Verworven rechten in de huurtoeslag |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Herinnert u zich dat u in het vragenuur van 10 december jl, waarin u nog geen antwoord kon geven op vragen uit oktober over een uitspraak van de Hoge Raad van 27 juli, die, kort gezegd, inhoudt dat mensen die een verworven recht op huurtoeslag hebben, dat verworven recht terugkrijgen, nadat zij bijvoorbeeld een paar maanden niet aan de eisen (inkomenseis, vermogenstoets, maximale uur) voldaan hebben?1
Ja.
Herinnert u zich dat u deze vragen op 13 december alsnog schriftelijk beantwoord heeft (met een nazending van een bijlage een paar dagen later, namelijk op 17 december?2
Ja.
Herinnert u zich dat u onder andere de volgende antwoorden gegeven hebt: «Vraag 4: Bij hoeveel mensen, van wie de huur door huurverhogingen door de maximale huurgrens is gegaan en aanspraak konden doen op het verworven recht op huurtoeslag, maar op een nader moment wel weer aan de inkomens-en vermogenstoetsen voldeden, is er geen huurtoeslag toegekend in elk van de jaren tussen 2010 en 2019? Antwoord: 4: De Belastingdienst heeft dit niet geregistreerd in deze periode. [....] De Belastingdienst beschikt daarom niet over deze gegevens. Vraag 6: Hoeveel jaar lang is de wet onjuist geïnterpreteerd? Antwoord 6: De uitspraak van de Raad van State van 24 juli 2019 betekende een omslag in de interpretatie van de wet. Vanaf 1998 tot aan de uitspraak van 24 juli 2019 werd de wet op een andere wijze geïnterpreteerd. Deze interpretatie van de wet werd door de jurisprudentie tot aan 24 juli 2019 ondersteund.»?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de Belastingdienst op 16 december (dus tussen de publicatie van de Kamervragen en de aanvulling) een WOB-besluit publiceert dat juist wel antwoorden bevat op een aantal vragen, waarop in de Kamervragen geen antwoorden gegeven wordt
Ik ben bekend met de publicatie van het WOB-besluit.
Is het waar dat in de WOB nadere informatie staat zoals:
Volgens de interpretatie die destijds aan de wetgeving werd gegeven, herleefde een eenmaal verloren verworven recht niet als huishoudens later weer aan de inkomens- en vermogenstoetsen voldeden. Het geautomatiseerde systeem werkte vanaf 2012 echter niet conform dat beleid en liet het verworven recht wel herleven. De automatiseringsfout is in 2017 ontdekt en daarna hersteld voor het berekeningsjaar 2017. Eerdere jaren zijn niet hersteld. De stukken hierover zijn opgenomen in het WOB-besluit. Het in de stukken bij het WOB-besluit genoemde aantal van 185 betreft uitsluitend het aantal huishoudens waarvan de huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2017 is hersteld in het nadeel van de aanvragers. Bij huurtoeslagaanvragers die buiten het geautomatiseerd systeem werden behandeld, herleefde het verworven recht niet. Het is niet bekend hoeveel huishoudens dit zijn.
Waarom is in de Kamervragen niet onomwonden meegedeeld dat er wel een duidelijk beeld was om hoeveel gevallen het ging en waarom is niet meegedeeld dat er van 2012 tot en met 2017 een ander beleid gold?
Er is geen duidelijk beeld om hoeveel huishoudens het gaat. De interpretatie van de wet is tot de uitspraak van 24 juli 2019 niet gewijzigd. Zoals in antwoord op vraag 5 is aangegeven, was in de periode van 2012 tot en met 2017 sprake van een geautomatiseerd systeem dat anders werkte dan de interpretatie die destijds aan de wet werd gegeven. Daardoor is bij een onbekend aantal huishoudens huurtoeslag toegekend hoewel dat niet in lijn was met het toenmalige beleid. Ook is bij een onbekend aantal huishoudens buiten de geautomatiseerde behandeling in dezelfde situatie geen huurtoeslag toegekend. Het in de stukken bij het WOB-besluit genoemde aantal van 185 betreft uitsluitend het aantal huishoudens waarvan de huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2017 is hersteld in het nadeel van de aanvragers.
Waarom deelde u op een buitengewoon cryptische en tegenstrijdige wijze mee in antwoord op vraag 7: «De uitvoering is de afgelopen 10 jaar uitgevoerd overeenkomstig de wet- en regelgeving en de geldende jurisprudentie tot aan de uitspraak van de Raad van State van 24 juli 2019. [....] Dit laat onverlet dat binnen de Belastingdienst een werkwijze bestond in de periode tot 2016 waarbij rechten zijn toegekend die op basis van de toen geldende wet- en regelgeving en jurisprudentie niet hadden moeten worden toegekend», mee dat er kennelijk iets gebeurd was dat niet duidelijk mocht worden?
Zoals toegelicht in de antwoorden op vraag 5 en vraag 6 kende het geautomatiseerde systeem rechten toe die op basis van de toenmalige interpretatie van wet- en regelgeving niet hadden moeten worden toegekend.
Kunt u heel precies zeggen wat in de periode na de invoering van de huurtoeslag
De formulering ten aanzien van het verworven recht is in de Wet op de huurtoeslag ongewijzigd overgenomen uit de Wet op de huursubsidie. De interpretatie die tot de uitspraak van 24 juli 2019 aan de wet is gegeven, was conform de uitleg die al onder de Wet op de huursubsidie werd gegeven. Desondanks is in de periode van 2012 tot en met 2017 sprake geweest van een geautomatiseerd systeem dat anders werkte dan de interpretatie die destijds aan de wet werd gegeven. Alleen het berekeningsjaar 2017 is hersteld. De mensen die het betreft zijn hierover geïnformeerd. Per 24 juli 2019 is de uitvoering gewijzigd naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State. Huishoudens die in het verleden een verworven recht hadden en dit zijn kwijtgeraakt door bijvoorbeeld een hoger inkomen, kunnen dit laten herleven, mits aan de overige voorwaarden (zoals die van financiële draagkracht) voor huurtoeslag wordt voldaan. De website van Toeslagen is hierop aangepast. In het antwoord op vraag 14 wordt ingegaan op de andere acties die ondernomen worden om aanvragers te informeren.
Kunt u alle stukken die bij het ministerie bekend zijn over «verworven recht» sinds de invoering van de wet op de huurtoeslag aan de Kamer doen toekomen?
Ik vat uw vraag op als een vraag naar de bij het ministerie voor handen zijnde informatie over «verworven rechten». Bij het Ministerie van Financiën zijn sinds de invoering van de Wet op de huurtoeslag drie documenten bekend over dit onderwerp. In twee documenten met dagtekening 30 januari 2018 en 6 februari 2018 wordt melding gemaakt van de verkeerde werking van de geautomatiseerde systemen zoals beschreven in het antwoord op vraag 5. In een derde document met dagtekening 19 april 2019 wordt melding gemaakt van verworven rechten die ten onrechte niet zijn toegekend. Dit is destijds hersteld en de huishoudens die het betrof hebben een brief ontvangen waarin een en ander is uitgelegd. Een afschrift van die brief voeg ik bij.
Is het waar dat bij de zaak ECLI:NL:RBDHA:2018:12405, waarnaar in eerdere Kamervragen verwezen is, in de mondelinge procedure gevraagd is om alle relevante stukken in te brengen?
Op grond van de geheimhoudingsverplichting kan ik niet op individuele gevallen ingaan, maar uit de gepubliceerde uitspraak kan worden opgemaakt dat eiseres hierom heeft verzocht.
Kunt u aangeven welke stukken die onder de WOB zijn vrijgegeven ook in het proces zijn ingebracht en welke niet?
Op grond van de geheimhoudingsverplichting kan ik niet op individuele gevallen ingaan. In het algemeen kan ik aangeven dat bestuursorganen in procedures zijn gehouden alle op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding te brengen. Dit zijn – kort gezegd – alle stukken die relevant zijn voor het nemen van een beslissing over hetgeen in geschil is.
Heeft de Belastingdienst zich in deze zaak gehouden aan de relevante uitspraken van de Hoge Raad over het verstrekken van alle op de zaak betrekking hebbende stukken?3 Kunt u dit antwoord uitgebreid toelichten?
Op grond van de geheimhoudingsverplichting kan ik niet op individuele gevallen ingaan. In het algemeen streeft de Belastingdienst er vanzelfsprekend naar te voldoen aan de verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken in te brengen. Dat neemt niet weg dat verschil van mening kan bestaan over welke stukken als op de zaak betrekking hebbend dienen te worden aangemerkt. In die gevallen is het aan de rechter om daarover een beslissing te nemen.
Herinnert u zich dat u op 17 december aan de Kamer schreef: «Aanvragers die in de jaren voor de Raad van State-uitspraken hun verworven rechten op huurgrensoverschrijding verloren door een inkomens- en/of vermogensstijging kunnen hier vanaf 24 juli 2019 wel weer aanspraak op maken. Een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar kan hierbij tot 1 september van het jaar volgend op het berekeningsjaar conform de Awir-systematiek (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) worden ingediend. Ook de toeslagontvangers die hun recht willen laten herleven, hebben hier tot 1 september 2020 de mogelijkheid voor. Naast de berichtgeving op de site van de belastingdienst zullen huurders- en verhuurdersverenigingen door middel van een brief en in overleggen worden geattendeerd op deze mogelijkheid. Zij zullen worden gevraagd deze informatie onder de aandacht van hun achterban te (laten) brengen. Ook zal een nieuwsbericht ter zake worden geplaatst op rijksoverheid.nl en de website www.woningmarktbeleid.nl»?
Ja.
Kunt u aangeven
Ten tijde van verzending van deze antwoorden zal het genoemde nieuwsbericht geplaatst worden op de verschillende sites, zoals rijksoverheid.nl en woningmarktbeleid.nl. In maart worden ook verschillende organisaties, zoals Aedes, Woonbond en ouderenbonden actief benaderd met het verzoek de informatie aan hun achterban door te spelen. Dit is iets later dan eerder gepland omdat nog niet eerder duidelijkheid kon worden gegeven over de toepassing van de gewijzigde interpretatie van de regelgeving met betrekking tot eerdere jaren. Inmiddels is hier meer duidelijkheid over (zie het antwoord op navolgende vraag4 en zullen aanvragers worden geïnformeerd. De informatie zal aangevuld worden met meer details als de in het antwoord op vraag 21 aangekondigde nadere uitwerking gereed is.
Herinnert u zich dat de ombudsman begin 2019 aan de Belastingdienst vroeg hoe huurders geïnformeerd werden over hoe ze het «verworven recht» bij de huurtoeslag kunnen verliezen en dat de Belastingdienst toen 14.000 brieven stuurde naar huurders om ze informeren over verworven recht?4
Ja.
Heeft de Belastingdienst de Nationale ombudsman geïnformeerd over het feit dat het daarvoor net de uitvoering rondom verworven rechten veranderd had? Kunt u dit antwoord toelichten?
Het beleid en de uitvoering rond verworven recht huurtoeslag is tot de uitspraak van de Raad van State ongewijzigd gebleven. Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 5 en 6. Op verzoek van de Nationale ombudsman heeft Toeslagen huurtoeslaggerechtigden met een verworven recht geattendeerd op de situatie dat een eenmaal verworven recht weer verloren kon worden. Deze brieven zijn 2 april 2019 verzonden.
Hoe gaat u de 14.000 mensen informeren wat de regels op dit moment zijn, mede naar aanleiding van de signalen van de Nationale ombudsman?5
Deze 14.000 mensen zullen opnieuw een brief ontvangen.
Kunt u de briefwisseling met de Nationale ombudsman van de afgelopen jaren over «verworven rechten» in de huurtoeslag aan de Kamer doen toekomen?
Het contact over verworven recht heeft plaatsgevonden door middel van e-mails en telefoongesprekken tussen medewerkers van Toeslagen en medewerkers van de Nationale ombudsman. Naar aanleiding van klachten heeft de Nationale ombudsman de Belastingdienst/Toeslagen gevraagd op welke wijze betrokkenen worden geïnformeerd over het feit dat zij een verworven recht hebben. Voor burgers zou niet duidelijk zijn dat zij een verworven recht hebben en welke consequenties daaraan verbonden zijn. Toeslagen heeft de Nationale ombudsman geïnformeerd over het beleid ten aanzien van «verworven rechten» en op 2 april 2019 aan 14.000 burgers een brief gestuurd om ze te informeren over verworven rechten en een afschrift van deze brief aan de Nationale ombudsman gestuurd. Bijgaand treft u een afschrift van die brief aan 14.000 burgers aan.
Naar aanleiding van de uitspraak van 24 juli 2019 is momenteel opnieuw contact tussen medewerkers van Toeslagen van de Nationale ombudsman. De vragen van de Nationale ombudsman komen overeen met de vragen die ik hier beantwoord. Na verzending van deze antwoorden aan uw Kamer, zal ook de Nationale ombudsman nader worden geïnformeerd.
Is het voor de medewerkers van de Belastingdienst duidelijk geweest hoe «verworven recht» uitgevoerd moest worden en uitgevoerd werd?
Ja, voor de medewerkers van de Belastingdienst is het duidelijk geweest hoe «verworven recht» uitgevoerd moest worden. Zoals bij het antwoord op vraag 5 aangegeven, werkte het geautomatiseerde systeem tussen 2012 en 2017 niet overeenkomstig het op dat moment geldende beleid. Dat werd ontdekt in 2017 en is hersteld. De uitspraak van de Raad van State van 24 juli 2019 heeft geleid tot een wijziging van het beleid en de werkinstructies. De werkinstructies en het deel van het Handboek Toeslagen dat verworven recht bespreekt, vindt u in de naar aanleiding van het WOB-verzoek openbaar gemaakte documenten en in de bijlage bij de Kamervragen van 13 december 2019.
Is het voor huurders de afgelopen 10 jaar duidelijk geweest hoe «verworven recht» juridisch in elkaar zat en hoe het werd uitgevoerd? Was er voldoende rechtszekerheid voor huurders?
Op de website van de Belastingdienst en in andere communicatie is eenduidig aangegeven hoe naar de visie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de dienst Toeslagen het verworven recht juridisch in elkaar zat. Daarmee zou in beginsel de interpretatie duidelijk moeten zijn geweest voor huurders. Het feit dat in de periode van 2012 tot en met 2017 sprake was van een geautomatiseerd systeem dat anders werkte dan de interpretatie die destijds aan de wet werd gegeven, kan evenwel tot onduidelijkheid hebben geleid voor de betreffende huurders. Rechtszekerheid wordt bereikt doordat huurders na aanvraag een beschikking krijgen. Als zij het niet eens zijn met deze beschikking, kunnen zij deze aan de rechter voorleggen. In een zaak heeft dat geleid tot de uitspraak van de Raad van State. Sindsdien wordt vanzelfsprekend de interpretatie van de Raad van State toegepast.
Geven de voorstaande antwoorden aanleiding om het nieuwe beleid, dat helemaal niet nieuw blijkt te zijn, met terugwerkende kracht toe te passen? En hoe gaat u dit aanpakken?
De uitspraak van de Raad van State van 24 juli 2019 heeft geleid tot een nieuwe interpretatie van de Wet op de huurtoeslag. Daarnaast zijn aanvragen huurtoeslag van 2012 tot 2017 door een fout in het geautomatiseerde systeem reeds afgedaan op een wijze die overeenkomt met deze interpretatie van de Raad van State. Hoewel geen zicht is op het totaalaantal huishoudens die buiten het geautomatiseerde proces zijn afgedaan, ontstaat de indruk dat deze aantallen (veel) kleiner zijn dan het aantal huishoudens dat binnen het geautomatiseerde proces is afgedaan. Dit gegeven zorgt voor de unieke situatie dat slechts bij een minderheid van de huurders het verworven recht niet is herleefd. Deze unieke situatie is voor mij aanleiding te bezien hoe de uitspraak van de Raad van State ook voor deze huishoudens alsnog van toepassing kan zijn. Op dit moment onderzoek ik hoe hier praktisch en in de uitvoering op een goede manier invulling aan gegeven kan worden. Het uitgangspunt is daarbij dat Toeslagen de burger zoveel mogelijk ambtshalve tegemoetkomt. Echter, niet uitgesloten kan worden dat een deel van de bewijslast uiteindelijk niet bij de burger weggenomen kan worden. Uiterlijk in mei zullen de Minister voor Milieu en Wonen en ik hier bij Uw Kamer op terugkomen.
Welke zaken hadden in deze casus anders moeten gaan?
Het is niet te voorkomen dat de interpretatie van wet- en regelgeving wijzigt als gevolg van jurisprudentie. Wel had na de uitspraak van de Raad van State sneller en actiever gecommuniceerd kunnen worden over de gewijzigde interpretatie van de wet. Daarnaast betreur ik het dat door een fout in de geautomatiseerde systemen onduidelijkheid kan zijn ontstaan voor een specifieke groep huurders. Een meerderheid van de huurders is door deze fout bovendien – hoewel de omstandigheden gelijk waren – gunstiger behandeld dan de minderheid. De Raad van Stade heeft inmiddels geoordeeld over een interpretatie die in lijn is met wijze waarop de meerderheid de afgelopen jaren in de praktijk is behandeld. Dat is voor mij reden om te bezien hoe de uitspraak van de Raad van State alsnog ook voor de minderheid van toepassing kan zijn.
Kunt u deze vragen een voor een en voor 29 januari beantwoorden? Indien dat niet lukt, kunt u daarvan dan onmiddellijk mededeling doen en ze wel binnen drie weken beantwoorden om de Kamer in de gelegenheid te stellen het Schriftelijk overleg op 30 januari uit te stellen?
De vragen zijn één voor één beantwoord.
Huisjesmelkers aan de Pieter Calandlaan in Amsterdam, Nieuw-West |
|
Sandra Beckerman |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u de situatie aan de Pieter Calandlaan in Amsterdam Nieuw-West, waar kamers worden verhuurd van acht vierkante meter voor 700 euro per maand?1 Zo ja, wat is hierop uw reactie?
Ik kende de situatie aan de Pieter Calandlaan in Amsterdam Nieuw-West niet en heb daarom naslag laten doen.
Vindt u 700 euro voor 8 m2 een redelijke prijs? Zo nee, kunt u verklaren op basis van welke criteria deze verhuurder tot dit bedrag is gekomen?
De betreffende advertentie op Pararius is inmiddels verwijderd, op basis van een advertentie op de website huurwoningen.nl2 lijkt het te gaan om een onzelfstandige woonruimte, een kamer. De waardering van kamers gebeurt op basis van het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimte. Naast de oppervlakte van de verhuurde kamer zijn daarin diverse andere elementen van belang. Het gaat onder meer om oppervlakte van gemeenschappelijke ruimten, verwarmingsmogelijkheden, kookgelegenheid, en sanitaire voorzieningen.
Ik kan niet beoordelen of in deze specifieke situatie de huurprijs in verhouding staat tot de waardering op basis van het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimte. Dat neemt niet weg dat ik erop reken dat verhuurders fatsoenlijk omgaan met hun huurders en een redelijke huurprijs vragen, waarbij zij rekening houden met de geboden kwaliteit van hun woning of kamer. Als op basis van het woningwaarderingsstelsel een huurprijs gevraagd mag worden, betekent dit niet dat de verhuurder deze maximale huurprijs hoeft te vragen. Daarbij verwacht ik van verhuurders dat ze niet maximaal willen profiteren van de grote schaarste in steden met een gespannen woningmarkt.
