Hoe gaat u bij de Wet internationalisering in balans gestalte geven aan de zorgvuldigheid die u door uw uitspraak «Daarbij moeten we heel zorgvuldig formuleren om ervoor te zorgen dat wat waardevol is in Nederland, in Zeeland, kan blijven bestaan, juist ook in grensregio's en krimpregio's»1 beloofde, zodat u de zorgen bij UCR en HZ2 geheel kunt wegnemen?
Ik begrijp de zorgen van instellingen als UCR en de HZ over de gevolgen van de WIB, met name in grens- en krimpregio’s waar specifieke uitdagingen spelen. Ik heb hierover gesproken met vertegenwoordigers van UCR en de HZ tijdens mijn werkbezoek aan Zeeland op 16 december jl. Om aan deze zorgen tegemoet te komen, biedt de wet maatwerk via het criterium regionale omstandigheden in de toets anderstalig onderwijs. Ik bezie op dit moment of en hoe dit criterium moet worden aangepast om – conform het amendement Bontenbal c.s. – voldoende ruimte te geven voor anderstalig onderwijs aan regio’s met specifieke omstandigheden, zoals Zeeland. Hierover zal ik uw Kamer informeren in de reeds toegezegde Kamerbrief.
Daarbij is en blijft mijn uitgangspunt dat de koppeling tussen anderstalig onderwijs en specifieke regionale behoeften ervoor zorgt dat de vruchten van internationalisering direct terugvloeien naar regio’s waar we internationaal talent nodig hebben en kunnen ontvangen.
Bent u zich bewust dat er in Zeeland in totaal zo'n 1.100 internationale studenten zijn, als je de niet-Nederlandse studenten van de UCR en de HZ bij elkaar optelt, wat minder is dan één procent van het totaalaantal internationale studenten in Nederland?
Ja, ik ben me daarvan bewust en ik herken de in de vraag genoemde cijfers als de aantallen ingeschreven internationale studenten aan de HZ en de UCR gecombineerd voor het collegejaar 2023–2024. Ook ben ik hier tijdens mijn werkbezoek aan Zeeland op 16 december jl. op gewezen.
Wat zegt het u dat de wet nu al onder buitenlandse studenten, die een studie in Nederland overwegen, rondzingt en de Zeeuwse onderwijsinstellingen dat nu al merken in de aanmeldingen?
Ik ben mij ervan bewust dat de berichtgeving over de WIB nu al effecten kan hebben op studiekiezers. Ik constateer echter ook dat deze berichtgeving niet altijd gevoed wordt door de daadwerkelijke inhoud van het wetsvoorstel. Ik benadruk dat het doel van de wet niet is om buitenlandse studenten af te schrikken om naar Nederland te komen, maar om gerichter en doelmatiger te sturen op studentenstromen en onderwijstaal. Daarbij wordt het Nederlands weer de norm in het hbo en wo en staat de maatschappelijke meerwaarde centraal. Ik omarm de zelfregieplannen van de Vereniging Hogescholen en Universiteiten van Nederland om internationale studenten gericht te werven voor opleidingen die aansluiten bij grote arbeidsmarktkraptes en regionale economische prioriteiten.4 Dit beleid biedt ook Zeeuwse instellingen de mogelijkheid om gericht bij te dragen aan regionale ontwikkeling en tegelijkertijd de aantrekkelijkheid voor internationale studenten te behouden.
Hoe gaat u voorkómen dat HZ straks noodgedwongen studies moet gaan schrappen, doordat de wet instroom van buitenlandse studenten te zeer beperkt, zodat HZ het onderwijsaanbod dat het nu aan Nederlandse studenten kan bieden op de lange duur niet meer overeind valt te houden, wat met name ten koste van de studenten uit Zeeland zal gaan?
De Wet internationalisering in balans is niet gericht op het ongericht inperken van internationale studentenstromen, maar op het beheersbaar maken van internationale studentenstromen, de Nederlandse taal als norm binnen het hbo en wo te herstellen en de doelmatigheid van anderstalig onderwijs te versterken. De wet introduceert instrumenten, zoals nieuwe mogelijkheden voor de inzet van numeri fixi, waarmee instellingen de mogelijkheid krijgen om zelf te sturen op instroom waar en wanneer zij knelpunten ervaren. In het ontwerp van de WIB is de toets anderstalig onderwijs opgenomen. Daarmee beoordeelt de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs of het aanbieden van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands doelmatig is. Deze toets bestaat onder andere uit een toestemmingsgrond voor anderstalig onderwijs voor opleidingen die worden aangeboden in regio’s waar de instroom van internationaal talent van groot belang is voor de vitaliteit van de regio.
Zoals eerder benoemd, werk ik op dit moment aan de uitwerking van het amendement Bontenbal c.s. Ik informeer de Kamer in januari over mijn inzet om anderstalig onderwijs te behouden in de regio’s, waaronder Zeeland, die hiervan afhankelijk zijn.
Hoe gaat u voorkómen dat de wet gaat leiden tot een verschraling van het onderwijsaanbod van de UCR en wij in Zeeland de aansluiting bij wereldwijde ontwikkelingen in bijvoorbeeld IT, chemie en technologie wel kunnen vergeten?
Het doel van de toets anderstalig onderwijs is niet om het onderwijsaanbod te verschralen. De wet en de daaruit voortkomende toets anderstalig onderwijs is gericht op het aanbieden van anderstalig onderwijs daar waar het aantoonbaar van maatschappelijke meerwaarde is. De toets kent op dit moment vier inhoudelijke criteria: regionale omstandigheden, arbeidsmarkt, uniciteit en internationale positionering. Zoals benoemd werk ik – conform het gestelde in het amendement Bontenbal c.s. – op dit moment de ruimte voor regio’s zoals Zeeland nader uit en zal ik uw Kamer daarover informeren in een brief.
Hoe gaat u voorkómen dat de wet projecten zoals het Delta Climate Center en het Joint Research Center Zeeland in gevaar brengt?
In het ontwerp van de wet, houdt het criterium regionale omstandigheden in de toets anderstalig onderwijs reeds specifiek rekening met de rol van anderstalig onderwijs voor de regionale kennisinfrastructuur. Daarnaast kunnen de aan het Delta Climate Center en het Joint Research Center gelieerde opleidingen ook beoordelen of zij mogelijk in aanmerking komen voor één van de andere inhoudelijke criteria, zoals bijvoorbeeld het arbeidsmarktcriterium. Dit criterium is van toepassing op opleidingen die gericht zijn op beroepsgroepen met uitzonderlijk grote arbeidsmarkttekorten. Zoals eerder aangegeven informeer ik uw Kamer in januari over hoe ik invulling geef aan het amendement Bontenbal c.s. en de mogelijke aanpassingen van de wet- en regelgeving.
Het advies aan de Hoge Raad inzake de export van F-35-onderdelen aan Israël |
|
Sarah Dobbe |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Bent u bekend met het advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad waarin wordt gesteld dat het verbod op de export van F-35-onderdelen aan Israël in stand kan blijven?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het advies aan het hof dat er een duidelijk risico bestaat dat met F-35-gevechtsvliegtuigen ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht worden gepleegd in de Gazastrook?
De conclusie van de advocaat-generaal is een gezaghebbend, niet-bindend advies aan de Hoge Raad. Het kabinet kan hier nu niet inhoudelijk op ingaan, aangezien de zaak nog voorligt bij de Hoge Raad.
Klopt het dat het hof heeft geoordeeld dat economische belangen en buitenlandbeleid geen rol hadden mogen spelen bij de beoordeling van het risico? Hoe reflecteert u op dit oordeel? Wat voor gevolgen heeft dit verder op ons wapenexportbeleid?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft Nederland maatregelen genomen om te voorkomen dat Israël via andere kanalen alsnog toegang krijgt tot Nederlandse onderdelen voor de F-35? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen afspraken gemaakt met andere landen die F-35-onderdelen produceren, onderhouden of anderszins deel uit maken van de internationale logistieke keten over de uit- en doorvoer van F-35-onderdelen naar Israël via andere kanalen. Op het moment van uitvoer van in Nederland geproduceerde, onderhouden of opgeslagen F-35-onderdelen naar de VS, bijvoorbeeld voor de productie van nieuwe toestellen, is het vanwege de werking van de internationale logistieke keten in het F-35-programma niet duidelijk wie de eindgebruiker zal zijn van de toestellen waarin de onderdelen worden geïntegreerd.
Er kunnen meerdere jaren zitten tussen de uitvoer van deze onderdelen uit Nederland en het moment dat het afgebouwde F-35-toestel daadwerkelijk aan een F-35-gebruiker wordt geleverd. Het kabinet acht het op basis van vertrouwelijke gegevens over het logistieke proces binnen het F-35-programma niet aannemelijk dat sinds het arrest in Nederland geproduceerde goederen thans in Israëlische F-35-toestellen terecht komen.
Hetzelfde is van toepassing op reserve-onderdelen. F-35 onderdelen maken deel uit van de zogenaamde Global Spares Pool en zijn dus niet gekoppeld aan een specifiek F-35-toestel van één van de landen die de F-35 gebruiken. Binnen deze pool is dan ook geen sprake van «Israëlische» onderdelen. Ook van onderdelen die in onderhoud zijn, is op dat moment nog niet bekend welk F-35-gebruiker de afnemer wordt. F-35 onderdelen worden na het onderhoud teruggeleverd aan de Global Spares Pool en van daaruit geleverd aan een gebruiker die een aanvraag indient.
Hiermee houdt de Staat zich volledig aan het arrest van het Hof. Dit is op 12 juli 2024 door de Rechtbank Den Haag bevestigd.
Sluit u nog steeds uit dat Israëlische F-35-onderdelen op luchtbasis Woensdrecht worden onderhouden?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u de stelling van mensenrechtenorganisaties dat Nederland bijdraagt aan oorlogsmisdaden en mogelijke genocide door wapenleveringen aan Israël?
Het kabinet verwerpt deze stelling. Nederland draagt niet bij aan oorlogsmisdrijven en mogelijke genocide door Israël. Elke vergunningaanvraag voor de uitvoer van militaire goederen wordt zorgvuldig getoetst aan de Europese criteria voor wapenexportcontrole. Daaruit volgt dat, zoals de situatie in Gaza nu is, het onwaarschijnlijk is dat vergunning wordt verleend voor de uitvoer naar Israël van wapens die kunnen bijdragen aan de activiteiten van het Israëlische leger in Gaza of op de Westelijke Jordaanoever.
Welke gevolgen heeft dit voor onze wapenimport? Deelt u de mening dat we met onze wapenimport geen schendingen van het internationaal humanitair recht moeten financieren? Wordt alle wapenimport vanuit Israël nu geannuleerd? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet geen verband tussen de aanschaf door Defensie van defensiematerieel ten behoeve van de Nederlandse krijgsmacht bij buitenlandse leveranciers en eventuele schendingen van het internationaal recht door derden. Een staat die of een bedrijf dat zich schuldig zou maken aan schendingen van het internationaal recht, dient daarop te worden aangesproken.
Gezien de huidige geopolitieke situatie is versterking van de krijgsmacht dringend noodzakelijk. Een sterke krijgsmacht draagt bij aan een geloofwaardige afschrikking waarmee een gewapend conflict kan worden voorkomen. Om die reden investeert Defensie in het beste materieel dat bovendien tijdig wordt geleverd. Dit is te meer van belang gezien de risico’s die onze militairen lopen bij een gewapende inzet.
Per behoefte beziet Defensie welke leverancier tijdig aan de eisen kan voldoen. Voor bepaalde capaciteiten komt het beste materieel uit Israël.
Het bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken uit Iran aan Nederland |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat Iran een onderdrukkend regime is dat niet alleen zijn eigen bevolking systematisch onderdrukt, maar ook een destabiliserende en bedreigende rol speelt in de internationale gemeenschap?
Ja.
Waarom heeft u ervoor gekozen om een ontmoeting aan te gaan met de Minister van Buitenlandse Zaken van Iran, terwijl dit regime bekendstaat om systematische onderdrukking en destabilisatie?
Zoals u weet heeft Nederland heeft diplomatieke betrekkingen met Iran. Gezien de ontwikkelingen in het Midden-Oosten is het essentieel om diplomatieke kanalen open te houden en op het juiste niveau boodschappen af te geven.Nederland draagt daarmee bij aan regionale de-escalatie. Zo werkt diplomatie.
Hoe kijkt u naar de timing van uw gesprek met de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken, terwijl uw bezoek aan Israël eerder geannuleerd is?
Het niet doorgaan van het bezoek aan Israël stond het gesprek met Iran niet in de weg.
Met een kwaadaardig regime als Iran zouden geen gezamenlijke belangen moeten bestaan om te bespreken, deelt u deze mening? Toch wordt gesuggereerd door een Iraans medium dat er gezamenlijke belangen besproken zijn, om welke belangen gaat het en hoe is dat te rechtvaardigen?
Het is in het belang van Nederland om verdere regionale escalatie in het Midden-Oosten te voorkomen. Dat was de inzet van het gesprek met Iran. Dit is in lijn met hetgeen is gesteld in het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma over de veiligheid van Israël.
Heeft u Iran tijdens het gesprek stevig aangesproken op hun systematische onderdrukking van burgers, hun destabiliserende invloed in het Midden-Oosten, hun militaire steun aan Rusland in de oorlog tegen Oekraïne en hun ambities om nucleaire wapens te ontwikkelen? Zo ja, wat was de reactie van de Iraanse Minister?
De inzet van het kabinet op deze onderwerpen is eenduidig en consequent. Het kabinet heeft zoals bekend serieuze zorgen over de mensenrechten in Iran, het Iraanse nucleaire programma, de Iraanse militaire steun aan Rusland en de steun aan gewapende en/of terroristische groeperingen in het Midden-Oosten.
