Huurverhogingen in aardbevingsgebied |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat woningcorporatie Woongroep Marenland huurverhogingen oplegt aan huurders in de wijk Opwierde-Zuid in Appingedam, terwijl hun huis onveilig is door de gaswinning en de versterking niet goed loopt?1 2
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat Woongroep Marenland huurverhogingen aankondigt in haar bezit.
Deelt u de mening dat het bestuurlijk en moreel gezien onwenselijk en ongepast is om huurverhogingen op te leggen voor huurhuizen die onveilig zijn geworden door gaswinning? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de bestuurder om een dergelijke afweging te maken, met inbegrip van de feitelijke (bouwkundige) staat van de woning. Het is niet aan mij om in onderhavig geval daar een oordeel over te vormen. De huurregelgeving regelt dat huurders naar de Huurcommissie kunnen stappen en dat de Huurcommissie een huurverhoging als onredelijk kan beoordelen indien eerder is geoordeeld dat een woning in aanmerking komt voor huurverlaging wegens gebreken. Daarbij kan de ernst van het gebrek van invloed zijn op de mate van huurverlaging. Voor zover mij bekend heeft de Huurcommissie geen huurverlaging opgelegd inzake de staat van de woningen in het aardbevingsgebied in 2016 of 2017.
Bij hoeveel huurwoningen in het aardbevingsgebied, zowel in de sociale als de geliberaliseerde sector, worden de huren verhoogd en hoe vaak is dit de afgelopen jaren voorgekomen?
Onderstaande tabel geeft inzicht in de gemiddelde huurverhoging in de afgelopen jaren in het totaalbezit (uitgesplitst naar de kernvoorraad -DAEB- en commerciële tak, de niet-DAEB) van de corporaties die hoofdzakelijk werkzaam zijn in het aardbevingsgebied.
Corporatie
2013
2013
2014
2014
2015
2015
2016
2016
2017
2017
daeb
niet-daeb
daeb
niet-daeb
daeb
niet-daeb
daeb
niet-daeb
daeb
niet-daeb
Lefier
3,84
3,73
3,9
2,6
1,25
2,4
0
2,3
0,75
2,32
De Huismeesters
4,0
4,0
4,0
4,0
2,1
2,1
0,6
0,6
0,3
0,3
Wold en Waard
4,0
4,0
2,3
2,3
1,0
1,0
1
1
0,3
0,3
Chr. Wst. Patrimonium
4,0
4,0
4,0
4,0
1,92
2,0
1
0,5
1
1
De Delthe
4,24
–
4,22
–
2,68
–
1
–
1,1
–
Wierden en Borgen
3,47
2,5
3,5
3,5
1,7
1,7
0,56
0,5
0,3
0,3
Woonzorg Nederland
4,0
4,0
3,9
4,7
1,86
3,12
0,57
0,02
0,49
0,5
Woongroep Marenland
4,1
4,2
3,67
4,1
2,07
2,56
1,3
0,85
0,82
1,05
Acantus
3,93
3,69
2,82
2,5
1,09
0
0,7
0,68
0,26
0,2
Groninger Huis
4,2
4,2
4,1
4,1
2,7
0
1
0
0,3
0,3
St. Uithuizer Woningbouw
3,3
4,0
3,79
4,0
1,3
0
0,8
0
0,79
0,79
Nijestee
4,0
4,0
4,0
4,0
2,5
2,5
0,8
0,8
0,8
0,8
Bron: Verantwoordingsinformatie 2013, 2014, 2015, 2016 (dVi) inclusief inflatie, exclusief harmonisatie; Prognose informatie 2017 (dPi) betreft realisatie in 2017 inclusief inflatie (0,3%), exclusief harmonisatie. Daeb woningen hebben een huur tot maximaal € 710,68; niet-daeb woningen hebben een huur daarboven.
Uit de bovenstaande tabel komt naar voren dat de corporaties werkzaam in het aardbevingsgebied vanaf 2016 een gematigder huurbeleid voeren dan in de jaren daarvoor. Landelijk gezien was de huurverhoging die corporaties in 2017 doorvoerden in de kernvoorraad (DAEB-bezit) 0,6% (inclusief 0,3% inflatie) voor zittende huurders en 1,1% inclusief harmonisatie.
Onderstaande tabel betreft de verwachte gemiddelde huurverhogingen per jaar in de periode 2018–2022 bij de corporaties die (vooral) werkzaam zijn in het aardbevingsgebied.
Corporatie
Verwachte gemiddelde huurverhoging (p.j.) 2018–2022 in het DAEB-bezit
Lefier
1,44%
De Huismeesters
2,36%
Wold en Waard
1,5%
Christelijke Wst. Patrimonium
1,0%
De Delthe
1,9%
Wierden en Borgen
1,5%
Woonzorg Nederland
1,78%
Woongoed Marenland
2,58%
Acantus
1,46%
Groninger Huis
1,78%
SUW
1,72%
Nijestee
2,0%
Bron: Prognose informatie 2017 (dPi). Prognose inclusief verwachte inflatie en inclusief harmonisatie
Woongoed Marenland verwacht in de komende periode de huren met 2,58% gemiddeld per jaar te verhogen. De verhouding tussen de gevraagde huur en de maximaal toegestane huur is bij deze corporatie in 2017 relatief laag: 66,5%, bij een landelijk gemiddelde van 72,2%.
Hoeveel huurders in het aardbevingsgebied hebben, doordat hun woning schade heeft en/of versterkt moet worden, potentieel recht op huurverlaging conform het Gebrekenboek van de Huurcommissie maar krijgen dit nu niet? Wanneer u geen antwoord heeft, bent u dan bereid dit te onderzoeken?3
De in mijn antwoord op vraag 2 aangegeven mogelijkheid tot huurverlaging door de Huurcommissie is aan de orde indien de huurder zich daarvoor wendt tot de Huurcommissie. Vervolgens is het aan de Huurcommissie of er inderdaad sprake is van een omstandigheid die recht geeft op huurverlaging wegens de aanwezigheid van een gebrek. De Huurcommissie zal zich in beginsel baseren op een onderzoek dat in de woonruimte is uitgevoerd. De Huurcommissie publiceert haar uitspraken in een openbaar toegankelijk register.
Bent u bereid om met woningcorporaties, die huizen bezitten waar schadeherstel en/of versterking nodig is, af te spreken de huurprijzen structureel te verlagen conform het Gebrekenboek van de Huurcommissie zolang de schade en onveiligheid niet is verholpen? Zo nee, waarom niet?
De huurder kan bij onderhoudsgebreken via de Huurcommissie een tijdelijke huurverlaging tot 40% van de huidige huurprijs afdwingen. Daarnaast kan de huurder als er sprake is van een gebrek waardoor de woning niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit, een beroep doen op de gemeente. Deze kan de verhuurder oproepen om de gebreken te verhelpen. Als de verhuurder hieraan geen gehoor geeft, kan de gemeente de gebreken laten repareren. De kosten zijn dan voor de verhuurder. Ook is er de mogelijkheid dat huurders dit onderwerp op de agenda zetten in het kader van de jaarlijkse prestatieafspraken tussen huurdersorganisaties, gemeenten en corporaties. Gelet op genoemde mogelijkheden die betrokken partijen hebben, acht ik het niet mijn rol om als Minister met corporaties separate afspraken te maken.
Welke stappen gaat u zetten om met huurders en woningcorporaties een plan op te stellen voor de versterking van hun huizen en de wijken? Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) geen enkele zeggenschap heeft over dit op te stellen plan? Op welke termijn zullen alle onveilige huurwoningen versterkt zijn?
Op 29 maart heeft de Minister van EZK uw Kamer geïnformeerd over het kabinetsbesluit om de gaswinning uit het Groningenveld binnen afzienbare tijd volledig te beëindigen (Kamerstuk 33 529, nr. 457). De gevolgen van de afbouw voor het veiligheidsrisico en de daarmee samenhangende versterkingsopgave worden momenteel geanalyseerd en berekend door de relevante onderzoeks- en kennisinstellingen (SodM, KNMI, TNO, NEN). De Mijnraad zal voor de zomer een advies uitbrengen met een nadere duiding van de rapporten van deze partijen. Op basis van dit advies zal het kabinet in overleg met de regio bezien welke aanpak daarbij past. In zijn brief aan uw Kamer over het overleg met de regiobestuurders heeft de Minister van EZK gemeld dat er overeenstemming is over het uitgangspunt dat de versterkingsopgave gericht op de veiligheid in alle scenario’s publiek moet worden ingericht, maar wel door de NAM zal worden betaald.
Welke (extra) maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat het investeringsbudget van deze woningcorporaties niet zal verminderen?4
De investeringsruimte van een corporatie is een resultante van onder meer de waarde van het bezit op basis waarvan corporaties kunnen lenen voor nieuwe investeringen, opbrengsten uit verkoop van bezit, de huurinkomsten en aanvullende middelen zoals een korting op de verhuurderheffing. De mogelijkheid om heffingsvermindering aan te vragen staat open tot 1 juli aanstaande, zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 17 april jongstleden (2017–2018, 32 847, nr. 361). De corporaties uit Groningen hebben net als andere corporaties vermindering aangevraagd voor de bouw van betaalbare huurwoningen, de transformatie van kantoren en de sloop van woningen in krimpgebieden. Daarnaast is de NAM aansprakelijk voor het vergoeden van schade, zowel fysieke schade als waardedaling, als deze optreedt als resultaat van bodembeweging door gaswinning uit het Groningerveld.
Voor welk bedrag moet de NAM woningcorporaties compenseren voor de waardedaling van hun woningen? Wanneer komt deze compensatie beschikbaar en op welke wijze(n) kunnen huurders hiervan profiteren?5
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 23 januari 2018 geoordeeld dat compensatie voor waardedaling van woningen door aardbevingen als gevolg van gaswinning onafhankelijk van verkoop moet plaatsvinden. Het kabinet heeft de ambitie om alle vormen van schade door gaswinning in Groningen publiek af te handelen waar dat mogelijk en wenselijk is. Dit geldt dus ook voor schade in de vorm van waardedaling van woningen. Daarom stelt de Minister van EZK een commissie in die zal adviseren over of en hoe publieke uitvoering van de uitspraak van het Gerechtshof kan worden vormgegeven. Voorts wordt bezien hoe met woningcorporaties afspraken over waardedaling gemaakt kunnen worden ter uitvoering van het rechterlijk vonnis. De uitspraak van het Gerechtshof is overigens gericht op compensatie van eigenaren van woningen en niet direct van huurders.
Op welke termijn zullen alle huurders is het aardbevingsgebied duidelijkheid krijgen over de noodzaak tot versterking van hun woning?6
Zie het antwoord op vraag 6.
Het overmaken van de huurtoeslag aan woningcorporaties |
|
Leendert de Lange (VVD), Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Brede aanpak nodig om schulden te voorkomen»?1
Ja
Deelt u de mening dat een goed en betaalbaar huis voor iedereen belangrijk is?
Ja
Wat is de gemiddelde woonoppervlakte en gemiddelde prijs per vierkante meter woonoppervlakte van sociale huurwoningen? Wat is het gemiddelde woonoppervlak en de gemiddelde prijs per vierkante meter woonoppervlakte van sociale huurwoningen in landen om ons heen, zoals Frankrijk, België, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland?
De gemiddelde gebruiksoppervlakte van sociale huurwoningen bedraagt 84 vierkante meter. De gemiddelde jaarhuur per vierkante meter bedraagt € 80.
Sociale huur
Particuliere huur
Gemiddeld m2 gebruiksoppervlak
84 m2
104 m2
Gemiddelde huur (op jaarbasis) per m2
€ 80
€ 92
Gebruiksoppervlak in 6 klassen (%)
< 50 m2
8
12
50 – 69 m2
20
17
70 – 89 m2
32
21
90 – 119 m2
33
26
120 – 149 m2
6
13
> 150 m2
1
12
totaal
100%
100%
Bron: WoON2015
Er zijn geen gegevens beschikbaar over de gemiddelde woonoppervlakte en de gemiddelde prijs per vierkante meter woonoppervlak in sociale huurwoningen in andere landen. Wel zijn er enkele algemene gegevens uit 2012 over de huursector als geheel beschikbaar. Nederland heeft een hoger aandeel sociale huurwoningen dan andere Europese landen. Waar het in Nederland om dertig procent van de woningvoorraad gaat, is dat in Oostenrijk twintig procent en in VK, Denemarken, Zweden, Finland, Frankrijk vijftien tot twintig procent.
Het aantal kamers in de huursector als geheel is in Nederland hoger dan in veel andere landen, qua woonoppervlak zijn de verschillen minder groot.
NL
FR
AT
LU
DK
SW
FI
NO
Woonoppervlak woning (m2)
80
70
74
88
82
74
57
75
Bron: EU-SILC 2012/OTB/TU Delft bewerking
Afkortingen: NL = Nederland, FR = Frankrijk, AT = Oostenrijk, LU = Luxemburg, DK = Denemarken, SW = Zweden, FI = Finland, NO = Noorwegen.
Hoeveel mensen zitten in de schuldhulpverlening en schuldsanering? Hoevelen daarvan wonen in een sociale huurwoning, uitgesplitst in schuldhulpverlening en schuldsanering?
Uit het onderzoek «Huishoudens in de rode cijfers 2015»2 blijkt dat circa 193.000 schuldenaren een lopend traject hebben bij de formele schuldhulpverlening.
In het jaar 2016 hebben zich 89.300 mensen aangemeld bij de schuldhulpverlening3. In 2015 waren dit er 90.400 en in 2014 92.000.
Uit de monitor Wsnp, dertiende meting over het jaar 2016, blijkt dat er in 2016 door de rechter in totaal 9.725 schuldsaneringen zijn uitgesproken. Het aantal lopende schuldsaneringen kwam in 2016 uit op 45.955.
Niet bekend is hoeveel mensen die in de schuldhulpverlening dan wel wettelijke schuldsanering zitten, in een sociale huurwoning wonen. Uit de cijfers van de NVVK blijkt wel dat in 2016 circa 8% van de mensen in de schuldhulpverlening in het bezit van een eigen woning waren. In circa 92% van de gevallen is dus sprake van een huurwoning (in de sociale sector dan wel vrije sector). Van het aantal aanmeldingen heeft circa 65% van de mensen een inkomen ter hoogte van het minimumloon of lager. Verondersteld kan worden dat deze mensen voor een groot deel in een sociale huurwoning wonen.
Is er een voortraject van de schuldhulpverlening en schuldsanering? Zo ja, hoeveel mensen zitten daar in? Hoevelen daarvan wonen in een sociale huurwoning?