Is het volgens het woningwaarderingsstelsel ook mogelijk om tot dit bedrag te komen? Kunt u dit toelichten?
Ja dit is in theorie mogelijk. Een kale huurprijs van € 700 voor een kamer is mogelijk indien de waardering van deze kamer en de bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen op basis van het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimte leidt tot een waardering met minimaal 472 punten.
De betreffende advertentie op Pararius is inmiddels verwijderd, op basis van de eerdergenoemde advertentie op de website huurwoningen.nl lijkt de gevraagde huurprijs van € 700 inclusief gas, water en licht. Stel dat het voorschot servicekosten (gas, water en licht) € 100 per maand bedraagt, dan is de kale huurprijs € 600. Een dergelijke huurprijs is mogelijk indien de waardering op basis van het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimte minimaal 380 punten bedraagt. Bij een kamer van 8 m2 komt een dergelijk puntenaantal niet vaak voor. Om dit te toetsen kan elke huurder zich tot de Huurcommissie wenden. De Huurcommissie zal in dat geval het puntenaantal vaststellen en bepalen of de huurprijs gehandhaafd blijft of verlaagd wordt. In het geval van een tijdelijk contract kan de huurder ook nog na afloop van dit contract zich nog wenden tot de Huurcommissie om met terugwerkende kracht huurverlaging te krijgen.
Is het juridisch mogelijk om huurcontracten van 0,5 jaar aan te bieden zoals deze verhuurder doet? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken hoe dit in de toekomst onmogelijk kan worden gemaakt?
Ja, het is juridisch toegestaan om een huurcontract van zes maanden aan te bieden. Met de Wet doorstroming huurmarkt 2015 zijn tijdelijke huurcontracten van maximaal twee jaar voor zelfstandige woningen (eengezinswoningen, appartementen) en maximaal vijf jaar voor onzelfstandige woningen (kamers) mogelijk gemaakt, die van rechtswege eindigen na de overeengekomen huurperiode mits de verhuurder de huurder tijdig schriftelijk informeert over het einde van de huur. Deze vorm van kortdurende huur en de daarmee gepaard gaande snelle doorstroming kan voor huurders die snel op zoek zijn naar een (tijdelijke) woning een goede oplossing bieden, bijvoorbeeld na een echtscheiding. Ik ben voornemens om de Wet doorstroming huurmarkt 2015 op korte termijn te evalueren, namelijk voor 1 juli 2021. Ik wil deze evaluatie gebruiken om verder inzicht te krijgen of de wet de beoogde doelstellingen behaald en of er geen oneigenlijk gebruik optreedt.
Welke extra instrumenten komen beschikbaar om huisjesmelkers te beboeten na uitvoering van de motie Asscher/Heerma over bestuurlijke boetes voor verhuurders in de gereguleerde woningvoorraad die doelbewust te hoge huren vragen?2
In het kader van de aanpak Goed verhuurderschap werk ik samen met betrokken partijen aan een breed palet aan activiteiten om malafide verhuurders aan te pakken. De motie Asscher/Heerma over bestuurlijke boetes voor te hoge huren betrek ik bij de uitwerking van aanvullende maatregelen om het gemeentelijk instrumentarium in de strijd tegen malafide verhuurders te versterken. Om op al deze onderwerpen de juiste voorstellen te kunnen ontwikkelen en daarbij uw Kamer goed inzicht te kunnen geven in de mogelijke effecten ervan vind ik het van groot belang om aan elkaar verwante onderwerpen in samenhang verder uit te werken.
De berichten 'Bewoners van de Iep beide kerstdagen zonder verwarming' en 'Vestia biedt Tweebossers schimmelwoningen aan' |
|
Sandra Beckerman |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het nieuwsbericht: Bewoners van de Iep beide kerstdagen zonder verwarming door lekkage»?1 Zo ja, wat is hierop uw reactie?
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Ik begrijp dat het voor bewoners, zeker in de genoemde periode, erg vervelend is om met een defecte verwarming te kampen. Het onderhouden van huurwoningen is een taak van elke verhuurder, ook van corporaties. Dat Vestia een saneringscorporatie is, ontslaat haar niet van de verantwoordelijkheid om haar bezit kwalitatief op de wettelijke norm te houden. Dit maakt ook nadrukkelijk onderdeel uit van het vastgestelde financiële verbeterplan van Vestia en hier zijn ook extra middelen voor gereserveerd. De afgelopen periode heeft Vestia in dit kader ook extra conditiemetingen van haar bezit uitgevoerd, waarop ze haar onderhoudsbegroting heeft aangepast. Dit neemt niet weg dat er alsnog onvoorziene defecten kunnen optreden in enkele individuele woningen of complexen.
Kent u ook het nieuwsbericht: «Vestia biedt Tweebossers schimmelwoningen aan»?2 Zo ja, wat is hierop uw reactie?
Ja, ik ben bekend met dit bericht en ik ben ook bekend met het bericht uit het AD van 31 januari getiteld: «Huurders van de Tweebosbuurt en Vestia gaan voorzichtig in gesprek». Hieruit begrijp ik dat een groot aantal bewoners inmiddels naar hun tevredenheid is geherhuisvest. Vestia geeft aan dat woningen die leegkomen direct worden aangeboden in de situatie zoals ze zijn opgeleverd. Bij sommige woningen moeten daar nog verbeteringen aan plaatsvinden. Deze verbeteringen worden aangebracht vóórdat de bewoners het pand betrekken. Ik vind het evengoed vervelend dat er een situatie is ontstaan, waarin een relatief klein aantal huurders een in hun optiek minder passende woning aangeboden heeft gekregen. Hierover zijn de corporatie en de bewoners in gesprek om tot elkaar te komen.
Deelt u de mening dat een van de primaire taken van (sociale) verhuurders is het degelijk onderhouden van hun woningbestand? Zo ja, vindt u dat Vestia hier op dit moment aan voldoet gezien de voorbeelden genoemd in de artikelen?
Elke verhuurder moet zijn woningbestand goed onderhouden. Hierover zijn wettelijke normen opgesteld. Het beheren en goed onderhouden van sociale huurwoningen is een taak van corporaties. Bewoners kunnen zich bij klachten in eerste instantie tot de corporatie wenden. Indien de geschillen blijven aanhouden, kunnen bewoners zich vervolgens tot de huurcommissie wenden. Dat Vestia een saneringscorporatie is, ontslaat haar niet van haar verantwoordelijkheid om de kwaliteit van haar bezit op peil te houden en te voldoen aan de wettelijke normen. Dit maakt ook nadrukkelijk onderdeel uit van het vastgestelde verbeterplan van Vestia en hier zijn ook middelen voor gereserveerd. Voor de herijking van haar verbeterplan heeft Vestia bovendien extra gestandaardiseerde conditiemetingen van haar bezit uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de onderhoudstoestand van het bezit van Vestia niet substantieel afwijkt ten opzichte van andere corporaties.
Klopt het dat in veel Vestia maatwerkgemeenten klachten zijn over achterstallig onderhoud van de woningen? Deelt u de mening dat huurders niet langer de dupe mogen zijn van de wantoestanden bij Vestia?
Ik neem de zorgen van de huurders, gemeenten en andere partners in de regio serieus. De monitoringscommissie op de sanering van Vestia bestaande uit de gemandateerd saneerder, het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) borger en de Autoriteit woningcorporaties (Aw) heeft Vestia bij de herijking van haar verbeterplan ook verzocht extra conditiemetingen van haar bezit uit te voeren en haar onderhoudsbegroting daarop af te stemmen. Wel is het zo dat Vestia geen tot zeer beperkte financiële ruimte heeft om kwalitatieve woningverbeteringen aan te brengen (zoals nieuwe badkamers, nieuwe keukens, grootschalige isolatie anders dan niet-wettelijk verplicht). In dat kader onderzoekt Hamit Karakus in mijn opdracht de verkoop van Vestiawoningen in de maatwerkgemeenten aan andere corporaties.
Gezien het feit dat andere door Vestia aan bewoners uit de Tweebosbuurt aangeboden woningen niet zelden vol met schimmel blijken te zitten, bent u het met deze bewoners eens dat ze deze aangeboden woningen weigeren?
Van verhuurders en dus ook van Vestia mag verwacht worden dat zij woningen gebrekenvrij aanbieden dan wel de gebreken verhelpen voordat de nieuwe huurders de sleutel van de woning krijgen. Mocht Vestia eventuele schimmel niet hebben verwijderd en bij een bouwkundige oorzaak van de schimmel dat onderhoudsgebrek niet hebben verholpen, kunnen de huurders zich in eerste instantie tot Vestia wenden. Indien het geschil aanhoudt kunnen zij de huurcommissie om tijdelijke huurverlaging vragen, zolang het gebrek aanhoudt. Indien de huurcommissie het onderhoudsgebrek als ernstig beoordeelt, zal zij de huur tijdelijk verlagen.
Bent u het ermee eens dat door de dreigende sloop van de sociale huurwoningen in de Tweebosbuurt er ook een grote tijdsdruk ontstaat op bewoners om een andere woning te accepteren? Vindt u een woning met schimmel passende woonruimte? Zo nee, kunt u in overleg met Vestia hierover uw ongenoegen kenbaar maken en pleiten voor een passende oplossing?
Bij huuropzeggingen door de verhuurder wegens sloop of renovatie, ontstaat er altijd druk om naar een andere woonruimte uit te kijken. Overigens eindigt de huur nog niet door de huuropzegging van de verhuurder, maar kan alleen de rechter de huur beëindigen als de huurder niet schriftelijk met de huuropzegging instemt. Over huuropzeggingen binnen de Tweebosbuurt heeft Vestia al diverse rechtsprocedures gevoerd. Desalniettemin kan ik mij voorstellen dat huurders tijdsdruk ervaren door de voorgenomen sloop van hun woning. Zoals ik in het antwoord op vraag 5 heb aangegeven, mag van verhuurders, dus ook van Vestia, verwacht worden dat zij de huurders geen woningen met onderhoudsgebreken aanbieden of dat zij eventuele onderhoudsgebreken verhelpen voordat de huurder de woning betrekt. Deze situaties vallen in eerste instantie onder de zorg van de lokale stakeholders. Zo is de gemeente Rotterdam reeds met Vestia in gesprek om in deze casus tot een passende oplossing te komen voor alle partijen.
Klopt het dat in het herijkt verbeterplan Vestia van 2019–2021 wordt aangegeven dat Vestia onvoldoende kan bijdragen aan wat volkshuisvestelijk noodzakelijk is? Deelt u de mening dat vooral huurders hiervan de dupe zijn?
Vestia staat voor een grote opdracht waarin het langjarig werkt aan financieel herstel, terwijl ze haar volkshuisvestelijke taken uitvoert. Ondanks dat Vestia in de komende jaren een grotere volkshuisvestelijke bijdrage zal kunnen leveren, zal het volledige financieel herstel nog enige tijd vergen. Dit kan spanning opleveren met de verduurzamingsambitie en de volkshuisvestelijke wensen in de regio. Zo blijkt uit het herijkt verbeterplan dat de financiële ruimte van Vestia om een grotere bijdrage te leveren aan de verduurzamingsopgave in Nederland beperkt is en dat Vestia op een aantal vlakken niet of niet volledig zal kunnen voorzien in nieuwe, door (lokale) stakeholders gewenste volkshuisvestelijke investeringen, waaronder wijkherstructureringsprojecten opgenomen in de woondeal Zuidelijke Randstad. Hiervoor zal een groter beroep moeten worden gedaan op andere corporaties in de regio. Met de gemeenten ben ik hierover ook in overleg.
Daarnaast werk ik hieraan door de regionale opgaven in diverse trajecten op te pakken. Zo heb ik Hamit Karakus aangesteld om oplossingen aan te dragen voor de volkshuisvestelijke wensen in de maatwerkgemeenten en voer ik samen met de zuidelijke Randstad de woondeal uit. Ook breng ik momenteel de volkshuisvestelijke opgaven en corporatiemiddelen van alle woningmarktregio’s in kaart. Hierin bezie ik ook hoe de haalbaarheid van gewenste regionale volkshuisvestelijke investeringen kan worden vergroot. Met deze trajecten wil ik een oplossing bieden voor de volkshuisvestelijke opgaven die spelen.
Bent u bereid om met Vestia in gesprek te gaan om meer onderhoud te eisen in de zogeheten Vestia maatwerkgemeenten waar ook de gemeente Zuidplas onder valt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven op welke termijn deze gesprekken zullen plaatsvinden en op welke wijze u dit gaat terugkoppelen aan de Kamer?
De monitoringscommissie op de sanering van Vestia heeft Vestia bij de herijking van haar verbeterplan reeds verzocht extra conditiemetingen van haar bezit uit te voeren en haar onderhoudsbegroting hierop aan te passen. Hieruit is gebleken dat de onderhoudstoestand van het bezit van Vestia niet substantieel afwijkt ten opzichte van andere corporaties. Daarnaast houdt ook de Aw doorlopend toezicht op Vestia en hebben ook de lokale stakeholders (gemeente en huurdersorganisatie) de mogelijkheid om Vestia hierop aan te spreken. Daarmee heb ik er voldoende vertrouwen in dat de huidige borging van dit aspect toereikend is.
Worden bewoners die door gebrekkig onderhoud in Nieuwerkerk aan den IJssel getroffen zijn door Vestia op enige wijze gecompenseerd? Zo nee, waarom niet?
Bewoners kunnen zich bij klachten over de onderhoudstoestand van de woning in eerste instantie tot woningcorporatie Vestia wenden. Indien de geschillen blijven aanhouden, kunnen bewoners vervolgens de huurcommissie inschakelen. Indien de onderhoudsgebreken dusdanig ernstig zijn, kan de huurcommissie een tijdelijke huurverlaging vaststellen, zolang het gebrek aanhoudt.
Wilt u al deze vragen afzonderlijk beantwoorden en niet bundelen?
Ja.
Erfpacht in Amsterdam |
|
Erik Ronnes (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u bericht «Tachtigjarige klimt op barricade»?1 Wat is uw reactie op dat bericht?
Ja. De reactie daarop volgt in de antwoorden op de gestelde vragen.
Deelt u de conclusie dat de gemeente Amsterdam erfpacht hanteert op een wijze die lijkt op de woekerpolis: complex, niet transparant, onvoorspelbaar, mensen worden niet goed geïnformeerd maar geconfronteerd met enorme, plotselinge kostenverhogingen?
Erfpacht is een zakelijk recht waarbij de erfpachter voor een bepaalde duur het recht heeft de onroerende zaak van een ander te gebruiken tegen een vergoeding (de canon). Veel voorkomende looptijden voor het erfpachtrecht zijn 30, 50, 75, 99 jaar of eeuwigdurende erfpacht. De canon en de erfpachtvoorwaarden zijn bekend bij het aangaan of de aankoop van het erfpachtrecht. In de erfpachtvoorwaarden kan worden overeengekomen dat de canon periodiek wordt herzien. Wanneer de canon aan het einde van de duur waarvoor deze is vastgelegd wordt herzien, heeft de erfpachter in de Amsterdamse erfpachtvoorwaarden voor «voortdurende erfpacht»2 de mogelijkheid deze canon door een commissie van drie deskundigen te laten bepalen. Erfpacht is derhalve niet vergelijkbaar met een woekerpolis.
Is het u bekend dat de woonlasten van veel Amsterdammers door de gebruikte systematiek exploderen en de kosten na 1 januari 2020 nog verder fors zullen oplopen?
Amsterdam heeft gedurende meer dan honderd jaar gemeentelijke grond voor woningen uitgegeven in erfpacht. Dit betreffen over het algemeen «voortdurende erfpachtrechten» waarbij de canon na 75 of 50 jaar, afhankelijk van het erfpachtcontract, wordt herzien. Alleen voor woningen waarvan de canon wordt herzien, veranderen de woonlasten.
Of er een groot verschil is tussen de oude en nieuwe canon is erg afhankelijk van het contract, de locatie en het oude betalingsregime. Bij een afgekocht erfpachtrecht is er altijd een groot verschil tussen de oude canon (die is immers jaarlijks gelijk aan nul voor de periode waarvoor deze is afgekocht) en de nieuwe canon. Bij niet afgekochte canons, waarbij de oude canon niet werd geïndexeerd, ontstaat alleen al door de inflatie van de afgelopen decennia een groot verschil met de nieuwe canon, nog afgezien van waardeveranderingen van de locatie. Een positieve waardeverandering van de locatie heeft te maken met maatschappelijke ontwikkelingen waardoor een locatie aantrekkelijker kan zijn geworden. Wanneer de oude canon jaarlijks werd geïndexeerd voor inflatie, dan is het verschil met de nieuwe canon vaak aanmerkelijk kleiner.
Op het moment dat een erfpachter zijn erfpachtrecht omzet naar eeuwigdurende erfpacht wordt de jaarlijkse canon alleen nog herzien met een inflatiecorrectie. Daarnaast kan deze eeuwigdurend afgekocht worden. Er is in beide gevallen geen sprake meer van aanpassing van de canon aan de waardeontwikkeling van de locatie, tenzij de erfpachter verzoekt om aanpassing van het erfpachtcontract (bijvoorbeeld bij wijziging bestemming).
In 2017 werd in Amsterdam eeuwigdurende erfpacht ingevoerd voor nieuwe gevallen en er werd een regeling ingevoerd waarmee erfpachters kunnen overstappen op het nieuwe stelsel. Klopt het dat daarbij ook een nieuwe manier werd bedacht om de grondwaarde onder bestaande woningen te bepalen (zogenaamde «residuele methode van grondwaardebepaling»)?
In 2016 heeft de gemeente Amsterdam het beleid ingevoerd om voortaan grond uit te geven in eeuwigdurende erfpacht. Kenmerk daarvan is dat de canon alleen nog maar voor inflatie wordt gecorrigeerd en dat deze niet meer wordt herzien voor de waardeontwikkeling. Als de canon eeuwigdurend wordt afgekocht hoeft er nooit meer canon te worden betaald zolang de overeengekomen bestemming volgens het erfpachtrecht niet wordt aangepast. In 2017 heeft de gemeente Amsterdam tevens de mogelijkheid geïntroduceerd om bestaande erfpachtrechten voor woningen om te zetten naar eeuwigdurende erfpacht (met uitzondering van corporatiewoningen).
Zover mij bekend, hanteert de gemeente Amsterdam al sinds eind jaren negentig van de vorige eeuw een residuele systematiek om de grondwaarde te bepalen voor nieuwe en bestaande erfpachtrechten. De manier om deze grondwaarde residueel te bepalen heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld aan de hand van de meest recente inzichten en technieken.
In 2015 heeft een commissie van drie hoogleraren het advies «Schoon Schip»3, uitgebracht, en de residuele methodiek als meest geëigend beoordeeld om de actuele grondwaarde te bepalen (blz. 32) en voorgesteld de WOZ-waarde te gebruiken als grondslag voor de waarde van de grond en opstal samen. Dit laatste heeft de gemeente Amsterdam sinds 2017 ingevoerd. Overigens gebruikte de gemeente Amsterdam daarvoor al een wijze die vergelijkbaar is met hoe de WOZ-waarde wordt bepaald.
