Bent u bekend met het feit dat bewoners die uit de rechtszaak van Stichting Waardevermindering door Aardbevingen Groningen (WAG) tegen de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) over de vergoeding van waardedaling zijn gestapt om bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) een verzoek tot vergoeding in te kunnen dienen, nu van het IMG te horen krijgen dat hun verzoek voor vergoeding wordt afgewezen?
Het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) is niet bevoegd om schademeldingen af te handelen als sprake is van een procedure bij de burgerlijke rechter tegen de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Een voorbeeld daarvan is de procedure die Stichting Waardevermindering door Aardbevingen Groningen (WAG) namens haar leden voert. Recentelijk heeft een aantal leden van Stichting WAG ervoor gekozen om deze procedure te verlaten om een aanvraag voor schadevergoeding als gevolg van waardedaling bij het IMG in te kunnen dienen. Het IMG is pas bevoegd om een aanvraag te behandelen als de ingestelde vordering bij de burgerlijke rechter met instemming van de gedaagde (lees: NAM) door de aanvrager wordt ingetrokken. Dit is geregeld in artikel 2, vierde lid aanhef en onder d van de Tijdelijke wet Groningen.
Het IMG heeft met Stichting WAG en NAM afspraken gemaakt omtrent de gegevensuitwisseling bij deze gevallen. In dit kader is afgesproken dat Stichting WAG een lijst aan het IMG met deelnemers verstrekt die de procedure van WAG willen verlaten. Als deze deelnemers een aanvraag bij het IMG indienen, wordt een besluit genomen na uitschrijving uit de procedure door de rechtbank. Het IMG geeft aan dat het is voorgekomen dat bewoners een aanvraag bij het IMG doen voordat zij door Stichting WAG op de lijst zijn opgenomen, waardoor voor het IMG niet duidelijk was dat deze bewoners de procedure van Stichting WAG willen verlaten. Als gevolg hiervan heeft een aantal aanvragers een afwijzing ontvangen. In gevallen waar het IMG ontdekte dat een afwijzing heeft plaatsgevonden, is contact met de bewoner opgenomen om de situatie te bespreken en de mogelijkheden toe te lichten. Hierbij wordt onder meer toegelicht dat bewoners een nieuwe aanvraag kunnen doen die door het IMG behandeld zal worden. Om de hiervoor omschreven situatie in de toekomst te voorkomen hebben Stichting WAG en het IMG aanvullende afspraken over de informatie-uitwisseling gemaakt.
Klopt het dat deze bewoners terecht kunnen bij het IMG op het moment dat zij een bevestiging van uitschrijving van de Stichting WAG en een uitschrijving bij de rechter naar het IMG sturen?
Ja, dit klopt. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 1 hebben IMG en Stichting WAG nadere afspraken gemaakt. Onderdeel daarvan is, om de bewoner te ontlasten, dat deze zelf geen bewijs van uitschrijving bij het IMG hoeft aan te leveren. Dit loopt via Stichting WAG.
Klopt het dat bewoners waarvan bij het IMG bekend was dat zij uit zijn geschreven bij de Stichting WAG en waarvan het IMG dus redelijkerwijs kon vermoeden dat ook een uitschrijving bij de rechter onderweg was, alsnog bericht hebben gekregen dat hun verzoek tot vergoeding is afgewezen?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 1 en vraag 4 heeft een zeer beperkt aantal bewoners een afwijzing gekregen. Het IMG geeft aan dat gebleken is dat de lijst van Stichting WAG niet altijd gelijk liep met de aanvraag van bewoners. Het IMG heeft contact opgenomen met de bewoners die het betrof. Ook zijn aanvullende afspraken met Stichting WAG over de gegevensuitwisseling gemaakt.
Hoe groot is de groep bewoners waarbij dit speelt?
In totaal zijn er sinds de start van de waardedalingsregeling ruim 80.000 aanvragen gedaan. Het IMG heeft inmiddels ruim 70.000 daarvan afgehandeld en 343 miljoen euro aan schadevergoeding toegekend. Bewoners geven de waardedalingsregeling 8,1 als cijfer, zo blijkt uit een bij ruim 1.800 inwoners gehouden enquête.
Stichting WAG heeft IMG laten weten dat circa 1.000 leden uit de procedure van Stichting WAG willen stappen. Als deze bewoners een aanvraag bij het IMG doen dan wordt deze aanvraag aangehouden totdat uitschrijving uit de procedure door de rechtbank is bevestigd. Het IMG kan inmiddels 300 van deze gevallen afhandelen. Het in antwoord op vraag 1 omschreven knelpunt heeft in een aantal gevallen tot een afwijzing geleid. Naar schatting gaat het om ruim 20 gevallen, die allen telefonisch door het IMG benaderd zijn om de situatie te bespreken. Het IMG heeft aanvullende afspraken met Stichting WAG gemaakt over gegevensuitwisseling om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Mocht het desondanks voorkomen dan neemt het IMG contact op met de bewoner om de situatie te bespreken.
Klopt het dat deze bewoners van het IMG te horen krijgen dat hun verzoek, ook nu hun uitschrijving bij de rechtbank bekend is bij het IMG, pas in behandeling kan worden genomen als zij eerst bezwaar aantekenen tegen het besluit van afwijzing van het IMG? Zo ja, waarom is dit het geval? Kan dat niet anders?
Dit is niet het geval. Bij een afwijzing van het IMG wordt standaard gewezen op de mogelijkheid in bezwaar te gaan tegen het besluit. Dat was bij deze afwijzingen ook het geval. De bewoners om wie het ging zijn individueel door het IMG benaderd en het IMG heeft in deze contactmomenten aangegeven dat bezwaar aantekenen – conform het bestuursrecht – een optie is, maar dat het doen van en nieuwe aanvraag de meest eenvoudige route is.
Klopt het dat als er door een huishouden of echtpaar een aanvraag in wordt gediend bij het IMG, er daarbij door het IMG bij het bepalen van het compensatiebedrag alleen wordt gekeken naar het deel dat eigendom is van de indiener en dat bijvoorbeeld een echtgenoot die mede-eigenaar is een aparte aanvraag in moet dienen? Zo ja, waarom is dit het geval? Kan dat niet anders?
Dit klopt. Bij de behandeling van de aanvraag om vergoeding van schade door waardedaling wordt onderzocht wie rechthebbenden van de woning zijn. Hiervoor worden de eigendomsgegevens uit het Kadaster gebruikt. Zo weet het IMG zeker dat de vergoeding aan diegenen wordt uitgekeerd die daar formeel recht op hebben. Overigens wordt de burger door het IMG bij het doen van een aanvraag ontzorgd doordat alle bij het IMG bekende gegevens reeds vooraf in de aanvraag zijn ingevuld, waardoor de burger alleen hoeft te controleren of de gegevens kloppen.
Begrijpt u dat deze wijze van omgaan met de verzoeken van deze bewoners, waarbij ze van het kastje naar de muur worden gestuurd, tot grote frustratie bij hen leidt en dat zij hier wanhopig van worden?
Ik kan inderdaad begrijpen dat deze situatie belastend is voor bewoners en tot frustratie kan leiden. Om aan bewoners uit te leggen wat hun mogelijkheden zijn, heeft het IMG, nadat het bekend was met deze kwestie, contact opgenomen met deze bewoners om de situatie te bespreken en de mogelijkheden toe te lichten. Het IMG heeft zich ingespannen de betreffende bewoners een passend alternatief te bieden en te wijzen op de mogelijkheid van het indienen van een nieuwe aanvraag. Ook heeft het IMG aanvullende afspraken met Stichting WAG gemaakt over gegevensuitwisseling om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen.
Welke mogelijkheden ziet u om in deze gevallen soepeler om te gaan met de verzoeken voor vergoeding van waardedaling bij het IMG en de bewoners daarbij te ontlasten, bijvoorbeeld door manieren te zoeken om hun verzoek alsnog (opnieuw) in behandeling te nemen zonder dat zij eerst bezwaar aan hoeven te tekenen? Deelt u de mening dat er alles aan gedaan moet worden om dit correct en snel op te lossen?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 1 neemt IMG contact op met bewoners indien de situatie zich voordoet. Daarnaast zijn aanvullende afspraken gemaakt met Stichting WAG over de gegevensuitwisseling.
Kunt u aangeven hoe de datum waarop een aanvraag ingaat wordt bepaald, met name wanneer deze bewoners inderdaad een bezwaar indienen? Per welke datum hebben zij dan recht op de rente vergoeding bij overschrijding van de afhandelingstermijn?
De wettelijke rente over de vergoeding voor waardedaling wordt berekend vanaf de peildatum van 1 januari 2019 of vanaf verkoopdatum van de woning tot het moment waarop de vergoeding wordt toegekend. Ten aanzien van een dwangsom bij niet tijdig beslissen geldt dat, om recht te hebben, een aanvrager het IMG in gebreke moet stellen als sprake is van overschrijding van de beslistermijn.
Het bericht dat de Friese bodem niet meer terugveert na ondergrondse zoutwinning |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Friese bodem veert niet meer op na ondergrondse zoutwinning»?1
Ja.
Welke voorwaarden zijn er destijds gesteld bij het afgeven van een vergunning voor het winnen van steenzout uit de ondergrond in Fryslân?
Frisia heeft voor de winning van steenzout in Friesland een vergunning verkregen, op basis waarvan zij op een tweetal locaties op land steenzout mocht winnen. Dit betreft de winning uit Barradeel I en Barradeel II. De winning uit Barradeel I, het eerste winningsgebied van Frisia, is gestopt. De winning uit Barradeel II is nog gaande. De belangrijkste voorwaarde die gesteld is bij afgifte van de vergunning voor Barradeel II is dat de winning direct wordt beëindigd als de bodemdaling boven de cavernes groter is dan 30 cm of ergens in het winningsgebied Barradeel groter is dan 35 cm.
Klopt het dat door verkeerde aannames werd verwacht dat stroperig zout uit de omgeving zou toestromen om de ontstane holtes te vullen en permanente bodemdaling te voorkomen? Zo ja, wanneer is dit bij u bekend geworden?
Het klopt niet dat er van een verkeerde aanname is uitgegaan. Het staat vast dat in de diepe ondergrond aanwezig zout – vanwege zijn natuurlijke «stroperige» eigenschappen – vanzelf stroomt in de richting van de holtes (cavernes), die door de oplosmijnbouw zijn gecreëerd. Dat dit in de praktijk ook is gebeurd, blijkt uit het feit dat het totale volume van het aan de ondergrond onttrokken zout veel groter is dan het volume van de ondergrondse caverne.
Het verschil tussen het volume van het gewonnen zout en het volume van de holte wordt het convergentievolume genoemd. Dit volume manifesteert zich aan het oppervlak als bodemdaling. Zolang de winning voortduurt, blijft de bodemdaling toenemen. Zodra de winning wordt gestaakt en de druk in de cavernes wordt verhoogd, stopt de bodemdaling. Dit is ook waargenomen met de GPS-meting op de Barradeel I locatie alwaar de winning is gestopt.
Mogelijk zal het centrum van de bodemdalingskom na enige tijd iets omhoog komen. Of dit ook daadwerkelijk zal gebeuren – en in welk tempo – is onderwerp van voortgaande analyse van de monitoring gegevens. Dit mogelijke «terugveer»-effect is geen onderdeel van de in de vergunning gestelde eisen omtrent de maximale bodemdaling. Dat betekent dat er bij de berekening van de maximaal toegestane bodemdaling geen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat de bodem terugveert en de bodemdaling daardoor op termijn zou kunnen verminderen.
Heeft een permanent verlaagde bodem gevolgen voor de gebouwen in Fryslân of gevolgen voor natuur en/of milieu?
Een permanent verlaagde bodem kan gevolgen hebben voor gebouwen en/of natuur en milieu. Het antwoord op de vraag of er sprake is van impact van deze mogelijke gevolgen is beschreven in het in 2018 door SodM gepubliceerde rapport «Staat van de sector Zout»2. Het SodM geeft aan dat een geleidelijke bodemdaling ook een geleidelijk verloop heeft in tijd en ruimte waardoor er geen directe schade aan gebouwen zal optreden. Wel komt het aardoppervlak iets lager te liggen waardoor er twee indirecte schade veroorzakende effecten kunnen plaatsvinden. Deze mogelijke effecten zijn gerelateerd aan de eventuele aanpassing van het waterpeilbeheer en zijn sterk afhankelijk van de lokale situatie. Een verandering van de waterhuishouding kan leiden tot schade aan gebouwen, natuur en milieu en mogelijk ook verzilting.
Wat betreft het winningsgebied Barradeel heeft in 2010 een gebiedscommissie, bestaande uit de betrokken partijen3, een gebiedsplan opgesteld waarbij ook is gekeken naar maatschappelijke aspecten zoals leefbaarheid, landschap en natuur. In het desbetreffende gebied zijn maatregelen genomen om de effecten van de zout- en gaswinning te compenseren en daarmee schade te voorkomen.
Mocht er schade ontstaan door een lagere bodem als gevolg van de steenzoutwinning, waar kunnen claimanten dan terecht? Hebben zij te allen tijde recht op vergoeding?
Artikel 177, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een mijnbouwonderneming aansprakelijk is voor schade als gevolg van bodembeweging door zijn mijnbouwactiviteiten. Schade kan op dit moment gemeld worden bij de mijnbouwonderneming. Sinds medio 2020 is de onafhankelijke Commissie Mijnbouwschade ingericht. Op korte termijn zal de Commissie Mijnbouwschade de mogelijke schadegevallen ten gevolge van de zoutwinning gaan behandelen. De Commissie Mijnbouwschade zal op basis van de melding onderzoeken of er inderdaad sprake is van schade door bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten en stelt, als hier sprake van is, vast wat de hoogte van de vergoeding voor deze schade zou moeten zijn die door de mijnbouwonderneming moet worden betaald aan de gedupeerde. Daarbij is het uitgangspunt dat burgers die schade hebben als gevolg van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten daar niet mee blijven zitten.
Wat voor gevolgen heeft een lagere bodem door ondergrondse zoutwinning voor de waterhuishouding van Fryslân?
Bodemdaling kan leiden tot aanpassingen van het waterpeilbeheer. Wetterskip Fryslân beheert het waterpeil. In het desbetreffende gebied is de peilverlaging tot een minimum beperkt teneinde de verzilting niet te versterken. Het Wetterskip Fryslân heeft daarom gekozen voor waterhuishoudkundige maatregelen zoals: het aanleggen van waterbergingen, overloopgebieden, drainage, en de vernieuwing van gemalen. De maatregelen komen grotendeels voort uit het eerder genoemde gebiedsplan. Deze maatregelen zorgen ervoor dat schade wordt voorkomen en dat de effecten van de gas- en zoutwinning worden gecompenseerd.
De kosten voor deze maatregelen zijn mede door Frisia en Vermilion betaald. In het antwoord op vraag 4 ben ik ingegaan op mogelijke effecten van het aanpassen van het peilwaterbeheer.
Kunt u aangeven wat de gevolgen van een veranderende waterhuishouding zijn voor de inwoners van Fryslân?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn deze nieuwe inzichten voor u aanleiding om de zoutwinning die nog plaatsvindt te heroverwegen en de negatieve neveneffecten in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?
Nee, de berichtgeving4 geeft mij geen nieuw inzicht en ook geen aanleiding voor een heroverweging. De conclusies in het bericht komen niet overeen met het wetenschappelijke feit dat zout in de diepe ondergrond (onder invloed van druk en temperatuur) vloeit. In de vergunningverlening is rekening gehouden met de mogelijke effecten en risico’s. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 7 zijn schadebeperkende maatregelen genomen om de mogelijk effecten te compenseren.
Bent u bereid om stappen te nemen om de mogelijke schade beter in kaart te brengen en de inwoners van Friesland op de hoogte te stellen van de mogelijke gevolgen?
Ik wil niet dat bewoners blijven zitten met schade ten gevolge van bodembeweging door mijnbouw. Bewoners die menen dat zij schade hebben kunnen zich op dit moment melden bij de mijnbouwonderneming. Zij kunnen ook de Technische commissie bodembeweging vragen om een advies over de oorzaak van de schade en het schadebedrag. Op korte termijn zal de Commissie Mijnbouwschade meldingen over schade door zoutwinning gaan behandelen. De gesprekken hierover met de mijnbouwondernemingen zijn in een vergevorderd stadium.
Wat betreft de zoutwinning onder de Waddenzee (winningsvergunning Havenmond) hebben Frisia, Stichting Bescherming Historisch Harlingen (SBHH), de gemeente Harlingen en de provincie Fryslân op 18 maart 2019 een overeenkomst gesloten. Hierin zijn afspraken gemaakt over het aanleggen van een aanvullend meetnet in de binnenstad van Harlingen in combinatie met een «Early Warning System». Onder de titel «Pilot Harlingen»5 wordt de Samenwerkingsovereenkomst de komende jaren verder uitgewerkt en uitgevoerd. Via deze pilot worden de eventuele gevolgen van de zoutwinning nauwgezet in kaart gebracht en worden ook inwoners geïnformeerd.
Transparantie en duidelijkheid bij nieuwe kleine gasvelden |
|
Laura Bromet (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State van 23 december 2020 betreffende risico’s aardbevingen in Drents gaswinningsplan en met de huidige situatie rondom de vijf nieuw beoogde gasvelden in de grensregio van Drenthe, Friesland en Overijssel?1 2 3
Ja, ik ben bekend met de tussenuitspraak van Raad van State en met de vijf beoogde kleine gasvelden waarnaar u verwijst.
Bent u bekend met het verzoek van bewoners om meer actieve en begrijpelijke informatie en te worden betrokken bij de participatie over de plannen van Vermilion om gas te winnen in vijf nieuwe gasvelden (de Boergrup, Lombok, Leemdijk, de Bree en de Smitstede) in de grensregio van de drie provincies?
Ja, ik ben bekend met het verzoek van bewoners om meer actieve en begrijpelijke informatie over de participatie. De verschillende plannen zitten in de beginfase, de procedures zijn recent opgestart. In de verschillende procedures worden overheden en burgers op verschillende momenten betrokken. Voor de rijkscoördinatieregeling voor de gasvelden Boergrup en Lombok ligt er nu een participatieplan ter inzage en wordt er op 9 februari 2021 een informatiesessie georganiseerd over dit voornemen en het participatieproces. Tijdens deze informatiesessie wordt uitgelegd wat de bedoeling is van het participatieproces en hoe bewoners kunnen meedenken. Het winningsplan Leemdijk-de Bree-Smitstede is eind vorig jaar bij mijn ministerie ingediend. De decentrale overheden zijn daarvan op de hoogte.
Deelt u de mening dat de uitspraak van de Raad van State («Risico’s aardbevingen in Drents gaswinningsplan») ook betrokken zou moeten worden bij de nieuwe winningsplannen van Vermilion?
In de tussenuitspraak van Raad van State is de Minister tijd gegeven om de motivering van het besluit te verbeteren. Ik deel uw mening dat verbeteringen in de motivering van het besluit op het winningsplan Westerveld, indien van toepassing, ook betrokken moeten worden bij toekomstige besluiten.
Waarom worden de vijf kleine gasvelden in de grensregio van Drenthe, Friesland en Overijssel als aparte velden geoormerkt, terwijl de vijf velden op zeer geringe afstand van elkaar liggen en uit onderzoek blijkt dat de velden elkaar wel degelijk beïnvloeden?
De vijf kleine gasvelden waarover u spreekt zijn geologisch gezien separate gasvelden die verschillende kenmerken kunnen hebben. Om de effecten van gaswinning uit deze velden te kunnen beoordelen moeten de gasvelden beschreven worden. Overigens worden de gasvelden in twee verschillende procedures behandeld. De cumulatieve effecten van deze velden met de reeds aanwezige kleine gasvelden worden in de procedures beoordeeld. TNO en SodM adviseren mij over de mate van cumulatie van bodemdaling met de omliggende velden, deze adviezen betrek ik in mijn besluitvorming over de vergunningaanvraag. Het is dus niet zo, dat de onderlinge beïnvloeding niet aan de orde komt in de procedures.
Hoe staat u tegenover het opnemen (financiële) voorwaarden die bijdragen aan de noodzakelijke energietransitie in deze regio, zoals dat ook in de pilot in het omgevingsproces bij de gaswinning in Ternaard is gebeurd?4
In de pilot Ternaard heeft mijn voorganger, in de geest van de nieuwe Omgevingswet, samen met de regio afspraken gemaakt over de verdeling van lusten en lasten en ondersteuning van de regio bij de ontwikkeling van duurzame energieprojecten. Ik ben aan het kijken of een soortgelijke aanpak ook mogelijk en wenselijk is bij andere gaswinningsprojecten. Vraagstukken die daarbij spelen zijn onder andere hoe hoog een eventuele financiële bijdrage zou moeten zijn, op welke wijze deze bijdrage in de regio wordt geïnvesteerd, hoe dit door werkt naar andere projecten van nationaal belang en hoe dit financieel geregeld kan worden. Deze vraagstukken vergen een zorgvuldige beoordeling en afweging. De uiteindelijke keuzes hierover zullen de huidige kabinetsperiode overstijgen.
Bent u voornemens meer transparantie en duidelijkheid in begrijpelijke taal te geven als het gaat om procedures gaswinning bij kleine gasvelden in het algemeen? Zo ja, hoe wilt u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Ja, sinds de toezegging die ik uw Kamer deed bij brief van 21 december 2018 zijn er verbeteringen aangebracht in de vindbaarheid van informatie en de begrijpelijkheid ervan. Zo is er op www.rijksoverheid.nl algemene informatie geplaatst over de nut en noodzaak van gaswinning uit kleine gasvelden en worden ook de meest gestelde vragen beantwoord. Specifiek voor vragen over procedures voor mijnbouwvergunningen, heb ik de website mijnbouwvergunningen.nl geopend. Op deze website is algemene informatie te vinden over de procedures en zijn ook stukken te vinden die ter inzage liggen. Deze websites voldoen aan de eisen van toegankelijk taalgebruik. Daarnaast organiseer ik (digitale) informatieavonden voor omwonenden Het verbeteren van de informatie is een continu proces waarbij verbeteringen worden aangebracht aan de hand van de berichten die mij bereiken vanuit de omgeving van gaswinningen.
Het EMK-gifterrein in Krimpen aan den IJssel |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Vindt u het niet zorgwekkend dat de damwanden rondom het giftige EMK-gifterrein in Krimpen aan den IJssel slechts in «redelijke staat» verkeren, zoals blijkt uit uw eerdere beantwoording op Kamervragen over het gifterrein1? Zou een wand rond een zo ernstig vervuild terrein aan een rivier niet in excellente staat moeten verkeren?
Inspectie van de aannemer in 2019 geeft aan dat de damwanden in een redelijke tot goede staat verkeren. Er zijn geen substantiële beschadigingen vastgesteld. De damwanden in combinatie met de grondwateronttrekking, voldoen aan de functie om de verontreiniging te isoleren en om de milieuhygiënische risico’s en de risico’s voor verspreiding weg te nemen.