De wettelijke schuldsanering (op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen(Wsnp)) staat open voor mensen met problematische schulden bij wie een minnelijke (buitengerechtelijke) schuldregeling niet meer tot de mogelijkheden behoort. De gemeentelijke schuldhulpverlening moet derhalve eerst proberen met de schuldeisers tot een minnelijke schuldregeling te komen. In die zin is de gemeentelijke schuldhulpverlening een voorliggende voorziening voor de Wsnp. De gemeentelijke schuldhulpverlening biedt een breed palet aan dienstverlening aan, waaronder budgetbeheer, stabilisatie, financiële coaching en schuldregelen. Ook maken gemeenten binnen de schuldhulpverlening vaak gebruik van de inzet van vrijwilligers. De dienstverlening is gericht op het voorkomen van problematische schulden, het beheersbaar maken van schulden en het oplossen daarvan. Er zijn geen cijfers beschikbaar hoeveel huishoudens in de verschillende trajecten zitten.
Deelt u de mening dat het direct overmaken van huurtoeslag naar woningcorporaties een grote systeemverandering is, die onwenselijke gevolgen met zich brengt?
Uw Kamer heeft eerder in de motie Voortman/van Brenk4 de regering gevraagd te onderzoeken hoe de huurtoeslag verrekend kan worden met de woningcorporatie en/of een andere verhuurder wanneer een huurder dat wenst. Uw Kamer is op 19 maart 2018 in de kabinetsreactie op het rapport «Eenvoud loont – Oplossingen om schulden te voorkomen» van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) geïnformeerd dat een reactie op bovenstaande motie dit voorjaar komt5. Op dit moment lopen gesprekken tussen Aedes, de koepel van woningcorporaties, en de Belastingdienst over een dergelijke uitbetaling van de huurtoeslag. Op de uitkomst van die gesprekken wil ik niet vooruitlopen.
Hoe verhoudt het direct overmaken van de huurtoeslag naar woningcorporaties zich tot de gedragslijn ten aanzien van particuliere verhuurders van sociale huurwoningen? Hoe zit dat in beide gevallen juridisch? Is het waar dat de huurtoeslag in een dergelijke situatie een verhuurdertoeslag wordt?
Uitbetaling aan de belanghebbende van een voorschot of een tegemoetkoming door de Belastingdienst/Toeslagen vindt uitsluitend plaats op een daartoe door de belanghebbende bestemde bankrekening die op naam staat van de belanghebbende. Voor de uitbetaling van de huurtoeslag is een uitzondering geregeld: de toeslag kan worden uitbetaald op de rekening van een toegelaten instelling, als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet (een woningcorporatie).
Gebruikmaking van de uitzondering is slechts mogelijk voor zover de woningcorporatie een convenant heeft afgesloten met de Belastingdienst. Van deze mogelijkheid wordt momenteel geen gebruik gemaakt.
Voor particuliere verhuurders geldt geen uitzondering op de hoofdregel dat de huurtoeslag uitsluitend op de bankrekening van de belanghebbende zelf wordt uitbetaald. Het is niet zo dat door het direct overmaken aan de woningcorporatie of – in het geval dat dit wel mogelijk zou zijn – de particuliere verhuurder de huurtoeslag een verhuurdertoeslag wordt. Juridisch gezien blijft het ook in dat geval een recht van de belanghebbende zelf op een tegemoetkoming in de woonkosten die hij heeft. Zoals in mijn antwoord op vraag 6 aangegeven, lopen er op dit moment gesprekken met Aedes, de koepel van woningcorporaties, en de Belastingdienst of van de juridische mogelijkheid voor een dergelijke verrekening gebruik zal worden gemaakt.
Deelt u de mening dat een dergelijke systeemverandering extra problematisch wordt als een huurder in de schuldsanering zit? Deelt u de mening dat het beter is om naar een goedkopere sociale huurwoning te verhuizen, zodra een huurder in de schuldsanering komt?
Zoals ik bij het antwoord op vraag 6 heb aangegeven zijn er op dit moment gesprekken met Aedes en de Belastingdienst over de mogelijkheden van het uitbetalen van huurtoeslag aan corporaties. Ik wil niet op de uitkomsten van die gesprekken vooruitlopen.
Aan problematische schulden liggen dikwijls verschillende oorzaken ten grondslag. Het is belangrijk om bij het oplossen van de financiële problemen daarvoor aandacht te hebben en de oorzaken zo mogelijk weg te nemen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor (integrale) schuldhulpverlening. Zij zullen samen met de schuldenaar naar een structurele oplossing zoeken om zijn of haar financiële problemen op te lossen. In dat kader kan het noodzakelijk zijn dat de woonlasten worden verlaagd. Per situatie wordt bezien hoe dat kan worden bewerkstelligd. Verhuizing naar een goedkopere woning kan in principe in individuele gevallen tot de mogelijkheid behoren.
Het feit dat AOW-gerechtigden vanaf 1 juli 2017 geen extra huurverhoging meer betalen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het feit dat AOW-gerechtigden vanaf 1 juli 2017 geen extra huurverhoging meer betalen?
Ja. Deze maatregel maakt deel uit van de met de Wet doorstroming huurmarkt 2015 (Kamerstuk 34 373) ingevoerde wijzigingen in de inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging en is per 1 januari 2017 ingegaan. Sinds 2017 worden huishoudens met één of meer AOW-gerechtigden en huishoudens van vier of meer personen vrijgesteld de inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging. Deze uitzonderingsgroepen zijn toegevoegd aan de al sinds de invoering van de inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging bestaande uitzondering voor de aangewezen groep chronisch zieken en gehandicapten.
Is het waar, dat een van de redenen om de AOW-gerechtigden geen extra huurverhoging te laten betalen is, dat deze groep mensen vaak niet of nauwelijks kans heeft om een hypotheek af te sluiten om te kunnen doorstromen naar een koopwoning?
Ja, een van de redenen voor de vrijstelling van AOW-gerechtigden voor de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging is dat zij over het algemeen moeilijker een hypothecair krediet kunnen krijgen. In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Doorstroming huurmarkt 2015 (Kamerstuk 34 373, nr. 6, pag. 12) is de achtergrond van deze maatregel als volgt geformuleerd:
«Het doel van de inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging is om huishoudens met een hoog inkomen te stimuleren om door te stromen. Het kabinet is van mening dat het voor deze groep minder opportuun is hen met de hogere huurverhoging te prikkelen tot doorstroming. Naast het feit dat het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd veelal leidt tot een inkomensachteruitgang, is het voor ouderen ook lastiger om daadwerkelijk door te stromen naar een andere woning. Dit komt onder meer doordat het verkrijgen van een woninghypotheek voor gepensioneerden, gezien hun leeftijd, over het algemeen moeilijker is.»
Daarbij wil ik opmerken dat de toegang van senioren tot hypothecair krediet sindsdien is verbeterd. Het afsluiten van een overlijdensrisicoverzekering wordt door een deel van de verstrekkers van hypothecair krediet niet meer verplicht gesteld. Daarnaast is het sinds januari 2018 niet meer verplicht om een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten als een consument in aanmerking wil komen voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).
Deelt u de mening dat eenpersoonshuishoudens met een uitkering Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) in een soortgelijke situatie zitten en dat het voor deze mensen, vanwege hun volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, vaak ook niet mogelijk is om een hypotheek af te sluiten om door te stromen naar een koopwoning? Zo nee, waarom niet?
Bij volledige arbeidsongeschiktheid ontvangt de arbeidsongeschikte een IVA-uitkering tot aan de AOW-leeftijd. Doordat een IVA-uitkering een bestendig karakter heeft, zijn kredietverstrekkers doorgaans bereid om aan arbeidsongeschikten met een IVA-uitkering een hypothecair krediet te verstrekken. Voorwaarde is dan wel vaak dat de arbeidsongeschikte een toekenningsbesluit heeft gekregen. Dat is het besluit waarin het UWV aangeeft dat de verzekerde voldoet aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering en dus ook recht heeft op een IVA-uitkering. Het recht op IVA-uitkering blijft in beginsel bestaan tot de AOW-leeftijd is bereikt, tenzij de verzekerde niet meer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is of er een uitsluitingsgrond van toepassing is. Daarnaast wordt een IVA-uitkering waarbij een toekenningsbesluit is afgegeven voor de NHG meegenomen als inkomen uit een blijvende uitkering. De mogelijkheden om een hypothecair krediet te kunnen verkrijgen zijn dus vergelijkbaar met andere huishoudens zonder AOW-gerechtigden met een hoger inkomen. Ik deel uw mening dat het voor (eenpersoons)huishoudens met een IVA-uitkering, net als AOW-gerechtigden, moeilijker is om naar een koopwoning te kunnen doorstromen dan ook niet.
Ik merk daarbij op dat eenpersoonshuishoudens met een IVA-uitkering, waarnaar u specifiek informeert, doorgaans niet te maken hebben met een inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging. De maximale IVA-uitkering (in 2016 ruim € 39.000) ligt namelijk lager dan de inkomensgrens voor de inkomensafhankelijke huurverhoging (2018: € 41.056 in 2016). Indien een eenpersoonshuishouden met een IVA-uitkering geconfronteerd wordt met een inkomensafhankelijk huurverhogingsvoorstel van zijn verhuurder, heeft de uitkeringsontvanger dus naast die IVA-uitkering ook inkomen uit arbeid (het is toegestaan beperkt bij te verdienen met werk) en/of vermogen, hetgeen de mogelijkheid om een hypothecaire lening te verkrijgen vergroot.
Hoeveel mensen die chronisch ziek zijn of een handicap hebben, worden, als zij aan de specifieke voorwaarden voldoen, jaarlijks vrijgesteld van extra huurverhoging? Hoeveel IVA-gerechtigden zitten er in deze groep mensen?
Ik beschik niet over gegevens over hoeveel huishoudens bezwaar maken tegen een inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging op de grond dat zij deel uit maken van de aangewezen groep chronisch zieken en gehandicapten1. Die bezwaren worden bij de verhuurders ingediend. Ik heb ook geen gegevens over hoeveel IVA-gerechtigden op die grond bezwaar maken.
Anders dan AOW-gerechtigden en huishoudens van 4 of meer personen, kunnen huishoudens waarvan een of meer bewoners tot de aangewezen groep chronisch zieken en gehandicapten behoren namelijk wel geconfronteerd worden met een inkomensafhankelijk (hoger) huurverhogingsvoorstel van hun verhuurder, omdat de Belastingdienst geen inzicht heeft in welke huishoudens onder die aangewezen groep chronisch zieken en gehandicapten vallen. De verhuurder verkrijgt voor die huishoudens (zolang die geen AOW-gerechtigden bevatten of geen huishouden van 4 of meer personen zijn) dus op verzoek een verklaring over de inkomenscategorie van het huishouden, maar huishoudens waarvan een van de leden deel uit maakt van de aangewezen groep chronisch zieken en gehandicapten, kunnen met succes bij de verhuurder bezwaar maken tegen een inkomensafhankelijk (hoger) huurverhogingsvoorstel, waarna die huurverhoging wordt teruggebracht tot het maximale huurverhogingspercentage dat voor lagere inkomens geldt.
Bent u bereid om te onderzoeken of de uitzondering die voor AOW-gerechtigden geldt, waardoor zij geen extra huurverhoging hoeven te betalen, ook van toepassing kan zijn voor (een deel) van de IVA-gerechtigden? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, verstrekken kredietverstrekkers doorgaans hypothecair krediet aan mensen met een IVA-uitkering die een toekenningsbesluit hebben ontvangen. Een IVA-uitkering waarbij een toekenningsbesluit is afgegeven wordt daarnaast voor de NHG meegenomen als inkomen uit een blijvende uitkering. De hoogte van het leenbedrag is afhankelijk van de hoogte van de IVA-uitkering, overige inkomsten en vermogen.
Bovendien kan een deel van mensen met een IVA-uitkering al met succes bezwaar maken tegen een inkomensafhankelijke huurverhoging, namelijk zij die deel uit maken van de aangewezen groep chronisch zieken en gehandicapten.
Daarnaast ligt de maximale IVA-uitkering onder de inkomensgrens voor de inkomensafhankelijke huurverhoging en hebben ontvangers van een IVA-uitkering van wie het huishoudinkomen de inkomensgrens overschrijdt dus nog andere inkomsten en/of vermogen.
Om deze redenen zie ik geen reden om ontvangers van een IVA-uitkering per definitie vrij te stellen van de inkomensafhankelijke (hogere) huurverhoging.
Het bericht dat huurders duizenden euro’s meer moeten betalen door blokverwarming |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Uit pure nood onder een dekentje», waaruit blijkt dat huurders van een appartementencomplex na installatie van een warmtemeter opeens met duizenden euro’s naheffing op de energierekening worden geconfronteerd?1
Ja.
Kunt u aangeven op welke wijze er gestookt moet worden om voor duizenden euro’s aan naheffingen te krijgen?
Na contact met de desbetreffende woningcorporatie Staedion is mij het volgende duidelijk geworden. In 2014 zijn in de betreffende woningen warmtemeters geplaatst waarmee het daadwerkelijke warmteverbruik in de woningen kan worden gemeten. Vanaf dat moment heeft Staedion de in rekening gebrachte warmtekosten gebaseerd op het daadwerkelijke gemeten verbruik.
In de jaren voorafgaand aan de plaatsing van warmtemeters in de woningen van het appartementencomplex werden de totale warmtekosten voor de verwarming van de woningen gelijkelijk verdeeld over alle bewoners. Iedere bewoner betaalde toen hetzelfde bedrag voor de warmtekosten en daarbij speelde het daadwerkelijke verbruik geen rol.
Ik acht het waarschijnlijk dat het in rekening brengen van de warmtekosten naar rato van het werkelijke verbruik een ander beeld oplevert dan het in rekening brengen via een gelijke verdeling.
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de omvang van het genoemde effect. De aangewezen weg voor een dergelijk oordeel is dat huurders zich hiervoor wenden tot de huurcommissie. Zie ook mijn antwoord op vraag 6.
Hoe kan het verschil tussen eerdere energierekeningen en deze heffingen die dezelfde huishoudens in dezelfde woning van het ene op het andere jaar gepresenteerd krijgen worden verklaard?
Zie antwoord vraag 2.
Lijkt het u waarschijnlijk dat deze torenhoge bedragen zijn veroorzaakt door verkeerd stookgedrag, zoals de warmteleverancier beweert? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er meerdere voorbeelden in ons land waar het verschil in rekeningen voor bewoners zo groot is na het installeren van individuele warmtemeters? Zo ja, waar en hoe vaak komt het voor?
