Het bericht 'Duitse inlichtingendienst getipt dat Jawed S. radicaliseerde' |
|
Bente Becker (VVD), Arno Rutte (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Duitse inlichtingendienst getipt dat Jawed S. radicaliseerde»?1
Ja
Klopt het dat in Duitsland de informatie over de radicalisering van Jawed S. niet is gedeeld? Zo ja, deelt u de zorg hierover en bent u bereid hierover op korte termijn in overleg te treden met uw Duitse collega?
In Duitsland kwam Jawed S. – voor zover nu bekend – niet voor in de systemen als persoon waar een geweldsdreiging van uitging.
Op welke wijze wordt de informatie over radicaliserende individuen en groepen tussen de buitenlandse en de Nederlandse veiligheidsdiensten gedeeld? Zijn hier nog belemmeringen die opgeruimd moeten worden? Zo ja, welke?
In het kader van contraterrorisme wordt informatie internationaal volledig en snel gedeeld. De afgelopen jaren is hard gewerkt aan de verdere versterking van internationale informatie-uitwisseling. Zo is in Europees verband de samenwerking van veiligheidsdiensten binnen de Counter Terrorism Group (CTG) versterkt door de realisatie van een real-time database en de oprichting van een operationeel platform waar inlichtingenofficieren bijeenkomen om operationele gegevens en bevindingen over terrorisme gerelateerde zaken te delen en te analyseren. Nederland zet zich in om deze samenwerking verder te consolideren en uit te bouwen.
Kunt u toelichten of en hoe de Nederlandse en Duitse instanties samenwerken om de radicalisering van asielzoekers tegen te gaan?
In verschillende Europese gremia en samenwerkingsverbanden staat het onderwerp radicalisering in de migratieketen nadrukkelijk op de agenda. Onder voorzitterschap van het Radicalisation Awareness Network van de Europese Commissie wisselen experts van verschillende lidstaten (waaronder Duitsland en Nederland) bijvoorbeeld kennis en ervaring uit over de vraag hoe risico’s voor de nationale veiligheid in asielzoekerscentra te signaleren en mitigeren. Nederland en Duitsland onderzoeken daarnaast de wenselijkheid om te komen tot een platform op het snijvlak van migratie en radicalisering met als doel ervaringen uit te wisselen tussen Europese landen.
In Nederland is de afgelopen jaren geïnvesteerd in de organisaties binnen de vreemdelingenketen in het herkennen van signalen van radicalisering. Als er aanwijzingen zijn dat een asielzoeker mogelijk een gevaar is voor de nationale veiligheid dan wordt dit via de hiervoor in het leven geroepen meldstructuren doorgegeven aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Hierbij wordt indien noodzakelijk samengewerkt met Europese partners.
Wordt de informatie die door buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten aan de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt verstrekt ook gedeeld met gemeenten zodat zij hier in hun radicaliseringsbeleid rekening mee kunnen houden? Zo ja, op welke wijze gebeurt dit? Zo nee, waarom niet?
Indien de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten beschikken over informatie die van belang is voor een gemeente, dan kan deze informatie met deze gemeente worden gedeeld zoals in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) 2017 voorzien.
Het artikel ‘Man smokkelt wapenonderdelen uraniumfabriek Gronau binnen’ |
|
Suzanne Kröger (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Man smokkelt wapenonderdelen uraniumfabriek Gronau binnen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat iemand regelmatig wapenonderdelen kan binnensmokkelen op het terrein van een verrijkingsfabriek? Wat zouden de gevolgen kunnen zijn van het gebruik van of het dreigen met wapens op het terrein van een verrijkingsfabriek?
Dat is zeker zorgelijk. Het betreft hier overigens een op zichzelf staande gebeurtenis in de Duitse verrijkingsfabriek van Urenco in Gronau, waar onderdelen van een wapen zijn gevonden. Zowel uit de beantwoording door de Duitse bondsregering2 op schriftelijke vragen, als uit informatie die is ingewonnen bij Urenco blijkt dat er geen sprake is geweest van bedreiging voor de veiligheid van medewerkers of omwonenden. Daarnaast zijn het ontwerp van de verrijkingsinstallatie en de aanwezige veiligheidssystemen erop gericht om de gevolgen voor de nucleaire veiligheid of de veiligheid van de omgeving van eventuele verstoringen van de normale bedrijfsvoering (al dan niet veroorzaakt door bedreiging van het personeel) te minimaliseren.
Kan zich een vergelijkbare situatie als in Gronau voordoen bij de verrijkingsfabriek van Urenco in Almelo? Zijn er in het verleden bij Urenco Almelo wapens en/of wapenonderdelen aangetroffen?
Het beleid bij Urenco, in overeenstemming met overheidsvoorschriften, is dat elk incident grondig wordt onderzocht en dat indien nodig aanvullende beveiligingsmaatregelen worden getroffen. De informatie daarover deelt Urenco binnen het gehele concern, zodat alle vestigingen kunnen beoordelen of aanvullende maatregelen nodig zijn. In lijn met de Nederlandse wettelijke vereisten3 zijn de beveiligingsmaatregelen bij Urenco Nederland er onder meer op gericht om een gebeurtenis zoals in Gronau tijdig te detecteren. Uit testen blijkt dat Urenco Nederland effectief is in het detecteren en tegengaan van de gedefinieerde dreiging. In het verleden zijn geen wapens en/of wapenonderdelen aangetroffen.
Is er naar aanleiding van het incident in Gronau ook bij de fabriek van Urenco in Almelo gezocht naar wapens en/of onderdelen van wapens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welk resultaat?
Controles op de eventuele aanwezigheid van ongeoorloofde voorwerpen (zoals vuurwapens of messen, maar ook digitale dragers van informatie) vinden dagelijks plaats. Het beveiligingspersoneel van Urenco Nederland voert deze controles uit als onderdeel van het beveiligingspakket van Urenco.4 Bij deze dagelijkse controles zijn nog nooit (onderdelen van) wapens aangetroffen.
Zijn er aanvullende maatregelen doorgevoerd in de beveiliging van de fabriek van Urenco in Almelo? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke aanvullende maatregelen zijn genomen?
De gebeurtenis in Gronau heeft niet tot extra maatregelen behoeven te leiden. Wel is er in het bestaande bewustwordingsprogramma voor Urenco-medewerkers aandacht besteed aan deze gebeurtenis. Het geldende dreigingsniveau voor de nucleaire sector of voor Urenco in Almelo is door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid ook niet gewijzigd.
Welke rol vervult de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) met betrekking tot dit incident? Heeft de ANVS aangedrongen op aanvullende maatregelen?
De ANVS is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving bij alle nucleaire inrichtingen in Nederland, waaronder Urenco in Almelo. Urenco Gronau valt onder het gezag van de Duitse autoriteiten.
Naar aanleiding van de gebeurtenis in Gronau heeft de ANVS de Nederlandse nucleaire inrichtingen gevraagd extra aandacht te besteden aan detectie van ongeoorloofde voorwerpen. Maatregelen op dit punt maken reeds deel uit van het beveiligingspakket.
Een aantal gedetineerden in Bahrein |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Bahrein: Cruel denial of medical treatment endangers lives of jailed activists»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Hassan Mushaima en andere gedetineerden door de autoriteiten in Bahrein goede medische zorg wordt onthouden?
Nederland beschikt niet over eigen informatie over deze zaak. Onlangs heeft de Ombudsman in Bahrein een uitgebreid rapport uitgebracht, waarin gesteld wordt dat betrokkene in staat wordt gesteld gepaste medische zorg te ondergaan.
Deelt u de analyse van Amnesty International dat Hassan Mushaima en anderen gewetensgevangenen zijn en niet alleen goed behandeld dienen te worden, maar ook direct vrijgelaten moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid hiertoe op te roepen?
Nederland pleit voor een humane behandeling van gevangenen conform internationale mensenrechtenverdragen zoals vermeld in de verdragen van Burger- en Politieke Rechten als ook het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing. Personen die niets anders doen dan op vreedzame wijze uitkomen voor hun mening behoren daarvoor niet in de gevangenis te belanden.
De mensenrechtensituatie in Bahrein blijft reden geven tot zorg en wordt dan ook door Nederland gevolgd. In de contacten met de Bahreinse autoriteiten worden de Nederlandse zorgen stelselmatig onder de aandacht gebracht. De mensenrechtensituatie in Bahrein is in juli 2018 door de VN Mensenrechtenraad te Genève behandeld, waarbij ook de behandeling van gedetineerden aan de orde is gekomen. De Nederlandse regering zal de Bahreinse autoriteiten in internationaal verband blijven aanspreken op de behandeling van gedetineerden, het belang van het garanderen van eerlijke procesgang, en volledige implementatie van het rapport van de Bahrain Independent Commission of Inquiry (BICI).
Mensenrechtenschendingen in Saudi-Arabië |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Saudi-Arabië: mensenrechtenverdedigers keihard aangepakt» van Amnesty International, over het gevangenhouden van voorvechters van vrouwenrechten en het mogelijk opleggen van de doodstraf?1
Ja.
Deelt u de analyse dat het gevangenhouden van voorvechters van vrouwenrechten en het mogelijk opleggen van de doodstraf alleen maar is bedoeld om andere mensenrechtenverdedigers af te schrikken? Zo nee, waarom niet?
Nederland is zeer bezorgd over de recente arrestaties en de bredere mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. De repressie van andersdenkenden en het harde optreden richting personen die, voor zover bekend, slechts gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting zijn ontwikkelingen die op gespannen voet staan met een aantal recente hervormingen die door Saoedi-Arabië zijn doorgevoerd. Ook de arrestaties van activisten die zich specifiek hebben ingezet voor de verbetering van de positie van vrouwen in Saoedi-Arabië zijn zorgelijk. Deze arrestaties lijken tegenstrijdig met de door het land zelf genoemde streven om de economische, maatschappelijke en sociale positie van vrouwen te verbeteren.
Nederland is principieel tegen de doodstraf en zal zich daar altijd over uitspreken, ook bij Saoedi-Arabië. Deze zorgen worden regelmatig, zowel via politieke kanalen als de ambassade en tijdens bezoeken van bijvoorbeeld de mensenrechtenambassadeur, aangekaart bij de Saoedische autoriteiten.
Indien Saoedi-Arabië besluit tot het opleggen en uitvoeren van de doodstraf voor mensenrechtenactivisten die voor zover bekend slechts gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrijheid van meningsuiting, zou dat een verdere verslechtering van de mensenrechtensituatie in het land betekenen. Het kabinet volgt de ontwikkelingen op de voet. Hiertoe zullen ook vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten zoveel mogelijk aanwezig zijn bij hoorzittingen van mensenrechtenactivisten. Richting de Saoedische autoriteiten blijft het kabinet het belang van een eerlijk en transparant proces, met proportionele strafbepalingen, stevig benadrukken, evenals het belang van een breed maatschappelijk middenveld en open publiek debat, mede in het licht van de hervormingen in het land.
Zie tevens het antwoord op de Kamervragen gesteld door de leden Ploumen (PvdA), Voordewind (CU), Ten Broeke (VVD), Van Ojik (GroenLinks), Agnes Mulder (CDA) en Sjoerdsma (D66) over de berichten dat tegen vijf Saoedische mensenrechtenactivistes de doodstraf is geëist (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 3228).
Bent u het ermee eens dat de internationale pr-campagne die is opgezet niet kan verhullen dat in werkelijkheid de onderdrukking in Saudi-Arabië van iedereen die er een andere mening op nahoudt alleen maar toeneemt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid in uw contacten met Saudi-Arabië steevast aandacht te vragen voor de oproep van Amnesty International, te weten: het onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrijlaten van alle gewetensgevangenen, het beëindigen van de onderdrukking van het recht op vrijheid van meningsuiting en de discriminatie van vrouwen en het niet langer opleggen van doodvonnissen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ziet u mogelijkheden om de druk op Saudi-Arabië op te voeren opdat aan deze oproep tegemoet gekomen wordt?
Eind mei is mede op aandringen van Nederland besloten om de zorgen over de toegenomen arrestaties over te brengen door middel van een gezamenlijke EU-demarche bij de Saoedische autoriteiten. Dit verzoek is door Saoedi-Arabië lang aangehouden en kreeg extra urgentie door de arrestatie van de twee vrouwenrechtenactivisten eind juli en de daaropvolgende diplomatieke spanningen tussen Saoedi-Arabië en Canada. De demarche kon uiteindelijk op 8 augustus jl. uitgevoerd worden.
Tijdens deze demarche hebben de EU en haar lidstaten de ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie in het land, specifiek de arrestaties van vrouwenrechtenactivisten, bij de Saoedische Minister van Buitenlandse Zaken aangekaart. Nederland staat in Riyad en Brussel in contact met gelijkgezinde landen om zo veel mogelijk gezamenlijk op te treden richting de Saoedische autoriteiten, conform de toezegging gedaan tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken van 22 mei jl., Kamerstuk 21 501-02, nr. 1881. Zo heeft Nederland, samen met een aantal gelijkgezinde landen, er in Brussel voor gepleit dat de Europese Unie Saoedi-Arabië aanspreekt naar aanleiding van de recente berichtgeving dat tegen mensenrechtenactivisten de doodstraf wordt geëist.
