De boetes op basis van de Meststoffenwet |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de boetes op de mestmarkt?1
Ja.
Zijn de genoemde aantallen en bedragen correct?
Ja. De genoemde aantallen en bedragen betreffen de door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) geïnitieerde onderzoeken in het kader van de Meststoffenwet. Om een completer beeld te geven van het totaal aantal boetes op basis van de Meststoffenwet zijn in onderstaande tabel ook de boetes voortvloeiend uit de administratieve handhaving door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) weergegeven. RVO.nl stuurt boetes in de vorm van beschikkingen naar bedrijven. Een beschikking kan bestaan uit meerdere boetes.
(NVWA+RVO.nl)
2014
ca. 7,1 miljoen
1.048
2015
ca. 9,8 miljoen
894
2016
ca. 5,5 miljoen
829
22,6 is het eindtotaal afgerond op 1 decimaal. Verschil tussen 22,6 en 22,4 ontstaand doordat er tussentijds is afgerond.
Kunt u voor de periode 2014–2016 aangeven hoeveel boetes opgelegd zijn in verband met overtreding van de derogatienormen en -voorwaarden en voor welk bedrag?
Hiervoor verwijs ik naar de rapportages over de Nederlandse derogatie zoals deze naar de Europese Commissie en naar uw Kamer zijn verzonden (Kamerstukken 33 037, nr. 157; 33 037, nr. 178; 33 037, nr. 220). Hierin staan de resultaten van de controles op Nederlandse derogatiebedrijven per controlejaar beschreven.
Ik merk hierbij op dat er geen boetes opgelegd worden voor het niet voldoen aan de derogatienormen en -voorwaarden alleen. Bij controles van derogatiebedrijven wordt nagegaan of het bedrijf zich houdt aan de gebruiksnormen zonder de extra derogatieruimte. Is dit het geval, dan is er geen sprake van een overtreding.
Kunt u voor de periode 2014–2016 aangeven hoeveel boetes opgelegd zijn in verband met overtreding van gebruiksnormen?
In de periode 2014–2016 zijn er initieel 1.025 beschikkingen verstuurd in verband met een overtreding in het kader van de gebruiksnormen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 kan een beschikking bestaan uit meerdere boetes. Bij de bepaling van de hoogte van de boete wordt het billijkheidsbeginsel toegepast. Dit wil zeggen dat bij de bepaling van de hoogte van de boete de ernst van de overtreding en de bijzondere omstandigheden van de betrokken ondernemer in de besluitvorming worden meegewogen.
Kunt u voor de periode 2014–2016 aangeven hoeveel boetes opgelegd zijn in verband met een niet kloppende mestboekhouding en overtreding van de mestverwerkingsverplichtingen en grondgebondenheidseisen?
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de opgelegde boetes per soort overtreding in de periode 2014–2016.
Overtreding administratieve verplichtingen
173.440
599
601
Overtreding administratieve verplichtingen Intermediair
17.400
49
56
Administratieve verplichtingen overige leveranciers en afnemers bedrijven
900
3
3
Vervoer van dierlijke meststoffen
118.800
106
396
Vervoersbewijs dierlijke meststoffen
774.670
604
2.725
Vervoersbewijs zuiveringsslib en compost
6.000
6
26
Grensoverschrijdende overbrenging
94.192
148
345
Hoeveelheidsbepaling
472.800
142
1.492
Overige bepalingen
1.500
5
5
Mestverwerkingsplicht
85.835
13
13
Gebruiksnormen dierlijke mest
10.675.801
1.025
1.025
Verantwoordingsplicht
10.215.645
71
71
Een beschikking kan bestaan uit een of meerdere boetes. Dit verklaart de verschillen in de laatste 2 kolommen.
Kunt u voor de periode 2014–2016 aangeven hoeveel boetes van respectievelijk 2.000 euro of minder, 2000 tot 15.000 euro, 15.000 tot 50.000 euro, 50.000 tot 100.000 euro en 100.000 euro of meer zijn opgelegd in het kader van de Meststoffenwet?
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de ordegrootte van de beschikkingen die in het kader van de Meststoffenwet in de periode 2014–2016 door RVO.nl zijn verstuurd.
1.873
628
196
42
32
68%
22%
7%
2%
1%
Hier worden het aantal beschikkingen genoemd en niet het aantal boetes. Een beschikking kan meerdere boetes bevatten.
De Redichemse Waard en de bredere problematiek van verondieping van Nederlandse (diepe) waterplassen |
|
Jessica van Eijs (D66), Rob Jetten (D66) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de problematiek rondom het al dan niet verondiepen van de Redichemse Waard bij Culemborg, zoals beschreven in het bericht «Rechter verbiedt slibstort in Redichemse waard bij Culemborg»1 en «Wat maakt de Redichemse Waard zo geliefd?»?2
Ja, vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het Besluit bodemkwaliteit en de Waterwet op de hoogte van het voornemen van de eigenaar om de plas de Redichemse Waard te Culemborg te verondiepen.
Erkent u het grote recreatieve en educatieve belang van de Redichemse Waard en soortgelijke gebieden in Nederland voor de hengelsport, duiksport, zwemsport, zeilsport, recreatievaart en natuurliefhebbers? Zo nee, waarom niet?
Ik ben mij bewust van het medegebruik van de Redichemse Waard door de hengelsport, duiksport, zwemsport, zeilsport, recreatievaart en natuurliefhebbers.
Erkent u het ecologische belang van diepe putten in het rivierengebied, aangezien deze putten een natuurlijke zuiverende werking hebben en in en rondom de putten een bijzondere biotoop is ontstaan? Zo ja, moet deze ecologische waarde worden meegenomen in een besluit tot vergunningverlening voor verondiepen?
Ja. Dit moet worden meegenomen in de afweging of wordt voldaan aan het Besluit bodemkwaliteit en de Handreiking herinrichting diepe plassen.
Kunt u toelichten waarom Rijkswaterstaat verondieping per definitie aanmerkt als «nuttige toepassing», gezien dit een essentieel onderdeel is van het juridische kader waarbinnen bepaald wordt of er (vervuild) slib of (vervuilde) grond gestort mag worden in (diepe) plassen zoals die in de Redichemse Waard?3
Het verondiepen van een diepe plas is niet per definitie een nuttige en functionele toepassing. Dit moet blijken uit het inrichtingsplan voor elk gebied afzonderlijk. Indien in dat verband wordt vastgesteld dat sprake is van een nuttige en functionele toepassing, dan mag herbruikbare grond en baggerspecie die voldoet aan de kwaliteitseisen van het Besluit bodemkwaliteit worden toegepast. In dat geval treden namelijk geen ongewenste gevolgen op voor het milieu.
Het concept inrichtingsplan voor de Redichemse Waard is opgesteld door de eigenaar van de plas die de initiatiefnemer is tot verondieping. Dit plan wordt beoordeeld door Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat neemt geen goedkeuringsbesluit op het inrichtingsplan. Hiervoor gelden namelijk algemene regels. Er is op dit moment nog geen definitief plan voor de herinrichting. Aan het inrichtingsplan wordt op dit moment nog gewerkt. Indien het definitieve inrichtingsplan niet voldoet aan de Handreiking herinrichting diepe plassen kan Rijkswaterstaat handhavend optreden.
Deelt u voorts de mening dat het storten van (vervuild) slib of (vervuilde) grond niet per definitie een nuttige toepassing is, en dat Rijkswaterstaat per gebied specifiek zou moeten onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van een nuttige toepassing, alvorens besluiten te nemen en/of een vergunning af te geven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u voornemens de wet- en regelgeving op dit punt aan te passen dan wel te verhelderen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de reden dat Rijkswaterstaat, wanneer het gaat over het storten van (vervuild) slib of (vervuilde) grond, geen rekening houdt met de recreatiefunctie van een gebied, tenzij het gebied als recreatiegebied is bestemd? Deelt u de mening dat recreatie, ook als dit een deelbestemming is, vanwege risico’s voor de veiligheid en gezondheid van mensen onderdeel moet zijn van een integrale afweging over een vergunning met betrekking tot een dergelijk gebied?
Ja. Bij het toepassen van grond en baggerspecie in een diepe plas zijn de volgende kaders relevant.
Het toepassen van herbruikbare baggerspecie in een diepe plas is alleen toegestaan, als wordt voldaan aan de milieu hygiënische randvoorwaarden van het Besluit bodemkwaliteit, waaronder het vereiste dat sprake is van een nuttige en functionele toepassing.
Deelt u de mening dat er sprake kan zijn van conflicterende belangen wanneer Rijkswaterstaat zowel de functie van vergunningverlener als de functie van handhaver als de functie van opdrachtverlener voor baggerwerk vervult? Zo ja, deelt u de mening dat overheden vanwege deze verschillende verantwoordelijkheden ten minste een integrale afweging mogen verwachten van Rijkswaterstaat over gebieden waar Rijkswaterstaat een verantwoordelijkheid voor draagt?
Nee, er is geen sprake van conflicterende belangen. Binnen Rijkswaterstaat zijn vergunningverlening, het opdrachtgeverschap en de handhaving organisatorisch strikt gescheiden.
Deelt u de mening dat een integrale afweging door Rijkswaterstaat bevorderd kan worden door, wanneer de situatie daarom vraagt, een projectleider vanuit Rijkswaterstaat aan te stellen die verschillende deelbelangen kan verenigen, die een efficiënte procedure kan waarborgen en die tegelijkertijd kan fungeren als contactpersoon richting belanghebbenden en overheden? Zo nee, waarom niet?
Nee, op grond van het Besluit bodemkwaliteit moet worden aangetoond dat sprake is van een nuttige en functionele toepassing. De initiatiefnemer moet dit aantonen met een inrichtingsplan. Rijkswaterstaat zal het inrichtingsplan integraal toetsen aan de vereisten van het Besluit bodemkwaliteit, met name ook aan de milieu hygiënische randvoorwaarden die daarin zijn gesteld. Rijkswaterstaat gaat niet over de bestemming van de plas, die door de gemeente in het bestemmingsplan wordt vastgelegd.
Kunt u bevestigen dat het op dit moment ontbreekt aan restricties, voorwaarden of andere criteria in de wet- en regelgeving, waardoor het onverkort toegestaan is om (vervuild) slib en (vervuilde) grond uit het buitenland in Nederlandse waterputten te storten, bijvoorbeeld omdat het niet als afvalstof staat aangemerkt, waardoor het niet onder de geldende afvalstoffenwetgeving valt, en beargumenteren waarom dit het geval is? Zo nee, waarom niet?
Nee, het Besluit bodemkwaliteit schrijft voor dat sprake moet zijn van een nuttige en functionele toepassing. De toe te passen grond en baggerspecie moet tevens voldoen aan de kwaliteitseisen van het Besluit bodemkwaliteit. Hiermee is een milieu hygiënisch verantwoorde toepassing geborgd. Daarnaast is voor de verondieping een vergunning nodig op grond van de Waterwet. In het geval slib en of vervuilde grond afkomstig is uit het buitenland, moet deze ook aantoonbaar voldoen aan de kwaliteitseisen van het Besluit bodemkwaliteit.
Op het grensoverschrijdend afvaltransport, in het geval het als een afvalstof wordt verhandeld, is tevens de Europese verordening overbrenging afvalstoffen (EVOA) van toepassing. Hiervoor heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een handhavende bevoegdheid.
Welke gevolgen kan het storten van (vervuild) slib en (vervuilde) grond hebben op de (drink)waterkwaliteit? Deelt u de mening dat het wenselijk is om regels op te nemen in de afvalstoffenwetging, het Besluit Bodemkwaliteit en/of de uitwerking van de Kaderrichtlijn Water, zodat er niet ongebreideld (vervuild) slib en (vervuilde) grond gestort mag worden in Nederlandse waterputten, zeker niet als dit uit het buitenland wordt geïmporteerd en het mogelijk onduidelijk is waar de vervuiling precies uit bestaat?
Met het Besluit bodemkwaliteit zijn regels gesteld die tot doel hebben een milieu hygiënisch verantwoorde toepassing van herbruikbare grond en baggerspecie te verzekeren. Deze regels zien ook toe op de bescherming van het oppervlaktewater en het grondwater dat voor drinkwaterwinning kan worden gebruikt. In het geval slib en of vervuilde grond afkomstig is uit het buitenland, moet, zoals onder het antwoord op vraag 9, deze ook aantoonbaar voldoen aan de kwaliteitseisen van het Besluit bodemkwaliteit.
In hoeverre stellen de nieuwe mogelijkheden die de Omgevingswet biedt gemeenten en provincies in de toekomst in staat om het storten van (vervuild) slib en (vervuilde) grond te voorkomen? Kunt u, mocht dit niet aan de orde zijn, beargumenteerd aangeven waarom onder de systematiek van de Omgevingswet gemeenten en provincies deze mogelijkheid niet wordt gegeven? Mocht dit wel aan de orde zijn, hebben gemeenten en provincies dan nu al de mogelijkheid om te handelen in de geest van de Omgevingswet, zodat reeds op korte termijn de mogelijke stort in de Redichemse Waard wellicht voorkomen kan worden? Zo nee, waarom niet?
De gemeente en/of de provincie kunnen nu al in hun plannen regels opnemen voor de herinrichting van diepe plassen, binnen de geldende wettelijke kaders. Zo legt de gemeente de bestemming van de plas vast in het bestemmingsplan. Met de Omgevingswet wordt de beleidsruimte voor gemeenten en provincies vergroot. Deze beleidsruimte kan worden benut om richting te geven aan de inrichting van de fysieke leefomgeving en daarmee ook de diepe plassen.
Heeft de provincie Gelderland de mogelijkheid om de Redichemse Waard, onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk, aanvullend te beschermen? Kan dit bijvoorbeeld via de mogelijkheid die is gecreëerd voor provincies om een gebied aan te wijzen als bijzonder provinciaal landschap?
De provincie Gelderland heeft op grond van haar eigen provinciale bevoegdheden de mogelijkheid om de Redichemse waard aanvullend te beschermen. Dit kan echter niet door het gebied aan te wijzen als een bijzonder provinciaal landschap. Dit gebied kan namelijk volgens de Wet natuurbescherming alleen als bijzonder provinciaal natuurgebied of bijzonder provinciaal landschap worden aangewezen als dit is gelegen buiten het natuurnetwerk Nederland.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg Scheepsverontreiniging op 5 september 2017, het algemeen overleg Scheepvaart op 7 december 2017 en het algemeen overleg Circulaire Economie op 13 december 2017?
De beantwoording van deze vragen heeft de nodige afstemming en expertise gevergd en is derhalve niet voor het algemeen overleg Scheepsverontreiniging op 5 september 2017 afgerond. Deze beantwoording is wel beschikbaar voor het algemeen overleg Scheepvaart op 7 december 2017 en het algemeen overleg Circulaire Economie op 13 december 2017.
Een onderzoek dat stelt dat de huidige gaswinning de kans op ernstige aardbevingen niet vermindert |
|
Sandra Beckerman |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Physics-based forecasting of induced seismicity at Groningen gasfield, The Netherlands» van David Dempsey en Jenny Suckale in het vakblad Geophysical Research Letters van 12 augustus 2017?1
Ja.
Bent u bekend met het in het artikel genoemde onderzoek, waarbij de auteurs vanwege hun erkende deskundigheid door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) zijn uitgenodigd om hun inzichten te delen? Bent u er tevens mee bekend dat zij bij hun eigen instituten onderzoek hebben kunnen doen met behulp van alle beschikbare gegevens over aardbevingen in het Groningenveld tussen 1991 en februari 2017 en alle bij de NAM beschikbare gegevens over de winning van gas in alle putten van het Groningenveld, waarbij ook de 325 grootste breuken in het gasveld zijn opgenomen? Zo ja, wat vindt u van dit onderzoek en hoe bent u hierover geïnformeerd?
Het in het artikel genoemde onderzoek is in opdracht van NAM uitgevoerd ter voorbereiding van een bijeenkomst over de maximale sterkte van aardbevingen in Groningen. Deze bijeenkomst vond plaats in maart 2016 en werd bijgewoond door een groep internationale aardbevingsdeskundigen. NAM heeft voorafgaand aan deze bijeenkomst aan enkele gerenommeerde internationale onderzoekers gevraagd om een analyse uit te voeren van de seismiciteit in Groningen. Daarvoor werden door NAM gegevens beschikbaar gesteld over de winning van gas, breuken en aardbevingen in het Groningenveld. De resultaten van deze onderzoeken zijn door de onderzoekers tijdens de bijeenkomst gepresenteerd. Na afloop is het verslag van de bijeenkomst, tezamen met de presentaties – ook die van Dempsey en Suckale – gepubliceerd. Ik verwijs hierbij naar de publicatie «Report on Mmax Expert Workshop, 8 – 10 March 2016». Deze publicatie is in juli 2016 beschikbaar gesteld op de website van NAM (www.nam.nl). Naast genoemde auteurs hebben ook andere deskundigen een vergelijkbaar onderzoek gedaan.
Het is voor de verbetering van het inzicht in de oorzaken en de sterkte van aardbevingen een goede zaak dat verschillende onderzoekers uit verschillende landen dergelijke studies uitvoeren. Deskundigen van SodM hebben mij echter verzekerd dat deze onderzoeken tot nu toe niet hebben geleid tot wezenlijke nieuwe of andere inzichten inzake de seismiciteit in Groningen.
Kunt u aangeven door wie, op welke wijze en op welk moment eerder vergelijkend onderzoek is gedaan waarbij alle beschikbare gegevens over aardbevingen in het Groningenveld vanaf 1991 in combinatie met alle beschikbare gegevens over de winning van gas in alle putten van het Groningenveld zijn gecombineerd in een rekenmodel, waarbij ook de 325 grootste breuken in het gasveld waren opgenomen? Wat waren hier de uitkomsten van? Indien dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden, kunt u aangeven waarom niet?
NAM heeft zelf in 2013 onderzoek uitgevoerd (en deels laten uitvoeren) op basis van alle beschikbare gegevens met het oog op de onderbouwing van het winningsplan voor het Groningenveld, dat eind 2013 is ingediend. Daarnaast heeft ExxonMobil in 2013 eveneens uitgebreid onderzoek gedaan naar het verband tussen breuken en aardbevingen. Ook andere groepen onderzoekers hebben studies verricht op basis van door NAM aangeleverde gegevens over het Groningenveld, waaronder de gasproductie, de ondergrondse eigenschappen, de aanwezige breuken en de geregistreerde aardbevingen. Ik verwijs daarvoor naar de rapporten die NAM op haar website beschikbaar heeft gesteld, het verslag van de Mmax Expert Workshop (zie het antwoord op vraag 2) en referenties in de Technische Bijlage bij het winningsplan voor het Groningenveld dat NAM in 2016 heeft ingediend. TNO voert sinds 2013 eveneens onderzoek uit naar de oorzaak van aardbevingen in Groningen. Kortom, er wordt voortdurend onderzoek gedaan om het inzicht in het aardbevingsmechanisme verbeteren.