Mij zijn geen gevallen bekend waarbij er zich een groot verschil in de hoogte van de rekeningen na het installeren van warmtemeters heeft voorgedaan.
Bent u bereid onafhankelijk onderzoek naar deze absurde bedragen en de werking van de warmtemeters te laten doen?
Ik zie geen taak en rol voor mij om onderzoek te laten uitvoeren naar de hoogte van deze warmterekeningen en de werking van de warmtemeters. Bij het opstellen van de afrekening dienen verhuurders die optreden als warmteleveranciers de bepalingen van de Warmtewet en het huurrecht in acht te nemen, en ook voor de werking van de warmtemeters geldt dat zij moeten voldoen aan de voor die meters gangbare technische eisen.
Huurders kunnen een dergelijk geschil aankaarten bij de huurcommissie en uiteindelijk bestaat er ook de mogelijkheid om de zaak aan een rechter voor te leggen.
Op welke wijze zullen bewoners die zo’n torenhoge rekening hebben ontvangen geholpen worden? Bent u bereid in gesprek te gaan met de verhuurder en warmteleverancier Staedion, en eventueel met andere verhuurders die blokverwarming aanbieden, over deze situatie en om daarbij te komen tot acceptabele oplossingen voor de huurders, met eventueel een terugbetaling bij teveel betaalde kosten?
Naar ik heb begrepen heeft Staedion een aantal spreekuren in het appartementencomplex georganiseerd. Er konden toen vragen worden gesteld en tevens werd de mogelijkheid geboden om afspraken te maken over een betalingsregeling. Daarnaast is een aantal bijeenkomsten georganiseerd met een energiecoach. Daarbij is aan alle bewoners een aanbod gedaan voor een persoonlijk consult in de woning. Staedion heeft het betreffende aanbod onlangs weer herhaald.
Mocht er overigens sprake zijn van teveel in rekening gebrachte kosten, dan zal dit bedrag vanzelfsprekend moeten worden terug betaald.
Ik zie, gelet op het voorgaande, geen reden om aanvullend hierop hierover in gesprek te gaan met Staedion.
Bent u bereid te onderzoeken hoe voorkomen kan worden dat blokverwarming voor zulke schrijnende situaties zorgt en welke maatregelen bent u bereid te nemen? Kunt u dit toelichten?
Ik zie, in het licht van voorgaande antwoorden en de bescherming die de Warmtewet en het huurrecht bieden, geen reden om nader onderzoek uit te voeren.
De mogelijkheid van een Airbnb-hypotheek |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met de zogenaamde «Airbnb-hypotheek», ofwel de mogelijkheid die door een bedrijf (zoals Loftium) wordt geboden om een hypotheek te co-financieren op voorwaarde dat er een kamer beschikbaar wordt gesteld voor Airbnb-verhuur, waarbij een deel van de verhuuropbrengst naar het bedrijf gaat?1 2
Ja.
Worden dergelijke hypotheken in ons land aangeboden? Zo ja, op welke schaal worden dergelijke hypotheken aangeboden en vindt u dit wenselijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het artikel wordt gesproken over het in Seattle opererende bedrijf Loftium dat woningen co-financiert op de voorwaarde dat de eigenaar een kamer ter beschikking stelt via Airbnb. Op de website van het bedrijf is te lezen dat de eigenaar van de woning een aanbetaling van Loftium ontvangt die zonder rente wordt terugbetaald uit de inkomsten die worden gegenereerd door de verhuur via Airbnb. In een dergelijke constructie dient de koper voor het grootste deel van de financiering nog steeds een hypotheek aan te vragen bij een kredietverstrekker en/of eigen middelen in te brengen.
Aanbieders van dergelijke financieringsproducten zijn in Nederland op dit moment niet bekend.
Deelt u de mening dat deze hypotheekvorm waarbij woningeigendom mede afhankelijk wordt gemaakt van toeristische verhuur, moet worden verboden?
Technisch gezien is het product dat wordt aangeboden door Loftium geen hypotheekvorm. Er is bij dit product sprake van cofinanciering.
Bij de hypotheekverstrekking in Nederland wordt de hypotheek gebaseerd op bestendig inkomen. De kredietverstrekker bepaalt het bestendig inkomen aan de hand van de acceptatievoorwaarden die de kredietverstrekker heeft opgesteld.
Uit onderzoek van MoneyView blijkt dat bij ongeveer 80% van de hypotheekproducten verhuur aan toeristen expliciet verboden is. Bij slechts 5% van onderzochte hypotheken is verhuur van de woning aan toeristen toegestaan. Bij de overige 15% dient er vooraf toestemming gevraagd te worden.3 Als verhuur door de kredietverstrekker al wordt toegestaan, dan zijn de inkomsten uit Airbnb verhuur niet te verenigen met het principe van bestendig inkomen omdat de inkomsten uit toeristische platforms voorafgaand aan de aankoop van de woning nog niet bekend zijn.
Daarnaast geldt dat gemeenten voorwaarden kunnen stellen aan toeristische verhuur die bijvoorbeeld het maximaal aantal verhuurdagen kunnen beperken en daarmee de inkomsten uit deze verhuur kunnen inperken.
Gelet op het bovenstaande ben ik geen voorstander van dergelijke constructies. Aangezien mij niet bekend is dat dergelijke producten op dit moment in Nederland aangeboden worden, zie ik echter geen aanleiding voor een verbod.
Bent u bereid in de verdere uitwerking van een overkoepelend instrumentarium om toeristische verhuur te reguleren en te handhaven, naar aanleiding van mijn aangenomen motie, de mogelijkheid van een Airbnb-hypotheek te ontnemen?3
In mijn brief van 3 april 2018 ben ik ingegaan op de verdere uitwerking van een overkoepelend instrumentarium om toeristische verhuur te reguleren en te handhaven. Hierbij heb ik aan uw Kamer aangegeven, dat de wens van gemeenten er met name op gericht is om inzicht te krijgen waar toeristische verhuur plaatsvindt. De focus van de gesprekken ligt hierdoor op de ontwikkeling van een uniforme verplichte registratie voor toeristische verhuur waarmee inzichtelijk wordt waar toeristische verhuur plaatsvindt. Daarnaast is gebleken dat bovengenoemde producten niet worden aangeboden op de Nederlandse markt.
Derhalve ligt het niet in de rede om deze materie bij de lopende gesprekken met de gemeenten en platforms voor toeristische verhuur te betrekken. Voorts heb ik in mijn genoemde brief aangegeven dat een overkoepelende afspraak tussen gemeenten en platforms inzake het innen van toeristenbelasting niet tot de mogelijkheden behoort. Dit is een gezamenlijke conclusie van het Rijk, gemeenten en platforms. De reden hiertoe is tweeledig. Bij een aantal platforms moet de toerist rechtstreeks betalen aan de aanbieder, waardoor het niet voor de hand ligt dat het platform speciaal voor de inning van de toeristenbelasting financiële transacties tussen de toerist en het platform zou moeten inrichten. Daarnaast blijkt dat de gemeenten op verschillende wijze de hoogte van de toeristenbelasting bepalen, hetgeen voor de platforms de uitvoerbaarheid zou bemoeilijken en tot regeldrukkosten zou leiden. Wel zou de uniforme verplichte registratie kunnen bijdragen aan het verbeteren van de mogelijkheden voor de gemeente om toeristenbelasting te innen.
Waarom is het niet mogelijk om te komen tot een overeenkomst tussen de gemeenten en toeristische verhuurplatforms om lokale toeristenbelastingen te innen, zoals u in uw Kamerbrief aangeeft?4
Zie antwoord vraag 4.
Op welke manieren kunnen platforms voor toeristische verhuur strafbaar gesteld worden voor overtredingen op hun website?
Platforms zijn privaatrechtelijke rechtspersonen die strafbare feiten kunnen begaan. Indien het een strafbaar feit betreft dat door de platforms wordt gepleegd dan kunnen de platforms hiervoor worden vervolgd. Volgens art. 51 lid 2 Sr kunnen de opdrachtgevers/feitelijke leidinggevers worden vervolgd of de rechtspersoon of beiden. Het is aan het Openbaar Ministerie om deze keuze te maken. Het bovenstaande is alleen van toepassing als het een strafbaar feit betreft, dat wil zeggen een gedraging genoemd in het Wetboek van Strafrecht en in de Wet op de economische delicten. Voor overige overtredingen moet bestuursrechtelijk gehandhaafd worden. Bijvoorbeeld bij overtredingen vastgesteld in een plaatselijke verordening. Het sanctie-instrumentarium hierbij bestaat uit bestuurlijke boete en/of last onder dwangsom.
Het wantrouwen van gemeenten in beleggers van middenhuurwoningen |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Gemeenten wantrouwen beleggers en dat frustreert bouw middeldure huurwoningen»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het huidige woningtekort?
Ja.
Deelt u de mening dat de bouw van middenhuurwoningen belangrijk is om meer mensen kans op een goed en betaalbaar huis te geven?
Ik deel deze mening. Meer woningen in het middenhuursegment zijn onder andere nodig voor starters en jonge gezinnen. Met name in gemeenten met een gespannen woningmarkt, zoals de grote steden, hebben deze groepen moeite om een betaalbare woning te vinden. Op dit moment blijft daar het aanbod van middenhuurwoningen achter bij de vraag. Ik heb u recent de kabinetsreactie gestuurd op de aanbevelingen van de voorzitter van de Samenwerkingstafel middenhuur2. Hierin kondig ik een aantal maatregelen aan om meer woningen in het middenhuursegment tot stand te laten komen, en ook mogelijkheden om deze woningen te bestemmen voor een doelgroep en te behouden in het segment. De verantwoordelijkheid voor het bouwen van middenhuurwoningen ligt op lokaal niveau. Ik roep daarom lokale partijen op om met elkaar aan de slag te gaan om samen goede afspraken te maken over meer middenhuur.
Deelt u de mening dat de miljarden, die beschikbaar zijn voor investeringen in middenhuurwoningen, moeten worden gebruikt om te bouwen, bouwen, bouwen?
Het vertrouwen tussen beleggers en decentrale overheden is wezenlijk voor de bijdrage die investeringen van private partijen kunnen leveren aan woningbouw, en specifiek voor meer middenhuur. Ik ben er van overtuigd dat de gezamenlijke intenties en de bereidwilligheid vanuit beleggers en gemeenten aanwezig is, en dat een betere bekendheid van partijen onderling met elkaar hieraan kan bijdragen. Het rapport van de STEC groep toont dat gemeenten en beleggers elkaar beter kunnen vinden, en ook dat er nog een wereld valt te winnen.
Wat is uw reactie op de uitkomst van het onderzoek van het adviesbureau dat 40% van de gemeenten bang is dat beleggers middeldure huurwoningen snel doorverkopen?2
Het rapport van de STEC groep geeft aan dat 40% van de deelnemende gemeenten bang is dat beleggers middenhuurwoningen snel doorverkopen. Deze zorg is met name buiten de G4/G32 groot. De Samenwerkingstafel middenhuur heeft laten zien dat een aantal beleggers bereid is om afspraken te maken met gemeenten over het behouden van woningen voor het middenhuursegment. Dit zijn veelal private afspraken die gemaakt worden bij de gronduitgifte. In een aantal steden hebben beleggers aangegeven dat heldere kaders vanuit de gemeente zorgen voor een gelijk speelveld waardoor de bouw van middenhuurwoningen tot stand komt.
Het gesprek met elkaar aangaan in bijvoorbeeld de vorm van een lokale samenwerkingstafel of een lokale woonvisie is een goede manier om afspraken te maken. Voor gemeenten die daar behoefte aan hebben, bied ik ondersteuning door middel van het Expertteam Woningbouw. Dit Expertteam kan helpen in het bieden van specifieke kennis, maar ook bij het opzetten van een lokale samenwerkingstafel.
In hoeverre zijn gemeenten op de hoogte gebracht van de algemene maatregel van bestuur Middenhuur, waarin gemeenten specifiek grond kunnen toewijzen aan de bouw van middenhuurwoningen en «uitponden» tegen kunnen gaan? Waarom wordt deze mogelijkheid niet gewoon gebruikt om afspraken te maken tussen gemeenten en beleggers?
De mogelijkheid om middenhuur op te nemen in het bestemmingsplan is opgenomen in het door het Rijk en VNG samengesteld document «Gemeentelijk instrumentarium middenhuur».4 Hierin staan alle instrumenten beschreven die gemeenten tot hun beschikking hebben om te zorgen dat er middenhuurwoningen worden gebouwd, maar ook beschikbaar zijn en behouden blijven voor de doelgroep. Dit document is zowel door het Rijk als de VNG regelmatig onder de aandacht gebracht, zoals bij het VNG-congres, het congres «Middag van de Middenhuur» en via de VNG-nieuwsbrief. Daarnaast is het gemeentelijk instrumentarium steevast genoemd tijdens bijeenkomsten van de lokale samenwerkingstafels onder leiding van Rob van Gijzel.
Of en in welke mate een gemeente gebruik maakt van de mogelijkheid om middenhuur op te nemen, hangt af van de lokale situatie. Het is aan de gemeente om te bepalen welk instrument leidt tot de gewenste voorraad; daar waar de gemeente en belegger tot private afspraken kunnen komen, of waar de gemeente via een tender reeds voorwaarden kan stellen aan het gebruik van de grond, is het niet altijd nodig om ook het instrument van het bestemmingsplan in te zetten. Ik blijf met gemeenten in gesprek over welke mogelijkheden zij kunnen benutten.
Wat is uw reactie op de uitkomst van het onderzoek van het adviesbureau dat 18% van de gemeenten het moeilijk vindt om afspraken te maken over het behalen van maatschappelijke doelen, zoals leefbaarheid en schuldhulpverlening?
Ik wil benadrukken dat het rapport van de STEC-groep laat zien dat maar liefst 82% van de deelnemende gemeenten heeft aangegeven neutraal of goed zaken te kunnen doen met beleggers over deze onderwerpen. Dat geeft aan dat er op dit terrein al veel goed werk wordt verricht.
Ook hier is het van belang om met elkaar in gesprek te gaan bijvoorbeeld in de vorm van een lokale samenwerkingstafel of in het kader van de woonvisie. Verder verwijs ik graag naar de mogelijkheden die het Expertteam Woningbouw biedt om gemeenten te ondersteunen.
Deelt u de mening dat leefbaarheid van woonwijken belangrijk is? In hoeverre is het mogelijk dat beleggers in middenhuurwoningen leefbaarheid kunnen bewaken en kunnen kijken «wat er leeft achter de deur»? In hoeverre zijn er andere regels nodig om te zorgen dat verhuurders recht krijgen om hun huurwoningen te bezoeken?