Omwille van de effectiviteit van de Nederlandse diplomatieke inzet kunnen echter geen details worden gegeven over het gesprek zelf.
Hoe heeft Nederland in dit gesprek de zorgen geuit van de Iraanse diaspora in Nederland, die zich vaak uitgesproken tegen het regime uitspreekt?
De zorgen van de Iraanse diaspora hebben zonder meer de aandacht van het kabinet. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Wat zijn de concrete resultaten van deze ontmoeting? Zijn er toezeggingen gedaan door Iran, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten, nucleaire ontwapening of regionale stabiliteit?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe valt deze ontmoeting te rijmen met het streven naar een harder optreden tegen Iran?
Zie het antwoord op vragen 2 en 5.
VN-onderzoek in Libanon |
|
Jan Paternotte (D66), Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Welke afspraken zijn gemaakt in het net overeengekomen staakt-het-vuren in Libanon? Hoe kijkt u naar deze afspraken en de naleving hiervan?1
Op 27 november jl. is een staakt-het-vuren van kracht geworden tussen Israël en Hezbollah. Dit staakt-het-vuren is mede uitonderhandeld door de Verenigde Staten en Frankrijk. Het behelst onder meer een terugtrekking van Hezbollah ten noorden van de Litani-rivier, inzet van de Lebanese Armed Forces(LAF) in Zuid-Libanon binnen 60 dagen en terugtrekking van het Israëlisch leger uit Zuid-Libanon binnen 60 dagen. De afspraken voorzien verder een belangrijke rol voor het Libanese leger om alle niet-statelijke militaire infrastructuur te ontmantelen, herbewapening van Hezbollah te voorkomen en de veiligheidsrol in heel Libanon weer over te nemen. Een nieuw ingesteld monitoringsmechanisme, waarvan de Verenigde Staten, Frankrijk, Israël, Libanon en UNIFIL deel uitmaken moet schendingen van het bestand monitoren.
Nederland verwelkomt dit staakt-het-vuren. Het is nu van belang dat de afspraken door alle partijen worden nageleefd, en de internationale gemeenschap deze naleving ondersteunt waar mogelijk. Evenzo belangrijk dat dit bestand leidt tot een duurzame, politieke oplossing langs de lijnen van VNVR-resolutie 1701.
Deelt u de mening dat het tegengaan van straffeloosheid in Libanon belangrijk is en ook bij kan dragen aan het in stand houden van het staakt-het-vuren?
Voor het slagen van het staakt-het-vuren op dit moment is het vooral van belang dat er geen schendingen van dit bestand plaatsvinden. Daarnaast is in het algemeen gerechtigheid een belangrijke voorwaarde voor duurzame vrede («no peace without justice»).
Hoe bevordert u dat onafhankelijke, internationale waarnemers toegelaten worden tot Libanon, zodat onderzocht kan worden of strijdende partijen zich houden aan het internationaal recht, waartoe de motie Paternotte c.s. (Kamerstuk 36 600 V, nr. 26) u oproept?
Conform motie Paternotte c.s. (Kamerstuk 36 600 V, nr. 26) zal ik tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van maandag 16 december 2024 het belang van gedegen onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht onderstrepen. Ik zal oproepen om te onderzoeken of en hoe dit ingepast kan worden binnen het raamwerk van het nieuw ingestelde monitoringsmechanisme.
Bent u bekend met de oproep van allerlei maatschappelijke organisaties, waaronder Human Rights Watch, Amnesty International en PAX, waarin de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (VN) gevraagd wordt onderzoek naar schendingen van mensenrechten en oorlogsrecht door alle partijen in het conflict in Libanon in te stellen?2 Bent u bereid, nu Nederland lid is van de VN-Mensenrechtenraad, zich hiervoor in te spannen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft de oproep van ngo’s voor een Speciale Sessie in de Mensenrechtenraad en het instellen van een onderzoeksmechanisme ontvangen. Nederland is in beginsel voorstander van een Speciale Sessie als het een situatie betreft die de aandacht van de Mensenrechtenraad behoeft. Libanon zelf heeft echter nog niet gepleit voor een dergelijke Speciale Sessie en een formeel verzoek is ook nog niet door andere landen ingediend. Hierom, en gezien het recente staakt-het-vuren tussen Israël en Hezbollah, ligt het initiëren van een dergelijke Speciale Sessie voor Nederland op dit moment niet voor de hand.
Het snelgroeiende geweld tegen christenen in India |
|
Diederik van Dijk (SGP), Chris Stoffer (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Schokkende toename in geweld tegen christenen India»1?
Ja.
Deelt u de mening dat deze enorme toename aan geweld moet worden veroordeeld? Zo ja, bent u bereid dit expliciet te doen jegens de Indiase autoriteiten en te bevorderen dat ook de Europese Unie (EU) zich hierover krachtig uitspreekt?
Het kabinet veroordeelt geweld tegen religieuze minderheden wereldwijd en heeft daarbij zeker aandacht voor geweld tegen christenen. Vrijheid van religie en levensovertuiging is één van de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid en daarom komen de rechten van religieuze minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging geregeld aan de orde in gesprekken die Nederland met India voert in bilateraal, EU- en VN-verband.
Nederland zal dit blijven doen, onder meer door in te zetten op agendering van dit onderwerp in de eerstvolgende EU-India Mensenrechtendialoog, die naar verwachting begin 2025 zal plaatsvinden.
Kunt u toelichten wat de oorzaken van het toegenomen geweld zijn? Welke trends zijn hier zichtbaar?
De oorzaken van geweld tegen religieuze minderheden in India zijn niet eenduidig vast te stellen. Er zijn grote verschillen in de dynamiek op nationaal niveau en op niveau van de verschillende deelstaten. Het is niet altijd mogelijk om duidelijk te differentiëren of er sprake is van conflict van religieuze aard, etnische aard, gerelateerd aan sociale klasse, economisch conflict (bijvoorbeeld conflict over land), of een combinatie van dergelijke conflicten. Groeiend hindoenationalisme en toename van misinformatie in verschillende delen van India kunnen verder bijdragen aan de inperking van de rechten van religieuze minderheden, onder wie christenen.
Welke rol speelt geloofsvrijheid en het tegengaan van christenvervolging bij de status van India als combinatieland?
Bij de keuze om India te selecteren als combinatieland waren destijds de ontwikkelingsgerelateerde uitdagingen en handelskansen op het gebied van duurzaamheid en digitalisering leidend. Ongeacht de status van combinatieland zet Nederland zich wereldwijd in voor het beschermen en bevorderen van mensenrechten, zo ook in India. Vrijheid van religie en levensovertuiging is hierbinnen één van de vijf prioriteiten.
Heeft u of heeft de Nederlandse vertegenwoordiging reeds casussen van christenvervolging aan de kaak gesteld waar sprake was van straffeloosheid van de daders? Zo ja, hoe werd daarop gereageerd?
In de gesprekken die Nederland, in bilateraal, EU- en VN-verband, voert met India komt vrijheid van godsdienst en levensovertuiging regelmatig aan de orde. Het onderwerp ligt in India gevoelig en de reactie van desbetreffende autoriteiten in India is daarom zeer afhankelijk van de wijze waarop dit bij Indiase autoriteiten onder de aandacht wordt gebracht. Ondanks de gevoeligheid van het onderwerp, blijft Nederland hierover met India in gesprek.
Naast het onder de aandacht blijven brengen van deze problematiek in contacten met India, onderhoudt Nederland via de Speciaal Gezant Religie en Levensovertuiging intensief contact met Nederlandse organisaties als Open Doors en Kerk in Nood om concrete gevallen van christenvervolging te identificeren en onder de aandacht te brengen van de ambassade voor eventuele actie.
Hoe reageert u op anti-bekeringswetten in India en het misbruik daarvan?
Nederland heeft zich hier meermaals over uitgesproken, waaronder in de meest recente Universal Periodic Review van India waarin Nederland een aanbeveling aan India heeft gedaan om zogeheten «anti-bekeringswetten» te voorkomen, zodat deze wetten de constitutioneel gewaarborgde vrijheid van religie en overtuiging in India niet schenden.
Ziet u enige mogelijkheid om de desinformatie te bestrijden die tot ophitsing tegen christenen leidt? Zo ja, welke?
Nederland zet zich in om misinformatie en de effecten daarvan op de positie van religieuze minderheden te bestrijden. In oktober 2024 vond in Berlijn een conferentie plaats van de International Freedom for Religion or Belief Alliance over de rol van AI en mogelijke actie tegen misinformatie. De Speciaal Gezant Religie en Levensovertuiging neemt deel aan verdere follow-up sessies hierover met experts om mogelijkheden voor actie tegen misinformatie in kaart te brengen.
Welke rol spelen sociaal-maatschappelijke klasse en het kastensysteem bij christenvervolging in India?
De Indiase samenleving is gelaagd en complex. Religie, sociale klasse en het kastensysteem dragen bij aan de complexe dynamiek van sociale interacties binnen de Indiase samenleving. Hoewel het kastensysteem in beginsel aan het hindoeïsme is verbonden en niet aan het christendom, heeft het doorwerkingen op de gehele Indiase samenleving. Ook in India is een hogere plaats op de sociale ladder, net als elders in de wereld, gebonden aan privileges. Religieuze minderheden ondervinden vaak unieke uitdagingen, waarbij sociaal-maatschappelijke klasse, samen met de effecten van het kastensysteem, deze uitdagingen kunnen versterken. Sociaal-maatschappelijke klasse en het kastensysteem hebben daarom ook een weerslag op de vervolging van christenen en andere religieuze minderheden in India.
Wat kunt u doen tegen minder directe vervolging waar christenen toch een achtergestelde sociale positie hebben?
Waar dit een probleem is wordt hierover gesproken in de reguliere mensenrechtendialogen. Onze ambassades in betrokken landen zetten zich hier voor in samen met gelijkgezinde landen binnen de EU, met de VS, het VK, Noorwegen en Canada, zoals recentelijk in Pakistan en Egypte.
Hoe ziet u de toekomst van Europese acties tegen christenvervolging, waar het thans niet duidelijk is ondergebracht in de mission letters van de kandidaat-commissarissen? Welke risico’s ziet u hier en hoe zijn die te ondervangen?
In licht van het recente aantreden van de nieuwe Commissie is momenteel nog veel onduidelijk ten aanzien van de inzet van de Commissie op het gebied van christenvervolging. Nederland zal zich net als in het verleden blijven inzetten voor de (her)benoeming van de EU-Speciaal Gezant voor vrijheid van religie en levensovertuiging buiten de EU.
Welke rol spelen mensenrechten en geloofsvrijheid in het EU-India strategische partnerschap? Ziet du daar ruimte om India op het thema geloofsvrijheid ook aan te spreken als partner?
De EU en India hebben in 2004 een strategisch partnerschap gesloten, omdat beide grootmachten niet alleen een intrinsiek belang in elkaars veiligheid, welvaart en duurzame ontwikkeling hebben, maar ook omdat zij samen sterker staan in de strijd voor een op regels gebaseerde wereldorde waarin multilateralisme centraal staat. In het strategisch partnerschap werd tevens herbevestigd dat de EU en India de onderlinge mensenrechtendialoog zouden continueren. De eerstvolgende mensenrechtendialoog vindt naar verwachting plaats in januari 2025 en biedt de mogelijkheid om een breed scala aan mensenrechtenthema’s te bespreken. Nederland zal zich inzetten voor agendering van de rechten van religieuze minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging bij deze dialoog.
Het bericht dat Viktor Orbán premier Netanyahu wil uitnodigen in Hongarije en arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof niet zal opvolgen |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
van Weel , Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Orbán zegt dat hij Netanyahu zal uitnodigen in Hongarije», en met het uitgesproken voornemen van de Hongaarse premier om geen gehoor te geven aan het arrestatiebevel dat het Internationaal Strafhof heeft uitgevaardigd?1 2
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitnodiging van premier Orbán aan premier Netanyahu in het licht van de verplichtingen van Hongarije als verdragspartij bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof?
Het Statuut van Rome bevat geen bepalingen die betrekking hebben op het al dan niet uitnodigen van personen tegen wie een arrestatiebevel is uitgenodigd door het Internationaal Strafhof (ISH) en de uitnodiging op zich is daarom niet in strijd met de verplichtingen van Hongarije onder het Statuut. Het Statuut van Rome bevat wel bepalingen die betrekking hebben op de samenwerking met het ISH bij de aanhouding en overdracht van deze personen.
Deelt u de zorg dat deze uitnodiging, in combinatie met de uitgesproken intentie van Hongarije om arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof te negeren, kan worden gezien als doelbewust provocatief gedrag, en een directe ondermijning van het gezag en de autoriteit van het Internationaal Strafhof? Zo nee, waarom niet?
Het gezag en de autoriteit van het ISH zijn stevig gevestigd en de verplichtingen onder het Statuut van Rome zijn helder. De uitlatingen van premier Orbán laat het kabinet aan hem.
Bent u bekend met artikel 90 van de Grondwet, waarin de Nederlandse regering zich verplicht in te zetten voor de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde? Welke uitwerking krijgt deze verplichting in onze bilaterale relatie met Hongarije?
Artikel 90 van de Grondwet bepaalt dat de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde bevordert. Nederland zet zich op verschillende manieren in voor de ontwikkeling van de internationale rechtsorde en onderstreept het belang van de naleving van het internationaal recht, onder andere door onze steun aan het ISH. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Bent u tevens bekend met de beleidsdoelen in de notaMensenrechten, Democratie en Internationale Rechtsorde, waarin wordt gesteld dat Nederland straffeloosheid voor internationale misdrijven wil bestrijden, en bijdraagt aan goed functionerende internationale hoven en tribunalen die daders van dergelijke misdrijven aansprakelijk stellen?
Ja.