Bent u bekend met het artikel «Huidige gaswinning verlaagt kans op ernstige aardbevingen niet» van Herman Damveld?2
Ja.
Bent u geschrokken van het feit dat bij een winning van 21 miljard m3 gas de kans op een aardbeving tussen nu en 2024, die even zwaar of zwaarder is dan de aardbeving bij Huizinge in 2012 van 3.6 op de schaal van Richter, 17% bedraagt? Zo nee, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
De door dhr. Damveld genoemde overschrijdingskansen zijn gebaseerd op het onderzoek van dhr. Dempsey en dhr. Suckale, waarnaar in vraag 1 wordt verwezen. De genoemde overschrijdingskansen zijn (binnen de bestaande onzekerheden) vergelijkbaar met de door NAM berekende overschrijdingskansen zoals gerapporteerd in het winningsplan Groningenveld 2016. SodM heeft op basis van deze analyses van NAM over dit winningsplan aan mij advies uitgebracht. Bij mijn besluiten over het winningsplan, op 30 september 2016 en 24 mei 2017, heb ik rekening gehouden met die onzekerheden. Ik verwijs hiervoor naar de tekst van de genoemde besluiten.
Kunt u aangeven op basis van welke argumenten de kans van 17% op een beving van 3.6 op de schaal van Richter volgens het laatste gasbesluit voor u aanvaardbaar is?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de conclusie uit het onderzoek dat volgens Dempsey er een kans van 5% op een aardbeving groter of gelijk aan 4.0 op de schaal van Richter is? Waarbij het dan niet uitmaakt of er jaarlijks 33, 27 of 21 miljard m3 gas gewonnen wordt?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van de opmerking van de onderzoekers dat aardbevingen van deze sterkte een groter gevaar opleveren voor de bevolking dan aardbevingen elders in de wereld, vanwege de geringere diepte van de aardbevingen en het type woningen dat niet gebouwd is om aardbevingen te weerstaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
De opmerking van de onderzoekers is niet nieuw en niet verrassend. Een aardbeving van bijvoorbeeld 3,5 op de schaal van Richter met een hypocentrum op 20 kilometer diepte, is nauwelijks voelbaar. Als het hypocentrum van een aardbeving met dezelfde sterkte op 3 kilometer diepte ligt – de diepte waarop aardbevingen in Groningen plaatsvinden – dan is hij goed voelbaar en kan hij schade aan woningen veroorzaken. Bij het bouwen van woningen in Groningen is tot voor kort geen rekening gehouden met relatief ondiepe aardbevingen. Precies om die reden is een inspectie- en versterkingsprogramma opgezet onder leiding van de Nationaal Coördinator Groningen.
Hoe verhouden de uitkomsten van het onderzoek van Dempsey en Suckale zich tot de verklaring van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) dat in 2013 stelde dat bij een winning van 12 miljard m3 per jaar het aantal voelbare aardbevingen zou kunnen dalen tot vrijwel nul?
Hierover kan ik geen uitspraak doen, omdat dhr. Dempsey en dhr. Suckale geen voorspellingen hebben gedaan voor het aantal bevingen bij een gasproductie lager dan 21 miljard m3per jaar.
Bent u bereid met de meest gezwinde spoed de SodM contact op te laten nemen met beide onderzoekers om hun bevinden te delen en te bespreken met SodM en de Kamer hierover uitgebreid te informeren? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid de uitkomsten van genoemde onderzoeken nadrukkelijk te (laten) betrekken bij het vast te stellen winningsbesluit? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen reden om SodM te vragen om «met de meest gezwinde spoed» contact op te nemen met de onderzoekers. Van deskundigen van SodM en TNO begrijp ik dat zij bekend zijn met deze onderzoekers en van tijd tot tijd met hen in contact staan. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven was de aanpak van beide onderzoekers al in juli 2016 gepubliceerd en bij SodM bekend. Bovendien heeft het onderzoek geen wezenlijke nieuwe of andere inzichten opgeleverd ten aanzien van de seismiciteit in Groningen. Bij mijn besluiten over het winningsplan Groningen heb ik rekening gehouden met de inzichten en onzekerheden inzake de seismiciteit in Groningen. Zie ook het antwoord op de vragen 5, 6 en 7.
Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb aangegeven, is het onderzoek van dhr. Dempsey en dhr. Suckale niet het enige onderzoek rond de bevingen in Groningen. Op dit moment wordt door meerdere internationaal gerenommeerde wetenschappers onderzoek gedaan naar de bevingen in het Groningen gasveld. Zie het antwoord op vraag 11.
Op welke termijn wordt er nieuw en onafhankelijk onderzoek gedaan naar de niveaus van seismiciteit en de wijze waarop gekomen kan worden tot een afname van seismiciteit ten gevolge van gaswinning?
Er wordt in opdracht van SodM, de NCG en mij voortdurend nieuw en onafhankelijk onderzoek gedaan naar de seismiciteit in het Groningen veld en naar de mogelijkheden om het aantal bevingen en de risico’s daarvan te verlagen. Deze onderzoeken worden onder meer uitgevoerd in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM), dat dit jaar is gestart. Ook door NAM wordt een uitgebreid onderzoeksprogramma uitgevoerd in het kader van het winningsplan van het Groningenveld. Dit onderzoeksprogramma is door NAM gepubliceerd onder de titel: «Study and Data Acquisition Plan for Induced Seismicity in Groningen». De meeste onderzoeken zijn voortzettingen van onderzoeksprogramma’s die al enkele jaren lopen.
Het bericht 'Vervuilde bodem NAM in Manderveen geen gevaar voor gezondheid' |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Vervuilde bodem NAM in Manderveen geen gevaar voor gezondheid»?1
Ja.
Welke locaties waar nu of in het verleden aardgas of olie wordt dan wel werd gewonnen zijn verontreinigd? Kunt u hiervan een overzicht geven, inclusief locaties op zee?
Het toezicht op bodemverontreiniging is vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb). De Wbb stelt sinds 1 januari 1987 duidelijke regels ten aanzien van het optreden van verontreinigingen. Eerder opgetreden verontreinigingen worden historische verontreinigingen genoemd. Bij deze historische verontreinigingen is doorgaans niet te achterhalen hoe en door wie deze zijn ontstaan. Het streven is wel om alle ernstige gevallen van historische verontreiniging te saneren. De desbetreffende provincie en soms een gemeente ziet hierop toe.
Vanaf 1987 geldt een ander regime. Volgens artikel 13 van de Wet bodembescherming is een ieder verplicht om nieuwe bodemverontreinigingen te voorkomen en deze zoveel mogelijk te verwijderen als deze toch ontstaan. De bevoegdheid voor wat betreft toezicht bij deze nieuwe bodemverontreinigingen is neergelegd bij gemeenten, provincie en de rijksoverheid. De informatie over verontreinigde locaties op het land is daarom verspreid. Ik beschik op dit moment dan ook niet over het door uw Kamer gevraagde overzicht. Om het overzicht te verkrijgen heb ik aan Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) gevraagd om een overzicht te maken van alle nieuwe verontreinigde locaties (na 1 januari 1987) waar nu of in het verleden aardgas of olie wordt dan wel werd gewonnen. SodM zal de informatie over verontreinigingen op land bij de desbetreffende mijnbouwondernemingen opvragen.
Het Ministerie van Economische Zaken is bevoegd gezag voor mijnbouwinstallaties op zee. Ten aanzien van het toezicht op het ongedaan maken van verontreinigingen op zee is Rijkswaterstaat (I&M) op grond van de Waterwet bevoegd. Ik heb SodM verzocht om een overzicht te maken van alle verontreiniging die in de afgelopen drie jaar rond winningslocaties op zee zijn opgetreden. Ik verwacht medio december 2017 over de genoemde overzichten te beschikken en zal deze vervolgens aan uw Kamer toesturen.
Wat is de stand van zaken bij de gaswinlocaties Coevorden 5 en 17 (gemeente Hardenberg)? Klopt het dat op deze locaties de sanering opnieuw is opgestart? Zo ja, wat is de reden hiervan?
De gedeputeerde staten van de provincie Overijssel (GS) heeft op 12 mei 2016 een overzicht2 van de verontreinigde locatie naar de provinciale staten van Overijssel gestuurd. Op 15 december 2016 heeft GS een actualisatie3 van deze lijst gestuurd.
Bij de locaties Coevorden 5 (COV-5) en Coevorden 17 (COV-17) gaat het om historische verontreinigingen (voor 1987) waarvoor de provincie Overijssel het bevoegd gezag op grond van de Wet bodembescherming is. Op de locatie Coevorden 5 zijn de toezichthouder bodem (provincie Overijssel) en toezichthouder SodM in overeenstemming dat op dit moment geen sanering noodzakelijk is. Bij de locatie Coevorden 17 wordt sinds 2016 een aanvullende bodemsanering uitgevoerd, omdat de eerdere saneringsaanpak niet tot het gewenste resultaat leidde.
Welke andere locaties zijn gesaneerd of moeten nog worden gesaneerd?
Ik beschik niet over een overzicht van historische bodemverontreinigingen waarvoor de provincies of gemeenten het bevoegd gezag zijn, en dus ook niet over een overzicht van locaties waar gesaneerd is of gesaneerd moet worden.
Hoe ziet u toe op de verontreinigingen in of nabij de natuurgebieden Weerribben-Wieden, Voltherbroek en het Springendal?
De provincie Overijssel is bevoegd gezag voor deze verontreinigingen op grond van de Wet bodembescherming.
Deelt u de mening dat alle locaties die vervuild zijn door de olie- of gaswinning moeten worden gesaneerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat bent u voornemens te doen om dat te bereiken?
Voor verontreinigingen die zijn veroorzaakt binnen een bedrijfslocatie of veroorzaakt na 1987 bestaat de verplichting om de verontreiniging, zoveel als technisch, financieel en ruimtelijk mogelijk is, te verwijderen. SodM ziet toe op de sanering van nieuwe verontreinigingen binnen een bedrijfslocatie. De Wet bodembescherming legt de saneringsverplichting op aan de bodemverontreiniger voor zowel de historische verontreinigingen als voor de verontreinigingen die zijn veroorzaakt na 1987. Verontreinigingen veroorzaakt voor 1987 moeten worden gesaneerd indien de concentraties boven de interventiewaarde komen.
Wat gebeurt er met de verontreinigingen binnen en buiten de winlocaties wanneer de veroorzaker van de vervuiling niet meer aanspreekbaar is op de vervuiling?
Het staat voorop dat zoveel mogelijk de veroorzaker wordt aangesproken op de verontreiniging. Mocht dat niet mogelijk zijn dan kan de eigenaar van het terrein worden aangesproken indien het een bedrijventerrein is. Is dat niet het geval dan zal het bevoegd gezag volgens de Wbb de sanering uitvoeren.
Het incident bij het tankenpark van de NAM |
|
Cem Laçin , Sandra Beckerman |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het incident bij het tankenpark van de NAM, nabij het Groningse Farsum, waarbij het giftige en uiterst brandbare aardgascondensaat is weggelekt?1 2
Ja, het incident is bekend. De Minister van Economische Zaken is bevoegd gezag voor de opslaglocatie van aardgascondensaat van NAM in Farmsum/Delfzijl. Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is toezichthouder. De lekkage is opgetreden bij het laden van aardgascondensaat naar het schip Curaçao. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is toezichthouder voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Naar aanleiding van de melding van dit incident is ILT ter plaatse geweest.
Hoe reageert u op de zorg van omwonenden die stellen aan een ramp te zijn ontsnapt?
Aardgascondensaat is een gevaarlijke stof en lekkages daarvan zijn niet toegestaan. Bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken, moeten de veiligheid waarborgen, zowel voor hun werknemers als voor de omgeving. Een werknemer van het schip is bij de lekkage onwel geworden. Het is begrijpelijk dat ook omwonenden zich zorgen maken over een lekkage van aardgascondensaat. De brandweer heeft bij de bestrijding van het incident geconcludeerd dat er geen gevaar voor omwonenden was.
Welke gevolgen heeft het in het water weggelekte aardgascondensaat voor het milieu?
Een lekkage van een brandbare vloeistof in water heeft meestal een verdunning van die stof tot gevolg, waardoor het brandgevaar vermindert. Dit effect is afhankelijk van de omvang van het incident en de omstandigheden ter plaatse. Er is bij deze lekkage gelukkig geen brand ontstaan. Het schadelijke aspect van een brandbare vloeistof voor levende organismen in het water is ook erg afhankelijk van de concentratie van die stof in water. Er is geen sterfte van waterdieren gerapporteerd na dit incident. Het in het water weggelekte aardgascondensaat is inmiddels opgeruimd om schade aan het milieu te beperken.
Klopt het dat de tanks, waar het gevaarlijke aardgascondensaat in is opgeslagen, niet aardbevingsbestendig zijn? Zo ja, hoe kwalificeert u dit risico?
De tankopslag voor aardgascondensaat van NAM in Farmsum staat op de lijst met bedrijven in de provincie Groningen die met prioriteit worden onderzocht op aardbevingsbestendigheid. De aardbevingen die zich tot nu toe hebben voorgedaan in Groningen hebben volgens NAM geen schade veroorzaakt aan de opslagtanks. Onderzocht wordt of preventief aanvullende maatregelen nodig zijn voor het geval een aardbeving plaatsvindt die zwaarder is dan zich tot nu toe heeft voorgedaan in het gebied. In het meerjarenprogramma 2017–2021 van de Nationaal Coördinator Groningen en het daarbij behorend addendum3 van juli 2017 staat de aanpak van het onderzoek naar de aardbevingsbestendigheid van de industrie in Groningen beschreven.
Kunt u een overzicht geven van incidenten bij dit tankenpark en de werkzaamheden bij het overpompen?
Het toezicht op het laden en lossen op deze opslaglocatie van NAM naar een binnenschip ligt bij SodM en ILT. SodM ziet toe op de naleving van de vergunning van NAM en ILT ziet toe op de naleving van de voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, waaronder het laden en lossen op het binnenschip. Ongewone voorvallen die zich voordoen op het tankenpark moeten op grond van de vergunning bij SodM gemeld worden. Vanaf 2015 hebben zich op de locatie tankenpark Delfzijl zes ongewone voorvallen voorgedaan. Onder de zes gemelde voorvallen zitten een loos alarm, een alarm vanwege een storing en een alarm vanwege een lekkage in het bluswatersysteem. Daarnaast is op 31 maart 2016 dieselverontreiniging bodem gemeld. Op 22 september 2016 zijn bij onderhoud asbestpakkingen aangetroffen en gemeld. Het meest recente voorval is de lekkage bij het laden en lossen op 9 augustus 2017.
Incidenten die zich voordoen bij het transport van gevaarlijke stoffen moeten op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen bij ILT worden gemeld. Er zijn bij ILT geen andere incidenten dan het hiervoor vermelde bekend of gemeld die betrekking hebben op het overpompen naar en van schepen bij de haven van Delfzijl.
Is er een einddatum bekend aangaande deze activiteiten?
NAM heeft een vergunning voor de opslag van aardgascondensaat, inclusief laad- en losactiviteiten. Het laden en lossen van een schip in een haven is toegestaan op grond van internationale vervoersregels. Het beëindigen van deze activiteiten is niet voorzien.
Is er sprake is van extra toezicht? Bij wie is het toezicht belegd?
Het toezicht op het laden en lossen van deze opslaglocatie van NAM naar een binnenschip ligt, zoals in antwoord 5 aangegeven, bij SodM en ILT. SodM onderzoekt of NAM de toepasselijke voorschriften van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS 29)4 heeft opgevolgd. In de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VGB) staan de voorschriften voor het veilig laden en lossen van gevaarlijke stoffen op binnenschepen. ILT voert dit toezicht risicogericht uit.
Op welke wijze gaat u er zorg voor dragen dat de communicatie richting omwonenden goed verloopt?
Tijdens de bestrijding van het incident is door de Veiligheidsregio gecommuniceerd over de actuele veiligheid. Na het incident is het gelekte aardgascondensaat door de Veiligheidsregio afgeschermd om verdere verspreiding in het water tegen te gaan. Vervolgens is het aardgascondensaat uit het water verwijderd. Daarnaast zijn er metingen gedaan in verband met de verdamping van aardgascondensaat naar de buitenlucht. Uit het resultaat van de metingen heeft de Veiligheidsregio geconcludeerd dat er geen gevaar was voor omwonenden.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat het aardgascondensaat veilig wordt opgeslagen en incidenten bij het overpompen worden geminimaliseerd?
Bedrijven moeten de veiligheid waarborgen bij het uitvoeren van hun activiteiten en de geldende voorschriften naleven. SodM en ILT onderzoeken of dit het geval is geweest en zullen indien nodig handhavend optreden. ILT heeft naar aanleiding van het incident een uitgebreide inspectie op het schip uitgevoerd om vast te stellen wat de oorzaak van dit incident is en of de geldende voorschriften zijn opgevolgd.
De veiligheid van opslagtanks is in de periode tussen april 2014 tot januari 2016 door SodM onderzocht aan de hand van PGS 29. PGS 29 is de norm voor bovengrondse opslagtanks met gevaarlijke stoffen. In het kader van dit project van SodM zijn verschillende mijnbouwlocaties van NAM, waaronder tankenpark Delfzijl geïnspecteerd. Uit de inspectie is voor Delfzijl gebleken dat de tanks overeenkomstig de norm worden onderhouden en geïnspecteerd. Laad- en losprocedures zijn ook vereist volgens PGS 29. SodM onderzoekt of de laad- en losprocedures door NAM zijn gevolgd. Indien nodig ziet SodM toe op het verbeteren van de laad- en losprocedures.
Het onderzoek naar aardbevingsschade in het buitengebied dat de prullenbak in kan |
|
Sandra Beckerman |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Onderzoek bevingen kan prullenbak in»1 en «In rapport Witteveen+Bos kun je zeker gaten schieten»2?
Ja.