Met de herontwikkeling van het EMK-terrein als industrieterrein krijgt de damwandconstructie een extra functie. De damwandconstructie moet zodanig uitgevoerd worden dat het terrein als industrieterrein in gebruik kan worden genomen. In opdracht van de gemeente Krimpen aan den IJssel als toekomstig privaatrechtelijke eigenaar heeft adviesbureau Fugro in 2017 berekeningen uitgevoerd naar de stabiliteit van de damwandconstructie tijdens een ontgraving. Verder zijn berekeningen uitgevoerd om te bepalen aan welke technische eisen de damwandconstructie moet voldoen in relatie tot verschillende scenario’s van ruimtelijke ontwikkeling van het EMK-terrein als industrieterrein.
Uit deze berekeningen van Fugro kwam naar voren dat de damwanden niet meer voldoen aan de huidige, strengere, veiligheidsnormen voor damwanden. De kans op doorbuigen van de damwanden overschrijdt de veiligheidsrichtlijn.
De resultaten hebben geleid tot het opnemen van aanvullende eisen aan de damwandconstructie in de aanbesteding. De versteviging van de damwanden zal in combinatie met de komende werkzaamheden worden uitgevoerd.
Op basis van de berekeningen van Fugro heeft de DCMR in oktober 2017 de gemeente verzocht om de autosteiger buiten gebruik te stellen om de druk op de damwand te verminderen als voorzorgsmaatregel. Mogelijk is dat de reden dat in het lokale blad «Het Kontakt» in november 2017 de damwanden als «in een slechte staat» zijn gekwalificeerd. De kade was vanaf de oplevering van het EMK-terrein in 1994, op verzoek van de gemeente, ingericht als autosteiger voor schippers voor de beroepsvaart. In het verleden was de damwandconstructie hierop niet gedimensioneerd.
In 2019 is een verificatieonderzoek naar de kwaliteit van de damwanden uitgevoerd. Bij de inspecties zijn geen substantiële beschadigingen van de damwanddelen aangetroffen. Wel komen uit het verificatieonderzoek afwijkingen naar voren qua profiel, vormstabiliteit en dikte ten aanzien van het oorspronkelijke ontwerp en mogelijk de lengte. Deze afwijkingen op het oorspronkelijke ontwerp waren aanleiding voor de aannemer om de stabiliteitsberekeningen opnieuw te doen, die door het Ingenieursbureau van de gemeente Rotterdam onafhankelijk worden geverifieerd. Het verificatieonderzoek loopt nog.
Hoewel de damwanden mogelijk op onderdelen afwijken van het oorspronkelijke ontwerp en niet aan de huidige, strengere, veiligheidsnormen voor damwanden voldoen, blijkt uit de meetresultaten dat de damwanden in combinatie met de grondwateronttrekking, de verontreiniging voldoende isoleren om de milieuhygiënische risico’s en de risico’s voor verspreiding weg te nemen. Dit controle onderzoek wordt uitgevoerd door onafhankelijk bodemadviesbureau. De damwandconstructie zal in combinatie met de komende werkzaamheden aangepakt worden zodat na oplevering een minimale levensduur van 50 jaar voor de constructie gegarandeerd kan worden.
Kunt u definiëren wat voor u het verschil maakt tussen een «goede staat» en een «redelijke staat» van een damwand?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt de conclusie dat de damwand in «redelijke staat» verkeert zich tot het feit dat de autosteiger bij het EMK-gifterrein in 2017 moest sluiten omdat de «damwand in slechte staat» zou verkeren?2
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt de conclusie dat de damwand in «redelijke staat» verkeert zich tot het feit dat Fugro in 2017 concludeerde dat de huidige damwanden zelfs binnen een te lage risicoklasse niet voldoen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u garanderen dat de damwanden rondom het giftige EMK-terrein dusdanig sterk zijn dat de verontreinigde bodem geïsoleerd blijft en er geen giftige stoffen zullen weglekken? Zo ja, op basis waarvan trekt u die conclusie?
Uit de monitoring van de IBC-maatregelen blijkt dat de verontreiniging binnen het terrein blijft. De controle van waterstanden en de concentraties in het grondwater zowel binnen als buiten de IBC-maatregel maken onderdeel uit van het nazorgprogramma en worden conform het goedgekeurde nazorgsysteem jaarlijks gerapporteerd aan het bevoegde gezag (DCMR). Het controle onderzoek wordt uitgevoerd door een onafhankelijk bodemadviesbureau. Op dit moment zijn de damwanden voldoende sterk zodat de verontreinigde bodem geïsoleerd blijft. Daarnaast zal de damwandconstructie op korte termijn worden aangepakt om aan de eisen zoals opgenomen in de koopovereenkomst te voldoen. Onderdeel van deze eisen is het garanderen van een minimale levensduur van 50 jaar van de damwandconstructie.
Bent u ervan op de hoogte dat de gemeente Krimpen aan den IJssel de damwand aan de Sliksloot op eigen kosten zou willen vervangen? Zo ja, wat vindt u daarvan en zou dit de diepere afgraving wel mogelijk maken?
Met de gemeente zijn in het koopcontract afspraken gemaakt over de oplevering van de damwandconstructie. Met de gemeente is de mogelijkheid besproken om de damwanden zwaarder uit te voeren ten behoeve van een zwaardere industriefunctie, indien de damwanden langs de Sliksloot vervangen moeten worden.
Klopt het dat het dat het grondwater vervuild is met PFAS en er niet uitgefilterd kan worden, zoals bleek tijdens de benen op tafel-sessie (BOT-sessie) van de gemeente Krimpen aan den IJssel?3 Zo ja, wat gebeurt er met het water dat daar nu afgepompt wordt? Wordt dat toch gewoon geloosd?
Op 16 december 2020 is door de gemeente een benen op tafel-sessie georganiseerd. Hierin is door de betrokken uitvoerende partijen en de opdrachtgever een toelichting gegeven op inhoudelijke vragen van de collegeleden en van omwonenden. Een vraag betrof de lozing van het grondwater en de aanwezigheid van PFAS.
Toen in 2019 duidelijk is geworden dat het grondwater verhoogde gehalten aan PFAS bevat zijn er aanvullende zuiveringsmaatregelen getroffen. Na zuivering wordt het water geloosd op de riolering. De kwaliteit van dit water voldoet aan de eisen van de lozingsvergunning.
Is het uit te sluiten dat de vervuiling buiten het huidige EMK-gifterrein terecht is gekomen? Zo ja, hoe kan het dat er in 1981 «EMK-gerelateerde stoffen» op zo’n 800 meter van het EMK-gifterrein werden aangetroffen? Zo nee, welke consequenties heeft dat?
Op voorhand is niet uit te sluiten dat op een of andere manier in het verleden EMK gerelateerde stoffen op een afstand van 800 meter zijn aangetroffen. Wel dient opgemerkt te worden dat vele componenten van de EMK-gerelateerde verontreinigende stoffen niet uniek zijn. De EMK-gerelateerde stoffen betreft voornamelijk een olie- en teerachtige verontreiniging. Dit type verontreiniging is veelvuldig in Nederland het verleden aangetroffen.
Veder geldt dat uit de bodemonderzoeken ter voorbereiding van de IBC-sanering zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen die hebben geleid tot maatregelen ten aanzien van deze constatering. Verder wordt sinds de aanleg in 1991 van het IBC-systeem het grondwater gecontroleerd. Hiervoor zijn peilbuizen geplaatst in zowel het freatische grondwater (ondiep) en het eerste watervoerende pakket (diep). Uit de resultaten blijkt dat er geen sprake is van een grondwaterverontreiniging buiten de IBC-maatregel die mogelijk als verontreinigingsbron heeft kunnen leiden tot deze constatering.
Het adviesbureau heeft navraag gedaan bij de DCMR en het bodemloket geraadpleegd. Dit onderzoek heeft niet geleidt tot informatie om uw constatering te duiden. Met bodemonderzoek is nooit iets geheel uit te sluiten. Wel is het mogelijk dat een constatering als onwaarschijnlijk kan worden beoordeeld. Mijn verzoek is om uw informatie met mijn ambtenaren te delen zodat uw constatering geverifieerd kan worden en ik u op dit punt specifiek kan antwoorden.
Kunt u garanderen dat een representatieve vertegenwoordiging van burgers en ondernemers deel uitmaakt van de speciale klankbordgroep die betrokken is bij het project Sanering en herontwikkeling Stormpolderdijk? Hoe beoordeelt u het dat deelnemers aan de klankbordgroep er naar verluidt van worden weerhouden om met lokale politieke fracties te praten?
De klankbordgroep, betrokken bij de herontwikkeling en hersanering van het EMK-terrein, bestaat uit een vertegenwoordiging van bewoners en lokale ondernemers. Een aantal leden van de klankbordgroep vertegenwoordigt de Stichting Belangen EMK-IJsselwijk. De vertegenwoordigers in de klankbordgroep hebben zich in het verleden vrijwillig aangemeld en georganiseerd. Het is nog steeds mogelijk dat andere belanghebbende bewoners en ondernemers deelnemen aan de klankbordgroep. Ik heb er geen weet van dat de leden van de klankbordgroep ervan worden weerhouden om met lokale politieke fracties te praten.
Kunt u toezeggen dat er voldoende inspraak is geregeld bij de heroriëntatie en deze open te stellen voor nieuwe betrokken partijen indien er sprake is van een sanering die niet binnen de huidige kaderstelling valt?
De besluitvorming over de heroriëntatie ligt bij de partners van de Bestuurlijke Overeenkomst voor het EMK-terrein: de provincie Zuid-Holland, de gemeente Krimpen aan den IJssel, het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Indien daar besloten wordt om de hersanering uit te voeren op een wijze die niet binnen de huidige goedkeuring van het raamsaneringsplan valt, zal de eigenaar van het terrein (de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat) een gewijzigd saneringsplan indienen bij het bevoegde gezag. Dat nieuwe saneringsplan vereist een nieuw besluit tot goedkeuring van het bevoegd gezag, waarop zoals gebruikelijk de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Belanghebbenden kunnen zienswijzen indienen en indien gewenst vervolgens ook bezwaar en beroep indienen.
Voorafgaand aan het indienen van een gewijzigd saneringsplan zal ik de leden van de speciale klankbordgroep en anderen vragen om input te leveren. Hiertoe zal een bijeenkomst door het projectteam Stormpolderdijk worden georganiseerd. Dit projectteam is verantwoordelijk voor de aansturing van de herontwikkeling en hersanering van het EMK-terrein namens de opdrachtgever.
Klopt het dat er in 2020 van circa 30% van het EMK-gifterrein asfalt is verwijderd, evenals de toplagen bestaande uit grond en slakken? Hoe staat u tegenover de wens van de gemeente Krimpen aan den IJssel om – voordat de daadwerkelijke bodemreiniging van de rest van het terrein plaats zou moeten vinden – al kavels in dit «bouwrijpe» deel uit te mogen geven?
In 2020 is circa 1,6 hectare van het EMK-terrein, dit is ongeveer 30% van het EMK-terrein, conform het vigerende functiegerichte saneringsplan, gesaneerd en is het terrein bouwrijp gemaakt. Hiertoe is het asfalt verwijderd en is de toplaag geschikt gemaakt voor industrieterrein.
In beginsel sta ik positief tegenover de wens van de gemeente Krimpen aan den IJssel om eerder kavels uit te geven. Hiermee kan een deel van het terrein sneller in maatschappelijk gebruik worden genomen.
In de koopovereenkomst en de oplevering van het EMK-terrein is bepaald dat de levering van EMK-terrein in zijn geheel plaatst vindt. Betrokken partijen van de koopovereenkomst voeren overleg of en hoe het mogelijk is om vooruitlopend op de oplevering van het gehele terrein al delen aan de gemeente te leveren.
Belangrijk is dat een deellevering de uitvoering van de hersanering niet belemmert. Daarnaast is instemming van het bevoegde gezag Wbb nodig op de uitvoering van de deelwerkzaamheden voordat aan de gemeente geleverd kan worden.
Wat zijn de totale kosten die gemaakt zijn voor onderzoek sinds 2008?
Sinds 2008 is circa € 3 miljoen uitgegeven aan onderzoek en aanbesteding van het project. Hiervoor zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, waaronder geohydrologisch onderzoek, onderzoek naar de damwanden, drijflaag onderzoek, bodemonderzoeken, saneringsonderzoeken, onderzoek naar de verwerking van de verontreinigde grond, onderzoek naar de aanwezigheid van puin in de ondergrond, onderzoeken naar de kansen voor herontwikkeling van het terrein en de voorbereiding van de aanbestedingen.
Wat zijn de totale geraamde kosten van deze hersanering in Krimpen aan den IJssel? Hoe groot zijn de stagnatiekosten?
De eerder geraamde kosten voor de hersanering en herontwikkeling bedragen circa € 30 miljoen. De huidige stagnatiekosten, inclusief kosten voor aanvullend onderzoek, bedragen circa € 2 miljoen.
Op dit moment vindt heroriëntatie plaats over het vervolg van de werkzaamheden inclusief de kosten. Stagnatiekosten zijn in dit geval helaas niet te vermijden, omdat een aantal niet voorspelbare en onvoorziene omstandigheden tijdens de voorbereiding van de hersaneringswerkzaamheden naar voren zijn gekomen die een heroriëntatie op het vervolg noodzakelijk maken. In mijn beantwoording van de Kamervragen van 3 november 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 683) ben ik hierop ingegaan.
Op basis waarvan concludeert u in uw beantwoording dat de extra kosten niet meer in verhouding staan tot de maatschappelijke opbrengsten? Deelt u de mening dat er sprake zou moeten zijn van een uitgebreide maatschappelijke kosten- en batenanalyse en dat het zo schoon mogelijk opleveren van dit stuk grond een inherente waarde heeft?
In de jaren tachtig is op grond van een afweging tussen multifunctioneel (volledig schoon) versus locatie specifieke eigenschappen (bijvoorbeeld bodemopbouw, omvang van verontreiniging, het kunnen wegnemen van de risico’s van de verontreiniging) een keuze voor een saneringsvariant gemaakt, conform het IBC-principe. De kosten voor een multifunctionele sanering werden toen ingeschat op meer dan 100 miljoen gulden. Aan de systematiek van de afweging multifunctioneel versus locatie specifieke eigenschappen ligt een maatschappelijke kosten batenanalyse ten grondslag.
In 2006 is de Wet bodembescherming gewijzigd en is het multifunctioneel saneren losgelaten. Vanaf dat moment werd het uitgangspunt dat het ambitieniveau van de sanering is gericht op geschikt maken voor de huidige of voor de beoogde functie (bij herontwikkeling).
Op basis van de heroverweging hebben de bestuurlijke partners in 2015 besloten onder voorwaarden over gaan tot een aanvullende sanering en herontwikkeling van het EMK-terrein. Beoogd werd het terrein weer een maatschappelijke functie te geven en de eeuwigdurende nazorg onnodig te maken. Het schoon opleveren van het terrein heeft een inherente waarde. Echter ook indien de hersanering en herontwikkeling conform deze afspraken zou worden uitgevoerd, zou het EMK-terrein niet volledig schoon worden. Alleen de mobiele componenten die gemakkelijk kunnen verspreiden zouden worden verwijderd om zo te komen tot een situatie waarbij geen actieve nazorg nodig is in de vorm van een grondwateronttrekking en grondwaterzuivering. Passieve nazorg zou blijven bestaan in de vorm van kadastrale registratie en gebruiksbeperkingen.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden vóór het algemeen overleg Leefomgeving op 11 februari 2021?
Helaas is het niet gelukt om de beantwoording gereed te hebben voor het AO leefomgeving van 11 februari.
De Gasopslag in Norg (Langelo) |
|
Carla Dik-Faber (CU), Agnes Mulder (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Kans op schade gasopslag Norg, maar onveilig wordt het niet»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de gasopslag in Norg deel uitmaakt van de top tien grootste gasopslagen ter wereld, met alleen velden uit Rusland en Oekraïne erboven?
Ja, de gasopslag heeft een relatief groot werkvolume. Het is voor Nederland van belang om voldoende werkvolume in de gasopslagen te hebben vanwege het wereldwijd unieke gassysteem met twee verschillende gaskwaliteiten. Overigens is het gasveld Norg dat als opslag wordt gebruikt klein in vergelijking met andere gasvelden in Europa en de wereld. Zo is het veld zo’n honderd keer kleiner dan het Groningenveld.
Welke seismische risicomodellen zijn er in gebruik die rekening houden met de opslag en productie van gas, inclusief de interactie tussen beide? Kunt u toelichten waarom er is gekozen voor de betreffende modellen?
Binnen het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) is er onderzoek verricht naar de veilige drukgrenzen van gasopslagen. Dit onderzoek is uitgevoerd door de Universiteit van Padova. In dit onderzoek werd een gedetailleerd geomechanisch model gebruikt, waarbij zowel de gasproductiefase als de gasinjectiefase is gemodelleerd. Het gebruik van een gedetailleerd geomechanisch model is het beste wat op wetenschappelijk vlak beschikbaar is. De drukgrenzen waarbinnen de gasopslag Norg moet opereren vallen binnen het veilige bereik volgens deze studie.
Ook heeft het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) een leidraad opgesteld voor seismische risicoanalyses. Deze leidraad is gebruikt voor het bepalen van het seismische risico tijdens de gasproductiefase door de NAM. Conform deze methodiek wordt het seismische risico voor Norg in de productiefase, gebaseerd op de laagste toegestane druk, in categorie I ingedeeld, wat de laagste risicocategorie is. Verder heeft de NAM een geomechanische studie verricht, waarin de risico’s op seismiciteit zijn geanalyseerd. Naast deze modellering baseert de NAM zich voor het seismisch risico bij de gasinjectie in het reservoir op studies uitgevoerd door TNO. Deze studies tonen aan dat seismische activiteit kan optreden tijdens de gasinjectiefase. Echter zal het seismisch risico ten gevolge van de gasinjectie niet groter zijn dan het seismisch risico tijdens gasproductie. Dat betekent dat zowel tijdens de productie- als de injectiefase het seismisch risico laag is.
Heeft u voldoende inzicht in de te verwachten gedragingen van de breuklijnen/breukvlakken nabij Norg bij het verhogen van de druk, rekening houdend met de opslag en productie van gas in de nabije omgeving? Zo nee, bent u voornemens dit (verder) te onderzoeken en de Kamer daarover te rapporteren?
Ja, in de geomechanische modellering is voldoende inzicht verkregen in de bewegingen op de breukvlakken nabij Norg en in het gasveld Norg, rekening houdend met zowel de gasproductie als de gasinjectie, ook bij de hogere toegestane druk waarmee ik vorig jaar heb ingestemd. Zoals aangegeven in vraag 3 komt uit de onderzoeken dat zowel tijdens de gasproductie- als tijdens de gasinjectiefase het seismische risico laag is. De seismische activiteit die in Norg is waargenomen (twee aardbevingen, waarvan de laatste eind vorige eeuw was) zijn direct gerelateerd aan injectie in of productie uit het gasveld Norg, dus niet aan productie in de nabije omgeving. Binnen het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw wordt onderzoek gedaan naar het effect van de Groningenproductie op omliggende gasveld, maar dat effect wordt niet voor Norg verwacht omdat het Groningenveld daarmee niet in verbinding staat.
Bent u bekend met de door lokale experts gevonden relatie tussen bodembeweging en de opslagcyclus?
Uit GPS-data is bekend dat er een lichte stijging is van de bodem boven de gasopslag (~2 cm) na gasinjectie en een lichte daling van de bodem (~2 cm) na gasproductie. Dit wordt beschreven in het opslagplan. De GPS-data zijn openbaar beschikbaar via het Nederlands olie en gasportaal (nlog.nl).
Deelt u de zorg van bovengenoemde experts dat het aanpassen van de opslagcyclus (bijvoorbeeld het vaker legen en/of vullen) invloed heeft op de bodembeweging?
Door de huidige inzet van de gasopslag Norg wordt de gasproductie uit het Groningenveld geminimaliseerd. Het is een misverstand dat beoogd wordt de gasopslag vaker dan eens per jaar te legen en vullen, dat zou namelijk tot extra productie uit het Groningenveld leiden.
Deelt u de mening dat schade aan woningen als gevolg van bodembeweging door opslag zoveel mogelijk voorkomen moet worden? Op welke wijze wordt dit gemonitord en heeft ook een nulmeting plaatsgevonden?
In mijn brief van 18 december 2018 (Kamerstuk 32 849, nr. 156) ben ik uitgebreid ingegaan op in hoeverre een nulmeting zinvol is bij mijnbouwactiviteiten. Ik heb toen, mede naar aanleiding van een advies van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) geconcludeerd dat, vanwege de beperkte waarde van de nulmeting aan gebouwen voor de schadeafhandeling en de beschikbaarheid van een beter alternatief, het verstandig is in te zetten op het (bij)plaatsen van versnellingsmeters waar nodig zodat betere monitoring kan plaatsvinden. De Tcbb gaf in het advies aan om de wijze van monitoring af te laten hangen van de complexiteit van het gasveld en noemt daarbij twee monitoringsklassen. De gasopslag Norg zou in de tweede klasse vallen waar extra versnellingsmeters dienen te worden geplaatst bovenop de bestaande meters van het KNMI. Bij de gasopslag Norg is het bestaande netwerk van het KNMI al uitgebreid (sinds 2016) en voldoet de gasopslag aan deze voorwaarde.
Ik deel de mening van de leden dat schade als gevolg van bodembeweging door mijnbouw, waaronder gasopslag, zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Daar waar schade ten gevolge van mijnbouw niet valt uit te sluiten moeten er een adequate afhandeling zijn. Indien er sprake is van schade rondom de gasopslag Norg, dan kunnen bewoners bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) terecht. Het IMG maakt bij de afhandeling van de aanvraag om schadevergoeding net als bij het Groningenveld gebruik van het bewijsvermoeden.
Bent u bereid zeer uitgebreid te onderzoeken wat een veranderde opslagcyclus en verhoogde druk betekent voor de risico’s van bewoners op schade aan hun woning?
Zoals ik bij vraag 6 heb toegelicht is er geen sprake van een veranderde opslagcyclus. De risico’s die de verhoging van de drukbovengrens met zich meebrengt zijn uitgebreid onderzocht voor het instemmingsbesluit. Deze hogere maximaal toegestane druk in een van de compartimenten van de gasopslag is overigens tot op heden nog niet bereikt. Daarnaast zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar schadegevallen in de omgeving. Tot op heden hebben al deze onderzoeken bevestigd dat de risico’s op schade door de gasopslag klein zijn en nauwelijks toenemen door de verruiming van het werkvolume waarmee ik, mede met het oog op de zo spoedig mogelijke sluiting van het Groningenveld, in 2019 heb ingestemd.