Bent u, in lijn met bovengenoemde verplichtingen en voornemens, bereid om tijdens het open debat van de jaarlijkse Vergadering van verdragspartijen bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, die plaatsvindt van 2 tot 7 december in Den Haag, de Hongaarse regering aan te spreken op hun provocerende gedrag? Zo nee, waarom niet?
Conform de motie van de leden Van Baarle en Piri draagt Nederland in alle relevante gremia uit dat de bevelen en het beleid van het Internationaal Strafhof niet bewust mogen worden ondermijnd.3 In de afgelopen maanden heeft Nederland dat gedaan in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in EU-verband in de Raad Buitenlandse Zaken, in het Politiek en Veiligheidscomité en in de Raadswerkgroep COJUR ICC. Nederland heeft ook tijdens het algemene debat van de jaarlijkse Vergadering van verdragspartijen bij het Statuut van Rome alle verdragspartijen, waaronder Hongarije, op het bovenstaande gewezen.4 Daarnaast heeft Nederland de verdragspartijen opgeroepen met het Hof samen te werken, ook voor wat betreft de uitvoering van arrestatiebevelen, in lijn met de motie van de leden Piri c.s.5
Bent u tevens bereid om alle verdragspartijen die hebben aangegeven arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof niet te zullen naleven, te wijzen op de schadelijke gevolgen van hun handelen voor het functioneren en de legitimiteit van het Internationaal Strafhof? Zo nee, waarom niet?
Als een verdragspartij in strijd met het Statuut nalaat te voldoen aan een verzoek tot samenwerking, ten gevolge waarvan deze het ISH verhindert zijn taken en bevoegdheden uit te oefenen, dan is het Hof bevoegd een uitspraak te doen met die strekking en de zaak te verwijzen naar de Vergadering van verdragspartijen. Daar is momenteel geen sprake van en het kabinet gaat daar niet op vooruitlopen. Zoals ook bij het vorige antwoord aangegeven, roept Nederland de partijen bij het Statuut van Rome op met het Hof samen te werken, ook voor wat betreft de uitvoering van arrestatiebevelen.
Kunt u deze vragen één voor één, zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor aanvang van de jaarlijkse Vergadering van verdragspartijen bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, beantwoorden?
De vragen zijn binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoord.
Herinnert u zich de brief inzake het contact tussen u en de Oegandese Minister van Buitenlandse Zaken?1
Ja.
Heeft u tijdens uw gesprek met uw Oegandese collega wel of niet expliciet gesproken over de mogelijkheid om uitgeprocedeerde asielzoekers vanuit Nederland naar Oeganda te sturen?
Gedurende het gesprek is zowel opvang van vluchtelingen uit de regio als opvang van asielzoekers in Oeganda aan de orde gekomen. Ook is al eerder op ambtelijk niveau gesproken over de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers uit Nederland naar Oeganda.
Is er een gespreksverslag gemaakt van uw gesprek met de Oegandese Minister? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de betreffende passages met de Kamer delen?
Van het gehele bezoek aan Oeganda is een verslag gemaakt. Het gesprek met de Oegandese Minister van Buitenlandse Zaken is in dit verslag opgenomen. Er is geen separaat verslag gemaakt van dit gesprek.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en kunt u dat doen voor vrijdag 1 november 17.00 uur?
Het is helaas niet gelukt deze vragen voor 1 november te beantwoorden.
Heeft u kennisgenomen van het recente bezoek van een Australische delegatie aan de Tweede Kamer, waarbij aandacht is gevraagd voor de wrede jacht op kangoeroes en de rol die Nederland hierbij speelt als één van de grootste importeurs van kangoeroevlees en -leer?
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bezoek.
Heeft u kennisgenomen van het bezoek en de brief van Australisch parlementariër Georgie Purcell aan het Nederlands parlement, waarmee zij oproept om actie te ondernemen tegen de jacht op kangoeroes (Kamerstuknummer 2024Z15518/2024D37625)?
Ja, ik heb kennisgenomen van het bezoek en de brief van Australisch parlementariër Georgie Purcell aan het Nederlandse parlement. Conform het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 9 oktober jl. ontvangt u separaat mijn reactie op de brief van Purcell (kenmerk 2024Z14473/2024D37625).
Heeft u de Australische documentaire «Kangaroo – A love-hate story» bekeken, waarin de gruwelijkheden in beeld zijn gebracht die verscholen gaan achter de jacht op kangoeroes, zoals het doodslaan of hulpeloos achterlaten van jonge kangoeroes na het doodschieten van hun moeder en het gewond achterlaten van kangoeroes die niet in het hoofd maar elders in het lichaam geraakt zijn, omdat hun vlees niet geschikt wordt geacht voor humane consumptie?1 Zo ja, wat vindt u hiervan?
Ja. Omdat ik hecht aan dierenwelzijn heb ik zorgen over de schrijnende onderdelen uit de documentaire. Daarbij wil ik opmerken dat door de Australische autoriteiten in 2018 al is aangegeven dat de beelden uit de genoemde film waarschijnlijk afkomstig zijn van de niet-commerciële, recreatieve jacht en niet representatief zijn voor de commerciële jacht.2
Kunt u bevestigen dat de EU wereldwijd de grootste importeur is van kangoeroeproducten, verantwoordelijk voor ongeveer 65% van de handel?
Het is mij niet bekend hoeveel kangoeroeproducten uit Australië er in andere Europese landen wordt geïmporteerd, en of de EU daarmee wereldwijd de grootste importeur van kangoeroeproducten is.
Kunt u bevestigen dat Nederland jaarlijks zo’n honderdduizenden kilo’s aan kangoeroevlees importeert en daarmee binnen de EU de op twee na grootste importeur van kangoeroevlees is?
In 2022 en 2023 is er 246 ton (15 zendingen) respectievelijk 203 ton (15 zendingen) kangoeroevlees geïmporteerd in Nederland, binnengekomen via Nederlandse grenscontroleposten. In 2024 ging het – tot 22 oktober – om 145 ton (9 zendingen).
Heeft u er kennis van genomen dat ruim vijftig Nederlandse bedrijven al zijn gestopt met de verkoop en de promotie van kangoeroeproducten, nadat zij zijn geïnformeerd over de wreedheid van de jacht?
Een aantal Nederlandse bedrijven is inderdaad op vrijwillige basis gestopt met de verkoop van kangoeroeproducten. Hierbij wil ik aangeven dat het aan bedrijven zelf is om – binnen de wettelijke kaders – keuzes te maken met betrekking tot hun bedrijfsvoering. Het staat bedrijven vrij daarbij de keuze te maken om bepaalde producten niet (meer) aan te bieden. Dat dierenwelzijn – in algemene zin – een rol speelt bij de keuze van een aantal bedrijven om bepaalde producten niet aan te bieden steun ik.
Heeft u gezien dat de Tweede Kamer in 2022 de regering heeft verzocht om bij de Europese Commissie de problematiek rond de toegang van omstreden producten als kangoeroevlees en kangoeroeproducten tot de Europese markt aan te kaarten (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1376)?
Ja, ik ben bekend met deze motie van het lid Wassenberg (PvdD). Naar aanleiding van deze motie is er met de Europese Commissie gesproken over kangoeroeproducten die op de EU-markt geplaatst worden vanuit Australië. De Commissie heeft toen aangegeven reeds in gesprek te zijn over de import van kangoeroeproducten uit Australië met organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Van Nederlandse zijde is daarbij gewezen op het belang van hoge dierenwelzijnsnormen. Over deze uitvoering van de motie Wassenberg is de Kamer in juni 2022 geïnformeerd.3 Daarbij is ook aangegeven dat het uiteindelijk aan de Australische overheid is op welke manier kangoeroejacht gereguleerd wordt, net zoals EU lidstaten zelfstandig de jacht op wild reguleren met inachtneming van de staat van instandhouding van de soort en dierenwelzijn.
Heeft u gezien dat de Tweede Kamer in 2023 de regering heeft verzocht om met een plan te komen om producten waarin onder andere kangoeroeleer is verwerkt, uit de Nederlandse winkels te weren (Kamerstuk 36 254, nr. 16)?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat meer dan 70% van Nederlanders wil dat de jacht op kangoeroes stop en dat ze een importverbod willen op kangoeroeproducten?2
Ik ben bekend met resultaten van een onderzoek van Pureprofile uit 2024, waar ook onderzoek onder Nederlandse respondenten is verricht.5
Heeft u gezien dat er vervolgens door de Europese Commissie is ingezet op dierenwelzijnsstandaarden? Zo ja, heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de Australische delegatie in het bezoek aan de Tweede Kamer (21 oktober 2024) – tevens verwoord in een wereldwijde verklaring van meer dan 80 dierenwelzijnsorganisaties3 – dat deze industrie niet gereguleerd kan worden, o.a. omdat Australië groot is en omdat de jacht ’s nachts en zonder toezicht plaatsvindt en dat een importverbod de enige optie is om dit dierenleed te stoppen?
Met betrekking tot de jacht, is het uiteindelijk aan de Australische overheid op welke manier kangoeroejacht gereguleerd wordt, net zoals EU lidstaten zelfstandig de jacht op wild reguleren met inachtneming van de staat van instandhouding van de soort en dierenwelzijn.7
Heeft u de wereldwijde verklaring van meer dan 80 dierenwelzijnsorganisaties (ondersteund door wetenschappers), waaronder de Nederlandse Dierenbescherming, over de kangoeroejacht als een dierenwelzijnscrisis gelezen, waarin ook een oproep wordt gedaan aan overheden?4 5 Wat is uw reactie daarop?
Ik ben bekend met de verklaring. Allereerst, ik vind dierenwelzijn belangrijk. Met betrekking tot de jacht, is het uiteindelijk aan de Australische overheid op welke manier kangoeroejacht gereguleerd wordt, net zoals EU lidstaten zelfstandig de jacht op wild reguleren met inachtneming van de staat van instandhouding van de soort en dierenwelzijn.10 Met betrekking tot de oproep aan nationale overheden het volgende. Nederland is onderdeel van de Europese interne markt. Import van een product verbieden dat uit een land komt van buiten de Europese Unie, in dit geval Australië, kan alleen op Europees niveau geregeld worden.
Bent u bereid om u volgens de wens van de Tweede Kamer op Europees niveau actief in te zetten voor verbod op de import van kangoeroevlees en -producten, naar voorbeeld van o.a. zeehondenproducten? Zo ja, wanneer en op welke manier gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Een dergelijk importverbod kan alleen worden ingesteld als het verbod in overeenstemming met de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is. Omdat de Commissie eerder heeft aangegeven geen juridische basis te zien om deze producten op basis van dierenwelzijn te weren, zie ik geen aanleiding om voor een importverbod te pleiten. Het kabinet zal er zorg voor dragen dat de door uw Kamer aangedragen zorgpunten worden overgebracht aan de Europese Commissie.
Bent u bereid om met een plan te komen om kangoeroevlees en -producten van de Nederlandse markt te weren? Zo nee, waarom niet?
Nederland is onderdeel van de Europese interne markt. Een eventueel importverbod van kangoeroeproducten kan alleen op Europees niveau geregeld worden.
Momenteel werkt het kabinet aan de invulling van de motie van voormalig lid Van Esch (PvdD).11 De motie vraagt om met een plan te komen om producten waarin bont, dons van levend geplukte dieren, angorawol of kangoeroeleer is verwerkt uit Nederlandse winkels te weren.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden, voor de aankomende Raad Buitenlandse Zaken Handel en de Landbouw- en Visserijraad?
Helaas heeft de beantwoording van de vragen vertraging opgelopen vanwege interdepartementale afstemming.
Het kidnappen van Turkse burgers in Kenia |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de ontvoering van zeven Turkse vluchtelingen vanaf de straat op verschillende plekken in Nairobi, Kenia vorige week vrijdag 18 oktober?1
Ja.
Weet u of onder de ontvoerde vluchtelingen ook familieleden zijn van mensen met een Nederlandse verblijfsstatus?
Ik kan geen uitspraken doen over individuele zaken.
Deelt u de zorg van o.a. het Stockholm Center for Freedom en Amnesty International dat deze ontvoerde vluchtelingen, waaronder vluchtelingen met een door de Verenigde Naties (VN) afgegeven status, slachtoffer kunnen worden van illegale refoulement en in Turkije politiek gestraft kunnen worden?2
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Kenia heeft in een verklaring aangegeven dat Kenia op 18 oktober 2024, op verzoek van Turkije, de vier Turkse burgers heeft uitgezet naar Turkije. Ik onderschrijf de verklaring van VN-vluchtelingenorganisatie UNCHR waarin ernstige zorgen werden uitgesproken over deze kwestie en erop aan wordt gedrongen dat ook Kenia zich houdt aan internationale verplichtingen, inclusief het principe van non-refoulement waaraan landen gebonden zijn.
De Nederlandse ambassadeur in Nairobi heeft deze kwestie bij de Keniaanse Principal SecretaryImmigratie aangekaart, en daarbij aangegeven dat Nederland de refoulement een zorgelijke ontwikkeling vindt. Hij heeft daarbij onderstreept dat het in strijd is met de internationale afspraken rondom bescherming van vluchtelingen.
Kunt u bevestigen dat in 2023 meerdere leden van de Gülenbeweging in Tajikistan3, Algerije4, Irak5 gekidnapt zijn en later in Turkije in de gevangenis kwamen?
Ik ben bekend met berichtgeving over het overbrengen naar Turkije van vermeende leden van de Gülenbeweging. De Algemene Ambtsberichten Turkije van het Ministerie van Buitenlandse Zaken uit 2021, 2022 en 2023 maken melding van dergelijke casussen. Nederland ziet deze casussen als zeer zorgelijk, aangezien deze, zoals beschreven in de beantwoording van vraag 3, in strijd zijn met internationale afspraken rond de bescherming van vluchtelingen.