Kunt u de Kamer een uitgebreide inhoudelijke reactie sturen op de bevindingen van het gespecialiseerde advocatenkantoor VanNiekerkCieremans uit Rotterdam, waarbij het advocatenkantoor het onderzoek van Witteveen+Bos naar 1.600 schadeclaims in het Groninger buitengebied van maart 2017 tegen het licht heeft gehouden?3
Voor de schademeldingen die het betreft geldt dat deze zijn behandeld onder het schadeprotocol dat van toepassing was tot 31 maart 2017. Dit betekent dat de inspecties en beoordelingen hebben plaatsgevonden onder de verantwoordelijkheid van NAM en het CVW. Conform dit protocol hebben individuele schademelders de mogelijkheid een second-opinion aan te vragen en om de beslissing van NAM in hun zaak aan de Arbiter Bodembeweging voor te leggen voor een juridisch oordeel. Ik heb uw Kamer bij brief van 13 april 20174 en in eerdere antwoorden op schriftelijke vragen5 uitgebreid geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar schademeldingen buiten de voormalige schadecontour, over de proef die hier is uitgevoerd met een nieuwe schadevaststellingswijze en over het werk en de conclusies van de begeleidingscommissie. Witteveen+Bos heeft inmiddels een inhoudelijke reactie op de bevindingen van VanNiekerkCieremans gepubliceerd.6 Op initiatief van de NCG zal binnenkort een gesprek plaatsvinden tussen NAM en Gasberaad, waarin de mogelijkheid van een onafhankelijke toetsing van het onderzoek wordt besproken.
Bent u bereid om met de Nationaal Coördinator Groningen in overleg te treden om te komen tot de door het Groninger Gasberaad gevraagde oplossing? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De verdrievoudiging van de gaswinning bij Wapse. |
|
Sandra Beckerman |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Vermilion verdrievoudigt gaswinning bij Wapse»1 en «Toezichthouder draagt dossier Vermilion over aan OM»2?
Ja.
Kunt u schetsen hoe u in heeft kunnen stemmen met het vergunnen van een verdrievoudiging van de gaswinning bij Wapse, waardoor in plaats van 480.000 kubieke meter (m3) gas, anderhalf miljoen m3 gas per dag gewonnen mag worden?
Indien de productie hoger is dan 500.000 m3 gas per dag, dient een initiatiefnemer een Milieueffectrapport (MER) op te stellen waarin eventuele milieueffecten worden beschreven van de maximale productie. Vermilion heeft een MER opgesteld en een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor een productiecapaciteit van maximaal 1,5 miljoen m3/dag. Uit het MER en de aanvraag voor een omgevingsvergunning blijkt dat de verhoging van de dagproductie geen belangrijk nadelige milieueffecten veroorzaakt.
Daarnaast heeft Vermilion een winningsplan ingediend waarin de maximale bodemdaling wordt beschreven en een seismische risicoanalyse is gemaakt. Voor de productie uit het gasvoorkomen Diever, waar de gaswinning bij Wapse onder valt, geldt dat deze valt onder de seismische risicocategorie I (dat is de laagste risicocategorie). Vermilion geeft aan dat zwaardere bevingen zeer onwaarschijnlijk zijn. Omdat de ondiepe ondergrond relatief stijf is, is de kans op schade bij deze magnitudes zeer klein. Dit betekent dat er minimale veiligheidsrisico’s zijn voor de omgeving. De seismische risicoanalyse is door TNO op verzoek van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) geverifieerd en reëel bevonden. SodM kan zich dan ook vinden in de conclusie van Vermilion dat de kans op aardbevingen met significante schade klein is.
De verhoging van de maximale dagproductie heeft geen invloed op de uiteindelijke bodemdaling, omdat de totale hoeveelheid gas die uiteindelijk wordt gewonnen niet wijzigt. Met betrekking tot bodemdaling neemt de impact voor de omgeving niet toe of af door langzamer of sneller te winnen.
Alles overziende heb ik geconcludeerd dat gaswinning uit het gasvoorkomen Diever op een veilige wijze kan plaatsvinden.
Hoe is verklaarbaar dat de rechter eerder de winning in Wapse heeft stilgelegd vanwege het ontbreken van een Milieueffectrapportage (MER) en u nu heeft ingestemd met de winning van anderhalf miljoen m3 gas per dag, waarbij de MER alleen de uitbreiding beschrijft en waarbij de reeds bestaande winning niet beschreven is?
In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat bij gaswinning boven de drempel van 500.000 m3/dag in ieder geval een MER moet worden opgesteld. Bij gaswinning onder de drempel dienen door de initiatiefnemer de mogelijke milieueffecten te worden onderzocht en beschreven. Het bevoegde gezag beoordeelt of de mogelijke milieueffecten niet dusdanig zijn dat eerst een MER moet worden opgesteld of dat een MER achterwege kan blijven. Voor de gaswinning van 480.000 m3 heeft Vermilion een m.e.r.-beoordeling opgesteld en heb ik geoordeeld dat de milieueffecten dusdanig zijn dat een MER achterwege kan blijven.
Omdat het volume van gas afhankelijk is van de temperatuur en de aanwezige omgevingsdruk, is het van belang om bij de bepaling van de hoeveelheid uit te gaan van standaardcondities. In de Mijnbouwregeling is voorgeschreven dat de hoeveelheid gas bij gaswinning wordt uitgedrukt in Normaal kubieke meters (Nm3). Dit is het volume bij een temperatuur van 0 graden Celsius en een omgevingsdruk van 1 atmosfeer. Bij de aanvraag is daarom uitgegaan van 480.000 Nm3. In het Besluit milieueffectrapportage is echter niet bepaald bij welke condities het volume van het gas moet worden bepaald. Daarom kan ook van andere condities worden uitgegaan bij de bepaling van het gasvolume. Een andere manier om het volume te definiëren is de Standaard kubieke meter (Sm3). Dit is het volume bij een temperatuur van 15 graden Celsius bij een omgevingsdruk van 1 atmosfeer. De Rechtbank Noord-Nederland heeft geoordeeld dat 480.000 Nm3 omgerekend ongeveer 506.000 Sm3 is en dat daarom de MER-drempel is overschreden en om die reden de vergunning vernietigd dient te worden. De rechtbank heeft uitdrukkelijk geen oordeel gegeven over het feit of milieueffecten dusdanig zijn dat een MER moet worden opgesteld.
Omdat er op dat moment geen omgevingsvergunning meer was, heeft de Inspecteur-generaal der Mijnen (IGM) de gaswinning stilgelegd. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter op verzoek van Vermilion de uitspraak van de Rechtbank opgeschort en bepaald dat de gaswinning mag worden hervat, met dien verstande dat maximaal 470.000 Nm3/dag mag worden geproduceerd, omdat deze hoeveelheid -ook indien omgerekend naar Sm3- onder de drempelwaarde blijft. Ook de voorzieningenrechter heeft in haar voorlopige oordeel de milieueffecten dusdanig geacht dat een MER achterwege kan blijven.
Omdat ik het van belang acht om duidelijkheid te verkrijgen over de toe te passen eenheid voor het gasvolume, heb ik hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, evenals Vermilion, zodat de Raad van State hierover een oordeel kan uitspreken.
Nadat gebleken is dat de toestroom van gas een hogere dagproductie mogelijk maakt, is ter voorbereiding op de vergunning voor de verhoging van de maximale dagproductie het MER opgesteld. Van belang is dat er geen aanpassingen aan de reeds vergunde installatie zijn doorgevoerd dan wel noodzakelijk zijn om de verhoogde productie te behalen. Een productieniveau van 470.000 Nm3 per dag is toegestaan. De net verleende omgevingsvergunning ziet op de productieverhoging, waarvoor ook een MER is opgesteld.
In het MER zijn de effecten van de beoogde situatie beschreven, dat wil zeggen dat in het MER de effecten van het totale gaswinningsproject worden beschreven (dat is de huidige vergunde hoeveelheid samen met de productieverhoging die is aangevraagd). De beoogde situatie is een productie tot 1,5 miljoen Nm3 per dag. Dat wordt in het MER beschreven. Conclusie in het MER is dat de milieueffecten niet anders zijn dan in de reeds vergunde situatie.
Is het waar dat de rechter eerder heeft bepaald dat ook voor het eerste deel van de winning een Milieueffectrapportage moet komen, omdat immers om die reden de boel is stilgelegd? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Hoe is naar uw mening verklaarbaar dat er bij een winning van 480.000 m3 gas per dag sprake is van een zelfde bodemdaling – van niet meer dan twee centimeter- dan bij een verdrievoudiging van de winning (naar anderhalf miljoen m3 per dag)? Door wie en op welk wijze is dit onderzocht? Kan de Kamer alle rapporten hierover ontvangen? Zo nee, waarom niet?
De verhoging van de dagproductie heeft geen invloed op de uiteindelijke bodemdaling. Het totale productievolume bepaalt de bodemdaling.
Dit wordt ook in het door Vermilion ingediende winningsplan beschreven. In het winningsplan wordt de maximale bodemdaling beschreven; deze is door SodM beoordeeld en reëel geacht. Dit winningsplan, de bijbehorende adviezen en mijn instemmingsbesluit zijn alle terug te vinden op www.nlog.nl.
Op welke wijze wordt de bodemdaling bij deze winning gemeten? Vindt daarbij een second opinion van de meetresultaten plaats? Zo ja, door wie en met welke frequentie? Zo nee, waarom niet? Bent u in dat geval bereid dat met gezwinde spoed aan Vermilion op te leggen? Zo nee, waarom niet?
Bodemdaling wordt gemeten op de wijze die in het betreffende meetplan is beschreven. De IGM is door de Minister van Economische Zaken gemandateerd meetplannen goed te keuren. In een instemmingsbesluit met een winningsplan kunnen extra eisen gesteld worden aan het meetplan. Zo is er in het instemmingsbesluit voor Diever opgenomen dat Vermilion de meetmethodiek en -frequentie zodanig moet uitvoeren dat deze adequaat is om, gedurende de periode waarin bodemdaling door de gaswinning aan de orde is, een onderscheid te maken tussen de bodemdaling als gevolg van gaswinning en autonome bodemdaling in het gebied.
De bodemdalingsmeting wordt op de volgende wijze uitgevoerd: recht boven het gasveld is een meetpunt waarvan de beweging elk jaar met behulp van GPS wordt opgemeten. Daarnaast vinden er gebiedsdekkende waterpasmetingen plaats. Er is onafhankelijk toezicht op de metingen. De waterpasmetingen worden gecontroleerd door Rijkswaterstaat en inhoudelijk beoordeeld door SodM. De jaarlijkse GPS-monitoring wordt gerapporteerd aan SodM, en door SodM beoordeeld op kwaliteit en betrouwbaarheid. Ik zie op dit moment dan ook geen toegevoegde waarde in nog een extra beoordeling door een derde partij.
Grootschalige metingen in het gehele gebied rondom een winning worden elke vijf jaar uitgevoerd. Overigens kan met de jaarlijkse meting worden vastgesteld of de meer grootschalige meting eerder moet worden uitgevoerd dan na vijf jaar.
Een meetplan wordt opgesteld nadat een winningsplan is goedgekeurd, mede omdat in een winningsplan extra eisen aan een meetplan gesteld kunnen worden. In dit specifieke geval is nog geen definitief meetplan vastgesteld, omdat het instemmingsbesluit met het winningsplan voor het Dieverveld recent is vastgesteld, op 27 juli 2017. Voor het Dieverveld zijn overigens al wel GPS-metingen uitgevoerd in oktober 2015 en december 2016. De grootschalige metingen in het hele gebied rond de winning worden in 2017 opnieuw uitgevoerd, en vervolgens elke vijf jaar, of eerder indien er aanwijzingen zijn dat de bodemdaling sterker is dan verwacht.
Is het waar dat de toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), het dossier Vermilion – de aardgaswinning uit het Dieperveld bij Wapse – heeft overgedragen aan het Functioneel Parket, de afdeling van het Openbaar Ministerie (OM) dat zich ondermeer bezighoudt met complexe fraude en milieucriminaliteit? Bent u bij dit besluit betrokken? Zo ja, op welke wijze? Kunt u uw antwoord toelichten.
Het is juist dat de IGM het dossier betreffende de aardgaswinning uit het Dieverveld bij Wapse ter beoordeling heeft voorgelegd aan het Functioneel Parket. Het Functioneel Parket heeft besloten een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. De aanleiding hiervoor is een vermoedelijke overtreding van de op dat moment vigerende omgevingsvergunning, omdat de gemiddelde dagproductie uit het veld in de periode tussen november 2015 en augustus 2016 niet in overeenstemming was met hetgeen daarover in deze omgevingsvergunning was aangegeven. SodM is door de Minister van Economische Zaken gemandateerd om de naleving van de omgevingsvergunning te handhaven. Wanneer er een vermoeden is van een strafbaar feit, kan SodM daarover het OM informeren. Gezien deze mandatering ben ik niet betrokken geweest bij dit besluit van de IGM.
Heeft het Ministerie van Economische Zaken toestemming gegeven voor de verhoogde winning van het productieniveau voor bijna een jaar lang naar 680.000 m3 gas? Zo ja, op welke wijze, wanneer en waarom?
Deze vraag raakt aan het lopende strafrechtelijke onderzoek. Gaande het strafrechtelijke onderzoek kan ik geen inhoudelijke mededeling doen omtrent de inhoud van het dossier, alsmede over de status en voortgang van het onderzoek.
Valt een dergelijke tijdelijke verhoging onder de mogelijkheden die een eerder afgegeven vergunning biedt? Kunt u uitgebreid beschrijven waaruit een zogenaamde extended well test bestaat?
Tijdens een extended well test laat de operator de put met verschillende snelheden vloeien en hij monitort dan hoe de productieput en het reservoir hierop reageren. Deze testgegevens zijn van belang om te kunnen begrijpen hoe het reservoir reageert op de productie. Vooral bij de ontwikkeling van nieuwe reservoirs kan er zonder deze testgegevens geen goed winningsplan worden opgesteld waarin zaken als de mate van bodemdaling en dergelijke worden ingeschat.
Kan er een uitgebreid overzicht met tijdlijn komen van alle observaties en interventies van het SodM op de door hen geschetste tekortkomingen bij de winningen bij Wapse? Zo nee, waarom niet? Kunt u daarnaast en separaat een complete tijdlijn geven inzake alle besluitvorming rond de winningen bij Wapse? Zo nee, waarom niet?
De observaties van SodM ten aanzien van de winning bij Wapse zijn onderdeel van het dossier dat de IGM heeft voorgelegd aan het OM en op basis waarvan een strafrechtelijk onderzoek is gestart. Gaande het strafrechtelijke onderzoek kan ik geen inhoudelijke mededeling doen omtrent de inhoud van het dossier, alsmede over de status en voortgang van het onderzoek.
Waarom heeft u toestemming gegeven om de winning bij Wapse te verdrievoudigen, terwijl eerder een last onder dwangsom is opgelegd vanwege het overschrijden van de vergunningvereisten, tevens de vereiste Milieueffectrapportage ontbrak, en Vermilion vaker overhoop ligt met de toezichthouder SodM? Is deze wijze van handelen naar uw mening het juiste signaal naar zowel de samenleving als naar producenten? Graag een uitgebreide toelichting.
Voor de inhoudelijke reactie op mijn toestemming verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3. Indien een aanvraag voldoet aan de wettelijke criteria, ben ik gehouden om de gevraagde vergunning te verlenen. Eventuele handhavingsacties spelen daarbij geen doorslaggevende rol.
Bent u vanwege de vakantieperiode bereid de termijn voor inspraak op het instemmingsbesluit, zowel als de termijn voor de inspraak op de omgevingsvergunning open te stellen tot ver na de zomervakantie? Zo ja, op welke wijze gaat dit gecommuniceerd worden? Zo nee, waarom niet? Welke informatie gaat op welke termijn aan de bewoners versterkt worden?
Nee, dit kan niet. Het gaat hier om een wettelijke beroepstermijn voor het instellen van beroep bij de Rechtbank. De beroepstermijn heeft overigens geen betrekking op het openstellen voor inspraak. De inspraak heeft in de ontwerpfase van de besluiten plaatsgevonden. Los van de terinzagelegging gedurende de beroepstermijn heeft iedereen die van de inspraakmogelijkheid gebruik heeft gemaakt, individueel een afschrift van de betreffende besluiten ontvangen.
Bent u bereid in te zetten op meer gedegen onafhankelijk ondersteunend wetenschappelijk onderzoek naar de handelwijze door producenten van mijnbouwprojecten? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het belangrijk dat het uitvoeren van activiteiten in de ondergrond ondersteund wordt door gedegen onderzoek naar de mogelijke risico’s en de wijze waarop deze gemitigeerd kunnen worden. Deze verplichting ligt primair bij de uitvoerder van deze activiteiten. Om ervoor te zorgen dat dit soort onderzoek een meer structureel en onafhankelijk karakter krijgt, ben ik op 1 januari 2017 met het kennisprogramma effecten mijnbouw gestart.
Opnieuw een zeer forse lekkage bij AkzoNobel |
|
Agnes Mulder (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de nieuwe grote lekkage bij Akzonobel in Hengelo waardoor 250 kubieke meter mengsel met pekel, gips en kalk is weggelekt bij het terrein van AkzoNobel?1
Ja.
Herinnert u zich dat wij in juni vroegen: «Kunt u een lijst geven van alle lekkages die AkzoNobel de afgelopen twee jaar gemeld heeft bij het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)? Kunt u per lekkage aangeven wat het betrof, welke hoeveelheid van welke stof is vrijgekomen en hoeveel tijd er zat tussen het begin van de lekkage en de melding bij SodM»?2
Ja.
Klopt het dat de lekkage die op 3 juni 2017 bekend werd, pas op 29 juni 2017 op de lijst van lekkages op de website van Akzonobel verscheen, waarnaar verwezen werd in uw antwoorden?3
Het betreft hier twee verschillende lekkages. Op 3 juni 2017 is bij de uitvoering van het integriteitsonderzoek aangaande niet meer in gebruik zijnde verticale boorgaten geconstateerd dat boring B329 de druktest niet heeft doorstaan. Dit is door AkzoNobel gemeld aan SodM. Uit milieukundig onderzoek moet nu blijken of er in het verleden daadwerkelijk een lekkage van olie en of pekel uit deze boring heeft plaatsgevonden.
De melding op 29 juni 2017 betreft een pekellekkage in het horizontale leidingwerk aan de Grote Veldweg. Ook deze lekkage is door AkzoNobel gemeld aan SodM.
Erkent u dat u geen lijst, waarin per lekkage wordt vermeld wanneer deze is begonnen en wanneer die gemeld is bij SodM, naar de Kamer gestuurd hebt, ondanks dat wij dat wel aan u hebben gevraagd?