Verhuurders kunnen huurders aanspreken. Voor elke huurder, ook die van een middenhuurwoning, gelden namelijk wettelijke regels die bijdragen aan leefbaarheid. Zo dient elke huurder zich te gedragen zoals een goed huurder betaamt. Ook kan een huurovereenkomst worden beëindigd, met tussenkomst van de rechter, indien een huurder zorgt voor ernstige overlast. Ik zie dan ook geen reden om hiervoor met andere regels te komen.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat mensen in schuldhulpverlening kunnen doorstromen naar een goedkopere woning om kosten te besparen? Wie heeft hierin een taak en hoe kijkt u daarbij aan tegen de rol van gemeenten, corporaties en beleggers? Deelt u de mening dat dit een taak is van corporaties en niet van beleggers in middenhuurwoningen? Welke concrete maatregelen moeten worden genomen om mensen te laten doorstromen naar een goedkopere corporatiewoning?
Aan problematische schulden liggen dikwijls verschillende oorzaken ten grondslag, zoals psychosociale factoren, relatieproblemen, gezondheid, een verslaving of de woonsituatie. Het is belangrijk om bij het oplossen van de financiële problemen daarvoor aandacht te hebben en de oorzaken zo mogelijk weg te nemen. Bij mensen die zich melden bij de schuldhulpverlening gaat het zeker niet alleen om mensen met een laag inkomen, uitkering of mensen zonder eigen woning. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor (integrale) schuldhulpverlening. Zij zullen samen met de schuldenaar naar een structurele oplossing zoeken om zijn of haar financiële problemen op te lossen. Daarbij zal rekening gehouden moeten worden met de individuele omstandigheden en dus maatwerk worden geleverd. De financiële positie van de schuldenaar zal gestabiliseerd moeten worden, waarbij onder andere de uitgaven en inkomsten met elkaar in evenwicht worden gebracht. In dat kader kan het noodzakelijk zijn dat de woonlasten, zowel in geval van een eigen woning als van een huurwoning, worden verlaagd. Per situatie wordt bezien hoe dat kan worden bewerkstelligd. Verhuizing naar een goedkopere corporatiewoning kan in principe in individuele gevallen tot de mogelijkheid behoren als zij behoren tot de doelgroep van de corporatie.
Wat gaat u doen om te zorgen dat gemeenten genoeg grond beschikbaar stellen zodat het beschikbare geld wordt gebruikt om meer middenhuurwoningen te bouwen?
Het woon- en grondbeleid is een lokale aangelegenheid. Ik ondersteun waar mogelijk gemeenten bij het bouwen van voldoende (middenhuur)woningen. Enkele van deze acties heb ik in mijn eerdere antwoorden al uitgebreid beschreven, zoals het Expertteam Woningbouw, lokale samenwerkingstafels, de aanpassing van het Besluit ruimtelijke ordening en het informatiedocument «Gemeentelijk instrumentarium middenhuur».
Voor wat betreft het beschikbaar stellen van grond wil ik nog opmerken dat niet alle gemeenten zelf (voldoende) geschikte grondposities in handen hebben. Ook andere partijen met grondposities zijn hier aan zet. De gemeente kan wel een rol spelen waar het gaat om het snel doorlopen van procedures rondom bijvoorbeeld bestemmingswijzigingen. Daarbij kan ook gebruik worden gemaakt van de Crisis- en herstelwet.
Het bericht 'Miljardairsfamilie Van der Vorm koopt huizen voor Syriërs |
|
Sietse Fritsma (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Kent u het artikel «miljardairsfamilie Van der Vorm koopt huizen voor Syriërs (en u betaalt mee)?»1
Ja.
Waarom wordt deze discriminatie van Nederlanders toegestaan en wat gaat u doen om dit aan te pakken?
Het initiatief is een samenwerking van Rotterdam en SNTR als antwoord op de behoefte aan extra woonruimte voor statushouders als gevolg van de verhoogde instroom. Hoe sneller statushouders in de gemeente gehuisvest kunnen worden, hoe eerder zij kunnen starten met hun integratie en participatie. Om die reden heeft SNTR 200 woningen aangekocht in Rotterdam voor de huisvesting van Syrische statushouders met een daaraan gekoppeld integraal integratie- en onderzoeksprogramma. De stichting heeft ervoor gekozen om hun aanbod te beperken tot Syriërs. Een afgebakende groep naar herkomstland vergemakkelijkt in hun optiek de vormgeving van hun integratieprogramma. De particuliere woningen van SNTR zijn een aanvulling op de bestaande sociale huurvoorraad in Rotterdam, waardoor er een lagere druk op corporatiewoningen is ontstaan. Voor statushouders van andere nationaliteiten en voor Syrische statushouders die niet kiezen voor huisvesting via het programma van SNTR, geldt dat zij in een reguliere woning worden gehuisvest en bij hun integratie worden ondersteund conform de vastgestelde Rotterdamse Aanpak Statushouders 2016–2020. De Algemene wet gelijke behandeling verbiedt het in algemene zin om onderscheid te maken naar nationaliteit bij het aanbieden van woonruimte. Of in het onderhavige geval ook sprake is van discriminatie is niet aan het kabinet, maar aan een rechter om te beoordelen.
Zijn er in Nederland nog meer van dit soort woon- en investeringsconstructies die Nederlanders discrimineren?
Ons zijn geen andere initiatieven bekend die vergelijkbaar zijn met het initiatief van SNTR.
Deelt u de mening dat Syrische statushouders niet in Nederland moeten inburgeren, maar terug moeten naar hun eigen land, zoals hun landgenoten, die in Turkije zijn opgevangen, massaal doen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zodra statushouders zijn uitgeplaatst in gemeentelijke huisvesting, zijn zij verplicht om te starten met inburgering. Voor de vraag of Syrische statushouders terug zouden moeten keren naar hun eigen land verwijs ik naar de antwoorden op Kamervragen van het lid Bisschop (SGP) van 5 maart jl.2
Hoe logisch vindt u het dat er op deze manier 200 extra sociale huurwoningen worden gecreëerd – inclusief huurtoeslagen en dergelijk – terwijl er volgens de gemeente Rotterdam juist «te veel sociale huurwoningen in de stad zijn»?
De gemeente Rotterdam heeft, net als andere gemeenten in Nederland, te voldoen aan de taakstelling met betrekking tot de huisvesting van statushouders. Statushouders zijn doorgaans aangewezen op de goedkope woningen. Het aanbod van 200 particuliere woningen dat door SNTR is gecreëerd voor de doelgroep helpt de gemeente bij hun taakstelling en zorgt voor een lagere druk op corporatiewoningen en dus meer mogelijkheden voor de reguliere woningzoekenden in Rotterdam.
Statushouders hebben recht op huurtoeslag. Het maakt daarbij geen verschil of ze een woning van een wooncorporatie krijgen toegewezen of een woning van SNTR.
Deelt u de mening dat dit soort constructies marktverstorend werken?
Nee.
Bent u bereid er voor zorg te dragen dat sociale huurwoningen alleen worden toegewezen aan Nederlanders? Zo nee, waarom niet?
Nee, In Nederland mag geen onderscheid gemaakt worden op basis van nationaliteit. Onze Grondwet begint met het recht op gelijke behandeling van gelijke gevallen.
Het bericht ‘3,7 ton voor krakers’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «3,7 ton voor krakers»?1
Ja.
Deelt u de mening dat kraken illegaal en een schending van het eigendomsrecht is?
Ja.
Hoe is het mogelijk dat het ADM-terrein al meer dan 20 jaar illegaal bewoond wordt door krakers en dat er nog niet eerder is gehandhaafd?
Het ADM terrein is sinds 1997 gekraakt. Hoewel er in het verleden plannen zijn geweest voor het terrein, zijn die nooit concreet geworden. De kraak is zodoende langdurig ongemoeid gelaten door de eigenaar van het terrein. Sinds 2015 is dat veranderd en probeert de eigenaar zowel via het bestuursrecht als civielrecht het terrein te (laten) ontruimen. Inmiddels ligt er een civiel ontruimingsvonnis dat zegt dat zes maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning het terrein ontruimd mag worden. De procedure voor een omgevingsvergunning loopt nog. Bestuursrechtelijk heeft de Raad van State onlangs het verzoek tot schorsing van het handhavingsbesluit toegekend. Dat betekent dat de ADM-bewoners voorlopig nog op het terrein mogen verblijven. Er zal tot ontruiming worden overgegaan als er een juridische titel is.
Hoe kan het dat er bijna een half miljoen euro wordt uitgegeven om de krakers van het terrein te verwijderen?
Op het gehele terrein wonen circa 150 mensen, waaronder gezinnen met kinderen, waarvan een groot deel meer dan 10 jaar. Het College van de gemeente Amsterdam heeft geoordeeld dat zij, net als de eigenaar, een inspanningsverplichting heeft om tot een minnelijke oplossing te komen voor de groep mensen die dakloos worden door een ontruiming. Zodoende heeft het College besloten om een tijdelijk terrein beschikbaar te stellen. Aan het bouwrijp maken van het terrein zijn kosten verbonden (circa € 370.000,–).
Wat gebeurt er na de twee jaar tijdelijke, alternatieve huisvesting op de locatie in Amsterdam-Noord? Wordt er dan weer zo’n fors bedrag uitgetrokken om de krakers van het terrein te verhuizen?
Als de bewoners kiezen voor de alternatieve locatie, gelden strikte voorwaarden. Het terrein is voor maximaal twee jaar beschikbaar en dient schoon opgeleverd te worden. De gemeente Amsterdam heeft geen enkele verantwoordelijkheid bij het vinden van een volgende (permanente) locatie. Er wordt volgens de gemeente Amsterdam dan ook geen geld beschikbaar gesteld voor het vervolg.
Zijn er meer gevallen bekend waarbij er zulke forse bedragen worden uitgegeven om krakers te verwijderen? Is hier sprake van structureel beleid? Zijn er meer gemeenten bekend waarbij dit gebeurt?
In Amsterdam zijn geen vergelijkbare gevallen bekend waarbij de ontruiming van een terrein of gebouw heeft geleid tot forse uitgaven, behoudens de inzet van politie. Er is dan ook geen sprake van structureel beleid in de gemeente Amsterdam. Een kraak als het ADM terrein is volgens de gemeente Amsterdam uniek in zijn duur en omvang. Zaken van gelijke strekking in andere gemeenten zijn mij en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten niet bekend. Ik kan derhalve eveneens niet bevestigen dat er sprake is van structureel beleid in deze richting in Nederland.
Hoe verhoudt de uitspraak van de Raad van State zich tot het verbod op kraken?
De uitspraak van de voorzieningenrechter is gedaan in het kader van een bestuursrechtelijke procedure over een verzoek tot handhaving van het bestemmingsplan en staat los van het juridisch kader rondom kraken. De voorzieningenrechter is na een afweging van de in het geding zijnde belangen van oordeel dat er aanleiding is het handhavingsbesluit van het college te schorsen totdat de Raad van State uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat de uitvoering van het handhavingsbesluit voor de gebruikers van het terrein tot onomkeerbare gevolgen leidt, terwijl anderzijds er nog geen omgevingsvergunning is verleend en het terrein dus niet op korte termijn in gebruik kan worden genomen door de eigenaar/huurder. De eigenaren kunnen bij gewijzigde omstandigheden een verzoek doen tot opheffing van de voorlopige voorziening.
Waarom is dit besluit in het geheim genomen en vervolgens geheim gehouden?
Het college van de gemeente Amsterdam heeft geheimhouding opgelegd tot het moment dat omwonenden van de slibvelden in Noord geïnformeerd waren over de eventuele komst van de huidige bewoners van het ADM terrein.
Breed verzet van huurders tegen oprichting dochteronderneming Woningcorporatie De Key |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Hoe beoordeelt u het feit dat Amsterdamse huurdersverenigingen in verzet komen tegen de oprichting van een dochteronderneming van Woningcorporatie De Key en het overdragen van bezit van De Key aan die commerciële BV?1 Wat is uw reactie op het bezwaar van de huurders dat er een «oneigenlijk en onrechtmatig gebruik is gemaakt van de in artikel 12, eerste lid, onder b van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting (BTIV) neergelegde ontheffingsbevoegdheid»?
Er is namens de betrokken huurdersorganisaties en enkele bewonerscommissies van De Key bezwaar gemaakt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tegen het besluit op het scheidingsvoorstel van De Key. Een zorgvuldige behandeling van het bezwaar voor alle betrokkenen vereist dat niet op de behandeling van het bezwaar vooruitgelopen wordt.
Deelt u de mening dat naar aanleiding van de bezwaren van de huurders de nodige vraagtekens gesteld kunnen worden bij de zorgvuldigheid van het overleg tussen De Key en de bewoners? Zijn naar uw mening de bewoners voldoende en volledig geïnformeerd? Kunt u uw antwoord toelichten? Deelt u de mening dat de inspraak en zeggenschap van de huurders ook bij een hybride of een juridische scheiding versterkt moet worden, onder andere door het instellen van een instemmingsrecht van de huurders in dezen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Acht u het principieel wenselijk dat sociale huurwoningen en vermogen van een corporatie in het bezit kunnen komen van een commerciële partij, waarvan de corporatie weliswaar 100% aandeelhouder is? Kunnen zowel de gemeente en de huurders naar uw mening vanaf nu nog voldoende invloed uitoefenen op dit bezit van de BV?
De Woningwet voorziet in de mogelijkheid van een juridische splitsing, waarbij woningen overgaan naar een dochtermaatschappij van de corporatie. De Aw toetst of deze overgang voldoet aan de regelgeving hieromtrent. De gemeente Amsterdam heeft een positieve zienswijze afgegeven op het definitieve scheidingsvoorstel van De Key. Indien lokale partijen (gemeente, corporatie en huurdersorganisatie(s) dit wensen kunnen prestatieafspraken ook betrekking hebben op niet-DAEB bezit. Voor huurders van een woning in het bezit van een dochtermaatschappij van een toegelaten instelling is het overlegkader van de Wet op het overleg huurders verhuurder van toepassing. Hiermee worden de belangen van huurders geborgd.
Klopt het dat ten opzichte van het eerste voorstel 18,5% meer kapitaal wordt verstrekt aan de administratieve niet-Diensten van Algemeen Economisch Belangen-tak (niet-Daed-tak) de interne lening aan de administratieve niet-Daeb is verhoogd van 325 mln. naar 400 mln. euro, een stijging van 23%? Hoe beoordeelt u dat? Is deze wijziging voorgelegd aan de gemeente en/of Arcade? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Hoe beoordeelt u het dat de interne lening wordt verleend tegen 1,83%, terwijl de gemiddelde rente die De Key betaalde in 2015 4,2% was volgens de publicatie Corporatie in Perspectief (CiP) – Woningstichting De Key, januari 2017 verslagjaar 2015, pag. 33?