Hoe beoordeelt u het onderzoek van Freedom House uit 2023, waarin gesteld wordt dat sinds 2014 een totaal van 123 gevallen van fysieke transnationale repressie door Turkije zijn vastgesteld, waaronder de ontvoering van meerdere vluchtelingen die sympathisant zijn van de Gülenbeweging?6
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre zijn leden of sympathisanten van de Gülenbeweging in uw ogen vrij en veilig in Turkije?
In het Algemeen Ambtsbericht Turkije van augustus 2023 is beschreven dat bronnen aangaven dat de vervolging van vermeende Gülenisten in de verslagperiode in intensiteit was afgenomen in vergelijking met de periode vlak na de mislukte staatsgreep in Turkije in juli 2016. Het Algemeen Ambtsbericht meldt dat arrestaties van vermeende Gülen-aanhangers nog altijd plaatsvinden en dat de Turkse autoriteiten vermeende leden van de Gülenbeweging blijven vervolgen. In het huidige landgebonden asielbeleid voor Turkije zijn toegedichte Gülen-aanhangers daarom aangemerkt als risicoprofiel. Of er daadwerkelijk een mogelijkheid tot vervolging bestaat in een specifiek geval wordt individueel beoordeeld.
In het licht van deze incidenten, denkt u dat er sprake is van een versoepeling vanuit de Turkse regering ten opzichte van de Gülenbeweging, zoals vermeld in het ambtsbericht?7
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om, met het oog op deze schokkende incidenten, een nieuw ambtsbericht te vragen ten aanzien van Turkse vluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Een nieuw Algemeen Ambtsbericht Turkije is voorzien voor eind februari 2025.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over buitenlandse beïnvloeding van donderdag 24 oktober aanstaande?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De houding van het kabinet ten opzichte van UNRWA-financiering |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
|
Kunt u uitsluiten dat Nederlandse UNRWA-financiering in het verleden in handen is/kan zijn gekomen van Hamas?
Nederlandse programma’s in de Palestijnse gebieden worden uitgevoerd via internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties, en met Palestijnse, Israëlische en internationale maatschappelijke organisaties. Organisaties waarmee Nederland rechtstreeks samenwerkt worden vooraf beoordeeld op hun capaciteit om beoogde doelen te behalen en de Nederlandse middelen op een verantwoorde wijze te beheren. In het geval van financiering aan UNRWA wordt daar vervolgens in samenspraak met andere donoren en in bilateraal contact met de organisatie op toegezien. Via het UNRWA Adviescomité legt UNRWA verantwoording af. Daarnaast heeft UNRWA de afgelopen jaren de volledige medewerkerslijst met Israël gedeeld voor screening. Tot de aanslagen op 7 oktober 2023 heeft Israël geen reacties gegeven op deze lijst. Naar aanleiding van de aanbevelingen uit het Colonna-rapport wordt dit tegenwoordig elk kwartaal herhaald.
In alle conflictgebieden geldt dat er bepaalde risico’s bestaan die helaas niet uit te sluiten zijn. Het ministerie en de posten zetten zich in om deze risico’s zoveel mogelijk te verkleinen en mitigerende maatregelen te nemen waar mogelijk. Wanneer er toch misstanden zijn, verwacht Nederland van organisaties dat zij doortastend optreden en adequaat handelen. Nederland heeft met gelijkgezinde landen de afgelopen jaren ingezet op het verbeteren van meldingsprocedures en stevige opvolging van meldingen. Er is geen tolerantie voor het niet opsporen en opvolgen van verdenkingen van wangedrag en criminele activiteiten. Nederland trekt hierbij nauw op met andere donoren en zond, bijvoorbeeld, ook een sterk signaal uit door het bevriezen van additionele bijdragen aan UNRWA na de aantijgen van betrokkenheid van UNRWA-medewerkers bij de aanslagen van 7 oktober 2023. Het onderzoek dat is gedaan naar de neutraliteit van de organisatie (het «Colonna-rapport») is mede opgezet om te zorgen dat, in de complexe situatie waarin UNRWA opereert, incidenten zoveel als mogelijk voorkomen kunnen worden en dat bij incidenten ook snel geacteerd wordt.
Hoe hebben de VN-onderzoeken (OIOS en «Colonna») naar medewerkers van UNRWA die mogelijk betrokken waren bij terreuractiviteiten uiteindelijk meegewogen in het besluit om de steun te hervatten?
De aantijgingen over betrokkenheid van UNRWA-medewerkers bij de aanslagen van 7 oktober waren zeer zorgelijk, net als de recente berichtgeving dat een Hamas-kopstuk in Libanon (Fateh Sherif) werkte voor UNRWA. Het kabinet heeft, samen met andere donoren, deze zorgen aan de orde gesteld bij zowel de organisatie als bij de Secretaris-Generaal van de VN (SGVN). De SGVN heeft, na de aantijgingen in januari jl., direct twee onderzoeken ingesteld: een onderzoek naar de neutraliteit en integriteit van UNRWA als geheel (het «Colonna-onderzoek») en een onderzoek door het kantoor van de Internal Oversight Services van de VN (OIOS) naar de aantijgingen tegen de individuele UNRWA medewerkers over betrokkenheid bij de aanslagen van 7 oktober. Beide onderzoeksrapporten zijn inmiddels opgeleverd.
Ten aanzien van het Colonna-rapport hebben zowel de SGVN als UNRWA de bevindingen en aanbevelingen omarmd en toegezegd alle aanbevelingen uit het Colonna-rapport op te volgen (zie ook Kamerstuk 26 150, nr. 211, 23 432, nr. 534, 23 432, nr. 539). Het belang van spoedige implementatie van alle aanbevelingen uit het Colonna-rapport heb ik nogmaals benadrukt in mijn gesprek met de Commissaris-Generaal van UNRWA, dhr. Philippe Lazzarini, tijdens mijn bezoek aan de Algemene Vergadering van de VN in New York. Nederland volgt de implementatie nauwgezet met andere donoren, omdat het van belang is dat de organisatie alle mogelijke stappen zet om de kans op schendingen van de neutraliteitsprincipes te minimaliseren.
Ten aanzien van het onderzoek naar betrokkenheid van individuele UNRWA-medewerkers bij de aanslagen van 7 oktober 2023 heeft het kabinet kennisgenomen van het rapport van de Office of Internal Oversight Services van de VN (OIOS) en de opvolging daarvan. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld1, heeft OIOS de geanonimiseerde versie van het rapport gedeeld. Het kabinet waardeert deze stap en heeft begrip voor het behoud van bescherming van persoonsgegevens. Zoals gesteld in het OIOS-rapport kon bewijs niet onafhankelijk geverifieerd worden en kon op basis van die informatie niet met volledige zekerheid vastgesteld worden of UNRWA-medewerkers al-dan-niet betrokken waren bij de aanslagen van 7 oktober 2023. 19 medewerkers werden onderzocht waarbij 1 medewerker onschuldig bleek, in 9 gevallen bleek het bewijs onvoldoende om betrokkenheid bij de aanslagen te onderbouwen en in de 9 overige gevallen kan het bewijs, indien gevalideerd en bevestigd, mogelijk onderbouwen dat de beschuldigden betrokken waren bij de aanslagen. De medewerkers werden direct ontslagen, het ontslag van de medewerker wiens onschuld werd bewezen is teruggedraaid. Naar de 9 medewerkers waar onvoldoende bewijs werd gevonden voor eventuele betrokkenheid bij de aanslagen, loopt nu aanvullend onderzoek door UNRWA om vast te stellen of zij de bredere neutraliteitsbeginselen zoals Hamas-lidmaatschap hebben geschonden los van de vraag of ze een rol speelden in de aanslagen. Gelet op de ernst van de beschuldigingen vindt het kabinet het ontslag op staande voet een volstrekt logische conclusie.
Deelt u de conclusie dat, gezien het feit dat het «Colonna» onderzoek wijst op acute risico's betreffende de neutraliteit van UNRWA en dat daaruit naar voren komt dat al jaren slechts drie personeelsleden (op een personeelsbestand van meer dan 30.000) de ethische code en daarmee de neutraliteit van UNRWA handhaven1 , van neutraliteitshandhaving in de praktijk geen sprake is? Zo nee, waarom niet?
In het Colonna-rapport over het brede neutraliteits- en integriteitsbeleid van de organisatie wordt gesteld dat UNRWA beschikt over een «robuust raamwerk» om te acteren op neutraliteitsproblemen, en dat dit raamwerk beter is ontwikkeld dan van vergelijkbare VN-organisaties en/of ngo’s.
Tegelijkertijd wijst het rapport ook op ruimte voor verbeteringen, waaronder meer personele capaciteit om de interne onderzoekscapaciteit naar neutraliteitsschendingen te versterken. UNRWA heeft toegezegd alle aanbevelingen te implementeren en dus ook het versterken van deze capaciteit. Zo zullen er de komende maanden 8 medewerkers op het hoofdkantoor aangenomen worden en zal UNRWA versterkt worden met 5 Field Ethics Officers. De afdeling van intern toezicht zal de komende maanden uitgebreid worden tot 10 medewerkers. Het verder versterken van deze functies binnen de organisatie heeft financiële consequenties. Het is van belang dat UNRWA hiervoor voldoende middelen heeft. UNRWA heeft evenwel structureel tekort aan middelen, wat het uitbreiden van de onderzoekscapaciteit en het gebruik van adequate onderzoekssoftware bemoeilijkt.
Deelt u de conclusie dat, gezien het feit dat hetzelfde onderzoek erop wijst dat er slechts vier onafhankelijke, internationale inspecteurs permanent in dienst zijn2, van neutraliteitshandhaving in de praktijk geen sprake is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe past de recente bevestiging vanuit UNRWA dat de omgekomen Fateh Sherif, naast medewerker, ook prominent Hamasleider was, in de risicoafweging van het kabinet?
Tot maart 2024 was Sherif voor UNRWA actief in Libanon als directeur van een school en voorzitter van een UNRWA onderwijsvakbond. Direct na aantijgingen in maart 2024 van mogelijke banden met Hamas werd hij door UNRWA op non-actief gesteld zonder behoud van salaris, conform het beleid van zero tolerance for inaction, en zijn donoren op de hoogte gesteld. Deze zaak kwam ook aan de orde tijdens de hoorzitting over UNRWA die de Kamer op 20 juni 2024 organiseerde. Ook werd direct een onderzoek ingesteld dat, volgens UNRWA, naar alle waarschijnlijkheid zou hebben geleid tot zijn ontslag. Sherif kwam evenwel om het leven alvorens dit onderzoek kon worden afgerond.
In hoeverre is de Nederlandse internationale reputatie in de regio meegewogen in de besluitvorming over het bevriezen en hervatten van de subsidies aan UNRWA?
Het Nederlandse kabinet maakt eigenstandige afwegingen waarbij de internationale positie van Nederland, de relatie met bondgenoten en de landen die Palestijnse vluchtelingen opvangen (w.o. Libanon en Jordanië) worden meegenomen. Het kabinet hecht aan onze sterke reputatie als betrouwbaar partner, waarbij hoort dat Nederland aangedane verplichtingen gestand doet. De jaarlijkse Nederlandse bijdrage aan UNRWA is door het vorige kabinet vastgelegd voor de periode 2023–2025. Bovendien wordt middels deze bijdrage het brede mandaat van UNRWA om hulp en basisvoorzieningen te leveren aan Palestijnse vluchtelingen gesteund in tijden waarin de nood hoog is. Hiermee draagt de organisatie bij aan stabiliteit in de hele regio. Het doorbreken van eerdere verplichtingen of het totaal stoppen van steun aan UNRWA zou derhalve ook consequenties hebben op de positie van Nederland als brede partner in de regio. Dat laat onverlet dat het kabinet gelijktijdig kijkt naar het diversifiëren van hulpkanalen in de regio, aangezien het onwenselijk is dat hulp en basisbehoeften te zeer afhankelijk zijn van één organisatie.
Hoe waardeert het kabinet inlichtingen van Israël tegen UNRWA?3 Hoe zijn en worden deze meegewogen in de Nederlandse besluitvorming?
Het kabinet is bekend met aantijgingen tegen UNRWA en neemt deze serieus. De organisatie heeft al langere tijd te maken met beschuldigingen tegen de organisatie en de medewerkers. Daarom volgt het kabinet, samen met andere lidstaten, de vervolgstappen op dergelijke aantijgingen nauwgezet. Vandaar dat Nederland en andere partners sterk inzetten op spoedige implementatie van de aanbevelingen uit het Colonna rapport, dat toeziet op de totaliteit van neutraliteitsuitdagingen bij UNRWA. Daarbij moedigt het kabinet alle betrokken partijen aan om beschikbare informatie volledig te delen. Zo hadden onderzoekers betrokken bij zowel het Colonna-rapport als het OIOS-rapport onvoldoende mogelijkheid om over aan Israël gevraagde aanvullende informatie te beschikken.
Houdt uw uitspraak dat UNRWA een «belangrijke rol speelt [in de Gazastrook]» in dat u voornemens bent om na 2025 door te gaan met het verstrekken van het budget? Zo niet, op welke andere manier kwalificeert u dit waardeoordeel?4
UNRWA speelt op dit moment een belangrijke rol bij de humanitaire hulpverlening in de Gazastrook. Daarnaast levert het ook basisdiensten aan mensen in de hele regio, zoals vastgelegd in het door de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) verleende mandaat. Indien UNRWA geen hulp of basisdiensten meer kan bieden aan Palestijnse vluchtelingen en bevolking in de regio (waaronder de Westelijke Jordaanoever, Libanon, Jordanië en Syrië) kan dit negatieve gevolgen hebben voor de reeds zorgwekkende regionale stabiliteit aangezien dan een groot aantal mensen verstoken zal zijn van basale diensten als onderwijs of gezondheidszorg. De begroting van 2026 e.v. zal worden opgesteld in context van aanzienlijke bezuinigingen op ontwikkelingshulp. Op deze besluitvorming wordt nog niet vooruitgelopen.