In mijn antwoord4 op de vraag om per lekkage aan te geven wanneer deze is begonnen en wanneer deze is gemeld aan SodM heb ik verwezen naar de lijsten die door AkzoNobel zijn gepubliceerd op haar website5. SodM ziet erop toe dat een lekkage na constatering daarvan direct wordt gemeld. Dat leidt ertoe dat de datum van de melding op de website van AkzoNobel gelijk is aan de datum van de van de lekkage.
In het geval van een lekkage van een boorput zit er wel enige tijd tussen het ontstaan van de lekkage en de melding ervan bij SodM. De lekkage in de boorputten is namelijk lange tijd onopgemerkt gebleven. In één geval is het begin van de lekkage wel redelijk goed te achterhalen. Dit betreft de lekkage van diesel van put 335 waarbij kon worden vastgesteld dat deze al bij de aanleg in 1987 lek moet zijn geweest omdat alleen in de periode 1987–1989 diesel in de put aanwezig was. Voor de overige lekkende boorputten is het begin van de lekkage niet zo nauwkeurig vast te stellen en kan de lekkage tussen het moment van aanleg en het moment van constatering liggen. Voor deze boorputten geef ik u onderstaande lijst.
Put
Lekkage ontstaan
Gemeld SodM
335
1987
31 mei 2016
330
Tussen 1986 en 2016
4 juli 2016
336
Tussen 1987 en 2016
4 juli 2016
340
Tussen 1987 en 2016
11 juli 2016
342
Tussen 1987 en 2016
11 juli 2016
82
Tussen 1963 en 2016
13 okt 2016
128
Tussen 1967 en 2016
5 okt 2016
186
Tussen 1970 en 2016
26 sept 2016
190
Tussen 1970 en 2016
28 sept 2016
341
Tussen 1987 en 2016
23 dec 2017
339
Tussen 1988 en 2017
20 jan 2017
329
Tussen 1986 en 2017
18 mei 2017
Kunt u alsnog ten aanzien van de lijst lekkages van AkzoNobel, per lekkage aangeven wanneer de lekkage begon, wanneer de lekkage ontdekt werd door AkzoNobel en wanneer de lekkage is gemeld aan SodM?
Zie de beantwoording van vraag 4. Zoals aangegeven in mijn brief6 van 29 juni 2017 zijn de door AkzoNobel gepubliceerde lijsten7 door SodM gecontroleerd en juist bevonden.
Kunt u aangeven welke lekkages niet binnen de wettelijke termijnen zijn gemeld aan SodM?
Op de melding van de lekkage in boorput 335 na, voldoen de meldingen aan de wettelijke termijn. Daarbij dient in ogenschouw genomen te worden dat er sinds de constatering van lekkage van put 335 veelvuldig contact is geweest tussen AkzoNobel en SodM waardoor de toezichthouder op de hoogte is van het lopende testprogramma en de tussentijdse resultaten.
Wanneer heeft AkzoNobel de laatste lekkage (Rougoorweg/Boortorenweg) ontdekt?
De lekkage nabij de Rougoorweg en Boortorenweg is op zondagochtend 23 juli 2017 omstreeks 06.00 uur door AkzoNobel ontdekt. Deze heeft na deze constatering eerst de situatie veilig gesteld door de afsluiters te sluiten waardoor de lekkage werd gestopt.
Wanneer heeft AkzoNobel deze lekkage gemeld bij SodM?
SodM is direct na de constatering van de lekkage nabij de Rougoorweg en Boortorenweg op 23 juli jl. door AkzoNobel op de hoogte gebracht.
Is deze lekkage door AkzoNobel tijdig gemeld bij SodM?
Ja, de lekkage is tijdig gemeld bij SodM.
Hoe oud was de leiding waaruit de lekkage is ontstaan? Als het gaat om een nieuwere leiding, is dit aanleiding om nog meer lekkages te verwachten?
Het betrof een oudere leiding die op de nominatie staat om te worden vervangen binnen het lopende renovatieproject dat is afgesproken met SodM. De leiding is circa 15 jaar oud. Het vervangen en renoveren van het leidingnetwerk zal door AkzoNobel conform haar afspraak met SodM eind 2017 zijn afgerond.
Naar aanleiding van deze en de meest recente lekkages in het horizontale netwerk wordt door AkzoNobel een nieuwe risicobeoordeling uitgevoerd op het bestaande leidingennetwerk. SodM zal de resultaten van deze nieuwe analyse met AkzoNobel bespreken. Als de analyse daartoe aanleiding geeft, dan zal SodM er op toezien dat AkzoNobel, daar waar nodig, en voordat het huidige vervangings- en renovatieprogramma is afgerond, additionele leidingen buiten gebruik stelt of deze vervroegd vervangt.
Hoe beoordeelt u het feit dat er wederom een zeer forse lekkage is opgetreden bij AkzoNobel Twente, terwijl zij reeds onder verscherpt toezicht gesteld is?
Het verscherpt toezicht van SodM is mede ingesteld vanwege de onvoldoende kwaliteit van het leidingnetwerk bij AkzoNobel. SodM heeft AkzoNobel opgedragen om het leidingnetwerk te verbeteren en daartoe een realistisch en ambitieus plan te overleggen. Het daarop door AkzoNobel opgestelde plan is erop gericht om op 1 januari 2018 een leidingnetwerk van afdoende kwaliteit te hebben waarmee lekkages tot het verleden behoren. Dit impliceert dat er tot 1 januari 2018 een netwerk ligt wat hier nog niet aan voldoet. Tot die tijd bestaat er nog een verhoogde kans op lekkages.
Ik ben evenals de toezichthouder van mening dat drie incidenten in een tijdsbestek van enkele dagen niet acceptabel is. SodM heeft daarom AkzoNobel gevraagd om naar aanleiding van deze recente lekkage een nieuwe risicoanalyse uit te voeren. Zie de beantwoording van vraag 10.
Onderzoekt SodM tevens het veiligheidsmanagementsysteem van AkzoNobel en in hoeverre is dit onderdeel van de vergunning? Zo nee, hoe wordt toezicht gehouden op het veiligheidsmanagementsysteem en indien er geen onderzoek naar gedaan wordt, bent u bereid hier onafhankelijk onderzoek naar te doen? Zou u de Kamer kunnen informeren over het veiligheidsmanagementsysteem van AkzoNobel?
Een veiligheidsmanagementsysteem is geen onderdeel van de vergunning van AkzoNobel. Uit wet- en regelgeving vloeit echter wel voort dat AkzoNobel verontreinigingen en schade dient te voorkomen. In het kader daarvan heeft AkzoNobel een veiligheidsmanagementsysteem dat door SodM is gecontroleerd.
SodM heeft recent het management van de integriteit van de putten «Well Integrity Management System» (WIMS) en van de pijpleidingen Pipeline Integrity Management System» (PIMS) in detail onderzocht. Het onderzoek heeft geleid tot enkele aanpassingen van het WIMS zodat deze nu voldoet aan de huidige normen. Het PIMS wordt op dit moment door AkzoNobel aangepast. Het gaat in het bijzonder om verbeteringen op gebied van risico-inventarisatie, inspectiemethoden en versterking van de organisatie. Naar verwachting zal eind 2017 het PIMS in lijn zijn met de richtlijn NEN 3655 «Veiligheidsbeheerssysteem voor buisleidingsystemen gevaarlijke stoffen. SodM heeft aangegeven dat uit inspecties is gebleken dat deze verwachting realistisch is.
Bent u bereid aan SodM te vragen om elke volgende lekkage die AkzoNobel meldt, onmiddellijk publiek te maken en bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
In mijn brief8 van 23 juni 2016 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de lekkage van put 335. Hierbij ben ik afgeweken van de reguliere rapportagecyclus. SodM informeert mij jaarlijks over de door haar geconstateerde overtredingen en daarop ondernomen handhavingsactiviteiten, waarna ik uw Kamer hiervan op de hoogte stel.
Op 5 september 2016 heb ik in mijn brief9 aan uw Kamer aangegeven dat het melden van lekkages aan de SodM en direct betrokkenen een taak is van AkzoNobel. Ik heb aangegeven dat ik het zie als een verantwoordelijkheid van het bedrijf om hierin openheid te betrachten. AkzoNobel is vervolgens verzocht om deze informatie nadrukkelijker en transparanter openbaar te maken op haar website10. Zoals aangegeven in mijn brief11 op 29 juni 2017 publiceert AkzoNobel op haar website lijsten van alle lekkages sinds 1994 uit de transportleidingen en boorputten. AkzoNobel houdt deze lijsten actueel. SodM heeft deze lijsten gecontroleerd en juist bevonden. Gelet op het bovenstaande zie ik geen aanleiding om SodM op dit moment te verzoeken om af te wijken van de bestaande rapportagecyclus.
Kunt u een overzicht geven van alle vergunningen die AkzoNobel heeft voor opsporing, winning en andere activiteiten in Nederland?
Het gevraagde overzicht is in de onderstaande tabel gegeven. Gegevens over mijnbouw in Nederland zijn op de NLOG website12 publiekelijk beschikbaar. Deze website wordt in opdracht van mij door TNO (onderdeel Geologische Dienst Nederland) actueel gehouden.
Titel
Vergunning
Locatie
Einddatum
Adolf van Nassau III
Winningsvergunning
Heiligerlee
1-1-2999
Uitbreiding Adolf van Nassau II
Winningsvergunning
Zuidwending
1-1-2999
Uitbreiding Adolf van Nassau III
Winningsvergunning
Zuidwending
1-1-2999
Twenthe-Rijn
Winningsvergunning
Hengelo
1-1-2999
Uitbreiding Twenthe-Rijn
Winningsvergunning
Enschede
1-1-2999
Twenthe-Rijn Helmerzijde
Winningsvergunning
Enschede
9-12-2048
Twenthe-Rijn Oude Maten
Winningsvergunning
Hengelo / Enschede
12-7-2053
Buurse
Winningsvergunning
Buurse
1-1-2999
Isidorushoeve
Winningsvergunning
Haaksbergen
19-7-2052
Weerselo
Winningsvergunning
Weerselo
1-1-2999
Twenthe-Rijn De Marssteden
Opslagvergunning
Enschede
12-11-2040
Winschoten III
Opslagvergunning
Heiligerlee
13-5-2079
Kunt u aangeven of AkzoNobel voldoet aan alle vergunningsvoorwaarden? Zo nee, aan welke voorwaarden voldoet AkzoNobel niet?
De wet- en regelgeving, waaronder de vergunning, is erop gericht dat AkzoNobel verontreinigingen en schade dient te voorkomen en – daar waar verontreiniging en/of schade optreedt – deze zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. SodM geeft aan dat AkzoNobel op dit moment hieraan voldoet. De twee artikelen die momenteel ter discussie staan en waarom verscherpt toezicht door SodM is ingesteld zijn niet afkomstig uit de vergunning maar uit het Mijnbouwbesluit. Deze artikelen luiden:
Artikel 67, eerste lid: Bij het aanleggen, uitbreiden, wijzigen, gebruiken, testen, repareren en buiten gebruik stellen van een boorgat alsmede het stimuleren van een voorkomen via een boorgat worden maatregelen genomen ter voorkoming van schade.
Artikel 93 eerste lid: Een pijpleiding bestaat uit pijpen die voldoende sterk zijn en op doelmatige wijze met elkaar zijn verbonden. De pijpleiding is tegen corrosie en uitwendige krachten beschermd.
Worden de vergunningen van AkzoNobel opnieuw getoetst in het licht van de opgetreden lekkages? Zo nee, waarom niet?
Het ligt in de rede om bij nieuwe vergunningen van AkzoNobel recente nieuwe inzichten in de vergunning te verwerken. Bij de op handen zijnde Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) revisievergunning zullen deze inzichten daar waar nodig en mogelijk worden vertaald naar vergunningvoorschriften.
Kunt u aangeven hoe lekkages van oude leidingen in de toekomst vermeden gaan worden?
AkzoNobel werkt aan een structurele oplossing voor de regelmatig terugkerende lekkages in de transportleidingen. Daartoe heeft AkzoNobel een project opgezet waarbij ongeveer 30% van het transportleidingennet uit bedrijf wordt genomen. Daarnaast worden delen van het netwerk geïnspecteerd en preventief vervangen. Tegelijkertijd investeert AkzoNobel in technieken om de in gebruik zijnde leidingen beter op betrouwbaarheid te controleren en preventief te kunnen repareren.
Zorgen die er bij het Staatstoezicht op de Mijnen bestaan over de veiligheid bij delfstoffenwinning en geothermie |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel «De Nederlandse ondergrond is op dit moment nog een jungle», waarin de inspecteur-generaal van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) zijn zorgen1 uit over de veiligheid van de verschillende vormen van delfstofwinning die nu plaatsvinden in Nederland?
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de inspecteur-generaal dat hij «de wereld niet langer de indruk wil geven dat we kunnen toetsen wat veilig is» en dat «er nergens een accuraat model is dat de bevingen kan voorspellen»? Wat betekent dit voor het beleid omtrent delfstofwinning?
De uitspraken van de inspecteur-generaal benadrukken nogmaals het feit dat de kennis en modellen van de ondergrond onzekerheden bevatten. Modellen zijn gebaseerd op de best beschikbare kennis, maar door de inherente onzekerheid in de kennis over samenstelling en gedrag van ondergrond, zullen deze modellen steeds op basis van meten en monitoren aangepast en verbeterd moeten worden.
Het optreden van bevingen en de sterkte ervan kan inderdaad op basis van de huidige modellen niet accuraat worden voorspeld. Op basis van de modellen kan in grote lijnen echter wel aangegeven worden met welke bandbreedte qua aantallen en sterkte van bevingen rekening gehouden moet worden. In mijn besluitvorming bij de winning van delfstoffen houd ik expliciet rekening met deze onzekerheid. Ik onderschrijf daarom ook het belang van een adequaat meet- en regelprotocol op basis waarvan, indien nodig, ingegrepen kan worden.
Deelt u de zorgen van de inspecteur-generaal dat de nieuwe, veelal kleine partijen bij de winning van delfstoffen op de Noordzee, mogelijke calamiteiten niet kunnen opvangen omdat een calamiteitenplan ontbreekt of omdat er onvoldoende financiële planning is? Op welke wijze gaat u hier op toezien?
De inspecteur-generaal gaf in het artikel in Het Financieele Dagblad van 21 juli jl. aan dat de lage olie- en gasprijzen druk zetten op de kosten en daarmee mogelijk op het onderhoud van productie-installaties op de Noordzee. Hij merkte daarbij op dat operators in de Noordzee geen cowboy-bedrijven zijn. Wel gaf hij aan dat regels wellicht aangepast moet worden met het zicht op de afbouwfase van gaswinning op de Noordzee met zijn eigen specifieke risico’s.
Ik zie geen aanleiding om te veronderstellen dat nieuwe – veelal kleinere – partijen bij de winning van delfstoffen op de Noordzee op dit moment niet aan de technische en financiële verplichtingen uit hoofde van de Mijnbouwwet zouden kunnen voldoen. In de per 1 januari 2017 gewijzigde Mijnbouwwet is de Europese richtlijn voor veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten geïmplementeerd. Op grond daarvan zijn de voorwaarden voor een veilige opsporing en winning van olie en gas op zee en reactiemechanismen bij zware ongevallen aangescherpt teneinde de risico’s van zware ongevallen bij offshore olie- en gasactiviteiten te verkleinen en de gevolgen hiervan te beperken. Verder worden ter uitvoering van het eind vorig jaar door EBN en de sector gepresenteerde zogeheten «Masterplan Decommissioning and Re-use» de omvang van de ontmantelingsverplichtingen op het Nederlands deel van het continentaal plat en van de daarmee gepaard gaande kosten in kaart gebracht en de ontmanteling en mogelijk hergebruik gecoördineerd en gefaciliteerd. In dat kader ben ik voornemens de desbetreffende regelgeving in de Mijnbouwwet aan te scherpen, onder andere ten aanzien van de financiële nakoming van de opruimverplichtingen.
Hoe is het mogelijk dat er op dit moment volgens het SodM veertien partijen geothermie exploiteren, terwijl geen daarvan een geldig winningsplan heeft? Welke maatregelen gaat u treffen om te voorkomen dat bedrijven zonder de juiste papieren – en dus illegaal – geothermie exploiteren? Hoe zijn de risico’s bij deze geothermieprojecten in kaart gebracht bij deze projecten als geldige winningsplannen ontbreken? Hoe gaat u optreden tegen bedrijven die geothermie exploiteren zonder geldig winningsplan?
De huidige wetgeving sluit niet goed aan bij de praktijk van geothermie. Daarom wordt er nu gewerkt aan een meer specifieke en passende regelgeving binnen de Mijnbouwwet voor geothermie, die voor het eind van 2017 gereed zal zijn voor consultatie met de sector. SodM geeft in zijn «Staat van de sector» aan dat door het ontbreken van goedgekeurde winningsplannen, en de daarbij behorende voorwaarden, onvoldoende handvatten te hebben voor toezicht en handhaving. SodM vraagt daarom om een tijdelijk beleidskader als basis voor het SodM-toezicht op geothermie.
Begin 2017 ben ik gestart met het ontwikkelen van specifieke eisen waaraan de winningsplannen voor geothermie moeten voldoen, zodat die gebruikt kunnen worden totdat de aanpassingen van de Mijnbouwwet voor geothermie gereed zijn. Het ontwikkelde format wordt momenteel getoetst aan de praktijk en zal daarna worden voorgelegd aan SodM. Indien SodM in de tussentijd constateert dat er zich wel een onveilige situatie voordoet, zal SodM ingrijpen en de opsporing of winning stilleggen.
Deelt u de mening van de inspecteur-generaal dat er heldere regels moeten komen die beter aansluiten bij de risico’s en dat er vanwege de vele boringen naar aardgas, aardwarmte, zout en water er duidelijkere afspraken nodig zijn over waar mijnbouw plaats vindt en waar niet? Zo ja, op welke wijze gaat u hier vorm aan geven? Zo nee, waarom niet?
De wijzigingen van de Mijnbouwwet, die op 1 januari 2017 zijn doorgevoerd, hebben onder andere als doel een binnen de vergunningverlening een beter afwegingskader te bieden voor de risico’s van mijnbouw voor mens, natuur en milieu. Ook ben ik zoals ik in het antwoord op vraag 4 heb aangegeven, bezig om meer specifiek voor geothermie de wetgeving aan te passen.
Daarnaast heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu samen met mij onlangs de Ontwerp Structuurvisie Ondergrond (Strong) opgesteld (Kamerstuk 33 136 nr. 14), waarin specifiek naar de ruimtelijke ordening van de ondergrond gekeken wordt. Hierbij is gekeken naar de vraag of het nodig is specifieke gebieden uit te sluiten voor specifieke toepassingen. Ik zal kijken of dit aspect aanscherping behoeft in lijn met de door SodM geuite zorgen. Op het ogenblik worden de ingediende zienswijzen op de ontwerpstructuurvisie ondergrond bekeken en in dat kader zal ook worden bezien of de structuurvisie nog nadere aanpassingen behoeft naar aanleiding van de zorgen die er bij het SodM bestaan over de veiligheid bij delfstoffenwinning en geothermie.