Zoals beschreven in mijn instemmingsbesluit Norg uit 2019 verwacht SodM geen directe schade aan gebouwen en infrastructuur door geleidelijke bodemdaling of door de jaarlijkse bewegingen. SodM gaf verder aan dat de kans op een beving die lichte of matige schade veroorzaakt klein is, maar niet valt uit te sluiten. De Minister stelt voorts op grond van de adviezen vast dat er sprake is van een geringe bodemdaling die gelijkmatig plaatsvindt, waardoor directe schade door bodemdaling en bodemstijging niet in de lijn der verwachting ligt. Schade door aardbevingen is niet uitgesloten. Tot op heden zijn er geen aardbevingen gemeten bij de gasopslag Norg ten gevolge van de andere drukgrenzen. Onderzoek naar een relatie tussen de veranderde drukken en het risico op schade door de gasopslag is gelet op het voorgaande reeds in kaart gebracht. Het blijft uiteraard belangrijk dat er een adequate schade-afhandeling is. Mensen die vermoeden schade te hebben als gevolg van bodembeweging door de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg kunnen zich melden bij het IMG.
Deelt u de mening dat de problematiek betreffende de afhandeling van schade aan woningen, zoals we die kennen in Groningen, niet moet worden herhaald in Drenthe?
Vanzelfsprekend ben ik van mening dat bewoners met schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning niet met deze schade moeten blijven zitten. Dit geldt zowel voor schade die het gevolg is van bodembeweging als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag Norg als voor schade door bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten in kleine gasvelden. Bewoners uit Drenthe in het grensgebied met Groningen kunnen meldingen van schade door gaswinning indienen bij het IMG. Als uit onderzoek van het IMG blijkt dat de schade niet het gevolg is van Groningenveld of Norg maar mogelijk van kleine gasvelden, zal de schademelding door het IMG worden doorverwezen naar de Commissie Mijnbouwschade (CM) die schademeldingen afhandelt voor bodembeweging als gevolg van gaswinning uit kleine velden. De CM zal dan zorgen voor een correcte afhandeling. Ik heb er hiermee vertrouwen in dat de problematiek zoals we die nog uit Groningen kennen zich niet zal herhalen.
Bent u bereid om, wanneer ondanks een uitgebreide risicoanalyse en bijbehorende maatregelen toch blijkt dat bewoners schade aan hun woning krijgen, deze ruimhartig te vergoeden?
Bewoners die vermoeden schade te hebben als gevolg van bodembeweging door de gaswinning uit het Groningenveld en/of de gasopslag bij Norg kunnen zich melden bij het IMG. De inwoners hebben recht op een snelle, gemakkelijke en ruimhartige schadeafhandeling. Dat is mijn uitgangspunt, dat van uw Kamer en van het IMG.
Kunt u nader toelichten waarom het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), na een periode van coulante vergoeding van schade, steeds vaker schademeldingen afwijst, veel afhandelingen heeft stopgezet en naar eigen zeggen «wacht op onderzoek van de Technische Universiteit Delft en TNO»? Kunt u vertellen wat precies wordt onderzocht en waarom dat van invloed is op de schade-afhandelingen van bewoners in Drenthe?
Het IMG heeft op grond van de Tijdelijke wet Groningen als taak om op onafhankelijk wijze aanvragen om schadevergoeding af te handelen met toepassing van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht. Het IMG past in de uitvoering van zijn wettelijke taak het bewijsvermoeden toe. Er is dus sprake van een vermoeden, dat alleen weerlegd kan worden indien er wetenschappelijke inzichten zijn of komen dat de schade niet «redelijkerwijs door bodembeweging als gevolg van de gaswinning veroorzaakt zou kunnen zijn». Hoe het bewijsvermoeden in de praktijk moet worden toegepast en wanneer het vermoeden als voldoende weerlegd kan worden beschouwd, moet mede op basis van de praktijk en wetenschappelijke inzichten door het IMG worden bepaald. Deze wetenschappelijke inzichten over schade en gaswinning zijn en blijven in ontwikkeling. Het IMG blijft daarom zijn werkwijze toetsen aan nieuwe ontwikkelingen en inzichten om zo zijn wettelijke taak goed en zorgvuldig uit te kunnen voeren.
Het IMG zag een toename van het aantal afwijzingen in een specifiek gebied. Aan de basis van deze afwijzende besluiten lagen adviezen van onafhankelijke deskundigen in individuele gevallen. De deskundigen hebben in die dossiers geadviseerd de aanvraag af te wijzen omdat er geen schade door trillingen kan zijn veroorzaakt, maar volgens hen ook bodemdaling- en stijging niet relevant was voor het ontstaan van de schade. Deze toename van het aantal afwijzingen in een specifiek gebied gaf voor het IMG aanleiding om de TU Delft en TNO om nader advies te vragen over de kans op schade door diepe bodemdaling en -stijging, veroorzaakt door de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg. Het IMG dient immers recht te doen aan het bewijsvermoeden.
In afwachting van dat advies worden er in een specifiek deel van Groningen en Drenthe voorlopig geen besluiten genomen over nu circa 1.250 schademeldingen. Het IMG communiceert op zijn website over de actuele stand van zaken van dit onderzoek2.
Kunt u in gesprek gaan met het IMG en ervoor zorgen dat bovengenoemde schade-afhandelingen zo snel mogelijk weer worden opgepakt?
Het IMG is als zbo onafhankelijk in haar werkwijze. Ik hecht grote waarde aan deze onafhankelijkheid, het IMG bepaalt zelf hoe het omgaat met bovengenoemde schade-afhandelingen. Ik dring aan op een zo snel mogelijke en zorgvuldige afhandeling van het onderzoek en de vervolgacties.
Het Besluit Wob-verzoek over melkquotum en fosfaatrechtenstelsel |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat sommige boerenbedrijven op 3 of 4 juli 2015 ongebruikelijk veel dieren hebben geregistreerd of de diercategorie hebben «omgekat» en dat boeren op 1 juli 2015 nog geleasde koeien uit Duitsland in de stal hebben gezet, zoals is weergegeven in de «bijlagen map 4» bij uw besluit op het Wob-verzoek over melkquotum en fosfaatrechtenstelsel?1
Ja, ik ben bekend met het besluit op het WOB-verzoek en de daarin opgenomen stukken.
Wat vindt u van de in de eerste vraag genoemde constateringen?
De basis voor de toekenning van fosfaatrechten is het aantal stuks melkvee in de I&R-registratie op 2 juli 2015. Bezien vanuit de gehele melkveesector zijn er rond die datum geen grote afwijkingen geconstateerd. Bij een aantal bedrijven werden ongebruikelijke wijzigingen in de I&R-registratie vastgesteld. Bij die bedrijven is niet alleen naar I&R-gegevens gekeken, maar ook naar alternatieve data (bv. transportgegevens) om vast te stellen of de dieren daadwerkelijk op het bedrijf aanwezig waren op de peildatum. Als dat niet aangetoond kon worden zijn deze dieren niet meegenomen bij het toekennen van fosfaatrechten.
Wat is het totale aantal dieren dat valt onder de ongebruikelijke registraties en die zijn geleased uit Duitsland, zoals weergegeven in de «bijlagen map 4» bij uw besluit op het Wob-verzoek?
Dit is niet specifiek bijgehouden bij de wijzigingen die door RVO zijn doorgevoerd. Op basis van bewijsstukken is op individueel niveau het juiste aantal dieren op 2 juli 2015 bepaald. Dit geldt zowel in de beoordeling, bij de knelgevallen als in bezwaar. Afwijken van de registratie zoals die bij RVO bekend was, kan echter meerdere oorzaken hebben en is dus alleen op individueel niveau herleidbaar.
Geeft uw besluit op dit Wob-verzoek over het melkquotum en fosfaatrechtenstelsel u aanleiding om nader onderzoek uit te voeren en terug te komen op eerdere antwoorden over anticiperende veemutaties in het Identificatie- en Registratiesysteem van de toenmalige Staatssecretaris waarin hij aangaf dat «De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft inmiddels een risicoanalyse uitgevoerd op opvallende mutaties. De uitkomsten geven geen aanleiding om nader onderzoek uit te voeren.»?2 3 Zo nee, waarom niet?
Ik heb RVO gevraagd om alsnog een nader onderzoek uit te voeren naar de mutaties in het I&R-systeem. RVO heeft gekeken naar het aantal (herstel) meldingen die zijn geplaatst of hersteld na 2 juli 2015 en die als gebeurtenisdatum hebben de periode 1 januari 2015 tot en met 3 juli 2015 (dus inclusief de peildatum van 2 juli 2015). Het gaat hierbij om alle type (herstel) meldingen zoals: aanvoer, afvoer, export, wijziging haarkleur of geslacht, etc.
Vervolgens zijn deze (herstel) meldingen vergeleken met analyses op dezelfde wijze over twee eerdere jaren en het jaar na 2015. Uit deze nadere inventarisatie in het I&R-systeem blijkt dat het aantal (herstel) meldingen in 2015 niet afweek van dat van andere jaren. Daarmee zie ik geen redenen om aan te nemen dat houders van runderen anticiperend meer veemutaties met terugwerkende kracht hebben gemeld of hersteld in relatie tot de peildatum 2 juli 2015, dan in vergelijking met andere jaren.
Bent u bereid een uitgebreid onderzoek te doen naar mutaties in het Identificatie- en Registratiesysteem in de maand juli 2015 met een melddatum na 2 juli en een aanvoerdatum van 2 juli of eerder en de Kamer hiervan verslag te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De uitzending van Zembla over de betrokkenheid van Shell-medewerkers bij het creëren van olielekkages in de Nigerdelta |
|
Sadet Karabulut , Mahir Alkaya |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Wat is uw mening over de uitzending «De hel van Shell» van Zembla, waarin werd bericht dat Shell-medewerkers in Nigeria lokale jongeren betalen om olielekkages te veroorzaken?1
De beschuldigingen aan het adres van Shell-medewerkers zijn ernstig, maar niet nieuw. Zij zijn een aangelegenheid tussen het Nigeriaanse openbaar ministerie en Shell. Het is aan de Nigeriaanse justitiële autoriteiten om daar verder onderzoek naar te doen, te besluiten of er voldoende bewijs is voor deze beschuldigingen en of er verder actie ondernomen moet worden. Vanzelfsprekend wordt het verdere verloop van deze kwesties gevolgd door de Nederlandse ambassade in Abuja.
Klopt het dat de Nederlandse overheid op de hoogte was van het feit dat Shell-medewerkers lokale jongeren betalen om olielekkages te creëren? Zo ja, wat is met deze informatie gedaan? Zo nee, hoe is het mogelijk dat de Nederlandse overheid niet op de hoogte is, terwijl het publiekelijk bekend is in de Nigerdelta en voormalig ambassadeur Robert Petri hier ook van op de hoogte is gesteld?
De voormalig ambassadeur werd tijdens een bezoek aan de Nigerdelta in 2018 geïnformeerd over deze beschuldigingen. Zoals eerder door Ministerie van buitenlandse zaken in woordvoering naar aanleiding van de bewuste uitzending van Zembla is aangegeven, is het niet gelukt meteen opvolging te geven aan zijn belofte deze beschuldigingen met Shell en Nigeriaanse autoriteiten te delen. De toenmalig ambassadeur keerde kort na zijn bezoek aan de Delta onverwacht definitief terug naar Nederland. De toezegging de beschuldigingen te bespreken is toen tussen wal en schip geraakt en niet gedeeld met de tijdelijk zaakgelastigde die de toenmalig ambassadeur na zijn vertrek verving, noch gerapporteerd aan het ministerie.
Naar aanleiding van recente vragen van Zembla heeft de huidige ambassadeur deze kwestie besproken met Shell en de federale Minister voor de Nigerdelta. Beide partijen waren al langer bekend met de beschuldigingen.
Heeft de voormalige ambassadeur de berichten die hij kreeg over deze kwestie gerapporteerd aan het ministerie? Heeft hij deze gerapporteerd aan Shell en de Nigeriaanse overheid, zoals hij de lokale bevolking beloofde? Wat heeft de ambassade in het algemeen met informatie over deze zaak gedaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe reageert u op de bewering dat de Nederlandse ambassade in Nigeria door maatschappelijke organisaties in de Nigerdelta wordt gezien als een verlengstuk van Shell? Deelt u de mening dat er een extern onderzoek moet komen naar de relatie tussen de Nederlandse ambassade en Shell?
Ik betreur het dat dit beeld bij sommige organisaties zou zijn ontstaan. De Nederlandse overheid maakt voortdurend afwegingen tussen de verschillende Nederlandse belangen, zonder daarbij partij te kiezen.
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan internationale normen zoals die zijn neergelegd in de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, waar de UN Guiding Principles on Business and Human Rights onderdeel van uitmaken. Het kabinet blijft de olie- en gassector aanspreken op het nemen van zijn verantwoordelijkheid onder deze internationale normen.
Een extern onderzoek naar de relatie tussen de Nederlandse ambassade en Shell zal naar onze mening geen nieuwe relevante informatie opleveren en is om die reden niet wenselijk.
Klopt het dat Shell-medewerkers hun connecties met de lokale autoriteiten gebruiken om klokkenluiders gevangen te zetten, wanneer zij aan de bel trekken over Shell’s betrokkenheid bij de lekkages?
Berichten over deze beschuldigingen zijn mij bekend. Het is aan de Nigeriaanse justitiële autoriteiten om te besluiten hoe hier verder mee om moet worden gegaan.
Wat vindt u van het bericht dat lokale bendes in de Nigerdelta worden ingezet door de olie-industrie om critici de mond te snoeren? Kunt u bevestigen of Shell hierbij betrokken is?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat er jaarlijks 16.000 kinderen in de Nigerdelta in hun eerste levensjaar sterven als gevolg van de olielekkages?
Het klopt dat het Duitse onderzoeksinstituut CESifo deze schokkende cijfers heeft gepubliceerd.
Hoe verhoudt het feit dat een Nederlands bedrijf zulke enorme schade toebrengt aan de volksgezondheid zich tot de Nederlandse inzet voor de volksgezondheid in ontwikkelingslanden via het ontwikkelingssamenwerkingsbudget? Heeft Nederland hiermee per saldo een positief of een negatief effect op de volksgezondheid in ontwikkelingslanden?
Het is onmogelijk om een algemene uitspraak te doen over de vraag of in ontwikkelingslanden de bij elkaar opgetelde effecten van Nederlandse inzet op volksgezondheid in ontwikkelingslanden positief zijn in relatie tot de bij elkaar opgetelde schade die Nederlandse bedrijven toebrengen aan diezelfde volksgezondheid. Dit is het geval omdat daarover geen betrouwbare cijfers bekend zijn en dan ook in kaart zou moeten worden gebracht de positieve invloed die het Nederlands bedrijfsleven op de volksgezondheid heeft via de inkomens van de werknemers en het verhogen van de algemene welvaart van het land.
Hoeveel geld heeft Shell tot nu toe als schadevergoeding uitgekeerd aan getroffen gemeenschappen? Hoe verhoudt zich dit tot de totale schade die is veroorzaakt door de lekkages?
Het is mij niet bekend of Shell schadevergoeding heeft uitgekeerd aan specifieke getroffen gemeenschappen. Wel heeft de Shell Petroleum Development Company of Nigeria zich gecommitteerd om over de periode 2018–2022 in totaal 900 miljoen dollar beschikbaar te stellen voor de schoonmaak van de Nigerdelta via een UNEP-programma dat onder de coördinatie van HYPREP (HydroCarbon Pollution Remediation Project) wordt uitgevoerd. HYPREP is een grootschalig project dat is ingesteld door het Nigeriaanse Federale Ministerie van Milieu.
Het gebruik van vervuilde grond voor de aanleg van de Perkpolder |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de situatie rondom de vervuilde zeedijk bij Perkpolder?1
Ja
Klopt het dat Rijkswaterstaat verantwoordelijk is voor de grond die is gebruikt in de dijk?
Ja, Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor de aanleg van de dijk Perkpolder.
Het beheer en onderhoud van de dijk Perkpolder is in december 2015 overgedragen aan het waterschap Scheldestromen. De verantwoordelijkheid voor mogelijke milieugevolgen van de aanwezige thermisch gereinigde grond (TGG) ligt bij Rijkswaterstaat.
Klopt het dat uit de monsters die zijn genomen van de dijk is gebleken dat hierin stoffen aanwezig zijn die niet aanwezig zouden mogen zijn bij thermisch gereinigde grond?
Ja, dat klopt. In het onderzoek van Deltares van 2017 en 2018 in de dijk Perkpolder, uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat, is de kwaliteit van de toegepaste TGG gecontroleerd.
In dit onderzoek werden bij een aantal monsters van de TGG stoffen aangetroffen in gehalten hoger dan de normen die gelden voor een grootschalige toepassing (zoals een dijk). Deze normen zijn vastgelegd in het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit en hebben betrekking op de gemiddelde kwaliteit van een partij grond.
Het gaat hier om een aantal zware metalen, tolueen en fenol. Fenol en tolueen zijn vluchtige en brandbare stoffen die als gevolg van het reinigingsproces (verbranden) niet meer verwacht zouden worden.
Weet u wat de oorsprong was van de grond die is gebruikt voor de dijk voordat deze thermisch gereinigd werd? Zo ja, kunt u deze oorsprong delen? Zo nee, bent u bereid deze oorsprong alsnog te achterhalen en dit met de Kamer te delen?
Het gaat erom dat TGG na de reiniging aan alle normen voldoet wanneer deze wordt toegepast.
Om dit te verduidelijken een korte toelichting bij het reinigingsproces.
De oorsprong van de TGG in zijn algemeenheid is verontreinigde grond die in combinatie met teerhoudend asfalt granulaat (TAG) wordt gereinigd door verhitting. De reiniging wordt uitgevoerd door een gecertificeerd en erkend reinigingsbedrijf (volgens SIKB BRL 7500 en bijbehorend protocol 7510). Het samenvoegen van de verschillende materiaalstromen voor reiniging is toegestaan, en hiermee wordt het reinigingsproces geoptimaliseerd.
Bij acceptatie wordt getoetst of de grond geschikt is voor reiniging. Er moet een bewijsmiddel van de kwaliteit worden aangeleverd. Voor het TAG geldt dit niet omdat dit een relatief homogene materiaalstroom is.
Voor aflevering wordt onderzocht of het materiaal geschikt is voor toepassing (volgens protocol 9335–2).
Oftewel, er is sprake van een continu proces waarbij verontreinigde grond en TAG wordt aangeleverd voor reiniging, materiaal wordt gemengd en gereinigd en vervolgens wordt gereinigd materiaal vanuit een (de)centrale opslag geleverd aan de diverse afnemers. Het herleiden van een specifieke overschrijding in de Perkpolderdijk naar een partij materiaal die voor reiniging is aangeboden, is daardoor naar mijn verwachting niet mogelijk.
Kunt u aangeven in hoeverre nog te achterhalen valt of de aangeleverde thermisch gereinigde grond volledig gereinigd is? Wordt dit proces door u nog nader onderzocht?
Zoals ik al heb aangegeven bij vraag 3 blijkt uit onderzoek van Deltares bij Perkpolder dat er daar in de TGG vluchtige stoffen (waaronder tolueen en fenol) worden aangetroffen, die er na thermische reiniging niet in verwacht werden.
De ILT heeft naar aanleiding van een andere constatering van afwijkende kwaliteit van TGG (de Westdijk in Bunschoten-Spakenburg) in 2017 en 2018 onderzoek uitgevoerd naar het thermisch reinigen van verontreinigde grond. Daarbij is getoetst aan de SIKB BRL 7500 en de protocollen 7510 en 9335–2. Dit was aanleiding voor het opleggen van lasten onder dwangsom. Deze lasten zijn in januari 2019 opgeheven nadat het bedrijf zijn bedrijfsprocessen had aangepast.
Aansluitend is onder begeleiding van de ILT in 2019 verificatieonderzoek uitgevoerd waarbij de kwaliteit van de toenmalige voorraden TGG nogmaals is vastgesteld en is bepaald wat de toepassingsmogelijkheden van deze TGG zijn.
Hierover is uw kamer geïnformeerd bij brief van 14 april 2020.
Kunt u toelichten waarom gekozen is om de Westdijk te Bunschoten-Spakenburg te saneren en de dijk bij Perkpolder niet?
Bij de besluitvorming over de aanpak wordt rekening gehouden met de specifieke lokale situatie en wat redelijkerwijs mogelijk en noodzakelijk is. De toepassing van thermisch gereinigde grond en effecten daarvan op de omgeving zijn per situatie anders.
Het besluitvormingstraject inzake maatregelen voor de dijk Perkpolder zal nog enige tijd in beslag nemen. Onderzoek door het RIVM naar de dijk Perkpolder heeft uitgewezen dat er op dit moment geen sprake is van onaanvaardbare milieu hygiënische risico’s als gevolg van de toepassing van TGG.
Het onderzoek (monitoring van de bodem- en waterkwaliteit) wordt voortgezet, om zeker te stellen dat ook in de toekomst geen sprake is van onaanvaardbare milieu hygiënische risico’s. Een definitief besluit over te nemen maatregelen zal mede worden gebaseerd op de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken en monitoringsresultaten.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Door de benodigde afstemming is de beantwoording helaas vertraagd.
De artikelen ‘Waar kalkoenen klokken zwijgen de hijskranen’ en ‘Helaas het stikstofprobleem is niet opgelost met het uitkopen van 25 piekbelasters al helpt het wel’ |
|
Laura Bromet (GL), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de artikelen «Waar kalkoenen klokken zwijgen de hijskranen» en «Helaas het stikstofprobleem is niet opgelost met het uitkopen van 25 piekbelasters al helpt het wel»?1 2
Ja.
In hoeverre weet u wie de 100 grootste piekbelasters nabij kwetsbare natuurgebieden zijn en zijn de piekbelasters zelf op de hoogte van het feit dat zij dat zijn?
Op basis van AERIUS en de achterliggende systemen en data is bekend waar piekbelastende bedrijven zich bevinden. De definitie van piekbelasting op kwetsbare natuurgebieden hangt samen met het nagestreefde doel en bepaalt welke bedrijven als piekbelaster geduid worden. Voor de definitie van piekbelasting in het kader van de regeling voor Gerichte Opkoop is in beeld op welke locaties de grootste 150 piekbelasters zich bevinden. Het is mij niet bekend of deze bedrijven hier van op de hoogte zijn. Over dit onderwerp heb ik ook nauw contact met de provincies.
Bent u bekend met het artikel ««Piekbelaster» en pluimveeboer Erik Wevers wil best stoppen, maar de provincie laat het afweten»?3
Ja.
Wat is de reden dat de genoemde «piekbelaster», die zelf aangeeft mee te willen doen aan de regeling, niet wordt opgekocht en de provincie niet sneller in actie komt, terwijl dit bedrijf gelegen is in de buurt van een Natura 2000-gebied?
De Rijksregeling Gericht Opkopen is begin november vastgesteld. De provincies, in dit geval de provincie Overijssel, zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Gerichte Opkoopregeling. De provincies vertalen de Rijksregeling naar een provinciale regeling. In dat kader besluiten ze hoe te prioriteren als er meer gegadigden zijn dan waar budget voor is. Dit geeft de provincies de ruimte om de opkoop van piekbelasters in hun eigen gebiedsproces in te passen en het voorkomt willekeur. De provincie Overijssel heeft me laten weten te verwachten binnenkort een besluit te kunnen nemen over de uitvoering van de regeling in Overijssel.