De corporatie voldoet hiermee aan het minimum dat in het wettelijk kader is vastgelegd.
Sluit u uit dat u gedurende deze kabinetsperiode De Key oproept of dwingt op basis van de Woningwet de aandelen van de dochtermaatschappij openbaar te koop aan te bieden? Is dat naar uw mening een waarschijnlijke gang van zaken?
Op grond van de Woningwet kan een corporatie de verplichting worden opgelegd om haar aandelen in de woningvennootschap in het openbaar ter overname aan te bieden. Deze situatie doet zich echter alleen in uitzonderlijke gevallen voor, bijvoorbeeld indien dit noodzakelijk zou zijn in verband met de financiële continuïteit van de woningcorporatie. De Aw geeft aan dat een dergelijk situatie op dit moment niet aan de orde is.
Is er naar uw mening een zorgvuldige belangenafweging gemaakt van de belangen van de corporatie, de huurders en het maatschappelijke volkshuisvestelijke belang bij het verlenen van de ontheffing, die op een «kan-bepaling» berust? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1.
In hoeverre is voldaan aan de voorwaarde van het Amsterdamse college van burgemeester en wethouders, dat stelde dat «...mocht bij toetsing van het scheidingsvoorstel van een corporatie door de Autoriteit woningcorporaties, blijken dat het niet is toegestaan om sociale huurwoningen duurzaam te exploiteren in niet-daeb en hiermee de bijdrage aan de ondergrens van de sociale woningvoorraad niet kan worden gegarandeerd...», de zienswijze vanuit de gemeente aan een aantal corporaties in dat geval als negatief dient te worden beschouwd.»?
Zie het antwoord op vraag 1.
Erkent u dat het feitelijk zo is dat het verlenen van ontheffing is gemandateerd (niet gedelegeerd) aan de Autoriteit Woningcorporaties en dat u deze ontheffing kunt herroepen? Bent u dat van plan? Zo nee, waarom niet?
Het verlenen van de ontheffing zoals bedoeld in de vraag is gemandateerd aan de Autoriteit woningcorporaties. Belanghebbenden bij het besluit kunnen bezwaar maken. Hierbij worden de belanghebbenden gehoord en worden hun gronden voor bezwaar tegen het primaire besluit beoordeeld. De behandeling van het bezwaar zal vervolgens leiden tot een beslissing op bezwaar waarbij een volledige heroverweging van het primaire besluit plaatsvindt. Vervolgens staat nog beroep bij de rechter open. In de Woningwet is, mede na aanleiding van de uitkomsten en aanbevelingen van de Parlementaire Enquête Woningcorporaties, vastgelegd dat de Minister in beginsel niet treedt in toezichtcasuïstiek. Ik zie geen aanleiding dit uitgangspunt ter discussie te stellen.
In hoeverre kunt u uitsluiten dat goedkeuring van een hybride of juridische scheiding daeb/niet-daeb – waarbij sprake is van overdracht van vermogen en bezit aan een commerciële partij – kan «aanzetten tot contractbreuk» van de lokale prestatieafspraken, in Amsterdam of in andere gemeenten? In hoeverre kan de overdracht van bezit aan een commerciële partij lokale prestatieafspraken of convenanten schaden, in dit geval of elders?
Prestatieafspraken tussen een corporatie, gemeente en huurdersorganisatie(s) en de voorstellen van een woningcorporatie voor de scheiding van DAEB- en niet-DAEB-bezit kunnen van invloed zijn op elkaar. Indien op lokaal niveau prestatieafspraken waren gemaakt dan is hiermee rekening gehouden bij de beoordeling van het scheidingsvoorstel door de Aw. Tevens geldt dat bij de zorgvuldige beoordeling van het scheidingsvoorstel van een woningcorporatie de verschillende zienswijzen van zowel gemeenten als huurdersorganisaties zijn betrokken bij het nemen van het besluit. Gemeenten en huurdersorganisaties hebben daarbij naar voren kunnen brengen hoe het scheidingsvoorstel zich verhoudt tot prestatieafspraken.
Op welke wijze worden de belangen van de zittende huurders gegarandeerd, die als gevolg van het scheidingsvoorstel plotsklaps een commerciële BV als huisbaas hebben gekregen? Neemt u zelf nog aanvullende maatregelen?
De scheiding van niet-DAEB-bezit naar een verbinding van de toegelaten instelling raakt de contractrelatie tussen huurder en verhuurder niet. Betreft het overgeheveld DAEB-bezit dan blijft er sprake van gereguleerde huurcontracten met de zittende huurders. Betreft het overgeheveld niet-DAEB-bezit dan blijven de bestaande geliberaliseerde huurcontracten in stand. Daarmee zie ik geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen.
Statushouders die sociale huurwoningen bezet houden |
|
Alexander Kops (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Hebt u naar aanleiding van eerdere Kamervragen navraag gedaan bij de woningcorporaties en/of gemeenten?1 Zo ja, waarom hebt u zich door hen klaarblijkelijk af laten schepen en hebt u niet aangedrongen op het verkrijgen van de gevraagde informatie? Zo nee, waarom niet? Waarom bent u niet bereid om makkelijk te achterhalen informatie aan de Kamer te verstrekken?
Ik heb geen inzicht in hoeveel sociale huurwoningen momenteel worden bewoond door statushouders, ook niet na afstemming met Aedes en COA. Deze informatie wordt niet centraal geregistreerd.
Het enige dat ik u als alternatieve beantwoording kan bieden is een theoretische beredenering, met alle nodige voorbehouden.
Mij is gebleken dat u met name geïnteresseerd bent in het aantal sociale huurwoningen dat door Syrische statushouders wordt bewoond. Zoals gezegd houden noch COA noch Aedes dit in hun administraties bij. Wel is bekend dat vanaf 2014 er ca 65.000 statushouders met de Syrische nationaliteit uit asielzoekerscentra zijn uitgestroomd naar gemeenten. Het merendeel daarvan zal naar een sociale huurwoning zijn verhuisd, vaak met meerdere mensen samen. Het COA gaat uit van gemiddeld 1,7 personen per woning. Dat zou betekenen dat in de afgelopen drie jaar ca 38.000 woningen beschikbaar zijn gesteld aan mensen die voor de oorlog uit Syrië gevlucht zijn. Dat is een half procent van de totale woningvoorraad van 7.641.0002 woningen. Als we alleen uitgaan van de voorraad sociale huurwoningen, 2.253.0003 woningen, gaat het om 1,7% van de sociale huurwoningen die zijn toegewezen aan Syrische statushouders.
Heeft het achterhouden van bedoelde informatie misschien te maken met uw vrees dat de gewone Nederlanders erachter zullen komen hoezeer zij worden achtergesteld bij het verkrijgen van een sociale huurwoning ten opzichte van statushouders? Zo nee, hoe is uw weigering om inzicht te bieden in de kwalijke gevolgen van de massa-immigratie anders te verklaren?
Ik vrees het delen van inzichten zeker niet, maar zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 beschik ik niet precies over de gevraagde informatie.
Beseft u dat uw weigering afbreuk doet aan het vragenrecht dat democratisch verkozen Kamerleden hebben?
Aan het vragenrecht van Kamerleden doe ik niets af als ik op uw vragen antwoord dat de gevraagde informatie mij niet precies bekend is.
Hoeveel sociale huurwoningen worden momenteel bezet door statushouders? Gaat u deze – vaker gestelde – vraag nu eindelijk inhoudelijk beantwoorden?
Zie het antwoord op vraag 1.
Het bericht 'Utrecht geeft Qatar 23 miljoen euro cadeau' |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Utrecht geeft Qatar 23 miljoen cadeau»?1
Ja.
Onderschrijft u de bevindingen van de Parlementaire Enquête Woningcorporaties 2014? Zo ja, wat vindt u in dit verband van het weggeven van 23 mln. euro Nederlands belastinggeld aan Credit Suisse en Qatar? Deelt u de mening dat dit compleet van de zotte is? Zo nee, waarom niet?
In de kabinetsreactie op het eindrapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties heeft het kabinet aangegeven zich te herkennen in de analyse van de commissie en het rapport te zien als een ondersteuning van de lijn die door het kabinet werd ingezet met de herziening van de Woningwet.
Uit het rapport van de Autoriteit woningcorporaties (Aw) blijkt niet dat er 23 miljoen euro belastinggeld zou zijn weggegeven aan Credit Suisse en Qatar. Uw kwalificatie van de transactie deel ik dan ook niet.
Hoe beoordeelt u de winstmarge van 83% van de woningen ten opzichte van de woningprijs in Utrecht?
Voor het bepalen van een exact winstpercentage beschikt de Aw niet over de noodzakelijke gegevens, omdat hier voor gegevens bij niet-toegelaten instellingen zouden moeten worden opgevraagd waartoe de Aw de bevoegdheid niet heeft. In haar rapport concludeert de Aw wel, op basis van haar beschikbare informatie, dat een belangrijk deel van de waardestijging voortkomt uit het aantrekken van de woningmarkt landelijk, in het bijzonder ook in de gemeente Utrecht. Dit werd versterkt door de naderende voltooiing van de herstructurering van de wijk Kanaleneiland.
Bent u het eens dat het de taak van woningcorporaties is om te zorgen voor goede, betaalbare sociale huurwoningen en níet voor projectontwikkelaar te spelen? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de Woningwet moeten woningcorporaties zich vooral richten op het bouwen en beheren van huurwoningen voor mensen met lagere inkomens. Daarvoor is projectontwikkeling, soms ook in samenwerking met de gemeenten of private partijen om een wijk met verschillende woningtypen te kunnen realiseren, veelal noodzakelijk.
Hoe kijkt u aan tegen de verkoop van 252 woningen tegen 0 euro? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de woningen van dit «Your urban space»-project betaalbare middenhuurwoningen blijven?
Uit het rapport van de Aw blijkt dat geen sprake is geweest van de verkoop van 252 woningen tegen 0 euro. De Aw concludeert dat de corporaties Mitros en Portaal werden gecompenseerd voor de inbreng van de woningen in de GEM Kanaleneiland in een mate waarbij het volkshuisvestelijk belang gediend was.
De woningen zijn op dit moment geen gereguleerde huurwoningen meer, maar vrije sector huurwoningen. Uit het rapport van de Aw blijkt dat de (markt)situatie op het moment van de (onderhandelingen over de) verkoop door GEM Kanaleneiland (2015/2016) aan Aventicum zodanig was dat geen nadere voorwaarden of bedingen konden worden gesteld. Gezien het nu vrije sector huurwoningen betreft is het primair aan de gemeente Utrecht om te beslissen of zij nog nadere voorwaarden wenst te stellen.
Hoe beoordeelt u het onderhandelen van de gemeente Utrecht bij dit project?
Het is primair aan de gemeenteraad van Utrecht om zich een oordeel te vormen over het optreden van het gemeentebestuur in deze.
Deelt u de mening dat de stelling «een gemengd Kanaleneiland is ook opbrengst» volstrekte flauwekul is en sowieso nooit mag inhouden dat woningen voor 0 euro worden verkocht?
Zoals bij vraag 5 is aangegeven was geen sprake van een verkoop voor 0 euro en achtte de Aw deze in het belang van de volkshuisvesting.
Kunt u een overzicht verstrekken van sociale huurwoningen die gesloopt dreigen te worden en hoeveel hiervan tegen geringe bedragen – of gratis – van de hand worden gedaan? Bent u het eens dat sloop nooit reden mag zijn om woningen voor 0 euro te verkopen?
Corporaties geven via de prognosegegevens (dPi) elk jaar aan de Aw aan hoeveel woningen op de nominatie staan om gesloopt te worden. In de Staat van de Volkshuisvesting wordt hierover jaarlijks op sectorniveau aan de Kamer gerapporteerd. De eerstvolgende keer zal zijn in mei 2018.
Er is geen specifiek overzicht beschikbaar van woningen die, voordat ze gesloopt worden, worden verkocht aan een andere partij. Daarvoor geldt overigens dat de Autoriteit woningcorporaties vooraf toestemming moet geven voor de verkoop aan partijen die niet zelf in de aangekochte woning(en) gaan wonen. Daarbij beoordeelt de Aw of deze voldoet aan de regelgeving omtrent de verkoopprijs. Dit betekent in de regel dat er niet mag worden verkocht voor een prijs lager dan de getaxeerde marktwaarde, hetzij in verhuurde dan wel onverhuurde staat. De Aw betrekt in haar afweging het belang van de volkshuisvesting.
Bent u voornemens de Autoriteit Woningcorporaties onderzoek te laten doen naar wooncorporaties Mitros en Portaal? Zo nee, waarom niet?
De Aw heeft onderzoek gedaan naar de transactie van de woningen van Mitros en Portaal. Het volledige rapport is gepubliceerd op de website van de Aw.2
Schimmel in Haarlemse sociale huurwoningen |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Woningbouwvereniging doet niets aan schimmel in Haarlemse woningen»?1
Ja.
Hoe acceptabel vindt u het dat bewoners van meer dan 200 sociale huurwoningen in het Haarlemse stadsdeel Schalkwijk vanwege achterstallig onderhoud al jaren kampen met schimmel, condens, slechte ventilatie, scheuren in de muren etc.?
Het is mij bekend dat Ymere in 2005 heeft aangekondigd de betreffende complexen te gaan renoveren, hetgeen in 2008 zou hebben moeten plaatsvinden. Dan zouden ook maatregelen ter voorkoming van vocht en schimmel worden meegenomen. Een dergelijke keuze is te rechtvaardigen vanuit een efficiënte inzet van de financiële middelen, tenminste als de ernst van de gebreken niet een spoedig ingrijpen nodig maakt.
Ymere heeft daarna echter om verschillende redenen, waaronder financiële, de keuze gemaakt om de renovatie uit te stellen. Aangezien inmiddels zo’n dertien jaar zijn verlopen, is de conclusie gerechtvaardigd dat Ymere eerder maatregelen tegen vocht en schimmel had moeten nemen, los van de renovatie.
Ymere erkent dat de woningen dringend moeten worden opgeknapt en heeft excuses aangeboden aan de bewoners voor de gang van zaken. Ook heeft Ymere toegezegd dat voor de betreffende huurders de jaarlijkse huurverhoging in 2018 (van de kale huurprijs) wordt vastgesteld op nul procent.