De rechterlijke uitspraak waarin staat dat het Openbaar Ministerie strafrechtelijk onderzoek moet doen naar de aardbevingsschade die is veroorzaakt door de gaswinning van de NAM |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt geoordeeld dat het Openbaar Ministerie strafrechtelijk onderzoek moet doen naar de aardbevingsschade die is veroorzaakt door de gaswinning van de NAM?1
Ja.
Deelt u de mening dat het essentieel is voor het rechtsgevoel van Groningers, voor een degelijke rechtsstaat en ook voor de rechtszekerheid voor bedrijven dat deze zaak uiterst grondig en zorgvuldig voorbereid wordt?
Ja.
Herinnert u zich uw reactie op de uitspraak van de rechter op 1 maart 2017 in de zaak Dijk cs. over aansprakelijkheid voor materiële en immateriële schade door de NAM en de Staat, waarin u zegt niet in hoger beroep te gaan en dat de Staat een bepaalde periode onrechtmatig gehandeld heeft door de gaswinning door te laten gaan?
Ik heb in mijn brief van 19 april 2017 (Kamerstuk 33 529, nr. 333) aangegeven dat de Staat voldoende grond ziet om in hogere instantie op te komen tegen de uitspraak van 1 maart 2017 dat de Staat onrechtmatig gehandeld zou hebben. Naar mijn oordeel kan de door mij in de brief geschetste aanpak redelijkerwijs niet tot de conclusie leiden dat de Staat onrechtmatig gehandeld heeft. Omdat zaken zoals Dijk c.s. en Hommes c.s. – over gevoelens van onveiligheid en teleurstelling in de Staat en NAM – in de praktijk alleen maar verliezers kennen en omdat gerechtelijke procedures wat mij betreft niet de manier zijn om deze problematiek in Groningen op te lossen, heb ik echter besloten om af te zien van het zelf instellen van hoger beroep tegen dit vonnis.
Deelt u de mening dat het Landelijk Parket moet worden aangewezen om de zaak in behandeling te nemen, aangezien het meer afstand tot individuele, plaatselijke en Haagse belangen heeft alsook meer capaciteit? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid in goed overleg te realiseren dat niet het Arrondissementsparket Noord-Nederland, maar juist het Landelijk Parket deze zaak in behandeling neemt? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid zo nodig de aanwijzingsbevoegdheid ex artikel 127 van de Wet op de rechterlijke organisatie te gebruiken om het Landelijke Parket een aanwijzing te geven om het door het hof opgelegde onderzoek uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid geen verdere acties te ondernemen die een verdere vertraging zouden kunnen veroorzaken van de zitting van de Raad van State over het gasbesluit van september 2016, die gepland is op 13 juli 2017?
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft onlangs de zittingsdatum voor de behandeling van het instemmingsbesluit van 30 september 2016 inzake het winningsplan voor het gasveld Groningen verzet van 22 mei naar 13 juli 2017. De aanleiding hiervoor was mijn voornemen om het voornoemde instemmingsbesluit te wijzigen. Door het verzetten van de zittingsdatum heeft de Afdeling voorkomen dat er twee maal een gerechtelijke procedure doorlopen zou moeten worden: eenmaal voor het instemmingsbesluit en eenmaal voor het wijzigingsbesluit. Ik ben niet van plan om vóór de nieuwe zittingsdatum het instemmingsbesluit nogmaals te wijzigen.
Lekkages bij AKZO-Nobel in Twente |
|
Stientje van Veldhoven (D66), Agnes Mulder (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA), Liesbeth van Tongeren (GL), Pieter Omtzigt (CDA), Carla Dik-Faber (CU) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Weer lekke boring AkzoNobel»?1
Ja.
Kunt u een lijst geven van alle lekkages die AkzoNobel de afgelopen twee jaar gemeld heeft bij het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)? Kunt u per lekkage aangeven wat het betrof, welke hoeveelheid van welke stof is vrijgekomen en hoeveel tijd er zat tussen het begin van de lekkage en de melding bij SodM?
Op 5 juli 2016 heb ik uw Kamer per brief2 geïnformeerd over de tijdlijn betreffende de melding van de lekkage van boorput 335, het onderzoek naar deze lekkage en over het door SodM ingestelde integriteitsonderzoek naar alle 551 boorputten van AkzoNobel.
SodM heeft AkzoNobel gevraagd om lijsten op te stellen waarin alle lekkages uit de transportleidingen en boringen vanaf 1994 zijn weergegeven. AkzoNobel heeft deze lijsten gepubliceerd op haar website3 en houdt de lijsten ook actueel.
In de lijsten heeft men voor iedere lekkage, tot dusver bekend, de datum van de lekkage, de gelekte vloeistoffen en de gelekte hoeveelheden opgenomen. Ook zijn de recentelijk onderzochte boorputten opgenomen waarvan is gebleken dat deze niet lek zijn. De lijsten zijn door SodM gecontroleerd en juist bevonden.
Kunt u aangeven welke mogelijke gevolgen deze lekkages hebben op de omgeving en de waterkwaliteit?
SodM heeft bij AkzoNobel aangedrongen op gepaste urgentie bij het onderzoek en de sanering van lekkages en mogelijke verontreinigingen in Twente. Men heeft daarbij aangegeven dat de veiligheid van het personeel van AkzoNobel, omwonenden en milieu niet in het geding mag zijn. In de omgeving van elke put die gelekt heeft, wordt een bodemonderzoek uitgevoerd. Als daarbij een verontreiniging wordt geconstateerd zal AkzoNobel naar gelang de aard en omvang van de verontreiniging een bodemsanering moeten uitvoeren. Uit de tot nu toe uitgevoerde bodemonderzoeken is gebleken dat de bodemverontreinigingen beperkt zijn tot circa 20 meter uit de put. Op dit moment lijken de mogelijke gevolgen dan ook beperkt te zijn tot de onmiddellijke nabijheid van de lekke putten. In mijn brieven4 5 aan uw Kamer van 5 juli en 13 september 2016 ben ik nader ingegaan op de gevolgen voor de omgeving en de wijze waarop de verontreinigingen worden gesaneerd.
Wat zijn de consequenties van deze recente, en zoveelste lekkage nu AkzoNobel al onder verscherpt toezicht van SodM staat?
In mijn brief6 van 27 januari 2017 heb ik uw Kamer nader geïnformeerd over dit onderzoek naar de boorputten van AkzoNobel. Op dit moment beschikt AkzoNobel over 551 boorputten, zijnde 87 actieve putten, 322 inactieve putten en 142 verlaten putten. Uit het onderzoek is gebleken dat 35 inactieve putten een verhoogde kans op lekkage. Inmiddels zijn er 17 van deze inactieve putten met een druktest beproefd. Hiervan bleken er 12 lek te zijn. Voor het einde van 2017 zullen alle inactieve putten met een verhoogd risico op lekkage worden onderzocht. Het is niet ondenkbaar dat ook daar nog lekkende inactieve putten bij zullen zitten. Het is niet uitgesloten dat naar aanleiding van de resultaten van de testen het onderzoeksprogramma nog zal veranderen.
De onlangs geconstateerde lekkage in de inactieve boorput 329 is ontdekt tijdens het integriteitsonderzoek dat AkzoNobel in het kader van het verscherpt toezicht uitvoert en is onderdeel van het met SodM afgesproken onderzoeksprogramma. Het lek in put 329 geeft SodM geen aanleiding om voortijdig het onderzoeksprogramma aan te passen of het verscherpt toezicht te wijzigen.
Welke acties heeft SodM ondernomen sinds AkzoNobel onder verscherpt toezicht staat? Welke acties kan SodM nog verder ondernemen?
Het verscherpte toezicht houdt onder meer in dat een speciaal team van inspecteurs onder dagelijkse leiding van de Inspecteur-generaal der Mijnen er op toeziet dat AkzoNobel haar verantwoordelijkheid neemt. Dit regime blijft van kracht tot AkzoNobel heeft aangetoond dat de integriteit van alle putten en transportleidingen geborgd is binnen de kaders van wet- en regelgeving en op een manier die veilig is voor mens en milieu. SodM heeft bij AkzoNobel aangedrongen op gepaste urgentie bij onderzoek en sanering van lekkages en mogelijke verontreinigingen in Twente, en daarbij aangetekend dat de veiligheid van het personeel van AkzoNobel, omwonenden en milieu niet in het geding mag zijn. AkzoNobel heeft inmiddels stappen in de goede richting gezet en ligt op schema om het onderzoek betreffende de 35 geselecteerde boorputten voor 1 januari 2018 af te ronden.
Kunt u aangeven wat de uitkomsten zijn van de twee toezichtprojecten gericht op de zoutindustrie (zie Kamerstuk 32 849, nr. 84)? Wanneer worden deze bekend gemaakt?
Naar aanleiding van de incidenten bij AkzoNobel en vragen uit de samenleving, heeft SodM besloten twee toezichtprojecten uit te voeren die betrekking hebben op de zoutindustrie en op ondergrondse cavernes. Hierbij zullen op een geïntegreerde manier zowel geologische als technisch operationele aspecten onderzocht worden. De beide projecten zijn gestart en SodM verwacht in 2018 haar bevindingen en aanbevelingen te publiceren.
Welke resultaten heeft het inspectieproject van SodM «integriteit bestaande putten» opgeleverd (zie Kamerstuk 33 136, nr. 15, antwoord op vraag2? Is bij dit inspectieproject ook onderzoek gedaan naar putten die niet in gebruik zijn?
In de periode oktober 2016 tot en met april 2017 heeft SodM uitvoering gegeven aan het inspectieproject met als thema «Integriteit Bestaande Putten». In dit inspectieproject zijn alle elf mijnondernemingen die zich bezig houden met de opsporing en winning van olie en gas geïnspecteerd op veiligheid van kritische onderdelen en beheersaspecten van bestaande in gebruik zijnde putten. De focus was hierbij op:
De hoofdbevinding die SodM heeft opgetekend uit het inspectieproject is dat er geen putten zijn aangetroffen waaruit gas, olie of zout water naar de bodem lekt. Wel bleek dat drie van de elf mijnondernemingen onvoldoende voorzien in een Well Integrity Management System (WIMS). Ook bleek dat de meeste mijnondernemingen de criteria voor het melden en insluiten van een put niet altijd goed hebben vastgelegd in WIMS en voert men geen audits uit op dit WIMS. De desbetreffende mijnondernemingen zijn hierop aangesproken en hebben inmiddels verbeteringen doorgevoerd door het WIMS in lijn te brengen met de recentelijk ingevoerde internationale norm ISO/TS 16530–2 betreffende putintegriteit.
SodM is in april 2017 gestart met de uitvoering van het project om de algehele staat van de integriteit van alle in gebruik zijnde putten op land te duiden. «In gebruik» impliceert de mijnbouw-wettelijke status van een put die niet in aanleg is en ook niet buiten gebruik gesteld is. Alle andere statussen van een put, zoals inactief, ingesloten, gesuspendeerd, deels buiten gebruik gesteld, etc., vallen wel onder deze status van «in gebruik». SodM verwacht eind 2017 de eerste conclusies te kunnen trekken en zal dan ook aanbevelingen doen.
Vindt u het ook niet verontrustend dat er zoveel lekkages zijn bij niet in gebruik zijnde putten? Gaat u extra onderzoek laten doen naar de integriteit van oudere putten?
De lekkages van de putten zijn inderdaad verontrustend. Met name vind ik het verontrustend dat deze lekkages zo lang onopgemerkt zijn gebleven. De lekken in put 335 waren er al direct bij de aanleg van de put in 1987 en zijn pas in 2016 aan het licht gekomen. Voor SodM was dat dan ook een belangrijke reden voor het instellen van het verscherpt toezicht. SodM heeft sindsdien ook nog diverse projecten geïnitieerd (zie antwoorden op vragen 6 en 7). Tevens besteedt SodM extra aandacht aan de integriteit van bijvoorbeeld geothermieputten omdat deze een vergelijkbare configuratie hebben als de in bedrijf zijnde zoutwinningsputten.
In hoeverre kan het SodM toezicht houden op putten nadat deze niet meer in gebruik zijn?
De Mijnbouwwet maakt geen onderscheid tussen putten die in gebruik zijn en putten die niet in gebruik zijn. De inactieve putten van AkzoNobel moeten dan ook aan alle regels van de Mijnbouwwet voldoen totdat de put verlaten is.
Verlaten putten (de Mijnbouwwet spreekt over «buiten gebruik gestelde putten») vallen in principe niet meer onder de Mijnbouwwet zodra deze conform de Mijnbouwwet buiten gebruik zijn gesteld. Wel is de mijnonderneming nog op basis van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk voor buiten gebruik gestelde putten en ontstaat een bijzondere situatie als achteraf blijkt dat de put niet conform de Mijnbouwwet buiten gebruik is gesteld.
Kunt u voor elk van de lekkages die opgetreden zijn aangeven of AkzoNobel altijd verantwoordelijk en aansprakelijk blijft voor door lekkages veroorzaakte schade? Indien de aansprakelijkheid van AkzoNobel op een zeker moment vervalt, kunt u dan aangeven wanneer dat gebeurt en om welke reden?
Ingevolge artikel 6:175 van het Burgerlijk Wetboek (BW) rust de aansprakelijkheid bij degene die bij de aanvang van de tot verontreiniging leidende gebeurtenis als aansprakelijke persoon werd aangewezen. Indien na de lekkage een ander exploitant wordt van het mijnbouwwerk, blijft de aansprakelijkheid voor deze schade rusten op degene die ten tijde van de lekkage aansprakelijk was.
Volgens artikel 3:310 BW tweede lid, geldt voor verontreiniging van de bodem door een gebeurtenis zoals bedoeld in artikel 6:175 (BW), een verlengde termijn van 30 jaar. Bestaat de gebeurtenis uit een voortdurend feit, dan begint de termijn van dertig jaren te lopen nadat dit feit is opgehouden te bestaan. Bestaat de gebeurtenis uit een opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak, dan begint deze termijn te lopen na dit laatste feit.
Indien AkzoNobel ooit wordt overgenomen, is er dan enige mogelijkheid dat de overnemende partij niet alle aansprakelijkheid voor kosten van bestaande en toekomstige lekkages overneemt van AkzoNobel?
Zie antwoord vraag 10.
Het bericht ‘Netherlands to get first US LNG cargot’ |
|
Sandra Beckerman , Frank Wassenberg (PvdD), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Netherlands to get first US LNG cargo», waarin staat dat rond 7 juni een scheepslading schaliegas de Rotterdamse haven komt binnenvaren?1
Ja.
Is deze schaliegas bedoeld voor de Nederlandse markt? Wat is de exacte bestemming voor dit schaliegas?
Het is aan de, mij niet bekende, marktpartij die het gas importeert om in eerste instantie de bestemming van het gas te bepalen, waarna het vervolgens weer kan worden doorverkocht.
Het is daarbij niet te zeggen of het gas bestemd is voor de Nederlandse markt want via het Nederlandse gastransportnet kan het ook naar de ons omringende landen worden getransporteerd. Ook is het mogelijk dat het gas wordt overgeslagen op een andere (veelal kleinere) tanker om bijvoorbeeld te worden vervoerd naar landen aan de Oostzee.
Overigens is het niet 100% zeker dat het om schaliegas gaat, alhoewel de kans daarop groot is omdat deze methode van winning veelvuldig wordt gebruikt in de VS. Ook meer conventionele technieken worden daar echter toegepast. Aan het gas zelf is niet te «zien» of het om schaliegas gaat. Er is geen verschil tussen conventioneel gewonnen aardgas en aardgas dat uit schalies wordt gewonnen met specifieke technieken als fracking. De term schaliegas zegt (dus) alleen iets over de aard van het gesteente waaruit het aardgas wordt gewonnen.
Bent u het ermee eens dat, aangezien de winning van schaliegas in de Verenigde Staten gepaard gaat met grote nadelen (zoals vervuiling van de bodem en drinkwater, het risico op aardbevingen en het lekken van methaangas), het onwenselijk is dat er schaliegas wordt gewonnen in de Verenigde Staten?
Alhoewel ik bekend ben met de nadelen die verbonden kunnen zijn aan de technieken die worden gehanteerd bij het winnen van gas uit schalies indien deze onjuist of onzorgvuldig worden toegepast en de zorgen daaromtrent ook deel, is het niet aan mij om te bepalen hoe de Verenigde Staten met zijn bodemschatten moet omgaan of om daar een oordeel over te hebben. Landen zijn daarin soeverein. Dit geldt bijvoorbeeld ook in de Europese Unie waar in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie expliciet is vastgelegd dat iedere lidstaat het recht heeft de voorwaarden voor de exploitatie van zijn energiebronnen te bepalen (artikel 194, lid 2).
Bent u het ermee eens dat het dan ook onwenselijk is dat er schaliegas uit de Verenigde Staten wordt getransporteerd naar Rotterdam?
Dat er meer gas (in de vorm van LNG) uit de Verenigde Staten naar Europa komt, heeft meerdere oorzaken. De eerste LNG exportterminals in de Verenigde Staten komen nu in bedrijf, de bestaande beperkingen op export vanuit de Verenigde Staten zijn en worden opgeheven, de aardgasproductie in de Verenigde Staten stijgt en de Europese vraag naar geïmporteerd gas neemt toe nu de eigen productie afneemt.
Dat er gas vanuit de Verenigde Staten naar Nederland komt, was dan ook te verwachten. Als gevolg van de sterk afgenomen winning uit het Groningenveld dient er meer gas te worden geïmporteerd om te voorzien in de vraag. Dit gas kan via pijpleidingen worden geïmporteerd vanuit landen als Noorwegen en Rusland of in de vorm van LNG uit bijvoorbeeld Qatar of de Verenigde Staten. Weliswaar gaat het daarbij om hoogcalorisch gas terwijl het bij het Groningenveld om laagcalorisch gas gaat, maar er is meer hoogcalorisch gas nodig als gevolg van de veel hogere inzet van de stikstofinstallaties terwijl de resterende vraag naar hoogcalorisch gas ongewijzigd blijft.