In hoeverre betekent de structureel gereserveerde 14 miljoen voor UNRWA na 2025 dat u voornemens bent om, na het aflopen van de juridische verplichtingen 2023–2025, soortgelijke juridische verplichtingen opnieuw aan te gaan?
Deze structurele reservering maakt onderdeel uit van de meerjarige begroting die jaarlijks met een doorkijk van vijf jaar als onderdeel van de Miljoenennota wordt gepresenteerd. Het betreft een technische reservering die niet vooruitloopt op politieke besluitvorming over budgetkeuzes. Het ministerie staat voor forse bezuinigingen. De aankomende tijd zal het kabinet bekijken hoe deze vorm te geven en wat dat voor deze reservering betekent.
Hoe en in welk uitgezet tijdspad is het kabinet van plan de diversificatie van noodhulp aan Gaza in gang te zetten?
Het kabinet zet in op het diversifiëren van hulpkanalen in de regio, aangezien het onwenselijk is dat hulp en basisbehoeften te zeer afhankelijk zijn van één organisatie. In de meest recente Kamerbrief6 over additionele hulp aan de Gazastrook is uw Kamer geïnformeerd over een bijdrage van drie miljoen euro aan UNICEF, in het kader van deze diversificatie. Deze drie miljoen euro was door het vorige kabinet oorspronkelijk gereserveerd voor UNRWA. Naast de jaarlijkse bijdrage aan UNRWA geeft Nederland in 2025 ook jaarlijkse bijdragen aan andere humanitaire organisaties die actief zijn in de Gazastrook, zoals WFP, UNICEF en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging.
Kan de Minister zo mogelijk deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Humanitaire Hulp van 9 oktober?
Ja.
Kunt u uiterlijk donderdag 3 oktober om 12.00 uur alle interne communicatie en adviezen met betrekking tot het besluit om Afghaanse bewakers niet over te brengen naar Nederland binnen en tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie & Veiligheid/Asiel & Migratie sinds het aantreden van uw kabinet naar de Kamer sturen?
Wij komen gedeeltelijk tegemoet aan uw verzoek door de ambtelijke adviezen te verstrekken die zijn opgesteld sinds het aantreden van het nieuwe kabinet met betrekking tot de overbrenging van Afghaanse bewakers.
Bent u bekend met de berichten «Georgië neemt omstreden wet aan tegen lhbtqia+-rechten» en «Beroemde trans vrouw vermoord in Georgië na invoering wet tegen lhbtqia+-rechten»?1 2
Ja.
Hoe kijkt u naar de anti-lhbtqia+ wet die onlangs door het Georgische parlement is goedgekeurd?
Ik betreur de aanname van de zogenaamde «protection of family values and minors»-wet zeer. Deze wetgeving ondermijnt de fundamentele rechten van de Georgische bevolking en is onverenigbaar met internationale verplichtingen en de EU-ambities van Georgië.
Aanname van deze wetgeving volgt op de op 14 mei jl. aangenomen zgn. «Transparency of Foreign Influence»-wet. Deze ontwikkelingen hebben er mede toe geleid dat tijdens de Europese Raad van juni en 17 oktober jl. is geconstateerd dat het EU-toetredingstraject van Georgië de facto tot stilstand is gekomen.
In hoeverre staat deze anti-lhbtqia+ wet volgens u haaks op Europese liberale waarden?
Gelijkheid en non-discriminatie zijn kernwaarden en grondrechten in de EU, die zijn vastgelegd in de EU-verdragen en in het Handvest van de Grondrechten van de EU. Aanname van wetten die deze gelijkheid en non-discriminatie aantasten staan daarmee dus haaks op onze Europese waarden.
Op welke manier ondersteunt Nederland de lhbtqia+ gemeenschap in Georgië?
Nederland ondersteunt via de ambassade in Tbilisi sinds 2012 vanuit het Mensenrechtenfonds maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de rechten van de lhbtiq+-gemeenschap. Naast directe financiering draagt de ambassade het belang van het onderwerp uit door aanwezigheid bij publieke bijeenkomsten en projecten. Ook heeft de ambassade regelmatig overleg met deze organisaties over uitdagingen voor de gemeenschap en de manier waarop Nederland met gelijkgezinde landen kan bijdragen aan hun inzet. Nederland heeft in contacten met de Georgische autoriteiten actief gepleit voor voldoende aandacht voor de bescherming van de rechten van de lhbtiq+-gemeenschap en tegen wetgeving die die rechten nadrukkelijk inperkt.
Hoe kijkt u naar de rol van Russische beïnvloeding bij totstandkoming van dergelijke wetgeving?
Het kabinet heeft aandacht voor Russische beïnvloeding in landen die Rusland van oudsher als zijn invloedssfeer beschouwt, zoals Georgië. Het kabinet zet zich in op het versterken van weerbaarheid tegen Russische beïnvloeding in dergelijke landen.
Deze wet vertoont overeenkomsten met de Russische wetten die de vrijheid en rechten van de lhbtiq+-gemeenschap in Rusland sinds 2013 steeds verder inperken. Over een mogelijke rol van Russische beïnvloeding in de totstandkoming van deze wetgeving ga ik niet speculeren.
Ziet u ook een trend van anti-lhbtqia+ wetgeving in de Europese Unie (EU) en EU kandidaat-lidstaten?
Lhbtiq+-rechten staan ook in Europa onder druk. Het is zaak deze rechten actief te verdedigen. Dat doet Nederland in Europees verband en zal dat blijven doen.
Ziet u deze anti-lhbtqia+ wet als een voorbode van verdere rechtsstatelijke erosie in Georgië?
Ik beschouw deze wetgeving als een onderdeel van een negatieve trend op het gebied van rechtsstatelijkheid, ingezet door de Georgische regering. Zo heeft het Georgische parlement eerder dit jaar ook wetgeving aangenomen die de activiteiten van maatschappelijke organisaties stevig inperkt, (de zgn. «Transparency of Foreign Influence»-wet), en stappen gezet waardoor de onafhankelijkheid van verschillende staatsinstellingen wordt aangetast.
Hoe kan in Europees verband worden opgetreden als lidstaten of EU kandidaat-lidstaten anti-lhbtqia+ wetgeving invoeren?
Het invoeren van wetgeving die de grondrechten van minderheden ondermijnt is in strijd met het Unierecht. De Europese Commissie kan als reactie hierop een inbreukprocedure starten wanneer zij van mening is dat dit Unierecht geschonden wordt door een EU-lidstaat. Afhankelijk van de situatie kunnen mogelijk ook fondsen binnen de EU worden stopgezet.
Ook in het geval van kandidaat-lidstaten kan verstrekking van financiële middelen, bijvoorbeeld de pre-accessiemiddelen, worden heroverwogen. In het geval van Georgië is bij de Raad Buitenlandse Zaken van 24 juni jl. de financiële steun aan de overheid opgeschort, en zijn gelijktijdig middelen herverdeeld ten gunste van het maatschappelijk middenveld en onafhankelijke media. Momenteel zijn de officiële contacten op politiek niveau met Georgië bevroren.
In het algemeen is op kandidaat-lidstaten die toetredingsonderhandelingen voeren het brede spectrum van fundamentele rechten van toepassing binnen de systematiek van de EU-uitbreidingsmethodologie. Deze zijn onderdeel van het zogenaamde Fundamentals-cluster, hoofdstuk 23 («Judiciary & Fundamental Rights»). De toetredingssystematiek kent bijzonder gewicht toe aan dit onderhandelingscluster, en ziet erop toe dat rechten en vrijheden verankerd en gerespecteerd worden in lijn met Europese standaarden. Het kabinet besteedt hier expliciet aandacht aan.
Zal u ervoor pleiten dat de invoering van deze anti-lhbtqia+ wet consequenties moet hebben voor stappen in de Europese integratie van Georgië? Zo ja, welke consequenties? Zo nee, hoezo niet?
Zoals in het Regeerprogramma aangegeven staat Nederland zeer kritisch tegenover verdere uitbreiding van de EU. We houden streng vast aan de eisen voor lidmaatschap van de EU, inclusief de zogenoemde Kopenhagen-criteria. Hervormingen op het gebied van goed bestuur, transparantie en de rechtsstaat zijn belangrijk en waar mogelijk ondersteunt Nederland daarbij. Er worden geen concessies gedaan aan deze criteria.
Tijdens de Europese Raad van juni en 17 oktober jl. werd, mede op aandringen van Nederland al geconstateerd dat de acties van de Georgische regering hebben geleid tot het de facto stopzetten van het toetredingstraject.
Welke consequenties zullen er volgen voor de bilaterale en Europese betrekkingen met Georgië als ook na de Georgische parlementaire verkiezingen de Georgische rechtsstaat verder wordt beschadigd?
Nederland beziet steeds samen met andere partners wat de ontwikkelingen in Georgië betekenen voor de samenwerking met Georgië. Dit geldt zowel bilateraal als in EU-verband. Nederland blijft zich hard maken voor de noodzaak van het beschermen van lhbtiq+-rechten en de rechtsstaat in Georgië. In Europees verband komt dit nu neer op het de facto bevriezen van het toetredingsproces van Georgië. Dit is temeer spijtig daar de EU ook om geopolitieke redenen graag intensieve betrekkingen met Georgië wil onderhouden. Tevens worden de financiële middelen voor Georgië verschoven van middelen voor de overheid naar steun van het maatschappelijk middenveld. Nederland zal in Brussel aandringen op een nadere inventarisatie van consequenties voor Georgië en bij de Georgische autoriteiten blijven aandringen op het beschermen van de rechtsstaat. Bij verder afglijden van Georgië kunnen ook bestaande verworvenheden voor Georgië in relatie tot de EU in het gedrang komen, zoals de geldende visumvrijheid.
Deelt u de opvatting dat de verwerpelijke aangenomen wet tegen lhbtqia+ rechten bijdraagt aan een vijandig klimaat tegen minderheden, wat uiteindelijk kan leiden tot bijvoorbeeld de afschuwelijke moord op transvrouw Kesaria Abramidze?
Het aannemen van wetgeving die de rechten van minderheden aantast, draagt verder bij aan de kwetsbare situatie waarin zij zich bevinden. Dit past helaas in een wereldwijde trend, waarbij een toenemend aantal landen de mensenrechten van lhbtiq+-personen beperkt. Dit kan uiteindelijk leiden tot een toename van geweld. Met betrekking tot de gruwelijke moord op Kesaria Abramidze wacht het kabinet het onderzoek hiernaar af.
Bent u bereid om openlijk richting de president van Georgië, mw. Salome Zourabichvili, steun uit te spreken voor de strijd tegen de afbraak van lhbtqia+-rechten in Georgië?
Nederland spreekt zich consequent uit voor lhbtiq+-rechten. Onze steun voor deze rechten heb ik onder andere publiek gemaakt via een verklaring na aanname van de Georgische lhbtiq+-wetgeving. Nederland heeft dit ook in gesprekken met de Georgische autoriteiten benadrukt.
Bent u bereid om de Georgische autoriteiten formeel te laten weten dat Nederland deze wet ten strengste afkeurt en dit Europese toenadering alleen maar verder wegbrengt?
Nederland heeft meermaals in gesprekken met de Georgische autoriteiten duidelijk gemaakt dat het de aanname van lhbtiq+-wetten zeer zorgelijk vindt. Daarbij is ook aangegeven dat tijdens de Europese Raad van juni en 17 oktober jl. geconstateerd is dat het EU-toetredingstraject van Georgië de facto tot stilstand is gekomen.
Het bericht ‘West funding Putin’s soldiers with growing Russian fuel purchases’ |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over de toenemende Europese import van in Turkije verwerkte Russische olie, en de analyse dat de daaruit verkregen inkomsten Rusland in staat stellen om maandelijks zo’n 6.200 soldaten te rekruteren voor haar vernietigingsoorlog in Oekraïne?1, 2
Ja. De data van het «Centre for Research on Energy and Clean Air» (CREA) zijn modelmatig tot stand gekomen door publiekelijk bekende scheepsbewegingen te monitoren en deze te vermenigvuldigen met een aangenomen waarde voor lading en prijs. Deze getallen kunnen pas geverifieerd worden als de officiële statistiek o.b.v. douanedata beschikbaar is.
Deelt u de mening dat de betrokkenheid van Europese afnemers bij deze handel de effectiviteit van Europese Unie (EU)-sancties ondermijnt en daarmee in strijd is met het Europese en Nederlandse beleid om Oekraïne te steunen in haar verzet tegen de Russische agressie?
De EU-lidstaten en G7-leden hebben de rechtstreekse import van Russische ruwe aardolie en aardolieproducten naar de EU- en G7- lidstaten middels sancties verboden.
Daarnaast hebben zij een prijsplafond-mechanisme vastgesteld. Russische ruwe aardolie en aardolieproducten kunnen niet meer naar de EU en G7-leden, maar nog naar de wereldoliemarkt worden geëxporteerd tegen een gereduceerde prijs (max $ 60/vat ruwe aardolie) met dienstverlening van bedrijven uit EU- en G7-lidstaten. Doel is om de Russische inkomsten te raken, terwijl tekorten op de internationale oliemarkt worden voorkomen en een opwaartse druk op de olieprijs gereduceerd. Russische ruwe aardolie en aardolieproducten verhandeld boven het prijsplafond zijn uitgesloten van Westerse dienstverlening. Dit is van invloed op de Russische inkomsten uit olie-export en daarmee de beschikbaarheid van middelen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zonder de wereldoliemarkt te verstoren.