Op 5 november vindt in Geneve de Universal Periodic Review (UPR) van Saoedi-Arabië plaats. Alle VN lidstaten worden elke vier jaar tijdens de UPR geëvalueerd, waarbij landen aanbevelingen aan elkaar kunnen doen wat betreft de verbetering van de mensenrechtensituatie. Het laatste mensenrechtenexamen van Saoedi-Arabië vond plaats in 2013. Het Koninkrijk der Nederlanden zal in zijn nationale verklaring van november extra aandacht besteden aan de positie van mensenrechtenverdedigers in het land en dit opnemen in de aanbevelingen.
Middels deze brief wordt eveneens voldaan aan de toezegging om de mogelijkheden te bezien om met andere landen arrestaties van mensenrechtenactivisten in Saudi-Arabië aan te kaarten en de Kamer over de uitkomsten daarvan te informeren, gedaan tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken van 22 mei jl.(Kamerstuk 21 501-02, nr. 1881)
De berichten dat tegen vijf Soedische mensenrechtenactivistes de doodstraf is geëist |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Han ten Broeke (VVD), Kees van der Staaij (SGP), Lilianne Ploumen (PvdA), Agnes Mulder (CDA), Bram van Ojik (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de berichten dat tegen vijf Saoedische mensenrechtenactivistes de doodstraf is geëist?1
Het kabinet is bekend met de berichtgeving, waarin staat dat tegen vijf Saoedische mensenrechtenactivisten, waaronder één vrouw, de doodstraf is geëist.
Nederland is zeer bezorgd over de recente arrestaties en de bredere mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. De repressie van andersdenkenden en het harde optreden richting personen die, voor zover bekend, slechts gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting zijn ontwikkelingen die op gespannen voet staan met een aantal recente hervormingen die door Saoedi-Arabië zijn doorgevoerd. Ook de arrestaties van activisten die zich specifiek hebben ingezet voor de verbetering van de positie van vrouwen in Saoedi-Arabië zijn zorgelijk. Deze arrestaties lijken tegenstrijdig met de door het land zelf genoemde streven om de economische, maatschappelijke en sociale positie van vrouwen te verbeteren.
Nederland is bovendien principieel tegen de doodstraf en zal zich daar altijd over uitspreken, ook bij Saoedi-Arabië. Deze zorgen worden regelmatig, zowel via politieke kanalen als de ambassade en tijdens bezoeken van bijvoorbeeld de mensenrechtenambassadeur, aangekaart bij de Saoedische autoriteiten.
Indien Saoedi-Arabië besluit tot het opleggen en uitvoeren van de doodstraf voor mensenrechtenactivisten die voor zover bekend slechts gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrijheid van meningsuiting, zou dat een verdere verslechtering van de mensenrechtensituatie in het land betekenen. Het kabinet volgt de ontwikkelingen, waaronder het proces van de in de berichtgeving genoemde vrouwelijke activist, op de voet. Hiertoe zullen ook vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten zoveel mogelijk aanwezig zijn bij de eerstkomende hoorzitting. De ambassade en andere internationale partners in Riyad hebben beperkt zicht op de rechtsgang van eerdere soortgelijke zaken, aangezien de processen zich over een periode van jaren hebben voltrokken en waarbij niet altijd vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten aanwezig konden zijn. Richting de Saoedische autoriteiten blijft het kabinet het belang van een eerlijk en transparant proces, met proportionele strafbepalingen, stevig benadrukken, evenals het belang van een breed maatschappelijk middenveld en open publiek debat, mede in het licht van de hervormingen in het land.
Wat vindt u ervan dat in Saoedi-Arabië mogelijk mensen worden onthoofd louter en alleen omdat zij hebben gedemonstreerd en getwitterd hebben voor meer werk en meer rechten in hun regio?
Zie antwoord vraag 1.
Verloopt naar uw mening de procesgang van deze vrouwen eerlijk?
Zie antwoord vraag 1.
Welke mogelijkheden ziet u om, al dan niet in Europees verband, druk uit te oefenen op de Saoedische regering om vreedzame demonstranten niet op te sluiten en de doodstraf tegen hen te eisen?
Eind mei is mede op aandringen van Nederland besloten om de zorgen over de toegenomen arrestaties over te brengen door middel van een gezamenlijke EU-demarche bij de Saoedische autoriteiten. Dit verzoek is door Saoedi-Arabië lang aangehouden en kreeg extra urgentie door de arrestatie van de twee vrouwenrechtenactivisten eind juli en de daaropvolgende diplomatieke spanningen tussen Saoedi-Arabië en Canada. De demarche kon uiteindelijk op 8 augustus jl. uitgevoerd worden.
Tijdens deze demarche hebben de EU en haar lidstaten de ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie in het land, specifiek de arrestaties van vrouwenrechtenactivisten, bij de Saoedische Minister van Buitenlandse Zaken aangekaart. Nederland staat in Riyad en Brussel in contact met gelijkgezinde landen om zo veel mogelijk gezamenlijk op te treden richting de Saoedische autoriteiten, conform de toezegging gedaan tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken van 22 mei jl. Zo heeft Nederland, samen met een aantal gelijkgezinde landen, er in Brussel voor gepleit dat de Europese Unie Saoedi-Arabië aanspreekt naar aanleiding van de recente berichtgeving dat tegen mensenrechtenactivisten de doodstraf wordt geëist.
Op 5 november vindt in Genéve de Universal Periodic Review (UPR) van Saoedi-Arabië plaats. Alle VN lidstaten worden elke vier jaar tijdens de UPR geëvalueerd, waarbij landen aanbevelingen aan elkaar kunnen doen wat betreft de verbetering van de mensenrechtensituatie. Het laatste mensenrechtenexamen van Saoedi-Arabië vond plaats in 2013. Het Koninkrijk der Nederlanden zal in zijn nationale verklaring van november aandacht besteden aan de positie van mensenrechtenverdedigers in het land en dit opnemen in de aanbevelingen.
Wat was de reactie van Saoedi-Arabië op de gezamenlijke EU-demarche waar u in antwoorden op eerdere Kamervragen over schrijft?2
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u deze nieuwe serie mogelijke doodstraffen en de toegenomen arrestaties van mensenrechtenactivisten tegen de achtergrond van het hervormingsbeleid dat door de regering van het Koninkrijk Saoedi-Arabië en kroonprins Mohammed bin Salman wordt doorgevoerd?
Zie het antwoord op vraag 1, 2, en 3.
Handel met illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Hoe omvangrijk is de import uit illegale Israëlische nederzettingen naar Nederland? Kunt u dit afzonderlijk aangeven voor de afgelopen jaren? Is er ook export naar de nederzettingen vanuit Nederland?
Zowel het kabinet als de Europese Commissie1 beschikken niet over cijfers die de handel met illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied kwantificeren. Ook zijn er geen gegevens waaruit blijkt waar de handel met nederzettingen uit bestaat. Israël houdt deze gegevens ook niet bij.
Op grond van het Associatieakkoord tussen de EU en Israël kunnen producten uit Israël, binnen de grenzen van 1967, in aanmerking komen voor een preferentiële tariefbehandeling. Producten die zijn geproduceerd in Israëlische nederzettingen in de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden, komen hiervoor niet in aanmerking. Importeurs die een tariefpreferentie claimen, moeten de postcode en de naam van de stad, het dorp of het industriegebied waaraan de producten hun oorsprong ontlenen vermelden op het vereiste oorsprongsbewijs. Douaneautoriteiten van de EU-lidstaten voeren controles uit, en maken daarbij gebruik van beschikbare informatie, inclusief een lijst met postcodes zoals gepubliceerd door de Europese Commissie.2 Bij twijfel over de oorsprong van een product waarvoor een tariefpreferentie wordt geclaimd, kunnen zij overeenkomstig art. 32 van Protocol 4 uit het Associatieakkoord om verificatie van de informatie vragen bij de Israëlische autoriteiten. De Nederlandse douane controleert gedurende deze procedure op basis van bestaande risicoprofilering.
Niet-preferentiële handel uit Israël bestaat uit goederen waarbij de importeur geen tariefpreferentie claimt en de invoerrechten betaalt die door de EU voor derde landen zijn vastgesteld binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Voor deze handelsstroom is niet vast te stellen welk deel uit Israëlische nederzettingen in bezet gebied komt.
Het is aan het bedrijfsleven om de herkomst van producten juist en niet-misleidend weer te geven op het etiket van het betreffende goed. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is verantwoordelijk voor toezicht en de handhaving en doet dit op basis van staand interventiebeleid. Consumenten kunnen, indien zij vermoeden dat er sprake is van misleiding over de herkomst van een product, een klacht indienen bij de NVWA. Wanneer geconstateerd wordt dat er sprake is van onjuiste informatie op etiketten, wordt er gehandhaafd en kunnen sancties worden toegepast – bijvoorbeeld door middel van een boete.
Hoe omvangrijk is de import uit illegale Israëlische nederzettingen door de Europese Unie (EU)? Kunt u dit afzonderlijk aangeven voor de afgelopen jaren? Is er ook export naar de nederzettingen vanuit de EU?
Zie antwoord vraag 1.
Waar bestaat deze handel uit?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de EU (veel) meer importeert uit illegale Israëlische nederzettingen dan uit Palestina? Wat is de precieze verhouding?
Zie antwoord vraag 1.
Indien u niet over adequate, gedetailleerde cijfers over handel met illegale Israëlische nederzettingen beschikt, kunt u dan aangeven waarom dat het geval is?
Zie antwoord vraag 1.
Indien u niet over adequate, gedetailleerde cijfers over handel met illegale Israëlische nederzettingen beschikt, bent u dan bereid opheldering hierover te vragen bij de Israëlische autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De Nederlandse steun aan de Syrische rebellen en de vele geheime onderzoeken die daarnaar gedaan worden |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat u op 22 maart 2018 aan de Kamer schreef dat in het relatief stabiele zuiden van Syrië het steunprogramma aan de rebellen wordt voortgezet?1
Ja.
Herinnert u zich dat u op 11 juli 2018 aan de Kamer het volgende berichtte: «Eind maart 2018 waren alle leveringen in Zuid-Syrië reeds afgerond, op één levering na die is aangehouden (het gaat om een veldhospitaal). Voor het veldhospitaal wordt een passende bestemming gezocht. Met het stopzetten van het NLA programma in Noord-Syrië, zoals vermeld in de Kamerbrief van 14 maart jl. (zie antwoord op vraag 8), is daarmee het gehele NLA-programma in Syrië beëindigd»?2
Ja.
Wanneer is het besluit genomen om het Non-Lethal Assiatance (NLA)-programma in Zuid-Syrië te beëindigen en waarom is de Kamer daarover niet geïnformeerd?
Nederland werkte in Zuid-Syrië met een internationale partner aan het tegengaan van extremistische invloeden aan de Syrische zuidgrens en het verzorgen van een rudimentaire vorm van grensbewaking, onder andere om smokkel tegen te gaan. Het programma is inmiddels beëindigd.
Toen op 22 maart jl. de door u genoemde brief aan de Kamer werd gestuurd was er in het zuiden van Syrië nog sprake van relatieve rust, waaronder een relatief stabiele de-escalatiezone. Dit was eveneens het geval op 11 mei jl., toen aanvullende vragen over het programma zijn beantwoord.
Dit voorjaar leek voortzetting van het programma onder de toen geldende, relatief stabiele omstandigheden nog een mogelijkheid. Voorzetting was niet alleen van belang om grensbewaking mogelijk te maken, het vergrote ook de kans om in het Zuiden tot een onderhandelde oplossing te komen waarbij de gematigde oppositie in het grensgebied een rol zou spelen.
Ten tijde van uw Kamervragen in juli jl. was de optie van een onderhandelde oplossing echter van tafel en het regime-offensief een feit, en was daarmee een nieuw project definitief uitgesloten. De genoemde levering die eind maart plaatsvond was daarmee de facto de laatste levering en het einde van NLA in het Zuiden. De levering van een veldhospitaal, dat klaarstond aan de Jordaanse grens, heeft niet plaatsgevonden. Voor het veldhospitaal wordt nog een nieuwe bestemming gezocht.
Wat was de aanleiding om het NLA-programma in Zuid-Syrië te beëindigen?
Zie antwoord vraag 3.
Wie heeft de externe evaluatie van het NLA-programma in het tijdvak november 2016–januari 2017 uitgevoerd?
Zoals vermeld in de antwoorden op eerdere Kamervragen heeft de organisatie die de evaluatie heeft uitgevoerd expliciet verzocht om niet publiek bekend te worden gemaakt in verband met veiligheid van de medewerkers. Het kabinet zal het rapport voorafgaand aan het debat over het NLA-programma ter vertrouwelijke inzage aan de Kamer sturen. Zie ook het antwoord op vragen 11 t/m 13.
Was de organisatie die de externe evaluatie uitvoerde onderdeel van de Rijksdienst?
Nee.
Hadden alle personen die de externe evaluatie uitvoerden toestemming en «clearance» van de diensten om staatsgeheime documenten in te zien?
Omgang met staatsgeheime informatie is geregeld in het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIR-BI). Hierin staat omschreven dat personen die niet frequent te maken hebben met staatsgeheim materiaal minimaal een geheimhoudingsverklaring hebben ondertekend.