Deelt u de mening dat het schandalig is dat woningbouwvereniging Ymere haar beloftes voor een grote renovatie niet nakomt en haar huurders letterlijk in de kou laat zitten? Wat is hier de oorzaak van?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het van de zotte is dat de huurders voor deze schimmelwoningen nog altijd de volledige huurprijs van zo’n 800 euro moeten betalen? Deelt u de mening dat – zolang de noodzakelijke renovatie niet is uitgevoerd – bewoners door Ymere gecompenseerd moeten worden? Zo nee, waarom niet?
In antwoord op eerder gestelde vragen (vergaderjaar 2015–2016, nr. 2795 en vergaderjaar 2016–207, nr. 1757) is aangegeven dat de verantwoordelijkheid voor het signaleren en de aanpak van woninggebreken, waaronder vocht- en schimmelproblemen, primair een verantwoordelijkheid is van lokale partijen, te weten de woningeigenaren / verhuurders, huurders en gemeenten en dat de Woningwet (bouwregelgeving) en de huurprijsregelgeving ook instrumenten aanreikt voor betrokken partijen om handelend op te treden.
In de eerste plaats kunnen de huurders gebreken aankaarten bij een interne klachtencommissie. Tevens kunnen zij altijd hun casus voorleggen aan de Huurcommissie, wat een laagdrempelige voorziening is voor buitenrechtelijke geschilbeslechting. Wanneer de Huurcommissie tot het oordeel komt dat het inderdaad gaat om een gebrek, kan zij besluiten tot een verlaging van de huurprijs. Hoe ver de huurprijs kan worden verlaagd is afhankelijk van de ernst van het gebrek.
Volgens Ymere hebben 4 van de 216 huurders onderhoudsklachten voorgelegd aan de Huurcommissie, waarbij 3 huurders in het gelijk zijn gesteld. De Huurcommissie is daarbij tot het oordeel gekomen dat er inderdaad sprake is van gebreken, maar dat deze geen verlaging van de huurprijs rechtvaardigen. In plaats daarvan is de huurprijs bevroren.
Ymere geeft aan dat het bij brief van 23 januari jl. alle huurders van de betreffende complexen heeft gewezen op de mogelijkheid om een procedure te starten bij de Huurcommissie. Overigens bedraagt volgens opgave van Ymere de gemiddeld betaalde huurprijs 541 euro, dat is zonder service- en stookkosten.
Naar ik ben geïnformeerd door Ymere, bereidt de corporatie momenteel de renovatie voor, waarbij de cv-installatie en de kozijnen zullen worden vervangen, naast andere energiebesparende maatregelen. Naar zeggen van Ymere is hierover goed contact met de recent gevormde bewonerscommissie.
Bewoners van de betreffende woningen zijn voornemens naar de Huurcommissie te stappen; bent u ertoe bereid het niet zo ver te laten komen door Ymere op de vingers te tikken en ervoor te zorgen dat de noodzakelijke renovatie op korte termijn wordt uitgevoerd? Zo nee, wat kunt dan wel voor deze bewoners betekenen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u in kaart brengen bij hoeveel sociale huurwoningen in den lande sprake is van vergelijkbaar achterstallig onderhoud, wat daar de oorzaak van is en wat u daaraan gaat doen?
Ja, ik ben voornemens dat te doen. In het periodieke onderzoek WoON zal worden geïnventariseerd bij hoeveel woningen sprake is van vocht- en schimmelproblemen. Het WoON 2018 is thans in voorbereiding en zal begin 2019 worden gepubliceerd. Tevens zal ik op korte termijn in een bestuurlijk gesprek met Aedes aandacht vragen voor de problematiek en het belang om in die gevallen waar het speelt, corporaties de schimmelproblemen snel verhelpen.
Verlagen van administratieve lasten en overhead bij woningcorporaties |
|
Erik Ronnes (CDA), Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Kosten vastgoedbeheer woningbouwcorporaties bijna twee keer zo hoog dan kosten vastgoedbeheer particuliere markt»?1
Ja.
Deelt u de mening dat lagere administratieve lasten en overhead woningcorporaties helpen bij het uitvoeren van hun kerntaken? Zo nee, waarom niet?2
Over het verlagen van administratieve lasten heb ik uw Kamer op 5 december jl. een brief3 gestuurd. In die brief heb ik onder andere aangegeven dat een verantwoorde verlaging van de administratieve- en toezichtslasten meer ruimte schept bij corporatieprofessionals voor de uitvoering van hun publieke taken. Daarnaast zal een vermindering van de administratieve lasten leiden tot lagere bedrijfslasten in de sector.
Wat betreft het verlagen van de beheer- en onderhoudskosten ben ik van mening dat een efficiënte inzet van de financiële middelen corporaties helpt bij het uitvoeren van hun kerntaken. Het streven naar een efficiënte inzet van financiële middelen is echter niet noodzakelijkerwijs hetzelfde als streven naar de laagste kosten. Corporaties verschillen van private verhuurders en vastgoedbeheerders omdat zij ook wettelijk opgedragen taken hebben; corporaties zijn zogenaamde toegelaten instellingen op grond van de Woningwet. Dit ontslaat hen niet van de plicht om te komen tot een efficiënte inzet van financiële middelen maar betekent ook dat er een bepaald minimum aan kosten gemaakt moet worden om de kerntaken naar behoren uit te voeren.
Is het waar dat personeelskosten van woningcorporaties hoger zijn dan van particuliere verhuurders? Zo ja, hoe komt dit? Hoe zouden deze kosten verlaagd kunnen worden? Hoeveel euro zou dit opleveren voor de corporatiesector en per corporatiewoning, als de kosten zouden dalen naar het gemiddelde van particuliere verhuurders?3
Door het ontbreken van cijfers van private verhuurders en vastgoedbeheerders is een dergelijke vergelijking niet mogelijk. Wel kan in algemene zin worden gesteld dat de organisaties op een aantal zaken van elkaar verschillen. Woningcorporaties zijn toegelaten instellingen en moeten wettelijk opgedragen taken vervullen en daaruit voortvloeiende vereisten naleven. Voorbeelden hiervan zijn regels op het gebied van woningtoewijzing, leefbaarheid en wettelijke vereisten op het gebied van governance en verantwoording. Deze regels gelden niet, of niet in die mate voor private verhuurders. Ondanks de verschillen kunnen corporaties leren van private verhuurders en vastgoedbeheerders. Ik moedig de sector dan ook aan hierover het gesprek aan te gaan.
In de corporatiesector is een dalende trend van de personeelskosten te zien. Uit de Aedes Benchmark 20175 blijkt dat de personeelskosten tussen 2013 en 2016 met 32% zijn gedaald (zie tabel 1). De daling in personeelskosten zorgt ook voor een daling van de beïnvloedbare bedrijfslasten van woningcorporaties (zie tabel 1). In de periode 2013–2016 zijn de bedrijfslasten met 23% gedaald.
2013
2014
2015
2016
Personeelskosten per verhuurbare eenheid (€)
487
392
358
333
Bedrijfslasten per verhuurbare eenheid (€)
1.025
923
853
790
Bron: Corporaties leren, huurders profiteren. Rapportage Aedes benchmark 2017, www.aedes.nl
De beschikbare cijfers uit de markt laten, met de eerder genoemde verschillen tussen deze organisaties, zien dat er mogelijk nog een verdere verbetering mogelijk is. Ik zal dan ook blijven monitoren of de dalende trend in bedrijfslasten wordt gecontinueerd.
In mijn brief van 5 december 2017 over het verlagen van de administratieve lasten heb ik reeds aangegeven samen met de sector te werken aan een verlaging van de administratieve lasten, in onder meer wetgeving en door middel van vermindering in de informatie-uitvraag. Een daling van de administratieve lasten zal ook kunnen bijdragen aan lagere bedrijfslasten bij woningcorporaties.
Is het waar dat onderhoudskosten van woningcorporaties hoger zijn dan van particuliere verhuurders? Zo ja, hoe komt dit? Hoe kunnen deze kosten verlaagd worden? Zou dit bijvoorbeeld kunnen door onderhoud aan te besteden?4 Hoeveel euro zou dit opleveren voor de corporatiesector en per corporatiewoning, als de kosten zouden dalen naar het gemiddelde van particuliere verhuurders?
Volgens de cijfers van Vastgoedmanagement Nederland (VGM), de belangenbehartiger van vastgoed- en VvE-managers, zijn de onderhoudskosten van corporaties hoger dan het gemiddelde van een steekproef onder VGM-leden. De cijfers zijn in tabel 2 opgenomen. Het 1-op-1 vergelijken van deze cijfers is lastig. Het wordt uit de cijfers van VGM niet duidelijk of er gecorrigeerd is voor het verschil in samenstelling van de portefeuilles van woningcorporaties, private verhuurders en vastgoedbeheerders.
Corporaties hebben als kerntaak het verhuren van betaalbare woningen voor de inkomensdoelgroep. Daarom kiezen zij veelal voor het doorverhuren van woningen, in plaats van het uitponden van een woning na 15 of 20 jaar om een bepaald gewenst financieel rendement te behalen. Mede om deze reden is het bezit van corporaties veelal ouder dan dat van bedrijfsmatige private verhuurders en het onderhoud van oudere woningen is duurder. Ook hebben corporaties een relatief omvangrijk aandeel woningen in wijken met grote herstructureringsopgaven. Dit vraagt extra beheer- en onderhoudskosten om verloedering van de buurt te voorkomen, niet zelden als onderdeel van prestatieafspraken met gemeenten en huurders waartoe corporaties gehouden zijn.
Correctiefonderhoud per woning (€)
Mutatieonderhoud per woning (€)
Corporatie
337
311
Gemiddelde VGM
311
152
Bron: www.vgm.nl
Ten aanzien van uw vraag over aanbesteding: professioneel opdrachtgeverschap en het aanbesteden van opdrachten dragen bij aan een betere prijs-kwaliteitverhouding. Ik hecht er daarom ook belang aan dat de sector zich verder ontwikkelt wat betreft het professionaliseren van opdrachtverstrekking en het gebruik van aanbesteden. Corporaties maken ook al gebruik van aanbestedingen. Daarnaast wordt professioneel opdrachtgeverschap door Aedes gestimuleerd, bijvoorbeeld met de Leidraad Aanbesteden uit 2017.
Is het waar dat huisvesting, IT en algemene kosten van woningcorporaties hoger zijn dan van particuliere verhuurders? Zo ja, hoe komt dit? Hoe zouden deze kosten verlaagd kunnen worden?5 Hoeveel euro zou dit opleveren voor de corporatiesector en per corporatiewoning, als de kosten zouden dalen naar het gemiddelde van particuliere verhuurders?
VGM maakt een vergelijking tussen de bedrijfslasten van woningcorporaties in 2015 (€ 752 per woning8) en de gemiddelde beheerfee (€ 281 per woning) op basis van een steekproef onder enkele leden van de VGM. Uit de vergelijking wordt niet duidelijk uit welke kosten de beheerfee is opgebouwd en wat de samenstelling is van de steekproef. Daarmee is een vergelijking niet mogelijk, noch een reële inschatting te geven van het besparingspotentieel. Zoals gezegd vertonen de bedrijfslasten voor woningcorporaties (hierin zijn onder meer kosten van huisvesting en IT opgenomen) tussen 2013 en 2016 een dalende trend.
Bent u bereid om samen met relevante organisaties uit het veld, zoals Aedes, Vastgoed Management Nederland en Woonbond in gesprek te gaan om te bezien hoe administratieve lasten en overhead van woningcorporaties verlaagd kunnen worden?
In mijn brief van 5 december heb ik aangegeven samen met de sector en betrokken partijen verder te werken aan het verlagen van de administratieve lasten. Het verlagen van de overhead is afhankelijk van de bedrijfsvoering van elke corporatie. De Autoriteit woningcorporaties houdt ook toezicht op de efficiëntie en doelmatigheid van individuele woningcorporaties en kan als daartoe aanleiding is nader onderzoek doen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het nog te plannen AO Woningcorporaties van de commissie Binnenlandse Zaken?
Met de beantwoording van deze vragen is hieraan voldaan.
Het bericht dat Nederlanders langer op de wachtlijst voor een sociale huurwoning moeten staan doordat statushouders en buitenlandse arbeidskrachten en studenten voorrang krijgen |
|
Machiel de Graaf (PVV), Alexander Kops (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Overspannen situatie op de woningmarkt in Zuid-Holland»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat reguliere, Nederlandse woningzoekenden langer op de wachtlijst voor een sociale huurwoning moeten staan doordat statushouders en buitenlandse arbeidskrachten en studenten nog altijd voorrang krijgen? Deelt u de mening dat het beschamend is dat er zo met onze eigen mensen wordt omgegaan? Zo nee, waarom niet?
Meer dan de wijze waarop de woningen worden verdeeld, is vooral het beschikbare woningaanbod van doorslaggevend belang voor hoe lang mensen op een wachtlijst voor een sociale huurwoning moeten staan. Zoals ook in bovengenoemd artikel staat vermeld, is het aanjagen van de woningbouwproductie in gespannen regio’s en het beter benutten van de bestaande voorraad, dan ook van groot belang om de kansen van alle woningzoekenden te vergroten.
Overigens is de automatische urgentiestatus voor statushouders geschrapt uit de Huisvestingswet en is het juist de bedoeling dat statushouders snel uitstromen uit de asielopvang vanwege de hoge kosten van de asielopvang en een snelle(re) start met integratie.
Hoeveel sociale huurwoningen worden momenteel bezet door
Ik heb geen inzicht in hoeveel sociale huurwoningen momenteel worden bewoond door statushouders. Buitenlandse arbeidskrachten en buitenlandse studenten maken doorgaans geen gebruik van reguliere sociale huurwoningen, maar van specifieke huisvesting zoals studentencomplexen en short stay facilities.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat sociale huurwoningen uitsluitend aan Nederlanders worden toegewezen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Iedereen in Nederland wordt in gelijke gevallen gelijk behandeld. Er wordt geen onderscheid gemaakt op basis van nationaliteit.
Wanneer verwacht u dat de 70.000 in Nederland verblijvende Syrische statushouders het land zullen verlaten en de daardoor vrijkomende sociale huurwoningen aan de Nederlanders zullen worden toegewezen?
Ik heb op dit punt geen specifieke verwachtingen.
Wanneer stopt u de discriminatie van de Nederlanders? Wanneer gaat u zich eens als een Nederlandse Minister gedragen en kiest u voor de Nederlanders?
In Nederland wordt geen onderscheid gemaakt op basis van nationaliteit. Onze Grondwet begint met het recht op gelijke behandeling van gelijke gevallen.