Rusland is de tweede olieproducent ter wereld na de VS en net iets groter dan Saoedi-Arabië. Rusland produceerde in augustus 10,6 miljoen vaten per dag en exporteerde hiervan 7,02 miljoen vaten per dag naar de wereldoliemarkt in de vorm van ruwe aardolie en olieproducten.3 Het eventueel wegvallen van Russische olietoevoer (op een wereldtotaal van 103,5 miljoen vaten per dag in augustus is dat bijna 7%) zou niet alleen de EU-lidstaten en G7-leden, maar ook minder kapitaalkrachtige olie-importerende derde landen treffen. Verstoringen op de wereldoliemarkt van die grootte hebben zich in het verleden nog niet voorgedaan en zouden alle historische disrupties overtreffen. Het aldus inrichten van de EU- en G7-oliesancties tegen Rusland betreft derhalve een bewuste keuze in EU- en G7-verband.
Hoe beoordeelt u de rol van Turkije in het faciliteren van de doorvoer en verwerking van Russische olie, en bent u bereid diplomatieke gesprekken aan te gaan met dit land om de omzeiling van sancties tegen te gaan?
Turkse bedrijven en betrokken raffinaderijen die van oorsprong ruwe aardolieproducten inkopen, deze raffineren tot aardolieproducten en vervolgens verkopen, overtreden daarmee geen EU-sancties.
Nederlandse bedrijven importeerden voorafgaand aan de sancties al aardolieproducten vanuit Turkije.4 Volgens het zesde EU sanctiepakket valt bijvoorbeeld dieselimport met Turkse oorsprong buiten de reikwijdte van de sancties. In de productie van deze diesel kan voor een deel gebruik zijn gemaakt van Russische ruwe aardolie.
Invoer van aardolieproducten van Turkse oorsprong is op basis van de sanctiemaatregelen tegen Rusland dus niet verboden, ook al zou bij de productie van deze diesel ruwe aardaardolie afkomstig uit Rusland gebruikt worden. Hierbij dient te worden vermeld dat een belangrijk deel van de import van aardolieproducten niet (alleen) voor Nederland bestemd is, maar ook voor het achterland. De oorsprong van goederen waarvoor sanctiemaatregelen gelden wordt vastgesteld op basis van niet-preferentiële oorsprongsregels zoals vastgelegd in het Douanewetboek van de Unie (Verordening (EU) Nr. 952/2013). De oorsprong van het aardolieproduct hangt onder andere af van de bewerking die de gebruikte ruwe aardolie heeft ondergaan, alsook de relatieve hoeveelheden van ruwe aardolie van verschillende oorsprong die gebruikt zijn in het productieproces.
Op basis van de sanctiemaatregelen is het niet toegestaan om ruwe aardolie of aardolieproducten zoals diesel te betrekken van Russische partijen die gesanctioneerd zijn, ook niet als deze partijen vanuit andere landen actief zijn.
Economische activiteit vanuit Turkije met Rusland is reeds thema van gesprek tussen de Turkse regering en de EU c.q. EU-Lidstaten. Eenzijdig actie is niet raadzaam gezien de regels van de Europese interne markt. Indien buurlanden wel blijven importeren uit de betreffende raffinaderijen en Nederland niet, zou de onwenselijke situatie ontstaan dat dit Nederland zou verhinderen om zaken te doen met buurlanden, omdat de stromen niet te traceren zijn. Aangezien de betrokken Turkse bedrijven geen sancties schenden, acht ik een onderzoek naar Nederlandse afnemers en eventuele actie richting deze bedrijven derhalve ook niet opportuun.
Het kabinet pleit ervoor om de economische druk op Rusland verder op te blijven voeren. Voor het kabinet liggen daarbij alle opties op tafel binnen de randvoorwaarden van uitvoerbaarheid, effectiviteit en leveringszekerheid. Daarbij kan het kabinet niet ingaan op de exacte onderhandelingspositie, maar de inzet zal onder andere gericht zijn op het raken van het Russische verdienvermogen op mondiale energie- en grondstoffenmarkten, de aanpak van de schaduwvloot en het tegengaan van omzeiling.
Bent u bereid om er tijdens de volgende Raad Buitenlandse Zaken voor te pleiten dat deze lacune in het volgende sanctiepakket weg wordt genomen door Turkse raffinaderijen die meewerken aan deze manier van sanctieomzeiling op te nemen op de sanctielijst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid te onderzoeken welke Nederlandse bedrijven afnemer zijn van de in het rapport genoemde Turkse raffinaderijen (te weten: Tupras Izmit Refinery, STAR Refinery, en Tupras Aliaga Refinery) en actie te ondernemen richting deze bedrijven? Zo ja, wilt u uw bevindingen met deze Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Aardbevingsslachtoffers Marokko zijn wanhoop nabij: 'Ze zijn ons vergeten' |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Aardbevingsslachtoffers Marokko zijn wanhoop nabij: «Ze zijn ons vergeten»»?1
Ja.
Kunt u met ons delen wat de actuele humanitaire situatie in het aardbevingsgebied in Marokko is? Klopt het dat vele mensen nog in tijdelijke huisvesting verblijven en dat er in verschillende gebieden nog geen wederopbouw van de infrastructuur heeft plaatsgevonden?
De humanitaire situatie en de mate van wederopbouw verschilt per regio in het door de aardbeving getroffen gebied. Er zijn dorpen waar de wederopbouw nog niet ver gevorderd is en waar de bevolking nog in tijdelijke huisvesting verblijft en afhankelijk is van hulporganisaties zoals de Marokkaanse Rode Halve Maan om te voorzien in basisbehoeften. Ondanks de verschillende initiatieven van de Marokkaanse overheid en (internationale) hulporganisaties is de wederopbouwopgave nog altijd enorm en zal volledig herstel nog de nodige tijd in beslag nemen.
Op welke wijze heeft de Nederlandse overheid sinds de aardbeving hulp geboden en middelen vrijgemaakt om de getroffenen in het aardbevingsgebied te helpen?
De Nederlandse overheid heeft onmiddellijk na de aardbeving 5 miljoen euro vrijgemaakt voor steun aan het Emergency Appeal van de Internationale Federatie van het Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen (IFRC) die de hulpoperatie van de Marokkaanse Rode Halve Maan ondersteunt. Deze bijdrage is gedaan via het Nederlandse Rode Kruis. Hiermee kon voedsel, tijdelijk onderdak, gezondheidszorg en drinkwater worden gegeven. Ruim 23.000 mensen zijn bereikt met directe noodhulp en ruim 18.000 mensen zijn geholpen met onderdak en hulp bij huisvesting. Ook ondersteunde de Marokkaanse Rode Halve Maan huishoudens met programma’s voor voedselzekerheid en levensonderhoud en herstelde zij water en sanitaire infrastructuur.
Is er voor de komende periode vanuit de Nederlandse overheid hulp aangeboden voor de getroffenen in het aardbevingsgebied en kunt u aangeven of hier in de komende periode ook middelen voor vrij zullen worden gemaakt?
De implementatietijd van de noodhulpoperatie van IFRC en de Marokkaanse Rode Halve Maan waar Nederland 5 miljoen euro aan heeft bijgedragen loopt nog tot 31 december 2025, waarmee nog altijd in behoeften voorzien wordt van personen die door de aardbeving getroffen zijn.
Indien er voor de komende periode geen middelen zijn vrijgemaakt om de getroffenen in het aardbevingsgebied te kunnen helpen en bij te dragen aan wederopbouw, bent u dan alsnog bereid om dit te doen? Zo nee, waarom niet?
De Marokkaanse overheid heeft veel inspanningen verricht om hulp te mobiliseren na de aardbeving. Voor de coördinatie van de wederopbouw en de economische ontwikkeling van het getroffen gebied heeft Marokko een agentschap opgericht, de Agence de Développement du Haut Atlas. Nederland heeft in oktober 2023 via Invest International een bedrag van 50 miljoen euro vrijgemaakt om bij te dragen aan het Marokkaanse wederopbouwprogramma. Nederland draagt als lid van de Europese Unie en Europese Investeringsbank ook indirect bij aan de wederopbouw van het getroffen gebied. Het belang van wederopbouw en hulpverlening wordt in internationale contacten onder de aandacht gebracht.
Bent u bereid om het helpen met de wederopbouw en het bieden van hulp aan de getroffenen in het aardbevingsgebied blijvend in internationaal verband onder de aandacht te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het opnemen van vliegtuigen en schepen in de EU-taxonomie als “duurzame investering” |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Milieuclubs slepen EU voor rechter vanwege «groen» label vliegtuigen en schepen»?1
Ja.
Welke status heeft het opnemen van bepaalde vliegtuigen en schepen in de EU-taxonomie nu: gaat het om een voornemen of een besluit van de Europese Commissie?
De Europese Commissie bepaalt via een gedelegeerde handeling welke activiteiten, en onder welke voorwaarden, onderdeel zijn van de EU taxonomie voor klimaatmitigatie. Deze gedelegeerde handeling onder de Taxonomieverordening is sinds december 2021 van kracht, waarin vanaf het begin onder andere activiteiten op het gebied van scheepvaart zijn opgenomen. In november 2023 is de gedelegeerde handeling gewijzigd om onder andere activiteiten op het gebied van luchtvaart toe te voegen. Beide zaken betreffen daarmee besluiten die reeds genomen zijn.
Bent u en zijn de overige lidstaten gekend in het voornemen of besluit van de Europese Commissie om bepaalde vliegtuigen en schepen op te nemen in de EU-taxonomie?
Ja. Lidstaten hebben bij een wijziging van de gedelegeerde handelingen de mogelijkheid om te reageren op een initieel voorstel van de Europese Commissie. Na het beoordelen van de feedback van lidstaten en het Platform voor Duurzame Financiering2, neemt de Commissie een definitief voorstel voor een gedelegeerde handeling aan. Deze ligt vervolgens vier maanden voor in een non-objectieprocedure en wordt definitief, tenzij er een (verzwaarde) gekwalificeerdere meerderheid in de Raad of een simpele meerderheid in het Europees Parlement tegen is.
Voor de meest recente wijziging van de gedelegeerde handeling in november 2023, heeft in april 2023 een consultatie plaatsgevonden. De reactie van Nederland is als bijlage bij de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 20 juni 2023 met de Tweede Kamer gedeeld.3
Deelt u de mening dat vliegtuigen niet thuishoren op de lijst van de EU-taxonomie, omdat deze niet bijdragen aan de doelen van de Green Deal, zoals bedoeld in de EU-taxonomie?2
Het is van groot belang om privaat kapitaal te mobiliseren richting efficiëntere vliegtuigen en de productie van duurzame luchtvaartbrandstoffen. Het kabinet vindt het dan ook belangrijk dat transitieactiviteiten als deze onderdeel zijn van de taxonomie. Nederland heeft zich tegelijkertijd in algemene zin kritisch in de EU opgesteld tegenover de huidige toepassing van transitieactiviteiten in de EU taxonomie voor klimaatmitigatie en heeft bij de consultatie in april 2023 aangegeven in de taxonomie graag een aparte categorie te zien waar transitieactiviteiten in geplaatst kunnen worden. Daarbij heeft Nederland zich ook uitgesproken voor een verdere aanscherping van de criteria voor best in class5 vliegtuigen als transitieactiviteit en voor een verduidelijking van de passendheid van de transitieactiviteiten binnen de afspraken in het Parijsakkoord.
In het definitieve voorstel van de Europese Commissie zijn de criteria voor best in class vliegtuigen niet aangescherpt, maar is het verplichte percentage voor het gebruik van Sustainable Aviation Fuel (SAF) bij de operatie van vliegtuigen wel significant verhoogd (van 10% naar 15% in 2030). Aangezien de huidige taxonomieverordening geen mogelijkheid biedt voor een aparte categorie voor transitieactiviteiten, de aanscherping op het gebied van SAF en het grote belang dat Nederland hecht aan het stimuleren van private investeringen in de verduurzaming van de luchtvaart, heeft Nederland geen bezwaar aangetekend bij de gedelegeerde verordening van de Europese Commissie waarin de hierboven genoemde luchtvaartactiviteiten zijn toegevoegd aan de EU taxonomie.
Deelt u de mening dat schepen die varen op LNG wel onder de taxonomie kunnen komen te vallen, mits het risico op methaan-uitstoot klein is?
Ja. De gedelegeerde handeling schrijft voor dat schepen die ontworpen zijn om op vervloeid gas te varen aan de technische screeningscriteria voldoen wanneer ze kunnen aantonen dat ze methaanslipemissies beperken met geavanceerde maatregelen en technologieën, een walstroomaansluiting hebben, en een ontwerpefficiëntie hebben die 20% beter is dan de geldende mondiale (IMO) norm. Deze schepen kunnen in principe ook varen op duurzaam vervloeid biogas of op vervloeide synthetische methaan die geproduceerd wordt met groene waterstof. Omdat de voorwaarden om opgenomen te worden in de EU taxonomie betrekking hebben op het ontwerp van het schip, en niet op de manier waarop het schip wordt gebruikt, kunnen ook schepen aan de eisen voldoen als ze op vervloeid aardgas (LNG) varen in plaats van op duurzaam vervloeid biogas.
Volgens de Roadmap Brandstoftransitie Zeevaart6 is het verduurzamen van vloeibaar gas een van de opties voor het verduurzamen van de zeevaart. Daarom kan wat betreft het kabinet de bouw van deze schepen beschouwd worden als een transitieactiviteit die tijdelijk onderdeel zou moeten zijn van de taxonomie zolang duurzamere alternatieven niet (in voldoende mate) beschikbaar zijn.
Zo ja, hoe en wanneer brengt u uw standpunt ter kennis van de Europese Commissie?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag drie, is het Nederlands standpunt tijdens de consultatie van de meest recente wijziging van de gedelegeerde handeling gedeeld met de Europese Commissie.
Bent u in de gelegenheid om deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat Klimaat & Energie op 12 september 2024?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Britse premier Starmer en de Duitse Bondskanselier Scholz gaan onderhandelen over een bilateraal verdrag over thema’s als defensie, migratie, technologie, wetenschapen jongerenmobiliteit?1
Ja.
Deelt u de mening dat het positief is dat de Britse premier Starmer zich inzet voor nieuwe bilaterale partnerschappen en verdragen met Europese Unie (EU)-lidstaten als Frankrijk en Duitsland?