Hadden de personen die de evaluatie uitvoerden de beschikking over de overdrachtsbewijzen?
Ja.
Op welk moment zijn de overdrachtsbewijzen van NLA aan de Syrische rebellen voor het eerst aangemerkt als staatgeheim en welke kwalificatie hebben zij op dit moment?
Vanaf het begin van het programma in 2015 is informatie waaruit de identiteiten en locaties van NLA-ontvangers kunnen worden afgeleid aangemerkt als staatsgeheim. Ondanks dat het NLA-programma ten einde is gekomen, acht het kabinet het noodzakelijk om aan deze kwalificatie vast te houden. Veel van de groepen, partners en uitvoerders bevinden zich nog in Syrië of de regio. Openbare informatie of aanwijzingen dat bepaalde groepen of uitvoerders Westerse steun hebben ontvangen maakt hen en hun families potentieel een belangrijker doelwit voor extremistische groepen, het Assad-regime en/of hun bondgenoten. Dat risico wil het kabinet niet nemen. Waar individuen of groepen zelf melden steun ontvangen te hebben van Nederland zijn die uitspraken voor hun rekening, inclusief de mogelijke consequenties.
Wie heeft de overdrachtsbewijzen aangemerkt als staatsgeheim?
Informatie waaruit de identiteiten en locaties van NLA-ontvangers kunnen worden afgeleid is aangemerkt als staatsgeheim, in verband met veiligheid van de groepen en betrokken individuen. In overdrachtsbewijzen worden zowel identiteiten als locaties vermeld.
Kunt u de overdrachtsbewijzen ter inzage leggen bij de Kamer?
De algemene bevindingen van het externe onderzoek werden met u gedeeld in de beantwoording van uw Kamervragen op 3 juli jl. (kenmerk 2018Z12170). Het rapport zelf gaat specifiek in op de gesteunde groepen en uitvoerders en raakt daarmee aan de vertrouwelijke aspecten van het programma. Voorafgaand aan het debat over het NLA-programma zal kabinet het volledige onderzoeksrapport op vertrouwelijk basis aan uw Kamer sturen. Ook zullen overdrachtsbewijzen ter vertrouwelijke inzage aangeboden worden.
Daarnaast heeft uw Kamer op 7 september jl. een IOB-rapport ontvangen waarin onder andere de monitoringsmechanismen van het NLA-programma onderzocht zijn. Verder doet de Auditdienst Rijk onderzoek of de betalingen in het kader van het NLA-programma hebben plaatsgevonden conform de daarvoor geldende richtlijnen binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarover zal uw Kamer eveneens geïnformeerd worden.
Kunt u de stukken van het onderzoek (inclusief de conclusies) die geen staatsgeheimen bevatten, openbaar maken?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u de volledige stukken van het onderzoek aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 11.
Welke doorlopende monitoring is uitgevoerd door het ministerie en kunt u die aan de Kamer doen toekomen?
Gezien de specifieke risico’s bij NLA is er sprake geweest van uitvoerige monitoring. Naast reguliere contractuele verplichtingen leverden uitvoerende organisaties maandelijkse rapportages aan en werd er vanuit het Syrië-team in Istanboel zicht gehouden op activiteiten om incidenten te detecteren dan wel bij te sturen. Het betreft hier doorlopend contact met partners, groepen en andere landen en het verzamelen van informatie van verschillende partijen. Zie ook het antwoord op vragen 20 en 21.
Wat is de onderzoeksvraag van de onafhankelijke evaluatiedienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (IOB), die een onderzoek doet naar de monitoring van de Nederlandse programma’s in Syrië waaronder NLA?
De IOB heeft onderzoek gedaan naar een drietal stabilisatieprogramma’s in Syrië, waaronder het NLA-programma. Er is bekeken in hoeverre de monitoringssystemen waarborging bieden om onregelmatigheden in de uitvoer van de projecten te detecteren. Daarbij is gekeken naar de manieren waarop zaken als misbruik, verduistering en invloed van ongewenste groepen gesignaleerd worden. Voor de precieze onderzoeksvraag van de IOB verwijs ik u naar het rapport dat uw Kamer op 7 september jl. heeft ontvangen. Voor het NLA-programma constateerde de IOB dat de monitoring adequaat was.
Over de internationaalrechtelijke aspecten van het NLA-programma is bij aanvang van het programma intern volkenrechtelijk advies ingewonnen. Naast reguliere rapportages van de uitvoerders is extern onderzoek gedaan of de goederen bij de juiste groepen terecht kwamen (zie ook het antwoord op vragen 11 t/m 13). In aanvulling daarop, en om te monitoren in hoeverre groepen zich hielden aan de door Nederland gestelde criteria, stonden medewerkers van het Syrië-team in Istanboel frequent in contact met internationale partners, de groepen en de uitvoerders.
Wordt in dat onderzoek ook meegenomen of a) wapens in de handen van jihadisten terecht gekomen zijn, b) Nederland binnen het internationaal recht gehandeld heeft en c) de 22 groepen die Nederland uitgerust heeft, zich schuldig gemaakt hebben aan oorlogsmisdaden of andere misdaden?
Zie antwoord vraag 15.
Heeft de Nederlandse regering op enig moment geloofwaardige indicaties gehad dat zaken die geleverd zijn aan strijdende groepen in Syrië in handen gekomen zijn van extremisten?
Ja. In de herfst van 2015 is een aantal Nederlandse voedselpakketten na een
overval geconfisqueerd door Jabhat Al-Nusra. De Kamer is hierover geïnformeerd (Kamerstuk 27 925 d.d. 15 februari 2016). Na dit voorval zijn mitigerende maatregelen genomen zoals aanpassing van de leveringsroute en geïntensifieerde screening. In het voorjaar van 2017 is een mobiele bakkerij tijdelijk in handen geweest van Hayat Tahrir al-Sham. Deze is na bemiddeling weer vrijgegeven. Zoals ook bleek uit het voorgenoemde IOB-onderzoek is het uitvoeren en monitoren van projecten in crisisgebieden niet eenvoudig. In een complexe en fluïde situatie als in Syrië kunnen risico’s niet worden uitgesloten, ook niet dat goederen in verkeerde handen vallen.
Wanneer heeft de Auditdienst Rijk (ADR) opdracht gekregen om onderzoek te doen naar het NLA-programma van Nederland in Syrië?
19 juli 2018.
Wat is de onderzoeksvraag van de ADR?
De ADR is gevraagd te onderzoeken of de betalingen in het kader van het NLA-programma hebben plaatsgevonden conform de daarvoor geldende richtlijnen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Concreet betekent dit dat de ADR nagaat of er gehandeld is conform de richtlijnen in het Handboek Bedrijfsvoering Buitenlandse Zaken (HBBZ). Zo kijkt de ADR of (voorschot)betalingen aan de contractpartners rechtmatig waren en of de interne procedures rondom het projectbeheer goed zijn gevolgd. De ADR let daarbij op de aanwezigheid van de onderhavige stukken zoals overdrachtsbewijzen, maar voert geen inhoudelijke controle uit op deze documenten. Fysieke controle in Syrië zelf is voor de ADR onmogelijk gezien de veiligheidssituatie.
Waarom heeft de regering nu al vier onderzoeken (of monitoring) naar haar eigen handelen opgestart over het uitrusten van de Syrische oppositie tijdens de Syrische oorlog en bij geen van de onderzoeken de Kamer de mogelijkheid geboden input te leveren over de vraagstelling?
Het kabinet heeft de Kamer sinds aanvang van het non lethal assistance-programma in 2015 geïnformeerd over de Nederlandse steun aan gematigde gewapende oppositie. Dat het kabinet uit veiligheidsoverwegingen geen gedetailleerde informatie kon geven over het NLA-programma, is eveneens met de Kamer gedeeld. Deze situatie is niet veranderd nu het NLA-programma beëindigd is.
Het kabinet was zich bewust van de risico’s van programmering in Syrië en heeft daarom buiten intensieve interne monitoring, andere partijen ook gevraagd onderzoek te doen.
Het externe onderzoek heeft gekeken of de geleverde goederen bij de juiste groepen aankwamen, de groepen de juiste ondersteuning ontvingen, en of het monitoring en evaluatiesysteem voldoende functioneerde. De IOB is gevraagd onderzoek te doen naar de monitoring van de drie grootste stabilisatieprogramma’s in Syrië. De Auditdienst Rijk zal het programma op verzoek van het kabinet financieel doorlichten. Het IOB-rapport is op 7 september jl. aan uw Kamer gestuurd en de externe evaluatie zal ter vertrouwelijke inzage toegezonden worden. Ook zal de Kamer geïnformeerd worden over de nog te verschijnen ADR-bevindingen.
Gelet op het vertrouwelijke karakter van delen van het programma wil het kabinet in overleg met uw Kamer bekijken welke modaliteiten gevonden kunnen worden om de overige informatie te geven die uw Kamer wenst. Dat betreft ook informatie over de gesteunde groepen. Het uitgangspunt is dat de beschikbare informatie openbaar wordt gemaakt waar dat kan en vertrouwelijk gewisseld wordt waar nodig.
Welk onderzoek zou de Kamer zelf kunnen opstarten naar het leveren van voertuigen, uitrusting en andere zaken door de Nederlandse regering aan de Syrische rebellen, nu de regering de stukken geheim houdt en vooral zelf geheime en vertrouwelijke onderzoeken laat uitvoeren?
Zie antwoord vraag 20.
Staat een van de 23 groeperingen waaraan uitrusting geleverd is op een internationale terroristenlijst of heeft een van de groeperingen daar enig moment op gestaan?
Er zijn 22 groepen gesteund. Geen van deze groepen heeft op enig moment op een internationale terroristenlijst gestaan.
Zijn de personen met een Nederlandse nationaliteit die hebben gevochten voor een van de 23 groeperingen die door Nederland zijn uitgerust, strafbaar?
Mochten personen met de Nederlandse nationaliteit betrokken zijn geweest bij deze groepen in het jihadistisch strijdgebied in Syrië of Noord-Irak, dan is het aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk de rechter om te bepalen of en welke strafbare feiten zij daar hebben gepleegd.
Kunt u vraag 32 van de feitelijke vragen van de vaste Commissie voor Defensie over het jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) 2017 precies en afzonderlijk beantwoorden, aangezien dat in de beantwoording niet is gedaan (de vraag luidt: «Zijn er aanwijzingen voor directe dan wel indirecte steun van Turkije aan ISIS, Tahrir al-Sham of andere jihadistische organisaties in Syrië? Zo ja, welke? Zo nee, bent u bereid tot onderzoek?»)?3
Turkije is een belangrijke partner in de strijd tegen ISIS, waaronder als lid van de anti-ISIS coalitie en het Global Counterterrorism Forum. Turkije heeft zelf geleden onder terreur van ISIS, denk hierbij aan de aanslagen met vele doden en gewonden. Het kan niet worden uitgesloten, mede vanwege het diffuse beeld aan de Turkse grens en de diverse strijdgroepen die daar actief zijn, dat vanuit Turks grondgebied steun wordt verleend aan verschillende organisaties en daaraan gelieerde individuen. Turkije levert versterkte inspanningen door op te treden tegen aanwezige IS-kopstukken in Turkije en door de grens met Syrië strenger te controleren. Dit zal onderwerp van gesprek blijven tussen Turkije en Nederland.
Is er op enig moment intern of extern advies gevraagd en/of gekregen over de leveranties aan gewapende groepen in Syrië? Kunt u aangeven welke adviezen er zijn en die aan de Kamer doen toekomen?
In december 2014 vond er een zogenoemde fact finding-missie plaats waarin de wenselijkheid, mogelijkheid en randvoorwaarden in kaart zijn gebracht. Daarbij is ook intern volkenrechtelijk advies ingewonnen. Uw kamer is per brief geïnformeerd over de uitkomsten van deze missie (brief van 7 april 2015, Kamerstuk 27 925, nr. 534.). De extern volkenrechtelijk adviseur (EVA) bracht op 17 juni 2013 op eigen initiatief advies uit over «Wapenleveranties Syrië». In dit advies geeft de EVA in bredere zin zijn volkenrechtelijke visie op steun aan de Syrische oppositie, waaronder in relatie tot het non-interventie beginsel. De zienswijze van de EVA op dit punt was bekend bij het ministerie.
Welke andere leveranties zijn er gedaan door Nederland, vanuit Nederland of via Nederland aan gewapende groepen in Syrië? (Inclusief geld, uitrusting, wapens) Kunt u een precies overzicht geven van de goederen die door, uit of via Nederland naar strijdende groepen gegaan zijn en daarvan een lijst aan de Kamer doen toekomen?
Een overzicht met NLA-uitgaven is met uw Kamer per brief gedeeld op 17 mei jl, toen de laatste leveringen reeds waren gedaan. In aanloop naar het debat over het NLA-programma zal uw Kamer op vertrouwelijke basis een overzicht ontvangen waarin de leveringen en de groepen uitgesplitst worden.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht dat de Nigeriaanse overheid verdrijving van christenen toestaat |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «regering Nigeria laat verdrijving van christenen toe»?1
Ja.