Met het betreffende bedrijf heeft de provincie verschillende keren contact gehad. Nog zeer recent heeft de provincie het bedrijf laten weten bezig te zijn met de implementatie van de Rijksregeling en het bedrijf binnenkort te informeren over de mogelijkheden om van de regeling gebruik te maken.
Bent u bekend met de studie «Naar een «slimme» maatwerkaanpak van de Structurele Aanpak Stikstof: een quick scan Veluwe» van 23 november 2020 uitgevoerd door de Wageningen Universiteit in opdracht van de provincie Gelderland? Zo ja, wat is uw oordeel over deze studie?
Ja, deze studie is met de provincie Gelderland besproken. De studie laat helder zien dat verschillende selectiecriteria zeer uiteenlopende effecten hebben. De totale hoeveelheid gereduceerde mol stikstof varieert en ook zijn er grote verschillen per Natura 2000-gebied. Sommige opties leiden tot reductie bij vele gebieden, terwijl andere opties vooral effect opleveren op een kleiner aantal gebieden. Dit is in lijn met de analyses die het ministerie zelf heeft laten uitvoeren. De genoemde studie kan, naast andere studies, helpen om de komende tranches van de Gerichte Opkoopregeling vorm te geven.
Hiernaast wordt in de genoemde studie ook aangegeven dat ieder Natura 2000-gebied een unieke uitgangssituatie heeft, waardoor voor ieder gebied een andere mix van maatregelen het meest effectief is. Vanuit de gebiedsgerichte aanpak wordt gewerkt aan gebiedsgerichte analyses en planvorming om tot keuzes voor een effectieve inzet van maatregelen per gebied te komen.
Welke strategie van het opkopen van piekbelasters is volgens u het meest effectief om de stikstofimpasse van Nederland op te lossen zodat huizen weer gebouwd kunnen worden en de natuur in gunstige staat van instandhouding komt?
De structurele stikstofaanpak richt zich voor wat betreft piekbelasters op maatregelen om de zwaar belastende veehouderijlocaties op vrijwillige basis te beëindigen en op maatregelen om investeringen in stikstofreductie bij piekbelasters in de industrie met gericht maatwerk te stimuleren. Daarnaast bevat het programma een aantal maatregelen die zich beter lenen voor een generieke aanpak, bijvoorbeeld als het gaat om de maatregelen die gericht zijn op het grote aantal boeren dat door wil met hun bedrijf. Deze combinatie van generieke en specifieke maatregelen vertegenwoordigt de brede benadering die het kabinet nodig acht in de aanpak van de stikstofproblematiek. Welke maatregel het beste past op welke plek is zeer gebiedsafhankelijk.
In hoeverre zijn de provincies op de hoogte over wie de piekbelasters zijn en hebben deze provincies een soortgelijke studie laten uitvoeren als de provincie Gelderland?
De provincies weten wie de piekbelasters zijn op basis van eigen gegevens als op basis van de berekeningen door het RIVM via AERIUS. Ook hebben provincies beschikking over de informatie van vergunde situatie van bedrijven waarvoor ze zelf bevoegd bezag zijn. In welke mate boeren zelf op de hoogte zijn van het feit in welke mate zij piekbelaster zijn, weet ik niet. Wel heb ik intensief contact met provincies over piekbelasters, dit is in lijn met de motie De Groot en Van Otterloo (Kamerstuk 35 600, nr. 45).
Hiernaast heb ik geen weet van onderzoeken vergelijkbaar aan dat van Gelderland door andere provincies. Wel heeft een aantal provincies onderzoek gedaan naar piekbelasting op bepaalde gebieden op basis van vergunningendata, maar voor zover ik weet niet zo uitgebreid als WUR voor Gelderland heeft gedaan.
Op welke wijze verschilt de Regeling gerichte opkoop (van 350 miljoen) van de generieke opkoop (1 miljard) waar het gaat om het zo kosteneffectief mogelijk reduceren van de stikstofdepositie?
Bij de regeling Gerichte Opkoop ligt het initiatief voor de uitvoering bij de provincies. Zij mogen bepalen welke bedrijven bij de regeling worden betrokken en dus ook welke locaties vrijwillig, op basis van minnelijke werving, worden opgekocht. De provincies hebben daarmee controle op de stikstofopbrengst van de maatregel, alsmede op het zetten van wenselijke stappen in het gebiedsproces waar, afhankelijk van de specifieke locatie, ook andere belangen een rol kunnen spelen. Om een minimale stikstofreductie te garanderen is de maatregel voorzien van een drempelwaarde voor stikstofdepositie waar een veehouderijlocatie aan moet voldoen om aan de regeling mee te kunnen doen.
Bij de nog in ontwikkeling zijnde Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties ligt het initiatief bij de veehouder. De regeling wordt opengesteld en vanaf dat moment hebben veehouders een aantal weken om zich daarvoor aan te melden. Wanneer de aanmeldingstermijn is gesloten worden aanmeldingen gerangschikt en wordt besloten welke veehouders wel of geen beschikking ontvangen voor het beëindigen van hun bedrijf. De systematiek voor het opmaken van die rangschikking wordt op dit moment uitgewerkt en zal begin 2021 in een conceptregeling aan de kamer worden voorgelegd. Logischerwijs zal de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden van een locatie hier een centrale rol innemen. Daardoor wordt de stikstofopbrengst van deze regeling gemaximaliseerd. Daarnaast zal ook deze regeling van een drempelwaarde voor stikstofdepositie worden voorzien om een minimale opbrengst in stikstofreductie per uitgegeven euro te garanderen.
Geeft deze studie aanleiding tot het aanscherpen van de (concept-)regelgeving? Zo nee, waarom niet?
Deze studie en de samenwerking met de provincies voor gebiedsgerichte implementatie van de bronmaatregelen (specifiek de landelijke beëindigingsmaatregel en de tweede en derde tranche van de gerichte opkoop) geven aanleiding om de om de regelgeving ten aanzien van de bronmaatregelen over piekbelasting opnieuw te bezien. Zoals toegelicht in de beantwoording van uw vraag 6 en 8 biedt het stadium waarin de ontwikkeling en implementatie van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties zich in afstemming met de provincies bevindt, voldoende gelegenheid om conceptregelgeving aan te scherpen of verbeteren voor optimaal gebiedsgericht effect. Voor de gerichte opkoopregeling bieden de tweede en derde tranche daar gelegenheid voor. De inzichten in deze en andere studies zijn zeer relevant voor gebiedsgerichte optimalisatie, ik neem deze dan ook zeker mee.
Hoeveel piekbelastende bedrijven nabij natuurgebieden hebben zich aangemeld voor de vrijwillige opkoopregeling?
De maatregel Gerichte Opkoop is sinds begin november gepubliceerd. Dat betekent dat provincies vanaf dat moment een aanvraag konden indienen voor budget en een start konden maken met opkopen. De eerste aanvragen daartoe worden begin januari verwacht, waarna een start kan worden gemaakt met de daadwerkelijke opkopen. Op dit moment is er nog geen overzicht van het aantal piekbelastende bedrijven dat zich bij provincies heeft aangemeld. Gegevens daarover worden verwacht in het eerste kwartaal van 2021.
Wat kunt u doen als deze bedrijven zich niet melden voor de vrijwillige opkoopregeling?
Blijft u bij de bewering dat vrijwillig opkopen sneller en goedkoper is dan een gerichte, minder vrijwillige opkoop in het licht van de nieuwste studie van de provincie Gelderland, waaruit blijkt dat veel minder bedrijven hoeven te worden opgekocht om te komen tot een effectieve stikstofreductie?
De provincies kunnen bedrijven actief benaderen en in gesprek gaan met hen over mogelijkheden voor beëindiging. Aanmelding is vervolgens een keuze van de ondernemer. Evaluatie van de eerste tranche zal leren in hoeverre extra sturing wenselijk is en waarop deze sturing dan moet ziengegeven het animo voor deelname en de doelstelling van stikstofreductie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden.
In hoeverre heeft u zelf de stikstofuitstoot van piekbelasters naast de afstand tot kwetsbare Natura 2000-gebieden gelegd en een dergelijke berekening gemaakt?
De studie van de provincie Gelderland laat zien dat het van belang is om maatregelen te richten op locaties met de grootste bijdrage aan stikstofdepositie. Zowel de maatregel Gerichte Opkoop als de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties zetten hier op in.
Het gericht en actief benaderen van piekbelasters pak ik samen met de provincies op. Daarnaast zal ik in de tweede en derde tranche van de regeling Gerichte Opkoop bezien hoe verplaatsing van de bedrijfsactiviteit onder voorwaarden mogelijk gemaakt kan worden. Voorts is de evaluatie van de eerste tranche ten aanzien van onder meer de samenwerking, informatie-uitwisseling en beweegredenen van individuele boeren directe input voor de vormgeving van de tweede en derde tranche. Dit is in lijn met de motie De Groot en Van Otterloo (Kamerstuk 35 600, nr. 45).
Hoe gaat de informatie-uitwisseling over deze piekbelastende bedrijven tussen de provincies en het Rijk?
De regeling voor Gerichte Opkoop ziet op uitkoop van bedrijven binnen een straal van 10 kilometer van een stikstofgevoelig Natura-2000 gebied. In de doorrekeningen voor het pakket bronmaatregelen heb ik het PBL gevraagd deze relatie tussen locatie en depositiebijdrage op het relevante Natura 2000-gebied te leggen voor analyse van het gemiddeld verwacht generiek effect van deze maatregel. De analyse stikstofbronmaatregelen van het PBL van 24 april gepubliceerd4.
In hoeverre wordt er onderzoek gedaan naar de daadwerkelijke uitstoot van deze piekbelasters naast de berekeningen van AERIUS?
Het Rijk en provincies hebben intensief contact over piekbelasters, onder meer om de motie De Groot en Van Otterloo (Kamerstuk 35 600, nr. 45) uit te voeren. Dit gebeurt te allen tijde met inachtneming van bestaande wettelijke kaders en privacy-gevoeligheid van informatie wanneer dit van toepassing is.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de plenaire behandeling van het voorstel van de Wet duurzame aanpak stikstof en de wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering)?
Jaarlijks wordt via metingen bepaald of de gemeten stikstofbelasting in lijn is met de berekende uitstoot. De piekbelasters maken daar onderdeel van uit. Daarmee is er dus goed zicht op de daadwerkelijke uitstoot van piekbelasters.
Bent u bekend met de brief van 19 december 2019 van de gemeente Horst aan de Maas over geothermie in Noord- en Midden-Limburg?
Ja.
Bent u bekend met het nieuwsbericht «Aardwarmteproject nabij Venlo nu niet hervat»?1
Ja.
Bent u bekend met de kansen die geothermie biedt voor een duurzame energievoorziening in de regio Noord- en Midden-Limburg? Kunt u dit toelichten?
Ik zie de toepassing van geothermie als een belangrijke optie in de verduurzaming van de warmtevraag. Mijn beleid is er daarom ook op gericht om de toepassing van geothermie te versterken en te versnellen zoals ik heb aangegeven in mijn brieven aan uw Kamer van 8 februari 2018 (Kamerstuk 31 239, nr. 282) en van 28 mei 2020 (Kamerstuk 31 239, nr. 320). De provincie Limburg heeft aangegeven dat ook zij geothermie als belangrijk optie ziet voor de toekomstige warmtevoorziening voor zowel de glastuinbouw als de gebouwde omgeving.
Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is dat geothermie alleen toegepast kan en mag worden als het ook veilig kan. Door de natuurlijke spanningen op de breuken van de Roerdalslenk en de daaruit voortkomende seismiciteit in Limburg brengt het toepassen van geothermie nabij deze breuken mogelijk onaanvaardbare risico’s met zich mee. Omdat we nog niet in staat zijn deze risico’s goed te kwantificeren, adviseert SodM mij vooralsnog geen geothermie nabij deze breuken toe te staan. Wel ben ik aan het inventariseren welke onderzoeksinspanning nodig is om geothermie binnen dit gebied op grotere afstand van breuken toch mogelijk te maken.
Wat vindt u ervan dat bestaande geothermische bronnen eerder zijn stilgezet vanwege de mogelijke relatie met seismische activiteiten in de bodem, terwijl er na onderzoek geen eenduidig vast te stellen oorzaak hiervan te vinden is?
In dit gebied waren twee geothermie projecten actief. Dit betroffen CWG en CLG. Bij de productie van eerstgenoemde zijn diverse bevingen geconstateerd waarop de winning is beëindigd. Bij CLG is tussen SodM en CLG afgesproken dat de winning gestaakt zou worden als een beving bij dit systeem zou worden gesignaleerd. Helaas is die beving gesignaleerd (in augustus 2018). Daarop is de winning stilgelegd door de operator. Vervolgens zijn er naschokken gesignaleerd die groter waren dan van te voren als maximum berekend was. De oorzaak van die zwaardere naschokken is niet met 100% zekerheid vast te stellen. Echter, de serie aardbevingen zijn ruimtelijk en in de tijd te relateren aan de productie van aardwarmte bij de genoemde systemen. De winning kan wat mij betreft alleen plaatsvinden als die veilig is. Ik sta daarom achter het besluit om de winning in deze gevallen stil te leggen.
Wat was de rolverdeling tussen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) bij dit project? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
SodM is allereerst toezichthouder en daarnaast adviseur in het vergunningsverleningsproces, waaronder ook bij het winningsplan. Mijn ministerie is enerzijds bevoegd gezag voor de vergunningverlening met betrekking tot mijnbouw en anderzijds verantwoordelijk voor de beleidsontwikkeling op het gebied van mijnbouw.
Het geothermie systeem van CLG is in 2017 opgestart met een langlopende put-test (extended well-test). Op dat moment was CLG in het bezit van een winningsvergunning, maar nog niet in het bezit van een instemming op het winningsplan (waarin de risico’s van winning zijn beschreven). Door de toezichthouder (SodM) is toegezien op de extended well-test. In juli 2018 is de extended well-test door de toezichthouder geëvalueerd. Op basis van de evaluatie heeft SodM toestemming gegeven om onder voorwaarden over te gaan naar de winningsfase zonder dat CLG in het bezit was van een ingestemd winningsplan.
De voorwaarden voor winning zonder winningsplan waren – onder andere – een door SodM goedgekeurde seismische risicoanalyse en de daarbij behorende risicobeheersmaatregelen. Totdat aan deze voorwaarden was voldaan, mocht CLG toch opstarten van SodM onder de aanvullende voorwaarde dat iedere beving in de nabijheid van CLG zou leiden tot stilleggen van de productie.
In augustus 2018 is na een beving op basis van de gestelde voorwaarden en in overleg met SodM de winning van aardwarmte door CLG stilgelegd.
SodM heeft vervolgens CLG verzocht om – op basis van de voorwaarde – een seismische risicoanalyse met risicobeheersmaatregelen aan te leveren. Deze zijn in april 2019 aan SodM voorgelegd en in juni 2019 door SodM als onvoldoende beoordeeld. Hervatten van de winning zonder winningsplan werd hierdoor voor CLG onmogelijk.
In april 2019 is door mijn ministerie gestart om alle 21 reeds actieve geothermieprojecten in Nederland van een besluit op het ingediende winningsplan te voorzien. Ook CLG – dat al buiten productie was – heeft daarbij een verzoek tot instemming met het winningsplan ingediend. In de procedure wordt SodM gevraagd advies te leveren op het winningsplan ten aanzien van veiligheid en milieu. Hier heeft SodM dus de rol als adviseur.
Mijn departement stelt momenteel een weigeringsbesluit op, op basis van o.a. de adviezen van SodM, maar ook van TNO, de Mijnraad, decentrale overheden en de Technische Commissie Bodembeweging.
Kunt u aan SodM opdracht verstrekken voor het uitvoeren van een gedegen onderzoek bij Californië Lipzig Gielen Geothermie (CLG) en Californië Wijnen Geothermie (CWG) om zo voldoende data te genereren? Op welke termijn zou u dit kunnen doen?
SodM heeft als taak toezicht en advies en niet de taak van onderzoeksinstelling. Binnen verschillende onderzoeksprogramma’s zowel in Nederland als wereldwijd wordt gekeken naar de risico’s van geothermie in en nabij gespannen breuken. Dit zijn complexe onderzoeken die tijd kosten, mede door het gebrek aan data over de relatie tussen de operationele parameters van productie/injectie, spanningen in de ondergrond en bevingen. Experimenten waarbij mogelijk weer bevingen ontstaan, zijn niet de weg voorwaarts. Een situatie zoals ontstaan na de beving in 1991 in Roermond, kunnen wij ons niet veroorloven. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik geothermie alleen zal toestaan als het veilig kan en de risico’s voor omwonenden aanvaardbaar en beheersbaar zijn. Ik kan dat in dit gebied nabij breuken met een voorspanning op basis van de nu beschikbare kennis niet garanderen. Ik vind een pilotproject daarom geen goed idee.
Vindt u het een goed idee om de regio Noord- en Midden-Limburg uit te roepen tot een pilotgebied voor onderzoek naar geothermische activiteiten in breuklijnen? Zo ja, op welke termijn kunt u dit uitvoeren, en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het uitblijven van een vervolgingsbeslissing in de strafzaak tegen de NAM |
|
Michiel van Nispen , Sandra Beckerman |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Groninger Bodem Beweging (GBB) inmiddels al vijf jaar wacht op een beslissing van het openbaar ministerie (OM) in de strafzaak tegen de NAM?1 Kunt u zich de onvrede over een dergelijke termijn voorstellen?
Ja, ik heb hiervan kennisgenomen. Dat dit gevoelens van onvrede oproept bij de Groninger Bodem Beweging kan ik mij voorstellen, ook al zijn er redenen aan te dragen waarom dit zo lang heeft geduurd. Na de aangifte is er een artikel 12 Sv-procedure gevolgd, die de nodige tijd in beslag heeft genomen. Het OM heeft mij bericht dat het onderzoek en de beoordeling daarvan geruime tijd hebben geduurd vanwege de omvang en complexiteit van deze zaak en de vereiste zorgvuldigheid die daarbij betracht diende te worden.
Hoe kan het dat het OM in september 2019 het onderzoek al had afgerond, maar dat een jaar later nog steeds geen conclusie is getrokken en de aangever (de GBB) hier nog niets over heeft gehoord ondanks herhaaldelijke verzoeken geïnformeerd te worden over de voortgang en de resultaten van het onderzoek?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven is dit een omvangrijk en complex onderzoek geweest. Daardoor was de beoordeling eveneens ingewikkeld; vanwege het aantal individuele gevallen waarin een beoordeling van het te duchten levensgevaar moest plaatsvinden in combinatie met de omvang van het dossier, kostte een zorgvuldige beoordeling tijd. Hierbij speelt mee dat door het Hof is bepaald dat de NAM een zienswijze op het onderzoek diende te geven. Na afronden van het onderzoek heeft de NAM daar drie maanden de tijd voor gekregen. Het OM heeft eind februari 2020 de zienswijze ontvangen. Bovendien hebben de beperkingen ten gevolge van COVID-19 gezorgd voor verdere vertraging.
De betrokken partijen, waaronder ook de klagers, worden op de hoogte gehouden van het verloop van het proces op de momenten dat daar aanleiding voor is. Op diverse momenten hebben de klagers actief geïnformeerd naar de stand van het onderzoek. Daarop is ook altijd door het OM geantwoord en daarbij is aan de klagers meegedeeld dat er nog geen beslissing was genomen en dat klagers daarvan zo spoedig mogelijk in kennis zouden worden gesteld zodra het OM een definitief standpunt over deze zaak zou hebben ingenomen.
Hoe verhoudt dit stilzwijgen van het OM zich tot de voorschriften opgenomen in artikel 6, tweede lid onder b, van de Richtlijn 2012/29/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ, (PbEU L 315/57)?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak komt het voor dat beslissingen zo lang op zich laten wachten? Hoe gebruikelijk of ongebruikelijk is dit volgens u?
Zoals ik hiervoor in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, kost een zorgvuldig en gedegen onderzoek en – in het verlengde daarvan – een zorgvuldige en gedegen beoordeling veel tijd, zeker waar het gaat om een omvangrijk onderzoek als onderhavige. Het past mij niet om vooruit te lopen op (vervolgings)beslissingen die nog genomen moeten worden door het OM.
Waardoor wordt deze lange duur nu veroorzaakt? Heeft dat vooral met capaciteitsproblemen in de opsporing te maken of zijn er andere oorzaken? Zo ja, welke? Worden er gesprekken gevoerd tussen de NAM en het OM over een mogelijke buitengerechtelijke afdoening van de strafzaak?
Zie antwoord vraag 4.
Komt er een moment dat het OM op grond van de resultaten van het door het Gerechtshof bij beslissing van 20 april 2017 bevolen onderzoek, een definitieve vervolgingsbeslissing moet nemen? Met andere woorden, mag dit eindeloos duren? Zo ja, vindt u dat rechtvaardig? Zo nee, hoe lang mag dit dan wel duren?
Artikel 167 Sv bepaalt dat het OM zo spoedig mogelijk tot vervolging overgaat indien het naar aanleiding van het ingestelde opsporingsonderzoek van oordeel is dat vervolging plaats moet hebben. Zoals ik in antwoord op vraag 1 heb aangegeven is de oordeelsvorming naar aanleiding van het afgeronde onderzoek nog niet afgerond. Ik kan mij voorstellen dat dit gevoelens van onvrede oproept bij de klagers, ook al is deze duur verklaarbaar gelet op de complexiteit en de vereiste zorgvuldigheid die daarbij betracht dient te worden. Overigens heeft het OM mij bericht dat zij binnen afzienbare tijd naar buiten komen met de uitkomsten van het onderzoek en dan zal tevens het standpunt dat het OM in deze zaak inneemt, naar buiten worden gebracht.
Wat vindt u van de uitspraak van het Gerechtshof dat er aanwijzingen zijn dat de NAM zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van artikel 170, aanhef 2, Wetboek van Strafrecht (WSr), het beschadigen van woningen waardoor levensgevaar te duchten is?
Het past mij als Minister niet om deze uitspraak van een inhoudelijk oordeel te voorzien.
Op welk moment kan het uitblijven van een beslissing worden opgevat als een fictieve vervolgingsweigering? Zijn daar andere voorbeelden van bekend?
Vooropstaat dat wanneer het gerechtshof een bevel tot vervolging heeft gegeven, de officier van justitie niet bevoegd is nadien zelfstandig te besluiten om van verdere vervolging af te zien. Daartoe is op grond van artikel 243, vijfde lid, Sv bewilliging van het gerechtshof vereist. In deze zaak heeft het gerechtshof een bevel tot vervolging gegeven dat inhoudt dat nader strafrechtelijk onderzoek moet worden verricht onder toezicht en begeleiding van de rechter-commissaris. Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 6, zal het OM binnen afzienbare tijd de uitkomsten van het onderzoek en zijn standpunt in deze zaak naar buiten brengen.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van Groningers in de rechtsstaat ernstig geschaad is? Kunt u zich voorstellen dat het lange wachten op het OM in de strafzaak tegen de NAM het vertrouwen verder onder druk zet?