Deelt u de conclusie dat de door de gemeente gehanteerde en een zelf ontwikkelde «residuele» methode van grondwaardebepaling fundamenteel onjuist is omdat de gemeente daarmee bijna alle waarde en waardestijging naar zichzelf toe rekent, als ware het een nieuwe gronduitgifte?
Het uitgangspunt van de residuele grondwaardemethodiek is de waarde van de onroerende zaak. Deze wordt voor een belangrijk deel bepaald door de locatie. De gemeente Amsterdam hanteert enkele afslagen voor de bepaling van de residuele grondwaarde op basis waarvan de canon wordt bepaald. De canon wordt daarmee niet bepaald op basis van de volledige grondwaarde of waardestijging.
Is het u bekend dat dit systeem een sterk financieel «hefboomeffect» kent aangezien de woningprijzen immers veel sneller stijgen dan de bouwkosten waardoor de grondwaarde en dus wat erfpachters moeten betalen nog sneller stijgt dan de WOZ-waarde? Wat is uw visie daarop?
Het zogeheten hefboomeffect is mij bekend. Als de vastgoedwaarde sneller stijgt dan de kosten om het vastgoed te realiseren, dan stijgt de grondwaarde procentueel harder dan de bouwkosten. Andersom is ook het geval; als de vastgoedwaarde langzamer stijgt dan de kosten om het vastgoed te realiseren, dan stijgt de grondwaarde nauwelijks of kan deze dalen. Wanneer de vastgoedwaarde daalt en de kosten om te realiseren blijven gelijk, dan daalt de residuele waarde van de grond.
Sinds de financieel economische crisis is de marktwaarde van woningen in de grote steden, en van Amsterdam in het bijzonder, veel sneller gestegen dan de kosten voor het realiseren van nieuwe woningen. Steden zijn populair om te wonen en dit heeft zijn weerslag op de marktwaarde van woningen en daarmee op de grondwaarde van een locatie.
Klopt het dat tot enkele jaren geleden de vernieuwde erfpachtgrondwaarden uit kwamen op ongeveer 13 procent van de WOZ: een gemiddelde grondquote van 22% en een «depreciatie» (wegens gebondenheid van partijen) van 40%, doch dat het nieuwe systeem leidt tot een enorme verhoging van de kosten (binnen de ring, in IJburg en Buitenveldert stijgt de grondquote naar circa 44%; in andere delen van Amsterdam naar ca. 27%)? Wat is uw visie daarop?
Het erfpachtcontract, de voorwaarden en het moment van eventuele periodieke herziening van de canon zijn bepalend voor het veranderen van de hoogte van canon. De waardeontwikkeling van de locatie is heel bepalend voor de hoogte van de grondwaarde waarop de canon wordt gebaseerd. Ik kan niet ingaan op welke grondquote, het deel van de vastgoedwaarde dat aan de grondwaarde wordt toebedeeld, voor een specifieke locatie in Amsterdam redelijk is.
Klopt het dat Amsterdam voor de overstapregeling daarnaast heeft bepaald dat tot 1 januari 2020 men rekenen mag met de WOZ-waarde uit 2014 en met een extra «korting»? Klopt het dat dat er toe leidt dat ná 1 januari door deze regeling veel mensen plotseling drie, acht, tien keer zoveel moeten gaan betalen? In plaats van bijvoorbeeld eeuwigdurend afkopen voor 10.000 euro of een jaarlijkse canon van 800 euro, schieten die omhoog naar 80.000 euro en 6.000 euro. Klopt het dat dat vooral speelt in wijken zoals Zuidoost en Nieuw-West?
In 2017 heeft de gemeente Amsterdam de mogelijkheid geïntroduceerd om een «voortdurend» erfpachtrecht met de overeengekomen bestemming wonen om te zetten naar eeuwigdurende erfpacht. De gemeente doet daartoe een aanbieding en baseert de canon voor het eeuwigdurende erfpachtrecht op de actuele grondwaarde. Sinds het laatste kwartaal van 2017 is het mogelijk de gemeente om een aanbieding te vragen. Bij wijze van uitzondering heeft de gemeente voor zichzelf bepaald dat zij voor aanvragen in de jaren 2017, 2018 en 2019 haar aanbieding zou baseren op de WOZ-waarde van 2014 of 2015. Het is mij bekend dat tegen het licht van de voorwaarden zoals die inmiddels van toepassing zijn, de voorwaarden van vóór 2020 gunstig zijn en het verschil tussen de voorwaarden voor een aanvraag voor overstap in 2019 en 2020 groot kan zijn. Doordat de voorwaarden drie jaar lang niet zijn aangepast, is het verschil tussen de voorwaarden voor en na 2020 groot als gevolg van de ontwikkeling van de WOZ tussen 2014/2015 en 2018 (een overstapaanbieding in 2020 wordt gebaseerd op de WOZ-waarde van belastingjaar 2019). Verder verwijs ik naar de antwoorden op vragen 3 en 6.
Heeft u de indruk dat Amsterdammers over deze ingrijpende wijzigingen goed geïnformeerd zijn? Zo ja, waar baseert u dat op? Klopt het dat men geen persoonlijke brief kreeg met informatie over wat er voor hen persoonlijk zou veranderen en dat ook de lokale rekenkamer constateerde dat mensen niet goed zijn geïnformeerd? Klopt het dat uit een meting blijkt dat recent (in november) bijna de helft van de erfpachters niet weet welke mogelijkheden er zijn om over te stappen?
Navraag bij de gemeente Amsterdam leert dat erfpachters in 2019 een aantal malen een brief hebben ontvangen waarin is gewezen op de mogelijkheid van overstappen en dat zij via het «overstapportaal» persoonlijke informatie konden inwinnen over de gevolgen voor hen. Inmiddels zijn er meer dan 136.000 aanvragen voor een overstapaanbieding voor woningen gedaan. Dat is circa 85% van de erfpachtrechten met de bestemming woning die kunnen overstappen.4
Deelt u de kritiek dat de internetsite «Overstapportaal» van de gemeente wordt geplaagd door technische problemen, er vaak uit ligt, en fouten bevat en vast loopt? Klopt het dat mensen daardoor en door de ingewikkeldheid van de problematiek, geen of een foutief antwoord krijgen? Is het denkbaar dat dat tot enorme extra onzekerheid leidt en dat mensen op zijn minst meer tijd zouden moeten krijgen om zich te kunnen verdiepen en financieel advies te kunnen vragen?
Ik kan niet beoordelen of individuen foutieve informatie hebben gekregen van de gemeente. Zover ik weet kunnen erfpachters op basis van de informatie in het informatiepakket, dat beschikbaar is in het overstapportaal, (financieel) advies inwinnen. Nadat de aanbieding voor overstappen is ontvangen krijgen erfpachters drie maanden bedenktijd. Dat is voldoende tijd om eventueel advies in te winnen. Bovendien zullen overstappers alleen financiering hoeven te regelen indien ze hun lopende voortdurende en/of hun eeuwigdurende contract tegelijk met de overstap willen afkopen.
Heeft de gemeente in deze een zorgplicht voor betreffende woningbezitter als het gaat om bepalen van erfpacht? Zo ja, vervult de gemeente Amsterdam die zorgplicht naar behoren?
Het aanbod om over te stappen op eeuwigdurende erfpacht is een mogelijkheid die de gemeente Amsterdam heeft gecreëerd om tegemoet te komen aan de onzekerheid die werd ervaren met de erfpachtvoorwaarden voor voortdurende erfpacht. Daarmee komt de gemeente Amsterdam vrijwillig tegemoet aan erfpachters die zich zorgen maken over de onzekerheid van de toekomstige canon. Het is een voorbeeld van hoe de gemeente Amsterdam haar zorgplicht invult.
Is het u bekend dat de gemeenteraad van Amsterdam had gevraagd om een regeling voor mensen die de nieuwe erfpacht niet zouden kunnen betalen en dat de gemeente daarop wilde voorstellen dat deze groep de betaling zou kunnen uitstellen tot het moment dat ze de woning verkopen? Is het u ook bekend dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) gesteld heeft dat dit niet mag, omdat dit een financieel product is en kan leiden tot «overcreditering»? Als dat zo is, moet dan niet ook de conclusie getrokken worden dat dat dan nog meer geldt zonder deze regeling?
Het is mij bekend dat de gemeente Amsterdam heeft gezocht naar een regeling voor mensen die de verhoogde canonverplichting niet kunnen betalen die inhield dat deze groep mensen de canonbetalingen onder voorwaarden zouden kunnen uitstellen totdat de woning wordt verkocht. Uit de brief van het college van burgemeester en wethouders (B&W) van Amsterdam aan de Commissie Ruimtelijke Ordening en Grondzaken van 17 mei 2019 blijkt dat de gemeente Amsterdam bij meerdere instanties (Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVn), het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM)) advies heeft ingewonnen.5 Uit deze brief blijkt dat de AFM heeft aangegeven dat hoewel erfpacht en het uitstellen van canonbetalingen strikt genomen niet onder de Wet op het financieel toezicht (Wft) valt, er wel een risico is op overkreditering.
De gemeente Amsterdam heeft een zogenaamde tegemoetkomingsregeling voor erfpachters die na herziening van de canon bij einde van de looptijd van het voortdurende erfpachtrecht, de nieuwe canon niet kunnen betalen. Het college van Amsterdam onderzoekt nog of erfpachters ook bij overstap naar eeuwigdurende erfpacht in aanmerking kunnen komen voor tegemoetkoming wanneer de nieuwe canon, gelet op de financiële positie van de erfpachter, hoog is.
Klopt het dat de AFM stelt dat banken wel rekening moeten houden met erfpacht bij hypotheken? Houdt dat ook in dat banken naar de gemeentelijke erfpacht-gegevens gaan kijken bij verstrekken van hypotheken? Denkt u dat dat grote effecten heeft op de woningmarkt?
Een aanbieder van hypothecair krediet dient bij het bepalen of een consument de lasten van een hypotheek kan dragen rekening te houden met alle financiële verplichtingen van de consument. Daaronder vallen uiteraard tevens de verplichtingen die voortvloeien uit erfpacht. Ook kijkt de hypotheekverstrekker naar de erfpachtvoorwaarden. Het effect op de woningmarkt is moeilijk te voorspellen, maar voor zover er effecten zijn, zijn deze niet nieuw. Banken kijken namelijk al jaren naar de erfpachtvoorwaarden.
Heeft de gemeente in deze ook niet een zorgplicht voor de betreffende woningbezitter als het gaat om bepalen van erfpacht?
Wanneer de canon wordt herzien bij einde looptijd wordt een procedure gevolgd zoals opgenomen in de Algemene Bepalingen. De erfpachter heeft in Amsterdam dan altijd de mogelijkheid de nieuwe canon te laten bepalen door een commissie van drie deskundigen. Voor het bepalen van de canon bij overstap naar eeuwigdurende erfpacht heeft de gemeente Amsterdam beleid opgesteld welke openbaar beschikbaar is. In dit beleid is opgeschreven hoe de canon wordt bepaald. De gemeente Amsterdam geeft op haar website veel informatie en links naar bijvoorbeeld de algemene voorwaarden en het beleid.
Deelt u de conclusie dat erfpacht feitelijk een financieel product is, maar complexer dan een hypotheek? Deelt u dan ook de conclusie dat de oplossing is om erfpachters een basale consumentenbescherming te bieden – zoals die ook geldt voor financiële producten?
Erfpacht is een zakelijk recht dat iemand het recht geeft de onroerende zaak van iemand anders te gebruiken. Erfpacht is dan ook geen financieel product. Erfpacht kan wel als complex worden ervaren door de voorwaarden die van toepassing kunnen zijn en de eventuele periodieke herwaardering van de canon. Voor de erfpachter die overstapt op eeuwigdurende erfpacht geldt overigens dat een element van de ervaren complexiteit (de periodieke herziening van de canon) wordt weggenomen.
De bescherming van erfpachters op gemeente grond is geborgd door een regeling voor geschillen welke is opgenomen in de meeste erfpachtovereenkomsten, zoals bijvoorbeeld in Amsterdam de drie deskundigenprocedure voor het bepalen van de canon, is er een (gemeentelijke) ombudsman waartoe erfpachters zich kunnen wenden en staat de weg naar de burgerlijke rechter open als er geen oplossing voor het conflict bereikt wordt.
Bovendien komt het erfpachtbeleid tot stand binnen de lokale democratie. Het gemeentebestuur stelt het erfpachtbeleid vast, het college van B&W wordt gecontroleerd door de gemeenteraad, de gemeente is gehouden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en een (gemeentelijke) rekenkamer houdt toezicht op het lokaal bestuur.
Het schaarste-criterium in de Huisvestingswet |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Heeft u kennis genomen van twee gerechtelijke uitspraken over de huisvestingsverordeningen van Rotterdam1 en Eindhoven2?
Ja.
Deelt u de mening dat beleggers massaal betaalbare woningen opkopen, om vervolgens torenhoge huren te vragen of om arbeidsmigranten te huisvesten? Welke mogelijkheden hebben gemeenten om hier tegen op te treden? Welke mogelijkheden hebben gemeenten anderszins om de verkoop en verhuur van woningen te reguleren?
Het Kadaster heeft onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de particuliere verhuurmarkt.3 Sinds 2013 groeit de particuliere verhuurmarkt. Particuliere verhuurders kopen veelal goedkope, kleine appartementen. Ongeveer de helft van hun aankopen is onder de 150.000 euro. Particuliere verhuurders kopen vaak woningen met een woonoppervlak van minder dan 75 m2. In dit onderzoek wordt ook een relatie gelegd met de aan- en verkopen van koopstarters om mogelijke concurrentie in beeld te brengen. Koopstarters zijn deels geïnteresseerd in dezelfde woningen. Nationaal is er een beperkte overlap zichtbaar wat betreft koopprijs, woningtype en oppervlakte. Koopstarters zijn op zoek naar woningen in een net wat hoger prijssegment en met een groter woonoppervlak. Op regionaal niveau kan er echter wel overlap zijn wat betreft koopprijs, woningtype en oppervlakte. In bijvoorbeeld Amsterdam zijn koopstarters en beleggers veelal op zoek naar dezelfde woningen.
Beleggers spelen een belangrijke rol bij het vergroten van de huurwoningvoorraad en het schaarse middenhuursegment. Beleggers die op een duurzame manier investeren zijn nodig om te zorgen voor huurwoningen die passen bij de huidige woonwensen. Helaas zijn er ook beleggers die maximaal willen profiteren van de krappe woningmarkt en torenhoge huren vragen of zich niks aantrekken van de rechten van huurders. Dit zijn de beleggers waartegen opgetreden moet worden. In eerder brieven4 heb ik uitgelegd welke trajecten er lopen om malafide verhuurders aan te pakken, excessieve huren in de vrije sector tegen te gaan en de positie van starters te versterken. Om de juiste voorstellen te kunnen ontwikkelen en een stapeling aan maatregelen te voorkomen, werk ik deze onderwerpen in samenhang verder uit.
Op 13 maart jl. is de motie Smeulders c.s.5 ingediend die vraagt te inventariseren welke wettelijke mogelijkheden er voor gemeenten zijn om de massale opkoop van woningen te voorkomen. In een bijlage van mijn Kamerbrief van 10 oktober jl.6 heb ik deze wettelijke mogelijkheden benoemd.
Welke mogelijkheden hebben gemeenten om regels te stellen aan de onttrekking van woonruimtes, samenvoeging, omzetting naar onzelfstandige woonruimtes, verbouwing tot meerdere woonruimtes, en splitsing? Kan een gemeente dergelijke regels ook stellen om wijken leefbaar te houden?
Het schaarstecriterium is de grondslag voor gemeenten om gebruik te kunnen maken van de instrumenten die de Huisvestingswet 2014 biedt. Het is correct dat deze schaarste onderbouwd dient te worden, om te voorkomen dat gemeenten lichtvaardig van dit instrumentarium gebruik maken. Er moet immers een publiek belang worden gediend met het gebruik van deze instrumenten, die het recht van eigendom beperken. Bij een goede onderbouwing van de schaarste kunnen gemeenten regels stellen voor onttrekking, samenvoeging, omzetting van woonruimten en verbouwing tot twee of meer woonruimten, alsmede voor de splitsing van woonruimten. Ruim 180 gemeenten maken dan ook gebruik van het instrumentarium van de Huisvestingswet 2014. De instrumenten uit de Huisvestingswet 2014 kunnen niet worden ingezet indien er geen schaarste aangetoond kan worden, maar er wel leefbaarheidsproblemen zijn. Wel mag een gemeente bij de vergunningverlening voor onttrekking, samenvoeging, omzetting van woonruimten en verbouwing tot twee of meer woonruimten, alsmede voor de splitsing van woonruimten rekening houden met leefbaarheidsaspecten. Op deze wijze kan bijvoorbeeld een quotum voor verkamering per straat of buurt gehanteerd worden. Indien een gemeenten, waar geen schaarste heerst, toch regels wil stellen over bijvoorbeeld verkamering kan dit op basis van het bestemmingsplan.
Hoe vaak komt het voor dat een huisvestingsverordening van een gemeente met succes wordt aangevochten bij de rechter, met als argument dat de schaarste aan betaalbare woonruimte onvoldoende is onderbouwd?
Mij zijn geen gevallen bekend waarin op vergelijkbare wijze andere huisvestingsverordeningen dan die van Eindhoven en Rotterdam, als in de door u aangehaalde uitspraken, met succes zijn aangevochten vanwege het niet voldoende onderbouwen van de schaarste. Hier geldt overigens voor de huisvestingsverordening in Eindhoven dat er één artikel onverbindend is verklaard (het aanwijzen van alle woonruimten in de gemeente als vergunningplichtig bij splitsing). Voor het overige is deze huisvestingsverordening van kracht.
Hoe kan het dat in tijden van evidente woningnood de onderbouwing van lokale schaarste onvoldoende wordt geacht?
De betreffende huisvestingsverordeningen zijn ongeveer vier jaar oud. Dat betekent dat de onderbouwing dus nog van daarvoor is. In die tijd waren de omstandigheden anders dan nu. De rechter toetst of de gemeente de Huisvestingswet op de juiste wijze heeft toegepast en dus of de onderbouwing van de schaarste op dat moment correct en voldoende is om een huisvestingsverordening in te stellen. Derhalve oordeelt de rechter niet over de huidige krapte op de woningmarkt, maar over de onderbouwing van de gemeente voor het gebruik van de instrumenten uit de Huisvestingswet 2014.
Welk type onderbouwing van schaarste aan geliberaliseerde huurwoningen en betaalbare koopwoningen houdt wel stand bij de rechter? Aan welke vereisten moet een dergelijke onderbouwing in de praktijk voldoen?