Kunt u de huidige situatie schetsen van de positie van christenen in Nigeria, met name de Middle Belt, na de meest recente aanvallen van Fulani herders?
De zorgwekkende situatie in het conflict tussen boeren en herders in de Middle Belt is eerder geschetst in mijn beantwoording van 16 augustus 2018. Dit conflict trekt een zware wissel op de veiligheid en stabiliteit in het land. Zoals reeds aangegeven in deze antwoorden zijn er geen aanwijzingen dat het geweld specifiek tegen christenen is gericht. Maar etnisch-religieuze factoren spelen wel een rol. Het is niet gebleken dat de federale overheid christenen van hun land zou verdrijven of geweld zou aanmoedigen. Maar leger en politie blijken niet in staat om het geweld te beteugelen. De daders van de moordpartijen blijven veelal ongestraft.
Het is duidelijk dat de Nigeriaanse regering voor een zeer grote uitdaging staat om dit conflict onder controle te brengen en naarstig op zoek is naar oplossingen. Waar de belangen van boeren en herders botsen poogt de overheid naar passende maatregelen te zoeken die recht doen aan de belangen van beide partijen. Recentelijk zijn bijvoorbeeld, bij wijze van proef, «ranches» opgezet naar Amerikaans model. Deze ranches zijn gebieden die door de overheid exclusief bestemd worden voor de extensieve veeteelt van nomadische veehouders (herders). De regering hoopt zo een oplossing te bieden voor conflicten tussen boeren en herders over gebruik van land.
Kunt u bevestigen dat straffeloosheid jegens geweld tegen christenen in Nigeria niet alleen voortduurt omdat de federale overheid van Nigeria te maken heeft met een veelheid aan brandhaarden, onvoldoende toerusting, en een gebrek aan legitimiteit, zoals u aangaf in antwoord op eerdere schriftelijke vragen2, maar ook omdat geweld tegen en verdrijving christenen actief toegestaan wordt door de federale overheid?
Zie antwoord vraag 2.
Welke concrete stappen heeft Nederland samen met partners gezet, en welke verdere stappen is Nederland voornemens te zetten, als het gaat om:
Tijdens het bezoek van de Nigeriaanse president Buhari aan Nederland (16-17 juli) heeft het Kabinet erop aangedrongen dat daders van de moordpartijen vervolgd worden. Recent sprak de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken met de Nigeriaanse Minister van Landbouw over oplossingen voor dit uiterst zorgwekkende conflict. Ook de Nederlandse ambassade in Abuja volgt de ontwikkelingen in dit conflict nauwgezet. Samen met EU-partners dringt Nederland er in Abuja op aan dat de straffeloosheid wordt aangepakt. In een EU-verklaring van maart jl. wordt dit punt ook specifiek genoemd. Nederland zal hiervoor aandacht blijven vragen.
Nederland zal in september 2018 twee nieuwe programma’s starten, uitgevoerd door de internationale NGO «Search for Common Ground» en de Britse NGO «Conciliation Resources». Het eerste programma heeft als doel het voorkomen van geweld en vernielingen, het tegengaan van straffeloosheid en het bevorderen van vrijheid van religie en levensovertuiging in de Middle Belt. Het tweede programma is gericht op alternatieve geschillenbeslechting op lokaal niveau om tolerantie, cohesie en interculturele harmonie tussen etno-religieuze groepen te bevorderen.
Bent u op de hoogte van het bericht waarin staat dat de Europese Unie (EU) een plan heeft opgesteld voor infrastructuur tussen Gaza en Judea-Samaria zonder Israël hierbij te betrekken of hiervan op de hoogte te stellen?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de inhoud van het plan van de EU? Op wiens initiatief is het tot stand gekomen? Wat is de status van het plan op dit moment? Wat is de officiële reactie van Israël en van de Palestijnse Autoriteit op dit plan?
Het project onderzoekt de mogelijkheden en behoeften in de Palestijnse gebieden op het gebied van infrastructuur, op zowel de korte- als (middel)lange termijn. De studie bestrijkt onder meer de bouw van een luchthaven, de aanleg van treinrails en het realiseren van een omvangrijk en modern wegennet. Ook worden de mogelijkheden onderzocht om een fysieke verbinding aan te leggen tussen de Westelijke Jordaanoever en Gaza. Het kabinet ondersteunt het EU-initiatief om al deze opties in kaart te brengen, omdat een dergelijke visie kan bijdragen aan de levensvatbaarheid van een toekomstige Palestijnse staat.
Aangezien het gaat om een verkennend onderzoek dat de PA helpt diens eigen visie vorm te geven, is geen toestemming gevraagd van de Israëlische autoriteiten. Dat is volgens het kabinet ook niet nodig. Coördinatie met Israël is vanzelfsprekend wel aan de orde, ook in verband met veiligheidsvraagstukken, op het moment dat de PA wil overgaan tot de uitvoering van concrete projecten.
Wat is het standpunt van Nederland over dit plan? Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij het vaststellen van het Nederlandse standpunt?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u, in het licht van de veiligheidssituatie in en rond Israël, van het feit dat de EU een dergelijk plan opstelt zonder Israël en/of de Palestijnse Autoriteit daarbij te betrekken of daarvan op de hoogte te stellen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het, in het licht van de veiligheidssituatie in en rond Israël en gezien het feit dat een dergelijk plan mede invloed heeft op de soevereiniteit en het grondgebied van de staat Israël, noodzakelijk is dat de EU een dergelijk plan niet opstelt zonder Israël daarbij te betrekken of daarvan op de hoogte te stellen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid bij de EU te bepleiten dat zowel de Israëlische regering als de Palestijnse Autoriteit onverwijld wordt betrokken bij eventuele vervolgstappen of soortgelijke plannen?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke manier denkt u dat er wel mogelijkheden bestaan om tot verbetering van het lot van de Gazanen te komen c.q. wel tot meer handel en uitwisseling van goederen en mensen gekomen kan worden tussen Gaza en de westelijke Jordaanoever.
Bevorderen van het verkeer van goederen en personen tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever en tussen Gaza en Israël is van wezenlijk belang voor economisch herstel in Gaza. Het is een van de veranderingen die nodig is voor de verbetering van het leven van mensen in Gaza, naast investeringen in infrastructuur en humanitaire hulp. Voor duurzame stabiliteit is het noodzakelijk dat de Palestijnse Autoriteit terugkeert naar Gaza, en Hamas afziet van geweld tegen Israël.
Nederland en de EU zetten zich in dit kader onder meer actief in voor het opheffen van de Israëlische restricties op het verkeer van goederen en personen tussen Gaza en Israël en de Westelijke Jordaanoever, met inachtneming van de Israëlische veiligheidszorgen. Het kabinet heeft daarom concrete oplossingen helpen realiseren bij de grensovergang bij Kerem Shalom. Dit is de enige overgang voor goederen tussen Gaza en Israël en de Westelijke Jordaanoever. Voorbeelden van de Nederlandse inzet zijn de scanners, de inspanningen om export van landbouwproducten mogelijk te maken, de trilaterale werkgroepen en het initiatief om de export van verpakte levensmiddelen uit Gaza naar de Westelijke Jordaanoever te bevorderen, waar Nederland samen met Israël en de PA aan werkt.
Daarnaast zet het kabinet zich ook in voor het openhouden van overgang tussen Gaza en Egypte bij Rafah. Eind augustus heb ik in een telefoongesprek met de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken Shoukry wederom aangedrongen op langer openhouden van deze overgang.
Deelt u de mening dat de Nederlandse regering zich moet blijven inzetten voor een veilig Israël met internationaal erkende grenzen?
Ja. Het kabinet zet zich in voor het behoud en de verwezenlijking van de twee-statenoplossing, met een veilig en internationaal erkend Israël naast een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat.
Door de OVSE waargenomen schendingen van de Minsk-akkoorden door de Russische Federatie |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de op informatie van 8 augustus 2018 gebaseerde rapportage van de waarnemersmissie van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) in Oost-Oekraïne?1
Ja.
Klopt het dat de waarnemersmissie van de OVSE voor het eerst aan de hand van videobeelden heeft vastgesteld dat de separatisten in Oost-Oekraïne vanuit Rusland van materieel – bestemd door de afgescheiden volksrepublieken Donetsk en Loegansk – worden voorzien?
Er zijn door de waarnemersmissie van de OVSE eerder konvooien vanuit de Russische Federatie naar het oosten van Oekraïne gesignaleerd. In het overleg binnen de OVSE claimt de vertegenwoordiger van de Russische Federatie steevast dat het humanitaire hulpkonvooien betreft. In niet alle gevallen kan worden gecontroleerd of dit daadwerkelijk zo is.
Klopt het tevens dat de OVSE heeft vastgesteld dat zich weer zware wapens bevinden – onder meer Grad-raketten en houwitsers – op plaatsen waarvan middels de Minsk-akkoorden is afgesproken dat deze zich daar niet mogen bevinden?
Vrijwel dagelijks constateert en rapporteert de OVSE over de aanwezigheid van zware wapens aan beide zijden van de frontlinie.
Kunt u op alle waargenomen overtredingen ingaan en toelichten hoe deze zich verhouden tot de Minsk-akkoorden?
De Minsk-akkoorden, waaronder de afspraken over het staakt-het-vuren en het terugtrekken van zware wapens, worden vrijwel dagelijks geschonden. Gelet op de frequentie van de overtredingen is het niet mogelijk die alle in detail te beschrijven en te evalueren.
Deelt u de mening van Kurt Volker, de speciale gezant van president Trump voor het conflict in Oekraïne, dat de Russische Federatie probeert de werkzaamheden van de OVSE te belemmeren?2 Zo ja, wat wordt er door de andere OVSE-lidstaten, dan wel de Europese Unie en de Verenigde Staten, ondernomen om de Russische Federatie aan te spreken of te bestraffen voor het belemmeren van de werkzaamheden van de OVSE en voor het overtreden van de gemaakte afspraken?
De werkzaamheden van de waarnemersmissie van de OVSE worden frequent belemmerd, vaak in de gebieden die in handen zijn van de opstandelingen.
De internationale gemeenschap, waaronder Nederland, spreekt alle partijen, waaronder de Russische Federatie, er zeer regelmatig op aan de OVSE niet te belemmeren in haar werkzaamheden, de waarnemers volledige toegang te geven tot de conflictregio en hun veiligheid te waarborgen.
De voornemens omtrent landonteigening in Zuid-Afrika |
|
Helma Lodders (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zuid-Afrika: onzekerheid door plannen ANC voor landhervorming»?1
Ja, het kabinet is bekend met dit bericht op de nieuwssite van AGF.
Hebt u kennisgenomen van de genoemde verklaring van president Ramaphosa, waarin hij duidelijk maakte dat het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) van mening is dat landonteigening zonder compensatie zowel wenselijk als constitutioneel mogelijk is? Hoe beoordeelt u de inhoud van deze toespraak?
Ja, er is kennisgenomen van deze verklaring. President Ramaphosa deelt in deze verklaring de conclusies van de uitvoerende commissie van het ANC. Deze commissie is in juli 2018 bijeengekomen om plannen voor banengroei, de economie, landhervormingen, goed bestuur en sociale ontwikkeling op te stellen, onderwerpen van essentieel belang voor het Zuid Afrikaanse transformatieproces. Zuid-Afrika kent een extreme ongelijkheid en het ANC zoekt naar mogelijkheden om deze te verminderen. President Ramaphosa geeft aan dat landonteigening zonder compensatie constitutioneel al mogelijk is, maar dat het doel van de voorgestelde wijziging in de Grondwet is om meer duidelijkheid te scheppen over de omstandigheden waaronder dit kan. Een parlementaire commissie is aangewezen om dit proces te leiden. Publieke consultaties zijn hiervoor een belangrijke bron van informatie.
In een ingezonden brief naar de Financial Times van 23 augustus 2018 noemt President Ramaphosa een aantal suggesties waarin landonteigening zonder compensaties mogelijk zou kunnen zijn: bijvoorbeeld ongebruikt land in rurale en urbane gebieden. In diezelfde brief benadrukt Ramaphosa nogmaals dat de eigendomsrechten in de Grondwet, inclusief het recht dat bezittingen niet arbitrair afgenomen mogen worden, in tact zullen blijven. Ook zegt hij dat het proces van landhervormingen niet ten nadele van economische groei of voedselproductie mag gaan.
Zoals eerder aangegeven bij de beantwoording van schriftelijke vragen gesteld door de leden Van Helvert en Geurts (CDA) is momenteel onvoldoende duidelijk hoe een door de Zuid-Afrikaanse regering voorgenomen onteigening eruit gaat zien. Met het voorgenomen amendement op de Grondwet zullen de voorwaarden voor landonteigening zonder compensatie gespecifieerd moeten worden. Dit zal het proces verduidelijken. Het kabinet blijft alle ontwikkelingen op de voet volgen, onder andere door het onderhouden van nauwe contacten met de Zuid-Afrikaanse autoriteiten.
Deelt u de zorgen over de mogelijkheid van onteigening van landbouwgronden zonder compensatie?