Verder staat het marktpartijen in Nederland vrij om gas in te kopen waar en bij wie zij willen. Dit volgt uit de spelregels die gelden op de interne markt en voor het vrije verkeer van goederen. Daarbij zie ik geen reden noch mogelijkheid om een blokkade op te werpen ten aanzien van gas uit de Verenigde Staten of ten aanzien van schaliegas. Ten eerste is zo’n blokkade niet te handhaven want het valt niet vast te stellen uit welk type gesteente en op welke wijze gas dat zich in een transportsysteem bevindt is gewonnen. Dat geldt in veel gevallen ook voor gas dat zich aan boord van een LNG-tanker bevindt. Ten tweede zou zo’n blokkade niet alleen in strijd zijn met de Europese wet- en regelgeving, maar kan dit ook conflicteren met de Europese ambitie om als onderdeel van de Energie Unie te streven naar een grotere diversificatie in de gasvoorziening. Dit onder meer om de afhankelijkheid van Russisch gas te verminderen. Uit de Verenigde Staten afkomstig gas wordt daarbij een belangrijke rol toegedacht. Ten derde zou zo’n blokkade tot gevolg hebben dat een deel van de markt voor gas wordt afgesloten voor Nederlandse marktpartijen. Dit leidt tot een nadeel ten opzichte van concurrenten voor wie een dergelijke blokkade niet geldt.
Wat zijn de mogelijkheden voor Nederland om dit schaliegas tegen te houden?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om alles eraan te doen om dit transport tegen te houden?
Zie antwoord vraag 4.
De stelling dat de aardbevingsproblematiek is opgeblazen tot bureaucratisch monstrum |
|
Sandra Beckerman |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Wat is uw mening over de stelling: «de aardbevingsproblematiek is opgeblazen tot een bureaucratisch monstrum met tal van controlemechanismen, omdat er angst is dat mensen misschien teveel uitgekeerd krijgen»?1
In het aangehaalde artikel wordt ingegaan op de waarderegeling. Dit is een regeling van NAM. Op dit moment loopt nog een rechtszaak tussen de stichting Waardevermindering door Aardbevingen Groningen (WAG) en NAM over de compensatie van waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied in Groningen. De rechtbank Assen heeft op 2 september 2015 uitspraak gedaan. NAM is hiertegen in hoger beroep gegaan. Het gerechtshof heeft nog geen uitspraak gedaan. Aangezien de zaak nog onder de rechter is, kan ik hierover geen inhoudelijke uitspraken doen.
Op welke wijze is binnen de driedeskundigenprocedure de waardedaling ten gevolge van aardbevingen vastgelegd? Welke rekenmethode wordt hiervoor gebruikt en op welke wijze is dit voor gedupeerden helder en duidelijk terug te vinden in opgestelde rapporten?
NAM laat weten dat de uitkomsten van de waarderegeling in lijn zijn met gebiedsbrede onderzoeken naar ontwikkeling van de woningmarkt, zoals onder andere uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). 93% van de aanvragers stemt in met het eerste aanbod binnen de waarderegeling. Bij het uitblijven van overeenstemming kan een deskundigenprocedure worden gestart, waarbij de aanvrager en NAM ieder een deskundige aanwijzen en beide deskundigen samen een onafhankelijke voorzitter. De deskundigencommissie organiseert een hoorzitting en een woningopname. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld te reageren op het conceptrapport van de commissie. Een exacte rekenmethode voor de bepaling van de woningwaarde is niet voorgeschreven, deze wordt bepaald door de deskundigencommissie en vermeld in het eindrapport. Berekening van de waardedaling als gevolg van aardbevingen vindt plaats door vergelijking van de prijsontwikkeling met referentiegebieden.
Kunt u exact aangeven welke externe factoren, naast krimp en aardbevingsschade, worden opgevoerd in de rapporten van de zogenaamde driedeskundigenprocedure?
NAM geeft aan dat deskundigencommissies naast de factoren krimp en aardbevingsschade alle van belang zijnde aspecten voor de prijsontwikkeling van de woning alsook de locatie in ogenschouw nemen. Het gaat dan om bouwjaar, type woning, staat van onderhoud en overige woningkenmerken en daarnaast de aanwezigheid van voorzieningen, werkgelegenheid en andere locatiekenmerken.
Hoe is naar uw mening te verklaren dat de gemiddelde waardedaling als gevolg van bevingen in Noord-Groningen door hoogleraren van de Rijksuniversiteit Groningen conservatief wordt geschat op bedragen tussen de 15.000 en 20.000 euro, terwijl bewoners vrijwel nooit dit bedrag aan gedeclareerde schade uitgekeerd krijgen bij verkoop – en dus waardeverlies – van hun woning?
Diverse instituten (Ortec, CBS, Atlas voor Gemeenten en de VU) hebben onderzoeken verricht naar de woningmarkt en prijsontwikkeling in Groningen en het effect van aardbevingen veroorzaakt door gaswinning. De Nationaal Coördinator Groningen heeft een critical review georganiseerd over dit onderwerp, met medewerking van diverse onderzoekers, onder meer van de Rijksuniversiteit Groningen. De uitkomst van deze critical review was dat wetenschappers gezamenlijk concluderen dat de waardedaling in het aardbevingsgebied gemiddeld tussen de 2 en 5 procent ligt. NAM geeft aan dat de uitkomsten van de waarderegeling hierop aansluiten.
In mei van dit jaar heb ik uw Kamer het CBS-rapport woningmarktontwikkeling rondom het Groningenveld toegestuurd (Kamerstuk 33 529, nr. 351). Hierin geeft het CBS aan dat de prijsontwikkeling van verkochte woningen in gebieden met een hoge en gemiddelde schade-intensiteit in Groningen ten opzichte van referentiegebieden gemiddeld 2% lager ligt. In het gebied met een lage schade-intensiteit in Groningen ligt dit gemiddeld 2% hoger dan het referentiegebied.
Uit zowel de critical review als de afzonderlijke onderzoeken blijkt verder dat in individuele gevallen de verschillen tussen vraag- en verkoopprijs uiteen kunnen lopen. Hierop kunnen verschillende factoren van invloed zijn zoals woningkenmerken, locatiekenmerken en de vraag op de markt op dat moment.
Wat is naar uw mening de oorzaak dat een – in het bericht genoemde – jonge vrijstaande levensloopbestendige woning in een aantrekkelijke nieuwbouwwijk in het centrum van Uithuizen, met een vergoeding via de driedeskundigenprocedure, verkocht is voor een bedrag dat 75.000 euro lager lag dan de vraagprijs van 235.000 euro?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke waarde worden dorpen, gelegen in de regio Eemsdelta, binnen de driedeskundigenprocedure gewaardeerd? Op welke wijze zijn hierbij de groeicijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over 2016 verwerkt?
NAM geeft aan dat de waardering verschilt per woning. Bepaling of er sprake is van waardedaling vindt in de regel plaats door de prijsontwikkeling over de periode 2012 tot en met het verkoopmoment te vergelijken met de prijsontwikkeling in soortgelijke gebieden zonder bevingsrisico’s. Uitkomsten van gebiedsbrede onderzoeken, zoals dat van het CBS, worden eveneens als informatiebron benut.
Wat is uw mening over de stelling dat de woningmarkt in de provincie Groningen meer gebaat is bij een goede opkoopregeling voor mensen die echt omhoog zitten, in plaats van geld steken in adviesuren van deskundigen en oeverloze discussies via driedeskundigenprocedures?
De waarderegeling is een regeling van NAM gericht op woningen die verkocht zijn. Het is de enige regeling die compensatie biedt voor een lagere verkoopprijs als gevolg van de aardbevingsrisico’s. Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op vraag 1 is de regeling onderwerp van een gerechtelijke procedure. Ik kan hier derhalve niet inhoudelijk op ingaan.
Wat betreft de opkoopregeling wijs ik u op de evaluatie van de pilot Koopinstrument door onderzoeksinstituut OTB onder leiding van professor Boelhouwer, die ik uw Kamer op 19 mei 2017 heb doen toekomen (Kamerstuk 33 529, nr. 350). Professor Boelhouwer adviseert in zijn evaluatie een vervolg te geven aan de pilot Koopinstrument gericht op knelpunten en deze geleidelijk uit te breiden. Het standpunt van professor Boelhouwer is dat door deze regeling aan te kondigen voor een aantal jaar iedereen die aan de voorwaarden voldoet op den duur in aanmerking komt voor opkoop, wat rust en vertrouwen op de woningmarkt teweeg zal brengen. De Nationaal Coördinator Groningen heeft naar aanleiding van deze evaluatie laten weten een vervolg te willen gegeven aan de pilot Koopinstrument, in lijn met het voorstel van professor Boelhouwer. De Nationaal Coördinator Groningen zal de invulling van dit voorstel en uitwerking bespreken met NAM en de maatschappelijke en bestuurlijke stuurgroepen.
Het is voor de bewoners in Groningen goed dat er op dit moment een regeling is voor waardedaling bij verkoop en dat er ook gekeken wordt naar een structurele invulling voor een opkoopregeling.
Het voornemen last onder dwangsom gaswinning onder de Waddenzee |
|
Sandra Beckerman |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Wat is de reden dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) op 21 december 2015 namens u het handhavingsonderzoek van de Waddenvereniging heeft afgewezen?1
Wat was destijds de onderbouwing om te stellen dat «de NAM weliswaar in overtreding is, maar dat er vooralsnog in voldoende mate opgetreden wordt om uitvoering te geven aan de «nadere studie»-voorwaarde om daarmee de overtreding te beëindigen»?2
Kunt u toelichten waarop uw mening over «de voldoende mate van optreden van de NAM» is gestoeld? Staat u hier nog steeds achter en kunt u een toelichting geven?
Kan de Kamer de informatiewisseling die ten grondslag heeft gelegen aan de afwijzing van het handhavingsonderzoek van de Waddenvereniging ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik voeg hiertoe de brief van SodM aan NAM van 11 november 2015 en het verslag van de workshop Long Term Subsidence fase II van 7 en 8 december 2015 (voor zover relevant) toe als bijlagen bij deze brief3.
Was bij u bekend dat aan de rapporten die op 30 juni 2015 door het SodM zijn ontvangen, geen integrale toetsing van de aannemelijke verklaringen voor de tijdsafhankelijke effecten aan de historische productie en bodemdalingsdate was toegevoegd? Was bij u bekend dat de inspecteur-generaal der mijnen (IGM) op 1 november 2015 heeft aangegeven dat de studie «niet ten genoegen was uitgevoerd»? Is het naar uw mening verstandig geweest om ondanks het ontbreken van dergelijke relevante stukken het handhandhavingsverzoek op 21 december 2015 af te wijzen? Bent u van mening dat het algemeen belang gediend is geweest bij het afzien van handhavend optreden? Kunt u toelichten wat naar uw mening de «winst» van dergelijk handelen was?
Conform het hiervoor genoemde door mij verleende mandaat heeft SodM op 11 november 2015 de brief aan NAM verstuurd. In deze brief werd aangegeven dat de studie nader aangevuld moest worden. Ook stelde de IGM in deze brief voorwaarden aan de timing en inhoud van het nog aan te leveren onderzoek.
De afwijzing van het handhavingsverzoek is in een besluit vastgelegd, waar bezwaar en beroep tegen openstond. Het bezwaar van de Waddenvereniging is bij besluit van 7 juli 2016 afgewezen. Hiertegen is geen beroep aangetekend. Ik zie dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de correctheid van dit besluit en sta achter de gevolgde wijze van handelen. Bestuurlijke handhaving is pas mogelijk als de overtreder een redelijke mogelijkheid heeft gehad de overtreding vrijwillig te beëindigen. NAM heeft met het oog daarop een termijn gehad tot 1 februari 2017 om de studie af te ronden.
Hoe kwalificeert u het feit dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) op 31 januari 2017 – een dag voor de gestelde deadline – de resultaten van de Long Term Subsidence Study part two (LTS-II) stuurt, die blijkbaar op 17 maart 2017 wederom aanvulling behoefde? Hoe kwalificeert u het feit dat ondanks de gegeven tijd, de aangeleverde stukken nog steeds als kwalitatief onvoldoende worden beschouwd om de effecten van de gaswinning onder de Waddenzee bij Ameland te beoordelen?3
Bent u bereid om de NAM maandelijks te (laten) bevragen over de voortgang van het oplossen van de technische onvolkomenheden? Bent u daarnaast bereid om actief na te gaan welk programma of welke tool geschikter is om de bodemdalingskom te berekenen dan het programma Aesubs en deze zoektocht met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid nadrukkelijk te communiceren dat de studie op 31 oktober 2017 volledig en compleet zal moeten worden aangeleverd, waarbij het later nazenden van (deel-)rapporten niet wordt geaccepteerd? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat de NAM tot februari 2017 werkelijk alle ruimte heeft gekregen een deugend rapport te leveren en dat het SodM herhaaldelijk en op tijd heeft aangegeven waar onderzoeksvragen lagen die beantwoord dienden te worden?
Ziet u mogelijkheden om de boringen op de Wadden tot 1 november 2017 geheel stil te leggen? Zo niet, bent u dan bereid vanwege het uitblijven van bruikbare onderzoeken het «hand aan de kraan»-principe gestand te doen en de NAM op te dragen hun winning in de Waddenzee in ieder geval tot 1 november 2017 significant terug te brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in mijn brief van 20 juni 2017 (Kamerstuk 29 684, nr. 145) aan uw Kamer heb aangegeven, toetst de Auditcommissie gaswinning Waddenzee elk jaar op basis van de meet- en monitoringsrapportages van NAM of de bestaande gaswinning vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen in het betreffende meet- en monitoringsjaar is gebleven binnen de toegestane grenzen van het instemmingsbesluit en van de vergunning op grond van de wet Natuurbescherming en adviseert mij hierover.
Ter uitvoering van de motie Van Veldhoven en Jan Vos inzake de gaswinning onder de Waddenzee (Kamerstuk 31 239, nr. 240) heb ik uw Kamer bij brief van 1 februari 2017 (Kamerstuk 29 684, nr. 144) nader geïnformeerd over de adviezen van de Auditcommissie over de jaren 2014 en 2015. In deze brief heb ik aangegeven dat, indien de meet- en monitoringsresultaten en het advies van de Auditcommissie aangeven dat een (dreigende) overschrijding van het meegroeivermogen aan de orde is, ik de gaswinning in het betreffende gebied geheel of gedeeltelijk zal stilleggen («Hand aan de Kraan»). Het gevolg daarvan is dat de bodemdalingssnelheid door de gaswinning dan zal afnemen, waardoor aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee wordt voorkomen. Een (dreigende) overschrijding van het meegroeivermogen is echter vanaf 2007 tot nu nog niet aan de orde geweest.
Gezien de door SodM geconstateerde tekortkomingen in de LTS-II studie zijn de uitkomsten van deze studie vooralsnog niet te gebruiken voor de beoordeling van de effecten van de gaswinning op de bodemdaling onder de Waddenzee. Ik heb de Auditcommissie gaswinning Waddenzee geïnformeerd over deze ontwikkeling, zodat zij deze informatie kan betrekken bij haar advisering.
Bent u bereid een second opinion en/of een echt onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de gevolgen van de winningen op de Wadden?
SodM is de onafhankelijke toezichthouder op dit gebied. In de evaluatie van de studie zal SodM, indien nodig, dit verder laten verifiëren door andere partijen met relevante expertise.
Kunt u aangeven op welke wijze uitvoering gegeven wordt aan een van de hoofdaanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) om een totaal onafhankelijk onderzoeksprogramma op te stellen en op welke wijze de diverse moties en amendementen ingediend op dit punt en aangenomen door de Kamer zijn of worden afgedaan?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de kabinetsreactie op de evaluatie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid inzake de aardbevingsrisico’s Groningen. Ik verwacht deze kabinetsreactie omstreeks 1 juli 2017 aan uw Kamer te kunnen toesturen.
Het bericht dat Groningen nog 400 zwaardere aardbevingen te wachten staat |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Groningen krijgt nog 400 zwaardere aardbevingen»?1
Ja.
Is de inschatting van emeritus hoogleraar Hagoort accuraat? Acht u dit een redelijke inschatting van wat Groningen nog te wachten staat? Zo ja, op welke termijn is dit voorzien?
Ik heb TNO-AGE gevraagd het rapport van de heer Hagoort te bekijken. TNO geeft aan dat de door de heer Hagoort voorgestelde methode voor het voorspellen van aantallen en zwaarte van aardbevingen in Groningen in feite een sterk vereenvoudigde versie is van de methode, die in de huidige «hazard and risk assessment» door NAM wordt gebruikt. De door de heer Hagoort berekende waarden voor zowel het aantal als sterkte van de bevingen vallen binnen het spectrum van uitkomsten, zoals NAM die berekent.
Het bericht spreekt van «400 zwaardere aardbevingen». Deze aanduiding wordt niet in het artikel van de heer Hagoort gebruikt. De voorspelling van de heer Hagoort heeft betrekking op bevingen met magnitude gelijk aan of groter dan 1,5 op de schaal van Richter. De meeste daarvan zouden voor mensen niet voelbaar zijn.
Is bekend wat 13 aardbevingen met een kracht van tussen de drie en vier op de schaal van Richter betekenen voor Groningen? Wat is het effect van een beving van 4,4 op de schaal van Richter?
De specifieke uitkomst van de methode Hagoort bevindt zich binnen het veel bredere spectrum van mogelijke uitkomsten, waar in de huidige «hazard and risk assessment» van NAM rekening mee wordt gehouden. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Met de methode Hagoort wordt de gemiddelde waarde van het toekomstig aantal aardbevingen berekend, en de daarbij behorende magnitudes, maar dit levert geen kansverdeling rond dat gemiddelde. Ook mist deze methode de mogelijkheid om een ruimtelijk beeld te geven van de te verwachten aardbevingen. De methode is daarmee niet geschikt om in een probabilistische «hazard and risk assessment» te worden ingezet. Door de bovengenoemde beperkingen van de methode Hagoort is het niet mogelijk om op deze vraag een eenduidig antwoord te geven. De uitkomsten van de methode vallen binnen het spectrum van uitkomsten, zoals NAM die heeft berekend in haar huidige «hazard and risk assessment».
Deelt u de mening dat als deze verwachting uitkomt de schade niet te overzien is en dit ontwrichtend zou zijn voor de Groningse samenleving?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3. De uitkomsten van de huidige «hazard and risk assessment» zijn op dit moment maatgevend voor de vraag hoeveel schade er zou kunnen ontstaan.
Wat bent u bereid te doen om de voorziene schade aan gebouwen en de psychische en sociale ellende onder de Groningers te beperken?
Het artikel van de heer Hagoort geeft mij geen directe aanleiding om andere maatregelen te treffen, dan die nu al worden toegepast, zijn voorzien of worden ontwikkeld.