Uit de memorie van toelichting bij de Huisvestingswet 2014 volgt dat gemeenten de instrumenten uit deze wet kunnen gebruiken indien dat noodzakelijk en geschikt is voor de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte7. Het is aan gemeenten om het gebruik van deze instrumenten te motiveren. De rechtbanken die de aangehaalde uitspraken hebben gedaan lijken wat betreft deze motivering waarde te hechten aan het moment waarop onderzoek is gedaan naar schaarste en welke onderzoeksvragen daarbij zijn gesteld. Tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 maart 2019 is hoger beroep ingesteld. Daarom laat ik een meer uitgebreide beschouwing over de motivering van het schaarstecriterium op dit moment achterwege zodat niet vooruit wordt gelopen op de uitspraak in hoger beroep.
Hoe effectief blijkt de Huisvestingswet in de praktijk nu het voor gemeenten soms niet mogelijk is een huisvestingsverordening op te stellen?
Ik deel niet met u dat gemeenten soms geen huisvestingsverordening kunnen opstellen. De gemeente kan op basis van een gedegen onderbouwing van de schaarste een huisvestingsverordening opstellen.
Hebben gemeenten zich bij u gemeld over de problemen die zij ondervinden als gevolg van het schaarste-criterium? Zo ja, hoe gaat u hen helpen?
De gemeente Rotterdam heeft zich gemeld met dit probleem. Mijn ministerie heeft met de gemeente meegedacht. In Rotterdam is inmiddels een huisvestingsverordening vastgesteld in de gemeenteraad gebaseerd op een betere onderbouwing van de schaarste. Tegen de in vraag 1 aangehaalde uitspraak loopt nog hoger beroep bij de afdeling rechtspraak van de Raad van State.
Op dit moment wordt de wettelijk voorgeschreven evaluatie van de Huisvestingswet 2014 uitgevoerd. Indien uit deze evaluatie zou blijken dat de wet onvoldoende effectief is zal uiteraard gezocht worden naar een oplossing.
Gaat u ervoor zorgen dat gemeenten huisjesmelkers weer kunnen aanpakken en hun wijken leefbaar kunnen houden? Zo nee waarom niet?
In de lokale praktijk van gemeenten zijn diverse methoden aan de orde om malafide verhuurders of huisjesmelkers in beeld te krijgen en hen vervolgens ook aan te pakken. Om de goede voorbeelden uit de praktijk breder bekend te maken organiseer ik sinds 2019 kennisdeling tussen gemeenten. Tevens heb ik pilots met steden opgezet waarin diverse aspecten van de aanpak van malafide verhuurders worden getest of ontwikkeld zoals het Groningse model met kamerverhuurvergunningen.
Naast het vergroten van het inzicht voor gemeenten in bestaande mogelijkheden, werk ik aanvullende maatregelen uit om het gemeentelijk instrumentarium in de strijd tegen malafide verhuurders te versterken. In mijn voortgangsbrief goed verhuurderschap8 (Tweede Kamer, 2019 – 2020, 27 926, nr. 313) informeerde ik u daarover.
Los hiervan is, zoals eerder gezegd, op dit moment de evaluatie van de Huisvestingswet 2014 aan de orde. In deze evaluatie is expliciet aan de orde in hoeverre gemeenten op bevredigende wijze gebruik kunnen maken van de instrumenten uit deze wet. Indien daar aanleiding toe is, zal ik overwegen wijzigingsvoorstellen in te dienen om de werking van de wet te verbeteren. Ik verwacht de evaluatie van de Huisvestingswet 2014 voor het zomerreces aan u aan te kunnen bieden.
Het bericht dat huurders in Ten Post de versterking “on hold” willen zetten |
|
Sandra Beckerman |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat huurders in Ten Post een brandbrief hebben gestuurd om versterking stop te zetten? 1 Wat is daarop uw reactie?
Ja, ik ben op de hoogte van de situatie. Ik heb begrepen dat er inmiddels ontwikkelingen zijn op dit dossier en de gemeente nauw betrokken is. Op 17 december heeft woningcorporatie Wierden en Borgen gesproken met een aantal huurders en met de wethouder om afspraken over de verdere voortgang te maken. Er zal onder meer een nieuw plan voor de Jan Zijlstraat worden ontwikkeld, waarbij rekening wordt gehouden met de huidige locaties van huurders en het type woning. Gelet op de aard van de problematiek, heb ik er vanuit de rijksoverheid aandacht voor dat lokale partijen constructief aan een oplossing werken.
Begrijpt u de vrees van huurders in Ten Post dat ze kleiner of elders moeten gaan wonen, met daarbij de gevolgen voor de samenhang in de buurt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, dat begrijp ik. Het klopt dat in sommige gevallen de versterking gecombineerd wordt met bredere opgaven die er liggen, zoals krimp, verduurzaming of herstructurering van het gebied. Dit veelal vanuit het perspectief om tot een duurzaam woningaanbod te komen dat aansluit bij vraag van de toekomst. Dat kan in sommige gevallen betekenen dat woningcorporaties in overleg met gemeenten ervoor kiezen om een meer toekomstbestendig en daarmee ander aanbod terug te bouwen.
In algemene zin merk ik op dat het raadzaam is dat gemeenten het woonbeleid, inclusief stads- of dorpsvernieuwing vastleggen in een woonvisie en op basis daarvan aangeven wat zij van corporaties verwachten. Woningcorporaties dienen hun huurders goed te betrekken bij voorgenomen plannen voor de sloop en vervangende nieuwbouw. De casus waarover het genoemde bericht gaat, betreft in eerste instantie een vraagstuk tussen gemeenten, woningcorporaties en huurders om een tot een gedragen oplossing te komen en ik ben dan ook blij dat dat gesprek inmiddels plaatsvindt.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat corporaties plannen gaan maken met deze bewoners voor de versterkingsoperatie, zodat men deze vrees niet hoeft te hebben?
Wierden en Borgen is samen met de gemeente Groningen in gesprek met de huurders over hun zorgen. Het sociaal plan dat Wierden en Borgen in het najaar van 2019 heeft afgesloten met huurdersorganisaties is gebaseerd op het principe dat de planvorming samen met de huurders wordt ontwikkeld. Per project stelt Wierden en Borgen een projectcommissie in van huurders, waarin de plannen worden uitgewerkt. Daarnaast worden er met iedere bewoner individuele gesprekken gevoerd over de plannen en de wensen van de bewoners.
In zijn algemeenheid speelt de problematiek waarbij huurders aandacht vragen voor hun positie bij de versterking breder. Zoals ik uw Kamer bij brief op 19 december (Kamerstuk 33529–716) informeerde, voer ik daarom overleg met corporaties, gemeenten en huurdersorganisaties in het versterkingsgebied om te zorgen dat zij lokaal tot werkbare oplossingen kunnen komen.
Vindt u het rechtvaardig dat de huur van nieuwe woningen omhoog gaat, terwijl de huurders niet om een nieuwe woning hebben gevraagd? Kunt u uw antwoord toelichten? Hoe gaat u er voor zorgen dat huurders financieel niet benadeeld gaan worden?
Het uitgangspunt van Wierden en Borgen is dat de totale woonlasten niet hoger worden. De bouw van nieuwe woningen kan inderdaad betekenen dat de huur omhoog gaat. Daar staat tegenover dat het duurzame en energiezuinige woningen zijn, waardoor de woonlasten als geheel niet stijgen.
Huurders met recht op huurtoeslag krijgen daarnaast een deel van de hogere huurprijs gecompenseerd door de toeslag. Huurders kunnen een klacht indienen bij de corporatie zelf of de kwestie voorleggen aan de huurcommissie. Deze toetst aan het Woningwaarderingsstelsel; het kan betekenen dat de kwaliteit van de woning dermate verhoogd is, dat een hogere huurprijs redelijk is.
Wat is uw reactie op het feit dat de corporatie heeft aangegeven desnoods huurcontracten langs juridische weg te ontbinden als niet 70% tekent voor het sociaal plan? Is de 70% handtekeningen gehaald? Zo ja, in hoeverre is daar sprake van vrijwilligheid of onder druk gezet zijn?
Wierden en Borgen heeft aangegeven dat de 70%-norm voor het tekenen van het sociaal plan via de rechter afdwingen niet aan de orde is. Daar is volgens de corporatie in de projectcommissies niet op deze manier over gesproken. De ambitie van Wierden en Borgen is om samen met de huurders een gedragen plan te ontwikkelen.
Het sociaal plan is vastgesteld in overleg met huurdersorganisaties en de betrokken gemeenten, aldus de corporatie. Met de huurders vindt in projectcommissies overleg plaats over de inhoudelijke uitwerking van de plannen voor hun woning en over maatwerk voor wat betreft het sociaal plan.
Hoeveel woningen heeft Wierden en Borgen die gesloopt en gebouwd gaan worden in het aardbevingsgebied? Hoeveel nieuwe woningen gaan er gebouwd worden in dezelfde straten, zodat mensen in hun eigen buurt kunnen blijven wonen? Welke actie gaat u ondernemen om te zorgen dat huurders inspraak krijgen in de plannen in de nabije toekomst?
Wierden en Borgen is een woningcorporatie met 6.805 sociale huurwoningen in de gemeenten Het Hogeland, Loppersum, Groningen en Westerkwartier. Vooralsnog krijgt 16 procent van deze woningen in het aardbevingsgebied te maken met sloop/nieuwbouw of bouwkundig versterken.
Over het algemeen wordt er in elke straat waarin gesloopt wordt, weer nieuwgebouwd. Bewoners krijgen de mogelijkheid om terug te keren in hun eigen straat. Als Wierden en Borgen niet terugbouwt op dezelfde locatie (dit zijn uitzonderingsgevallen) gebeurt dit in goed overleg met de bewoners. Soms zijn woningen in een te slopen straat al niet meer bewoond. Uitgangspunt is dat de planvorming samen met de huurders plaatsvindt. Wierden en Borgen volgt het 10-stappenplan «samen bouwen aan vertrouwen».
Huurders Ten Post sturen brandbrief: Zet versterking per direct «on hold», 16 december 2019, Huurders Ten Post sturen brandbrief: Zet versterking per direct «on hold» (https://www.dvhn.nl/groningen/stad/Huurders-Ten-Post-Zet-versterking-direct-on-hold-25139249.html)
Het bericht 'Bewoners vakantiepark De Ossenberg worden eruit gezet: ‘Als ik hier niet meer kan wonen, ga ik liever dood’' |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Bewoners vakantiepark De Ossenberg worden eruit gezet: «Als ik hier niet meer kan wonen, ga ik liever dood»«?1
Ja.
Bent u tevens bekend met het feit dat ook op bungalowpark De Leijen in Hensbroek een gezin woont dat op korte termijn (18 januari) uit huis geplaatst wordt? Zo nee, bent u bereid met de gemeente Koggenland contact op te nemen om u te laten informeren over de situatie?
Ja. De gemeente Koggenland is een handhavingstraject tegen het huishouden gestart waarbij vanaf 18 januari jl. een dwangsom zou worden opgelegd wegens het permanent bewonen van bungalow waar een recreatieve bestemming op rust. Volgens informatie van de gemeente Koggenland heeft het betreffende huishouden zich voor het ingaan van de dwangsom ingeschreven in een andere gemeente in de regio.
Erkent u dat permanente bewoning van een recreatiewoning veelal uit nood, en niet uit luxe, is gedreven, en dat bewoners vaak geen alternatief voor ogen hebben?
Zoals uit onderzoek2 naar de bewoning van vakantieparken op de Veluwe bleek, vormen bewoners van recreatiewoningen (op vakantieparken) een diverse groep mensen die niet onder één noemer kunnen worden geschaard. Zij zijn te onderscheiden in meerdere groepen die ieder andere beweegredenen en wensen hebben. Voor een deel van deze groepen biedt het vakantiepark de woon- en leefvorm met de rust waar zij al lange tijd naar op zoek zijn en die zij niet kunnen vinden op de reguliere woningmarkt. Voor sommigen is het vakantiepark echter een laatste uitvalsbasis bij gebrek aan andere woonruimte.
Deelt u het uitgangspunt dat de begrijpelijke inzet op het opknappen van vakantieparken er niet toe mag leiden dat mensen daadwerkelijk dakloos worden maar dat altijd gezocht moet worden naar een oplossing?
Ja, dit uitgangspunt deel ik. Zoals mijn ambtsvoorganger reeds benadrukte, verwacht ik dat partijen passend binnen het gebied en met oog voor de vereisten van een goede ruimtelijke ordening een weloverwogen keuze maken voor de aanpak van vakantieparken en zoeken naar integrale maatwerkoplossingen, per park en per bewoner. Daarbij verwacht ik dat overheden hun verantwoordelijkheid nemen door kwetsbare mensen te ondersteunen bij het vinden van alternatieve (semi-)structurele huisvesting.
Is inzichtelijk hoeveel permanente bewoners van recreatiewoningen het afgelopen jaar uit hun woning zijn gezet? In hoeveel van deze gevallen was geen zicht op alternatieve huisvesting? In hoeveel van deze gevallen ging het om kwetsbare personen voor wie geen zicht was op alternatieve huisvesting? Indien deze cijfers niet beschikbaar zijn, kunt u hier dan een schatting van geven of een inventarisatie doen bij enkele gemeenten?
Het ruimtelijk beleid en de handhaving daarop is primair een lokale verantwoordelijkheid. De uiteindelijke aanpak van vakantieparken blijft een lokale afweging en keuze. Er is geen landelijk overzicht van hoeveel bewoners als gevolg van een handhavingstraject hun recreatieobject hebben moeten verlaten. Daarmee is ook niet bekend hoe vaak er daarbij zicht was op alternatieve huisvesting. Ik verwacht later deze maand uw Kamer een brief toe te zenden met de stand van zaken van de actie-agenda vakantieparken. In deze brief zal ik beschrijven hoe meer zicht op de effecten van de actie-agenda kan worden gekregen.
Op welke wijze is binnen de uitvoering van de landelijke Actie-agenda vakantieparken 2018–2020 op lokaal niveau oog voor de ondersteuning van kwetsbare inwoners en wordt er gezocht naar maatwerkoplossingen voor individuele bewoners? Kunt u aangeven in hoeverre gemeenten hier momenteel in slagen? Op welke wijze worden deze bewoners niet alleen op papier maar ook echt in de praktijk geholpen bij het vinden van een oplossing?
Mijn beeld is dat gemeenten op wisselende wijze en in verschillende mate maatwerkondersteuning bieden aan huishoudens die onrechtmatig op een vakantiepark wonen. Bij de revitalisering van vakantieparken wordt vaak door middel van gesprekken een inventarisatie van de situatie van de bewoners gemaakt, waarna huishoudens die als kwetsbaar worden beoordeeld hulp of bemiddeling ontvangen bij hun zoektocht naar alternatieve woonruimte en andere hulp en ondersteuning. Die hulp en ondersteuning kan vele vormen aannemen.
Met de actie-agenda vakantieparken roep ik samen met medeondertekenaars op om de aanpak van vakantieparken integraal vorm te geven en kwetsbare bewoners vanuit de gemeente op basis van maatwerk te ondersteunen, bijvoorbeeld bij het vinden van alternatieve woonruimte. We willen voorkomen dat mensen zich opnieuw onrechtmatig op een ander vakantiepark vestigen doordat zij niet aan andere woonruimte kunnen komen. Dat vraagt ook dat de woonbehoefte die op informele wijze op vakantieparken wordt vervuld, wordt vertaald in lokaal en regionaal woonbeleid.
Gebeurt dit momenteel afdoende in de twee genoemde situaties? Bent u bereid om gemeenten, en de gemeenten Koggenland en Utrechtse Heuvelrug in het bijzonder, nadrukkelijk te wijzen op de opdracht om met individuele bewoners naar maatwerkoplossingen te zoeken?
Bij de start actie-agenda vakantieparken heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven te verwachten dat partijen met oog voor de vereisten van een goede ruimtelijke ordening een weloverwogen keuze maken voor bij de aanpak van vakantieparkenproblematiek en zoeken naar integrale maatwerkoplossingen, per park en per bewoner. Bij de integrale aanpak hoort aandacht voor de situatie van permanente bewoners. De gekozen aanpak voor een vakantiepark is en blijft een keuze van de gemeenten. Ik constateer dat de aanpak van de verschillende gemeenten hierbij sterk uiteenloopt. Daarom heb ik aangekondigd te komen met een kwaliteits- en afwegingskader voor gemeenten, dat hen kan ondersteunen bij vraagstukken rondom bewoning op vakantieparken. Ik verwacht deze einde van dit jaar gereed te hebben.
Bij vragen over specifieke gemeenten, doe ik altijd navraag bij de desbetreffende gemeente. Ik spreek hen daarbij ook aan op hun verantwoordelijkheden.
Welke mogelijkheid kan het toekennen van een urgentiestatus voor een sociale huurwoning binnen het maatwerkpakket bieden? Zijn er al gemeenten die met een dergelijke constructie werken en bent u bereid deze mogelijkheid bij gemeenten die met deze problematiek te maken hebben onder de aandacht te brengen?
Gemeenten beschikken over diverse instrumenten om huishoudens voorrang te verlenen voor een sociale huurwoning, bijvoorbeeld door het opnemen van deze doelgroep als een urgentiecategorie in de huisvestingsverordening of ander toewijzingsbeleid, of op basis van individueel maatwerk (kwetsbare) bewoners voorrang te verlenen. Diverse gemeenten maken hier gebruik van. In het kwaliteit- en afwegingskader voor gemeenten dat ik eind van dit jaar met uw Kamer deel zal aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die gemeenten hiertoe hebben.
Bent u bereid deze vragen op korte termijn te beantwoorden gezien de genoemde uithuisplaatsingstermijn van 18 januari 2020?
Het is helaas niet gelukt om aan uw verzoek te voldoen.
Het artikel 'Hoe Airbnb toch weer aan het langste eind trekt' |
|
Paul Smeulders (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de reconstructie in het artikel «Hoe Airbnb toch weer aan het langste eind trekt»?1
Ja.
Klopt het dat in de bijeenkomsten over het wetsvoorstel tot regulering van toeristische verhuur platforms en gemeenten als gelijkwaardige gesprekspartners gezien werden door het ministerie, zoals volgens het artikel blijkt uit de verslagen? Zo ja, waarom is dat het geval? Zo nee, wat is de onderbouwing dat dit niet gebeurd is?
Werken aan wet- en regelgeving vraagt om grote zorgvuldigheid. Het is van belang verschillende gezichtspunten te kunnen taxeren, kaders te kennen en ook vooruit te kijken naar de uitvoeringsfase. Daarom worden relevante partijen uitgenodigd om op verschillende aspecten van gedachten te wisselen. Dat komt de kwaliteit van een wetsvoorstel ten goede. Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel toeristische verhuur van woningen is met relevante partijen gesproken zoals de meest belanghebbende gemeenten, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, platforms voor toeristische verhuur en belangenorganisaties van verhuurders van woningen voor toeristische verhuur. Voor een constructieve dialoog is het goed om partijen gelijkwaardig te behandelen. Wel is het zo dat eerst met de gemeenten is gesproken over hun beleidsmatige behoeften alvorens het gesprek met de platforms is aangegaan.
Hoe vaak zijn er in 2018 en 2019 overleggen geweest tussen vertegenwoordigers van verhuurplatforms en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en andere ministeries?
In 2018 en 2019 is er ongeveer tien maal in wisselende ambtelijke samenstellingen met verhuurplatforms gesproken.