Het kabinet is bezorgd over de onrust die is ontstaan over de binnenlandse dialoog in Zuid-Afrika over onteigening van grond. Echter, Zuid Afrika heeft een stevige Grondwet en daarvan afgeleide wetten. Deze worden getoetst en toegepast door de rechterlijke instanties, die tot op heden hebben laten zien onafhankelijk te zijn van de politiek. De Zuid-Afrikaanse regering heeft bovendien een structureel overleg ingesteld met boerenorganisaties. Op dit moment wacht het kabinet de maatregelen van de Zuid-Afrikaanse regering daarom af.
Beschikt u over cijfers van het aantal «farm attacks» van de afgelopen jaren? Hoe beoordeelt u de preventie- en strafmaatregelen van de Zuid-Afrikaanse overheid hieromtrent?
Zoals eerder aangegeven in de antwoorden op schriftelijke vragen gesteld door de leden Van Helvert en Geurts (CDA) is het registreren en verzamelen van betrouwbare statistieken in algemene zin een uitdaging in Zuid-Afrika. Dat geldt ook voor cijfers over «farm attacks». Desondanks heeft de Zuid-Afrikaanse Minister van Politie de statistieken van de jaren 2012–2017 over «farm attacks and murders» op 5 mei 2018 gepubliceerd. Zoals ook eerder aangegeven, nam het aantal geregistreerde «farm attacks» vanaf 2013 af, maar in de afgelopen twee jaar weer toe (van 446 in 2015/2016 naar 478 in 2016/2017 en 561 in 2017/2018). Vergeleken met de statistieken van 2012/2013 (567 incidenten), is er geen sprake van een significante toename van het aantal «farm attacks» ten opzichte van 2017/2018 (561 incidenten). Op basis van deze gegevens concludeert het kabinet dat de gepubliceerde cijfers geen aanleiding geven tot nieuwe inzichten.
De omvang van gewelddadige criminaliteit, waaronder farm attacks, in Zuid-Afrika is zorgwekkend. De gevolgen van die criminaliteit worden door de gehele samenleving gevoeld. De ambassade bespreekt regelmatig het probleem van criminaliteit in zijn algemeenheid en speciaal ook de «farm attacks». De Zuid-Afrikaanse overheid neemt de strijd tegen criminaliteit, inclusief de preventie van «farm attacks» serieus. Zoals eerder aangegeven in de antwoorden van het kabinet op schriftelijke vragen van de SGP en het CDA heeft de Zuid-Afrikaanse politie heeft een speciale strategie opgesteld om «farm attacks» zoveel mogelijk te voorkomen2 3. De capaciteit van de politie is echter beperkt, ook omdat «farm attacks» vaak in afgelegen, rurale gebieden plaatsvinden.
Kunt u zich herinneren dat u mededeelde dat enkele Europese bedrijven in het kader van de landonteigeningsplannen «pas op de plaats maken»? Is dit aantal gegroeid? En zitten hier ook Nederlandse bedrijven bij?2
Het kabinet weet dat enkele Europese bedrijven «pas op de plaats maken». Bedrijven die actief zijn in Zuid Afrika kennen de politiek-economische context en het juridisch systeem van het land en wegen dit mee in hun beslissingen. Uit gesprekken die de ambassade heeft gevoerd met Nederlandse bedrijven blijkt in de afgelopen maand geen toename van uitstel van investeringsbeslissingen. De recente handelsmissies in de watersector en landbouwsector hebben juist geleid tot nieuwe investeringen. Zuid-Afrika biedt nog steeds goede kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Kunt u, aangezien u eerder verklaarde dat de Nederlandse ambassade in Zuid-Afrika regelmatig gesprekken voert met het Nederlandse bedrijfsleven en de Zuid-Afrikaanse overheid over handels- en investeringskwesties, aangeven of deze gesprekken op verzoek of structureel plaatsvinden?3 Is de ambassade bereid en in staat om alle Nederlandse bedrijven met zorgen hierover actief of op verzoek voor te lichten over handels- en investeringskwesties?
De Nederlandse ambassade in Pretoria en het consulaat generaal in Kaapstad voeren zowel structureel als op verzoek gesprekken met Nederlandse bedrijven en investeerders. Dit gebeurt bijvoorbeeld tijdens bedrijfsbezoeken en handelsmissies, of speciaal daarvoor georganiseerde evenementen. De ambassade werkt hierbij ook samen met de Nederlands Zuid-Afrikaanse Kamer van Koophandel. De ambassade is voldoende toegerust om Nederlandse bedrijven actief, of op verzoek, voor te lichten over handels- en investeringskwesties.
Overleg met de Zuid-Afrikaanse overheid gebeurt structureel, op verzoek en bij gelegenheid. In 2015 werd een memorandum ondertekend door de Minister van Buitenlandse Zaken Koenders en de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken Mashabane waarin Nederland en Zuid-Afrika een samenwerkingscommissie opzetten (de Joint Commission of Cooperation – JCC). De JCC komt iedere twee jaar bijeen op ministerieel niveau. Tijdens deze bijeenkomsten staat de structurele samenwerking tussen Nederland en Zuid-Afrika op verschillende werkterreinen centraal, waaronder economie en politiek. De ambassade heeft een uitstekend netwerk binnen de overheid, politieke partijen, NGO’s en onderzoeksinstanties en bevraagt deze regelmatig over ontwikkelingen in het landhervormingsproces.
Kunt u zich herinneren dat u in antwoord op vragen van de VVD-fractie antwoordde dat de Zuid-Afrikaanse parlementaire onderzoekscommissie voor parlementaire zaken tot 11 september 2018 de tijd heeft gekregen om verslag te doen aan het parlement over de vraag of de Zuid-Afrikaanse Grondwet moet worden gewijzigd om landonteigening tegen te gaan? Heeft deze onderzoekscommissie reeds verslag uitgebracht? Zo nee, kunt u zodra dit verslag is uitgebracht, de uitkomsten, indien mogelijk in de beantwoording van deze vragen, met de Kamer delen?4
Ja. De onderzoekscommissie heeft nog geen verslag uitbracht.
Het kabinet zal, zodra dit verslag is uitgebracht, de uitkomsten bestuderen en met de Kamer delen.
Kunt u zich tevens herinneren dat u verklaarde dat het kabinet zich inzet voor de bescherming van de Zuid-Afrikaanse bevolking tegen criminaliteit?5 Kunt u toelichten uit welke inspanningen die inzet bestaat?
Ja. De Nederlandse ambassade in Zuid-Afrika blijft de criminaliteit en de toename daarvan in de dialoog met de Zuid-Afrikaanse politieke en ambtelijke autoriteiten en veiligheidsdiensten onder de aandacht brengen. Daarnaast financiert de ambassade programma’s die kwetsbare groepen (vrouwen, LHBTI) proberen te beschermen tegen geweld. Deze programma’s worden ondersteund vanuit het Mensenrechtenfonds.
Is het ANC nog steeds voornemens om uit het Internationaal Strafhof te treden? Zo ja, is de parlementaire procedure teneinde dit mogelijk te maken reeds in gang gezet? Blijft het kabinet in de tussentijd zorgen uiten over dit voornemen?
Het kabinet gaf in een eerder antwoord op schriftelijke vragen gesteld door de VVD-fractie aan dat het ANC zijn standpunt heeft bevestigd om uit het Internationaal Strafhof te treden. De parlementaire procedure om dit mogelijk te maken is echter nog niet in gang gezet. Uit informele gesprekken met vertegenwoordigers van de Zuid-Afrikaanse overheid blijkt dat de beslissing mogelijk wordt heroverwogen. Dit is enige tijd geleden ook publiekelijk bevestigd door de huidige Minister van Buitenlandse Zaken, Mrs. Lindiwe Sisulu. Naar verwachting zal de finale beslissing pas na de verkiezingen in 2019 worden genomen.
Het kabinet zal zich blijven inzetten voor het behouden en versterken van draagvlak voor het Internationaal Strafhof in Zuid-Afrika. Het kabinet zal de dialoog met Zuid-Afrika blijven voeren en daarbij het belang van het Internationaal Strafhof blijven onderstrepen.
Wanneer vindt het volgende topoverleg tussen de Europese Unie en Zuid-Afrika plaats? Kan dit overleg worden benut om de diverse zorgen van zowel de Nederlandse regering als van Europese en Nederlandse ondernemers in Zuid-Afrika onder de aandacht te brengen?
De volgende EU-Zuid-Afrika top zal plaatsvinden op 15 november 2018 in Brussel.
De, door Zuid-Afrika voorgestelde, onderwerpen; «investeringen en werkgelegenheid» en «handelsbevordering» zijn in de voorlopige agenda opgenomen.
Het kabinet zal dit overleg benutten om de diverse zorgen van zowel de Nederlandse regering als van Europese en Nederlandse ondernemers in Zuid-Afrika onder de aandacht te brengen.
Is het aantal asielaanvragen in Nederland van mensen met de Zuid-Afrikaanse nationaliteit de afgelopen maanden toegenomen? Kunt u dat vergelijken met de cijfers in andere Europese landen, Rusland en de Verenigde Staten?
In de eerste vijf maanden van 2018 hebben geen Zuid-Afrikanen in Nederland asiel aangevraagd (bron: zie https://ind.nl/en/Documents/AT_June_2018_Hoofdrapport.pdf). In 2017 hebben 12 Zuid-Afrikanen in Nederland asiel aangevraagd. In 2016 waren dat er 10.
Er zijn door andere landen geen signalen afgegeven dat asielaanvragen van mensen met de Zuid-Afrikaanse nationaliteit de afgelopen maanden zijn toegenomen. Exacte cijfers over aanvragen bij andere landen in de afgelopen maanden zijn bij ons niet bekend. In 2017 waren in de Europese Unie ongeveer 265 asielaanvragen van mensen met de Zuid-Afrikaanse nationaliteit, in 2016 waren dit er 210. In beide jaren behandelden Ierland en het VK het merendeel van deze aanvragen.
Het bericht dat de Koerden Nederlandse vrouwen naar IS-gebied terugsturen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Koerden stuurden Nederlandse vrouwen terug naar IS»1 en herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen over het lot van Nederlandse IS-kinderen?2
Ja.
Kent ook u de signalen dat Koerden Nederlandse vrouwen en kinderen, die zij gevangen houden, terugsturen naar het gebied dat in handen is van IS? Zo ja, wat zijn die signalen? Zo nee, waarom kent u die signalen niet en een journalist wel?
Signalen over het terugbrengen van vrouwen en kinderen uit kampen in Noordoost-Syrië naar ISIS-gebied zijn vanuit meerdere kanalen tot mij gekomen, onder meer via familieleden van uitreizigers. Tot op heden kunnen deze berichten niet worden bevestigd.
Deelt u de mening het onwenselijk is dat Nederlandse vrouwen en kinderen teruggestuurd worden naar IS-gebied? Zo ja, waarom? Wat kunt of gaat u doen teneinde dit te voorkomen? Zo nee, bent u dan niet bang dat het leven van bijvoorbeeld onschuldige kinderen gevaar kan lopen?
Het is überhaupt onwenselijk dat kinderen zich in dergelijke situaties bevinden. Zoals ook aangegeven in de kabinetsreactie op het standpunt van de Kinderombudsman3 zie ik deze kinderen in de eerste plaats als slachtoffer van de door hun ouders gemaakte, gevaarlijke keuzes. In de belangenafweging worden naast de belangen van de kinderen, diplomatieke verhoudingen, de veiligheid van de betrokkene en nationale veiligheidsbelangen afgewogen. Deze afweging leidt ertoe dat het kabinet niet actief inzet op het terughalen van volwassen uitreizigers en hun minderjarige kinderen uit Syrië en Irak. Daarbij is het bereik van de Nederlandse overheid in het buitenland en in crisisgebieden in het bijzonder beperkt. Zoals bekend heeft Nederland geen betrekkingen met de Syrische autoriteiten en is er geen diplomatieke vertegenwoordiging in Syrië om daar navraag te doen. Dit laat onverlet dat de situatie voortdurend wordt gemonitord en ik in gesprek blijf met internationale partners en non-gouvernementele organisaties.
Deelt u de mening dat als de Koerden deze vrouwen en kinderen naar een veilig gebied brengen dit het terughalen van hen zou vergemakkelijken? Zo ja, welke conclusie trekt u daaruit? Zo nee, waarom niet?
Personen die zich melden op een Nederlandse post kunnen in beginsel onder begeleiding van de Koninklijke Marechaussee terugkeren naar Nederland. Nederland haalt uitreizigers niet terug uit de onveilige gebieden in Syrië en Irak. Op mijn verzoek is op ambtelijk niveau gesproken over de situatie in de regio met de Benelux-vertegenwoordiging van de Democratic Federation of Northern Syria in Den Haag. Bij deze gelegenheid zijn ook de internationale arrestatiebevelen overhandigd die tegen drie Nederlandse uitreizigsters zijn uitgevaardigd. Dit gebeurde begin juni en heeft tot op dit moment niet tot enige reactie van de Koerdische de facto autoriteiten geleid.
Bent u nog steeds van mening dat de Nederlandse regering geen actief beleid hoeft te voeren teneinde er voor te zorgen dat onschuldige kinderen uit Koerdisch of ander veilig gebied terug naar Nederland kunnen komen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen teneinde uw hardvochtig beleid aan te passen?
Zie antwoord vraag 3.
