebben gecoördineerd in het opstellen van deze overeenkomsten? Zo ja, in hoeverre is naar uw oordeel dan nog sprake van een «bilaterale» veiligheidsovereenkomst? Zo nee, hoe verklaart u dan de grote mate van gelijkenis tussen de vier overeenkomsten?
De reeds gesloten veiligheidsovereenkomsten, waaronder de Nederlandse veiligheidsovereenkomst, liggen in het verlengde van de G7+-verklaring van 12 juli 2023. Het kabinet heeft bij de eigen consultaties met Oekraïne nauw contact onderhouden met de ondertekenaars van de G7+-verklaring over hun bilaterale onderhandelingen, zeker op terreinen die andere EU- of NAVO-lidstaten aangaan. In de samenwerkingsovereenkomst tussen Nederland en Oekraïne is gekozen voor specifieke Nederlandse prioriteiten, zoals de samenwerking van de defensie-industrie en het tegengaan van straffeloosheid van Russische oorlogsmisdaden.
Werkt u samen of bent u van plan samen te werken met Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken of andere NAVO-landen in het opstellen van een bilaterale veiligheidsovereenkomst met Oekraïne? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het aan een demissionair kabinet om deze bilaterale veiligheidsovereenkomst met Oekraïne te sluiten voor «ten minste de komende tien jaar»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Het Nederlandse beleid t.a.v. Oekraïne is door uw Kamer niet controversieel verklaard. Uit de motie Piri en Veldkamp1 en de motie Podt en Boswijk2 blijkt dat er brede steun in de Kamer is voor voortzetting van de steun aan Oekraïne. Zolang Rusland zijn oorlog tegen Oekraïne voortzet, is het signaal van meerjarige steun, dat uitgaat van de bilaterale veiligheidsovereenkomsten, hard nodig.
Waarom is de Tweede Kamer niet geraadpleegd over het feit dat de demissionaire Nederlandse regering op het punt staat voor ten minste de komende tien jaar een bilaterale veiligheidsovereenkomst met Oekraïne af te sluiten?
Het kabinet heeft de Kamer sinds het ondertekenen van de G7+-verklaring van 12 juli 2023 veelvuldig en consequent geïnformeerd over de inzet van het kabinet om een veiligheidsarrangement voor meerjarige steun aan Oekraïne af te sluiten.3 In de Kamerbrief van 23 februari jl. (Kamerbrief Staat van de Oorlog in Europa, nr. 21501-20-2019) is ook de termijn van tien jaar gecommuniceerd.4
Aangezien er in de overeenkomsten die gesloten zijn door Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, weinig tot geen verplichtingen staan voor Oekraïne, wat zullen de verplichtingen voor Oekraïne zijn in de Nederlandse overeenkomst? Of wordt het een eenzijdige overeenkomst en dus de facto «carte blanche» voor Oekraïne? Kunt u uw antwoord toelichten?
De veiligheidsovereenkomst heeft als doel om op lange termijn steun te verlenen aan Oekraïne. Oekraïne vecht niet alleen voor de eigen soevereiniteit, maar ook voor vrede en stabiliteit in Europa. Daarmee is steun voor Oekraïne ook in het belang van Nederland. In de overeenkomst staat ook een bepaling dat Oekraïne Nederland militair bij zal staan in het geval dit nodig is, net als dat Oekraïne Nederland kan helpen op het gebied van operationele kennis over bijvoorbeeld onbemande voertuigen en defensieproductiecapaciteit.
Hoe beoordeelt u de volgende uitspraak van NAVO-chef Jens Stoltenberg: «Unless Ukraine prevails as a nation, as a democratic nation in Europe, there is no issue to be discussed about security guarantees or membership in NATO at all»?1 Waarom worden dan nu toch bilaterale veiligheidsovereenkomsten gesloten tussen NAVO-landen en Oekraïne? Impliceert dat geen betrokkenheid van de NAVO? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom worden deze overeenkomsten dan gesloten? Zijn deze overeenkomsten symboolpolitiek of hebben zij substantiële consequenties, zoals financiering of het sturen van troepen?
Rusland is Oekraïne op 24 februari 2022 grootschalig binnengevallen. Daarmee heeft Rusland de territoriale integriteit van Oekraïne geschonden. Als Oekraïne ophoudt te bestaan, is er inderdaad geen mogelijkheid voor Oekraïne om NAVO-lid te worden.
De Nederlands-Oekraïense veiligheidsovereenkomst is een belangrijk commitment van meerjarige steun aan Oekraïne, en tegelijkertijd een belangrijk signaal aan de Russische Federatie en internationale partners. De overeenkomst betreft een bilaterale overeenkomst tussen Nederland en Oekraïne die complementair is aan de overeenkomsten zoals door andere landen zijn overeengekomen en aan het partnerschap tussen de NAVO en Oekraïne. In de overeenkomst committeert Nederland zich om Oekraïne voor een periode van tien jaar militair, politiek, humanitair en economisch te blijven steunen. De precieze invulling van het kabinet van deze overeenkomst geschiedt in nauw overleg met Oekraïne.