Hoe vaak hebben de Minister voor Milieu en Wonen en/of de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2018 en 2019 gesproken met vertegenwoordigers van een of meerdere verhuurplatforms?
Zie antwoord vraag 3.
Welke invloed hebben verhuurplatforms op het uiteindelijke wetsvoorstel gehad? Kunt u precies aangeven welke input u heeft overgenomen? Zo nee, waarom niet?
Het wetsvoorstel toeristische verhuur van woningen is tot stand gekomen door tijdens de beleidsontwikkeling in gesprek te gaan met alle relevante partijen teneinde enerzijds de maatschappelijk problemen in kaart te brengen en anderzijds een adequate oplossing te bereiken die uitvoerbaar en proportioneel is. De vraag van de gemeenten was de mogelijkheid voor het invoeren van een registratieplicht voor personen die hun woning toeristisch willen verhuren om zo meer inzicht te krijgen waar de toeristische verhuur in de gemeente plaatsvindt en zo nodig via een meld- of vergunningsplicht de toeristische verhuur van woonruimte nader te kunnen reguleren. Platforms hebben aangegeven dat een eenmalige registratieverplichting die laagdrempelig, kosteloos en digitaal wordt ingericht voor hen werkbaar is. Op deze wijze is het voor platforms mogelijk om de noodzakelijke aanpassingen op hun website door te voeren. Voornemen is daarom dat er een landelijke website komt waarop alle gemeenten die een registratieplicht hebben ingevoerd vermeld staan. Voor gemeenten is het van belang dat door middel van dit systeem inzicht wordt verkregen in zowel de omvang als de specifieke adressen van de woningen die in een gemeente voor toeristische verhuur worden aangeboden. Daarnaast gaven zowel gemeenten als platforms aan dat de Huisvestingswet 2014 zich het beste leent voor het wettelijk verankeren van vorenstaande.
Bent u van mening dat met dit wetsvoorstel het publieke belang goed gediend wordt en illegale verhuur effectief tegengegaan zal worden?
Gemeenten krijgen wettelijke bevoegdheden om vakantiehuur via verhuurplatforms in goede banen te leiden zodat negatieve effecten kunnen worden tegen gegaan. Het is aan de gemeenten om de wettelijke bevoegdheden in te gaan zetten en te handhaven. Daarnaast hebben de platforms toegezegd zo veel mogelijk uit te sluiten dat er op hun websites advertenties (aanbiedingen) zonder registratienummer worden gepubliceerd.
De toeristische verhuur van woonruimte is door de opkomst van digitale platforms aanzienlijk in omvang toegenomen. Grootschalige verhuur van woonruimte aan toeristen kan effecten hebben op onder meer de woningmarkt, de leefbaarheid, de veiligheid en het gelijke speelveld voor andere aanbieders van toeristische accommodatie.
De belangrijkste redenen voor het reguleren van de toeristische verhuur van woonruimte zijn het tegengaan van het oneigenlijk gebruik van woonruimten, de impact op de leefbaarheid van de woonomgeving, de veiligheid van woonruimten die voor toeristische verhuur worden aangeboden en het gelijke speelveld voor aanbieders van accommodatie voor toeristen. Het veelvuldig toeristisch verhuren van een woonruimte heeft tot gevolg dat de woonfunctie niet meer overheersend is en er sprake kan zijn van oneigenlijk gebruik van de woningvoorraad. Dit is onwenselijk in gemeenten waar schaarste aan woonruimte is.
Aangezien de toeristische verhuur van woonruimte nog steeds toeneemt en ook de wijze van aanbieding in de nabije toekomst kan veranderen onder invloed van nieuwe technische mogelijkheden, zal dit wetsvoorstel binnen vijf jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd.
Wat zijn de doelstellingen bij dit wetsvoorstel? Hoeveel zal de illegale toeristische verhuur afnemen de komende jaren na inwerkingtreding?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beoordeelt u het feit dat de stad Parijs een boete van 12,5 miljoen euro heeft kunnen opleggen aan AirBnB voor het faciliteren van illegale vakantieverhuur?
Gemeenten krijgen met deze maatregelen de instrumenten om ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur tegen te gaan waaronder ook geldelijke sanctionering. Op basis van het wetsvoorstel kan medewerking door de platforms aan het verstrekken van informatie omtrent aanbieders op verzoek van de gemeente worden afgedwongen door middel van het opleggen van een last onder dwangsom. De gemeente kan op basis van de verstrekte gegevens handhaven bij de aanbieder van de woonruimte voor toeristische verhuur alsmede het platform verzoeken de illegale aanbiedingen te verwijderen. Parallel aan het traject rond het wetsvoorstel zet het kabinet er in Europees verband op in om tot aanvullende maatregelen te komen. Ik heb dat toegelicht in de brief waarmee ik deze antwoorden aan uw Kamer heb doen toekomen.
Zou u steden als Amsterdam ook graag de mogelijkheid willen geven om platforms boetes op te leggen voor illegale vakantieverhuur, aangezien onder andere AirBnB daar niet meewerkt aan de regel om vakantieverhuur tot 30 dagen te beperken?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om – net als in bijvoorbeeld Frankrijk – de verhuurplatforms aansprakelijk te maken?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom heeft de regering de uitspraak van de Hoge Rechter of Frankrijk de verhuurplatforms aansprakelijk mag stellen niet afgewacht, alvorens te kiezen om dit niet in het wetsvoorstel op te nemen?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe moeten volgens u de Europese richtlijnen (e-Commerce richtlijn, Dienstenrichtlijn) aangepast worden om de verhuurplatforms gemakkelijker aansprakelijk te stellen voor het faciliteren van illegale vakantieverhuur?
Zoals ook beschreven in de Kamerbrief over toeristische woningverhuur d.d. 13 maart 20192 zal ik samen met de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat in Europees verband verkennen in hoeverre er draagvlak is voor een gezamenlijke aanpak van de negatieve neveneffecten van toeristische verhuur van woningen via platforms. De nieuwe Europese Commissie heeft het voornemen om te komen tot een Digital Services Act; dit zal naar alle waarschijnlijkheid een herziening van de Richtlijn elektronische handel omvatten. Zoals ook beschreven in de recente Kamerbrief over desinformatie3 is de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat verantwoordelijk voor het volgen en beïnvloeden van de ontwikkelingen rondom de Digital Services Act. De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat zal door middel van de motie Middeldorp4 binnen de gestelde termijn de Kamer informeren over de Digital Services Act. Zie verder ook mijn antwoord op de vragen 8, 9, 10 en 11.
Heeft u reeds in overleggen met uw Europese ambtsgenoten en de Europese Commissie ingebracht dat de Europese richtlijnen aangepast moeten worden zodat verhuurplatforms aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het faciliteren van illegale vakantieverhuur? Zo ja, wat zijn daarvan de resultaten?
Zie antwoord vraag 12.
Zo nee, bent u bereid in het eerstvolgende Europese overleg het standpunt uit te dragen dat verhuurplatforms aansprakelijk gesteld moeten kunnen worden en dat zo nodig de Europese richtlijnen aangepast moeten worden?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
De vragen zijn zo veel als mogelijk afzonderlijk beantwoord.
Studenten aan de TU Delft die zijn opgelicht door nep-verhuurders |
|
Sandra Beckerman , Frank Futselaar |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Hoeveel studenten van de TU Delft zijn opgelicht door mensen die zich op internet voordoen als verhuurders, en hoeveel van deze studenten zijn buitenlandse studenten die kwetsbaarder zijn omdat zij de taal en het systeem niet kennen?1
Er is geen standaardregistratie hiervan beschikbaar bij de TU Delft. Uit mails en klantcontactgegevens bij de TU Delft komt naar voren dat sinds 1 juli 2019 er een 11-tal meldingen van buitenlandse studenten zijn over mogelijke oplichting. Van een deel van deze meldingen is aangifte gedaan en loopt er een politieonderzoek. Verdere gegevens zijn niet bekend.
Wat zijn de landelijke aantallen studenten en anderen die zijn opgelicht door nep-verhuurders de afgelopen jaren, en daardoor hun borg en huur kwijt zijn?
Er worden geen landelijke cijfers bijgehouden van aantallen huurders die worden opgelicht door verhuurders.
Op welke manier(en) waarschuwt de TU Delft haar studenten voor malafide en nep-verhuurders? En gaat u ervoor zorgen dat alle hogescholen en universiteiten in Nederland dat doen voor zowel Nederlandse als buitenlandse studenten?
De TU Delft licht op verschillende manieren Nederlandse en internationale studenten voor waar zij op moeten letten wanneer zij op zoek zijn naar een geschikte woning. Bijvoorbeeld via de international office, de website van de universiteit zelf en via het actief benaderen van studieverenigingen, faculteiten of het spreekuur.
Alle hoger onderwijsinstellingen die internationale studenten ontvangen, moeten op hun website informatie geven over diensten die zij aanbieden op het gebied van studentenhuisvesting2. Dit doen zij veelal in zowel het Nederlands als in het Engels, zowel over huisvestingsmogelijkheden als -belemmeringen. Zoals ik u eerder heb laten weten hebben onderwijsinstellingen dit afgelopen jaar actief opgepakt.3
Rondom het voorkomen van oplichting en fraude zijn nog verbeteringen mogelijk door (nieuwe) studenten te wijzen op signalen hierover en ze in contact te brengen met betrouwbare partijen. Inmiddels is de huurprijscheck op de website van de Huurcommissie in het Engels vertaald om internationale studenten zelf hun huurprijs te laten toetsen. Tevens start ik in 2020 een nieuwe voorlichtingscampagne voor studenten, wil ik gemeenten de mogelijkheid geven om verhuurders, die bij herhaling zonder vergunning woonruimte illegaal onderverhuren, onttrekken samenvoegen of omzetten, een hogere boete op te leggen. Daarnaast kijk ik via pilots hoe voor gemeenten een lokaal vergunningensysteem voor verhuurders mogelijk te maken is.
Op welke manier(en) worden digitale platforms, als Kamernet.nl, Roomster.nl of Facebook gecontroleerd, zodat kan worden voorkomen dat mensen zich onterecht kunnen voordoen als verhuurder, en wat zijn daarvan de resultaten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het staat verhuurders en huurders vrij om kamers via digitale platforms aan te bieden. Een site zoals Kamernet waarschuwt huurders over online oplichting en treft daar ook zelf maatregelen voor.
Met de Wet toeristische verhuur krijgen gemeenten instrumenten ten aanzien van digitale platforms om de handhaving mogelijk te maken en indien noodzakelijk de neveneffecten van de toeristische verhuur van woonruimte te kunnen voorkomen of beperken.
Hoe is de ACM (Autoriteit Consument en Markt) betrokken bij het voorkomen en aanpakken van malafide of nep- verhuurders als het gaat om nep-verhuurders en nep-advertenties op digitale platforms alsmede onterechte bemiddelingskosten en het tegengaan van discriminatie?2
Begin dit jaar kondigde de Autoriteit Consument & Markt (ACM) aan om intensiever op te gaan treden tegen huurbemiddelaars, die onterechte kosten in rekening brengen aan huurders. Het was een logisch vervolg van de geïntensiveerde contacten van mijn departement met de ACM, waarin ik verschillende vormen van verkapte bemiddelingskosten heb verduidelijkt, zodat ACM scherper kan handhaven. Voor de aanpak van malafide verhuurders en discriminatie op de woningmarkt verwijs ik u graag naar mijn recente brieven hierover aan uw kamer (respectievelijk Kamerstuk 27 926, 32 847, nr. 313 en Kamerstuk 32 847, nr. 577).
Zijn er zwarte lijsten van malafide verhuurders en/ of IP-adressen zodat oplichters niet onder een andere naam door kunnen gaan met hun praktijken? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit in te stellen in het kader van uw aanpak «Goed verhuurderschap»?3
In het kader van de privacy zijn zwarte lijsten niet verboden, maar alleen onder strikte voorwaarden toegestaan. Bij gebruik van dit middel moet de autoriteit persoonsgegevens worden betrokken. Vanwege een mogelijk waterbedeffect bij de aanpak van malafide verhuurders steun ik een pilot van de gemeente Utrecht, waarin de regionale verbreding van de aanpak van malafide verhuurders wordt onderzocht. Ik informeerde u onlangs over de voortgang van de aanpak «Goed Verhuurderschap (Kamerstuk 27 926 em 32 847, nr. 313), waarvan deze pilot een onderdeel is. Over het verloop van deze en andere pilots loopt een kennisdelingstraject met steden, waarin dit onderwerp ook aan de orde is.
Wordt bij het verbeteren van de voorlichting, het delen van goede lokale voorbeelden en het ondersteunen van huurteams in studentensteden ook de positie van woningzoekenden betrokken om te voorkomen dat mensen worden opgelicht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij het tegengaan van malafide verhuurders wordt de positie van woningzoekenden vanzelfsprekend meegenomen.
Waarom kiest u voor zelfregulering en niet voor een onafhankelijk keurmerk?
Via diverse kanalen wordt ingezet op het tegengaan van excessen op de woningmarkt en de praktijken van malafide verhuurders. Naast informeren en zelfregulering door het georganiseerde deel van de sector, versterk ik de handhaving en werk ik wetgeving uit. Ik doe dat met een groot aantal partijen via de landelijke aanpak studentenhuisvesting en de aanpak «Goed Verhuurderschap».
Waarom wil u geen vergunningplicht voor verhuurders instellen, aangezien een vergunningplicht helpt bij het voorkomen van oplichters wanneer bepaald wordt dat een verhuurder alleen toegelaten wordt op een digitaal platform als diegene over een vergunning beschikt? Kunt u uw antwoord toelichten?
In mijn brief van 12 december6 heb ik u laten weten dat er in een aantal steden sprake is van lokale initiatieven om een vorm van een lokaal vergunningensysteem voor verhuurders in te voeren. In deze steden (Groningen, Schiedam, Rotterdam en Amsterdam) blijkt de behoefte aan maatwerk, die past bij de lokale problematiek. Ik vind het van belang afwegingsruimte te bieden aan gemeenten om een algemene of een meer specifieke aanpak in te richten. Via een pilot wordt al gekeken naar de juridische houdbaarheid van het Groningse model en worden er verschillende modaliteiten in de praktijk getest. Sinds kort ondersteun ik ook een pilot van de gemeente Schiedam, die betrekking heeft op een gerichte verhuurdervergunning voor zelfstandige en onzelfstandige woonruimte. De resultaten van de pilots kunnen mij helpen bij het nader richten van mijn aanpak.
Bent u bereid de aanpak «Goed verhuurderschap» aan te vullen met het voorkomen en aanpakken van nep-verhuurders op digitale platforms? Kunt u uw antwoord toelichten?
De aanpak «Goed Verhuurderschap» heeft betrekking op de praktijk van verhuurders. Strikt genomen is bij nepverhuurders geen sprake van verhuurders, maar van oplichters die feitelijk niet verhuren. Dat is een zaak voor de strafrechtketen en niet zozeer voor beleidsmaatregelen in het woningmarktdomein. In algemene zin ondersteun ik wel de voorlichting in brede zin, zoals u in mijn antwoord op vraag 3 kunt terug lezen. Dat kan een deel van de problematiek helpen voorkomen.
Vestia |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Vestia komt 180 miljoen tekort voor Volkshuisvesting»1 en van het bericht «Bergeijkse huurders boos op Vestia: «Noemen ze dat sociaal?»2
Ja, deze berichten zijn bij mij bekend. Onlangs heb ik u per brief (Kamerstuk 29 453, nr. 496) geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het financieel herstel van Vestia.
Wat vindt u ervan dat huurders in Bergeijk kampen met schimmel, slechte isolatie, hoge energierekeningen en hoge huren?
Het beheren en goed onderhouden van sociale huurwoningen is een taak van corporaties. Bewoners kunnen zich bij klachten in eerste instantie tot de corporatie wenden. Indien de geschillen blijven aanhouden, kunnen bewoners zich vervolgens tot de huurcommissie wenden. Dat Vestia een saneringscorporatie is, ontslaat haar niet van haar verantwoordelijkheid om haar bezit op peil te houden. Dit maakt ook nadrukkelijk onderdeel uit van het vastgestelde verbeterplan van Vestia en hier zijn ook middelen voor gereserveerd. Voor de herijking van haar verbeterplan heeft Vestia bovendien extra gestandaardiseerde conditiemetingen van haar bezit uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de onderhoudstoestand van het bezit van Vestia alleszins redelijk is en niet substantieel afwijkend is ten opzichte van andere corporaties. Wel is het zo dat Vestia geen tot zeer beperkte financiële ruimte heeft om kwalitatieve woningverbeteringen aan te brengen (zoals nieuwe badkamers, nieuwe keukens, grootschalige isolatie).
Uit onderzoek van WSW blijkt echter dat meer corporaties niet in staat zijn om invulling te geven aan door de sector zelf geformuleerde ambities ten aanzien van verduurzaming. Bij de kamerbrief met het kenmerk 32 847-441 bent u geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de haalbaarheid op sectorniveau, om woningen in de DAEB-tak van corporaties naar gemiddeld label A in 2030 te brengen. Daarbij heb ik aangegeven te onderzoeken hoe de investeringscapaciteit van de corporatiesector aansluit bij de volkshuisvestelijke ambities uit het regeerakkoord, de Nationale woonagenda en het Klimaatakkoord (motie van het lid Ronnes c.s., kamerstuk 35 000 VII, nr. 52). De resultaten van dit onderzoek verwacht ik voor de zomer van 2020 (kamerbrief met kenmerk 32 847-578).
Gaat u in gesprek met Vestia om een oplossing voor deze huurders te vinden? Deelt u de mening dat een fijne leefomgeving en een betaalbare huur voor zittende huurders bij eventuele verkoop voorop moeten staan? Hoe wordt dit geborgd?
Bergeijk is één van de zogenaamde maatwerkgemeenten waar Vestia meer dan 20% van de lokale sociale woningvoorraad bezit en een beleid voert om haar aandeel te verkleinen, waarbij ze wel het wettelijk verplichte, reguliere onderhoud aan de bestaande huurwoningen blijft uitvoeren. Begin 2019 heb ik, na overleg met de provincie Zuid-Holland, Vestia en de maatwerkgemeenten, Hamit Karakus opdracht gegeven om te komen tot afspraken over de volkshuisvestelijke opgave in deze gemeenten. In juli 2019 heb ik u per brief (Kamerstuk 29 453-490) geïnformeerd over het rapport van Hamit Karakus. Hamit Karakus heeft in zijn rapport geadviseerd om, conform de ingezette strategie van Vestia, het Vestiabezit in deze maatwerkgemeenten aan lokale corporaties over te dragen. Daarbij stelde hij voor om een bestuurlijke tafel per maatwerkgemeente te organiseren. Aan deze tafels werken partijen (Vestia, gemeente, overnemende corporatie) aan concrete afspraken. Begin september 2019 heb ik Hamit Karakus daarop de opdracht verleend om deze bestuurlijke tafels te organiseren en voor te zitten.