Het toelatingsbeleid van Turkije |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met berichten dat bepaalde burgers uit lidstaten van de Europese Unie (EU) om politieke redenen niet tot Turkije worden toegelaten?1
Het kabinet is bekend met berichten over burgers uit EU-lidstaten die de toegang tot Turkije is geweigerd.
Welk beeld heeft u van de omvang hiervan de afgelopen paar jaar? Is dit (erg) toegenomen in deze periode?
Ik beschik niet over een volledig beeld van de omvang, noch over een eventuele trend. Wanneer een Nederlander aan een grens wordt tegengehouden, is dit in de eerste plaats een interne aangelegenheid waarover de Nederlandse overheid in de regel door de buitenlandse autoriteiten noch door betrokkene zelf wordt geïnformeerd. Incidenteel meldt een Nederlander die niet tot een ander land wordt toegelaten zich bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken met een hulpvraag.
Klopt het dat ook Nederlanders aan de grens zijn teruggestuurd? Om hoeveel mensen gaat dit?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact met andere EU-landen die hiermee te maken hebben? Zo ja, wat bespreekt u hierover?
Er is geen sprake van structureel contact met andere EU-landen over dit onderwerp.
Bent u bereid om, bij voorkeur samen met andere EU-landen, het Turkse beleid om mensen om politieke redenen toegang tot het land te weigeren te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Het staat buiten kijf dat een inreisbeperking voor een individu aan wie dit wordt opgelegd, erg vervelend kan zijn. Ieder land heeft echter, met inachtneming van de internationaalrechtelijke verplichtingen, het recht om personen wel of niet toe te laten op grond van de geldende regelgeving van dat land. Een Nederlander die niet tot een ander land wordt toegelaten en direct terugkeert naar Nederland kan besluiten een klacht in te dienen bij de betreffende autoriteiten.
De oorlog in Jemen |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met berichten over recente luchtaanvallen en explosies waarbij veel burgerdoden zijn gevallen in Jemen?1
Ja.
Heeft u deze militaire inzet veroordeeld? Zo nee, waarom niet? Wilt u dat alsnog doen?
Nederland heeft de recente aanvallen in Jemen veroordeeld in de VN-Veiligheidsraad op vrijdag 10 augustus jl.
Deelt u de opvatting dat het veelgenoemde aantal van 10 duizend doden in de oorlog in Jemen waarschijnlijk aan de (zeer) lage kant is en de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië, die ook een moordende blokkade in stand houdt, verantwoordelijk is voor het overgrote deel van de slachtoffers? Zo nee, waarom niet?2
De omstandigheden in Jemen maken het moeilijk exacte aantallen over slachtoffers te verkrijgen. Duidelijk is dat de oorlog groot menselijk leed veroorzaakt en inmiddels duizenden slachtoffers heeft geëist. Het directe oorlogsgeweld door beschietingen, gevechten en zeker ook bombardementen heeft vele mensenlevens gekost, maar evenzeer de indirecte gevolgen van oorlog, zoals hongersnood, ziektes en gebrek aan medische voorzieningen. De obstakels die de bij het conflict betrokken partijen opwerpen bij het toelaten van zowel humanitaire hulp als essentiële commerciële goederen verergeren de situatie. Alle partijen die betrokken zijn bij het conflict in Jemen dienen zich maximaal in te spannen om burgerslachtoffers te voorkomen en humanitaire hulp ongehinderde toegang te verlenen.
Deelt u de vrees dat Jemen op het punt van een nieuwe cholera-uitbraak staat, die opnieuw het leven van duizenden mensen kan kosten?3
Nederland deelt de zorgen die de VN heeft over de dreiging van een nieuwe cholera-uitbraak in Jemen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft met inzet van 3000 personen een choleravaccinatie-actie voor circa 500.000 mensen in en rond de havenstad Hodeidah gestart. Volgens de laatste berichten van de hulpverlenende organisaties is een groot deel van de doelgroep gevaccineerd. Doordat de strijd rond Hodeidah weer oplaaide kon echter niet iedereen bereikt worden.
Hoe beoordeelt u de analyse dat de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië in Jemen de facto samenwerkt met Al Qaida? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Nederland heeft van deze berichtgeving kennisgenomen, maar beschikt niet over informatie op basis waarvan het uitspraken kan doen.
Kunt u aangeven hoe Nederland, indachtig de aangenomen motie hierover, de oorlog in Jemen als prioriteit beschouwt tijdens het huidige jaar in de Veiligheidsraad en initiatieven neemt om te komen tot beëindiging van de militaire handelingen, en om humanitaire toegang tot het gebied te verbeteren?5 Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland blijft zich in de VN onverminderd inzetten voor Jemen en ondersteunt de inspanningen van de Speciaal Gezant voor Jemen, Martin Griffiths, om het politieke proces opnieuw op gang te brengen. Eerder werd tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de VN-Veiligheidsraad (VNVR) een voorzitterschapsverklaring over de humanitaire situatie in Jemen aangenomen. Op 10 augustus jl. heeft de VNVR, op verzoek van o.a. Nederland, met spoed gesproken over de recente aanvallen op burgers in Jemen. De VNVR sprak ernstige zorgen uit over de recente aanvallen en riep op tot een transparant en geloofwaardig onderzoek.
Bent u bereid in VN-verband steun te vergaren voor een oproep voor een direct staakt-het-vuren voor alle partijen en hiertoe een resolutie op te stellen? Zo nee, waarom niet?
Nederland steunt de inzet van Speciaal Gezant Martin Griffiths in zijn pogingen om tot een politieke oplossing te komen voor het conflict in Jemen. Nederland wil geen eigen initiatieven nemen die dit proces kunnen doorkruisen.
Het bericht 'Hogan belooft versoepeling EU-regels wegens droogte' |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Maakt u zich zorgen om de effecten van deze lang aanhoudende droogte?
De landbouwsector en de natuur zijn sectoren die heel direct en heftig geconfronteerd worden met de effecten van de erg lange periode van droog en heet weer. Ik leef erg mee met de mensen die in deze sectoren werken en er alles aan doen deze effecten zo goed als mogelijk op te vangen.
Deelt u de mening dat de droogte overmacht is en er dus kortetermijnoplossingen nodig zijn?1
Een droge periode zoals deze zomer maken we in Nederland eens in de zoveel jaren een keer mee. De zomers van o.a. 1976 en 2003 hadden een vergelijkbaar verloop. Klimaatscenario’s laten ons zien dat we in de toekomst hiermee vaker rekening moeten houden. Droogte is overmacht in die zin dat wij dit weersverloop niet kunnen sturen. Anderzijds is het een fenomeen waarop onze maatschappij, ook de agrarische sector, structureel moet anticiperen om de gevolgen ervan op te kunnen vangen. Maar daar waar mogelijk doe ik wat ik kan om de agrarische sector te ondersteunen. Daarom neem ik op de korte termijn een aantal maatregelen om de sector te helpen onder deze omstandigheden te handelen.
Heeft u contact gehad met Eurocommissaris Hogan en zo ja, wat is er besproken? Zo nee, waarom niet?
Er is eind juli overleg geweest met de Europese Commissie over het versoepelen van de vergroeningsregels voor de directe betalingen in het kader van het GLB. Nederland heeft direct daarna een derogatieverzoek ingediend ten aanzien van de vergroeningseisen met betrekking tot vanggewassen, conform het verzoek van de sector (LTO). De Europese Commissie heeft naar aanleiding van dit verzoek recent nadere vragen gesteld, die momenteel in overleg met de sector worden beantwoord.
Op welke manier gaat u gebruikmaken van de uitspraak van Eurocommissaris Hogan: «De Commissie staat gereed om boeren bij te staan»?
Ik maak gebruik van de mogelijkheden om de vergroeningseisen te versoepelen. Voor boeren en tuinders in Nederland lijkt het voorstel van de Europese Commissie tot vervroegd uitbetalen van een 70% voorschot op de GLB-betalingen niet gunstig, omdat de kans groot is dat dit leidt tot een vertraging van de definitieve uitbetaling. Om die reden heb ik in overleg met LTO een andere modaliteit voor ogen voor ondernemers die in deze periode een liquiditeitsprobleem hebben: de mogelijkheid om een verklaring bij RVO.nl aan te vragen waarmee een bankgarantie verkregen kan worden.
De Europese Commissie geeft aan welwillend te kijken naar verzoeken van lidstaten om nationale financiële steun te mogen verlenen. Welke lidstaten hebben dit aangevraagd en waaruit bestaat deze nationale financiële steun?
Ik heb tot dusverre vernomen dat er een beperkt aantal lidstaten is dat nationale financiële steun zou willen geven, zoals Polen en Zweden. Mij is echter niet bekend of hiervoor formeel verzoeken zijn ingediend in Brussel en wat deze exact inhouden.
Klopt het dat de landbouwcommissaris de nationale landbouwministers heeft aangemoedigd om alle mogelijkheden te benutten die volgens de Europese regels zijn toegestaan?
Ja.
Heeft u in kaart gebracht welke mogelijkheden er zijn om getroffen boeren ademruimte te geven?
Ik ben voortdurend in contact met het landbouwbedrijfsleven over de situatie en de daarin gewenste maatregelen. Daaruit zijn diverse verzoeken om maatregelen voortgekomen. In mijn brief aan uw Kamer die gelijktijdig met deze beantwoording is verstuurd, en in de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 2 augustus jl. (Kamerstuk 27 625, nr. 450), geef ik mijn inzet of mijn besluit op die verzoeken aan om zoveel als op dit moment mogelijk is duidelijkheid hierover aan de ondernemers te geven.
Kan u aangeven welke mogelijkheden (bijvoorbeeld fondsen voor plattelandsontwikkeling, risicomanagement, etc.) de Europese regels bieden en per maatregel aangeven waarom hier wel of geen gebruik van gemaakt wordt?
Landbouwcommissaris Hogan heeft donderdag 2 augustus jl., in de reactie op hoe de Europese Commissie gereedstaat om boeren en tuinders te helpen in de huidige droogtesituatie, aangegeven dat lidstaten vanuit de bestaande GLB-kaders gebruik kunnen maken van de volgende mogelijkheden:
Onderstaand ga ik op de verschillende mogelijkheden in.
In Nederland is er voor gekozen om weerrisico’s voor gewassen die in het open veld geteeld worden, zoals aardappels en snijmaïs, af te dekken middels een risicobeheersingsinstrument, namelijk de brede weersverzekering. Daartoe hebben het landbouwbedrijfsleven, de verzekeringsbranche en de overheid samen afgesproken om, juist voor weersomstandigheden zoals waar we ons nu in bevinden, als sluitstuk voor het risicomanagement de Brede Weersverzekering te ontwikkelen. Sinds 2010 zijn de Regeling Brede Weersverzekering, op basis waarvan de overheid tot 65% premiesubsidie (met GLB-geld en nationale co-financiering) op deze verzekering geeft, en polissen van een aantal verzekeraars operationeel. Het aantal deelnemers is relatief nog gering (5%), maar stijgt jaarlijks flink (gemiddeld 16% van het totale aantal deelnemers) waaruit op te maken is dat het risicomanagement in de bedrijven meer aandacht krijgt. Momenteel wordt in de werkgroep Brede Weersverzekering onderzocht of en op welke manier deze nog beter toegesneden kan worden op de Nederlandse situatie en tevens aantrekkelijker voor de ondernemer. Daarbij wordt, zoals ook aangegeven in mijn brief van heden, ook naar de schadedrempel gekeken in het licht van de nieuwe Omnibusverordening.
De Brede Weersverzekering is een risicomanagementinstrument zoals door Eurocommissaris Hogan genoemd. In Nederland is tot heden vanuit de sector geen belangstelling voor een ander risicomanagementinstrument, het vormen van onderlinge inkomensstabilisatiefondsen. Daarbij moeten ondernemers zelf geld inleggen, dat zij daardoor niet in hun bedrijf kunnen inzetten («dood geld»), met als gevolg een grotere financieringsbehoefte met vreemd vermogen waarvoor meer rente betaald moet worden dan het spaargeld oplevert (dus meer kosten).
Nederland heeft de keuze voor de Brede Weersverzekering ook gemaakt vanuit de visie dat risicomanagement primair de verantwoordelijkheid van de ondernemers is. Met de Brede Weersverzekering is een instrument gemaakt waarmee ondernemers de laatste risico’s na al het nodige preventief gedaan te hebben (goed bodembeheer, goed teeltplan, watervoorzieningsinstallatie) kunnen verzekeren.
Van de mogelijkheid om als gevolg van overmacht ondernemers vrij te stellen van voorschriften voor vanggewassen en akkerranden wil Nederland gebruik maken, zoals ik ook in de antwoorden op de vragen 3 en 4 heb aangegeven. In mijn brief van heden ga hier uitgebreid op in.
Boeren ontvangen directe betalingen vanuit het GLB normaliter begin december. De Europese Commissie biedt een mogelijkheid eerder al een voorschot van maximaal 70% uit te betalen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is in overleg met LTO gekozen voor een andere modaliteit om eventuele liquiditeitsproblemen op te lossen, namelijk door de mogelijkheid van het aanvragen van een verklaring bij RVO.nl op basis waarvan bij de bank een overbruggingskrediet aangevraagd kan worden.