Zoals de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft aangegeven in 2017 is er in het dossier Groningen sprake van «een Nederlands overheidsfalen van on-Nederlandse proporties». Hij gaf daarbij ook aan: «We hebben het vertrouwen verspeeld, de rijksoverheid voorop».3 De Minister-President heeft in debat met uw Kamer dan ook namens de regering excuses aangeboden.4 Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven, kan ik mij voorstellen dat de duur van deze zaak gevoelens van onvrede oproept bij de Groninger Bodem Beweging, ook al zijn er redenen aan te dragen waarom dit zo lang heeft geduurd.
Welke stappen gaat u zetten om het vertrouwen in de rechtsstaat te herstellen?
In de afgelopen jaren is er veel in gang gezet om het vertrouwen van de Groningers in de overheid en ook in de rechtstaat te herstellen. Die maatregelen worden nu uitgevoerd. De gaswinning wordt versneld afgebouwd en uiteindelijk geheel stopgezet, de schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie is overgenomen van de NAM en wordt op onafhankelijke en publiekrechtelijke wijze vormgegeven, en het Nationaal Programma Groningen is opgezet om te investeren in de toekomst van de provincie Groningen. Op vrijdag 6 november jl. heeft het kabinet nadere bestuurlijke afspraken gemaakt met bestuurders van het aardbevingsgebied over de versterkingsoperatie om de uitvoering daarvan te versnellen en beheersbaar te maken.5 Zoals in het antwoord op vraag 6 aangegeven zal het OM binnen afzienbare tijd naar buiten komen met de uitkomsten van het onderzoek en dan zal tevens het standpunt dat het OM in deze zaak inneemt, naar buiten worden gebracht.
Kunt u deze vragen één voor één en voor het WGO van donderdag 12 november beantwoorden?
Ik heb getracht deze antwoorden zo spoedig mogelijk aan uw Kamer te doen toekomen.
Het bericht 'Vergoeding lekke mestkelder ‘lachertje’' |
|
Helma Lodders (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Vergoeding lekke mestkelder «lachertje»«? Wat vindt u van het bericht?1
Mij is bekend dat agrariërs lange tijd hebben moeten wachten om bijzondere schade, zoals lekkende mestkelders, vergoed te krijgen. Dat is natuurlijk erg vervelend en tegelijk is het belangrijk dat er een rechtvaardige en ruimhartige werkwijze komt voor het afhandelen van schade, zoals in de Tijdelijke wet Groningen is opgenomen. IMG heeft inmiddels aangegeven dat, na consultatie met de sector en maatschappelijke organisaties, hij verwacht de werkwijze voor de vergoeding van schade bij mestkelders begin 2021 bekend te kunnen maken.
Klopt het dat wordt geadviseerd om bij schade aan mestkelders door aardbevingen niet de daadwerkelijke, maar de economische schade te vergoeden? Zo nee, hoe zit het dan? Zo ja, wat is daarvoor de reden en wat zijn daarvan de gevolgen voor de agrarische ondernemers?2
Het IMG heeft na overleg met de agrarische sector een multidisciplinair team van deskundigen ingesteld om te adviseren over de wijze waarop het IMG schade aan mestkelders dient te beoordelen (Kamerstuk 33 529, nr. 722). Dit advies is op 25 september jl. door het IMG openbaar gemaakt.
Zoals is vastgelegd in de Tijdelijke wet Groningen (TwG) moet het IMG toepassing geven aan het schadevergoedingsrecht uit het Burgerlijk Wetboek. Het schadevergoedingsrecht kent als uitgangspunt dat de benadeelde zo veel mogelijk teruggebracht dient te worden in dezelfde (vermogens)situatie als waarin hij zich voorafgaand aan het schadetoebrengende feit bevond. Het panel van deskundigen heeft in haar advies, met inachtneming van het voorgaande, geadviseerd dat schadevergoeding in beginsel dient plaats te vinden door vergoeding van de kosten voor reparatie van de mestkelders, tenzij de kosten daarvan een factor 1,25 of hoger liggen ten opzichte van de vergoeding van de gekapitaliseerde bedrijfsschade. Daarmee worden de daadwerkelijke kosten bedoeld die een ondernemer extra maakt als gevolg van een lekkende mestkelder. Het adviespanel adviseert om in de gevallen, waarin de herstelkosten een factor 1,25 of hoger zijn, de bedrijfsschade te vergoeden.
Ik kan, gelet op de onafhankelijkheid van het IMG, niet vooruitlopen op de wijze waarop IMG het advies meeneemt in zijn werkwijze. Het IMG bestudeert het advies en is daarover met de agrarische sector en maatschappelijke organisaties in overleg. De uitkomsten van deze overleggen worden betrokken bij de besluitvorming van het IMG over de afhandeling van schade aan mestkelders.
Wat wordt verstaan onder economische schade en wat is het verschil met daadwerkelijke schade?
Onder economische schade worden de (extra) kosten verstaan die de agrarisch ondernemer maakt doordat hij een groter volume aan mest moet afvoeren, als gevolg van scheuren in de mestkelder waardoor grondwater naar binnen sijpelt. Ik ga ervan uit dat met «daadwerkelijke schade» in dit geval wordt bedoeld de kosten van reparatie van de fysieke schade die is ontstaan.
In hoeverre vindt u het redelijk en rechtvaardig dat niet de daadwerkelijke schade, maar de economische schade wordt vergoed? Vindt u dit passen in de lijn van het ruimhartig vergoeden van aardbevingsschade? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, wat verstaat u onder een ruimhartige vergoeding?
Zoals beschreven in de beantwoording van vraag 2, constateert het panel in zijn advies dat bij het vaststellen van de schade aan mestkelders, uitgegaan dient te worden van het schadevergoedingsrecht. Zij gaat hier in hoofdstuk 9.1 van het advies uitgebreid op in. Volgens het panel is adequate schadevergoeding mogelijk door het vergoeden van bedrijfsschade. In het advies is de vergoeding voor bedrijfsschade 8,50 euro per kubieke meter mest. Volgens de deskundigen dekt dit de extra kosten die agrarisch ondernemers maken. Mocht dit niet het geval zijn dan is maatwerk mogelijk, zo adviseert het panel.
Het IMG bestudeert momenteel het advies en is daarover in gesprek met de agrarische sector en maatschappelijke organisaties. De uitkomsten van deze overleggen worden betrokken bij de besluitvorming van het IMG over de afhandeling van schade aan mestkelders. IMG hanteert, zoals opgenomen in de TwG, als uitgangspunt dat schadevergoedingsbesluiten rechtvaardig, ruimhartig en onafhankelijk genomen worden. Naar verwachting publiceert het IMG haar werkwijze met betrekking tot mestkelders begin 2021. Het past mij niet, ook gelet op de onafhankelijkheid van IMG, hier nu al op vooruit te lopen.
Bent u bekend met het feit dat het Rijksvastgoedbedrijf in de jaren »90 de mestkelders van pachthoeves in Zuid-Flevoland hersteld heeft? Kunt u een overzicht geven van de inspectiekosten (kosten voorafgaand aan herstel zoals het in beeld brengen van locatie, aard en omvang), voorbereidende kosten (zoals het leeghalen van mestkelders) en uitvoerende kosten (herstelwerkzaamheden inclusief de extra veiligheidsmaatregelen die genomen moeten worden als gevolg van de Arbeidsomstandighedenwet) van een tiental pachthoeves (verschillend qua omvang en ligging) waar herstel heeft plaatsgevonden? Kunt u daarnaast inzicht geven in de gemiddelde kosten die het Rijksvastgoedbedrijf destijds heeft uitgegeven per hoeve?
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft laten weten dat in de jaren negentig vermoedelijk mestkelders van pachthoeves in Zuid-Flevoland zijn hersteld door een voorganger van het Rijksvastgoedbedrijf. Wat hiervan de achtergronden, de aard en omvang en de kosten zijn geweest kan het Rijksvastgoedbedrijf niet meer vaststellen, omdat de bewaartermijn van de hierop betrekking hebbende stukken ruimschoots is verstreken is.
Hoe zijn de leden van het adviespanel geselecteerd en op basis van welke criteria? Hoe zijn de deskundigen tot dit advies gekomen? In hoeverre heeft er overleg plaats gevonden met de agrarische ondernemers, de agrarische tafel, LTO-Noord, et cetera?
Het IMG heeft mij laten weten dat het panel is geselecteerd op basis van hun juridische, geologische, technische en agrarische expertise. Het panel gaat in het advies in op de wijze waarop het advies tot stand is gekomen. Zo heeft het panel onder andere een bezoek gebracht aan twee agrarische bedrijven in het aardbevingsgebied die melding hebben gemaakt van schade door lekkages aan de mestkelder.
Wanneer wordt definitief duidelijk hoe het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) met het advies van het adviespanel en het advies van TNO en de Technische Universiteit (TU) Delft omgaat? Wanneer wordt het advies van TNO en TU Delft verwacht waarbij wordt ingegaan op de kans op schade aan mestkelders door diepe bodemdaling en -stijging? Wat betekent dit voor de termijn waarbinnen agrariërs duidelijkheid krijgen over vergoeding van schades als gevolg van gaswinning?
De sector-organisaties hebben twee maanden de tijd gevraagd om met een reactie te komen op het advies van de deskundigen. IMG neemt deze reactie (medio december) mee in het opstellen van de werkwijze. De werkwijze is naar verwachting begin 2021 gereed. Vanaf dat moment zal IMG beginnen met de afhandeling van de bij IMG openstaande schademeldingen aan mestkelders.
De uitkomsten van het onderzoek van TNO/TU Delft naar diepe bodemstijging en -daling is naar verwachting eind 2020 gereed. Dit onderzoek is niet specifiek gericht op mestkelders maar waar relevant worden deze onderzoeksresultaten uiteraard meegenomen in het afhandelen van de schade aan mestkelders.
Welke maatschappelijke organisaties worden in het vervolgtraject voor het advies Mestkelders betrokken?
Het advies wordt met LTO Noord, stichting Boerenbelang Mijnbouwschade, de Agrarische tafel, Groninger Bodembeweging en Groninger Gasberaad besproken.
Wanneer komt het IMG met een algemene beleidslijn voor de vergoedingen van de schade bij lekke mestkelders en andere schade als gevolg van aardbevingen bij agrarische bedrijven in Groningen?
Begin 2021 zal het IMG communiceren over de wijze waarop de afhandeling plaatsvindt. Meldingen van fysieke schade worden reeds behandeld door het IMG. Voor waardedaling zal IMG op haar website begin 2021 een aanvulling op de werkwijze publiceren voor bedrijven, waaronder agrariërs.
Hoeveel agrarische ondernemers in Groningen hebben te maken met schade als gevolg van de aardbevingen? Voor hoeveel ondernemers is er inmiddels een (passende/acceptabele) oplossing? Voor hoeveel nog niet? Hoe lang wachten ondernemers inmiddels al op een oplossing?
In totaal zijn ruim 1.254 schademeldingen van agrarische bedrijven bij het IMG binnengekomen, waarvan er 593 zijn afgehandeld. Er zijn nu 661 openstaande schademeldingen op adressen waar sprake is of kan zijn van agrarische activiteiten. Een groot aantal hiervan is reeds in behandeling en een schade-opname uitgevoerd. Bij een deel van hen zijn er ook mestkelders op het terrein aanwezig en al dan niet in gebruik. Het IMG zal de schade bij mestkelders in behandeling nemen zodra het zijn werkwijze hiervoor heeft vastgesteld.
Het IMG gaat in de tussentijd onverminderd door met de (reguliere) schadeafhandeling bij agrarische bedrijven. Als er een mestkelder wordt aangetroffen bij een schade-opname, wordt dat deel van de schademelding pas afgehandeld zodra er een werkwijze is. De rest van de schademelding wordt wel verder gebracht. Zo kan in ieder geval al voor een deel van de schade op het bedrijf de procedure worden voortgezet.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van het akkoord op hoofdlijnen van 18 maart 2020 van de agrarische tafel? Hoe is of wordt dit akkoord omgezet in een effectief programma voor de agrarische sector? Kan de uitwerking worden gedeeld met de Tweede Kamer? Welke ministeries zijn betrokken bij het akkoord en welk ministerie is daarvan de trekker?
Sinds de zomer is een door de provincie aangesteld programmateam aan de slag met het ontwikkelen van een effectieve en gedragen programmatische aanpak. BZK, LNV en EZK zijn betrokken bij de uitwerking van de afspraken naar een programma, waarbij LNV aanspreekpunt is voor het programmateam. Deze programmatische aanpak is vooral van belang voor de bedrijven die vastlopen in een combinatie van schadeprocedures, versterkingsopgave en aanverwante problematiek. Het programmateam is in contact met de overheden en de sector en toetst de aanpak aan enkele praktijksituaties om deze verder te concretiseren. Uiteraard zal ik de uitwerking delen met de Kamer wanneer deze beschikbaar is, naar verwachting in het eerste kwartaal van 2021.
Kunnen de vragen vóór het wetgevingsoverleg Mijnbouw/Groningen van 12 november aanstaande worden beantwoord?
Vanwege de benodigde interdepartementale afstemming is dit niet gelukt.
De antwoorden op vragen over een zinkgat in Kerkrade |
|
Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Waarom ontwijkt u de eerdere vraag (vraag 4) wie aansprakelijk is voor de schade die is opgetreden? Kunt u ons alsnog een antwoord geven op de vraag wie aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan? Is dit de gemeente, de aannemer of een andere partij?1
Ik heb in mijn brief1 van 13 oktober duidelijk aangegeven waar de aansprakelijkheid ligt in het geval dat er schade zou ontstaan aan huizen van burgers ten gevolge van dit zinkgat. In dit specifieke geval is het Waarborgfonds Mijnbouwschade voor dergelijke schade aansprakelijk. Volgens de gemeente Kerkrade heeft het zinkgat op dit moment echter nog geen structurele schade aan de omliggende woningen veroorzaakt.
Het Waarborgfonds Mijnbouwschade kan in het geval van mijnbouwschade alleen door natuurlijke personen worden aangesproken. De door het zinkgat veroorzaakte schade aan het wegdek kan door de gemeente Kerkrade niet verhaald worden op het fonds.
Zoals aangegeven in mijn brief2 van 8 september 2020 voert de gemeente Kerkrade een programma uit dat gericht is op het lokaliseren en daarna saneren van historische schachten. Ik financier dit programma. Tijdens de sanering van de schacht wordt gebruik gemaakt van zwaar materieel waardoor wegdek en de inrichting van de straat kan beschadigen. De gemeente Kerkrade heeft mij gevraagd of men de kosten van het herstel van het wegdek en de inrichting van de straat kan meenemen in de kosten van de huidige sanering. Ik heb hiermee ingestemd.
Hoe kan het Waarborgfonds Mijnbouwschade volgens u een rol spelen bij de schade ontstaan doordat er aan een verborgen schacht is gewerkt, aangezien u in uw antwoord op de eerdere vraag 2 stelt dat dit fonds kan worden aangesproken? Heeft u hier contact over gehad met het Waarborgfonds? Zo ja, welke afspraken zijn er gemaakt? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Het Waarborgfonds Mijnbouwschade is opgericht vanuit de Mijnbouwwet. Ik ben conform de Mijnbouwwet de beheerder van dit fonds. De werkwijze van het fonds staat beschreven in de artikelen 134 – 139 van de Mijnbouwwet.
De aansprakelijkheid voor de schade ten gevolge van het inzakken van een historische schacht is conform de recente uitspraak3 van de Raad van State niet verjaard. Ik heb uw Kamer hierover per brief4 op 23 september 2020 geïnformeerd. Het mijnbouwbedrijf dat destijds de schacht onder de huidige Franciscanerstraat in Kerkrade heeft aangelegd bestaat echter niet meer en daarom is het Waarborgfonds Mijnbouwschade op grond van de Mijnbouwwet de partij die kan worden aangesproken voor schade als gevolg van bodembeweging door aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk door dat mijnbouwbedrijf.
Als de verzakking is veroorzaakt door een verwijtbare nalatigheid van de aannemer dan zou de aannemer voor de ontstane schade aansprakelijk kunnen worden gesteld. Gemeente Kerkrade heeft aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is geweest van verwijtbaar handelen.
De gemeente Kerkrade heeft aangegeven dat er ten gevolge van de verzakking geen structurele schade is opgetreden aan de nabij liggende panden. Mocht er alsnog schade ontstaan dan kunnen bewoners zich bij mij melden omdat ik de beheerder ben van het Waarborgfonds. Het is in principe niet nodig dat ik contact opneem of afspraken maak met het Waarborgfonds want daar is op dit moment geen aanleiding toe.
Kunt u aangeven welke risico’s er voor omwonenden zijn, aangezien wij u eerder vroegen of de omwonenden op de hoogte zijn van eventuele risico's (vraag 5)?
Bij de opsporing en geplande sanering van een historische schacht worden de omwonenden door de gemeente Kerkrade uitgebreid geïnformeerd over de achtergronden van de aanpak van de historische schachten. Ook bij dit incident heeft de gemeente Kerkrade zich ingespannen om haar inwoners nader te informeren over de verzakking en sanering. Als opdrachtgever voor zowel het opsporen, onderzoeken en saneren van de schacht beschikt de gemeente over informatie uit de eerste hand en verzorgt zij de hieraan verbonden communicatie naar omwonenden.
Ik heb begrepen dat de gemeente richting de omwonenden tot nu toe vooral heeft gecommuniceerd over de verzakking en de uitvoering van de sanering. De gemeente Kerkrade heeft aangegeven dat ten behoeve van de algemene communicatie ook een informatieblad voor de bewoners wordt gemaakt waarin nader wordt ingegaan op het bestaande risico ten gevolge van de voormalige steenkolenwinning onder Kerkrade.
De gemeente Kerkrade kan daarbij gebruik maken van het onderzoek dat in de periode 2014 – 2016 in opdracht van de toenmalige Minister van Economische Zaken is uitgevoerd. Uw Kamer is op 15 december 2016 per brief5 geïnformeerd over de resultaten van dit onderzoek, de bestaande risico’s van de voormalige steenkolenwinning en de maatregelen die naar aanleiding hiervan samen met de regio zijn genomen.
Klopt het dat er ten tijde van het ongeluk toch 12 mensen woonden, gezien het feit dat u in uw antwoord op vraag 7 aangeeft dat het pand naast het zinkgat onbewoond was en inmiddels onbewoonbaar is verklaard?
Nee, het klopt niet dat er ten tijde van de verzakking mensen woonachtig waren in dit pand. De gemeente Kerkrade heeft aangegeven dat het pand conform de gegevens uit de gemeentelijke bevolkingsadministratie niet bewoond was. De gemeente heeft navraag gedaan naar het gebruik van het pand. Er is gebleken dat het pand is verhuurd aan een stichting die ten tijde van de verzakking het pand gebruikte als locatie voor studiedoeleinden.
De gemeente heeft geconstateerd dat in de ochtend na de verzakking er tenminste 1 persoon in het pand aanwezig was. De gemeente Kerkrade heeft via een noodverordening opgelegd dat het pand gedurende de sanering niet gebruikt mag worden.
Wij vroegen u welke lessen er zijn geleerd (vraag 6), kunt u deze vraag inmiddels beantwoorden?
De sanering van de schacht is nog steeds gaande. De gemeente Kerkrade verwacht dat de sanering in juni 2021 zal worden afgerond. In mijn brief van
8 september 2020 heb ik aangegeven dat het lokaliseren van de schachten in twee stappen plaatsvindt. In de eerste stap wordt met lichte apparatuur gezocht naar afwijkingen in de bodem tot een diepte van vijf meter. Tijdens de tweede stap wordt de vermoedelijk gelokaliseerde schacht ook daadwerkelijk aangeboord. Vervolgens wordt enige tijd na het aanboren van de schacht de sanering aangevangen. Naar aanleiding van de verzakking in de Franciscanerstraat heeft de gemeente Kerkrade nu besloten om het aanboren van de schacht (de tweede stap) voortaan direct te combineren met de sanering van de schacht. Op deze manier kan men adequaat reageren indien het aanboren van de schacht aanleiding geeft tot een verzakking.
Zoals eerder aangegeven zal na de sanering van de schacht een overleg plaatsvinden met de betrokken partijen. Tijdens dit overleg zal besproken worden welke verdere lessen uit dit voorval geleerd kunnen worden.
Ik ben van mening dat met betrekking tot de na-ijlende effecten van de steenkoolwinning in Limburg er met de regio duidelijk afspraken zijn gemaakt op basis waarvan adequate maatregelen zijn en ook worden genomen. Over deze aanpak, de voortgang en de samenwerking met de regio ben ik erg tevreden.
Het artikel ‘NAM wil productiewater Schoonebeek injecteren in Drentse gasvelden’ |
|
Tom van den Nieuwenhuijzen-Wittens (GL), Laura Bromet (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «NAM wil productiewater Schoonebeek injecteren in Drentse gasvelden»?1
Ja.
Bent u bekend met het voornemen om verontreinigd productiewater in de Drentse lege gasvelden rondom Schoonebeek te injecteren?
Ja, ik ben bekend met het voornemen om productiewater in de regio Schoonebeek te injecteren. Afgelopen juli heb ik de Kamer per brief2 geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de verwerking van het productiewater van de oliewinning in Schoonebeek. NAM injecteert dit water in uitgeproduceerde gasvelden in Twente. In de brief heb ik ook vooruitgeblikt op het voornemen van NAM om de injectie uit te breiden naar de regio Schoonebeek.
Ook heb ik de Kamer al eerder geïnformeerd3 over de samenstelling van het injectiewater. Het injectiewater bestaat uit formatiewater4, gecondenseerde stoom en naar verhouding zeer kleine hoeveelheden mijnbouwhulpstoffen. De samenstelling van het injectiewater is getoetst aan de Euralnormen5 en op basis hiervan aangemerkt als «niet gevaarlijke afvalstof».
Bent u zich ervan bewust dat het injecteren van verontreinigd productiewater rondom Schoonebeek een grensoverschrijdend risico is?
In de Mededeling voornemen voor waterinjectie in de regio Schoonebeek6 zijn de risico’s op hoofdlijnen in kaart gebracht. De volgende stap is het opstellen van een milieueffectrapportage (hierna: MER). In de MER worden de risico’s in meer detail onderzocht. Op dit moment worden er geen grensoverschrijdende risico’s verwacht. De locaties die NAM op het oog heeft voor injectie zijn de gasvelden bij Dalen, Oosterhesselen en Schoonebeek. Ik ben mij ervan bewust dat een deel van het Schoonebeek gasveld zich uitstrekt over de grens met Duitsland. In dit gasveld wordt er reeds productiewater geïnjecteerd en op dit moment zijn er geen grensoverschrijdende risico’s.