Het bericht dat de huurtoeslag de komende jaren flink zal dalen |
|
Alexander Kops (PVV), Edgar Mulder (PVV) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Huurtoeslag fors lager in de komende jaren»?1
Ja.
Hoeveel van de 1,4 miljoen huishoudens die huurtoeslag ontvangen, kampen nu al met betalingsproblemen c.q. zitten in de schulden, en waar komt dat door?
Uit het onderzoek «Huishoudens in de rode cijfers 2015» van Panteia2 blijkt dat naar schatting bijna 20% (oftewel 1,4 miljoen huishoudens) van alle huishoudens in Nederland risicovolle of problematische schulden3 heeft. Hiervan heeft ongeveer 60% (oftewel 840.000 huishoudens) risicovolle schulden en 40% (oftewel 540.000 huishoudens) problematische schulden. Niet bekend is hoeveel van deze huishoudens een huurtoeslag ontvangen. Wel blijken huishoudens met een laag inkomen en een huurwoning een grotere kans op problematische schulden te hebben. Schulden ontstaan zelden als gevolg van één oorzaak, maar zijn veelal gelegen in een combinatie van omgevingsfactoren, bewust en onbewust gedrag, onverwachte gebeurtenissen en in de persoon gelegen factoren.
Hebt u er zicht op hoeveel huishoudens door het verlagen van de huurtoeslag (extra) in de financiële problemen zullen komen? Zo nee, hoe kunt u dan voor deze bezuinigingsmaatregel zijn? Zo ja, hoeveel zijn dat er?
Het is niet zo dat de komende jaren de huurtoeslag verlaagd wordt. Door afschaffing van de KAN-bepaling stijgt de huurtoeslag iets minder. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, liggen aan schulden vaak meerdere oorzaken ten grondslag. Niet gesteld kan worden dat een wijziging in de ontvangen huurtoeslag per definitie leidt tot financiële problemen. Het is belangrijk dat mensen steeds hun totale uitgavenpatroon in evenwicht houden of brengen met hun inkomsten. Het effect moet worden bezien in het bredere, algemene koopkrachtbeeld van het regeerakkoord. (zie ook het antwoord op vraag 4).
Hoe kunt u – gezien de stijgende huren, dalende huurtoeslag, stijgende energierekening, stijgende btw etc. – volhouden dat «huishoudens er de komende jaren op vooruit zullen gaan»? Waarom doet u deze uitspraak?
Zoals bij het antwoord op vraag 3 aangegeven, wordt de huurtoeslag de komende jaren niet verlaagd, maar stijgt de huurtoeslag iets minder. Tegelijkertijd wordt de harde inkomensgrens in de huurtoeslag geschrapt. Daardoor verliezen mensen die iets meer gaan verdienen niet meer ineens hun hele huurtoeslag. Dit kan honderden euro’s op jaarbasis schelen. Bovendien is het regeerakkoord een forse lastenverlichting afgesproken. De belastingtarieven worden flink verlaagd en de algemene heffingskorting wordt verhoogd. Per saldo hebben ook mensen met een huurwoning straks meer te besteden.
Deelt u de mening dat het schandalig is dat er met het verlagen van de huurtoeslag wordt bezuinigd op eigen mensen, terwijl statushouders in dit land nog steeds alles gratis krijgen? Bent u ertoe bereid hier onmiddellijk een eind aan te maken en te kiezen voor de Nederlanders? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Iedereen die in Nederland verblijft wordt in gelijke omstandigheden gelijk behandeld. Als er wijzigingen in de huurtoeslag plaatsvinden, gelden deze dus ook voor statushouders.
Huurders in Groningen die in de steek worden gelaten |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Woningcorporaties willen snel duidelijkheid van Alders»?1
Ja.
Bent u het eens met de corporatiedirecteuren dat het onverantwoord is dat er zo lang onduidelijkheid heerst?
Het is van groot belang dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over de versterkingsoperatie voor alle inwoners van het aardbevingsgebied. De versterkingsopgave is omvangrijk en vraagt om zorgvuldigheid en draagvlak bij alle betrokkenen. Het Rijk spant zich dan ook in om de ontstane onduidelijkheden, voor woningcorporaties en andere betrokkenen, zo snel mogelijk weg te nemen.
Op 22 december 2017 zijn kaders vastgesteld voor de versterking op korte termijn (Kamerstuk 33 529, nr. 403), waarmee er voor de bewoners van circa 4.200 adressen duidelijkheid wordt gegeven over de inspectie, engineering en versterking van hun woningen in de eerste helft van 2018. De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) is in gesprek met de veertien woningcorporaties die actief zijn in het aardbevingsgebied en er wordt binnen de bestaande structuren gezocht naar mogelijkheden voor een betere aansluiting tussen lokale woonvisies en de vastgoedstrategie en onderhoudsplannen van woningcorporaties.
Voor de langere termijn vindt intensief overleg plaats tussen het Rijk en de betrokken partijen in de regio over een integrale aanpak voor het herstel van schade en gebiedsgerichte versterking, ingebed in de toekomstplannen van de regio.
Wat vindt u ervan dat de Groninger woningcorporaties stellen dat de norm voor aardbevingsbestendige huizen elk half jaar verandert? Klopt dat? Zo ja, hoe is dat mogelijk? Zo nee, waarom beweren de corporatiedirecteuren dat dan?
De norm voor aardbevingsbestendig bouwen (NPR 9888) is nog in ontwikkeling. Stichting Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) is verantwoordelijk voor het proces van verbeteren van deze norm. De NCG heeft vastgesteld dat de norm twee keer per jaar kan worden aangepast, mits er significante verbeteringen zijn doorgevoerd door de NEN. Zo wordt de voortgang van inspecties, engineering en versterking van woningen geborgd en kan er tegelijkertijd meer kennis over de effecten van aardbevingen worden ontwikkeld en worden toegepast in de versterkingsactiviteiten. Zodra de inspectiefase is gestart, blijft de dan van toepassing zijnde norm geldig voor het gehele project.
Dit betekent niet dat de norm ieder jaar verandert: de huidige norm is vastgesteld per 1 juli 2017, daarvoor vond de laatste aanpassing plaats in juli 2015. Het Rijk hecht eraan dat de versterkingsopgave voortvarend en op een ordentelijke wijze wordt opgepakt. Wanneer de norm verandert, zoals in juli van afgelopen jaar, wordt hierover door NCG en NEN uitgebreid gecommuniceerd met de stuurgroepen waar woningcorporaties aan deelnemen.
Bent u van mening dat er snel helderheid moet komen en dat huurders de dupe zijn van de ellenlange procedures en onduidelijkheid die er nu is?
Zoals ook aangegeven door de Minister van Economische Zaken en Klimaat tijdens zijn bezoek aan het aardbevingsgebied op 10 januari jl. en hierboven in antwoord op vraag 2: het is van groot belang dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over de versterkingsoperatie voor alle inwoners van het aardbevingsgebied, inclusief huurders. Het Rijk en de regionale overheden spannen zich hier samen nadrukkelijk voor in.
Evenwel moeten huurders er ten allen tijde vanuit kunnen gaan dat hun woning op een degelijke manier onderhouden wordt. Dat de versterkingsoperatie vertraging oploopt, mag hier niet aan afdoen. Voor wat betreft achterstallig onderhoud waardoor huurders getroffen kunnen worden, verwijs ik ook naar de antwoorden van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en mijzelf op de vragen van de leden Nijboer (PvdA) en Beckerman (SP) van 15 november (Handelingen Tweede Kamer, 2017/2018, nr. 432) en 22 december (Handelingen Tweede Kamer, 2017/2018, nr. 784). Zoals daarin wordt toegelicht, hebben huurders diverse mogelijkheden om de corporaties ertoe aan te zetten gebreken tijdig te verhelpen.
Deelt u de mening dat het heel slecht is dat huurders zo lang in onzekerheid zitten?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid 1) snel duidelijkheid te verschaffen; 2) ervoor te zorgen dat huurders niet letterlijk in de kou komen te staan door achterstallig onderhoud en 3) ervoor te zorgen dat de onzekerheid bij huurders wordt weggenomen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid woningcorporaties erop aan te spreken dat zij -ook bij onduidelijkheid over procedures en normen- de ellende die daaruit voortkomt niet op huurders moeten en mogen afwentelen?
Ik ben in gesprek met de corporaties uit het aardbevingsgebied over de problemen waarmee zij geconfronteerd worden als gevolg van de ontstane vertraging in de versterkingsaanpak, evenals over het realiseren van pilots van wijken in het aardbevingsgebied waar het aardgas wordt vervangen door een andere energiebron om woningen te verwarmen. Zoals opgemerkt in de eerdere antwoorden op Kamervragen over achterstallig onderhoud, ben ik van mening dat verhuurders hun woningen goed moeten onderhouden en gebreken zo snel mogelijk dienen te verhelpen. Voor zover dit niet al bekend is bij de corporaties, zal dit zo nodig tijdens de gesprekken met het ministerie onder de aandacht kunnen worden gebracht. Hierbij merk ik op dat de rol van de Minister bij onderhoudsgebreken primair kaderstellend is en er geen directe invloed past op de afhandeling van specifieke onderhoudsklachten.
Dat een huiseigenaar alleen wil verhuren aan ‘mensen van Nederlandse afkomst' |
|
Henk Nijboer (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het artikel «Huiseigenaar wil alleen verhuren aan «mensen van Nederlandse afkomst»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit regelrechte discriminatie is?
De rechtsstaat garandeert dat iedereen in Nederland ongeacht afkomst volledig mee kan tellen en volwaardig onderdeel kan zijn van de samenleving. Het is onrechtvaardig en verboden om mensen af te rekenen op bijvoorbeeld huidskleur, geloof, geslacht, seksuele gerichtheid, handicap, leeftijd of afkomst op grond van artikel 1 van de Grondwet. Het kabinet acht iedere vorm van discriminatie onaanvaardbaar en onacceptabel.
Uit de Algemene wet gelijke behandeling vloeit voort in welke gevallen direct of indirect onderscheid bij het aanbieden van goederen en diensten, zoals het verhuren van een woning, gerechtvaardigd is en wanneer het verboden is. Een verhuurder kan eisen stellen ter eigen bescherming (zoals bewoningsgedrag) en ter bescherming van de omwonende huurders waarvoor de verhuurder de plicht heeft «het rustig woongenot» te leveren. Dit mag echter niet leiden tot directe of indirecte discriminatie, zonder dat daartoe een gerechtvaardigd belang bestaat. Bij individuele geschillen kan een zaak (kosteloos) worden voorgelegd aan het College voor de Rechten van de Mens. Ook kan de gemeentelijke antidiscriminatievoorziening kosteloos bijstand verlenen.
Ik stel het op prijs dat de makelaar excuses heeft aangeboden aan het betreffende echtpaar.
Wat moeten mensen doen die met dit soort discriminatie te maken krijgen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u treffen dat dit niet meer gebeurt?
Branchevereniging VBO-Makelaar heeft in een reactie tegenover NOS2 laten weten aandacht te hebben voor deze problematiek en makelaars die direct of indirect discrimineren aan te spreken. Na contact met de brancheverenigingen VBO-Makelaar en NVM is bevestigd dat zij een gedragscode respectievelijk een erecode aan hun leden hebben voorgeschreven, die ziet op het integer handelen. Een makelaar die discrimineert en daarmee deze gedragscode respectievelijk erecode niet naleeft kan tevens worden onderworpen aan de tuchtrechtspraken binnen de branche. In de eerstvolgende overleggen met de brancheverenigingen voor makelaars en de koepelorganisaties van particuliere verhuurders zal ik in gesprek gaan over of er in de praktijk voldoende aandacht is om discriminatie te voorkomen.
Deelt u de mening dat makelaars die dit soort verzoeken ontvangen deze dienen te weigeren? Bent u bereid met de sector hierover in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat dit niet meer gebeurt?
Zie antwoord vraag 4.
Een overeenkomst tussen marktpartijen, de gemeente en woningcorporaties in Rotterdam-Zuid |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de coalitieovereenkomst tussen vijf marktpartijen, de gemeente Rotterdam en vier woningcorporaties? Kunt u deze overeenkomst naar de Tweede Kamer sturen?1
Ja. De overeenkomst treft u als bijlage bij deze brief aan2.
Waarom is afgesproken om 2.000 particuliere woningen aan te pakken, terwijl er eerder sprake was van de herstructurering van 10.000 particuliere woningen? Hoeveel van deze huizen worden gesloopt en hoeveel gerenoveerd? Hoe gaan de overgebleven 8.000 woningen worden opgeknapt?2
De ambitie om in Rotterdam-Zuid in de periode tot 2031 10.000 particuliere woningen te herstructureren staat onverkort overeind. Dit is ook opgenomen in het NPRZ Uitvoeringsplan 2015–2018.
In de brief aan uw Kamer van 1 juli 2016 (Kamerstuk 30 136, nr. 50) heeft mijn ambtsvoorganger u geïnformeerd over de verbetering van de investeringscondities voor nieuwbouw, sloop en verbouw in Rotterdam-Zuid. Door aanpassingen van de voorwaarden voor de heffingsvermindering van de Verhuurderheffing en een bijdrage van 50 miljoen euro van de gemeente Rotterdam is een impuls gegeven aan de aanpak van ongeveer 600 particuliere woningen in Rotterdam-Zuid, door het afdekken van de onrendabele top. Deze investeringsimpuls was een eerste betekenende stap en heeft bijgedragen aan een beter investeringsklimaat.
Naast extra investeringen in het corporatiebezit is er een toenemende belangstelling van marktpartijen ontstaan om in Rotterdam-Zuid te investeren. De Coalitie-Overeenkomst NPRZ is hiervan het resultaat. Zij maakt onderdeel uit van het bredere investeringsprogramma voor Rotterdam-Zuid. Hierbij worden in totaal 10.000 particuliere woningen aangepakt, de zogenoemde grondige aanpak.
Bij de in de Coalitie-Overeenkomst NPRZ genoemde 2.000 woningen gaat het in beginsel om koopwoningen en niet-DAEB huurwoningen. Deze afspraak is onderdeel van de eerste fase van de grondige aanpak, maar staat niet per definitie gelijk aan de herstructurering van 2.000 woningen, zoals in de vraag wordt gesuggereerd. De coalitie-overeenkomst voorziet ook in het oprichten van een programmacommissie met de marktpartijen, corporaties en de gemeente. In deze commissie worden afspraken gemaakt over het precieze aantal te slopen en te renoveren woningen. De ervaringen die door de partijen in deze eerste fase worden opgedaan worden meegenomen bij de dan nog resterende opgave, waarbij in totaal uiteindelijk 10.000 woningen worden geherstructureerd.