Klopt het dat de Europese Commissie eind augustus zo gedetailleerd mogelijke informatie wil van de lidstaten over het effect van de uitzonderlijke weersomstandigheden? Zo ja, bent u bereid de Nederlandse inbreng ook direct aan de Kamer te sturen?
Ja, dat klopt. Ik zal deze informatie gelijktijdig aan uw Kamer sturen.
Heeft u zicht op welke reststromen die geschikt zijn voor diervoeding nu naar de vergisters gaan?
In mest-covergistingsinstallaties in Nederland worden aan de mest voornamelijk restproducten toegevoegd die niet of nauwelijks voor andere doelen kunnen worden gebruikt.
Welke mogelijkheden ziet u nog om meer veevoer beschikbaar te maken om de oplopende tekorten aan te vullen?
Het derogatieverzoek aan de Europese Commissie, waarop ik antwoord op vraag 3 inga, heeft mede als doel tegemoet te komen aan de vraag naar veevoer. Ik volg samen met de sector de ontwikkelingen ten aanzien van het veevoer.
De gevolgen van de droogte zijn groot voor onze Nederlandse land- en tuinbouw; op welke manier wordt gezocht naar wat op korte termijn nodig is en naar meer structurele maatregelen op lange termijn?
Er is nauw contact met verschillende partijen over de droogtesituatie om in beeld te hebben wat er nodig is voor de korte termijn. Uit de situatie van 2016 met extreme wateroverlast in Zuidoost-Nederland en van dit jaar met droogte blijkt dat het van groot belang is om te werken aan het vergroten van het vermogen om de bedrijfsvoering aan te passen aan klimaatverandering. Voor alle gewassen geldt dat de bodem een cruciale factor is. Dat is nu ook zichtbaar in het veld waar de verschillen in ontwikkeling van gewassen mede verklaard kunnen worden uit de bodemgesteldheid.
In mijn brief van23 mei 2018 (Kamerstuk 30 015, nr. 54) geef ik mijn visie hierover en mijn streefbeeld van een duurzaam bodembeheer in 2030, waarbij ik met partijen in gesprek wil gaan over een te ontwikkelen bodemprogramma. Zoals daarin aangegeven, geef ik dit jaar een impuls aan verdere kennisontwikkeling en -verspreiding van bodemkennis, in aanvulling op lopende PPS-programma’s van de topsectoren.
Regionaal waterbeheer (waarbij rekening wordt gehouden met perioden van wateroverlast en droogte) is de verantwoordelijkheid van waterschappen, in samenwerking met andere regionale partijen. Er zijn diverse initiatieven door verschillende partijen genomen om het regionaal waterbeheer te verbeteren, bijvoorbeeld via het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. In 2016 is door de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu de Nationale Adaptatiestrategie (NAS) uitgebracht. In het uitvoeringsprogramma daarbij is landbouw een van de speerpunten. Daarin is aangekondigd dat, landelijk, in het kader van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie en het Deltaprogramma Zoetwater, gewerkt wordt aan klimaatadaptatie in het landelijk gebied. Beide programma’s zijn voor de regio’s van groot belang.
Daarnaast is als sluitstuk van risicomanagement op het bedrijf de brede weersverzekering beschikbaar, zoals eerder genoemd.
De tweede tranche van de Turkijedeal |
|
Jasper van Dijk , Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht dat de lidstaten van de Europese Unie (EU) zelf nogmaals 1 miljard euro voor Turkije in het kader van de Turkijedeal moeten betalen?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja. Voor de kabinetsreactie verwijs ik kortheidshalve naar het verslag van het schriftelijk overleg van 25 juli jl. van de Begrotingsraad (Kamerstuk 21 501-03, nr. 121).
Klopt het dat van Nederland 50 miljoen euro wordt verwacht en dit bedrag uit de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking komt?
Afgesproken is dat de eerste 2 miljard euro aan projecten vanuit de EU-begroting zullen worden gefinancierd. De Commissie heeft derhalve nog geen verzoek tot een nationale bijdrage van de lidstaten gedaan.
Kunt u aangeven uit welke post dit precies komt en ten koste van welk ontwikkelingssamenwerkingsdoel dit gaat?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zal er met de 50 miljoen euro precies gebeuren? Bent u bereid hierover in detail te rapporteren in het jaarverslag? Kunt u garanderen dat er van deze 50 miljoen euro geen kosten voor grensbewaking gemaakt worden, maar dat dit allemaal gaat naar het verbeteren van de leefomstandigheden van vluchtelingen in Turkije? Zo ja, hoe?
Zoals vaker met uw Kamer gewisseld2, worden vanuit de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRIT) projecten gefinancierd om de situatie van vluchtelingen in Turkije en de gemeenschappen die hen opvangen verder te verbeteren. Steun gaat naar de vluchtelingen zelf, bijvoorbeeld ten behoeve van betere toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, maar ook werkgelegenheid. De Commissie rapporteert hier regelmatig over middels de voortgangsrapportages van de EU-Turkije Verklaring en de uitvoering van de EU Migratieagenda.
Er is thans nog geen programmering bekend voor de tweede tranche van de FRIT. Prioriteiten voor de programmering zullen door de Commissie worden voorgesteld. De voorstellen worden beoordeeld in het FRIT-comité, waarin Nederland zitting heeft. De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van de projecten en rapporteert hierover aan het FRIT-comité. Uw Kamer zal op gebruikelijke wijze over de voortgang van de FRIT worden geïnformeerd.
Deelt u de mening dat het tegenhouden van migranten geen aanpak van de grondoorzaken van waarom mensen vluchten is en niet bijdraagt aan het bieden van perspectief in de regio waar de overgrote meerderheid van de vluchtelingen al verblijft?
Zoals bekend zet het kabinet zich in voor een integrale aanpak van het thema migratie3. Het primaire doel van de EU-Turkije Verklaring is om de ongecontroleerde instroom te reguleren en te voorkomen dat vluchtelingen op zoek naar bescherming hun levens wagen door gebruik te maken van de diensten van smokkelaars. In het kader van de verklaring hebben de EU en Turkije zich in dit verband gecommitteerd om smokkelnetwerken aan te pakken, het perspectief in Turkije te verbeteren o.a. via de FRIT, een legaal en veilig alternatief te bieden via hervestiging en een einde te maken aan de ongecontroleerde aankomsten in Griekenland en het doorreizen naar andere delen van de EU. De EU-Turkije Verklaring heeft een grote bijdrage geleverd aan het drastisch omlaag brengen van het aantal irreguliere aankomsten en de vreselijke verdrinkingen op zee. Ook heeft de verklaring via de FRIT eraan bijgedragen dat veel meer vluchtelingenkinderen in Turkije naar school kunnen gaan, kwetsbare gezinnen worden ondersteund in hun levensonderhoud en de toegang tot werkgelegenheid is bevorderd.
Dat de omstandigheden voor Syriërs in Turkije zijn verbeterd, blijkt ook uit het aantal Syrische vluchtelingen dat bewust kiest om in Turkije te blijven en geen gebruik wenst te maken van hervestiging naar de EU.
Op welke manier garandeert u dat de 50 miljoen euro daadwerkelijk bijdraagt aan de leefomstandigheden van vluchtelingen in Turkije?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u de berichten over mensenrechtenschendingen, zoals mensen tegenhouden de grens met Syrië over te gaan en op vluchtelingen schieten, aangekaart bij de Turkse regering?2 Zo nee, waarom bent u bereid zonder enige kritische noot de gevraagde 50 miljoen euro over te maken? Zo ja, wat kwam hieruit?
Zoals vaker met uw Kamer gewisseld, vindt het kabinet berichten over dit soort incidenten zorgelijk en dienen dergelijke berichten serieus te worden genomen en goed onderzocht. Het is primair aan de Europese Commissie, samen met UNHCR om hierop toe te zien. De Commissie volgt de situatie aan de Turkse grens, ook in het kader van het conflict in Syrië en andere dreigingen. Het is de Commissie niet gelukt om deze berichten bevestigd te krijgen door andere, onafhankelijke bronnen. Uit eerdere vergelijkbare berichtgeving en de wijze waarop deze is uitgezocht, o.a. door de Europese Commissie en UNHCR, blijkt dat geen sprake is van instructies dat Turkse grenswachten gericht moeten schieten op mensen die illegaal de grens proberen over te steken.
Zoals in antwoord op vraag 6 reeds gesteld legt de Europese Commissie regelmatig verantwoording af over de besteding van de fondsen uit de FRIT.
Deelt u de mening dat als de Europese Unie veel geld betaald aan Turkije om vluchtelingen op te vangen, er wel vluchtelingen het land in moeten kunnen komen en een muur aan de grens met Syrië onwenselijk is?
Zoals reeds eerder aan de Kamer geschreven voert Turkije een ruimhartig beleid als het gaat om het opvangen van vluchtelingen. Dit wordt onderschreven door openbare cijfers van UNHCR. In januari 2018 stonden volgens gegevens van UNHCR ruim 3,4 miljoen Syrische vluchtelingen in Turkije geregistreerd en op 8 augustus jl. ruim 3,5 miljoen.5 Daarnaast vangt Turkije ook andere groepen vluchtelingen en kwetsbare personen op. Volgens UNHCR is dit aantal sinds 2015 toegenomen van 2,7 naar 3,7 miljoen.6 Deze cijfers onderstrepen wat het kabinet betreft de evidente noodzaak om Turkije via de FRIT te blijven ondersteunen.
Dat Turkije tegen deze achtergrond en het feit dat het een zeer lange grens deelt aan een conflictgebied het grensbeheer heeft geïntensiveerd, acht het kabinet begrijpelijk.
De afspraken tussen de EU en de VS over de toekomstige handelsrelatie |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Handelsoorlog VS en EU lijkt afgewend na akkoord Trump en Juncker»?1
Ja.
Kunt u toelichten wat de voorzitter van de Europese Commissie met de president van de Verenigde Staten (VS) heeft afgesproken over (het afbouwen van) handelsbarrières en verbetering van de samenwerking op handelsgebied? Kunt u daarbij toelichten hoe dit zich verhoudt tot de Nederlandse inzet?
Commissievoorzitter Juncker heeft met president Trump afspraken gemaakt om een nieuwe fase van de onderlinge handelsrelatie in te luiden.2 De EU en de VS hebben afgesproken om:
Om deze resultaten te bereiken, wordt een werkgroep opgezet. Deze afspraken sluiten aan op de richtlijnen die de informele Europese Raad in mei in Sofia overeengekomen zijn om de trans-Atlantische relatie en samenwerking te verbeteren (Kamerstukken 21 501-20, nr. 1341).3 Deze richtlijnen voor de EU-inzet zijn ook besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken over Handel van 22 mei 2018 (Kamerstukken 21 501-02, nr. 1878). Het kabinet heeft altijd ingezet op voortzetting van de dialoog gericht op een verbetering van de onderlinge handelsrelatie tussen de EU en de VS. Het kabinet verwelkomt het resultaat dan ook als een constructieve stap voorwaarts.
Is er gesproken over het opnieuw openen van onderhandelingen over een handelsakkoord of verdrag? Zo ja per wanneer? Hoe verhoudt dit zich tot het Trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag TTIP, waarvan de onderhandelingen tot nu toe bevroren waren?
Er is gesproken over samenwerking ten aanzien van bovenstaande punten, waaronder het afschaffen van tarifaire en non-tarifaire belemmeringen voor industriële goederen. Een high-level werkgroep zal worden opgericht om deze gemeenschappelijke agenda in de komende maanden nader uit te werken en te concretiseren. Eurocommissaris Malmström zal de gesprekken vanuit EU-zijde voeren.
De slotverklaring van het gesprek tussen Commissievoorzitter Juncker en President Trump roept op tot samenwerking en voorziet in verkennende gesprekken om in de toekomst tot onderhandelingen over te kunnen gaan met een duidelijk beperkter bereik dan de eerdere TTIP-onderhandelingen. Zo bevat de slotverklaring geen referenties naar investeringen, noch naar de afschaffing van tarieven, non-tarifaire belemmeringen en subsidies voor landbouwproducten.
Zijn er ook afspraken gemaakt over een constructievere Amerikaanse opstelling in WTO (Wereldhandelsorganisatie)-verband? Zo ja, welke?
De VS en de EU zijn overeengekomen samen te werken aan verdere hervorming van de WTO. Dit gemeenschappelijke doel impliceert een constructieve houding en engagement van de VS in de WTO. Nederland zal erop aandringen dat het oplossen van de situatie rondom de benoeming van arbiters voor het WTO-geschillenbeslechtingsorgaan deel uitmaakt van deze gesprekken. Ook de samenwerking ten aanzien van de hervorming van de WTO zal nader worden uitgewerkt in de high-level werkgroep.
In hoeverre is de Chinese handelspolitiek aan de orde geweest? Zijn er afspraken gemaakt om in dat kader samen op te trekken? Zo nee, ziet u ook aanleiding om die samenwerking wel in uw gesprekken met de VS en de Europese Commissie te bepleiten?