Ik heb Hamit Karakus verzocht om per maatwerkgemeente een (coalitie van) lokale corporatie(s) aan Vestia aan te dragen, die het bezit van Vestia in de betreffende maatwerkgemeente kan en wil kopen tegen minimaal marktwaarde-in-verhuurde-staat en die tevens invulling kan en wil geven aan de volkshuisvestelijke opgave in de betreffende maatwerkgemeente. Daarbij heb ik aan de regio aangegeven welke faciliterende maatregelen uit het rapport van Hamit Karakus (vrijstelling overdrachtsbelasting, vrijstelling saneringsheffing, vrijstelling markttoets en ophoging interne financiering niet-DAEB-tak) ik hiervoor kan nemen binnen huidige wet- en regelgeving ten behoeve van de lokale afspraken. Naar verwachting zal Hamit Karakus in het voorjaar van 2020 over de voortgang rapporteren.
Hoe vaak heeft u in de afgelopen twee jaar contact gehad met huurdersorganisaties, gemeenten en Vestia over renovaties en groot onderhoud waarbij zich problemen voordoen? Kunt u een overzicht geven van de casussen en de klachten?
Projecten ten aanzien van renovaties en groot onderhoud betreffen individuele casuïstiek onder de zorg van lokale stakeholders, waar ik als Minister niet in treedt.
Over het onderscheid in de rechten en positie van huurders bij onderhoud en renovatie kan ik u het volgende melden. Verhuurders zijn wettelijk verplicht hun woningen te onderhouden. Huurders mogen dat niet tegenhouden. Verhuurders zijn niet verplicht hun woningen te renoveren. Hier voor is instemming nodig van de huurder. Bij complexgewijze renovatie is niet vereist dat alle huurders met het renovatievoorstel instemmen, instemming van 70% van de huurders volstaat. Het verschil tussen onderhoud en renovatie is dat bij renovatie nieuwe, niet eerder aanwezige voorzieningen aan de woning worden aangebracht en waardoor het wooncomfort geacht wordt te zijn gestegen.
Komt het voor dat Vestia stelt groot onderhoud te verrichten, terwijl in de praktijk gerenoveerd wordt? Welke gevolgen heeft dit onderscheid voor de rechten en positie van huurders?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre slaagt Vestia er niet in om woningen te renoveren als gevolg van financiële tekorten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat Vestia in de toekomst wel weer kan zorgen voor fijne en betaalbare huurwoningen? Is de financiële situatie niet domweg zo prangend dat de volkshuisvestelijke taak onvoldoende kan worden waargemaakt?
Vestia staat inderdaad voor een grote opdracht waarin het langjarig werkt aan financieel herstel, terwijl ze haar volkshuisvestelijke taken uitvoert. Dit kan spanning opleveren met de verduurzamingsambitie en de volkshuisvestelijke wensen in de regio. Er zal daarom een groter beroep moeten worden gedaan op andere corporaties in de regio voor de aanpak van deze opgaven. Ik werk hieraan door de regionale opgaven in diverse trajecten op te pakken. Zie ook mijn kamerbrief van 9 december 2019 (29 453, nr.496) waarin ik u hierover heb geïnformeerd. Zo heb ik Hamit Karakus aangesteld om oplossingen aan te dragen voor de volkshuisvestelijke wensen in de maatwerkgemeenten en ik voer samen met de zuidelijke Randstad de woondeal uit. Daarnaast breng ik momenteel de volkshuisvestelijke opgaven en corporatiemiddelen van alle corporaties in alle woningmarktregio’s in kaart (motie van het lid Ronnes c.s., kamerstuk 35 000 VII, nr. 52). Hierin bezie ik ook hoe de haalbaarheid van gewenste regionale volkshuisvestelijke investeringen door corporaties kan worden vergroot. De resultaten van dit onderzoek verwacht ik voor de zomer van 2020 (kamerbrief met kenmerk 32 847-578).
Schimmeldrama in aardbevingsgebied |
|
Henk Nijboer (PvdA), Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht over het schimmeldrama in Appingedam?1 Wat is hierop uw reactie?
Ja, ik ken het bericht. Ik verwoord mijn reactie in het antwoord op de onderstaande vragen.
Hoe is het mogelijk dat Woongroep Marenland al vier jaar lang ongezonde woningen in stand laat, geen of onvoldoende onderhoud pleegt en geen duidelijkheid geeft aan de bewoners? En wat is daarover uw (morele) oordeel?
Ik vind dat verhuurders snel en adequaat moeten reageren als huurders een klacht indienen over het slechte onderhoud van de woning, zeker als het vocht en schimmel betreft. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft uw Kamer daarover in het afgelopen jaar verschillende keren geïnformeerd in het kader van de motie Beckerman c.s. over een landelijke aanpak van vocht en schimmel (Kamerstuk 32 847, nr. 523 en Kamerstuk 32 847, nr. 574). De situatie in Groningen is dermate specifiek door de aardbevingsproblematiek, dat een beperkte vertraging in afwachting van de adviezen van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) mogelijk verdedigbaar was, maar vier jaar onzekerheid en leven in een woning met schimmel is niet acceptabel.
De woningen zijn in het eerste kwartaal van 2018 door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) onderzocht. Wat betreft de eventuele versterking van deze woningen heeft de NCG desgevraagd aangegeven dat de woningen aan de Gerrit Raapstraat een normaal risicoprofiel kennen en de woningen aan de Pieter Veningastraat een licht verhoogd profiel. Dit zou betekenen dat er geen grote versterkingsingrepen nodig zijn en het onderhoud versneld kan worden opgepakt.
Op 12 december heeft de directeur van Woongroep Marenland via een brief aan de huurders en openbaar via RTV Noord daarom zijn excuses aangeboden en aangegeven dat de corporatie te lang gewacht heeft om de problematiek aan te pakken. Inmiddels heeft Woongroep Marenland aangegeven de 90 woningen in Opwierde te zullen aanpakken. Zo wordt de schimmel door een extern bedrijf verwijderd. Ook krijgen de huizen een mechanisch ventilatiesysteem en dubbel glas op de eerste verdieping. De argumentatie om niet eerder in te grijpen, lag in het feit dat er onduidelijkheid bestond of de woningen versterkt of zelfs gesloopt zouden worden. De corporatie is hierover in overleg met de huurders en geeft aan snel de juiste stappen te zetten.
Per wanneer kunnen de huurders in Appingedam rekenen op verbetering van hun huurhuizen? Bent u bereid Woongroep Marenland tot snelheid te manen en zo snel mogelijk een einde te maken aan de voortdurende ongezonde woonsituatie?
In het eerste kwartaal van 2020 laat de corporatie de schimmel verwijderen. In januari 2020 start de corporatie met het opstellen van een verbeterplan en verwacht dit uit te voeren in 2021. In de eerste weken van 2020 ontvangen de bewoners een uitnodiging om hierover in gesprek te gaan met Woongroep Marenland. Dit verbeterplan heeft betrekking op bouwkundige ingrepen (mechanische ventilatie, dubbel glas, gevelkozijnen); dit vergt volgens de corporatie een langere periode.
Bent u en/of de woningcorporatie bereid huurders te compenseren voor het achterstallig onderhoud, de slechte isolatie en de kosten die dat met zich mee heeft gebracht de afgelopen vier jaar, zoals hoge energierekeningen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De corporatie geeft aan door de versterkingsopgave en het frequent aanpassen van overheidsbeleid, te lang gewacht te hebben met onderhoud. De corporatie wilde het verbeterplan gelijktijdig met de versterking uitvoeren. De corporatie heeft spijt betuigd maar geeft geen vergoeding. Wel neemt Woongroep Marenland in het eerste kwartaal van 2020 maatregelen tegen de vocht- en tochtproblemen. Ook stelt de corporatie in overleg met de bewoners een verbeterplan op.
Huurders kunnen zich tot de huurcommissie wenden om in geval van achterstallig onderhoud huurbevriezing of huurverlaging te vragen. M.b.t. één pand in de Gerrit Raapstraat heeft de Huurcommissie in het voordeel van de huurder een uitspraak gedaan in 2019 (uitspraak van de huurcommissie, d.d. 31 mei 2019, nr. 43333). De uitspraak houdt mede in dat de huurder tijdelijk huurverlaging krijgt van € 475,29 per maand naar € 285,17 per maand. Dit is de geëigende weg om compensatie te vragen en deze weg staat ook open voor andere huurders.
Hoeveel huurwoningen, ook van andere woningcorporaties in het aardbevingsgebied, zijn sinds 2015 niet of onvoldoende onderhouden omdat ze versterkt of opnieuw gebouwd zouden worden? Hoeveel daarvan hebben last van vocht, tocht en schimmel? Wat is daarop uw reactie?
Er is geen totaaloverzicht beschikbaar van woningen die sinds 2015 mogelijk niet of onvoldoende onderhouden zijn in afwachting van duidelijkheid over versterking of herbouw en tevens last van vocht en schimmel hebben.
Op basis van het WoOn2018 geven 27,8% van alle huurders in sociale huurwoningen in Nederland aan last van vocht en schimmel te hebben. Twee van de drie regio’s in Groningen komen boven het landelijk gemiddelde uit en één regio, de regio waarin ook Appingedam ligt, ruim onder het landelijk gemiddelde.
Regio
Gemeenten
Percentage sociale huursector
Nederland
27,8%
Oost Groningen
Oldambt, Midden-Groningen (deels), Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerwold
29,5%
Overig Groningen
Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen (deels), Westerkwartier
30,6%
Delfzijl en omgeving
Appingedam, Loppersum, Delfzijl
13,5%
Bent u bereid deze woningcorporaties aan te spreken op de wijze waarop zij hun huurders in de steek laten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
In eerste instantie moeten huurders zelf contact opnemen met de corporatie en de klachten over onderhoud aankaarten. Als de corporatie daar niet afdoende op reageert kan de huurder een klacht indienen bij de klachtencommissie van de corporatie. Ook kan de huurder naar de huurcommissie stappen en daar de situatie voorleggen. Dit kan resulteren in een huurbevriezing of huurverlaging; zie daarvoor het voorbeeld uit het antwoord op vraag 4. Indien de omstandigheden ernstig zijn kan de huurder naar gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht stappen en de kwestie voorleggen. Bij gezondheidsklachten kan de GGD worden ingeschakeld.
In de regio’s met bovengemiddeld veel sociale huurwoningen met vocht en schimmel, meer dan 25%, houdt BZK aparte gesprekken met lokale corporaties, gemeenten, de GGD en huurdersorganisaties in het kader van de landelijke aanpak. Dit om de problematiek op een hoger bestuurlijk niveau te tillen en bijvoorbeeld op te laten nemen in prestatieafspraken. Woongroep Marenland zal ook uitgenodigd worden, met name omdat de corporatie bezit heeft in de regio Overig Groningen; de situatie in het bezit in de gemeente Appingedam zal daarbij ook ter sprake gebracht worden. Deze gesprekken vinden dit voorjaar plaats.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle woningcorporaties in het aardbevingsgebied adequaat communiceren en hun huurders de juiste informatie verstrekken betreffende de versterking van hun woningen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De corporaties in het aardbevingsgebied werken samen en hebben hiervoor een overlegstructuur ingericht (Kr8 en C14). In dit overleg wordt de communicatie onderling en met de huurdersorganisaties afgestemd over de aanpak ten aanzien van versterken en daarmee samenhangende ingrepen in de voorraad. Op die tafel kan ook de problematiek van de aanpak van vocht en schimmel aangekaart worden. In dit verband overleggen de corporaties met de eigen huurdersorganisatie, die ook betrokken is bij het maken van prestatieafspraken. BZK zal bij de overleggen met de KR8 en C14 voor het voetlicht brengen dat ook deze problematiek nadrukkelijk met de huurdersorganisaties besproken wordt.
Wat heeft u sinds mijn Kamervragen «over schimmelhuizen in de Zeeheldenbuurt, Bedum» (ingezonden 13 maart 2018) over schimmelwoningen in Bedum, gedaan aan dit probleem? Kunt u in een tijdlijn aangeven welke acties u ondernomen heeft?2
De inspanningen om vocht en schimmel aan te pakken zijn sinds de beantwoording van de Kamervragen over de schimmelhuizen in de Zeeheldenbuurt in Bedum fors verhoogd. Bij de beantwoording op 13 april 2018 heeft de Minister van BZK aangekondigd dat via het drie jaarlijkse WoON-onderzoek de omvang van het probleem wordt onderzocht. Bij brief van 31 mei 2019 (Kamerstuk 32 847, nr. 523) heeft de Minister van BZK – in reactie op de motie Beckerman c.s. (Kamerstuk 35 000-VII, nr. 75) de Kamer geïnformeerd over de landelijke aanpak van vocht- en schimmelproblematiek in woningen. In die brief zijn de uitkomsten van het WoON-onderzoek uit 2018 opgenomen en is duidelijk geworden dat vocht en schimmel een veel voorkomend probleem is. In de brief is uiteengezet hoe de landelijke aanpak eruit komt te zien en dat alle betrokken partijen (o.a. AEDES, Woonbond, VNG, Vastgoed Belang) hierbij de handen ineen hebben geslagen.
In de brief van 29 oktober 2019 (Kamerstuk 32 847, nr. 574) is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de aanpak. In die brief zijn kaarten opgenomen om duidelijk te maken waar in Nederland de problematiek het meest speelt. Met de G4 en G40 gemeenten in die gebieden lopen gesprekken om inzicht te krijgen in de lokale aanpak. Die aanpak verschilt per gemeente en ik verken op dit moment met de VNG hoe ervaringen tussen gemeenten gedeeld kunnen worden. AEDES inventariseert daarnaast bij de regio’s waar de meeste klachten zijn, hoe corporaties de problematiek aanpakken. Aedes deelt de ervaringen met de corporaties, zodat zij niet zelf het wiel hoeven uit te vinden. Daarnaast is TNO samen met GGD-Amsterdam op mijn verzoek gestart met een onderzoek naar de oorzaken van vocht en schimmel in woningen. Bij dit onderzoek zijn AEDES, Vastgoed Belang en enkele corporaties betrokken. Het onderzoek heeft als doel om concrete handvatten voor de aanpak van vocht en schimmel te geven aan verhuurders, corporaties, en eigenaren en aan huurders op basis van veel voorkomende oorzaken. De oorzaken zijn heel divers en het aanpakken van de problemen vraagt om een lange adem. Corporaties en andere verhuurders investeren in het behouden en verhogen van de kwaliteit van hun woningen zowel door adviezen aan hun huurders over het gezond gebruik van hun woning als door verduurzamingoperaties, renovaties en sloop/nieuwbouw. Dit is een continu proces waarbij vocht en schimmelproblemen tot op zekere hoogte zullen blijven spelen. Ik heb TNO gevraagd of hierbij een soort ondergrens vast is te stellen. De uitkomsten van het onderzoek verwacht ik voor de zomer.
Deelt u de mening dat een aantal huurders in het aardbevingsgebied door de slechte staat van hun woningen mede als gevolg van de bevingen, nog meer gezondheidsrisico loopt dan anderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de grondrechten voor deze huurders weer wordt geëerbiedigd?3
Uit de rapporten en aanbevelingen van het onderzoekstraject Gronings Perspectief van de Rijksuniversiteit Groningen, de Onafhankelijk Raadsman en de Commissie Bijzondere Situaties blijkt dat de afhandeling van schade en de versterkingsoperatie een negatieve invloed hebben op de gezondheid van bewoners van het aardbevingsgebied. Dit heeft de continue aandacht, daarom blijven de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzetten op versnelling van de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie. Het probleem van vocht en schimmel speelt in verschillende delen van Nederland bovengemiddeld, zo ook in twee van de drie regio’s in Groningen. Bij de aanpak van vocht en schimmel is nadrukkelijk ook de GGD aangesloten in verband met gezondheidsaspecten.
Het bericht dat Laurens Wonen in opspraak is |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op de Kamervragen (ingezonden 24 juni 2019; 2019Z13097) over het bericht «Laurens Wonen in opspraak» herinneren?1
Ja.
Kunt u de Kamer laten weten welke procedures de Autoriteit Woningcorporaties heeft verbeterd naar aanleiding van het gebrekkige toezicht op het verbod van corporatiedirecteuren met dubbele petten (dubbele personele unies)?
De situatie bij Laurens Wonen heeft ertoe geleid dat de Autoriteit woningcorporaties (Aw) extra aandacht heeft voor toezicht op niet-toegestane dubbele personele unies.
Het toezicht op dubbele personele unies vindt plaats op twee momenten; bij het proces rondom het afgeven van een zienswijze in het kader van geschiktheid en betrouwbaarheid van kandidaat-bestuurders en -commissarissen en bij de beoordeling van de jaarrekening en het jaarverslag van de woningcorporatie. De procedure is voortaan zo ingericht dat op beide momenten specifiek een controle plaatsvindt op het bestaan van dubbele personele unies.
In mijn eerdere antwoorden op Kamervragen van het lid Koerhuis (VVD) van 24 juni 2019 heb ik toegezegd uw Kamer voor het einde van het jaar te informeren over de uitkomsten van het onderzoek van de Aw naar niet-toegestane dubbele personele unies. De Aw heeft mij inmiddels laten weten dat er geen andere niet- toegestane dubbele personele unies zijn aangetroffen.
Kunt u het bericht dat de Autoriteit Woningcorporaties 30 april jl. heeft ontvangen van Laurens Wonen met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
De Aw is de toezichthouder op de Woningwet en valt onder de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties van de Minister-President van 30 september 2015. In deze aanwijzing is het beginsel van de onafhankelijkheid van de Rijksinspecties vastgelegd. Het is aan de Aw om, binnen het wettelijk kader, te bepalen welke documenten al dan niet openbaar worden. De Aw geeft jaarlijks middels de openbare oordeelsbrief op transparante wijze inzicht in het toezicht dat is gehouden op individuele corporaties. Zoals aangegeven in mijn antwoorden op eerdere Kamervragen van het lid Koerhuis (VVD) van 24 juni 2019 zal deze casus worden meegenomen in de reguliere, openbare beoordelingsbrief van de Aw over Laurens Wonen.
Bent u ervan op de hoogte dat Laurens Wonen het volgende heeft gezegd «Laurens Wonen heeft laten onderzoeken of de mogelijkheid bestaat terug te vorderen. Deze mogelijkheid is er niet»?2 Hoe rijmt u dit met uw eerdere antwoord waarin u aangaf dat de Autoriteit Woningcorporaties er op toeziet dat maatschappelijk bestemd vermogen niet weglekt?
Ja, hiervan ben ik op de hoogte.
Vanuit oogpunt van preventie is het aan de Aw om het weglekken van vermogen uit de corporatiesector zoveel mogelijk te voorkomen. Vanuit deze rol dient de Aw ook te toetsen hoe een corporatie handelt wanneer onverhoopt toch sprake is geweest van een weglek van maatschappelijk vermogen. De Aw ziet er dan op toe dat de corporatie zich in voldoende mate inspant om de schade te verhalen. De taak van de Aw om toe te zien dat maatschappelijk bestemd vermogen wordt beschermd brengt niet mee dat een eventuele weglek van maatschappelijk vermogen te allen tijde kan worden voorkomen. Noch dat eventueel weggelekt maatschappelijk vermogen altijd wordt teruggevorderd. Terugvordering is immers niet altijd mogelijk. Ik kan me daarnaast voorstellen dat een bestuur van een woningcorporatie besluit het weggelekte vermogen niet terug te vorderen als dit meer (maatschappelijk) geld kost dan het mogelijk zal opleveren.