Het kabinet verwelkomt de hernieuwde betrokkenheid van het VK met de EU en haar lidstaten. Het VK is en blijft voor NL een belangrijke partner als buurland, NAVO-bondgenoot, G7-lid en permanent lid van de VN Veiligheidsraad. De illegale grootschalige Russische invasie van Oekraïne heeft het belang van nauwere samenwerking op het Europese continent verder onderstreept. Het kabinet kijkt daarom positief naar het versterken van zowel de bilaterale relatie als de betrekkingen tussen de EU en het VK, met inachtneming van de bestaande EU-VK verdragen en het behouden van de integriteit van de interne markt.
Zijn ook vanuit het Nederlandse kabinet inmiddels initiatieven genomen tot zo’n veel intensievere bilaterale afstemming met het Verenigd Koninkrijk op zulke belangrijke thema’s?
De bilaterale relatie tussen Nederland en het VK is sterk en is onderhevig aan een positief momentum sinds implementatie van het Windsor Raamwerk. Het kabinet zet onverminderd in op het bestendigen van de samenwerking met het VK en staat open voor het intensiveren van de relatie. Momenteel is er een NL-VK-verklaring – in 2022 ondertekend – die toeziet op samenwerking op het gebied van veiligheid, energie en klimaat, migratie, duurzame ontwikkeling en humanitaire hulp en multilaterale samenwerking.
Ook zet Nederland zich in voor bilaterale samenwerking op het terrein van wetenschap en onderwijs. Tussen Nederlandse en Britse kennisinstellingen bestaan van oudsher stevige banden en een intensieve uitwisseling. Een groot deel van de wetenschappelijke samenwerking vindt plaats binnen het Europese kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie, Horizon Europe, waaraan het VK sinds 2024 weer geassocieerd is.
Het Verenigd Koninkrijk en Nederland komen verder regelmatig bijeen in de zogenaamde «Calaisgroep» (naast het VK en Nederland nemen ook Frankrijk, België, Duitsland en de Europese Commissie aan deze groep deel) om gezamenlijke uitdagingen bij de aanpak van irreguliere migratie en mensensmokkel te bespreken. Ook zet het kabinet zich in voor bilaterale uitwisseling over de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.
Nederland en het VK hebben daarnaast een lange geschiedenis wanneer het gaat om defensiesamenwerking. In februari 2024, en marge van de NAVO DMM (defence Ministers meeting), ondertekende de Minister van Defensie het hernieuwde Joint Vision Statement met haar Britse counterpart. In de overeenkomst staan concrete ambities en doelen om deze samenwerking in de komende jaren verder te versterken op strategisch, operationeel en tactisch niveau en daarmee bij te dragen aan de trans-Atlantische en Europese veiligheid.
Jaarlijks houden Nederland en het VK een Strategische Dialoog gericht op het verbreden en verdiepen van samenwerking op de beleidsterreinen uit de gezamenlijke verklaring. Ook is er een bilaterale conferentie – de North Sea Neighbours conferentie – gericht op samenwerking in het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld, academici, denktanks en andere stakeholders in de NL-VK relatie. Beide zullen naar verwachting dit najaar weer plaatsvinden in Londen.
Deelt u de mening dat het verslag van Minister Veldkamp over de Europese Politieke Gemeenschap van 18 juli jongstleden belangrijke aanknopingspunten bevat voor een dergelijke intensivering van de bilaterale relaties met het Verenigd Koninkrijk, ook in het kader van de Europese Politieke Gemeenschap?
Tijdens de bijeenkomst van de Europese Politieke Gemeenschap (EPG) op 18 juli jl. benadrukte de toen recent aangetreden premier Starmer open te staan voor versterkte samenwerking met Europese landen. Zoals hierboven aangegeven verwelkomt het kabinet de hernieuwde betrokkenheid van het VK.
De EPG biedt een informeel forum voor politiek dialoog tussen Europese landen over onderwerpen die het continent aangaan. Tijdens de laatste EPG-bijeenkomst is gesproken over veiligheid, migratie en energie.2 De meerwaarde van de EPG is dat hier van gedachten kan worden gewisseld met een brede groep landen uit zowel de EU alsook Europese nabuurschapslanden, in aanvulling op bestaande multilaterale fora en bilaterale relaties.
Zou, gelet op de thema’s die de Britse premier Starmer in zijn bilateraal overleg met bondskanselier Scholz en president Macron heeft besproken, het voor de hand liggen dat ook in de bilaterale relaties met ons land zulke thema’s aan de orde komen? Wilt u hiertoe het initiatief nemen en de Kamer hierover voor Prinsjesdag informeren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wilt u voor zo’n initiatief premier Starmer uitnodigen voor een bezoek aan ons land in vervolg op zijn gesprekken in Berlijn en Parijs?
Er hebben al verschillende gesprekken plaats gevonden tussen de leden van het kabinet en hun Britse evenknieën; de Minister-President sprak bijvoorbeeld met premier Starmer en marge van de NAVO-top in Washington. Het kabinet kijkt positief naar het versterken van de bilaterale samenwerking.
Het bericht 'Artsen zonder Grenzen: snel meer vaccins nodig tegen mpox Afrika' |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met en kunt u een reactie geven op het bericht «Artsen zonder Grenzen: snel meer vaccins nodig tegen mpox Afrika» van 19 augustus jl.?1
Ik ben bekend met het bericht en onderschrijf het belang van vaccins tegen mpox voor Afrika. Zoals ik ook in mijn brief van 16 augustus 2024 heb aangegeven kan donatie van vaccins helpen de overdracht van het virus in de ontvangende landen te voorkomen, wat de kans op verdere verspreiding van de ziekte daar en ook op internationale uitbraken vermindert. In mijn brief van 29 augustus 20242 ben ik ingegaan op mijn redenen om nu niet te doneren.
Deelt u de mening dat het van belang is om verdere verspreiding van het mpox-virus, zoals naar Nederland, te voorkomen?
Ja.
Deelt u de mening dat de meest effectieve wijze om virus zo vroeg mogelijk te stoppen is door landen te helpen die momenteel kampen met de gevolgen van het mpox-virus?
Ja.
Waarom bent u niet bereid om gehoor te geven aan de oproep van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om mpox-vaccins naar Afrikaanse landen te sturen?
Aanpak bij de bron is de meest effectieve manier om een uitbraak van een infectieziekte te bestrijden. Naast vaccins zijn daarvoor ook diagnostiek, bron- en contactopsporing, voorlichting en gedragsverandering van belang. Ik wil benadrukken dat ik niet tegen donatie van vaccins ben. Het is echter mijn verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat Nederland goed voorbereid is op mogelijke introductie en verspreiding van mpox. Ik kies er daarom voor om de huidige voorraad vaccins voor de nationale paraatheid van ons land op het veilige niveau van ongeveer 100.000 te behouden.
Kunt u toelichten op welke wijze dit strookt met de lessen die we hebben geleerd tijdens de corona pandemie?
Een van de belangrijkste lessen die we geleerd hebben is dat we in Nederland goed voorbereid moeten zijn op uitbraken van infectieziekten en dat we zelf goed voorbereid moeten zijn, alvorens we andere landen kunnen helpen.
Kunt u aangeven hoe uw beleid eruit ziet ten aanzien van het voorkomen van en voorbereiden op een volgende pandemie met het oog op het schrappen van de middelen voor pandemische paraatheid?
Op dit moment wordt het Hoofdlijnenakkoord nader uitgewerkt tot een regeerprogramma en werk ik aan het vaststellen van de VWS-begroting. Ik kan hier nu niet op vooruitlopen, maar ga hier na publicatie graag met de Kamer over in gesprek.
Op welke wijze wordt u op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen van het mpox-virus en welke rol heeft het Outbreak Management Team (OMT) daarin?
De wereldwijde situatie en de ontwikkelingen van het mpox-virus worden door het RIVM, mede op basis van informatie van de WHO en het ECDC, in de gaten gehouden. Zij informeren mij hierover. Indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven kan de directeur van het Cib besluiten een OMT bij elkaar te roepen om over maatregelen te adviseren. Dat is nu niet aan de orde.
Aandringen bij de Deense regering op het vrijlaten van walvissenredder Paul Watson (73). |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat Denemarken voornemens is dierenbeschermer Paul Watson uit te leveren aan Japan, wat betekent dat hij een jarenlange gevangenisstraf in Japan riskeert omdat hij een Japans schip binnendrong dat op walvissen jaagt?1
Het is mij bekend dat er een verzoek van Japan ligt aan Denemarken om Paul Watson uit te leveren, die in Groenland werd aangehouden. De Groenlandse rechtbank heeft de detentie van Watson verlengd tot 2 oktober en het Deense Ministerie van Justitie zal moeten besluiten hoe Denemarken met het verzoek van Japan zal omgaan.
Wilt u zich in navolging van de Franse president Macron inzetten voor de vrijlating van Watson en helpen voorkomen dat hij wordt uitgeleverd aan Japan? Zo nee, waarom niet?
Voorop staat dat Nederland groot belang hecht aan het recht op demonstratie, inclusief de uitoefening van dit recht op zee, zolang de veiligheid is gewaarborgd en het toepasselijk recht wordt nageleefd. De kapitein van een schip dient ervoor te zorgen dat de veiligheid van mensenlevens op zee niet in gevaar komt en dat de relevante internationale voorschriften ter voorkoming van aanvaringen worden nageleefd, met name op volle zee, overeenkomstig de resolutie van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie inzake het waarborgen van de veiligheid tijdens demonstraties, protesten of confrontaties op volle zee (MSC.303(87) van 17 mei 2010).
Er loopt een strafrechtelijk onderzoek in Japan naar de betreffende persoon. Op basis van dat onderzoek heeft Japan een rechtshulpverzoek gestuurd aan Denemarken met het verzoek hem aan te houden en uit te leveren. Het betreft hier niet de Nederlandse rechtshulprelatie met Japan. Het is aan de Deense autoriteiten om hier al dan niet uitvoering aan te geven en om daar uitspraken over te doen. De Nederlandse ambassade in Kopenhagen is reeds in contact met het Deense Ministerie van Buitenlandse zaken over deze kwestie en heeft aangegeven graag op de hoogte te blijven van de opstelling van de Deense regering.
Klopt het dat Denemarken geen uitleveringsverdrag heeft met Japan en dat dit de mogelijkheid vergroot dat Watson niet uitgeleverd kan worden?
Het klopt dat Denemarken geen uitleveringsverdrag heeft met Japan. De Deense autoriteiten beoordelen, in de afwezigheid van een uitleveringsverdrag, uitleveringszaken per geval, zoals ook bij deze casus. Of de afwezigheid van een uitleveringsverdrag tussen Denemarken en Japan de kans op uitlevering verkleint is dan ook afhankelijk van deze inhoudelijke beoordeling. Daar heeft Nederland geen zicht op.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat Japan zich niet houdt aan het internationale verbod op de walvisjacht?
Het kabinet vindt de jacht op walvissen een onwenselijke praktijk. Echter, Japan is sinds 2019 geen lid meer van de International Whaling Commission (IWC). Ze jagen daarom nu binnen hun eigen territoriale wateren op een aantal soorten walvissen. Dit is in principe niet direct in strijd met het commercieel moratorium op de jacht in internationale wateren. Aan de andere kant dient ieder land, ook niet-leden, mee te werken aan het algemeen internationaal recht en de United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS). Dat houdt in dat landen gebonden zijn om samen te werken aan het behoud, management en onderzoek van walvissen, in het bijzonder via de daarvoor aangewezen internationale organisatie, de IWC.
Japan stelt dat hun berekeningen voor hun walvisquota gebaseerd zijn op, en in lijn zijn met, de modellen van de IWC. Dat is echter niet helemaal het geval, en de huidige quota berekeningen voor gewone vinvissen zijn niet in lijn met de methodes van de IWC, hoewel dit door Japan wel gesteld en expliciet benoemd wordt in hun besluit.
Nederland heeft zich met andere landen en de EU hiertegen uitgesproken middels een gezamenlijke demarche tegen Japan eind mei 2024.
Bent u bereid om bij de aanstaande vergadering van de International Whaling Commission in september de druk op te voeren op Japan, Noorwegen en IJsland om zich aan het verdrag te houden en te stoppen met de walvisjacht? Zo nee, waarom niet?
Nederland zet zich hiervoor in binnen EU-verband. Bij de IWC volgt Nederland de gezamenlijke EU-positie. De EU-positie wordt vooraf besproken en vastgelegd. In dat vooroverleg binnen de EU kan er worden gesproken over maatregelen, maar uiteindelijk dient iedere lidstaat van de EU zich te houden aan de vastgestelde positie. Over het algemeen is het EU-standpunt dat we tegen de jacht op walvissen zijn, en Nederland zet zich hier actief voor in.
De EU lidstaten hebben voor de komende IWC in september een resolutie ingediend over commerciële walvisjacht en het belang van de internationale afspraken. Het voornaamste doel van de resolutie is om landen eraan te herinneren dat zij internationale verplichtingen hebben om mee te werken met de beoordelingsmethodes van het IWC, en deze niet dienen te ondermijnen.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden, gezien de urgentie van de kwestie?
Ja.
De Ukraine Recovery Conference en de Oekraïense State Emergency Services |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat Nederland zich tijdens de «Ukraine Recovery Conference» in Berlijn van 11–12 juni heeft aangesloten bij de «Alliance for Gender Responsive and Inclusive Recovery in Ukraine»?1, 2
Ja. Samen met 14 andere landen, waaronder Oekraïne, Frankrijk, Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, de VS en Canada, 17 internationale organisaties, 24 NGO’s en vier grote bedrijven heeft Nederland zich aangesloten bij deze alliantie.