De EU en de VS zijn overeengekomen samen te werken om verstorende handelspraktijken effectiever tegen te gaan. Nederland steunt deze samenwerking en zal deze ook bepleiten. Onder verstorende handelspraktijken verstaan de EU en de VS onder andere schendingen van intellectueel eigendom, gedwongen technologieoverdracht, industriële subsidies, marktverstoringen die worden veroorzaakt door staatsgeleide bedrijven en overcapaciteit. Dit zijn bekende bezwaren die Europese en Amerikaanse bedrijven ervaren in de handelsrelatie met onder andere China.
Daarnaast werken de EU en VS samen om de WTO ten aanzien van deze verstorende handelspraktijken te hervormen. Dat is een bevestiging van het in samenwerking met Japan gelanceerde initiatief tijdens de 11e WTO Ministeriele Conferentie om het WTO-kader te hervormen en te versterken, zodat het beter in staat is om de genoemde verstorende handelspraktijken te adresseren.
Kunt u aangeven wat de implicaties zijn van de afspraken voor de sinds juni van kracht zijnde heffingen van de VS op Europees staal en aluminium en de tegenmaatregelen die de Europese Unie (EU) vervolgens aankondigde?
In de slotverklaring hebben de VS en de EU aangegeven de huidige situatie rondom de Amerikaanse heffingen op staal en aluminium en de rebalancerende maatregelen van de EU te willen oplossen. Ook dit zal onderwerp zijn van de nadere gesprekken in de high-level werkgroep.
Kunt u, bijvoorbeeld in een bijlage, een lijst doen toekomen van alle bestaande EU-importtarieven op Amerikaanse goederen?
Het tariefschema van de EU voor WTO-leden, waaronder de VS, kan worden ingezien via de website van de WTO4 of via de website van de Nederlandse douane5.
Bestudering van het tariefschema laat zien dat het niveau van invoerrechten van de EU en de VS vergelijkbaar is. Het gewogen gemiddelde tarief op industriële goederen van de EU (1,4%) is iets lager dan het gewogen gemiddelde van de VS (1,6%). De VS heeft ook meer zogenaamde piektarieven (tarieven boven 15%) ten aanzien van industriële goederen (330 tarieflijnen voor de VS tegen 45 tarieflijnen voor de EU). Beide partijen kunnen dus baat hebben bij het afbreken van de tarieven en handelsbarrières ten aanzien van industriële goederen.
Kunt u deze vragen, in het belang van duidelijkheid voor bedrijven die zakendoen met de VS, zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Mogelijke normalisatie van de relatie met Turkije |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht van Human Rights Watch (HRW), waarin wordt gesteld dat nu weliswaar de noodtoestand is opgeheven in Turkije maar dat dit slechts een geschreven werkelijkheid is omdat veel van de beperkingen die onder de noodtoestand golden, behouden zullen blijven wanneer een concept wetsvoorstel aangenomen wordt? Deelt u de mening van de directeur van HRW, de heer Hugh Williamson, dat dit wetsvoorstel, waarmee de president vergaande bevoegdheden zal krijgen om rechters te ontslaan, de vrijheid van beweging en vereniging te limiteren en politieke gevangen langdurig, zonder proces vast te houden, van tafel zou moeten? Zo ja, heeft u dit in uw gesprekken met de Turkse autoriteiten kenbaar gemaakt? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?1 2
Het bericht is bekend. Dit nieuws past in het bredere beeld van de achteruitgang op het gebied van rechtsstaat en mensenrechten in Turkije. Nederland stelt de zorgen over de rechtsstaat en mensenrechten in Turkije regelmatig aan de orde, onder andere binnen de Europese Unie en in het kader van de Raad van Europa (RvE). Nederland speelt hierin een voortrekkersrol en zal ook in de toekomst de zorgen over de rechtsstaat in Turkije actief blijven aankaarten in EU- en RvE-kader, net als in bilaterale contacten. Daarin zal nadrukkelijk ook aandacht zijn voor wetgeving die indruist tegen de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat.
Deelt u de mening dat gezien bovenstaande (de teloorgang van de rechtsstaat en de gevangenschap van veel politieke leiders van de oppositie en journalisten) van normalisatie van de relatie met Turkije geen sprake kan zijn? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot herstel van de diplomatieke relaties?3 Zo nee, welke voorwaarden heeft u gesteld aan normalisatie van de relatie met Turkije?4
Normale diplomatieke betrekkingen zijn essentieel om met andere landen samen te werken op gebieden van gezamenlijk belang, maar ook om zorgen te bespreken.
Met Turkije is in de gesprekken die leidden tot de normalisatie expliciet besproken dat deze normalisatie van de betrekkingen niet inhoudt dat we het eens zijn over de feiten en appreciatie van wat er op 11 maart 2017 is gebeurd. Ook houdt normalisatie niet in dat we nu en in de toekomst geen zorgen hebben over wat er in Turkije gebeurt. Diplomatieke betrekkingen op het hoogste niveau bieden juist een mogelijkheid om ook deze zorgen te bespreken.
Op welke wijze heeft u uitvoering gegeven aan de motie-Karabulut cs. over onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen?5
Zoals ook vermeld in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 26 juni jl. (Kamerstuk 21501–02 nr. 1890) heeft de Nederlandse tijdelijk zaakgelastigde in Ankara als uitvoering van deze motie contact opgenomen met de Turkse autoriteiten en op hoogambtelijk niveau aandacht gevraagd voor de oproep om HDP-leider Demirtaş en andere parlementsleden vrij te laten. Deze oproep was in lijn met eerdere uitlatingen van de Venetië Commissie van de Raad van Europa en de EU over immuniteit voor parlementariërs in Turkije. Het bleek helaas niet mogelijk om deze oproep samen met gelijkgestemde landen over te brengen.
Op 6 juni 2017 werd de voorzitter van Amnesty International Turkije, de heer Taner Kiliç, gearresteerd. De motie Karabulut/Van Ojik (Kamerstuk 37 775-V, nr. 24) verzoekt het Kabinet de oproep van mensenrechtenorganisaties tot de directe vrijlating van Taner Kiliç en het intrekken van de aanklachten tegen hem te steunen. Nederland heeft zich zowel individueel als in EU-verband ingezet voor deze zaak. Daarnaast was een vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade bij de rechtszittingen aanwezig. Op 15 augustus jl. is bekend gemaakt dat de heer Kiliç in afwachting van de verdere behandeling van zijn zaak is vrijgelaten. Het kabinet zal ook de komende tijd aandacht blijven houden voor de zaak van de heer Kiliç en de ontwikkelingen nauwlettend volgen. Het Kabinet beschouwt daarmee ook deze motie als uitgevoerd.
Heeft Turkije, dat zich beroept op zelfverdediging, artikel 5 van het VN-handvest, in NAVO-verband inmiddels concreet bewijs geleverd met betrekking tot de legitimering van de inval in Noord-Syrië? Zo nee, bent u dan bereid deze illegale inval te veroordelen? Zo nee, waarom niet?6
Een appreciatie van het Turkse offensief in de Afrin-regio en de Turkse onderbouwing van het beroep op het recht op zelfverdediging, is door het kabinet gedeeld in de Kamerbrief «Nederlandse inzet in Syrië» van 14 maart 2018 (referentie DEU-1502/2018). Sinds het verschijnen van deze brief zijn er volgens het kabinet geen nieuwe ontwikkelingen die de legitimiteitsvraag van het Turkse offensief in Afrin in een ander daglicht stellen.
De verwerving van gevechtsvesten in het kader van het VOSS-project door het Israëlisch concern Elbit |
|
Sadet Karabulut |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich het debat over het verslag van het algemeen overleg (VAO) Materieel van 5 juli 2018 over de A-brief over het Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS), waarin u stelde dat het contract met Elbit al in 2015 is gesloten?1
Ja.
Herinnert u zich het kort geding dat de firma Sagem aanspande omdat zij niet kon meedingen naar de order in 2015 (Sagem was – overigens net als het bedrijf Cassidian – een deelnemer in de competitie voor de order toen)?2
Ja. Overigens ging dit kort geding niet over het feit dat Sagem niet kon meedingen naar de order, maar over het feit dat deze order niet aan hen werd gegund.
Deelt u de opvatting dat het argument van de rechtbank dat Sagem toentertijd te laat was, nu niet van toepassing kan zijn omdat het hier immers de A-fase van een nieuw project betreft?
Dit is niet aan de orde. Defensie maakt gebruik van een optie binnen de overeenkomst die met Elbit is gesloten in het kader van het project VOSS. Een optie is een contractbepaling die voorziet in de mogelijkheid om onder een bestaand contract een aantal goederen extra af te nemen tegen een vooraf bepaalde prijs.
Deelt u de opvatting dat door de nu gekozen «van de plank»-werkwijze andere firma’s dan Elbit, zoals Sagem of Cassidian, de kans ontnomen is mee te dingen naar het VOSS-project zoals op 7 mei 2018 aan de Kamer is gepresenteerd? Zo nee, kunt u dat toelichten?3
Zie mijn antwoord op vraag 3. Het gebruik maken van de optie draagt bij aan een doelmatige verwerving en zorgt ervoor dat er niet meerdere typen gevechtsvesten worden verworven. Dit draagt bij aan logistieke voordelen zoals uitwisselbaarheid en efficiënter voorraadbeheer en tevens aan snellere vervulling van de operationele behoefte en verbeterde veiligheid. Deze werkwijze is gangbaar en berust op het geldend beleid.
Blijft u van opvatting in het licht van deze feiten dat de procedure van het Defensie Materieel Proces correct wordt toegepast?4 Kunt u dat toelichten?
Ja, het DMP biedt de ruimte voor de aanpak zoals in dit geval voorzien, namelijk door gebruik te maken van een optie in een bestaand contract (VOSS).
Herinnert u zich de beslissing en de beargumentering van het pensioenfonds PGGM om per 1 januari 2012 investeringen in surveillance apparatuur van Elbit te beëindigen, omdat de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof leidraad moet zijn in de samenwerking met Israëlische firma’s?5
Het kabinet heeft kennisgenomen van het besluit van PGGM.
Deelt u de opvatting dat op de firma Elbit ook het differentiëringbeleid moet worden toegepast, zoals geldt voor bedrijven die zakendoen met illegale nederzettingen in bezet gebied?6 Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot resolutie 2334 van de VN Veiligheidsraad, artikel 5?7 Kunt u dit uitgebreid toelichten?
De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Dit beleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven, als die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Het gaat hierbij om activiteiten in nederzettingen, activiteiten met bedrijven gevestigd in nederzettingen en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen. Zie ook de Kamerbrief over betrokkenheid van de Nederlandse ambassade bij een actiemaand van de Israëlische supermarktketen Shufersal van 4 december 2017 (Kamerstuk 23 432, nr. 443). Daarnaast heeft de Nederlandse overheid een eigen verantwoordelijkheid om niet betrokken te zijn bij dergelijke activiteiten.
De verwerving van gevechtsvesten in het kader van het VOSS-project door het Israëlisch concern Elbit heeft geen betrekking op bovengenoemde activiteiten. In deze samenwerkingsrelatie is dan ook geen sprake van een bijdrage aan of facilitering van de aanleg of instandhouding van nederzettingen. Tegen deze achtergrond is er geen aanleiding voor een herziening van de samenwerkingsrelatie met dit bedrijf.
De weigering van Israël om parlementariërs toe te laten tot Gaza |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat mij, om politieke redenen, de toegang tot Gaza is geweigerd door Israël?1
Het is het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend dat u geen toestemming is verleend om Gaza in te reizen via de grensovergangen met Israël.
Wat is het precieze Israëlische beleid wat betreft toegang van parlementariërs tot Gaza? Klopt het dat deze toegang categorisch geweigerd wordt?
Israël staat slechts bij zeer hoge uitzondering toe dat parlementariërs Gaza bezoeken. Parlementariërs worden in de regel niet toegelaten omdat Israël wil voorkomen dat – bewust of niet – legitimiteit wordt gegeven aan de de facto autoriteiten in Gaza. Vertegenwoordigers van regeringen, die meestal een strikte no contact policy hanteren, journalisten en humanitaire werkers worden normaal gesproken wel toegelaten, afhankelijk van de specifieke omstandigheden en de veiligheidssituatie.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat parlementariërs Gaza niet in mogen om met eigen ogen kennis te nemen van de ernst van de humanitaire crisis in dat deel van de bezette Palestijnse gebieden, die grotendeels het gevolg is van de illegale blokkade door Israël?
Het is onwenselijk dat parlementariërs moeilijk Gaza in komen om kennis te nemen van de situatie ter plekke, en om projecten te bezoeken die Nederland en andere donoren financieren met als doel de omstandigheden in Gaza te verbeteren.
Bent u bereid hierover contact op te nemen met de Israëlische autoriteiten, er op aan te dringen dat parlementariërs in de toekomst wel toegelaten zullen worden en de Kamer te informeren over het resultaat? Zo nee, waarom niet?
De ambassade in Tel Aviv en de Vertegenwoordiging in Ramallah dringen bij de Israëlische autoriteiten aan op de toegang van Nederlanders tot Gaza, inclusief de verzoeken van parlementariërs om naar Gaza te gaan. Ook in onderhavig geval hebben de posten Tel Aviv en Ramallah dat gedaan. Toegang tot Gaza blijft echter afhankelijk van de toestemming van de Israëlische autoriteiten.