Waarom wordt de gemeente Emlichheim hierin niet actief geïnformeerd?
In Europa zijn afspraken gemaakt over hoe en wanneer buurlanden elkaar informeren bij mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen. Dit is vastgelegd in het verdrag van Espoo. Daarbovenop zijn er specifieke bilaterale uitvoeringsafspraken tussen Nederland en de buurlanden België en Duitsland. In de gezamenlijke verklaring tussen Duitsland en Nederland7 zijn afspraken gemaakt over de te ondernemen stappen, inclusief de verantwoordelijkheden en de rolverdeling hierbij, als er sprake is van een project met mogelijk belangrijke grensoverschrijdende milieugevolgen waarvoor een MER wordt uitgevoerd. Bij de voorgenomen injectie in de regio Schoonebeek is er op dit moment geen sprake van grensoverschrijdende milieugevolgen (zie ook mijn antwoord op vraag8. Conform de werkafspraken tussen Duitsland en Nederland is de gemeente Emlichheim daarom niet actief betrokken bij het MER. De stukken die ten behoeve van de MER zijn opgesteld zijn wel ter informatie naar de gemeente Emlichheim gestuurd. Indien uit de MER of anderszins blijkt dat er toch sprake is van een grensoverschrijdend risico, dan zal de gemeente Emlichheim alsnog, conform de afspraken tussen Nederland en Duitsland en het verdrag van Espoo, actief worden betrokken bij de besluitvorming.
Bent u bekend met de zorgen van de gemeente Eimlichheim en de wens van de gemeente om gedetailleerde grensoverschrijdende informatie te krijgen?
De gemeente Emlichheim heeft haar zorgen met mij gedeeld en ik zal NAM vragen deze te adresseren in de MER. De informatie die tot nu toe over het project bekend is, is gedeeld met de gemeente Emlichheim.
Kunt u ingaan op hoe we goed kunnen samenwerken binnen grensoverschrijdende regio’s als het gaat om zaken waar zorgen over kunnen zijn?
Samenwerking betreffende grensoverschrijdende risico’s is vastgelegd in het verdrag van Espoo en de specifieke bilaterale afspraken gemaakt tussen buurlanden (zie ook mijn antwoord op vraag9. Naast dit verdrag geldt ook dat we gewoon buurlanden van elkaar zijn. Er zijn goede relaties en contacten op verschillende niveaus. Zoals ik al aangaf in mijn antwoord op vraag 5 zal ik NAM vragen rekening te houden met de zorgen van de gemeente Emlichheim. Daarnaast kan de Duitse gemeente ook contact met mij, de gemeente Emmen, de provincie Drenthe of het Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM) opnemen.
Bent u voornemens meer rekening te houden met de grensoverschrijdende zorgen? Zo ja, hoe wilt u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u ingaan op welke risico’s u ziet bij het injecteren van het productiewater in de gasvelden? Kunt u hierbij ingaan op de risico’s nu en in de toekomst?
Zowel de korte- als lange termijn risico’s van injectie in uitgeproduceerde gasvelden zijn geanalyseerd en beschreven in de meeste recente evaluatie van de injectie in Twente10. De geïdentificeerde risico’s zijn kans op aardbevingen, lekkage van injectiewater en oplossen van afdekkende zoutlagen. De mate waarin deze generieke risico’s voor een specifiek gasveld relevant zijn, kan per gasveld verschillen en wordt daarom ook per gasveld vooraf onderzocht. Deze onderzoeken zijn onderdeel van de iedere vergunningaanvraag voor injectie, zo ook voor de voorgenomen injectie in de regio Schoonebeek.
Voordat een vergunning wordt afgegeven moeten de risico’s onderzocht worden. Daarbij worden specifieke beheersmaatregelen per risico opgesteld waarmee de risico’s beperkt of weggenomen worden. Alleen als de risico’s goed beheersbaar zijn en de injectie veilig kan, wordt een vergunning verleend. SodM wordt betrokken bij dit besluit. Daarnaast stelt een mijnbouwonderneming vooraf een waterinjectie managementplan op om de injectie veilig uit te voeren. Dit plan wordt door SodM beoordeeld en SodM houdt toezicht op de uitvoering ervan.
De risico’s van injectie in de Twentse gasvelden wordt met regelmaat opnieuw belicht conform de voorwaarden gesteld in de vergunning voor de injectie. Iedere zes jaar dient NAM de injectie en mogelijke alternatieven voor de verwerking van het productiewater te evalueren volgens de CE-afwegingsmethodiek11 of een gelijkwaardige methode. Hierin worden zowel de korte als lange termijn risico’s meegewogen. De aanstaande evaluatie is op verzoek van de Kamer12 vervroegd en zal in 2021 worden uitgevoerd. SodM houdt toezicht op het uitvoeren van de evaluatie. Ook is de Commissie m.e.r. hierbij betrokken. Inzichten uit deze evaluatie worden meegenomen in de MER van injectie in de regio Schoonebeek. Daarnaast neemt SodM de uitkomsten van de evaluatie, en de uitkomsten van andere rapportageverplichtingen en onderzoeken, mee in het toezicht om te bezien in hoeverre de risicobeheersmaatregelen en -systemen voor een veilige injectieoperatie op orde zijn.
Wat wordt door welke partij ondernomen om deze risico’s te beperken en/of weg te nemen? Indien er geen stappen worden ondernomen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Zandwinning |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Baggeraars op de korrel»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht
Beaamt u de conclusie van het bericht dat zand na water de meest gebruikte natuurlijke hulpbron ter wereld is, maar dat de voorraad bruikbaar zand eindig is? Zo nee, waarom niet?
Ik kan dat niet beoordelen op basis dit bericht, maar voor Nederland geldt dat het zand afkomstig uit de Noordzee niet schaars te noemen is. Wereldwijd ligt dat mogelijk anders.
Klopt het dat uit de milieueffectrapportage (m.e.r.) voor zoutwinning onder de Waddenzee blijkt dat de bodem onder het Wad met meer dan een meter kan zakken als gevolg van deze vorm van mijnbouw? Zo nee, waarom niet?2
Hoeveel de dieper gelegen aardlagen onder de wadplaten dalen als gevolg van de zoutwinning hangt af van de mate van productie en van de ligging van de zoutcavernes. In de MER worden verschillende scenario´s bestudeerd. Er is niet voor een scenario gekozen met een dergelijk grote bodemdaling. Het winningsplan van Frisia is zo ingericht dat deze diepe bodemdaling in 2052 (einde winning) minder is dan een meter. Wellicht ten overvloede wijs ik er op dat de bodemdaling zich niet aan het wadoppervlak manifesteert als gevolg van de natuurlijke aangroei van de wadplaten.
Hoeveel zand is er (bij benadering) nodig om de verwachte bodemdaling onder de Waddenzee door zout- en gaswinning te compenseren?
Voor de zoutwinning door Frisia Zout BV is berekend dat 9,15 x 106 m3 zand nodig is voor de compensatie3.
Voor de bodemdaling door de gaswinning MLV (Moddergat, Lauwers en Vierhuizen, ook wel gaswinning Waddenzee genoemd) is berekend dat tot 2050 1,51 x 106 m3 zand nodig is voor de compensatie4.
Waar gaat dit zand gewonnen worden of wat is de herkomst van dit zand?
Het zand is afkomstig vanuit de Noordzee en wordt gewonnen in een zone die ligt tussen de 20 meter dieptelijn en de 12 mijls-lijn uit de kust.
Is het winnen van zand om schade door mijnbouw te compenseren wat u betreft een nuttige toepassing van een schaars goed? Zo ja, waarom?
Ik onderschrijf het uitganspunt dat je zorgvuldig moet omgaan met schaars goed. De situatie in relatie tot de beschikbaarheid van zand varieert echter wereldwijd. Voor Nederland geldt dat het zand afkomstig uit de Noordzee niet schaars te noemen is. Wereldwijd kan dat dus anders liggen.
Hanteert u een voorrangsregeling voor het gebruik van deze steeds schaarser wordende grondstof? Zo ja, kunt u die met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
In het Nationaal Waterplan 2016–2021 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 31 710, nr. 45) heeft het kabinet aangegeven dat binnen de Europese kaders (Kaderrichtlijn Water, Kaderrichtlijn Mariene Strategie, Vogel- en Habitatrichtlijn en Verdrag van Malta) prioriteit wordt geven aan activiteiten die van nationaal belang zijn voor Nederland. Dit betekent o.a. dat er voldoende ruimte is voor zandwinning ten behoeve van kustbescherming, het tegengaan van overstromingsrisico’s en ophoogzand voor op het land.
Zandwinning ten behoeve van kustsuppleties en ophoogzand is van nationaal belang en daartoe is een specifieke zone gereserveerd waar zand gewonnen mag worden, zie antwoord op vraag 5.
Voor de zandwinning zijn kaders ontwikkeld in de MER, die loopt tot 2027.
Beaamt u dat het gebruik van zand door private ondernemingen om de bodemdaling door gas- en zoutwinning te compenseren moreel onethisch en disproportioneel kan zijn in vergelijking met de beschikbare hoeveelheid zand, die tevens nodig is om de Nederlandse kust nu en in de toekomst te kunnen beschermen? Zo nee, waarom niet?
Nee, de afweging heeft plaatsgevonden ten behoeve van het Nationaal Waterplan 2016–2021. Zandwinning ten behoeve van kustsuppleties en ophoogzand is van nationaal belang en daartoe is een specifieke zone gereserveerd waar zand gewonnen mag worden voor van kustbescherming, het tegengaan van overstromingsrisico’s en ophoogzand voor op het land.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het wetgevingsoverleg Mijnbouw/Groningen op donderdag 29 oktober 2020?
Dit is vanwege het verzamelen van de benodigde informatie helaas niet gelukt.
Hoe de samenleving in het gaswinningsgebied Groningen door de overheid wordt verscheurd 2.0 |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de situatie in Opwierde, waar bewoners van 163 vliesgevelwoningen na sloop een nieuw huis krijgen? Weet u ook dat deze bewoners vorig jaar gekozen hebben voor bouwbedrijf Van Wijnen op basis van, onder andere, bewonersparticipatie?1
Ja, daar ben ik van op de hoogte. De keuze voor bouwbedrijf Van Wijnen heeft plaatsgevonden middels een stemming onder toezicht van een notaris.
Staat u nog achter uw uitspraak van het algemeen overleg Mijnbouw/Groningen van 10 september 2020: «We hebben nu het Bouwakkoord, waarmee de beschikbare bouwcapaciteit en de vraag inzichtelijk worden en vervolgens bij elkaar kunnen worden gebracht. Daarmee krijgen bewoners meer regie en meer keuzemogelijkheden, meer keuzevrijheid»? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Ja. Het Bouwakkoord heeft betrekking op versnelde uitvoering van de voor de veiligheid benodigde versterkingsmaatregelen en eventuele aanvullende wensen van bewoners binnen de gehele versterkingsopgave. Alle bouwbedrijven, zowel grote partijen als MKB-ondernemers, kunnen zich inschrijven voor de bouwpool en worden op basis van geschiktheid gematcht met een keuze van de eigenaar. De geschiktheid van het betreffende bouwbedrijf voor het concrete project speelt daarbij een grote rol. Niet alle aannemers zullen in staat zijn de meer complexe versterkingsoperaties van begin tot eind uit te voeren.
In het Bouwakkoord wordt onderscheid gemaakt tussen twee sporen. De primaire focus van het akkoord ligt bij het vergroten van de uitvoeringscapaciteit voor het «tweede spoor», waarin de eigenaar als regisseur kan en wil optreden. Vooral in dit spoor heeft de eigenaar meer regie, keuzemogelijkheden en keuzevrijheid. De eigenaar heeft in dit spoor de mogelijkheid zelf een aannemer te kiezen, treedt op als diens opdrachtgever en zit al in een vroeg stadium met de aannemer aan tafel om individuele wensen te bespreken. Bij het «eerste spoor» treedt de NCG op als opdrachtgever en projectleider richting bouwbedrijven. Dit spoor zal vooral worden ingezet bij grootschalige en/of complexe projecten, zoals sloop/nieuwbouw en bijzondere objecten.
Wat verstaat u onder «meer regie», «meer keuzemogelijkheden, meer keuzevrijheid»? Kunt u dat uitgebreid omschrijven?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u ervan op de hoogte dat vier rijtjes van zeven woningen aan de Parksingel in Appingedam in 2017/2018 zijn versterkt door middel van zogenaamde boekensteunen? Bent u er voorts van op de hoogte dat deze versterkte woningen nu alsnog gesloopt gaan worden in het kader van een proeftuin aardgasvrij wonen?
De vier rijtjes woningen aan de Parksingel maken inderdaad onderdeel uit van de proeftuin aardgasvrij wonen. Dat is echter niet de reden dat de woningen worden gesloopt en nieuwgebouwd. Elders in Opwierde-Zuid stonden gemetselde woningen die zwaarder versterkt moesten worden. In overleg tussen de gemeente en het Rijk is afgesproken dat daarom alle vliesgevelwoningen in Opwierde-Zuid worden gesloopt en nieuwgebouwd, ook de vier rijtjes aan de Parksingel. Deze afspraak is gemaakt ter voorkoming van ongelijkheid tussen de bewoners van de vliesgevelwoningen en bewoners van de gemetselde woningen in de wijk, en de maatschappelijke onrust die meebracht. Het betreft hier dus aanvullende maatregelen.
Bent u ervan op de hoogte dat er nu vier typen woningen staan in dit gebied van Opwierde, zoals drie of vier slaapkamers, een doorzonwoning of een tuingerichte kamer? Klopt het dat er nu de keuze is uit maar twee modellen? Bent u het eens dat wanneer men kan kiezen uit een basiswoning en een variant, er nauwelijks sprake is van keuzevrijheid wanneer beide typen totaal anders zijn dan men nu heeft? Wat is hierop uw reactie?
Bij nieuwbouw van de vliesgevelwoningen kan per rij woningen worden gekozen tussen twee typen, namelijk conceptwoningen of maatwerkwoningen. Binnen de gemaakte keuze voor het type woning hebben bewoners binnen bepaalde kaders keuzevrijheid in de indeling van de woning, zoals in het aantal slaapkamers en het tuingericht- of straatgericht wonen. Bij beide typen kan voorts per rij van woningen worden gekozen voor een berging aan de voorgevel of aan de achtergevel.
De NCG en de bewoners zijn samen in gesprek geweest over de huidige situatie van hun woningen en de wensen van de bewoners. In dat gesprek is besproken dat zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de huidige situatie van de woningen en de wensen van de bewoners. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de huidige wet- en regelgeving uit het Bouwbesluit. Ook moeten bewoners per rij woningen gezamenlijk kiezen welk model woning na sloop wordt nieuwgebouwd. Hierdoor kan helaas niet worden gegarandeerd dat op individueel niveau aan alle wensen van de bewoners wordt tegemoetgekomen.
Klopt het dat iedereen in een rijtje van zeven woningen voor hetzelfde type woning moet kiezen omdat de twee varianten niet naast elkaar gebouwd kunnen worden? Hoe staat dit in verhouding tot uw uitspraak dat eigen regie, keuzemogelijkheden en keuzevrijheid van belang is?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Is het u bekend dat deze bewoners zijn meegenomen in alle voorbereidende gesprekken die door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en de gemeente werden georganiseerd? Is het u bekend dat eigenaren daar is beloofd dat ze terug krijgen wat ze hebben?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Klopt het dat mensen die de afgelopen jaren veel dure verbeteringen hebben aangebracht aan hun woning (te denken valt aan luxere keukens, badkamers/toiletten, serres, bijkeukens, interne verbouwingen, kostbare glas in lood panelen, kunststof kozijnen en deuren, een volledig ingerichte tuin met terrassen en paden met sierbestrating, borders van lineablokken, etcetera) dit niet terug krijgen terwijl het hen wel beloofd is? Deelt u de mening dat dit onrechtvaardig is? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze mensen terug krijgen wat ze hebben?
In verband met huidige wet- en regelgeving uit het Bouwbesluit en doordat bewoners per rij woningen gezamenlijk kiezen welk model woning na sloop wordt nieuwgebouwd, kan helaas niet worden gegarandeerd dat alle door de bewoners aangebrachte verbeteringen één op één terugkomen. Voor keukens is een budget beschikbaar gesteld waarmee de bewoners zelf een nieuwe keuken kunnen uitzoeken. Ook wordt tijdelijke opslag geboden voor zelf aangebrachte voorzieningen die later teruggeplaatst kunnen worden (zoals tuin- en hekwerk, etc.). Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Wat vindt u van de verschillen in de regie die het Bouwakkoord zal opleveren? Zijn die verschillen uitlegbaar voor u?
In het Bouwakkoord wordt onderscheid gemaakt tussen twee sporen. Voor beide sporen gelden dezelfde kaders uit de wet- en regelgeving in het Bouwbesluit. Waar dat mogelijk is, wordt binnen die kaders de keuze tussen de twee sporen geboden. Het eerste spoor dient met name voor grootschalige projecten waarbij belangen van meerdere bewoners bij elkaar komen, waardoor minder ruimte is voor individuele keuzevrijheid. In het eerste spoor kunnen ook individuele eigenaren terechtkomen die niet in het tweede spoor willen worden opgenomen, bijvoorbeeld omdat ze niet zelf als opdrachtgever van de versterking van hun woning willen optreden. Het tweede spoor kan worden gevolgd bij de versterking van een individueel adres waar de eigenaar direct zelf invloed kan en wil hebben op de versterking van zijn huis. Een eigenaar heeft daardoor met name in het tweede spoor meer regie, keuzemogelijkheden en keuzevrijheid.
Wat vindt u van de verschillen in de keuzemogelijkheden en keuzevrijheid die dat zal opleveren? Zijn die verschillen uitlegbaar voor u?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Kunt u zich voorstellen dat de mensen die vorig jaar voor Van Wijnen kozen op basis van mooie praatjes, nu moeten strijden om terug te krijgen wat ze hebben en dat dit traumatisch is en impact heeft op de gezondheid en het welzijn van de bewoners?
De NCG en de bewoners zijn samen in gesprek geweest over de huidige situatie van hun woningen en de wensen van de bewoners bij de nieuwbouw van de woningen. In dat gesprek is besproken dat zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de huidige situatie van de woningen en de wensen van de bewoners. De keuze voor bouwbedrijf Van Wijnen heeft plaatsgevonden middels een stemming onder toezicht van een notaris. In verband met huidige wet- en regelgeving uit het Bouwbesluit en doordat bewoners per rij woningen gezamenlijk kiezen welk model woning na sloop wordt nieuwgebouwd, kan helaas niet worden gegarandeerd dat op individueel niveau aan alle wensen van de bewoners wordt tegemoetgekomen. Ik betreur het als dit impact heeft op de gezondheid en het welzijn van de bewoners. Zie ook mijn antwoorden op vragen 1, 5 en 12.
Kunt u zich voorstellen dat de oneerlijke manier waarop de overheid het herstel van het gaswinningsgebied aanpakt traumatisch is en een impact heeft op de gezondheid en het welzijn van de bewoners? Voelt u zich daar verantwoordelijk voor? Kunt u dat gemotiveerd antwoorden?
Ik ben mij ervan bewust dat bewoners van de aardbevingsregio door de gevolgen van de gaswinning stress en onzekerheid kunnen ervaren. Dat betreur ik. Om die reden zijn financiële middelen beschikbaar gesteld voor emotionele en sociale ondersteuning, alsmede voor geestelijke verzorging van die bewoners. Voor de bewoners worden onder andere aardbevingscoaches en inwonersbegeleiders ingezet die een luisterend oor bieden aan de bewoners en uitleg geven bij praktische zaken die te maken hebben met de gevolgen van aardbevingen. Bovenal acht ik het van groot belang de versterkingsopgave zo snel mogelijk nog verder te versnellen en zo beheersbaar en uitvoerbaar mogelijk te maken, om rust, stabiliteit en voorspelbaarheid aan de bewoners te bieden.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de steeds veranderende aanpak van schadeafhandeling en versterking stopt, zodat mensen verder kunnen met hun leven?
De uitvoering van zowel de versterkingsopgave als van de schadeafhandeling is in publieke handen en belegd bij respectievelijk de NCG en het IMG. De kaders voor deze processen worden gevormd door de Tijdelijke wet Groningen, die na behandeling van het wetsvoorstel versterken, ook de versterkingsopgave omvat. Om de versterkingsopgave te versnellen en zo uitvoerbaar mogelijk te maken, ben ik op dit moment in intensief overleg met de regio. In het overleg wordt verkend of kan worden gekomen tot afspraken over de voortgang van de versterkingsopgave, waarmee bewoners de voornoemde rust, stabiliteit en voorspelbaarheid kan worden geboden. Over de uitkomst hiervan hoop ik u binnen afzienbare tijd te kunnen informeren.
Het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) is sinds 1 juli jl. verantwoordelijk voor de schadeafhandeling, voorheen de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen. De uitgangspunten van de werkwijze van het IMG/TCMG zijn al sinds de start van de publieke schadeafhandeling gelijk. Dat neemt niet weg dat het IMG onafhankelijk is en zijn werkwijze binnen de wettelijke kaders kan aanpassen in geval van nieuwe (wetenschappelijke) inzichten.
Kunt u deze vragen één voor één voor het wetgevingsoverleg Mijnbouw/Groningen van donderdag 29 oktober 2020 beantwoorden?
Het wetgevingsoverleg Mijnbouw Groningen is inmiddels verplaatst naar donderdag 12 november 2020. Ik beantwoord deze Kamervragen voorafgaand daaraan.
De causaliteit van schade en gaswinning |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat er decennia is gedebatteerd over de causaliteit tussen schade en de gaswinning? Erkent u dat het voor gedupeerden met schade uitermate pijnlijk was gewantrouwd te worden en te worden weggezet als potentiële profiteur? Kunt u zich nog steeds vinden in de excuses die premier Rutte in 2019 om die reden aanbod aan Groningen? Bent u het ermee eens dat na die excuses en het publiek maken van de schadeafhandeling er een einde had moeten komen aan het debat over de causaliteit tussen schade en de gaswinning?1
Eén van de grootste knelpunten bij de schadeafhandeling was dat NAM, als schadeveroorzakende partij, niet als onafhankelijk werd ervaren. Gedupeerden voerden met NAM complexe discussies over het verband tussen schade en gaswinning. Ik realiseer me ten zeerste dat de schadeafhandeling door NAM destijds leidde tot grote onvrede onder gedupeerden. Alleen een echt onafhankelijke partij kon bijdragen aan het benodigde herstel van vertrouwen in een goede afhandeling van de schade. Dit was de aanleiding voor het kabinet om in 2018 te besluiten om de afhandeling van schade in publieke handen te plaatsen, zonder inmenging van de NAM. Met de oprichting van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) is dit definitief gerealiseerd en zijn er grote stappen gezet, met de publiekrechtelijke schadeafhandeling door het IMG. Inmiddels zijn er 55.738 schademeldingen afgehandeld door het IMG met een totaalbedrag aan schadevergoedingen van € 395.789.738. Ook is er een grote stap gezet met het besluit om de gaswinning te stoppen vanwege de veiligheid van de Groningers. Daarnaast heeft het kabinet met de Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen het wettelijk bewijsvermoeden geïntroduceerd om de Groningers te ontlasten bij hun bewijsvoering. Het IMG past het bewijsvermoeden toe en bepaalt, mede op basis van nieuwe (wetenschappelijke) inzichten, hoe hier in de praktijk invulling aan wordt gegeven. Het is immers inherent onderdeel van de taak van het IMG om het bestaan van die causaliteit te beoordelen. De excuses die Minister-President Rutte maakte in 2019, onder andere over de schade die de gaswinning heeft veroorzaakt, onderschrijf ik nog steeds.