Heeft Laurens Wonen ook al aan de Autoriteit Woningcorporaties laten weten dat zij geen geld gaan terugvorderen? Zo ja, wanneer was dat?
Of Laurens Wonen dit aan de Aw heeft laten weten valt onder de toezichtrelatie, conform mijn eerdere antwoorden zal de Aw in de reguliere openbare oordeelsbrief ingaan op hetgeen bij Laurens Wonen heeft gespeeld. De Aw betrekt in haar toezicht uiteraard niet uitsluitend signalen van de ondertoezichtgestelde maar ook andere signalen, zoals openbare bronnen.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat het geld alsnog wordt teruggevorderd?
Het is aan het bestuur van de woningcorporatie zelf om stappen te nemen over het eventueel terugvorderen van al dan niet onterechte betalingen. Het is vervolgens aan Aw om te toetsen hoe een corporatie handelt wanneer onverhoopt toch sprake is geweest van een weglek van maatschappelijk vermogen. De Aw ziet er dan op toe dat de corporatie zich in voldoende mate inspant om de schade te verhalen. De Aw zal hierop ingaan in de komende reguliere oordeelsbrief over Laurens Wonen. Gelet op deze taak van de Aw, is het niet aan mij om hierin stappen te zetten.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Woningcorporaties/Evaluatie Woningwet/Huurakkoord?
Ja.
Het bericht dat Actiegroep Niet Te Koop een sociale huurwoning bezet in West |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het bericht «Actiegroep Niet Te Koop bezet sociale huurwoning in West»?1
Wanneer beantwoordt u de schriftelijke vragen over het bericht «Actiegroep Niet Te Koop een sociale huurwoning bezet in Oud-West» die 16 oktober 2019 zijn ingediend? (2019Z19786)
Klopt het dat woningcorporatie Stadgenoot bij de vorige bezetting in Oud-West heeft gewacht met het doen van aangifte tegen de krakers van actiegroep Niet Te Koop?
Heeft woningcorporatie Stadgenoot aangifte gedaan bij de huidige bezetting in West? Zo ja, binnen welke termijn heeft zij dat gedaan? Zo nee, kunt u deze woningcorporatie direct oproepen om aangifte te doen?
Deelt u de mening dat een woningcorporatie altijd direct aangifte moet doen als er een strafbaar feit tegen haar wordt gepleegd?
Bent u bereid om woningcorporaties op te roepen altijd direct aangifte te doen als een sociale huurwoning wordt bezet? En bent u bereid om in het geval dat een woningcorporatie dit niet doet, de Autoriteit Woningcorporaties te vragen die woningcorporatie een aanwijzing te geven om dit wél te doen?
Huurtoeslag en het minimumloon |
|
Sandra Beckerman , Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de tweedeling in het huidige systeem van de huurtoeslag, namelijk dat de huurgrens voor huurtoeslag ongeveer 300 euro per maand lager is voor mensen tussen de 18 en 23 jaar, dan voor mensen van 23 jaar en ouder?1
Ja, waarbij op te merken valt dat de lage huurgrens niet voor alle huishoudens jonger dan 23 geldt. Voor jongere huishoudens waarbij de toeslagontvanger of medebewoner de woning deelt met een (pleeg)kind, of als er een bewoner gehandicapt is, geldt de hoge huurgrens.
Klopt het dat de lagere maximumgrens voor de kale huur gekoppeld is aan de leeftijd van het minimumloon? Zo ja, kunt u verklaren waarom de huidige leeftijdsgrens voor het volledig minimumloon op 21 jaar ligt, maar dat deze leeftijdsgrens niet geldt bij de voorwaarden van de huurtoeslag?
Nee, deze grens is niet gekoppeld aan de leeftijd van het minimumloon. Het gaat hierbij overigens niet om de kale huur maar om de rekenhuur.
Hoeveel mensen zijn er die tussen de 21 en 23 jaar oud zijn, een huurprijs betalen van 424,44 euro of meer en daardoor geen huurtoeslag ontvangen? En hoeveel huurtoeslag lopen zij nu in totaal mis op jaarbasis?
Uit het Woononderzoek 2018 is af te leiden dat dit circa 14 duizend huurders tussen 21 en 23 jaar, met een huurprijs tussen de 424,44 euro en de maximale huurtoeslaggrens betreft. Wanneer zij wel recht hadden gehad op huurtoeslag, zouden zij met hun huidige huur gezamenlijk circa 37 miljoen euro aan huurtoeslag hebben gekregen.
Hoeveel mensen zijn er die tussen de 18 en 23 jaar oud zijn, een huurprijs betalen van 424,44 euro of meer en daardoor geen huurtoeslag ontvangen? En hoeveel huurtoeslag lopen zij nu in totaal mis op jaarbasis?
Dit betreft circa 21 duizend huurders tussen 18 en 23 jaar oud met een huurprijs tussen de 424,44 euro en de maximale huurtoeslaggrens. Wanneer zij wel recht hadden gehad op huurtoeslag, zouden zij met hun huidige huur gezamenlijk circa 56 miljoen euro aan huurtoeslag hebben gekregen.
Bent u bereid deze mensen, die aantoonbaar huurtoeslag zijn misgelopen omdat de aan de leeftijd gekoppelde huurgrens in de huurtoeslag niet overeenkomt met de leeftijd van het minimumloon, te compenseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
De lagere huurgrens onder 23 jaar is bewust gekozen vanuit de gedachte dat jongeren nog aan het begin staan van hun wooncarrière en door hun gezinssituatie ook goed kunnen volstaan met een kleinere, goedkopere woning of een onzelfstandige kamer. Bij een verhoging van de huurgrens vanaf 21, of vanaf 18 jaar zal er vermoedelijk een opwaarts effect op de huurprijzen zijn, omdat verhuurders hogere huurprijzen kunnen gaan vragen.
Op dit moment vragen bijvoorbeeld verhuurders van zelfstandige studentenwoningen vaak een huurprijs vrijwel op de nu geldende maximale huurgrens. De huurgrens blijkt in de huurstelling te werken als focuspunt. Het verhogen van de maximale huurgrens voor jongeren zou niet alleen leiden tot een extra stijging van de uitgaven huurtoeslag, maar ook tot effecten op de betaalbaarheid voor deze jongeren, omdat deze huurverhoging niet volledig met de huurtoeslag zal worden gecompenseerd.
De hogere kosten huurtoeslag worden, afhankelijk van de mate waarin verhuurders de prijzen gaan verhogen, in de situatie dat de verhoging van de huurgrens geldt vanaf 21 jaar geschat op 50 à 60 miljoen euro en in de situatie dat de verhoging van de huurgrens geldt vanaf 18 jaar op 90 à 100 miljoen euro.
Alles overziend is er op dit moment geen aanleiding om de leeftijdsgrens van 23 jaar te verlagen.
Per wanneer gaat u de leeftijd van 23 jaar bij de huurgrens van de huurtoeslag verlagen naar de leeftijd van 18 jaar, aangezien dit de leeftijd is waarop mensen als volwassen worden beschouwd, zowel juridisch als voor verschillende verplichtingen van de overheid, zoals bijvoorbeeld het hebben van een zorgverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat alle volwassenen als volwassenen behandeld moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid het volledig wettelijk minimumloon voor 18- jarige te laten gelden?
De Minister van SZW heeft in antwoord op Kamervragen van het Lid Gijs van Dijk (PvdA), ingezonden op 26 maart 2019, geantwoord dat de regering recentelijk de minimumjeugdlonen heeft verhoogd en op dit moment niet voornemens is deze verder te verhogen. In zijn antwoorden geeft hij het volgende aan:
In 2017 is de eerste stap gezet met het verlagen van de leeftijd voor volledig minimumloon van 23 naar 22 jaar in 2017 en 1 juli 2019 is deze verder verlaagd naar 21 jaar. Ook zijn de percentages voor 18- tot 21-jarigen in 2017 verhoogd en zijn deze per 1 juli 2019 opnieuw verhoogd. Hiertoe is besloten omdat het kabinet erkende dat de sociaaleconomische en maatschappelijke positie van jongeren ten opzichte van de periode waarin de laatste wijziging van het minimumjeugdloon werd doorgevoerd, veranderd was.
De Minister gaf aan terughoudend te zijn met het verder verhogen of zelfs afschaffen van het minimumjeugdloon, omdat het CPB bij een substantiële verhoging van het wettelijk minimumjeugdloon een vermindering van werkgelegenheid voor jongeren verwacht. Daarnaast wordt door het verhogen van het minimumjeugdloon de optie scholing mogelijk minder aantrekkelijk. Dit kan jongeren richting de arbeidsmarkt trekken op het moment dat ze anders verdere scholing hadden gevolgd. Ook dit is een ongewenst effect van een grote verhoging van het minimumjeugdloon.
De regering is van mening nu een balans te hebben gevonden tussen een verhoging van het minimumjeugdloon en de potentieel negatieve gevolgen van een verdere verhoging. Daarbij is het relevant te vermelden dat ouders in Nederland onderhoudsplichtig zijn totdat hun kind 21 jaar wordt. Dit betekent dat zij er verantwoordelijk voor zijn dat het kind onderdak, kleding, voeding, scholing en medische hulp krijgt. Het is volgens het kabinet logisch om bij deze bestaande grens aan te sluiten. Een volledige afschaffing van het minimumjeugdloon ligt daarom op dit moment niet voor de hand.
De Vestia-ellende in Honselse burgemeestersbuurt |
|
Sandra Beckerman |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het nieuwsbericht «Vestia-ellende in Honselse burgemeestersbuurt nog steeds niet opgelost, bewoners balen van puinhoop»?1 Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Ja, ik ben bekend met deze nieuwsberichten en ik betreur de ontstane situatie in Honselersdijk. Naar aanleiding van de berichtgeving heb ik ook woningcorporatie Vestia verzocht om een reactie. Ik vertrouw er op dat woningcorporatie Vestia en de gemeente Westland werken aan een passende oplossing voor deze lokale aangelegenheid.
Wat is de hoogte van de totale schade veroorzaakt door de renovatiewerkzaamheden door Vestia in de Burgemeestersbuurt in Honselersdijk?
Heeft Vestia deze renovatiewerkzaamheden volgens u correct naar de bewoners gecommuniceerd? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Klopt het dat Vestia haar huurders in de Burgemeestersbuurt in Honselersdijk pas heeft geïnformeerd ná aanvang van de werkzaamheden?
Klopt het dat Vestia bij de start van de werkzaamheden geen omgevingsvergunning had, geen sloopmelding had gedaan én geen 70% akkoord van de huurders had gekregen?
Deelt u de mening dat de groep huurders die overlast heeft ondervonden van de werkzaamheden van Vestia degelijk gecompenseerd dient te worden door Vestia? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven hoe u Vestia hiertoe gaat bewegen?
Wat is uw reactie op het bericht dat Vestia is doorgegaan met de werkzaamheden ondanks de bouwstopzetting door de gemeente Westland?2
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om bereidwillige gemeenten te faciliteren om hen verantwoordelijk te maken voor de overname van Vestiawoningen en dit onder gemeentelijk beheer te brengen en uit te baten?
Ik vertrouw erop dat de lokale overheden zelf een evenwichtige afweging kunnen maken of zij de overname en exploitatie van woningen onder eigen beheer willen uitvoeren. Daarbij acht ik het huidige kader qua wet- en regelgeving voor gemeenten passend. In dit kader moet worden opgemerkt dat de exploitatie van woningen kennis, expertise en middelen vergt en niet geheel risicoloos is, hetgeen er in het recente verleden over het algemeen toe leidde dat de exploitatie van woningen bij meer specialistische partijen, zoals woningcorporaties werd belegd.
Kan er een prioritering worden aangebracht dat eerst corporaties of (semi) overheden, en daarna andere partijen pas in aanmerking komen om Vestia woningen over te nemen om te voorkomen dat veel sociale huurwoningen verdwijnen? Zo nee, waarom niet?
Woningcorporaties zijn organisaties die toegelaten zijn als instellingen die uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn. Zij beogen hun financiële middelen uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting in te zetten. Bij andere organisaties en (semi-)overheden kunnen ook andere belangen een rol spelen. Daarom is in de Woningwet geregeld dat bij een voorgenomen verkoop van een blijvend gereguleerde corporatiewoning, deze eerst aan andere toegelaten instellingen moet worden aangeboden. Verder is in de Woningwet een exploitatieverplichting van ten minste 7 jaar opgenomen bij de verkoop van een blijvend gereguleerde huurwoning om te voorkomen dat verkochte gereguleerde huurwoningen in relatief korte tijd worden geliberaliseerd. Ook kunnen gemeenten, huurders en woningcorporaties prestatieafspraken maken over de verkoop van sociale huurwoningen en eventuele bedingen die men aan de verkopen wil koppelen.
Bent u bereid om de overdrachtsbelasting voor beleggers te verhogen en voor woningcorporaties te verlagen, zodat gestimuleerd wordt dat de corporaties de sociale huurwoningen van Vestia overnemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten hoe dit wilt gaan doen?
Het verhogen van overdrachtsbelasting voor beleggers en tegelijkertijd verlagen van overdrachtsbelasting voor woningcorporaties betekent dat woningcorporaties ten opzichte van beleggers zouden worden bevoordeeld bij de aankoop van huurwoningen. Een bevoordeling in deze zin betreft een steunmaatregel voor woningcorporaties, welke niet is opgenomen in het besluit op geoorloofde staatssteun van de EU. Voorts wil ik erop wijzen dat corporaties voor de uitvoering van de opgedragen taken toegestane steunmaatregelen ontvangen, onder meer in de vorm van geborgde leningen. Dit financieringsvoordeel, wat reguliere verhuurders niet hebben, kunnen corporaties ook inzetten voor de aankoop van Vestiawoningen.
Wilt u de antwoorden op bovenstaande vragen vóór het AO Woningcorporaties/Evaluatie van de Woningwet en het huurakkoord van 12 december 2019 naar de Kamer sturen?
In verband met de informatie die voor de beantwoording van deze vragen nodig was van andere partijen is het niet gelukt deze antwoorden voor het AO Woningcorporaties naar de Kamer te sturen.
Antikraak-cowboys die weerloze huurders uitbuiten |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Antikraakbureaus zijn de aasgieren van de woningmarkt»?1
Ja
Vindt u ook dat iedereen zeker moet kunnen zijn van een fijne en betaalbare woning? Vindt u ook dat dit moet gelden voor mensen die antikraak wonen? Vindt u dan ook dat deze mensen zeker moeten zijn van fatsoenlijke bescherming, ten minste van fundamentele grondrechten en mensenrechten?
Iedereen in Nederland heeft het recht om fatsoenlijk en betaalbaar te wonen. Dat geldt ook voor mensen die anti-kraak wonen. Anti-kraak kan aan de ene kant een goed middel zijn om leegstand te voorkomen en aan de andere kant een tijdelijke oplossing voor woningzoekenden bieden zonder dat het huurrecht van toepassing is. Om misstanden zo veel mogelijk te voorkomen ben ik, mede ingegeven door de motie Anker en Van Heugten1, in gesprek gegaan met de sector om te borgen dat leegstandbeheerders op een goede wijze leegstaande gebouwen beheren. Zo heeft de sector het Keurmerk Leegstandbeheer (KLB) ontwikkeld en een volwaardige branchevereniging ingesteld, de Vereniging Leegstandbeheerders Nederland (VLBN).
Ik heb het KLB een subsidie verstrekt teneinde een extra kwaliteitsslag van het keurmerk te bewerkstelligen waarbij de nadruk lag op de maximale gebruiksvergoeding, een binnentredingsprotocol en een minimale opzegtermijn van vier weken welke nu onderdeel zijn geworden van het keurmerk. Uw Kamer heeft met name op deze punten haar zorg geuit. Tevens kent het KLB een klachtencommissie. De voorwaarde van de verstrekte subsidie was dat er een accreditatie van de Raad van Accreditatie door het KLB zou worden bewerkstelligd en de klachtencommissie van het KLB zou worden uitgebreid zodat meer antikraakbewoners met hun klachten terecht kunnen. Dit is inmiddels gebeurd. Om de organisatiegraad en het bewustzijn van goed leegstandbeheer onder de aandacht te brengen, heb ik eveneens een subsidie toegekend aan de VLBN om zich te ontwikkelen als volwaardige branchevereniging. De voorwaarde hierbij was dat minimaal 60% van de KLB gecertificeerde leegstandbeheerders lid te laten zijn van de branchevereniging.
Voorgaande heeft bijgedragen aan de verdere professionalisering van de sector. Dat neemt niet weg dat er net als bij reguliere verhuur misstanden kunnen voorkomen. In principe vind ik het een goede zaak dat leegstaand vastgoed tijdelijk wordt beheerd zodat verloedering kan worden voorkomen. Hoewel het gros van de anti-kraak bewoners zich bewust is van de tijdelijkheid en desondanks prettig woont, geef ik de voorkeur aan tijdelijke verhuur aangezien de bewoner dan huur(prijs)bescherming geniet.
Vindt u het acceptabel dat mensen op stel en sprong uit hun woning worden gezet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke rechten heeft iemand die antikraak woont? Kunt u daarbij specifiek ingaan om bescherming tegen inbreuk op de privésfeer, bescherming tegen uitzettingen en recht om klachten in te dienen en het recht te halen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke wettelijke plichten heeft een antikraakbureau?
Ten eerste moet de leegstandbeheerder voldoen aan de eisen die zijn gesteld door het KLB. Voor wat betreft het huurrecht heeft een antikraakbureau geen wettelijke verplichtingen aangezien er geen sprake is van huur. Voor het overige zijn alle wettelijke verplichtingen die gelden voor een onderneming van toepassing.
Wat is de maximale huurprijs per ruimte of oppervlakte die gerekend mag worden bij antikraak? Vindt u het acceptabel dat antikraakbureaus woekerprijzen van 500 euro vragen voor een woonruimte terwijl huurders geen bescherming genieten?
Bij anti-kraak is geen sprake van een maximale huurprijs aangezien er geen sprake is van huur maar van bruikleen. Het KLB heeft bepaald dat ongeacht de grootte van de ruimte de vergoeding maximaal 254 euro per maand (inclusief gas, licht, water en een aantal andere kosten) mag bedragen. Indien er sprake is van een hogere vergoeding staat het de anti-kraakbewoner vrij om door een rechter te laten toetsen of er huurrecht is ontstaan.
Waarom heeft de regering destijds aangedrongen op totstandkoming van een branchevereniging? Welke argumenten zijn daarbij gebruikt? Heeft de regering voorwaarden gesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Welke voorwaarden zijn verbonden aan het keurmerk?
Op dit moment zijn er 17 leegstandbeheerders KLB gecertificeerd die volgens het KLB circa 70% van de markt vormen. Er zijn verschillende voorwaarden om KLB gecertificeerd te kunnen worden. Zo moet een leegstandbeheerder bijvoorbeeld een klachtenprocedure hebben, zich conformeren aan de gedragscode, zich onderwerpen aan inspecties en de eisen voor brandveiligheid. Meer informatie hierover is te vinden op de website van het KLB. Volgens het KLB wonen er tussen de 40.000 en 50.000 mensen met een bruikleenovereenkomst. Over de omzet die de leegstandbeheerders genereren wordt door hen geen mededeling gedaan.