Wat is uw positie ten aanzien van de daders van de aanslag op de Nord Stream pijpleiding? Hoe groot was het Nederlandse financiële belang in deze pijpleiding? Klopt het dat één van de vier pijpleidingen nog functioneel is? Indien een land betrokken is bij de aanslag op de Nord Stream, beschouwt u dit land dan (ook) als een vijandelijke mogendheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom sluit u dan een tienjarig verdrag met een land dat in beeld is als mogelijke dader?2
Er wordt onderzoek gedaan naar de explosies bij Nord Stream. Het kabinet wacht de resultaten hiervan af. Staatsdeelneming Gasunie heeft als aandeelhouder uitsluitend een belang van 9% in Nord Stream 1. Dat belang is inmiddels volledig afgeschreven. Het is onbekend of en in hoeverre de pijpleiding nog functioneel is. Na de explosies ontving uw Kamer op 4 november 2022 een Kamerbrief met o.a. een feitenrelaas. Het is niet aan het kabinet om te speculeren over de mogelijke toedracht.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en uiterlijk vóór het debat over de staat van de oorlog in Europa beantwoorden?
Ja en nee, de vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De situatie van Al-Aqsa tijdens de Ramadan |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ondanks waarschuwing veiligheidsdienst wil Israël moslims tijdens ramadan uit heilige Al Aqsa-moskee weren»?1
Ja.
Wat begrijpt u van het immense belang van de Al Aqsa-moskee voor 1,6 miljard moslims?
De Al Aqsa-moskee is als één van de drie meest heilige plaatsen binnen de Islam van groot religieus belang voor moslims wereldwijd. Het kabinet zet dan ook in op goede coördinatie met alle betrokken partijen, inclusief Jordanië als hoeder van de heilige plaatsen, om de moskee te behouden en te beschermen.
Wat is het standpunt van de Nederlandse regering omtrent de status van Oost-Jeruzalem onder het internationaal recht waar de Al Aqsa-moskee is gevestigd?
Overeenkomstig VN-Veiligheidsraad resolutie 478 van 20 augustus 1980 beschouwt Nederland de annexatie van Oost-Jeruzalem door Israël in strijd met internationaal recht. Voor Nederland en de EU vormen de grenzen van voor 4 juni 1967 de basis voor de twee-statenoplossing, ook voor wat betreft de toekomstige status van Jeruzalem.
Wat zijn de internationaal erkende afspraken over de toegang van religieuze groepen tot de Haram Al Sharif/Tempelberg, zoals die in de «status quo» zijn vastgelegd? Welke lijn volgt de Nederlandse regering omtrent deze «status quo»?
Het kabinet acht handhaving van en respect voor de status quo van de Haram al-Sharif/Tempelberg essentieel en roept alle partijen op om daartoe hun verantwoordelijkheid te nemen. Dit heb ik tijdens mijn bezoek op 5 maart jl. ook bij mijn Israëlische ambtsgenoot onderstreept.
Tijdens de ramadan nemen spanningen, met name rondom heilige plaatsen in Oost-Jeruzalem, vaak toe. Jordanië speelt een significante rol in Jeruzalem. Het Jordaanse koningshuis is in de zogenaamde status quo afspraken aangewezen als hoeder (custodian) van de religieuze gebieden Haram al-Sharif/Tempelberg. Volgens status quo afspraken is het gebed in de Al-Aqsa-compound voorbehouden aan moslims, terwijl anderen mogen bezoeken. Bovendien moeten de toegang tot en het beheer van de compound worden afgehandeld door religieuze autoriteiten (waqf) die zijn aangesteld door de Jordaanse koninklijke familie. Alhoewel deze afspraken al jaar en dag bestaan zijn de status quo afspraken niet geformaliseerd.
Denkt u dat Israël zich, met de aangekondigde toegangsrestricties, houdt aan de oproep van de Verenigde Naties (VN)-Veiligheidsraad uit 2023 om de afspraken uit de «status quo» te respecteren wat betreft de toegang voor moslims tot de Al Aqsa-moskee?2 Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, hoe gaat u Israël ertoe manen de afspraken wel te respecteren?
Op 5 maart heeft premier Netanyahu verklaard, in tegenstelling tot eerdere uitspraken van zijn Minister van Nationale Veiligheid, dat er geen additionele beperkingen worden opgelegd aan de toegang van gelovigen tot de Al-Aqsa-moskee tijdens de Ramadan. Dit is in lijn met het beleid van voorgaande jaren.
Deelt u de mening dat de Israëlische toegangsrestricties tot de Al Aqsa-moskee tijdens de Ramadan een escalerende daad zijn in een politieke zeer instabiele regio? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 5.
Heeft Nederland, afgezien van «stevige gesprekken» en «veroordelingen», bestraffende consequenties verbonden aan de schendingen van de internationale afspraken omtrent de Al Aqsa-moskee door Israël? Zo ja, welke zijn dit geweest? Zo nee, waarom niet?
De boodschap om de Al-Aqsa moskee open te houden voor Islamitische bezoekers tijdens de ramadan is direct overgebracht aan de Israëlische regering. Zie daarnaast antwoord op vraag 5.
Wat doet u om in Europees en internationaal verband de druk op te voeren richting Israël om de afspraken omtrent de toegang tot de Al Aqsa-moskee na te leven? Met wie en in welke fora bent u hierover in gesprek en welke maatregelen worden er besproken?
Zie antwoord op vraag 4 en 5. Daarnaast heeft de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid Borrell op 8 maart opgeroepen de status quo te respecteren.
Heeft u, gezien de ernst van de situatie, de Israëlische ambassadeur al op het matje geroepen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie het antwoord op de vragen 4, 5, en 8.