De oorlog raakt iedereen en zeker ook vrouwen en meisjes hard: zij hebben te maken met meer conflict-gerelateerd seksueel geweld en vormen de overgrote meerderheid van de groep die humanitaire hulp nodig heeft. Vrouwen spelen daarnaast een cruciale rol in het draaiende houden van de Oekraïense economie en maatschappij nu een significant deel van de mannelijke beroepsbevolking zich aan het front bevindt.
Deze multi-stakeholder alliantie beoogt een herstel en wederopbouw van de Oekraïense economie en maatschappij te stimuleren waarbij de noden van vrouwen en meisjes optimaal worden geadresseerd en de potentie van vrouwen wordt ingezet.
Hoe bent u voornemens om in het Nederlandse buitenlandbeleid het eerste uitgangspunt van de bovengenoemde alliantie te waarborgen, te weten het vergroten van het aandeel van financiering van projecten die gendergelijkheid en de bescherming van vrouwen en meisjes verbeteren?
Ten aanzien van Oekraïne financiert Nederland diverse initiatieven die de positie en gelijke rechten van vrouwen en meisjes verbeteren, zoals de Ukrainian Women Entrepreneurship hub. Dit is een trainingsprogramma voor Oekraïense vrouwelijke ondernemers georganiseerd door een Nederlandse organisatie met ondersteuning van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Ook via het Matra-programma («maatschappelijke transformatie») steunt Nederland een project dat Oekraïense vrouwelijke ondernemers traint en werkplekken biedt.
Tevens heeft Nederland bijdrages gedaan aan humanitaire projecten van UNFPA en UNAIDS in Oekraïne. Die projecten richten zich expliciet op de rechten van vrouwen en meisjes, medische dienstverlening en de bescherming van vrouwen en meisjes. UNFPA zet in gebieden rond de frontlinie bijvoorbeeld mobiele gynaecologische klinieken op om vrouwen en meisjes essentiële medische zorg te bieden, biedt hulp aan overlevenden van conflict-gerelateerd seksueel geweld en biedt seksuele en reproductieve gezondheidszorg. UNAIDS zorgt o.a. voor onderdak en veilige plekken voor vrouwen en andere gemarginaliseerde groepen.
Binnen humanitaire actie is bescherming, waaronder van meisjes en vrouwen, een belangrijk onderdeel. Nederland financiert humanitaire organisaties wereldwijd en geeft daarnaast gerichte steun voor humanitaire actie specifiek in Oekraïne, te weten aan het Ukraine Humanitarian Fund en aan het International Committee of the Red Cross (ICRC). Humanitaire organisaties bepalen welke noden onder welke bevolkingsgroepen het hoogst zijn. Daarbij worden ook de specifieke behoeftes van vrouwen en meisjes actief onderzocht en aangepakt.
Hoe bent u voornemens om in het Nederlandse buitenlandbeleid het tweede uitgangspunt van de bovengenoemde alliantie te waarborgen, te weten het steunen van de volledige, gelijke en volwaardige participatie van vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties in besluitvorming op alle niveaus, waaronder in het «Multi-Agency Donor Coordination Platform» en toekomstige «Ukraine Recovery Conferences»?
Nederland stimuleert actief de volwaardige participatie van Oekraïense vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties in besluitvorming rondom vrede, veiligheid en wederopbouw van Oekraïne door deze groepen financiële steun te bieden en frequent te consulteren en door te bevorderen dat zij toegang krijgen tot besluitvormende organen.
Zo financiert Nederland onder andere het Ukrainian Women’s Fund, het grootste fonds dat vrouwenrechtenorganisaties in Oekraïne steunt. Ten behoeve van wederzijdse kennisuitwisseling over thema’s als Vrouwen, Vrede en Veiligheid (WPS), conflict-gerelateerd seksueel geweld en wederopbouw faciliteerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken meerdere bezoeken van het Ukrainian Women’s Fund aan Den Haag.
Nederland heeft ervoor gepleit te focussen op de rol van vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties in de wederopbouw van Oekraïne tijdens de Ukraine Recovery Conference in Berlijn op 11-12 juni 2024. Oekraïense vrouwenrechtenorganisaties gaven aan tevreden te zijn met hun grote rol tijdens deze conferentie.
De leden van de alliantie zullen er tevens voor pleiten dat Oekraïense vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties volwaardig en effectief vertegenwoordigd zijn binnen het Multi-Agency Donor Coordination Platform (MDCP) om bij te dragen aan de internationale inzet met betrekking tot de wederopbouw van Oekraïne. Eind juni 2024 is de alliantie voor het eerst bijeen gekomen en op dit moment wordt er verkend hoe de vertegenwoordiging van vrouwen(rechtenorganisaties) het best vormgegeven kan worden binnen het MDCP.
Ook door Nederland gefinancierde humanitaire organisaties zorgen voor advisering door vrouwenrechten- en belangenorganisaties over priorisering en aanpak. Zo steunt Nederland sinds 2022 via meerdere bijdragen het Ukraine Humanitarian Fund, dat wordt begeleid door een adviesraad waarin ook maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd zijn. Meer dan 90% van de uitkeringen van dit fonds dragen bij aan gelijke rechten voor vrouwen en meisjes in alle leeftijdsgroepen.
Hoe bent u voornemens om in het Nederlandse buitenlandbeleid het derde uitgangspunt van de bovengenoemde alliantie te waarborgen, te weten het geven van financiële en technische steun aan Oekraïne met oog voor de specifieke noden van vrouwen en meisjes?
Gezien de oorlogssituatie in Oekraïne is de Nederlandse niet-militaire steun op dit moment primair gefocust op het verlenen van brede humanitaire hulp en het draaiend houden van de economie en de energie-infrastructuur. De steun op deze gebieden komt alle Oekraïners ten goede, inclusief vrouwen en meisjes.
Daarnaast lopen er op dit moment verschillende projecten in Oekraïne die Nederland financiert met oog voor de specifieke noden van vrouwen en meisjes zoals genoemd in de beantwoording van vraag twee. Nederland draagt tevens via grotere internationale projecten bij aan de specifieke noden van vrouwen en meisjes, bijvoorbeeld via het Ukraine Relief, Recovery, Reconstruction and reform Trust Fund (URTF) van de Wereldbank. Via dit fonds worden bijvoorbeeld Oekraïense zorgverleners getraind om steun te bieden aan overlevenden van conflict-gerelateerd seksueel geweld.
Voor humanitaire hulpverlening inventariseren de organisaties die Nederland steunt de noden, waarbij zij onder meer gericht uitzoeken welke specifieke behoeften vrouwen en meisjes hebben en of zij voldoende kans hebben om die behoeften te benoemen. De responsplannen worden hierop aangepast.
De specifieke behoeften van vrouwen en meisjes worden ook ingebracht door Nederland in discussies over priorisering bij zaken als humanitair ontmijnen. Zo is het van belang keuzes voor als eerste te ontmijnen gebieden te baseren op financiële overwegingen in samenhang met sociaal-maatschappelijke, waaronder belangen die in het huidige dagelijkse leven in Oekraïne vooral bij vrouwen en meisjes berusten. Deze benadering zal ook via de alliantie bepleit worden.
Bent u bekend met de Oekraïense «State Emergency Services», waaronder burgers, vrijwillige brandweermannen en politiemensen, die als eerste ter plekke zijn na een luchtaanval om hulp te verlenen?
Ja. Diverse door Nederland medegefinancierde organisaties en fondsen werken direct met de State Emergency Services of Ukraine (SESU) samen. Zo loopt een deel van de Nederlandse financiering voor humanitair ontmijnen via het VN Ontwikkelingsprogramma (UNDP) en de SESU.
Bent u ook bekend met de – grotendeels vrouwelijke – hulpverleners in deze emergency respons teams die vaak met beperkte opleiding en middelen slachtoffers van eerste hulp en van psychosociale steun voorzien?
Ja. De afgelopen jaren zijn de mentale noden in Oekraïne enorm gestegen en om op deze noden in te gaan is ook basale, psychosociale eerste hulp door hulpverleners van groot belang. Hiermee is in Oekraïne en elders in de wereld bij humanitaire actie veel ervaring opgedaan. Mede dankzij Nederlandse inzet hebben al sinds 2014 diverse Oekraïense en internationale organisaties als onderdeel van hun werk in Oekraïne ook psychosociale steun geboden. Na de grootschalige invasie van februari 2022 is dat aanbod verder toegenomen. Beschikbare richtlijnen en instrumenten op het gebied van geestelijke en psychosociale steun werden snel toegankelijk gemaakt, in het Oekraïens, voor organisaties die deze steun boden of wilden bieden. Onderdeel hiervan zijn ook trainingsmodules en materialen om eerste hulpverleners, ook zonder gespecialiseerde achtergrond, in staat te stellen basale psychosociale steun te bieden. Hiermee kan het bereik en de snelheid van relatief eenvoudige vormen van mentale eerste hulp flink worden vergroot.
Bent u bereid te kijken naar steun voor deze hulpverleners? Zo ja, welke steun zou daarbij geleverd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse inzet wereldwijd over de afgelopen jaren op integratie van geestelijke en psychosociale steun in humanitaire actie heeft bijgedragen aan een humanitaire en wederopbouw-respons in Oekraïne die oog heeft voor mentale en psychosociale noden, zoals in het vorige antwoord geschetst.
Het kabinet onderschrijft ook het belang van het werk van SESU en andere hulpverleners in Oekraïne. In hun werk moet inderdaad oog bestaan ook voor specifieke mentale noden. Een belangrijk aspect is verder de (fysieke en) psychosociale veerkracht van de eerste hulpverleners zelf.
Ook de Oekraïense autoriteiten onderkennen de snel toenemende geestelijke noden en het belang van training en ondersteuning voor en door onder meer eerste hulpverleners. Men ziet de noodzaak van uitbreiding en hervorming van de geestelijke gezondheidszorg, om te komen tot toegankelijke mentale zorg die zoveel mogelijk is ingebed in de samenleving. Dit is cruciaal met het oog op de langere termijn-behoeften die als gevolg van de oorlog hoog zullen blijven. De Oekraïense overheid werkt hieraan met de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) en andere organisaties met expertise. Ook het Nederlandse kenniscentrum ARQ International is hierbij betrokken. Een Nationaal Coördinatie Centrum van de Oekraïense autoriteiten geeft richting en biedt, met een aantal betrokken ministeries, advies en ondersteuning aan onder meer lokale autoriteiten en bijvoorbeeld onderdelen van de SESU.
Omdat Nederland dit belangrijk vindt en hierop ervaring en een gedegen netwerk heeft opgebouwd, steunt het deze inspanningen via de WHO middels een bijdrage van EUR 10 miljoen. Deze steun komt – zoals hiervoor omschreven – ook het werk van de SESU op dit vlak ten goede.
Francesca Albanese |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitlatingen van de speciale Verenigde Naties (VN) gezant Francesca Albanese over 7 oktober1 en over premier Netanyahu2 en over de Verenigde Staten?3
Ja.
Hoe beoordeelt u de vergelijking die de Speciaal Gezant maakt tussen Netanyahu en Hitler? Bent u het eens dat deze zeer kwalijk en ongepast is?
Alle vormen van antisemitisme of vergelijkingen van Israëlische politici met nazi’s zijn ongepast en verwerpelijk. Speciaal Rapporteurs zijn aangesteld door de VN Mensenrechtenraad (MRR) om als onafhankelijke deskundigen professioneel onderzoek te doen naar een bepaald onderwerp of landensituatie en daarover aan de MRR te rapporteren. Speciaal Rapporteurs werken op persoonlijke titel, zijn niet in dienst van de Verenigde Naties (VN) en spreken formeel ook niet namens de VN. Wel ontvangen de Rapporteurs logistieke ondersteuning van het Kantoor van de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten.
In algemene zin hecht het kabinet sterk aan zowel de onafhankelijkheid van VN Speciaal Rapporteurs, als aan het belang dat deze hun werk kunnen doen zonder druk of tussenkomst van overheden van VN lidstaten. Speciaal Rapporteurs hebben echter ook een groot publiek bereik en daarmee een belangrijke verantwoordelijkheid om bij hun publieke uitingen en in hun functie als Speciaal Rapporteur geen persoonlijke politieke meningen te verkondigen. Enkele van de genoemde sociale media uitingen van Speciaal Rapporteur Albanese staan daarmee op gespannen voet. Nederland heeft hier met Speciaal Rapporteur Albanese over gesproken, meest recentelijk in mei jl., en daarbij aangegeven dat bepaalde politieke uitlatingen impact hebben op de effectiviteit van haar onafhankelijke mensenrechtenonderzoek.
Kunt u de ernstige antisemitische opmerking van de speciale VN gezant over de «joodse lobby» veroordelen?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat deze opmerkingen en uitlatingen over het brute onuitgelokte geweld van 7 oktober jongstleden schuren met de waarden waar de VN voor staat en die de VN van haar medewerkers en vertegenwoordigers verlangt?4
Zie antwoord vraag 2.
Constaterende dat Speciaal Gezant Albanese rapporteert over de situatie voor Palestijnen in Palestijnse gebieden en over het optreden van de Israëlische overheid, vindt u dat zij dit geloofwaardig, onpartijdig en onbevooroordeeld kan doen na deze stapeling van uitlatingen?
Alle VN Speciaal Rapporteurs zijn gebonden aan een VN-gedragscode die onafhankelijkheid, onpartijdigheid en de hoogste integriteit voorschrijft. Dat geldt dus ook voor Speciaal Rapporteur Albanese. Waar nodig zal Nederland zorgen over de impact van bepaalde uitlatingen opnieuw opbrengen.
Kunt u de kwalijke uitspraken van Speciaal Gezant Albanese bespreken met de Speciaal Gezant of de juiste VN autoriteit om dit aan te kaarten?
Dit is in contacten met mevrouw Albanese in mei jl. opgebracht en het zal, waar nodig, ook in toekomstige contacten met de Speciaal Rapporteur worden gedaan.