Hoeveel verkrotte koophuizen worden opgekocht door woningcorporaties en zullen na renovatie, tegen huurprijzen tot de liberalisatiegrens en daarboven, worden verhuurd als huurhuis?
De afspraken hierover worden op lokaal niveau gemaakt en maken deel uit van de in het antwoord op vraag 2 genoemde programmacommissie.
Kunt u garanderen dat er geen koopwoningen worden gerenoveerd en daarna worden doorverkocht door woningcorporaties met geld dat is opgebracht door huurders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op grond van de Woningwet is het mogelijk gemaakt dat corporaties particuliere woningen kopen ten behoeve van herstructurering. Als algemene randvoorwaarde is opgenomen dat niet-DAEB-investeringen moeten bijdragen aan de DAEB-activiteiten en moeten plaatsvinden in een wijk of buurt waar de corporatie reeds bezit heeft. De huurders zullen baat hebben bij herstructurering, omdat de leefbaarheid van de wijk hierdoor wordt verbeterd. Over de manier waarop de corporaties dit financieren worden prestatieafspraken gemaakt met de gemeente en de huurdersorganisatie.
De woningcorporaties die werkzaam zijn in Rotterdam-Zuid zijn – evenals de marktpartijen – voornemens hierbij gebruik te maken van de middelen die voortkomen uit de Regeling Vermindering Verhuurderheffing en de € 50 miljoen die de gemeente ter beschikking stelt.
Het bericht ‘32 woonunits voor vluchtelingen in Veldhoven geplaatst’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «32 woonunits voor vluchtelingen in Veldhoven geplaatst»?1
Ja.
Hoe lang duurt het gemiddeld voordat een statushouder doorstroomt van een voorziening van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) naar reguliere huisvesting? Hoe verhoudt dit zich tot de gemiddelde wachttijden om in aanmerking te komen voor sociale huurwoningen voor andere wachtenden op de wachtlijst?
Uit de cijfers van het COA blijkt dat asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen gemiddeld vijf a zes maanden moeten wachten op uitplaatsing naar een reguliere woning in een gemeente.
Wat betreft de regulier woningzoekenden is het moeilijk om op landelijk niveau uitspraken te doen over gemiddelde wachttijden voor een sociale huurwoning. In het onderzoek «Wachten, zoeken en vinden» dat bureau RIGO in 2016 heeft uitgevoerd, is hier voor het eerst onderzoek naar gedaan. Uit dit onderzoek blijkt dat de «wachttijden» (feitelijk gemiddelde inschrijfduur van mensen die een woning hebben gevonden) sterk per regio variëren. Van 2,5 jaar op Walcheren tot 8,7 jaar voor starters in de regio Amsterdam. Ook binnen regio’s zijn grote verschillen, per gemeente, wijk en type woning. De periode dat woningzoekenden aan het reageren zijn (zoekduur), is veel korter dan de tijd dat ze ingeschreven staan, maar zowel de wachttijd als de zoekduur is de laatste jaren toegenomen.
Wat betreft de kortere wachttijden moet worden benadrukt dat het juist de bedoeling is dat statushouders snel uitstromen uit de asielopvang vanwege de hoge kosten van de asielopvang en een snelle(re) start met integratie. Statushouders die nog in de asielopvang zitten hebben bovendien geen alternatieve huisvestingsmogelijkheden en zijn dus eigenlijk dakloos. De wachttijden van statushouders zijn daarom niet goed vergelijkbaar met de die van regulier woningzoekenden.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat statushouders niet automatisch voorrang krijgen bij de toewijzing van sociale huurwoningen, omdat zij hiermee voorbij gaan aan mensen die al jarenlang op een wachtlijst staan?
De automatische voorrangspositie van statushouders is per 1 juli 2017 komen te vervallen door de inwerkingtreding van een wijziging van de Huisvestingswet 2014. Het is sindsdien aan de gemeenten zelf om, gegeven de situatie op de lokale woningmarkt, te bepalen of statushouders een urgentiestatus krijgen toegewezen.
Deelt de mening dat de sobere, alternatieve huisvesting van statushouders, zoals beschreven in het artikel, goed aansluit bij de inzet van het kabinet om statushouders niet automatisch voorrang te geven bij de toewijzing van sociale huurwoningen, om zo ook de druk op de wachtlijsten te verminderen?
Het is aan de gemeenten zelf om te bepalen hoe zij, gegeven de situatie op de lokale woningmarkt, de statushouders wensen te huisvesten. In sommige gevallen zal inderdaad sobere, alternatieve huisvesting het meest geschikt zijn; in andere gevallen betreft dat huisvesting in de reguliere sociale voorraad. Juist om lokaal maatwerk hierin te bevorderen, is de automatische urgentiestatus voor statushouders geschrapt uit de Huisvestingswet. In sommige gemeenten is het namelijk helemaal niet nodig of wenselijk om doelgroepen als urgent aan te merken.
Hoeveel gemeenten hebben na het besluit van het vorige kabinet statushouders niet meer automatisch voorrang te geven bij de toewijzing van een sociale huurwoning, alsnog statushouders apart voorrang gegeven in hun gemeentelijke huisvestingsverordening? Indien u deze informatie niet heeft, bent u dan bereid om (met behulp van provincies) een belronde langs gemeenten te doen om een inventarisatie te maken? Zo nee, waarom niet?
Het is mij op dit moment nog niet bekend in hoeveel gemeenten statushouders nog als een voorrangscategorie worden beschouwd. Ik heb uw Kamer bij de behandeling van de wetswijziging reeds toegezegd het effect van het schrappen van de automatische urgentiestatus te onderzoeken. Indien hierover de komende maanden bij de gemeenten voldoende gegevens beschikbaar komen, ben ik dan ook graag bereid om uw Kamer nader te informeren.
Het bericht ‘Woningcorporaties vragen te weinig geld voor luxere woningen’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Woningcorporaties vragen te weinig geld voor luxere woningen»1 en het rapport «Het huurbeleid van woningcorporaties»?2
Het bericht en het rapport ken ik.
Wat vindt u van de conclusie van het Centraal Planbureau (CPB) dat woningcorporaties met luxere woningen relatief meer korting geven ten opzichte van de marktconforme huur dan woningcorporaties met minder luxe woningen, met alle negatieve gevolgen voor de wachtlijsten en de doorstroming van dien?
De kerntaak van corporaties is het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen aan mensen met een laag inkomen. Om aan deze kerntaak te voldoen vragen de corporaties een huur die onder het maximale niveau volgens het Woningwaarderingsstelsel (WWS) ligt.
Als gevolg van aanpassingen in het bouwbesluit is de kwaliteit van nieuwbouwwoningen de afgelopen jaren toegenomen. Daarnaast streven corporaties soms naar een hogere dan minimale kwaliteit, zoals bij duurzaamheid, en werden in de jaren tot de crisis relatief ruimere woningen gebouwd. Dit komt tot uiting in een hoger aantal WWS punten.
De ruimte om de kwaliteitsverschillen tot uiting te brengen in de huurprijzen is beperkt, omdat bij toewijzing de huurprijzen aan de bovenzijde worden begrensd door de huurtoeslaggrens (tevens liberalisatiegrens), en sinds de invoering van passend toewijzen in 2016 ook door de aftoppingsgrens bij toewijzing aan huurtoeslaggerechtigden. De huursomwetgeving tenslotte legt beperkingen op aan de huurverhogingen die na woningtoewijzing nog mogelijk zijn.
Het is daarbij belangrijk dat corporaties hun woningvoorraad zo efficiënt mogelijk benutten en blijven inzetten op doorstroming van midden en hogere inkomens naar de vrije huursector en de koopsector.
Maar corporaties moeten vooral ook kleiner en goedkoper bouwen. Uit de Staat van de volkshuisvesting 2017 blijkt dat corporaties dit vanaf 2014 ook doen. Dit is een gevolg van de passendheidsnorm en de focus op doelgroep die sinds de invoering van de Woningwet 2015 is versterkt. De heffingsvermindering in de verhuurderheffing bij realisatie van woningen onder de aftoppingsgrens van de huurtoeslag blijkt ook effectief.
Welke oplossingsrichtingen ziet u om de aansluiting tussen huurprijzen en de kwaliteit van de woningvoorraad te verbeteren en zo de doelmatigheid van de corporatiesector te vergroten? Deelt u de mening dat het invoeren van een normhuur in de huurtoeslag hieraan zou bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Bij een normhuurstelsel in de huurtoeslag wordt de huurtoeslag niet gekoppeld aan de betaalde huur maar aan een genormeerde huur die afhankelijk is van de hoogte van het inkomen. Een genormeerde huur in de huurtoeslag kan de prikkel voor huishoudens versterken om een betere afweging te maken tussen prijs en kwaliteit, maar vergt een ingrijpende verandering in het stelsel met forse inkomenseffecten, welke bij eventuele introductie ook beschouwd moeten worden. De met de Wet Doorstroming Huurmarkt doorgevoerde wijzigingen met betrekking tot inkomensafhankelijke huurverhogingen en meer mogelijkheden voor tijdelijke contracten zullen op termijn bijdragen aan de verbetering van de aansluiting tussen huurprijzen en kwaliteit van de woningvoorraad. Daarnaast kunnen corporaties ook bijdragen aan een betere aansluiting door kleiner en goedkoper te bouwen.
Hoe is het mogelijk dat een woningcorporatie een woningvoorraad heeft met een gemiddelde WOZ-waarde van boven de € 300.000? Hoe verhoudt dit zich tot de kerntaken van een woningcorporatie, zoals beschreven in de Woningwet 2015?
De gemiddelde WOZ waarde van de corporatiewoningen in het gereguleerde segment was op 31-12-2015 € 136.000. Omdat de WOZ waarde van corporatiewoningen varieert met de lokale marktprijzen is de spreiding van de WOZ waarden onder de corporaties groot. De gemiddelde WOZ-waarde van een DAEB-woning varieert van € 102.000 in Friesland tot € 165.000 in metropoolregio Amsterdam. Individuele corporaties vertonen een nog grotere spreiding.
De met de Woningwet 2015 geïntroduceerde marktwaardering van het corporatiebezit schept een voorwaarde voor een actievere sturing door corporaties op de samenstelling van hun woningvoorraad en op een verantwoorde inzet van maatschappelijk bestemd vermogen.
Hoeveel woningen met minimaal 146 punten worden nu onder de liberalisatiegrens verhuurd door woningcorporaties?
Volgens de verantwoordingsgegevens van corporaties over 2016 verhuren corporaties ca 1 mln. zelfstandige woningen met minimaal 146 punten met een huur onder de liberalisatiegrens.
In welke mate draagt het grote tekort aan middenhuurwoningen bij aan de relatief hoge prijzen voor middenhuurwoningen? Deelt u de mening dat woningcorporaties die woningen met minimaal 146 punten in de sociale huursector aanbieden een deel van dat tekort in stand houden? Zo nee, waarom niet?
In welke mate het tekort aan middenhuurwoningen bijdraagt aan de relatief hoge prijzen van middenhuurwoningen hangt af van de verhouding tussen vraag en aanbod. Deze varieert per regio en gemeente. Corporaties maken met gemeenten en bewonersorganisaties afspraken over de omvang en samenstelling van de sociale voorraad. Als de sociale voorraad ruim genoeg is kan liberalisatie of verkoop aan beleggers een effectief instrument zijn om het aanbod aan middenhuurwoningen te vergroten.
Deelt u de mening dat het verkopen en liberaliseren van woningen met minimaal 146 punten, die nu in de sociale huursector verhuurd worden, een deel van het tekort in het middenhuursegment kan oplossen? Deelt u ook de mening dat er van de opbrengst van deze liberalisatie en verkoop, echte sociale huurwoningen met maximaal 145 punten gebouwd kunnen worden, en zo een deel van het tekort in het sociale huursegment opgelost kan worden? Zo nee, waarom niet?
Het verkopen en liberaliseren van woningen met minimaal 146 punten kan een deel van het tekort in het middenhuursegment oplossen.
Per 1 april 2017zijn daarom de verkoopregels versoepeld. De gemeentelijke zienswijze kan vervallen bij verkoop van te liberaliseren woningen (woningen van hoge kwaliteit met meer dan 146 punten in het Woningwaarderingsstelsel) als corporaties in afspraken vastleggen goedkopere, passende voorraad terug te bouwen. Deze regeling is een stimulans om dure woningen te verkopen en betaalbare woningen terug te bouwen.
Het is wel aan lokale partijen hierover een afweging te maken op basis van vraag en aanbod van sociale huurwoningen en middenhuurwoningen.
Hoe is het mogelijk dat 90% van woningcorporaties, die luxere woningen boven de liberalisatiegrens verhuren, bij mutatie onder de liberalisatiegrens gaan verhuren?3
Bij woningen van toegelaten instellingen met een gereguleerde huur, die voor mutatie een huur hadden boven de liberalisatiegrens, werd in 90% van de gevallen de huur bij mutatie verlaagd en daarmee de woning in het gereguleerde segment gehouden. Bij 10% van deze woningen werd de huur verhoogd en werd het huurcontract geliberaliseerd.
Bij mutatie beziet de corporatie of de woning nodig is om een huishouden behorend tot de doelgroep te huisvesten. Hierbij is van belang dat corporaties woningen aan huishoudens die recht hebben op huurtoeslag passend moeten toewijzen (een woning moeten aanbieden met een huur onder de aftoppingsgrens4 die geldt voor het specifieke huishouden). Woningen die tengevolge van de reguliere of inkomensafhankelijke extra huurstijging boven de liberalisatiegrens werden verhuurd kunnen na een mutatie weer onder die grens worden verhuurd.
Welke stappen bent u bereid te nemen om woningcorporaties te stimuleren de te luxe woningen te verkopen om vervolgens bij mutatie te liberaliseren?
In het antwoord op vraag 7 is al aangegeven dat de verkoopregels versoepeld zijn.
Het kabinet zet in op vergroting van het aanbod van middenhuurwoningen. Begin 2018 zal ik naar aanleiding van de uitkomsten en aanbevelingen van de samenwerkingstafel middenhuur o.l.v. de heer van Gijzel u op dit punt nader informeren.
Ik hecht er wel aan dat afspraken over de omvang en samenstelling van de sociale voorraad worden gemaakt op lokaal niveau tussen gemeente, corporatie en bewonersorganisaties. Op dit niveau kan het best beoordeeld worden of er ruimte en behoefte is om sociale huurwoningen naar het geliberaliseerde segment over te brengen.