Klopt het dat tijdens de aardbeving van Westerwijtwerd van 22 mei 2019 van 3.4 op de schaal van Richter het KNMI op 106 kilometer afstand nog steeds een kracht van 3.54 op de schaal van Richter registreerde? Klopt het tevens dat tijdens de aardbeving van Loppersum van 14 juli 2020 het KNMI op 107 kilometer afstand nog steeds een kracht van 2.7 op de schaal van Richter registreerde, een kracht even groot als in het epicentrum? Klopt het vervolgens ook dat tijdens de aardbeving van Startenhuizen van 19 juli 2020 van 2.3 op de schaal van Richter het KNMI op 111 kilometer afstand een kracht van 2.4 op de schaal van Richter registreerde, een kracht groter dan in het epicentrum zelf?2
Bij het optreden van een aardbeving komt er energie vrij. Dit wordt uitgedrukt in een getal op de schaal van Richter en wordt de magnitude of grootte van een aardbeving genoemd. Een aardbeving heeft één magnitude en deze informatie zit verpakt in het signaal dat een aardbeving de aarde in stuurt. Meerdere meetstations ontvangen dit signaal en aan de hand daarvan wordt de magnitude bepaald. Bij het bepalen van de magnitude wordt per meetstation gecorrigeerd voor de afstand tot de aardbevingslocatie.
Daarnaast kan een aardbeving grondbewegingen aan het aardoppervlak veroorzaken. De grondbewegingen kunnen op hun beurt tot schade leiden. De magnitude van een aardbeving is echter géén directe maat voor de grondbewegingen die kunnen ontstaan. Naast de magnitude van een aardbeving beïnvloeden ook andere factoren de grondbeweging, zoals de diepte van de aardbeving, de afstand tot het epicentrum en de lokale bodemopbouw. Ter illustratie, de aardbevingen bij Westerwijtwerd (22 mei 2019) en Zeerijp (8 januari 2018) hadden beide een magnitude van 3,4 op de schaal van Richter. De maximaal gemeten grondbewegingen verschillen echter sterk. Bij de aardbeving bij Westerwijtwerd was de maximaal gemeten grondversnelling 0,042 g, en bij Zeerijp was dat 0,108 g. Deze maximale versnellingen zijn gemeten op respectievelijk een afstand van 1,7 km en 2,5 km van het epicentrum.
Klopt het dat tijdens de aardbeving van Loppersum van 14 juli 2020 er een acuut onveilige situatie ontstond op 40 kilometer van het epicentrum?3
Er zijn in de dagen rond de aardbeving van Loppersum op 14 juli 2020 geen AOS meldingen op 40 kilometer van het epicentrum bij het IMG bekend.
Wanneer het klopt dat aardbevingen op ruim 100 kilometer vanaf het epicentrum een grote kracht hebben en wanneer het klopt dat op 40 kilometer van een epicentrum een acuut onveilige situatie kan ontstaan, is het dan niet juist te veronderstellen dat dit ook daadwerkelijk kan leiden tot schade?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2, is niet de magnitude van de aardbeving maar de lokale grondbeweging een bepalende factor voor het ontstaan van aardbeving gerelateerde schade. De grondbeweging is afhankelijk van meerdere factoren. Zo neemt de grondbeweging af naarmate de afstand tot het epicentrum groter wordt. Ook voor alle grotere aardbevingen (magnitude groter dan 3,0 op de schaal van Richter) die tot nu toe in het Groningenveld zijn opgetreden, geldt dat vanaf 10 km afstand tot het epicentrum de gemeten grondversnelling over het algemeen al lager is dan 0,01 g.
Vertrouwt u de inwoners die schade melden? Op elke afstand vanaf het epicentrum?
Groningers met schade worden vanuit vertrouwen tegemoet getreden. Met de Tijdelijke wet Groningen heeft het kabinet het wettelijk bewijsvermoeden geïntroduceerd met als doel de bewoners in Groningen in de schadeprocedure te ontlasten. Het IMG past conform de wettelijke kaders het bewijsvermoeden toe en hanteert binnen het effectgebied ook het bewijsvermoeden. Alle aanvragen voor schadevergoeding worden door het IMG in behandeling genomen, ongeacht de ligging binnen het effectgebied. Het IMG kan hierbij, zoals wettelijk bepaald, gebruik maken van onafhankelijke deskundigen in de beoordeling van de schademeldingen.
Wat vindt u ervan dat het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) opnieuw het debat opent over de relatie tussen schade en de gaswinning?4
Het IMG is onafhankelijk en mag zijn werkwijze voor de beoordeling van schade zelf vormgeven binnen de wettelijke kaders. Ik kan en mag geen invloed uitoefenen op de wijze waarop het IMG zijn taak uitvoert zolang dit past binnen de wettelijke kaders. Eén van de elementen van het wettelijk kader is het vereiste van een causaal verband en het bewijsvermoeden dat daarbij geldt. Het IMG past dit toe. Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn, wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk. Er is dus sprake van een vermoeden, dat alleen weerlegd kan worden indien er wetenschappelijke inzichten zijn of komen dat de schade niet «redelijkerwijs door bodembeweging als gevolg van de gaswinning veroorzaakt zou kunnen zijn». Hoe het bewijsvermoeden in de praktijk moet worden toegepast en wanneer het vermoeden als voldoende weerlegd kan worden beschouwd, moet mede op basis van de praktijk en wetenschappelijke inzichten door het IMG worden bepaald. Deze wetenschappelijke inzichten over schade en gaswinning zijn en blijven in ontwikkeling. Het IMG blijft daarom zijn werkwijze toetsen aan nieuwe ontwikkelingen en inzichten om zo zijn wettelijke taak goed en zorgvuldig uit te kunnen voeren.
Deelt u de mening dat het IMG zich op een hellend vlak begeeft wanneer er opnieuw gesuggereerd wordt dat er geen causaal verband is tussen schade en de gaswinning aan de randen van het gaswinningsgebied en de suggestie wordt gewekt dat Groningers misschien wel bovenmatig profiteren van schadevergoedingen?
Zoals ik aangeef in het antwoord op de vorige vraag, kan het IMG binnen de wettelijke kaders zijn bestaande werkwijze tegen het licht te houden en deze zo nodig eventueel aanpassen, bijvoorbeeld aan de hand van de nieuwste (wetenschappelijke) inzichten. Dat er onherroepelijk érgens een afstand tot de aardbevingen bestaat, waarop redelijkerwijs geen bevingsschade meer bestaat, is evident. Het is de taak van het IMG om onafhankelijk te oordelen en recht te doen aan het bewijsvermoeden. Een eventuele afwijzing maakt iemand niet tot «profiteur».
Wat vindt u ervan dat het IMG de afhandeling van schade in een deel van het effectgebied van de gaswinning heeft stilgelegd?5
Het IMG zag een toename van het aantal afwijzingen in een specifiek gebied. Aan de basis van deze afwijzende besluiten lagen adviezen van onafhankelijke deskundigen in individuele gevallen. Zij hebben in die dossiers geadviseerd de aanvraag af te wijzen omdat er geen schade door trillingen kan zijn veroorzaakt, maar volgens hen ook bodemdaling- en stijging niet relevant was voor het ontstaan van de schade. Dit gaf voor het IMG aanleiding om de TU Delft en TNO om nader advies te vragen over de kans op schade door diepe bodemdaling en -stijging, veroorzaakt door de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg. Het IMG dient immers recht te doen aan het bewijsvermoeden. In afwachting van dat advies worden er in een specifiek deel van Groningen en Drenthe voorlopig geen besluiten genomen over nu circa 1.250 schademeldingen. Het IMG wil, voordat het meer besluiten over dergelijke schademeldingen neemt, eerst meer duidelijkheid. Ik heb begrip voor deze handelingswijze van het IMG. Daarbij kan en mag ik geen invloed uitoefenen op de wijze waarop het IMG zijn taak uitvoert zolang dit past binnen de wettelijke kaders.
Vindt u, net als het IMG, dat er onderzoek gedaan moet worden naar de oorzaken van schade in de randgebieden van de contourlijn? Zo ja, wat vindt u van de vertraging die dat weer met zich meebrengt?
Zie het antwoord op vraag 8.
Wordt hiermee getornd aan het wettelijk bewijsvermoeden? Is bij afgewezen schades onomstoten aangetoond dat deze niet zijn ontstaan door gaswinning?
Het IMG past het bewijsvermoeden toe en blijft het bewijsvermoeden in de toekomst toepassen. Het is inherent aan de toepassing van het bewijsvermoeden dat nog steeds bezien moet worden of de schade niet toch een andere oorzaak heeft dan bodembeweging door mijnbouw. Daarvoor is volgens de Hoge Raad juist geen onomstotelijk bewijs vereist (voor zover dergelijk bewijs al bestaat). Het bewijsvermoeden is bijvoorbeeld weerlegd indien een andere oorzaak van de schade is gebleken. Een onderzoek naar de wijze waarop wordt beoordeeld of schades door bodembeweging zijn ontstaan past dus bij uitstek binnen de kaders van het bewijsvermoeden.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van gedupeerden in de schade afhandelaar een knauw krijgt wanneer opnieuw de intenties van de schademelders in twijfel worden getrokken?
Het IMG wenst, naar aanleiding van een toename van het aantal afwijzingen in een specifiek gebied, te onderzoeken of de schades die bij het IMG worden gemeld, veroorzaakt zijn door bodembeweging door gaswinning. Dat betekent niet dat het IMG twijfelt aan intenties van de schademelders.
Kunt u zich voorstellen dat er een andere oorzaak is voor het toegenomen aantal schademeldingen uit de randen van het gebied? Kan dit bijvoorbeeld komen doordat men daar schade lange tijd niet kon melden of niet vergoed kreeg? Is het feit dat er een miljoen schades zijn geconstateerd niet gewoon het levende bewijs dat er hier werkelijk iets aan de hand is?
Ik kan mij voorstellen dat er verschillende mogelijke oorzaken zijn. Daarom begrijp ik dat het IMG onderzoek doet naar de schademeldingen die in de randen van het gebied worden gedaan.
Bent u bekend met het feit dat de bodem in Groningen en Drenthe meer zakt dan in de rest van Nederland? Wat is daarover uw mening? Bent u ervan op de hoogte dat deze snelle bodemdaling, die mede wordt veroorzaakt door de gaswinning, niet wordt meegenomen door het IMG als oorzaak van schade? Wat is daarop uw reactie?6
Ik ben bekend met het feit dat de gaswinning uit het Groningenveld leidt tot diepe bodemdaling. Deze diepe bodemdaling, en of daardoor schade aan gebouwen ontstaat, is in het verleden al diverse keren onderzocht, bijvoorbeeld door de TU Delft en ook door de Commissie Bodemdaling. Zoals ik hiervoor ook heb aangegeven, heb ik er begrip voor dat het IMG die relatie nu nader laat onderzoeken door de TU Delft en door TNO, zeker als het gaat om de diepe bodemdaling en -stijging die verband houdt met de gasopslag Norg.
Hoe vaak wordt schade aan funderingen niet meegenomen of afgewezen door het IMG? Hoeveel bezwaarschriften van bewoners zijn ingediend over funderingsschade?
Het IMG houdt hierover geen specifieke cijfers bij.
Waarom is de schadeafhandeling in de omgeving van de gasopslag Grijpskerk stilgelegd? Wat is het verschil tussen de gasopslag Norg – waar de schadeafhandeling doorgaat – en de gasopslag Grijpskerk, behalve dat het om de opslag van laag- respectievelijk hoogcalorisch gas gaat? Op welke wijze kan de gasopslag in Grijpskerk met de toename van schademeldingen in het Westerkwartier te maken hebben?
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 8, worden er in afwachting van een advies over de kans op schade door diepe bodemdaling en -stijging, er in een specifiek deel van Groningen en Drenthe door het IMG voorlopig geen besluiten genomen over nu circa 1.250 schademeldingen. Dit heeft geen betrekking op de omgeving van de gasopslag Grijpskerk. Het IMG heeft de schadeafhandeling in deze omgeving niet stilgelegd. De gasopslag Grijpskerk ligt binnen het effectgebied van de zwaardere bevingen uit het Groningenveld. Bewoners kunnen voor schade die daardoor is ontstaan, terecht bij het IMG. Het IMG is echter niet belast met de afhandeling van schade veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten in de gasopslag Grijpskerk. Indien nodig, worden deze aanvragen doorgeleid naar de Commissie Mijnbouwschade.
Bent u bereid de vragen één voor één te beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Mijnbouw/Groningen van 29 oktober 2020?
Ja.
Hoe de samenleving in het gaswinningsgebied Groningen door de overheid wordt verscheurd |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Zijn de woorden van de Minister tijdens het algemeen overleg Mijnbouw/Groningen van 24 juni 2020: «ik zie dat er onuitlegbare verschillen en voor bewoners onbegrijpelijke verschillen zijn» juist geciteerd voor het verslag? Is het tevens juist dat de Minister toen heeft aangegeven te zullen onderzoeken: «wat kun je nou doen om die ongelijkheid weg te nemen»? Klopt het dat de Minister in datzelfde debat heeft gesteld «we moeten deze zomer doorwerken» en «zodat we precies in beeld hebben waar de ongewenste verschillen dan zitten en we ook kunnen kijken hoe we dat kunnen aanpakken»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het dorp Overschild als symbool kan worden gezien voor andere dorpen in Groningen?
De woningen in Overschild worden net als in veel dorpen in verschillende fases versterkt. Gelet op de omvang van de opgave kunnen niet alle woningen gelijktijdig worden opgenomen en beoordeeld. Over de prioritering zijn afspraken gemaakt en deze zijn het uitgangspunt bij het opstellen van de lokale plannen van aanpak die vervolgens voor de NCG leidend zijn bij de uitvoering.
Bent u op de hoogte van de situatie in het dorp Overschild, dat sinds 2015 samen optrok, nu door de overheid is verdeeld in drie delen? Bent u voorts op de hoogte van het feit dat bewoners van de Meerweg in Overschild in batch 1467 zitten, bewoners van de Graauwedijk en Kanaalweg in 1588 en het buitengebied in batch 3260?
Ja, hiervan ben ik op de hoogte. Ik ben zelf op werkbezoek in Overschild geweest en heb met bewoners gesproken en een rondleiding gehad van de gemeente met uitleg over de verschillende batches.
Is het u bekend dat bewoners van die drie delen gezamenlijk werden meegenomen in alle voorbereidende gesprekken die door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en de gemeente werden georganiseerd? Is het u bekend dat voor deze drie delen nu toch zeer verschillende regels gelden en er zeer verschillende maatregelen worden genomen waardoor er onuitlegbare verschillen zijn?
In 2016 is de versterkingsoperatie gestart in Overschild en zijn bijeenkomsten georganiseerd om de dorpsbewoners hierover te informeren. Ook heeft in dat jaar een eerste bewonersbijeenkomst plaatsgevonden over batch 1467. Bij de toelichting in januari 2019 over het lokale plan van aanpak en het HRA-model zijn het dorp en het buitengebied gezamenlijk geïnformeerd door de NCG en de gemeente. Aldaar is de gefaseerde aanpak van de versterkingsopgave in het dorp toegelicht, namelijk in de batches 1467, 1588 en 3260. Sindsdien worden de bewoners van deze drie delen separaat geïnformeerd.
Is het u bekend dat het steeds terugkerende uitstel dat het versterkingsproces kenmerkt in Overschild heeft geleid tot uitersten, van de bouw van een compleet nieuw huis tot versterking middels klossen en muurankers? Ondanks dat het gaat om vergelijkbare woningen op vergelijkbare funderingen en de woningen in dezelfde jaren geïnspecteerd zijn?
Voor het kabinet staat de veiligheid van de bewoners in Groningen centraal. Om dat zo snel mogelijk te bereiken zijn op basis van voortschrijdend inzicht een aantal belangrijke en noodzakelijke wijzigingen doorgevoerd in de versterkingsaanpak. Ten eerste is in maart 2018 besloten de gaswinning volledig af te bouwen (Kamerstukken II 2019/2020, 33 529, nr. 457). Door de dalende gaswinning en verbeterde technische inzichten is steeds minder versterking nodig. Hierover is uw Kamer door het SodM in de technische briefing van 14 oktober jl. geïnformeerd, waarbij ook het belang van het betrekken van nieuwe inzichten voor de veiligheid aan de orde is gekomen. Daarnaast is naar aanleiding van het «Mijnraadadvies veiligheidsrisico’s en versterkingsopgave Groningen» in 2018 samen met regionale bestuurders een herijkte versterkingsaanpak uitgewerkt (Kamerstukken II 2017/2018, 33 529, nr. 498). Sindsdien is de risicogerichte aanpak van de versterkingsopgave staande praktijk. Ik heb uw Kamer hierover op 5 oktober 2018 geïnformeerd (Kamerstukken II 2018/2019, 33 529, nr. 527). Daarbij wordt de prioritering uit de lokale plannen van aanpak van de aardbevingsgemeenten gevolgd. Bovendien zijn maatregelen genomen om eigenaren meer regie te geven in de versterking van hun woning. Zie ook mijn antwoord op de Kamervragen van de leden Dik-Faber en Van der Graaf d.d. 17 april 2020 (Kamerstukken II 2019–2020, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 2510).
Hoewel ik met u deel dat het van belang is om waar mogelijk verschillen te voorkomen, zeker op wijkniveau, is dit helaas onvermijdelijk. Ook met dezelfde norm verschilt het per huis en staat van onderhoud welke maatregelen noodzakelijk zijn. Uiteraard is er altijd contact met gemeenten om te kijken of er bij grote moeilijk uitlegbare verschillen binnen een dorp, wijk of straat via andere middelen een oplossing kan worden bereikt. Zoals ik uw Kamer heb bericht zijn de Minister van EZK en ik namens het kabinet momenteel in gesprek met de regio om te bespreken hoe we ruimte aan maatwerk kunnen bieden. Dit zal echter niet alle verschillen wegnemen.
Is het u bekend dat bij bewoners uit batch 1588 die subsidie hebben aangevraagd en gekregen het bedrag veelal onvoldoende is voor sloop of nieuwbouw van de woning? Klopt het dat de gedupeerden in batch 1588 – in tegenstelling tot die in batch 1467 – niet het aantal vierkante meters terugkrijgen wat ze hadden maar het aantal kubieke meters, waardoor ze door nieuwe bouweisen over plafondhoogtes een (veel) kleiner vloeroppervlak terugkrijgen? Klopt het tevens dat bewoners in batch 1467 € 7.000,– subsidie konden aanvragen bij Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) voor verduurzaming maar bewoners uit batch 1588 dat niet meer kunnen?
Bij batch 1588 voert de eigenaar zelf de regie over de versterking. De eigenaar krijgt via een gemeentelijke subsidie een vrij te besteden budget voor de bouw en inrichting van een woning. In sommige gevallen vallen de daadwerkelijke kosten hoger uit dan het subsidiebedrag. Een eigenaar kan zijn begroting altijd op verzoek laten beoordelen door de gemeente en de NCG. Voor dergelijke onvoorziene situaties kent batch 1588 een risicopot.
Bewoners uit batch 1467 hebben inderdaad een subsidie van € 7.000,– kunnen aanvragen bij het SNN. Hetzelfde geldt voor andere woningen die versterkt moeten worden. Bij batch 1588 is die € 7.000,– onderdeel van de dekking van deze batch en maakt zo integraal onderdeel uit van het toe te kennen subsidiebudget. Dit is door Rijk en regio gezamenlijk vastgelegd in het convenant batch 1588 (Staatscourant 2019, nr. 18984) met als oogmerk meer flexibiliteit voor de bewoner en geen dubbele aanvraag. Het blijkt in de praktijk dat dit voor de eigenaren niet altijd voldoende duidelijk is geweest. Met de betreffende gemeenten wordt bezien hoe we dit kunnen verduidelijken.
Klopt het dat voor de bewoners van het buitengebied van Overschild die eveneens vanaf 2015 bezig zijn met de versterking veelal nog steeds moeten wachten en er voor hen veel minder bekend is? Gaan voor deze bewoners andere (Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR)) normen gelden?
De woningen in het zogenoemde buitengebied van Overschild zijn onderdeel van de batch 3260. De opnames voor deze batch zijn gestart in de 2e helft van 2017. Medio 2019 heeft de NCG opdracht gegeven voor beoordeling van de adressen met het profiel «verhoogd risico» (P50). Daarnaast heeft de gemeente met de NCG afspraken gemaakt voor de adressen met het profiel «licht verhoogd risico» (P90) en de adressen met een normaal risicoprofiel. Nog niet alle adressen zijn op dit moment voorzien van een versterkingsadvies.
Bent u op de hoogte van het gegeven dat de bewoners van de Meerweg (batch 1467) minder vrijheid hebben dan de bewoners ingedeeld in de andere batches? Is het juist dat zij niet het heft in eigen hand kunnen nemen?
Bij batch 1467 is in veel gevallen sprake van sloop/nieuwbouw die wordt uitgevoerd conform de kaders Uitvoering Versterking. Een aantal bewoners neemt daarbij deel aan de projecten Heft in Eigen Hand en Eigen Initiatief. De overige bewoners hebben afspraken over de versterking gemaakt met de NCG en voorheen CVW.
Is het u bekend dat naast de voor velen dramatisch verlopende versterking velen ook telkens opnieuw schade aan hun woning krijgen? Is het u bekend dat, doordat schade en versterking aparte trajecten zijn, mensen ook veel extra tijd kwijt zijn met beide trajecten? Waarom worden bij deze schademeldingen schades aan de fundering (veelal) niet meegenomen?
Het kan gebeuren dat er bij een adres gelijktijdig sprake is van opgetreden schade terwijl het huis van bewoner ook versterkt moet worden. Bewoners hebben echter het recht om schade eerder uitgekeerd te krijgen dan dat hun huis versterkt wordt, zodat zij de vergoeding eventueel kunnen betrekken in het bepalen van de werkzaamheden die aan hun huis gedaan worden. NCG en IMG constateerden echter dat in bijna driekwart van de te versterken huizen geen schademelding was gedaan. Als er wel een schademelding was gedaan was deze in driekwart van de gevallen al (bijna) afgehandeld door IMG. Indien bewoners dit wensen worden de twee trajecten uiteraard gezamenlijk opgepakt volgens de werkwijze in het samenwerkingsconvenant. Dit gebeurt echter veel minder dan IMG en NCG hadden verwacht. IMG en NCG stelden in dit verband eerder dit voorjaar vast dat een grootschalige aanpak van samenloop daarmee niet voor de hand ligt.