In het instemmingsbesluit met het winningsplan heb ik bepaald dat NAM een methodiek moet ontwikkelen voor het berekenen van de mate van schade, als gevolg van geïnduceerde bevingen, voor de schadegrenstoestanden DS1, DS2 en DS3 en op basis van deze methodiek de verwachte schade moet uitrekenen voor het vigerende maximale productieniveau. Een rapport hierover moet uiterlijk 1 november 2017 worden ingediend. Afhankelijk van deze uitkomsten bepaal ik of er aanvullend beleid nodig is en zo ja, hoe dit wordt vorm gegeven.
Daarnaast zal de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) de komende periode een inventarisatie starten naar een meer integrale aanpak voor de gezondheidseffecten op de inwoners van het aardbevingsgebied. Dit is een uitvloeisel van het onderzoek dat sinds 2016 in opdracht van de NCG door de Rijksuniversiteit Groningen wordt gedaan naar de invloed die de aardbevingen hebben op de gezondheid, de veiligheidsperceptie en het perspectief op de toekomst van de Groningers, waarover ik uw Kamer op 16 februari 2017 heb geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 324).
Het bericht dat de NAM toch meepraat over het nieuwe op te stellen schadeprotocol |
|
Sandra Beckerman |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u het bericht dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) toch meepraat over het nieuw op te stellen schadeprotocol?1
Het bericht van RTV Noord waarnaar wordt verwezen heeft betrekking op de totstandkoming van een nieuwe procedure voor de afhandeling van schademeldingen als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld die per 1 juli 2017 zal ingaan. Het nieuwe schadeprotocol wordt onder regie van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) opgesteld aan de hand van inbreng van bestuurders, maatschappelijke partijen en onafhankelijke deskundigen op technisch en juridisch gebied.
NAM heeft in de nieuwe procedure geen betrokkenheid meer bij de beoordeling van schades en de vaststelling van schadebedragen, waardoor de bewoner met schade geen zaken meer met NAM hoeft te doen.
NAM blijft wel aansprakelijk voor schade als gevolg van gaswinning. De NCG zal in het kader van het vaststellen van het schadeprotocol met NAM overleggen over de invulling van de aansprakelijkheid als schadeveroorzaker en dus niet over de beoordeling en vaststelling. Het overleg met NAM beperkt zich tot dat onderdeel.
Denkt u dat dit bericht Groningers het vertrouwen geeft dat er daadwerkelijk een beter en onafhankelijk systeem voor schadevaststelling en -afhandeling zal komen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Vorige week stelde u: «Het is heel slecht voor iemand die schade heeft om bij dat grote bedrijf terecht te moeten komen. Een bedrijf dat er ook niet op is ingericht om dit goed af te handelen». Staat u nog steeds achter deze woorden?2
Zie antwoord vraag 1.
Zo ja, bent u bereid in te grijpen en de overleggen met de NAM op te schorten?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u vooraf voorwaarden gesteld waaraan het nieuwe systeem voor schadevaststelling en -afhandeling moet voldoen? Zo ja, welke?
Een belangrijk uitgangspunt voor het nieuwe proces is dat de bewoner centraal staat. Dit betekent dat er een transparante werkwijze moet komen die snel en adequaat leidt tot redelijke en billijke oplossingen voor de bewoner die melding maakt van schade aan zijn huis. Daarbij moeten de kwaliteitseisen die gelden voor processen, protocollen, handboek en betrokken medewerkers onafhankelijk en objectief worden getoetst. Tot slot zal de Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen, die sinds 1 januari 2017 van kracht is, een plaats moeten krijgen in de beslissingen van de Onafhankelijke Commissie Schadeafhandeling (OCS). NAM laat weten vertrouwen in te hebben in het nieuwe proces en heeft geen voorwaarden vooraf gesteld.
Heeft de NAM vooraf voorwaarden gesteld waaraan het nieuwe systeem voor schadevaststelling en -afhandeling moet voldoen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 5.
Is het proces om te komen tot een nieuw systeem voor schadevaststelling en -afhandeling een volledig open proces?
Het traject om te komen tot een nieuwe schadeafhandelingsprocedure is een open proces onder regie van de NCG, die de wensen en opvattingen van de betrokken maatschappelijke en bestuurlijke partijen een volwaardige plaats zal geven in de finale afweging. De NCG stelt uiteindelijk het nieuwe schadeprotocol en bijbehorende documenten vast.
Deelt u de mening dat de belangrijkste voorwaarde waaraan het nieuwe systeem voor schadevaststelling en -afhandeling moet voldoen het terugwinnen van maatschappelijk draagvlak en vertrouwen moet zijn?
Ja.
Het bericht ‘Na vijf jaar aardbevingsellende staat Jannie met lege handen’ |
|
Arno Rutte (VVD), André Bosman (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Na vijf jaar aardbevingsellende staat Jannie met lege handen»?1
Ja.
Hoeveel ondernemers zijn getroffen door mijnbouwschade?
In de beantwoording van deze vraag definieer ik het aantal ondernemers dat is getroffen door mijnbouwschade als het aantal ondernemers dat schade aan bedrijfspanden heeft gemeld bij het Centrum Veilig Wonen (CVW) en het aantal ondernemers dat zich bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) heeft gemeld in verband met inkomensverlies (omzetverlies) of waardedaling van bedrijfspanden (gezamenlijk: vermogensschade).
Het CVW geeft aan dat zij niet kan rapporteren over het aantal bedrijfspanden waarbij schademeldingen zijn gedaan, omdat zij schademeldingen op adres bijhoudt, waarbij bij de afhandeling geen onderscheid wordt gemaakt tussen ondernemers en bewoners. De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) is in overleg met het CVW over de vraag of gegevens over schade bij ondernemers in de toekomst wel kunnen worden geregistreerd.
NAM rapporteert dat zij in totaliteit 27 claims van ondernemers heeft ontvangen die betrekking hebben op waardedaling van hun vastgoed. Daarnaast heeft NAM nog 15 claims ontvangen die betrekking hebben op andere vormen van vermogensschade, zoals omzetverlies of inkomensverlies.
In hoeverre wordt schade door mijnbouw aan ondernemers vergoed?
Wanneer schade optreedt door bodembeweging als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld wordt deze vergoed op basis van de aansprakelijkheid van NAM die geregeld is in artikel 6:177 van het Burgerlijk Wetboek. Dit geldt zowel voor bewoners als voor ondernemers. Indien een bewoner/ondernemer schade aan zijn of haar pand vermoedt als gevolg van bodembeweging die een gevolg is van gaswinning uit het Groningenveld, kan deze schade gemeld worden bij het CVW. Het CVW handelt de schade af aan de hand van het hiervoor geldende schadeprotocol.
Ook vermogensschade (zie het antwoord op vraag 2) die ontstaat door bodembeweging als gevolg van de gaswinning wordt vergoed.
In hoeverre wordt het verlies aan inkomen door schade door mijnbouw vergoed?
Concreet inkomens- of omzetverlies of waardedaling van bedrijfsvastgoed wordt vergoed indien voldoende feiten en omstandigheden aangedragen worden om zowel het bestaan van schade als het causaal verband tussen die schade en de gaswinning aannemelijk te maken. NAM heeft speciaal voor deze aanvragen een Bedrijvenloket geopend. Bedrijven kunnen zich hier melden met hun claims.2
In hoeverre wordt het verlies aan inkomen door schade aan bedrijfspanden vergoed?
Indien schade aan een bedrijfspand leidt tot direct inkomens- of omzetverlies (bijvoorbeeld omdat een bedrijf haar activiteiten niet uit kan voeren) is dit ook een vorm van vermogensschade die vergoed wordt indien het causaal verband is aangetoond. Ook deze claims kan een bedrijf indienen bij het in het antwoord op vraag 4 genoemde Bedrijvenloket van NAM.
In hoeverre wordt het verlies aan inkomen door schade aan onderneming en bedrijfspanden vergoed zolang er nog geen overeenstemming is bereikt over de schade?
Vergoeding vindt plaats nadat overeenstemming is bereikt over bestaan en hoogte van schade, causaliteit en de hoogte van de vergoeding. Er vindt geen bevoorschotting plaats.
In hoeverre wordt het verlies aan inkomen door schade aan onderneming en bedrijfspanden vergoed gedurende het herstel van de schade?
Het momenteel geldende schadeprotocol van NAM voorziet in vergoeding van kosten die direct samenhangen met het herstel van schade. Dit worden bijkomende kosten genoemd. Omzetderving en bedrijfsschade maken hier expliciet onderdeel van uit, zoals ook gederfde bedrijfsuren tijdens schadeopname en herstelwerkzaamheden. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als een ondernemer zijn winkel (kortdurend) moet sluiten vanwege herstelwerkzaamheden aan muren en plafonds.
Welke mogelijkheden hebben ondernemers om hun recht te halen bij mijnbouwschade?
Bij fysieke schade aan bedrijfspanden geldt hetzelfde proces als bij schade aan een woning: voor de tot aan 31 maart 2017 12h.00 gemelde zaken geldt dat, na opname, een schaderapport en een aanbod van het CVW, een gedupeerde een second opinion kan laten uitvoeren. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 3. Eventueel leidt dit tot een herzien aanbod van het CVW. Indien een gedupeerde het niet eens is met dit aanbod kan hij zijn zaak voorleggen aan de Arbiter Bodembeweging. In alle gevallen kan een gedupeerde daarna nog naar de rechter stappen. Voor meldingen van fysieke schade aan bedrijfspanden die zijn gedaan na 31 maart 2017 12h.00 geldt dat deze worden geregistreerd en vanaf 1 juli 2017 onder het nieuw vast te stellen schadeprotocol worden behandeld.
Voor wat betreft gevallen van vermogensschade geldt dat ondernemers een claim in kunnen dienen bij het Bedrijvenloket van NAM (zie de antwoorden op vragen
3–5). Indien hierbij geen akkoord ontstaat tussen gedupeerde en NAM kan een ondernemer zich wenden tot de rechter.
Welke mogelijkheden hebben ondernemers om in bezwaar te gaan tegen het oordeel van de Nederlandse Aardolie Maatschappij?
Zie het antwoord op vraag 8. Met betrekking tot het voorstel van NAM dat na behandeling in het Bedrijvenloket wordt voorgelegd aan ondernemers, geldt dat ondernemers eveneens de mogelijkheid hebben zich te wenden tot de rechter indien zij het niet eens zijn met het voorstel.
Kunt u aangeven hoe de Nationaal Coördinator Groningen ondernemers ondersteunt bij schade door mijnbouw?
De NCG ondersteunt (de belangen van) ondernemers op verschillende manieren.
De schadeafhandeling in Groningen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de nieuwe berichtgeving over de schadeafhandeling in Groningen?1 2
Ja.
Hoe kan het dat men in Woldendorp gestart is met het versterken van een aantal huurwoningen, maar dat tegelijkertijd het herstel van reeds ontstane schade juist is stilgelegd?
In het onderzoek naar schademeldingen in het gebied buiten de voormalige schadecontour, waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd per brief van 13 april 20173, zijn onder meer schades in Woldendorp betrokken. Schade als gevolg van gaswinning hebben de onderzoekers niet kunnen vaststellen. Dit onderzoek heeft alleen betrekking op de oorzaken van reeds bestaande schade aan woningen in het buitengebied en doet geen uitspraak over de eventuele noodzaak tot het versterken van deze woningen.
Hoe kan het dat toekomstige schade voorrang krijgt boven reeds ontstane schade? Laatst genoemde schade zou toch juist urgenter moeten zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de start van de bouwkundige versterking wel betekent dat er in Woldendorp wel degelijk sprake is van bevingsschade? Immers, anders zou bouwkundige versterking toch ook weinig zin hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het Centrum Veilig Wonen (CVW) heeft aangegeven dat schades buiten de contourlijn tot aan de zomer niet afgehandeld zullen worden? Welke redenen geeft het CVW hiervoor?
In verband met de invoering van het nieuwe schadeproces op 1 juli 2017, is de toegang tot het oude proces gesloten op 31 maart 2017 om 12.00 uur. Schadegevallen die na dit moment worden gemeld, worden geregistreerd en vanaf 1 juli 2017 via de nieuwe procedure afgehandeld. Dit geldt voor alle nieuwe meldingen van schade door gaswinning en houdt dus geen verband met de voormalige schadecontour.
Hoe verhoudt dit zich tot het feit dat CVW en de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) vorig jaar juist aangegeven hadden geen gebruik meer te maken van de contourlijn? Waarom komen het CVW en de NAM terug op eerder gedane beloftes?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u uitgebreid ingaan op de gang van zaken bij het schadeherstel, of het ontbreken daarvan, in Bedum, Termunterzijl, Nieuwolda, en aan de randen van het bevingsgebied, zoals te zien was in De Monitor van 2 april jl?3
Klopt het dat in Termunterzijl een gedupeerde werd afgescheept door het CVW met een bedrag van 3.400 euro, terwijl de schade vastgesteld was op 180.000 euro?
Klopt het dat daar als schadeoorzaak «een slappe bodem» is aangewezen, terwijl deze bodem in de hele provincie vergelijkbaar is en dat allerlei andere huizen in de directe omgeving wel een schadevergoeding kregen?
Waarom valt funderingsschade niet onder de regeling voor een contraexpertise, die bij funderingsschade op eigen kosten zou moeten plaatsvinden? Gaswinning kan toch ook leiden tot schade aan de fundering van huizen?
Klopt het dat de NAM en het CVW deze bewoner hebben gemaand de 3.400 euro te accepteren, en dat indien dit niet zou gebeuren, de huur van een vervangende woning niet meer zou worden betaald door de NAM?
Waarom verwijst de NAM deze gedupeerde in Termunterzijl de facto naar een kartonnen doos om in te wonen?
Kunt u in overleg treden met de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), teneinde dit schrijnende geval, en alle andere schadegevallen, zo spoedig mogelijk op te lossen? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u van de oproep van diverse mensen en organisaties om niet in te gaan om het aanbod van 1.500 euro?
NAM doet bewoners het aanbod om tot een maximum van 1.500 euro niet-erkende schades (C-schades) te herstellen. Het is de inschatting dat dit voor circa 85% van de openstaande gevallen een aantrekkelijk aanbod is. Voor de overige 15% van de openstaande gevallen geldt dat het gaat om twee categorieën waar voorstellen voor worden ontwikkeld: grotere schadebedragen en gevallen waar maatwerk nodig is. Deze voorstellen zijn nog onderwerp van gesprek met de maatschappelijke en bestuurlijke stuurgroepen van de NCG. Ik ben van mening dat NAM een serieus aanbod doet om de overgang te bevorderen naar de nieuwe procedure, zonder betrokkenheid van NAM, per 1 juli 2017. Bewoners maken een zelfstandige afweging of zij dit aanbod van NAM accepteren of niet. Iedere bewoner met nog niet afgehandelde schade kan ervoor kiezen om deze procedure verder te doorlopen en niet in te gaan op het eenmalige aanbod van NAM. Bewoners ontvangen in dat geval een schaderapport en hebben conform de huidige procedure de mogelijkheid voor een second opinion van een contra-expert en een gang naar de Arbiter, als sprake is van een geschil. Erkende schade wordt hersteld of gecompenseerd.
Wat vind u van het schrijnende verhaal van Jannie Knot in het Dagblad van het Noorden (DvhN)?4 Hoe is het mogelijk dat deze zaak al jaren voortsleept? Waarom worden mensen zo lang in de steek gelaten en vermorzeld door procedures, juridische ellende en niet gewoon, menselijk geholpen? Wat is uw oordeel over deze dieptrieste kwestie en wat gaat u op korte termijn doen om deze mensen te helpen in plaats van verder te frustreren?
Kent u het voorstel van het Groninger Gasberaad en de Vereniging Eigen Huis om een einde te maken aan alle lopende, slepende procedures?5
Ja.
Bent u het eens met het voorstel om gewone schades allemaal te vergoeden op basis van vertrouwen en met het uitgangspunt dat schades veroorzaakt zijn door mijnbouwschade? Zo nee, waarom niet, het past toch bij de aangepaste wet die uitgaat van de omkering van de bewijslast?
Onderdeel van de nieuwe schadeafhandelingsprocedure zal een werkwijze zijn voor versneld herstel van kleine schades, zonder voorafgaande inspectie en beoordeling van de schadeoorzaak. In de nieuwe procedure is het voorstel dat de Onafhankelijke Commissie Schade (OCS), binnen het kader van het nieuwe schadeprotocol, besluiten neemt over schadeoorzaken en de bijbehorende vergoeding. Het schadeprotocol zal uiteraard moeten aansluiten bij alle relevante wetgeving, waaronder de Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen die sinds 1 januari 2017 van kracht is.
Bent u het ermee eens dat het noodzakelijk is om met een schone lei ten aanzien van bestaande schades door te gaan? Zo nee, waarom niet?
De invoering van een nieuw schadeprotocol betekent dat afspraken met NAM nodig zijn over de wijze waarop moet worden omgegaan met schademeldingen die op dit moment in behandeling zijn bij het Centrum Veilig Wonen (CVW). NAM heeft aangegeven met een «schone lei» te willen beginnen. Naast het vergoeden of herstellen van alle erkende schades zal NAM bewoners daarom een eenmalig aanbod doen om tot een maximum van 1.500 euro niet-erkende schades (C-schades) te herstellen. Voor de overige openstaande gevallen geldt dat het gaat om twee categorieën waar voorstellen voor worden ontwikkeld: grotere schadebedragen en gevallen waar maatwerk nodig is. Deze voorstellen zijn nog onderwerp van gesprek met de maatschappelijke en bestuurlijke stuurgroepen van de NCG. Ik ben van mening dat NAM hiermee een serieus aanbod doet om de overgang naar de nieuwe schadeafhandelingsprocedure te bevorderen.
Bent u het eens met het verzoek om bij grotere schades ook preventief te versterken en dat in samenhang te doen, zodat mensen niet tweemaal in de rommel en verbouwingsellende zitten?
Als schades zo omvangrijk zijn dat de veiligheid van mensen in het geding is, wordt onderzocht of versterking (versneld) aan de orde zou moeten zijn. Indien twee keer een omvangrijke verbouwing aan de orde zou zijn en bewoners bijvoorbeeld tweemaal hun huis zouden moeten verlaten, wordt dit meegewogen.
Hoe komt de onafhankelijke commissie, die is aangekondigd, er uit te zien? In hoeverre verschilt of overlapt deze met de vele al bestaande instanties, zoals de Raad van Arbiters, de Onafhankelijk Raadsman en de Technische commissie bodembeweging?