Op welke wijze kunnen mensen die antikraak wonen hun recht halen? Hoe toegankelijk zijn die procedures? Hoe lang duurt een klachtenprocedure bij de klachtencommissie? Welke kosten zijn daaraan verbonden?
Indien een anti-kraakbewoner van mening is dat zijn of haar rechten worden geschonden, kan een oordeel worden gevraagd aan de rechtbank. Een meer laagdrempelige procedure is de klacht in te dienen bij de Leegstandbeheerder. Als een bewoner niet tevreden is met de manier waarop de leegstandbeheerder omgaat met de klacht, kan deze klacht gemeld worden bij de klachtencommissie van het KLB. Dit kan nu ook als de bemiddelende leegstandbeheerder niet is aangesloten bij het KLB. Deze klacht wordt in behandeling genomen door het KLB als de indiener van de klacht € 25,– betaalt. De klachtencommissie is onafhankelijk en bepaalt of de klacht ontvankelijk is en zal eventueel na een hoorzitting een bindende uitspraak doen. Het KLB streeft ernaar dat in de commissie personen zitting hebben die deskundig zijn en relevante ervaring hebben in de sector en zijn voorgedragen door representatieve (branche)organisaties van leegstandbeheerders, (ver)huurders en/of vastgoedeigenaren. De doorlooptijd is afhankelijk van de complexiteit van een klacht. Er kunnen volgens het KLB al naar gelang de situatie specifieke voorwaarden worden opgenomen in de bruikleenovereenkomst. Het is aan de anti-kraak bewoner om deze voorwaarden wel of niet te accepteren. Indien er tijdens de bewoning aanvullende onredelijke voorwaarden worden gesteld, kan gebruik worden gemaakt van bovengenoemde klachtenprocedure.
Hoeveel bedrijven zijn aangesloten bij het keurmerk?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt het dat de omzet van antikraakbureaus ruim 150 miljoen euro bedraagt en het om 50.000 mensen gaat?
Zie antwoord vraag 8.
Welke alternatieven hebben gemeenten en woningcorporaties om leegstand tegen te gaan? Vindt u dat gemeenten en woningcorporaties voorwaarden moeten stellen aan de antikraakbureaus waarmee zij in zee gaan zodat bewoners fatsoenlijk worden behandeld? Op welke schaal gebeurt dat?
Uit de evaluatie van de Wet Kraken en Leegstand is gebleken dat gemeenten de bestrijding van leegstand voortvarend oppakken. Het is in beginsel aan de eigenaar van het vastgoed om te bezien op welke wijze leegstand tegen wordt gegaan. Indien er wordt overgegaan tot het bewonen van het vastgoed, geef ik er zoals eerder aangegeven de voorkeur aan dat er gebruik wordt gemaakt van tijdelijke verhuur omdat de bewoner dan huur(prijs)bescherming geniet. Voor sloopwoningen kan er bijvoorbeeld op grond van de Leegstandwet tijdelijk worden verhuurd. Als een eigenaar van vastgoed, ook een corporatie en gemeente, kiest voor anti-kraak bewoning geef ik er de voorkeur aan dat er een leegstandbeheerder wordt ingeschakeld die de voorwaarden hanteert zoals die ook worden gehanteerd door het KLB.
Hoe vaak komt het voor dat deze bureaus bizarre contractvoorwaarden hanteren die een inbreuk vormen op de privésfeer of de vrijheid van meningsuiting, zoals praten met de pers, praten met de eigenaar, het plaatsen van een slot op de deur, het krijgen van een kind? Vindt u dat acceptabel?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat iedereen fatsoenlijk behandeld wordt? Gaat u de regels aanscherpen of antikraakbureaus desnoods verbieden? Of vindt u het acceptabel dat mensen zo behandeld worden?
Zie antwoord vraag 2.
Verhuurders die woningen verhuren aan de hoogste bieder |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Makelaar schrapt veiling appartementen in Groningen-Zuid na massale kritiek»1 en van het bericht «Zorgen om trend: huurhuis gaat naar hoogste bieder»?2
Ja.
Is een dergelijke vorm van verhuur per opbod toegestaan? Zo nee, hoe kan hiertegen worden opgetreden? Zo ja, aan welke voorwaarden moet worden voldaan?
Zie het antwoord op vraag 2, 4 en 5 van het lid Smeulders (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 848).
Vindt u ook dat de verhuurder hiermee misbruik maakt van de woningnood, door de hoogst mogelijke huur te verkrijgen van wanhopige verhuurders?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met andere voorbeelden buiten Den Haag en Groningen van dergelijke verhuurpraktijken?
Er zijn mij geen andere voorbeelden bekend waarin deze wijze van verhuur worden toegepast.
Deelt u de uitspraken van de Woonbond dat met deze veilmethode «woekerprijzen» ontstaan en van NVM dat je dergelijke praktijken niet moet willen? Gaat u optreden?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u aanleiding om de bescherming van huurders uit te breiden, tot bijvoorbeeld huren van 1.000 euro per maand, nu verhuurders zo eenvoudig misbruik kunnen maken van de woningnood?
Zoals aangekondigd in mijn brief «Staat van de Woningmarkt en overzicht van maatregelen» van 7 november 2019 wil ik de toegankelijkheid, de betaalbaarheid en kwaliteit van het wonen voor mensen met een middeninkomen of starters op de woningmarkt borgen. Ik zal hiervoor een samenhangende aanpak uitwerken, waarbij ik het gemeentelijke instrumentarium wil versterken.
Daarnaast heeft het kabinet al aangekondigd om de WOZ-waarde in het woningwaarderingsstelsel (WWS) te maximeren met als doel om ongewenste liberalisatie van sociale huurwoningen tegen te gaan. Als gevolg hiervan zullen ook huurwoningen met een hogere WOZ-waarde die geschikt zijn voor de lage middeninkomens, beschikbaar blijven in de sociale woningvoorraad.
Deelt u de mening dat ook jongeren en singles recht hebben op betaalbaar wonen? Welk percentage van de woonlasten vindt u betaalbaar?
De betaalbaarheid, toegankelijkheid en de kwaliteit van wonen voor mensen met een middeninkomen en starters wil ik graag borgen. Ik heb daarom in de brief «Maatregelen woningmarkt» van 17 september 2019 diverse maatregelen aangekondigd gericht op het behoud van betaalbare huurwoningen in de bestaande voorraad, een betere verdeling van betaalbare huurwoningen in de bestaande voorraad, het vergroten van de mogelijkheden voor lokaal maatwerk voor woningcorporaties en het verbeteren van de balans tussen starters en huurders. De hoogte van woonquotes zegt daarbij niet of de woonlasten passen binnen het budget van het huishouden. Dat hangt af van de overige uitgaven van het huishouden, waarbij gedacht kan worden aan uitgaven voor boodschappen, kleding en recreatie.
Aangezien jongeren en singles in de vrije sector tot wel de helft van hun inkomen kwijt zijn aan woonlasten, vindt u ook niet dat zij toegang moeten houden tot sociale huurwoningen? Bent u bereid uw voornemen om de toegang voor singles moeilijker te maken te heroverwegen?
Van de mensen met een laag middeninkomen (ongeveer € 38.000 tot € 42.500) kan ongeveer 50% op basis van Nibud berekeningen een huur in de vrije sector niet betalen. Dit zijn voornamelijk meerpersoonshuishoudens, waaronder gezinnen. Door de inkomensgrens voor sociale huurwoningen van woningcorporaties (nu € 38.035) voor meerpersoonshuishoudens te verhogen naar € 42.000 en die voor eenpersoonshuishoudens licht te verlagen naar € 35.000, wordt deze beter gericht op de betaalbaarheid voor de huishoudens. Eenpersoonshuishoudens hebben bij eenzelfde inkomen meer bestedingsruimte voor wonen dan meerpersoonshuishoudens. Ik verwacht voor het einde van dit jaar het wetsvoorstel Huur en inkomensgrenzen, waarin de differentiatie van de inkomensgrens voor sociale huurwoningen van woningcorporaties wordt voorgesteld, naar uw Kamer toe te sturen.
Het bericht ‘Perverse verhuurder stopt met hoogste bieder methode’ |
|
Paul Smeulders (GL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Perverse verhuurder stopt met hoogste bieder methode»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een dergelijke methode om een woning te verhuren zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
In de regio’s waar de woningmarkt krap is, stijgen de huizenprijzen harder dan in andere delen van Nederland. Een deel van de mensen met een middeninkomen heeft moeite om daar een geschikte en betaalbare huurwoning te vinden. In de vrijehuursector geldt contractvrijheid, dat betekent dat het de verhuurder en huurder vrijstaat om zelf een huurprijs overeen te komen. De methode die hier gekozen is om huurders tegen elkaar op te laten bieden is niet verboden. De methode past echter niet in goed verhuurderschap. Ik acht dit dan ook onwenselijk, doordat huurders wellicht onverantwoorde risico’s nemen bij het bepalen van hun huur. Ook Vastgoed Belang en IVBN (vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed) geven aan dat zij als onderdeel van «goed verhuurderschap» het belangrijk vinden dat verhuurders op een transparante manier hun woning verhuren en geen misbruik maken van de huidige periode van grote schaarste. De verhuurder2 in Groningen, die ook gebruik maakte van deze methode, geeft aan dat het nooit zijn bedoeling is geweest om maximaal te profiteren van de schaarste. Zowel de verhuurder in Groningen als de verhuurder in Den Haag is inmiddels gestopt met deze methode van aanbieden.
Zoals aangekondigd in mijn brief «Staat van de Woningmarkt en overzicht van maatregelen» van 7 november 2019 wil ik de aanpak van malafide verhuurders, waaronder het tegengaan van excessieve huren in de vrije sector, uitwerken in samenhang met andere maatregelen. Daarbij vind ik het van belang om het gemeentelijke instrumentarium te versterken, zodat lokaal maatwerk kan worden toegepast
Komt het vaker voor dat huurwoningen op een dergelijke manier te huur worden aangeboden?
Naast dit voorbeeld in Den Haag heeft recentelijk ook een verhuurder in Groningen huurwoningen op deze wijze aangeboden. Zie hiervoor het bericht «Makelaar schrapt veiling appartementen in Groningen-Zuid na massale kritiek» dat het lid Nijboer in zijn schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 849) aanhaalt. Daarnaast zijn mij geen andere voorbeelden bekend
Is het wettelijk toegestaan om huurwoningen op een dergelijke manier te verhuren?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om dergelijke methoden wettelijk te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Wonen en Ruimte op 11 november aanstaande?
Het is helaas niet gelukt om deze vragen te beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Wonen en Ruimte.
Het bericht dat de SSH& voortaan haar kamers zal verhuren door middel van loting |
|
Frank Futselaar , Sandra Beckerman |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Studentenvakbond Akku woedend over nieuwe lotingsysteem SSH&»?1
Er is zowel met de SSH& als de studentenvakbond Akku contact geweest over deze situatie. Naar ik begrijp wil de SSH& over gaan op een systeem van loting, omdat zij met hun huidige toewijzingsregels zien dat maar een bepaalde groep studenten een kamer bij de SSH& weet te bemachtigen. De SSH& heeft namelijk voorrangsregels voor specifieke groepen, zoals eerstejaars met een lange reistijd. Door een systeem van loting te introduceren willen zij aankomende studenten en studenten die voorheen (lang) op de wachtlijst stonden een grotere kans geven om op kamers te gaan.
Akku op haar beurt geeft aan dat deze beleidsaanpassing ten onrechte niet met hen is besproken. Zij zijn van mening dat maatregelen met majeure gevolgen voor de huisvesting van studenten, zoals deze aanpassing van het toewijzingsbeleid, ten minste in het lokale overleg studentenhuisvesting besproken hadden moeten worden.
In het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting hebben partijen afgesproken dat lokale partijen samen op structurele basis aan tafel zitten om vraag en aanbod in beeld te brengen en te bekijken wat nodig is om – nu en in de toekomst – te voldoen aan de onderling afgestemde behoefte. Het is in eerste instantie aan lokale partijen zelf om het lokale overleg vorm en inhoud te geven, maar ik acht het passend dat partijen open en transparant met elkaar communiceren. Niet alleen over vraag en aanbod, maar ook over belangrijke (beleids)voornemens of op stapel staande acties en met gevoel voor de vertrouwelijkheid van bepaalde zaken.
Bent u van mening dat hier de afspraak uit het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting, te weten dat onderwijsinstellingen, gemeenten, studentenbonden en huisvesters zo vaak als nodig met elkaar overleggen, niet nagekomen wordt? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 toegelicht worden de afspraken uit het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting nagekomen. In het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting hebben partijen afgesproken dat lokale partijen samen op structurele basis aan tafel zitten om vraag en aanbod in beeld te brengen en te bekijken wat nodig is om -nu en in de toekomst- te voldoen aan de onderling afgestemde behoefte. In Nijmegen is dit lokaal overleg opgestart: het Breed Overleg Studentenhuisvesting, waar de gemeente, huisvesters, onderwijsinstellingen en verschillende studentenvertegenwoordigers spreken over het in evenwicht brengen van vraag en aanbod van studentenhuisvesting.
Het is aan lokale partijen zelf om dit overleg vorm en inhoud te geven. Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven, acht ik het wel wenselijk dat partijen in het genoemde lokale overleg niet alleen over vraag en aanbod overleggen, maar ook over belangrijke (beleids-)voornemens of op stapel staande acties en met gevoel voor de vertrouwelijkheid van bepaalde zaken.
Heeft u de conclusies ontvangen van het lokaal overleg over de studentenhuisvesting in Nijmegen? Zo ja, is het voornemen van de SSH& om met loting te gaan werken terug te vinden in de conclusies?
De concept-conclusies van het lokaal overleg heb ik ingezien en daar kan ik niet uit opmaken dat er gesproken is over het voornemen van de SSH& om met loting te gaan werken.
Bent u van mening dat een dergelijke grote beleidswijziging in overleg met studenten moet plaatsvinden? Kunt u dit toelichten?
Op basis van de Wet op het overleg huurder verhuurder is een verhuurder verplicht om de betrokken bewonerscommissie en de betrokken huurdersorganisatie te informeren over wijzigingen in het toewijzings- en verhuurderbeleid. De SSH& heeft over zijn voornemen tot een lotingsysteem overleg gevoerd met hun huurdersorganisatie (de SPH). De SPH heeft ingestemd met het systeem van loting. Verder heeft SSH& dit voornemen gedeeld met de gemeente en ook de onderwijsinstellingen. Zoals eerder aangegeven is het in eerste instantie aan de SSH& zelf om dergelijke beleidswijzigingen ook in het eerder genoemde lokale overleg te bespreken en vind ik dit ook gepast en wenselijk. Inmiddels zijn de SSH& en Akku met elkaar in overleg over de invoering van het systeem van loting en word ik geïnformeerd over de uitkomsten.
Op welke wijze zijn studenten geconsulteerd bij deze beslissing? Bent u van mening dat deze regeling ingetrokken moet worden indien blijkt dat studenten niet betrokken zijn geweest bij deze beslissing?
Zie antwoord vraag 4.
Welke inspanning moeten gemeenten, onderwijsinstellingen en huisvesters leveren om lokale studentenbonden te betrekken bij beleidswijzigingen van huisvesters?
In Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting is afgesproken dat er een lokaal overleg komt waar ook studentenbonden in zijn vertegenwoordigd. Zodoende ga ik er van uit dat, voor zover het nog niet is gebeurd, lokale partijen de betreffende studentenbonden uitnodigen bij dit lokale overleg. Vanuit het Rijk zullen we vinger aan de pols houden. Mochten er signalen komen dat studentenbonden niet betrokken zijn bij het lokale overleg, dan zullen betreffende partijen daar op aangesproken worden.
Vindt u het rechtvaardig dat studenten die korter dan vier jaar ingeschreven staan, hun opgebouwde rechten verliezen en voor niets 30 euro hebben betaald?
De inschrijfkosten van het «oude» systeem waren 20 euro in plaats van de genoemde 30 euro. Het nieuwe systeem is gratis voor woningzoekenden. Juist omdat de SSH& geen garantie kan bieden op een kamer, vindt de SSH& het niet terecht om geld te vragen voor de toegang tot het aanbodsysteem.
Er is door SSH& voorzien in een overgangsregeling. Deze overgangsregeling geldt voor woningzoekenden met een inschrijfduur van vier jaar of langer. Deze groep heeft gedurende 12 maanden toegang tot de loting van zelfstandige woningen. Deze overgangsregeling is besproken met de huurdersvereniging en zij hebben hiermee ingestemd. Daarmee ben ik van mening dat de SSH& er op voorhand voldoende zorg voor heeft gedragen om tot een gedegen overgangsregeling te komen.
Het bericht ‘Actiegroep Niet Te Koop een sociale huurwoning bezet in Oud-West’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Actiegroep Niet Te Koop bezet sociale huurwoning in Oud-West»?1
Ja.
Klopt het dat het bezetten van een sociale huurwoning een strafbaar feit is ingevolge het Wetboek van Strafrecht?
Kraken is strafbaar op grond van het Wetboek van Strafrecht. Ongeacht het soort vastgoed.
Klopt het dat woningcorporatie Stadgenoot eerder heeft aangekondigd te wachten met het doen van aangifte tegen de krakers van actiegroep Niet Te Koop?
Het gaat om de verkoop van een woning op de begane grond die wordt verkocht om investeringen in nieuwe sociale woningen te betalen. Zoals ook in het bericht staat, zorgt Stadgenoot dat er per saldo in het centrum van Amsterdam sociale woningen bij komen. Een groepje oudere buurtbewoners heeft de woning symbolisch bezet en daarbij aangekondigd dat het een week zou duren. Stadgenoot heeft de bezetters aangehoord en vervolgens wel aangifte gedaan, maar dat traject met twee dagen vertraagd. Op deze manier zouden de bezetters zonder juridische consequenties het pand kunnen verlaten. De bezetters hebben de woning op 22 oktober 2019 verlaten.
Klopt het dat woningcorporatie Stadgenoot inmiddels aangifte gedaan?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat een woningcorporatie altijd direct aangifte moet doen als er een strafbaar feit tegen hen wordt gepleegd?
Nee ik deel die mening niet. Het is aan de eigenaar (Stadgenoot) om te bepalen wat deze met zijn pand doet. Indien de eigenaar vindt dat de krakers eruit moeten dan is het zaak om een civiele procedure aan te spannen dan wel aangifte te doen. Indien de eigenaar eerst met de krakers in overleg wil omdat er bijvoorbeeld sprake is van een symbolische actie, dan is ook dat diens recht. Ik zie derhalve geen aanleiding om woningcorporaties actief op te roepen direct aangifte te doen als een sociale huurwoning wordt bezet.
Bent u bereid om woningcorporaties op te roepen altijd direct aangifte te doen als een sociale huurwoning wordt bezet? Bent u bereid om in het geval dat een woningcorporatie dit niet doet, de Autoriteit woningcorporaties te vragen die woningcorporatie een aanwijzing te geven om dit wel te doen?
Zie antwoord vraag 5.