In september 2019 maakten NCG en de toenmalige TCMG afspraken over het in samenhang oppakken van schade en versterking (zie Kamerstukken II 2019–2020, 35 603, nr. 3). De afspraken hierover zijn vastgelegd in een convenant tussen de NCG en de TCMG, waarmee voor eigenaren helder wordt wat ze mogen verwachten ten aanzien van schade en versterking en alle stappen in het proces.2 Zo is afgesproken dat elke eigenaar door de NCG een vaste begeleider krijgt toegewezen, die de eigenaar gedurende het proces ondersteunt en die, mede omwille van de snelheid, de samenhang in de gaten houdt. Inmiddels is een combinatieteam opgezet met medewerkers van de NCG en het IMG met als doel om de samenwerking tussen partijen op combinatiedossiers te ontwikkelen en te stroomlijnen, en zijn er bewoners benaderd voor een gezamenlijke behandeling van dossiers. Omdat het tempo van de versterking en schadeafhandeling uiteenloopt, is het niet altijd mogelijk beide trajecten gelijk te laten lopen. In sommige gevallen kost dit juist meer tijd. In meerdere gevallen is hier vanuit bewoners dan ook geen behoefte aan.
Bij het overgrote deel van de aanvragen voor schadevergoeding laat het IMG niet alleen de gemelde schade opnemen, maar tevens een «nulmeting light» uitvoeren waarbij in en rond het huis wordt gekeken of sprake is van andere schade. Een deskundige doet hierbij niet standaard onderzoek naar schade in bijvoorbeeld de kruipruimte of de fundering van een woning. Een dergelijk onderzoek bij iedere woning zou vertragend werken en bovendien leiden tot veel overlast voor de bewoner. Indien noodzakelijk kan een deskundige het IMG vragen een nader onderzoek naar bijvoorbeeld de fundering te laten uitvoeren. Hiervoor zal een extra expert worden ingeschakeld en een dergelijk onderzoek gebeurt enkel in overleg met de bewoner. Het IMG bekijkt aan de hand van de deskundige of een aanvullend onderzoek, zoals een funderingsonderzoek, nodig is.
Kunt u zich voorstellen dat deze jarenlange strijd traumatisch is en een impact heeft op de gezondheid en het welzijn van de bewoners? Kunt u zich voorts voorstellen wat deze door de overheid ingestelde driedeling doet met de gemeenschap van Overschild?
Ik ben mij ervan bewust dat de aanpak van de gevolgen van de gaswinning invloed heeft op de bewoners van en gemeenschap Overschild. Juist daarom acht ik het van belang dat er naast de versterking en schadeafhandeling meer gebeurt voor de regio. Bewoners van de aardbevingsregio kunnen stress, wanhoop en onzekerheid ervaren. Om die reden zijn financiële middelen beschikbaar gesteld voor emotionele en sociale ondersteuning, alsmede voor geestelijke verzorging. Voor de bewoners worden onder andere aardbevingscoaches en inwonersbegeleiders ingezet die een luisterend oor bieden aan de bewoners en uitleg geven bij praktische zaken die te maken hebben met de gevolgen van aardbevingen.
Door het Nationaal Programma Groningen wordt geïnvesteerd in het toekomstperspectief van de regio. Daarnaast wordt verkend of aanvullende afspraken over perspectief op investeringen in de toekomst van de regio gewenst zijn.
Bent u het eens dat er in Overschild -in uw woorden- «onuitlegbare verschillen en voor bewoners onbegrijpelijke verschillen zijn»? Bent u het eens dat de situatie in Overschild exemplarisch is voor die in vele dorpen en wijken in het bevingsgebied?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoe staat het met de door u tijdens het algemeen overleg mijnbouw/Groningen van 24 juni 2020 gedane uitspraken «we moeten deze zomer doorwerken» en «zodat we precies in beeld hebben waar de ongewenste verschillen dan zitten en we ook kunnen kijken hoe we dat kunnen aanpakken»? Heeft u inmiddels een precies zicht op de ongewenste verschillen? Zo nee, waarom niet en wanneer wel? Heeft u inmiddels een plan van aanpak om de ongewenste verschillen weg te nemen? Zo nee, waarom niet en wanneer dan wel?
Tijdens het zomerreces heeft intensief overleg plaatsgevonden tussen Rijk en regio. Het overleg heeft als doel de versterkingsopgave te versnellen en zo beheersbaar en uitvoerbaar mogelijk te maken, en om inwoners rust, stabiliteit en voorspelbaarheid te bieden. De regio heeft de afgelopen periode in kaart gebracht in welke straten, wijken of dorpen door wisselende beoordelingsregimes moeilijk uitlegbare verschillen zijn ontstaan of dreigen te ontstaan. In het bestuurlijk overleg wordt gezamenlijk gezocht of tot een passende oplossing voor deze gebieden kan worden gekomen. Over de uitkomst hiervan hoop ik u op korte termijn te kunnen informeren.
Hoe gaat u zorgen dat de door de overheid veroorzaakte scheuren in het dorp Overschild en de gemeenschap van Overschild worden aangepakt? Kunt u per batch c.q. deel van Overschild precies aangeven wat u gaat doen?
Zie mijn antwoord op de vragen 5 en 12.
Kunt u deze vragen één voor één voor het algemeen overleg Mijnbouw/Groningen van donderdag 29 oktober 2020 beantwoorden?
Het wetgevingsoverleg Mijnbouw Groningen is inmiddels verplaatst naar donderdag 12 november 2020. Ik beantwoord deze Kamervragen voorafgaand daaraan.
Een sinkhole in Kerkrade. |
|
Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Moet de schacht genaamd DOM 37, nadat het saneren ervan leidde tot een sinkhole in de Franciscanerstraat in Kerkrade, als instabiel worden aangemerkt, zoals u aangaf in reactie op eerder gestelde Kamervragen?1 Wat is het gevolg daarvan?
Zoals aangegeven in mijn brief van 8 september 2020 wordt in Kerkrade een programma uitgevoerd om de historische schachten te lokaliseren en daarna te saneren. De verzakking in de Franciscanerstraat vond plaats de avond nadat het onderzoek om de schacht te lokaliseren was afgerond. De verzakking toont aan dat er sprake is van een zekere mate van instabiliteit. Dat is ook de reden waarom de sanering nu direct wordt uitgevoerd. Door de sanering zal de lokale ondergrond en de historische schacht worden versterkt. Na de sanering is deze historische schacht gestabiliseerd en veilig.
Is er geld gereserveerd voor de afhandeling van eventuele schade die ontstaat bij het onderzoek? Zo ja, waar komt dat geld vandaan? Zo nee, waaruit worden schades vergoed?
Hoeveel geld heeft u beschikbaar gesteld voor het gehele onderzoek naar oude mijnschachten en het saneren daarvan? Waar is dat geld precies voor bedoeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het programma voor het opsporen en saneren van historische schachten is een onderdeel van het pakket van maatregelen dat in 2017 in overleg met de regio is afgesproken. Ik heb tot 2027 voor het pakket van maatregelen circa 12 miljoen euro beschikbaar gesteld. Ik verwacht dat hiervan circa 5,4 miljoen euro wordt gebruikt voor het opsporen en saneren van de historische schachten. De andere onderdelen van het pakket van maatregelen betreffen onder andere het monitoren van het mijnwater, mijngas en de bodembeweging in het voormalige mijnbouwgebied. Het pakket van maatregelen zal ook na 2027 door het Ministerie van EZK worden gefinancierd. Met de regio is destijds afgesproken dat indien nodig, het pakket van maatregelen en de benodigde financiering tussentijds kan worden aangepast. Mede naar aanleiding van onder andere deze recente verzakking is onlangs gesproken met de provincie Limburg en is het budget voor het pakket van maatregelen aangevuld met 950.000 euro.
Wie is hier aansprakelijk voor de schade die is opgetreden? Waar kunnen mensen die schade krijgen, als gevolg van dit project zich melden?
Volgens de gemeente Kerkrade is er door de verzakking geen structurele schade ontstaan aan de panden in de Franciscanerstraat. Het is niet uit te sluiten dat er alsnog schade zal ontstaan. De historische schacht DOM37 ligt in het concessie gebied Neuprick. Er zijn geen rechtsopvolgers meer aanspreekbaar en daarom zullen eventuele schades uit het Waarborgfonds Mijnbouwschade moeten worden vergoed. Ik ben beheerder van dit fonds. Burgers met schade aan de woning kunnen zich bij mij melden.
Zijn omwonenden op de hoogte van eventuele risico’s? Hoe worden omwonenden geïnformeerd?
Omwonenden worden door de gemeente Kerkrade middels flyers geïnformeerd over actualiteiten en de voortgang van het project.
Is al bekend welke lessen er zijn geleerd uit de wegverzakking in juli? Welke maatregelen zijn er getroffen om risico’s te minimaliseren?
De gemeente Kerkrade is op dit moment bezig met de sanering van de schacht DOM37. Door het saneren worden de risico’s weggenomen. Zoals aangegeven in mijn brief2 van 8 september 2020 zal na de sanering met de betrokken partijen een overleg plaatsvinden. Tijdens dit overleg zal het opsporings- en saneringsprogramma worden besproken en ook de wijze waarop de mijnbouwkundige risico's in kaart kunnen worden gebracht zodat de veiligheid geborgd blijft. Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) zal mij hierbij adviseren over de mijnbouwkundige aspecten.
Weet u dat voor het pand naast het sinkhole instortingsgevaar bestaat? Wat is de situatie van dat huis? Hoe ernstig is de schade aan dat pand en wat betekent dit? Moet deze woning gesloopt worden? Wordt de woning onbewoonbaar verklaard? Is er zorg voor de bewoners?
De gemeente Kerkrade heeft na het ontstaan van de verzakking de nabij gelegen woningen onderzocht. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat structurele schade aan woningen is opgetreden. Er worden dan ook geen panden gesloopt of onbewoonbaar verklaard. De gemeente heeft voor één woning een noodverordening ingesteld omdat men niet wil dat dit pand tijdens de saneringsperiode wordt gebruikt. Zoals aangegeven in mijn brief2 van 8 september 2020 heeft de gemeente mij laten weten dat dit pand ten tijde van de verzakking niet werd bewoond. Het pand wordt tot op heden nog steeds niet bewoond. De gemeente zal gedurende de sanering alle nabij gelegen woningen in de gaten houden.
Is er naast deze woning nog meer schade aan andere panden in de straat? Wordt dat onderzocht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven zijn er op dit moment geen aanwijzingen dat er structurele schade aan de woningen is opgetreden. Een verzakking heeft doorgaans alleen een mogelijk effect op de direct nabij gelegen panden. De gemeente Kerkrade houdt de woningen in de directe omgeving van de verzakking en de woningen in de straat scherp in de gaten.
De verergering van de situatie in Groningen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de grote onvrede in tal van dorpen over het volstrekte gebrek aan vooruitgang met de versterking van gebouwen?
Dat de vooruitgang van de versterking door de bewoners op de voet wordt gevolgd, kan ik goed begrijpen. De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) rapporteert via het dashboard over de voortgang van de versterkingsoperatie. Op de website van NCG zijn de cijfers tot en met 31 juli 2020 te zien. Er is met name bij opnames een achterstand opgelopen. NCG doet er alles aan om die in te halen en de bestuurlijk afgesproken doelstellingen te behalen.
Beseft u zich dat mensen die een inspectie hebben gehad gedurende een of meerdere dagen veelal zes à acht man of vrouw over de vloer kregen die het hele huis omkeerden, gaten in muren boorden, 3D-scans maakten etc? Snapt u dat dit een behoorlijke impact heeft gehad?
Ik onderken dat een opname een ingrijpende gebeurtenis kan zijn. Gebruikelijker is dat twee tot drie mensen een opname uitvoeren. Het kan echter voorkomen dat er ontgraven moet worden ten behoeve van funderingen en het maken van 3D-scans waardoor er meer personen aanwezig zijn.
De bewonersbegeleider bespreekt de activiteiten met de bewoner op basis van het conceptopnameplan. Sinds de ingang van de coronamaatregelen is het aantal mensen die een opname uitvoeren gemaximeerd tot twee personen.
Waarom hebben mensen nog steeds geen inzicht in de rapportages die daarover zijn gemaakt? Hebt u ook voorbeelden gehoord van mensen waar deze inspecties al ruim twee jaar geleden plaatsvonden en nog altijd op een rapport wachten? Hoe is dit mogelijk?
Tijdens het Algemeen Overleg van 21 maart 2019 is als toezegging genoteerd dat de Minister van EZK in overleg zal gaan met de NCG over wanneer de inspectierapporten kunnen worden gedeeld.
Op 21 mei 2019 heeft de Minister van EZK per brief geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging en de motie van lid Nijboer ((Kamerstuk 32 849, nr. 169) waarin is verzocht ervoor te zorgen dat iedereen van wie het huis is geïnspecteerd de beoordeling van de inspectie ter inzage kan krijgen. In de brief is het volgende opgenomen: «Als bewoners een opname hebben gehad hebben zij het recht om de resultaten daarvan te krijgen. Bewoners kunnen dus een rapport opvragen bij NCG. Zij kunnen zich met een verzoek hiertoe wenden tot het versterkingspunt in de buurt.» (Kamerstuk 33 529, nr. 612). Bewoners kunnen inzicht krijgen in inspectierapporten mits hier een aanvraag voor is gedaan. Inspectierapporten beschrijven de bouwkundige aspecten van een pand. Aan de hand hiervan berekent een ingenieursbureau de aardbevingsbestendigheid en eventueel te nemen maatregelen. Een inspectierapporten mondt uit in het versterkingsadvies (VA). Een opname an sich geeft geen inzicht in de veiligheid van een gebouw. Inspectierapporten worden om die reden niet actief met bewoners gedeeld.
Er kunnen twee redenen zijn waarom mensen na de opname nog geen versterkingsadvies hebben ontvangen. Op advies van de Mijnraad en het SODM worden gebouwen met het hoogste risicoprofiel het eerst aangepakt. Een adres met een laag risicoprofiel kan opgenomen zijn maar de beoordelingen worden eerst ingezet op de adressen met het hoogste risicoprofiel. De gemeente bepaalt deze volgorde in het lokale plan van aanpak. Bewoners kunnen bij de hun toegewezen bewonersbegeleider van NCG of gebiedsregisseur van de eigen gemeente informeren of en wanneer hun adres is opgenomen in de gemeentelijke plannen van aanpak. Daarnaast hebben de ingenieursbureaus te maken gehad met een tekort aan mensen met een technische achtergrond waardoor er een beperkte capaciteit was om panden te beoordelen. De beoordelingscapaciteit is dit jaar verhoogd naar 4.000 beoordelingen.
Beseft u zich dat zonder inspectierapport het vaak onmogelijk is huizen verder te verbeteren en versterken, terwijl deze er zienderogen op achteruit gaan?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw toezegging in 2019 dat iedereen die een inspectie heeft gehad, inzage krijgt in het rapport (voor zover het er is)? Hoe is het mogelijk uit gesprekken met verschillende mensen in Woltersum blijkt dat die nog altijd niet over het rapport beschikken? Waarom bent u de toezegging die u deed in het algemeen overleg niet nagekomen? Bent u bereid dit onmiddellijk alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer krijgen de mensen aan de Kollerijweg eindelijk hun versterkingsadvies? Wanneer krijgen de andere Woltersumers hun inspectierapporten en/of adviezen?
De versterkingsadviezen voor Kollerijweg 8 en 10 zijn ontvangen en worden de laatste week van augustus met de eigenaren besproken. De versterkingsadviezen voor Kollerijweg 4 en 6 zijn door de NCG ontvangen en zijn op 17 augustus jl. besproken met de eigenaren. NCG heeft de overige 16 bewoners uit Woltersum die de toezegging hebben gekregen dat ze voor de zomer 2020 een versterkingsadvies zouden ontvangen inmiddels per brief geïnformeerd over wanneer de NCG het versterkingsadvies van hun adres verwacht. Andere woningen in Woltersum zitten in verschillende fasen van het versterkingsproces.
Bent u ervan op de hoogte dat in Ten Post vertraging is opgetreden bij het project, waarin 27 huiseigenaren sloop en nieuwbouw plegen mede vanwege allerhande bureaucratisch gesteggel, zoals het terugkomen op afspraken dat het zogenaamde A deel van de vergoeding ook voor het B deel mag worden gebruikt, maar ook bijvoorbeeld dat heel gedetailleerd wordt geoordeeld over de kosten van nieuwe keukens, badkamers etc? Waarom zijn mensen gegeven de schade niet vrij in de keuzes om hun nieuwe huizen te bouwen? Waarom is het zo lastig als mensen bijvoorbeeld een duurdere keuken en minder dure badkamer willen of vice versa?
Bij één project (29 eigenaren) in Ten Post wordt enige vertraging voorzien. De geselecteerde aannemer heeft een voorlopig ontwerp gemaakt. Bij dit voorlopig ontwerp hoort een begroting die – voordat verder gegaan kan worden – goedgekeurd moet worden door NCG. NCG heeft inmiddels de begroting van de aannemer ontvangen en beoordeelt deze op dit moment. Als gevolg hiervan kan de aannemer na de bouwvakvakantie met de eigenaren in gesprek over het voorlopig ontwerp.
De kostenopzet van een advies bestaat uit een A- en B-deel. Het A-deel bestaat uit twee delen: het hoofdgebouw en bijgebouwen (aanbouw, dakkapellen e.d. die door de eigenaar zijn gemaakt). Het B-deel beslaat de afwerkingen van wanden en vloeren, keuken- en badkamerinrichting, et cetera. In principe zijn de budgetten bedoeld voor de specifiek maatregelen waarvoor ze gecalculeerd zijn. Er kan in bepaalde situaties budget overgeheveld worden. Bijvoorbeeld als een bewoner drie slaapkamers heeft, maar ervoor kiest om in de nieuwe woning twee slaapkamers te nemen. Dan kan het geld voor de afwerking van de slaapkamer gebruikt worden voor bijvoorbeeld een dakkapel of duurdere afwerking in de badkamer.
Bent u ermee bekend dat veel huizen en boerderijen in het zogenaamde buitengebied, zoals bijvoorbeeld aan de Washuisterweg in Ten Boer, veel schade hebben en mensen zich zorgen maken maar beleidsmatig tussen wal en schip geraken?
Ik ben hier niet mee bekend. Navraag bij het IMG leert dat alle aanvragen voor schadevergoeding door het IMG in behandeling worden genomen, ongeacht de ligging binnen het effectgebied. Het IMG hanteert binnen het effectgebied het bewijsvermoeden op basis van het advies van het Panel van Deskundigen. De huizen in Ten Boer zijn gelegen in het effectgebied. Op de website van het IMG is meer informatie en een kaart aangaande dit effectgebied te vinden.
In hoeverre worden funderingen en de grondgesteldheid nu betrokken bij de versterkingsadviezen?
Funderingen en grondgesteldheid worden voor zover relevant voor seismisch gedrag van het object altijd meegenomen in de versterkingsadviezen. Volgens de NPR moeten de funderingen beoordeeld worden met lokale grondgegevens. Funderings- en/of grondonderzoek wordt uitgevoerd wanneer tijdens de bureaustudie in het opnameproces wordt geconstateerd dat voor de beoordeling noodzakelijke informatie over grond- en/of funderingsopbouw ontbreekt en niet via andere bronnen beschikbaar is.
Bent u bereid om met de gemeente ervoor te zorgen dat er fatsoenlijk funderings- en grondonderzoek plaatsvindt op basis waarvan individuele toekomstplannen voor de huizen en boerderijen kunnen worden gemaakt en deze publiek te financieren?
Er wordt door kennisinstituten als TNO en door de betrokken ingenieursbureaus in opdracht van mijn ministerie en uitvoeringsorganisatie NCG veel aandacht besteed aan gedegen funderings- en grondonderzoek. Bij huizen en boerderijen wordt bij de uitgebreide opnames gedegen funderingsonderzoek uitgevoerd, inclusief destructief onderzoek (onderzoek in bestaande fundering), met daarbij behorende uitgebreide technische rapportages die door de NCG worden gereviewed. Waar technisch mogelijk wordt lichter validatie-onderzoek uitgevoerd.
Begrijpt u dat de vertragingen die telkens optreden funest kunnen zijn voor het draagvlak om eindelijk veilige huizen te krijgen en dat mensen er ook mentaal steeds meer onder lijden? Wat gaat u daaraan doen? Hoe gaat u voorkomen dat spanningen binnen dorpsgemeenschappen oplopen?
Ik begrijp goed dat bewoners willen weten waar zij aan toe zijn. Dit inzicht willen we bewoners zo snel mogelijk bieden. Dat is de reden dat in het bestuurlijk overleg van 23 januari jl. het Versnellingspakket is overeengekomen. In het Versnellingspakket staat onder meer een aantal maatregelen waarmee de versterkingsopgave wordt versneld zoals bijvoorbeeld de praktijkvariant, de typologieaanpak en de bouwimpuls (Zie Kamerstuk 33 529, nr. 718). Naast de versnelling worden bewoners door deze maatregelen centraal gesteld in de versterkingsopgave door ze beter te betrekken.
Beseft u dat het desastreus is als mensen met steun van de gemeente en de Nationaal Coördinator Groningen allerhande toekomstplannen ontwikkelen als daar vervolgens weer op wordt teruggekomen, of zaken op losse schroeven komen te staan, zoals in Woltersum? Wat gaat u doen om dorpen en mensen niet helemaal in de prut te laten wegzakken?
Zie antwoord vraag 11.
Waarom was het met de aanpak van het coronavirus wel mogelijk om in een vloek en een zucht tientallen miljarden beschikbaar te stellen en op te treden en is het in Groningen acht jaar na Huizinge nog zo’n onvoorstelbare puinhoop?
Zoals vermeld in de beantwoording van de vragen van het schriftelijk overleg van 15 april (Kamerstuk 33 529, nr. 745) heeft het kabinet de afgelopen jaren grote stappen gezet om de veiligheid in Groningen te verbeteren en het geschade vertrouwen van de inwoners in de overheid te herstellen. De winning uit het Groningenveld wordt zo snel als mogelijk volledig beëindigd en met de versterkingsoperatie, het Versnellingspakket en het wetsvoorstel Versterken wordt de bouwkundige veiligheid van huizen in het gebied zo snel als mogelijk op norm gebracht waarbij alles wat nodig is voor de veiligheid integraal wordt vergoed. Daarnaast zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld voor bijvoorbeeld het NPG en specifieke projecten zoals 1588, het scholenprogramma, het erfgoedprogramma en het zorgprogramma. Ook zijn recentelijk extra middelen voor Opwierde beschikbaar gesteld.