Het traject om te komen tot een nieuwe schadeafhandelingsprocedure is een open proces onder regie van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), waarin de betrokken maatschappelijke en bestuurlijke partijen hun wensen en opvattingen kunnen inbrengen. Op dit moment kan daarom nog geen uitspraak worden gedaan over de precieze vormgeving en bevoegdheden van de Onafhankelijke Commissie Schade.
Het schadeonderzoek Groningen Buitengebied |
|
Sandra Beckerman |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport Schadeonderzoek Groningen Buitengebied?1
Ja. Ik heb deze rapportage inmiddels ook aan uw Kamer aangeboden, gezamenlijk met de evaluatie van de begeleidingscommissie en een afschrift van een brief van vertegenwoordigers van de maatschappelijke en bestuurlijke stuurgroep aan de Nationaal Coördinator Groningen (NCG).2
In hoeverre vindt u het onderzoek, uitgevoerd door Witteveen en Bos in opdracht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), betrouwbaar, te meer daar het eerder gepresenteerde onderzoek in een vergelijkbare situatie na kritiek van drie onafhankelijke geologen en opmerkingen vanuit de Tweede Kamer in uw opdracht ter herbeoordeling is voorgelegd aan Deltares en de Technische Commissie Bodembeweging?2
Een begeleidingscommissie, bestaande uit onafhankelijke deskundigen en vertegenwoordigers van maatschappelijke en bestuurlijke partijen in de regio, heeft de uitvoering van het onderzoek door Witteveen+Bos begeleid. In het onderzoek zijn ruim 1.600 schademeldingen uit het gebied buiten de voormalige schadecontour bij wijze van proef met een nieuwe schadevaststellingswijze beoordeeld. De begeleidingscommissie heeft geadviseerd over de opzet en uitvoering van de proef en deze geëvalueerd. Over het geheel concludeert de commissie dat de gehanteerde methodiek ten opzichte van de eerdere wijze van schadeafhandeling een betere duiding en onderbouwing oplevert van de oorzaken van schades aan gebouwen en dat – voor zover haar zicht reikt – de methodiek zorgvuldig is toegepast. Het werk van de begeleidingscommissie biedt het vertrouwen dat het onderzoek deskundig is uitgevoerd.
Hoe geloofwaardig is een dergelijk rapport naar uw mening in het licht van de eerder gedane uitspraak dat u «in eerste instantie niet voldoende heeft ingeschat hoe complex zaken die bij versterking komen kijken zijn»?3. Is het naar uw mening mogelijk dat er ook onvoldoende kennis is over de oorzaak van schade ten gevolge van mijnbouwactiviteiten in het Groningse buitengebied? Kunt u uw antwoord toelichten?
Met mijn uitspraak over de complexiteit van de versterkingsoperatie doelde ik op het feit dat hierin de omvangrijke uitdaging ligt om een technisch en organisatorisch ingewikkelde opdracht uit te voeren in de huizen en dorpen waar mensen wonen en hun thuis hebben.
Er is geen directe relatie tussen de uitvoering van de versterkingsoperatie in verband met seismische risico’s en de afhandeling van meldingen van schade die reeds is opgetreden. Wat betreft de wetenschappelijke stand van kennis van schade door mijnbouw in relatie tot het onderzoek naar schades in het buitengebied, sluit ik mij aan bij de opmerking van de begeleidingscommissie in haar evaluatierapport: «Verdere ontwikkeling van wetenschap en methodiek kan mogelijk in de toekomst meer inzicht geven. De verwachting is overigens niet dat het antwoord op deze vraag dan een ander beeld van de in het project beschouwde beoordelingen zou laten zien.»
Op welke wijze draagt een rapport dat is opgesteld in opdracht van de NAM, met een eerder in opspraak gekomen werkwijze door een niet onafhankelijk ervaren bureau bij aan het herstel van vertrouwen van de Groningers?
Bij de inspectie en beoordeling van schademeldingen uit het gebied buiten de voormalige schadecontour is juist een andere werkwijze toegepast, met het oog op de ontwikkeling van een nieuwe aanpak voor het gehele gebied die op meer vertrouwen van de bewoners kan rekenen. De resultaten van deze pilot waren mede aanleiding voor de versnelde aanpassing van het schadeprotocol. De evaluatie en aanbevelingen van de begeleidingscommissie worden daarbij betrokken.
Hoe verhoudt dit rapport zich tot het vorige week gepresenteerde onderzoek van de woningbouwcorporatie Lefier dat ook in dit gebied huizen moeten worden versterkt?4
Woningbouwcorporatie Lefier heeft door bouwbedrijf BAM een zogenoemde seismische scan laten uitvoeren op zijn woningvoorraad in het aardbevingsgebied. Hieruit komt de inschatting naar voren dat een groot deel van de circa 17.000 huizen die het betreft in aanmerking komt voor versterking. Het rapport Schadeonderzoek Groningen Buitengebied gaat over de oorzaken van reeds bestaande schades aan woningen in het buitengebied en doet geen uitspraak over de eventuele noodzaak tot versterken van deze woningen.
Wat is naar uw mening de waarde van het rapport Schadeonderzoek Groningen Buitengebied in het licht van de door u gedane uitspraken «Het is heel slecht voor iemand die schade heeft om bij dat grote bedrijf terecht te moeten komen. Een bedrijf dat er ook niet op is ingericht om dit goed af te handelen»5 en dat u het goed zou vinden als de NAM, die in Groningen gas wint, «een stap terugzet en niet meer voor de mensen in beeld is voor de afhandeling van de schade» die door aardbevingen is aangericht?
De NCG heeft aangekondigd dat er versneld een nieuwe procedure komt voor de afhandeling van schademeldingen van bewoners als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld, waarbij NAM zal terugtreden uit de procedure. De evaluatie en aanbevelingen van de begeleidingscommissie worden daarbij betrokken.
Bent u bereid om – nu de NAM zich terugtrekt uit de schadeafhandeling – de Nationaal Coördinator opdracht te (laten) geven om een second opinion te laten doen naar de schades in het buitengebied van Groningen door het Groningen Scientific Advisory Committee (SAC), een onafhankelijke commissie van nationale en internationale experts?6
Voor mijn appreciatie van het onderzoek naar de schades in het buitengebied en het oordeel hierover van de begeleidingscommissie, verwijs ik naar de antwoorden op vragen 2, 3 en 4. De Groningen Scientific Advisory Committee (SAC) is niet meer in functie. Deze commissie heeft een toetsende rol gespeeld bij de totstandkoming van het winningsplan Groningenveld 2016. Nadat NAM het winningsplan had ingediend in april 2016, was de taak van de commissie voltooid.
Op basis van welke redenering is het schadebedrag van 1.500 euro voor het herstel van de schade gebaseerd? Van welke risicoanalyses en juridische precedenten is daarbij gebruik gemaakt? Wat moeten bewoners tekenen om voor deze regeling in aanmerking te komen en waar doen ze daarmee afstand van?
De invoering van een nieuw schadeprotocol betekent dat afspraken met NAM nodig zijn over de wijze waarop moet worden omgegaan met schademeldingen die op dit moment in behandeling zijn bij het Centrum Veilig Wonen (CVW). NAM heeft aangegeven met een «schone lei» te willen beginnen. Naast het vergoeden of herstellen van alle erkende schades zal NAM bewoners daarom een eenmalig aanbod doen om tot een maximum van 1.500 euro niet-erkende schades
(C-schades) te herstellen. Op basis van de beschikbare gegevens bij het CVW over de omvang van erkende en niet-erkende schades is het de inschatting dat dit aanbod voor ongeveer 85% van de adressen waar schade gemeld is aantrekkelijk is. Voor de overige 15% van de openstaande gevallen geldt dat het gaat om twee categorieën waar voorstellen voor worden ontwikkeld: grotere schadebedragen en gevallen waar maatwerk nodig is. Deze voorstellen zijn nog onderwerp van gesprek met de maatschappelijke en bestuurlijke stuurgroep van de NCG. Bewoners krijgen binnenkort een brief waarin het concrete aanbod en de voorwaarden worden toegelicht.
Dit aanbod is geen erkenning dat de schade is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld. Daarom is op basis van dit aanbod geen aanspraak mogelijk op de Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld. Subsidie op grond van deze regeling is alleen mogelijk als sprake is van een door het CVW erkende schade van 1.000 euro of meer.
Bewoners maken een zelfstandige afweging of zij dit aanbod van NAM accepteren of niet. Op 31 maart 2017 om 12.00 uur, het moment waarop het oude schadeproces is gesloten, was een deel van de schademeldingen nog in behandeling. Iedere bewoner met nog niet afgehandelde schade kan ervoor kiezen om deze procedure verder te doorlopen en niet in te gaan op het eenmalige aanbod van NAM. Bewoners ontvangen in dat geval een schaderapport en hebben conform de huidige procedure de mogelijkheid een contra-expert in te schakelen en een gang naar de Arbiter, als sprake is van een geschil. Erkende schade wordt hersteld of gecompenseerd.
Welke rechten houden bewoners, indien ze gebruik maken van de voorgestelde regelingen, bij het optreden van vervolgschade ten gevolge van nieuwe bevingen of ten gevolge van nieuw verkregen kennis? Blijven bewoners recht houden op andere regelingen, zoals bijvoorbeeld de waardevermeerderingsregeling?
Zie antwoord vraag 8.
Op welke wijze gaat u reageren op de te verwachten onrust ten gevolge van de vele rapporten over Groningen die de afgelopen dagen zijn verschenen? Op welke wijze gaat u werk maken van herstel van vertrouwen bij de Groningers? Op welke wijze heeft dat herstel van vertrouwen naar uw mening de afgelopen twee jaar invulling gekregen?
Recentelijk zijn – naast het Schadeonderzoek Groningen Buitengebied waar ik in de voorgaande antwoorden uitgebreid op ben ingegaan – diverse rapportages verschenen over de gaswinning in Groningen en de gevolgen daarvan, waaronder de Jaarrapportage 2016 van de Onafhankelijk Raadsman8, een oproep van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsvrouw aan het nieuwe kabinet, de rapportage «Aardbevingsrisico’s in Groningen: stand van zaken opvolging aanbevelingen» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) en het advies van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) betreffende de ontwikkeling van seismiciteit in het Groningen gasveld. Voor de conclusies die ik heb verbonden aan het advies van het SodM verwijs ik naar mijn brief van 18 april 2017.9 Op de nieuwe aanbevelingen van de OVV zal nog een reactie van het kabinet volgen, conform mijn toezegging in het plenaire debat over de gaswinning in Groningen op 20 april 2017. Voor al deze publicaties geldt dat ze zorgpunten in beeld brengen en samenhangende aanbevelingen doen om deze te adresseren. Belangrijke stappen zijn reeds gezet, met name bij de afhandeling van schade. Waar een bewoner met schade enkele jaren geleden nog alleen tegenover NAM stond is daar eerst het CVW tussen gezet en vervolgens de NCG. NAM kan zich daardoor volledig kunnen terugtrekken uit de afhandeling van schade. Vertrouwen van de Groningers in het werk van het kabinet, de regionale bestuurders en de NCG kan alleen worden gewonnen door gezamenlijk te werken aan daadwerkelijke verbetering van de situatie in Groningen. Dit betekent een objectief, transparant en eerlijk proces voor de afhandeling van schades, een voortvarende uitvoering van de versterkingsopgave waarin de bewoner centraal staat en een regio die toekomstbestendig is ingericht voor wat betreft duurzaamheid, economie, arbeidsmarkt en leefbaarheid.
De waakvlam bij Loppersum |
|
Sandra Beckerman |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving rond de door de NAM gewonnen één miljard kubieke meter gas bij Loppersum?1
Ja.
Klopt het dat als gevolg van de uitspraken van de Raad van State in april en november 2015, de productie in de vijf clusters in Loppersum (Leermens, Overschild, De Paauwen, Ten Post en ’t Zandt) is teruggebracht naar een minimumniveau? Zo ja, waaruit bestaat dat minimumniveau? Waar is dat vastgelegd?
In de grafiek in bijlage 12 is de productie uit de vijf clusters in de regio Loppersum weergegeven voor de jaren 2010–2016. Hieruit is af te leiden hoe NAM als producent van het Groningenveld uitvoering heeft gegeven aan de vermindering van de productie uit Loppersum volgens het kabinetsbesluit van 17 januari 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 33 529, nr. 28) en de uitspraken van de Raad van State uit april en november 2015, waarin onder andere wordt voorgeschreven om, anders dan de hoeveelheid gas die nodig is om de clusters open te houden, uitsluitend te produceren indien dat vanuit een oogpunt van leveringszekerheid noodzakelijk is. NAM heeft deze productie nader toegelicht in haar rapportage over de recente aardbevingen in Wirdum en Garsthuizen.3
Maakt het instemmingsbesluit melding van de wijze waarop er in de clusters rond Loppersum «kleine hoeveelheden gas» gewonnen mogen worden? Is er in het instemmingsbesluit vastgelegd waarvoor en op welke wijze deze kleine hoeveelheden gas gewonnen mogen worden? Zo nee, waarom niet?
In het instemmingsbesluit van 30 september 2016 is in artikel 3 opgenomen dat productie uit de regio Loppersum, anders dan de hoeveelheid die nodig is om de clusters open te houden, uitsluitend is toegestaan als dit vanuit een oogpunt van leveringszekerheid noodzakelijk is. De noodzaak van de beschikbaarheid van de clusters volgt uit analyses van de capaciteitsmatige leveringszekerheid van de landelijke netbeheerder Gasunie Transport Services (GTS). NAM geeft hier als producent van het Groningenveld invulling aan. NAM heeft dit nader toegelicht in haar rapportage over de recente aardbevingen in Wirdum en Garsthuizen. Conform het advies van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) zal ik in samenwerking met NAM en GTS bezien hoe de productie in Loppersum, die plaatsvindt omwille van de capaciteitsmatige leveringszekerheid, nader kan worden beperkt. Voor de volledigheid merk ik hierbij op dat dit losstaat van het benodigde (jaar)volume voor de leveringszekerheid.
Is naar uw mening het onderhouden van een waakvlam hetzelfde als het «technisch beschikbaar blijven zodat de gaswinning zo nodig snel hervat kan worden»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit zowel de genoemde uitspraken van de Raad van State als mijn instemmingsbesluit van 30 september 2016 blijkt het belang om de clusters open te houden in het kader van de capaciteitsmatige leveringszekerheid. De vijf clusters in de regio Loppersum omvatten ongeveer een kwart van de totale capaciteit op het Groningenveld en spelen (samen met alle andere clusters op het Groningenveld) een belangrijke rol in de analyses van de capaciteitsmatige leveringszekerheid van GTS. Het openhouden van de putten op de clusters met een beperkte productie is noodzakelijk om deze te kunnen opregelen als er op momenten van zeer hoge vraag naar laagcalorisch gas via andere middelen onvoldoende gas beschikbaar is om aan deze vraag te voldoen. Een voorbeeld van zo’n moment met een zeer hoge gasvraag is een koude maandagochtend om 7 uur als de verwarmingen aangaan en er veel wordt gedoucht. Er moet ook dan voldoende gas op het gastransportnet kunnen worden gezet en de Loppersumclusters spelen op zo’n moment een belangrijke rol. Daarnaast kunnen met het openhouden van de clusters eventuele problemen die zich elders in het systeem voordoen worden opgevangen. Hierbij kan worden gedacht aan het uitvallen van andere productieclusters of de conversie-installaties. Ten slotte voorkomt het openhouden van de clusters dat de putten bevriezen en zo onbruikbaar worden.
Wat is uw mening over het feit dat de «waakvlam bij Loppersum» in de praktijk neerkomt op een productie van 1,6 miljard m3 gas per jaar?2 Wat is uw definitie van een waakvlam?
Productie van gas uit de regio Loppersum valt onder het maximale productieniveau, zoals dat in het instemmingsbesluit van 30 september 2016 is vastgelegd. Indien er minder gas uit Loppersum wordt geproduceerd zal er uit andere clusters meer gas geproduceerd moeten worden om in de fysieke vraag te kunnen voorzien. De productie uit Loppersum heeft dus geen enkel effect op de totaal benodigde hoeveelheid gas die nodig is om de leveringszekerheid te waarborgen. NAM geeft aan dat er in een qua weer gemiddeld jaar een winning uit de regio Loppersum van 1 miljard m3 nodig is om de clusters open te houden. Dit is reeds een vermindering van de 1,6 miljard m3 die NAM aanvankelijk nodig dacht te hebben en waar in de vraag aan wordt gerefereerd. NAM heeft de opbouw van de productie nader toegelicht in haar rapportage over de recente aardbevingen in Wirdum en Garsthuizen. Conform het advies van SodM zal ik in samenwerking met NAM en GTS bezien hoe de productie in Loppersum, die plaatsvindt omwille van de capaciteitsmatige leveringszekerheid, nader kan worden beperkt.
Bent u bereid om naast de analyse van het rapport door de NAM over de toename van het aantal bevingen bij Loppersum, het Staatstoezicht van de Mijnen (SodM) tevens te vragen de «waakvlam» en winning bij Loppersum te betrekken? Zo nee, waarom niet?
SodM heeft op 13 april 2017 een advies aan mij uitgebracht over de recente ontwikkeling van de seismiciteit in het Groningenveld. In dit advies is het feit dat er in de clusters rond Loppersum uit oogpunt van leveringszekerheid een beperkte hoeveelheid gas wordt gewonnen, meegenomen. Het advies van SodM heb ik per brief van 18 april 2017 aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 529, nr. 331).
Bent u bereid de toename van het aantal bevingen rond Loppersum, alsmede de analyse van de NAM hierover, te laten toetsen door de SAC (Groningen Scientific Advisory Committee), een onafhankelijke commissie van nationale en internationale experts?3 Zo nee, waarom niet?
De Groningen Scientific Advisory Committee (SAC) is niet meer in functie. Deze commissie speelde een toetsende rol bij de totstandkoming van het winningsplan Groningenveld 2016. Nadat NAM het winningsplan in april 2016 had ingediend, was de taak van de commissie voltooid. SodM heeft echter het rapport van NAM laten toetsen door drie onafhankelijke experts, waarvan er twee destijds zitting hebben gehad in de SAC.
Bent u bereid, vanwege het toegenomen aantal bevingen rond Loppersum, de gaswinning in Groningen te verminderen? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn brief van 18 april 2017 (Kamerstuk 33 529, nr. 331), waarin ik heb aangegeven dat ik de voorbereiding in gang heb gezet om het productieplafond voor de gaswinning in Groningen ingaande het eerstvolgende gasjaar – dat gaat lopen vanaf 1 oktober 2017 – met 10 procent te verlagen.